Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 210.51 KB |
Moordenaars. Het kapitalisme, zijn staten, zijn bourgeoisie zijn niet anders dan moordenaars. Tienduizenden mensen stierven zojuist als gevolg van dit onmenselijke systeem. Dinsdag om 16.53 uur, locale tijd, heeft een aardbeving met een kracht van 7 op de schaal van Richter Haïti verwoest. De hoofdstad Port-au-Prince, een sloppenwijk met tentakels die bijna twee miljoen inwoners herbergt, is eenvoudigweg weggevaagd. De balans is verschrikkelijk. En zij wordt met het uur erger. Vier dagen na de ramp, op vrijdag 15 januari, telde het Rode Kruis 40.000 tot 50.000 doden en "een enorme hoeveelheid ernstige gewonden". Volgens de Franse liefdadigheidsinstelling zijn minstens drie miljoen personen direct door de aardbeving getroffen 1). In enkele seconden zijn 200.000 families hun ‘huis’ kwijtgeraakt, dat vaak met kunst- en vliegwerk in elkaar geknutseld was. Grote gebouwen zijn ook als kaartenhuizen in elkaar gezakt. Wegen, die al vervallen zijn, de luchthaven, de oude spoorlijnen, ... niets was er tegen bestand.
De achtergrond van deze slachting is weerzinwekkend. Haïti is een van de armste landen ter wereld, 75% van de inwoners overleven er van minder dan 2 dollar per dag en 56% van hen van minder dan 1 dollar! Op dit stuk eiland, dat getroffen wordt door de gesel van de ellende, is er natuurlijk geen gebouw neergezet dat tegen een aardbeving bestand is. En toch is Haïti is een bekende seismografische zone. Iedereen die nu doet alsof deze schok van een buitengewone en onvoorziene kracht was, liegt. Professor Eric Calais wees er, in een voordracht over geologie, gegeven in Haïti in 2002, op dat het eiland doortrokken wordt door "breuklijnen die een kracht van 7.5 tot 8 kunnen ontwikkelen". 2) De politieke autoriteiten van Haïti waren zelf ook officieel geïnformeerd over dit risico, zoals duidelijk wordt uit de volgende passage welke ontleend is aan de site van het Bureau van de Mijnen en de Energie (dat valt onder het Ministerie van Openbare Werken): “alle voorbije eeuwen zijn gekenmerkt door minstens één hevige aardbeving in Hispaniola (de Spaanse naam van dit eiland dat momenteel bestaat uit twee landen: Haïti en de Dominicaanse Republiek): de vernietiging van Port-au-Prince in 1751 en in 1771, de vernietiging van Cap Haïtien in 1842, aardbevingen in 1887 en in 1904 in het noorden van het land met grote schade in Port de Paix en in Cap Haïtien, de aardbeving in 1946 in het noordoosten van de Dominicaanse Republiek vergezeld van een tsunami in de regio Nagua. Er hebben zich altijd grote aardbevingen voorgedaan in Haïti, er zullen zich dus in de toekomst alle tientallen of honderden jaren hevige aardbevingen voordoen: dat is een wetenschappelijk feit.” 3) (onderstreept door ons). En geconfronteerd met dit wetenschappelijk gegeven, welke maatregelen zijn er dan getroffen? Niets! In maart 2008 nog, heeft een groep geologen gewaarschuwd voor het risico van een aardbeving van grote omvang in de twee komende jaren en bepaalde wetenschappers hebben, in mei van datzelfde jaar, zelfs een aantal bijeenkomsten belegd over dat onderwerp met de Haïtiaanse regering. 4) Noch de Haïtiaanse staat, noch een andere staat, die nu krokodillentranen plengen en oproepen doen tot ‘internationale solidariteit’, de Verenigde Staten en Frankrijk voorop, hebben ook maar de minste voorzorgsmaatregelen genomen om dit voorspelde drama te voorkomen. De neergezette gebouwen in het land zijn zo teer dat ze zelfs geen aardbeving nodig hebben om in elkaar te storten: “in 2008 heeft een school in Pétonville al bijna 90 kinderen begraven, zonder dat er een geologische reden voor was”. 6) Nu het te laat is kunnen Obama en Sarkozy best een ‘grote internationale conferentie’ aankondigen voor ‘de heropbouw en de ontwikkeling’, China, Engeland, Duitsland of Spanje kunnen best al hun voedselpakketten sturen en hun NGO’s, het blijven criminelen met bloed aan hun handen.
Indien Haïti vandaag zo arm is, indien het de bevolking aan alles ontbreekt en de infrastructuur nagenoeg niet bestaat, dan heeft dit alles te maken met het feit dat sinds meer dan 200 jaar de locale bourgeoisie en die van de grote landen zoals Spanje, Frankrijk en de Verenigde Staten elkaar de delfstoffen en de controle over dit kleine stukje eiland betwisten. Via haar dagblad The Guardian, laat de Britse bourgeoisie trouwens niet na om de overduidelijke verantwoordelijkheid te onderstrepen van zijn imperialistische rivalen: “Deze nobele ‘internationale gemeenschap’, die men nu zich ziet verdringen om haar ‘humanitaire hulp’ naar Haïti te sturen, is voor een groot deel verantwoordelijk voor het verschrikkelijke lijden dat ze nu probeert te verzachten. Vanaf het moment dat de Verenigde Staten dit land in 1915 zijn binnengetrokken en hebben bezet, zijn alle pogingen […] ernstig en opzettelijk gesaboteerd door de Amerikaanse regering en haar bondgenoten. De regering van Aristide […] was het laatste slachtoffer van zo’n tussenkomst, toen deze in 2004 omvergeworpen werd middels een internationaal gesteunde staatsgreep, waarbij duizenden personen het leven lieten […] Eerlijk gezegd, sinds de staatsgreep van 2004, is het de internationale gemeenschap die Haïti regeert. Deze landen, die zich nu haasten om het voortouw te nemen, hebben zich de laatste vijf jaar echter systematisch verzet tegen een uitbreiding van het mandaat van de VN-missie buiten zijn hoofdzakelijk militaire missie. De projecten die erin moesten voorzien om een gedeelte van deze ‘investering’ te gebruiken teneinde de ellende te verminderen of de ontwikkeling van de landbouw te bevorderen, zijn geblokkeerd, wat typerend is voor de lange termijn tendensen bij de verdeling van de internationale hulp”.6)
En dit is slechts een klein deel van de waarheid. De Verenigde Staten en Frankrijk strijden al decennia om de controle over dit eiland via staatsgrepen, manoeuvres en locale corruptie. Zo zorgen ze voor een verergering van de ellende, het geweld en het ontstaan van gewapende milities die permanent mannen, vrouwen en kinderen terroriseren.
Het huidige mediacircus rondom ‘internationale solidariteit’ is daarmee onverdraaglijk en weerzinwekkend. Elke staat probeert nu de beste publiciteit te maken over ‘hun’ NGO’s, over ‘hun’ voedselpakketten. Elke staat probeert nu de mooiste beelden te maken van de levens die ‘hun’ reddingwerkers hebben gered uit de puinhopen. Erger nog, over de puinhopen en de lijken heen, blijven Frankrijk en de Verenigde Staten een genadeloze oorlog voeren om invloed. In naam van de humanitaire hulp, sturen zij een militaire vloot ter plaatse en proberen ze controle te krijgen over de operaties, onder het voorwendsel van ‘de noodzaak van een coördinatie van de hulp door een orkestleider’.
Net als bij iedere ramp zullen de verklaringen van hulp op lange termijn, alle beloften tot heropbouw en ontwikkeling, zonder vervolg blijven Sinds tien jaar, als gevolg van aardbevingen, waren er:
- 15.000 doden in Turkije in 1999
- 14.000 doden in India en 2001
- 26.2000 doden in Iran in 2003
- 210.000 doden in Indonesië in 2004 (de ondergrondse aardbeving had een enorme tsunami teweeggebracht, die slachtoffer veroorzaakte tot aan de kusten van Afrika)
- 88.000 doden in Pakistan in 2005
- 70.000 doden in China in 2008
Iedere keer is de ‘internationale gemeenschap’ ontroerd geraakt en miserabele hulp gezonden, maar nooit zijn daadwerkelijke investeringen gedaan om de situatie duurzaam te verbeteren, bijvoorbeeld door het neerzetten van gebouwen die een aardbeving kunnen doorstaan. De humanitaire hulp, de werkelijke hulp aan de slachtoffers, preventieve maatregelen zijn geen rendabele activiteiten voor het kapitalisme. De humanitaire hulp, als ze gegeven wordt, dient er alleen maar toe een ideologisch rookgordijn op te trekken, om te doen geloven dat het systeem van uitbuiting humaan kan zijn, als het niet gewoonweg een alibi is om een militaire troepenzending te rechtvaardigen en invloed te winnen in een regio van de wereld.
Eén enkel feit dat de huichelarij van de bourgeoisie ten aanzien van de humanitaire hulp en de internationale solidariteit van de staten duidelijk maakt is het zojuist genomen besluit van de Franse Minister van Immigratie, Eric Besson, om de deportatie van illegale immigranten uit Haïti ‘tijdelijk’ op te schorten. Daarmee is alles gezegd.
De verschrikkingen die de bevolking in Haïti treffen, kunnen slechts een reusachtig gevoel van verdriet oproepen. De arbeidersklasse zal, zoals bij iedere catastrofe, positief reageren op de verschillende oproepen tot financiële steun. Ze zal opnieuw laten zien dat haar hart vecht voor de mensheid, dat haar solidariteit geen grenzen kent.
Maar bovenal moet zo’n afgrijselijk gebeuren haar woede en strijdwil voeden. De werkelijke verantwoordelijke voor de 50.000 of meer doden in Haïti is niet de natuur of het noodlot, maar het kapitalisme en zijn staten, die allemaal imperialistische aasgieren zijn.
Pawel, 15 januari 2010.
1) Libération (Frans dagblad), https://www.liberation.fr/monde/0101613901-pres-de-50-000-morts-en-haiti... [2]
2) Libération (https://sciences.blogs.liberation.fr/home/2010/01/s%C3%A9isme-en-ha%C3%A... [3]).
3) https://www.bme.gouv.ht/alea%20sismique/Al%E9a%20et%20risque%20sismique%... [4]
4) Científicos alertaron en 2008 sobre peligro de terremoto en Haiti op de site Yahoo mexico (Assiociated Press van 15/01/2010)
5) Courrier International (https://www.courrierinternational.com/article/2010/01/14/requiem-pour-po... [5]).
6) PressEurop (www.presseurop.eu/fr/content/article/169931-bien-plus-quune-catastrophe-... [6]).
Wij willen op één van die boeken antwoorden : la Crise – Pourquoi en est-on arrivé là ?, Comment en sortir ?, van Michel Aglietta. Dit boek is het resultaat van ernstig werk, toegegeven, en heeft de prijs gekregen voor 'Economische excellentie'. Het illustreert op volmaakte wijze de oplossingen die voorgesteld worden door de intelligentste fractie van de bourgeoisie, en ook haar hoop, en –vooral– haar illusies !
In zijn werk analyseert Michel Aglietta eerst, en zeer uitvoerig, de financiële en monetaire mechanismen die volgens hem geleid hebben tot de financiële krach en de bankbreuken in de zomer van 2007. Dit eerste deel van zijn analyse is zonder twijfel het pertinentste.
Volgens hem heeft Amerika zich na het uiteenspatten van de internetballon in 2001 “in een expansieve politiek gestort om de conjunctuur overeind te houden (...). We zagen de verschulding van de ondernemingen en de verschulding van de huishoudens.” Inderdaad, om kost wat kost de vraag –en dus de groei– hoog te houden, om een zware recessie te ontlopen, heeft de Amerikaanse overheid de deregulering van de kredietmarkt toegelaten, heeft ze die zonder controle laten opzwellen. Ze heeft dat zelfs aangemoedigd !
En deze gekte heeft zich van alle geledingen meester gemaakt : “eenieder profiteerde van dit systeem. En elkeen, bankier, toezichter, investeerder, politieker, bezeten door de ideologie van de doeltreffendheid van de markt (...) zag enkel het voordeel van deze vlucht vooruit in de kredietkosten, de verspreiding van de risico's, de diversifiëring van het patrimonium, de toegenomen rentabiliteit van activa.”
Die 'vlucht vooruit' in de algemene verschulding, die niet op een reële ontwikkeling van de productie berustte, moest onvermijdelijk slecht aflopen. De groeiende insolvabiliteit van alle 'actoren' (in het bijzonder de Amerikaanse huishoudens die niet in staat waren af te betalen) kon slechts tot het failliet leiden !
Na deze correcte en gedetailleerde beschrijving somt Michel Aglietta op een lucide wijze op hoe deze financiële crisis zich overgezet heeft naar de 'reële economie' en faillieten aan de lopende band veroorzaakt heeft, fabriekssluitingen, massale werkloosheid... kortom, dat alles wat de arbeidersklasse maar al te goed kent.
Tot hier kunnen we sereen de analyse volgen van deze briljante burgerlijke economist. Tot hier... maar geen stap verder ! Want nooit vraagt hij zich af :
-wat de reële oorzaken zijn van de algemene schuldencrisis ?
-waarom het financieel systeem en al de politieke instellingen (staten, centrale banken, internationaal muntfonds,...) aangestoken werden door deze krankzinnige 'vlucht vooruit' ?
-en vooral : of de financiële crisis oorzaak of symptoom is van een nog diepere crisis ?
Omdat hij niet de juiste vragen stelt, houdt het begrip van deze eminente specialist op slag op bij de oppervlakte der dingen. Zijn analyse blijft oppervlakkig. Hij kan –of wil– niet zien dat de dolle 'vlucht vooruit' van heel het economisch wereldsysteem, dat het gemakkelijk krediet, losgeslagen en zonder regulering, dat dit alles geen oorzaak is, maar juist een gevolg. Hij kan –of wil– niet zien dat het kapitalisme aangetast is door een dodelijke ziekte, dat zijn economie getroffen wordt door het gif van de overproductie. Hij kan –of wil– niet zien dat de enige tijdelijke 'oplossing' voor het kapitaal om niet verlamd te raken er juist in bestaat de vraag kunstmatig hoog te houden, toe te laten dat waren... op krediet gekocht worden. En tenslotte kan –of wil– Michel Aglietta niet zien dat deze overproductiecrisis het kapitalisme niet pas treft sinds 2007, of zelf sinds 2001, maar al tientallen jaren lang. Daarom is het dat de schuldenlast van de wereld sinds zo lange tijd enkel blijft aangroeien en dat de recessies en de financiële krachs elkaar opvolgen en steeds erger worden.
Deze visie op korte termijn verhindert een burgerlijk economist de waarheid onder ogen te zien wanneer hij zich afvraagt 'hoe zijn we zover geraakt ?', maar ze slaat om in complete blindheid wanneer hij toekomt aan de fatale vraag 'hoe komen we eruit ?'.
Eerst herhaalt deze notoire analist dezelfde lachwekkende 'oplossingen' die we al duizend keer gehoord hebben. Tegenover de crisis “is het van belang (...) regelgeving in te voeren waardoor deze cyclische schokken opgevangen kunnen worden. Daarom moeten we om te beginnen de hefboom van de verschulding beter beheersen binnen het banksysteem zelf. Het gaat erom een waakzamer controle uit te oefenen over de toename van het kredietvolume.” De lijst voorstellen voor dwingende regulering spreidt zich over vele pagina's uit. En zoals sommige staatsleiders (in het bijzonder N. Sarkozy) al op theatrale wijze gezegd hebben op de tribune van de G20, gaat Michel Aglietta zover te verklaren : “Het belangrijkste nochtans blijft het bereiken van een normalisering van de offshore paradijzen.” Het geldwezen moet hervormd worden, er moet belet worden dat het doldraait ! Dat is natuurlijk allemaal loze praat.
Na die schitterende en moraliserende (en vooral holle) voorstellen, vuurt Michel Aglietta zijn persoonlijke centrale en originele oplossing af : “De publieke overheden moet dus op een gecoördineerde wijze optreden om te verhinderen dat de recessie omslaat in depressie... maar dat zal niet volstaan, omdat het kanaal van de banken die normaal de impulsen van de centrale bank doorgeven verstopt zit... En verder zullen de ondernemingen en huishoudens hun schuldenlast niet doen aanzwellen om meer uit te gaan geven. Daarom is een gecoördineerde toename van de begrotingsuitgaven onmisbaar. Het gaat erom dat de openbare schuld de privé-schulden vervangt zodat het afschrijven van de privé-schulden niet heel de economie de afgrond in trekt. In alle gevallen ontsnappen we zo aan een inkrimping van de privé-schuld en, als tegenwicht, aan een belangrijke, maar gerechtvaardigde en noodzakelijke aangroei van de openbare schuld.”
Nu, dat is iets waar Michel Aglietta trots op mag zijn, bravo ! De regeringen van alle grote landen zijn, zonder het te weten, al ingegaan op de 'originele' raadgevingen van professor Aglietta. Goed, 't is waar, er zijn enkele kleine verschillen : er bestaat steeds minder coördinatie en steeds meer economische oorlog. Hoe erger de toestand wordt en hoe minder de kapitalistische staten geneigd zijn elkaar de hand te reiken, want, zie, ze zijn allemaal concurrenten. Maar buiten dit 'detail', in uiterst ernstige omstandigheden van een algemene crisis van insolventie, zijn de staten inderdaad de enigen die effectief de algemene ineenstorting van de economie kunnen tegenhouden. Hoe ? Door de openbare tekorten groter te maken enerzijds en door de geldpers te laten draaien (dus door geld bij te maken) anderzijds, op een grotere schaal dan ooit in de geschiedenis !
In november 2009 bereikte de Amerikaanse openbare schuld op haar eentje de 12.000 miljard dollar (Romandie news, 19-11-09). Voor hetzelfde jaar hebben de Eurozone, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten samen 14.000 miljard dollar, of 25% van het mondiaal BIP geïnjecteerd (Contre-info, 21-11-09). Volgens Michel Aglietta : “Wanneer de huishoudens niet langer consumeren en het onmogelijk is op het buitenland te rekenen, omdat de opkomende landen op hun beurt getroffen worden door de crisis, is er alleen nog de staat die kan uitgeven.” En wanneer de staat uitgeeft, dan is dit het resultaat ! De schuld die verwacht wordt in 2011 zal in het beste geval 105% van het BBP (bruto binnenlands product) bedragen in Groot-Brittannië, 125% in de Verenigde Staten, 125% in de Europese Unie en 270% in Japan (Ambrose Evans Pritchard, 'le Télégraphe', 18-11-09 in Contre-info). Op dit punt heeft Michel Aglietta gelijk : de staten ondersteunen de economie door haar permanent onder infuus te plaatsen. Om die reden zijn de wereldeconomie, de groei en het financieel systeem niet letterlijk ineengestort sinds 2007. Mijnheer de professor kan er bij zijn studenten in Nanterre prat op gaan dat zijn voorschriften gevolgd worden door alle regeringen ! Maar laat hij zich haasten, want zijn 'remedie' zal spoedig erger blijken dan de kwaal. Want nu is er op het punt waar we ons bevinden een nieuwe vraag die we ons moeten stellen : wie zal er zich de komende maanden en jaren aanbieden aan het ziekbed van deze met schulden bedolven staten die zich op de rand van het bankroet bevinden ?
Michel Aglietta gaat deze vraag zelf niet uit de weg, zo evident is het dat de staten recht op de muur afstevenen. Ze zullen niet veel langer de economie kunnen ondersteunen door de tekorten uit te diepen.
Bewust van dit 'kleine' probleem probeert onze economist zijn lezers gerust te stellen door opnieuw met zijn 'oplossingen' aan te draven. Zo verdedigt hij het idee dat de staat de groei voldoende lang zal kunnen ondersteunen tot de privésector, en met name de banken en de particulieren, zich grotendeels uit de schulden zouden kunnen werken. Nog volgens hem zou het privé-krediet dat opnieuw moeten aantrekken en de rol van de staat overnemen op de groei te ondersteunen. Maar vooral voorziet hij dat het zwaartepunt van de economische en financiële wereld zich zal verplaatsen van het Westen naar de opkomende landen in het Oosten. “Om die operaties van massale steun aan het financieel systeem te financieren, garanties voor leningen tussen banken en rekapitalisaties van de banken, zullen de staten hun toevlucht nemen tot de openbare schuld. Ze zullen titels uitschrijven die gekocht worden door investeerders over de hele wereld : de Aziatische landen, de olieproducenten.” Hier duikt het fabeltje weer op, de hersenschim van 'Wanneer China zal opstaan...' Hoe, als we even ernstig zijn, zouden China of India kunnen verhinderen dat de Westerse staten, en dan vooral het machtigste land ter wereld, de Verenigde Staten niet meer in staat zijn hun schulden af te betalen ? Waar zouden die landen voldoende financiële capaciteit kunnen vinden terwijl de Chinese uitvoer bijvoorbeeld op één jaar tijd met een kwart gedaald is ? In werkelijkheid is de crisis vandaag een wereldcrisis en geen enkel land kan eraan ontsnappen. In China zijn de speculatieve ballons en de algemene overproductie ook volop aan 't werk.
In zijn boek op het punt gekomen waar hij op de levenskwestie moet antwoorden die op de omslag prijkt, 'Hoe eruit geraken ?', kan Aglietta dus enkel een waanbeeld vooropstellen dat geen enkele fundering heeft in de werkelijkheid van vandaag, zoals we dat kunnen verwachten van gelijk welk bourgeois economist.
We kunnen ons dan natuurlijk een eenvoudige vraag stellen. Hoe komt het dat Michel Aglietta zich zo goed uit de slag trekt om de geheimen van de financiële wereld te ontsluieren, maar dat hij compleet irrealistisch wordt wanneer het erom gaat middelen voor te stellen waarmee het kapitalisme aan de depressie kan ontsnappen ? In feite weten noch hij, noch de rest van de bourgeoisie 'hoe uit de crisis te geraken'. Om te verhinderen dat de kapitalistische economie al te snel in de depressie wegzakt, heeft de bourgeoisie geen andere keuze dan voort te gaan met het drukken en injecteren van geld en met het vergroten van de overheids- en begrotingstekorten, net alsof ze geld in een bodemloze put gooit. De onvermijdelijke en al zichtbare gevolgen van dit beleid zijn het oprukken van de staten naar situaties waarin ze niet langer kunnen betalen. Natuurlijk verklaart een kapitalistische staat zich niet failliet en doet de deur op slot, zoals dat bij een bedrijf gaat. Een situatie van 'failliet' van een staat betekent concreet nieuwe 'offers', nieuwe aanvallen en een brutale aftakeling van de levensvoorwaarden voor de arbeidersklasse. Alle staten moeten in het zicht van de afgrond van hun deficit :
-een grote fiscale druk ontwikkelen (de belastingen verhogen);
-hun uitgaven nog drastischer inkrimpen door tienduizenden of honderdduizenden ambtenarenjobs te schrappen, door zwaar het mes te zetten in de pensioenen, de werkloosheidsuitkeringen, de sociale en familiale bijstand, de terugbetaling van gezondheidszorg, enz.;
-de waarde van hun munt laten dalen door een verhoging van de inflatie die ze mogelijk niet onder controle kunnen houden ! Dat is trouwens de betekenis van het beleid dat vandaag gevoerd wordt door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Dat heeft op heden geleid tot een verlies met 20% van de waarde van de dollar ten opzichte van de euro en tot een voortdurende daling van het pond sterling. Voor de arbeiders betekent dat concreet de terugkeer van de inflatie die een aanzienlijke verhoging van de prijzen zal meebrengen, natuurlijk zonder dat hun lonen daarmee gelijke tred houden !
Het gaat hier niet om fictie, maar om een realiteit die vandaag onder onze ogen begint te groeien. Eind 2008-begin 2009 werden IJsland, Bulgarije, Litouwen en Estland bestempeld als 'failliete staten'. Eind november-begin december werd de lijst aangevuld met Dubai en Griekenland, zoals Libération schreef op 27-11-09 en 9-12-09. Voor het ogenblik wordt elk van deze landen uit de nood geholpen (door andere staten of door het IMF). maar wat zal er gebeuren wanneer de belangrijkste landen, die het zwaarst wegen in de economische balans, op hun beurt zullen verzakken ? Wie zal hen opkrikken ? Niemand ! In die landen zal de economie natuurlijk niet verlamd raken, maar de werk- en levensvoorwaarden van de arbeidersklasse zullen een nog dramatischer aftakeling ondergaan. Spanje en Portugal tonen al duidelijke tekenen van verzwakking. In maart 2009 stelde Crédit suisse een lijst op van de 10 meest door failliet bedreigde landen op, door een vergelijking tussen de omvang van hun tekorten en de rijkdommen van het land (het BBP). Voor het ogenblik hebben ze de nagel op de kop geslagen, want hun 'top 10' bestaat uit IJsland, Bulgarije, Litouwen, Estland, Griekenland... Spanje, Letland, Roemenië... Groot-Brittannië, De Verenigde Staten, Ierland en Hongarije.
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zijn er inderdaad zelf slecht aan toe, maar een eventuele sterke aftakeling van hun economie zal ook een enorme versnelling betekenen van de crisis op planetaire schaal.
Wanneer Mijnheer Aglietta de staat oproept de economie te redden, doet hij hetzelfde als heel de bourgeoisie. Ze stellen ons een overtocht voor aan boord van de Titanic ! Geen enkele staat kan verhinderen dat de wereldeconomie verder wegzakt in de diepste depressie uit de geschiedenis van het kapitalisme.
Tino / 18.12.09
Hij heeft dat niet in zijn eentje gedaan: naast en met hem stonden nog vele anderen die gelijkaardige ervaringen hebben beleefd vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Rondom die gemeenschap ontwikkelde zich een levendige discussiekring in de jaren na de WO II. Er waren de politieke en filosofische discussies onmiddellijk na de oorlog in het Emiel Vandervelde Instituut met professor Flam, die kwam uit het verzet in de kampen van de holocaust. Ook de aanvaringen met de sociaal democratische bureaucratie van Hoboken (een 'rode' randgemeente van Antwerpen), en de integratie van de verzetsgroepen van de KPB (Kommunistische Partij van België) in de regering, vormden mede de achtergrond voor de definitieve politieke breuk met het stalinisme. In het begin van de jaren 1950 leidde dit tot contact met de linkskommunistische Spartacusbond uit Nederland. Die organiseerde toen druk bijgewoonde debatten in Antwerpen. Daarop volgde een samenwerking met de Spartacusbond. Anton werd een trouwe medewerker van hun krant, met vertalingen die hij maakte van artikels uit de linkskommunistische en anarchistische internationale pers (waaronder na 1973 uit 'Révolution internationale').
In het conflict tussen de Spartacusbond en de afgescheurde radenistische groep Daad & Gedachte, rond 1964, koos hij heel bewust de zijde van de Spartacusbond. Hij vond immers dat de politieke opvattingen van D&G zouden leiden tot het ontkennen van elke politieke activiteit als proletarische groep, wat zich in de praktijk bevestigt heeft. De radenistische invloed van D&G heeft inderdaad dikwijls een negatieve invloed gehad op het ontstaan van proletarische groepen in Nederland en België. Ook onze directe voorlopers: de Revolutionaire Raden Socialisten (Antwerpen) en de Vrije Raden Socialisten (Gent) uit België en Radencommunisme, uit Nederland ontwikkelden zich via een kritiek op het radenistische gedachtegoed van Daad & Gedachte ten voordele van de verdediging van de actieve tussenkomst van de revolutionaire organisatie in de klassenstrijd.
In die zin was het Anton die onze jongerengroep van Revolutionaire Raden Socialisten, die gegroeid was uit de politieke balans van Mei 68, in contact gebracht heeft met Révolution Internationale in 1972-73. Hij heeft toen een beslissende bijdrage geleverd tot onze politieke oriëntatie van 1972 tot 1975, door ons te wijzen op het belang van de politieke analyses van Révolution Internationale (één van de voorlopers van de IKS), wat in 1975 leidde tot onze aansluiting bij de pas opgerichte IKS. Al heel vroeg wees hij ons op het belang om het ecologisch vraagstuk vanuit een marxistisch perspectief uit te diepen. Sinds die tijd is hij altijd een echte sympathisant van onze organisatie gebleven.
In zijn woonst trof je regelmatig bezoekers aan die discussieerden over de meest uiteenlopende onderwerpen. De laatste jaren leefde hij wat teruggetrokken in het gezelschap van de
scherpe tekeningen en schilderijen van Rik Schevernels ( †1972), zijn beste vriend en proletarische kunstenaar (die kerk, militarisme, stalinisme en vakbonden hekelde) en zijn politieke en filosofische boeken en tijdschriften. Wij blijven hem dankbaar voor zijn bijdrage aan onze politieke evolutie.
De bisschop van Chicago kwam de arbeiders bezoeken en vertelde hen dat hij zelf de zoon is van een staalarbeider en begreep dat hun strijd juist was. Toen zegende hij hen en gaf hen de communie. Er waren zeer aangrijpende beelden van andere arbeiders die als individu of met hun familie de arbeiders eten kwamen brengen om hun solidariteit te tonen.
Er waren ook pakkende beelden van een groep van 20-30 mensen uit een gemeenschap in Miami die verklaarden dat de uitwijzingsbevelen nietig waren en de uitgewezen familie terug in hun huis hielpen. Een man van de bank komt en zegt dat ze daar onwettig binnen gegaan zijn, en dan komen er negen politieauto's. Er wordt een hoop geroepen en geargumenteerd en dan gaan de agenten en de man van de bank weg en de familie blijft in het huis. (Aan het eind van de film lezen we in de aftiteling dat de familie toelating gekregen heeft om in het huis te blijven wonen.)
De film zit vol met de standaard Michael-Moore-is-de-kern-van-het-verhaal scènes. Bij die capriolen zit Michael Moores poging de voorzitter van GM te ontmoeten, zijn poging om heel de raad van bestuur van AIG of iedereen bij de New York Stock Exchange onder burgerarrest te plaatsen, of om gele 'crime scene' plakband rond de Stock Exchange aan te brengen, of zijn poging om met een gepantserde vrachtwagen de Bank of America binnen te rijden met de melding dat hij $ 10 miljoen uitkoopgelden komt ophalen.
Het grote probleem is Moores politieke standpunt. Zijn aanval op het kapitalisme is provocatief, niet substantieel. Het lijkt alsof hij besloten heeft alle hysterische beschuldigingen van de rechterzijde tegen Obama's 'socialisme' op hun kop te zetten. De wereldwijde kredietcrisis van 2008 wordt toegeschreven aan het dereguleringsbeleid van Reagan dat begon in de jaren 1980 en voortduurde tot in de jaren van Bush I, Clinton en Bush II, en aan de zogezegde feitelijke overname van de VS-regering door Goldman Sachs die een beleid doordrukte dat zijn firma ten goede kwam op kosten van de belastingbetalers en zijn concurrenten. In andere woorden, het grote probleem is niet de algemene kapitalistische economische crisis, maar wel de hebzucht van enkele figuren uit de politieke- en zakenelite. Het is waar, Moore zegt dat kapitalisme slecht is, en interviewt zelfs drie of vier katholieke priesters die verklaren dat Jezus tegen kapitalisme zou geweest zijn, maar in wezen is zijn oppositie tegen het kapitalisme eigenlijk enkel oppositie tegen een ontregeld kapitalisme. Hij laat beelden zien van betogingen van een paar dozijn mensen van gauchistische groepen zoals de Answer Coalition die tegen het uitkopen van bedrijfsschulden en tegen hypothecaire uitzettingen zijn, en stelt dat voor als de opkomst van een massale antikapitalistische beweging in de VS.
Hij weet niet hoe hij Obama moet aanpakken. Enerzijds ziet hij hoe die Wall Street op zijn grondvesten doet daveren wanneer hij roept om verandering en wijst hij erop hoe zij in antwoord daarop financieel bijdroegen aan zijn kiescampagne. Hij stelt alle economische raadgevers van Obama aan de kaak als handlangers van Goldman Sachs, maar hij blijft verliefd op Obama.
In Moores opvatting is het alternatief voor kapitalisme 'democratie'. Hij interviewt de onafhankelijke senator van Vermont, Bernie Sanders, die zegt op te komen voor 'democratisch socialisme', wat hij omschrijft als de regering die de belangen dient van de werkende en de middenklasse, om hun rechten te verdedigen. Moore heeft historische beelden teruggevonden van Franklin Delano Roosevelts State of the Union redevoering in 1944, zowat een maand voor hij stierf, en waarin FDR oproept na de oorlog een tweede Bill of Rights voor de Amerikanen op te stellen, die niet opkomt voor socialisme of de vernietiging van het kapitalisme, maar voor een welvaartsstaat van het type staatskapitalisme:
-het recht op een nuttige en betalende job in de industrie, de winkels, de boerderijen of de mijnen van het land,
-het recht genoeg te verdienen om voor gepaste voeding, kleding en ontspanning te kunnen zorgen,
-het recht voor elke landbouwer producten te kweken en te verkopen waarmee hij zichzelf en zijn familie goed in leven kan houden,
-het recht voor elke zakenman, klein en groot, om handel te drijven in omstandigheden die vrij zijn van oneerlijke concurrentie en overheersing van monopolies in binnen- en buitenland,
-het recht voor elke familie op een behoorlijke thuis,
-het recht op gepaste medische bijstand en de kans een goede gezondheid te bereiken en behouden,
-het recht op gepaste bescherming tegen de economische kwellingen van ouderdom, ziekte, ongevallen of werkloosheid,
-het recht op een goede opvoeding.
Moore beklaagt zich erover dat FDR stierf voor hij deze prachtige samenleving kon creëren in de VS, maar zegt dat in de naoorlogse periode de Verenigde Staten FDR's mensen naar Europa en Japan gestuurd hebben, waar gedurende de heropbouw van Italië, Duitsland en Japan alsook van andere landen in Europa, zijn visie op de maatschappij in praktijk gebracht werd. Net als hij in Sicko deed, idealiseert Moore het Europees staatskapitalistisch maatschappelijk loon tot glorieuze doelstelling voor de Amerikanen. Moores antikapitalisme zou geenszins de kapitalistische staat vernietigen, of de controle door de arbeidersklasse instellen over de productiemiddelen; in plaats daarvan zou het Amerika omvormen tot een soort Frankrijk, Duitsland, Japan of Noorwegen – wat allemaal kapitalistische maatschappijen zijn, waar de arbeidersklasse moet vechten om zichzelf tegen uitbuiting te verdedigen. Moore beëindigt zijn film met een oproep tot iedereen om zich bij hem aan te sluiten in de strijd voor dit soort maatschappij met een gepopulariseerde versie van de Internationale, die eerder klinkt als Bobby Darin die Mack the Knife zingt dan als een revolutionair lied.
Jerry Grevin/20.9.2009
Tijdens de ontvangst voor zijn Nobelprijs voor de Vrede op 10 december heeft Barack Obama een speech afgestoken die oorlogszuchtiger was dan ooit tevoren. Hij die zichzelf graag voorstelt als “de opperbevelhebber van een natie die in twee oorlogen betrokken is”, heeft niet zuinig gedaan toen hij 30.000 extra GI's en 500 extra Britse soldaten aankondigde. Si vis pacem, para bellum (1) is zijn credo. Te midden van mooie frasen over de 'wet van de liefde' en de niet te doven 'goddelijke vlam', die hem leidt als rechtvaardige brenger van vrede in de wereld, heeft Obama nog duidelijk gemaakt “dat het geloof dat vrede wenselijk is zelden volstaat om haar te kunnen realiseren. Vrede vergt verantwoordelijkheid. Vrede vraagt offers”... in mensenlevens natuurlijk ! Want “het gebruik van geweld is niet alleen noodzakelijk, maar ook moreel gerechtvaardigd”. En om zijn idee er goed in te hameren, sloeg de oorlogsheer van de eerste militaire wereldmacht zelfs een toon aan die Bush en zijn fundamentalistische kliek waardig is: “Oorlog (...) is begonnen bij de eerste menselijke wezens (...) het Kwaad bestaat in de wereld.” Brrr!!! En om zijn ware bedoelingen goed duidelijk te maken heeft hij niet geaarzeld dat zijn hoofddoel in die 11 maanden presidentschap niet de vrede was, evenmin het welzijn van de bevolking van deze aarde, maar dat “het doel erin bestond de belangen van Amerika vooruit te helpen”. Dat is tenminste duidelijke taal.
Wat is de balans sinds de Taliban militair verdreven werden in 2001? Een land in complete ontreddering dat slachtoffers en doden uitstrooit, zonder enig zicht op verbetering. Obama mag dan wel herhalen dat de Westerse strijdkrachten zich in 2011 zullen moeten terugtrekken, na de 'stabilisering' van het land, maar niets wijst erop dat zo'n perspectief ook haalbaar is. Volgens cijfers van de VN is het aantal burgerslachtoffers in de eerste helft van 2009 met 24% gestegen in vergelijking met de eerste helft van 2008. Sinds januari 2009 vielen er meer dan 1000 doden, voornamelijk personen die het slachtoffer werden van de buitenlandse legers, met name bij luchtbombardementen.
In de maand mei verloren tientallen burgers, waaronder 65 vrouwen en kinderen, het leven toen de Amerikaanse troepen het dorp Bala Bulok bombardeerden, in de provincie Farah. Bovenop de doden en gewonden zijn er al de vernielingen tengevolge van de oorlog, die de ellende en het lijden nog vergroten van een bevolking die de bedreigingen en intimidaties ondergaat van alle partijen in het conflict, de Taliban evengoed als de troepen van de NAVO.
De oorlog veroorzaakt ook de verplaatsing van tienduizenden mensen die zelfs geen toegang meer hebben tot de meest elementaire voorzieningen.
Als Afghanistan officieel het centrum is van de Amerikaanse militaire activiteit, dan wordt Pakistan steeds duidelijker van cruciaal belang in de Amerikaanse strategie. Zo voert Obama sinds het voorjaar een waar offensief – en geen charme-offensief, maar één van druk op de Pakistaanse staat – waarbij hij van het militair apparaat zijn belangrijkste gesprekspartner wil maken en de regering van de weduwnaar van Benazir Bhutto, onbetrouwbaar geacht, eenvoudigweg aan de kant laat staan. De Pakistaanse bevolking ‘profiteert’ trouwens volop van die bijzondere aandacht van de Verenigde Staten en hun bondgenoten, en dus van de uitbreiding van de oorlogsbemoeienissen in de zogezegde strijd tegen het terrorisme: minstens 10.000 slachtoffers, waarvan 3.300 doden alleen al in 2009, voor het grootste deel burgerslachtoffers, zonder de twee miljoen vluchtelingen te tellen die vandaag zonder hoop ronddolen. Bovendien heeft het systematisch gebruik van onbemande vliegtuigjes, die zogezegd Talibanrebellen en Al Qaida-aanhangers moeten treffen, het aantal burgerslachtoffers nog doen toenemen, net zoals de bomaanslagen, 500 in 2009, die alleen al tussen 1 en 13 december bijvoorbeeld 300 personen gedood hebben!
En als Pakistan steeds meer het epicentrum wordt van de militaire gebeurtenissen in dit deel van Azië, dan heeft India zich met het geluid van marcherende laarzen steeds dreigender uitgenodigd op dit imperialistisch festijn. Deze staat, traditionele en geboren rivaal van Pakistan, kan enkel maar profijt trekken uit de spanningen en moeilijkheden van vandaag in het gebied om de wanorde op te drijven in Kasjmier, de voornaamste twistappel tussen beide staten, en om Karzai te lokken (die door Islamabad als pro-Indiaas beschouwd wordt), in naam van de 'steun aan zijn strijd tegen de Taliban'.
Onder het mom van het perspectief op vrede zijn dus eens te meer alle ingrediënten verenigd voor een zware krachtmeting, te meer daar de Verenigde Staten allerlei koehandels bedrijven om de Taliban een aantal gebieden van Afghanistan toe te wijzen in ruil voor hun 'pacificatie' en hun integratie in de Afghaanse regering. Al deze agitatie zet per slot van rekening enkel de deur wagenwijd open voor een onbeschrijflijke chaos, die mijlenver af ligt van de aankondiging van een stabilisering van het gebied en nog verder van de zogezegde strijd tegen het terrorisme.
Wilma / 18-12-09
1) Als je vrede wil, bereidt oorlog voor.
Op zondagavond 18 oktober 2009, hebben arbeiders van RICO Auto in Gurgaon (in strijd sinds 3 oktober), geprobeerd om stakingsbrekers tegen te houden. Veiligheidsagenten van het bedrijf en stakingsbrekers, meestal criminele elementen aangevoerd om de arbeiders te intimideren, hebben daarop geantwoord door hen gewelddadig aan te vallen. De politie heeft zelfs het vuur geopend. Eén arbeider werd gedood en veertig anderen gewond.
Deze gewelddadige repressie heeft een golf van woede verwekt in de industriegordel van Gurgaon-Manesar, 30.000 arbeiders gingen in strijd. De activiteit van de tweelingstad werd totaal lamgelegd op 20 oktober, de eerste werkdag na de moord op een arbeider van RICO Auto. Alhoewel de vakbonden tot staken hadden opgeroepen, hebben arbeiders van bedrijven die tegen hun directie streden, massaal de ronde gedaan van de fabrieken om de andere arbeiders uit te nodigen het werk neer te leggen. Heel vroeg in de morgen zijn de arbeiders van RICO Auto en die van Sunbeam Casting hun beweging gestart en hebben de nationale weg nummer 8 geblokkeerd. Zij werden vervoegd door arbeiders van andere maatschappijen zoals Sona Koyo Steering Systems, TI Metals, Lumax Industries, Bajaj en Hero Honda Motors Ltd. Volgens de officiële verklaringen van de locale administratie, hebben bijna 100.000 arbeiders van 70 bedrijven van auto-onderdelen in Gurgaon-Manesar hen vervoegd op de stakingsdag.
Hoewel de arbeiders van de meeste bedrijven het werk hervat hebben op 21 oktober 2009 en de strijd zich niet heeft uitgebreid, betekenen deze elementen een veelbetekenende stap vooruit bij de arbeidersstrijd in India.. Dit is het resultaat van de uitbreiding van de klassenstrijd in verschillende regio's in India, Gurgaon-Manesar inbegrepen, waarbij de arbeiders de staat confronteerden in 2005 tijdens de staking van de arbeiders van Honda Motorcycles. Sindsdien hebben de arbeiders, via talrijke stakingen, hun vastbeslotenheid versterkt om de patroons te bestrijden en ze doen dat steeds meer gelijktijdig.
Tijdens alle jaren van de 'Indische boom', zijn de levensomstandigheden van de arbeidersklasse in werkelijkheid altijd maar verslechterd. De meeste belangrijke uiting van deze verslechtering was het verlies van werkzekerheid. Ondanks de expansie van de economie, hebben de patroons een massale vernietiging van permanente werkgelegenheid doorgevoerd en hun vervanging door contractuele arbeidskrachten met veel lagere lonen en zonder enig sociaal loon. Dat is het geval voor bedrijven als Hero Honda, Maruti en Hyundai, wiens productie de laatste jaren verschillende keren pijlsnel de hoogte inschoten. Bij Hero Honda bijvoorbeeld is de productie gestegen van 2 lakhs naar 36 lakhs (1 lakh =100.000) en de permanente jobs zijn verminderd en daarna verdwenen, vervangen door het aanwerven van tijdelijke arbeiders. Hetzelfde is gebeurd in alle Indiase bedrijven. De automobielfabrieken en die van de onderdelen stonden, gezien de bikkelharde concurrentie in deze industrietak, in de voorhoede van deze aanvallen op de arbeiders. Ondanks deze aanvallen tijdens het grootste deel van deze periode, hadden de arbeiders het moeilijk om hun strijd te ontwikkelen. Ongenadige aanvallen en het onvermogen om ze te bestrijden was de bittere werkelijkheid voor de arbeidersklasse overal ter wereld.
Met de komst van de economische ineenstorting in 2007, is de toestand alleen maar verslechterd. Alle sectoren hebben massaal banenverlies meegemaakt en bezuinigingen op de lonen en uitkeringen. Bovendien is er een enorme stijging van de prijzen van levensnoodzakelijke goederen. De prijs van de wezenlijke waren zoals groenten, peulvruchten en andere waren zijn meer dan verdubbeld. Deze tendens is geen seizoensgebonden piek maar is al twee jaar bezig. Met de stijging van de prijzen en de bevriezing van de lonen, zijn de levensomstandigheden van de arbeiders steeds precairder en hopelozer geworden.
Tegenover de crisis en de aanvallen van de patroons, probeert de arbeidersklasse terug te vechten. Er zijn belangrijke stakingen geweest in de Openbare sector – de staking van de bankbedienden, de nationale staking in de petroleumsector in januari 2009, van de piloten bij Air India, de staking van de staatsbedienden in West-Bengalen, de staking van het overheidspersoneel in januari 2009, in de staat Bihar. Sommige ervan zijn bittere conflicten geweest waarbij de staat probeerde om de arbeiders zware slagen toe te brengen en hen te verpletteren. Dat was het geval bij de staking van de petroleumarbeiders in januari 2009, toen de staat ESMA 2 en andere wetten heeft gebruikt om de bedienden te verpletteren en repressieve maatregelen nam. Dat was eveneens het geval met de staking van het overheidspersoneel in de staat Bihar waar de regering de bedienden een lesje wou leren. Wat de petroleumarbeiders betreft, daar is de regering niet repressief opgetreden, omdat er een dreiging bestond tot uitbreiding van de staking naar andere bedrijven van de openbare sector.
Ook in de privé-sector hebben de arbeiders gestreden. Eén van deze massale en radicale strijden was die van de diamantarbeiders van de Gujarat in 2008. De meerderheid van de honderdduizenden diamantarbeiders zijn tewerkgesteld in kleine ondernemingen waar de vakbonden geen controle uitoefenen. De staking is er begonnen en heeft zich als een massale revolte uitgebreid die meerdere steden heeft overspoeld: Surat, Ahmedabad, Rajkot, Maerli, enz... De staat heeft systematisch zijn toevlucht genomen tot geweld om de orde te handhaven in al die steden.
Bovendien zijn alle belangrijkste automobieleenheden in India - Tamilnadu, Maharashtra en Gurgaon-Manesar getuigen geweest van herhaalde en vasthoudende inspanningen van de arbeiders om te strijden voor hun werk en hun levensomstandigheden. De arbeiders van de tweede grootste automobielfabriek van personenwagens in India, Hyundai Motor in Chennai, zijn verschillende keren in staking gegaan in april, mei en juli 2009, voor betere lonen.
De patroons proberen al lang om de strijd van de arbeiders te onderdrukken en dreigen dikwijls met het sluiten van de bedrijven. Dichtbij Coïmbatore, hebben de arbeiders van de fabrikant van auto-onderdelen Pricol India al twee jaar de patroons bestreden tegen de geplande en herhaalde ontslagen van permanente arbeiders en hun vervanging door tijdelijke arbeiders. De arbeidersstrijd is gewelddadig geworden toen de directie 52 bijkomende permanente arbeiders ontsloeg en besliste om ze te vervangen door precaire arbeiders in september 2009. In de loop van een gewelddadige botsing werd een hoger kaderlid gedood op 22 september. De arbeiders van de bandenfabriek van MRF en van de Nokia fabrieken in Tamilnadu waren ook verwikkeld in strijd tegen hun patroons op ongeveer hetzelfde tijdstip. In de staat Maharasthra, waren de arbeiders van Mahindra in staking gegaan voor betere lonen in mei 2009. De arbeiders van de fabriek Cummins India en die van de fabriek voor auto-onderdelen Bosch, in Pune, zijn in staking gegaan van 15 tot 25 september, voor betere lonen en tegen de precarisering.
Wat wij vandaag zien is dat er meer en meer arbeiders bereid zijn om de strijd aan te gaan tegen de aanvallen van de patroons. De strijd, die steeds talrijker wordt, vertoont ook een tendens om meer gelijktijdig te worden, ook in eenzelfde geografische sector. Dat hebben wij kunnen zien bij de massale staking van de diamantarbeiders van Gujarat waarbij zich gelijktijdig wilde stakingen hebben ontwikkeld in verschillende steden en bij de stakingen van de arbeiders van de automobiel in Tamilnadu,Pune en Nasik. Deze gelijktijdigheid is het resultaat van identieke aanvallen waaraan alle sectoren van de arbeiders het hoofd moeten bieden.
Vóór de laatste gebeurtenissen hadden de arbeiders van een aantal bedrijven uit Gurgaon-Manesar al strijd gevoerd tegen hun patroons. Bij Honda Motorcycles, is er al sinds een paar maanden agitatie voor betere lonen en tegen het contractwerk. 2500 arbeiders van Rico Auto zijn in strijd gegaan sinds eind september tegen het wegsturen van zestien arbeiders en voor betere lonen. Duizenden arbeiders van Sunbeam Casting zijn in staking gegaan voor betere lonen vanaf 3 oktober. Alhoewel zij niet in staking gegaan zijn hebben 25.000 arbeiders van de TI Metals, Microtech, FCC rico, Satyam Auto en meerdere andere bedrijven sinds september agitatie gevoerd voor betere lonen.
Het feit dat de arbeiders van meerdere bedrijven in staking zijn gegaan en dat verschillende duizenden van andere fabrieken actief geageerd hebben heeft de mogelijkheid geschapen voor de uitbreiding en de eenmaking van de strijd, de enige manier voor de arbeiders, om de aanvallen van de patroons te bestrijden en terug te dringen. Dat is een mogelijkheid die gevreesd wordt door de bourgeoisie en die de vakbonden willen vermijden. In de strijd van Gurgaon, en tegenover het geweld dat begaan werd door de arbeidersklasse ten gevolge van de dood van een arbeider van Rico, was het de rol van de vakbonden om deze tendens tot uitbreiding en eenmaking te voorkomen. Door op te roepen tot een actiedag, hebben de vakbonden geprobeerd om de drang van de arbeiders om samen te komen en voor solidariteit te steriliseren. Maar ondanks dat is de staking van 20 oktober een demonstratie van klassesolidariteit geweest door bijna 100.000 arbeiders. Ze heeft ook hun vastberadenheid en hun strijdwil om de bourgeoisie het hoofd te bieden tot uitdrukking gebracht. Anderzijds hebben de vakbonden in de strijd van Gurgaon, tijdens de strijd bij Hyundai, Pricol, M & M en andere strijd voor de verbetering van de lonen en tegen het verlies van tewerkstelling, duidelijk geprobeerd om ze te doen ontsporen en ze om te vormen tot een strijd voor de verdediging van de vakbondsrechten.
Zonder enige twijfel is er een krachtige dynamiek voor de ontwikkeling van de klassenstrijd, voor haar uitbreiding en voor de ontwikkeling van de solidariteit. Maar voor de verwezenlijking van deze dynamiek, is het belangrijk dat de arbeiders de machinaties van de vakbonden begrijpen en dat zij hun strijd in eigen handen nemen.
AM / 27. 10. 2009
Het lijken twee tegenstrijdige situaties: de brouwersonderneming Anheuser-Bush InBev schorst op aandringen van de vakbonden de procedure van aangekondigde ontslagen (ongeveer 300 in België en 800 in Europa op 8.000 tewerkgestelden) en verzekert de uitbetaling van de bedreigde arbeiders, terwijl de automobielfabriek Opel Antwerpen gaat sluiten? Zou de vakbondsactie bij InBev beter gevoerd zijn dan bij Opel Antwerpen? Is de terugtrekking van de ontslagen bij AB InBev slechts een bewuste tactiek van de bourgeoisie om niet op eenzelfde moment herstructureringsplannen op te stapelen, die het risico kunnen lopen woede en strijdbaarheid op te wekken die de vakbonden zou kunnen ontglippen? In werkelijkheid geven de twee conflicten complementaire aanwijzingen over eenzelfde sociale realiteit: zowel voor de arbeidersklasse, voor wie het van kapitaal belang is om te vatten hoe men strijd kan voeren in deze periode van open crisis, als voor de bourgeoisie, die er wil over waken dat haar rechterarm, de vakbonden, de behoeders van de se sociale rust, zo lang mogelijk geloofwaardig blijven in de ogen van de uitgebuite klasse.
De herstructureringsmaatregelen bij AB InBev opdringen op hetzelfde moment als de sluiting van Opel Antwerpen zou hard geknaagd hebben aan het imago van en het vertrouwen in de vakbonden, die in deze twee gevallen het voortouw namen van de acties voor de 'redding' van het bedrijf. De syndicale “overwinning” bij AB InBev maakt het mogelijk om tegengewicht te bieden tegen het idee van de syndicale “nederlaag” bij Opel Antwerpen, en versterkt de illusie dat de strijd enkel maar achter de vakbonden kan gevoerd worden. De nationale betoging van 30.000 vakbondsleden in Brussel op 29 januari 2010 voor de verdediging van de tewerkstelling, georganiseerd door de vakbonden in gemeenschappelijk vakbondsfront, had eveneens tot doel om de arbeiders in het hoofd te hameren dat die vakbonden de werkelijke verdedigers zijn van de arbeidersklasse en dat er zonder hen niets mogelijk is.
Zal de tewerkstelling bij AB InBev behouden blijven? Niets is minder zeker. Alles doet er aan denken dat bij deze tijdelijke opschorting van de ontslagen de regel zal gelden: “Terugtrekken om beter te kunnen toeslaan”. Reeds bij het begin van het conflict, werd het idee van het opschorten van het plan geuit door de directie: “... de directie... had ook voorgesteld om het plan tijdelijk op te schorten om op diepgaande wijze te kunnen discussiëren over de reden ervan tijdens het weekeinde met de vakbonden...” (Le Soir 15.01.2010). Gelijkaardige illusies over een positieve uitkomst voor de arbeiders werden verspreid bij Opel. De aangekondigde verkoop van Opel door GM aan een consortium van bedrijven, met de steun van verschillende Europese regeringen zou een nieuwe toekomst bieden aan Opel Antwerpen en zijn arbeiders. Sindsdien weet men wat er van de luchtspiegeling is terechtgekomen !
Fundamenteel heeft AB InBev geen andere keuze dan te antwoorden op de ongenadige kapitalistische marktwetten: de productiekosten verminderen en rationaliseren door middel van herstructureringsplannen om het hoofd te bieden aan de daling van haar verkoop (in België zijn de door AB InBev verkochte volumes met 1,7% gedaald over de eerste 9 maanden van 2009) en om zich te verweren tegen de concurrentie van andere grote bierproducenten. De lancering van de 'Renault-procedure' door AB InBev spreekt boekdelen over de toekomst van het bedrijf. Deze wet, die werd uitgevaardigd een jaar na de sociale ramp van de sluiting van de fabriek Renault Vilvoorde in februari 1997, “moet de verplichting afdwingen tot het voeren van een ernstige sociale dialoog voorafgaand aan elke beslissing tot collectief ontslag”. Maar in werkelijkheid, “is de verplichting tot sociale consultatie in de praktijk eerder formeel terwijl alles al op voorhand bedisseld is...”, verklaart Pieter De Koster, een advocaat die verbonden is aan Allen & Overy...” (Le Soir on line, 20.11.2006,)“ Kortom, net zoals bij Opel Antwerpen, zijn de teerlingen al geworpen voor de toekomst van AB InBev. Op korte of lange termijn, zullen er nieuwe herstructureringen met ontslagen worden aangekondigd. En opnieuw zullen de vakbonden verzocht worden om de woede en de strijdbaarheid, die tot uiting zal komen in de arbeidersrangen, in de kiem te smoren. Opnieuw zullen zij door hun manoeuvres er toe bijdragen om de arbeiders een nieuwe oplawaai te verkopen, die zal uitdraaien op ontmoediging en berusting, zoals de reacties laten zien bij de arbeiders van Opel vandaag.
Zijn de vakbondsstrategieën verschillend? Wat was de krachtlijn van de vakbondspolitiek bij de aankondiging van het bankroet van Opel?: “Toen GM bankroet verklaard werd en er een drastische herstructurering aangekondigd werd voor Opel Europe, gingen de vakbonden vooraan staan in de strijd en verklaarden zij te willen strijden tot het bittere einde voor het behoud van de fabriek. Hun actie bestond er in feite in te gaan lobbyen met het patronaat, de Vlaamse Gemeenschap en de federale staat bij GM en de Duitse staat om aan tonen dat de Antwerpse fabriek “ten minste even goede prestaties levert als haar Duitse concurrenten”, om de “Europese concurrentieregels” te doen naleven. Hierbij aarzelen ze niet om de kwaliteit van hun 'acties' als voorbeeld te stellen tegenover de “ongecontroleerde” strijdbewegingen bij Ford van vorig jaar : “wij zijn verantwoordelijk en hebben een lange termijn visie”, “in België gijzelen wij geen patroons zoals in Frankrijk””, schreven wij in november 2009” (Internationalisme n°344: “Moeten de protestacties van de vakbonden ondersteund worden?”).
In welke mate verschilt deze strategie van die welke door de vakbonden van AB InBev gevoerd werd? In niets behalve in het feit dat de vakbonden deze keer wel degelijk de locale leiding van het bedrijf gedurende een paar uren gegijzeld hebben in de Luikse vestiging, deze keer naar het voorbeeld van de tactieken van hun Franse collega's. Net zoals bij Opel hebben zij het voortouw genomen om, hand in hand met de regionale regeringen en de federale staat, het bedrijf op zijn verantwoordelijkheden te wijzen door te herinneren aan de uitstekende rendabiliteit van de brouwerijgroep AB InBev, nummer 1 op wereldvlak: “Het gaat goed met de groep. Zij rijven hoge winsten binnen. En bovendien groeit ons marktaandeel in België. Vanwaar de noodzaak tot herstructureren?”, verklaart Marc Sparmont, vakbondsman van de (socialistische) Secta ( Le Soir.be, 8.1.2010). Deze verklaring wordt enkele dagen later gevolgd door die van de minister van Tewerkstelling, Joëlle Milquet, die gebelgd was dat dit bedrijf: “voorziet om met zoveel gemak een aantal mensen te ontslaan terwijl het winst maakt … de aankondiging is niet gemaakt om redenen die verbonden zijn aan de crisis maar gewoon omwille van het verminderen van de arbeidskosten” (Le Soir, 15.01.2010), en wordt versterkt door de uitspraken van de Waalse minister van Economie, Jean-Claude Marcourt (PS): “InBev heeft de tafel afgeruimd en vermindert de tewerkstelling op Europees niveau met 10% … de multinational heeft hele delen van de markt veroverd en dit, op het lokale vlak, dank zijn de goede prestaties van Jupiler” (Le Soir ,15.01.2010).
Het idee van een ethisch kapitalisme dat zich zou opstellen tegenover een vraatzuchtig kapitalisme is een gevaarlijke illusie die de arbeiders wil doen geloven dat er een rechtvaardig kapitalisme kan bestaan. Het kenmerkende voor elk kapitalistisch bedrijf is immers het waarborgen van zijn winst, het opdrijven van zijn productiviteit door de lonen te verlagen, de flexibiliteit te vermeerderen, de minst rendabele afdelingen te sluiten en werknemers te ontslaan. Deze politiek wordt volop ondersteund door de staat en zijn politieke fracties. Door te proberen om de arbeiders te binden aan de nationale en regionale regeringen, de aandeelhouders of de locale directies, duwen de vakbonden hen bewust in het hol van de leeuw.
Wat betreft hun acties op het terrein, mikken zij vooral op het onschadelijk maken van de woede van de arbeiders, om hun verzet op te sluiten in ongevaarlijke en demoraliserende acties. Inderdaad, net zoals bij Opel, worden de vakbondsacties geconcentreerd op:
– het totaal in handen nemen van de strijd en het afleiden van de gerechtvaardigde woede van de arbeiders naar doodlopende straatjes zoals het gijzelen van de directie in de Luikse vestiging, de wegblokkades, de blokkering van de drie brouwerijen waarop de maatregelen betrekking hebben (Jupille, Leuven, Hoegaarden);
– het opsluiten van de strijd in de fabriek en in de sector: acties enkel in de vestigingen en uitbreiding op het vlak van de depots en van de distributie;
– het opzetten van een valse solidariteit zonder perspectief onder de vorm van symbolische acties die zich beroepen op de sympathie van het publiek: gratis uitdelen van bier voor de afsluitingen van het bedrijf, aan de studenten van Luik en aan de voorbijgangers, oproep tot het boycotten van Jupiler, verdeling van pamfletten die oproepen tot solidariteit en tot ondersteuningsacties bij de supporters van de twee kampen van een voetbalmatch tussen Standard en Anderlecht in Luik. Men kan zich indenken in welke staat van dronkenschap deze supporters, studenten en anderen, hun solidariteit hebben kunnen betuigen !
– niet op het verwerpen van de ontslagen, maar op de eis om de vakbonden te betrekken bij de koehandel over de tewerkstelling.
En als de locale strijd in een doodlopend straatje geraakt, doen de vakbonden de arbeiders geloven dat zij hun hoop moeten richten op 'het gemeenschappelijk front van de Europese vakverenigingen', zowel bij Opel als bij InBev. Zo verspreiden zij de misleiding onder de arbeiders dat internationale solidariteit niets anders is dan een koehandel tussen nationale afvaardigingen om een 'rechtvaardig' evenwicht te vinden in de opofferingen op Europees vlak.
Wij besloten ons artikel in Internationalisme n°344 aangaande Opel als volgt: “In werkelijkheid is deze “voorbeeldige” strijd niets anders dan een corporatistisch doodlopend straatje : “Wir sind Opel”. Het komt enkel neer op een smerige koehandel om op een 'eerlijke wijze' de offers, de slachtoffers, de ontslagen te verdelen ten dienste van de logica van de kapitalistische rationalisering”. Vandaag kunnen wij net hetzelfde zeggen over de strijd bij AB InBev. De zogenaamde 'overwinning' bij InBev, net zoals de strijd bij Opel Antwerpen komen in werkelijkheid neer op een nederlaag voor de arbeidersklasse. De terugtrekking van het herstructureringsplan van AB InBev is niet het resultaat van een echte strijd van de arbeiders. Het is een strategie die, in onderlinge afspraak tussen patronaat en vakbonden, gevoerd wordt om af te wenden wat voor hen het grootste gevaar vertegenwoordigt: dat de arbeidersklasse, de vijandige klasse, haar strijd in eigen handen zou nemen, haar eigen Algemene Vergaderingen zou houden om dáár beslissingen te nemen over het verloop van de strijd, een echte uitbreiding van de strijd naar andere fabrieken zou organiseren, naar andere sectoren, door het belang uit te leggen van een gemeenschappelijke actie. Zo zou zij een klasse-solidariteit kunnen ontwikkelen die in staat zou zijn om een echte krachtsverhouding te ontwikkelen om de patroons in het nauw te drijven en om de staat te doen wijken.
Voor het ogenblik is de arbeidersklasse nog vertwijfeld (zie hiervoor het artikel in deze krant: 'Waarom zijn er zoveel aanvallen en is er zo weinig strijd?') en zij vertrouwt nog op de vakbonden wanneer de woede tot uitbarsting komt. Maar de verergering van de economische crisis zal de heersende klasse er toe aanzetten om terug in de aanval te gaan en nog meer wanhopige gelijktijdige aanvallen in te zetten op de levens- en werkomstandigheden. Daarom moet de arbeidersklasse van nu af aan alle lessen trekken m.b.t. de rol van de vakbonden (1) en zich de strijdmiddelen opnieuw toe te eigenen, die haar woede kunnen omzetten in een strijdbaarheid die lonend is en die haar vijandige klasse, de bourgeoisie, schrik kan aanjagen. De revolutionairen en de strijdbare minderheden staan aan haar zijde om haar te helpen bij deze trage en moeizame ontwikkeling van de strijd.
H / 29.01.2010.
(1) Lees onze pers op onze website: www.Internationalism.org [29] : 'Tot welk kamp behoren de vakbonden?', in n°340.
“In Kopenhagen, de koude douche”, “Het ergste akkoord uit de geschiedenis”, “Kopenhagen loopt uit op een mislukking”, “Ontgoocheling in Kopenhagen”... de pers is unaniem, deze top die aangekondigd was als 'historisch' is een echte flop geworden.
Gedurende verschillende weken hebben de media en de politici een reeks grootsprakerige verklaringen afgelegd waarin zij in hoofdzaak beweerden: “De toekomst van de mensheid staat op spel in Kopenhagen”. De stichting Nicolas Hulot had het volgende ultimatum gelanceerd: “De toekomst van de planeet en met haar het lot van één miljard hongerlijders […] staat op spel in Kopenhagen. Kiezen voor de solidariteit of ondergaan in de chaos, de mensheid heeft een afspraak met zichzelf”. Er stak een halve waarheid in. De tv-documentaires, de films (zoals Home van Yann Arthus Bertrand) en de resultaten van de wetenschappelijke onderzoekingen tonen aan dat men de planeet aan het verwoesten is. De opwarming van het klimaat wordt erger en met haar, de woestijnvorming, de branden, de cyclonen... De vervuiling en de intensieve exploitatie van de grondstoffen leiden tot de massale verdwijning van soorten. 15 tot 37% van de biodiversiteit zou verdwijnen tegen 2050. Vandaag lopen één zoogdier op vier, één vogel op acht, één derde van de amfibieën en 70% van de planten gevaar op uitsterven. Volgens het humanitair wereldforum, zou de 'klimaatverandering' de dood teweeg brengen van 300.000 mensen per jaar (waarvan de helft door ondervoeding) ! In 2050 zouden er 250 miljoen 'klimaatvluchtelingen' zijn. Ja, er is een hoge urgentie. Ja, de mensheid wordt geconfronteerd met een levensbelangrijke en historische inzet !
Maar wij mogen ons geen enkele illusie maken, er kon niets goeds voortkomen uit de top van Kopenhagen waar 193 staten vertegenwoordigd waren. Het kapitalisme vernietigt het leefmilieu al vanaf zijn ontstaan. In de 19e eeuw was Londen één grote fabriek die rook uitbraakte en haar afval in de Thames stortte. Dit systeem produceert alleen om winst te maken en kapitaal te accumuleren, met alle middelen. Het is dan weinig in tel als het daarom wouden moeten rooien, oceanen plunderen, rivieren vervuilen, het klimaat ontregelen... Kapitalisme en ecologie zijn onverzoenbaar.
Alle internationale bijeenkomsten, comités (zoals die van Rio de Janeiro in 1992 of die van Kyoto in 1997), zijn slechts vijgenbladeren, toneelopvoeringen om te doen geloven dat de 'groten der aarde' zich bekommeren om de toekomst van de planeet. De Hulots, Yann Arthur Bertrands, en andere Al Gores hebben ons doen geloven dat het er deze keer anders zou aan toegaan, dat tegenover de hoogdringendheid van de toestand, de hooggeplaatste leiders zich zouden 'herpakken'. Beter nog dat zij zelfs moesten begrijpen dat het ging om een historische kans om de aard van het kapitalisme ten gronde te veranderen, door zich te gaan richten op een 'green economy', die in staat zou zijn om de wereld uit de recessie te halen via een duurzame en ecologische groei !
Terwijl al die ideologen gebakken lucht verkochten, scherpten diezelfde 'hooggeplaatsten' hun eco...nomische wapens ! Want dat is de werkelijkheid: het kapitalisme is verdeeld in naties, die allemaal concurrenten zijn van elkaar, die zich genadeloos overgeven aan een handelsoorlog en, als het moet, soms aan een militaire. Eén enkel voorbeeld: de Noordpool is aan het smelten. De wetenschappers beschouwen dat als een echte ecologische ramp. De staten, van hun kant, zien daarin een kans om grondstoffen uit te baten die tot dan toe nog onbereikbaar waren en om nieuwe ijsvrije zeewegen te openen. Rusland, Canada, de Verenigde staten, Denemarken (via Groenland) vechten op dit ogenblik een genadeloze diplomatieke oorlog uit. Canada is er zelfs mee begonnen om aan zijn grens wapens te stationeren die gericht staan in die richting ! Kapitalisme en ecologie zijn duidelijk niet te verzoenen.
En men wilde ons doen geloven dat, in deze context, de Verenigde Staten en China gingen aanvaarden om 'hun 'CO² uitstoot te verminderen', 't te zeggen de productie ervan te verminderen. Dit begrip van het 'beperken van de uitstoot van CO²', is trouwens op zichzelf verhelderend voor wat de opwarming van het klimaat betekent voor het kapitalisme, een ideologisch wapen om concurrentie te voeren. Ieder land wil de doelstellingen vastleggen die hen het beste uitkomen: de landen van Afrika willen zeer lage cijfers, die overeenstemmen met hun productie, om stokken in de wielen te steken van andere naties, de landen van Zuid-Amerika wensen cijfers die een beetje hoger zijn, en zo gaat het verder voor India, de Europese staten, die zelf onder elkaar verdeeld zijn, China, de Verenigde Staten...
Het enige element dat misschien verrassend is aan deze mislukking van Kopenhagen is dat alle staatshoofden er zelfs niet in geslaagd zijn om de schijn op te houden. Gewoonlijk wordt er met veel gedoe een slotakkoord getekend met enkele vage doelstellingen die ooit moeten bereikt worden en daar gaat iedereen dan prat op. Deze keer gaat het officieel om een 'historische mislukking'. De spanningen en de koehandel zijn vanachter de schermen te voorschijn gekomen en geëtaleerd. Zelfs de traditionele foto van de staatshoofden die elkaar hand in hand gelukwensen en breeduit lachen voor de camera, kon niet gerealiseerd worden. Dat zegt genoeg !
In feite dwingt de recessie de staatshoofden niet tot het grijpen van de 'formidabele kans' van een green economy op wereldvlak, maar ze kan enkel nog de internationale spanningen en concurrentie aanwakkeren. De top van Kopenhagen heeft ons een demonstratie laten zien van de verwoede oorlog die de grootmachten onder elkaar voeren. Voor hen is het niet meer het moment om nog de schijn op te houden van elkaar te begrijpen en (schijn) akkoorden uit te bazuinen. Zij halen hun messen boven, jammer voor de foto !
Het kapitalisme zal nooit 'groen' worden. Morgen, zal de economische crisis nog harder toeslaan. Het lot van de planeet zal dan de laatste zorg wezen van de bourgeoisie. Zij zal slechts op één zaak belust zijn: haar nationale economie ondersteunen, door steeds harder te botsen met andere naties, door de niet rendabele fabrieken te sluiten, ook al moeten zij die ter plekke laten roesten, door de productiekosten te drukken, door te hakken in de budgetten van het onderhoud, wat ook zal neerkomen op meer vervuiling en industriële ongevallen. Dat is net wat er gebeurd is in 1990 in Rusland, met de kernonderzeeërs die aan hun lot werden overgelaten en met Siberië dat zo vervuild is dat het een groot deel van zijn bevolking eraan gestorven is.
Tenslotte zal een steeds groter deel van de mensheid in ellende gestort worden, straatarm, zonder voedsel noch woonst. Ze zal nog kwetsbaarder worden voor de gevolgen van de klimaatverandering, de cyclonen, de woestijnvorming.
Het wordt tijd om het kapitalisme te vernietigen voor het de planeet verwoest en de mensheid uitroeit.
Pavel / 19.12.2009
Wij publiceren hieronder de brief van Al, een lezer van onze pers. Hierin antwoordt hij voor het grootste deel op deze hamvraag.
Op deze hamvraag wordt door de brief, die we hieronder publiceren, grotendeels geantwoord. Hij is van AL, een lezer van onze pers.
“Zonder in detail te treden, ziet men dat het kapitalisme een zoveelste economische crisis doormaakt […]. In alle landen, zijn de bedrijven en de staat overgegaan tot massale ontslagen. Op wereldvlak is de werkloosheid eenvoudigweg uitgebarsten. Aanslagen en belastingen van allerlei aard zijn sterk toegenomen en de sociale hulp van haar kant is drastisch verminderd. Al deze acties veroorzaken natuurlijk een belangrijke maar vooral snelle verslechtering van de levensomstandigheden van de arbeiders, en dat op wereldschaal […].
Vandaag vraag ik mezelf, en net mij zeker een groot aantal arbeiders, zich af waarom er geen massaal antwoord komt van de arbeidersklasse wereldwijd op de ernst en de diepte van de huidige crisis en de gevolgen ervan op hun sociale levensomstandigheden. Wat belet de arbeiders vandaag om in strijd te gaan? Behalve de opstand van december 2008 en januari 2009 in Griekenland, heeft de arbeidersklasse paradoxaal genoeg geen antwoord gegeven dat van hetzelfde niveau is als de vloedgolf van slagen die haar werden toegebracht.
Het dient gezegd dat de staten, geruggensteund door de journalisten en financiële analisten van allerlei slag, alle middelen inzetten om te doen geloven dat er sedert maart 2009 een heropleving van de economie is. Voornamelijk bij de laatste G20, hebben de vertegenwoordigers van alle landen zichzelf nog in de bloemen gezet voor het slagen van hun respectievelijke plannen voor de wereldeconomie en de financiële markten. Het moet gezegd dat deze opklaring slechts tijdelijk is en enkel de beursnoteringen betreft. En die wordt voornamelijk aangevoerd door de grote Amerikaanse banken, zoals Goldman Sachs, die zo bijdragen tot een nieuwe 'bubbel' op de beurs welke op zeer korte termijn uiteen zal spatten. De 'werkelijke' economie gaat daarentegen verder steil bergafwaarts. Deze zegeroes, gekoppeld aan een media-tamtam houdt zeker de verwarring in stand in de hoofden van de arbeiders en draagt ook bij tot het gebrek aan vooruitzicht. De tweede reden gaat een twintigtal jaren terug tot de val van de Muur van Berlijn, van het stalinisme, van het 'Oostblok' en de beruchte 'dood van het kommunisme'. En inderdaad, als men vandaag discussieert met heel wat mensen, merkt men dat volgens hen het systeem dat heerste in de USSR, in de Oostbloklanden en in de DDR, kommunisme was, terwijl het er niets mee te maken had. Ik er denk zelf over na en ik realiseer mij dat de valse informatie en de leugens over het kommunisme, die door de heersende klasse verkondigd worden, hun sporen hebben nagelaten en ongelukkig genoeg blijven hangen zijn in de geesten van de arbeiders. Vandaag denken heel veel arbeiders objectief dat dit economisch systeem aan zijn einde is gekomen en wegkwijnt, maar ze weten eenvoudigweg niet door wat het vervangen moet worden. Want men heeft hen tientallen jaren lang ingehamerd, via de media, de geschreven pers, hun boeken maar vooral via het onderwijs, dat het kommunisme een economisch systeem was dat niet werkte en dat leidde tot dictatoriale regimes of dat het, in het beste geval, een illusie is. Het is natuurlijk onjuist, want het gaat om een van de grootste leugens uit de geschiedenis van de mensheid. De derde en laatste reden is dat de crisis niet alle loontrekkers tegelijk treft met dezelfde intensiteit en op hetzelfde moment. Dat kan een verklaring zijn waarom een beperkt aantal arbeiders wanhopig de strijd aangaan omdat ze geïsoleerd zijn, en dat de anderen nog in de fase zitten van overdenking en van de rijping van hun bewustwording.
Zo, dat is misschien een begin van antwoord, dat natuurlijk geldt voor mijzelf en dat, naar ik hoop, enkele elementen zal bijdragen aan het collectieve overdenkingsproces”.
AL.
Wij zijn het eens met elk punt van de brief. Inderdaad heeft het geweld waarmee de economische crisis vandaag toeslaat tijdelijk een beangstigend en verlammend effect.
Zoals wordt onderstreept door AL, vond de laatste strijd van enige omvang in 2009 plaats in Griekenland en op de Antillen. Het is geen toeval dat de sociale situatie kalmeerde juist op het moment, dat de crisis harder begon toe te slaan. Over het algemeen, en dat kan men natrekken in de loop van de laatste veertig jaar, waren de momenten van forse stijging van de werkloosheid niet het toneel van de meest belangrijke strijd. De arbeidersklasse wordt inderdaad onderworpen aan een schandelijke maar doeltreffende chantage: “Indien jullie niet tevreden zijn, zijn er veel andere arbeiders bereid om jullie te vervangen”. Bovendien verschuilen patroons en regeringen zich achter een 'doorslaggevend' argument: “Wij hebben er part noch deel aan als de werkloosheid stijgt of als jullie worden ontslagen: het is de schuld van de crisis”. Zo ontwikkelt zich een bepaald soort onmacht. De arbeiders worden niet alleen geconfronteerd met een boosaardige patroon maar met een internationaal kapitalisme in verval. Elke strijd is een in-vraag-stelling van het hele systeem. Iedere strijd stelt fundamenteel de kwestie van een andere wereld. Om vandaag in staking te gaan moet men niet alleen de moed hebben om op te boksen tegen de dreigingen met ontslag en ondernemerschantage, maar men moet er ook en vooral van overtuigd zijn dat de arbeidersklasse een kracht is die in staat is om iets anders aan te bieden. Het volstaat niet om in te zien dat het kapitalisme in het slop zit om de arbeidersklasse in staat te doen zijn om de weg in te slaan van een revolutionair perspectief. Zij moet er ook nog van overtuigd zijn dat een dergelijk perspectief mogelijk is. En het is juist op dit terrein dat de bourgeoisie er in geslaagd is om punten te scoren als gevolg van de ineenstorting van de USSR, het zogenaamde 'vaderland van het socialisme'. De heersende klasse heeft het idee in de hoofden van de arbeiders weten in te prenten dat de proletarische revolutie gebakken lucht is, dat de oude droom van het kommunisme met de USSR ten onder gegaan is. De jaren 1990 waren heel sterk getekend door de inslag van deze propaganda. Een decennium lang kende de strijd een sterke terugval. Maar zelfs al is het effect van de 'dood van het kommunisme' aan het begin van de jaren 2000 lichtelijk beginnen te vervagen omdat onze klasse er in geslaagd is om langzamerhand weer de weg van de strijd op te gaan, toch zijn er vandaag nog resten van te bespeuren. De vereenzelviging van stalinisme en kommunisme, het gebrek aan vertrouwen binnen de arbeidersklasse om met eigen handen een andere wereld op te bouwen, werken als grendels.
Zitten wij dan in het slop? Zeker niet. Zonder enige twijfel is het perspectief steeds talrijkere en belangrijkere strijd. Voor het ogenblik heeft onze klasse een klap op haar hoofd gekregen en is ze als het ware verdoofd. Maar de crisis blijft het vruchtbaarste terrein voor de ontwikkeling van de strijd. In de komende maanden en jaren zal de regerende klasse proberen om alle werkenden te doen opdraaien voor de enorme begrotingstekorten die zich ophopen, voor de reddingsplannen van de banken en voor de 'heropleving' van de economie. Op dit ogenblik worden in het bijzonder de ambtenaren volop getroffen en allen tegelijk. Doordat de dreiging met ontslag minder zwaar op hun schouders weegt, dragen zij de verantwoordelijkheid om als eersten in het offensief te gaan en de arbeiders uit de privé, die met een onzekere baan, de werklozen, de gepensioneerden aan hun zijde te krijgen... Zo zal zich het idee ingang doen vinden dat er enkel eenmaking van de strijd komt als hij massaal en solidair is, vanuit alle sectoren, om de wreedheid van de aanvallen af te remmen. Door deze strijd zal de arbeidersklasse het vertrouwen smeden in haar eigen krachten en haar bekwaamheid om op een dag de kommunistische revolutie, de voorwaarde voor het omverwerpen van de uitbuiting, tot een goed einde te brengen.
Pavel / 21.11.2009
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 190.42 KB |
Hieronder publiceren wij de vertaling van een artikel dat verschenen is op onze Internet-site in het Spaans. Het betreft nieuws over de strijd in Vigo, in Galicië (een gewest in Noordwest Spanje) (1).
Wij verkregen nieuwe informatie over een gezamenlijke strijd van werkloze en actieve arbeiders van de sector van de scheepswerven van de stad Vigo.
Wij bedanken hiervoor een van onze lezers die zijn commentaar doorstuurde. Wij bevestigen ook onmiddellijk dat wij het eens zijn met de conclusie die hij trekt uit deze strijd: “Enkel de eenheid en de solidariteit van alle werklozen en van alle arbeiders, in algemene vergaderingen en op gemeenschappelijke betogingen kunnen ons naar de overwinning voeren. Wij begroeten de arbeiders en de werklozen van de scheepswerven in Vigo. De werklozen en de arbeiders uit heel de wereld zouden het voorbeeld moeten volgen van de [arbeiders van] de scheepswerven in Vigo, hun eenheid en hun solidariteit, want het is enkel allemaal samen dat wij er in zullen slagen om het te winnen van het wereldkapitalisme”. In diezelfde zin hebben wij op ons Forum ook nog een andere boodschap ontvangen: “Het artikel over de strijd die gevoerd werd door de werklozen en de actieven van de scheepswerven in Vigo werd gepubliceerd zonder de minste reactie en nochtans kan men er een van de lessen uit trekken, die wij altijd in het achterhoofd moeten houden: die van de eenheid van de klasse. Er is zich iets zeer belangrijk aan het afspelen in Vigo, want het zijn actieve en werkloze arbeiders die samen de straat opgaan en daarbij andere arbeiders meetrekken tot een werkstaking van de hele scheepssector. Neemt de tijd om het te lezen en men zal er veel dingen uit leren. Groeten”.
In Vigo zijn er meer dan 60.000 werklozen. Alleen al voor 2009 en enkel in de metaalsector, zijn er 8.000 banen verdwenen. De verontwaardiging samen met de bezorgdheid over een steeds moeilijkere toekomst, verspreidt zich onder de arbeiders. In het bijzonder op de scheepswerven waren de werklozen bij een akkoord tussen vakbonden en patronaat ingeschreven in een soort 'werkbeurs', waar ze elke keer zouden opgeroepen worden als er werk was.
De werklozen die ingeschreven waren -rond de 700- merkten tot hun woede dat ze in plaats van opgeroepen te worden, men voor tijdelijke taken buitenlandse arbeiders aanwierf aan veel lagere lonen en onder veel ergere omstandigheden. Zo bijvoorbeeld volgens een van de woordvoerders van de werklozen: “zijn er arbeiders die slapen in de parkings en slechts één broodje per dag te eten hebben”.
Dit was het startschot tot de strijd. De arbeiders hielden er aan om te beklemtonen dat zij geenszins tegen de aangeworven vreemde arbeiders zijn. Een van hun woordvoerders benadrukte: “Wij hebben er niet de minste moeite mee dat er mensen zijn die van elders worden aangeworven, maar op voorwaarde dat het patronaat dit niet doet over de hoofden van de collectieve overeenkomst met het gewest, want voor het loon van één enkele onder ons, betalen zij twee tot drie vreemde arbeidskrachten.”. Ondanks dit alles hebben de media, de specialisten van de 'communicatie', er hun 'uitleg' aangegeven, door de arbeiders te beschuldigen va vreemdelingenhaat. De krant, El Faro de Vigo bijvoorbeeld, had als titel bij het verslag over de strijd: “De werklozen van de metaal verzetten zich tegen de aanwerving van vreemdelingen”, wat neerkomt op een schandalige leugen. Het zijn immers de werkloze arbeiders zelfs die het manoeuvre hebben aangeklaagd van het patronaat dat: “goedkope werkkrachten laat komen onder voorwaarden die dichtbij slavernij staan”.
De bourgeoisie is een cynische en machiavellistische klasse. Zij werft vreemde arbeiders aan en onderwerpt ze aan loonvoorwaarden die ver beneden die van de arbeiders van het land zelf liggen. Als deze zich dan verzetten tegen dergelijke aanwervingen, beschuldigt zij hen onmiddellijk van racisme, van vreemdelingenhaat, van verdediging van 'ideeën van uiterst rechts, van nationalisme, enz.., terwijl het antwoord van deze arbeiders helemaal niet ingaat tegen hun klassebroeders, maar tegen het feit van het scheppen van een precedent bij de aanwerving onder lagere loonvoorwaarden, wat neerkomt op een neerwaartse druk op de loonvoorwaarden van allen. Dat hebben wij ook kunnen zien in Groot-Brittannië tijdens de strijd van de bouwvakkers (2) en ook tijdens de strijd van de arbeiders van Sestao (3).
Op 3 februari trokken de werklozen naar de poorten van de Astilleros Barreras (het belangrijkste bedrijf in deze sector van de scheepswerven) met de bedoeling om een gemeenschappelijk algemene vergadering te houden met de arbeiders van dit bedrijf. Aangezien de poorten gesloten waren, begonnen zij slogans te roepen door de megafoon en begonnen zij hun eisen uit te leggen tot uiteindelijk de grote meerderheid van de werkenden de installaties verlieten en zich bij de werklozen voegden. Volgens een verslag van Europa-Press “vijf anti-rellen combi's van de politie verschenen op het terrein. De politiemacht werd over het hele terrein ontplooid voorzien van geweren met rubberkogels en schilden, maar tenslotte werden de 'ordestrijdkrachten' teruggetrokken op het rond punt van Beiramar ”. De info van Europa-Press ging verder als volgt: “Tenslotte vertrok een groep samengesteld uit werklozen en arbeiders in een betoging in de richting van Bauzas, en op dit traject sloten arbeiders van andere scheepswerven van de zone (zoals Cardam, Armon en Freire Así), zich bij hen aan, zodat alle activiteit stilviel in de hele scheepswerfindustrie”.
Wij zien hoe in deze ervaring de solidariteit en de eenheid concreet tot uiting komt onder de kameraden die werkloos zijn en diegenen die nog aan het werk zijn: de gezamenlijke algemene vergaderingen, de straatbetogingen om de strijd aan andere arbeiders bekend te maken, de communicatie en de directe band met de arbeiders van andere bedrijven om hen te winnen voor de gemeenschappelijke strijd. Anders gezegd, hetzelfde van wat er gebeurde in Vigo in 2006. (4): de arbeiders namen weer de proletarische strijdmethodes op, die niets te maken hebben met de verdeling, het corporatisme en de passiviteit, die zo typisch zijn voor de vakbondsmethodes. (5)
Op 4 februari vonden er opnieuw acties plaats. Rond tien uur 's morgens trokken de werklozen opnieuw naar de poorten van Astilleros Barreras. En nogmaals kwamen hun kameraden van het bedrijf naar buiten om hen te vervoegen in de strijd. Ondanks de ontplooiing van de politie, vertrokken allen weer samen in een betoging. Volgens El Faro de Vigo, “Het protest werd gisteren in het oog gehouden door een sterke ontplooiing van de politie. Er zijn momenten van spanning geweest, maar tenslotte waren er geen schermutselingen. De werklozen betoogden in de zones van Beiramar en Bouzas de Vigo, vergezeld door de arbeiders van de sector, en zij kondigden aan dat zij zouden verder gaan met de mobiliseringen zolang de patroons het niet aanvaardden om met hen de problemen te regelen die er bestaan bij de aanwerving van het personeel, en die zij aanklagen”.
Wij beschikken over geen verdere informatie. Maar wij denken dat deze feiten veelbetekenend zijn voor de strijdbaarheid en de bewustwording van de arbeiders, voor het zoeken naar eenheid en solidariteit tegenover de gemene streken die het kapitaal ons levert.
Wij drukken onze solidariteit uit met onze kameraden in strijd. Wij moedigen iedereen aan de lessen te trekken en een actieve solidariteit te ontwikkelen. Het ontbreekt niet aan motieven: wij hebben net de kaap van 4 miljoen werklozen overschreden, de regering kondigt de verlenging aan van de pensioenleeftijd tot 67 jaar, de verhoging van het aantal jaren afdracht, enz....
IKS / 5.2.2010
1. Deze bijdrage konden wij schrijven dank zij een boodschap van 3 februari 2010 door een lezer via onze 'commentaren' op onze site: https://es.internationalism.org/node/2765#comment-636 [35]
Om deze beweging beter te begrijpen, verwijzen we onze lezers ook naar de artikels over de strijd in deze stad in 2009:'A Vigo, en Espagne; les méthodes syndicales mènent tout droit à la défaite' https://fr.internationalism.org/icconline/2009/a_vigo_en_espagne_les_met... [36]ènent_tout_droit_à_la_défaite.html
En over de beweging van 2006: 'Grève de la métallurgie à Vigo en Espagne: Une avancée dans la lutte prolétarienne' https://fr.internationalism.org/ri369/espagne.htm [37]
2, Zie: 'Strijd van de bouwvakarbeiders in Groot-Brittannië,
3. “
4. “
5. Over de vakbondssabotage, lees ons artikel van september 2009: “Vigo (Espagne)
Griekenland, Portugal, Spanje, Ierland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië... overal dezelfde crisis, overal dezelfde aanvallen. De bourgeoisie kondigt openlijk de kleur aan. Haar koude en onmenselijke opvatting valt in enkele woorden samen te vatten: “Als jullie het ergste willen vermijden, de economische catastrofe en het bankroet, dan moeten jullie de broeksriem aanhalen zoals nog nooit tevoren !” Natuurlijk verkeren niet alle kapitalistische staten meteen in dezelfde situatie van oncontroleerbaar tekort en onvermogen te betalen, maar ze weten allen dat ze onherroepelijk in die richting gedreven worden. En ze gebruiken allemaal die werkelijkheid om hun platte belangen te verdedigen. Waar kunnen ze het geld vinden dat nodig is om hun monsterachtige tekorten een beetje aan te zuiveren ? Ver hoeven ze niet te zoeken. Terwijl sommigen onder hen al overgegaan zijn tot het offensief tegen de arbeidersklasse, bereiden allen ideologisch het terrein voor.
Het Grieks soberheidsplan dat bedoeld is om de openbare tekorten te verminderen is uiterst brutaal en ongehoord cynisch. De Griekse minister van financiën heeft zonder verpinken verklaard dat “de ambtenaren zullen moeten getuigen van patriottisme... en het voorbeeld geven” (in La Tribune, 10-2-2010). Ze zouden zonder morren en zonder verzet moeten aanvaarden dat hun lonen verlaagd worden, hun premies geschrapt, dat degenen die met pensioen gaan maar mondjesmaat vervangen worden, dat de pensioenleeftijd omhoog gaat tot boven de 65 en dat ze tenslotte zonder veel gedoe kunnen ontslagen worden. Dat alles om de nationale economie te verdedigen, die van de staat die hen uitbuit, van de bazen en andere bloedzuigers. Alle Europese nationale bourgeoisieën namen actief deel aan het uitwerken en doorvoeren van dit drastisch soberheidsplan. Duitsland, Frankrijk en zelfs Spanje besteden zeer bijzondere aandacht aan het beleid en de aanvallen die door de Griekse staat gevoerd worden. Ze willen het proletariaat over heel de wereld volgende boodschap toezenden: “Kijk naar Griekenland, de bewoners van dat land moeten offers brengen om de economie te redden. Jullie zullen straks hetzelfde moeten doen.”
Na de Amerikaanse huishoudens, de banken, de ondernemingen, is nu de tijd gekomen waarin het de staten zelf zijn die volop de klappen krijgen van de economische crisis en die met bankroet bedreigd worden. Resultaat: ze moeten op hun beurt genadeloze aanvallen organiseren. Ze zullen in de komende maanden een drastische vermindering organiseren van het aantal ambtenaren, van de 'productiekosten' in het algemeen en dus van het levenspeil van ons allemaal. De bourgeoisie beschouwt de arbeiders als vee dat ze naar de slachtbank kan drijven als haar lage belangen daarom vragen. De situatie is identiek in Portugal, Ierland en Spanje: dezelfde brutale plannen, dezelfde cataloog van maatregelen tegen de arbeiders. In Frankrijk en in Nederland maakt heel de bourgeoisie zich klaar om dezelfde weg op te gaan. Maar dit is niets typisch voor de eurozone alleen. In de Verenigde Staten, het machtigste land ter wereld, telt men na twee jaartjes crisis 17% werklozen, 20 miljoen nieuwe armen en 35 miljoen personen die overleven dankzij voedselbonnen. En elk jaar komt er een pak miserie bij.
Hoe is het zover gekomen? Voor heel de bourgeoisie, in het bijzonder voor haar uiterst-linkse fractie, is het antwoord heel eenvoudig. Het zou enkel de fout zijn van de bankiers en de mastodonten zoals Goldman Sachs en andere J.P. Morgans. Het klopt dat het financieel systeem dolgedraaid is. Niets anders is meer van tel dan het onmiddellijk belang, volgens het oude motto “na mij de zondvloed”. Ondertussen weet iedereen dat het die grote banken zijn die om steeds meer geld te verdienen het onvermogen om te betalen van Griekenland bespoedigd hebben door op dat failliet te rekenen en aan te sturen. Ze zullen morgen ongetwijfeld hetzelfde proberen met Portugal of Spanje. De grote wereldbanken en de financiële instellingen zijn niets dan aasgieren. Maar dat beleid van de financiële wereld, dat uiteindelijk suïcidaal is, is niet de oorzaak van de crisis van het kapitalisme. Het is integendeel een gevolg ervan (dat op een zeker moment in zijn ontwikkeling, er zelf een verergerende factor van wordt).
Zoals gewoonlijk liegt de bourgeoisie van alle slag ons iets voor. Ze trekt voor de ogen van de arbeidersklasse een waar rookgordijn op. Voor haar is de inzet groot. Het gaat erom alles in 't werk te stellen om te beletten dat de arbeiders het verband zouden leggen tussen de groeiende insolvabiliteit van de staten en het failliet van het gehele kapitalistische systeem. Want dat is precies de waarheid: het kapitalisme is dodelijk ziek en de dolgedraaide financiële wereld is daar één van de zichtbare gevolgen van.
Toen deze crisis halfweg 2007 met volle kracht uitbrak, kwam overal, met name in de Verenigde Staten het failliet van het banksysteem aan het licht. Die situatie was enkel het resultaat van tientallen jaren algemene schuldenmake-rij, aangemoedigd door de staten zelf teneinde compleet uit het niets de nodige markten te creëren waarop de waren verkocht konden worden. Maar toen tenslotte particulieren en bedrijven, gewurgd door die leningen, niet meer in staat bleken ze terug te betalen, bevonden de banken zich aan de rand van de ineenstorting, en in hun kielzog heel de economie. Op dat moment moesten de staten een heel pak schulden uit de privésector op zich nemen en dure en reusachtige relanceplannen in gang zetten om te proberen de recessie binnen de perken te houden.
Nu zijn het dus de staten zelf die tot over hun oren in de schulden steken en niet in staat zijn hun eigen schulden te beheren (terwijl de privésector ondertussen verre van gered is) en in een situatie terechtkomen van potentieel bankroet. Natuurlijk is een staat geen onderneming, en als hij niet meer kan betalen kan hij niet gewoon de sleutel onder de mat leggen. Hij kan er nog op hopen zich verder in de schulden te steken door steeds meer intresten te betalen, onze spaarcenten in te pikken, nog meer papiergeld bij te drukken. Maar toch komt het moment waarop de schulden, of minstens de intresten daarop, moeten betaald worden, ook door de staat. Om dat te begrijpen volstaat het te kijken naar wat vandaag gebeurt met de Griekse, de Portugese en zelfs de Spaanse staat. In Griekenland heeft de staat geprobeerd dat te financieren met een lening op de internationale markt. Het resultaat liet niet op zich wachten. Iedereen kwam op de proppen met kortlopende rekeningen, wetend dat de Griekse staat in geldnood zat, tegen intrestvoeten van meer dan 8%. Onnodig te zeggen dat dergelijke financiële situatie onhoudbaar is. Welke oplossing blijft er dan over? Andere kortlopende leningen vanwege andere staten, zoals Duitsland of Frankrijk. Maar opgelet : die mogendheden kunnen vandaag de Griekse put vullen, maar zullen morgen niet meer in staat zijn Portugal, Spanje of nog minder Groot-Brittannië te hulp te snellen... Ze zullen daar nooit genoeg middelen voor hebben. En in ieder geval kan zo'n politiek al snel enkel leiden tot hun eigen financiële verzwakking. Zelfs een land als de Verenigde Staten, dat nochtans kan steunen op de internationale heerschappij van zijn dollar, ziet zijn openbaar deficit van jaar tot jaar toenemen. De helft van de Amerikaanse staten zijn failliet. In Californië betaalt de regering haar ambtenaren niet langer in dollars, maar wel in een 'lokale munt', bons die enkel gebruikt kunnen worden in Californië zelf!
Kortom, geen enkele economische politiek kan tenslotte de staten redden uit hun insolvabiliteit. Om de deadlines wat uit te stellen bestaat er geen andere keus dan hun 'uitgaven' drastisch te snoeien. Dat is precies de zin van de plannen die in Griekenland, Portugal, Spanje, en morgen onvermijdelijk in de andere landen, doorgevoerd worden. Het gaat niet langer om soberheidsplannen zoals de arbeidersklasse er regelmatig gekend heeft sinds het einde van de jaren 1960. Wat nu aan de orde is, is de arbeidersklasse zwaar te laten betalen voor het voortbestaan van het kapitalisme. Het beeld dat we voor ogen moeten houden, zijn de eindeloze rijen wachtenden van arbeidersfamilies die aanschuiven bij de bakkerijen in de jaren 1930 voor een stuk brood. Dat is de enige toekomst die de crisis zonder uitkomst van het kapitalisme belooft. Tegenover de groeiende ellende kan alleen de massale strijd van de internationale arbeidersklasse het vooruitzicht openen op een nieuwe samenleving door dit systeem omver te werpen dat gebaseerd is op uitbuiting, warenproductie en winst.
Tino / 26.02.10
Bij de spoorwegen
Op 15 februari 2010 kwamen in België 19 mensen om het leven (waaronder een treinbestuurder) en werden er 170 reizigers gewond toen twee passagierstreinen frontaal op elkaar botsten. Met één klap kwamen opnieuw de veiligheidsmankementen aan het licht bij de spoorwegen. Alhoewel er in het verleden reeds meerdere dodelijke ongevallen met een gelijkaardige achtergrond plaatsvonden moesten de Belgische spoorwegen, die onder druk van de EU sedert 2005 een modernere veiligheidsnorm moesten invoeren, naar aanleiding van het ongeval toegeven dat slechts een derde van de lokale treinstellen is uitgerust met de overeenkomstige beveiligingssystemen. Terwijl de Belgische spoorwegen tot de oudste van het Europese continent behoren, de eerste spoorlijn werd geopend in 1835, en dit oude industrieland nog steeds beschikt over het dichtste spoornet ter wereld, zijn nu 175 jaar later nog niet alle treinstellen uitgerust volgens de modernste veiligheidsnormen, die het treinstel tot stilstand brengen wanneer een stoplicht genegeerd wordt. Deze om wraak roepende afgrond, die gaapt tussen wat er vandaag technisch mogelijk is en de alledaagse werkelijkheid, bestaat niet in een derde wereld land, maar in een van de oudste industrielanden, waar de zetel is van de EU-bureaucratie. Ook in de leidende industriële natie van Europa, Duitsland, dat lange tijd wereldwijd het uitvoerland bij uitstek was, dankzij zijn hoogtechnologische producten, leidt de druk van de crisis en het grenzeloze winstbejag steeds meer tot het aantasten van de veiligheid. Na het ontsporen van een ICE-3 trein in de zomer van 2008, moesten de Duitse spoorwegen bij het grootste deel van de beschikbare 250 ICE-3 treinstellen de wielassen veranderen voor een bedrag van meerdere honderden miljoenen Euro's. Ondertussen leven de bewoners van Berlijn nu al maandenlang met de gevaren van de besparingspolitiek en het winstbejag van de Duitse spoorwegen. De breuk bij een wielschijf, die in mei 2009 leidde tot de ontsporing van een S-Bahn trein, dwong tot de herkeuring van het gehele S-Bahn park in Berlijn. (...) Ook hier gaar het om een kostenplaatje van minstens 350 miljoen Euro's. Dat er de laatste weken ontsporingen waren van zware goederentreinen wijst er alleen op hoe groot het gevaar is voor nog meer ongevallen. (…)
De Belgische treinbestuurders toonden hierop de enige juiste reactie door de dag na het ongeval in grote delen van het land het werk neer te leggen uit protest tegen de arbeids- en veiligheidsomstandigheden.
Nadat in maart 2009 in Keulen het historische stadsarchief en de belendende woningen instortten, waarbij twee bewoners omkwamen, hebben eerste vaststellingen toestanden blootgelegd die totnogtoe hoofdzakelijk gangbare praktijken waren in derde wereld landen. Het is nu al duidelijk dat bij de bouw van de metro slechts 17% van de vereiste staalbeugels aangebracht werden, wat betekent dat 83% niet ingebouwd werd. Een deel ervan werd bij een geplande stopplaats door de arbeiders doorverkocht aan een schroothandelaar. Dit duidt zeker op het feit dat de lonen laag zijn en de werktijden en arbeidsomstandigheden ellendig. Wanneer het waar zou blijken dat relevante beveiligingsdelen door de arbeiders op massale wijze niet werden ingebouwd en in plaats daarvan verpatst werden, zou dit een gedrag zijn dat de ethische maatstaven van de arbeidersklasse aantast. Zij staan in tegenstelling tot de houding van de spoorarbeiders in België.
Tot nu toe gold in de hoog geïndustrialiseerde het respecteren van bepaalde veiligheidsnormen als algemeen aanvaard, omdat het onmisbaar was voor het enigszins rimpelloos laten functioneren van het productieproces. Wat nu, zoals bij de meest recente onderzoekingen bij de bouw van de metro in Keulen, aan het licht gekomen is betekent dat men een drempel heeft overschreden. “Massaal vervalste verslagen, gestolen en niet ingebouwde beveiligingsbeugels, illegale bronnen, teveel afgepompt bronwater, steeds terugkerende scheuren in de zijwanden, vooral door gebrek aan controle” kwamen aan het licht, kortom, “geklungel, verduistering, zaken die in de doofpot gestopt en systematisch vervalst werden” (Kölner Stadtanzeiger, 19.02.2010). (…) Vanaf nu dreigt ook het gevaar dat zulke gedragingen ingang vinden in de hoog ontwikkelde industriestaten, wier structuren tot nu toe niet zo erg geplaagd waren van een alles doordringende corruptie. (…)
Het neerstorten van een Airbus toestel in juni 2009 (met 228 mensen aan boord) bracht volgens de informatie van 'Der Spiegel' een gevaarlijke beveiligingslacune aan het licht, bij alle toestellen die toen werden goedgekeurd: de snelheidssensoren berusten op specificaties van 1947 – nog vóór het begin van het tijdperk van de straalvliegtuigen. De verdachte sensoren, wier bevriezing zeer waarschijnlijk geleid heeft tot het neerstorten van de Airbus A330, hoeven maar te werken tot een temperatuur van min 40 graden Celsius. Maar de huidige passagiersvliegtuigen vliegen bijna altijd op hoogtes waar beduidend lagere temperaturen bestaan. Een andere techniek kan al enige jaren als bijzondere uitrusting voor de Airbus toestellen besteld worden. Maar Air France weigert nog altijd om het 300.000 Euro's kostende systeem met de naam 'Buss' aan te schaffen.
(https://www.spiegel.de/wissenschaft/technik/0,1518,679180,html [40])
EB / 26.02.2010
Dit is een ingekorte versie van een artikel dat wij volledig gepubliceerd hebben op het Duitstalige deel van de website www.internationalism.org [41].
Met de verergering van de economische crisis en de sociale ontbinding overal in de wereld worden de levensomstandigheden steeds ondraaglijker, in het bijzonder in de landen van de Derde Wereld. In de komende jaren zullen de gevolgen van de ontbinding,en van de oorlog, maar ook van de klimaatverandering maken dat het vraagstuk van de immigratie waarschijnlijk nog belangrijker zal worden in de toekomst. In dit artikel zullen wij de historische rol onderzoeken van de immigratie van bevolkingen in de geschiedenis van het kapitalisme. De geschiedenis van het vraagstuk van de immigratie in de schoot van de arbeidersbeweging, de immigratiepolitiek van de bourgeoisie en een oriëntering voor de tussenkomst van de revolutionairen zullen aangesneden worden in een tweede artikel.
De Verenigde Naties schatten dat 200 miljoen immigranten -ongeveer 3% van de wereldbevolking- buiten hun land leven, het dubbele van in 1980. In de VS werden 33 miljoen inwoners geboren in het buitenland, ongeveer 11,7% van de bevolking; in Duitsland 10,1 miljoen, 12,3%; in Frankrijk 6,4 miljoen, 10,7%; in het Verenigd koninkrijk 5,8 miljoen, enz.(1) De bronnen van regeringen en de media schatten dat er meer dan 12 miljoen clandestiene immigranten zijn in de Verenigde staten en meer dan 8 miljoen in de Europese Unie. In deze context is de immigratie een brandend politiek vraagstuk geworden in alle kapitalistische metropolen en zelfs in de Derde Wereld.
Alhoewel er variaties bestaan volgens de landen en hun specificiteiten, volgt de houding van de bourgeoisie tegenover deze immigratie over het algemeen het zelfde patroon in drie luiken: 1) de immigratie aanmoedigen omwille van economische en politieke motieven 2) ze gelijktijdig beperken en proberen onder controle te houden 3) ideologische campagnes orkestreren om racisme en vreemdelingenhaat aan te wakkeren tegen de immigranten om de arbeidersklasse te verdelen.
De immigratie aanmoedigen: De heersende klasse rekent op gastarbeiders, legale of illegale, om slecht betaald werk te doen dat weinig aantrekkelijk is voor de arbeiders van het land zelf, en om te dienen als een reserveleger van werklozen en onderbetaalde werkkrachten om de lonen van de hele arbeidersklasse te drukken en te verhelpen aan de vermindering van de arbeidskrachten als gevolg van de veroudering van de bevolking en de daling van het geboortecijfer. In de Verenigde Staten is de heersende klasse zich er erg goed van bewust dat gehele industrietakken, zoals de kleinhandel, de bouw, de vlees- en pluimveebehandeling, de schoonmaakdiensten, de hotels, de horeca, de gezondheidszorgen aan huis en de kinderoppas voor het grootste deel gastarbeiderswerk zijn, legaal of illegaal. Om die reden zijn de eisen van uiterst rechts, om 12 miljoen illegale immigranten terug te sturen en de legale immigratie te verminderen, helemaal geen rationeel politiek alternatief voor de heersende fracties van de bourgeoisie en werden ze verworpen als irrationeel, onwerkbaar en schadelijk.
Beperken en controleren: Tezelfdertijd erkent de heersende fractie de noodzaak om het vraagstuk van het statuut van de immigranten zonder papieren op te lossen. Om een controle te behouden over een veelheid van sociale, economische en politieke problemen en daarbij inbegrepen het bestaan en toekennen van medische en sociale zorgen en onderwijs... Om die reden werden er de laatste jaren verschillende hervormingen doorgevoerd in de Verenigde Staten en in in Europa (Schengen) met de min of meer openlijke steun van de verschillende fracties van de bourgeoisie die de immigratie proberen te controleren.
De ideologische campagnes: De propagandacampagnes tegen de immigranten variëren al naar gelang de landen, maar de kern van de boodschap is merkwaardig gelijkaardig. Ze mikken in de eerste plaats op de 'latino's' in de Verenigde staten en op de moslims in Europa, onder het voorwendsel dat de laatste immigranten, in het bijzonder die zonder papieren, de verantwoordelijken zouden zijn van de verergering van de economische crisis en de sociale omstandigheden waaraan de arbeidersklasse van 'het land' zelf mee geconfronteerd wordt. Want zij zouden met de jobs gaan lopen, zouden de lonen doen dalen, zouden de scholen overbevolken met hun kinderen, zouden de sociale bijstandsorganisaties leegzuigen, zouden de criminaliteit en de sociale ellende doen toenemen. Het is een klassiek voorbeeld van de verdeel en heers strategie van de bourgeoisie , de arbeiders zodanig te verdelen dat zij elkaar er wederzijds van beschuldigen verantwoordelijk te zijn voor hun problemen, dat zij elkaar bevechten om de kruimels, eerder dan te in te zien dat het kapitalistische systeem verantwoordelijk is voor hun leed. Het dient om de capaciteit te ondermijnen van de arbeidersklasse om zich bewust te worden van haar identiteit als klasse en van haar eenheid, waarvoor de bourgeoisie vooral beducht is. De werkverdeling in de schoot van de bourgeoisie kent aan haar rechtervleugel de taak toe om het anti-immigranten sentiment, met een min of meer groot succes, aan te wakkeren en uit te buiten in alle grote kapitalistische metropolen, en het vindt een echo in sommige sectoren van het proletariaat.
In zijn bloeiperiode kende het kapitalisme een enorm belang toe aan de mobiliteit van de arbeidersklasse als een factor in de ontwikkeling van zijn productiewijze. Onder het feodalisme, zat de arbeidende bevolking vastgekluisterd aan de grond, en verplaatste zich bijna niet tijdens haar hele leven. Door de landbouwers te onteigenen heeft het kapitalisme brede lagen van de bevolking gedwongen om het platteland te verlaten voor de stad, om daar hun arbeidskracht te verkopen, en een onmisbare reserve aan arbeidskracht te worden.(2) “Bij het begin van het kapitalisme, tijdens zijn periode van 'primitieve accumulatie', werden de banden van de eerste loonarbeiders met hun feodale heren verbroken” en de “de revoluties... beroofden de grote massa's van hun productiemiddelen en traditionele bestaansmiddelen, ze wierpen hen lukraak op de arbeidsmarkt, proletariërs zonder hebben noch houden. Maar de basis van deze evolutie was de onteigening van de landbouwers” (3). Met het voortschrijden van de bloeiperiode van het kapitalisme, werd de massale immigratie van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling van het kapitalisme in zijn periode van industrialisering. De beweging en het verplaatsen van massa's arbeiders naar die plaatsen waar het kapitaal er behoefte aan had waren essentieel. Van 1848 tot 1914, verlieten 50 miljoen mensen Europa en de grote meerderheid ging in de Verenigde Staten wonen. In 1900 bedroeg de Amerikaanse bevolking bij benadering 75 miljoen mensen; in 1914 ongeveer 94 miljoen. Tijdens deze periode voerde de Amerikaanse bourgeoisie wezenlijk een politiek van volledige openheid van de immigratie. Wat de gastarbeiders motiveerde om zich te ontwortelen was de belofte van hun lotsverbetering, het wegvluchten uit de armoede en de honger, voor de onderdrukking en het tekort an vooruitzichten.
Gepaard gaand met haar politiek van aanmoediging van de immigratie aarzelde de bourgeoisie niet om, tegelijkertijd, campagnes te voeren van vreemdelingenhaat en racisme om de arbeidersklasse te verdelen. Men, zette diegenen die men 'inheemse' arbeiders noemde – en waarvan sommigen zelf afstamden van de tweede of derde generatie van immigranten – op tegen de nieuw aangekomenen, die men aankloeg omwille van hun taalkundige, culturele en religieuze verschillen. Zelfs onder de nieuw aangekomenen werden de etnische verschillen gebruikt als voedsel voor de strategie van verdeling. De bourgeoisie gebruikte deze tactiek van 'verdeel en heers' om in te gaan tegen de historische tendens naar eenheid van de arbeidersklasse en om het proletariaat te onderwerpen. In een brief aan Hermann Schlüter, in 1892, noteerde Engels: “Uw bourgeoisie weet veel beter dan de Oostenrijkse regering hoe de ene nationaliteit tegen de andere uit te spelen: Joden, Italianen, Bohemen, enz.. tegen Duitsers en Ieren, en ieder van hen tegen de anderen”.(4) Dit is een klassiek wapen van de klassevijand.
Terwijl de immigratie in de bloeiperiode van het kapitalisme voor het grootste deel gevoed werd door de nood aan arbeidskracht van een historisch progressieve productiewijze,werden de motieven van de immigratie veel negatiever met het vertragen van de exponentiële groeivoeten in de vervalperiode. De nood om te vluchten voor vervolging, honger en armoede, die vele miljoenen arbeiders in de bloeiperiode dwong om te emigreren om werk en een beter leven te vinden, werd in de vervalperiode onvermijdelijk verscherpt. De nieuwe kenmerken van de oorlog in het verval gaven namelijk nog een nieuwe impuls aan de massale emigratie en de stroom van vluchtelingen. Met het begin van het verval, veranderde de aard van de oorlog op beslissende wijze, doordat hij heel de bevolking er bij betrok en heel het economisch apparaat van het nationaal kapitaal. Dit veroorzaakte massale migraties van geterroriseerde en gedemoraliseerde vluchtelingen in de 20e en ook nu in de 21e eeuw.
De emigranten die hun land ontvluchten worden onderweg nog eens vervolgd door de corrupte politie en militairen, door de maffia en de criminelen... Velen onder hen komen om of verdwijnen onderweg naar 'een beter leven'. Er dient opgemerkt te worden dat de kapitalistische gerechts- en ordediensten onbekwaam lijken of niets aan willen doen.
In de Verenigde Staten werd het verval vergezeld door een abrupte verandering: van een politiek van brede openheid voor de immigratie naar een regeringspolitiek van uiterst restrictieve immigratie. Met de verandering van de economische periode, was er globaal minder nood aan een voortdurende en massale stroom van arbeidskracht. Maar dat was niet de enige reden van een meer gecontroleerde immigratie, racistische en 'anti-communistische' factoren speelden ook mee. In de Verenigde Staten tijdens de 'Rode Schrik', die volgde op de revolutie in Rusland, werd van de arbeidsmigranten uit Oost-Europa gedacht dat ze een disproportioneel hoog aantal 'bolsjewieken' telden en van die van Zuid-Europa 'anarchisten'. Buiten het inperken van de immigratiestroom schiep de wet van 1924, voor het eerst in de Verenigde staten, het concept van de 'niet immigrante' buitenlandse arbeider, die wel naar de VS mocht komen maar niet het recht kreeg om er te blijven.
In 1950 werd er een wet aangenomen die erg beïnvloed was door het MacCarthyisme en de anti-communistische hysterie van de Koude Oorlog, die nieuwe beperkingen oplegde aan de immigratie onder de dekmantel van de strijd tegen het Russisch imperialisme. Op het einde van de jaren 1960, met het begin van de open crisis van het wereldkapitalisme, werd de Amerikaanse immigratie geliberaliseerd. De deur werd opengezet voor een stroom van immigranten, niet alleen uit Europa maar ook uit Azië en Latijns-Amerika. Dit weerspiegelde gedeeltelijk het verlangen van het Amerikaans kapitalisme om gelijke tred te houden met de Europese grootmachten die uit hun oude koloniale landen gekwalificeerde en getalenteerde arbeidskrachten zogen, dit noemde men de 'braindrain' van de onderontwikkelde landen, maar ook voor het leveren van slecht betaalde landarbeiders.Het niet verwachte gevolg van de liberalisering was een spectaculaire verhoging van de immigratie, legaal zowel als illegaal, in het bijzonder komende uit Latijns-Amerika.
In 1986werd een nieuwe wet uitgevaardigd om de toestroom van immigranten, vanuit Latijns-Amerika, proberen in te dijken en ze legde, voor het eerst in de geschiedenis van Amerika, sancties (boetes en zelfs gevangenisstraf) op aan de bazen die welbewust mensen zonder papieren aanwierven. De toestroom van illegale immigranten nam toe met de economische ineenstorting van de landen van de Derde Wereld tijdens de jaren 1970 en het bracht een emigratiegolf op gang van verarmde massa's die de nooddruft ontvluchtten. De enorme omvang van deze golf die aan de controle ontsnapte werd weerspiegeld in het recordaantal van 1,6 miljoen aanhoudingen van clandestiene immigranten door de Amerikaanse politie in 1986.
Op het vlak van de ideologische campagnes werd altijd de strategie van 'verdeel en heers' gebruikt tegenover de immigratie. De immigranten werden er van beschuldigd de metropolen te overrompelen, de lonen te doen dalen en ze te ontwaarden, de oorzaak te zijn van de epidemie van de misdadigheid en de 'culturele' vervuiling, de scholen te overspoelen, de sociale programma's te belasten – kortom van alle denkbare sociale problemen. Deze tactiek werd overal gebruikt in de Verenigde Staten en in gans Europa.
Sterk op elkaar lijkende ideologische campagnes tonen aan dat de massale immigratie een uiting is van de globale economische crisis en de de sociale ontbinding die in alle landen verergeren. Dit heeft allemaal tot doel om hindernissen op te werpen en de ontwikkeling te beletten van het klassebewustzijn bij de arbeidersklasse en te proberen hen te beduvelen zodat zij niet inzien dat het kapitalisme de oorzaak is van de oorlogen,de economische crisis en alle sociale problemen die kenmerkend zijn voor zijn sociale ontbinding.
De sociale weerslag van de verergering van de ontbinding en van de crises die daarmee gepaard gaan, evenals de ontwikkeling van de ecologische crisis, zullen in de komende jaren ongetwijfeld miljoenen vluchtelingen doen toestromen naar de ontwikkelde landen. Ook al worden deze plotse massale bevolkingsbewegingen anders behandeld dan de gewone immigratie, toch weerspiegelen ze altijd de fundamenteel onmenselijke aard van de kapitalistische maatschappij. De vluchtelingen worden dikwijls bijeengedreven in kampen, gescheiden van de maatschappij rondom hen en slechts druppelsgewijs losgelaten, soms na ettelijke jaren. Zij worden meer behandeld als gevangenen en ongewensten dan als leden van de menselijke gemeenschap. Een dergelijke houding staat volkomen in tegenstrijd met de internationalistische solidariteit van het proletarisch perspectief.
Jerry Grevin / Verkorte versie uit International Review nr.140, 1e kwartaal 2010.
Noten:
1. Bron: Muenz Rainer: 'Population and Migration in 2005' Retrieved September 2009 from: https://www.migrationinformation.org/USFocus/display [42]. [43] https://www.migrationinformation.org/USFocus/displayCfm?ID=402 [44]
2. Zie Internationalisme nr., World Revolution nr.300 & Révolution Internationale nr.253, februari 1996.
3. Marx, Het kapitaal , vol I, hfst 26
4. In 'Marx and Engels on the Irish Question', Progress Publishers, 1971, p.354.
Wij hebben op 3 maart op onze website in het Spaans, een commentaar ontvangen omtrent de toestand van de inwoners van de arbeiders- en volkswijken van de agglomeratie van Concepción, als gevolg van de aardbeving van eind februari 2010. In tegenstelling tot de propaganda van de media op internationale schaal, die het gedrag van de lokale bevolking belasterden door hen te beschrijven als daders van 'schandalige plunderingen', zet deze tekst de werkelijke feiten recht door het aanstippen van de waarachtige proletarische geest van solidariteit en onderlinge hulp die de arbeiders bezielden bij het herverdelen van de goederen. Dit in tegenstelling tot de roofzuchtige acties van de gewapende bendes waartegen de arbeidersbevolking heeft geprobeerd om haar eigen verdediging in handen te nemen en te organiseren.
(vanwege een anonieme kameraad)
Het zou wenselijk zijn dat in de mate dat jullie [de IKS] die dit verspreidingsmiddel [onze website] hebben, verslag geven van wat er aan de hand is in Concepción en zijn omgeving (1), net zoals in andere regio's van Chili die zwaar getroffen werden door de aardbeving. Het is geweten dat vanaf de eerste momenten de mensen blijk hebben gegeven van het meest evidente gezond verstand door naar de warenhuizen te gaan waar voedsel opgeslagen lag om er te nemen wat zij nodig hadden. Dit is zo logisch, zo rationeel, zo noodzakelijk en onvermijdelijk dat het als absurd overkomt om daar kritiek op te leveren. De mensen hebben een spontane organisatie opgezet (vooral in Concepción) om melk te verdelen, babyluiers en water, naargelang de noden van iedereen, en rekening houdend met, onder andere, het aantal kinderen per familie. De noodzaak om de producten te nemen die ter beschikking waren was zo evident en de vastbeslotenheid van het volk om in leven te blijven zo krachtig dat zelfs de politieagenten uiteindelijk de mensen hielpen bij het naar buiten halen van de levensmiddelen van de supermarkt Leader in Concepción, bijvoorbeeld. En toen men probeerde om de mensen dit enige redelijke handelen te beletten, werden de installaties in kwestie eenvoudigweg in brand gestoken, om de eenvoudige en logische reden dat wanneer tonnen etenswaren uiteindelijk ter plekke gaan rotten in plaats van logisch gezien te worden geconsumeerd, het beter is om ze te verbranden om zo bijkomende besmettingshaarden te voorkomen. Deze 'plunderingen' hebben het voor duizenden personen mogelijk gemaakt om gedurende enige tijd te overleven, in het duister, zonder drinkbaar water en zonder de minste hoop op enige hulp van waar dan ook.
Maar na een paar uur is de situatie compleet veranderd. Over de hele agglomeratie van Groot Concepción begonnen goed bewapende bendes, die zich verplaatsten in kwaliteitswagens, met het plunderen niet alleen van de kleinhandel, maar ook van de privé-woningen en van hele huizenblokken. Hun doel was om zich meester te maken van het beetje goederen die de mensen hadden kunnen recupereren in de supermarkten, evenals huishoudapparatuur, geld en alles wat deze bendes konden meegraaien. In bepaalde zones van Concepción hebben deze bendes de huizen beroofd, ze in brand gestoken en daarna onmiddellijk de vlucht genomen. De bewoners die in het begin zonder enige verdediging waren, begonnen zich te organiseren om zich te verdedigen, door bewakingsrondes te doen, door barricades op te werpen om de toegang tot de woonwijken te beschermen, en in enkele wijken door de de levensmiddelen in gemeenschap te beheren om de voeding van de inwoners te verzekeren.
Met dit korte overzicht van de ontwikkelingen in de afgelopen dagen, , beweer ik niet dat ik de informatie die geleverd wordt door de andere middelen wil 'vervolledigen'. Ik wil enkel de aandacht vestigen op alles wat deze kritieke situatie bevat vanuit een antikapitalistisch oogpunt. De spontane drang van de mensen om alles te nemen wat nodig is voor hun levensonderhoud, hun tendens tot dialoog, tot delen, tot het zoeken naar akkoorden en samen handelen, waren aanwezig van bij het begin van deze ramp. In onze omgeving hebben wij allemaal deze natuurlijke gemeenschapsdrang kunnen vaststellen onder verschillende vormen. Te midden van de verschrikkingen, die duizenden arbeiders en hun families beleefden,dook deze drang tot gemeenschapsleven op als een sprankje hoop in de duisternis, en herinnerde er ons aan dat het nooit te laat is om weer onszelf te worden.
Tegenover deze organische, natuurlijke, communistische tendens die het volk bezielde tijdens deze verschrikkelijke uren, verbleekte de staat en toonde hij wat hij is: een koud en machteloos monster. Ook heeft de brutale onderbreking van de helse cyclus van productie en consumptie, het patronaat overgeleverd aan de gebeurtenissen, op de loer wachtend tot de orde is hersteld. Zo heeft de toestand een echte bres geslagen in de maatschappij, waaruit de bron van een nieuwe wereld zou kunnen ontspringen die al leeft in de harten van de gewone mensen. Het werd dus dringend en noodzakelijk om ten koste van alles de oude orde van plundering, misbruik en diefstal te herstellen. Maar dit ging niet uit van de hoge sferen, maar van de bodem van de klassenmaatschappij: diegenen die tot taak hebben om de zaken terug op hun plaats te brengen, anders gezegd, met geweld de verhoudingen van terreur opdringen die de kapitalistische privé toe-eigening mogelijk maken. Het waren de maffia's van drugdealers die ingekapseld zitten in de volkswijken, de arrivisten onder de grootste arrivisten, de kinderen van de arbeidersklasse die zich aansluiten bij de bourgeois ten koste van de vergiftiging van hun broeders, van de sekshandel van hun zusters, van de consumptiedrift van hun eigen kinderen. Gangsters, anders gezegd kapitalisten in natuurlijke staat, plunderaars van het volk, veilig in hun 4x4 en bewapend met geweren, bereid tot intimideren en het pluimen van hun eigen buren of inwoners van anderen wijken om de zwarte markt proberen te monopoliseren en makkelijk geld te maken, anders gezegd : macht. Het feit dat deze individuen de natuurlijke bondgenoten zijn van de staat en de patroonsklasse blijkt uit het feit dat hun wansmakelijke misdaden door de media in de verf zijn gezet om paniek te zaaien in de hoofden van een al gedemoraliseerde bevolking en zo de militarisering van het land rechtvaardigt. Welk ander scenario had gunstiger kunnen zijn voor onze politieke en patronale heersers, die in deze rampzalige crisis niets anders zien dan een goede gelegenheid om goede zaken te doen en winsten verdubbelen door druk uit te oefenen op een arbeidskracht die overheerst wordt door schrik en wanhoop?
Van de kant van de tegenstanders van deze sociale orde is het zinloos om de lof te bezingen van de plunderingen, zonder de sociale inhoud van dergelijke acties te preciseren. Het is helemaal niet hetzelfde als een massa min of meer georganiseerde mensen, maar met een gemeenschappelijk doel voor ogen, de verdeling in handen neemt van de levensnoodzakelijke dingen om te overleven... en bewapende bendes die de bevolking bestelen om zichzelf te verrijken. De aardbeving van zaterdag de 27e heeft niet alleen de arbeidersklasse heel hard getroffen en bestaande infrastructuur vernietigd. Maar ze heeft ook ernstig de sociale verhoudingen overhoop gegooid in dit land. In een paar uur tijd, is de klassenstrijd met al haar kracht voor onze ogen opgedoken, ook al zijn ze misschien te gewend aan de televisiebeelden om het wezen van deze gebeurtenissen te vatten. De klassenstrijd is hier, in onze wijken die verworden zijn tot ruïnes in de duisternis, krakend en knarsend onder onze stappen, op de bodem zelf van de maatschappij, waar bij een dodelijke botsing twee soorten mensen eindelijk tegenover elkaar staan: aan de ene kant de vrouwen en mannen met een collectieve geest, die proberen elkaar te helpen en te delen ; aan de andere kant de anti-socialen die plunderen en op hen schieten om zo hun eigen primitieve accumulatie van kapitaal te kunnen beginnen. Hier, bij ons de onzichtbare en anonieme wezens van altijd, gedwongen in onze levens van uitgebuiten, van onze buren en onze ouders, maar bereid tot banden met allen die dezelfde bezitloosheid delen, Daar, bij hen, weinig talrijk, maar bereid om ons met geweld te beroven van het weinige of bijna niets dat wij onder elkaar kunnen delen. Aan de ene kant het proletariaat, aan de andere het kapitaal. Zo eenvoudig is dat. In vele wijken van dit verwoeste territorium, beginnen de mensen in deze vroege ochtenduren hun verdediging te organiseren tegen de bewapende horden. Op dit uur begint er een materiële vorm te ontstaan van klassebewustzijn van diegenen die zich verplicht zien om brutaal en in een oogwenk, te begrijpen dat hun levens aan henzelf toebehoren en dat niemand hen zal ter hulp komen.
Boodschap ontvangen op 3 maart 2010.
(1) De aardbeving had plaats op 27 februari 2010 in volle nacht, met een magnitude van 8,8. Ze veroorzaakte de dood van ongeveer 500 mensen, maar de tsunami die er op volgde voegde daar nog meer doden aan toe. Ze trof veel Chileense steden, waaronder de hoofdstad Santiago. Maar het was in de tweede agglomeratie van het land, die van Concepción (900.000 inwoners), waar de doden en de schade het ergste waren [nvdv].
Regering en media bazuinen het rond : België zou zonder te grote kleerscheuren de crisis doorstaan hebben dank zij haar sociale zekerheid. En ondertussen kleurt de economische hemel weer op zodat soberheid en besparingen binnenkort nog slechts een nare droom zouden zijn voor ons “rijk” landje. De voorbije wintermaanden trokken alle caritatieve verenigingen nochtans aan de alarmbel want door de groeiende armoede werden velen het slachtoffer van de bittere kou. Sneeuw en vorst zijn intussen verdwenen maar de thuis- en daklozen, de armoede in steeds grotere delen van de bevolking, die zijn niet verdwenen. De winterbeelden lieten trouwens maar het topje van de ijsberg zien want de armoede neemt wereldwijd toe. De tijd dat armoede in verband werd gebracht met Afrika, Azië of Latijns Amerika is lang vervlogen. Vandaag worden ook in Europa miljoenen mensen ermee geconfronteerd. Een Europeaan op de vijf wordt met armoede bedreigd, volgens recente cijfers van Eurostat en EU-SILC (Europese Unie/ Study on Income and Living Conditions). Volgens de gehanteerde definitie kent elkeen die onder de 60% grens valt van het inkomen van een mediaan gezin een verhoogd risico op armoede. In Spanje en Griekenland leeft reeds 20 % van de bevolking onder de relatieve armoedegrens en 4,5 % van de bevolking leeft in extreme armoede. In het Verenigd Koninkrijk groeit een derde van de kinderen op in armoede. Voor België gaat het over een goede 15% (1 op 7 gezinnen) en dit aantal stijgt (meer dan 1.500.000 personen). Dit cijfer ligt trouwens hoger dan in de andere ‘rijkere’ West Europese landen.
Bestaansonzekerheid wordt de regel voor een steeds groeiend deel van de arbeiders. En als deze bestaansonzekerheid blijft duren hebben ze ook geen middelen om voor zichzelf en voor hun kinderen een toekomst uit te bouwen in dit maatschappelijk systeem. Armoede in onze samenleving is niet enkel een financieel drama maar het strekt zich uit naar alle domeinen van de levenssfeer. Huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, maar ook sociale uitsluiting, isolement, perspectiefloosheid en extreme druk treffen daarom een steeds breder gamma van de bevolking. Dit alles vormt als het ware een vicieuze cirkel waardoor ganse gezinnen steeds dieper in de armoede wegzakken. Individuele drama’s en uitzichtloze revoltes als gevolg van deze situatie zijn dan ook bijna dagelijkse rubrieken in de media.
Inkomen door werk is uiteraard de hoeksteen in het kapitalistische systeem. Een slinkende afzetmarkt leidt voor de bourgeoisie tot problemen met beschikbaar kapitaal en dalende winsten en dit wordt vertaald in een aanval op de loon- en werkvoorwaarden. Winsten en kapitaal zijn immers onbetaald werk. Ofwel wordt het werk productiever ofwel moet het aandeel loon zakken: minder arbeiders per product of minder loon.
- de impact van de huidige economische crisis op de inkrimping van de arbeidsmarkt is groot : Vorig jaar groeide het ‘klantenbestand' van de RVA met ruim 10 % tot 1,3 miljoen en in 2010 wordt het nog erger (reeds 1,4 miljoen in maart). Nooit eerder in de RVA-geschiedenis waren er dat zoveel (en dit ondanks een agressief “controlebeleid” dat leidde in 2009 tot 90.000 (tijdelijke) schorsingen van de uitkering. (Agentschap Belga, 10.03.2010)). In Vlaanderen alleen was er een recordstijging op jaarbasis van 23,8 %. In landen als Ierland of Denemarken was er sprake in 2009 van een verdubbeling. In Nederland ging de werkloosheid met de helft omhoog, in Frankrijk met een kwart. De relatief lagere score van België heeft alles te maken met het bestaan van het systeem van tijdelijke werkloosheid, waarbij bedrijven hun overtollige arbeiders – en sinds kort (onder voorwaarden) ook bedienden – een tijdlang bij de RVA kunnen ‘parkeren', zonder ze te moeten ontslaan. In de maanden maart en april 2009 bereikten we ongeziene toppen van 25% van de totale arbeidersbevolking die tijdelijk economisch werkloos waren!
- Maar ook een groeiende proportie van de werkenden loopt een armoederisico. Door een precaire werksituatie of een ontoereikend loon komen vooral alleenstaande ouders (van 32 % in 2005 naar 40% in 2008 volgens EU-SILC), huishoudens met meerdere kinderen en personen met een niet-EU25 nationaliteit eerst in de armoedezone terecht. Ook de vele deeltijdse- en tijdelijke contracten, de precaire jobs leiden tot een verhoogd armoederisico. In 2006 had 14% van de personen onder de armoedegrens werk als voornaamste activiteit.
De tewerkstellingskansen worden kleiner en het feit werk te hebben is op zich geen garantie meer om niet in de armoedekringloop terecht te komen. Deze absolute verarming blijkt reeds duidelijk uit de daling van het aandeel loon in het nationale inkomen : dit is de laatste paar jaren gezakt van 60% naar 50%, volgens de nationale bank.
Maar onze democratieën gaan toch prat op een sterke sociale zekerheid die armoede verhindert door de behoeftigen op te vangen met sociale uitkeringen ? Universitaire instituten die observatiewerk verrichten voor de bourgeoisie ontkrachten zelf dit sprookje : “De sociale minima zijn ruim onvoldoende. Zelfs als gezinnen met een laag inkomen geen gezondheidsproblemen hebben en zij hun inkomen op de ideale wijze budgetteren, kunnen zij de materiële voorwaarden voor goede gezondheid en autonomie niet realiseren. (...). Wie enkel van een uitkering leeft, zit in ons land bijna automatisch rond of onder de armoedegrens” (B. Cantillon, hoofd van het Centrum voor Sociaal Beleid, U. Antwerpen, De Standaard 16.05.09 en 24.03.10). Nochtans hebben de beleidsmakers in het Generatiepact (2005) en in de Programmawet (2006) met groot vertoon een structureel welvaartsaanpassingsmechanisme voor de sociale uitkeringen opgenomen. Op papier oogt het mooi, maar in realiteit werd er – ondanks de mooie beloftes van de opeenvolgende regeringen - nog helemaal niks ‘ingevoerd’. Onlangs nog zei Vlaamse minister van Armoedebestrijding, Ingrid Lieten (SP.A) dat de (federale) minimumuitkeringen, zoals het leefloon en de minimumuitkering bij langdurige ziekte, ‘niet meer fatsoenlijk zijn'. Ze wil dat ze met 150 euro per maand opgetrokken worden. Zij voegt er wel cynisch aan toe: ‘Natuurlijk is die verhoging moeilijk te realiseren in crisistijd. Dat weten wij ook wel.'. De volgende “harde” gegevens vatten de meedogenloze realiteit samen :
- De minimumuitkeringen – het leefloon, de minima in de pensioenen, in de invaliditeitsuitkeringen, enzovoort – liggen in België meer dan 100 euro lager dan de Europese armoedegrens!
- In België staan de minimumwerkloosheidsuitkeringen in verhouding tot de gemiddelde lonen zowat 40 % lager dan in het midden van de jaren zeventig.
- Vergeleken met de minieme stijging van de (laagste) lonen verloren de bijstandsuitkeringen in de loop van de jaren negentig terrein, met 10 % (België) tot 20 % (Zweden) en meer (Nederland).
Enerzijds wil de bourgeoisie de onproductieve kosten afbouwen : alle kosten die niet rechtstreeks tot haar productieproces behoren moeten tot het minimum herleid worden. Anderzijds gaat het ook om wat de burgerlijke sociologen de “zweepfunctie” noemen : de sociale uitkeringen moeten duidelijk lager blijven dan de arbeidsvergoedingen. Want om de lonen te verlagen mogen ze niet te dicht in de buurt van de uitkeringen komen om zogezegd “werk niet te ontmoedigen” (sic). Onder het mom van “sociale inclusie” wordt zo de uitsluiting van al wie niet geactiveerd kan worden gegarandeerd.
Het Belgisch pensioenstelsel is al enige tijd aan het aftakelen en is totaal ontoereikend. De forfaitaire tussenkomsten van de zorgverzekering zijn ontoereikend voor wie een laag pensioen heeft en een rusthuis betalen zit er voor deze mensen niet in. Het gemiddeld brutopensioen per werknemer is 925 euro (studie van Assuralia 10/02/2010). België heeft daarmee zowat de laagste pensioenen van West-Europa.
Aanvullende pensioensystemen worden alsmaar onvermijdelijk. Zij creëren echter niet alleen meer ongelijkheid, maar zijn ook mechanismen van structurele uitsluiting. Honderdduizenden niet-actieve mensen hebben geen toegang tot deze aanvullende stelsels. Voor de werklozen, meer dan 200.000 invaliden, arbeidsgehandicapte mensen of leefloners is er geen aanvullend systeem, want daarvoor heb je werk nodig. En wat met de interimwerknemers of de dienstencheque-poetsvrouw?
Nagenoeg alle Europese landen hebben de voorbije jaren hun pensioenstelsel al meerdere malen hervormd. In de jaren negentig werden ze 'in evenwicht gebracht' en werd het vervroegde pensioen afgeschaft. De hervormingen van de jaren 2000 moesten de zogenaamde stijgende levensverwachting opvangen en ook het feit dat er te weinig werkenden zijn die afdragen en te veel uitkeringstrekkers. Zoals reeds aangetoond wordt een steeds groter deel van de arbeidersklasse uitgesloten en slaagt de bourgeoisie er wereldwijd steeds minder in de nieuwe generaties in het arbeidscircuit in te schakelen; het inkomen uit loon zakt en dus komen de pensioenkassen in moeilijkheden. Door de pensioenleeftijd op te trekken verlaagt men in feite nogmaals de uitkering. Dit kondigt nog meer armoede aan!
De combinatie van werkloosheid, slechtbetaalde jobs en dalende uitkeringen leiden tot een concentratie van problemen die de levensomstandigheden van de arbeidersklasse steeds zwaarder aantasten.
- De schuldenlast van de gezinnen neemt toe. Steeds meer Belgen leven op krediet en hebben problemen om hun schuldenlast tijdig af te betalen. De kredietcentrale van de Nationale Bank van België noteerde eind 2009 4,9 miljoen mensen (op populatie van ±10,5 miljoen) die minstens één krediet hadden lopen. Welgeteld 356.611 van hen hadden een betalingsachterstand, een stijging van 3,6 %. Het totale achterstallige bedrag steeg in 2009 met liefst 16,1 % tot 2,16 miljard euro. In 2007 waren er 338.933 personen geregistreerd met een schuldoverlast. Dit cijfer heeft enkel betrekking op consumentenkredieten en hypothecaire leningen. Schulden die verband houden met huur, gezondheidszorgen, telecommunicatie, energie... zijn hierin niet opgenomen.
- De kwaliteit van de huisvesting gaat sterk achteruit. Een groeiend deel van de arbeidersbevolking heeft weinig geld, zij zoekt naar een goedkopere woning, moet huren in het laagste segment van de privé huurmarkt (want het aantal sociale woningen is ontoereikend). Arbeidersgezinnen komen daardoor terecht in vochtige, kleine, onveilige huizen met onvoldoende sanitaire voorzieningen. Of ze worden helemaal dakloos. Nochtans, vormt een betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting een cruciaal gegeven in de spiraal van armoede en sociale uitsluiting.
Ongeveer 3 miljoen Europeanen zouden dakloos zijn, waarvan volgens officiële tellingen zo'n 20.000 in België (federale dienst Maatschappelijke Integratie). Volgens ramingen van onderzoeksgroepen van de Universiteit Antwerpen en de universiteit Luik zijn er in Vlaanderen 12 dak- en thuislozen per 10.000 inwoners (7.000), in Wallonië 25 per 10.000 inwoners (8.000) en in Brussel 30 per 10.000 inwoners (3.000).
Een aantal groepen ontsnappen wellicht aan de tellingen. Velen zijn maar even dakloos, anderen zijn ‘chronisch dakloos', nog anderen willen helemaal niet in het vizier komen, niet zelden omdat ze illegaal hier zijn. De groep thuis- en daklozen groeit en wordt ook jonger en vrouwelijker. Een snel groeiende groep zijn de uit hun woning gezette huurders. De ½ van de mensen die beneden de armoegrens leven vandaag heeft nog een huis door erfenis of verworven toen ze nog voldoende inkomen hadden. Maar 1 op 6 kan het niet verwarmen of onderhouden. (EU-SILC studie). Ook dit is een zoveelste indicatie over het verpauperingsproces dat aan de gang is !
- Het groeiende aantal geheel of gedeeltelijk afsluitingen van de energievoorzieningen is ook een aanduiding van de steeds erbarmelijk wordende levensvoorwaarden waarin mensen wonen. Aardgas is tussen begin 2003 en december 2009 50% tot 70% duurder geworden voor de grote meerderheid van de gezinnen, volgens een studie van de Belgische energieregulator. Voor een gezin met een gemiddeld verbruik dat zich met aardgas verwarmt, lag de eindprijs in december 2009 tussen de 35 en 40% hoger dan zes jaar geleden. Wat elektriciteit betreft toont de studie aan dat gezinnen met een klein verbruik bijna 40 % meer betaalden dan zes jaar geleden. In oktober 2009 zou Eandis, de grootste netbeheerder in Vlaanderen, meer dan 88.000 toegangspunten (elektriciteit en aardgas samen) op het distributienet hebben als sociale leverancier. Deze klanten werden dus allemaal gedropt door een commerciële leverancier, wegens het niet (kunnen) betalen van energiefacturen. In het Waalse Gewest genoten 37.991 afnemers van het sociaal tarief voor gas en 81.677 voor elektriciteit. (Commission Wallonne pour l’Energie – CwaPE, 2009).
- De gezondheidszorg neemt af. Ongezonde woonsituatie, opgedreven werkomstandigheden en goedkope onevenwichtige voeding leiden dikwijls tot gezondheidsproblemen. Omwille van de financiële situatie worden gezondheidszorgen vaak uitgesteld. De gezondheid wordt slechter en bemoeilijkt de tewerkstellingsomsvoorwaarden.
Uit cijfers blijkt dat de daling van het inkomensniveau vaak leidt tot slechtere gezondheid, een verminderde toegang tot de gezondheidszorg en tot vroeger sterven. De levensverwachting van de Belgen blijft stijgen en de kindersterfte blijft dalen, maar de gezondheidsindicatoren bevestigen het bestaan van belangrijke ongelijkheden op het vlak van de gezondheidstoestand en de toegang tot de gezondheidszorg, en dit op het vlak van de subjectieve inschatting van de gezondheid, de mate van belemmeringen in de dagelijkse bezigheden ten gevolge van ziekte, de depressies, het overgewicht, het alcohol en rookgedrag, de participatie in screening van baarmoederhals- en borstkanker.
De eerste bekommernis van de overheid is immers “wie betaalt de gezondheidszorg?” en niet “hoe zorgen we dat iedereen aan zijn trekken komt?”. En in tijden van draconische besparingen in de staatsuitgaven voor sociale zekerheid zal de bourgeoisie niet aarzelen de de kosten door te rekenen op de kap van de arbeidersklasse. En dit terwijl in 8 % van de gezinnen het afgelopen jaar reeds iemand een medische behandeling stopzette wegens geldproblemen, in 26 % werd een behandeling uitgesteld en in 9 % zag iemand helemaal af van een behandeling om die reden (enquête van Test–Gezondheid/Test–Aankoop).
Inzake goedkope voeding stellen we ook vast dat voor het 14e jaar op rij het klantenbestand voor de voedselbedeling groeit. In 1994 klopten 59.461 personen aan en in 2007 deden 108.100 personen een beroep op één van de negen voedselbanken, die verenigd zijn in de Belgische Federatie van Voedselbanken [46]. Het zijn hoe langer hoe meer mensen uit verschillende milieus: werklozen, leefloontrekkenden, mensen die failliet zijn gegaan, arbeiders en bedienden met een laag loon. Wat nogmaals de tendens bevestigd dat de armoede steeds groter delen van de arbeidersklasse raakt.
Ook de bourgeoisie en haar regeringen kunnen niet meer naast deze realiteit zien. Zij stelt dan ook alles in het werk om de ganse arbeidersklasse te misleiden over de essentiële reden voor de uitbreiding van de armoede. Eerst en vooral wil ze doen geloven dat de democratische regeringen werk willen maken van de strijd tegen de armoede : zo verklaarde Europa met veel trompetgeschal dat 2010 het Europese jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting zou worden. Bedoeling was hier duidelijk om bij de arbeidersklasse de indruk te wekken dat de democratische regeringen het probleem aanpakken om zo de aandacht van de arbeiders van de werkelijke oorzaak van hun ellende af te leiden. Op hun traditionele lentetop maakten de premiers en de presidenten van de Europese Unie echter reeds duidelijk dat hun plannen om het aantal mensen in armoede tegen 2020 met 20 miljoen te verminderen loutere bluf zijn. Deze optie werd gewoon geschrapt uit de eindverklaring. Verschillende lidstaten vonden dat armoedereductie geen doel op zich moet zijn, maar het gevolg van economische groei (sic!). Met sint-juttemis dus.
Anderzijds proberen de bourgeoisie en haar media ook de bevolking en meer bepaald de arbeiders te doen geloven dat de armen zich in die situatie bevinden door hun eigen fout of omdat ze niet hard genoeg werken – wat inhoudt dat ze lui en onverantwoordelijk zijn. Dat is een manier om een steeds groter deel van de arbeidersklasse een schuldgevoel aan te praten en volledig met de verantwoordelijkheid voor hun ellendige situatie op te zadelen. Het laat vermoeden dat de kapitalistische maatschappij geen verantwoordelijkheid draagt en dat er dus niets fundamenteel hoeft gewijzigd te worden aan de sociale verhoudingen. De onvermijdelijke gevolgen van armoede in deze kapitalistische maatschappij worden geïndividualiseerd en geïsoleerd bekeken en aangekaart zodat de basisoorzaken buiten schot blijven. “Sociale problemen (werkloosheid, armoede, enzovoort) worden als individuele problemen gezien die met een strenger repressief beleid moet worden aangepakt. Dit leidt tot simplistische beleidsmaatregelen, die zich vooral richten op symptoombestrijding: daklozen worden uit de metrostations verjaagd, en spijbelende jongeren (en hun ouders) worden harder aangepakt. En de maatschappij blijft netjes buiten schot.” stelden Nadia Fadil (KULeuven), Sarah Bracke (KULeuven), Pascal Debruyne (UGent) en Ico Maly (KifKif)) in een discussie naar aanleiding van de aanhoudende opstootjes in Anderlecht dit voorjaar. Deze wetenschappers “vergeten” wel even die maatschappij die buiten schot blijft een naam te geven : het kapitalisme, een systeem dat al decennia lang de grenzen van zijn kunnen heeft bereikt en in zijn historisch verval terecht gekomen is.
Om de armoede uit te roeien moeten we haar wortels aanpakken verstrengeld in de winstlogica van de kapitalistische marktwetten, die drooggelegd werd door de historische crisis waarin het systeem terecht kwam. De campagnes die de bourgeoisie opzet zijn inderdaad vooral gericht om de schuldvraag van zich af te schuiven. De realiteit achter al de cijfers die we opgesomd hebben en de fundamentele dynamiek die vervat zit in de sociale realiteit toont de onomkeerbaarheid aan van de armoedespiraal binnen de grenzen van het huidig systeem. Door de verdieping van de economische crisis wordt de ganse arbeidersklasse steeds harder getroffen en een steeds ruimer deel van haar leden zal in de armoede terecht komen.
Het inzicht in de juiste maatschappelijke- en klasse verhoudingen verdoezelen komt neer op het belemmeren van de bewustwording van de arbeidersklasse en het ontnemen van haar enige perspectief op een uitweg uit de armoede. In de jaren 1930 riepen de revolutionairen de arbeidersklasse reeds op zich niet te laten vangen : “ Een kapitalisme, dat gedwongen is de arbeiders te voeden in plaats van door hen gevoed te worden, heeft geen toekomst. (…) Als het kapitaal werk te geven had, wees maar niet bang, dan kregen we dit meer dan ons lief was. (…) Vraag niet om werk; vecht eenvoudig voor voedsel, kleding, onderdak! Verenig je stem met andere! Daar zijn de stempellokalen, daar zijn de straten en daar zijn ook de fabriekspoorten!” (Living Marxism, USA)
De bourgeoisie tracht van de huidige “sociale malaise” gebruik te maken om de arbeidersklasse te ontmoedigen : zij wil haar doen geloven dat wanhoop en concurrentie deel uitmaken van de « menselijke natuur » en dat de arbeidersklasse niets anders kan doen dan deze situatie te aanvaarden als een fataliteit. De revolutionairen daarentegen wijzen erop dat het de barbarij van het kapitalisme is die verantwoordelijk is voor de armoede en de zelfmoordspiraal. De situatie van uitbuiting en concurrentie die het proletariaat vandaag wereldwijd kent leidt niet noodzakelijkerwijze naar individuele wanhoop, zelfmoorden of depressies. De duizelingwekkende verwording van de levensvoorwaarden van de arbeiders houdt ook het perspectief in zich van de collectieve opstand en van de ontwikkeling van de solidariteit binnen de uitgebuite klasse. Niet de concurrentie tussen de arbeiders is de toekomst maar hun groeiende eenheid tegen de armoede en de uitbuiting, een steeds meer open massale en solidaire arbeidersstrijd.
In het kielzog van Marx herhalen we dus dat de realiteit van de kapitalistische crisis en van de armoedespiraal meer onthult dan enkel de armoede: “Zoals de economen de wetenschappelijke vertegenwoordigers van de bourgeoisklasse zijn, zo zijn de socialisten en communisten de theoretici van de proletarische klasse. Zolang het proletariaat nog niet voldoende ontwikkeld is om werkelijk een klasse te vormen en daardoor de strijd met de bourgeoisie nog geen politiek karakter draagt, zolang de productiekrachten in de schoot van de bourgeoisie zelf nog niet genoeg ontwikkeld zijn om de materiële voorwaarden vaag zichtbaar te laten worden die nodig zijn voor de bevrijding van het proletariaat en het vormen van een nieuwe maatschappij, zolang zijn deze theoretici slechts utopisten die, om aan de behoeften van de onderdrukte klasse tegemoet te komen, stelsels bedenken en op zoek zijn naar een regenererende wetenschap.
Maar naarmate de geschiedenis voortschrijdt en zich tegelijk de strijd van het proletariaat scherper aftekent, hoeven ze de wetenschap niet meer in hun eigen hoofd te zoeken. Ze hoeven zich alleen maar rekenschap te geven van wat zich voor hun eigen ogen afspeelt om zichzelf tot orgaan daarvan te maken. Zolang ze wetenschap zoeken en alleen stelsels creëren, zolang ze aan het begin van de strijd staan, zien ze in de armoede alleen maar armoede, zonder de revolutionaire, tot een omwenteling leidende kant daarin te ontwaren die de oude maatschappij omver zal gooien. Vanaf dit ogenblik wordt de wetenschap een bewust product van de historische beweging en heeft ze opgehouden doctrinair te zijn. Ze is revolutionair geworden.” (Karl Marx, De armoede van de filosofie, Tweede hoofdstuk: De metafysica van de politieke economie)
Lac / 06.04.2010
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 193.96 KB |
Internationalisme nr 347 - 3de kwartaal 2010 Internationalisme nr 347 - 3e kwartaal 2010
Al wie de burgerlijke media gevolgd heeft tussen juni en september moet de overtuiging toegedaan zijn dat België voorwaar de enige plek ter wereld is die de gevolgen van de economische wereldcrisis niet ondergaat. Sedert de federale verkiezingen van juli, m.a.w. sedert meer dan 90 dagen, zijn de schijnwerpers van de pers gericht op de voortdurende verwikkelingen in de eindeloze communautaire soap: onderhandelingen, compromissen, breuken, verraad; de "burger" wordt heen en weer geslingerd tussen de hoop op een nationale verzoening en de wanhoop van het uiteenspatten van het land.
Is België dan de enige Staat ter wereld die zich kan veroorloven om geen rekening te houden met de instabiliteit van het financiële systeem, de achteruitgang van het B(ruto)N(ationaal)P(roduct), de geloofwaardigheid van de Staat? Uiteraard niet, en dit wordt duidelijk in de verf gezet door de recente economische gegevens: haar banken (Fortis, KBC, Dexia) hebben zwaar te lijden gehad onder de bankencrisis en blijven bijzonder kwetsbaar door twijfelachtige schuldvorderingen, vooral t.o.v. landen uit Oost en Zuid Europa; het Belgische BBP verloor 4,3% in 2008-2009, de openbare schuld overstijgt de 100% van het B(ruto)B(innelands)P(roduct) en het budgettaire tekort voor 2010 bedraagt 5,2%, in plaats van de 4,8% die een jaar geleden voorzien waren (+1,3 miljard euro). Daarenboven, na de PIIGS (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje) staan België en Groot-Brittannië op de tweede rij van de landen die economisch kwetsbaar zijn en ook met het failliet bedreigd worden.
Algemeen kan dus gesteld worden dat globale aanvallen even onafwendbaar zijn in België als in de overige Europese landen. Waarom dan deze focus op de communautaire en taalkundige spanningen? Zeker, de Belgische bourgeoisie is verre van homogeen: interne spanningen bestaan sedert lang in haar midden, vooral tussen regionale fracties, en zij werden nog aangewakkerd door de crisis sedert 2008. Een uitvloeisel hiervan is de spectaculaire opkomst tijdens de laatste verkiezingen van een Vlaamse autonomistische partij, de NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie). Toch zou het van een grote naïviteit getuigen te geloven dat deze burgerlijke fracties niet in staat zouden zijn één front te vormen om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen te verdedigen - het veilig stellen van hun winsten, van hun marktaandeel dat bedreigd wordt door de verschepte concurrentie - en om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen. De geschiedenis van de laatste 50 jaar leert ons dat ze handig hun interne verdeeldheid gebruiken om een dubbele slag te slaan: enerzijds de bewustwording afremmen m.b.t. de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt, anderzijds elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen.
Geconfronteerd met het risico van het financieel in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren: Duitsland, 82 miljard euro gespreid over een paar jaren, Groot-Brittannië 7,2 miljard in 2010, Italië 13 miljard in 2011, Spanje 15 miljard extra dit jaar. Deze indrukwekkende besparingen leiden naar een massale schrapping van jobs in de publieke sector, naar loondalingen (-5% in de overheidssector in Spanje bvb.), het verlaten van de pensioenleeftijd, het verminderen van de pensioenen (In Nederland dalen nu reeds de uitkeringen van bepaalde pensioenfondsen) of van de uitkeringen voor de gezondheidszorg. Met andere woorden, het betekent een significante daling van het levenspeil van de arbeidersklasse, die vergelijkbaar is met deze die plaatsvond in de jaren 1930. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde "sociale staat", in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de "democratische Staat" is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te versluieren voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het is precies in deze context dat het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten gezien moet worden. Bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de "democratische staat" hierin te doen verdwijnen in een institutionele wirwar.
Kenschetsend voor de bekwaamheid van de Belgische bourgeoisie om de regionale misleiding doeltreffend aan te wenden is het feit dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid naar de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke machtechelons. Een hele rits van federale, communautaire en regionale regeringen zag het daglicht (zeven in totaal), samensmeltingen van gemeenten en stedelijke agglomeraties werden doorgevoerd samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Dit leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuursechelons en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze "Staatshervorming" als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de "responsabilisering" van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio's. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om "performanter" te werken dan hun Waalse "concurrenten" en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren te implementeren, enz.;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen tegen de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder het mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
De huidige communautaire campagne (waar de "overwinning" van de NVA deel van uitmaakt) en de "grote staatshervorming" die als "onafwendbaar" aangekondigd wordt, hebben precies hetzelfde doel. Immers, achter de schermen hebben de economische denktanks van de bourgeoisie reeds de krijtlijnen uitgetekend van een te duchten besparingsplan 2010-2015 dat stoelt op twee hoofdlijnen:
- de drastische vermindering van de begrotingsuitgaven om de groei van de schuldenlast om te buigen (volgens sommigen gaat het om 25 miljard euro op 5 jaar tijd; volgens het Planbureau om 42 miljard in 4 jaar (zie De Morgen 20.05 en 28.07));
- een belangrijke beperking van de lonen (globaal geschat op 10% (De Standaard, 03.09)) om de concurrentiepositie van België t.o.v. Duitsland te herstellen (+23,4% loonstijging op 10 jaar tijd in België, tegen +8,8% in Duitsland), om marktaandeelverlies goed te maken en om buitenlandse investeringen opnieuw aan te trekken (-70%, waardoor België van de 2de naar de 10de plaats terugvalt onder de landen die de meeste buitenlandse investeringen aantrekt (De Morgen, 23.07.10)).
De "staatshervorming" moet eens te meer de omvang van de aanvallen en de cruciale rol van de "democratische Staat" in het opleggen van deze maatregelen ten dele verdoezelen. Zo staat het reeds vast dat de inspanning verdeeld zal worden over de verschillend bestuursechelons: de federale regering maar ook de regio's en de lokale besturen (bvb. 17 miljard besparingen op de begrotingen 2011-2015 zullen gedragen worden door de gewesten en de gemeenschappen), en het zal gerechtvaardigd worden door de nieuwe "regionale bevoegdheden", die bekomen werden dank zij de Staatshervorming, waartegenover uiteraard ook een toegenomen "responsabilisering" moet staan. Op deze wijze hoopt de bourgeoisie eens te meer de staatsverantwoordelijkheid in het opleggen van de inleveringen te verdoezelen en de ontevredenheid af te leiden naar specifieke zondebokken: " de Brusselse regio die een bodemloos vat is voor de openbare financiën", "de Walen die niet willen werken en die miljarden aan sociale budgetten verslinden", "de egoïstische Vlamingen die elke vorm van solidariteit weigeren en die aanzetten tot concurrentie tussen regio's".
Wanneer de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie - vooral door middel van haar vakbonden - eens te meer gebruik van de ranzige (sub)nationalistische en regionalistische campagnes om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de agressie op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constante in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen m.b.t. de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicaal syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat onder leiding van de PS weerwerk zou bieden tegen het nationaal kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou redden. De arbeiders zullen zwaar betalen voor deze illusie, want het zijn net de regionale regeringen die in de jaren 1970 en 1980 geleidelijk de Waalse mijnen en staalfabrieken zullen sluiten. Sedert het einde van de jaren 1980, kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: "Wat we zelf doen, doen we beter" luidt de slogan van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden gerold met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de "strijd van Vlaanderen om Opel te redden".
Ook vandaag, nu de arbeiders beginnen weerstand te bieden aan de aanvallen, worden de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda gebruikt door de bourgeoisie en haar vakorganisaties eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Zo worden ambtenaren die betogen tegen aanvallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, opgeroepen te betogen, elke groep voor de gebouwen van de eigen voogdijoverheid (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). In het verleden werden zelfs betogers aangetroffen die niet precies wisten voor welk ministerie te betogen ! Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te sleuren op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische unitaire sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren. Op deze manier trachten ze de arbeiders voor de kar te spannen van het Belgische, Vlaamse of Waalse nationalisme.
Het regionalisme en het (sub)nationalisme zijn fundamentele wapens van de bourgeoisie in haar strijd tegen de arbeidersklasse en zij bezit een grote expertise m.b.t. hun aanwending. Tijdens het arbeidersverzet tegen de drastische inleveringpolitiek in de jaren 1980, was reeds de verdeling tussen de Waalse "heethoofden" en de "gematigde" Vlaamse arbeiders haar centrale wapen om de massale strijdbeweging van 1983 en 1986 te fnuiken. En vandaag staan we voor een onophoudelijke intense communautaire hetze vanwege de burgerlijke partijen, die eigenlijk bijna permanent aanhoudt sedert 2008, en die moeilijke voorwaarden schept voor een mobilisatie van de arbeiders, voor hun strijd en vooral voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de reacties van de arbeidersklasse voor het ogenblik minder uitgesproken zijn dan in naburige landen, zoals Frankrijk of Duitsland. Anderzijds is het ook zo dat de intensiteit van de campagnes en de uiterste voorzichtigheid waarmee de bourgeoisie haar maatregelen naar voren schuift kenmerkend is voor haar angst t.o.v. een arbeidersklasse die in de jaren '70 en '80 haar strijdbaarheid getoond heeft. In de huidige omstandigheden moeten de revolutionairen meer dan ooit beklemtonen dat de arbeiders, vanwaar ze ook zijn, vanwaar ze ook komen, strijd leveren tegen dezelfde aanvallen, voor de verdediging van dezelfde belangen; zij moeten met kracht stellen dat de arbeidersklasse geen vaderland heeft, noch een Vlaams, noch een Waals, noch een Belgisch.
Jos / 15.09.10
Men denkt gewoonlijk dat de Chinese economie ontsnapt aan de globale crisis van het kapitalisme, maar men zou dat moeten zeggen tegen de duizenden Chinese arbeiders, die gedurende de laatste weken deelnamen aan de golf van stakingen die veel regio's van het land beroerden!
De strijd, waarover het meeste werd gemeld, is de strijd die plaats hadden in de Honda-fabrieken, die tot nu toe drie stakingsgolven kenden; tijdens de eerste daarvan slaagden de arbeiders er zelfs in een loonsverhoging tot 24% te verkrijgen.
Bij Foxconn (Ipod fabrikant), waar recentelijk veel zelfmoorden gebeurden, hebben de stakers een loonsverhoging van 70% gekregen. In de KOK-fabriek (fabrikant van onderdelen), zijn er confrontaties geweest tussen de arbeiders en de ordediensten, naar aanleiding van de poging van deze laatsten om de arbeiders te verhinderen de straat op te trekken om hun strijd kenbaar te maken.
De Chinese media heeft geen black-out gelegd over deze strijd, omdat het allemaal buitenlandse bedrijven betrof en ze deze conflicten hebben gebruikt om een regeringspropaganda op poten te zetten tegen hun regionale Japanse en Zuid-Koreaanse rivalen. In werkelijkheid hebben veel arbeiders van Chinese bedrijven deelgenomen aan stakingsbewegingen in meerdere steden. Politie en andere veiligheidsdiensten werden geregeld tegen hen ingezet.
De media buiten China hadden snel door dat er iets belangrijks bezig was. Met titels als « De opgang van een Chinese arbeidersbeweging » (Businessweek.com), « De nieuwe generatie schudt het arbeidsmilieu door elkaar in China » (Reuters) en « Stakingen brengen China in moeilijkheden door sociale beroering » (Associated Press), erkent de bourgeoisie en haar media dat de actuele beweging verder gaat dan de groeiende ontevredenheid van de Chinese arbeidersklasse die ze kende van de voorbije periode.
Het artikel van Associated Press (11 juni 2010), meldt dat « de autoriteiten lang de lokale en beperkte protestbewegingen hebben getolereerd van de arbeiders, ontevreden met hun loon of andere kwesties, en zodoende erkenden dat er misschien een noodzaak was tot uitweg voor deze frustraties », maar de Financial Times (11 juni 2010) voegt daarbij dat « er tekenen zijn dat de sociale protestbewegingen veel uitgebreider en gecoördineerd waren dan men dacht, daarmede schrik veroorzakend, dat, geconfronteerd met de mogelijkheid van gelijkaardige eisen, de kosten van de multinationals zou kunnen verhogen. »
Een econoom die in Hong Kong verblijft en die wordt aangehaald door de Daily Telegraph (10 juni 2010) herhaald dit door volgende te schrijven: « één enkele vonk is al wat er nu nodig is om elk nieuws doorheen gans China te laten verspreiden, hetgeen zou kunnen leiden tot gelijkaardige stakingsacties in andere fabrieken ». (Sociale bewegingen)
De « experts » trachten de redenen van deze strijd en hun tendens om andere arbeiders te inspireren en zich verder uit te breiden, te minimaliseren: « De arbeiders houden zich onderling op de hoogte dank zij draagbare telefoons en Sms-berichten. Zij vergelijken hun lonen en hun arbeidsomstandigheden, dikwijls met deze van arbeiders uit hun oorspronkelijke provincie. Zij gebruiken deze informaties om te onderhandelen met hun bazen, legt Joseph Cheng, professor aan de stadsuniversiteit van Hong Kong uit. Deze (Sociale bewegingen) hebben sinds het begin van het jaar plaats in de Delta's van de Pearl River en de Yangtsé wegens tekort aan arbeidskrachten. » (Financial Times, 11 juni 2010)
En zoals een andere « expert » samenvat: « een van de stakingen had plaats omdat de arbeiders uiteindelijk enkel nog berichtjes naar elkaar stuurden » vermeldt Dong Baohua, universiteitsprofessor recht van de universiteit van Politiek en West-Chinees recht. De moderne technologie bevordert het uitbreken van stakingen » (Financial Times, 11 juni 2010)
De technologische innovaties worden wel degelijk gebruikt door de arbeiders, maar dit legt niet uit waarom ze staken, waarom ze zich hergroeperen om te strijden. Wat het wel uitlegt zijn de werkomstandigheden in dewelke zij werken en leven. Volgens de officiële statistieken bestond het Chinees B(ruto)B(innenlands)P(roduct) in 1983, voor 56% uit lonen; zij zijn gezakt tot 36% in 2005. Gedurende de laatste 5 jaren, heeft bijna een op vier Chinese arbeiders geen loonsverhoging gekregen. Indien iemand zich verrijkt heeft dank zij het Chinese economisch wonder, dan is het niet de arbeidersklasse. De recente verhogingen van het minimumloon in de grote geïndustrialiseerde provincies zoals Guangdong, Shandong, Ningxia en Hubei werden uitgelegd als een poging om tegemoet te komen aan de inflatie-effecten, maar zelfs de Staatsmedia hebben soms toegegeven dat ze ook tot doel hadden de sociale onvrede te voorkomen.
In het dagblad dat de officiële lijn weergeeft, het Dagblad van het Volk ( 9 juni 2010), kan men in een artikel, op het voorste blad, met de titel: « De experts voorzien een verhoging van werkconflicten », lezen, dat « de in meridiaal China ontstane stijgende sociale conflicten aanleiding zullen geven tot een tendens van loonsverhoging in een nabije toekomst ».
Dit wordt voorgesteld als een « opportuniteit », maar er wordt geen enkele uitleg verschaft voor de « conflicten ». Nochtans kan men, zoals een functionaris uitlegt naar aanleiding van investeringsprojecten van ondernemingen in Hong Kong, zoals de kapitalisten, overal de rekening maken: « Indien de arbeidskost verhoogt, zullen de winsten verlagen en is het mogelijk dat de fabrieken worden verplaatst naar landen waar de arbeidskost goedkoper is ».
Het is reeds lang, dat het ongeduld en de frustratie ten opzichte van de vakbonden zich verder ontwikkelen in China. Deze organen, duidelijke staatsorganismen, proberen niet alleen de stakingen te ontmoedigen of te verhinderen, maar hebben bovendien fysisch geweld gebruikt (zoals bij Honda) tegen de arbeiders die als reactie de syndicale afgevaardigden bevochten hebben. Het is geen toeval dat de arbeiders andere wegen hebben gezocht.
Bijvoorbeeld wordt in een artikel van de New York Times (10 juni 2010), aangehaald dat « de hier en daar ontstane stakingen, de Chinese provincies beginnen te bereiken, die tot nu toe gespaard gebleven waren van sociale onlusten », eveneens vermeldt wat er is gebeurd bij Honda tijdens een van die stakingen: « hier hebben de arbeiders een democratische organisatie ontwikkeld met gekozenen vanuit hun basis, om hen te vertegenwoordigen bij de collectieve onderhandelingen met het patronaat. Zij vragen ook het recht om een syndicaat op te richten dat los staat van de nationale federatie van syndicaten dat gecontroleerd wordt door de regering, die zich reeds lang hoofdzakelijk bezig houdt met de sociale vrede te bewaren voor de buitenlandse investeerders. »
Het is hier noodzakelijk te herinneren aan de experimenten van de Poolse arbeiders in 1980-81, waarbij het ganse land getroffen werd door stakingen en tijdens welke arbeidersvergaderingen hun eigen comités en andere organisatievormen hebben opgericht. De hele macht van deze beweging is verzwakt geworden, door het idee om een « vrije vakbond » op te richten in tegenstelling tot de vakbonden, die door de staat werden geleid.
Dat idee heeft zich gematerialiseerd in de oprichting van Solidarnosc, een vakbond dat de beweging vanaf het begin van de jaren 1980 begon te ondermijnen en eindigde met een regering van bezuinigingen met Lech Walesa als president in het begin van de jaren 1990.
De pogingen van de arbeiders om hun strijd zelf in hand te nemen kan verschillende vormen aannemen, of het nu basisafgevaardigden zijn, verkozen comités, delegaties naar andere arbeiders of massale vergaderingen waarin de arbeiders de organisatie van hun strijd zelf beslissen.Wat belangrijk is, is de dynamiek van de beweging te begrijpen.
Tijdens de eerste staking bij Honda, heeft een delegatie een verklaring gegeven dat duidelijk de bestaande illusies aantoonde i.v.m. de mogelijkheden van vakbonden, maar waarin ook heel goede ideeën zaten. Bijvoorbeeld: « wij strijden niet enkel voor de rechten van 1800 arbeiders, maar voor de rechten van de arbeiders van het ganse land », duidelijk aantonend dat de bezorgdheid van de arbeiders verder ging dan hun eigen fabriek.
Er is ook een fragment, dat, deeluitmakend van één document, bevestigt: « Het is de plicht van de vakbond om de collectieve belangen van de arbeiders te verdedigen en de arbeidersopstanden te leiden » en dat aantoont dat andere ideeën zich ook ontwikkelen: « Wij allen, arbeiders van Honda Auto Parts Manufacturing Cy, Ltd, moeten één blijven en ons niet laten verdelen door de directie(....). Wij roepen al onze arbeiders kameraden op om hun standpunt te uiten bij hun arbeidersafgevaardigden. Alhoewel deze vertegenwoordigers niet alle arbeiders van alle afdelingen omvatten, toch verzamelen zij nauwgezet en gelijkwaardig alle opinies van alle fabrieksarbeiders. De arbeiders van de productielijn die gemotiveerd zijn en willen deelnemen aan de directieonderhandelingen, kunnen zich aansluiten bij de delegatie via verkiezingen...Zonder de goedkeuring van de algemene arbeidersvergadering, zullen de afgevaardigden geen enkel eenzijdig akkoord geven voor een voorstel dat niet tegemoet komt aan bovenvermeldde eisen. » (Libcom.org) Men kon tevens lezen op Businessweek.com: « Wij roepen alle arbeiders op om een hoge mate van eenheid te bewaren en om niet toe te laten dat de kapitalisten ons verdelen. »
De materiële omstandigheden in China, die de strijd en de vraag hoe zich te organiseren stimuleren, zijn dezelfde die arbeiders overal ter wereld tegenkomen.
Car / 11.06.10
Geconfronteerd met het bestaan van verschillen in etniciteit, ras en taal onder de arbeiders, wordt de arbeidersbeweging, historisch geleid door het principe: ‘de arbeiders hebben geen vaderland'. Een principe dat zowel het interne leven van de revolutionaire arbeidersbeweging als de tussenkomst van deze beweging in de klassenstrijd heeft beïnvloed. Elke toegeving ten opzichte van dit principe, betekent een capitulatie voor de burgerlijke ideologie.
De burgerlijke ideologen verdedigen het standpunt dat het karakter van de huidige massale emigratie naar Europa en de Verenigde Staten fundamenteel verschilt van die van voorafgaande periodes in de geschiedenis. Hierachter schuilt het idee dat de immigranten momenteel de gemeenschap, die hen opneemt, verzwakken en zelfs vernietigen, weigeren om zich te integreren in hun nieuwe maatschappij en haar politieke en culturele instellingen verwerpen. In Europa verdedigt het boek van Walter Laqueur, The Last Days of Europe: Epitaph for an Old Continent, verschenen in 2007, het standpunt dat de immigratie van moslims verantwoordelijk is voor de achteruitgang van Europa.
Samuel P. Huningue, professor in de politieke wetenschappen, verdedigt in zijn boek, Who Are We: The Challenges to America's National Identity, gepubliceerd in 2004, de visie dat de reeds generatielange ‘opsplitsing' en de verdeling van de Amerikaanse maatschappij volgens de raciale scheidslijnen van blank/zwart, nu dreigt te worden vervangen door een culturele ‘opsplitsing'. Er dreigt volgens hem nu een verdeling tussen de Spaanssprekende immigranten en de gewortelde Engelssprekende Amerikanen, waardoor de nationale Amerikaanse cultuur op het spel gezet wordt.
Aan het einde van de jaren 1970 was hij, onder de Carter-regering, politieke coördinator voor de Raad van Nationale Veiligheid. In 1993 schreef hij een artikel in Foreign Affairs, dat nadien omgezet werd in een boek, getiteld: The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. Hierin ontwikkelde hij de stelling dat, na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, de ideologie niet langer de belangrijkste basis zou worden voor conflicten in de wereld, maar de cultuur. Hij voorzag dat een naderende civilisatie-schok tussen de Islam en het Westen een internationaal conflict zou veroorzaken. Alhoewel Huntington's visie van 2004 op de kwestie van de immigratie door de intellectuelen, gespecialiseerd in de studie van volkeren en de kwesties van immigratie en assimilatie, grotendeels terzijde werd geschoven, werden zijn visies ruim verspreid door de media en de politieke deskundigen rondom Washington.
De protesten van Huntington tegen het feit dat de anderstalige immigranten zouden weigeren om Engels te leren, de assimilatie zouden tegenwerken en zouden bijdragen aan de politieke vervuiling, zijn niets nieuws in de Verenigde Staten. Op het einde van de jaren 1700 vreesde Benjamin Franklin dat Pennsylvanië zou worden overspoeld door een golf van Duitse immigranten. "Waarom moet Pennsylvanië" vroeg Franklin, "gesticht door de Engelsen, waarom moet zij een kolonie van vreemdelingen worden die weldra zo talrijk zullen zijn, dat zij ons zullen germaniseren eerder dan dat wij hen anglicaniseren?" In 1896 waarschuwde de invloedrijke economist Francis Walker, president van het Massachusetts Institute of Technology (MIT), ervoor dat het Amerikaanse staatsburgerschap omlaag gehaald zou kunnen worden door "de tumultueuze toegang van scharen onwetende en mishandelde boeren uit Oost- en West Europa". President Théodore Roosevelt was zo geërgerd door de toevloed van anderstalige immigranten, dat hij voorstelde dat: "aan alle immigranten die hier komen, moet worden geëist dat ze binnen de vijf jaar Engels leren, of ze verlaten het land". Arthur Schlesinger Senior, historicus aan de Harvard Universiteit, betreurde op dezelfde wijze de sociale, culturele en intellectuele ‘minderwaardigheid' van de Zuid- en Oost-Europese immigranten. Al de klachten en angstreacties van gisteren zijn, merkwaardig genoeg, gelijk aan die van Huntington vandaag.
De historische realiteit heeft deze xenofobe angst nooit gelijk gegeven. Zelfs indien er altijd in elke groep van immigranten, een gedeelte heeft bestaan die ten koste van alles Engels wilde leren, om zich snel te assimileren en om economisch te slagen, is die assimilatie steeds gradueel verlopen - in het algemeen over een periode van drie generaties. De volwassen immigranten behielden in de Verenigde Staten over het algemeen hun moedertaal en hun culturele tradities. Ze woonden in immigrantenwijken waar ze hun moedertaal spraken in hun gemeenschap, in winkels, in de religieuze bijeenkomsten, enzovoort. Ze lazen boeken en dagbladen in hun eigen moedertaal. Hun kinderen, jong geïmmigreerd of geboren in de Verenigde Staten, waren meestal tweetalig. Zij leerden Engels op school en in de 20e eeuw waren ze wel omgeven door de Engelse massacultuur, maar spraken thuis nog de taal van hun ouders en trouwden meestal binnen hun etnische gemeenschap. Bij de derde generatie verloren de kleinkinderen van de immigranten meestal de gewoonte om de taal van hun grootouders te spreken en neigden ertoe enkel nog Engels te spreken. Hun culturele assimilatie werd gekenmerkt door een groeiende tendens om buiten hun oorspronkelijke, etnische gemeenschap te trouwen. Volgens een recente studie Pew Hispanic Centre van de Princeton University (1), lijken de assimilatieontwikkelingen in de huidige periode in de Verenigde Staten zich op dezelfde wijze voort te zetten, ondanks de belangrijke invloed van Spaanstaligen op de immigratie van de laatste jaren.
Maar zelfs als de huidige immigratiegolf kwalitatief anders is dan de vorige, wat is daar nu zo belangrijk aan? Als de arbeiders geen vaderland hebben, waarom zouden wij dan bezorgd zijn over het vraagstuk van assimilatie? Engels heeft in de jaren 1880 de Amerikanisering verdedigd, niet als doel op zich, als een soort tijdloos principe van de arbeidersbeweging, maar als een middel om een socialistische massabeweging op te bouwen. Het idee dat de Amerikanisering een noodzakelijke eerste voorwaarde zou zijn om de eenheid van de arbeidersklasse te ontwikkelen, is in het begin van de 20e eeuw door de praktijk van de arbeidersbeweging zelf weerlegd: zij heeft ondubbelzinnig aangetoond dat de arbeidersbeweging de diversiteit en het internationale karakter van het proletariaat kan omvatten en een verenigde beweging kan opbouwen tegen de heersende klasse.
De recente opstanden in de Zuid-Afrikaanse krottenwijken zijn een alarmsignaal dat de anti-immigratiecampagnes van de bourgeoisie tot barbarij leiden in het sociale leven. Het is vanzelfsprekend dat de kapitalistische propaganda de anti-immigratiewoede in de arbeidersklasse van de metropolen buitensporig aanwakkert. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld, is de overheersende houding onder de bevolking in het algemeen, de arbeiders inbegrepen, dat men de arbeiders-immigranten beschouwt als degene die hun brood willen verdienen om hun families te onderhouden, dat ze het werk doen dat voor de arbeiders van ‘het land zelf' te lastig is en te weinig betaald wordt en dat het dus onzinnig zou zijn hen terug te sturen (2). En dit ondanks de grote inspanningen van de burgerlijke media en de extreemrechtse propaganda om de haat tegen de immigranten aan te wakkeren in verband met de taal- en cultuurkwesties. In de klassenstrijd zelf zijn er steeds meer uitingen van solidariteit tussen arbeiders-immigranten en autochtone arbeiders. Bijvoorbeeld in de strijdbewegingen in 2008, zoals de opstand in Griekenland, waar de arbeiders-immigranten zich bij de strijd hebben aangesloten; of in de staking in 2009 bij de Lindsey-raffinaderij in Groot-Brittannië, waar de immigranten duidelijk hun solidariteit hebben betuigd; of in de Verenigde Staten waar, bij de bezetting van de fabriek Window and Door Republic door de Spaanstalige arbeiders-immigranten, de ‘inheemse', autochtone arbeiders zich voor de poorten verzamelden om hun steun te betuigen, onder meer door hen voedsel te brengen.
Volgens hetgeen de media rapporteren, denken 80% van de Britten dat het Verenigd Koninkrijk een bevolkingscrisis doormaakt door de immigratie: meer dan 50% is bang dat de Britse cultuur zal verdwijnen; 60% denkt dat Groot-Brittannië veel gevaarlijker is geworden door de immigratie; en 85% wil dat men de immigratie vermindert of stopgezet wordt (3). Het feit dat er een voedingsbodem is voor de irrationele angst onder bepaalde elementen van de arbeidersklasse voor het door de burgerlijke ideologie gepropageerde racisme en xenofobie, verwondert ons niet omdat de ideologie van de heersende klasse, in een klassenmaatschappij, een immense druk uitoefent op de arbeidersklasse, tot er zich openlijk een revolutionaire situatie ontwikkelt. Maar met hoeveel succes de bourgeoisie met haar ideologie ook binnendringt in de arbeidersklasse, het principe dat de arbeidersklasse over de hele wereld een eenheid vormt en dat de arbeiders geen vaderland hebben, is voor de revolutionaire beweging het basisprincipe van de internationale proletarische solidariteit en van het bewustzijn van de arbeidersklasse. Alles wat de nationale bijzonderheden benadrukt, wat aan de ‘verdeeldheid' binnen de arbeidersklasse bijdraagt, deze verergert of manipuleert, is tegennatuurlijk aan de internationalistische aard van het proletariaat als klasse en is een uiting van de burgerlijke ideologie die de revolutionairen bevechten. Onze verantwoordelijkheid is de historische werkelijkheid te verdedigen: ‘de arbeiders hebben geen vaderland'.
Hoe het ook zij, zoals gewoonlijk zijn de beschuldigingen van de burgerlijke ideologie tegen de immigratie meer een mythe dan een realiteit. De kans is veel groter dat de immigranten het slachtoffer worden van criminelen dan dat ze zelf crimineel zijn. In het algemeen zijn de immigranten eerlijke arbeiders die hard werken, grenzeloos uitgebuit worden om te overleven, en geld op te sturen naar hun achtergebleven familie ‘thuis'. Ze worden dikwijls bedrogen door bazen met weinig scrupules die minder dan het minimumloon betalen, geen overuren uitbetalen, door huiseigenaars met al even weinig scrupules, die overdreven hoge huren vragen voor echte krotten en door tal van dieven en agressors: allemaal rekenen ze erop dat de angst van de immigranten voor de autoriteiten zo groot is, dat ze geen aanklacht durven in te dienen. De statistieken tonen aan dat de criminaliteit de neiging heeft om toe te nemen onder de tweede en derde generatie immigranten-families, niet vanwege het feit dat ze van immigranten afstammen, maar wel venwege hun voortdurende en verdrukkende armoede, de discriminatie en het gemis aan vooruitzicht als kansarme (4).
Het is belangrijk helder te zijn over het huidige bestaande verschil tussen het standpunt van de Kommunistische Linkerzijde en dat van alle antiracistische ideologieën (hoezeer zij ook beweren revolutionair te zijn). In plaats van de fundamentele eenheid van de arbeidersklasse te benadrukken, stellen zij verdeeldheid voor: zij berispen met moralistische argumenten de arbeiders die wantrouwend staan ten opzichte van de immigranten en niet het kapitalisme met zijn anti-immigratieracisme; ze gaan zelfs zover de arbeiders-immigranten te verheerlijken als helden die meer puur zijn dan de autochtone arbeiders. De ‘antiracisten' steunen de arbeiders-immigranten tegen de autochtone arbeiders in plaats van de eenheid van de arbeidersklasse voorop te stellen. Zij leiden het klassebewustzijn van de arbeiders, op het vlak van haar ‘politieke identiteit', af naar een nationale taal- of etnische ‘identiteit' die doorslaggevend is, en niet het behoren tot dezelfde klasse. Deze giftige ideologie verkondigt dat arbeiders van een of ander land meer gemeen hebben met de bourgeoisie van hun land van afkomst, dan met andere arbeiders. Tegenover het ongenoegen van de arbeiders-immigranten, die blootgesteld worden aan de vervolgingen die ze moeten ondergaan, ketent het antiracisme hen aan de staat. De oplossing die wordt voorgesteld ten aanzien van de kwestie van de arbeiders-immigranten is onveranderlijk een beroep te doen op de burgerlijke legaliteit, of door hen te rekruteren voor de vakbonden, of door de wet op de immigratie te hervormen, of door hen te werven voor de verkiezingspolitiek of door de formele erkenning van de legale ‘rechten'. Alles, behalve de klassenstrijd van een verenigd proletariaat.
De aanklacht door de Kommunistische Linkerzijde van de xenofobie en het racisme tegen de immigranten onderscheidt zich radicaal van deze antiracistische ideologie. Onze stellingname staat in directe, ononderbroken continuiteit met diegenen die de revolutionaire beweging verdedigd hebben sinds de Bond van Kommunisten en het Kommunistisch Manifest, de Eerste Internationale, de Linkerzijde van de Tweede Internationale, de IWW en de Kommunistische Partijen in hun beginfase. Onze tussenkomst benadrukt de fundamentele eenheid van het proletariaat, brengt de pogingen aan het licht van de bourgeoisie om de arbeiders onderling te verdelen, en verzet zich tegen het burgerlijk gezag, tegen soorgelijke politiek en ‘interklassisme'. De IKS heeft deze internationalistische zienswijze bijvoorbeeld verdedigd in de Verenigde Staten door de kapitalistische manipulatie naar aanleiding van de betogingen in 2006 aan te klagen. Deze betogingen waren "in grote mate een kapitalistische manipulatie" zij "heeft de betogingen uitgelokt, gemanipuleerd, gecontroleerd en openlijk gedirigeerd". Zij was doorspekt van nationalisme, "hetzij het latino-nationalisme dat opkwam aan het begin van de betogingen of de misselijkmakende rij van betogers die hun recent amerikanisme kwamen betuigen" die "als doel had elke mogelijkheid voor de immigranten en de autochtone arbeiders om hun essentiële eenheid te erkennen volledig uit te sluiten".(5)
Wij moeten vooral de internationale eenheid van de arbeidersklasse verdedigen. Als internationale proletariërs dienen wij de internationale eenheid te verdedigen van de arbeidersklasse. Als internationale proletariërs verwerpen wij de burgerlijke ideologie et zijn constructies over ‘culturele vervuiling', over ‘vervuiling van taal', over ‘nationale identiteit', over het ‘wantrouwen ten opzichte van de vreemdelingen' of over de ‘verdediging van de eigen gemeenschap of buurt'. Integendeel, onze interventie dient de historische verworvenheden van de arbeidersbeweging te verdedigen: arbeiders hebben geen vaderland; de rode draad in de geschiedenis van de arbeidersbeweging is de solidariteit en eenheid van de internationalistische klasse. Het proletariaat komt uit veel landen, spreekt veel talen, maar is één en dezelfde mondiale klasse die de historische verantwoordelijkheid heeft om het kapitalistisch systeem van uitbuiting en onderdrukking te bestrijden.
Jerry Grevin / naar Internationale Revue nr. 140
(1) Zie "2003-2004 Pew Hispanic Centre the Kaiser Family Foundation Survey of Latinos: Education" en Rabat, reuben G., Massy, Douglas, S. and Bean, Frank D. "Linguistic Life Expectancies: Immigrant Language Retention in Southern California. Population and Development", 32 (3): 4.7-460, september 2006.
(2) Problems and Priorities, PollingReport.com.
(3) Sunday Express, 6 april 2008.
(4) States News Service, Immigration Fact Check: "Responding to Key Myths", 22 juni 2007.
(5) Internationalism, nr.139, zomer 2006: "Immigrant demonstration: YES to the unity with the working class! No to the exploiters!".
Wij publiceren hieronder een artikel over de ramp bij het boorplatform Deepwater Horizon, dat door onze sectie in de VS op de site van de IKS geplaatst werd in de maand mei. Deze laatste ramp heeft de waarheid blootgelegd over het kapitalistisch systeem: zijn drang naar winst walst elke menselijke of milieubezorgdheid plat. Dat is de reden waarom wij alleen maar kunnen verwachten dat dergelijke rampen nog meer zullen plaatsvinden in de nabije toekomst en zolang als het kapitalisme zijn bestaan rekt.
Op dinsdag 20 april 2010 rond 10 uur trof een ontploffing het drijvende boorplatform van Deepwater Horizon ongeveer 50 mijl buiten de kust van Louisiana. Het platform zonk op donderdag 22 april en veroorzaakte daarbij de grootste olielek in de geschiedenis en de weggeblazen pijp spoot dagelijks miljoenen liters olie en methaangas in de oceaan. Dit is al bijna een maand aan de gang op het moment dat wij dit schrijven en het zal nog voor een onvoorziene tijd doorgaan. De niet te schatten schade voor het leefmilieu zijn de minste van de zorgen van de bourgeoisie. Zij schotelt ons dagelijks een walgelijk spektakel voor waarbij de verschillend partijen, BP Oil, Halliburton, Transocean, de kustwacht, de federale regering, elkaar de bal toespelen om hun toegetakelde reputatie te redden. Deze olielek vervoegt de lange lijst van ecologische rampen die veroorzaakt worden door de blinde roofbouw op de planeet door het kapitalisme, gedreven door zijn zoektocht om altijd maar goedkopere manieren te vinden om competitief voordeel te behalen. Deze ramp haalt opnieuw het beeld boven voor wat het systeem in petto heeft voor de toekomstige veiligheidsvoorwaarden voor de arbeiders. De ontploffing heeft 11 arbeiders gedood, en kwam vlak na een recente ontploffing in een koolmijn in West Virginia waarbij 24 arbeiders de dood vonden.
Als wij een blik werpen op wat de kapitalistisch hel vandaag betekent - verlies aan mensenlevens, ecologische roofbouw, hebzucht van de handel, opdrijving van de handelsoorlogen - kan men enkel tot de conclusie komen dat het kapitalisme verschrikkelijke schokken doormaakt die getuigen van zijn historisch bankroet. Op het vlak van de weerslag op het leefmilieu en de levensomstandigheden van de locale bevolking, is de schade die door deze ramp werd veroorzaakt, onmetelijk en zal ze nog jaren voortduren. Het agentschap dat belast was met de 'rampenpreventie', opgezet door de kapitalistische staat onder de vorm van de Minerals Management Service, is ontmaskerd als totaal corrupt en volkomen onbekwaam. Terwijl het zijn functie was om er officieel over te waken dat de booroperaties veilig zouden zijn voor het milieu en dat het aangewende materiaal zonder gevaar zou zijn voor het menselijk leven, incasseerde het gelijktijdig forse royalties van de oliemaatschappijen. Deze praktijk werd welbewust ingevoerd om voorrang te geven aan goedkope productiekosten boven de aandacht voor milieu of mensenlevens. In feite vulde de federale regering haar koffers met de royalties van de oliemaatschappijen, kocht zij de olie aan een goedkope prijs, terwijl de oliemaatschappijen de economische last schuiven op de rug van hun arbeiders door meer en meer op de kosten te besparen en de meest elementaire veiligheidsmaatregelen te verwaarlozen. Dit doet ons onvermijdelijk denken aan een van de andere catastrofes van het kapitalisme: de vernielingen die werden veroorzaakt door de orkaan Katrina en de rol van het staatsagentschap, FEMA (federaal agentschap van urgentiesituaties, nvdv), ook al verrot tot op het bot. De totale corruptie van deze beleidsorganen die opgezet worden door de kapitalistische staat springt zo in het oog dat president Obama besloten heeft om de MMS in tweeën te splitsen. Eén deel ervan zal voortaan de fondsen verzamelen en het andere deel zal toezien op de operaties. Dit is de manier waarop kapitalisme probeert zijn gezicht te redden en proper huis te maken. Zoals altijd liegen zij dat ze er zwart van zien betreffende hun eigen verantwoordelijkheid en de loze beloften van ‘dit komt nooit meer voor'.
De andere onbeschaamde oplichters zoals de oliereus BP zelf, en Halliburton en Transocean, de onderaannemers voor de installaties en bepaalde boorprocedures en materiaal, slingeren elkaar elk dag verwijten toe voor de ramp, in een dagelijks partijtje moddergooien. BP heeft zo'n vertrouwen in de macht van zijn economische status, dat het er zelfs voor gepleit heeft om de normale verantwoordelijkheid, waarvoor in zulke gevallen de Federale regering moet opdraaien nog te verhogen. Alhoewel de maximum straf die opgelegd wordt, 75 miljoen $ bedraagt, pleit BP voor 89 miljoen $. Zij zeggen er evenwel niet bij dat hun inkomsten voor het eerste kwartaal van 2010 in de miljarden liepen. BP heeft er aan toegevoegd dat deze zelfopgelegde schuldbekentenis neerkomt op het verhoging van de factuur voor de kabelaansluiting met 5$ per maand gedurende twee à drie maanden. Halliburton dan weer, lacht zich een bult bij de veronderstelde 'strenge' straffen die de kapitalistische staat tegen haar wil nemen omdat zij weten dat de verzekering driemaal meer zal uitkeren dan wat zij aan inkomsten verloren hebben. En wat met het 'opruimen van het puin' van het leefmilieu? Wel daarvoor gebruikt de Kustwacht vlottende olieopslorpers! Dat komt neer op het gebruik van enkele kleenex doekjes om het water proberen op de slorpen in een overstroomd huis!
Deze operaties zijn zo totaal onaangepast dat de inwoners van New Orleans voorspellen dat de olielek zal gedumpt worden op het strand tijdens het orkaanseizoen dat gestart is. Dit komt neer op een verdere vernieling van een regio die al verarmd en vervuild was. Wat het respect betreft voor het menselijk leven, leidde de ontploffing tot een nacht van terreur voor de mannen die werkten op het platform en een beklemmende nacht voor hun wachtende families. Tijdens de reddingsoperaties die plaatsvonden onder het toezicht van de Kustwacht, werden verschillende oliearbeiders die onder contract stonden bij Transocean, de in Zwitserland gevestigde maatschappij die eigenaar was van het platform, vastgehouden in een reddingsboot en zagen zij het Horizonplatform 12 uur branden vooraleer het schip uiteindelijk naar de kust voer, een tocht waar zij nog eens 12 uur over deden. Een van de arbeiders zei: "Zij hielden ons vast tot ongeveer 11u30 van de volgende morgen, en lieten ons toekijken hoe onze makkers verkoolden. Wij telden daar meer dan 25 schepen. Er was geen reden om ons daar vast te houden". Bij aankomst werden zij apart genomen en moesten zij eerst op band opgenomen interviews afleggen, vooraleer zij de toestemming kregen om hun families te zien. Zij mochten op geen enkele manier met hen in verbinding komen. Deze ramp volgt op een recente ontploffing in de koolmijn van West-Virginia en het is overduidelijk dat de autoriteiten de oliearbeiders wilden ondervragen vooraleer zij er met iemand konden over spreken, om iedere twijfel over de ware toedracht van het 'ongeval' te kunnen opvangen.
Dit volstaat ruimschoots om het wegkwijnende systeem waarin wij leven aan te klagen. Maar daar houdt het niet mee op. De hoeveelheid weggutsende olie zou wel eens 10 keer hoger kunnen zijn dan de officiële schattingen. Bevindingen van experten doen vermoeden dat de BP olielek reeds veel groter is dan het ongeval met de Exxon Valdez in Alaska, in 1989, waarbij 250.000 vaten olie verspild werden en waar, 21 jaar later, vandaag nog altijd resten van gevonden worden. Wetenschappelijke schattingen, die juister zijn dan de leugens die door BP verspreid worden in een poging om hun verantwoordelijkheid te beperken en hun imago op te poetsen van een 'milieuverantwoordelijke' oliereus, stellen dat de hoeveelheid aan olie en gas die vrijgekomen is tussen 56.000 en 100.000 vaten per dag bedraagt. Terwijl BP nog altijd beweert dat er maar 5.000 vaten per dag zouden vrijkomen!
Natuurlijk heeft BP reeds een waslijst van inbreuken, maar zij hebben vele medeplichtigen, waaronder de VS-staat de grootste is. Een van de grootste olierafinaderijen van BP in de VS ontplofte in maart 2005 en veroorzaakte daarbij 15 doden, verwonde 180 mensen en dwong duizenden bewoners om zich schuil te houden in hun woningen. Het incident was het toppunt van een serie van minder ernstige ongevallen in de raffinaderij, en de technische problemen werden door het management terzijde geschoven. Onderhoud en veiligheid op het bedrijf waren afgevoerd als een kostenbesparende maatregel, en de verantwoordelijkheid berustte uiteindelijk bij de managers in Londen. Er zijn verschillende onderzoeken geweest over de ramp en tenslotte pleitte de maatschappij schuldig voor een misdadige schending van de Clean Air Act. Ze werden beboet met 50 miljoen $ en veroordeeld tot 3 jaar op proef. Op 30 oktober 2009, beboette de US Ocupational Safety en Hazards Administration (OSHA), BP voor een bijkomende 87 miljoen $ - de grootste boete in de geschiedenis van de OSHA - omdat zij geen gevolg hadden gegeven aan de verbetering van de veiligheidsmankementen die aan het licht waren gekomen bij de ontploffing van 2005. Inspecteurs stootten op 270 veiligheidsovertredingen die voordien waren gesignaleerd en 439 nieuwe overtredingen. Het ongebreidelde cynisme van de kapitalisten maakt dat BP natuurlijk in beroep ging tegen deze boete!
De lijst van overtredingen door BP is eindeloos, en de lijst van geschillen tussen BP en de VS regering is indrukwekkend lang. Men zou zich er over kunnen verwonderen waarom zo een milieu-charlatan als BP door de VS nog toegelaten wordt om 40% van haar markt in handen te hebben in dit land. In feite komt het er op neer dat de VS, door uiterst laks op te treden omtrent milieu- en veiligheidsnormen, de allereerste medeplichtige is in de rampen die worden veroorzaakt door BP. Het komt de VS economisch zeker 'gunstiger' uit om zijn eigen olie te kunnen kopen van een maatschappij die deze produceert aan een lage kostprijs. De VS staat hen ook toe om delen van haar arbeid in onderaanneming te verlenen - zoals BP dat deed in het geval van Transocean en Halliburton - en BP opereert in de territoriale wateren van de VS. Hun faam van kwalijke praktijken, het schrappen van noodzakelijke kosten, gebruik van oude of slecht werkende installaties, en hun minachting voor de veiligheid van de arbeiders maken het BP inderdaad mogelijk om te produceren aan lage kostprijs! De weerslag is desalniettemin heel ernstig: het betekent dat de VS een technologische achterstand oploopt in de modernisering van zijn eigen productie-apparaat voor olieboring en dit in de context van een wereld waar de nood aan de goedkoopste bronnen van beschikbare energie, namelijk olie nog nooit zo hoog was.
Dit ligt aan de basis van de huidige hervormingswet omtrent energie, die door de Obama-administratie voorgesteld wordt. In de context van een toenemende economische crisis, heeft de VS een schrijnende nood om zijn competitieve snedigheid op de wereldmarkt te herwinnen. De meningsgeschillen zijn niet vreemd aan de betrokkenheid van de VS en Groot-Brittannië bij de Baku-Tiblisi-Cheyhan pijpleiding bijvoorbeeld. Dit is een doorn in de oog van de VS, nu deze proberen de controle te verwerven over de grondstoffen, waar de Europese staten en China nood aan hebben. Dit is de reden waarom het verkeerd zou zijn te geloven dat de acties die worden ondernomen door de VS agentschappen die er op gericht zijn om het Engelse BP's ergste slechte gedrag te beboeten, een weerspiegeling zouden zijn van de bekommernis van de staat over de veiligheid van het leefmilieu en de mensenlevens. De VS heeft in tegendeel van deze ecologische ramp gebruik gemaakt om zijn eigen imago op te vijzelen als 'kampioen van de milieubescherming' en hun gezag te vestigen in een industrie die van levensbelang is voor haar competitiviteit op de wereldmarkt. Zij zijn inderdaad dergelijke rampen aan het omvormen tot wapens van hun handelsoorlog tegen andere landen, in het geval van BP, tegen Groot-Brittannië.
Net als andere kapitalistische landen weten de VS perfect dat de afhankelijkheid van olie, niet zo vlug zal verdwijnen onder de huidige kapitalistische omstandigheden, en nog minder op een moment van zijn meest acute economische crisis. Olie is de enige energiebron die hen een competitief voordeel kan geven, ongeacht de kost voor het leefmilieu en de mensen. Om die reden is het onmiddellijke antwoord van de Obama-administratie een moratorium op het verbod van boren op zee, dat hij pas een maand tevoren had toegestaan. Tijdens zijn presidentscampagne liet Obama de kiezers geloven dat hij er gekant was tegen de verhoging van de kernenergie, de olie- en gaswinning, het delven van kolen als energiebronnen, de drijfriemen van de Amerikaanse economie. Bovendien had hij beloofd te investeren in hernieuwbare energiebronnen en een expansie van de ‘groene' technologie. Maar van zodra hij verkozen was, heeft hij ‘toegegeven' dat de VS een dergelijke hervorming van hun economie niet konden doorvoeren zonder aan competitiviteit in te boeten op wereldvlak.
Het kapitalisme zal nooit 'groen' worden. Zijn veronachtzaming van mens en natuur spat elke dag meer uit elkaar spatten. Deze gebeurtenis legt eens te meer het bankroet en het irrationele karakter van het kapitalisme bloot voor de ogen van de arbeidersklasse. Het zet ons aan om na te denken over de toekomst van het kapitalisme en de mensheid. Het is hoog tijd dat wij het kapitalisme vernietigen, voor het ons vernietigt.
Ana / 19.5.2010
30 jaar geleden, gedurende de zomer van 1980, hield de arbeidersklasse in Polen de wereld in spanning. Een reusachtige stakingsbeweging verbreidde zich over het land: verschillende honderdduizenden arbeiders gingen in verschillende steden in wilde staking, ze deden daarmee de heersende klasse beven, in Polen zowel als in andere landen.
De arbeiders in verschillende fabrieken reageren met spontane stakingen op de aankondiging van een stijging van de vleesprijzen. Op 1 juli gaan de arbeiders van Tczew bij Gdansk en van Ursus in een voorstad van Warschau in staking. Bij Ursus worden algemene vergaderingen gehouden, een stakingscomité wordt gekozen en gemeenschappelijke eisen worden voorop gesteld. Gedurende de volgende dagen blijven de stakingen uitbreiden: Warschau, Lodz, Gdansk enz. De regering probeert verdere uitbreiding tegen te houden door snel toegevingen te doen, zoals loonsverhogingen. Half juli gaan de arbeiders van Lublin, een belangrijk spoorknooppunt, in staking. Lublin ligt op de spoorlijn die Rusland verbindt met Oost-Duitsland. In 1980 was dat een vitale verbinding voor de bevoorrading van de Russische troepen in Oost-Duitsland. De eisen van de arbeiders waren: geen repressie tegen de stakende arbeiders, terugtrekking van de politie uit de fabrieken, loonsverhoging en vrije verkiezingen voor de vakbonden.
De arbeiders hadden de lessen getrokken uit de strijd in 1970 en 1976 (1). Ze zagen duidelijk dat, telkens zij eisen stelden, het officieel vakbondsapparaat aan de kant stond van de stalinistische staat en de regering. Daarom namen ze in de zomer van 1980 direct zelf het initiatief tot de strijd. Ze wachtten niet op instructies van hogerhand, ze stapten samen op, hielden algemene vergaderingen om zelf te beslissen over plaats en ogenblik van hun strijd.
Gemeenschappelijke eisen werden voorop gesteld op massavergaderingen. Een stakingscomité werd gevormd. In het begin stonden economische eisen centraal.
De arbeiders zijn vastbesloten. Ze willen geen herhaling van de bloedige onderdrukking van de strijd zoals in 1970 en 1976. In het industriecentrum Gdansk-Gdynia-Sopot wordt een interbedrijfs-stakingcomité (MKS) gevormd: het bestaat uit 400 leden (twee afgevaardigden per bedrijf). Gedurende de tweede helft van augustus komen telkens 800 tot 1000 afgevaardigden samen. Elke dag worden algemene vergaderingen gehouden op de Lenin scheepswerven. Luidsprekers zijn geïnstalleerd om iedereen toe te laten de discussies van de stakingscomités te volgen, en ook de onderhandelingen met vertegenwoordigers van de regering. Daarna worden ook microfoons geïnstalleerd buiten de zaal waar het MKS samenkomt, zodat de arbeiders die aanwezig zijn op de algemene vergaderingen rechtstreeks kunnen tussenkomen in de MKS-discussies. 's Avonds keren de afgevaardigden, vaak voorzien van cassettes met opnames van de debatten, terug naar hun werkplaats om de discussies en de situatie daar voor te stellen aan 'hun' algemene vergadering in hun bedrijf, waarmee ze hun mandaat verantwoorden voor die vergadering.
Dat zijn de middelen die ervoor zorgen dat zoveel mogelijk arbeiders kunnen deelnemen aan de strijd. De afgevaardigden leggen verantwoording af over het mandaat dat ze gekregen hebben, zijn op elk moment afzetbaar en de algemene vergaderingen beslissen steeds soeverein. Al deze praktijken staan compleet vierkant tegenover de vakbondspraktijk.
Op dat ogenblik, nadat de arbeiders van Gdansk-Gdynia-Sopot zich verenigd hebben, breidt de beweging uit naar andere steden. Om de communicatie tussen de arbeiders te saboteren, verbreekt de regering op 16 augustus de telefoonverbindingen. Onmiddellijk dreigen de arbeiders ermee hun beweging nog verder uit te breiden als de regering de lijnen niet direct weer openstelt. Die geeft toe.
De algemene vergadering beslist dan een arbeidersmilitie op de been te brengen. Terwijl het alcoholverbruik algemeen verbreid is, wordt collectief besloten alcohol te verbieden. De arbeiders beseffen dat ze een klaar hoofd moeten hebben in hun confrontatie met de regering.
Wanneer de regering met repressie dreigt in Gdansk, verklaren de spoorlui van Lublin: "Als de arbeiders van Gdansk lijfelijk aangevallen worden, en als een enkele arbeider een haar gekrenkt wordt, zullen we de strategisch meest belangrijke spoorlijn tussen Rusland en Oost-Duitsland lamleggen."
In bijna alle belangrijke steden zijn de arbeiders in beweging. Meer dan een half miljoen van hen begrijpen dat ze de enige kracht in het land zijn die in staat is zich tegen de regering te verzetten. Ze voelen wat hen die macht geeft:
- de snelle uitbreiding van de beweging in plaats van het uitputten ervan in gewelddadige botsingen zoals in 1970 en 1976;
- hun zelforganisatie, dat wil zeggen hun vermogen om zelf het initiatief te nemen in plaats van op de vakbonden te rekenen;
- het houden van algemene vergaderingen waarin ze hun krachten kunnen verenigen, controle uitoefenen over de beweging, ervoor zorgen dat de grootst mogelijke massa deelneemt en dat allen getuige zijn van de onderhandelingen met de regering.
En de uitbreiding van de beweging was inderdaad het beste wapen van solidariteit; de arbeiders beperkten er zich niet toe steunverklaringen af te leggen, ze namen zelf het initiatief tot strijd. Die dynamiek maakte het mogelijk een andere krachtsverhouding te ontwikkelen. Zolang de arbeiders op zo massale en eengemaakte wijze strijd voerden, kon de regering niet tot repressie overgaan. Gedurende de zomerstakingen, toen de arbeiders op eensgezinde wijze de regering confronteerden, werd geen enkele onder hen getroffen of gedood. De Poolse bourgeoisie begreep dat ze zich een dergelijke fout niet kon veroorloven, maar dat ze de arbeidersklasse van binnenuit moest verzwakken.
Het gevaar dat de strijd in Polen vertegenwoordigde, kan afgewogen worden aan de reacties van de buurlanden. De grenzen tussen Polen en Oost-Duitsland, Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie werden onmiddellijk gesloten. En de bourgeoisie had goede redenen om tot die maatregel over te gaan! In het steenkoolbekken bij Ostrava in Tsjechoslowakije waren de mijnwerkers, het voorbeeld van Polen volgend, ook in staking gegaan. In de Roemeense mijnregio's, in Togliattigrad in Rusland, gingen de arbeiders dezelfde weg op. Ook al zijn er in West-Europa geen stakingen uit directe solidariteit met de strijd van de arbeiders in Polen, dan nemen de arbeiders in verschillende landen wel de ordewoorden over van hun klassebroeders in Polen. In Turijn kon men in september 1980 de arbeiders horen scanderen: "Gdansk toont ons de weg".
Terwijl er in het begin geen syndicale invloed was, zetten de leden van de 'vrije vakbonden' )(2) zich in om de strijd tegen te werken. In het begin werden de onderhandelingen op openlijke wijze gevoerd, maar na verloop van tijd werd beweerd dat 'deskundigen' nodig waren om de details uit te werken van de onderhandelingen met de regering. Het werd de arbeiders steeds moeilijker gemaakt de onderhandelingen te volgen, laat staan eraan deel te nemen. De luidsprekers die de discussies weergaven werkten niet meer tengevolge van 'technische' problemen. Lech Walesa, lid van de 'vrije vakbonden', werd tot leider van de beweging gekroond dankzij het feit dat hij door de directie van de scheepswerven van Gdansk ontslagen werd. De nieuwe vijand van de arbeidersklasse, de 'vrije vakbond', had zijn best gedaan om de beweging te infiltreren en begon nu zijn sabotagewerk. Zo zette hij zich in om de arbeiderseisen helemaal te verdraaien. Terwijl economische en politieke eisen eerst bovenaan de lijst stonden, drongen de 'vrije vakbond' en Walesa nu aan op de erkenning van de 'onafhankelijke' vakbonden, waarmee ze de economische en politiek eisen naar het tweede plan verschoven. Ze volgden de oude 'democratische' tactiek: verdediging van de vakbonden in plaats van de arbeidersbelangen.
De ondertekening van de akkoorden van Gdansk op 31 augustus markeerde de uitputting van de beweging (ook al bleven de stakingen op andere plaatsen nog enkele dagen duren). Het eerste punt van die akkoorden keurde de oprichting goed van een 'onafhankelijke en zelfbeheerde' vakbond die de naam Solidarnosc kreeg. De 15 leden van het MKS-presidium (interbedrijfs-stakingscomité) vormen de leiding van de nieuwe vakbond. Omdat het voor de arbeiders duidelijk was dat de officiële vakbonden aan de kant stonden van de staat, dachten de meesten onder hen nu dat de pas opgerichte vakbond Solidarnosc, 10 miljoen arbeiders sterk, niet corrupt was en hun belangen zou verdedigen. Ze hadden de ervaring niet opgedaan die de arbeiders in het Westen hadden , geconfronteerd met tientallen jaren van 'vrije' vakbonden. Terwijl Walesa toen al beloofde: "We willen een tweede Japan bouwen en voorspoed voor allen creëren" en vele arbeiders, door hun gebrek aan ervaring met de werkelijkheid van het kapitalisme in het Westen, grote illusies konden koesteren, vervulden Solidarnosc met Walesa aan het hoofd de rol van pompiers voor het kapitalisme om de strijdwil van de arbeiders te blussen. Die illusies binnen de arbeidersklasse in Polen waren niets anders dan het gewicht en impact van de democratische ideologie op dit deel van het wereldproletariaat. Het vergif van de democratie dat al zo sterk was in de westerse landen, kon enkel nog sterker zijn in Polen, na vijftig jaar stalinisme. Dat hadden de Poolse en de wereldbourgeoisie zeer goed begrepen. Deze democratische illusies waren de voedingsbodem waarop de bourgeoisie en haar vakbond Solidarnosc hun arbeidersvijandige politiek hebben kunnen ontwikkelen en de repressie ontketenen.
In de herfst van 1980, toen de arbeiders opnieuw in staking gingen om te protesteren tegen de akkoorden van Gdansk, nadat ze vaststelden dat zelfs met een 'vrije' vakbond aan hun zijde hun situatie erop verslechterd was, begon Solidarnosc zijn ware gelaat al te tonen. Net na het einde van de massastaking vloog Walesa van her naar der in een legerhelikopter om de arbeiders op te roepen hun stakingen dringend stop te zetten. "Wij hebben geen behoefte meer aan andere stakingen want die kunnen ons land in de afgrond storten, men moet zich bedaren."
Sinds zijn ontstaan is Solidarnosc begonnen de beweging te saboteren. Telkens het mogelijk is, ontneemt hij de arbeiders het initiatief, en verhindert hen nieuwe stakingen te ontketenen.
In december 1981 kan de Poolse bourgeoisie eindelijk de repressie ontketenen tegen de arbeiders. Solidarnosc heeft zijn best gedaan om de arbeiders politiek te ontwapenen. Terwijl gedurende de zomer van 1980 geen enkele arbeider getroffen of gedood werd dankzij de zelforganisatie en de uitbreiding van de strijd, en omdat er toen geen vakbond was om de arbeiders in te kaderen, werden in december 1981 meer dan 1200 arbeiders vermoord, honderdduizenden werden in de gevangenis geworpen of tot ballingschap gedreven.
Als Lech Walesa, de voormalige leider van Solidarnosc, later aan het hoofd gekozen wordt van de Poolse regering, is dat juist omdat hij getoond heeft een voorbeeldig verdediger te zijn van de belangen van de Poolse staat in zijn functie van vakbondsleider.
Ook als er ondertussen 30 jaar verlopen zijn, en hoewel veel arbeiders die deelgenomen hebben aan de stakingsbeweging destijds nu werkloos geworden zijn of tot emigratie gedwongen, blijft hun ervaring van onschatbare waarde voor heel de arbeidersklasse. Zoals de IKS al in 1980 schreef, "vertegenwoordigt de strijd in Polen op alle punten een grote stap voorwaarts in de strijd van het proletariaat op wereldvlak, daarom zijn deze gevechten de belangrijkste sinds een halve eeuw"(Resolutie over de klassestrijd, IVe Congres van de IKS, 1980, International Review nr. 26). Ze waren het hoogtepunt van een internationale strijdgolf. Zoals we stelden in ons rapport over de klassestrijd in 1999 op ons XIIIe Congres: "De historische gebeurtenissen op dit niveau hebben gevolgen op lange termijn. De massastaking in Polen leverde het definitieve bewijs dat de klassestrijd de enige kracht is die de bourgeoisie ertoe kan brengen haar imperialistische rivaliteit opzij te zetten. Ze heeft in het bijzonder aangetoond dat het Russisch blok - door zijn positie van zwakheid historisch gedwongen de 'agressor' te zijn in elke oorlog - niet in staat was zijn groeiende economische crisis te beantwoorden met een politiek van militaire expansie. Duidelijk gezegd konden de arbeiders van het Oostblok (en van Rusland zelf) niet compleet als kanonnenvlees dienen in wat voor toekomstige oorlog dan ook voor de glorie van het 'socialisme'. In die zin was de massastaking in Polen een machtige factor in de implosie die het Russisch imperialistisch blok trof"(International Review nr. 99, 1999).
IKS
(1) Gedurende de winter 1970-71 gingen de arbeiders van de scheepswerven aan de Baltische zee in staking tegen de verhoging van prijzen van basisproducten. Eerst reageerde het stalinistisch regime met felle repressie tegen de betogingen, waarbij honderden doden vielen, met name in Gdansk. De stakingen hielden echter nog niet op. Tenslotte werd partijleider Gomulka afgezet en vervangen door een 'sympathieker' personage, Gierek. Deze laatste discussieerde 8 uur met de arbeiders van de scheepswerven in Szczecin voor hij hen ervan kon overtuigen het werk te hervatten. Natuurlijk duurde het niet lang voor hij de beloften vergat die hij daarbij gedaan had. In 1976 lokten nieuwe brutale economische aanvallen in verschillende stakingen uit, met name in Radom en Ursus. De repressie maakte opnieuw tientallen doden.
(2) Het ging niet echt om een vakbond, maar om een kleine groep arbeiders die, in samenwerking met het KOR (comité ter verdediging van de arbeiders) dat door intellectuelen van de democratische oppositie gevormd werd na de repressie van 1976, ijverden voor de legalisering van een onafhankelijk syndicalisme.
Wij publiceren hieronder de stellingname van de IKS in Spanje over de metrostaking in Madrid en voegen daarbij een solidariteitsverklaring toe van een groep postmannen uit de Spaanse hoofdstad.
Deze paar lijnen om onze warme en hartelijke solidariteit te betuigen met de metro-arbeiders van Madrid.
In de eerste plaats omdat zij toonden dat massale en vastbesloten strijd het enige antwoord is dat de uitgebuiten in handen hebben tegen de brutale aanvallen die de uitbuiters ons willen opdringen. In dit geval tegen een loondaling van 5%. Een mokerslag voor de arbeiders, die volkomen illegaal is zelfs vanuit het oogpunt van de burgerlijke wette-lijkheid, aangezien het een eenzijdige schending is van de CAO die werd ondertekend door de overheid. En nog durven ze de metro-arbeiders te behandelen als ‘criminelen'!
Solidariteit ook tegen de lastercampagne en de pogingen tot ‘morele lynching' van deze kameraden. Rechtse politiekers en media lanceerden een ranzige campagne die de stakers voorstelt als pionnen in de campagne van de Partido Socialista Obrero Español (PSOE) tegen de ‘leidster' van de Partido Popular (PP) in Madrid (Esperanza Aguirre) die de meest razende eisen stelde voor sancties en ontslagen! (1) We mogen echter niet de krachtige steun van links vergeten aan die campagne van isolering en minachting van de arbeiders. Aguirre en Rajoy eisten krachtdadigheid en de zweep tegen deze "vandalen", maar de minister van Industrie mobiliseerde op massale wijze andere transportmiddelen om de staking te breken en de socialistische minister van Binnenlandse Zaken stelde Aguirre tot 4.500 bijkomende politieagenten ter beschikking! De linkse media klonken minder hatelijk, maar was des te schijnheiliger. Ze droegen enkel bij tot het versterken van de idee van "eestaking met gijzelneming" zoals El País op 30 juni blokletterde. Deze ‘rode' lakeien van het kapitalistisch systeem weten heel goed wie te kiezen tussen Esperanza Aguirre en stakende arbeiders.
Wat de bourgeoisie het meest heeft verontwaardigd zijn niet de ‘ongemakken' voor de reizigers. Het volstaat om de omstandigheden vast te stellen die de reizigers op ‘normale' dagen moeten verdragen: de groeiende nalatigheid met betrekking tot de infrastructuur, in het bijzonder bij het openbaar vervoer, zorgt voor een toenemende chaos bij het transport. Ondanks hun beweringen, stoort de bourgeoisie zich evenmin aan de verliezen die veroorzaakt worden aan de bedrijven door de vertragingen en de afwezigheden van de werknemers. Wat een pretentie om de stakers van de metro te beschuldigen van een aanslag op het 'recht op werk', terwijl het Spaanse kapitaal niet minder dan vijf miljoen proletariërs (werklozen) van dat ‘recht' heeft beroofd!
Neen. Wat de bourgeoisie in werkelijkheid dwars zit in de strijd van de metro-arbeiders te Madrid is dat de arbeiders hebben geweigerd de offers en aanvallen te slikken.
De arbeiders stelden zich niet tevreden met een steriele begrafenisstoet, zoals bij de staking van de ambtenaren van 8 juni (2), maar gaven een voorbeeld van eenheid en vastbeslotenheid. Dat is wat El País erkende in het hierboven vermelde editoriaal: "Het bedrijfscomité beweert dat er een overeenkomst van kracht is die loopt tot 2012 en dat de Gemeenschap van Madrid die eenzijdig heeft opgezegd. Maar de ambtenaren hadden ook een dergelijke overeenkomst ["en die stelden zich tevreden met de klucht van 8 juni", voegt El País er impliciet aan toe]. Het is mogelijk dat een meer pedagogische uitleg nodig is omtrent de ernst van de toestand die verplicht tot opofferingen in ruil voor werkzekerheid [en vervolgens beschuldigen ze de stakers van chantage!] en een grotere helderheid om uit te leggen hoe de loonvermindering kan gepaard gaan met een latere waarborg van de koopkracht..."
De strijd van de kameraden van de Madrileense metro is een klassenantwoord vol van lessen voor alle arbeiders. Vandaag zit deze strijd in een soort tussenfase en is het moeilijk te weten hoe hij gaat evolueren. Het is dus te vroeg om een uitvoerige balans op te maken van alle lessen. We bespreken hier alvast de meest treffende.
Eén van de kenmerken van de strijd van de metro-arbeiders was dat hij steunde op werkelijk massale vergaderingen. Reeds op 29 juni, het ogenblik dat er beslist werd om geen minimale dienstverlening te aanvaarden, kon er veel volk de zaal niet in. Ondanks de campagne van leugens over de strijd, was het aantal aanwezigen op de 30ste nog hoger dan de dag ervoor. Waarom? Zoals de arbeiders het zelf zeiden: "Wij moeten tonen dat wij één zijn, als de vingers van een hand."
Tijdens deze vergaderingen heeft men geprobeerd de vele typische streken van de vakbonden te ontwijken. Bijvoorbeeld, de versplintering en verwarring met betrekking tot de stakingsoproepen. Zo werd op de vergadering van 30 juni beslist om over te gaan tot een minimale dienstverlening op de 1ste en de 2de juni. Dit om te vermijden van gekneld te geraken tussen de vakbond die voor de totale staking was en zij die dat niet waren. De vergadering deed afstand van het verbaal radicalisme van een oud woordvoerder van het Comité, wiens verklaring in de aard van"Wij zullen Madrid doen ontploffen" eerder de vijanden van de strijd van pas komt in hun campagne van laster en isolering van de metro-arbeiders.
De Algemene Vergaderingen dienden echter niet alleen om onnodige uitwassen te temperen of te vermijden in provocaties te trappen. Zij hebben vooral alle kameraden moed en vastberadenheid gegeven en de strijdbaarheid ondersteund. En zo kwam het ook dat in de plaats van de ge-woonlijke, geheime, individuele vakbondsstemming, de metrostaking beslist en georganiseerd werd door te stemmen bij handopsteking, een stemming waarbij de vastbeslotenheid van andere kameraden de meer onbeslisten kan aanmoedigen. De media kan zwaaien met het spook van de ‘druk' op bepaalde arbeiders door de stakings-piketten, maar wat de arbeiders heeft aangemoedigd om de werkonderbreking te vervoegen was net dat het een bewuste en gewilde beslissing was die volgde uit een open en franke discussie, waarbij men zowel zijn vrees kon uiten, als de redenen om te strijden. Op één van de sites waar men zijn solidariteit kon uiten met de strijd (3) schrijft een jonge metro-arbeidster openlijk dat zij naar de Algemene Vergadering van 29 juni was gegaan "om geen angst meer te hebben van strijd."
In het geval van de metrostaking werd het decreet van de minimale dienstverlening gebruikt als platform om de stakers te bombarderen en te intimideren, opdat zij de strijd zouden opgeven.
Mevrouw Esperanza Aguirre kan zich vanuit haar presidentieel paleis mooi presenteren als een weerloze jonkvrouw ten prooi van de verbittering van de stakers. De waarheid is dat de wet aan de autoriteiten (de patroon van de openbare werknemers) toestaat om een minimale dienstverlening op te leggen. De presidente van de regio Madrid, die uit ervaring de wettelijke manoeuvreerruimte kent en zich vooral gesteund voelde door het mediakoor van tv-kanalen, deed een provocatieve zet door een minimale dienstverlening op te leggen aan 50 % van het personeel.
Deze valstrik brengt de metro-arbeiders met de rug tegen de muur. Als zij de minimale dienstverlening aanvaarden, dan wordt hun wil om niet te plooien voor de dictaten van het management aangetast. Als zij hem niet aanvaarden, dan draaien ze op voor alle tegenspoed van hun klassenbroeders, die de grote meerderheid van metrogebruikers uitmaken... Bovendien verleent deze wet (die volgens de verdedigers van de burgerlijke orde strenger moet) aan de regering (de uiteindelijk baas) de mogelijkheid om sancties op te leggen als deze minimale dienstverlening niet wordt gerealiseerd, wat de bourgeoisie nog een bijkomende troef biedt bij de onderhandelingen. Twee dagen nadat de metro-arbeiders hun weigering van de minimale dienstverlening terugtrokken, deed de leiding van de maatschappij het aantal gesanctioneerde arbeiders stijgen van 900 naar 2800.
De enige weg uit een dergelijke valstrik is de solidariteit van andere arbeiders op te zoeken.
De kracht van de arbeidersstrijd wordt niet afgemeten aan hun capaciteit om de kapitalistische bedrijven verliezen toe te brengen. Daar zijn de leiders van deze bedrijven zelf wel toe in staat, zoals het geval van de metro te Madrid aantoont. Deze kracht kan evenmin worden afgemeten aan de capaciteit om een stad of sector lam te leggen. Ook op dat vlak is het moeilijk wedijveren met de burgerlijke staat zelf.
De kracht van de arbeidersstrijd is dat hij, al dan niet expliciet, terugvalt op universele waarden voor alle uitgebuiten: menselijke noden mogen niet worden opgeofferd op het kapitalistisch altaar van winst en concurrentie.
Ongeacht de radicaliteit van de botsing tussen één of andere sector van de arbeiders met hun bazen, als de bourgeoisie er in slaagt om die voor te stellen als iets specifiek of bijzonder, zal het haar altijd lukken de strijd te ontkrachten en heel de arbeidersklasse een demoraliserende steek toe te brengen. Als daarentegen de arbeiders er in slagen om de solidariteit van andere arbeiders te winnen, als zij hen kunnen overtuigen dat hun eisen geen bedreiging zijn voor de andere uitgebuiten, maar een uitdrukking van dezelfde klassenbelangen, als zij Algemene Vergaderingen en bijeenkomsten houden waarbij andere arbeiders zich kunnen aansluiten, dan versterken zij zichzelf en de gehele arbeidersklasse.
Voor de strijd van de kameraden van de Madrileense metro, was het belangrijkste niet het sturen van stakingspiketten om het uitrijden van treinstellen te beletten (zelfs al moet de Algemene Vergadering weten of haar beslissingen worden opgevolgd), maar de redenen van hun strijd uit te leggen aan hun kameraden van EMT (gemeentelijk transportbedrijf), Telemadrid (regionale tv-zender) of andere ambtenaren. Voor de toekomst van de strijd is het niet essentieel dat een bepaald percentage minimale dienstverlening wordt gehaald (zelfs indien de meerderheid van de arbeiders van de werkverplichtingen moet worden opgehaald, opdat de Algemene Vergadering, de piketten en de bijeenkomsten zouden doorgaan en worden bijgewoond). Het belangrijkste blijft het winnen van het vertrouwen en de solidariteit van de andere arbeiderssectoren en naar de arbeiderswijken te gaan om uit te leggen waarom de eisen van de metro-arbeiders geen voorrecht noch bedreiging zijn voor de andere arbeiders, maar een antwoord op de aanvallen veroorzaakt door de crisis.
Deze aanvallen zullen alle arbeiders raken, van alle landen, omstandigheden, categorieën... Als het kapitaal in staat is de arbeiders tegen elkaar op te zetten of de strijd te isoleren, zelfs al is die radicaal maar gevangen in zijn eigen hoekje, dan zal het er in slagen de noden van zijn uitbuitingssysteem op te leggen. Maar als de arbeidersstrijd daarentegen begint met eenheid en massieve strijd te verspreiden tegen deze misdadige aanvallen, dan zullen wij in staat zijn nieuwe en brutalere offers te beletten. Dat zou een belangrijke stap zijn voor de ontwikkeling van het proletarisch alternatief tegenover de kapitalistische ellende en barbarij.
AP / 12.06.2010
(1) De Spaanse regering is in handen van de Spaanse Socialistische Arbeiderspartij (PSOE), terwijl de regio en stad Madrid, waarvan Esperanza Aguirre de president is, onder het bewind vallen van de rechtse Volkspartij (PP), waarvan Mariano Rajoy de voorzitter is. Het beheer van de metro valt onder het bestuur van Madrid. En zo komt het dat de twee partijen aan politiek opbod gedaan hebben, elkaar voor rotte vis hebben uitgescholden, maar wel akkoord gingen op de kap van de metro-arbeiders [nvdv].
(2) Lees in het Spaans onze balans van 8 juni op www.es.internationalism.org [52].
(3) www.usuariossolidarios.wordpress.com [53]
Een aantal strijdbare arbeiders uit recente stakingsbewegingen in Turkije van het Nationaal Tabak en Alcohol Monopoly (TEKEL), die van de Dienst van Waters en Rioleringen van Istanbul (ISKI), de brandweer, de arbeiders van Sinter Metal, het gemeentepersoneel van Esenyurt, de bouwvakkers van Marmaray, de vuilnisophalers, het personeel van de Turkse Raad voor Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek (TUBITAK) en arbeiders van ATV-Sabah News Corporation, zijn bijeengekomen en hebben een arbeidersgroep opgericht met de naam Platform van Strijdende Arbeiders. Een groep van arbeiders van TEKEL heeft gewerkt aan de oprichting van een comité om de lessen te trekken uit de strijd waarin zij verwikkeld waren en het Platform van Strijdende Arbeiders is een belangrijke etappe bij het scheppen van banden met andere arbeiders. In het bijzonder met diegenen die strijden tegen de bepalingen en voorwaarden die recent werden ingevoerd door de 4-C (1), die in wezen neerkomt op een veralgemeende aanval op alle arbeiders van de openbare sector, met een loonvermindering, het toestaan van overplaatsing van arbeiders, de verplichting tot niet betaalde overuren, het recht voor de directie om arbeiders tijdelijk te ontslaan en het toelaten van willekeurige ontslagen.
De arbeiders van dit platform lanceren een oproep voor geldelijke steun om te kunnen bijdragen tot deze strijd. Wij houden er aan te onderstrepen dat zij geen geld vragen om zich te voeden tijdens een staking. Ook al kan dit type van solidariteit heel belangrijk zijn, zeer dikwijls komt het nooit terecht bij de stakers die in strijd zijn, en zelfs als dat toch het geval is, kan het nauwelijks het lijden verlichten van tienduizenden families die door deze grote staking getroffen zijn. Wat zij verwachten is dat het geld het hen mogelijk zal maken om de activiteiten te organiseren die noodzakelijk zijn voor de strijd. Turkije is een zeer groot land (reizen door Turkije is zoals het reizen van Londen naar Warschau), en TEKEL bijvoorbeeld, is een bedrijf met arbeiders over heel het land. Reizen om vergaderingen te kunnen bijwonen kost geld, net zoals het organiseren van de verspreiding van pamfletten, afficheren, of het houden van openbare bijeenkomsten. Na een lange strijd in een van de armste landen van Europa beschikken de arbeiders over weinig geld.
Wees niet ontmoedigd als u niet veel kan missen. Denk er aan dat Turkije een van de armste landen is van Europa en dat zelfs een klein beetje geld veel kan bewerkstelligen. De prijs bijvoorbeeld van een pakje sigaretten en een biertje in Europa kan voldoende zijn om een werknemer naar een vergadering te kunnen sturen in een andere stad.
Om direct geld op te sturen naar het Platform van Strijdende Arbeiders, ga daarvoor naar de het Engelstalige deel van onze website, in het kader rechts 'Support Tekel Workers' Group'n
IKS / 13.05.2010
(1)Administratieve naam van de recente hervorming van het ambtenarenregime.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 202.91 KB |
Internationalisme nr. 348 - 4e kwartaal 2010 Internationalisme nr. 348
Terwijl in Frankrijk en andere landen van Europa (Spanje, Groot-Brittannië, Griekenland, ...) een toenemende weerstand waar te nemen is tegen de besparingstsunami van de regeringen en een strijd die steeds massalere omvang aanneemt, blijven de reacties van de arbeiders in België vooralsnog vrij beperkt, Zeker, er komen hier en daar bescheiden manifestaties van strijdwil tot uiting - Duferco in La Louvrière en Charleroi, personeel van de SNCB, buschauffeurs in Wallonië (TEC) en in Vlaanderen (De Lijn), geldtransporteurs van het bedrijft Brinks -, maar de ontwikkeling van de strijd wordt in België ernstig belemmerd door de omvang van een voortdurende nationalistische tamtam.
Terwijl de politieke impasse al 150 dagen duurt, herhalen de media tot vervelens toe de eisen en de grieven van zowel de Nederlandstaligen als de Franstaligen. Aan de ene kant laat het Vlaams-nationalistische discours met meer of minder nuances het volgende idee doorsijpelen: ‘De Franstaligen, die ons altijd uitgebuit en geminacht hebben, zijn een last voor Vlaanderen. In plaats van te werken en belasting te betalen om de schuld van de Franstalige regio’s in te lossen en hun werklozen uit te betalen, zou een onafhankelijk Vlaanderen deze middelen beter kunnen gebruiken om de eigen welvaart te garanderen.’ Een min of meer beschaafde variatie van het ‘eigen volk eerst’ van het rechts-extremistische Vlaams Belang. Aan de andere kant neemt een gelijktijdige campagne in omvang toe aan Franstalige kant, die erop gericht is de een anti-Vlaamse vijandigheid aan te wakkeren onder de Franstaligen: ‘Die ondankbare en niet te vertrouwen Vlamingen hebben in het verleden geprofiteerd van de Waalse solidariteit om hun regio te ontwikkelen en nu laten ze ons vallen. Dat ze maar opstappen : laten we een plan B voorbereiden voor een Franstalig België zonder deze Vlaamse verraders.”
Wat kunnen de Belgische, Vlaamse en Waalse arbeiders verwachten van zulke nationalistische perspectieven, van aanspraken op nationale zelfstandigheid, gebaseerd op taalverschillen ? Gaat het hierbij – zoals sommige “linkse” intellectuelen beweren – om democratische eisen die ook de arbeidersklasse aangaan?
Vanaf het midden van de 19e eeuw stonden de nationale aanspraken op de voorgrond (ze vormden het hart van de revoluties van 1848, die in Europa plaatsvonden). Ze vormden een onlosmakelijk onderdeel van de ‘democratische eisen’, vooral daar waar de oude rijken (het Russische en Oostenrijkse rijk) samenvielen met de overheersing van de aristocratie. De steun van de arbeidersklasse voor sommige van die nationale aanspraken verzwakte dan ook deze machten, en dus ook de feodale reactie, en openden de weg naar de vorming van levensvatbare nationale staten, naar de ontwikkeling van de kapitalistische economie en vorming van een modern proletariaat. Toch was deze steun aan de nationale aanspraken nooit vanzelfsprekend. Want terwijl de arbeidersbeweging zich sterk maakte om de onafhankelijkheid van Polen te steunen, heeft ze nooit aan alle nationale aanspraken haar steun gegeven. Zo veroordeelden Marx en Engels de nationale aanspraken van de kleine Slavische volkeren (Serven, Kroaten, Slovenen, Tsjechen, Moraviers, Slowaken, …) want die konden niet leiden tot de vorming van een levensvatbare nationale staat. In die zin vormden ze een hindernis voor de vooruitgang van het moderne kapitalisme door een speeltje te worden van het Russische rijk en door de ontwikkeling van de Duitse bourgeoisie tegen te werken. Eveneens hebben zij de politiek van de Amerikaanse president Lincoln ter voorkoming van de afscheiding van de Zuidelijke Staten ondersteund (in dat geval hebben Marx en Engels zich, met de grootste stelligheid, dus gekeerd tegen de aanspraak op nationale onafhankelijkheid!). België beschouwden zij als een kunstmatige staat die door Groot-Brittannië in het leven geroepen werd om de industriële ontwikkeling van Frankrijk te dwarsbomen (en over de bijdrage van een ‘Vlaamse Staat’ aan de ontwikkeling van het kapitalisme wordt beter zedig gezwegen...)
De steun van de arbeidersbeweging aan de democratische eisen van toen was dus in essentie gebaseerd op een historische situatie waarin het kapitalisme nog progressief was. In die omstandigheden konden bepaalde sectoren van de bourgeoisie nog ‘revolutionair’ of ‘progressief’ optreden. Maar de situatie verandert radicaal aan het begin van de 20e eeuw en in het bijzonder met de Eerste Wereldoorlog. Vanaf dat moment zijn alle sectoren van de bourgeoisie reactionair geworden, daar het kapitalisme haar fundamenteel historische taak heeft vervuld door de hele planeet te onderwerpen aan haar economische wetten en door op een nooit vertoonde schaal de maatschappelijke productiekrachten te ontwikkelen (te beginnen met de belangrijkste onder hen: de arbeidersklasse). Dit systeem vormt vanaf dat moment niet langer een voorwaarde voor vooruitgang van de mensheid, maar integendeel een hindernis ervoor. We zijn, zoals de Communistische Internationale in 1919 verklaarde, in “een tijdperk van oorlogen en revoluties” aangeland. Vanaf dat moment hebben nationale aanspraken, gebaseerd op taal, godsdienst, ras of welke andere bijzonderheid dan ook, niets progressiefs meer en dienen niet meer door de arbeidersklasse gesteund te worden. Integendeel, zij worden een element in de imperialistische strijd tussen de machten, zoals de twee wereldoorlogen en de talloze bloedige lokale oorlogen (van het Midden-Oosten tot de Balkan bijvoorbeeld) hebben laten zien, en vormen een hinderpaal voor de internationale ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse tegen haar uitbuiters. Zo werd het Vlaamse nationalisme vanaf wereldoorlog 1 uitgebuit door het Duitse imperialisme en werd het na de tweede wereldoorlog stelselmatig ingezet om de arbeidersstrijd te verdelen (zie de stakingsbeweging van 1960-61)
Maar verzwakken deze sub-nationalistische eisen dan niet de bourgeoisie ? Ze kunnen zeker een rol spelen in de wijziging van de krachtsverhoudingen tussen de fracties van de bourgeoisie, maar ze verzwakken geenszins de bourgeoisie in haar totaliteit, integendeel. Deze heeft geen enkele scrupule om de structuur van de staat aan te passen, als dat haar toelaat de geloofwaardigheid van zijn staat te versterken en haar uitbuiting doelmatiger op te leggen. Het voorbeeld van de evolutie van de recente politieke situatie in België is bijzonder instructief op dit punt.
Volgens het beeld, dat door de media wordt verspreid, gaan de Belgische politieke krachten van mislukking naar mislukking: informateurs, pré-informateurs, verhelderaars, verzoeners hebben elkaar in de afgelopen vijf maanden opgevolgd, zonder ook maar het minste resultaat te bereiken. Maar als men het complexe politieke spel van naderbij bekijkt, constateert men dat er via achtereenvolgende zetten niettemin een reorganisatie van de staat uitgedokterd wordt, waar alle fracties zich in zouden kunnen vinden. Zo heeft de pré-formateur, de Franstalige socialist Di Rupo, de basisprincipes laten goedkeuren waarbinnen de hervorming van de staat moet plaatsvinden. Een groep van deskundigen onder leiding van bemiddelaars heeft vervolgens voorstellen geformuleerd voor de herverdeling van de financiële middelen tussen de federale overheid en de regio’s, waarmee aangegeven werd in hoeverre de Franstalige partijen bereid waren concessies te doen. De bemiddelaar De Wever, voorzitter van de Vlaams Nationalistische Partij, heeft daarna een schets van een overeenkomst voorgesteld, waarin werd bekend gemaakt welke concessies de Vlaamse nationalisten overwogen. Tenslotte hebben voor het ogenblik de verschillende partijen arbitrage aanvaard van de Nationale Bank en het Planbureau om de consequenties van de verschillende reorganisatiemodellen, die op tafel zijn gelegd, door te rekenen en te evalueren. Dus, door middel van opeenvolgende voorstellen en tegenvoorstellen, achter een rookgordijn van ruzies en twisten, zoekt de bourgeoisie wel degelijk naar de best mogelijke oplossing, die kan beantwoorden aan de belangen van de alle fracties.
En waar alle fracties van de bourgeoisie zich vinden, dat is in de wil de crisis te laten betalen door de arbeiders. In die zin zal het ordewoord van de Staatshervorming zijn: de “respon-sabilisering” van de verschillende niveaus van de macht. De federale overheid, maar ook de verschillende regio’s en gemeenschappen zullen meer dan ooit verantwoordelijk zijn voor hun eigen inkomsten en hun uitgaven, en dus ook voor een evenwicht in hun begroting. Meer nog dan in de regionalisering van het verleden, zou dat kunnen inhouden dat er verschillen bestaan in belasting en salarissen van de ene regio ten opzichte van de andere, variaties in het stelsel en de uitkeringen voor werklozen, verschillende statuten voor de ambtenaren, enzovoort. De begrotingsbeperkingen en de aanvallen op de salarissen en de leefomstandigheden zullen gecamoufleerd worden door de regionalisering van de budgetten en door de eigen ‘responsabilisering’ van de regio’s. In zekere zin opereert de Belgische staat als een multinational, die een aantal van haar activiteiten onderbrengt in een filiaal van dezelfde industriële groep, maar wat haar in staat stelt om verschillende werkomstandigheden en salarissen op te leggen en de arbeiders als concurrenten tegen elkaar op te zetten.
De arbeidersklasse heeft dus absoluut niets te winnen door het naar voren schuiven van nationalistische eisen, in de schepping van nieuwe nationale eenheden. Vroeger werd België gedomineerd door de Franstalige bourgeoisie en de Vlaamse arbeiders hadden vaak te maken met een baas die Frans sprak. Dat kon voeding geven aan de illusie, dat als men weigerde om Frans te spreken, men zich teweer stelden tegen de baas en tegen de bourgeoisie. Tegenwoordig spreken de Vlaamse arbeiders Vlaams tegen hun superieuren en hun bazen en dat heeft absoluut niets veranderd aan hun uitbuiting. Tegenwoordig kunnen ze zich richten tot de Vlaamse overheid die, zoals bij Opel-Antwerpen duidelijk te zien was, hen net zo min verdedigt als de Belgische regering. Tegenwoordig moeten zowel de Vlaamse als de Waalse arbeiders hun leefomstandigheden verdedigen tegen Waalse, Vlaamse, maar ook Amerikaanse, Duitse, Chinese ondernemers …., en de nationalistische campagnes vormen hierbij een belangrijke hinderpaal in de ontwikkeling voor een brede en verenigde reactie
- in de mate waarin ze oproepen tot de vereniging van de arbeiders en de ondernemers van dezelfde nationaliteit, die dezelfde taal spreken, enzovoort, tegen de arbeiders van een andere nationaliteit, die een andere taal spreken, en die beschouwd worden als concurrenten, of zelfs vijanden;
- in de mate waarin ze de verdelingen tussen de arbeiders doen toenemen en de arbeiders zelfs aanmoedigen om zich tegen elkaar te keren.
De “Belgische scheiding” staat vandaag in het volle licht van de schijnwerpers van de media, maar het uitbuiten van het sub-nationalisme en van het regionalisme is geenszins een puur Belgisch fenomeen, verre van dat. Zulke centrifugale tendensen bestaan in talloze landen en de crisis en de verrotting van het systeem verergeren deze tendensen nog meer: we vinden ze van Turkije tot in Canada, van Bolivia tot in China, en West-Europa vormt daarop zeker geen uitzondering. Er is een ontwikkeling van Catalaans, Baskisch, Galicisch nationalisme in Spanje, er bestaan autonomistische tendensen in Noord-Italië , autonomistische neigingen in Schotland en in Zwitserland … Het ontwikkelen van specifieke nationalistische aanspraken – naast de algemene verergering van het nationalisme en van het xenofobische gedrag in alle landen – is niet anders dan de uitdrukking van de toename van het ieder-voor-zich, dat het gevolg is van de maatschappelijke ontbinding van een kapitalistisch systeem dat totaal in een impasse verkeert.
Vandaag is het failliet van het kapitalisme dagelijks waarneembaar en elke vorm van strijd zal steeds meer de neiging hebben om een aantal fundamentele vragen te stellen over het perspectief dat het kapitalisme ons nog te bieden heeft. De bourgeoisie beseft dat maar al te goed en weet dat de bezuinigingen een radicale beweging van de kant van de arbeidersklasse kan uitlokken. Dit verklaart dan ook de hevigheid van de campagnes om de arbeiders te misleiden en tegen elkaar op te zetten.
De arbeiders mogen dan ook het vergif dat door deze toename van de (sub-)nationalistische aanspraken niet onderschatten. Ze brengen niet alleen hele belangrijke aanvallen met zich mee tegen de leef- en werkomstandigheden van de arbeidersklasse, zij beperken ook haar capaciteit om zich tegen maatregelen te verenigen en een alternatief te ontwikkelen. Zij is immers de enige klasse in de maatschappij in de periode van de ontbinding die een dynamiek kan ontwikkelen die ingaat tegen de tendens naar het verbrokkelen van Staten en de versnippering van de kapitalistische productieverhoudingen, en die streeft naar een wereldwijde eenheid middels een ‘regeringsvorm’ die overeenkomt met en beantwoord aan de reeds wereldwijd ontwikkelde productiekrachten n
Jos / 17.11.2010.
Bij het bombardement op 23 november van een Zuid-Koreaans eiland Yeonpyeong, door het regime van Noord-Korea, werden twee matrozen en twee burgers gedood en talrijke huizen vernield. Het ligt in dezelfde lijn als de dood van 46 Zuid-Koreaanse matrozen in maart 2010, toen hun schip zonder enige twijfel werd getorpedeerd door een Noord-Koreaanse onderzeeër. Dit laatste incident volgt eveneens op de onlangs geuite openbare aanklacht tegen het Noorden waarbij deze, vanwege van zijn geavanceerde productie van plutonium voor militaire doeleinden, gekwalificeerd werd als een 'schurkenstaat'. Vandaag heerst er een gevaarlijk samenvallen van de spanningen op het strategische schaakbord van Zuid-Oost-Azië en waarin niet alleen Noord- en Zuid-Korea betrokken zijn maar ook China en de Verenigde Staten. Niemand wil op het ogenblik een totale oorlog, en zeker niet de respectievelijke en voornaamste peetvaders van elk deel van de twee Korea's, China en de Verenigde Staten. Maar de toestand kent zijn eigen dynamiek naar de afgrond en een irrationaliteit, die uit de hand dreigt lopen.
De oorlog van Korea van 1950-‘53, waarbij de Sovjet-Unie en China het regime in het noorden steunden tegen het pro-Amerikaanse regime uit het zuiden, bracht de Amerikanen ertoe een stortvloed van 13.000 ton bommen per maand te droppen.
In het Noorden is de oorlog nooit officieel als beëindigd beschouwd en van tijd tot tijd duiken er nog spanningen op. Deze spanningen zijn in de huidige periode gevaarlijker geworden door het opkomend militarisme, door een veel meer nadrukkelijke bevestiging van het imperialisme van China, waardoor de Verenigde Staten, als enige grootmacht in de wereld, ertoe gedreven worden om hun aanwezigheid voortdurend te onderstrepen.
Na de aanval van 23 november heeft president Obama Noord-Korea betiteld als een 'ernstige en constante bedreiging, die aangepakt moet worden' (BBC-News van 23 november). Voordien hadden de Verenigde Staten het land al bestempeld als een 'schurkenstaat' en Bush had het ingedeeld in het kamp van de 'as van het kwaad'. Er zijn permanent tienduizenden Amerikaanse soldaten gestationeerd in de regio, zowel in Zuid-Korea als in Japan. En de Verenigde Staten zijn voortdurend betrokken bij militaire oefeningen in het binnenland en rond de wateren die door beide Korea's betwist worden. Het sturen van een eskadron, samen met het vliegdekschip USS George Washington (dat rond 29 november moest aankomen in de zone), kan de spanningen alleen maar doen oplopen. Het feit dat de Zuid-Koreaanse Minister van Defensie de laan werd uitgestuurd omdat hij niet vlug genoeg had geantwoord op het spervuur – het vuren duurde 13 minuten – is nog een andere bron van spanning. De regering heeft beslist om de 'regels van het engagement te herdefiniëren', die er tot nog toe op neerkwamen om escalaties te vermijden (The Guardian van 26 november). Ongeveer vijf jaar geleden, had het Pentagon de mogelijkheid overwogen om nucleaire aanvallen op Noord-Koreaanse 'doelwitten' uit te voeren en vandaag zijn er tenminste twee Amerikaanse terreinen, die vol staan met bewapende kernraketten, en die voortdurend gericht staan op het regime van Pyonyang. Hun 'strategisch geduld'-plan, dat wil zeggen hun plan om druk uit te oefenen op Noord-Korea door middel van verscherpte sancties en militaire provocaties - terwijl ze op hetzelfde moment de onmiddellijke ontmanteling van de kernwapens eisen - komt in grote lijnen overeen met wat de Verenigde staten doen tegen Iran: de wortel en de stok.
Maar er is geen enkel teken, zoals Washington had gehoopt, van een naderende val van het Noord-Koreaanse regime, dat sterker en brutaler lijkt dan ooit. Net zoals de banden tussen Noord-Korea en China nog zijn aangehaald, toen deze laatste openlijk de machtovername van de zoon van de 'Grote Leider', Kim Jong Eun, toejuichte en hem voor langere tijd zijn steun aanbood. Noord-Korea speelt een vitale strategische rol als bufferzone voor China en China steunt het ook om te voorkomen dat er miljoenen vluchtelingen over de grens, in China, zouden neerstrijken.
Al deze 'oorlogsstokers' beweren de 'stabiliteit' te willen, maar zij spelen juist een gevaarlijk spel. De uitkomst ervan is nog onzekerder doordat de imperialistische wereldorde de laatste twintig jaar steeds chaotischer is geworden n
Baboon/26.11.2011
Vandaag jammeren alle Westerse politici over de repressie en de ellende die Libië, Tunesië en Egypte treffen. Met de hand op het hart verklaren ze allen hun solidariteit t.o.v. “het lijden van de Arabische wereld”. Maar hun werkelijke daden bewijzen hun grenzeloze hypocrisie en totale onmenselijkheid. Geconfronteerd met duizenden vluchtende emigranten, die het Europese vasteland proberen te bereiken, organiseren alle bourgeoisieën zich om een ondoordringbaar ijzeren gordijn op te richten.
Zaterdag 25 februari kondigde de Europese commissaris, Cecilia Malmström, aan: “Ik heb het genoegen [sic!] u aan te kondigen dat vanaf zondag 20 februari missie “Hermes” van Frontex (het agentschap dat toeziet op de Europese grenzen) officieel zal worden ontplooid om de Italiaanse autoriteiten te helpen de migrantenstroom vanuit Noord-Afrika te beheren, en in het bijzonder de aankomsten vanuit Tunesië op het eiland Lampedusa.” Frontex zal tevens marine- en luchtsteun leveren voor het toezicht op de grenzen. In totaal hebben een tiental landen, waaronder Frankrijk en Nederland, zich bereid verklaard om deel te nemen aan deze missie. Frankrijk is trouwens een land “aan de spits” voor wat betreft haar immigratiepolitiek en de verdediging van de Schengen-ruimte.(1)
Zo heeft Parijs zich zeer strikt opgesteld t.o.v. de Tunesiërs die op het eiland Lampedusa van boord zijn gegaan en waarvan velen naar Frankrijk willen vluchten: de minister van Binnenlandse Zaken heeft gewaarschuwd dat ze als illegale immigranten zullen worden behandeld en zullen worden opgeroepen terug te keren naar hun land. Geinterpelleerd voor de Nationale Vergadering herinnerde Brice Hortefeux (2) de regelgeving ter zake betreffende de migratiepolitiek: “Een buitenlander die niet in regel is wordt opgeroepen om terug te worden gestuurd naar zijn land van origine, behalve in bijzondere humanitaire situaties.” Als we Hortefeux volgen, dan bestaan bijzondere humanitaire situaties… niet en zijn er enkel valsspelers en profiteurs. En om zich nog beter verstaanbaar te maken: “Het is niet in het belang van Tunesië, dat het uitstekend heeft begrepen, noch van Europa, noch van Frankrijk, om deze clandestiene migraties aan te moedigen en te accepteren.” Dit is niet enkel geldig voor de Tunesiërs, aangezien de voorzitter van de Franse Dienst voor immigratie en integratie, Dominique Paillé, op donderdag 24 februari bevestigde dat ook de “illegalen” uit Libië “zullen worden teruggestuurd”. Ziedaar, we kunnen alvast niet zeggen dat de Franse bourgeoisie twee maten en twee gewichten hanteert! Iedereen gelijk voor de kapitalistische ellende en gruwel! Geen onrecht deze keer!
Mulan /26.02.11
(1) Kadhafi veroorloofde zich trouwens om Sarkozy hierover publiek aan de tand te voelen tijdens zijn laatste bezoek aan de tuinen van het Elysée, onder zijn Bedoeïentent. Toen hij ondervraagd werd over de mensenrechten in Libië, antwoordde hij: “Vooraleer over de mensenrechten te spreken, moeten we nagaan of de immigranten bij jullie deze rechten genieten.”
(2) Tot voor kort de Franse minister van Binnenlandse zaken.
Deze tekst is van de algemene interprofessionele vergadering (AV) van de Gare de l’Est / Ile-de-France die is ontstaan in de recente bewegingen in Frankrijk, in de herfst van 2010, tegen de hervorming van de pensioenen, en die nu nog steeds regelmatig bij elkaar komt. Deze AV doet door middel van deze ‘Internationale Oproep aan de arbeiders van Europa’ een waarde herleven, die fundamenteel is voor de arbeidersklasse en haar strijd: het internationalisme. Ja, uitgebuit in de hele wereld, ondervinden we momenteel een brutale degradatie van onze levensomstandigheden! Ja, wij worden allemaal aangevallen door de bourgeoisie! Ja, in alle landen maken de stormen van de economische crisis ons armer en doen ons soms zelfs honger lijden! Ten opzichte van dit systeem van steeds onmenselijkere uitbuiting, moeten wij weigeren om ons te laten verdelen op basis van nationaliteit, religie of huidskleur, …Onze strijd moet zich uitbreiden en verenigen over de grenzen heen.
Wij zijn een groep loontrekkers van verschillende sectoren (spoorwegen, onderwijs, informatica…), van werklozen en van iedereen met een precaire baan. Tijdens de stakingen in Frankrijk, die onlangs plaatsvonden, zijn we ons bijeengekomen in een Interprofessionele Algemene Vergadering – eerst op het perron van een station (Station Oost in Parijs), daarna in een zaal van een Arbeidsbureau. Wij willen op zo’n groot mogelijk schaal de arbeiders van andere steden van de regio Parijs groeperen. Want wij hebben genoeg van de klassensamenwerking van de vakbonden, die ons opnieuw naar de nederlaag hebben geleid. Wij wilden ons zelf organiseren om te proberen de stakende sectoren bijeen te brengen, de staking uit te breiden en dat het de stakers zouden zijn die hun strijd zelf controleren.
In Groot-Brittannië, in Ierland, in Portugal, in Spanje, In Frankrijk …. In alle landen worden we hard aangevallen. Onze levensomstandigheden worden slechter.
In Groot-Brittannië heeft de regering Cameron de opheffing aangekondigd 500.000 banen in de openbare sector, 7 miljard pond bezuiniging in de begroting voor sociale zaken, de verdrievoudiging van het inschrijvingsgeld voor de universiteit, enzovoort …
In Ierland gaat de regering Cowen het minimumsalaris per uur met een euro en de pensioenen met 9% verlagen.
In Portugal worden de arbeiders geconfronteerd een recordcijfer aan werkloosheid. In Spanje, houdt de “zeer socialistische” Zapatero maar niet op flink te korten op allerlei soorten werkloosheidsuitkeringen, sociale en medische voorzieningen ...
In Frankrijk gaat de regering maar door onze levensomstandigheden stuk te maken. Na de gepensioneerden, is de gezondheidszorg aan de beurt. De toegang tot de zorg wordt voor de arbeiders steeds moeilijker: steeds meer medicijnen moeten zelf betaald worden, verhoging van de privé-zorgverzekering, vermindering van ligplaatsen in de openbare ziekenhuizen. Zoals de hele openbare sector (de posterijen, de gas en elektriciteitmaatschappij, de telefoonmaatschappijen), worden de ziekenhuizen ontmanteld en geprivatiseerd. Het resultaat is: miljoenen arbeidersgezinnen kunnen zich van nu af aan niet meer laten verzorgen.
Deze politiek is vitaal voor het kapitalisme. Ten opzichte van de crisis en de ineenstorting van hele delen van de kapitalistische economie, vinden de laatsten steeds mindere markten die een bron van winst voor hun kapitaal kan vormen. Ook zijn ze steeds meer gedwongen de openbare diensten te privatiseren. Maar deze markten zijn beperkter in termen van productieve afzetmarkten zoals de pijlers van de wereldeconomie waren zoals de bouw, de automobiel, de olie …. Ze zullen, zelf in het beste geval, geen nieuw economische opleving meebrengen, die redding brengt.
Ook zal de strijd om de markten. tegen de achtergrond van de ineenstorting, voor de grote internationale trusts steeds meer verbeten worden. Met andere woorden, het zal een kwestie van leven of dood worden voor de investeerders van kapitaal. Om zich te verdedigen verschanst ieder kapitalist zich in deze strijd achter zijn staat. In naam van de verdediging van de nationale economie, zullen de kapitalisten proberen ons mee te slepen in hun economische oorlog. De slachtoffers van deze oorlog zullen ….. de arbeiders zijn. Want achter de verdediging van de nationale economie, iedere nationale bourgeoisie, iedere staat, iedere baas probeert zijn “kosten” terug te brengen om zijn “concurrentiepositie” te behouden. Concreet zullen ze niet ophouden de aanvallen op te voeren tegen onze levens- en werkomstandigheden. Als we dat laten gebeuren, als we aanvaarden dat ze de broekriem nog strakker aanhalen, zullen de opofferingen nooit een einde kennen. Ze zullen uiteindelijk onze bestaansvoorwaarden in vraag stellen!
Arbeiders, laten we weigeren ons te verdelen in sectoren, corporaties, of nationaliteiten. Laten we weigeren om ons over te leveren aan deze economische oorlog aan deze of gene kant van de grens. Laten we samen strijden en ons in de strijd verenigen! De oproep, gelanceerd door Marx, is meer dan ooit actueel: “Proletariers aller landen, verenigt u”.
Momenteel zijn het de arbeiders van Griekenland, Spanje, de studenten uit Engeland die strijden en die onderworpen zijn aan de regeringen die, of zij nu rechts of links is, in dienst van de heersende klasse staan. En net als in Frankrijk, hebben we te maken met een regering die de werkenden en werklozen, de studenten en scholieren gewelddadig onderdrukt.
In Frankrijk hebben we ons deze herfst willen verdedigen. We waren met miljoenen de straat op gegaan om deze nieuwe aanval eenvoudigweg te weigeren. We hebben gestreden tegen de nieuwe wet en tegen alle bezuinigingsmaatregelen die ons volop raken. We hebben gezegd: “Nee!” tegen de verergering van de precaire werksituatie en de armoede.
Maar de Intersyndicale heeft ons moedwillig naar de nederlaag gevoerd door de uitbreiding van de stakingsbeweging tegen te gaan:- In plaats van de obstakels van de beroepen en de corporaties te doorbreken om de arbeiders zoveel mogelijk te verenigen, heeft ze de algemene vergaderingen van iedere onderneming uitgesloten voor de arbeiders van elders.
- Ze heeft spectaculaire acties ondernomen om de “economie te blokkeren”, maar niets gedaan om stakingspiketten of vliegende piketten te organiseren die andere arbeiders hadden kunnen overhalen aan de strijd mee te doen. Het zijn de arbeiders en degenen met een precaire baan, die dat gedaan hebben.
- Ze heeft achter onze rug onderhandelt over onze nederlaag, achter de gesloten deuren van de ministeries. De Intersyndicale heeft de wet op de pensioenen nooit afgewezen, ze heeft zelfs steeds maar weer herhaald dat ze “nodig” en “onvermijdelijk” was. Zo te horen zouden we ons tevreden hebben moeten stellen om samen met haar te vragen om “meer onderhandelingen tussen de regering, bazen en vakbonden”, “meer aanpassing van de wet voor een rechtvaardige en billijke hervorming ….”
In de strijd tegen alle aanvallen kunnen we alleen maar op onszelf vertrouwen. En wat ons betreft hebben wij in deze beweging de noodzaak verdedigd van de arbeiders om zich te organiseren op hun werkplaats in onafhankelijke algemene vergaderingen, om zich op nationale schaal te verenigen om de stakingsbeweging richting te geven door afgevaardigden te kiezen die op ieder moment teruggeroepen kunnen worden. Alleen een geanimeerde, georganiseerde en gecontroleerde strijd door het geheel van de arbeiders, zowel wat betreft de middelen als betreft de doeleinden, kan de noodzakelijke voorwaarden scheppen om de overwinning te verzekeren.
Wij weten dat het nog niet afgelopen is, de aanvallen zullen blijven doorgaan, de levensomstandigheden zullen steeds moeilijker worden en de gevolgen van de crisis van het kapitalisme zullen alleen maar erger worden. Overal in de wereld moeten we dus de strijd opnemen. Daarvoor moeten we vertrouwen herwinnen in onze eigen kracht:
-wij zijn in staat de strijd in eigen hand te nemen en ons collectief te organiseren;
-wij zijn in staat om openlijk en kameraadschappelijk te debatteren door middel van het vrije woord;
-wij zijn in staat het verloop van onze debatten en beslissingen te controleren.
De algemene vergaderingen moeten niet door de vakbonden geleid worden, maar door de arbeiders zelf.. Wij zullen moeten vechten om ons leven en de toekomst van onze kinderen te verdedigen!
De uitgebuiten van de hele wereld zijn broeders en zusters van één en dezelfde klasse.
Alleen onze eenheid, over de grenzen haan, zal in staat zijn dit systeem van uitbuiting te verslaan n
De deelnemers aan de Algemene Interprofessionele Vergadering “Garde de l’Est et Île de France »
Als je contact met ons wilt opnemen : [email protected] [58]
Wat is er deze afgelopen weken gebeurd in Tunesië en Egypte en wat gebeurt er op dit moment in Libië? Een massale opstand van de bevolking en van de uitgebuite klassen tegen de terreurregimes, tegen de verschrikkelijke levensomstandigheden, tegen een werkloosheid en een ellende die ondraaglijk geworden is door de druk van een economische crisis. Deze vloedgolf laat aan de hele wereld zien dat de regeringen, zelfs de meest bloedigste, niet almachtig zijn. Het is mogelijk om ze omver te werpen. Net zoals er na het vertrek van Moebarak in Egypte en Ben Ali in Tunesië niets opgelost is. In Egypte, net als in Tunesië, behoren de nieuwe´vertegenwoordigers´ van de macht, of ze nu civiel of militair zijn, tot dezelfde kliek, tot hetzelfde kamp, tot dezelfde klasse als de oude machthebbers. Zij bewaken hetzelfde doel: ons uit te buiten!
Nadat ze decennialang vriendschap hadden gesloten met al deze dictators, bewierookt de westerse bourgeoisie, zowel links als rechts, nu op een hypocriete manier de ‘moedige volkeren die vechten voor de democratie’. Maar de ellende en de onderdrukking, die de revolte hebben uitgelokt, zijn nog altijd aanwezig. Zoals ze aanwezig blijft in de hele wereld in dienst van het kapitalisme en de heersende klasse.
Het ‘domino’-effect, dat op dit moment leidt tot de omverwerping of het rechtstreeks in vraag stellen van de tirannieke regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, roept bij velen de gedachte op aan de kettingreactie, die de ineenstorting van de regimes van het Oostblok in het begin van de jaren 1990 kenmerkte. Ze gaat bovendien gepaard met eenzelfde illusie: de diverse volkeren, bevrijd van tientallen jaren van terreur, te doen vastklampen aan de valse democratische hoop. Maar er bestaat een enorm verschil tussen de twee gebeurtenissen en twee periodes. In 1989-´90 was het de bourgeoisie die er alleen profiteerde door haar leugenachtige ideologie te verspreiden over de dood van het kommunisme (door dit gelijk te stellen aan de ontbindende stalinistische regimes). De proletariërs waren zich er dus niet bewust van dat er in werkelijkheid een heel deel van het kapitalistische systeem, dat bankroet was, ineenstortte. Deze omvangrijke propaganda had een zeer belangrijke slag toegebracht aan het moreel en de strijdbaarheid van onze klasse. Concreet gezien waren er in de hele jaren 1990, in de hele wereld, zeer weinig momenten van strijd. Maar op dit moment vormt de bevrijding van hele volkeren van het juk van het enorme gewicht dat deze gehate dictaturen oplegden, integendeel een aanmoediging tot strijd overal in de wereld, zelfs als deze opstanden gevangen blijven in de verderfelijke nationalistische ideologieën en in sterke illusies omtrent mogelijke verkiezingen. De aanwezigheid van de arbeiders in de beweging, die zich bevestigen op hun klasseterrein, rondom hun eigen eisen, vormt daarin bovendien het meest positieve element. En het is precies dat aspect dat bij de bourgeoisie, overal in de wereld, de vrees doet toenemen. De arbeidersstrijd, die in het begin verdronken werd in de uitbarsting van algemene woede, heeft vooral in Egypte een rol gespeeld die de gebeurtenissen zeker versneld hebben. Het is veelbetekenend dat, slechts 48 uur na de uitbreiding van de stakingen in de industriële regio van heg Suezkanaal, Obama het leger ervan heeft overtuigd dat het vertrek van Moebarak onmiddellijk moest plaatsvinden. En het is nog verhelderender te zien dat de stakingsbeweging zich daarna verder uitbreidde. Daardoor werd het leger, de nieuwe nationale heerser, ertoe gedwongen om een ondubbelzinnige boodschap te lanceren waarbij op intimiderende wijze te kennen werd gegeven aan de stakers om te stoppen en aan de arbeiders en ambtenaren het werk weer op te nemen!
Hossam el-Hamalawy (1) beschrijft, in een artikel in De Guardian van 14 februari, deze opleving van de strijd van de arbeiders als volgt: "Alle klassen in Egypte namen deel aan de opstand. Moebarak slaagde erin om alle sociale klasse van zich te vervreemden. Op het Tahrirplein vond je zoons en dochters van de Egyptische elite, samen met arbeiders, mensen uit de middenklasse en armen uit de stad. Maar bedenk wel dat pas toen de massastakingen begonnen, op woensdag, de macht van het regime begon af te brokkelen en het leger Moebarak moest dwingen om zich terug te trekken, omdat het systeem op het punt stond ineen te storten. (....) Vanaf de eerste dag van de opstand, op 25 januari, heeft de arbeidersklasse deelgenomen aan de protesten. Maar de arbeiders namen in eerste instantie deel als ‘protesterenden’ en niet zozeer als ‘arbeiders’, wat wil zeggen dat ze niet onafhankelijk handelden in de beweging . Het waren niet de protesterenden die de economie hadden stopgezet, maar de regering met zijn avondklok en door de banken en de zakencentra te sluiten. Het was een kapitalistische staking, bedoeld om de Egyptische bevolking te terroriseren.”
In een artikel op www.pmpress.org [61] geeft David McNally(2) een idee van de omvang van de arbeidersstrijd: “In de week van 7 februari, in de loop van een paar dagen, gingen tienduizenden van hen plotseling over tot actie. Duizenden spoorwegarbeiders staakten en blokkeerden hierbij de spoorlijn. Zesduizend arbeiders bij de Suezkanaal dienst liepen weg van hun werk, en hielden een sit-in in Suez en in twee andere steden. In Mahalla gingen 1500 arbeiders van de Abul Sebae Textielfabriek in staking en blokkeerden de autosnelweg. In het Kafr al-Zayyat-ziekenhuis organiseerden honderden verplegers een sit-in en werden daarbij vergezeld door honderden werknemers van andere ziekenhuizen. Door heel Egypte heen sloten zich duizenden anderen - buschauffeurs in Cairo, werknemers bij Telecom Egypte, journalisten van een aantal kranten, arbeiders van de farmaceutische bedrijven en bij de staalbedrijven - bij de strijdgolf aan . Ze eisten hogere lonen, het ontslag van wrede managers, uitbetaling van achterstallig loon, betere werkomstandigheden en onafhankelijke vakbonden. In vele gevallen eisten ze ook de terugtrekking van President Moebarak. En in sommige gevallen, zoals dat van de 2000 arbeiders bij de Helwan Zijdefabriek, eisten ze de verwijdering van de raad van directeuren van hun onderneming. Tenslotte waren er ook nog duizenden leden van het college van professoren van de Universiteit van Cairo, die zich bij de protesten aansloten, de confrontatie met de veiligheidstroepen aangingen, en de Eerste Minister, Ahmed Shariq, verhinderden zijn regeringskantoor binnen te gaan.”
We zouden er talrijke andere voorbeelden aan toe kunnen voegen: ongeveer 20.000 arbeiders van Al-Mahalla Al-Kobra, de grootste spin- en weeffabriek van Egypte, meer dan 100 kilometer ten noorden van Cairo, die een staking uitriepen na een pauze van drie dagen, de bankbedienden die de afzetting eisten van hun corrupte bazen, de ambulanciers die, uit protest tegen de lonen, hun voertuigen gebruikten om wegen te blokkeren, de arbeiders die voor het kantoor van de Federatie van Egyptische vakbonden manifesteerden, om ze daarbij aan te klagen als een ‘bende dieven’ en een ‘groep gangsters’ en haar opheffing vroegen (de sterke arm van de ordedienst van de vakbonden beantwoordde het protest van deze arbeiders natuurlijk met .... slagen en kogels). Er zouden hier, zonder twijfel, nog vele andere voorbeelden aan toegevoegd kunnen worden.
Nu de massale manifestaties versnipperd zijn, doet het gerucht de ronde dat arbeidersvergaderingen verboden zouden zijn. We weten al dat in de hele periode, waarin het leger zich er op voorstond de mensen te beschermen, honderden militanten werden gearresteerd en gemarteld door ditzelfde instituut van het ‘volk’, en er is geen enkele reden om te verwachten dat dit soort van ‘normale’ repressie niet voortgezet zou worden, zelfs als frontale botsingen worden vermeden.
Eveneens bestaan er illusies dat het leger tot het volk behoort. Deze illusies zijn gevaarlijk, want ze verhinderen de onderdrukten om te zien wie hun vijand is en waar de volgende slag vandaan zal komen. Maar deze illusies over het leger maken deel uit van de meer algemene illusies over de ‘democratie’, namelijk dat een verandering in de vorm van de kapitalistische staat de functie van deze staat zal veranderen en haar in dienst zal stellen van de behoeften van de meerderheid van de bevolking. De oproep om onafhankelijke vakbonden te vormen, die vele stakingen kenmerkt, vindt haar oorsprong in het bijzonder in een variant op deze ‘democratische’ mythe. Zij is gebaseerd op het idee dat de kapitalistische staat, waarvan de rol is om een systeem te beschermen, dat noch aan de arbeiders noch aan de mensheid als geheel iets te bieden heeft, de uitgebuite klasse haar eigen onafhankelijke permanente organisaties kan waarborgen.
We zijn nog ver af van de revolutie in de enige betekenis zoals die momenteel kan plaatsvinden: de internationale proletarische revolutie. Het authentieke revolutionaire bewustzijn, dat nodig is om zo’n revolutie naar de overwinning te voeren, kan zich alleen maar op wereldschaal ontwikkelen. Ze kan zich niet concreet ontwikkelen zonder de beslissende bijdrage van de meest ervaren arbeiders van de oudste kapitalistische landen, die van Europa. Maar de proletariërs (en de andere onderdrukte lagen) van het Midden-Oosten en van Noord-Afrika hebben, door hun strijd, reeds de essentiële lessen voor het wereldproletariaat voor het voetlicht geplaatst: over de manier waarop hun eigen strijd in handen genomen moet worden, over de organisatie van de bezetting van de straat, over de solidariteit en de wederzijdse hulp ... Op het Tahrirplein heeft deze creativiteit op het gebied van zelforganisatie van de arbeidersstrijd zich al uitgedrukt, zoals McNally dat beschrijft: “Op het Tahrirplein, het zenuwcentrum van de ‘revolutie’, was de menigte, soms met honderdduizenden protesterenden, rechtstreeks betrokken in de beslissingen. Georganiseerd in kleinere groepen, discussiëren en debatteren de mensen, en zenden dan verkozen delegaties naar de plaatsen waar overlegd wordt over de eisen van de beweging. (...) delegaties van de mini-vergaderingen komen dan samen om te discussiëren over de heersende stemming, voordat de mogelijke eisen, via het geïmproviseerde luidsprekersysteem van het plein, worden voorgelezen. De aanvaarding van ieder voorstel gebeurt op basis op de omvang van het boegeroep of gejuich, die het ontvangt van menigte als geheel.” Eveneens lessen over de manier waarop men zich collectief kan verdedigen tegen de aanvallen van de politie en de plunderaars, over manier waarop de sektarische verdelingen tussen de soennieten en de shi’iten, moslims en de christenen, religieuzen en niet-religieuzen overwonnen kunnen worden. Lessen over de verspreiding, over de grenzen van alle landen heen, van de revolte die zich uitbreidt van land tot land, met dezelfde eisen en methodes, en en het feit dat overal de proletariërs gaan ontdekken dat ze aanlopen tegen dezelfde aanvallen op hun levensniveau, tegen dezelfde repressie, tegen hetzelfde systeem van uitbuiting. Toen ze in de loop van de laatste dagen werden geïnterviewd door de pers, hebben de arbeiders in Egypte de eenvoudige waarheid verteld over wat hen ertoe aanzet om te staken en te demonstreren: ze kunnen hun gezin niet voeden, want hun lonen zijn te laag, want de prijzen zijn teveel gestegen, want de werkloosheid grijpt om zich heen....
De arbeidersklasse van alle landen zal steeds meer te maken krijgen met de verslechtering van haar levensomstandigheden en geen enkele ‘democratische hervorming’ zal hen verlichting brengen. De arbeidersklasse heeft alleen haar strijd om zich te verdedigen, en het vooruitzicht van een nieuwe maatschappij als oplossing n
Am/W / 26.02.2011
(1) Een Egyptische journalist die een blog heeft op arabawy.org.
(2) Professor in de politieke wetenschap aan de universiteit York in Toronto.
Alle regeringen, van uiterst rechts, van rechts, van links of uiterst links, voeren overal dezelfde laaghartige aanvallen uit tegen de levens- en arbeidsomstandigheden, dezelfde golven van ontslagen, dezelfde bezuinigingen... Resultaat: de bevolking van alle landen zinkt weg in de ellende. Volgens het laatste 'strategiedocument' van 13 september van het Internationale Monetaire Fonds en de Internationale Arbeidsorganisatie, heeft de financiële wereldcrisis over de hele wereld een opflakkering de van werkloosheid veroorzaakt. Het officiële aantal werklozen is van 30 miljoen in 2007 gestegen naar meer dan 210 miljoen vandaag. In Spanje is de stijging rond de 10%. In Ierland, de ‘Keltische tijger’, bedraagt de stijging in jaar tijd 7%. In de Verenigde Staten heeft de armoede ook een nieuw historisch record bereikt. Het laatste jaarlijkse rapport van het Amerikaanse opinieonderzoeksbureau heeft half september aangekondigd dat er voortaan 43,6 miljoen mensen onder de armoedegrens zijn beland. Concreet komt het er op neer dat één op zeven Amerikanen leeft van minder dan 902 dollar per maand. Alleen al in de jaren 2008 en 2009 hebben 6,3 miljoen Amerikanen de rijen van de 'nieuwe armen' vervoegd! Natuurlijk is de bourgeoisie van de grootste wereldmacht tegenover deze 'economische epidemie' niet met de armen over elkaar blijven toekijken, zonder te reageren. In Las Vegas bijvoorbeeld, werd er een muur gebouwd ... om de wijk van de grootste 'pechvogels' te onttrekken aan het oog van de toeristen! Zij die daar leven, of beter gezegd: overleven, moeten nu omweg maken van verschillende kilometers om te gaan werken, studeren of zich te verzorgen. De spoeddiensten, de ambulances en de brandweer verliezen dan ook kostbare minuten, die soms dodelijk zijn voor slachtoffers van hartaanvallen of ongevallen... Maar dat maakt voor de heersende klasse niets uit, als zij machteloos staat om de golf van verarming in te dijken rest haar nog altijd haar cynisme: 'Verstop die gebrekkigen, zodat ik ze niet hoef te zien'.
Als symbool van de wereldwijde dimensie van de crisis heeft het Castro-regime op het eiland Cuba, op enkele kilometers van de Amerikaanse kust, aangekondigd dat het binnen zes maanden een half miljoen banen bij de publieke werken gaat schrappen! De ambtenaren in Rusland zullen trouwens min of meer hetzelfde regime opgelegd krijgen: binnen drie jaar verdwijnen er 100.000 banen .
Al deze cijfers zijn geen abstracties, ze worden op een dramatische wijze belichaamd in het dagelijkse leven van miljoenen arbeidersfamilies. Uit de duizenden voorbeelden, zouden volgens de nieuwe barometer van de Kring van Europese Gezondheidsinstanties, “een kwart van de Polen, van de Fransen en van de Amerikanen er vanwege de economische crisis vanaf moeten zien zich medisch te laten behandelen” (La Tribune, van 21 september). Frankrijk staat bekend áls een van de landen met de meest doeltreffende en meest gelijkberechtigde gezondheidsstelsels van de wereld. En desondanks is in‘het land van de Mensenrechten', het aantal mensen dat 'verkiest om hun medische verzorging uit te stellen’ met een sprong toegenomen van 11% naar 23%.
En morgen? Zal het nog slechter worden...
De economische crisis is geen 'slecht moment dat voorbijgaat'. Al die leiders, die politici, die doctors in de sociale wetenschappen, die in discussieprogramma’s op de tv komen uitleggen hoe de bezuinigingen van vandaag ons in staat zullen stellen om morgen 'uit de tunnel te geraken' zijn gepatenteerde leugenaars.
Sinds 1967 volgen de recessies elkaar op en sleuren ze de mensheid steeds verder mee naar beneden. En het ritme versnelt zich. Vandaag, twee jaar na de financiële aardverschuiving van 2008, trekken er zich opnieuw zwarte en dreigende wolken samen boven de wereldeconomie. Alle banken zitten tot over de oren in de schulden. In de Verenigde Staten zijn sinds het begin van 2010 meer dan 120 maatschappijen bankroet gegaan. In Ierland heeft de genationaliseerde Anglo-Irish bank zojuist een zesmaandelijks verlies aangekondigd van 8,2 miljard, wat historisch een nationaal record is. De lokale openbare gemeenschapsdiensten zitten in hetzelfde schuitje. Harrisburg, de hoofdstad van Pennsylvania, staat op de rand van het bankroet. Deze stad van 47.000 inwoners bezwijkt onder het gewicht van haar schulden; zij heeft in september zelfs haar schuldeisers niet kunnen terugbetalen. De lokale gezagshebbers hebben dus een ‘plan van de laatste kans aangekondigd’: een drastische verlaging van de lonen van de ambtenaren, een verhoging van alle belastingen en de verkoop van gemeenschapsgoederen zoals parkeergelegenheid of bibliotheken. Het gaat hier niet om een geïsoleerd geval. Een zeer grote meerderheid van de Amerikaanse hoofdsteden kampt met gelijkaardige tekorten. De staten van de Unie worden met failliet bedreigd. In Californië worden de ambtenaren (diegenen die nog niet ontslagen zijn) nu al maanden niet meer betaalt in dollars maar in IOU (1), een soort nieuwe lokale munt. En de nationale staten gaan dezelfde weg. Naar de persoonlijke visie van de meest serieuze economische deskundigen (Roubini, Stiglitz, Jorion...), zal de redding van Griekenland haar doel voorbij schieten. Ierland, Portugal, Spanje en Italië zouden in de heel nabije toekomst op hun beurt wel eens midden in een cycloon kunnen terechtkomen. En in de Verenigde Staten zijn de 'economische fundamenten' (werk en werkloosheid, bank- en staatsschulden, onroerend goed...) heel snel aan het verloederen.
Het is onmogelijk om met zekerheid aan te kondigen welke sector van de wereldeconomie als eerste getroffen gaat worden en op welk moment. Maar één zaak is zeker, de crisis gaat onvermijdelijk verergeren en de stormen zullen steeds heviger worden. De uitgebuiten hoeven zich geen enkele illusie te maken: het kapitaal gaat zich steeds wreder tegenover hen opstellen.
Pawel / 25.09.2010
(1) I Owe Unto: ik ben schuldig voor een onbepaalde periode – samengetrokken in I Owe You- Ik ben U verschuldigd.
Op zondag 23 januari defileerden meer dan 30.000 burgers door de straten van Brussel onder de leuze “shame!” om hun ergernis tot uitdrukking te brengen over de politieke impasse in België en om een regering te eisen. Welke betekenis moeten we toekennen aan deze optocht die geïnitieerd is door een oproep van vijf studenten, of aan andere acties, zoals die van donderdag 17 februari, die zich als een strovuurtje hebben verspreid? Ze zijn de uitdrukking van het feit dat de mensen er genoeg van hebben en dan vooral de jongeren. Genoeg van alle kleingeestige ruzies tussen de verschillende politieke partijen, die de voorpagina’s van de kranten vullen, terwijl de economische crisis steeds dringender wordt en velen vragen doet stellen over de toekomst. Maar ze deden ook een beroep op de verantwoordelijkheid van de politieke ‘democratische’ krachten, tien maanden na de uitspraak van de kiezers: “Ik ben verbijsterd om te moeten constateren dat dit land, na al die tijd, nog steeds geen regering heeft terwijl de problemen zich opstapelen: 365.000 Belgen die hun afbetalingen niet kunnen nakomen, is dat geen reden genoeg om snel een compromis te vinden?” (…) “Wat is er lichtvaardig aan om te vragen dat er een regering komt die snel de kwaliteit van het leven van de Belgen en de sociaal-economische toekomst van alle jongeren veiligstelt?”. (verklaring van de jonge organisatoren, Le Soir, 24.01.2011) Behalve de ongerustheid en de ergernis, zijn er hoofdzakelijk twee ideeën die uit deze verklaringen van de initiatiefnemers van deze beweging naar voren komen: de eerste is het feit dat het land geregeerd moet worden vanwege de crisis; de tweede is de noodzaak van solidariteit om een politiek te ontwikkelen in dienst van de hele bevolking van het land!
Is de Belgische staat werkelijk verlamd zonder een nieuwe regering en is hij niet in staat om beslissingen te nemen? Laten we ons niet vergissen! Zeker, de Belgische bourgeoisie is verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar als een woedende roede wolven te lijf gaan om de mooiste stukjes te bemachtigen. Maar op het moment dat hun vitale belangen bedreigd worden, zetten ze hun onderlinge conflicten op het tweede plan en verenigingen ze zich om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen: hun bedreigde marktaandeel door de druk van de economische crisis en de bezuinigingen die doorgevoerd moeten worden om het concurrentievermogen van hun economie te behouden. Zoals op dit moment, nu de internationale instellingen, zowel het IMF als het ratingagentschap ‘Standards & Poors’(S&P), de economische en politieke geloofwaardigheid van de Belgische staat onder druk zetten, net zoals ze dat gedaan hebben ten opzichte van Griekenland en Spanje:“Als België er niet in slaagt om snel een regering te vormen zou er binnen zes maanden een daling (van de notering van zijn financiële kredietwaardigheid) op kunnen treden”. (S&P, Le Soir, 14.12.2010)
Ten opzichte van dit gevaar heeft de bourgeoisie, over alle partijgrenzen heen, wat ook de institutionele obstakels en de communautaire twisten zijn, iedereen versteld doen staan, en laten zien dat ze perfect beslissingen kan nemen zonder een regering, gevormd volgens de regels van het spel. Ze heeft niet geaarzeld de ontslagnemende regering, in theorie wettelijk beperkt ‘de lopende zaken’ te regelen, een mandaat te geven om maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal te garanderen: “Blijft over – en daar zijn alle grondwetdeskundigen het over eens – dat als de regering (van de lopende zaken) beweert dat de begrotingsmaatregelen, oftewel de begroting in haar geheel, dringend genomen moeten worden of een antwoord zijn op een bedreiging voor het land, niemand haar zal tegenspreken”. (Le Soir, 2.02.11) En bovendien slaagt ze er op machiavellistische wijze in om haar eigen regionale verdelingen, haar subnationalistische ruzies uit te buiten om de bevolking te mobiliseren in een oproep om te worden geregeerd, zodat de nodige maatregelen worden genomen.
Wat nu met de solidariteit om een politiek in dienst van de hele bevolking van het land, in deze context bedoeld wordt zegt het volgende citaat:“we hebben vandaag bewezen dat vijf jonge burgers erin geslaagd zijn waar de politici zijn mislukt: zich verenigen! zich verenigen zonder rekening te houden met de politieke, sociale en culturele obstakels die ons van elkaar zouden onderscheiden. Zich verenigen in solidariteit, vertrouwen en respect voor elkaar”.(verklaring van de jongeren, Le Soir, 24.01.2011) Zich verenigen, zeker, maar om wat te doen, voor welke politiek? Voor de regering en de ‘democratische’ partijen, wordt het doel van deze solidariteit goed samengevat in het mandaat dat de koning heeft gegeven aan de regering van ‘de lopende zaken’ van Leterme: “dat de regering van de lopende zaken de begroting voor 2011 ‘voorbereidt met als doel er voor te zorgen dat het begrotingsevenwicht beter zal zijn dan wat overeengekomen is met de Europese autoriteiten’”. (Le Soir 02.02.2011)
En eensgezind aarzelen al deze partijen, die redetwisten en naar elkaar uitvallen over communautaire en taalkwesties, niet om mee te doen aan dit ‘solidariteitspact’ om het nationale kapitaal te verdedigen. Vooreerst door zo snel mogelijk de begroting voor 2011 uit te stippelen: 20 tot 22 miljard euro te bezuinigen om het begrotingstekort tussen nu en 2015 tot 0% terug te brengen. Dat was nog 6% in het afgelopen jaar en aldus moet worden voorkomen dat de schuld het volgend jaar de psychologische grens van 100% van het BIP overschrijdt. Vervolgens door een inter-professioneel akkoord door te voeren, afgesloten door de ‘sociale partners’(vakbonden en ondernemers), om de bezuinigingen af te wenden op de ruggen van de werkers en de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal op de internationale markt te handhaven. Zelfs de Vlaamsradicale nationalist De Wever steekt de Eerste Minister Leterme de hand toe: “Wij staan klaar, in het parlement, om op een constructieve manier samen te werken om de begroting voor 2011 uit te werken, om een geruststellende boodschap uit te doen gaan naar de internationale markten”. (Le Soir, 24.01.2011) En juist omdat deze maatregelen niet de kleur van een of andere partij dragen, lijken deze maatregelen veel legitiemer en geven ze meer dan ooit het idee van ‘dat ze ontstaan uit collectief belang’. Door zich op te stellen achter een dergelijke ‘solidariteit’, aanvaardt men zich te onderwerpen aan de uitbuiters, dat de uitgebuiten opnieuw de klos zijn en moeten opdraaien voor een verworden kapitalisme
Nee, het probleem is niet dat de Belgische regering in crisis is! Het is het kapitalistische systeem dat ondergedompeld wordt in een verschrikkelijke economische wereldcrisis. En net als de regeringen van alle landen, doen alle Belgische partijen, unitaristisch of regionalistisch een oproep aan de arbeiders om ‘solidair’te zijn, dat wil zeggen: de broekriem aan te halen, de opofferingen te aanvaarden om het concurrentieniveau van het nationale kapitaal te verzekeren. En ze doen dat met veel machiavellistisch vertoon, gebruikmakend van communautair, nationalistisch, subnationalistische tromgeroffel, gebruikmakend van het gekibbel tussen de partijen om de arbeiders te verdelen, hun aandacht af te leiden, om te belemmeren dat ze zich ervan bewust worden dat ze deel uitmaken van een enkele klasse die wereldwijd uitgebuit wordt, teneinde een systeem te redden dat in een dodelijke crisis verkeert. Als enige klasse die er geen enkel belang bij heeft om dit systeem te verdedigen, is zij de enige die het kan omverwerpen door op internationaal vlak de strijd op te nemen om een systeem in stellen in dienst van de behoeften van de mensen. “Zich verenigen zonder rekening te houden met de politieke, sociale en culturele obstakels die ons van elkaar zouden onderscheiden. Zich verenigen in solidariteit, vertrouwen en respect voor elkaar”. Ja! Maar niet achter de nationalistische spandoeken of voor de verdediging van de burgerlijke democratie, want de arbeidersklasse heeft noch een vaderland te verdedigen noch een gemeenschappelijk belang met haar uitbuiters! n
H&J /13.02.2011
Mortiergeschut en lanceren van bazooka's door jachtvliegtuigen, bombardementen vanuit de lucht en van op de grond op ongewapende betogers. De hoofdstad van Libië, Tripolis, in vuur en vlam gezet. Meer dan 2000 doden reeds enkel in de regio van Benghazi sinds 17 februari. Maar de moordpartijen en de dodelijke gevechten zijn bijna veralgemeend over heel het land. Massieve uittocht van tienduizenden gastarbeiders, ontzet en getraumatiseerd door de afschuwelijke gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Lijken van burgers zowel als van gedeserteerde soldaten met handboeien die in ondergrondse gevangenissen worden ontdekt. Overal lichamen die door granaten in flarden zijn geschoten, kadavers die ter plaatse in de straten of in de huizen achter werden gelaten met een kogel recht in het hoofd of in het hart. Het is duidelijk dat de sinistere kolonel Kadhafi en zijn zonen niet om een cent verlegen zijn geweest om hun leger en hun Afrikaanse huurlingen van de islamitische Legioenen, die vet gehonoreerd worden door middel van olie-dollars, in de ergste afslachting te lanceren, en die tot in de overrompelde ziekenhuizen zijn gekomen om de gewonden af te maken. Het bloedbad dat in Libië wordt ontketend, is de uitdrukking van de kapitalistische barbarij in heel zijn afschuw.
Libische ministers en ambassadeurs hebben verkozen om het zinkend schip van dit op hol gelagen regime te verlaten en af te treden. Gevechtspiloten verkozen om hun vliegtuigen aan de grond te zetten op Malta en militairen die de opdracht kregen om de menigte neer te knallen om te deserteren, een deel van het leger heeft zich hals over kop aangesloten bij de opstandelingen. Na bloedige gevechten, is het Oosten en vervolgens het Westen van het land in de handen van de opstandelingen gevallen. Zij plannen nu om massaal met „een nieuw gevormd leger“ rond enkele generaals, die in het andere kamp zijn overgegaan, de hoofdstad aan te vallen. Kadhafi, steeds meer geïsoleerd, regeert slechts nog over Tripolis, ten prooi aan de chaos. Maar bij het ter perse gaan, is het onmogelijk om de afloop te voorzien. Kadhafi, die zijn leven lang aan de macht kon blijven door op sluwe wijze de rivaliteit en de verdelingen uit te spelen tussen de verschillende Bedoeïenenstammen, die het archaïsche weefsel vormen van de Libische Staat, bleef zonder ophouden zijn theatrale redevoeringen opdikken met ronkende bedreigingen waarin hij de bevolking nog andere moordpartijen beloofde van de omvang van het Tienanmenplein (repressie die tussen april en juni 1989 duizenden slachtoffers in China maakte). In zijn grotesk, wezenloos en delirerend gepreek riep hij de ene keer op om tot het bittere einde te strijden, dan weer om de opstandelingen, die hij beschuldigde gedrogeerde jongeren te zijn „die zich als dieren gedragen“,gemanipuleerd bovendien door Al Qaida, tot de laatste man uit te roeien.
Met een grenzeloze hypocrisie, beperkt de westerse bourgeoisie zich ertoe om tegen dit overdreven gebruik van machtsvertoon te protesteren en vraagt zij de gevechten stop te zetten, maar „de zogenaamde internationale gemeenschap“ heeft zich tot nu toe goed weerhouden om doeltreffende economische of financiële tegenmaatregelen te treffen. Dat hoeft ons niet te verbazen.
Sinds Kadhafi, die reeds 42 jaar aan de macht is, in 2004 terug „omgangswaardig“ werd, en de spons werd geveegd over de aanslag van Lockerbie, repten alle grote mogendheden zich naar Libië om het land uitbundig het hof te maken en fantastische commerciële contracten te ondertekenen, die meer van aas weg hadden dan van een concrete aankoop. Net als alle grote oliemaatschappijen die zelfs niet op deze datum hadden gewacht om de Libische bronnen uit te baten. Niet in de eerste plaats de Franse Staat die mee voorop loopt in de voordelige verkoop van wapens (voor 30 miljoen euro met name MBDA, dochtermaatschappij van EADS, voor de anti-tankraketten Milan, EADS Defensie en Veiligheid voor telecommunicatienet-werken en de pool Dassault-Thales-Snecma Sofema voor de renovatie van Mirages). België en Nederland lieten niet na hun steeltje mee te pikken in deze wapenwedloop zoals de FN geweren en kogelhulzen getuigen die vandaag tijdens de slachtpartijen worden aangetroffen. Niemand is de verwaandheid van Kadhafi vergeten bij zijn bezoek in december 2007 aan Frankrijk waar Sarkozy de rode loper voor hem had uitgerold. Toen hij zijn luxueuze Bedoeïenen-tent en zijn gevolg in de tuinen van het Elysée mocht plaatsen in ruil voor aankoop beloftes van enkele Mirages en ander geschut. Neen, een mensenleven is voor al onze leiders en onze uitbuiters zowel van linkse als van rechtse strekking niet meer waard dan voor een Kadhafi, een Ben Ali of een Moubarak!
„Geschonden, onteerd, wadend in bloed, druipend van vuil zo staat de burgerlijke maatschappij voor ons, zo is zij! Niet als zij keurig en zedelijk cultuur, filosofie en ethiek, orde, vrede en rechtstaat presenteert maar als verscheurend beest, als heksensabbat van de anarchie, als pestadem voor beschaving en mensheid zo vertoont zij zich in haar ware, naakte gedaante”.verontwaardigde zich reeds Rosa Luxemburg in de Brochure van Junius (de Crisis van de Sociaal-democratie) in 1916. Deze zinnen hebben bijna een eeuw later niets van hun actualiteit verloren. Wij moeten ze in ons geheugen houden zolang wij niet wereldwijd de ketens van de ellende, van de terreur en van de kapitalistische uitbuiting hebben verbroken n
W /26.02.11
Na Griekenland in mei, is Ierland de diepte ingegaan. Eind november heeft de Keltische Tijger zijn klauwen, hoektanden en staart verloren. De krach! Het bankroet!
Desalniettemin werd hij twintig jaar lang onophoudelijk aangehaald als een voorbeeld. Zijn groei was 'adembenemend', naar het voorbeeld van dat van de Aziatische Tijgers uit de jaren 1980-‘90. Vandaar de bijnaam Keltische Tijger. Een echt miniatuur-model voor alle regeringen op de wereld. Maar net zoals zijn neefjes uit het Oosten, werd zijn groei gefinancierd door ... schulden. En net zoals bij zijn neefjes uit het Oosten die in 1997 elkaar zijn geklapt, bleek het mirakel van Ierland een waanvoorstelling te zijn. De staat, de banken, de bedrijven, de huishoudens, zijn momenteel allemaal bedolven onder een berg van schulden. De gezinnen van de arbeiders hebben een gemiddeld percentage aan schuld van 190%! In 2010 hebben de totale verplichtingen van de Ierse banken de 1.342 miljard dollar bereikt, wat neerkomt op 8 keer het BIP van het land (164 miljard in 2009)! Deze schuldvorderingen, waarover de banken beschikken hebben een groot deel van hun waarde verloren door de economische crisis en het uiteenspatten van de vastgoed-zeepbel. De Ierse banken staan vandaag dus voor een afgrond. Talloze leningen, die zij verstrekt hebben, zullen niet worden terugbetaald. De grootste onder hen, de Anglo-Irish-Bank, heeft in 2009 zo’n 12,9 miljard euro verloren en in het eerste semester van 2010 bijna evenveel.
Tegenover het gevaar van een stortvloed aan faillissementen, heeft de Ierse staat al 46 miljard van de eigen gelden in deze banken gepompt, maar ten koste van een kolossaal tekort van 32% van het BIP (terwijl de Europese criteria slechts een maximum van 3% toestaan). En vandaag is het natuurlijk de staat zelf die op zijn beurt wegzinkt.
Deze rampzalige economische toestand heeft de landen van de Europese Unie ertoe verplicht om zich naar het ziekbed van de zieke te ijlen. Om 85 miljard euro aan hulp te deblokkeren. Dat zal de zieke niet genezen, maar maakt het mogelijk om tijd te winnen, om de doodsstrijd te verlengen.De Ierse bourgeoisie heeft in heel deze geschiedenis maar één troost, zij zal niet de enige zijn die ondergaat. Portugal zit haar dicht op de hielen, heel dicht. “Portugal zou de volgende op de lijst moeten zijn. Ik weet niet of het voor Kerstmis zal zijn, maar het zal volgende jaar in elk geval onvermijdelijk zijn” heeft de Portugese financiële raadgever van de 'Informação de Mercados Financeiros', Felipe García ingeschat. Ook daar hangen de schulden als een blok aan het been van het land en sleuren het onvermijdelijk de diepte in. De openbare schuld neemt voortdurend toe en zou, volgens de bekentenis van de regering zelf, tegen het einde van 2010 82% van het BIP bereiken.
Maar als wij José Socrates, de socialistische Eerste Minister, moeten geloven kunnen de arbeiders gerust zijn: “er is geen enkel verband tussen Portugal en Ierland”. Laten wij voor diegenen die eraan twijfelen of de eerlijkheid van de grote leiders wel gegrond is, onze reis in deze wereld van crisis niettemin maar even voortzetten.
Wat de leiders van de Europese landen het koude zweet doet uitbreken, is niet de situatie in Ierland, noch die van Portugal... maar die van Spanje. “Spanje is te groot om ineen te storten en te groot om op te krikken”, vatte de Amerikaanse econoom Nouriel Roubini samen. Hij is een van de stemmen, waar het meest naar geluisterd wordt, de eerste econoom die in 2007 de wereldcrisis voorspelde.
Volgens het IMF, “lijden” een groot deel van de Spaanse banken (meer dan vijftig instellingen) erg onder de explosie van de vastgoed-zeepbel. “Een ineenstorting van het bankwezen valt niet uit te sluiten”. Wanneer het IMF, de grote internationale burgerlijke instelling, die onder andere als taak heeft om de meest optimistische perspectieven te verspreiden, dergelijke eufemismen, “...valt niet uit te sluiten” gebruikt, betekent dit dat het ergste onvermijdelijk is!
Maar de kneep zit ‘m in het feit dat het de economie van het Iberisch schiereiland 10% uitmaakt van het Europese BNP. Een eventuele reddingsoperatie richting Spanje, in het geval van een bankroet, wordt geschat op een 800 miljard euro, dat wil zeggen: 10 keer meer dan de hulp die werd verstrekt aan Griekenland! Onnodig te zeggen dat een dergelijk debacle gelijk staat aan een werkelijke economische storm in de Eurozone.
Maar ook daar is er geen vuiltje aan de lucht, de overheid beweert dat zij alles onder controle heeft. Het bewijs ervan is dat het hoofd van de Spaanse socialistische regering, José Luis Rodrigo Zapatero, een financieel reddingsplan, op zijn Grieks of zijn Iers, 'absoluut' heeft afgewezen. Overtuigend? Nee toch? Deze aanhoudende verklaring, tegen beter weten in, dat 'alles goed gaat', is eerder verontrustend. En de lijst van landen die in de penarie zitten, is nog lang niet ten einde.
Italië bezwijkt eenvoudigweg onder de grootste openbare schulden ter wereld, bijna 120% van zijn BIP. Volgens de Canadese econoom Robert Mundell, winnaar van de Nobelprijs voor de economie, vormt Italië veruit “de grootste bedreiging” voor de Europese eenheidsmunt.
Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje, dat vijftal is geen verrassing, want alle economen wijzen al twee jaar met de vinger naar tijdelijk overlevende staten. Het logo dat zij vormen, PIIGS, is een label geworden voor een 'failliet land'. Maar momenteel zijn er nieuwe feiten over andere landen van de Eurozone, die openlijk met bankroet worden bedreigd.
Als de twijfel over de soliditeit van Nederland stilaan toeneemt, is het vooral België dat aan de tand gevoeld wordt. Volgens een artikel van de Britse 'The Guardian', zou het vlakke land de volgende zijn op de lijst van landen die te maken zullen hebben met een sterke economische crisis.
En Frankrijk, het land dat 'niet bedreigd wordt', hoe is dat er aan toe? Zoals dikwijls het geval is, wordt de mokerslag dikwijls onvrijwillig toegebracht door diegenen die zich het meest inspannen om steun te geven en gerust te stellen. De voorzitter van Standard & Poor's, Deven Sharma, beweerde onder andere “Op dit ogenblik verdient Frankrijk zijn AAA-'rating' ”(1) Maar noteert u het goed... “Op dit ogenblik”. En nu de genadeslag, “Andere landen zullen gedegradeerd worden vóór Frankrijk”. De opmerkingen van Nouriel Roubini, “Voor bepaalde wezenlijke aspecten, blijkt Frankrijk niet in betere staat te zijn dan de periferie”(2), zijn nauwelijks minder wreed.
Deze diepgaande economische moeilijkheden van de Franse Staat worden concreet via de moeilijkheden om de ambtenaren en de arbeiders met een tijdelijk contract te betalen. Acht ministeries (waaronder dat van Nationale Opvoeding) zagen zich verplicht om een lening aan te gaan om hun personeel de lonen van december te kunnen betalen. En duizenden precaire bedienden (in CCD), wier contract afloopt, hebben sinds de lente van 2010 nog altijd hun vertrekpremie (10% van hun loon) niet ontvangen!
Blijft over DE steunpilaar van de Eurozone, Duitsland. Met een groei van 3%, en een relatief beperkte staatsschuld, lijkt het land aan de overkant van de Rijn momenteel het enige Europese land te zijn dat overeind blijft ... Dat is in ieder geval wat de deskundigen zeggen ... Maar als men het van naderbij bekijkt, zijn ook daar de grondvesten verrot. Duitsland is het land dat met 180,94 miljard euro in 2008, na Ierland, het geld meeste heeft gepompt in de Duitse banken die in moeilijkheden zijn. The Financial Times schatte in september dat het meest bedreigde bankensysteem, niet het Portugese, niet het Spaanse, maar het Duitse was. “Het heeft in haar geheel bijna geen betalingsmogelijkheden en de regering moet zich sterk maken om bepaalde instellingen op te offeren, willen zij niet in ernstige problemen komen”, schrijft de Britse economische krant. De instorting van het Ierse huis maakt het probleem des te dringender, aangezien de Duitse banken 205 miljard dollar aan Ierse activa bezitten ... Een record in de Eurozone. Bovendien is het industriële apparaat totaal afhankelijk van de uitvoer, terwijl de afzetmarkten in de komende maanden en jaren zeker sterk zullen inkrimpen.
Kortom, heel de Europese Unie staat er slecht voor. Zo heeft de Duitse kanselier, mevrouw Merkel, voor zij zich terugtrok, al bekend dat de Eurozone zich“in een zeer ernstige toestand” bevindt. Met Nicolas Sarkozy heeft zij een begin gemaakt met het geleidelijk opzetten van een hulpstructuur, die het mogelijk moet maken om Europese staten officieel bankroet te laten gaan met, als oplossing, een 'herstructurering van de schuld'. Angela Merkel haastte zich om er bij te zeggen: “Maar ik zie geen land dat vandaag in een dergelijke toestand verkeert”. 'Vandaag'... maar morgen?
In Groot-Brittannië bedraagt de openbare schuld 100%, heel wat meer dan het gemiddelde van haar Europese buren. En de verschillende bezuinigingsplannen, die geacht worden het tekort te verminderen, veranderen daar niets aan.
Japan verkeert al een decennium lang in de recessie en de laatste nieuwsberichten laten zien dat het erger wordt. Zijn openbare schuld bereikt bijna de 200%!
De grootste wereldmacht, de Verenigde Staten, is zonder twijfel de zieke die er het slechtst aan toe is. Eén enkel cijfer. De echte werkloosheid bedraagt 22% (terwijl die tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930 25% bedroeg). Dat betekent dat 33 miljoen Amerikaanse burgers vandaag zonder werk zitten.
Gelukkig is er voor de economen nog een hoop om zich aan vast te klampen, en die heet China. China is het Japan van de jaren 1970-‘80, van de Aziatische Tijgers van 1980-‘90, van IJsland en Ierland van de jaren 2000: een ongelooflijke dynamiek, een adembenemende groei, een paradijs voor de golden boys, een Eldorado voor jonge investeerders ... in één woord, een zeepbel die net als de andere ... gaat barsten! Dan zal de Chinese boom een heel andere vorm aannemen.
De eerste tekenen van deze onvermijdelijke ontknoping kondigen zich al aan. Het Rijk van het Midden leeft in een onmetelijke vastgoed-zeepbel, die maar blijft aanzwellen. De inflatie begint te galopperen, officieel 4,4%, maar officieus dubbel zoveel. De spanningen tussen de yuans en de dollars worden stilaan onhoudbaar. En de groei blijkt in de loop van de tijd steeds minder te worden.
De Aziatische Tijgers met China vergelijken gaat niet op, zullen sommige sceptici ons tegenwerpen. Het is waar, zijn val zal veel luidruchtiger zijn en veel meer schade veroorzaken.
“Van het ene land tot het andere zijn de redmiddeltjes verschillend – zoniet tegengesteld – maar ze hebben allemaal gemeen dat ze ondoeltreffend zijn. Allerlei oplossingen uitproberend – zwalkend van tussenkomsten van de centrale banken en stimuleringsplannen, of ze daarentegen voorschrijven – schieten de regeringen alle kanten op [...] Een tijdperk, waarin het krediet gemakkelijk was, zowel voor de huishoudens als voor de staten, loopt op zijn laatste benen. Het geheel zorgde voor een groei, gebaseerd op doping. Men maakte zich niet al te veel zorgen waardoor hij werd voortgebracht, zolang hij maar vrolijk verder ging” (François Leclerc, Franse econoom).
Alles is aanwezig. Het kapitalisme heeft geteerd op krediet. En dit “tijdperk loopt op zijn laatste benen”.
Sinds de jaren 1960, overleeft dit systeem inderdaad door het steeds massaler inpompen van kredieten. Het loon van de werkenden volstaat niet om alles op te slorpen, de wereldmarkt is oververzadigd met waren. Om niet verlamd te worden door de overproductie, om de gefabriceerde goederen te slijten, heeft het kapitalisme bij elke crisis steeds grotere zeilen van krediet moeten bijzetten, in 1967, 1973, 1986, 1993, 1997, 2001, 2007...
Na decennia van een vlucht vooruit, is het resultaat onvermijdelijk: de huishoudens, de ondernemingen, de banken en de staten worden allen bij de keel gegrepen door hun reusachtige schuldenberg.
Er is vandaag geen enkele goede oplossing voor het kapitalisme. Het bijdrukken van geld door de Verenigde staten, Japan of Groot-Brittannië, de Europese bezuinigingsplannen, het Chinese gesjoemel met de waarde van hun munt ... alle landen nemen verschillende wegen, maar allen stevenen ze onvermijdelijk af op dezelfde afgrond.
Er zijn vandaag twee tekenen, die deze totale afwezigheid van een vooruitzicht voor de kapitalistische economie aantonen: de toename van het protectionisme en van de 'valutaoorlog'.
Sinds de krach van 1929 en de Grote Depressie van de jaren 1930, hebben alle landen één wezenlijke les onthouden: het protectionisme brengt een onbeschrijflijke chaos voort. En sindsdien werd haar verbod min of meer gerespecteerd. Vandaag leveren de grootmachten zich over aan een economische krachtmeting, en zijn zij tot alles bereid. Nochtans had Merkel, op de laatste G20 in Seoul, van allen een vastbesloten betrokkenheid gevraagd: “Wij moeten alles in het werk stellen om het protectionisme te vermijden”. Maar als zij heeft moeten herinneren aan die ijzeren loonwet, dan is dat omdat er overal ter wereld steeds meer internationale druk bestaat om de Duitse en Chinese uitvoer te beperken, de Verenigde Staten voorop. “Exporteren of verrekken” is echter opnieuw de economische oorlogskreet van de concurrerende nationale bourgeoisieën aan ‘t worden!
De geldoorlog staat al maandenlang in de schijnwerpers van de media. Waar draait het eigenlijk om? In feite zijn het niet de deviezen die op de geldmarkten met elkaar botsen, zoals men ons wil doen geloven, maar de naties. Eén enkel voorbeeld. Door het bijdrukken van geld en door onvoorstelbare hoeveelheden dollars te maken om hun economie kunstmatig te ondersteunen, laten de Verenigde staten hun munt ontwaarden. Zo kunnen zij trouwens gemakkelijker uitvoeren. Maar de landen die duizenden miljarden dollars van die Amerikaanse deviezen in bezit hebben, zoals China, zien hun schat aan dollars als sneeuw voor de zon smelten. Het Britse pond, de Japanse yen, zijn net zoals de euro, munten die ook als wapens dienen van elke staat om de interne vraag te ondersteunen en hun eigen uitvoer te begunstigen. Alleen brengt een dergelijke 'valutaoorlog' ook het risico met zich mee van internationale oncontroleerbare destabilisering: massale devaluaties, galopperende inflatie, uiteenspatten van de euro ...
Faillieten van banken, van spaarkassen, van multinationals, van regio's of staten, het uiteenspatten van de Chinese zeepbel, de toename van het protectionisme, het einde van de euro, de massale devaluatie van de dollar of van het pond sterling ... niemand kan voorzien welke verrotte plank het als eerste onder onze voeten zal begeven, noch wanneer. Eén zaak is zeker: in alle landen staan ons in de toekomst vernietigende economische schokken te wachten. Het kapitalisme is een zieltogend systeem. Het sleurt heel de mensheid geleidelijk maar onvermijdelijk mee naar de afgrond van ellende en oorlog. Vandaag, net zoals gisteren, roepen de regeringen van alle landen, wat ook hun politieke kleur moge zijn, van links of van rechts, de arbeiders op om 'de broekriem aan te halen', om 'opofferingen te aanvaarden' om de 'economie weer te stimuleren en de groei te hervatten. Leugens! Opofferingen vandaag bereiden alleen... nog ergere opofferingen voor voor morgen.
Enkel de klassestrijd kan deze aanvallen vertragen. En enkel de internationale proletarische revolutie zal een einde maken aan de kwellingen, die dit uitbuitingssysteem een steeds groter deel van de mensheid laat ondergaan n
Pavel / 9.12.2010
(1) De notitie AAA is de hoogste, ze betekent dat de agent acht dat deze nationale economie een stevige ondergrond heeft.
(2) Dat wil zeggen de PIGGS
Op 23 oktober, de eerste zaterdag na de bekendmaking van de strenge regeringsmaatregelen, die een drastische beperking van de overheidsuitgaven inhouden, hebben er na oproep van verschillende vakbonden in het hele land manifestaties plaatsgevonden tegen deze aanvallen voortkomend uit de begrotingsplannen. De hoeveelheid deelnemers, die varieerde van 399 in Cardiff tot 15000 in Belfast of 25000 in Edinburg, weerspiegelt de diepe onderliggende woede.
Een ander voorbeeld van afkeer is de rebellie van de studenten tegen de verhoging van de inschrijvingskosten aan de universiteiten met 300%. Deze financiële uitgave alleen al verplicht hen zich zwaar in de schulden te steken, zodat ze na hun studies astronomische afbetalingen dienen te voldoen (die kunnen gaan tot 95.000 euro!). Deze nieuwe verhogingen hebben een hele reeks betogingen uitgelokt, van het Noorden tot het Zuiden van het land (vijf demonstraties in minder dan één maand: op 10, 24 en 30 november op 4 en 9 december). Desondanks is deze verhoging van de inschrijfkosten op 8 december toch definitief aangenomen in de House of Commons.
Stakingen aan de universiteiten, bij de vormingsinstituten, onder de studenten van de lagere en hogere scholen, een lange lijst van bezettingen van universiteiten, veelvuldige bijeenkomsten om te beraadslagen welke weg gevolgd moet worden….. De studenten hebben hierbij steun gekregen en solidariteit ondervonden van veel leerkrachten, die hun ogen te sloten voor de afwezigheid van stakende leerlingen in de klaslokalen (de regelmatige aanwezigheid in de les is streng verplicht) en die de studenten op gingen zoeken en om met hen in discussie te gaan.
De revolte van de studenten en leerlingen tegen de verhoging van de kosten voor het volgen van onderwijs, gaat nog steeds verder. De voorgaande demonstraties zijn geëindigd in harde confrontaties met de anti-oproerpolitie, die een strategie van insluiting voerde. Ze aarzelden daarbij niet om de betogers met de wapenstok te lijf te gaan, met als gevolg dat er veel gewonden vielen en aanhoudingen plaatsvonden en dit vooral in Londen, waar de bezettingen, met de steun van de leraren, plaatsvonden op een vijftiental universiteiten. Op tien november bezetten de studenten de zetel van de Conservatieve Partij en op 8 december hebben ze getracht binnen te dringen in het Ministerie van Financiën en de Hoge Raad, terwijl betogers zich meester probeerden te maken van de Rolls-Royce, die prins Charles en zijn echtgenote Camilla vervoerde.
De studenten, en zij die hun steunden, kwamen goedgezind naar de betogingen, hadden hun eigen spandoeken en leuzen gemaakt, waarbij sommigen onder hen zelfs voor het eerst meededen aan een protestbeweging. De stakingen, manifestaties en bezettingen waren allesbehalve brave gebeurtenissen, zoals vakbonden en de ‘bestuurders’ van links die meestal beogen te organiseren. De spontane werkonderbrekingen, de bestorming van het algemeen hoofdkwartier van de Conservatieve Partij in Millbank, de uitdaging van de politieversperringen, of de inventieve ontwijking ervan, de bestorming van de gemeentehuizen en andere openbare plaatsen, zijn maar enkele voorbeelden van deze openlijke rebelse houding. En de afkeer van de veroordeling der manifestanten door de president van de NUS (Nationale Studenten Vakbond) Porter Aaron in Millbank, waren zo ruim verspreid dat hij vervolgens zijn meest banale excuses diende aan te bieden.
Deze geestdrift van verzet, die bijna oncontroleerbaar was, heeft de regeringsleiders verontrust. Een duidelijk signaal van deze ongerustheid is de mate van repressie die de politie tegen de betogers toepaste. Op 24 november werden in Londen duizenden betogers, enkele minuten na hun vertrek van Trafalgar Square, omsingeld door de politie. Ondanks enkele gelukte pogingen om het politiecordon te doorbreken, hebben de ordetroepen duizenden van hen urenlang in de kou tegengehouden. Op een bepaald ogenblik is de bereden politie dwars door de menigte heengedrongen. Hetzelfde scenario van gebruik van bruut geweld vond plaats in Manchester, in Lewisham Town Hall en elders. Na de inval in de zetel van de Conservatieve Partij in Millbank hebben de dagbladen hun dagelijkse oplage gebracht met foto’s van zogenaamde ‘vandalen’, waarbij schrikbarende geruchten werden verspreid over revolutionaire groeperingen, die zich met hun onheilspellende propaganda gericht hadden op de jongeren van de natie. Dit alles toont de ware aard van de ‘democratie’ waarin wij leven.
De rebellie van de studenten in Groot-Brittannië is het beste antwoord op het idee dat de arbeidersklasse in dit land passief blijft ten opzichte van de stroom van aanvallen, die gelanceerd wordt door de regering op alle aspecten van ons levensniveau: baan, salaris, gezondheid, werkloosheid, invaliditeitsuitkering evenals schoolgeldvergoeding. Ze is een waarschuwing aan de leiders dat een hele nieuwe generatie van de uitgebuite klasse niet langer de logica accepteert van de opofferingen en bezuinigingen n
Op 3 december heeft de regering van de ‘socialist’ José Zapatero, in het kader van de anti-crisismaatregelen, een echte provocatie veroorzaakt door als doelwit de luchtverkeersleiders te kiezen. In het kader van de nieuwe anti-crisismaatregelen van de socialistische regering heeft De Raad van Ministers de goedkeuring gegeven een gedeeltelijke privatisering van de Autoriteit, die de luchthavens beheert (AENA). Deze maatregel bevat een instrument, dat de wettelijke maximale werktijd van de luchtverkeersleiders jaarlijks beperkt tot 1670 uren, die hun betaalde overuren beperkt, hun pensioenleeftijd verhoogt en vooral hun salaris met gemiddeld 40% vermindert (daar waar de salarissen van de overheidsambtenaren onlangs gekort werden met 5 à 10%).
De reactie was ogenblikkelijk: de luchtverkeersleiders hebben in de uren die daarop volgden hun werkplek verlaten, met de sluiting van het grootste deel van het Spaanse luchtruim (uitgezonderd Andalusië) als gevolg, net aan het begin van de langste ‘brug’ (vijf dagen) van het jaar in Spanje.
Er werd een gigantische ideologische campagne ontketend tegen de stakers, die voorgesteld werden als ‘bevoordeelden’ die “meer verdienen dan het hoofd van de regering”. “ Het is niet aanvaardbaar dat een overheidsinstelling zijn werknemers salarissen uitbetaalt gelijk aan die van miljonairs”, verklaarde Blanco, Minister van Vervoer.
Ook de pers ging tegen de stakers tekeer: “Met deze houding verliezen de verkeersleiders begrip en goodwill bij de publieke opinie” schreef El Pais (centrumlinks). De Vanguardia (centrumrechts) sprak van een “ontoelaatbare gijzeling” en ABC (rechts) lachte om deze “zogenaamde zieken”. Radio Cadena Ser liet op internet een foto zien van een maaltijd op zaterdag met meerdere vluchtleiders met de woedende titel “de verantwoordelijken voor de chaos drinken er eentje in Madrid”, terwijl op facebook, een blog hun ontslag eiste. Meerdere luchtverkeersleiders, geïnterviewd door El Pais, hebben geprobeerd zich te verdedigen: ”Wij willen enkel onze rechten verdedigen”, heeft een van hen gezegd. “Wij ook zijn slachtoffer”, voegde een ander er aan toe, “ze presenteren ons als slechteriken zoals in de film (maar) de fout ligt bij de regering“.
Ogenblikkelijk daarna werd voor vijftien dagen de ‘noodtoestand’ afgekondigd. Dit maakte het mogelijk om de luchtverkeersleiders te onderwerpen aan de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie, waarbij hun burgerlijk statuut omgezet werd naar dat van gemobiliseerde militairen. Daarop hebben luchtverkeersleiders het werk binnen 24 uur hervat. Deze clausule in de Spaanse grondwet was nog nooit eerder gebruikt. Zij is bedoeld om de regering te helpen het hoofd te bieden bij catastrofen en natuurrampen zoals aardbevingen en overstromingen of, in dit specifiek geval, bij het blokkeren van een belangrijke publieke dienstverlening, zoals het luchtverkeer, dat essentieel is voor het functioneren van het land.
Verre van een natuurramp, is deze staking gewoonweg een onderdeel van de strijd tegen het bezuinigingsplan, dat door de socialistische regering gedicteerd is om de publieke en sociale uitgaven terug te brengen en om ontslagen gemakkelijker toe te staan in een land waar al 20% werkloos is.
De noodtoestand stelt de regering in staat het personeel in de ‘strategische industrieën’ die weigeren te werken, aan te houden. De Minister van Binnenlandse Zaken, Alfredo Perez Rubalcaba, heeft aldus gedreigd: “De noodtoestand veronderstelt de mobilisatie van alle verkeersleiders en iedereen die zich niet op zijn werkplek meldt, wordt ter beschikking gesteld aan justitie en valt aldus onder een delict dat een zware gevangenisstraf van 8 à 10 jaar met zich mee kan meebrengen”.
Het Ministerie van Openbare Werken en Vervoer heeft onder meer gevraagd een ‘gepaste’ sanctie toe te passen voor dit ‘onverantwoordelijke gedrag’ met zware boetes en ontslag van de stakers. Een luchtverkeersleider heeft verklaard: “Men waant zich terug in het tijdperk van Franco”. Het is inderdaad voor het eerst sinds het einde van het franquisme, dat artikel 116-2 van de Grondwet wordt gebruikt (de wetten die een dergelijke machtsuitbreiding toelaten, bleven in de ‘democratische’ grondwet, opgesteld in 1978, gewoon bestaan.)
De regering heeft deze maatregel gerechtvaardigd door het uitzonderlijk karakter van dit conflict met de luchtverkeersleiders, dat al een jaar voortsleepte. Deze laatsten hebben namelijk de wijzigingen van hun arbeidsvoorwaarden op het vlak van de pensioenen, de werktijden en het salaris nooit aanvaard. Behalve de massale steun van het volk en de media heeft Zapatero versterking gekregen van de Parti Polulaire (PP), die de politiek van ‘systematisch protest’ heeft opgegeven om de regeringsbeslissing te steunen. Verre van zich te verzetten tegen deze aanval tegen de arbeidersklasse, hebben de Spaanse vakbonden en de IU (Linkse Unie), geleid door de Communistische Partij, de regering gesteund en hebben zij ook de stakers belasterd door telkens te herhalen dat het hier een bevoordeelde elite betrof, die Spanje gijzelde.
De waarheid is natuurlijk heel anders zoals het relaas van een verkeersleider getuigt: “Het is triest dat ik je moet melden dat wij ons al vanaf februari laatst slecht voelden. We slagen er niet in goed te slapen. We slagen er niet in om goed te rusten. Men verandert onze vakantie en verlofdagen en we worden opgeëist om in om het even welke ploeg en dag te werken. Men verplicht ons, het is geen vrijwilligerswerk (…) We zijn moe, uitgeput, gebroken. (…) We willen deze toestand beëindigen, maar weten niet hoe… Elke dag weer worden er nieuwe decreten uitgevaardigd”.
Deze werkelijke provocatie om de luchtverkeersleiders te discrimineren heeft natuurlijk als doel de weg te effenen voor andere, nog grotere ‘offers’ en voor nog omvangrijkere aanvallen tegen andere groepen arbeiders die gaan staken om te protesteren tegen de bezuinigingsplannen van de regering. De arbeiders, die in Spanje leven, zijn zich bovendien snel bewust geworden van deze tactiek van verdeling. De hatelijke propaganda van de socialistische regering en de vakbonden tegen deze sector heeft geen groot succes behaald onder de arbeiders. Er moet gezegd worden dat met de impact van de crisis, het gevoel van allen in hetzelfde schuitje te zitten, zijn weg vindt in alle hoofden van de uitgebuitenenn
Wim/12.12.2010
Op 28 november werden de Haïtianen opgeroepen naar de stembus te komen om een nieuw parlement en een nieuwe president te kiezen. Dit ondanks het overduidelijke gevaar dat een bijeenbrengen van de bevolking, vanwege de heersende cholera-epidemie, met zich meebrengt, Dat de 'internationale gemeenschap' de verkiezingen, ondanks alle vervalsingen, haar goedkeuring gaf, volstond niet om deze tragische farce geloofwaardig te maken. De vertegenwoordiger van de waarnemersmissie, Colin Franderson, heeft trouwens zonder een spier te vertrekken verklaard: “De missie (...) denkt niet dat deze onregelmatigheden, hoe ernstig ook, de verkiezingen ongeldig maken.” Dat spreekt boekdelen over de intenties van de bourgeoisie. In dit verwoeste land, waar het presidentiele paleis nog in puin ligt, bestaat de Haïtiaanse staat niet meer of regeert hij in het beste geval enkel zichzelf: de hele regering, die voorheen al praktisch gereduceerd was tot een loutere repressiekracht, is na de aardbeving van 12 januari 2010 totaal ingestort. Iedereen weet dat de Haïtiaanse staat enkel een zielige marionet is in handen van de imperialistische machten, die in het land aanwezig zijn. Zoals we al eerder in onze pers hebben blootgelegd, had de schijnheilige humanitaire geestdrift na de aardbeving enkel tot doel een echte bezetting van Haïti te organiseren. Maar het land is geen protectoraat, het is een slagveld waarop iedere bourgeoisie, in slagorde opgesteld achter haar glimlachende NGO's en duizenden soldaten, probeert interessante zaakjes te regelen, politieke invloed te bemachtigen, enzovoort. Zo wordt de ware inzet van het verkiezingscircus in Haïti in al zijn naaktheid duidelijk: de bevolking ervan te overtuigen zich naar het stemhokje te begeven om de klassentegenstellingen te neutraliseren op het ongevaarlijke terrein, waar een denkbeeldige keuze gemaakt kan worden voor deze of gene politieke fractie van de bourgeoisie.
En de Haïtianen hebben reden te over om woedend te zijn. Bijna een jaar na de aardbeving, terwijl nog miljoenen mensen in erbarmelijke omstandigheden leven, opeengepakt in overbevolkte en onhygiënische geïmproviseerde kampen, ligt de heropbouw praktisch stil. De overheid schat dat tot nu toe slechts 3% van het puin geruimd is. Zelfs het 'modelkamp' van Torbech, een etalage van de heropbouw op lange termijn, bestaat uit wat hutten gemaakt uit 'lokale materialen', dat wil zeggen hout en golfplaat. Gezinnen van 3 personen zitten in hutjes van 13m2, gezinnen met 7 mensen hebben recht op 27m2. En alsof de situatie nog niet rampzalig genoeg is, wordt de bevolking ook nog getroffen door een bijzonder kwaadaardige cholera-epidemie, een ziekte die rechtstreeks te maken heeft met de ongezonde omstandigheden waarvan de Haïtianen het slachtoffer zijn (1).
Zoals bij elke spectaculaire ramp beloofden talrijke mogendheden financiële steun om hun imperialistische ambities te 'vergemakkelijken' die nog aangescherpt werden door de bres, die geslagen was door de aardbeving. In feite is de gestuurde hulp onbeduidend en dient ze meestal enkel om de plaatselijke bourgeoisie te bedruipen. Dus, in tegenstelling tot wat we eerder schreven, lijkt op dit moment amper 2,5% (en niet 10%) van de beloofde 10 miljard het land daadwerkelijk binnengebracht te zijn.
Als de chaotische voogdij van de imperialistische machten het houden van verkiezingen in de ogen van de bourgeoisie rechtvaardigt, dan zijn die ook noodzakelijk voor de corruptie, de clanneigingen en zorgeloosheid van de Haïtiaanse bourgeoisie. Om zichzelf een schijn van onschuld aan te meten hebben alle partijen van de plaatselijke bourgeoisie de VN-missie voor de Stabilisatie van Haïti (MINUSTAH) van alle mogelijke misdaden beticht. Daarbij vergeten ze eventjes dat de 10.000 soldaten van de MINUSTAH, die daar zijn vanaf 2004, een onmisbaar militair instrument zijn om de heersende politieke fracties van de bourgeoisie overeind te houden. Diezelfde fracties die zich gul verrijkt hebben, dankzij de financiële en militaire steun van de imperialistische grootmachten, waardoor de bevolking in de meest verschrikkelijke armoede overleeft.
Machtig of niet, alle bourgeoisieën zijn even imperialistisch. Zoals Haïti aantoont, staan de belangen van de kapitalistische klasse lijnrecht tegenover die van de samenleving als geheel en tegenover de minste uitdrukking van de menselijke waardigheid. Tegen deze achtergrond, te midden van de onmenselijkheid en de verschrikkingen, laten de verkiezingen in Haïti die bedoeld zijn opnieuw een regering in te stellen, overduidelijk zien wat ze werkelijk zijn: een misleiding waarbij de bourgeoisie de enige is die er voordeel van heeft n
V/10.12.2010
(1) Een vertrouwelijk rapport van professor Renaud Piarroux heeft de rechtstreekse verantwoordelijkheid vastgelegd van de VN voor het uitbreken van de epidemie. De soldaten van de basis Mirebalais hebben hun besmette uitwerpselen, via welke de bacterie zich verspreidt, in de rivier Artibonite gestort, waarvan het water rechtstreeks gebruikt wordt door de inwoners. Het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft prof. Piarroux meteen gevraagd hierover “geen commentaar te geven in het openbaar”. (Vergelijk Le Monde, 5-12-2010) Voor het schandaal op grote schaal uitbrak heeft de burgerlijke pers natuurlijk de gelegenheid niet laten voorbijgaan om de 'ondankbaarheid', de 'onwetendheid' en 'het racisme' van de Haïtianen aan te klagen die de verantwoordelijkheid van de VN-soldaten aan de kaak stelden.
Internationalisme nr. 350
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 177.12 KB |
“Het ergste valt te vrezen!” Daarmee is de toon gezet is zowel in de koppen van de kranten, als in alle media, als uit de mond van de leiders van de planeet zelf. Maar het ergste is al gebeurd! Want met de aardbeving, de tsunami die er op volgde en de nucleaire ongevallen die maar niet ophouden, bevindt de Japanse bevolking zich al in een verschrikkelijke toestand. En ook omdat miljoenen mensen op aarde van nu af aan leven onder het zwaard van Damocles van de kernwolk, die ontsnapt is uit de reactoren van Fukushima. Deze keer gaat het niet om een arm land als Haïti of Indonesië dat volop getroffen wordt, maar een van de meest geïndustrialiseerde landen van de wereld, die bijzonder gespecialiseerd is in spitstechnologie.
Een land dat de vernietigende gevolgen van de kernenergie kent, dat als eerste te leiden heeft gehad van de atoombommen, namelijk op Hiroshima en Nagasaki in 1945.
Eens te meer komen de waanzin van het kapitalisme en de onverantwoordelijkheid van de bourgeoisie openlijk tot uitbarsting. De wereld werd zich er pas vandaag van bewust dat miljoenen mensen opeengestapeld leefden in houten woningen langs de kustlijn, onder de voortdurende dreiging van het risico op aardbevingen en reuzegolven die alles verzwelgen. En dat alles op het grondgebied van de derde economische wereldmacht!
Alsof dat nog niet voldoende was, werden er kerncentrales gebouwd, die eveneens blootgesteld staan aan aardbevingen en tsunami’s en die werkelijke tijdbommen vormen. Het merendeel van de kerncentrales van Japan zo'n 40 jaar geleden zijn gebouwd, niet alleen in zeer dichtbevolkte zones, maar ook nog dicht bij de kusten. Ze zijn bijzonder kwetsbaar voor overstromingen. Op de 55 Japanse reactoren, die verspreid staan over 17 vestigingen, zijn er 11 getroffen door de ramp. Als onmiddellijk gevolg daarvan werd de bevolking, tot in Tokyo aan toe dat zich op 250 km van Fukushima bevindt, reeds blootgesteld aan een hoeveelheid straling, die officieel (1) 40 maal de norm overschreed. Hoeveelheid stralingen, die door de Japanse regering nochtans werd bestempeld als 'zonder risico'! En het zijn niet enkel de centrales die werden getroffen, maar ook de petrochemische complexen die eveneens aan de kustlijn zijn gebouwd en waarvan er een aantal in brand gevlogen zijn. En dat komt nog bovenop de ramp en de ecologische catastrofe, die al aan de gang is.
De bourgeoisie probeert nog om ons te laten geloven dat de schuld ligt bij de natuur, dat men de kracht van aardbevingen en de omvang van de tsunami's niet kon voorzien. Dat is waar. Maar wat vooral opvalt, is hoe het kapitalisme, dat sinds twee eeuwen op een fenomenale manier de wetenschappelijke kennis en de technische middelen heeft ontwikkeld, waarvan gebruik zou kunnen gemaakt worden om dit soort rampen te voorkomen, de mensheid toch voortdurend met monsterlijke gevaren opzadelt. De huidige kapitalistische wereld heeft enorme technologische middelen maar is er niet toe in staat om ze aan te wenden voor het welzijn van de mensheid. Het houdt enkel rekening met de winst van het kapitaal … ten koste van onze levens. Sinds de ramp van Kobé in 1995, heeft de Japanse staat bijvoorbeeld een politiek ontwikkeld waarbij gebouwen worden neergezet, die aardbeving bestendig zijn en die overeind zijn gebleven, maar die bestemd zijn voor de rijkeren en voor de kantoorgebouwen in de metropolen.
Er worden momenteel overvloedige vergelijkingen gemaakt met de vroegere omvangrijke kernrampen, in het bijzonder met de smelting zonder ontploffing van de reactor op Three Mile Island in de Verenigde Staten in 1979. Officieel had deze geen doden tot gevolg. Maar 'tot op heden' beweren alle politieke verantwoordelijken dat het nu niet gaat om een gebeurtenis die net zo ernstig is als de ontploffing van de centrale in Tsjernobyl in 1986. Moeten wij nu gerustgesteld zijn door deze bovenmatige optimistische verklaringen? Hoe kan men het werkelijke gevaar afmeten voor de bevolking die leeft in Japan, in Azië, in Rusland, in Amerika en in de wereld? Het antwoord leidt geen enkele twijfel: de gevolgen zullen hoe dan ook dramatisch zijn. Er is nu al een belangrijke nucleaire vervuiling in Japan en de verantwoordelijken van Tepco, die de Japanse centrales uitbaten, kunnen het hoofd niet bieden aan het risico van een ontploffing door elke dag weer aan te klooien en door het leven van honderden werknemers en brandweerlieden schaamteloos bloot te stellen aan de fatale stralingsnormen. Hier komt een fundamenteel verschil naar voren tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Enerzijds, een klasse die er niet voor terugdeinst om 'haar' personeel de dood in te sturen en, meer in het algemeen, tienduizenden personen in levensgevaar brengt ten gunste van haar heilige winst. Anderzijds, de arbeiders die bereid zijn om zich op te offeren, om een trage en onomkeerbare dood tegemoet willen tredenvoor de mensheid.
Vandaag is de onmacht van de bourgeoisie zodanig dat haar specialisten, na een week van wanhopige pogingen om de beschadigde reactoren af te koelen, zich verplicht zien om leerling tovenaars te spelen door te proberen de verschillende koelsystemen van de kerncentrales weer aan de praat te krijgen via het elektrische netwerk. Niemand weet wat uitkomst hiervan zal zijn: ofwel werken de pompen correct en daalt de warmte daadwerkelijk, ofwel veroorzaakt de schade die toegebracht is aan de kabels en de apparaten kortsluitingen, branden en... ontploffingen! De enige oplossing zal dan zijn om de centrale te bedekken met zand en beton zoals... in Tsjernobyl (2). Geconfronteerd met dergelijke gruwelverhalen nu en in de toekomst blijven de praatjes van onze uitbuiters altijd dezelfde: leugens!
In 1979 had Washington gelogen over de radioactieve gevolgen van de smelting van de kern van de centrale, terwijl er ondanks alles toch 140.000 mensen werden geëvacueerd. Ook al vielen er niet direct doden te betreuren, dan vermenigvuldigden de kankers zich achteraf onder hen (2 tot 10 maal), iets wat de Amerikaanse regering nooit heeft willen erkennen.
Wat betreft de centrale van Tsjernobyl, die getroffen werd als gevolg van ernstige tekortkomingen in haar structuur en onderhoud, had de Russische regering de ernst van de toestand wekenlang verborgen gehouden. Het was pas na de ontploffing van de reactor en de ontsnapping van een onmetelijke nucleaire wolk, die zich kilometers hoog en over duizenden kilometers in de omgeving verspreidde, dat heel de wereld de omvang van de ramp besefte. Maar het draaide daar niet om iets specifiek stalinistisch. De westerse verantwoordelijken hebben hetzelfde gedaan. Indertijd onderscheidde de Franse staat zich trouwens in het bijzonder door haar grove leugens toen ze ons probeerde wijs te maken dat de wolk tot stilstand was gekomen aan de oostgrens van Frankrijk! Een ander, vandaag nog altijd, veelzeggend feit is dat de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie), die onmiskenbaar verbonden is aan het IAAE (Internationaal Agentschap voor Atoomenergie), een bespottelijke en belachelijke balans opmaakt van de ontploffing in Tsjernobyl: 50 doden, 9 kinderen die overleden zijn aan kanker en mogelijk 4000 mensen die getroffen zijn door een dodelijk kanker! In werkelijkheid zijn er volgens een studie van de wetenschappelijke academie van New York, als gevolg van dit nucleaire ongeval, 985.000 mensen omgekomen (3). En vandaag zijn het diezelfde instituten die belast zijn met het opmaken van de balans van Fukushima en ons te informeren over de risico's daarvan! Hoe kunnen wij aan hen ook maar het minste geloof hechten? Wat zal er bijvoorbeeld worden van de 'afhandelaars' (diegenen die in uiterste nood optreden) van Fukushima, wanneer wij weten dat “van de 830.000 'afhandelaars' die zijn opgetreden na de gebeurtenis, 112.000 tot 125.000 gestorven zijn” (4). Zelfs vandaag probeert de bourgeoisie weg te moffelen dat deze nog altijd een groot risico vormt, omdat het nog altijd nodig en dringend is om de kern van de reactor af te schermen onder een zoveelste laag beton. Net zo verbergt zij dat er in de centrales van Fukushima in de loop van de laatste tien jaar niet minder dan 200 incidenten hebben voorgedaan!
Alle landen liegen over de werkelijkheid van het nucleaire gevaar! De Fransen staat blijft maar doorgaan om met veel poeha te verklaren dat men de 58 kerncentrales van het land perfect onder controle heeft. En dat terwijl het merendeel van de centrales ofwel in aardbevingszones liggen, ofwel in maritieme en riviergebieden, die kunnen overstromen. Tijdens de storm van 1999, waarbij een geweldige storm belangrijke schade had toegebracht aan heel het nationale grondgebied en 88 doden veroorzaakte in Europa, had de overstroming van de centrale van Blayais, dichtbij Bordeaux, bijna de smelting van een reactor veroorzaakt. Weinig mensen hebben daar ooit weet van gehad. Laten wij het nog even hebben over de kerncentrale van Fessenheim, die zo stokoud is dat zij al jaren geleden gesloten had moeten worden. Maar met behulp van wisselstukken (die voor een groot deel niet homoloog zijn), blijft zij zo goed en kwaad als het kan doordraaien, met een ongetwijfeld rampzalige stralingsgraad voor het onderhoudspersoneel. Dat is de betekenis van 'onder controle hebben' en bewering 'transparant' te zijn.
Vanaf het begin van de aardbeving in Japan, op vrijdag 11 maart, hebben gezagsgetrouwe media ons zonder blikken of blozen, wat zo kenmerkend is voor hen, aangekaart dat de Japanse kerncentrales tot de 'veiligste' ter wereld behoren. Om ons twee dagen later het tegendeel te vertellen en ons er aan te herinneren dat de onderneming Tepco, die de Japanse kerncentrales beheert, in het verleden al eens bepaalde nucleaire incidenten met stralingen had verdoezeld. In welke mate zouden de kerncentrales in Frankrijk 'veiliger' zijn, als “in een tijdsbestek van tien jaar de talloze kleinere incidenten en onregelmatigheden aan de kerninstallaties verdubbeld zijn” (5), zoals trouwens ook elders in de wereld? Op geen enkele manier.“Ongeveer 20% van de 440 civiele reactoren, die in zijn werking in de wereld zijn, volgens WNA (World Nuclear Association), een groepering van industriëlen, gelegen in 'belangrijke aardbevingszones’. Enkele van die 62 reactoren in aanbouw bevinden zich eveneens in zones met risico’s op aardbeving, net zoals 500 andere projecten, in het bijzonder in de landen, die een opkomende economie kennen. Talrijke kerncentrales - en daarbij inbegrepen de vier reactoren van Fukushima, die beschadigd zijn door de tsunami van 11 maart - bevinden zich dichtbij de 'vuurcirkel', een boog van 40.000 kilometer van aardkorstbreuken die de Stille Oceaan omsluiten” (6).
Serieuze informatiebronnen “laten vermoeden dat er steeds meer radioactieve elementen circuleren. Terwijl het plutonium voor 1945 niet voorkwam in de natuur, vindt men het voortaan in het gebit van de Britse kinderen” (7), en ondanks het feit dat Groot-Brittannië gestopt is met zijn civiel kernprogramma.
En in Japan is er niet alleen een nucleaire ramp aan de gang maar ook een menselijke catastrofe. Zo is de derde economische wereldmacht in een paar uur tijd in een, sinds de Tweede Wereldoorlog, nog nooit vertoonde crisistoestand verzopen. Dezelfde schrikbarende ingrediënten zijn weer aanwezig: massale vernietiging, tienduizenden doden en tot slot, stralingen, zoals na de atoombom-bombardementen op Hiroshima en Nagasaki.
Miljoenen mensen in het noordoosten van Japan leven zonder elektriciteit, zonder drinkbaar water, met hoeveelheden voedsel die steeds maar afnemen, als ze al niet besmet zijn. 600 000 mensen zijn verplaatst wegens de tsunami, die volledige steden aan de Stille Oceaan heeft vernietigd. Ze leven in de grootste ontberingen en lijden onder de kou en de sneeuw. In tegenstelling tot wat de Japanse regering - die voortdurend de ernst van de toestand heeft geminimaliseerd, het aantal slachtoffers lager ingeschat en slechts druppelsgewijs, van dag tot dag, mededeling doet over de toename van het aantal slachtoffers - aankondigt, kan er, over het hele land bekeken, zonder enige twijfel nu al gerekend worden op tienduizenden doden. Vanuit zee spoelen er voortdurend lijken aan op de kusten. En op de achtergrond niets dan reuzengrote vernielingen van woningen, van gebouwen, van infrastructuren van hospitalen en scholen...
Dorpen, gebouwen, treinen, zelfs hele steden werden weggevaagd door de golven van de tsunami, die het noordwesten van Japan heeft geteisterd. In bepaalde steden, die bekneld zitten in meestal smalle valleien, zoals in Minamisanriku, is meer dan de helft van de 17.000 inwoners meegesleurd en omgekomen. Met een alarmeer-tijd van 30 minuten, afgekondigd door de regering, waren de wegen al vlug dichtgeslibd, en leverden ze de 'laatkomers' over aan 'genade' van de golven.
De bevolking werd door alle westerse media begroet vanwege van haar 'voorbeeldige moed' en haar 'discipline'. De Eerste Minister riept haar op “om het land van de grond af aan opnieuw op te bouwen”. Anders gezegd in duidelijke taal, de arbeidersklasse, die in dit land leeft, staat nu nieuwe ontberingen te wachten, een opgedreven uitbuiting en een verergering van de ellende. Natuurlijk is het mooi om het idyllische beeld voor te schotelen, dat men ons al tientallen jaren opdient, van een gedweeë bevolking, die 's morgens gaat sporten met de baas, die zijn bakkes houdt, zich in alle stilte laat uitbuiten, en die stoïcijns vriendelijk blijft terwijl de gebouwen boven haar hoofd aan het instorten zijn. De Japanse bevolking betoont heel zeker en buitengewone moed, maar de werkelijkheid van haar 'stoïcijns' gedrag, dat in de kranten wordt beschreven, is totaal anders. Buiten de honderdduizenden, die opeengepakt zitten in de sportzalen en andere gemeenschapsruimtes en bij wie de woede onvermijdelijk en terecht stijgt, proberen duizenden anderen weg te vluchten, waaronder een toenemend aantal van de rond de 38 miljoen inwoners van Tokyo en zijn voorsteden. En diegenen die blijven, doen dat niet om 'het gevaar en het noodlot te trotseren', maar omdat zij geen andere keuze hebben. Bij gebrek aan financiële middelen en waarheen? En om op welke manier 'opgevangen' te worden? In elk geval wordt een 'milieu-vluchteling' in de ogen van de bourgeoisie als een onfatsoenlijk iemand beschouwd. Ongeveer 50 miljoen mensen zullen in de komende jaren gedwongen worden om te migreren omwille van milieuredenen. Maar die hebben, volgens de Conventie van de Verenigde Naties, geen 'statuut', wanneer zij het slachtoffer zijn van een ramp, zelfs al is het een kernramp. Zonder er omheen te draaien betekent dit dat de Japanners zonder geld, die proberen te ontsnappen aan de kernramp, of eenvoudigweg ergens anders willen wonen, nergens ter wereld 'asiel' zullen krijgen.
Dit systeem van doorgedreven uitbuiting rekt zijn doodstrijd en wordt met de dag onmenselijker. Terwijl er door de mensheid onmetelijke kennis is vergaard en er reusachtige technologische middelen door de mensheid zijn vergaard, is de bourgeoisie er niet toe in staat om daaruit een kracht te ontwikkelen ten gunste van het welzijn van de mensheid, die ons de gelegenheid zou bieden ons te wapenen tegen de natuurrampen. Zij stevent nadrukkelijk alleen maar af op haar vernietiging, niet hier of daar, maar overal ter wereld.
“Wij hebben geen andere keuze tegenover deze kapitalistische hel: socialisme of barbarij. Er tegen strijden of sterven” (8) n
Mulan /19.03.2011
(1) De ervaring leert ons aan welke geloofwaardigheid wij moeten toekennen aan de officiële cijfers in het algemeen en aan die van de kernenergie in het bijzonder; leugen, manipulatie en onderschatting van de gevaren ervan is hier de gulden regel van de leiders van de hele wereld!
(2) De huidige ramp werd zelfs verwacht, zoals wordt gerapporteerd door Le canard Enchainé van 16 maart 2011: “De acht Duitse ingenieurs van Areva, die werkten op de vestiging van de centrale van Fukushima 1 (...) werden verrast door de aardbeving 'terwijl zij volop aan het werk waren aan een deel' van de reactor nummer 4, en dachten bij zichzelf “we zijn niet gek”. Op vrijdagavond (11 maart) werden ze in veiligheid gebracht op een veertigtal kilometer van de centrale” en vervolgens “op zondag 13 maart teruggebracht naar Frankfurt”.
(3) Bron: 'Troublante discrétion de Organisation mondiale de la santé'; Le Monde van 19 maart.(4) https://www.monde-diplomatique.fr/2010/12/KATZ/19944 [65]
(5) "https://www.europe1.fr/France/" [66] France/les-accidents-nucléaires-en -hausse-455587
(6) https://www.monde.fr/depeches/2011/03/15/fukushima-eclaire-le-risque-d-u... [67]
(7) https://blog.mondediplo.net/2011/03/12/Au-Japon-le-seisme-declenche-l-al... [68]
(8) De woorden van iemand die tussenkwam op ons websiteForum in het Frans in de loop van een discussie over deze ramp: https://fr.internationalism.org/forum/312/tibo/4593/seisme-au-japon [69] .
(We hernemen hieronder een artikel geschreven in november 2009 maar in het licht van de aanhoudende hetze rond de vluchtelingen en de immigranten blijft het zijn volle actualiteitswaarde behouden !)
“Ik ken mensen die zich ongerust maken over het feit dat de immigratie knaagt aan hun lonen en aan het vooruitzicht op een baan voor hun kinderen” (1). Wie is de schrijver van een dergelijke weerzinwekkende en walgelijke gedachte? Een uiterst rechtse militant? Neen! Het was de Britse Eerste Minister Gordon Brown, een man van links! Het is niets nieuws dat de ongewenste immigranten de zondebokken zijn, ‘verantwoordelijk voor werkeloosheid en ellende’! De wereldleiders, of het nu Brown, Besson of anderen zijn, buiten voortdurend de ‘laag bij de grondse’ populistische instincten uit en weten hoe de daad bij het woord te voegen: politierazzia's, invallen, administratieve pesterijen, uitwijzingen...
In een heleboel landen, zoals in Groot-Brittannië, worden pas aangekomenen bijna systematisch geconfronteerd met de gevangenis (2), met onderbetaald zwartwerk, met racisme en met terreur. Een groot aantal landen (zoals Italië en Groot-Brittannië) moedigt, in naam van de veiligheid, een soort nachtwake aan, waarbij burgers worden opgeroepen mee te werken om al diegenen bij de politie aan te geven die ‘verdacht’ lijken, met name de immigranten. In het merendeel van de Europese landen is het verhuren van een verblijfplaats of het geven van onderdak aan een clandestiene immigrant genoeg reden voor gevangenisstraf. In Italië wet er in een wet zelfs voorzien, in haar eerste versie althans, om de dokters, de schooldirecteurs en de postbodes te verplichten om immigranten zonder papieren aan te klagen!
In deze context is de gezamenlijke operatie, op 22 oktober 2009, van Franse en Britse autoriteiten, gericht tegen de Afghaanse vluchtelingen, slechts een voorbijgaande episode in de menselijke drama's die elkaar bij de vreemdelingen zonder papieren, opvolgen. Op de Frans-Britse chartervlucht zaten jongeren, die werden uitgewezen naar hun land in oorlog. Het toppunt van cynisme was dat Minister Besson, de regering en de media in Frankrijk ons het lot van deze pechvogels voorgesteld als een humane, bijna liefdadige politiek. Werden de vluchtelingen niet ‘ondergebracht in een hotel’? In een ‘beveiligde’ zone in Kaboel? Op ‘kosten van de gemeenschap’ (aangezien zij 2000 euro’s meekregen)? Als men hen zo hoort, lijkt het wel op een vakantie bij de Club Méditarranée!
Met wie drijft men hier de spot? Zoals in de meeste gevallen, wil men zich in werkelijkheid ontdoen van monden die nutteloos zijn voor het kapitaal. En het kan ze geen moer schelen dat de gevolgen van deze uitwijzingen dikwijls dodelijke zijn. Wat de bourgeoisie werkelijk denkt, laat zich samenvatten in weinig woorden: “laat ze thuis creperen!”. Via een verharde wetgeving en een gespierde tussenkomst heeft de bourgeoisie van Europa een werkelijk 'fort' gemaakt.
Natuurlijk heeft links in Frankrijk, de kampioen van de schijnheiligheid, om een goed figuur te slaan, gedaan alsof ze aanstoot genomen had door een politiek, die louter en alleen wordt toegeschreven aan de ‘gemene rechterzijde’. Uit de mond van Martine Aubry, (oppersquaw van de PS) hoort men uitspraken als ‘chartervluchten van de schaamte’ en wat dokter Kouchner betreft, die verzekert ons alweer met de hand op het hart dat hij “dat zeker niet gedaan zou hebben”! Maar hun dubbelzinnigheid is om van te kotsen. Denken wij inderdaad maar even terug aan het feit dat de hele meute van links applaudisseerde in de tijd van Edith Cresson, toen ze hele charters met ontheemden de grens over stuurde. Toen beweerde Michel Rocard (PS): “Men kan niet alle ellende van de wereld verwelkomen”! En wat betreft de repressie tegen de immigranten en de illegalen, doet de PCF (Franse Communistische Partij) niet onder voor de ‘socialisten’, toen ze in de jaren 1980 bijvoorbeeld, de immigranten in Vitry-sur-Seine uitdreven met bulldozers. En wat te zeggen van de CGT die, nog niet zo lang geleden, de mensen zonder papieren (vrouwen en kinderen), gewapenderhand uit hun eigen lokalen dreef!
Vandaag hebben de Europese landen hun controlepolitiek op een gecoördineerde manier versterkt, voornamelijk onder aandrang van Duitsland.(3) De Schengen-landen wijzen voortaan 90% van de asielaanvragen af met als motief dat het doel van de kandidaten op de eerste plaats ‘economisch’ is. In naam van dit ‘misbruik’ vraagt een minister zoals Besson nu om de invoering van “gemeenschappelijke vluchten onder Europese vlag”. Om die reden is een Frans-Brits inlichtingencentrum (sinds 2 september 2009) in Folkestone ingesteld, waar agenten uit beide landen samenwerken om de 'ongewensten' op te sporen.
De initiatieven, die door de Franse Minister Besson (4) worden aangemoedigd, kunnen zich alleen maar ontwikkelen en moeten leiden tot de doelstelling die Frankrijk wil bereiken, de uitwijzing namelijk in 2009 van 27.000 immigranten zonder papieren. Maar ze getuigen vooral van de groeiende veiligheidsparanoïa, die de hele wereldbourgeoisie aanvreet. En vooral de arbeidersklasse is hiervan het slachtoffer! Terwijl de economische crisis het bankroet aantoont van het kapitalistische systeem, terwijl de werkloosheid een toppunt bereikt, hebben de grote democratieën, diegenen die 20 jaar geleden met veel poeha de val van de Berlijnse Muur vierden, noch aan de immigranten noch aan het proletariaat als geheel geen ander perspectief te bieden dan tweespalt, repressie en ellende. De bourgeoisie maakt gebruik van de wapenstok, de uitzetcentra en de chartervluchten om proletariërs, die vechten voor hun leven, uit de zogenaamde 'rijke' landen te weren. Het 'Europese democratische model', waar de bourgeoisie zo prat op gaat, is slechts een andere kapitalistische bunker, die ook geen toekomst biedt n
WH/12.11.2009(1) Bron: Lepoint.fr (uittreksel uit The Daily Mail).
(2) 200 asielzoekers zitten in de gevangenis in Groot-Brittannie.
(3) Sommigen spreken zelfs van een 'verduitsing van de Europese immigratiepolitiek' Zie de site https://www.dw-world.de/dw/article/0,,471171400.html [71]
(4) Tijdens de laatste presidentsverkiezingen, was dit heerschap de campagneleider van Ségolène Royal...
We worden geconfronteerd met een impasse op het vlak van de economie en de bourgeoisie bevindt zich in een situatie van totale onbekwaamheid om ook maar een schijntje van een samenhangende economische politiek voor te stellen.
In het geval van Griekenland geven de autoriteiten van de IMF toe dat dit land het plan, dat zijzelf en de Europese Unie in april 2010 hebben afgesproken, niet zal kunnen nakomen. Aan Griekenland zal toestemming moeten worden verleend om haar schuld, dat voorkomt uit het reddingsplan, niet in 2015, maar in 2024 af te betalen. Natuurlijk moet dit “cadeau” vergezeld gaan van aanvullende bezuinigingsoperaties. In Griekenland staan nieuwe maatregelen op stapel om banen in de publieke sector op te heffen.
Wat betreft Ierland: daar ondergaan de arbeiders al de vierde bezuinigingsronde. Het nieuwste plan, in ruil voor het “reddingsplan” van de ECB en het IMF, houdt een verlaging in van het minimumloon met 11%, de vermindering van de uitkeringen, de opheffing van 25.000 banen in de publieke sector en de verhoging van de BTW van 21 naar 23 %.
Voor beide landen geldt dat de arbeidersklasse en de gehele verdere bevolking ondergedompeld zal worden in een toestand van ellende, die onhoudbaar zal zijn.
Portugal en Spanje, de nieuwe landen die ook niet in staat zijn geweest hun schulden in de hand te houden, proberen de gevolgen te voorkomen door drastische bezuinigingsmaatregelen door te voeren en nog meer voor te bereiden.
Natuurlijk hebben deze poitieke maatregelen niet de bedoeling de armoede van de miljoenen te verzachten. De politieke en economische autoriteiten zijn vooral bevreesd voor het risico dat nieuwe landen op hun beurt niet in staat zullen zijn om hun schulden terug te betalen. De achtergrond van het failliet van de Griekse staat was een begrotingstekort, veroorzaakt door een enorme hoeveelheid publieke uitgaven (met name in de militaire sector). Wat betreft Ierland, daar had het bankensysteem een hoeveelheid schuld opgehoopt van 1432 miljard euro, bij een BIP van 164 miljard euro. Ierland had in 2010 een begrotingstekort van 32%.
De ernst van de economische crisis gaan de grenzen van Griekenland en Ierland echter te buiten. Want heel wat grote banken van grote landen hebben schulden uitstaan in die landen en met name in Ierland. Als Griekenland en Ierland veel van hun schulden niet terugbetalen, dan zal dat veel van deze banken in grote moeilijkheden brengen. Dit aspect verklaart voor een groot deel de paniek die zich meester maakt van de hoge instanties van de wereldbourgeoisie.
Want het is de staat die de betrouwbaarheid van het nationale kapitaal moet waarborgen door te laten zien dat hij in staat is de schulden terug te betalen en de rente daarover te voldoen. Een niet-terugbetalen van de schulden brengt de andere en ook de grote landen in moeilijkheden. Maar voor landen als Portugal of Spanje, wier banken ook geld hebben uitstaan in Ierland en Griekenland, voor die twee landen zou zoiets fataal zijn.
Alle landen ter wereld hebben een aanzienlijke schuld, die natuurlijk niet meer terugbetaald zal kunnen worden. De landen binnen de Eurozone hebben niet de monetaire middelen om hun tekorten te “financieren”, gebonden als ze zijn aan de ECB. Landen als Groot-Brittannië en de VS hebben alle mogelijkheden om hun eigen geld te scheppen. Het niveau van de schulden van alle staten is zo absurd hoog dat de nationale productie van welk land dan ook hen niet in staat zal stellen om deze ooit nog terug te betalen.
Het “reddings”plan van Griekenland heeft 110 miljard euro gekost en dat van Ierland 85 miljard. Deze hoeveelheid geld, dat door het IMF, de ECB en Groot-Brittannié uitgegeven werd voor de redding van landen als Griekenland en Ierland, is niet gebaseerd op een nieuwe rijkdom, maar op het draaien van de geldpers, met andere woorden: op virtueel geld. Terwijl er aan de ene kant drastische bezuinigingsmaatregelen worden genomen, die nog meer drastische bezuinigingen aankondigen, zien we aan de andere kant dat de staten gedwongen zijn om, onder de dreiging van een financiële ineenstorting en een blokkade van de wereldeconomie om iets aan de nemen dat men heel goed een onderesteuningsplan zou kunnen noemen - dat inhoudelijk erg veel lijkt op wat men een “stimuleringsplan” noemt.
In feite zijn de VS het verste gegaan in die richting: De Kwantitatieve Versoepeling nr.2 van 900 miljard dollar heeft geen andere bedoeling dan een Amerikaans financieel systeem te redden en de groei van de economische groei van de VS te ondersteunen. De VS, die nog steeds profiteren van het voordeel van het statuut, dat aan de dollar als wereldhandelsgeld wordt toegekend, gaat niet gebukt onder dezelfde dwingende maatregelen als Griekenland, Ierland of andere Europese landen. En vanwege dit gegeven is het niet uitgesloten dat, zoals velen verwachten, er een Kwantitatieve Versoepeling nr.3 zal worden aangenomen. De stimulering van de economische activiteit door begrotingsmaatregelen is veel sterker in de VS dan in de Europese landden. Maar dat weerhoudt de VS er niet van om de lonen van de arbeiders in de publieke sector te bevriezen of zelfs te verlagen.
Wij hebben dus te maken met bezuinigingsplannen én stimuleringsplannen. Waar komt deze tegenspraak vandaan?
Zoals Marx heeft laten zien, leidt het kapitalisme vanaf haar ontstaan aan een tekort aan afzetmarkten, omdat de uitbuiting van de arbeidskracht leidt tot een grotere waarde dan de uitgaven in lonen, omdat de arbeidersklasse veel minder consumeert dan ze produceert. Tot het einde van de 19e eeuw, kon de bourgeoisie dit probleem de baas door de kolonisatie van niet-kapitalistische gebieden, waar het de bevolking dwong, op verschillende manieren, de koopwaar af te nemen die door het kapitaal werd geproduceerd.
De crises en de oorlogen van de 20e eeuw illustreren dat dit antwoord op de overproduktie, dat inherent is aan de kapitalistische produktie, haar grenzen begon te bereiken. Met andere woorden: niet-kapitalistische gebieden op onze planeet waren niet langer voldoende voor de bourgoisie om het meerprodukt te realiseren dat nodig was voor een meer uitgebreide produktie.
De deregulering van de economie aan het einde van de jaren 1960, die zich manifesteerde in monetaire crises en recessies, betekende de quasi-afwezigheid van de extra-kapitalistische markten als een middel om de surplus van de kapitalistische productie op te nemen. De enige oplossing die er van toen af aan nog overbleef, was de schepping van een kunstmatige markt, gevoed door schulden.
Het stelde de bourgeoisie in staat waren te verkopen aan staten, ondernemingen, huishoudens zonder dat ze over reële middelen beschikten om ze te kopen.
De afgelopen veertig jaar hebben aangetoond dat de staten met te hoog oplopende schulden op een bepaald moment hun schulden moesten verminderen, en dus moeten bezuinigingen, maar tegelijkertijd is de toename van de schulden een absolute noodzaak, om ervoor te zorgen dat de economie niet in een recessie terechtkomt. De financiële schokken, die zich op dit moment in Europa voordoen, zijn dus een gevolg van de fundamentele tegenspraken van het kapitalisme en illustreren de absolute impasse van deze productiemethode.
De bezuinigingen hebben tot resultaat dat de interne vraag vermindert, die van de eerste levensbehoeften inbegrepen, maar toch blijven de prijzen ervan een sterke stijging vertonen. Die stijging is zodanig algemeen dat ze niet verklaard kan worden uit bijvoorbeeld klimatologische omstandigheden. De enige verklaring is dat ze een uitdrukking is van een regelrechte inflatie, een verschijnsel dat ieder economie steeds meer aantast. Een inflatie, die overigens voortdurend toeneemt, en zo maakt dat de waarde van het geld steeds meer afneemt en dat er een steeds hogere rente gevraagd wordt voor dit geld dat uitgeleend wordt.
Inflatie heeft niet altijd als oorzaak een buitensporige vraag in verhouding tot het aanbod, waardoor de prijs verhoogd kan worden. Door het gebruik van de bankbiljettenpers, door de uitgave van nieuw geld zonder dat deze correspondeert met een even grote toename van rijkdom, verliest het geld onherroepelijk aan waarde.
De toename van de hoeveelheid geld leidt er ook toe dat de speculatie wordt aangemoedigd, met desastreuze gevolgen voor het leven van de arbeidersklasse. Want door de aankoop van eerste levensbehoeften, in de hoop die met flinke winst te kunnen verkopen, krijgen deze consumptiemiddelen het karakter van activa. Zo wordt een groot deel van de wereldbevolking, naast de vermindering van hun inkomen, ook geconfronteerd met verhoging van prijzen van graan, rijst, brood, enzovoort. De voortdurende schepping van nieuw geld, noodzakelijk gemaakt door de crisis, . leidt tot een dubbele aanval: verlaging van de inkomens en verhoging van de eerste levensbehoeften.
Een gelijkaardig proces vond plaats in 2007-2008 (net voor de financiele crisis) en lokte in vele landen hongerrellen uit. De gevolgen van de huidige prijsexplosie hebben direct geleid tot revoltes in Tunesie, Algerije en Egypte.
Het actuele niveau van de inflatie stijgt steeds meer. De cijfers maken duidelijk dat de kapitalisten anticiperen op een verlies van de waarde van het geld dat zij investeren en dat zij er dus een hogere rente voor terugvragen.
Tijdens de crisis van de jaren 1930 was het protectionisme, in de vorm van handelsoorlogen, massaal ontwikkeld. Er bestond zelfs een regionalisering: iedere grootmacht reserveerde een deel van de wereldmarkt voor zichzelf, dat hij beheerste en waar hij een minimum aan afzetgebied vond. Dezelfde tendens tot protectionisme is zich nu ook aan het ontwikkelen. Zo nam de VS in september bijvoorbeeld 245 anti-dumping maatregelen.
De handelsoorlog doet zich nu echter vooral voor in de vorm een geldoorlog: de massale schepping van geld vertaalt zich in een daling van waarde van dat geld en dus ook in een daling van de prijzen van de goederen die dit land op de wereldmarkt brengt. Dit is een zeer agressieve manier van protectionisme, waarbij de VS vooroploopt. Dit geldt eveneens voor de onderwaardering van de Chinese yuan.
En ondanks de handelsoorlog zijn de verschillende staten genoodzaakt overeen te komen om de schulden van landen als Griekenland en Ierland binnen de perken te houden. De bourgeoisie kan niets anders doen dan zeer tegengestelde maatregelen nemen, gedicteerd door de totale impasse waarin haar systeem verkeert.
Waarom verschijnen er, tegen de achtergrond van de huidige catastrofale sitatie van de wereldeconomie artikels zoals die in La Tribune of in Le Monde met als respectievelijke titels: “Waarom zal de groei weer ontstaan” en “De Verenigde Staten willen geloven in een economische opleving”? Zulke titels proberen de illusie in stand te houden dat de burgerlijke economische en politieke autoriteiten nog een bepaalde controle hebben over de situatie.
De bourgeoisie wil ons in slaap sussen door ons te laten geloven dat ze de situatie nog redelijk beheerst. Maar de bourgeoisie heeft slechts de keuze tussen de pest en de cholera.
a. ofwel ze doet zoals ze gedaan heeft met Griekenland en Ierland door geld bij te drukken, wat leidt tot ontwaarding van de munteenheid.
b. ofwel ze voert een drastische bezuinigingspolitiek om de schulden niet te laten oplopen, wat leidt tot een duizelingwekkende neergang in de depressie.
Een aantal deskundigen komen, middels een reeks van publicaties, met allerlei oplossing aandragen voor de impasse. Maar of ze gebruiken het middel van de hypnose of een vorm van propaganda om ons ondanks alles te doen laten geloven dat deze maatschappij nog een toekomst heeft.
Ze schrikken er niet voor terug een nieuwe ‘regulering’ voor te stellen op basis van een ‘groene economie’ als dé oplossing. Ze vergeten echter dat zo’n ‘regulering’ aanzienlijke uitgaven vraagt, en dat er dan nog veel meer bankbiljetten bijgedrukt moeten worden dan nu.
De enige werkelijke oplossing voor de economische impasse zal komen van de steeds meer en steeds massalere bewuste strijd van de arbeidersklasse als reactie op de economische aanvallen van de bourgeoisie. Dit zal op een natuurlijke wijze leiden tot de omverwerping van dit systeem, waarvan de belangrijkste tegenspraak is die tussen de productie voor de winst en de accumulatie en niet de bevrediging van de behoeften van de mensen n
Naar Vitaz /02.01.2011
De laatste weken waren er bijzonder levendige en intensieve discussies op het IKS-wesiteforum over een tragische gebeurtenis: de bloedige onderdrukking van de opstandelingen van Kronstadt.
90 jaar geleden, in 1921, kwamen arbeiders in opstand tegen de Bolsjewistische Partij en eisten onder meer de teruggave van de reële macht aan de sovjets, zonder de bolsjewistische partij. De Kommunistische Partij nam toen de vreselijke beslissing hen te onderdrukken.
Een deelneemster aan het debat, Youhou genaamd, stuurde ons een brief die we hieronder publiceren en die wij van harte verwelkomen. De brief is zowel een poging om een samenvatting te geven van de verschillende standpunten, die in de tussenkomsten aan de orde kwamen, als om zelf duidelijk stelling te nemen. Het gaat hier geenszins om een afsluiting van de discussie. Het lijkt ons integendeel dat de tekst, zoals geschreven in de geest van de kameraad, enkel een volgende stap in de discussie is. Tot slot gaan we helemaal met haar mee wanneer zij in de laatste regels schrijft:“Sluit je in dit levendige debat bij ons aan! Het kameraadschappelijk debat is ons beste wapen tegen de burgerlijke ideologie” (1).
Op het IKS-forum vindt nu, ter gelegenheid van de 90e verjaardag van de onderdrukking van Kronstadt, een zeer levendige discussie plaats die commentaar verdient. Ze is zeer interessant omdat ze tenslotte een goede afspiegeling vormt van de standpunten die over dit onderwerp in de arbeidersklasse bestaan. De verplettering van de arbeidersklasse in opstand van de Sovjet van Kronstadt door het revolutionaire leger op bevel van de Bolsjewistische Partij in 1921 wordt zonder taboes en twijfels op het forum naar voor gebracht. De wil om lessen te trekken uit deze slachting, zo belangrijk voor de toekomstige revolutie, verenigt alle kameraden op dit forum en bevestigt wat Rosa Luxemburg schreef over de Russische Revolutie: “Het is duidelijk dat enkel een diepgaande kritiek, en zeker geen oppervlakkige verontschuldiging, uit deze gebeurtenissen alle schatten van lering kan trekken die zij bevatten”. Dit debat wordt al tientallen jaren gekenmerkt door twee tendensen die lijnrecht tegenover elkaar staan: de trotskisten die menen dat de verplettering een 'tragische noodzakelijkheid' was en de anarchisten die denken dat de Bolsjewistische Partij als partij al de kiemen van deze ontaarding in zich droeg en die de noodzaak van het bestaan van een partij van de arbeidersklasse zelf in vraag stellen.
Hier volgt één van de ideeën die naar voor gebracht werd door Jeannotrouge: “Het proletariaat kan zich niet als klasse vormen en daarna, na de revolutie, als heersende klasse, tenzij na een hardnekkige politieke strijd in haar eigen schoot tegen de burgerlijke invloeden, die gedragen worden door verschillende instellingen, organisaties en partijen die zich het etiket 'arbeiders' toeeigenen, een strijd die onvermijdelijk episodes van confrontatie en geweld inhoudt.”
Mouhamed, die wat genuanceerder is, legt uit dat de Bolsjewiki geen andere keuze hadden. Maar op dit punt ben ik het volledig eens met Tibo en Underthegun: de verplettering van Kronstadt ging niet in de zin van de revolutie. Deze slachting was absoluut onnodig en heeft de nederlaag van de Russische Revolutie versneld. Waarom? Het waren arbeiders die afgeslacht en vermoord werden, geen witteboorden-contrarevolutionairen, zoals Trotski zelf zal toegeven: “We hebben zo lang mogelijk gewacht, opdat de matrozen, onze verblinde kameraden, hun ogen zouden openen en zien waartoe de muiterij hen leidde.” De kommunistische samenleving kan niet geboren worden uit broederstrijd. Een dergelijke moordpartij kan geen deel uitmaken van de wapens van de revolutionairen. Terecht schrijft Tibo:“Ja, we hebben een 'eindelijk menselijke' wereld op te bouwen. En die kan niet als fundament hebben de kadavers van arbeiders, die door andere arbeiders gedood werden.” Ik zou daaraan toevoegen: en vooral niet op deze manier: door hun families te gijzelen, en door de soldaten van het rode leger te veroordelen, als die weigerden te schieten... Klassegeweld is noodzakelijk, zeker, maar binnen de arbeidersklasse wordt dat bepaald door het einddoel, door de bevrijding van de mensheid van het juk van de uitbuiting. De kameraden die het op dit punt niet eens zijn, herinnerden terecht aan de bijdragen van de Bolsjewiki aan de arbeidersklasse. De Bolsjewistische Partij, onder leiding van Lenin, heeft nooit de belangen van het proletariaat verraden en door onvermoeibaar de noodzaak te herhalen geen vertrouwen meer te hebben in de sociaal-democraten door elke politieke alliantie af te wijzen en om geen massapartij te vormen, heeft ze ervoor gekozen een minderheid te blijven onder de arbeiders. Deze partij pleitte voor een internationalisme tot op het bot. De Bolsjewiki hebben de arbeiders in hun strijd gesteund door aan hun kant te blijven, zelfs toen ze zagen dat de arbeiders een fout begingen.
Hoe was het dan mogelijk dat deze partij, die zich volop bewust was van het feit dat het socialisme niet met dwang aan de arbeidersklasse opgelegd kan worden, en het de plicht van de partij is aan de zijde van de klasse te vechten, zich bewapend tegenover haar bevond?
Kameraad Mouhamed schrijft: “Voor mij, als er sprake geweest was van wereldrevolutie, dan zou Kronstadt niet gebeurd zijn, of iets in die aard”. Het klopt dat het isolement van Rusland een fundamentele oorzaak is voor de mislukking van de revolutie. Veel arbeiders zijn omgekomen in de burgeroorlog, de sovjets raakten ontvolkt, vaak bleven er alleen militaire comités over van enkele leden, die beslisten over de strategie die gevolgd zou worden. Wanneer de voorzitter van de Bund (de Joodse Kommunistische Partij) op het VIIe Congres van de Sovjets vraagt wat het Centraal Comité doet, antwoordt Trotski: “Het CEC is aan het front!” Voeg daar nog de drastische voedselrantsoenering aan toe omdat de Oekraïne, de graanschuur van Rusland, het land uithongert. Als het Duitse proletariaat zich bij de revolutie had aangesloten, daarmee de andere proletariërs van Europa en de wereld meetrekkend, dan zou dat een nieuw elan aan de Russische Revolutie gegeven hebben. In haar brochure over ‘De Overgangsperiode’ schreef de IKS: “Maar het grootste gevaar van de contra-revolutie kwam noch van de 'koelaks', noch van de arbeiders van Kronstadt die jammerlijk vermoord werden, noch van de 'witte complotten' die de Bolsjewiki vermoedden achter die opstand. De contra-revolutie kreeg de overhand over de lijken van de Duitse arbeiders, die in 1919 vermoord werden, en heeft zich het krachtigst uitgedrukt door middel van het bureaucratische apparaat van wat de 'halfstaat' van het proletariaat moest voorstellen”. Doordat de sovjets, het fundament van de dictatuur van het proletariaat, uitgeput raakten, doordat zee opgesloten bleven binnen de nationale grenzen van Rusland, werd de Bolsjewistische Partij geconfronteerd met keuzen die uiterst zware gevolgen hadden en heeft ze de zwaarste fout begaan: haar klassebroeders fysiek te elimineren.
Het isolement van Rusland in de ontwikkeling van de wereldrevolutie verklaart de houding van de Bolsjewiki gedeeltelijk. Het verklaart echter niet waarom de sovjets zich tegen de partij keerden Als ze niet in opstand waren gekomen, dan zou de kwestie nooit aan de orde zijn gekomen. Zoals ik het verdedig, net als Underthegun, zien we zeer duidelijk, zowel in de eisen van de Sovjet van Kronstadt (“alle macht aan de sovjet”), maar ook in de stakingsgolven die uitbraken in Moskou en Petrograd (drie regio’s, het zij terloops opgemerkt, die in de voorhoede stonden van de Oktoberrevolutie), dat er een kloof ontstaan is tussen partij en arbeidersklasse. Ziehier een radioboodschap gericht 'aan de arbeiders van de gehele wereld' die op 6 maart 1921 ontvangen werd: “Wij zijn aanhangers van de macht van de sovjets, niet van de partij. Wij zijn voor de vrije verkiezing van vertegenwoordigers van de werkende massa's. De marionettensovjets, die gemanipuleerd worden door de kommunistische partij, zijn altijd doof geweest voor onze behoeften en onze eisen; wij hebben slechts één antwoord gekregen: kogels (...). Kameraden! Niet alleen bedriegen ze jullie, maar ze verdraaien opzettelijk de waarheid en belasteren ons op de meest verachtelijke manier (...). In Kronstadt is de gehele macht uitsluitend in handen van de revolutionaire matrozen, soldaten en arbeiders (...) Lang leve het revolutionaire proletariaat en de boeren! Lang leve de vrij gekozen sovjets!” Of men het nu eens is met die eisen of niet, het staat buiten kijf dat de sovjets zich vierkant tegen de partij keerden, die zij nu als vijand beschouwen. Voor mijn part denk ik dat de assimilatie van de partij met de staat, een orgaan dat van nature reactionair en conservatief is, de Bolsjewiki ertoe gebracht heeft zich van de klasse te verwijderen. Tenslotte is dat het isolement binnen het isolement. De partij was tegelijkertijd rechter en partij en kon daarom de revolte niet begrijpen van haar kameraden in de sovjets. Underthegun schrijft terecht: “de 'bolsjewistische regering', maar dat is juist het probleem van deze geïsoleerde revolutie, werd van alle kanten belegerd. De urgentie van de situatie, de talrijke gevaren, hebben de Bolsjewiki er vanaf Brest-Litovsk, in 1918, toe gebracht de uitoefening van de macht voor hun rekening te nemen. Maar (...) de dictatuur van het proletariaat is niet de dictatuur van de partij”. Indien de partij niet de belangen vertegenwoordigt van een sovjet of van een deel van de arbeidersklasse, dan moet ze de belangen verdedigen van het wereldproletariaat, en juist omdat de partij verstrikt raakte in de staat miste zij de heldere visie om oriëntaties te geven, die voortkwamen uit de internationale arbeidersbeweging. Gevangen in de valstrik van de onmiddellijke vooruitzichten, verbonden met de organisatie van de revolutie, verloor de partij uit het oog wat het einddoel moest zijn: de bevrijding van de mensheid. Daarom gaat het hier niet om een terloops foutje, maar wel om het inzicht dat, in het kader van een wereldrevolutie, de dictatuur van het proletariaat uitgeoefend moet worden door de sovjets. Daarmee zijn de materiële en objectieve redenen gegeven voor deze broedermoord, maar het moet duidelijk zijn dat, in tegenstelling tot wat Prodigy, Jeannotrouge en Mouhamed denken, de materiële voorwaarden, die we op deze manier schetsen, niet compleet zijn als we er geen ethische dimensie aan toevoegen.
Underthegun legt veel nadruk op het feit dat er geen determinisme bestaat en dat onder de revolutionairen in de partij sommigen, in identieke urgente omstandigheden, de keuze gemaakt hebben hun kameraden in Kronstadt te verdedigen. De Lenins en de Trotski's hadden een keuze en zij kozen ervoor hun kameraden te vermoorden. Naar mijn mening is het de moeite waard de vraag te stellen, maar kameraden Mouhamed en Prodigy wierpen daar in hun tussenkomsten tegenin dat “een marxistische analyse er niet in bestaat een morele balans op te maken; maar wel een objectieve en materialistische balans. Het gaat er niet om te veroordelen, te zeggen wat immoreel is of niet. Het gaat erom lessen te trekken zonder humanistische gevoelens.” Morele balans en een analyse van de omstandigheden staan niet tegenover elkaar, maar vullen elkaar aan. De moraal is niet de manicheïstische burgerlijke moraal, maar de vrucht van een lange evolutie, die rechtstreeks voorkomt uit het feit dat de mens voor de beschaving gekozen heeft en het behoud van de soort uitdrukt in solidariteit: ze is dus inherent aan de materiële voorwaarden. De Bolsjewistische Partij is ontaard en kwam in nieuwe situaties terecht waarvoor geen recept bestond. Dus, ja, ze koos de weg die naar haar ondergang zou leiden, en nee, de verplettering van Kronstadt ging niet in de richting van de revolutie. Kon zij anders gehandeld hebben? Misschien. Had ze dat moeten doen. Dat is zeker! Waarom hebben sommigen opdracht gegeven tot deze moordpartij en hebben anderen zich ertegen verzet? Gewoon omdat ten opzichte van eenzelfde situatie het bewustzijn niet homogeen is, dat de band tussen bewustzijn en materiële voorwaarden niet mechanisch is. Daarom moeten we op de onderdrukking van Kronstadt niet de blik werpen van een onberispelijke moraal, gesmeed in negen decennia proletarische strijd. De revolutionairen zullen voor keuzes gesteld worden die even essentieel zijn in de komende strijd en Kronstadt is een 'donkere schat van lessen' want zij draagt in haar ongelukkig noodlot een wezenlijke les aan: “geen geweld binnen de arbeidersklasse!” Als het doel de middelen niet heiligt, dan bepaalt het ze toch wel!
We konden deze kwestie niet bediscussiëren zonder onze standpunten over het marxisme te verduidelijken, maar ook die over het trotskisme en het anarchisme. Sluit je aan bij dit hartstochtelijke debat! Het kameraadschappelijk debat is onze beste wapen tegen de burgerlijke ideologie n
Met kameraadschappelijke groeten, Youhou
(1) Daarom antwoorden we hier niet op kameraad Youhou. Niet alleen zijn we het eens met de essentie van haar analyse, maar het debat kan en moet ook verdergaan. Om het standpunt van de IKS te vernemen over deze tragische gebeurtenis verwijzen we de lezer naar twee van onze artikels:
a) 'De repressie van Kronstadt in maart 1921: een tragische vergissing van de arbeidersbeweging'.
b) '1921: Understanding Kronstadt', International Review nr. 104.
– Veroordeelt de gewelddadige schending van de mensenrechten, en daarbij inbegrepen de willekeurige aanhoudingen, de gedwongen verdwijningen, de martelingen en executies, (…)
– In overweging nemend dat de veralgemeende en systematische aanvallen begaan in Libisch Arabisch Jamahiriya tegen de burgerbevolking misdaden tegen de mensheid kunnen zijn, (...)
– Verklaart hij zich vastbesloten om de bescherming van de burgers te verzekeren, (...)
– Machtigt de lidstaten die zich gericht hebben tot de secretaris-generaal met deze bedoeling (…) om alle nodige maatregelen te nemen, (…) om de bevolking te beschermen” (Resolutie van de UNO 1973 – Libië, van 17 maart 2011.
Zo komt het dat er sinds 20 maart een 'internationale coalitie' in Libië een militaire operatie van grote omvang leidt, die door de Verenigde Staten dichterlijk 'Dageraad van Odysseus' genoemd wordt. Elke dag stijgen tientallen vliegtuigen op vooral vanaf de twee krachtige Franse en Amerikaanse vliegdekschepen om een bommentapijt uit te zaaien over de streken die de strijdkrachten herbergen die trouw zijn aan het regime van Kadhafi (2).
In duidelijke taal, het is oorlog!
Alle staten verdedigen hier enkel hun eigen belangen… met bommen.
Natuurlijk is Kadhafi een gekke en bloeddorstige dictator. Na weken van strategisch terugplooien voor de opstand, heeft de zelfverklaarde 'Libische Gids' zijn elitetroepen weten te reorganiseren om in de tegenaanval te gaan. Dag na dag is hij er in geslaagd om terrein terug te winnen, waarbij alles verpletterd werd, de 'rebellen' net zo goed als de bevolking. En hij was vast en zeker van plan om de bewoners van Beghazi in hun eigen bloed te laten verdrinken, toen de operatie Dageraad van Odyseus werd gelanceerd.
De luchtaanvallen van de coalitie hebben de repressiekrachten parten gespeeld en hebben dus effectief de aangekondigde afslachting vermeden.
Maar kan men ook maar één ogenblik geloven dat deze ontplooiing van strijdkrachten echt het welzijn van het Libische volk tot doel heeft ?
Waar was diezelfde coalitie toen Kadhafi 1 000 gevangenen liet ombrengen in de gevangenis van Abu Salim in Tripoli in 1996 ? In werkelijkheid worden in dit regime al veertig jaar mensen opgesloten, gemarteld, geterroriseerd, verdwijnen ze en worden geëxecuteerd... allemaal volkomen straffeloos.
Waar was diezelfde coalitie gisteren toen Ben Ali in Tunesië, Moebarak in Egypte of Bouteflika in Algerije, op de menigte lieten schieten tijdens de opstanden in januari en februari ?
En wat doet diezelfde coalitie tegenover de slachtpartijen die plaatsgrijpen in Jemen, Syrië of Bahrein ? O sorry... wij kunnen ook niet zeggen dat zij geheel afwezig is : een van haar leden, Saoedi-Arabië komt daadwerkelijk tussen om de staat Bahrein te steunen... om betogers te onderdrukken! En haar medeplichtigen om de ogen te sluiten.
Lui als Sarkozy, Cameron, Obama en consorten kunnen zich dan wel trots als redders gaan voordoen, als verdedigers van de weduwen en wezen, maar het lijden van de 'burgerbevolking' van Benghazi is voor hen slechts een alibi geweest om ter plekke militair in te grijpen en hun respectievelijke smerige imperialistische belangen te verdedigen. Al deze gangsters hebben een reden die niets te maken heeft met het altruïsme, namelijk zich lanceren in deze imperialistische kruistocht.
In tegenstelling tot de laatste oorlogen zijn de Verenigde Staten nu niet het speerpunt van de militaire operatie. Waarom? In Libië is de Amerikaanse bourgeoisie verplicht om evenwichtskunsten uit te halen.
Enerzijds kan zij het zich niet veroorloven om over land massaal in te grijpen op Libische bodem. Dat zou door heel de Arabische wereld aanzien worden als een agressie en als een nieuwe invasie. De oorlogen van Irak en Afghanistan hebben inderdaad de veralgemeende aversie versterkt voor het 'Amerikaanse imperialisme, de bondgenoot van Israël'. En de wissel van het regime in Egypte, de traditionele bondgenoot van Oom Sam, heeft nog meer geknaagd aan hun positie in de regio (3).
Maar anderzijds kunnen zij zich niet afzijdig houden zonder te riskeren om totaal hun statuut van 'strijders voor de democratie in de wereld' te verliezen. En het staat voor hen buiten kijf om het terrein niet over te laten aan de tandem Frankrijk / Groot-Brittanië.
– De deelname van Groot-Brittannië heeft een dubbel doel. Ook zij proberen om, bij de Arabische landen, opnieuw hun blazoen op te poetsen, dat zo erg gehavend was door hun tussenkomsten in Irak en Afghanistan. Maar zij proberen ook hun eigen bevolking te laten wennen aan buitenlandse militaire tussenkomsten die zeker zullen toenemen in de toekomst. 'Het Libische volk redden van Kadhafi' biedt daarvoor de perfecte kans (4).
– Het geval van Frankrijk verschil een beetje. Het gaat om het enige grote westerse land dat van een zekere populariteit geniet in de Arabische wereld. Die heeft het verworven onder generaal De Gaulle en werd aangedikt door zijn weigering om in 2003 deel te nemen aan de invasie van Irak.
Door in te grijpen ten voordele van 'het Libische volk', wist president Sarkozy perfect dat hij door de bevolking met open armen zou verwelkomd worden en dat de buurlanden deze interventie tegen een Kadhafi, die veel te onberekenbaar en onvoorspelbaar is naar hun zin, zouden goedvinden. En men heeft inderdaad in Benghazi 'Leve Sarkozy' en 'Leve Frankrijk' horen weerklinken (5). Eenmaal is geen scheepsrecht, maar de Franse staat is er hier in geslaagd om even te profiteren van het slappe figuur dat de Amerikanen geslagen hebben.
De president van de Franse republiek heeft er ook van geprofiteerd om zich te herstellen van de opeenvolgende stommiteiten van zijn regering in Tunesië en Egypte (steun aan dictators die uiteindelijk verjaagd werden door sociale opstanden, die tijdens de gevechten gepaard gingen met slaande ruzies onder zijn ministers en de locale regimes, het voorstel om politietroepen te sturen om de repressie in Tunesië ruggesteun te verlenen...).
Wij kunnen hier niet in detail de belangen opsommen van elke staat van de coalitie, die vandaag in Libië toeslaat, maar één zaak is zeker, het draait hier helemaal niet om humanisme of menslievendheid! En dat geldt net zo voor diegenen die veel weigerachtiger stonden en zich onthouden hebben bij de stemming van de resolutie van de UNO of die dat schoorvoetend gedaan hebben :
– China, Rusland en Brazilië staan vijandig tegenover deze tussenkomst omdat zij gewoon niets te winnen hebben bij het vertrek van Kadhafi.
– Italië heeft er zelfs alles bij te verliezen. Het huidige regime verzekerde tot op heden een gemakkelijke toegang tot olie en een draconische controle van de grenzen. De destabilisering van het land kan dat allemaal in vraag stellen.
– Het Duitsland van Angela Merkel is nog steeds een militaire dwerg. Al zijn krachten zijn opgevorderd in Afghanistan. Deelnemen aan deze operaties zou deze zwakheid nog meer blootgelegd hebben. Zoals de Spaanse krant El Pais schrijft : “Wij maken een heruitgave mee van de voortdurende evenwichtsoefening in de verhouding tussen de gigantische Duitse economische macht , die tot uiting kwam tijdens de crisis van de Euro, en de Franse politieke capaciteit, die zich ook uit via de militaire macht” (6).
Tenslotte lijkt Libië, zoals heel het Midden-Oosten, vandaag op een onmetelijk groot schaakbord waarop de grootmachten proberen hun pionnen naar voren te schuiven.
Al weken waren de troepen van Kadhafi aan het oprukken naar Benghazi, het bolwerk van de rebellen, en moordden daarbij alles wat bewoog uit. Waarom hebben de grootmachten zo lang gewacht, als zij zo'n groot belang hadden bij de militaire tussenkomst in de regio?
In de eerste dagen waaide de wind van de opstand in Libië vanuit Tunesië en Egypte. Eenzelfde woede tegen de onderdrukking en ellende stak alle lagen van de maatschappij aan. Het stond dus buiten kijf dat 'de Grote Democratieën van deze wereld' niet stonden te springen om deze werkelijke sociale bewegingen te ondersteunen, ondanks hun mooie praatjes waarin ze de repressie veroordeelden. Hun diplomatie weigerde op een schijnheilige manier elke inmenging en beriep zich 'op het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren om hun eigen geschiedenis te bepalen'. De ervaring toont aan dat dit zo is bij elke sociale strijd: de bourgeoisie van alle landen sluit de ogen voor de meest afgrijselijke repressie, als zij er niet direct steun aan verlenen!
Maar in Libië is wat aanvankelijk begonnen was als een werkelijke volksopstand 'van onderop', met ongewapende burgers, die met heldenmoed vertrokken om de kazernes van de militairen en de zogenaamde hoofdkwartieren van de 'Volkscomités' aan te vallen, vlug omgevormd tot een bloedige 'burgeroorlog' tussen fracties van de bourgeoisie. Anders gezegd, de beweging is de niet-uitbuitende lagen uit de handen geglipt. Het bewijs ervan is dat een van de opperhoofden van de opstand en van de CNT-NOR (Nationale OvergangsRaad) Al Jaleil, de oud-minister van Justitie was van Kadhafi! Deze man heeft natuurlijk evenveel bloed aan de handen als de oude 'Gids' die nu zijn tegenstander geworden is. Een andere aanwijzing is dat, terwijl de 'arbeiders geen vaderland hebben', de voorlopige regering de vlag van het vroegere koninkrijk van Libië als nationaal embleem heeft gekozen. En tenslotte heeft Sarkozy de leden van de CNT-NOR erkend als 'wettelijke vertegenwoordigers van het Libische volk'.
De opstand in Libië heeft dus een diametraal tegengestelde wending genomen dan die van haar grote Tunesische en Egyptische broers. Dit is vooral te wijten aan de zwakte van de arbeidersklasse van dit land. De belangrijkste industrie, de olieindustrie, stelt bijna uitsluitend arbeiders te werk afkomstig uit Europa, uit de rest van het Midden-Oosten, uit Azië en Afrika. Die namen, van bij het begin, niet deel aan de beweging van sociaal verzet. Als resultaat daarvan is het de locale kleinburgerij die de strijd heeft gekleurd en vandaar het naar voren schuiven van de nationale vlag bijvoorbeeld. Erger nog! De 'vreemde' arbeiders die zich dan ook niet konden herkennen in deze strijd, zijn op de vlucht geslagen. Er zijn zelfs vervolgingen geweest van zwarte arbeiders door de 'rebelse' strijdkrachten, want er deden talrijke geruchten de ronde dat het regime speciaal huurlingen uit Afrika gerecruteerd had om de betogingen te verpletteren, wat dan weer alle immigranten die vandaar kwamen, verdacht maakte.
Deze omkering van de toestand in Libië heeft gevolgen die ver over de grenzen heen gaan. De repressie van Kadhafi eerst en daarna de tussenkomst van de internationale coalitie hebben alle sociale bewegingen van de regio afgeremd. Dat stelt zelfs andere dictatoriale regimes, waar verzet tegen is, in staat om zich ongebreideld te laten gaan bij de bloedige repressie: dat is het geval in Bahrein waar het Saoedische leger hardhandige steun verleent aan het heersende regime om de betogingen gewelddadig neer te slaan. (7) ; in Jemen waar op 18 maart de regeringsstrijdkrachten niet hebben geaarzeld om te schieten op de menigte, met nog eens 51 doden ; en meer recent in Syrië.
Maar toch kan niet met zekerheid gesteld worden dat dit een fatale slag is. De toestand in Libië weegt door, als een blok aan het been van het wereldproletariaat, maar de ontwikkeling van de ellende wekt zo'n diep gewortelde woede op, dat deze toestand haar niet totaal verlamt. Bij het opstellen van dit artikel, werden betogingen verwacht in Ryad, terwijl het regime zelf heeft verklaard dat alle betogingen tegenstrijdig zijn met de sjaria. In Egypte en Tunesië, waar de 'revolutie' verondersteld wordt reeds getriomfeerd te hebben, zijn er voortdurend botsingen tussen de betogers en de staat, die nu 'democratisch' is, die bestuurd wordt door krachten die min of meer dezelfde zijn als diegenen die de lakens uitdeelden voor het vertrek van de 'dictators'. Ook in Marokko duren de betogingen voort, ondanks het feit dat de koning Mohammed VI een constitutionele monarchie heeft aangekondigd.
Wat er ook van zij, voor al deze bevolkingen die vandaag onder het juk leven van repressie, en soms onder de democratische bommen, van de verschillende internationale coalities, zal de lucht pas opklaren wanneer het proletariaat uit de centrale industriele landen, en vooral uit West-Europa, op zijn beurt massale en vastberaden strijd zal ontwikkelen. Dan zal het, gewapend met zijn historische ervaring en na de breuk met de valstrikken van het syndicalisme en de burgerlijke democratie, zijn capaciteiten ontwikkelen om over te gaan tot zelf-organisatie en een werkelijk revolutionair perspectief te openen, de enige toekomst voor heel de mensheid.
Solidair zijn met diegenen die vandaag vallen onder de kogels, komt niet neer op het steunen van het regime van Kadhafi, noch dat van de 'rebellen', noch van de coalitie van de UNO! Ze moeten in tegendeel allemaal worden aangeklaagd als imperialistische honden!
Solidair zijn betekent het kamp kiezen van het proletarisch internationalisme, strijden tegen onze eigen uitbuiters en moordenaars in alle landen, deelnemen aan de ontwikkeling van de arbeidersstrijd en aan het klassebewustzijn overal ter wereld!n
Pavel / 25.03.2011
(1) Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de Verenigde Staten in het bijzonder, maar ook Italië, Spanje, België, Denemarken, Griekenland, Noorwegen, Nederland, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar.
(2) Als wij de westerse media moeten geloven zouden enkel de handlangers van Kadhafi sterven onder de bommenregens. Maar denken wij even terug aan de Golfoorlog. Diezelfde media hebben ons toen wijsgemaakt dat het een 'propere oorlog' was. In werkelijkheid maakt in 1991 de oorlog, in naam van de bescherming van het 'kleine Koweit', dat onder de voet gelopen was door de 'slachter' Saddam Hoessein, meerdere honderdduizenden slachtoffers.
(3) Zelfs al is de Amerikaanse bourgeoisie er in geslaagd om de schade in te perken door het regime, dat door de bevolking gehaat werd, te vervangen
(4) Wij moeten maar even terugdenken aan 2007, in Tripoli, toen de Britse ex-premier Tony Blair kolonel Kadhafi hartelijk omarmde als dank voor de ondertekening van een contract met BP. De huidige aanklachten over de gekke dictator zijn slechts zuiver cynisme en schijnheiligheid !
(5) Laten wij er even aan herinneren dat de Franse bourgeoisie op haar beurt ook niets anders doet dan eens te meer haar huik naar de wind te zetten, in 2007 heeft zij Kadhafi nog met grote sier ontvangen. De beelden van zijn tent die opgesteld stond midden in Parijs zijn de wereld rond gegaan en hebben Sarkozy en zijn clique nog meer in hun hemd gezet. Maar vandaag wordt ons een nieuwe film gespeeld : 'NAVO blaast de luifel weg'
(6) https://www.elpais.com/articulo/internacional/guerra/europa/elpepuint/20... [78]
(7) Hier ook begunstigt de zwakte van de arbeidersklasse deze repressie. De beweging wordt er gedomineerd door een sjiïtsche meerderheid.
Griekse studenten en arbeiders, die in Lyon in Frankrijk wonen, hebben ons onlangs ingelicht over de dramatische situatie van de geïmmigreerde arbeiders op Grieks grondgebied. Net als in alle landen zijn de geïmmigreerde arbeiders het mikpunt van een totaal onmenselijke politiek. Hun verschrikkelijke levensomstandigheden zijn eenvoudigweg bezig om ze de dood in te drijven.
Daarom hebben ongeveer 300 geïmmigreerde arbeiders in Athene en in Thessalonika van 25 januari tot 9 maart aan een hongerstaking meegedaan. Ze eisen dezelfde politieke en maatschappelijk rechten als de andere arbeider en de arbeidsters in Griekenland, hun regularisatie en vooral een waardiger leven. Na een maand van totale weigering om te eten, leiden de meesten van hen aan ernstige gezondheidsproblemen.
De Oproep van de immigranten, van de hongerstakers, ook wel genoemd De Oproep van de 300, is een schokkende getuigenis. Ze laat zien welke wreedheid zich verbergt achter de verklaringen van de politie over de “noodzaak de stroom van immigranten onder controle te houden”. Al die politieke leiders, met stropdas of in maatkostuum, zijn niet anders dan moordenaars (en in Griekenland zijn de huidige leiders “socialisten”). De werkelijkheid van de mannen en vrouwen, die leven in de illegaliteit en die nu aangeklaagd worden door alle ministeries van immigratie overal ter wereld als “profiteurs”en zelfs als “parasieten” aangeklaagd, zoals je hier kunt lezen:“Wij zijn mannelijke en vrouwelijke immigranten, komende overal uit Griekenland. Wij zijn gekomen, opgejaagd door de armoede, de werkloosheid, de oorlogen en de dictaturen.”
Deze “Oproep” onderstreept ook met kracht dat de enige manier waarop wij, als arbeiders geïmmigreerd of niet, het offensief van het kapitaal kunnen weerstaan, dat is de solidariteit van de klasse in de strijd!
Bovendien, als de Griekse regering gedeeltelijk heeft toegegeven aan de eisen van de 300, door hen enkele brokjes toe te werpen (zoals een vermindering van de belasting), is dat geenszins uit liefdadigheid of goedhartigheid. De heersende klasse maakt het niets uit om 300 arbeiders met open mond na een hongerstaking te zien creperen! Nee, wat hen dwingt om te reageren is de geest van verontwaardiging en van solidariteit die zich in dit land begint te ontwikkelen. Zoals de Griekse studenten, die ons hebben opgeroepen in hun uitnodiging voor een solidariteitsbijeenkomst in Lyon met de 300, hebben geschreven:“ Overal in het land hebben talrijke solidariteitsacties plaatsgevonden (bijeenkomsten, manifestaties, het ophangen van spandoeken, interventies op de televisie, de radio en tijdens culturele evenementen, bezettingen van openbare gebouwen, intern) en in het buitenland. De druk, die ontwikkeld wordt door al deze bewegingen van solidariteit kunnen leiden tot de overwinning!”
Als we onze stem willen laten horen, dan hebben we geen andere keuze. Op 25 januari, zijn driehonderd (300) van ons aan een hongerstaking begonnen. Onze plaatsen van strijd zijn Athene en Thessalonika.
Wij zijn mannelijke en vrouwelijke immigranten, en komen van overal uit Griekenland. Wij zijn hier gekomen, opgejaagd door de armoede, de werkloosheid, de oorlog en de dictaturen.De multinationals van de westerse wereld en hun politieke dienaren in ons land laten ons geen andere keuze dan tientallen keren ons leven te riskeren om bij de poort van Europa aan te komen. Het Westen, dat ons land leegplundert, en waar het levensniveau oneindig veel beter is (in vergelijking met dat van ons land) is onze enige hoop om te kunnen leven als mensen. Wij zijn (via legale of illegale weg) in Griekenland gekomen en wij werken om te overleven en ervoor te zorgen dat onze kinderen kunnen overleven. Wij leven in dwangarbeid en in de schaduw van de illegaliteit, ten gunste van de bazen en de staatinstellingen , die onze arbeid op hun beurt wreed uitbuiten, Wij verdienen ons brood in het zweet des aanschijns, al dromende van een dag, waarop we gelijke rechten zullen hebben.
De laatste tijd zijn onze levensomstandigheden steeds moeilijker geworden. Langzaam maar zeker wordt de r aan de lonen en de pensioenen geknaagd terwijl alle prijzen stijgen. De immigrant wordt voorgesteld als de profiteur, degene die schuldig is aan de verslechtering en de wrede uitbuiting van de Griekse loonarbeiders en van de kleine kooplieden. De fascistische propaganda is de officiële taal geworden van de staatsinstellingen. Als de media het over ons hebben wordt de fascistische terminologie door hen overgenomen door. Hun “voorstellen” zijn al net als de regeringspolitiek: de muur aan de Evros, doorgangskampen, en een Europees leger in de Egeïsche Zee, wrede onderdrukking in de steden, massale deportaties. Ze willen de Griekse arbeiders doen geloven dat wij plotseling een bedreiging voor hen zijn geworden en dat we de enige schuldigen zijn voor de nieuwe aanval, ingezet door hun eigen regering.
De reactie op hun leugens en op hun onophoudelijke barbarendom moet onmidellijk zijn. Het is aan ons, aan de immigranten, om te reageren. Wij gaan de strijd aan, met ons eigen leven als wapen, om een einde te maken aan de onrechtvaardigheid die ons wordt aangedaan. Wij vragen de regularisatie van alle immigranten en alle mannelijke en vrouwelijke geïmmigreerden.Wij vagen dezelfde politieke en sociale rechten en dezelfde plichten als de Griekse loonarbeiders
Wij vragen onze collega’s, Griekse arbeiders en iedereen die momenteel leidt onder de uitbuiting van zijn eigen zweet, zich aan onze kant te scharen. Wij vragen onze strijd te steunen, om hun leugens, hun onrechtvaardigheid, het fascisme en het totalitarisme van de politieke economische elites niet te laten overwinnen. Dat wil zeggen: niet te accepteren wat in ons geboortelanden heeft geheerst en wat ons heeft gedwongen om ons land te verlaten om een waardig leven te eisen voor ons en onze kinderen. Wij hebben geen andere middelen om onze stem, de stem van onze rechten te laten horen.
Op 25 januari zijn driehonderd van ons uit het hele land, in Athene en in Thessalonika in hongerstaking gegaan. Wij zetten ons leven op het spel, want hoe dan ook: we hebben geen waardig leven. Wij gaan liever hier dood, dan onze kinderen te laten doorstaan wat wij zelf hebben meegemaaktn
Januari 2011, Vergadering van immigranten, die in hongerstaking zijn
Iedereen heeft vandaag de mond vol over 'revolutie'. De recente opstanden in Noord-Afrika worden omschreven als 'revoluties'. In Ierland heeft Enda Kenny, leider van Fine Gael, een 'democratische revolutie' afgekondigd, omdat hij nu aan de beurt is om de bezuinigingsmaatregelen op te leggen, die tot dan toe doorgevoerd werden door zijn voorgangers, de Fianna Fail en de Groenen. In de Verenigde Staten vecht de beroemde kok Jamie Oliver voor een 'revolutie van de voeding' tegen de zwaarlijvigheid. Van de media moeten we natuurlijk niet verwachten dat ze een serieuze inspanning doen het idee van revolutie te onderzoeken op de manier, wat de marxisten in de arbeidersbeweging daaronder verstaan. Dat zou hetzelfde zijn als van de modemagazines verwachten dat ze het hebben over 'beelden die geschapen werden om het voorwerp te zijn van religieuze verering' of over 'kleine afbeeldingen op een computerscherm' wanneer ze het over 'iconen' hebben.
De Commune is een publicatie die zich beroept op haar marxistische afkomst. Op haar website werd halfweg februari een artikel geplaatst “Over Egypte en de revolutie”. Dat begint zo:
“Revoluties zijn in feite erg gewoon. We zijn pas in februari en er hebben dit jaar al twee revoluties plaatsgevonden, in Tunesië en in Egypte. Andere recente revoluties waren er in Servië (2000), Georgië (2003), Kirgizië (2005) en Oekraïne (2005). Recente mislukte revoluties waren er onder meer in Thailand (2009), Myanmar (2007) en Iran (2009). Al die revoluties waren, in marxistische termen, eerder politieke revoluties dan sociale. Dat wil zeggen dat ze de fractie, die de staat in handen had, omver wierpen en vervingen door een andere.” Het onderscheid dat de schrijver maakt tussen een politieke en een sociale revolutie is dat “een sociale revolutie de kliek, die aan de macht is, niet verandert maar wel de wijze waarop de maatschappij georganiseerd is”.
Die benaderingswijze, van iemand die zich marxist noemt, is geen uniek geval. In De verraden revolutie onderzoekt Trotski de Russische staat en geeft hij een perspectief aan de arbeidersklasse. Hij verwacht een democratischer regime en schrijft: “…wat de eigendomsverhoudingen betreft, zou de nieuwe macht geen gebruik hoeven te maken van revolutionaire maatregelen. Ze zou het experiment van geplande economie behouden en verder ontwikkelen. Na de politieke revolutie – in feite het lozen van de bureaucratie – zou het proletariaat een reeks belangrijke hervormingen in de economie moeten introduceren, maar geen nieuwe sociale revolutie.” In deze passage betekent “politieke revolutie” dat er geen “revolutionaire maatregelen moeten genomen worden” – het is geen “sociale revolutie”.
Elders in hetzelfde werk zegt Trotski:“natuurlijk zal de omverwerping van de Bonapartistische kaste ernstige sociale gevolgen hebben, maar op zich blijft dit binnen de grenzen van een politieke revolutie”. Dat concept van “grenzen van de politieke revolutie” vinden we ook in Ter verdediging van het Marxisme van Trotski, een werk dat teksten bijeenbrengt, geschreven in 1939 en 1940. In dat boek ziet hij de Russische staat “als een complex van sociale instellingen, die blijven voortbestaan ondanks het feit dat de ideeën van de bureaucratie nu bijna diametraal tegengesteld zijn aan de ideeën van de Oktoberrevolutie. Daarom hebben we de mogelijkheid nog niet opgegeven om de Sovjetstaat te doen groeien door een politiek revolutie.” Ondanks het feit dat de staat in Rusland het instrument geworden was van een verpletterend beheer van de uitbuiting en onderdrukking van de arbeidersklasse, dacht Trotski dat hij hernieuwd kon worden door een proces van “politieke revolutie”.
Om de grondvesten te vinden van een marxistisch inzicht in wat een revolutie is, moeten we teruggaan naar Marx.
In zijn artikel uit 1844, Kritische nota's bij het artikel “De koning van Pruisen en de Sociale hervorming. Door een Pruis”, analyseert Marx de zin “Een sociale revolutie met een politieke ziel” en concludeert hij dat “elke revolutie de oude maatschappij ontbindt; in die zin is ze sociaal. Elke revolutie werpt de oude macht omver; in die zin is ze politiek”.
Hij gaat verder: “Maar of het idee van een sociale revolutie met een politieke ziel nu omhaal van woorden of nonsens is, wat wel zeker is, is de redelijkheid van een politieke revolutie met een sociale ziel. Elke revolutie – de omverwerping van de bestaande heersende macht en de ontbinding van de oude orde – is een politieke daad. Maar zonder revolutie kan het socialisme geen realiteit worden. Deze politieke daad is nodig, omdat hij moet overgaan tot vernietiging en ontbinding. Maar zodra zijn organiserende opdracht begint, en zijn doel, zijn ziel, zichtbaar wordt, gooit het socialisme zijn politieke masker af.”
Het is duidelijk dat Marx, die steeds steeds vanuit hetzelfde kader vertrekt, heel zijn leven lang rekening is blijven houden met de historische ontwikkelingen. Het voorwoord bij de Duitse uitgave van het Kommunistisch Manifest zegt dat de gebeurtenissen ervoor gezorgd hebben dat enkele details van zijn politiek programma 'gedateerd', met andere woorden: voorbijgestreefd zijn. In het bijzonder heeft de ervaring van de Commune van Parijs (met een citaat uit De Burgeroorlog in Frankrijk) aangetoond dat “de arbeidersklasse zich niet eenvoudig meester kan maken van de bestaande machinerie van de staat en haar voor haar eigen doeleinden in werking kan stellen”. De staat moet door de arbeidersklasse vernietigd worden, wil zij haar omvorming van de maatschappij op een hoger niveau kunnen verwezenlijken. De Commune van Parijs “zij was in wezen een regering van de arbeidersklasse, het resultaat van de strijd van de voortbrengende tegen de toe-eigenende klasse, de eindelijk ontdekte politieke vorm waaronder de economische bevrijding van de arbeid zich kon voltrekken. (...) De politieke heerschappij van de producent kan niet bestaan naast de vereeuwiging van zijn maatschappelijke knechtschap. De Commune moest daarom dienen als hefboom, om de economische grondslagen omver te werpen, waarop het bestaan van de klassen en daarmee dat van de klassenheerschappij berust.”.
Er zijn daarna andere ontwikkelingen geweest in de marxistische visie op het revolutionaire proces, met name in Staat en Revolutie van Lenin. Wat zij zo duidelijk gemeenschappelijk hebben, is het inzicht dat een revolutie van de arbeidersklasse 'politiek' is in de zin dat ze de staat van haar uitbuiters vernietigt, en 'sociaal' in de zin dat haar doel de omvorming van de maatschappij is. Het 'politieke' en het 'sociale' zijn geen twee gescheiden fenomenen, maar twee zijden van eenzelfde strijd. Wanneer een kapitalistische fractie vervangen wordt door een andere, als gevolg van parlementaire verkiezingen, wanneer en kapitalistische fractie zich van de macht meester maakt door een militaire staatsgreep, of wanneer de realiteit de bourgeoisie ertoe dwingt haar werkingswijze als heersende klasse te reorganiseren, dan is niets van dat alles 'revolutionair'. In één woord: de kapitalistische staat blijft onaangetast.
De 'revoluties', die opgesomd worden in de lijst van de publicatie La Commune, zijn geen sociale revoluties, net zo min als het politieke revoluties zijn. Het vervangen van één fractie door een andere is vanuit het standpunt van de arbeidersklasse geenszins een revolutie. Voor de arbeidersklasse is de vernietiging van de kapitalistische staat een essentieel politiek moment in de sociale revolutie, een onderdeel van het proces dat kan leiden tot de bevrijding van de gehele mensheid n
Barrow / 4-03-2011
Met de afslachting van meer dan 20.000 arbeiders tijdens de Bloedige Week maakte de bourgeoisie 140 jaar geleden een einde aan het eerste grote revolutionaire ervaring van het proletariaat. De Commune van Parijs was het de eerste keer dat de arbeidersklasse zich met zoveel kracht op het wereldtoneel manifesteerde. Voor het eerst had zij aangetoond het vermogen te bezitten om zich voortaan te doen gelden als enige revolutionaire klasse van de maatschappij. Ondanks de onrijpheid van de historische omstandigheden voor de wereldrevolutie leverde deze formidabele ervaring van de Commune van Parijs toen al, in 1871, het bewijs dat het proletariaat de enige kracht is die de kapitalistische orde in vraag kan stellen. Vandaag probeert de bourgeoisie nog steeds om de proletariërs (en vooral de jongere generaties) er van te overtuigen dat men ook een betere toekomst voor de mensheid op kan bouwen zonder de kapitalistische staat omver te werpen. Tegenover de ellende en het barbarendom van de huidige wereld, is het voor het proletariaat van belang om zich over zijn eigen verleden te buigen om er lessen uit te trekken, om haar zelfvertrouwen te herwinnen en er op te vertrouwen dat zijn strijd de toekomst in zich draagt.
De Commune van Parijs is voor talrijke generaties van arbeiders een referentiepunt geweest in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Vooral de Russische revolutionairen van 1905 en 1917 waren doordrongen van haar voorbeeld en van haar leringen, voordat deze laatste de fakkel van de strijd van het wereldproletariaat overnam.
Vandaag probeert de bourgeoisie, middels haar campagnes, de revolutionaire ervaring van Oktober 1917 in de ogen van het proletariaat definitief te begraven, hem af te leiden van zijn eigen perspectief door het kommunisme blijvend te identificeren met het stalinisme. Omdat zij de Commune van Parijs niet kan misbruiken voor dezelfde leugen, heeft de heersende klasse altijd geprobeerd om deze ervaring te recupereren en haar werkelijke betekenis te verdoezelen, om haar van werkelijke aard te ontdoen door haar gelijk te stellen met een vaderlandslievende beweging, of met een strijd voor de republikeinse vrijheden.
De regering van Versailles ging onmiddellijk in de tegenaanval om Parijs, 'die stad van het gespuis' om de woorden van Thiers te gebruiken, die in de handen van de arbeiders was gevallen, te heroveren: de bombardementen van de hoofdstad, die door de Franse bourgeoisie werden aangeklaagd toen zij uitgevoerd werden door het Pruisische leger, zouden onverminderd doorgaan in de twee maanden dat de Commune zou standhouden.
Van een beweging ter verdediging van het vaderland tegen de buitenlandse vijand, werd het een verdediging tegen de binnenlandse vijand, tegen 'haar' eigen bourgeoisie, vertegenwoordigd door de regering van Versailles, waarbij het Parijse proletariaat weigerde de wapens in te leveren aan haar uitbuiters en richtte ze de Commune op.
Om de geschiedenis te vervalsen heeft de bourgeoisie altijd haar toevlucht moeten zoeken tot de uiterlijke schijn om daaruit de vreselijkste leugens af te leiden. Door te steunen op het feit dat de Commune zich inderdaad beriep op de beginselen van de burgerlijke revolutie van 1789, heeft zij steeds geprobeerd om deze eerste revolutionaire ervaring naar beneden te halen naar dat van een alledaagse strijd voor republikeinse vrijheden, voor burgerlijke democratie tegen de monarchistische troepen waarachter de Franse bourgeoisie zich had geschaard. Maar de werkelijke geest van de Commune ging niet schuil in het habijt waarmee het jonge proletariaat van 1871 zich had bekleed. Door het toekomstperspectief dat het in zich droeg, was deze beweging een zeer belangrijke etappe in de strijd voor de ontvoogding van het wereldproletariaat. Voor het eerst in de geschiedenis werd, in een hoofdstad, de officiële macht van de bourgeoisie omver geworpen. En dit reusachtige gevecht was wel degelijk het werk van het proletariaat dat zeer zeker nog weinig ontwikkeld, en het ambachtswezen nauwelijks ontgroeid was. Het was nog behept met het gewicht van de kleinburgerij en met de veelvuldige illusies die voortkwamen uit de burgerlijke revolutie van 1789. Maar het was wel degelijk deze klasse en geen andere die de motor en het dynamische element vormde van de Commune. Alhoewel de proletarische wereldrevolutie nog lang niet op de agenda stond (zowel wat betreft de onrijpheid van de arbeidersklasse als de situatie van het kapitalisme, dat nog niet al zijn vermogens had uitgeput om de productiekrachten op wereldschaal te ontplooien), kondigde de Commune reeds met veel spektakel de richting aan waarin de toekomstige proletarische gevechten zich zouden afspelen.
En wanneer de Commune de grondslagen van de burgerlijke revolutie van 1789 voor haar rekening nam, dan was het zeker niet om er dezelfde inhoud aan te geven. Voor de bourgeoisie betekent 'vrijheid' de vrijheid van de handel en van het uitbuiten van de loonarbeid; de 'gelijkheid' is niets anders dan de juridische gelijkheid tussen kapitalisten en tegen de voorrechten van de adel; de 'broederschap' werd geïnterpreteerd als de harmonie tussen het kapitaal en de arbeid, dat wil zeggen: de onderdrukking van de uitgebuiten door de uitbuiters. Voor de arbeiders van de Commune betekende 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' de afschaffing van de loonslavernij, de uitbuiting van de mens door de mens, van de maatschappij die opgedeeld was in klassen. Dit perspectief op een andere maatschappij, dat reeds door de Commune werd aangekondigd, vind men terug in de wijze waarop de arbeidersklasse in staat was om het sociale leven in deze twee maanden te organiseren. Want wat aan deze beweging haar werkelijke klasseaard verleende waren de economische en politieke maatregelen die door het Parijse proletariaat genomen werden en niet de ordewoorden uit het verleden, waarvan het zich bediende.
Zo deed de Commune haar macht gelden door, twee dagen na haar uitroeping, onmiddellijk de staat bij de keel te grijpen door het aanvaarden van een hele reeks van politieke maatregelen: afschaffing van de zedenpolitie, van het staande leger en van de dienstplicht (de enige erkende gewapende macht was de Nationale Garde), afschaffing van alle staatsadministratie, de verbeurdverklaring van de goederen van de geestelijkheid die tot openbaar bezit verklaard werden, de vernietiging van de guillotine, gratis en verplicht onderwijs, enzovoort ... zonder de verschillende symbolische maatregelen mee te rekenen, zoals het neerhalen van de Vendôme-zuil, het boegbeeld van het chauvinisme van de heersende klasse en opgericht door Napoleon I. Op diezelfde dag bevestigde de Commune haar proletarisch karakter door te verklaren dat "de vlag van de Commune die van de Universele Republiek is". Het beginsel van het proletarisch internationalisme wordt vooral duidelijk aangetoond door het feit dat de vreemdelingen, die worden verkozen in de Commune (zoals de Pool Dombrowski, verantwoordelijk voor defensie, van de Hongaar Frankel, belast met tewerkstelling), worden bevestigd in hun functies.
En van alle politieke maatregelen was er in het bijzonder één die het idee logenstrafte als zou het Parijse proletariaat in opstand gekomen zijn voor de verdediging van de democratische republiek: de permanente afzetbaarheid van de leden van de Commune voor de algemene vergadering die hen gekozen had. Zo werd in dit beginsel van afzetbaarheid dat, heel lang voor de Russische Revolutie van 1905, met het ontstaan van de arbeidersraden - deze "uiteindelijk gevonden vorm van de dictatuur vaan het proletariaat", zoals Lenin zei - door het proletariaat gebruikt werd bij de machtsovername eens te meer de proletarische aard van de Commune bevestigd. De burgerlijke dictatuur, waarvan de democratische staat slechts de meest verderfelijke vorm is, concentreert inderdaad alle staatsmacht van de uitbuitende klasse in de handen van een minderheid om de overgrote meerderheid van de producenten te onderdrukken. Het beginsel van de permanente afzetbaarheid is de voorwaarde opdat geen enkele machtsinstantie zich zou opdringen aan de maatschappij. Enkel een klasse, die zich richt op de afschaffing van elke overheersing van een minderheid van onderdrukkers van de hele maatschappij, kan deze vorm van gezagsuitoefening ter hand nemen.
Omdat deze politieke maatregelen, die genomen werden door de Commune, duidelijk haar proletarische aard tot uitdrukking brachten, konden deze economische maatregelen, hoe beperkt ook, slechts de kant opgaan van de verdediging van de belangen van de arbeiders: gratis huur, afschaffing van de nachtarbeid voor bepaalde beroepscategorieën, zoals de bakkers, afschaffing van de boetes door de bazen en inhoudingen op de lonen, heropening en beheer door de arbeiders zelf van gesloten ateliers, vergoeding van de leden van de Commune op basis van een arbeidersloon, enzovoort.
Het is duidelijk dat de wijze van organisatie van het sociale leven niet de richting uitging van de 'democratisering' van de burgerlijke staat, maar van zijn vernietiging. En het is wel degelijk die fundamentele les die door de Commune aan de heel toekomstige arbeidersklasse werd meegegeven. Het is deze les die het proletariaat in Rusland, onder de impuls van Lenin en de Bolsjewiki, in 1917op een nog duidelijkere manier in praktijk zou brengen. Zoals Marx reeds aanstipte in 1852 in De 18e Brunaire van Louis Bonaparte: "Alle politieke revoluties tot op heden hebben er enkel toe bijgedragen om de staatsmachine te perfectioneren in plaats van haar te breken". Alhoewel de voorwaarden voor de omverwerping van het kapitalisme nog niet vervuld waren, kondigde de Commune, als laatste revolutie uit de 19e eeuw, reeds de revolutionaire bewegingen aan uit de 20e eeuw: zij toonde in de praktijk dat "de arbeidersklasse de kant-en-klare staatsmachinerie niet eenvoudig in bezit kan nemen en deze voor haar eigen doeleinden in beweging zetten. Want het politieke instrument van haar onderwerping kan nooit als politiek instrument dienen voor haar ontvoogding" (Marx, De Burgeroorlog in Frankrijk)
De heersende klasse kon niet aanvaarden dat het proletariaat het had aangedurfd om tegen haar orde in opstand te komen. Om die reden had de bourgeoisie zich bij de herovering van Parijs, niet alleen tot doel gesteld om haar gezag in de hoofdstad te herstellen, maar vooral om een aderlating te veroorzaken in de rijen van de arbeidersklasse, die haar nog lang zou heugen. Om de Commune te verpletteren was er, vanaf de eerste dagen van april, een heilige alliantie gevormd tussen Thiers en Bismarck, wier troepen de forten van het noorden en het oosten van Parijs bezetten. Zo toonde de bourgeoisie reeds in die tijd haar capaciteit om haar tegenstellingen naar de achtergrond te schuiven om haar klassenvijand te kunnen confronteren. Deze samenwerking tussen het Franse en het Pruisische leger maakte het eerst en vooral mogelijk om een dubbel cordon sanitair te leggen rond de hoofdstad. Op 7 april maakten de troepen van Versailles zich meester van de forten ten westen van Parijs. Geconfronteerd met de verwoede tegenstand van de Nationale Garde, verkreeg Thiers het van Bismarck gedaan om de 60.000 Franse soldaten vrij te laten, die krijgsgevangen gemaakt waren in Sedan, en dat gaf de regering van Versailles vanaf begin mei een beslissend overwicht. In de eerste helft van mei stortte het zuidelijke front in elkaar. Op de 21e drongen de troepen van generaal Gallifet in het noorden en het oosten Parijs binnen, dank zij de bres die geslagen was door het Pruisische leger. Toen ontketende zich heel de bloeddorstige furie van de bourgeoisie. Gedurende acht dagen woedden er gevechten in de arbeidersbuurten; de laatste strijders van de Commune zouden vallen als vliegen op de hoogten van Belleville en van Ménilmontant. Maar de bloedige repressie van de Communards hield daarmee niet op. De heersende klasse moest nog kunnen genieten van haar triomf en liet haar wraakzucht los op een ongewapend en verslagen proletariaat, op het vuige 'uitschot', dat het lef had gehad om tegen haar klasse-heerschappij in opstand te komen. Terwijl de troepen van Bismarck de orders kregen om geen enkele vluchteling te laten ontkomen, begingen de hordes van Gallifet massale afslachtingen van weerloze mannen, vrouwen en kinderen: bij honderden werden ze, met machinegeweren en zelfs van dichtbij, koudweg vermoord
De bloedige week liep uit op een onnoemelijke slachtpartij die meer dan 20.000 doden eiste. Daarna volgden de massale arrestaties, de terechtstelling van gevangenen die als 'voorbeeld' dienden, de deportaties naar de strafkolonies en de plaatsing van honderden kinderen in verbeteringsgestichten.
Zo heeft de bourgeoisie haar orde weten te herstellen. Zo reageert zij wanneer haar klassendictatuur wordt bedreigd. En diegenen die de Commune hebben ondergedompeld in een bloedbad, zijn niet de enkel de meest reactionaire sectoren van de heersende klasse. Het waren de republikeinse en 'democratische' fractie, met hun nationaal parlement en haar liberale parlementariërs, die de verantwoordelijkheid droegen voor deze slachtpartij en deze terreur, en door het vuile werk toe te vertrouwen aan de koningsgezinde troepen. Dit grote wapenfeit van de democratische bourgeoisie mag het proletariaat nooit vergeten.
Met de verplettering van de Commune, die leidde tot de opheffing van de Eerste Internationale na 1972, slaagde de bourgeoisie er in om de arbeiders van de hele wereld een nederlaag toe te brengen. En deze nederlaag was bijzonder schrijnend voor de arbeidersklasse in Frankrijk, omdat zij na deze tragedie niet langer op de voorgrond stond in de strijd van het proletariaat, zoals dat het geval was geweest sedert 1830. Deze voorhoederol zou het proletariaat van Frankrijk pas terugvinden in de massale stakingen van mei 1968 die, na veertig jaar van contra-revolutie een nieuw perspectief openden en meteen de historische heropleving vormde van de klassengevechten, En dat was geen toeval: door, alhoewel tijdelijk, zijn rol van baken, terug op te nemen die zij een eeuw lang had opgegeven, toonde het al zijn vitaliteit, zijn kracht en de diepgang van deze nieuwe periode van de historische wereldwijde strijd van de arbeidersklasse voor de omverwerping van het kapitalisme.
Maar deze nieuwe historische periode, die met mei 1968 begon, vond, in tegenstelling tot de Commune, plaats op een moment waarop het proletarische revolutie niet alleen een mogelijkheid maar ook een noodzaak is geworden. Het is juist die vitaliteit en die kracht van het proletariaat, evenals wat er vandaag op spel staat, wat de bourgeoisie kost wat kost wil verdoezelen via haar leugenachtige campagnes, haar vervalsingen en pogingen om de aard van de revolutionaire ervaringen uit het verleden van hun werkelijke inhoud te ontdoen n
Avril / naar RI nr. 202, 06.1991.
1. Deze kanonnen waren in feite aangekocht met geld van leden van de Nationale Garde.
2. Het feit dat de Commune, vanaf haar uitroeping, de rode vlag liet waaien in plaats van de driekleur, het zinnebeeld van de nationalistische ideologie van de bourgeoisie, onthult het proletarische en niet het vaderlandslievende karakter van deze beweging. Men moest wachten tot de jaren 1930 voordat, met het verraad van de communistische partijen, de Stalinisten (en vooral de PCF) de vlag van het proletarisch internationalisme zouden besmeuren door haar te kruisen met de nationale vlag van de bourgeoisie.
Eindelijk ... België zal haar regering krijgen. Acht verschillende partijen hebben hun 'verantwoordelijkheid' genomen. De ‘separatisten’ zijn tijdelijk aan de kant gezet om 'eendrachtig' een stevig soberheidsplan te kunnen doorvoeren. Na een wereldrecord als langstzittende premier van een ‘regering van de lopende zaken’ zal Leterme, rijkelijk kunnen genieten van een goed betaald baantje bij een internationale instelling. Keren wij nu terug naar een normale situatie in een Europa, waar de beurskoersen op en neer gaan? Wie kan er nu opgelucht ademhalen: de politici of de werkenden klasse?
Volgens de economische berichten heeft de Belgische economie een behoorlijk goede periode gekend: nu kan het alleen nog maar beter gaan. De economische situatie was redelijk stabiel. Op het sociale vlak is het rustig geweest. De bevolking heeft zich kalm gedragen. Alleen de politici hebben zich lange tijd onverantwoordelijk opgesteld. Nu zij ook tot het inzicht gekomen zijn dat een dergelijke situatie niet langer verantwoord is, kan het alleen maar beter gaan.
Is dit allemaal wel zo? Of willen ze het ons alleen maar al te graag doen geloven? Want hoewel een aantal van de bovenstaande beweringen waar zijn, is het met de economische situatie in België tot nog toe alleen niet zo slecht gegaan, omdat het kon parasiteren op de economie van een aantal van haar buurlanden.
Al een aantal maanden (in werkelijkheid al sinds 2008) wordt België opnieuw geconfronteerd met “een communautaire, nationalistische, subnationalistische tamtam, gebruikmakend van het gekibbel tussen de partijen om de arbeiders te verdelen, hun aandacht af te leiden, om te belemmeren dat ze zich ervan bewust worden dat ze deel uitmaken van de klasse die op wereldwijd uitgebuit wordt” (….) En net als de regeringen van alle landen, doen alle Belgische partijen, nationaal of regionalistisch een oproep aan de arbeiders om ‘solidair’ te zijn, dat wil zeggen: de broekriem aan te halen, de opofferingen te aanvaarden om het concurrentieniveau van het nationale kapitaal te verzekeren. (Het probleem is niet de crisis van de regering, maar de crisis van het kapitalistische systeem, Internationalisme 349)
Maar terwijl het kapitalistische systeem op wereldvlak in een steeds verschrikkelijkere economische crisis valt, wordt België nog steeds gepresenteerd als een uitzondering in Europa:
- een staat die relatief gespaard wordt door de crisis en de soberheid;
- een staat waar essentiële problemen niet gevormd werden door de sociale kwestie, de strijd tegen de ontslagen en de soberheid, de ‘verontwaardiging’ van de jongere generatie tegen het gebrek aan perspectief, maar door de kwestie van de scheiding van de electorale arrondissementen en de communautaire spanningen tussen de Waalse ‘profiteurs’ en de Vlaamse ‘arrogantie’.
Maar, in tegenstelling tot wat de linkse groepen pretenderen, vormen deze ‘nationale bijzonderheden’ een lokmiddel, waar de ultralinksen zo af en toe ook een toespeling op maken,. Vanuit het standpunt van de arbeidersklasse is het, in het bijzonder wat de situatie in België betreft, belangrijk om
a) de ongelofelijke misleiding over de bijzondere Belgische situatie die de bourgeoisie heeft rondgebazuind en nog steeds rondbazuint onder de bevolking in het algemeen en in de arbeidersklasse in het bijzonder, te verwerpen
b) te verklaren waarom deze misleiding geloofwaardig kon worden gemaakt;
c) de werkers, de werklozen en de jongeren op te roepen waakzaam te zijn voor de nieuwe golf van soberheidsmaatregelen, die wordt voorbereid. om op korte termijn door te voeren.
1. De misleiding over de goede gezondheid van de Belgische economie wordt door het geheel van de politieke partijen in leven gehouden door te beweren dat“België beter weerstand biedt aan de crisis” en ook door de 'ontslagnemende' regering Leterme, die nog eens bevestigt dat “de regering alles onder controle heeft” en dat hij het land beheert “als een goede huisvader”. Deze misleiding is flink aan het lekken geslagen deze zomer: de crisis van de staatsschuld en de druk op de staatsobligaties in Europa, de crisis van de euro, de druk op de banken en de beurs treffen alle staten van Europa, België inbegrepen.
- De druk op de Belgische banken en verzekeringsmaatschappijen en op die welke verbonden zijn aan de Franse banken (Dexia, BNP Paribas Fortis, ...) wordt steeds belangrijker.
- De druk neemt ook toe op de Belgische staatsschuld (de omvang van de schuld en de kosten van het geleende geld).
- Nieuwe economische spanningen dreigen, met de vertraging van de productie in Duitsland, de eerste economische partner van België en de scherpe bankencrisis die Frankrijk treft.
- Tenslotte is de regeringsinstabiliteit in België een belangrijke factor geweest voor de destabilisering in de huidige periode.
De nationalistische en sub-nationalistische mist in België is bijzonder hevig in het verbergen van de werkelijkheid van de crisis en wat er op het spel staat. Het zou een illusie zijn om te denken dat de bourgeoisie zich moeite zou getroosten om deze mist in de huidige periode te doen wegebben. Het zou trouwens ook hier verkeerd zijn om een dergelijke (sub-)nationalistische tamtam te zien als een 'Belgische uitzondering'. Met de verdieping van de crisis, in het bijzonder in Europa, spitst dit soort campagnes zich overal toe: in Duitsland woedt de campagne tegen 'de Griekse leugenaars en dieven', in Nederland laait het anti-Europees sentiment onder de druk van de populist Wilders hoog op, in Italië en Spanje willen de rijke regio's (Noord-Italië, Catalonië) de armere delen, deze ‘gaten’ waarin subsidie kan blijven worden gepompt, aan hun lot overlaten.
Het verhevigen van de (sub-)nationalistische campagnes, hun bijzonderheden daargelaten, passen ook op dat vlak volledig in het algemene beeld, dat wordt gekenmerkt door de toenemende blokkade van de mechanismen van het wereldkapitalisme. In feite was dat ook het geval toen de Amerikaanse bourgeoisie begin augustus moest beslissen over de begrotingsmaatregelen (de uitgaven verminderen of de consumptie aanzwengelen). Zonder afbreuk te doen aan de bijzonderheden van de Belgische staat en van de Belgische bourgeoisie, onderstreept deze verergering van de spanningen tussen de burgerlijke fracties dat deze werkelijkheid - al naargelang het land op een verschillende manier - vooral een uitdrukking is van de groeiende druk van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van het geheel van de bourgeoisieën op deze planeet.
2. Wat heeft het mogelijk gemaakt dat deze illusie over een 'België, dat ontsnapt aan de crisis', een schijn van werkelijkheid heeft gegeven? Eigenlijk zijn er drie factoren die dat begunstigd hebben:
- de forse heropleving van de Duitse economie na 2008 heeft een tijdlang de rol van locomotief gespeeld voor de wereldeconomie. Dat land is de eerste economische partner van België en deze laatste heeft er bijgevolg van geprofiteerd. Tussen 2008 en 2011 was de Belgische economie voor 65% afhankelijk van zijn twee buurlanden (1): Frankrijk en Duitsland. Het heeft gedurende enkele jaren kunnen 'parasiteren' op de maatregelen van deze twee landen, door te profiteren van de relance in Frankrijk en de groei in Duitsland.
- het beheer van de financiën is doorgegaan. Enerzijds heeft de bourgeoisie middels de federale regering, die sedert 2008 de 'lopende zaken' behandelde, de druk op het budget van de klassieke 'partijdige' uitgaven, uitgeoefend door regeringspartijen om te voldoen aan hun traditionele kiezerskorps, kunnen weerstaan. Anderzijds zijn de regionale regeringen, die niet ontslagnemend waren, verantwoordelijk voor grote delen van het beheer van de staat, zoals het onderwijs, de openbare gezondheidszorg, de ecologie en de cultuur, en hebben zij op al deze gebieden dus volop soberheidsmaatregelen kunnen nemen.
- maar het belangrijkste is dat er met een fluwelen handschoen een hele reeks kadermaatregelen genomen zijn om de soberheid op te leggen. Te beginnen met een eerste soberheidsplan dat bekokstoofd werd door van Rompuy in 2009 (om het begrotingstekort terug te dringen van 6% in 2009 naar 0% in 2015, oftewel 22 miljard euro’s aan besparingen in 2011), een plan dat al twee jaar loopt. En vervolgens ook met andere maatregelen, zoals het opleggen van een strikte loonblokkering voor 2011 en 2012 - zoals de arbeiders van de beton en cementbedrijven hebben ondervonden - of het niet vervangen van ambtenaren door de regering 'van lopende zaken' van Leterme.
3. Vandaag worden genadeloze aanvallen voorbereid op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse, net als overal elders in de andere landen van Europa. De maatregelen die genomen zijn in landen als Nederland, Frankrijk, Italië of Spanje geven het algemeen kader aan en er zullen in België bijkomende maatregelen genomen worden. De aanvallen zullen een dubbele vorm aannemen :
a. Maatregelen van globale aard op het geheel van de arbeidersklasse, bovenop de maatregelen die al genomen zijn in het kader van het meerjarenplan 2010-2015 van Van Rompuy, gerechtvaardigd in het kader de verdediging van Europa en van de euro tegen de wereldcrisis (vergelijk de verschillende maatregelen die worden voorgesteld door formateur E. Di Rupo):
- vermindering van de uitgaven voor de gezondheidszorg, die een bedreiging vormt voor de kwaliteit van de patiëntenzorg;
- vermindering en zelfs de afschaffing van de toelagen voor langdurig werklozen, inbegrepen voor het hoofd het gezin en alleenstaanden, plus hardere sancties tegen werklozen, en afschaffing van de wacht-toelage voor jongeren ;
- beperking van het recht op kredieturen en loopbaanonderbreking;
- het niet langer meerekenen van de periodes van werkloosheid, van de vervroegde pensionering en kredieturen voor de hoogte van het pensioen ;
- beperking van de toekenning van vervroegde pensionering, zonder zelfs nog te wachten op de evaluatie van de resultaten van het Generatiepact door de sociale partners ;
- de beperking van de pensionering vanaf 60 jaar;
- een aanval op de pensioenen van de ambtenaren.
De toename van de druk op de banken (zie vandaag Dexia) en de staatsschuld zullen aanvullende maatregelen vereisen zoals nieuwe belastingen en/of nog drastischere beperkingen van de begroting, om de banken bij te springen of om de kosten van de schuld te dragen.
b. de verscherping van de concurrentie tussen de regio's, in naam van een verder doorgedreven regionalisering:
Dit laatste zal leiden tot het uitbuiten van de communautaire spanningen op economisch vlak door de organisatie van een onderlinge concurrentie tussen de regio's: een gedifferentieerde fiscaliteit tussen de regio's 'om bedrijven te lokken', een financiering van de regio's die gedeeltelijk verbonden is aan het behalen van criteria van rentabiliteit en van efficiëntie. Zo zal de begroting voor werkloosheidsuitkeringen bijvoorbeeld verbonden worden met de efficiëntie van de politiek van het 'aan het werk krijgen' van werklozen. De concurrentie en de prestatie-wedloop tussen de regio's zullen leiden tot een verhoogde druk op de levens- en arbeidsomstandigheden van de arbeidersklasse.
4. Voor de arbeidersklasse in België is de situatie deze laatste jaren moeilijk geweest en het zal nog een bepaald periode moeilijk blijven: de campagnes en verdelingen, die worden ingepeperd, blijven hevig. De arbeidersklasse zal niet alleen worden geconfronteerd met een voortzetting van verdelingscampagnes, maar door het aantreden van een nieuwe regering, in een eerste tijd ook met haar eigen opluchting over het feit dat de zaken op het vlak van het beheer van de Belgische staat eindelijk geregeld zijn
Maar in elk geval tonen de elementen, die ontwikkeld worden in dit artikel aan dat, ondanks de achterstand op het vlak van de sociale situatie met die in de andere landen van Europa, dit eerder een kwestie is van beeldvorming en bewustzijn dan van een objectieve werkelijkheid: de economische en sociale realiteit in België is volledig gelijkaardig met die van landen als Frankrijk of Nederland.
Ook kan de sociale toestand snel evolueren, zoals werd geïllustreerd door de ‘Arabische lente' en gebeurtenissen zoals die in Spanje of in Engeland. Alhoewel in eerste instantie een zekere aarzeling meer dan waarschijnlijk lijkt, kan de arbeidersklasse in België heel snel opnieuw de weg van de strijd hervinden. En als dat eenmaal gebeurt, is het goed mogelijk dat ze met nog veel meer strijdbaarheid en vastbeslotenheid reageert dan elders. Op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de campagnes van de bourgeoisie, ook geen uitzondering n
Ricardo / 29.09.2011
(1) https://www.ing.be/xpedio/groups/internet/@public/ [84]@bbl/@publications/documents/portalcontent/502395_nl.pdf
Het land bezwijkt onder de schulden. De staat, de banken en de bedrijven staan op de rand van de verstikking. En alle maatregelen die genomen worden door de socialistische regering van Papandreoe om een ingebrekestelling van betaling te vermijden, verergerden de situatie alleen maar en kondigen een nog pijnlijkere toekomst aan. Om vers geld te verkrijgen van de Europese Unie, want de staat zou eenvoudigweg zonder vers geld niet meer kunnen functioneren, worden de werk- en levensomstandigheden van de bevolking letterlijk opgeofferd. Het aantal ambtenaren daalt voortdurend, net zoals de lonen. De ouderdomspensioenen, de werklozen- en sociale bijstand, de hulp bij de gezondheidszorg zijn aan het wegkwijnen. Maar deze explosie van ellende drijft het land enkel dieper de recessie in, wat op zijn beurt... de schulden verzwaart! Het is een vicieuze cirkel waaruit Griekenland niet uit kan komen.
De Griekse bourgeoisie wijst met een beschuldigende vinger naar het IMF, de Europese Unie, de rating-agentschappen, Duitsland... . Ze wil doen geloven dat zij, en enkel zij, verantwoordelijk zijn voor deze rampzalige economische toestand. In de rest van de wereld daarentegen, wordt net het tegendeel verkondigd: Griekenland zou zich in een 'uitzonderlijke', 'buitengewone' situatie bevinden door de laksheid van haar leiders, door de veralgemeende corruptie van de Griekse maatschappij (fiscaal bedrog wordt voorgesteld als een nationale sport) en door de luiheid van de Griekse werknemers (volgens een uitlating van de Duitse kanselier Angela Merkel). Deze leugenachtige en weerzinwekkende propaganda kent een zeker succes, aangezien bij de betogingen in Athene het nationalisme dikwijls op de spits wordt gedreven. (de Griekse vlaggen wapperen over de optochten, slogans als "IMF rot op!" of "Duitsland rot op!", worden gescandeerd), en in andere landen zoals Duitsland wordt het idee van "wij zien niet in waarom wij voor de Grieken zouden betalen", onder de bevolking verspreid. Anders gezegd, de heersende klasse zet de uitgebuitenen tegen elkaar op!In werkelijkheid, staat Griekenland symbool voor het historisch bankroet van het kapitalisme. Vanuit economisch gezichtspunt, geeft het de richting aan die de andere nationale economieën, één na één gaan inslaan. In afzienbare tijd zal Spanje ook die weg opgaan.
Ook al is het nationalisme een gif dat de arbeiders in Griekenland in het bijzonder raakt, toch zijn er stilaan krachtlijnen die zich in de beweging beginnen af te tekenen.
Het is vooral de geprecariseerde jeugd die over de nationale grenzen heeft weten te kijken om zich te inspireren op de beweging van de Verontwaardigden in Spanje. Vanaf einde mei zijn duizenden Aganaktismeni (het Griekse word betekent zowel verontwaardiging als woede) (1), op het Syntagma-plein samen gekomen om te discussiëren en de strijd collectief aan te pakken. Zoals in Spanje, is het kenmerk van deze beweging ook daar, het enorme wantrouwen tegenover de partijen (in het bijzonder de Socialistische Partij, die aan de macht is) en de vakbonden ( de GSEE, de belangrijkste nationale vakbond, die zelfs aangeklaagd wordt als een agent van de bourgeoisie). De gelijkenis met het nadenken dat door de hoofden gaat van de geprecariseerde jeugd in Spanje en Griekenland, is treffend. Op 25 mei bijvoorbeeld, was er op het Syntagma-plein een drie uur durende discussie, waarop 83 personen hun mening hebben gegeven. Bepaalde tussenkomsten hebben gewezen op het belang van de zelf-organisatie van de arbeidersklasse en op de noodzaak van een revolutionaire strijd. Deze rijping en overdenking is erg veelbetekenend, ook al wordt ze nog maar door een kleine minderheid verwoord. Het simpele feit dat bepaalde mensen het aandurven om in het openbaar uitlatingen te doen ten gunste van de revolutie, onthult dat het klimaat aan het veranderen is. Ze vinden de moed om, zeker nog op een vage manier, luidop te zeggen wat een goed aantal denkt. Trouwens, in zowat alle bijeenkomsten van de Verontwaardigden in Europa, in Griekenland net zoals in Spanje, in Frankrijk net zoals in Groot-Brittannië, zijn deze tussenkomsten die oproepen tot zelfstandige-organisatie van de massa's en voor de afschaffing van het kapitalisme dikwijls diegene die het meeste applaus krijgen.
Griekenland is dus geen geval apart ! De crisis die daar in alle hevigheid woedt schudt heel het kapitalistische wereldsysteem door elkaar. En de strijd die zich ontwikkelt is een van de vele radertjes in het raderwerk van de strijd van de arbeidersklasse op wereldvlak n
Laurence / 1.07.2011
(1) En de woede is des te groter omdat de armoede vergezeld gaat van een wrede en moorddadige repressie.
"Het blijkt duidelijk dat het anarchisme een plaats is waar openlijk burgerlijke nationalistische en proletarisch internationalistische standpunten met elkaar in botsing komen" (De anarchisten en de oorlog IV, Het internationalisme, een cruciale kwestie, blz. 2).
De IKS heeft twee series artikelen over het anarchisme geschreven. De eerste serie ging over de anarchisten en de oorlog. De tweede serie ging over de kommunistische linkerzijde en het internationalistische anarchisme. De IKS maakt onderscheid tussen de verschillende anarchistische stromingen.
Terecht wijst de IKS op overeenkomsten met het internationalistische anarchisme. Het gaat om twee hoofdelementen van overeenstemming: het afwijzen van verkiezingen en het afwijzen van oorlog. Internationalistische anarchisten kiezen inderdaad niet voor de een of andere vleugel van een heersende klasse.
De IKS noemt de belangrijkste verschillen tussen de IKS en het internationalistische anarchisme: de IKS is centralistisch, materialistisch, voor een overgangsperiode van de staat en voor de machtsgreep van Lenin in Rusland in oktober 1917. Het internationalistische anarchisme is federalistisch (voor organisatie van onderop), idealistisch, voor een onmiddellijke afschaffing van de staat en tegen de machtsgreep van Lenin in Rusland oktober 1917.
Internationalistische anarchisten hebben een heel andere vorm van organisatie dan linkse communisten. En het "tijdelijk" voort laten bestaan van de dictatuur tijdens een zogenaamde overgangsfase wordt door internationalistische anarchisten afgewezen. Dat zou namelijk niet kunnen leiden tot een andere maatschappij. Je komt niet meer van zo'n "tijdelijke" dictatuur af. De talrijke marxistische dictaturen van de twintigste eeuw hebben dit weer aangetoond.
Een ander verschil tussen linkse communisten en internationalistische anarchisten is misschien nog dat internationalistische anarchisten een bredere belangstelling hebben. De linkse communisten willen de discussie aangaan met internationalistische anarchisten en met hen samenwerken. Inmiddels is in Nederland een begin gemaakt met die samenwerking. De Kritische Studenten Utrecht (KSU), de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) hebben gezamenlijk een verklaring opgesteld over acties tegen kortingen op het loon bij de Viva! Zorggroep."
De Vrije Communist (1)
(1)De Vrije Communist, te bestellen bij “Woorden van Rebellen”, Amsterdam, rekeningnummer 87.12.25.115.
Wij verwelkomen de publicatie van het bovenstaande artikel in de Vrije Communist. Het vormt een serieuze bijdrage tot het ontwikkelen van het debat tussen organisaties die zich stellen op het internationalistisch karakter van de strijd en die de parlementaire weg van duurzame, fundamentele verbeteringen binnen het kapitalisme als een illusie afwijzen. Want buiten onze meningsverschillen, die soms belangrijk zijn, delen wij immers wezenlijke revolutionaire standpunten: het internationalisme, de afwijzing van elke samenwerking en van elk compromis met burgerlijke politieke krachten, de verdediging van het beginsel dat ' de arbeiders de strijd zelf in eigen hand moeten nemen’. Maar zoals wij in een van de hoger aangehaalde reeks bijdragen schreven bestaat er vandaag nog van beide zijden een bepaalde vrees tot debat en samenwerking. Om deze moeilijkheden te overstijgen, moeten we er dan ook van overtuigd raken dat we, ondanks de meningsverschillen, wel degelijk behoren tot hetzelfde kamp: dat van de revolutie en van het proletariaat. Maar dat alleen volstaat niet. Wij moeten ook een bewuste inspanning doen om de kwaliteit van onze debatten qua cultuur te verbeteren. En het artikel in de Vrije Communist is daar een goed voorbeeld van. (2)Het artikel stelt immers duidelijk, en dat is volgens ons het allerbelangrijkste vandaag, dat het internationalistisch anarchisme en de linkskommunisten een gemeenschappelijke basis hebben. Het ontwikkelt ook enkele punten waar verschil van mening over bestaat. We hopen dat onze reactie onderdeel kan zijn van een verdere vruchtbare discussie tussen internationalistische anarchisten en linkskommununisten waar ook ter wereld ondanks het feit dat we ons er heel goed van bewust zijn dat de eersten een ander begrip hebben van de overgangsstaat, de Russische revolutie en meer punten.
In deze korte reactie willen we graag al enkele punten aanhalen aangaande de genoemde verschillen van mening.
Is het linkskommunisme, zoals de tekst hierboven zegt: “voor de machtsgreep van Lenin in Rusland in oktober 1917”? of verder “En het "tijdelijk" voort laten bestaan van de dictatuur tijdens een zogenaamde overgangsfase wordt door internationalistische anarchisten afgewezen. Dat zou namelijk niet kunnen leiden tot een andere maatschappij. Je komt niet meer van zo'n "tijdelijke" dictatuur af. De talrijke marxistische dictaturen van de twintigste eeuw hebben dit weer aangetoond”.
We kunnen heel goed begrijpen dat dit een punt is dat als eerste verschil wordt ontwikkeld in de tekst. Als we de “jonge” Marx van voor de Commune van Parijs erop nalezen, de sociaal democraat Kautsky of zelfs verschillende geschriften ven Lenin en Trotsky dan is er reden om te twijfelen aan de geldigheid van een aantal marxistische standpunten. In de aanloop naar verdere uitdieping van deze kwestie is het daarom van belang te weten om welk soort ervaringen het gaat. Was de Russische revolutie een arbeidersrevolutie? Of was het een staatsgreep, gepleegd door een burgerlijke partij die bijzonder handig was in het manipuleren van de massa's? Was het stalinisme gewoon een natuurlijk product van deze revolutie, of was ze haar beul? Het is duidelijk dat naargelang men verschillend antwoordt op deze vragen, ook de lessen radicaal aan elkaar tegengesteld zullen zijn.
"De stalinistische ideologen `erkennen' dat de Oktoberrevolutie een proletarisch karakter heeft (al spreken ze in het algemeen liever van een `volksrevolutie'). Maar de misvormde versie die zij van de revolutie geven, heeft geen ander doel dan ons de vreselijke repressie te laten vergeten die het stalinisme ontketende tegen de arbeiders en de bolsjewieken die voorvechters van de revolutie waren; zo proberen ze de grootste leugen uit de geschiedenis aan te praten: het staatskapitalisme zou gelijk zijn aan `kommunisme'. Anderen schilderen de Russische revolutie dan weer graag af als een nationalistische beweging met als doel de modernisering van het Russische kapitalisme. Kortom, een burgerlijke revolutie. Anderen spreken van Oktober 1917 als een `arbeidersrevolutie' en noemen de Sovjet-Unie net als de stalinisten `kommunistisch' maar dan met het doel om de verschrikkingen van het stalinisme beter te doen uitkomen en daar de conclusie uit te kunnen trekken: "Daartoe en tot niks anders leiden alle revolutionaire bewegingen in onze tijd".
“Het wereldproletariaat wanneer ze voor de taak staan om collectief de bewapende opstand te organiseren, zullen ze massaal de noodzaak inzien om de lessen van Oktober 1917 te trekken. Vragen als "Wie oefent de macht uit?", "Welke verhoudingen moeten bestaan tussen het bewapende proletariaat en de staatsinstelling die na de eerste zegevierende opstanden zal opkomen?". Of: "Hoe moeten we reageren op meningsverschillen tussen belangrijke sectoren van het proletariaat", als het er op aankomt om de echte fouten van de bolsjewiki te begrijpen (met name in de tragedie van Kronstadt).”(Uit de inleiding van de brochure/tekstbundel over de Russische revolutie)
Ten slotte een passage uit een vroeger geschrift dat ook ingaat op het aspect dat De Vrije Communist aanhaalt: “Het is (…) van binnenuit,( …), dat de contrarevolutie de kop opsteekt en dat de macht van de bourgeoisie hersteld wordt door het proces van opslorping van de bolsjewistische partij door de staat. Vergiftigd (…), neigde de bolsjewistische partij er meer en meer toe de verdediging van de belangen van de sovjetstaat in de plaats te stellen van de beginselen van het proletarisch internationalisme. Na de dood van Lenin in 1924 helpt Stalin, de voornaamste vertegenwoordiger van die tendens naar het opgeven van het internationalisme, de contrarevolutie zich te installeren (…). Het Russisch proletarisch bastion zakte van binnenuit ineen en in de partij werd de jacht op internationalistische revolutionairen geopend. (…) De USSR werd een volwaardig kapitalistisch land waarin het proletariaat onderworpen was, (…), aan de belangen van het nationaal kapitaal, in naam van de verdediging van het 'socialistisch vaderland'.” ( Internationalisme nr. 234, oktober 1997) n
Wereldrevolutie/Internationalisme / 27.09.2011
(2) Vermelden we ook het initiatief van het AKGent om samen met de IKS , De Lege Portemonnees en de Catholic Workers een debat te organiseren over de perspectieven van de strijd tegen het kapitalisme en het bundelen van de krachten.
‘Indignez-vous’ is een werkje van ongeveer 30 pagina's. Het is vertaald in verschillende talen (33 nvdv), er zijn miljoenen exemplaren van verkocht over de hele wereld voor een uiterst lage prijs om het op een zo groot mogelijke schaal te kunnen verspreiden. Het heeft onmiddellijk een onmetelijk succes gekend. En met reden, de titel alleen al is een kreet van revolte tegen het barbarendom in de wereld. Het stemt volledig overeen met het algemeen gevoel dat in de rijen van de onderdrukten groeit: de verschrikkingen die de planeet teisteren, van ellende tot oorlog, worden aangevoeld als steeds maar ondraaglijker en meer revolterend. De 'Arabische lente', in Tunesië en in Egypte, en de beweging van de ‘Verontwaardigden’ vormen hier een duidelijke uitdrukking van.
Stéphane Hessel is een man van 93 jaar, die nog de kracht heeft om zijn verontwaardiging tegen deze uiterst onrechtvaardige wereld uit te schreeuwen. Als dusdanig kan dat niet anders dan bewondering afdwingen en sympathie opwekken. Maar uiteindelijk moeten wij ons afvragen voor welke wereld dat wij, naar zijn idee, zouden moeten strijden?
Vanaf het begin van zijn boek verheerlijkt Hessel de grondbeginselen en waarden van de Nationale Raad van Verzet (2), die de oriëntaties vormden voor het een economisch programma aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Op de vraag “zijn deze maatregelen nog actueel?” antwoordt Hessel: “Natuurlijk, de werkloosheid is veranderd in 65 jaar. De uitdagingen zijn niet dezelfde als degene die wij gekend hebben op het einde van het Verzet. Het programma dat wij indertijd voorstelden, kan vandaag niet integraal worden toegepast en wij moeten niet aan blinde volgzaamheid doen. Daarentegen zijn de waarden, die wij verdedigden, constant en men moet er aan vasthouden. Het zijn de waarden van de Republiek en van de democratie. Ik denk dat men de opeenvolgende regeringen in het licht van deze waarden zou kunnen beoordelen. In het programma van het Verzet werd deze visie verduidelijkt en die is vandaag nog altijd geldig. De afwijzing van het dictaat van de winst en van het geld, de verontwaardiging over het bestaan van extreme armoede en arrogante rijkdom, de weigering van de economische achterlijkheid, de verdediging opnieuw van het belang van een echt onafhankelijke pers, de verzekering van de sociale zekerheid in al haar vormen ... een aantal van deze waarden en verworvenheden, die wij gisteren verdedigden, raken in moeilijkheden of lopen vandaag zelfs gevaar. Veel van de maatregelen, die recent werden toegepast, schokken onze kameraden uit het Verzet – want ze druisen in tegen deze fundamentele waarden. Ik denk dat men zich daarover moet verontwaardigen, vooral de jongeren. En zich er tegen moert verzetten!”(3). Maar wie is er dan verantwoordelijk voor deze toestand? “... de macht van het geld, waar het verzet zo tegen heeft gestreden, is nooit eerder zo groot geweest, zo onbeschaamd, zo egoïstisch, met zijn eigen dienaren tot in de hoogste regionen van de staat. De nu geprivatiseerde banken maken zich alleen zorgen om hun dividenden en de buitensporige salarissen van hun leidinggevenden, niet om het algemeen belang. De afstand tussen de allerarmsten en de rijken is nog nooit zo groot geweest; en de wedloop om het geld, de concurrentie werd nog nooit zo aangemoedigd” (4).
Volgens Hessel moet de democratie de activiteiten van de leiders richting geven, want die is, in tegenstelling tot het egoïsme van de financiers en andere bankiers, die het meest bekommerd om het algemeen belang: “Diegenen die politiek en economisch verantwoordelijk zijn, de intellectuelen en de maatschappij in haar geheel, mogen het niet laten afweten en zich niet laten overdonderen door de huidige internationale dictatuur van de financiële markten, die een bedreiging vormt voor de vrede en de democratie”(5). Dat is dus het heilige algemeen belang dat de politici en de patroons van de industrie, met de arbeiders, werklozen, studenten, gepensioneerde en precairen verenigt ... Anders gezegd, de democratie van Hessel, komt neer op deze mythe, deze oplichterij, waarbij uitbuiters en uitgebuiten op magische wijze op gelijke voet gesteld worden, waar zij worden verondersteld 'dezelfde rechten en plichten' en als, burgers, dezelfde democratische belangen te hebben tegenover de dictatuur van de financiers. En met welk doel? “Vandaag kan men, door na te denken, door te schrijven, door op democratische wijze deel te nemen aan de verkiezing van de regeerders, hopen de zaken op intelligente wijze te doen evolueren ... kortom, via een actie op zeer lange termijn” (6). En welk kamp wil Hessel ons doen verdedigen? “Ik beschouw mezelf nog altijd als socialist – het is te zeggen: in de betekenis die ik aan deze term geef, bewust van de sociale onrechtvaardigheid. Maar de socialisten moeten gestimuleerd worden. Ik wens een moedig links te zien opstaan, impertinent als het moet, dat gewicht in de schaal kan leggen en een visie en een concept kan verdedigen van de vrijheid van de burgers. Bovendien lijkt het mij belangrijk dat er Groenen vertegenwoordigd zijn in de instellingen, opdat het besef van het behoud van de planeet zou toenemen” (7).
Tenslotte moet onze verontwaardiging volgens Hessel uitmonden in een leuze die wij al kennen, de beruchte leuze 'je moet gaan stemmen'... voor een nieuw alternatief programma (dat het onderwerp zal zijn van een nieuwe publicatie), geïnspireerd op de CNR (dat van het Verzet), dat allerlei elementen bijeen brengt, van radicaal links tot de die van de anders-globalisten en syndicalisten, in feite van die partijen en organisaties, die belang hebben bij het algemeen ... kapitalistisch belang. Gelukkig hebben de miljoenen jongeren, tot wie Hessel zich in het bijzonder richtte, in Portugal en in Spanje, geen aandacht geschonken aan zijn burgerlijke verhandeling en hebben zij de verkiezingen de rug toegekeerd. Het moet gezegd dat zij genoeg gelegenheid hebben gehad om de socialistische regeringen in hun landen aan het werk te zien: zij hebben gezien hoe de socialistische partijen op een hele democratische wijze drastische soberheidsmaatregelen hebben doorgevoerd (en dat geldt trouwens ook voor Griekenland); zij hebben kennis gemaakt met de zeer democratische wapenstok van de politie van de zeer democratische regering van Zapatero!
Ondanks alles volhardt Hessel in zijn steun aan deze partijen door te verklaren:“Welke taak legt dat op aan de leden van de jonge generatie? Het ernstig opnemen van de waarden waarop zij hun vertrouwen of wantrouwen baseren tegenover diegenen die hen regeren – dat is het beginsel van de democratie, en langs die weg kan men invloed hebben op hen, die de beslissingen nemen” (8). Welke invloed kan de jonge generatie uitoefenen op deze democratische staten, die hen zoveel ellende opdringen? Misschien een onpopulaire minister vervangen ... En dan? Welke echte verandering? Geen enkele! In alle landen, of de regeringen nu links of rechts zijn (of uiterst links zoals in Latijns-Amerika), wordt de kloof steeds tussen de onmetelijke meerderheid van de bevolking, die ten prooi valt aan een veralgemeende verslechtering van haar levensomstandigheden en de burgerlijke staatsmacht, die een soberheidspolitiek voorstaat om het economisch bankroet te vermijden, steeds groter En het kan ook niet anders. Achter het democratische masker van de staat schuilt altijd de dictatuur van het kapitaal.
“Mijn generatie heeft een werkelijke allergie oplopen van het idee van de wereldrevolutie. Een beetje omdat wij met haar geboren zijn. Ik ben geboren in 1917, het jaar van de Russische Revolutie, het is een kenmerk van mijn persoonlijkheid. Ik heb het, misschien wel, verkeerde, gevoel verworven dat men de geschiedenis niet kan vooruithelpen door gewelddadige, revolutionaire acties die de bestaande instellingen omverwerpen.” (9). En verder vervolgt Hessel: “In alle maatschappijen bestaat er een latent geweld, dat ongeremd tot uitbarsting kan komen. Wij hebben dat gekend met de koloniale bevrijdingsstrijd. Men moet zich er van bewust zijn dat arbeidersopstanden bijvoorbeeld nog mogelijk zijn. Maar het is weinig waarschijnlijk, gezien de wijze waarop de economie zich ontwikkeld en geglobaliseerd heeft. Het genre Germinal {Naar het boek van Zola over de hopeloze strijd van de mijnwerkers tegen hun ellende in de 19e eeuw, nvdv}, is een beetje achterhaald”. (10). Dat is dan de oproep van Hessel tot de jongere generatie: zet elk idee van wereldrevolutie, elk idee van klassenstrijd maar uit je hoofd! Dat behoort tot het verleden! Probeer eerder dit systeem te verbeteren. Hoe? Daar heeft Hessel een 'geniaal en vernieuwend' idee voor ... dat al een eeuw lang duizenden keren naar voor geschoven is door links: de oprichting van een raad van economische en sociale zekerheid, die de machtigste staten van de aarde moet omvatten, een soort wereldregering. Deze wereldorganisatie zou tot doel hebben om de economie te reguleren. Dat zou crises vermijden door een doeltreffendere controle uit te oefenen op alle financiële instellingen, die azen op winst en macht. Herinneren wij er even aan dat de Volkerenbond, die vervolgens overging in de Verenigde Naties (VN), na de Eerste Wereldoorlog officieel volgens een bijna gelijkaardige redenering in het leven geroepen is: het beletten van de terugkeer van een oorlog middels een internationale organisatie, door de belangen van de naties met elkaar te verzoenen. Resultaat? De Tweede Wereldoorlog en ... vanaf 1950 14 dagen vrede! In feite is deze wereld verdeeld in elkaar beconcurrerende kapitalistische staten: zij leveren een economische oorlog zonder genade en, wanneer het nodig is, gewapenderhand. Alle 'toezichtsorganen op wereldvlak' (WHO, IMF, UNO, NAVO ...), zijn niets anders dan roversholen, waar de staten hun ongenadige strijd in verder zetten. Maar dat te bekennen betekent dat Hessel zou toegeven wat hij, kost wat kost, wil omzeilen: de noodzaak van een nieuw wereldsysteem en dus van een internationale revolutie!
Hij verkiest het om de jongeren doodlopende straatjes in te sturen, eerder dan hen de weg te wijzen die hen, in zijn ogen, ertoe zou brengen op een te radicale wijze dit uitbuitingssysteem in vraag te stellen ... Hij moedigt hen aan om druk uit te oefenen op hun staten, zodat deze een nieuwe politiek gaan doorvoeren in de schoot van zijn nieuwe economische en sociale veiligheidsraad. Voor hem volstaat een massale tussenkomst van de burgerlijke maatschappij, een brede burgermobilisering, om invloed uit te oefenen op de beslissingen van de staten. Dit engagement zou ook moeten samenvallen met een veel grotere inbreng van de NGO's en andere netwerken, want de uitdagingen, en dus de strijd, zijn: ecologisch, sociaal, anti-racistisch, pacifistisch, voor een solidaire economie ...
In feite dient Hessel ons de oude reformistische soep op: met enkele goed uitgekozen ingrediënten (een inbreng van de burgerbevolking, een intelligente verkiezingskeuze ...) zou het kapitalisme kunnen ophouden te zijn wat het is, een uitbuitingssysteem, en het zou menselijker en meer sociaal kunnen worden.
“De geschiedenis ontwikkelt zich schoksgewijs, het is een aanvaarding van uitdagingen. De geschiedenis van de maatschappij ontwikkelt zich steeds verder en tenslotte, als de mens zijn complete vrijheid heeft bereikt, dan hebben wij de democratische staat in zijn ideale vorm” laat Hessel ons weten ('Neem het niet!' p.14). Het is inderdaad waar, de mensheid staat voor een uitdaging: ze moet de oplossing vinden voor al haar kwalen of ten onder gaan. Wat er in de kern van de zaak op spel staat is: de noodzaak om de maatschappij te veranderen. Maar wat is de aard van de transformatie? Kan men het kapitalisme hervormen of moet men het vernietigen om een andere maatschappij op te bouwen?
Het kapitalisme hervormen is een valstrik. Het betekent dat men zich onderwerpt aan zijn wetten, aan zijn tegenstrijdigheden, die de mensheid naar de ellende, de oorlog, de chaos, het barbarendom voeren. Het kapitalistische systeem is een uitbuitingssysteem. Kan men de uitbuiting menswaardig maken? Kan men een systeem menswaardig maken, dat er enkel op gericht is om één klasse in staat te stellen om rijkdommen op te stapelen, door winst te maken over de ruggen van miljoenen arbeiders? En wanneer de concurrentie onder de kapitalisten verscherpt, wanneer de wereldcrisis woedt, dan is het de arbeidersklasse die daar zwaar voor opdraait: massale werkloosheid, veralgemeende precariteit, over-uitbuiting op de werkvloer, daling van de lonen ... Toch zijn alle voorwaarden aanwezig om aan de elementaire behoeften van de mensen te voldoen en om een klasseloze maatschappij op te bouwen, dus zonder onrechtvaardigheden, zonder oorlogsbarbarij, en met het opheffen van de grenzen. Enkel de arbeidersklasse kan een perspectief bieden voor een dergelijke wereld. Dat is trouwens al in de kiem aanwezig in de beweging van de ‘Verontwaardigden’: de wederzijdse hulp, het samen delen, de solidariteit, de toewijding, de vreugde van het samenzijn ... Deze formidabele sociale beweging, die wij in Spanje beleefd hebben, is geen strovuur. Ze kondigt komende strijd aan, die zich zowat overal ter wereld gaat ontwikkelen. Strijd waarbij men zal zien hoe de arbeidersklasse zich steeds massaler mobiliseert, en achter zich aan, alle andere door dit systeem onderdrukte, lagen met zich meetrekt. Strijd waarin zij zich steeds meer gaat bevestigen tegenover de onmenselijkheid van het kapitalisme, en waaruit een sterker bewustzijn zal groeien van een noodzakelijke verandering van de maatschappij om een nieuwe mensheid op te bouwen n
Antoine / 2.7.2011
(1) Stéphane Hessel is bekend in Spanje, evenals in Frankrijk. Hij woont er en is bevriend met José Luis Sampedro, ook 93 jaar, schrijver en Spaans econoom, en vooral de initiatiefnemer van '!Democracia Real Ya!'. Deze schreef een pamflet dat geïnspireerd is op dat van zijn alter ego en schreef het voorwoord voor de Spaanse editie van 'Indignez-vous!'.
(2) De Conseil National de la Résistance, (de Nationale Raad van het Verzet) is voor Stéphane Hessel een historisch referentiepunt, het voorbeeld om na te volgen. Wij zullen binnenkort op een meer gedetailleerde manier terugkomen op dit vraagstuk.
(3) 'Engagez-vous!', p.15, {Tot op heden niet vertaald, de vertalingen van de citaten zijn door ons gemaakt, nvdv}
(4) 'Neem het niet!', p.10, Van Gennep, Amsterdam, 2e druk, juni 2011 (Nederlandse vertaling van 'Indignez-vous!')
(5) idem p. 11(6) 'Engagez-vous!', p.16.
(7) 'Engagez-vous!', pp. 43-44.
(8) 'Engagez-vous!', p. 22.
(9) 'Engagez-vous!' p. 20.
(10) 'Engagez-vous!', p. 21.
De organisatie van de Verenigde Naties heeft net aan de alarmbel getrokken. De afdeling voor Economische en Sociale zaken gaf haar laatste rapport, eind juni gepubliceerd, de titel : 'De globale sociale crisis' ! De media hebben dat goed begrepen, ze hebben er een duidelijke waarschuwing in gezien aan de bourgeoisieën van de gehele wereld: met al die verschillende soberheidsplannen en de vernietigende gevolgen van de economische wereldcrisis stijgt overal de kans op een toename van de strijdwil van de arbeiders.
Deze laatste maanden werden wereldwijd gekenmerkt door een brandende sociale situatie. De sociale gevechten geven zelfs de indruk op elkaar te antwoorden, dat de strijd in het ene land weerklank vindt in het andere.
Gedurende de herfst van 2010 kwam het proletariaat dat in Frankrijk leeft in beweging om te protesteren tegen de zoveelste aanval op het pensioenstelsel. Het belangrijkste feit van deze beweging was zonder twijfel het verschijnen – zij het nog op een beperkt aantal plaatsen - van spontane zelfstandige algemene vergaderingen, buiten elke controle vanwege de vakbonden. Ze noemden zich 'interprofessionele', 'zelfstandige' of 'volksvergaderingen', en verenigden telkens enkele tientallen arbeiders, werklozen, studenten, mensen met kortlopende contracten en gepensioneerden om te discuteren en samen, collectief te strijden. Ze probeerden zo de organisatie van de strijd in eigen handen te nemen. Eén van de sterkste slogans van deze beweging, gelanceerd door de CNT-AIT in Toulouse, was : "Maak het woord vrij !".
Amper enkele weken later was het de jeugd die in Groot-Brittannië leeft die van zich liet horen. Deze jongeren, die vaak in precaire omstandigheden leven en zich voor jaren in de schulden moeten steken, wezen een nieuwe verhoging van de kost van inschrijving aan de universiteiten af. Ze doorbraken daarmee de sociale futloosheid die al heerst sinds de loden jaren van Thatcher. In de jaren 1980 was deze 'IJzeren Dame' van de Britse bourgeoisie er inderdaad in geslaagd het proletariaat dat toen het strijdbaarste van Europa was moreel te breken, dankzij de nederlaag van de mijnwerkers. Het begin van een terugkeer van dit land naar de klassestrijd is dus een bijzonder veelbelovend teken voor de toekomst.
En daarna hebben de uitgebuiten begin van het jaar 2011 een bijkomende stap vooruit gezet op de weg van de strijd tegen de ontwikkeling van de ellende.
In Tunesië en Egypte hebben brede delen van de bevolking zich verzet tegen de heersende machten, vanuit hun ondraaglijke levensomstandigheden als gevolg van de verslechtering van de economische situatie, maar ook tegen de repressie en de afwezigheid van enige vrijheid van meningsuiting. Op enkele weken tijd zijn de 'Arabische lente' en het Tahrirplein symbolen geworden van de moed van de massa's tegen de machtigen en de bloedige repressie. Natuurlijk werden deze 'revoltes' nog gekenmerkt door belangrijke zwakheden. De strijd is niet echt collectief georganiseerd binnen deze enorme bijeenkomsten op de grote pleinen van de steden. Voor zover we weten waren er maar zeer weinig echt collectieve discussies in de vergaderingen. Maar vooral werd de woede telkens gericht op één bepaalde regeerder, de heersende dictator (of zijn familie en zijn clan). "Ben Ali ga weg !" en "Moebarak ga weg !" waren de populairste slogans. Daarin school zonder twijfel de valse hoop een nieuw regime te kunnen instellen dat 'democratischer' en dus menselijker zou zijn. En parallel met die democratische illusie heeft ook het nationalisme zijn stempel gedrukt op de 'Arabische lente' : nationale vlaggen kleurden alle plaatsen van samenkomst. Al die zwakheden houden verband met de zwakte van het proletariaat in dat deel van de wereld. Het is daar zeker strijdbaar en moedig, maar ook weinig ervaren. Anders dan de arbeiders in West-Europa werd het niet tientallen jaren lang geconfronteerd met 'democratische' leugens, met 'democratische' hervormingen, met 'democratische' sabotage vanwege de vakbonden... Maar toch waren het veeleer de stakingen van de arbeiders dan de 'druk van het volk' in het algemeen die de machthebbers in Tunesië en Egypte, maar ook in de VS en Europa echt hebben doen beven. Alle grote bourgeoisieën voelden aan dat kost wat kost moest vermeden worden dat een algemene staking de grote industriecentra compleet zou doen ontvlammen en hebben daarom aangezet Moebarak en Ben Ali aan de kant te schuiven.
Die rol, numeriek slechts van tweede orde maar politiek doorslaggevend, heeft het proletariaat niet kunnen spelen in Libië, Jemen en Syrië. Omdat het haast onbestaande proletariaat daar niet heeft kunnen verhinderen dat het nationalistisch gif volop in de aders van de 'opposanten' kon stromen en zich over de gehele beweging kon verspreiden, heeft het nationalisme daar tenslotte elke mogelijkheid van een strijd van de uitgebuiten op hun klasseterrein teniet gedaan. In deze drie landen werd de bevolking gemobiliseerd in een oorlog tussen klieken van de bourgeoisie, waarin ze niets te winnen en enkel haar leven te verliezen heeft ! (1)
- tegenover de ontwikkeling van de armoede en de bloedige repressie bestaat er geen andere keus dan het hoofd op te steken om met waardigheid te strijden. Zoals de betogers op het Tahrirplein scandeerden : "Nu zijn wij niet bang meer !"
- de straat behoort toe aan de uitgebuiten !
- de kracht van een strijdbeweging tegen de ellende en de barbarij van het kapitalisme hangt af van het vermogen van de arbeidersklasse om zich te organiseren, om zich niet te laten oplossen in de protestbeweging van alle klassen door elkaar en om de andere uitgebuiten met haar eigen ordewoorden achter zich mee te voeren (en niet omgekeerd).
Juist op basis van die drie lessen heeft zich in Spanje de 'beweging van de verontwaardigden' ontwikkeld.
Sinds drie jaar wordt het Iberisch schiereiland volop getroffen door de economische crisis. Het ene soberheidsplan volgt er het andere op en brengt een miserie zonder weerga teweeg, en zoals overal organiseren de vakbonden hun 'wandel-betogingen', schijngevechten, om de woede in te kaderen en in te dijken. Maand na maand herhaalt zich sinds 2008 datzelfde duistere tafereel van een stoet betogers die van A naar B stapt, gemobiliseerd voor een 'syndicale actiedag' om achteraf moedeloos naar huis te gaan met een diep gevoel van machteloosheid. Maar de moed en strijdwil van de uitgebuiten die in Tunesië en Egypte de vreselijkste repressie getart hebben, heeft ook het vuur aangewakkerd in de ogen van de jonge arbeiders, werklozen en precairen in Spanje. Zij die de 'generatie 600 euro' genoemd worden hebben zich gespiegeld aan hun uitgebuite broeders aan de overkant van de Middellandse Zee en zijn op hun beurt massaal samengekomen op de centrale pleinen van 70 steden van het land, en met name in Madrid en Barcelona, om de strijd in hun eigen handen te nemen. "Van het Tahrirplein naar de Puerta del Sol" of "Wij ook zijn niet bang meer" zijn slogans die duidelijk getuigen van de invloed van de 'Arabische lente'. Maar deze jonge verontwaardigden zijn veel verder gegaan in de ontwikkeling van de strijd.
Zij hebben grote collectieve discussies georganiseerd in een veelheid van vergaderingen (algemene of volksvergaderingen, vergaderingen van commissies of in de wijken,...). Ze hebben uitdrukkelijk alle grote partijen van de bourgeoisie afgewezen, van links zowel als rechts, en ook de vakbondscentrales. We moeten opmerken dat de aanwezigheid van een 'socialistische' regering aan de leiding van het land, die zonder ophouden en hardhandig de levensvoorwaarden aanvalt, en het dagelijks 'verraad' vanwege de vakbonden dat die aanvallen vergezelt, geleid hebben tot een brede en diepe overdenking in de rangen van de uitgebuiten over de ware rol van die organisaties.
Natuurlijk vertoonde ook deze beweging zwakheden. In het bijzonder heeft de 'alter-mondialistische / anders-globale' ideologie, aanbevolen door ATTAC en Democracia Real Ya ! ('echte democratie nu !), deze beweging deels ontwapend door de slogan 'Geen partijen noch vakbonden' om te zetten in een verwerping van 'de politiek'. Dat 'apolitisme' zorgde ervoor dat alle klassieke linkse fracties (socialisten, trotskisten, anders-globalisten...) de beweging zijn binnengedrongen, dat ze de Algemene Vergaderingen en commissies geïnfiltreerd hebben om beter elke mogelijkheid tot massale uitbreiding van de beweging naar de gehele arbeidersklasse te verhinderen. Zo hebben ze aan allen opnieuw hun democratistische en reformistische ideologie kunnen opdringen. (2)
Toch zit deze beweging van de verontwaardigden vol beloften voor de komende strijd. Hij is er bvb. in geslaagd de sympathie en solidariteit te winnen van de arbeiders: in talloze bedrijven in Spanje zijn stakingen uitgebroken, werden algemene vergaderingen met debat gehouden op de plaatsen die door de jonge verontwaardigden bezet waren. En dat elan heeft de grenzen ruimschoots overschreden. In Frankrijk, in België, in Mexico, in Portugal, in China, in Duitsland, in de Verenigde Staten en vooral in Griekenland (3) waren en zijn er nog steeds regelmatige bijeenkomsten, hoewel veel kleiner, waar de solidariteit met de 'verontwaardigden' uitgesproken wordt, en de wil de strijd te organiseren. In Portugal kon men op plakkaten lezen : "Spanje, Griekenland, Ierland, Portugal : onze strijd is internationaal" (4). Maar het was nog eens in Spanje dat de rijping van het klassebewustzijn het duidelijkst was. In Valencia was de slogan te horen : "Deze beweging heeft geen grenzen !". In verschillende kampeerplaatsen werden manifestaties georganiseerd "voor de Europese Revolutie". Op 15 juni waren er steunbetogingen voor de strijd in Griekenland. Op 19 juni zijn op kleine schaal internationalistische slogans verschenen zoals "Vrolijke wereldwijde eenheid" of, in het Engels, "World Revolution". Op het Plein van Catalonië, in Barcelona, verklaarden jongeren in een algemene vergadering van de commissies :"Wij vechten niet voor een onmiddellijke overwinning, maar wel om de toekomst voor te bereiden".
Het gaat hier om een zeer belangrijke stap vooruit. Natuurlijk is deze bewustwording dat de uitgebuiten van de hele wereld in feite in hetzelfde schuitje zitten, dat ze allemaal gebrandmerkt zijn door dezelfde kapitalistische uitbuiting, dat er zonder een internationale strijd van het proletariaat geen uitweg is... dat alles wordt natuurlijk nog niet gedragen door alle proletariërs en in alle landen. In Griekenland bvb. loopt de beweging op dat punt gevoelig achter op die van de verontwaardigden in Spanje : de vele Griekse nationale vlaggen, de nationalistische en anti-Duitse slogans die de richting aangeven van de betogingen in Athene bewijzen dat. Maar in het algemeen maakt het internationalistisch gevoel een trage maar zekere opmars in de hoofden van de uitgebuiten. Jarenlang was wat men de 'globalisering van de economie' noemt voor de linkse bourgeoisie een middel om nationalistische reflexen op te wekken. In haar praatjes eiste ze de 'nationale onafhankelijkheid' tegenover die 'staatloze' markten. Anders gezegd : ze stelde de arbeiders voor zich nog nationalistischer op te stellen dan de bourgeois zelf ! Met de ontwikkeling van de crisis, maar ook dankzij de popularisatie van Internet, de sociale netwerken, enz., begint de proletarische jeugd de zaken om te keren. Er komt een gevoel op dat stelt dat tegenover de globalisering van de economie er geantwoord moet worden door een internationale 'globalisering' van de strijd. Tegenover een wereldwijde economische crisis en ellende, is het enige mogelijke antwoord de wereldwijde strijd.
Tot nu toe was het dus het proletariaat in Spanje dat de methodes en eisen het verst gedreven heeft die ons in de toekomst zullen toelaten ons in de strijd als klasse te verenigen, ons collectief te organiseren en stukje bij beetje een krachtsverhouding in ons voordeel op te bouwen. Dat is zeker geen toeval. Spanje is een land dat brutaal door de economische crisis getroffen wordt, maar ook en vooral is het een democratisch land van West-Europa. De proletariërs in Spanje maken deel uit van de meest ervaren bataljons door de decennia van strijd, overwinningen, nederlagen en bittere ervaringen. In de centrale landen van West-Europa wordt de arbeidersklasse met de meest gesofis-tikeerde democratische valstrikken geconfronteerd . In dit deel van de wereld (en met name in de Schengenzone), bestaande uit een mozaïek van nationale staten, stelt zich het duidelijkste de kwestie van het internationalisme. Het is op het oude Europese continent, daar waar het kapitalisme ontstaan is en waar de bourgeoisie het sterkst en het meest ervaren is op ideologisch vlak, dat de uitgebuite klasse een vooruitzicht zal kunnen openen en het signaal geven voor de proletarische wereldrevolutie.
Dat houdt niet in dat de proletarische gevechten in andere delen van de wereld niets kunnen bijbrengen voor de proletariërs in West-Europa, verre van daar ! De arbeidersklasse is een internationale klasse, de klassestrijd bestaat overal waar proletariërs en kapitaal tegenover elkaar staan. De lessen uit alle conflicten zijn waardevol voor het geheel van het wereldproletariaat, waar ze ook mogen ontbranden. In het bijzonder zal de ervaring van de strijd in de landen van de periferie steeds meer de strijd beïnvloeden in de centrale landen, zoals we met Tunesië en Egypte gezien hebben. De vastberadenheid, de voorbeeldige moed en het massale karakter van de revolte van de uitgebuiten in Tunesië en Egypte betekende een aanmoediging voor de strijd van de uitgebuiten in Spanje en in alle andere landen (bvb. in Groot-Brittannië).
Maar het proletariaat dat leeft in West-Europa draagt een bijzondere verantwoordelijkheid. Zijn 200 jaar ervaring moeten het toelaten de weg uit te stippelen voor de revolutie voor alle uitgebuiten ter wereld. Het moet erin slagen, zoals het op aarzelende wijze begint te doen, de strijdmethodes voorop te stellen die als enige de gehele arbeidersklasse in staat zullen stellen zich collectief te organiseren, haar eigen lot in handen te nemen. Het moet in het bijzonder voor zijn klassebroeders in de landen aan de periferie het ware gelaat ontmaskeren van de burgerlijke democratie door haar gevaarlijkste en meest doortrapte valstrikken te verijdelen : de democratische, reformistische, verkiezings- en vakbondsillusies.
Dit is geenszins een 'eurocentristische' visie. De wereld van de bourgeoisie heeft zich vanuit Europa ontwikkeld, ze heeft er het oudste proletariaat ontwikkeld, dat daardoor de grootste ervaring heeft opgebouwd. Het is de bourgeoiswereld die op dit kleine stuk aarde zoveel hoogontwikkelde naties heeft geconcentreerd, wat de ontplooiing van een internationalisme in de praktijk des te gemakkelijker maakt, het samenvoegen van de proletarische gevechten in verschillende landen.
Sinds enkele eeuwen heeft de geschiedenis het hart van de kapitalistische wereld gesitueerd in West-Europa. Daar zette het kapitalisme zijn eerste stappen en daar zal ook de proletarische wereldrevolutie de hare zetten.
In deze laatste maanden van strijd, van Noord-Afrika tot West-Europa, via China en de Verenigde Staten, werd eens te meer bewezen dat het proletariaat één en dezelfde klasse is over de gehele planeet, dat het in alle landen dezelfde strijd voert voor de bevrijding van de mensheid, zonder onderscheid van ras, nationaliteit of religie. Zoals Engels in 1847 schreef in zijn Beginselen van het Communisme : "De grote industrie heeft, alleen al doordat ze de wereldmarkt heeft geschapen, alle volken van de aarde, en met name de geciviliseerde, zodanig met elkaar verbonden, dat elk volk apart afhankelijk is van dat wat bij een ander volk gebeurt. Ze heeft voorts in alle beschaafde landen de maatschappelijke ontwikkeling zozeer aan elkaar gelijk gemaakt, dat in al deze landen bourgeoisie en proletariaat de beide doorslaggevende klassen van de maatschappij zijn geworden, de strijd tussen beide de voornaamste strijd van de dag is geworden. De communistische revolutie zal dan ook geen louter nationale revolutie zijn, maar ze zal er een zijn, die in alle beschaafde landen, d.w.z. althans in Engeland, Amerika, Frankrijk en Duitsland gelijktijdig plaatsvindt. (...) Ze zal op de overige landen van de wereld eveneens een belangrijke invloed uitoefenen en een volledige verandering en sterke versnelling betekenen van de wijze, waarop ze zich tot dan toe hebben ontwikkeld. Ze is een universele revolutie en zal zich dan ook op een universeel terrein afspelen.." nProletariërs aller landen, verenigt u!
Pawel /1.6.2011
1)Lees het artikel over Syrië, p.5
2)Lees artikel over de valstrik van het apolitisme, p.3
3)Talrijke artikels in onze pers en op de site op internet gaan dieper in op de verschillende strijdmomenten waarin de uitgebuiten in deze verschillende landen de laatste maanden betrokken waren.
4)Elementen overgenomen van de Spaanse website https://www.kaosenlared.net/ [92]
5)Grote delen van dit gedeelte zijn overgenomen uit ons artikel "Het proletariaat van West-Europa in het centrum van de veralgemening van de klassestrijd" dat dateert uit 1982. Dit heeft volgens ons geenszins zijn kracht en actualiteit verloren en wij raden ten zeerste aan het te lezen.
In het verlengde van de lenteopstanden in de Arabische landen, ging de Syrische bevolking medio maart eveneens de straat op om het vertrek te eisen van haar opperste leider en voor een 'democratische' regime. Deze beweging onder het volk, die haar buik meer dan vol heeft van de steeds ondraaglijkere levensomstandigheden die hen worden opgelegd door de junta - de navolger van het regime van Hafez-al-Assad, 'de woestijnvos', en vader van de huidige dictator - wordt sedertdien onophoudelijk beantwoord met een gewelddadige repressie. Tot nu toe zijn er 1600 doden, men weet niet hoeveel gewonden, en 12.000 vluchtelingen, die hoofdzakelijk naar Turkije maar ook met honderden naar Libanon zijn gevlucht. Deze blinde repressie wil terreur zaaien en ten overstaan van de wereld duidelijk laten zien dat Bachar al-Assad vast van plan is om, ondanks alle tegenkanting, te blijven zitten. De water-, elektriciteit- en voedselvoorziening wordt in hele dorpen en stadjes, 'als voorbeeld', dat wil zeggen zomaar, afgesneden. En terwijl de inwoners op hun vlucht voor het machtsmisbruik door de Syrische soldatenbendes worden omgebracht. De 'opstandige' steden worden gebombardeerd. De toevlucht tot folterpraktijken, voorheen al dagelijkse kost, neemt nu afschuwelijke proporties aan. Laten we niet vergeten dat het juist die praktijken waren, waar vijf kinderen aan blootgesteld werden die, medio maart, mede het lont hebben aangestoken van de volksopstand. De ordestrijdkrachten schieten er tijdens de betogingen systematisch op los. In de buitenwijken van Damascus nemen de wraakacties van het leger in intensiteit toe of liggen de inwoners onder het vuur van sluipschutters, die voor de gelegenheid gerekruteerd zijn. De situatie is zelfs zo afschuwelijk geworden dat militairen blijken te deserteren. Deze desertie wordt in bloed gesmoord, zoals op 5 juni van Jisr Al-Chouhour waar het ernaar uit zag dat 120 deserteurs door het leger zelf werden omgebracht. De regering heeft zich natuurlijk gehaast om deze moorden op de rekening van "de gewapende terroristen te zetten die overal chaos zaaien". Dit is trouwens het voorwendsel dat, in zijn toevlucht tot repressie, voortdurend door het Syrische regime wordt gebruikt. Het doet ons al gauw denken aan de Verenigde Staten en zijn bondgenoten om de oorlog in Irak en in Afghanistan te rechtvaardigen, aan Rusland in Tsjetsjenië, enzovoort.
Momenteel speelt de Syrische staat de kaart van de verwarring. Terwijl de repressie onverbiddelijk tot heel het land wordt uitgebreid, belooft Bachar al-Assad voor 10 juli hervormingen, een hervormingsprogramma waarvan nog geen enkele regel officieel op werd papier gezet. Gezien de rampzalige economische situatie kan men zich afvragen wat hij anders zal kunnen bieden dan nog meer kogels voor de demonstranten. Bovendien, in een poging om elke tegenstand beter de mond te snoeren, probeert hij betogingen ten gunste van zijn persoon te organiseren, maar waarvan men niet goed weet of de deelnemers er echt vrijwillig aan deelnemen. Net zoals ten tijde van de massale manifestaties 'ter ere' van het stalinisme met het geweer in de rug; een stalinisme waarmee zijn vader, tijdens 'de Koude Oorlog' die de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie tegenover elkaar plaatste, lang heeft geflirt. Op 26 juni werd in Damascus zelfs een schijnbijeenkomst van 'tegenstanders' van het regime belegd, onder welwillend toezicht van de ordestrijdkrachten. Geen reden echter voor deze laatste om niet langer een hele bevolking 'tegenstanders' af te tuigen en te vermoorden. Dat alles lokt niemand, maar maakt het mogelijk om tijd te winnen.
Syrië dreigt eveneens en vooral de kaart te spelen van de uitbreiding van de chaos tot de ganse regio. De massale mobilisatie van het leger aan de Turkse grens, zijn brutale militaire expedities in dorpen, steeds dichter bij de grens met Turkije, terwijl deze zone verre van het epicentrum van de opstand is, zijn een duidelijk bericht van al-Assad aan de ganse 'internationale gemeenschap': geen inmenging of ik zaai wanorde. Terwijl Turkije zijn handen reeds vol heeft aan de gebieden die grenzen aan Iraaks en Iraans Kurdistan, terwijl het Turkse staatshoofd, Erdogan, zich ongerust maakt over een oplaaiend conflict aan zijn grenzen met Syrië en de reële humanitaire ramp die daar het gevolg van is, dreigt Damascus om het lont aan te steken en een nieuw front van militaire spanningen te openen. In dit steekspel staat Syrië in een machtspositie want de Turkse staat kan zich niet de minste uitglijder veroorloven, en ziet zich verplicht, ter verdediging van zijn eigen belangen, om de imperialistische orde ten noorden van het Midden-Oosten te handhaven. Hetzelfde geldt voor de druk die wordt uitgeoefend op Libanon. Door middel van de aanvallen op Kseir, in het gebied van Syrië dat grenst aan de Golanhoogte, maakt Damascus haar historische aanspraak bekend op het gebied dat reeds sinds de jaren 1970 oorzaak is geweest van tientallen jaren van oorlog en moordpartijen. En achter Libanon, schuilt nog een enorm probleem, namelijk Israël, dat zich onlangs hard heeft opgesteld met betrekking tot de Palestijnse kwestie en Libanon. Door spanningen in het zuiden van zijn territorium op te wekken, dreigt Syrië ook daar met een verergering van de oorlogsspanningen, die zonder twijfel meer gevolgen zullen hebben, alleen al door het feit dat het Israëlische staatshoofd, Netanyahou, een uitgesproken provocerend anti-Arabisch en anti-Palestijns beleid voert.
De ontwikkelde landen (Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Portugal), waarvan sommige reeds een maand geleden bij de VN 'een voorstel' hebben ingediend om tot een oplossing te komen, hebben goed begrepen dat men de situatie met handschoenen moest aanpakken. Want achter de potentiële chaos, die een verandering van regime in Syrië met zich kan meebrengen, dreigt de ganse regio immers plotseling terecht te komen in een ergere en oncontroleerbare barbarendom. Daarbij denken zij natuurlijk niet aan de bevolkingen noch aan hun welzijn, maar gaat het hen erom te proberen een zeer gevaarlijke situatie in bedwang te houden … gevaarlijk voor hun verschillende imperialistische belangen in de regio. Dat verklaart waarom al deze gepatenteerde 'mensenvrienden' in de wandelgangen op de borst kloppen (1) maar zonder te ver te gaan, want zij weten dat een militaire tussenkomst in Syrië een doos van Pandora opent, waarvan de afloop, met een stevig en geoefend Syrisch leger tegenover hen, meer dan onzeker is.
Niemand kan de toekomst voorspellen die voor bevolking van Syrië is weggelegd, en of de westerse staten, zoals Amerika dat 'de oppositie' sinds jaren ondersteunt, zich zullen inmengen. Waar geen twijfel over bestaat is dat de huidige ontwikkeling van de situatie in dit land en, zoals bepaalde commentatoren beweren, al of niet het directe resultaat van de actie van de Verenigde Staten, het centrum zal zijn van een gevecht tussen grote en kleine imperialisten, waarvan de bevolking de kosten zal mogen betalen. De formele tegenstand tegen elke tussenkomst door Rusland en China binnen de VN is een voorafspiegeling ervan. En, ongeacht het kamp dat de ene of de andere verdedigen, gaat het er slechts over om hun pionnen vooruit te schuiven en hun eigen belangen te beschermen, en niet om het lot van al degenen te verbeteren die de ellende en het geweld van de staatsrepressie ondergaan n
Wilma / 28.06.2011
1) Men kan hier gewag maken van de brief gericht aan de Veiligheidsraad van de VN, die onder meer werd ondertekend door Woody Allen, Umberto Eco, David Grossman, Bernard-Henry Levy, Amos Oz, Orhan Pamuk, Salman Rushdie en Wole Soyinka. Van al deze ondertekenaars, wier goede bedoelingen we niet in twijfel trekken, moet men die van Bernard-Henry Levy toch naar waarde schatten, wiens 'filosofische' werk al 20 jaar daarin bestaat om (op de diverse televisiekanalen) het Westen aan te sporen om zich te ontdoen van allerlei 'gespuis': Serviërs, Albanezen, Irakezen, Afghanen (aanhangers van Al-Qaïda en de Taliban) en nu Syriërs.
Internationalisme nr. 352 - 4e kwartaal 2011
“De Occupy-beweging vindt in de hele wereld plaats. Wij zijn de 99%. We zijn een vreedzame niet-hiërarchisch forum. We zijn het met elkaar eens dat het huidige systeem ondemocratisch en onjuist is. We hebben alternatieven nodig. Je bent uitgenodigd om met ons in debat te gaan: om een betere toekomst voor iedereen te scheppen.” Dit is de verklaring waarmee je begroet wordt, als je de website van Occupy Londen gevonden hebt. (1)
Ontegensprekelijk vinden de oproepen, samenkomsten en pleinbezettingen in de hele wereld hun inspiratiebron bij Occupy Wall Street dat oversloeg naar honderden steden in de Verenigde Staten, (2), alsook naar andere steden in heel Europa, en ook naar steden in Azië en Latijns Amerika. Zo zagen we ook de Occupy-golf over België en Nederland trekken. Deze beweging neemt in vele gevallen de vorm aan van de (al of niet voor langere tijd) bezetting van een centraal plein, gevolgd door open discussies, toespraken, getuigenissen, oproepen tot andere vormen van acties en protesten.
Dat de mensen, die deelnemen aan de bezettingen, oprecht bezorgd zijn over de situatie waarin de wereld verkeert, het economische en politieke gebeuren, staat buiten kijf. De talrijke websites, facebook- en twitterpaginas, de open discussies en verklaringen getuigen hiervan. Een aantal plaatsen in verschillende landen werden door kameraden van de IKS bezocht en zij namen actief deel aan de discussies die gaande waren. Onder de deelnemers aan het protest vinden we mensen die nog werken, vele anderen zijn werklozen of studeren.Velen sprekers geven uiting aan hun frustraties, hun ongenoegen, anderen proberen analyses te ontwikkelen. Klassieke ‘toespraken’ wisselen af met getuigenissen en steeds talrijker waren zij die echt een onderlinge discussie wilden op gang zetten tussen de aanwezigen. De bezettingen voorzien immers in iets dat niet in grote getale voorhanden is in de wereld – een openbare plek waar mensen vrij zijn om te komen en te discussiëren in open vergaderingen in een poging om de huidige situatie in de wereld te proberen te begrijpen.
Zoals de recente gebeurtenissen in Spanje en Griekenland hebben laten zien, zijn de algemene vergaderingen de zuurstof van de zelfstandige arbeidersstrijd. Zij vormen de plaats waar de politieke confrontatie, de verheldering en de overdenking plaats kan vinden. Maar laten we vooral in dit stadium vertrekpunt en vorm niet verwarren met de eindhalte. De weg is nog lang. Het duidelijkste voorbeeld van dit proces was de intensieve discussie in Spanje tussen degenen die ‘echte democratie’, een betere parlementaire democratie bepleitten, en degenen die een proletarisch perspectief naar voren brachten. “Er waren enkele ontroerende momenten als de sprekers heel opgewonden waren en bijna allen hadden het over revolutie over de verwerping van het systeem, over een radicale verandering (in de zin van ‘tot de wortels van de kwestie gaan’, zoals één het zei).” (3)
Veel discussies rond de Occupyprotesten draaien nog steeds om twee kernthema’s: hoe de parlementaire democratie te ‘verbeteren’, om haar terug te winnen ‘voor de mensen’, tegen de rijken, de bankiers, de elite; en hoe sociale rechtvaardigheid - een meer gelijke verdeling - onder het kapitalisme teweeg te brengen. Zoals een kameraad in Engeland het stelde: “Ik vond uiteindelijk de bijeenkomst waar een discussie plaatsvond over democratie en waar ik vernam dat er in Spanje geen echte democratie bestaat …In deze bijeenkomst kregen de politici zo’n beetje de schuld van alles. Er waren een paar afwijkende stemmen die probeerden de kwestie van de economie naar voren te brengen, met de verwijzing dat de democratie in Groot-Brittannië niet beter is. En er waren enkele bizarre bijdragen aan de discussie inclusief het idee dat we het publiek moeten betrekken bij het openbare bestuur op dezelfde manier als ze worden aangeworven voor een juryrechtspraak …of we zouden beter managers in de regering kunnen hebben zoals in China …”
Tijdens de discussies en toespraken was er in een aantal plaatsen ook sprake om delegaties te sturen, onder andere naar arbeidersprotesten (elektriciens in Engeland, andere arbeidsconflicten in Spanje, staalarbeiders in België). Dit op een moment dat er, in zowel Engeland als in België en Nederland, ondanks de wijdverspreide vrees en woede, ontketend door de bezuinigingen die op ons neerdalen, weinig echte arbeidersreacties bestaan.
Het wordt steeds duidelijker dat de spontane energie van het eerste uur zowat overal op de terugweg is, zoals blijkt uit de algemene vergaderingen, die steeds meer de vorm aannemen van passieve echokamers van de “werkgroepen” en “commissies”, en waarin veel ervan lijken te worden gedomineerd door professionele activisten, ultralinkse militanten, enz.
De IKS heeft ook enkele beperkte bijdragen geleverd aan de discussie in de Occupy in België en Nederland. Onder meer (a) dat de manier waarop de politici zich gedragen niet wordt veroorzaakt door het verkiezingsstelsel, noch in Spanje noch in Nederland of België, maar doordat ze het kapitalisme verdedigen; (b) over de rol van de crisis, die niet alleen veroorzaakt wordt door de bankiers; (c) over het belang van algemene vergaderingen en de verwijzing naar de belangrijkste historische ervaringen.
De Occupybeweging in België, en in Nederland, zijn niet alleen veel beperkter in omvang dan de bewegingen in Spanje en de VS, maar ze had vooral veel meer moeite om tot werkelijke collectieve discussie te komen en vooral om diepgang te krijgen in haar zoektocht naar analyses en antwoorden op de actuele vraagstukken.
Heel wat ultralinkse groepen in België, in Nederland, net zoals in Engeland, hebben regelmatig geprobeerd om mee te surfen op de golf van de beweging om hun eigen agenda door te zetten in tal van speechen en werkgroepen. Dit was niet heel erg moeilijk, omdat de bijeenkomsten de vorm hadden van een vergadering, open voor iedereen, zonder veel struktuur. Ook was de beweging hier niet rijp genoeg om de pogingen van deze groepen om de beweging te monopoliseren tegen te gaan. Ook door een blinde afkeer van politieke spelletjes heerste er een schroom om politieke kleur te bekennen, verstopten velen zich achter een ‘a-politieke ideologie’ waardoor heel wat discussies al vlug vervlakten in slogantaal, het aanwijzen van ‘schuldigen’, en een reeks perspectiefloze protesten. Daardoor bleef de inhoud van veel discussies, op enkele positieve gevallen na, vaak beperkt tot een mengsels van reformistische, a-historische en mystieke bijdragen.
De occupy-beweging hier, maar ook in tal van andere landen is sterk gevoelig geweest voor zijn imago in de media. Inderdaad het ontbreken van een duidelijk bewustzijn dat ze zelf de uitbreiding en solidariteit moeten opzoeken en organiseren plaatste hen in een zwakke positie. De reactie van de belangrijkste media was meestal voorspelbaar: van titels met ‘gechocqueerd! afschuwelijk!’ tot artikels in de meer liberale c.q. linkse pers, die naar voren brachten dat deze bezettingen een impuls geven aan of een opkikker vormen voor een bezadigd democratisch systeem. Al met al heeft het grootste deel van de pers geprobeerd naar voren te brengen dat de politici zouden moeten ‘antwoorden’ op de ‘zorg’ van dit wettige protest. Maar door de afwezigheid van een vooruitzicht om in contact te komen met de bredere arbeidersklasse, werd de onvrede en woede, gevoed door de media en hoe ze de bezetting presenteren, een punt van fixatie.
Ook de dreiging van ontruiming en hoe je te verweren tegen het geweld op de plaatsen waar er permanent werd bezet, en de daarbij gepaard gaande repressie, is duidelijk een belangrijke zorg geweest. In veel plaatsen zoals in de VS heeft het ‘antwoord’ van de politici de vorm aangenomen van een harde onderdrukking. Maar toen ze in algemene vergaderingen discussieerden over hoe op de dreigende ontruiming te reageren, was de belangrijkste zorg de manier waarop de media hun verzet zouden neerzetten. Voorstellen om naar de arbeiders te gaan, ondersteund door onze kameraden ter plaatse, net zoals de herinnering van een andere deelnemer dat het doel verdergaat dan een eindeloos voortdurende bezetting, werden niet opgepikt. In feite werden beide voorstellen beschouwd als een afleiding.
We vrezen dan ook dat het grootste gevaar nu is dat de Occupybeweging in de val trapt van een hopeloze in zichzelf gekeerde dynamiek en de ultralinksen en de media de toekomst van de beweging laten bepalen.
Lac&WaRd / 20.11.2011
(1) https://Occupylsx.org [93]
(2) "Occupy Wall Street protests: the capitalist system itself is the enemy [94]".
(3) https://en.internationalism.org/icconline/2011/september/indignados [95]
De tekst die hier volgt, baseert zich voor een groot deel op een artikel van Internationalismo - de krant van de IKS in Venezuela. De feiten die onze kameraden rapporteren laten zien dat in alle landen dezelfde economische crisis heerst en dezelfde bezuinigingsmaatregelen worden doorgevoerd. De fracties, die aan de macht zijn, kunnen zich ‘liberaal’,’ progressief’ of ‘revolutionair’ voordoen, overal op de planeet worden de werkers aangevallen door hetzelfde ongebreidelde kapitalisme.
De officiële cijfers zelf en die van de CEPAL (Economische Commissie voor Latijns Amerika) en van de IMF, zijn allen genoodzaakt om de ernst van de economische crisis van het land te erkennen: Venezuela en Haïti (een van de armste landen van de wereld) waren de enige landen in Latijns-Amerika en in het Caribisch gebied, die in 2010 geen groei kenden. Voor Venezuela betekent dat het derde achtereenvolgende jaar van een achteruitgang van de BIP. Het land heeft de hoogste inflatie in de regio en één van de hoogste in de wereld: voor ieder van de afgelopen drie jaren, was die gemiddeld 27% en men schat dat hij in 2011 hoger zal zijn dan 28%. Ziedaar het inflatiepercentage dat de lonen en pensioenen van de werkers verandert in ‘zout en water’, evenals de hulp, die de staat uitgeeft aan sociale ondersteuning!
De maatregelen, die door Chavez genomen worden, verschillen in geen enkel opzicht van die van de meest ‘harde en reactionaire’ rechtse fracties van de planeet. De inkomsten uit de olie, die in 2011, na de Libische crisis, aanzienlijk zijn toegenomen, zijn niet voldoende om de vraatzucht van de staat verzadigen. Ze verdampen in ‘alternatieve’ plannen van de nationale begroting, direct en op een eigengereide manier gemanipuleerd door de regering (met als excuus om de ‘sociale uitgaven’ beweeglijker te maken). Ziedaar een regeringsvorm, die een omvangrijke vorm van corruptie mogelijk heeft gemaakt.Terwijl een groot deel van de werkers moet overleven van een beetje meer dan het minimuminkomen (het equivalent van150 dollar per maand), ontvangt de top van de bureaucratie van de staat, zowel de civiele als de militaire, hoge salarissen en ‘winsten’ om hun loyaliteit aan de regering te waarborgen.
De militaire uitgaven zijn verhoogd, met als excuus om zich te weren tegen de dreiging van ‘een imperialistische invasie door de yankees’, om zich meester te maken van de energiebronnen.
Net als de andere economieën in de wereld ziet Venezuela de staatsschuld exploderen. Deze schuld van 150 miljard dollar, een beetje meer dan 40% van het BIP, is nu nog beheersbaar, maar de economische specialisten signaleren dat, als ze in hetzelfde tempo toeneemt als nu, er een risico bestaat dat er binnen drie jaar een in gebreke blijven van betaling ontstaat. Venezuela zou zich dan dus in een identieke situatie bevinden als Griekenland, die de hulp vereiste van de Europese Unie en een ongekende bezuinigingspolitiek met zich meebracht.
Ziedaar de werkelijkheid van de ‘socialistische‘ politiek van Chavez:
- de devaluatie van de bolivar (nationale munt) met 65% in januari 2011, nadat hij begin 2010 al met 100% was gedevalueerd;- een permanente aanval op de lonen en de sociale uitkeringen;
- een drastische bezuiniging op de subsidies voor voeding en gezondheidszorg;- een verhoging van de elektriciteitstarieven met de rechtvaardiging om ‘verspilling van elektriciteit’ een halt toe te roepen. Deze maatregel zal op een dramatische wijze de kosten voor levensonderhoud beïnvloeden;
- een verhoging van de benzineprijs, de BTW en verschillende andere belastingen.Als gevolg van de inflatie hebben de lonen een aanzienlijke verslechtering ondergaan. Volgens CEPAL en de IAO (Internationale Arbeidsorganisatie), zijn de lonen van de Venezolaanse arbeiders in het eerste trimester van dit jaar reëel met meer dan 8% gedaald, in vergelijking met dezelfde periode van 2010. Zoals in vele andere landen is de precaire arbeid blijven toenemen, zowel in de publieke als in de privé-sector: volgens een recente studie, gedaan door de Katholieke Universiteit ‘Andrés-Bello’, heeft 82,6% van de arbeiders in Venezuela een precaire baan. Kortom, ondanks de vastberadenheid van het chavistische regime om de cijfers te vervalsen, is de toename van de armoede een realiteit.
Op het sociale vlak zijn zelfs de ‘Missies’, de sociale plannen bedacht door het chavisme in een poging om de ‘socialistische verworvenheden’ geloofwaardig te maken, door onder de meest armoedige lagen van de maatschappij kruimels uit te delen, beperkt geworden. Momenteel worden de plannen voor de gezondheidszorg, het onderwijs en de uitdeling van voedsel, enz. afgeschaft of zeer beperkt. Het is een feit dat het geheel van openbare voorzieningen met grote snelheid achteruit dondert. Ziedaar een realiteit, die zich voegt bij de schaarste aan verschil-lende basisvoedingsproducten, de constante verhoging van prijzen van de voeding en de noodzakelijke eerste levensbehoeften.
Het meest weerzinwekkend is zonder twijfel het feit dat, deze verschrikkelijke dagelijkse realiteit, zoals altijd onder het kapitalisme, wordt ondergaan door de arbeiders en de meest arme sectoren, terwijl de grote bazen van het regime en hun naasten leven in de grootse weelde. De gelijkenis met bepaalde Arabische en Afrikaanse landen is helemaal niet toevallig.
Ook het proletariaat van Venezuela heeft, langzaam maar merkbaar, deelgenomen aan de vooruitgang van de strijdbaarheid op internationaal vlak. De bourgeoisie van Venezuela heeft zich bovendien niet vergist, want ze heeft een groot deel van haar aanvallen tijdelijk uitgesteld, nadat ze gezien had hoe de arbeiders in Bolivia zich oprichtten. De regering in een ander Latijnsamerikaans land, dat van Evo Morales, heeft inderdaad in december vorig jaar nadat een verhoging van de benzineprijs was afgekondigd, een stap terug moeten doen toen ze geconfronteerd werd met de omvang van de protesten, die haar populariteit sterk aantastten. In Venezuela heeft het proletariaat van de olie-industie, die in 2003 een harde aanval had moeten ondergaan door ontslag van bijna 20.000 arbeiders, gedemonstreerd tegen het niet-nakomen van de cao . Er waren ook bijeenkomsten van de rijksambtenaren, in de gezondheidszorg en de centrale administratie, om een verhoging van de lonen te eisen en de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Nog belangrijker is de strijd die sinds twee jaar gevoerd door de arbeiders van het gebied van de ijzermijnen in Venezolaans Guyana, in het zuiden van het land, een regio waar een twintigtal zware industrieën van de staat geconcentreerd zijn en waar meer dan 100.000 arbeiders werken. In een poging om de arbeiders van deze zone te misleiden en hun strijdbaarheid af te leiden, heeft de regering geprobeerd om verschillende ‘socialistische’ productieplannen door te voeren: nadat geprobeerd was om in de ALCAS (aluminiumfabriek) “zelfbeheer” in te voeren en na Sidor te hebben genationaliseerd, probeert ze nu ‘arbeiderscontrole’ over de productie in te voeren.
Dit is een bewijs van de toename van de sociale protesten in 2011 die moeiteloos de 3000 protesten overstijgen berekend voor 2010, reeds een recordjaar vergeleken met daaraan voorafgaande jaren. Dit betekent een slinkende steun aan Chavez, vooral omdat deze protesten plaatsvonden onder de meest verarmde lagen, die de belangrijkste basis vormden voor de steun aan dit regime. Een recent en dramatisch voorbeeld is dat van de protesten van de families van de gevangenen in het land, die ongenadig onderdrukt werden door de repressiekrachten. Zij manifesteerden tegen de opeenhoping van de gevangenen en de onderdrukking in dezelfde instelling. Het barbaarse regime dat men in deze gevangenis ondergaat is slechts een ergere vorm van wat men dagelijks in het hele land ondergaat, vooral in de armste buurten. In de inmiddels 12 jaar durende “Boliviaanse revolutie” telt dit land meer dan 140.000 moorden. En Chavez durft dat, met een oneerbare aplomb, de ‘vreugdevolle revolutie’ te noemen!
De strijd van het proletariaat en zijn mobilisaties, vormen een ontmaskering van de zogenaamde ‘revolutie’ van de nieuwe burgerlijke elite, die Venezuela regeert. Alleen het verzet van de werkers in de verdediging van hun levensomstandigheden tegen de aanvallen van de staat, die zich baseert op vergaderingen die ertoe aanzetten om de werkers van de verschillende sectoren te verenigen, zal een referentiepunt kunnen worden voor de verarmde massa’s, die hun illusies over de chavisten al beginnen te verliezen. En zo zullen deze bewegingen het spoor vervoegen dat getrokken is door de arbeiders en de uitgebuite massa’s van Noord-Afrika, Griekenland of Spanje, van de beweging van de “Indignados”n
Naar Internationalismo / 30.07.2011
(1) de uitvoer naar de VS is zelfs nog toegenomen met 27,7% in het eerste trimester van 2011 ten opzichte van dezelfde periode in 2010. Hij vertegenwoordigt op dit moment 49% van het totaal van de uitvoer van Venezuela.
“Er zal een ineenstorting komen en het zal een flinke zijn”. “Absoluut niemand gelooft nog in reddingsplannen”. “Ze weten dat de markt belazerd wordt en dat de beurs aan zijn einde is”. “Het interesseert de traders geen moer hoe de economie gered kan worden”. “Deze economie is een kanker”. “Bereid je erop voor. We moeten er niet op hopen dat de regering de problemen zal oplossen. Regeringen regeren de wereld niet. Goldman Sachs regeert de wereld. Deze bank is niet geïnteresseerd in reddingsplannen”. “In minder dan 12 maanden, voorspel ik, zullen de spaartegoeden van miljoenen mensen verdwenen zijn en dat is nog maar het begin”. Deze uitspraken zijn gedaan door van een trader in Londen, Alessio Rastani, in een uitzending van de BBC op 26 september (1) Natuurlijk zijn we het eens met het sombere vooruitzicht dat deze econoom schetst. Het kapitalisme zal een duik maken, de crisis zal erger en nog vernietigender worden en een groeiend deel van de mensheid zal de gevolgen ervan voelen. Deze verklaring van Alessio Rastani geeft vooral voeding aan een van de grootste leugens van de laatste jaren: dat de wereld in de problemen is door de financiën en enkel door de financiën, dat: ‘Goldman Sachs de wereld regeert’. En alle linksen, ultralinksen en ‘antiglobalisten’ roepen in koor: “Het is verschrikkelijk. Hier ligt de oorzaak van al onze moeilijkheden. We moeten de controle over de economie terugnemen. We moeten grenzen stellen aan de banken en de speculatie. We moeten vechten voor een sterkere en meer menselijke staat!”
Het gaat hier niet om een kwestie van nuancering of terminologie. Er bestaat een fundamenteel verschil tussen de schuld geven aan het neoliberalisme of aan het kapitalisme. In het eerste geval heb je de illusie dat het uitbuitingssysteem hervormd kan worden. In het andere geval begrijp je dat het kapitalisme geen toekomst heeft en totaal vernietigd moet worden en vervangen door een nieuwe maatschappij. Als de heersende klasse, haar media en specialisten zoveel moeite doen om met de vinger te wijzen naar de onverantwoordelijkheid van het financiële systeem, dan proberen ze daarmee de overdenking over de noodzaak van een radicaal ander systeem af te leiden.
In de laatste jaren is iedere ineenstorting van de beurs gepaard gegaan met een affaire over een bedrieglijke trader. Naar aanleiding van het fiasco van de Franse Bank Société Générale in januari 2008, waarbij 4,82 miljard euro’s verdwenen waren, werd Jerome Kirviel aan de schandpaal genageld. De werkelijke reden, de bel op de huizenmarkt in de VS, werd daardoor naar de achtergrond gedrongen. In december 2008 werd er onderzoek gedaan naar de 65 miljard dollar fraude van Bernard Madoff, waardoor de aandacht werd afgeleid van de ineenstorting van de bankenreus Lehman Brothers. In september 2011 werd de trader Kweku Adoboli, verbonden aan de Zwitserse bank UBS, beschuldigd van een fraude van 2,.3 miljard dollar. Deze affaire kwam ‘bij toeval’ aan het licht toen de wereldeconomie opnieuw in volledige verwarring was.
De touwtjes, waar de banken aan trekken om hun eigen wandaden te rechtvaardigen, zijn juist een beetje te dik om niet op te vallen. Maar de intensieve mediacampagne maakt het mogelijk om de aandacht van iedereen te vestigen op de verrotte financiële wereld. Het beeld van deze speculerende haaien wordt gebruikt om onze hoofden te vullen en onze gedachten te benevelen.
Laten we een stap terugdoen en een ogenblik nadenken: hoe kunnen al deze verschillende gebeurtenissen enigszins verklaren dat de wereldeconomie op het punt staat ineen te storten? Hoe weerzinwekkend deze miljarden aan fraudes ook mogen zijn op een moment dat miljoenen mensen in de hele wereld doodgaan van de honger; hoe cynisch en schaamteloos de woorden van Alessio Rastani ook mogen zijn, niets van dit alles verklaart de omvang van de crisis die momenteel iedere sector en alle landen raakt. Er is niets nieuws onder de zon. Vanaf het moment van zijn ontstaan is het kapitalisme nooit anders dan een systeem van onmenselijke uitbuiting geweest.
De barbaarse en bloedige plundering van Afrika en Azië in de 18een 19eeeuw is daar een tragisch bewijs van. Het schofterige bewind van de traders en de bankiers zegt ons dus niets over de huidige crisis. Als scheefgelopen financiële overeenkomsten nu resulteren in kolossale verliezen en banken soms op de rand van de afgrond brengen, is dat werkelijk het gevolg van de kwetsbaarheid van de economische crisis en niet andersom. Toen Lehmnan Brothers in 2008 bankroet ging was dat niet het gevolg van een onverantwoordelijk investeringspolitiek maar omdat de Amerikaanse huizenmarkt in de zomer van 2007 ineenstortte en omdat deze bank nog massa’s schulden had uitstaan, die waardeloos waren geworden.
De kredietbeoordelaars liggen ook onder vuur. Aan het eind van de 2007 werden ze beschuldigd van incompetentie omdat ze de omvang van de schulden van de nationale staten negeerden. Momenteel worden ze beschuldigd van het tegenovergestelde, van teveel aandacht te schenken aan de schulden in de Eurozone (Moody’s) en aan die in de VS (Standard and Poor’s).
Het is waar dat deze beoordelaars bijzondere belangen hebben, en dat hun beoordeling niet neutraal is. De Chinese kredietbeoordelaars waren de eerste om de kredietwaardigheid van de Amerikaanse staat naar beneden bij te stellen, en de Amerikaanse kredietbeoordelaars zijn het strenger voor Europa dan voor hun eigen land. Het is waar dat met iedere bijstelling naar de beneden, de financiers de gelegenheid aangrepen om te speculeren, en eerder de verslechteren van de economische situatie nog versnelden.
Maar de werkelijkheid is dat de beoordelingen die al deze kredietbeoordelaars geven, veel te gunstig zijn in verhouding tot het werkelijke vermogen van de banken, de bedrijven en de landen om hun schuld terug te betalen. Om paniek te voorkomen hebben deze kredietbeoordelaars er belang bij niet al te kritisch te zijn.
Als ze de beoordelingen naar beneden bijstellen, dan doen ze dat om een minimum aan geloofwaardigheid te handhaven. De ernst van de situatie, waar de wereldeconomie mee geconfronteerd wordt, helemaal te ontkennen zou te grotesk zijn en niemand zou hen geloven: om de wezenlijke problemen van het systeem toe te dekken van het standpunt van de heersende klasse is het slimmer om bepaalde zwakheden te erkennen. Allen die de kredietbeoordelaars nu beschuldigen zijn zich daar goed bewust van. Als ze klagen over de kwaliteit van de thermometer, dan is dat om iedere overdenking te voorkomen over de vreemde ziekte die het wereldkapitalisme treft, uit angst om toe te geven dat de ziekte niet te genezen is en steeds erger wordt.
De kritiek op de traders en de rating agentschappen is een deel van een veel groter propagandacampagne over de gekte en de oververhitting van de financiële sector, zoals altijd is de leugenachtige ideologie gebaseerd op een element van waarheid; het kan niet ontkend worden dat de wereld van de financiën inderdaad een zwaarlijvig en toenemend irrationeel monster is geworden.
Bewijzen zijn er ten overvloede. In 2008 was de som van de wereldwijde financiële transacties toegenomen tot 2.200.000 miljard dollar, tegen een Bruto Nationaal Product op wereldschaal van 55.000 miljard. (2) De speculatieve economie is daardoor 40 keer groter dan de zogenaamde ‘echte’ economie. En deze miljarden zijn in de afgelopen jaren in toenemende mate geïnvesteerd in dolle en zelfvernietigende beleggingen. Een sprekend voorbeeld: het short sale-mechanisme. Waar draait dit om? “Bij short sale begint men met het verkopen van een waarde dat men niet bezit voor een bepaalde prijs om het later terug te kopen voor een lagere prijs. Het doel van deze truc is klaarblijkelijk het verkopen van een aandeel voor een bepaalde prijs om het later terug te kopen voor een lagere prijs om het verschil te incasseren. Zoals we zien is dit precies het tegenovergestelde van iets kopen en het dan verkopen”(3)
Concreet, short sale betreft een enorme stroom van financiële speculatie rondom bepaalde waarden, gokkend op een daling van haar waarde en dit kan soms leiden tot een val van het beoogde aandeel. Dit is nu een schandaal geworden en een heleboel politici en economen vertellen ons nu dat dit het grootste probleem is, DE oorzaak voor het bankroet van Griekenland of de val van de euro. Hun oplossing is eenvoudig: verbied short sale praktijken en alles zal beter gaan dan het ooit is geweest in de wereld. Het is waar dat short sale een pure dwaasheid zijn en dat het de vernietiging versnelt van hele delen van de economie. Daar gaat het ze om: het doet het louter versnellen en het is niet de oorzaak. Er is allereerst een om zich heen grijpende economische crisis voor nodig om dit soort deals zo winstgevend te kunnen maken.
De kapitalisten spelen in toenemende mate in op een inkrimpende markt en niet langer op een stijging. De investeerders zijn erop uit om op korte termijn ‘te scoren’, zonder enige zorg om levensvatbaarheid op de lange termijn van ondernemingen en in het bijzonder fabrieken, omdat er bijna geen industriële sectoren zijn die op lange termijn winst kunnen verzekeren. En hier raken we, uiteindelijk, het hart van het probleem: de zogenaamde ‘werkelijke’ of ‘traditionele’ economie die al tientallen jaren een troep is. Kapitaal vlucht uit deze sfeer omdat daar steeds minder winst te behalen valt De wereldeconomie is verzadigd en de waren kunnen niet meer worden verkocht, de fabrieken produceren en accumuleren niet voldoende meer. Het resultaat is dat de kapitalisten hun geld investeren in speculatie, de ‘virtuele’ economie. Vandaar de oververhitting van de financiële sector, die juist een symptoom is van de ongeneeslijke ziekte van het kapitalisme: de overproductie.
Zij die strijden tegen het neoliberalisme zijn het er ook mee eens dat de werkelijke economie in diepe moeilijkheden verkeert. Voor hen, ‘is het Goldman Sachs die de wereld regeert’. Zij zetten zich in voor een beetje meer staat, meer legale kaders, meer sociale politiek. “Met meer staatscontrole over de financiën, kunnen we een nieuwe economie opbouwen, socialer en meer welvarend”.
Een beetje ‘meer staat’ maakt niet mogelijk om de economische problemen van het kapitalisme op te lossen. Laten we het nog maar een keer zeggen: wat dit systeem ondermijnt is haar tendens om meer waren te produceren dan de markt kan opnemen. Tientallen jaren zijn ze erin geslaagd om de verlamming van de economie te voorkomen door een kunstmatige markt te scheppen, gebaseerd op schuld. Met andere woorden: sinds de jaren 1960 heeft het kapitalisme op krediet geleefd. Dit is de reden waarom huishoudens, ondernemingen, banken en staten gebukt gaan onder een grote berg schulden waarom de huidige recessie de ‘kredietcrisis’ wordt genoemd. Wat hebben de staten, sinds de ineenstorting van Lehman Brothers nu gedaan via hun centrale banken, in het bijzonder de FED en de ECB? Ze hebben miljarden dollars in de economie gepompt om verdere faillissementen te voorkomen. En waar komen al die miljarden vandaan? Van nieuwe schulden! Alles wat ze doen is het verplaatsen van privé-schulden naar de publieke sector, en bereiden zo de grond voor het faillissement van gehele staten, zoals we al zien met Griekenland. (4)
Niet zo vlug! De staat is altijd al de slechtste van de bazen geweest. Nationaliseringen zijn nooit goed nieuws geweest voor de arbeiders. Na de WOII had de grote golf van nationalisaties tot doel het industriële apparaat nieuw leven in te blazen, dat vernietigd was en dat gepaard ging met een opdrijving van het werktempo. Thorez van de Kommunistische Partij van Frankrijk en vicepresident in de regering De Gaulle lanceerde de beroemde oproep aan de arbeiders: “Als de mijnwerkers sterven, zullen de vrouwen hen vervangen” en “haal de buikriem aan voor de nationale wederopbouw”.
Sinds de ervaring van de Commune van Parijs in 1871hebben de kommunisten altijd de nadruk gelegd op de diepgewortelde rol van de staat tegen de arbeiders. “De moderne staat is, hoe zijn vorm ook moge zijn, in wezen een kapitalistische machine, de staat van de kapitalisten, de ideële universele kapitalist. Hoe meer productiekrachten hij als eigendom overneemt, des te meer wordt hij werkelijk universeel kapitalist en des te meer staatsburgers buit hij uit. De arbeiders blijven loonarbeiders, proletariërs. De kapitaalsverhouding wordt niet opgeheven, zij wordt veeleer op de spits gedreven.” . Engels schreef deze regels in 1878, die laten zien dat de staat toentertijd al bezig was de hele economie over te nemen. Sinds die tijd is het staatskapitalisme alleen maar sterker geworden: elke nationale bourgeoisie is gerangschikt achter haar staat om de ongenadige internationale handelsoorlog te voeren.
Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika (de BRICS) hebben in de laatste jaren een opmerkelijk economisch succes laten zien. China in het bijzonder wordt nu beschouwd als de tweede economische macht in de wereld en velen denken dat het de VS spoedig zal onttronen. Deze flamboyante prestatie bracht de economen ertoe hun hoop te stellen op deze groep landen als de nieuwe locomotief voor de wereldeconomie. De antiglobalisten zien hierin wel een reden in om zich te verheugen; omdat naar hun mening het overwicht van het neoliberalisme van de VS de ergste plaag is. De opkomst van de BRICS zou leiden tot een meer evenwichtige eerlijkere wereld. Deze hoop in de ontwikkeling van de BRICS, gedeeld door de bourgeoisie en de ‘anders-globalisten’, is niet alleen komisch; het laat ook zien hoe diep zij verankerd zitten in de kapitalistische wereld
Deze hoop zal vervliegen. Er is een vleugje déjà-vugevoel wat betreft dit ‘economische wonder’ gedoe. Argentinië en de Aziatische tijgers in de jaren 1980 en 1990, of meer recent Ierland, Spanje, IJsland werden allen op verschillende momenten voorgesteld als ‘economische wonderen’. En net als alle wonderen, bleken ze bedriegerij te zijn. Al deze landen dankten deze snelle groei aan de ongebreidelde toename van de schulden. Ze kwamen daarom allemaal aan hetzelfde hachelijke einde: recessie en faillissement. En het zal hetzelfde zijn met de BRICS. De president van China’s Intvestment Corp, Gao Xiping, heeft onlangs verklaard: “Wij zijn geen verlossers. We moeten eerst onszelf verlossen.” Duidelijker kan het niet gesteld worden!
Het kapitalisme kan niet langer hervormd worden. Om realistisch te zijn moet je toegeven dat alleen de revolutie de ramp kan voorkomen. Het kapitalisme is, net als de slavenmaatschappij en de lijfeigenschap voor hem, een systeem van uitbuiting, dat gedoemd is om ten onder te gaan. Nadat het zich tweehonderd jaar had ontwikkeld en uitgebreid, vooral in de 18e en 19e eeuw, nadat het de hele wereld had veroverd, opende het kapitalisme met veel geraas haar periode van verval, toen het WOI ontketende. De grote depressie van1930 en de verschrikkelijke slachting van de WOII bevestigde dat het systeem out of date was. Maar vanaf de jaren 1950 hebben zich niet meer van die ernstige crises voorgedaan als die in 1929. De bourgeoisie heeft geleerd hoe ze de schade kan beperken en de economie kan doen herleven, iets wat velen doet geloven dat de crisis van vandaag een zoveelste nieuwe episode is in de reeks van op en neergaande bewegingen en dat de groei eens weer terug zal komen, zoals die het de laatste 60 jaar zo een beetje heeft gedaan.
In feite hebben de achtereenvolgende recessies het pad geëffend voor het drama van vandaag. Iedere keer is de bourgeoisie er in geslaagd om de economie weer aan de gang te krijgen door de sluis van krediet open te zetten. Ze is er echter nooit in geslaagd tot de wortel van het probleem door te dringen: de chronische overproductie. Alles wat ze gedaan heeft is de dag van de afrekening uit te stellen door haar toevlucht te nemen tot het krediet en nu verstikt het systeem onder het gewicht van al die schulden. Geen enkele sector of staat wordt gespaard. Deze vlucht vooruit in de schulden bereikt haar grenzen. Betekent dit dat de economie volledig tot staan gaat komen? Zeer zeker niet. De bourgeoisie heeft slechts de keuze tussen de cholera en de pest: drastische bezuinigingen of een monetaire impuls. De eerste leidt tot een omvangrijke recessie, de twee tot een oncontroleerbare inflatie.
Van nu af aan is de periode van de korte periodes van recessie en lange periodes van opleving, gefinancierd door het krediet, achter ons: werkloosheid zal de pan uitrijzen en armoede en barbarendom zal dramatisch om zich heen grijpen. Als er al perioden van herstel zijn dan zullen ze niet veel meer voorstellen dan een kortstondig buiten adem geraken, gevolgd door nieuwe economische rampen. Iedereen die het tegendeel beweert, is een beetje als de zelfmoordenaar die van de top van de Empire State Building afspringt en bij ieder verdiep in zijn val verklaart ‘dat het tot zover wel goed gaat’. Zal de mensheid ten onder gaan of zal ze in staat zijn een nieuwe wereld op te bouwen van solidariteit en wederzijds dienstbetoon, zonder klassen, staat, uitbuiting. Zoals F. Engels meer dan een eeuw geleden schreef “de burgerlijke maatschappij wordt geconfronteerd met een dilemma: overgang naar het socialisme of terugval in het barbarendom”.De sleutel naar de toekomst ligt in de handen van de arbeidersklasse, van haar strijd om de werkenden, de werklozen, de gepensioneerden en jonge mensen in precaire banen te verenigen.
Naar een artikel van Pawel / 29.09.2011(5)
(1) https://www.bbc.co.uk/news/av/business-15059135 [102]
(2) www.jacquesbgelinas.com/index_files/Page3236.htm [103]
(3) https://www.abcbourse.com/apprendre/1_vad.html [104]
(4) Het idee van ‘meer Europa’ of ‘meer wereldregering’ is nog een impasse. Of ze alleen handelen of met anderen, staten hebben geen werkelijke en duurzame oplossing. Hun samenwerking mag hen in staat stellen de toename van de crisis een beetje te verlangzamen, net zoals hun onderlinge verdeeldheid haar versnelt.
(5) het volledige artikel staat op fr.internationalism.org [105]
Maar tegelijkertijd moet men zich ook bewust zijn van de objectieve limieten van deze strijd. In tegenstelling tot wat de bourgeoisie en hun gezagsgetrouwe media ons vertellen, is deze beweging nooit een ‘revolutie’ geweest. Wie is er vandaag aan de macht? Het leger! En aan het hoofd van de staat nemen ze de meest reactionaire, repressieve beslissingen en gericht tegen de arbeiders. Zo hebben zij bijna onmiddellijk een nieuwe wet ingevoerd die de stakingen verbiedt. De arbeiders die in Egypte leven hebben dat trouwens ogenblikkelijk begrepen. Zij hebben zich niet in slaap laten sussen door de verandering van het masker van het regime, zij hebben hun strijd ter verdediging van hun levensomstandigheden voortgezet. Sinds eind september is er zelfs een nieuwe golf van ontevredenheid en contestatie.
Tienduizenden textielarbeiders zijn zowat overal in het land in staking gegaan, evenals een groot deel van de 100.000 dokters, de helft van de 200.000 gezondheidstechnici van de hospitalen, 4.000 dokwerkers van een van de havens aan het Suez-kanaal, plus de helft van de 1,7 miljoen leerkrachten van het land. Deze staking van de leerkrachten is veelbetekenend voor de onmetelijke woede die het land overspoelt, daar het gaat om hun eerste nationale staking sinds 1951 en daar ze zelfs zijn overgegaan tot het bezetten van een aantal regeringsgebouwen. In Cairo waren ook 45.000 autobuschauffeurs, mechaniekers en ticketcontroleurs in staking. Sommigen onder hen hebben zich aangesloten bij de betogingen van de leerkrachten in een belegering van het regeringsgebouw.
De spectaculaire strijdgolf, die het hele land begin 2011 had doen trillen was na het vertrek van Moebarak en de aankondiging van de nieuwe maatregelen door de nieuwe militaire heersers bijna helemaal uitgedoofd. Maar omdat ze zich natuurlijk nooit aan al deze beloften hebben gehouden, barste de woede opnieuw uit. Al-Masry Al-Youm beschreef het op 15 september als volgt: “De economische en politieke eisen, die niet werden ingewilligd, hebben de woede van de arbeiders van Egypte doen aanhouden” en “Volgens de analisten weerspiegelt het recent opduiken van wijdverspreide stakingen, een diepgaande desillusie over het proces van de overgang naar de democratie, waarbij de arbeiders steeds meer voelen dat de verbetering van hun economische en politieke levensomstandigheden ijdele beloften van de revolutie geweest zijn”. Als voorbeeld van ‘de verbetering van hun economische levensomstandigheden’, hebben de massa’s de inflatie zien exploderen, met als voorbeeld een stijging, vanaf januari, van de prijzen voor levensmiddelen met 80%!
Een van de belangrijkste valstrikken, die de arbeidersklasse in Egypte te wachten staat, is de illusie verdedigd te worden door de macht van nieuwe zelfstandige vakbonden. Sinds het vertrek van Moebarak zijn er ten minste 130 vakbonden opgericht. Dat was niet onverwachts, daar de officiële vakbonden een integraal onderdeel vormden van de staatsmachine. Maar oud of jong, de vakbonden keren zich altijd tegen de arbeidersstrijd. Deze nieuwe ‘onafhankelijke’ vakbonden hebben zich al als waardige opvolgers getoond van de oude, door voortijdig de stakingen te beëindigen en de ontwikkeling van de beweging te ondermijnen met een propaganda voor een ‘meer democratisch kapitalisme’. Recent zijn er grote betogingen geweest om ‘de revolutie te eisen’. De acteur Sean Penn, was onder meer op het Tahrirplein. Deze betogingen, die zich keren tegen de huidige regering, eisen... een kalender voor de verkiezingen! Het gevaar dat hierin schuilt voor de arbeidersklasse is dat ze in de greep raakt van dat soort strijd tussen de militaire en democratische fracties.
De laatste stakingsgolf toont een kracht, die zich zou kunnen ontwikkelen, op voorwaarde dat ze niet wordt afgeleid in een democratische impasse n
Car / 1.10.2011
De massale straatbetogingen in Israël schijnen, voorlopig althans, op hun retour. Het sociale vraagstuk, dat zich luid liet horen rondom de kwestie van de huisvesting, de inflatie en de werkloosheid, is eens te meer op een laag pitje gedraaid om de nationale kwestie naar voren te schuiven.
In het bezette deel van Jordanië, zijn er botsingen geweest tussen Israëlische soldaten en Palestijnen, die hun steun betuigden aan de kandidatuur van de ‘Autoriteit voor de bevrijding van Palestina’, om bij de VN als lidstaat te worden aanvaard.In Qalandia, een grote Israëlische controlepost tussen Transjordanië en Jeruzalem, hebben de Israëlische troepen met traangas geschoten om Palestijnse stenengooiers uiteen te drijven. De botsingen hebben meerdere uren geduurd en ongeveer 70 Palestijnen werden gewond door rubber of metalen kogels of hebben geleden onder het inademen van het traangas. Dit scenario heeft zich op talloze plaatsen afgespeeld. Volgens getuigen en een militair rapport, hebben de Israëlische soldaten een Palestijn gedood in de buurt van het dorp Ousra, in Transjordanië, tijdens een incident tussen dorpelingen en Israëlische kolonisten.
Een jaar eerder, in september, ontketende de gewelddadige aanval op de ambassade van Israël in Egypte, Israëlische luchtaanvallen op Gaza, die leidden tot doden bij de Egyptische grenswachters.De pogingen van de regering om de aandacht van de betogers af te leiden van hun economische en politieke eisen door het zwaaien met het ‘Palestijnse vraagstuk’ en de anti-Israëlische gevoelens, hebben weinig succes geoogst. Volgens een artikel van Nadim Shehadi, in de New York Times (van 25 september), “werd zelfs de recente aanval tegen de Israëlische ambassade in Cairo door velen gezien als een manier op een vervolg van de betogingen van het Tahrirplein af te leiden”. Er waren aanwijzingen, die lieten vermoeden dat er werd samengespannen tussen de regering en de politie in die aanval, die ook nog samenviel met een bezoek van de Turkse Eerste Minister Erdogan. Die is er op uit om een nieuwe anti-Israëlische as te creeeren in het Midden-Oosten tussen Turkije en Egypte. In ieder geval droeg de plundering van de ambassade er zeker toe bij om de aandacht af te leiden van een nieuwe golf van onvrede tegen het regime, die opineuw leidde tot een golf van arbeidersstakingen.
Onder diegenen die beweren tegen het huidige kapitalistische systeem te zijn, zijn er velen die menen dat, zolang de nationale kwestie niet geregeld is in Israël en Palestina, het nooit mogelijk zal zijn om in de regio te komen tot een ‘normale’ klassenstrijd, die de arbeiders en de onderdrukten zou samenbrengen, onafhankelijk van hun nationaliteit en religie, tegen de kapitalisten van alle landen.
Er bestaan verschillende benaderingen over de manier waarop het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk kan worden opgelost: een deel van links toont zich meer bereid tot het steunen van een militaire actie tegen Israël (via niet-gelovige en islamitische nationalistische Palestijnse groeperingen, en logischerwijze via de staten die hen voorzien van wapens en middelen, zoals Iran, Syrië, het Libië van Khadafi of het Irak van Saddam Hoessein). Het feit dat een dergelijke politiek wordt gecombineerd met de retoriek van de ‘Arabische revolutie’ en die van een toekomstige ‘Socialistische Federatie van het Midden-Oosten’, wijzigt geenszins het fundamenteel militaristische karakter ervan. Een dergelijke visie wordt naar voren geschoven door George Galloway, van de SWP [Trotskistische organisatie in GB, nvdv] en door anderen. Deze benadering wordt dikwijls verbonden aan het idee van ‘de oplossing van één staat’: een democratisch seculiere Palestina met rechten voor allen. Hoe een dergelijke idyllisch regime zou kunnen oprijzen uit de imperialistische bloedbaden is een vraag waarop enkel diegenen een antwoord zouden kunnen geven, die gevormd zijn in de trotskistische kronkelredereningen. Anderen, bij de links en bij een massa van liberalen, verkiezen de ‘oplossing van twee staten’, met de Israëlische en Palestijnse staat die ‘allebei zelfbeschikkingsrecht’ hebben en elkaars nationale rechten respecteren. In deze visie zijn er veel verschillende nuances: officieel hebben de Verenigde Staten de voorkeur voor een oplossing met twee staten, op basis van onderhandelingen, waar zij tesamen met de VN, de EU en Rusland op toezien. Maar Washington spreekt op dit ogenblik zijn veto uit tegen de kandidatuur van Palestina als lid van de VN, omdat ze niet gebaseerd is op wederzijds overeengekomen afspraken. Het feit dat de VS met hun voorstellen steeds minder in staat zijn om de onverzettelijkheid van de rechtse regering van Israël te verminderen, in het bijzonder wat betreft hun oproep tot het bevriezen van de verdere kolonisering in de bezette gebieden, speelt ook een grote rol in het huidige standpunt van de VS.Ondertussen gaat Mahmoed Abbas, de president van de Palestijnse Autoriteit, die onderstreept dat de onderhandelingen doodeenvoudig niet bestaan, verder met het voorstel dat Palestina als staat erkend zou worden, omdat dit hem een aantal tactische voordelen zal geven, zoals de mogelijkheid om Israël voor het internationale gerechtshof te dagen. Maar de oppositie tegen deze strategie komt vanuit een bepaald aantal voorstanders van het Palestijnse nationalisme, zowel het seculiere als islamistische, die juist onderstrepen dat een staat die gesticht wordt op grond van enkele verspreide stukken terrein en gedomineerd door de Israëlische militairen en de ‘anti-terroristische’ muur, niet meer dan een symbolische staat zal zijn. De islamieten, waarvan het merendeel zelfs het bestaan van Israël niet erkent, willen de gewapende strijd voortzetten voor een islamitische staat in het geheel van historisch Palestina (hoewel zij in de praktijk bereid zijn tot het onderzoeken van verschillende tussenstappen). Op dat vlak staan de militaristische islam en de militaristische trotskisten staan dezelfde methoden voor in de verwezenlijking van hun verschillende plannen voor een systeem van één enkele staat. (1)
In onze visie zijn dat allemaal valse oplossingen. Het Israëlisch-Palestijns conflict, dat al meer dan 80 jaar lang aansleept, is een concreet voorbeeld dat aantoont waarom het kapitalisme de verschillende ‘nationale vraagstukken’, die het voor een deel overgeërfd heeft van oude sociale systemen, maar die het grotendeels zelf in het leven geroepen heeft, niet kan oplossen. Door zich op te stellen tegen de leuze van het ‘recht van de naties op zelfbeschikking’ tijdens de Eerste Wereldoorlog, heeft Rosa Luxemburg gesteld dat, in een wereld die voortaan is opgedeeld door de imperialistische grootmachten, geen enkele natie haar belangen nog kan verdedigen zonder zich op één lijn te stellen met de grootste imperialistische staten, terwijl zij toch tegelijkertijd proberen om hun eigen imperialistische honger te stillen. Het nationalisme is niet, zoals Lenin en anderen het hebben verdedigd, een potentiële kracht die het imperialisme zou kunnen verzwakken, maar het maakt er een integraal deel van uit. Deze analyse werd absoluut bevestigd door de geschiedenis van het conflict in het Midden-Oosten. Het is alom gekend dat het zionisme, vanaf zijn ontstaan, niet de minste verovering kon doen zonder de steun van het Britse imperialisme en dat het zich pas later tegen Engeland gekeerd heeft, om zich in dienst te stellen van de veel machtigere Verenigde Staten. Maar de beweging van het Palestijnse nationalisme werd niet minder gedwongen om op zoek te gaan naar de steun van imperialistische grootmachten: het fascistische Duitsland en Italië voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog; de stalinistische Sovjet-Unie en zijn Arabische satellieten in de periode van de Koude Oorlog; Syrië, Irak, Iran en anderen sinds de ineenstorting van het systeem van de blokken. De allianties hebben zich in de loop der jaren gewisseld, maar het is een constante dat het Joodse en Arabische nationalisme hebben gehandeld als lokale agenten van de veel bredere imperialistische rivaliteiten op wereldschaal. Diegenen die de militaire nederlaag van Israël of meer pacifistische oplossingen voorstaan, voorgestaan door de VN, zitten nog altijd vast aan deze logica.
Tegelijkertijd berokkent een steun aan de nationale oplossingen, in een periode van de geschiedenis waarin de arbeidersklasse en haar uitbuiters geen gemeenschappelijke belangen hebben direct schade aan de strijd van de uitgebuite klasse. Dat geldt zelfs bij de noodzaak om zich te verweren tegen de vroegere reactionaire heersende klassen. In Israël wordt de strijd van de arbeiders ter verdediging van hun levensomstandigheden voortdurend geconfronteerd met het argument dat het land in oorlog is, dat zij offers moeten aanvaarden en dat stakingen niets anders doen dan het ondermijnen van de behoeften van de nationale verdediging. In Egypte en in de andere Arabische landen krijgen de arbeiders, die zich verzetten tegen hun uitbuiting, voortdurend te horen dat hun werkelijke vijand het zionisme is en het Amerikaanse imperialisme. De massale arbeidersstrijd van 1972 was daar een zeer duidelijke illustratie van: als gevolg van de repressie van de stakingen in Helwan door de regering van Sadat, “zijn de ultralinksen (maoïsten, Palestijnse militanten, enz ) er in geslaagd om het hele vraagstuk af te leiden naar nationalistische doeleinden. Zo werden de eisen van de bevrijding van de gevangen arbeiders vermengd met verklaringen van steun aan de Palestijnse guerrilla, met eisen voor het opzetten van een oorlogseconomie (met inbegrip van een bevriezing van de lonen) en voor de vorming van een ‘volksmilitie’ voor de verdediging van het ‘vaderland’ tegen de zionistische agressie. Zo was het voornaamste verwijt dat de regering niet vastbesloten genoeg was in haar oorlogsvoorbereidingen. Wat de arbeiders betreft, die werden er toe aangezet om geen strijd te voeren tegen hun uitbuiters, maar mankracht te leveren voor het ‘volkse’ Egyptische imperialisme tegen zijn Israëlische rivaal” (Klassenstrijd in het Midden-Oosten, World Revolution nr. 3, april 1975).
Enerzijds tonen de recente protestbewegingen aan dat, wanneer de sociale kwestie gesteld wordt in de openlijke strijd, de nationalistische argumenten in vraag gesteld kunnen worden. De weigering van de betogers op het Tahrirplain, in Egypte, om hun strijd tegen het regime van Moebarak ondergeschikt te maken aan de strijd tegen het zionisme, de voorspellende waarschuwingen door de Israëlische betogers dat de regering Nethanyahou een militair conflict zou gebruiken om hun beweging te doen ontsporen en vooral hun vastbeslotenheid om aan hun eisen vast te houden, zelfs toen er militaire botsingen plaatsvonden aan de grenzen, tonen aan dat de klassenstrijd niet iets is dat men kan uitstellen om te wachten tot er een ideale situatie ontstaat waarbij het nationale probleem kan aangekaart worden. Integendeel, alleen in het kader van de klassenstrijd zelf kunnen de nationale verdelingen op de dagorde geplaatst en aangepakt worden. In Israël waren het de leuzen, die geïnspireerd waren door de bewegingen in de Arabische wereld, en die luidkeels werden geroepen zoals ‘Moebarak, Assad, Nethanyahou’. Hun oproepen tot eenheid onder Arabieren en Joden zijn concrete en positieve voorbeelden geweest van deze mogelijkheid, zelfs al heeft de beweging geaarzeld om eventueel het vraagstuk van de bezetting direct aan te kaarten.
Het zou naïef zijn om te verwachten dat deze recente bewegingen vanaf hun ontstaan vrij zouden zijn van elk nationalistisch idee, want voor de meerderheid, die er aan heeft deelgenomen, betekent het internationalisme eerder een soort droom of een feest van liefde tussen de naties. Diegenen die strijd aangingen zijn zich er nog niet volledig van bewust geworden wat internationalistische strijd in wezen impliceert: de klasse-oorlog doorheen de nationale verdelingen, de strijd voor een wereld zonder natie-staten.
Het is nauwelijks noodzakelijk om de verschrikkelijke cyclus van de wraak te vermelden, het wantrouwen en de haat die het Israëlisch-Arabisch conflict in het leven heeft geroepen en dat met de dag sterker wordt. Maar tegelijkertijd levert het kapitalisme een overschot aan bewijzen, niet alleen van zijn economisch bankroet, maar ook van zijn onvermogen om de nationalistische belangen te verzoenen. In de gevangenis van de natie-staat, of men nu de voorkeur geeft aan de oplossing van één of twee staten, is er eenvoudigweg geen enkele mogelijkheid om de miljoenen Palestijnen te verlossen uit de ellende van de vluchtelingenkampen of de massa van de Israëliërs de kans te geven om te leven zonder de voortdurende angst voor de oorlog en voor de terroristische aanslagen. De visie van een menselijke gemeenschap zonder grenzen, die het enige antwoord is op de wereldcrisis van het kapitalisme, zal ook de enige realistische oplossing blijken te zijn voor het Israëlisch-Arabisch conflict. En deze visie kan enkel gestalte krijgen in het kader van massale sociale bewegingen, die zich ontwikkelen naar een authentieke revolutie van de uitgebuiten tegen de uitbuiters. Alle burgerlijke staten, zullen reëel of potentieel, de vijand zijn van een dergelijke revolutie: zij zullen de eerste muur zijn die, op de weg naar de vrijheid, afgebroken moeten worden n
(1) het is van belang om te onderstrepen dat bepaalde zionisten ook tot de conclusie gekomen zijn dat één staat verkieslijk is, maar dat het dan natuurlijk een Joodse staat moet zijn waaruit de Arabische minderheid uitgestoten zou moeten worden, of er zou blijven, maar dan wel als tweederangs burgers.
De omvang van de nog steeds voortdurende ramp in Fukushima toont eens te meer de roofzuchtige uitbuiting van de natuur door het kapitalisme. Om te overleven werd de mensheid er altijd al toe gedreven de natuur te veranderen. Maar het kapitaal stelt vandaag een nieuw probleem: dit systeem produceert niet om de behoeften van de mensheid te bevredigen, maar voor de winst. Het is daarvoor tot alles bereid. Wanneer het aan zijn eigen logica wordt overgelaten, zal dit systeem dus uiteindelijk onze planeet vernietigen.
In deze nieuwe reeks willen we dus eerst kort de geschiedenis schetsen van de relaties die de mens onderhoudt met de natuur, teneinde beter de gevaren van vandaag te begrijpen, maar ook om inzicht te krijgen in de nieuwe energiemogelijkheden die zich voor de mens kunnen openen in de toekomstige maatschappij, het kommunisme.
De ramp met de kernreactor van Fukushima in Japan in maart jongstleden heeft opnieuw het debat geopend over de rol van kernenergie in energiebehoeften van de wereld. Vele landen, inclusief China, hebben aangekondigd dat ze de bouw van kerncentrales gaan herzien of tijdelijk stil gaan leggen, terwijl Zwitserland en Duitsland verder gegaan zijn en van plan zijn hun nucleaire capaciteit te vervangen. In Duitsland zullen 8 van de 17 centrales dit jaar gesloten worden en in 2022 alle centrales stilgelegen, om ze te vervangen door hernieuwbare energiebronnen. Deze koersverandering heeft felle waarschuwingen uitgelokt van de kernindustrie en sommige grote energiegebruikers dat problemen met energiereserves et grote prijsstijgingen zullen ontstaan. De afgelopen jaren verschenen er rapporten die spraken over de wedergeboorte van de kernindustrie met de bouw van 60 nieuwe centrales en werd volgen de industriegroep World Nuclear Association (1) de 493e centrale gepland. In Groot-Brittannië was er een debat over de risico’s en voordelen van kernenergie vergeleken met die van de meest winstgevende vormen van groene energie. George Monbiot, bijvoorbeeld, heeft niet alleen bekend gemaakt dat hij zich ‘bekeert’ tot de kernenergie als enige realistische weg om de opwarming van de aarde tegen te gaan (2), maar is bovendien overgegaan tot een aanval op zijn voormalige collega’s van de anti-nucleaire beweging, omdat die de wetenschappelijke benadering van het werkelijk gevaar van kernenergie zouden negeren. (3)In werkelijkheid kan de nucleaire kwestie niet begrepen worden als een louter technische kwestie, of als een afweging die bepaald wordt door de verschillende kosten en baten van kernenergie, fossiele brandstoffen en hernieuwbare energie. Het is nodig even stil te staan om het geheel van het vraagstuk van het energiegebruik te bekijken in het historisch perspectief van de evolutie van de menselijke samenleving en de verschillende productiewijzen die bestaan hebben. Wat volgt is bedoeld als een noodzakelijkerwijze korte schets van een dergelijke aanpak.
De geschiedenis van de mensheid en van de verschillende productiewijzen is ook een geschiedenis van de energie. De eerste gemeenschappen van jagers-verzamelaars leefden hoofdzakelijk van de menselijke energie, en de energie van dieren en planten, zoals die door de natuur voortgebracht werden, met een vrij beperkte tussenkomst van de mens, ook al brachten sommige gebruiken met zich mee dat vuur ingezet werd voor ontbossing voor de landbouw en om bomen neer te halen. De ontwikkeling van de landbouw in het neolithicum markeert een fundamentele verandering in het energiegebruik door de mensheid en in haar relatie met de natuur. De menselijke arbeid werd toen op systematische basis georganiseerd om de aarde om te vormen, met bossen die geruimd en muren die gebouwd werden om huisdieren te kweken. Men begon dieren te gebruiken voor de landbouw en in sommige productieprocessen, zoals graanmolens. Vuur diende om zich te verwarmen en om te koken en voor industriële processen zoals pottenbakken en metaal te smelten. De handel kwam ook tot ontwikkeling, gebaseerd zowel op spierkracht en de kracht van dieren als op het gebruik van de wind om oceanen over te steken. De neolithische revolutie veranderde de menselijke samenleving. De toename van de voedselbronnen, die ze meebrengen, leidt tot een aanzienlijke groei van de bevolking en een grotere complexiteit van de maatschappij, met een toenemend deel van de bevolking dat geleidelijk aan overstapt van de directe productie van voedsel naar meer gespecialiseerde functies in verband met nieuwe productietechnieken. Sommige groepen werden ook vrijgesteld van productietaken om militaire en religieuze functies op zich te nemen. Zo verandert het primitieve kommunisme van de gemeenschappen van jagers-verzamelaars in een klassenmaatschappij, waarin de militaire en religieuze elites ondersteund worden door de arbeid van de anderen.
De verwezenlijkingen van de samenlevingen met landbouw, architectuur en religie vereisten een maximaal geconcentreerd en georganiseerd gebruik van de menselijke arbeid. In de eerste beschavingen waren die het resultaat van de massale uitoefening van het dwang op de menselijke arbeid, wat zijn typische uitdrukking vond in de slavernij. Het onder gebruik van geweld gebruik maken van de energie van een onderworpen klasse stelt een minderheid in staat zich van de arbeid te bevrijden en een leven te leiden, dat het gebruik vereiste van een energieniveau, dat veel hoger was dan wat een individu voor zichzelf ooit zou hebben kunnen realiseren. Om een voorbeeld te geven: één van de heerlijkheden van de Romeinse beschaving was de verwarming van de villa’s met warme lucht die onder vloeren en in muren circuleerde; wat in de latere eeuwen te zien was, was in vergelijking daarmee niets, toen zelfs koningen in gebouwen leefden die zo koud waren dat men vertelt dat wijn en water ’s winters op tafel bevroren (4). Die verwarmingssystemen werden meestal gebouwd en onderhouden door slaven en verbruikten grote hoeveelheden hout en steenkool. De warmte waarvan de heersende klasse genoot kwam voort uit het zich toe-eigenen van menselijke en natuurlijke energie.
De ontwikkeling van de productiekrachten en de klassenmaatschappijen die tegelijkerd gevolg en impuls van die laatste was, veranderde de relatie tussen mens en natuur zoals ze ook de relatie tussen de mensen veranderde. De samenlevingen van jagers-verzamelaars leefden ondergedompeld in de natuur en werden erdoor beheerst. De landbouwrevolutie zette ertoe aan de natuur te beheersen met teeltgewassen en gekweekte dieren, het ontginnen van bossen, het beïnvloeden van de bodem door het gebruik van meststoffen en het beheer van de watertoevoer. Menselijke arbeid en arbeid van de natuurlijke wereld werden middelen die geëxploiteerd konden worden, maar ook bedreigingen die beheerst moesten worden. Het gevolg was dat de Mensen – uitgebuiten en uitbuiters – zich losmaakten van de natuur en van elkaar. Halverwege de 19e eeuw wees Marx op de nauwe samenhang of interrelatie tussen mensheid en natuur die hij zag als het ‘leven der soorten’: “Fysiek leeft de mens enkel van die natuurlijke producten, of die nu verschijnen onder de vorm van voedsel, verwarming, kleding, huisvesting, enz. De universaliteit van de mens verschijnt in de praktijk precies in de universaliteit die van de gehele natuur zijn niet-organisch lichaam maakt, evenzeer in de mate waarin ze, in de eerste plaats, een middel tot onmiddellijk overleven is, als in de mate waarin ze [in de tweede plaats] materie, object en instrument is van zijn levensactiviteit. De natuur, dat wil zeggen de natuur die niet zelf het menselijk lichaam is, is het niet-organisch lichaam van de mens. De mens leeft van de natuur betekent: de natuur is zijn lichaam waarmee hij een voortdurend proces moet onderhouden om niet te sterven. Zeggen dat het fysieke en intellectuele leven van de mens onlosmakelijk verbonden is aan de natuur betekent niets anders dan dat de natuur onlosmakelijk verbonden is met zichzelf, want de mens is deel van de natuur.” (5) Het kapitalisme, de loonarbeid en de privé-eigandom scheuren dat alles uiteen, door de productie van het werk van arbeiders af te leiden naar “een macht die losstaat van hemzelf” en de natuur te veranderen tot iets “dat zich tegenover hem stelt, vijandig en vreemd”. (6)
Vervreemding, die Marx beschouwde als een kenmerk van het kapitalisme waarmee de arbeidersklasse op een zeer schrille wijze te maken heeft, ontstond in feite met het verschijnen van de klassenmaatschappijen, maar nam sterk toe met de overgang naar het kapitalisme. Terwijl de gehele mensheid aangetast wordt door vervreemding, is haar impact en rol niet dezelfde naargelang het gaat om de uitbuitende of de uitgebuite klasse. De eerste, als klasse die heerst over de maatschappij, stuwt het proces van vervreemding verder, net zoals ze het proces van uitbuiting stimuleert en ze zelden gewaarwordt wat dit veroorzaakt, ook al kan ze zich aan de gevolgen ervan niet onttrekken. De tweede voelt de impact van de vervreemding in haar dagelijks leven aan als een gebrek aan controle over wat ze doet en is, maar neemt tegelijk de ideologische vorm die de vervreemding aanneemt in zich op en reproduceert die in haar menselijke relaties en in haar relatie met de natuurlijke wereld.
Sinds Marx het beschreven heeft is het proces voortgegaan. In de vorige eeuw heeft de vervreemde mensheid zich onderling verscheurd in twee wereldoorlogen en heeft ze systematische inspanningen gedaan om delen van zichzelf te vernietigen in de holocaust van de WOII en in de ‘etnische zuiveringen’ van de laatste twintig jaar. Ze heeft ook op brutale wijze de natuur geëxploiteerd en vernietigd tot op het punt waarop de natuurlijke wereld en elk leven dreigen uit te doven. Het is echter niet de mensheid, beschouwd als abstractie, die dit aangericht heeft, maar wel een bijzondere vorm van de klassenmaatschappij, die erin geslaagd is de planeet te overheersen en in gevaar te brengen: het kapitalisme. Het zijn evenmin al degenen die in deze maatschappij leven die hiervoor de verantwoordelijkheid dragen: tussen uitbuiters en uitgebuiten, tussen bourgeoisie en proletariaat is er geen gelijkheid in macht. Het zijn het kapitalisme en de burgerlijke klasse die deze wereld geschapen hebben en er de verantwoordelijkheid voor dragen. Dat kan degenen storen, die ons allemaal in hetzelfde schuitje van het ‘algemeen belang’ willen zetten, maar de geschiedenis heeft aangetoond dat onze conclusie de juiste is n
North / 19.6.2011
(1) Financial Times du 6 juin 2011, Nuclear power: atomised approach. (2) Guardian du 22 juin 2011, Why Fukushima made me stop worrying and love nuclear power.
(3) Guardian du 5 avril 2011, The unpalatable truth is that the anti-nuclear lobby has misled us all.
(4) Fernand Braudel, Civilisation and Capitalism 15th–18th Century, Volume one: The Structures of Everyday Life, p.299. William Collins Sons and Co. Ltd, London. (5) Marx, Parijse Manuscripten van 1844, De vervreemde arbeid (www.marxists.org [108])(6) Ibid.
Onze lezers hebben ongetwijfeld de beweging “OWS” (Occupy Wall Street) gevolgd. Sinds midden september bezetten betogers het Zuccotti Park in Manhattan, op enkele blokken verwijderd van Wall Street. De manifestaties hebben zich ondertussen uitgebreid naar honderden steden over heel de Verenigde Staten. Tienduizenden mensen hebben deelgenomen aan de bezettingen, aan de betogingen, aan de algemene vergaderingen (AV’s) die aangetoond hebben dat men in staat was tot zelf-organisatie en directe deelname aan politieke activiteiten, die tientallen jaren lang ongezien waren in de Verenigde Staten. De uitgebuiten en de woedende bevolking hebben hun stem, hun verontwaardiging tegen de kwalen van het kapitalisme laten horen. De internationale weerslag van de OWS op de wereld moet niet onderschat worden: de betogingen hebben plaatsgevonden in de belangrijkste centra van het wereldkapitalisme. Ze zwaaiden met spandoeken en uitdrukkingen van onvrede, die een weerklank waren van de leuzen die opgedoken waren in Europa en Noord-Afrika. (...)
De IKS heeft aan deze gebeurtenissen in New York kunnen deelnemen, waarvoor meerdere militanten en nauwe sympathisanten een aantal reizen hebben gemaakt naar het Zuccotti Park om te gaan praten met de bezetters en deel te nemen aan de AV’s. Sympathisanten van de IKS hebben ons ook verslagen toegestuurd van hun ervaringen in deze bewegingen in hun eigen steden. Er was ook een geanimeerde discussie begonnen op het discussie-forum van onze site. Dit artikel is een bijdrage aan het debat en wij nodigen onze lezers uit om de discussie te vervoegen.
Eerst en vooral moet erkend worden dat de huidige bezettingsbeweging uit dezelfde bron ontspruit als alle massale sociale revoltes die wij meegemaakt hebben in 2011. Van de bewegingen in Tunesië en in Egypte tot het opduiken van de Indignados in Spanje, de bezettingen in Israël en de mobilisaties tegen de soberheid en het anti-syndicalisme in Wisconsin en andere staten, de frustratie en de wanhoop van de arbeidersklasse, in het bijzonder van de jongere generaties die heel hard getroffen worden door de werkloosheid. Zo zien wij een direct verband tussen de OWS en de groeiende wil van de arbeidersklasse om te vechten tegen de aanvallen van het kapitalisme op wereldschaal. Het is duidelijk dat de OWS geen burgerlijke campagne is om de strijd van de arbeidersklasse te doen ontsporen en te recupereren. (...) De beweging moet begroet worden als een teken dat het proletariaat in Noord-Amerika niet volkomen overwonnen is en dat het niet bereid is om eindeloos lang de aanvallen van het kapitalisme te ondergaan. Toch moeten wij ook erkennen dat er verschillende tendensen bestaan in de beweging en dat er in haar schoot zich een strijd afspeelt. De heersende tendensen wijzen op een zeer reformistische houding en de meest proletarische tendensen hebben de grootste moeite om het klasse-terrein van de strijd op de kaart te zetten.
In het begin van de bezetting, en als antwoord op de aandrang van de media opdat de beweging haar doelstellingen en eisen kenbaar zou maken, werd er een perscomité gevormd met de bedoeling om een ‘Occupy Wall Street-krant’ te publiceren. Een van onze kameraden was aanwezig op de AV toen het eerste nummer van die krant bekritiseerd werd, die door het perscomité was opgesteld en aan de media was uitgedeeld. Op de AV overheerste het gevoel van verontwaardiging omdat de krant gemaakt en verspreid was aan de media terwijl zijn inhoud geen afspiegeling vormde van de consensus van de beweging, maar eerder een persoonlijk gezichtspunt verwoordde. Er werd beslist om de persoon die verantwoordelijk was voor de productie en verspreiding van de krant uit het perscomité terug te trekken. Deze actie toont aan dat de AV in staat was haar beslissingsrecht te laten gelden over de comités en werkgroepen. Dat vormde, in embryonale vorm, een uitdrukking van het recht op onmiddellijke afzetbaarheid van een lid van het perscomité dat in de fout ging en snel werd teruggefloten omdat hij de grenzen van zijn mandaat had overschreden.
Een week later (...) werd onze kameraad, in een AV van de bezetters van het Zuccotto-park, echter geconfronteerd met een heel andere sfeer. Er was praktisch geen constructieve discussie meer. (...) Bovendien had deze AV het vraagstuk van de toekomst van de beweging niet eens aangekaart. Ze heeft zelfs de kwestie van de uitstippeling van een strategie en tactiek om de beweging uit te breiden buiten haar huidige grenzen niet aangekaart en hoe zich voor te bereiden op haar bijna voldongen verwijdering uit het Zuccotti-park.
Tijdens deze AV heeft een van onze kameraden geprobeerd om vooruit te kijken, buiten de grenzen van het park, naar de arbeidersklasse van de stad, bij wie zij verzekerd waren van een hartelijke ontvangst. Onze kameraad kreeg te horen dat zo’n tussenkomst niet aan de orde was. (...)
Hoe kan men dan de tendens verklaren van de werkgroepen, comités en animatoren om naarmate de tijd verstrijkt geleidelijk de controle over de beweging te verwerven?
Van bij het begin werd de OWS-beweging gekenmerkt door een zekere a-politieke geest die gediend heeft om de discussie te smoren, van tegenstrijdige ideeën te polariseren en de ontwikkeling van klasse-eisen te beletten. Dit werd mogelijk gemaakt door ultralinks, politieke beroemdheden en politici van allerlei pluimage die konden tussenkomen en spreken in naam van de beweging. Zij hebben het de media mogelijk gemaakt om de beweging voor te stellen als een eerste fase van een linkervleugel van de Tea Party.
De weigering van bijna alle manifestanten van de OWS om het vraagstuk op te werpen van de doelstellingen en de eisen, die naar onze opvatting neerkomt op een algemene terughoudendheid om de kwestie van de macht te stellen, is voor de revolutionairen een raadsel. Hoe kunnen wij dit verschijnsel begrijpen, dat bij de andere bewegingen in de wereld ook speelde? Wij denken dat dit in grote mate voortvloeit uit de volgende factoren.
Ook al blijkt te zijn de belangrijkste sociale kracht achter deze bewegingen de jonge generatie te zijn van werkers, waarvan velen geboren werden na 1989, toch blijft er nog steeds een echte vrees binnen de arbeidersklasse bestaan om zich het vraagstuk van het kommunisme weer eigen te maken. Terwijl Marx, vanwege van zijn kritiek op het kapitalisme, dikwijls betrokken werd in het proces van rehabilitatie, heerst er nog steeds een grote vrees om geassocieerd te worden met een systeem waarvan velen menen dat het ‘al uitgeprobeerd en mislukt is’ en dat het indruist tegen het doel ‘een ware democratie’ in te voeren.(...)
Over het algemeen worden deze bewegingen gedragen door de jonge generatie van werkenden. Ook al zijn de oudere werknemers, die getroffen zijn door het massale tewerkstellingverlies in de Verenigde Staten, eveneens aanwezig in de bewegingen, toch wordt de drijvende kracht van deze manifestaties gevormd door proletariërs van tussen de twintig en dertig jaar. Het merendeel heeft vorming genoten, maar velen hebben nog nooit in hun leven een stabiele loopbaan gekend. Zij zijn diegenen die het hardt getroffen worden door de massale langdurige werkloosheid, die voortaan de Amerikaanse economie teistert. Er zijn er maar weinigen onder hen die ervaring hebben met geassocieerde arbeid, behalve dan op precaire basis. Hun identiteit is niet geworteld in hun werkplaats of in de aard van hun werk. Hoewel deze sociologische kwaliteiten hen gevoelig maken om meer open te staan voor een brede abstracte solidariteit, betekenen deze ook dat het merendeel onder hen geen ervaring heeft met strijd ter verdediging van levens- en werkomstandigheden door de opstelling van eisen en eigen doelstellingen. Daar zij voor een groot deel uitgesloten werden van het productieproces, weten ze te weinig af van de concrete werkelijkheid om iets anders te verdedigingen dan hun waardigheid als menselijke wezens! De noodzaak om speciale eisen en doelstellingen te ontwikkelen is dus niet zo evident. (...)
Een ander aspect dat niet kan genegeerd worden is het gewicht van het post-modernistische taalgebruik, in het bijzonder van diegenen die een cursus hebben doorlopen in het Amerikaanse universitaire systeem, dat een ‘traditioneel’ wantrouwen tegen een klasse-politiek en de verwerping ervan inboezemt.
Men kan ‘van een kind niet vragen om zich te gedragen als een volwassene’. Het loutere bestaan van algemene vergaderingen is op zichzelf al een overwinning, en deze AV’s zijn uitstekende scholen waar de jongeren hun ervaring kunnen opdoen en kunnen leren om de linkse krachten van de bourgeoisie te bevechten. Dat alles is van levensbelang voor de strijd in de toekomst
De OWS blijft koppig vasthouden aan de politieke en historische context van de Verenigde Staten. De oorzaken van de internationale crisis en de sociale bewegingen van andere landen worden zelden vermeld. Het overheersende geloof van de beweging is nog altijd dat de onmetelijke problemen, waarmee de wereld in de ene of andere vorm geconfronteerd wordt, allemaal het gevolg zijn van het onethische gedrag van de bankiers van Wall Street, geholpen en aangemoedigd door de Amerikaanse politieke partijen. (...)
Tenslotte de belangrijkste kwestie: ‘het niet-gereglementeerde financierskapitaal’ heeft gediend om de illusies in stand te houden over de, in laatste instantie, onbaatzuchtige aard van de Amerikaanse burgerlijke staat. Het is overduidelijk dat de a-politieke ethiek van de OWS ertoe gediend heeft om te verhinderen dat het niveau van de beweging zelf werd overstegen. Uiteindelijk heeft ze er alleen maar toe gediend om de politieke overheersing te reproduceren, waarvoor zij terecht het meest vreesde. Dat zou een les moeten zijn voor bewegingen in de toekomst. Terwijl de beweging sceptisch mag zijn ten opzichte van al diegenen die proberen om in haar naam te spreken, kan de arbeidersklasse zichzelf niet laten beroven van de open discussie en confrontatie van ideeën. Het proces van polarisatie, het werken aan doelstellingen en concrete eisen kan, hoe moeilijk het ook zij, niet vermeden worden als de beweging wil vooruit gaan. (...)
Er bestaat een groot risico dat de voornaamste fracties van de bourgeoisie er in slagen om deze beweging te oriënteren in een richting die hun eigen belangen dient, tegen de wedergeboorte van rechts in de strijd tussen de klieken. Toch betekent het uiteindelijke onvermogen van de bourgeoisie om haar dodelijke crisis op te lossen, het einde van de illusies over de ‘Amerikaanse Droom’, welke vervangen zal worden door de nachtmerrie van een bestaan onder het kapitalisme.
Ondanks al hun zwakheden moeten wij de grondige lessen erkennen, die de OWS-protesten behelst, voor het vervolg van de klassenstrijd. Het ontstaan van AV’s, die waarschijnlijk sinds tientallen jaren voor het eerst het licht zagen op Amerikaans grondgebied, betekent een belangrijke stap vooruit voor de arbeidersklasse. Zij is namelijk op zoek naar de uitbreiding van haar strijd voorbij de grenzen die zijn afgebakend door de linkerfractie van de bourgeoisie en door de vakbonden. Wij moeten ook nogmaals bevestigen dat een beweging die op zichzelf terugplooit in plaats van de uitbreiding te zoeken in de richting van het geheel van de klasse, tot mislukken gedoemd is. Dit kan zowel het gevolg zijn van repressie, van demoralisatie of van inkapseling achter de campagnes van de linkse bourgeoisie. (...)
In de Verenigde Staten hebben de niet-aflatende campagnes van rechts om de vakbonden te verpletteren trouwens daadwerkelijk tot resultaat gehad dat het keurslijf van de vakbonden in de ogen van de arbeiders in zekere zin opnieuw geloofwaardig werd. Ze heeft het deel van de arbeidersklasse, dat wel ervaring heeft met de concrete strijd voor de verdediging van de levensvoorwaarden, nog meer van de wijs gebracht. De arbeidersklasse heeft tot op zekere hoogte deelgenomen aan de OWS-beweging, maar dan wel voornamelijk achter de vlaggen van de vakbonden, die zich systematisch ingespannen hebben om hun leden af te zonderen van de bezetters. Het is duidelijk dat de arbeiders, onder de invloed van de vakbonden, slechts gekomen waren om de bezetters te ondersteunen, maar niet om ze te vervoegen! Alleen in de strijdbeweging van de arbeidersklasse ter verdediging van haar levens- en arbeidsomstandigheden, kunnen organen kunnen opduiken die werkelijk een overgang op gang kunnen brengen naar een maatschappij van geassocieerde producenten – de arbeidersraden. (...)
Wij zijn van mening dat de OWS zich in deze eerste etappe heeft laten vangen op het burgerlijk ideologisch terrein, maar desondanks heeft ze de onmetelijke verdienste gehad een glimp te laten zien van de wijze waarop de arbeidersklasse de controle kan krijgen over haar eigen strijd .
Naar Internationalism / 19.10.2011
PS. Voor het volledige artikel, plus de voetnoten, alsook de discussie op het Forum zie www.internationalism.org [29] in het Engels.
De wereldeconomie lijkt aan de rand van de afgrond te staan. De dreiging van een grote depressie, veel erger dan die van 1929, dringt steeds meer op, haast benauwend. Banken, ondernemingen, gemeentes, gewesten, en zelfs staten worden vandaag naar het faillissement, naar het bankroet gedreven. De media hebben het trouwens over niets anders dan wat ze ‘de schuldencrisis’ noemen.
De eerste grafiek toont de evolutie van de wereldwijde schuld van 1960 tot vandaag aan toe. De schuld is er uitgedrukt in percentage van het wereld BBP (bruto binnenlands product). Volgens deze grafiek was de schuld in 1960 gelijk aan het BBP (100%). In 2008 was ze 2,5 keer zo groot (250%). Anders gezegd, vandaag zou het terugbetalen van de schulden, die sinds 1960 op wereldvlak aangegaan werden, het geheel van de rijkdom opslorpen die in anderhalf jaar door de wereldeconomie geproduceerd wordt!
Deze evolutie is spectaculair in de landen die ‘ontwikkeld’ genoemd worden, zoals de volgende grafiek aantoont, die de overheidsschuld weergeeft van de Verenigde Staten. De laatste jaren is de opeenstapeling van overheidsschulden daar zo groot geworden dat de curve van hun evolutie, zoals te zien is in de grafiek, een verticale vorm aanneemt! Dat is wat de economen de ‘muur van de schuld’ noemen. En tegen die muur botst het kapitalisme vandaag met volle kracht. (1)
Het was niet moeilijk te voorspellen dat de wereldeconomie tenslotte tegen die muur zou opbotsen, dat sprak voor zich. Maar waarom hebben dan alle regeringen van de planeet, of ze nu links of rechts, uiterst-links of uiterst-rechts zijn, zogezegd ‘liberaal’ of ‘staatsgezind’, steeds het krediet aangemoedigd, de tekorten laten oplopen, actief gehandeld ten gunste van een toename van de schulden van de staat, van de ondernemingen en de huishoudens, en dat ruim een halve eeuw lang? Het antwoord is eenvoudig: ze hadden geen keuze. Hadden ze niet zo gehandeld, dan zou de afschrikwekkende recessie, waar we nu aan beginnen, al in de jaren 1960 uitgebroken zijn. In feite leeft – of liever overleeft – het kapitalisme al decennia lang op krediet. Om de oorsprong van dit verschijnsel te begrijpen, moeten we, zoals Marx het noemde, ‘het grote geheim van de moderne maatschappij: de voortbrenging van meerwaarde’ begrijpen. Hier is dus een kleine omweg langs de theorie noodzakelijk.
Het kapitalisme is sinds zijn ontstaan belast met een soort van aangeboren ziekte: het produceert in overvloed een vergif dat niet zijn organisme niet de baas kan, de overproductie. Het vervaardigt meer waren dan zijn markt kan opslorpen. Waarom? Laten we een voorbeeld nemen om dat uit te leggen: een arbeider werkt aan een lopende band of achter een computer en krijgt aan het eind van de maand 800 euro uitbetaald. In feite produceert hij niet het equivalent van de 800 euro, dat hij ontvangt, maar een waarde van wel 1600 euro. Hij heeft waarde voortgebracht die hij niet betaald krijgt of anders gezegd, een meerwaarde. Wat doet de kapitalist met de 800 euro die hij van de arbeider gestolen heeft (op voorwaarde dat hij die waren verkocht krijgt)? Hij gebruikt een deel ervan voor zijn persoonlijke consumptie, laten we zeggen: 150 euro. De overblijvende 650 euro herinvesteert hij in het kapitaal van zijn bedrijf, meestal in de vorm van de aankoop van modernere machines, enzovoort. Maar waarom gaat de kapitalist zo te werk? Omdat hij er economisch toe gedreven wordt. Het kapitalisme is een systeem van concurrentie, de producten moeten goedkoper verkocht worden dan die van de buurman, die dezelfde producten fabriceert. Bijgevolg moet de patroon niet alleen zijn productiekosten – lees: lonen – verlagen, maar bovendien een groeiend deel van de onbetaalde arbeid van de arbeiders opnieuw en, op de eerste plaats, investeren in meer modernere machines om de productiviteit op te voeren. Indien hij dit niet doet, kan hij niet moderniseren en zal zijn concurrent, vroeger of later, wel goedkoper kunnen verkopen en de markt kunnen inpalmen. Het kapitalistisch systeem is behept met een tegenstrijdig fenomeen: door de arbeiders niet volledig te vergoeden voor wat ze effectief als arbeid geleverd hebben en door de bazen te noodzaken af te zien een groot deel van de winst, dat ze zo afgeperst hebben, zelf te verbruiken, produceert het systeem meer waarde dan het kan verhandelen. De arbeiders en kapitalisten kunnen samen nooit alle geproduceerde waren verbruiken. Het kapitalisme moet daarom het overschot aan waren buiten zijn eigen productiesfeer verkopen, op markten die nog niet veroverd werden door de kapitalistische productieverhou-dingen, en die we de extra-kapitalistische markten noemen. Als het daar niet in slaagt, wordt het geconfronteerd met een overproductiecrisis.
Dit zijn in grote lijnen samengevat de conclusies waarde werken van Karl Marx in Het Kapitaal en van Rosa Luxemburg in De accumulatie van het kapitaal toe geleid hebben. Om het nog beknopter te zeggen, vatten we de theorie van de overproductie in enkele punten samen:
- Het kapitaal buit zijn arbeiders uit (of anders gezegd: hun lonen zijn minder belangrijk dan de werkelijke waarde die ze met hun arbeid scheppen).
- Het kapitaal kan zo zijn waren met winst verkopen, voor een prijs die behalve het loon van de arbeiders en de meerwaarde, ook de afbetaling van de productiemiddelen mogelijk maakt. Maar de vraag is: aan wie?- Natuurlijk kopen de arbeiders die waren... voor zover hun loon daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal.
- De kapitalisten verbruiken zelf ook... en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen.- Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproduc-tiecrisis’!
Deze ‘innerlijke tegenstelling’ (die natuurlijke tendens tot overproductie en de verplichting onophoudelijk afzetmarkten buiten zichzelf te vinden) is een van de wortels van de ongelooflijke dynamiek van dit systeem in de eerste periode van zijn bestaan. Vanaf zijn ontstaan, in de loop van de 16e eeuw, heeft het kapitalisme handel moeten drijven met de economische sferen die het omringden: de oude heersende klassen, de boeren en de handwerkslui in de gehele wereld. In de 18e en 19e eeuw hielden de voornaamste kapitalistische mogendheden een echte wedren om de wereld te veroveren; ze deelden de planeet geleidelijk aan op in koloniën en vormden echte wereldrijken. Van tijd tot tijd aasden ze op hetzelfde territorium. De minst machtige moest dan buigen en op zoek gaan naar een ander stuk van de planeet, waar hij de bevolking kon dwingen zijn waren te kopen. Zo werden de oudere economieën omgevormd en beetje bij beetje geïntegreerd in het kapitalisme. Niet alleen waren de economieën van de koloniën steeds minder in staat een afzetgebied te vormen voor de waren uit Europa en de Verenigde Staten, ze dragen op hun beurt zelf hun steentje bij tot de overproductie.Deze dynamiek van het Kapitaal in de 18e en 19e eeuw, die afwisseling van overproductiecrises met lange periodes van voorspoed en uitbreiding, en ook die onverbiddelijke opmars van het kapitalisme in de richting van zijn periode van neergang, werd meesterlijk beschreven door Marx en Engels:
- “In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die in alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken - de epidemie van de overproductie. De maatschappij vindt zich plotseling teruggezet in een toestand van ogenblikkelijke barbaarsheid; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle levensmiddelen te hebben afgesneden: de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel levensmiddelen, te veel industrie, te veel handel bezit.” (2)- Omdat het kapitalisme in deze periode echter in volle groei was, kon het nieuwe territoria veroveren, en maakte elke crisis vervolgens plaats voor een nieuwe periode van voorspoed. “De behoefte aan een steeds uitgebreider afzet van haar producten jaagt de bourgeoisie over de hele aardbol. Overal moet zij zich innestelen, overal haar huis bouwen, overal verbintenissen aanknopen. (…) De goedkope prijzen van haar waren zijn de zware artillerie, waarmee zij alle Chinese muren tegen de grond schiet, waarmee zij de hardnekkigste vreemdelingenhaat van de barbaren tot overgave dwingt. Zij dwingt alle naties zich de productiewijze van de bourgeoisie eigen te maken, wanneer zij niet te gronde willen gaan; zij dwingt hen de zogenaamde beschaving bij zich in te voeren, d.w.z. bourgeois te worden. In één woord, zij schept zich een wereld naar haar eigen beeld.” (3)
- Maar reeds op dat moment zagen Marx en Engels in deze periodieke crises iets méér dan zomaar een eeuwige voortgaande cyclus, die telkens uitmondt in meer voorspoed. Ze zagen er de uitdrukking in van de diepe tegenstellingen, die het kapitalisme ondermijnen. Door “de verovering van nieuwe markten” bereidt de bourgeoisie “ alzijdiger en geweldiger crisissen voor (...) en vermindert zij de middelen om de crisissen te voorkomen.” (4) Of anders gezegd: “naarmate de hoeveelheid producten, dus de behoefte aan uitgestrekte afzetgebieden groeit, krimpt de wereldmarkt steeds meer in, blijven er steeds minder nieuwe markten ter uitbuiting over, omdat elke vorige crisis een tot nu toe nog niet veroverde of door de handel slechts oppervlakkig uitgebuite markt aan de wereldhandel heeft onderworpenen en zo de afzetmarkten beperkt.” (5)Maar onze planeet is slechts een kleine ronde bol
In het begin van de 20e eeuw waren alle territoria veroverd, de grote historische naties van het kapitalisme hadden de wereld onder elkaar verdeeld. Van toen af aan was de inzet niet langer om nieuwe gebieden te ontdekken, maar om de gebieden, die beheerst werden door concurrerende naties, af te pikken met behulp van de gewapende macht. Het ging niet meer om een wedren in Afrika, Azië of Amerika, maar om het voeren van een genadeloze oorlog om hun invloedssferen te verdedigen en om die van hun imperialistische concurrenten met kanonnenvuur te bemachtigen. Het gaat hierbij werkelijk om het overleven van de kapitalistische naties. Het is dan ook geen toeval dat Duitsland, dat zeer weinig kolonies bezat en van de goede wil van het Britse Rijk afhankelijk was om op diens territoria te handel te drijven (een afhankelijkheid die onhoudbaar is voor een nationale bourgeoisie), in 1914 de Eerste Wereldoorlog ontketende. Duitsland toonde zich het meest agressief vanwege de noodzaak, die in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog expliciet door Hitler onder woorden werd gebracht: ‘exporteren of sterven’. Op dat moment werd het kapitalisme, na vier eeuwen expansie, een systeem in verval. De verschrikkingen van twee wereldoorlogen en de Grote Depressie van de jaren 1930 zijn er de dramatische en de onweerlegbare bewijzen van. Nochtans, nadat het in de jaren 1950 de laatste extra-kapitalistische markten, die nog overgebleven waren, uitgeput had, is het kapitalisme toch niet in een dodelijke overproductie-crisis ten onder gegaan. Na honderd jaar trage doodstrijd staat het systeem nog steeds overeind, wankelend, ziekelijk, maar overeind. Hoe slaagt het erin te overleven? Waarom is zijn organisme nog niet compleet verlamd door het vergif van de overproductie? Dat komt omdat het zijn toevlucht zocht tot de schulden. De wereldeconomie is erin geslaagd een daverende ineenstorting te vermijden door steeds massaler zijn toevlucht te zoeken in schulden. Zo heeft het een kunstmatige markt gecreëerd. De laatste 40 jaar kunnen we samenvatten als een reeks van recessies afgewisseld met heroplevingen, die gefinancierd werden door krediet. En dan gaat het niet enkel om het ondersteunen van het ‘verbruik van de huishoudens’ door de staat. Nee, de staten hebben zichzelf even zwaar in de schulden gestoken om het concurrentievermogen van hun economie ten opzichte van andere naties kunstmatig in stand te houden (door rechtstreekse investeringen in infrastructuur te financieren, door geld aan de banken te lenen tegen de laagst mogelijke rentevoet, zodat zij op hun beurt aan de ondernemingen en de huishoudens zouden kunnen lenen,...). De sluizen van het krediet stonden wijd open, het geld stroomde vrijuit, en langzaam maar zeker bevonden alle sectoren van de economie zich in de klassieke toestand: ze zaten tot over de oren in de schulden. Vanaf dat moment moesten er elke dag meer leningen aangegaan worden om... de schulden van gisteren af te betalen. Die dynamiek moest onvermijdelijk vastlopen. Het wereldkapitalisme zit vandaag volop in de impasse, neus aan neus met de ‘muur van de schuld’.
De ‘schuldencrisis’ is voor het kapitalisme wat een overdosis morfine is voor een stervende
Om een beeld te gebruiken: schuld is voor het kapitalisme wat morfine is voor een terminale zieke. Door zijn toevlucht te zoeken tot deze medicijn, overwint de lijdende zijn crises een bepaalde tijd, hij kalmeert en rust. Maar geleidelijk aan neemt de afhankelijkheid van die dagelijkse dosis toe. De medicijn, die eerst een redding betekende, wordt op haar beurt een schadelijke factor ... en vormt uiteindelijk de overdosis! De wereldschuld is een symptoom van de historische neergang van het kapitalisme. De wereldeconomie overleeft, sinds de jaren 1960, onder de toediening van krediet, maar vandaag zitten de schulden overal in het organisme, ze verzadigen elk orgaan, tot in de kleinste cel van het systeem. Voor steeds meer banken, ondernemingen, gemeenten, staten is het en zal het onmogelijk worden om te betalen, om de wissels terug te betalen die hen verleend werden.
De zomer van 2007 heeft een nieuw hoofdstuk ingeluid in de geschiedenis van het verval van het kapitalisme, dat begon in 1914 met de Eerste Wereldoorlog. Het vermogen van de bourgeoisie om de ontwikkeling van de crisis te vertragen, middels een steeds massalere toevlucht tot krediet, neemt een eind. Voortaan zullen de schokken zich steeds sneller opvolgen zonder dat er kans is op een rustpauze of echte opleving. De bourgeoisie zal niet meer in staat zijn een werkelijke en duurzame oplossing te vinden voor deze crisis, niet omdat ze plots incompetent zou zijn geworden, maar omdat het een probleem is waarvoor geen oplossing bestaat. De crisis van het kapitalisme kan niet opgelost worden door het kapitalisme. Want, zoals we hebben proberen aantonen, is het kapitalisme het probleem zelf, het kapitalistisch systeem als geheel. En dat systeem is vandaag bankroet n
Pawel / 26.11.2011
1. Het gaat om de totale schuld in de wereld, dat wil zeggen: de schuld van de huishoudens, van de bedrijven en van de staten van alle landen.
2. Het Kommunistisch Manifest.
3. Idem.
4. Idem. 5. Loonarbeid en kapitaal
De groeiende ellende, de brutale zweepslagen van de economische crisis, de behoefte aan vrijheid tegenover een regime van terreur, de verontwaardiging over de corruptie, beroeren nog steeds bijna overal de revolterende bevolkingen, vooral in Egypte (1).
Na de grote mobiliseringen van de maanden januari en februari van vorig jaar, zijn de permanente en dagelijkse bezettingen op het Tahrirplein in Caïro zich, sinds 18 november, om gaan vormen tot nieuwe massale demonstraties. Deze keer zijn het grotendeels het leger en haar leiders die tot hun doelwit geworden zijn. Deze gebeurtenissen tonen aan dat als de woede voortduurt er, in tegenstelling tot wat de bourgeoisie en haar media beweren, begin 2011geen “revolutie” is geweest, maar een massale protestbeweging. Geconfronteerd met deze beweging is de bourgeoisie er in geslaagd om een loutere vervanging van de heersers van het land op te dringen: het leger handelt net zoals Moebarak en voor de meerderheid van de bevolking er is niets veranderd aan de uitbuitingsomstandigheden en de repressie.
Alle grote steden in Egypte zijn opnieuw ‘besmet’ door de woede als gevolg van de verloedering van de levensomstandigheden en de alomtegenwoordigheid van het leger in het handhaven van de orde. De sfeer van confrontatie is evenzeer aanwezig in Alexandrië en in Port-Saïd in het noorden, als in Caïro. Belangrijke botsingen hebben plaatsgevonden in het centrum, in Suez en Qena, maar ook in het zuiden in Assout, in Assouan, en zelfs naar het westen toe in Marsa Martroub. De repressie was brutaal: officieel werden er 42 doden en ongeveer 2000 gewonden geteld! Het leger aarzelt niet om geweld te plegen tegen de menigten met haar anti-reltroepen. Het schieten verveelvoudigt zich net als de lancering van bijzonder schadelijk traangas. Sommige slachtoffers sterven na inademing aan verstikking. Een deel van het vuile werk wordt “uitbesteed”: aangeworven gespecialiseerde schutters gebruiken vanuit hinderlagen straffeloos echte kogels. Jonge manifestanten worden op straat neergemaaid door de moordende schoten van dit soort huurlingen. Om de grenzen te verleggen van de beperkingen, die aan het schieten met rubberkogels worden opgelegd, aarzelt de politie niet om systematisch op de gezichten te schieten. Een aangrijpende video doet de ronde en lokt de woede uit van de manifestanten, die duidelijk de bedoelingen kunnen horen van een smeris, ‘geobsedeerd door de ogen’, die zijn collega feliciteert: “In het oog! Het oog is geraakt! Bravo, mijn vriend!” (L’Express). Er zijn talloze betogers die rondlopen met één oog! Daar moet men nog de in het wilde weg plaatsvindende aanhoudingen en de martelingen aan toevoegen. Dikwijls worden de militairen vergezeld van militieleden, “de baltaguis”, die heimelijke ingezet worden om chaos te scheppen. Gewapend met ijzeren staven of met knuppels, nemen zij de taak op zich om manifestanten klem te zetten door ze te isoleren. Het zijn zij die vorige winter bijvoorbeeld de tenten van de opposanten omver hadden getrokken en in brand hadden gestoken en assistentie hadden verleend bij talrijke aanhoudingen (Le Monde).
In tegenstelling tot wat de media ons laten geloven, worden de vrouwen, die vandaag talrijker zijn in de menigte van ontevredenen, dikwijls door de “ordestrijdkrachten” seksueel aangerand en worden ze bijvoorbeeld veelvuldig verplicht om zich te onderwerpen aan een verschrikkelijke vernedering, zoals “controle op maagdelijkheid”. Meestal worden zij ontzien en des te meer gerespecteerd door de manifestanten, alhoewel er agressie gepleegd is op enkele journalisten (zoals die op Caroline Sinz, een journaliste van France 3, waar enkele jonge “burgers” bij betrokken zouden zijn geweest). Zo kunnen we lezen: “De massale samenkomsten op het Tahrirplein mogen ons niet doen vergeten dat er op het plein een nieuwe verhouding groeit tussen mannen en vrouwen. Het eenvoudige feit dat de twee seksen in open lucht in elkaars nabijheid kunnen slapen, vormt een echte nieuw verschijnsel. En vrouwen hebben ook van de vrijheid gebruik gemaakt die op het plein ontstaan is. Zij vormen een partij die deelneemt aan de strijd…” (Le Point).
Men verspreidt ook stiekem het gerucht dat de bezetters van Tahrir “nietsnutten” zijn omdat zij “spotten met de verkiezingen” en dreigen “de democratische overgang in gevaar te brengen”. Het zijn diezelfde media die, nadat zij Moebarak en zijn kliek zolang hadden gesteund, nog maar enkele maanden geleden het militaire regime als “bevrijder” hebben ondersteund en begroet, door te profiteren van de illusies die er bij de bevolking leefden over het leger! Een leger dat nu op zijn beurt wordt uitgejouwd.
Zelfs al heeft het leger op dit ogenblik sterk aan vertrouwen ingeboet, dan zijn het toch vooral de CSFA (Opperste Raad van de Strijdkrachten) en haar chef Hussein Tantaoui die het mikpunt zijn. Deze laatste, die tien jaar lang minister van landsverdediging was onder Moebarak, wordt gezien als een kloon van de dictator, en lokt een unanieme wens uit van de menigte die als volgt wordt samengevat: “Vertrek!”. Maar het leger, het klassieke steunpunt van Moebarak, is een stevig bolwerk en houdt nog steeds het geheel van de hefbomen van de staat in handen. Het heeft onophoudelijk gemanoeuvreerd om, met steun van de grootmachten en in het bijzonder van de Verenigde Staten, zijn positie te behouden, want Egypte vormt de belangrijkste pion voor de controle over het Midden-Oosten. Het is een wezenlijke factor van stabiliteit in de imperialistische strategie van de regio, voornamelijk in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Door te zwaaien met “het leger terug naar de kazernes”, slaagt de bourgeoisie er momenteel in om de aandacht van het essentiële af leiden. Niet zonder redenen, waarschuwde de krant Al Akhbar : “Het gevaarlijkste dat kan gebeuren is de verslechtering van de verhouding tussen het volk en het leger”. Het leger speelt, sinds de machtsovername van Nasser in1954, inderdaad niet alleen een grote politieke rol: het vormt sindsdien een wezenlijke en constante steunpilaar van de macht. Het speelt ook economisch een eersterangs rol, door het directe beheer van een aantal bedrijven. In feite heeft de bourgeoisie sinds de nederlaag van de “zesdaagse oorlog” tegen Israël en vooral sinds de akkoorden van Camp David in 1979, toen tienduizenden militairen werden gedemobiliseerd, het leger aangemoedigd en gunsten verleend zodat een deel ervan zou worden omgevormd tot ondernemers. Ze was bevreesd dat het gedemobiliseerde deel van het leger een zware bijkomende last zou worden op de arbeidsmarkt, waar reeds een aanslepende werkloosheid heerste. “Het is begonnen met de productie van materiaal voor eigen gebruik; wapens, toebehoren en kledij en daarna heeft het zich, in de loop van de tijd een plaats verworven in verschillende burgerlijke industrieën en heeft het geïnvesteerd in de exploitaties van landbouw, die vrij zijn van belastingen en heffingen.” (Libération van 28.11.2011). Het investeert in 30% van de productie en doortrekt zo een heel raderwerk van de Egyptische bourgeoisie. Zo “kan het CFSA beschouwd worden als de administratieve raad van een industriële groep, bestaande uit maatschappijen, die in het bezit zijn van het [militair] instituut en beheerd door generaals in ruste. Deze laatsten zijn ook oververtegenwoordigd in hoge regeringskringen; 21 van de 29 gouverneursposten van het land worden geleid door oud-officieren van het leger en van de veiligheid” volgens Ibrahim al-Sahari, vertegenwoordiger van het socialistisch studiecentrum van Caïro, die er aan toevoegt: “... men kan de angst van het leger voelen tegenover de onveiligheid en de sociale onlusten, die zich de laatste maanden hebben ontwikkeld. Er heerst een vrees dat de besmetting van de stakingen zal overslaan naar hun bedrijven, waar de werknemers beroofd zijn van sociale- en vakbondsrechten en waar elk protest beschouwd wordt als een verraderlijke misdaad” (geciteerd door Libération van 28.11.2011). De ijzeren vuist waarmee het regeert over het land, toont zijn ware repressieve gezicht.
Een moedige vastbeslotenheid die het proletariaat in de centrale landen aanmaant verder te gaan
Het vervolg van de repressie en het protest van de “familiecomités van de gewonden” hebben de kristallisering en de woede tegen het leger aangescherpt. Het ging niet enkel om het vertrek te eisen van het leger uit de macht, meer democratie en verkiezingen, maar ook om de verslechtering van de economische toestand en de donkerste ellende, die de betogers vandaag de straat opdrijven. Met de massale werkloosheid wordt het voeden van de familie eenvoudigweg steeds moeilijker. En het is deze sociale dimensie, die door de media verborgen wordt. Men kan alleen maar de moed en de vastbeslotenheid begroeten van de betogers, die met hun blote handen staan tegenover het geweld van de staat. Alleen de opgebroken voetpaden dienen als munitie, plaveisel en afval worden gebruikt als projectielen om zich te verdedigen tegen tot de tanden gewapende smerissen. De betogers getuigen van een grote wil om zich te organiseren in een collectieve en spontane geestdrift ten behoeve van de strijd. Tegenover de repressie zien ze zich genoodzaakt om zich te organiseren en heel vindingrijk een echte logistiek te ontwikkelen. Zo worden er bijna overal noodhospitalen geïmproviseerd op de grote markt, waarbij menselijke kettingen ziekenwagens laten passeren. Scooters worden gebruikt om gewonden over te brengen naar de eerste hulp of naar de hulpcentra. Maar de toestand is niet meer dezelfde als op het moment van de val van Moebarak, waarbij het proletariaat een doorslaggevende rol speelde, en waar de snelle uitbreiding van massale stakingen en de verwerping van de vakbondsinkadering er ruimschoots toe bijdroegen dat de militaire bevelhebbers, onder druk van de Verenigde Staten, de oud-president Moebarak verjoegen van de macht. De toestand voor de arbeidersklasse is heel anders. Zo is een van de eerste maatregelen die het leger, sinds de maand april heeft genomen, de verscherping van de wetgeving “tegen de stakingsbewegingen in elke groep of sector, die de productie kunnen verstoren en die de nationale economie schaadt” en vakbonden er toe gedreven hebben om ze strikter in te kadreren. Deze wet voorziet een jaar gevangenisstraf en een boete van 80.000 dollar (in en land waar het minimumloon 50 Euro’s bedraagt) voor stakers en voor diegenen die aanzetten tot staken.
Zo is de toevlucht tot de staking de laatste dagen erg plaatselijk geïsoleerd gebleven en heeft ze zich beperkt tot zuiver economische bewegingen tegenover de sluitingen van bedrijven en onbetaalde lonen. De mobilisering van de arbeiders is niet meer in staat geweest om, als een zelfstandige kracht in de beweging, een belangrijke rol te spelen.
Ook al verwerpt het vervolg van de beweging de macht van het leger, toch is ze ernstig verzwakt en gevoelig voor veel illusies. Op de eerste plaats omdat ze oproept tot de vorming van een “burgerlijke democratische” regering. De Moslimbroeders of de Salafisten (de twee partijen die op kop lagen bij de verkiezingen), die weten dat zij bijdragen aan een “burgerlijke regering” die een façade zal zijn zonder werkelijke macht (in de mate dat het leger de werkelijke macht zal behouden), hebben zelfs al afstand genomen van de protestbeweging. Ze hebben niet opgeroepen tot bijeenkomsten of betogingen, om reeds over hun politieke toekomst te kunnen overleggen met de militairen. De illusie die de “vrije verkiezingen” wekt, de eerste sinds 60 jaar, schijnt in staat te zijn om de woede tijdelijk te ondergraven. Ook al zijn de democratische illusies echt, dan zijn ze toch niet zo sterk als de bourgeoisie ons zou willen doen geloven: in Tunesië waar men gebluft heeft met een opkomst van 86%, zijn slechts 50% potentiële kiezers op de kieslijsten ingeschreven. Hetzelfde geldt voor Marokko, waar de deelname 45% bedroeg en in Egypte, waar de cijfers vager bleven (62% van de ingeschrevenen, maar 17 van de 40 miljoen kiezers).
Vandaag roepen de ultralinkse fracties uit alle landen : “Tahrir toont ons de weg !”, alsof het er om zou gaan dit model van strijd op alle punten te gaan kopiëren in Europa en Amerika. Er wordt voor de arbeiders een valstrik gespannen. Want van deze strijd moet niet alles worden overgenomen. De moed, de vastberadenheid, de leuzen die van nu af aan beroemd zijn “Wij hebben geen schrik meer!”, de wil om massaal bijeen te komen op de pleinen om te leven en samen te strijden... betekenen inderdaad een bron van onschatbare inspiratie en hoop. Maar we moeten ons, en met name, bewust zijn van de grenzen van de beweging: de democratische, nationalistische en religieuze illusies, de relatieve zwakte van de arbeiders... Deze hindernissen zijn verbonden met een gebrek aan revolutionaire en historische ervaring van de arbeidersklasse van deze regio van de wereld. De sociale bewegingen van Egypte en Tunesië hebben aan de internationale strijd van de uitgebuiten het maximum gebracht waartoe zij tot op heden in staat waren. Zij bereiken hun objectieve grenzen. Vandaag is het aan de meest ervaren arbeidersklasse, die leeft in het historische hart van het kapitalisme, in het bijzonder in Europa, om het wapen van de strijd tegen dit onmenselijke systeem verder te voeren. De mobilisering van de “Indignados” in Spanje behoort tot deze internationale dynamiek. Ze is begonnen met het openen van nieuwe perspectieven met haar algemene vergaderingen die open en autonoom zijn, met debatten waarop soms duidelijk internationalistische tussenkomsten waren, die de maskerade van de burgerlijke democratie aanklaagden. Alleen een dergelijke ontwikkeling van de strijd tegen de ellende en de draconische bezuinigingsplannen in de centrale landen van het kapitalisme kan nieuwe perspectieven openen voor de uitgebuitenen, niet alleen in Egypte maar ook in de rest van de wereld. Het is de onontbeerlijke voorwaarde om een perspectief te bieden aan de mensheid.
WH / 1.12.2011
(1) Het is duidelijke ook het geval in Syrië waar het regime meer dan 4000 personen heeft gedood (waarvan meer dan 300 kinderen) door de manifestaties, die vanaf maart 2011 plaatsvonden, in bloed te smoren ). Maar we komen op de situatie in dat land terug in een ander artikel dat later verschijnt.
Het eerste deel van dit artikel, gewijd aan de studie van de relatie tussen mens en natuur, toonde aan dat “Om te overleven [werd] de mensheid er altijd al toe gedreven de natuur te veranderen. Maar het kapitaal stelt vandaag een nieuw probleem: dit systeem produceert niet om de behoeften van de mensheid te bevredigen, maar voor de winst.”
Dit tweede deel behandelt de rol, die steenkool, aardolie en vervolgens kernenergie gespeeld hebben in het kapitalistisch tijdperk en vraagt zich af welke rol de energie in de toekomstige maatschappij zal spelen.
De industriële revolutie was ook een energie-revolutie, die de maatschappij in staat stelde over de grenzen te gaan, die opgelegd werden door de 'organische economie', die zich beperkte tot de seizoensgebonden groei van natuurlijke energiebronnen om aan de meeste van haar behoeften te voldoen. In de organische economie, die heerste sinds de neolithische revolutie tot aan de invoering van steenkoolgebruik op grote schaal, waren de kracht van mens en dier, en die van hout, de voornaamste bronnen van energie. Tussen 1561-1570 vertegenwoordigden ze in Engeland en Wales respectievelijk 22,8 %, 32,4 % en 33% van de verbruikte energie. Wind en hydraulische energie maakten samen 1% uit en steenkool stond in voor 10,6 %; De overvloed aan hout in Europa gaf het een voordeel op andere maatschappijen waar het zeldzaam was, maar de ontwikkeling van de productie putte die middelen uit en liet de groei vastlopen. Zo werd in 1717 in Wales een hoogoven 4 jaar nadat hij gebouwd werd niet opgestart omdat er al gebrek was aan hout en steenkool. Men heeft berekend dat in de periode voor de 18e eeuw een standaardhoogoven, die gedurende twee jaar ononderbroken werkte, een houtkap vereiste van 2000 hectaren bos.
In Zuid-Wales, bekend om zijn steenkoolmijnen, hebben de eerste stadia van de industriële revolutie niet alleen geleid tot de ontwikkeling van staalfabrieken, maar ook tot de ontbossing van de valleien die voordien dicht begroeid waren. De toenemende vraag naar hout bracht prijsverhogingen en hongersnood teweeg.
De grenzen, die de organische economie aan de productie oplegden, kunnen enkel goed ingeschat worden als we de hoeveelheid boomstammen berekenen die nodig zouden zijn om eenzelfde hoeveelheid energieverbruik, gebaseerd op steenkool, te voort te brengen. Hout is als energiebron niet zo efficiënt als steenkool want, om evenveel energie te produceren als één ton steenkool, zijn er twee ton hout nodig. Een acre (0,4 hectare) bos kan in een periode van een jaar ongeveer het equivalent aan energie voortbrengen van één ton steenkool. In 1750 werden in Engeland en Wales 4.515.000 ton steenkool bovengehaald. Om evenveel energie te produceren zou 13.045.000 ton hout nodig geweest zijn, dat wil zeggen 35% van het bosareaal (11,2 miljoen acres). Een halve eeuw later bereikte de steenkoolproductie 65.050.000 ton, wat neerkomt op niet minder dan 150% van het arseaal aan bos (48,1 miljoen acres).
De steenkoolreserves waartoe Groot-Brittannië, met de bestaande technologie toegang had, vormde een van de sleutels tot de Britse overheersing over de wereld.
Voordat men op grote schaal steenkool ging gebruiken, werd het energieverbruik in grote mate bepaald door de hoeveelheid zonne-energie, die de plantengroei regelde en dus de hoeveelheid voedsel en hout. Deze natuurcyclus leek een onoverkomelijke grens te stellen. Wijdverbreide armoede en ellende leken eeuwig, onveranderlijk, een lot van het leven. De grootschalige ontginning van steenkool en aardolie heeft die barrière doorbroken.
De voortgang van de industriële revolutie wordt vaak gemeten in tonnen steenkool, in tonnen geproduceerd staal en in kilometers aangelegde spoorwegen. Maar hij kan ook gemeten worden in de toename van het energieverbruik. In 1560 maakte de steenkool amper 10,6 % van de energie uit, die in Engeland en Wales verbruikt werd. In 1850 was dat 92%. Gedurende deze periode werd het energieverbruik vermenigvuldigd met 28!
De olie-industrie heeft zich gedurende de 20e eeuw geleidelijk aan ontwikkeld. In 1929 was de petroleumhandel gestegen tot 1,170 miljoen dollar, waarbij de Verenigde Staten, Venezuela en de Nederlandse Antillen de belangrijkste exporteurs waren. Maar er waren ook raffinaderijen gebouwd in Bahrein en Saoedi-Arabië door de Verenigde Staten, en in Irak en Libanon door Britse en Europese ondernemingen.
Echter na de Tweede Wereldoorlog werd aardolie pas de belangrijkste energiebron, goed voor 46,1 % van de wereldenergieproductie in 1973, hoewel ze in 2008 gedaald was tot 33,2 %. Het toenemend gebruik van energie is een kenmerk van de industrialisatie over de hele wereld. Het drukt niet alleen de groei uit van het niveau van de productie en de gevolgen van de bevolkingsgroei, maar ook de ontwikkeling van de productiviteit. Tussen 1973 en 2008 steeg het totale energieverbruik met 80%.
De revolutie in de vorm en de hoeveelheid energie, die beschikbaar is voor de mensheid, heeft een extra boost gegeven aan de industriële revolutie en opende de deur naar de mogelijke overgang van het rijk van de behoeften naar dat van de overvloed. Maar deze revolutie werd gedreven door de ontwikkeling van het kapitalisme, wiens doel het niet is om de menselijke behoeften te bevredigen, maar het kapitaal te doen groeien op basis van de toe-eigening van de meerwaarde, die door de uitgebuite arbeidersklasse geproduceerd wordt.
In het gebruik van energie, in de vernietiging van de eindige middelen, kent het kapitalisme kent geen ander criterium dan de kosten van de productie die ze vertegenwoordigen. De toename van de productiviteit zet aan tot meer vraag naar energie, terwijl de kapitalisten (behalve degenen die betrokken zijn bij de olie-industrie) moeten proberen de kosten van deze energie te verminderen. Aan de ene kant leidt dit tot een steeds alomvattender gebruik van deze energie voor de meest irrationele doeleinden, zoals het vervoer van dezelfde goederen in alle richtingen over de hele wereld, en de eindeloze toename van goederen, die aan geen enkele menselijke behoefte beantwoorden, maar slechts middelen vormen om meerwaarde te onttrekken en te realiseren. Aan de andere kant leidt dit ertoe dat miljoenen mensen geen toegang hebben tot dit hulpmiddel en tot deze producten omdat ze onvoldoende financieel belang vertegenwoordigen voor de kapitalisten. Dat wordt bijvoorbeeld geïllustreerd in Nigeria, waar Shell miljarden dollar olie oppompt, terwijl de plaatselijke bevolking er geen toegang toe heeft of haar leven riskeert door illegaal olie af te tappen uit de pijpleidingen.
De periode na de WO II werd gedomineerd door de rivaliteit tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, en de wapenwedloop. De ontwikkeling van kernenergie is echter niet alleen onlosmakelijk verbonden met die van nucleaire wapens.
Begin jaren 1950 was de Amerikaanse regering bezorgd over de reactie van het publiek wat betreft het gevaar van het kernarsenaal, dat ze opgebouwd had en de strategie van de 'first strike' waarvoor ze gekozen had. Om de publieke opinie voor zich te winnen beantwoordde ze de bezorgdheid met de lancering van een campagne, die bekend werd onder de naam ‘Operatie Candor’. Ze lanceerde berichten in de media (inclusief stripverhalen), een reeks toespraken van president Eisenhower, en uiteindelijk de bekendmaking, in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, van het programma 'Atomen voor Vrede' “om wereldwijd onderzoek aan te moedigen naar het meest efficiënte gebruik van splijtstoffen in vredestijd”.
Het plan omvatte een gedeelde informatie en hulpmiddelen, zowel met de medewerking van de Verenigde Staten als de Sovjet-Unie, om samen een voorraad van splijtstofmateriaal aan te leggen. In de daaropvolgende jaren van de wapenwedloop werden kernwapens ter beschikking gesteld aan andere mogendheden, zoals naar Israël en India, vaak onder het voorwendsel van de ontwikkeling van een civiel nucleair programma,. Het delen van de kennis met betrekking tot nucleaire energie maakte toen deel uit van de imperialistische strijd op wereldvlak; zo steunde Groot-Brittannië eind jaren 1950 in het geheim Israël met zwaar water voor de reactor, die gebouwd werd met Franse hulp.
Ondanks de praatjes over “deze goedkopere vorm van energie” heeft de nucleaire industrie haar belofte nooit waargemaakt en had ze staatssteun nodig om haar werkelijke kosten te dekken. Terwijl privé-ondernemingen de fabrieken bouwen en beheren, worden ze gewoonlijk openlijk of heimelijk gesubsidieerd. Toen Thatcher in de jaren 1980 in Groot-Brittannië bijvoorbeeld de aanval inzette, mislukte de privatisering van de kernindustrie omdat het privékapitaal moest erkennen dat er niet te berekenen risico's en kosten aan verbonden waren. Pas in 1996, privé-investeerders British Energy kopen tegen een prijs van 2 miljard pond. Zes jaar later moest het bedrijf gered worden met een staatslening van 10 miljard pond.
Als de verdedigers van kernenergie vandaag beweren dat ze goedkoper is dan andere energiebronnen, dan blijft dat een discutabele stelling. In 2005 stelde de World Nuclear Association vast dat “buiten de geopolitieke en ecologische voordelen, die kernenergie meebrengt, in de meeste industrielanden nieuwe kerncentrales vandaag de meest economische manier zijn om elektriciteit op te wekken” en beweerde ze dat de bouw, de financiering, de uitvoering en de kosten van het afval allemaal gedaald zijn. Tussen 1973 en 2008 is het aandeel energie, dat uit kernreactoren gewonnen wordt, slechts toegenomen van 0,9 % toen naar een totaal van 5,8 % nu.
Een rapport, aangevraagd door de Duitse bondsregering en gepubliceerd in 2009, levert een veel kritischer evaluatie op van de kerneconomie en stelt het idee van een nieuwe opleving van de kernenergie in vraag. Het rapport toont aan dat het aantal reactoren, in tegenstelling tot de grotere uitbreidingsprojecten, zowel betreffende de reactoren als inzake tot de geproduceerde energie, de laatste jaren sterk gedaald is,. De toename van de opgewerkte energie, die tijdens deze periode tot stand kwam, is het resultaat van de rendabiliteit van de bestaande reactoren en het verlenging van hun operationeel leven. Het rapport gaat verder door te argumenteren dat er onzekerheid bestaat over de reactoren die meestal beschreven worden als 'in opbouw', terwijl sommige ervan al 20 jaar 'in opbouw' zijn. Het aantal reactoren 'in opbouw' is gezakt van een piek van 200 in 1980 naar minder dan 50 in 2006. Wat betreft de economische aspecten van kernenergie beschrijft het rapport de hoge mate van onzekerheid op alle gebieden, waaronder de financiering, de bouw en het onderhoud.
Het laat zien dat de staat een centrale plaats blijft innemen in alle nucleaire projecten, wie er ook aan meewerkt of wie ze ook beheert. Eén van die aspecten heeft te maken met de diverse vormen van subsidie die door de staat verleend worden om de kosten van het geïnvesteerde kapitaal te steunen op het gebied van onderhoud, in de ontmanteling van fabrieken, maar ook in de ondersteuning van de prijzen. Een ander aspect is de noodzaak voor de staat de verantwoordelijkheid van de industrie te beperken, zodat de privé-sector de risico's kan aanvaarden.
De gevaren van kernenergie staan even heftig ter discussie als de kosten ervan. Dat was in het bijzonder het geval met de kernramp van Tsjernobyl, waar de schatting over het aantal slachtoffers sterk varieert. Een rapport van de WHO schat dat van de 134 arbeiders, die tijdens de spoedinterventie in 2004 bestraald werden, er 47 gestorven zijn aan de gevolgen van de besmetting en gaat ervan uit dat er nauwelijks minder dan 9000 zullen sterven aan de gevolgen van kanker, veroorzaakt door de ramp. Een rapport van Russische wetenschapslui, gepubliceerd in de Annalen van de Academie van Wetenschappen in New York, meent dat er, vanaf het moment van het ongeluk tot 2006, als gevolg van kanker en een hele reeks andere ziekten, uitgegaan moet worden op 985.000 doden.
Voor wie de wetenschappelijke en medische kennis van de specialisten niet bezit is het moeilijk zich daarvan een idee te vormen. Maar wat minder twijfel laat, is de massale omvang van de geheimhouding en de vervalsing van feiten, zoals ook vandaag weer het geval is met het ongeluk van Fukushima. Om even terug te komen op Tsjernobyl: de Russische regering heeft het ongeluk verschillende dagen lang niet gerapporteerd, ze liet de plaatselijke bevolking gewoon voortleven en werken te midden de straling. Maar dat gebeurt niet enkel in Rusland. De Franse regering heeft de stralingsniveaus, die het land bereikten, gebagatelliseerd, en maakte de bevolking wijs dat de radioactieve wolk, die heel Europa aandeed, niet over Frankrijk dreef. Tegelijkertijd probeerde de Britse regering het land gerust te stellen door te melden dat er geen enkel gevaar bestond voor de volksgezondheid, waarbij ze een stralingsniveaus vermeldde die 40 keer lager waren dan de werkelijke hoeveelheid, alhoewel ze later toch tientallen boerderijen in quarantaine plaatste.
Kernenergie wordt door verschillende regeringen naar voor geschoven als een 'groene' oplossing voor de problemen in verband met fossiele brandstoffen. Voor het grootste deel is dat een rookgordijn dat de ware beweegredenen verbergt die gepaard gaan met de mogelijke uitputting van de olievoorraden, de toenemende kosten en de risico's verbonden aan de afhankelijke ontginning van de energiebronnen buiten de controle van de staat. Die 'groene' façade brokkelt al snel af wanneer de economische crisis er de staten toe noodzaakt haar toevlucht te nemen tot steenkool (1) en tot de verlaging van de kosten voor de exploitatie van nieuwe oliebronnen. De meesten hiervan zijn heel moeilijk toegankelijk of vereisen productieprocessen, die nog meer het milieu verontreinigen zoals met roet.
De stalinistische regimes, die zich van de naam van het kommunisme meester gemaakt en die naam besmeurd hebben, hebben alle dezelfde houding van het kapitalisme aangenomen met betrekking tot het gebruik van kernenergie en gehandeld met een compleet misprijzen voor de gezondheid van de bevolking en het milieu. Het is de Sovjet-Unie van gisteren en het China van vandaag, die op grote schaal de verwarring gevoed hebben dat het kommunisme aanstuurt op een geforceerde industrialisering, die geen rekening houdt met de natuur.
In tegenstelling tot die foutieve ideeën was Marx zich zeer bezorgd om de natuur, zowel in theoretische zin van de relatie tussen mens en natuur, als op praktisch vlak toen hij schreef over het gevaar van uitputting van de grond door de kapitalistische landbouw en de impact van de industrialisering op de gezondheid van de arbeidersklasse: “Bovendien is elke vooruitgang van de kapitalistische landbouw niet alleen een vooruitgang in de kunst van het uitbuiten van de arbeiders, maar ook in de kunst van de roof van de bodem; elke vooruitgang in de kunst van het vergroten van de vruchtbaarheid gedurende een bepaalde periode, is tevens een vooruitgang in het vernietigen van de blijvende bronnen van vruchtbaarheid. Naarmate een land, de Verenigde Staten van Noord-Amerika bijvoorbeeld, zich meer ontwikkelt op basis van de grootindustrie, des te sneller dit van vernietigingproces zich voltrekt. De kapitalistische productie ontwikkelt de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen enkel doordat ze tegelijkertijd de beide bronnen va alle rijkdom ondergraaft: de bodem en de arbeider.” (2)
We kunnen de 'energiepolitiek' van het kommunisme niet voorspellen, maar vertrekkend van het fundamentele feit dat de productie zal gericht zal zijn op de menselijke behoeften en niet op de winst, kunnen we voorzien dat het model van energiegebruik op aanzienlijke wijze zal veranderen en kunnen we al van bepaalde algemene aspecten uitgaan:
- we mogen verwachten dat er een enorme vermindering van de productie van nutteloze zaken en van transport zal plaatsvinden;
- tegelijk zal er een vermindering plaatsvinden van onnodige transporten naar werkplaatsen, terwijl de gemeenschappen menselijkere proporties zullen aannemen, en de scheiding tussen stad en platteland overstegen zal worden;
- de creativiteit en de intelligentie zullen gericht worden op de menselijke behoeften, en dus kunnen we verwachten dat grote ontwikkelingen zullen plaatsvinden op het vlak van de energiebronnen, en met name diegenen die geschikt zijn voor hergebruik en die ook, op lange termijn, het vooruitzicht in zich bergen om productiemiddelen, transportmiddelen en van andere uitrustingen en machines efficiënter te doen voortbrengen.
Omdat de kommunistische samenleving bekommerd is om het vooruitzicht op lange termijn, reduceert ze het gebruik van niet-hernieuwbare energiebronnen tot het minimum, zodat deze beschikbaar blijven voor komende generaties. We moeten opmerken dat zelfs het uranium, dat voor kernenergie gebruikt wordt een energiebron is die niet geschikt is voor hergebruik, en dus niet de afhankelijkheid doorbreekt van eindige hulpbronnen. Dit brengt met zich mee dat energie, die hergebruikt kan worden, van fundamenteel belang is voor de kommunistische maatschappij. En omdat de creativiteit en intelligentie van de mensheid zich zullen bevrijden van hun huidige ketenen, zal dat geen terugkeer betekenen naar de tekorten van de oude organische economieën.
We moeten aan de toekomst niet de beslissingen voorschrijven, die over deze kwestie genomen zullen worden. Maar uit wat we hierboven zeiden volgt dat er, in het licht van een ontwakende wetenschappelijke intelligentie, een aanzienlijke vermindering van het gebruik van energie en veranderingen in de vormen van energie mogelijk zijn. Door de potentiële gevaren van kernenergie en het feit dat uitputting en besmetting van de grond door olie een risico inhoudt voor nog honderdduizenden jaren, mogen we aannemen dat kernenergie geen plaats heeft in een maatschappij, die gericht is op het gemeenschappelijk welzijn, op de komende generaties en op een planeet waarvan we afhankelijk zijn.
North / 19.06.2011
(1) Van de totale hoeveelheid energiebronnen is het gebruik van steenkool toegenomen van 24,5% in 1973 tot 27% en 2008. Bron : ‘Internationaal Energie Agentschap,’ ‘Key world energy statistics 2010’, pagina 6.
(2) Marx, Het Kapitaal Deel I, Hoofdstuk XV, “Machines en grootindustrie”, Sectie 10, “De grootindustrie en de landbouw”.
De wil om het kapitalisme te veranderen heeft zich de laatste maanden, in het bijzonder onder de jeugd, via de beweging van de “Indignados” en de “Occupy”, in een groot tempo in de wereld verbreid. Tegenover het geweld van de economische crisis en de genadeloze verslechtering van de levensomstandigheden, brengt deze protestbeweging over de hele wereld in haar discussies haar vrees tot uiting over de toekomst. Maar wat te doen? Hoe te strijden? Tegen wie? De financiers? Rechts? De leiders? Is er een andere wereld mogelijk? Een van de antwoorden die naar voren geschoven worden is de noodzaak om het kapitalisme te hervormen, om het te “democratiseren”. De media, de intellectuelen, links en zelfs de altermondialistische organisaties oriënteren de beweging naar een strijd voor “meer democratie”.
De “Arabische lente” in Tunesië, Egypte, Syrië en Libië heeft duidelijk gemaakt dat de klieken, die aan de macht zijn en de bevolking al tientallen jaren lang plunderden, hun heerschappij vestigen gebaseerd op angst en repressie. Deze revoltes, opgewekt door de toenemende ellende, zijn een enorme aanmoediging geweest voor de utgebuiten in de hele wereld. In Europa, de wieg van de westerse democratie roepen de smerige praktijken van een “leiders-elite”, die onbekwaam en oneerlijk maar steenrijk is, verontwaardiging en afkeer uit. In Spanje heeft deze afwijzing van de elites het duidelijkste een politiek karakter aangenomen. Er bevond zich een frappant gegeven aan de oorsprong van de beweging van de “Indignados”: in volle verkiezingscampagne, een periode die traditioneel gekenmerkt wordt door een afwachtende en een naargeestige sfeer ten opzichte van de strijd, ontwikkelde zich een brede protestbeweging. Terwijl de media en de politiek verantwoordelijken zich concentreerden op de verkiezingen, was er op straat een gisting gaande met Algemene Vergaderingen (AV’s) en discussies van allerlei aard. Een idee dat bijzonder breed gedragen was, heette: “rechts en links dezelfde shit”. En zelfs hier en daar “alle macht aan de algemene vergaderingen!”
Maar wat hebben de democratische verkiezingen veranderd in Egypte en in Spanje? En het vertrek van Berlusconi en van Papandreoe in Italië en in Griekenland? Niets! De soberheidsplannen zijn nog verhard en zijn ondragelijker geworden. Verkiezingen of niet, de maatschappij wordt beheerst door een minderheid, die haar voorrechten in stand houdt over de rug van de meerderheid. Er is een groeiende wil om het niet meer toe te laten, om de zaken in eigen handen te nemen, via “alle macht aan de AV”s’, om een maatschappij op te bouwen waarin een minderheid niet langer onze levens dicteert. Maar zal deze nieuwe maatschappij er komen middels een strijd voor de “democratisering van het kapitalisme".
Dictatoriaal of democratisch, het kapitalisme blijft een uitbuitingssysteem
Zeker, het is aan ons om onze levens in handen te nemen. Maar wie zijn “wij”? In het antwoord dat in grote meerderheid gegeven wordt door de huidige bewegingen zijn deze “wij”: “iedereen”. Iedereen zou de huidige maatschappij moeten leiden, dit wil zeggen: het kapitalisme, door middel van een echte democratie. Maar behoort het kapitalisme niet toe aan de kapitalisten? Is dit systeem van uitbuiting niet juist het wezen van het kapitalisme? Laten wij de redenering verder zetten: stel ons een ogenblik voor dat we leven in een kapitalistische maatschappij, die bezield wordt door een perfecte en ideale democratie, waarin “iedereen” over alles collectief meebeslist. Een uitbuitingsmaatschappij beheren is nog niet hetzelfde als deze uitbuiting afschaffen. In de jaren 1970 stelden vele arbeiders de eis voorop van zelfbeheer, waarin zij sterk geloofden: “Weg met de bazen, wij produceren voor onszelf en betalen onszelf!”. De arbeiders van LIP in Frankrijk hebben een harde les geleerd: zij hebben “hun” bedrijf collectief en op gelijkwaardige basis beheerd. Maar volgens de onontkoombare wetten van het kapitalisme, werden ze er toe gedwongen om de logica van de marktwetten te aanvaarden zichzelf te ontslaan en dat op een zeer “vrije” en echte “democratische” wijze. Vandaag zou de meest perfecte democratie, in het kader van het kapitalisme, niets kunnen veranderen aangaande de opbouw van een nieuwe maatschappij. De democratie, in het kapitalisme, is geen orgaan waarmee het proletariaat de macht kan veroveren of het kapitalisme afschaffen, het is een politieke manier om het kapitalisme te beheren! Om een einde maken aan de uitbuiting bestaat er slechts één oplossing, de revolutie.
Wie kan de wereld veranderen? Wie kan de revolutie maken?
Steeds meer zijn er die dromen van een maatschappij waarin de mensen hun leven zelf in handen nemen, waarin zij zelf beslissen, waarin zij niet langer verdeeld zijn tussen uitbuiters en uitgebuitenen, maar eensgezind en gelijkwaardig. Maar wie kan deze wereld opbouwen? Wie zal er morgen toestaan dat de mensheid de maatschappij in eigen handen neemt? Iedereen? Welnee! Want niet “iedereen” heeft belang bij het einde van het kapitalisme. De groot-bourgeoisie, die van de “grote democratieën” inbegrepen, zal met hand en tand vechten om haar systeem en haar overheersende positie te behouden, ook al moet zij daarvoor veel bloed vergieten,. Bij “iedereen” horen ook de ambachtslui, de notabelen, de grondbezitters, die wil lenvasthouden aan de levensstijl die de maatschappij hen biedt, of die dromen van een ideaal in het verleden. Zij denkt er zeker niet aan om een einde aan het privébezit te maken.
Om baas te worden over zijn eigen leven moet de mensheid het kapitalisme voorbijstreven. Maar enkel het proletariaat kan dit systeem omverwerpen. De arbeidersklasse groepeert de loontrekkers uit de fabrieken en de kantoren, van de privé- en de openbare diensten, de gepensioneerden en de jonge werkers, de werklozen en de precairen. Dit proletariaat is de eerste klasse in de geschiedenis die tegelijkertijd uitgebuit wordt en revolutionair is. Voordien, met de adel of de bourgeoisie werd het ene uitbuitingssysteem vervangen. door een ander. Vandaag, tenslotte, zijn het de uitgebuitenen zelf, in de vorm de arbeidersklasse, die het heersende systeem kunnen verslaan en een wereld opbouwen zonder klassen en zonder grenzen. Vanaf 1848 heeft de arbeidersklasse zich trouwens de volgende leuze eigen gemaakt: “De proletariërs hebben geen vaderland. Arbeiders uit alle landen verenigt u!”.
Ondanks hun internationale impact, kennen de bewegingen van de laatste maanden ook een grote zwakheid: de levendige kracht van de uitgebuitenen, de arbeidersklasse beschikt nog niet over een zelfbewustzijn, van haar bestaan, van haar kracht, van haar bekwaamheid om zich te organiseren als klasse. Daardoor verdrinkt zij in de massa van “iedereen” en wordt zij het slachtoffer van de valstrik van de strijd “voor een meer democratisch kapitalisme”. Om de internationale revolutie te doen triomferen en een nieuwe maatschappij op te bouwen, moet de arbeidersklasse haar eigen strijd, haar eigen eenheid, haar eigen solidariteit. en vooral haar eigen klassebewustzijn ontwikkelen. Daarom moet zij ertoe overgaan om in haar midden de meest brede debatten en discussies te organiseren, die openstaan voor iedereen die willen proberen te antwoorden op de veelvuldige vragen die zich stellen aan de uitgebuitenen: Hoe de strijd ontwikkelen? Hoe ons te organiseren? Hoe de repressie te confronteren? En dat met de bedoeling om haar inzicht te ontwikkelen over de wereld, over dit systeem, over de aard van haar strijd.
De beweging van de “Verontwaardigden” en van de “Occupy” zijn een rechtstreekse uiting van deze wil tot debat, van de ongelooflijke gisting, van deze creativiteit van de massa’s in actie die kenmerkend zijn voor onze klasse, als zij de strijd aangaat. Dit hebben wij bijvoorbeeld kunnen zien in mei 1968, toen men op alle hoeken van de straten discussieerde. Maar deze creatieve kracht is vandaag verwaterd, verlamd door haar onmacht haar strijd en debatten te beschermen tegen die lofzangers van een zogezegd ‘humaan kapitalisme’, die zich in werkelijkheid met hart en ziel inzetten voor de overleving van het huidige systeem, door de bewegingen te oriënteren naar een “democratisering van het kapitalisme”
IKS / 01.02.2012.
Sinds de federale verkiezingen van juni 2010, ofwel bijna 540 dagen lang, zijn de schijnwerpers van de burgerlijke media gericht op het eindeloze afspringen van het communautaire feuilleton: onderhandelingen, compromis, breuken, verraad; de ‘burger’ werd permanent meegevoerd tussen de hoop van een nationaal compromis en de wanhoop van een uiteenvallen van het land. Momenteel, nu er een hachelijk akkoord is gesloten over een communautaire hervorming en een meerjarig begrotingsplan, heeft een nieuwe regering de teugels overgenomen. In deze context en om de situatie uiteen te zetten, waar de arbeidersklasse de komende maanden mee geconfronteerd zal worden, wil het rapport een antwoord geven op de volgende kwesties:
- Waar staat België op het economisch vlak in de wereldwijde crisis?
- Hoe moeten we de 18 maanden durende politieke communautaire crisis begrijpen?
- Wat zijn de gevolgen voor de bevolking en meer in het bijzonder voor de arbeidersklasse?
- Wat zijn de perspectieven voor de klassenstrijd?
Sedert 2008 slaagt de bourgeoisie er niet in om de tendens tot een wereldwijde recessie in te dammen. Meer precies, sinds de zomer van 2011, zijn we getuige van een versnelling van een helse spiraal van de crisis van de schulden van de nationale staten en van de druk op de staatsobligaties in Europa, van de crisis van de euro, de druk op de banken en de beurs, van een wereldeconomie die steeds duidelijker afglijdt naar een diepe wereldwijde recessie, van nieuwe faillissementen van financiële instellingen, enzovoort.
België is een van de meest open economische landen ter wereld, gemeten in termen van het deel van de buitenlandse handel in het BIP. België is heel erg afhankelijk van de situatie die zich voordoet bij haar belangrijkste handelspartners, in het bijzonder Duitsland, Frankrijk en Nederland. De productiesector (21% van het BIP) dat gespecialiseerd is in halfproducten (chemie en metaal) stelt het land heel erg bloot aan de internationale economische schommelingen.
1.1. In de eerste fase van de open crisis (in het bijzonder van 2008 tot 2010) heeft de bourgeoisie de Belgische economische situatie gepresenteerd als een uitzondering in Europa:
- een land dat relatief gespaard is gebleven door de crisis en de bezuinigingen;
- een staat waar de essentiële problemen niet van economische of sociaal van aard waren, maar bepaald werden door communautaire spanningen tussen Waalse ‘profiteurs’ en ‘arrogante’ Vlamingen.
Deze misleiding over de goede gezondheid van de Belgische economie is overeind gehouden door het geheel van de politieke partijen en door de ‘ontslagnemende’ regering Leterme, die bevestigde dat ‘de regering alles onder controle had:’ Wat heeft er dan een schijn van geloofwaardigheid gegeven aan de illusie van een ‘België dat aan crisis ontsnapt’.In feite zijn er drie factoren die dat begunstigd hebben:
- Tussen 2008 en 2011 heeft de Belgische economie enkele jaren kunnen parasiteren op de groei van de Duitsland en de relanceplannen van Frankrijk, waarvan het voor 65% afhankelijk is;
- De federale regering is doorgegaan om de ‘lopende zaken’ af te handelen, en heeft aldus de druk op de begroting kunnen vermijden van de klassieke ‘partijgebonden’ uitgaven, die de regeringspartijen doorgaans opleggen om hun traditionele electoraat tevreden te stellen. Aan de andere kant hebben de regionale, niet-demissionaire regeringen, die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van beheer van de staat, zoals het onderwijs, de gezondheidszorg, het milieu en de cultuur, volop bezuinigingsmaatregelen kunnen nemen, die zich op deze terreinen stelden.
- Een hele reeks van kadermaatregelen om de bezuinigingen door te voeren waren reeds in 2009 door de regering Van Rompuy genomen met als doel het begrotingstekort terug te brengen van 6% in 2009 tot 0% in 2015, oftewel 22 miljard euro aan bezuinigen en 2011. Deze worden verder stelselmatig toegepast
1.2. Sinds de herfst van 2011 wordt België hard wakker geschud en de feiten maken duidelijk dat de economische situatie erg precair is, veel moeilijker dan die van haar directe buren:
- De Belgische banken (Fortis, KBC, Dexia) hebben zwaar te lijden gehad onder de bankencrisis en zijn nog steeds instabiel door de twijfelachtige leningen, in het bijzonder naar bepaalde landen in het oosten en zuiden van Europa, iets dat onlangs geleid heeft tot het failliet van de Frans-Belgische bank Dexia.
- Als het BIP van België op dit moment minder hard daalt dan die in de belangrijkste buurlanden, dan is echter het begrotingstekort in 2010 5%, in plaats van de één jaar geleden voorziene 4,8% (+1,3 miljard euro) en de massale steun aan de banken heeft de schuld vandaag doen toenemen tot 96% van het BIP;
- België voelt steeds meer de druk van de markten en de rentevoeten, die door de Belgische staat betaald moeten worden op internationale markt, dreigen het niveau van de PIGGS-landen te benaderen;
- Het ratingbureau Standard en Poor’s (S&P) heeft op 25 november de rating van België van AA+ verlaagd naar AA, met een negatief vooruitzicht.
Ondanks de samenstelling van een nieuwe regering, die de ‘politieke onzekerheid’, zo aangeklaagd door de internationale instellingen van de bourgeoisie, zou moeten laten verdwijnen, onderschat de Belgische bourgeoisie nog steeds de catastrofale situatie, waarin de interne tegenstellingen haar gebracht hebben. Als je het gewicht van de opgelegde bezuinigingen dus met elkaar vergelijkt, dan blijven de maatregelen die sinds 2008 genomen zijn, samen met degene die opgenomen zijn in het nieuwe regeerakkoord, ruim achter bij de bezuinigingsoperatie van het begin van de jaren 1980 (devaluatie van de frank) of die vooraf ging aan de deelname aan de euro aan het eind van de jaren 1990. De wervelwind van de staatsschuld en de wereldwijde depressie zullen de druk verhogen om nog grotere en bredere maatregelen op te leggen op het gebied van de berekening van het salarissysteem, de werkloosheidsuitkeringen en de pensioenen: “België wordt afgeschilderd als het belangrijkste voorbeeld van een bevroren Bismarckse welvaartsstraat. De meeste bronnen vinden dat de hervormingen in België (als ze doorgevoerd worden) marginaal blijven en onvoldoende om effectief te zijn om de uitdagingen van de herstructurering en het ouder worden van de bevolking aan te gaan”. (8th ESPA-net Conference 2010, Social Policy and the Global Crisis: Consequences and Responses).
Hoe kan het dat de bourgeoisie in België 18 maanden lang gefocust was op de spanningen op communautair vlak en op het vlak van de taaltegenstellingen? De verdeling binnen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie drukt voor alles de druk uit van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van alle burgerijen van de planeet. De botsing tussen de republikeinen en de democraten in de VS over de te volgen politiek ten opzichte van de economische depressie, net zoals de spanningen tussen de rijke regio’s in Italië (Noord Italië) en Spanje (Catatonie) en de arme regio’s van deze langen of de opkomst in een land als Nederland van de openlijk anti-Europese fracties: overal zijn dit soort toenemende spanningen vast te stellen. In dit kader zou het verkeerd zijn om de (sub-)nationalistische spanningen tussen Vlaanderen en Wallonië te zien als een ‘Belgische uitzondering’.
Dit gesteld zijnde, is het eveneens onmiskenbaar dat de Belgische bourgeoisie gekenmerkt wordt door een evident gebrek aan homogeniteit; sinds de kunstmatige schepping van de Belgische staat in 1830, bestaan er al spanningen in haar midden. Deze spanningen tussen de regionale fracties zijn vooral toegenomen sinds de WOI en verergerd sinds het begin van de historische crisis aan het einde van de jaren 1960. De laatste uitdrukking van deze spanningen was de toegenomen invloed, bij de laatste verkiezingen, van de autonomistische Vlaamse partij NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie), wat 18 maanden lang het politieke leven van de bourgeoisie geblokkeerd heeft. In deze maanden zijn de verschillende fracties elkaar als hongerige wolven te lijf gegaan om zich zo goed mogelijk een positie te verwerven teneinde hun overleving te verzekeren in de genadeloze strijd op de wereldmarkt, waarbij ze op sommige momenten zelfs het zicht verloren dat deze fractiestrijd het risico met zich meebracht alles te verliezen.
Ook al is de Belgische bourgeoisie echt verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar verscheuren als hun vitale belangen worden bedreigd, dan drukken ze deze conflicten naar de achtergrond en sluiten ze zich wel aaneen om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen. Het zou naïef zijn om te denken dat, als het gaat om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen - het handhaven van hun winsten, van hun deel van de markt dat bedreigd wordt door de verscherpte concurrentie –, deze burgerlijke fractie geen coalities aangaan om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen.
3. De bourgeoisie buit haar zwakheden uit in een intensieve nationalistische tamtam tegen de arbeidersklasse
De geschiedenis van de laatste 50 jaar heeft ons geleerd dat de Belgische bourgeoisie op zeer handige wijze haar interne verdelingen gebruikt tegen de arbeidersklasse met een tweeledig doel:
3.1. De bewustwording afremmen met betrekking tot de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt
Geconfronteerd met het risico dat ze bij afbetaling in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde ‘sociale staat’, in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de ‘democratische Staat’ is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te verbergen voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten moet dan ook precies in deze context gezien worden. De bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de ‘democratische staat’ hierin te doen verdwijnen in een doolhof van instituten.
Het is geen toeval dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid over de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke niveaus. Er ontstond een hele reeks van federale, communautaire en regionale regeringen (zeven in totaal), er werden samensmeltingen doorgevoerd van gemeenten en stedelijke agglomeraties, samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Deze ‘hervorming’ leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuurslagen en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze ‘Staatshervorming’ als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de ‘responsabilisering’ van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio’s. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om ‘performanter’ te werken dan hun Waalse ‘concurrenten’ en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten tegen elkaar uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren in te voeren, enzovoort;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen op de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder de mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
3.2 Elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen
Als de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen, waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie, vooral door middel van haar vakbonden, eens te meer gebruik van de verheviging van een (sub)nationalistische en regionalistische tamtam om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de aanval op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constant element in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen met betrekking tot de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicale syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat, onder leiding van de PS, weerwerk zou kunnen bieden aan het nationale kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou kunnen redden. De arbeiders zouden zwaar betalen voor deze illusie, want het waren juist de regionale regeringen, die in de jaren 1970 en 1980, geleidelijk aan de Waalse mijnen en staalfabrieken zouden sluiten. Sinds het einde van de jaren 1980 kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’ luidt de leuze van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden zoet gehouden met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de ‘strijd van Vlaanderen om Opel te redden’.
Ook vandaag, nu de arbeiders weerstand beginnen te bieden aan de aanvallen, wordt de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda door de bourgeoisie en haar vakorganisaties gebruikt, eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Als de ambtenaren dus worden aangevallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, wordt elke groep opgeroepen om te betogen voor het gebouw van hun eigen overheidsinstituut (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te slepen op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische gemeenschappelijke sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren.redden’.
4.1. Het plan van de nieuwe regering Di Ruppo bevat aanvallen op de arbeidersklasse op twee vlakken.
Het meerjarige begrotingsplan omvat globale aanvallen op de arbeidersklasse, bovenop de maatregelen die al genomen zijn in het kader van het meerjarenplan 2010-2015 van Van Rompuy. Een en ander wordt gerechtvaardigd door noodzaak van de kredietwaardigheid van de Belgische Staat te verdedigen ten opzichte van de markten:
-De verlaging van de uitkeringen voor de langdurige werklozen, het gezinshoofd inbegrepen, vanaf het tweede jaar in de werkloosheid;
-De beperking van de toegang tot het vervroegde pensioen, die verhoogd wordt van 60 naar 62 jaar;
-Het niet langer meetellen van de periodes van werkloosheid, het vervroegde pensioen en de kredieturen voor de berekening van het pensioen;
-De beperking van het recht op kredieturen en loopbaanonderbreking;
-De vermindering van de uitgaven voor de gezondheidszorg, hetgeen een bedreiging vormt voor de kwaliteit van de patiëntenzorg.
De maatregelen in het kader van de Staatshervorming leiden tot een verscherping van de concurrentie tussen regio’s. De communautaire spanningen worden op economisch vlak uitgebuit door de organisatie van een onderlinge concurrentie tussen de regio’s: een gedifferentieerde fiscaliteit tussen de regio’s ‘om bedrijven te lokken’, een financiering van de regio’s die gedeeltelijk verbonden is aan het behalen van criteria van rentabiliteit en van efficiëntie. Zo zal de begroting voor werkloosheidsuitkeringen bijvoorbeeld verbonden worden met de efficiëntie van de politiek van het ‘aan het werk krijgen’ van werklozen. De concurrentie en de prestatie-wedloop tussen de regio’s zullen leiden tot een verhoogde druk op de levens- en arbeidsomstandigheden van de arbeidersklasse.
4.2. Wat zijn de besparingsmaatregelen die door de andere landen van Europa worden genomen? Duitsland 82 miljard euro, Groot-Brittannië 7,2 euro in 2010; Italië 13 miljard euro in 2011 en daarbovenop twee aanvullende bezuinigingsplannen; Spanje 15 miljard euro extra. Deze indrukwekkende aanvallen impliceren massale opheffingen van werk in de openbare sector, de verlaging van de lonen (bijvoorbeeld 5% voor de ambtenaren in Spanje), de verhoging van de pensioenleeftijd en de verlaging van de pensioenen (bij bepaalde pensioenfondsen in Holland bijvoorbeeld) of van de ziekte-uitkeringen. Kortom, ze vormen een consequente verlaging van het levensniveau van de arbeidersklasse, vergelijkbaar met die men heeft gekend in de jaren 1930.
In de context van Europa en in die van de toenemende druk op de banken op de staatsschulden, dringen er zich aanvullende maatregelen op om de ‘kredietwaardigheid van België’ te herstellen. Achter de coulissen, schetsen de economische ‘think tanks’ van de bourgeoisie reeds de grote lijnen van een geduchtig bezuinigingsplan, gebaseerd op een dubbele oriëntatie: een drastische verlaging van de begrotingsuitgaven van de staat om de schuld te doen afnemen en een belangrijke verlaging van de lonen (globaal geschat op 10%) om de concurrentiepositie van de België ten opzichte van Duitsland (door een verhoging in tien jaar van +23% in België tegen +8,8% in Duitsland) te herstellen en delen van de markt te heroveren of de afname van buitenlandse investeringen tegen te gaan (-70%,) waardoor België van de tweede naar de tiende plaats is weggezakt op het vlak van het aantrekken van buitenlandse investeringen (De Morgen, 23.07.10).
5. Context en perspectieven voor de klassestrijd
De intensieve communautaire tamtam van de bourgeoisie, die eigenlijk quasi ononderbroken ontwikkeld werd sinds de zomer van 2008, heeft de werkers het zicht op de realiteit van de crisis en van de inzet ervan ontnomen en heeft moeilijke omstandigheden geschapen voor hun mobilisatie, voor hun strijd en voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de arbeidersreacties tot nu toe minder markant zijn geweest dan die in Frankrijk en Duitsland. Het zou bovendien een illusie zijn te denken, dat de bourgeoisie haar best zal doen om de mist in de huidige periode op te doen lossen. Integendeel, ze probeert van bepaalde opluchting in de klasse, omdat de spanningen op het vlak van het beheer van de staat geregeld schijnen te zijn, gebruik te maken om nu de kaart uit te spelen van de noodzakelijke ‘nationale eenheid’ ten opzichte van de markten. Zij roept op tot ‘nationale solidariteit’ om ‘ons land te verdedigen’ tegen de aanvallen van een ‘agressieve buitenwereld’ en om de ‘fouten van het verleden goed te maken’. Voor de arbeidersklasse in België was de situatie deze afgelopen jaren moeilijk en die zal nog wel enige tijd moeilijk blijven.
De intensiteit van de misleiding en de uiterste voorzichtigheid, waarmee de bourgeoisie tegelijkertijd haar maatregelen naar voren brengt, is ook kenmerkend voor de angst van de bourgeoisie voor een arbeidersklasse, die in de jaren 1970 en 1980 haar strijdbaarheid al getoond heeft. Bovendien, sinds de aankondiging van de maatregelen van de nieuwe regering, heeft het gezamenlijke front van vakbonden een indrukwekkend programma van mobilisaties, manifestaties en stakingen aangekondigd om het sociale terrein stevig te bezetten. Alle elementen, ontwikkeld in dit rapport, laten zien dat het verschil met de sociale situatie in de andere Europese landen meer een kwestie van perceptie en van bewustwording is dan een objectieve realiteit: de economische en sociale werkelijkheid in België loopt geheel parallel met die in landen als Frankrijk en Nederland.
Bijgevolg kan de situatie snel evolueren, zoals de ‘Arabische lente’ heeft laten zien en de gebeurtenissen in Spanje en Groot-Brittannië. Zelfs als er in een eerste periode een periode van aarzeling en ontkrachting van de strijdbaarheid, in een veelvoud van syndicale acties, waarschijnlijk is, is er nu toch al een dynamiek van rijping van de strijdbaarheid en van overdenking in de minderheden van de klasse merkbaar:
- talloze momenten van actie: de staalarbeiders in Luik, de verplegers in Antwerpen en Brussel, de staking in de werkplaatsen van de SNCB in Brussel, de werkonderbrekingen in het openbaar vervoer; enzovoort.
- op verschillende plaatsen verschijnen er van minderheden, die discussiëren over de situatie en de perspectieven die naar voren moeten worden gebracht in de verschillende manifestaties of vergaderingen om het kader van de bewegingen van de ‘Indignados’ of ‘Occupy’s.
Deze laatste bewegingen, die zich de laatste maanden ontwikkelen, laten een oprechte wil zien samen collectief te leven en te strijden, de rug toe te keren aan het individualisme van het kapitalisme om samen een plaats te bezetten en er te discussiëren; deze bewegingen, hoe beperkt ze ook nog zijn, openbaren de wil collectief te discussiëren en collectief na te denken. Het feit dat deze bewegingen zich ontwikkelen op internationaal niveau geeft hun een besslissende betekenis. Ze geven aan dat de arbeidersklasse in België zeer snel de weg van de strijd terug kan vinden. En als de beweging eenmaal op gang is kan ze met meer strijdbaarheid en vastberadenheid dan elders reageren. Ook op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de wat de campagnes van de bourgeoisie beweren, geen uitzondering.
Internationalisme / 18.12.2011
Het hiernavolgende artikel, is geschreven door een sympathisant van onze organisatie, net voor de recente aanval op de Britse ambassade in Iran.
Op 29 november zijn studenten het gebouw van de ambassade binnengevallen en hebben schade veroorzaakt aan het kantoor en aan het wagenpark. Dominick Chilcott, de Britse ambassadeur, heeft in een interview, de Iraanse regering ervan beschuldigd achter deze ‘spontane’ aanvallen te zitten. Als vergelding heeft het Verenigd Koninkrijk de Iraanse ambassadeur het land uitgestuurd. Deze gebeurtenissen vormen een nieuwe episode in de toename van de spanningen in het Midden-Oosten tussen Iran en het Westen, rondom de kwestie van de atoomwapens en van Syrië.
Het recente rapport van het ‘Internationaal Atoom-Energie Agentschap’ heeft verklaard dat Iran een nucleair programma aan het ontwikkelen is. Als antwoord daarop hebben het Verenigd Koninkrijk, Canada en de Verenigde Staten nieuwe sancties opgelegd. De laatste dagen heeft Iran bevestigd dat ze een onbemand Amerikaans vliegtuigje (drone) hebben neergehaald, dat probeerde militaire inlichtingen te vergaren. Met betrekking tot Syrië maakt het artikel gewag van samenwerking in de slachting van de Syrische bevolking tussen het regime van Assad en de Revolutionaire Garde van Iran. Bij de plundering van de Britse ambassade heeft men eveneens de hand gezien van de jongerenafdeling van de Basij, achter de schermen geleid door El-Assad.
Net als de inter-imperialistische rivaliteiten, mogen we de interne rivaliteiten binnen de nationale bourgeoisieën van die landen zelf niet vergeten. Afgelopen zomer is het duidelijk geworden dat er een groeiende kloof bestaat tussen de Iraanse president Mahmoud Ahmedinejad en de ayatollah Ali Khamenei. Ondanks zijn antisemitische misprijzingen en zijn op stang jagende retoriek, vertegenwoordigt Ahmedinejad een fractie van de Iraanse bourgeoisie, die bepaalde banden met het Westen in stand wil houden. Khamenei heeft enkele van diens nauwe bondgenoten gearresteerd en uit de regering ontslagen. Als reactie daarop ging Ahmedinejad elf dagen ‘in staking’, door te weigeren zich te wijden aan zijn taken als hoofd van de regering. De recente gebeurtenissen rondom de overval op de Britse ambassade worden door bepaalde analytici van de media begrepen in het kader van deze twisten. Khamenei en zijn conservatieve medestrijders worden ervan verdacht achter de aanvallen te zitten om de meer verzoenende politiek van Ahmedinejad te ondermijnen en hem dwars te zitten met het oog op de komende verkiezingen in 2012. (zie: https://uk.reuters.com/article/2011/12/02/uk-iran-britain-policy-idUKLNE... [113] )
Met de verergering van de spanningen tussen Iran en het Westen, speculeren sommigen over de uitbarsting van een derde wereldoorlog. De kwestie die zich stelt is in de werkelijkheid een andere: zijn de arbeiders in het Midden-Oosten en het Westen bereid om zich te laten mobiliseren om een volgende grote oorlog te ondersteunen? De werkers van de hele wereld dragen al de molensteen van de crisis op hun schouders en beginnen te reageren. De oorlog zou nog meer bezuinigingen betekenen, meer geweld tegen de arbeiders, meer wanhoop. De arbeiders hebben geen enkel belang bij deze bloedige imperialistische slachtpartijen en zijn niet bereid om zich er massaal voor laten te inlijven.
IKS / 28.01.2012
Lezersbrief
Na acht maanden van protest, die in oorsprong deel uitmaakte van een regionale en internationale beweging tegen de repressie, werkloosheid en ellende, en waaraan Druzen, Soennieten, Christenen en Koerden, mannen, vrouwen, kinderen meededen, hebben de gebeurtenissen in Syrië een duistere wending gekregen. Waar de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk, ter verdediging van hun eigen belangen en strategieën, terugschrikken voor een directe aanval op Iran, kunnen ze, in het kader van de inter-imperialistische rivaliteiten, wel bijgedragen tot een aanval op zijn meest nauw bondgenoot, het regime van Assad in Syrië.
De gewelddadige veiligheidstroepen van Assad hebben, met de logistieke steun van “300 tot 400 Revolutionaire Gardisten” uit Iran (The Guardian, van 17.11.2011) duizenden personen vermoord en zo voeding gegeven aan een leugenachtige en hypocriete ‘bezorgdheid voor de burgers’ van de kant van de drie belangrijkste machten van anti-Iraanse front, die hierboven genoemd zijn. Net zoals in Libië zijn de Amerikanen de ‘leider op de achtergrond’, door deze keer de Arabische Liga ertoe te bewegen afstand te nemen van de Libanese, Iraakse en Algerijnse bondgenoten van Syrië en ze ertoe aan te zetten Syrië, dat een belangrijk lid was, te schorsen en aan vernederende voorwaarden te onderwerpen.
Op de voorgrond van deze quasi-bezorgdheid over lijf en leden van de bevolking stond het bloeddorstige regime van Saudi-Arabië, dat enige tijd geleden enkele duizenden militaire voertuigen met elitetroepen, opgeleid in Groot-Brittannië, stuurde om het protest in Bahrein de kop in te drukken en ook om de Amerikaanse en Britse belangen en bases daar te beschermen. De grondslag voor de hypocrisie wordt gevormd door de beslissing om Syrië, als straf voor zijn ‘bloedbad’, te schorsen. Deze beslissing was genomen tijdens de vergadering van de Arabische Liga, toen die op 16 november bijeenkwam in de Marokkaanse hoofdstad Rabat, op een moment dat Marokkaanse veiligheidstroepen duizenden protesterende mensen aanvielen en onderdrukten. Er waren meer imperialistische elementen betrokken in de actie van de Arabische Liga, in die zin dat haar besluiten zijn veroordeeld door Rusland, maar ook door China.
Maar het is niet alleen de Arabische Liga die door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië op deze weg gedreven wordt, maar ook de regionale macht Turkije, die eveneens betrokken was bij de bijeenkomst in Rabat. Nadat het Turkije blijkbaar had ontraden om een soort van ‘no-fly zone’ in te stellen aan de Turks-Syrische grens, zijn de Verenigde Staten langzamerhand van inzicht veranderd. Want de door Obama afgevaardigde de nationale veiligheidsadviseur, Ben Rhodes, heeft de afgelopen week gezegd: “Wij begroeten ten zeerste de ferme houding die Turkije heeft aangenomen”. De in het buitenland verblijvende leider van de Syrische Moslim Broederschap vertelde verslaggevers in de afgelopen week dat de Turkse militaire actie (‘natuurlijk om burgers te beschermen’!) wel aanvaardbaar was. (The Guardian, van 18.11.2011). Een mogelijke bufferzone langs de langzamerhand zwaar gemilitariseerde Turks-Syrische grens zou het mysterieuze ‘Vrije Syrische Leger’ voor de dag laten komen. Dit vindt voor het grootste deel zijn basis in Turkije (alsook in Libanon) en is op dit moment, qua aantal, duidelijk in de minderheid ten opzichte van de Syrische leger, dat in staat is om zich te verplaatsen met veel zwaarder wapentuig. In deze convergentie van imperialistische belangen, bestaat deze slangenkuil uit de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, de meerderheid van de Arabische Liga, breed links, de Moslim Broederschap en de Salafi Jihad uit Syrië, die een grote rol hebben veroverd binnen de oppositie tegen Assad. Bovendien zijn een verdere destabilisering en potentieel nog grotere problemen heel duidelijk aanwezig zowel in de waarschuwing van Turkse president Gül, die Syrië waarschuwt dat het zal moeten betalen voor het opdrijven van de spanningen in het Koerdische zuid-oosten van Turkije, als in “de hernieuwde bereidheid van Washington een oogje dicht te doen voor de Turkse inval in Noord-Irak, gericht tegen de Koerdische guerilla-bases”. (The Guardian, van 18.11.2011). Dit geheel van onstabiele toestanden, die gevoed worden door de grootmachten en hun belangen, maakt dat een militaire tussenkomst van Turkije op Syrisch grondgebied steeds waarschijnlijker wordt.
Teheran, het uiteindelijk doelwit
‘Het Vrije Syrische leger’ is zelf betrokken geweest bij sektarische moorden en bij het doden van Syrische burgers (Newsnight, 17.11.2011) en aangezien het in de strijd en aanslagen tegen de regeringstroepen en politiemacht, opereert vanuit schuilplaatsen buiten het land, treffen de vergeldingsmaatregelen de burgerbevolking. De Syrische Nationale Raad, die de afgelopen maand het daglicht zag, heeft ook opgeroepen tot militaire tussenkomst tegen het leger van Assad, terwijl een andere oppositie-kracht, het Nationale Coördinatie Comité, dit standpunt heeft afgewezen. De Franse minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Alain Juppé, heeft in Parijs al een ontmoeting gehad met de oppositie en in een verbetering van de relaties ontmoette de Britse Secretaris van Buitenlandse Zaken, Hague, de oppositie op 21 november in Londen. Het is niet duidelijk geworden wie deze ‘oppositie’ precies was en of zij het Vrije Syrische Leger, de Syrische Nationale Raad, het Nationale Coördinatie Comité, de Koerdische oppositie, de Moslim Broederschap en de Salafi Jihad vertegenwoordigde. De oppositionele ‘coalities’ omvatten onder meer de Stalinisten, elf Koerdische organisaties, stam- en clanstructuren, plus een onthutsend aantal beginnende tegengestelde belangen. In ieder geval heeft Hague opgeroepen tot een ‘verenigd front’ en heeft hen een ‘ambassadeur’ toegewezen. (BBC News, 21.11.2011)!
Al een aantal jaren hebben de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Israël en Saoedi-Arabië de anti-Iraanse hysterie opgevoerd en dit is de werkelijke reden van hun steun aan de Syrische oppositie en hun ‘bezorgdheid voor de burgers’.Deze campagne is behoorlijk toegenomen door een recent rapport van het Internationaal Atoom-Energie Agentschap (IAEA), dat een ‘mogelijke’ militaire dimensie in de Iraanse nucleaire ambities meende gewaar te worden. Maar de Verenigde Staten omsingelen Iran al enige tijd. Aan de oostgrens van Iran liggen honderdduizend Amerikaanse troepen in Afghanistan, in het noord-oosten ligt Turkmenistan met zijn Amerikaanse militaire basis. In het zuiden van Bahrein liggen Amerikaanse en Britse marinebases. En in Qatar, anti-Iraanse marionet van Saoedi-Arabië, bevindt zich het hoofdkwartier van de Amerikaanse Commandotroepen.
De enige ademruimte die er voor Iran nog bestaat, ligt aan de westgrens met Irak en zelfs hier hebben Amerikaanse en Britse commandotroepen hun directe of indirecte invallen uitgevoerd. In 2007 heeft Bush de toestemming van het Congres gekregen voor een programma van 400 miljoen dollar, om ‘etnische’ groepen te steunen, terwijl Seymour Hersch onlangs in de Daily Telegraph en Brian Ross op ABC inlichtingen hebben binnengekregen over een groep Iraanse terroristische gangsters Joundallah. De leider van de groep Abdolmalek Rigi, die door de Iraanse geheime politie gevangen genomen is toen hij naar Doha ging, bevestigt dat hij op de Amerikaanse luchtmachtbasis van Manas, in Kirghizistan, de CIA had ontmoet om zijn steun aan te bieden aan de terroristische aanvallen in Iran.
Langs de hele kust van Iran, in de Perzische Golf, is er een massale opbouw van Amerikaanse oorlogsschepen aan de gang en in de wijdere Golfregio versterken de Verenigde Staten hun troeven in Koeweit, Bahrein en de Verenigde Arabische Emiraten. Recente berichten (The Guardian, 11.03.2011) hebben aangetoond dat het Verenigd Koninkrijk samen met de Amerikaanse troepen noodmaatregelen voorbereidt met het oog op een mogelijke maritieme en luchtaanval op doelen in Iran. Op nauwelijks 1500 kilometer daar vandaan bevindt zich Israël, dat nucleaire wapens bezit, en dat betrokken was bij de aanval met het virus Stuxnet, en er in slaagde om ongeveer een vijfde deel van de atoomcentra van Iran definitief lam te leggen. Het was ook betrokken bij de dood van Iraanse wetenschappers, waaronder op de eerste plaats een atoomexpert, generaal-majoor Moghaddam, die tien dagen geleden, samen 16 anderen, werd gedood in een enorme explosie op een basis van de Revolutionaire Garde, dichtbij Teheran.
Nogmaals, de hypocrisie van de democratie is bijna ongelofelijk: ondanks hun retoriek over ontwapening, bevestigt de Britse Amerikaanse Informatie-Raad van de Veiligheid (BASIC) dat de Verenigde Staten in de loop van het komende decennium 700 miljard uit zullen geven voor de modernisering van hun nucleaire bewapening en dat ”andere landen, China, India, Israël, Frankrijk en Pakistan inbegrepen, reusachtige sommen zouden moeten besteden aan tactische en strategische raketsystemen”(The Guardian, 31.10.2011). Het rapport gaat verder door te stellen dat “de nucleaire wapens een rol worden toebedacht die verder gaat dan alleen afschrikking … een rol als oorlogswapen in de militaire planning”. En wat Israël betreft, verklaart het rapport: “…. De omvang van de nucleaire kernkoppen van de kruisraketten van zijn vloot onderzeeboten is toegenomen en het land schijnt op de goede weg te zijn, dankzij zijn programma van lancering van satellieten, voor de toekomstige ontwikkeling van een intercontinentale ballistische raket (ICBM)”.
Groot-Brittannië, dat heeft bijgedragen om Israël van nucleaire wapens te voorzien, is niet genoemd in het rapport waartoe dit land de opdracht had gegeven. Iedereen weet dat een aanval op Iran stom zou zijn, zelfs in de ogen van de Mossad en de Shin Bet, de externe en interne geheime veiligheidsdiensten van Israël. Gebruikmakend van het kanaal, dat ze gewoonlijk gebruiken om informatie uit te laten lekken, de Koeweitse krant Al-Jarida, hebben de twee agentschappen hun ernstige twijfels geuit en de baas van Mossad, Meir Dagan, die onlangs met pensioen is gegaan, heeft het vooruitzicht van een aanval op Iran ‘de stomste van alle ideeën’ genoemd, waarover hij ooit had horen spreken. Maar het feit dat zoiets stom is of irrationeel maakt het nog niet onwaarschijnlijk: het is voldoende om te kijken naar de oorlog in Irak en de internationale nachtmerrie, totaal irrationeel, in Afghanistan/Pakistan. Syrië wordt een volgende stap in de omvorming van de geheime oorlog tegen Iran. Dat heeft niets te maken ‘de bescherming van burgers’, maar komt volledig overeen met het nastreven van de meest irrationale doelen, opgelegd door een systeem, dat in volledige ontbinding verkeert.
Baboon / 21.11.2011
Internationalisme nr. 354 - 2e kwartaal 2012
Internationalisme 355 - 3e kwartaal 2012
Al meer dan anderhalf jaar bombardeert, vermoordt, verkracht en foltert het bewind van Assad onder de ogen van de ‘internationale gemeenschap’ die een hypocriete klaagzang verspreidt over het lot van de Syrische bevolking die dagelijks al deze verschrikkingen moet ondergaan.
Aan alle kanten vermenigvuldigen de internationale bijeenkomsten, waarin de 16.000 doden van de Syrische repressie worden aangeklaagd, en oproepen worden gedaan tot vrede met dreigementen, de ene meer steriel dan de andere. De ‘filosoof’Bernard Henry Lévi, de niet aflatende vertegenwoordiger van de imperialistische belangen van de Franse bourgeoisie en sinds de oorlog in ex-Joegoslavië een onverzadigbare samoerai van de verschillende televisiekanalen en Parijse salons, kan, in navolging van de Verenigde Staten, die met de vinger aan de trekker, hun rekening willen vereffenen met de Syrische potentaat, niet anders dan oproepen tot een militaire interventie in Syrië
En zes maanden geleden is Mali ook terechtgekomen in een oorlogssituatie, die voorlopig ook geen enkel perspectief biedt op een bijleggen van de strijd. Ook daar hebben de hoogwaardigheidsbekleders, de vertegenwoordigers van de westerse democratische bourgeoisie, zich zonder ophouden geërgerd en ongerust gemaakt over de hel die de bewoners van deze regio wacht, schaamteloos geteisterd door gewapende min of meer islamitische bendes.
Maar wat is er waar van deze besluiteloosheid, deze mediadrukte die geacht wordt een appel op ons te doen met betrekking tot het lot van deze twee landen in het bijzonder? Niets! Wind en niets dan wind!
Niet alleen maken de grote mogendheden zich, zoals overal elders, in feite geen enkele zorg betreffende de barbarij die de bevolking van Syrië of Mali ondergaan, maar is hun enige reële bezorgdheid de inschatting van de mogelijke voordelen en de risico’s van een militaire ingreep. Deze beide situaties zijn een kritieke uitdrukking van de impasse waarin de kapitalistische wereld zich bevindt en de onmacht waarin waarvoor de westerse mogendheden zich gesteld zien.
In Mali betreft het over een verwikkeling, rechtstreeks veroorzaakt enerzijds door de sociale ontaarding, die het Franse kolonialisme heeft achtergelaten en haar onvermogen om een voldoende stabiele Malinese staat in het leven te roepen. De uitbarsting van de verschillende fracties, die de laatste maanden opgedoken zijn, zegt genoeg over de ondergang van deze regio, die verder reikt dan Mali zelf. Van de Aqmi tot en met de Mnla, uitgaande van diverse groepen dissidenten en opposanten van het regime van Bamako, de één meer ‘diepgelovig’ dan de ander, gaat het om bendes gewapende bandieten, die niet gisteren als door een betovering en het daglicht gekomen zijn. Men zegt ons dat de terugkeer is van de Toearegs, die voorheen geronseld waren door Khadafi, met andere woorden honderden krijgshaftig getrainde mannen, die zware wapens met zich meesleuren, de factor zijn die deze nieuwe zone van chaos in de Sahel-regio hebben ontketend.
Alsof zoiets niet was te verwachten! Toppunt van ‘verwondering’! Libië heeft geen gemeenschappelijke grenzen met Mali en de Toearegs hebben dus twee grenzen moeten oversteken: die van Libië-Algerije en die van Algerije-Mali. Ze werden zelfs niet ontwapend(!) toen zij de rangen en krachten van de voortgaande Touareg-rebellie in belangrijke mate kwamen vergroten, waardoor de begeerte van de kleine lokale en regionale boeven alleen maar werd geprikkeld. De larve zat dus al geruime tijd in het fruit. Mali, zoals de hele Sahel, maakt inderdaad deel uit van deze historische, moeilijk te controleren plaatsen door de ontelbare bevolkingsgroepen met verschillende culturen, waaronder de ex-koloniale machten, in concreto Frankrijk, die gedurende meer dan 150 jaar de ongelijkheid heeft onderhouden en aangewakkerd volgens de leuze: ‘verdeel en heers’. En indien de huidige situatie het product is van wat genoemd wordt: ‘Françafrique’, kan ze slechts verergerd worden door de reeds twintig jaar durende schimmige oorlog tussen de Verenigde Staten en Frankrijk, met als inzet de controle over de markt van Afrikaanse grondstoffen. Na Soedan is het niet onmogelijk dat ook Mali opgedeeld gaat worden in twee verschillende staten. Ondertussen verspreidt zich een cholera-epidemie in Goa, waarmee uitzinnige islamieten de omgeving extra hebben ondermijnd, en aldus de ganse bevolking hebben gegijzeld. Maar we mogen gerust zijn, de Veiligheidsraad van de VN heeft in een resolutie, donderdag met unanimiteit aangenomen, opgeroepen tot sancties tegen de rebellen van Noord-Mali terwijl de Cedeao elke westerse militaire inmenging in het land verbiedt!
Stad na stad wordt het land onderworpen aan een intensief artillerie-bombardement en zit de bevolking gedurende dagen of weken opgesloten in hun huizen of kelders, zonder voeding of elektriciteit. Sluipschutters van het leger installeren zich op de daken, iedereen neerschietend die zo gek is om voedsel te gaan halen voor zijn gezin. En als dan uiteindelijk de stad valt, worden alle gezinnen direct en persoonlijk getroffen, hetzij door de soldaten van het reguliere leger of nog vaker - door de massieve deserties van soldaten die walgen van wat ze moesten doen - door bendes vage criminelen, ‘Shabiha’ genoemd, oftewel ‘geesten’. De twee meest bekende moordpartijen hebben plaatsgevonden in Houla en Mazraat al-Qubair, maar ze zijn helemaal niet de enige voorbeelden.
Met de meest schaamteloze arrogantie praten de woordvoeders van het regime de bloedbaden goed door het bestaan van ‘gewapende terroristische groepen’, die zich gevestigd zouden hebben in de desbetreffende steden. Heel dikwijls beschuldigen ze dat de moordpartijen van vrouwen en mannen, die het meest uitvoerig in het nieuws geweest zijn, komen van deze groepen die zogenaamd handelend om de regering in diskrediet te brengen
Tegenover de grote protestacties, die tegen zijn overheersing ontstaan zijn tijdens de andere massabewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, heeft Pasar el-Assad de sporen van zijn vader proberen te volgen: in 1982 heeft Hafez el-Assad weerstand moeten bieden aan een andere opstand geconcentreerd in Hama en geleid door de Moslimbroeders. Het regime heeft toen een gruwelijke slachting aangericht: het dodenaantal werd geschat tussen de 17.000 en 40.000. De opstand werd verpletterd en de dynastie van Assad heeft bijna 30 lang jaar een min of meer gecontesteerde controle over het land kunnen handhaven.
Wat verleden jaar begonnen is als een ongewapende volksopstand tegen het regime van Assad, is veranderd in een lokale oorlog tussen de regionale en mondiale imperialistische mogendheden. De voornaamste geallieerde van Syrië in de regio, Iran, houdt zich aan de zijde van Assad en men weet dat de ‘Bewakers van de Revolutie’ of andere agenten van de islamitische republiek ter plaatse meewerken en medeplichtig zijn aan de terreurcampagne van Assad. Deze laatste blijft bovendien genieten van de bescherming van Rusland en China die, in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, actief de resoluties blokkeren die zijn regering veroordelen en oproepen tot sancties. Zelfs als Rusland zich, ten opzichte van de begaande afschuwelijkheden, genoodzaakt zag zijn houding te matigen, door zijn eerste schuchtere kritiek te uiten over de moordpartijen van Assad, dan vormt haar steun aan de ‘non-interventiepolitiek’ een versterking van de massale hulp met wapens aan Syrië. Hillary Clinton heeft Rusland er recentelijk van beschuldigd aanvalshelikopters te leveren - waarop Sergueï Lavrov, de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, antwoordde dat de helikopters enkel een ‘defensieve’ taak vervullen en dat het Westen in ieder geval de rebellen bewapent. Wat evenzeer waar is.
Want vanaf het moment dat de oppositie zich verenigd had rond het Vrije Syrische Leger en de nationale Syrische Raad tot een belangrijke politieke burgerlijke macht werd, zijn er wapentransporten geweest vanuit Saoedi-Arabië en Qatar.
Wat betreft Turkije, die lange tijd goede relaties heeft onderhouden met het regime van Assad, zagen we in de laatste maanden hoe deze haar houding radicaal veranderde met een veroordeling van de onmenselijkheid, door bescherming te bieden aan dissidente militairen en ontheemden, die deze moordpartij ontvluchten.
Op militair vlak heeft zij een belangrijke macht op de been gebracht aan de Syrische grens en Moskou er tegelijkertijd van beschuldigend Syrië te steunen. Hillary Clinton suggereert dat de massale komst van Syrische troepen rond Aleppo, vlakbij de grens met Turkije “best de rode lijn zou kunnen zijn voor de Turken in de verdediging van hun nationale strategische belangen”. Van de kant van de Turkse staat betreft het een politiek van duidelijke (1) provocatie, bedoeld om in de ogen van de westerse mogendheden een versterkte status te verwerven als voornaamste macht op het regionaal vlak.
De politiek van terreur van Assad, verre van de ijzeren greep op het land te verstevigen, heeft alles tot een kookpunt gebracht in een perspectief van een niet te overzien imperialistisch conflict. De etnische en religieuze verdelingen binnen het land nemen alleen maar toe. De Iraniërs steunen de Alawitische minderheid, oftewel de Saoedi’ s, en zonder enige twijfel een resem aan ongecontroleerde djihadstrijders, die door het conflict worden aangetrokken, om een soort Soennitisch regime op te leggen. De spanning tussen christenen en islamieten en tussen Koerden en Arabieren stijgt ook. Het geheel vindt plaats in een context waarbij Israël de Verenigde Staten onder druk zet om Iran aan te vallen en dreigt om de klus zelf te klaren. Tevens zou een escalatie van de oorlog in Syrië als gevolg hebben dat de Iraanse kwestie nog meer in het daglicht wordt gesteld, met nog meer verstrekkende en verwoestende gevolgen.
De sociale en politieke gevolgen van een nieuw oorlogstoneel, dat zich opent voor de grote mogendheden in deze Syrische regio, zijn niet in te schatten. Hetzelfde geldt voor Mali, waar een reëel risico bestaat dat de gehele Sahel in vuur en vlam wordt gezet door de creatie van een immense haard van conflicten, die Afrika van oost naar west doorkruist.
We kunnen dus niet voorspellen of de westerse mogendheden in de komende periode, hetzij in Syrië hetzij in Mali, gaan tussenkomen, daar de situatie dan waarschijnlijk oncontroleerbaar zou worden. Maar of zij het nu wel of niet doen, de doden stapelen zich op en hun uitvoerige ‘humanitaire’ toespraken tonen aan wat ze waard zijn: leugens, misprijzen voor de bevolking en de inschatting van de verschillende belangen
Wilma / 07.08.2012
(1) De vernietiging van een Turks vliegtuig boven het Libische luchtruim is er een bewijs van.
In de hiernavolgende bijdrage stellen wij de eerste inleiding voor van deze cyclus. De erop volgende discussie was heel levendig en kon zich verheugen op de deelname van alle aanwezigen.
Deze eerste discussie centreerde zich rond vier grote lijnen : het zoeken om definities en gehanteerde begrippen beter te omschrijven (geld en krediet, schulden, afzetmarkten, ruil- en gebruikswaarden, enz.) ; de historische crisis van het kapitalisme ( zijn verval) en de kwestie van de overproductie ; het verband tussen crisis – oorlog – heropbouw en de rol van het imperialisme en thema’s die al een aanloop vormden naar de volgende twee discussie-rondes.Na de cyclus werden alle teksten gebundeld. Deze bundel is ook op aanvraag verkruigbaar.
Om te beginnen is het onloochenbaar dat de crisis zich, en wel het meest spectaculair zelfs, uit op het financiële vlak: de banken hebben vanaf het einde van de jaren 1980 alle ruimte gekregen om hun politiek van financieren en tussenhandel te verruimen en vormen nu – ook al is het virtueel via de computer – een belangrijkere markt dan alle niet-financiële sectoren bij elkaar. In 2008 was de som van de wereldwijde financiële transacties toegenomen tot 2.200.000 miljard dollar, tegen een Bruto Nationaal Product op wereldschaal van 55.000 miljard. De speculatieve economie is daardoor 40 keer groter dan de zogenaamde ‘echte’ economie. En deze miljarden zijn in de afgelopen jaren in toenemende mate geïnvesteerd in doldraaiende en zelfvernietigende beleggingen. De financiële sector is de laatste 25 jaar niet meer gebaseerd op reële of intrinsieke waarden, maar tot een steeds meer op zichzelf gericht fenomeen uitgegroeid. Ze heeft haar contact met de economische realiteit volkomen verloren. Ze staat al lang niet meer ten dienst staan van de reële economie, maar is gebaseerd op irreële overwaarde (lucht). Het is hier, waar de enorm opgeblazen schulden van overheden, financiële instellingen, ondernemingen en particulieren uit voortvloeien.
Op het einde van de 20e eeuw heeft de bourgeoisie de banken alle ruimte heeft gegeven om hogere hypotheekleningen te verstrekken dan gebruikelijk was tegen een hele lage aanvangsrente. De explosie van dit hypothecaire krediet zorgde in een groot aantal landen voor stijgende vastgoed- en huizenprijzen. Door steeds grotere leningen te verstrekken tegen sterk overgewaardeerde prijzen op de huizenmarkt, konden de banken een steeds groter deel van het inkomen van de arbeiders aan rente innen. Tot het moment dat de rente verhoogd werd, om de dreigende inflatie (verhoging van de huizenprijzen leidde tot een oververhitting van de huizenmarkt) een halt toe te roepen. En toen konden plotseling een massa aan arbeidersfamilies de rente op hun hypotheek niet meer opbrengenMaar het verschijnsel van arbeidersfamilies, die met handen en voeten gebonden zijn aan een hypotheek, is altijd al aanwezig geweest binnen het kapitalisme en kan de omvang van de huidige krisis niet verklaren. Tegenwoordig zijn ze met handen en voeten gebonden aan de banken, vroeger waren ze dat aan de patroon, zoals we weten uit de verslagen van Friedrich Engels: ‘De ketening van de arbeider aan een eigen huis’, bestond al in de jaren ‘80 van de 19e eeuw“. (De fabrikant) Dolfuss en zijn collega’s trachtten de arbeiders kleine huisjes te verkopen die in jaarlijkse termijnen afbetaald moesten worden. (….) Op deze manier gingen de arbeiders gebukt onder zware hypotheeklasten (...) en werden daarna pas echt de slaven van hun broodheren; ze waren gebonden aan hun huizen, ze konden niet weg, en moesten alle werkomstandigheden slikken”. (Friedrich Engels 1887)
Het probleem betreft echter niet de immobiliënmarkt op zich maar het gehele marktmechanisme met zijn uitgesproken speculatief karakter.
De extravagante leningen van banken aan huishoudens en bedrijven, die de crisis veroorzaakten, hadden geen productief karakter. Er werd geen echte waarde gecreëerd, alleen de kosten van de al bestaande goederen en diensten werden verhoogd door de politiek van de banken. Op een nog vulgairder wijze verstrekten verzekeraars polissen met gigantische verborgen kosten, de toepasselijk getitelde woekerpolissen. Banken en verzekeraars verdienden dus - figuurlijk - hun geld door tolpoortjes neer te zetten, niet door nieuwe wegen aan te leggen. Hoe de winsten ook gerealiseerd werden door de betreffende banken, alle instellingen (pensioenfondsen, banken, woningcorporaties) in de hele wereld wilden een graantje van meepikken van de winsten die, middels rommelhypotheken, gemaakt werden op de, met name de Amerikaanse, huizenmarkt. Deze rommelhypotheken, deze risicovolle beleningen, werden vermengd met minder risicovolle beleningen en door de betreffende banken op de beurs te koop aangeboden.
En ondanks het feit, of juist vanwege het feit dat de aandelen, obligaties van de betrokken banken en verzekeringsmaatschappijen bleven stijgen, gingen anderen, die daar ook van wilden snoepen, steeds meer risico’s aan. Om mee te kunnen doen aan dit casinospel kregen de banken (eigenlijk gewone nutsbedrijven) toestemming van hun respectievelijke staat hun voorraad liquide middelen tot een minimum terug te brengen. De inkomsten namen inderdaad met grote sprongen toe. De pensioenfondsen in Nederland bijvoorbeeld verdienden er zoveel mee dat de staat in de jaren 1990 hun kas zelfs tweemaal heeft afgeroomd, omdat ze over teveel kapitaalreserves beschikten. De met grote sprongen toegenomen winsten waren op zichzelf het bewijs dat het allemaal geen kwaad kon. Maar toen in de VS de (de virtuele) overwaarde plotseling in rook opging, zaten de instellingen in de rest van de wereld ook met de gebakken peren: hun beleggingen in de rommelhypotheken bleken opeens bijna niks meer waard te zijn.
Ook dit fenomeen is niet nieuw. Ook dit fenomeen hebben we in de geschiedenis ook al eens eerder gezien en zegt niets over de oorzaak van de crisis van vandaag. Eén van de belangrijkste verschijnselen van de Grote Depressie van de jaren 1930 van de vorige eeuw was het aantal banken dat failliet ging. Ook toen daalde het vertrouwen tussen de banken tot een nulpunt (want wie heeft hoeveel onbetrouwbare beleggingen?), waardoor de liquiditeitsverstrekking, het smeermiddel van de economie, tot een nulpunt daalde.
In de laatste jaren is iedere ineenstorting van de beurs gepaard gegaan met affaires over zogenaamde bedrieglijke handelaars. Het waren niet alleen maar fraudeurs: zo zijn de praktijken van Madoffs de laatste zestien jaar wel acht keer tegen het licht gehouden door allerlei toezichthoudende autoriteiten, zoals de Securities en Exchange Commission (SEC). Hoewel onderzoekers getipt waren, stuitten ze nooit op fraude. In feite hebben de volgende voorbeelden met veel risico’s gespeculeerd, maar zijn ze er op een ongelofelijke manier mee de teil in gegaan. In december 2008 was het Bernard Madoff opeens een fraudeur, toen bleek dat de bankenreus Lehman Brothers 65 miljard dollar in lucht had zien opgaan. Hetzelfde gebeurde in september 2011 door toedoen van Kweku Adoboli met een ‘fraude’ van 2.3 miljard dollar bij de Zwitserse bank UBS. In januari 2008 herhaalde dat zich nog eens door Jerome Kirviel met een ‘fraude’ van 4.82 miljard euro’s bij Franse Bank Société Générale. Maar speculatie is geen nieuw fenomeen : “Een zekere Sullivan krijgt op het ogenblik van zijn vertrek — voor een regeringsopdracht — naar een deel van Indië, dat ver verwijderd ligt van de opiumgebieden, een opiumcontract toegewezen. Sullivan verkoopt zijn contract voor £40.000 aan een zekere Binn, Binn verkoopt het contract op dezelfde dag voor £60.000 en de uiteindelijke koper en uitvoerder van het contract verklaart dat hij er daarna nog een enorme winst uit haalde.”
Maar dit fenomeen is ook helemaal niet kenmerkend voor de huidige crisis. Het bestaat al heel lang binnen het kapitalisme. Marx omschreef de destructieve werking van de financiële sector en de speculanten in zijn tijd als de ‘plunderende ridders van het krediet’;‘een parasitaire klasse’. “Het woekerend kapitaal gebruikt de kapitalistische wijze van exploitatie, zonder de kapitalistische wijze van productie,”
Eens te meer dus is speculatie een fenomeen dat aanwezig was doorheen de ganse geschiedenis van het kapitalisme en bijgevolg kan het moeilijk de grondslag vormen voor de huidige crisis van het kapitalisme.
Dat er een enorme kloof gaapt tussen de economieën van zuidelijke en noordelijke Europese landen als Nederland en Duitsland wisten we in 2000 ook al. Een land als Griekenland is niet in staat om te concurreren met de meer noordelijke landen. Het was duidelijk dat de situatie vanaf het begin onhoudbaar was en de fundamenten van de Europese munteenheid wel moest ondermijnen. De verschillende bourgeoisieën uit het Noorden handelden in het verleden echter zeer bewust in overeenstemming met hun economische belangen toen ze landen uit de Europese periferie, die aantoonbaar met begrotingscijfers knoeiden, toch de Eurozone inloodsten. Strenge fiscale regels werden terzijde geschoven omwille van de beloftes van nieuwe, beschermde markten voor hun ondernemingen.
Ook nu proberen de politici mogelijke inzichten te vertroebelen door de boodschapper aan te vallen. Maar dit beantwoordt natuurlijk aan de rol waarvoor ze aangesteld en betaald worden : de bevolking voor te liegen over de grondslag van de gebeurtenissen die de financiële druk veroorzaken op bepaalde Europese landen en de spanningen binnen de Eurozone verscherpen, en vooral te verbergen dat het kapitalisme gekenmerkt wordt door fundamentele tegenspraken, die binnen dit systeem niet op te lossen zijn.
Het kapitalisme is de eerste maatschappijvorm in de geschiedenis wier crisis niet het gevolg van onderproductie, van een product van tekort, maar als gevolg van een overproductie, van een teveel aan goederen. In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken – de epidemie van de overproductie. Het is een crisis van de op loonarbeid gebaseerde kapitalistische productiewijze Het kapitalisme is sinds zijn ontstaan belast met een soort van aangeboren ziekte: het produceert in overvloed een vergif dat niet zijn organisme niet de baas kan, de overproductie. Het vervaardigt meer waren dan zijn markt kan opslorpen. Waarom? Laten we een voorbeeld nemen om dat uit te leggen: een arbeider werkt aan een lopende band of achter een computer en krijgt aan het eind van de maand 800 euro uitbetaald. In feite produceert hij niet het equivalent van de 800 euro, dat hij ontvangt, maar een waarde van wel 1600 euro. Hij heeft waarde voortgebracht die hij niet betaald krijgt of anders gezegd, een meerwaarde. Wat doet de kapitalist met de 800 euro die hij van de arbeider gestolen heeft (op voorwaarde dat hij die waren verkocht krijgt)? Hij gebruikt een deel ervan voor zijn persoonlijke consumptie, laten we zeggen: 150 euro. De overblijvende 650 euro herinvesteert hij in het kapitaal van zijn bedrijf, meestal in de vorm van de aankoop van modernere machines, enzovoort. Maar waarom gaat de kapitalist zo te werk? Omdat hij er economisch toe gedreven wordt. Het kapitalisme is een systeem van concurrentie, de producten moeten goedkoper verkocht worden dan die van de buurman, die dezelfde producten fabriceert. Bijgevolg moet de patroon niet alleen zijn productiekosten – lees: lonen – verlagen, maar bovendien een groeiend deel van de onbetaalde arbeid van de arbeiders opnieuw en, op de eerste plaats, investeren in meer modernere machines om de productiviteit op te voeren. Indien hij dit niet doet, kan hij niet moderniseren en zal zijn concurrent, vroeger of later, wel goedkoper kunnen verkopen en de markt kunnen inpalmen. Het kapitalistisch systeem is behept met een tegenstrijdig fenomeen: door de arbeiders niet volledig te vergoeden voor wat ze effectief als arbeid geleverd hebben en door de bazen te noodzaken af te zien een groot deel van de winst, dat ze zo afgeperst hebben, zelf te verbruiken, produceert het systeem meer waarde dan het kan verhandelen. De arbeiders en kapitalisten kunnen samen nooit alle geproduceerde waren verbruiken. Het kapitalisme moet daarom het overschot aan waren buiten zijn eigen productiesfeer verkopen, op markten die nog niet veroverd werden door de kapitalistische productieverhoudingen, en die we de extra-kapitalistische markten noemen. Als het daar niet in slaagt, wordt het geconfronteerd met een overproductiecrisis.
Dit zijn in grote lijnen samengevat de conclusies waar de werken van Karl Marx in Het Kapitaal en van Rosa Luxemburg in De accumulatie van het kapitaal toe geleid hebben. Om het nog beknopter te zeggen, vatten we de theorie van de overproductie in enkele punten samen:
- Het kapitaal buit zijn arbeiders uit (of anders gezegd: hun lonen zijn minder belangrijk dan de werkelijke waarde die ze met hun arbeid scheppen).- Het kapitaal kan zo zijn waren met winst verkopen, voor een prijs die behalve het loon van de arbeiders en de meerwaarde, ook de afbetaling van de productiemiddelen mogelijk maakt. Maar de vraag is: aan wie?
- Natuurlijk kopen de arbeiders die waren… voor zover hun loon daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal.- De kapitalisten verbruiken zelf ook… en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen.
- Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproductiecrisis’! n
DS
Om die reden stelt de IKS dan ook vandaag dat de arbeidersklasse niets te zoeken heeft op het verkiezingsterrein. Deze houding van de revolutionairen heeft niets te maken met het specifieke karakter van de gemeenteraadsverkiezingen die in oktober in België doorgaan, maar vloeit voort, zoals onderstaande tekst duidelijk maakt, uit de algemene kenmerken van de ontwikkeling van het kapitalisme sedert begin van vorige eeuw.
Geconfronteerd met de angst voor de toekomst, de schrik voor de werkloosheid, het balen van de soberheid en de bestaansonzekerheid, gebruikt de bourgeoisie de verkiezingen om het nadenken binnen de arbeidersklasse te belemmeren.De weigering om deel te nemen aan het verkiezingscircus is geen vanzelfsprekende zaak voor het proletariaat omdat deze misleiding nauw verbonden is met de kern van de ideologie van de heersende klasse: de democratie. Heel het sociale leven van het kapitalisme wordt door de bourgeoisie georganiseerd rond de mythe van de democratische staat. Deze mythe is gegrondvest op het leugenachtige idee dat alle burgers gelijk en vrij zouden zijn om via hun stem, te kiezen voor hun politieke vertegenwoordigers en het parlement, dat voorgesteld wordt als de weerspiegeling van de volkswil. Dit ideologische bedrog is voor de arbeiders moeilijk te ontzenuwen, ook al omdat de verkiezingsmis-leiding gedeeltelijk steunt op bepaalde waarheden. De bourgeoisie misbruikt ze, via het vervalsen van de geschiedenis van de arbeidersbeweging, door de herinnering op te roepen van de heldhaftige strijd van de arbeidersklasse voor de verovering van het stemrecht. Tegen de grove propagandistische leugens is het noodzakelijk om terug te grijpen op de werkelijke standpunten die werden verdedigd door de arbeidersbeweging en haar revolutionaire organisaties. En dat niet op zichzelf, maar met betrekking tot de verschillende perioden van de ontwikkeling van het kapitalisme en van de behoeften van de revolutionaire strijd van het proletariaat.
De negentiende eeuw is de periode van volle ontwikkeling van het kapitalisme, waarbij de bourgeoisie het algemeen stemrecht en het parlement gebruikte in haar strijd tegen de adel en haar eigen reactionaire fracties. Zoals Rosa Luxemburg in 1904 onderstreepte in haar tekst Sociaal-democratie en parlementarisme: Verre van een absoluut product te zijn van de democratische ontwikkeling, van de vooruitgang van het menselijke geslacht of van soortgelijk schoons, is het parlementarisme veeleer de bepaalde historische vorm van de klassenheerschappij van de bourgeoisie en dit is dan de keerzijde van deze heerschappij van de strijd van de bourgeoisie tegen het feodalisme. Het burgerlijke parlementarisme blijft slechts zolang in leven als de strijd tussen de bourgeoisie en het feodalisme duurt. (Rosa Luxemburg, Orde heerst in Berlijn, L.J.C. Boucher, Den Haag) Met de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze, schaft de bourgeoisie de lijfeigenschap af en breidt zij de loonarbeid uit voor de behoeften van haar economie. Het parlement wordt de arena waar de verschillende burgerlijke partijen elkaar bevechten om te beslissen over de samenstelling en de oriënteringen van de regering die belast wordt met de uitvoerende macht. Het parlement wordt tot het centrum van het burgerlijke politieke leven, maar in dit democratisch parlementair systeem, zijn alleen de notabelen kiezers. De proletariërs hebben geen spreekrecht, noch het recht van organisatie.
Onder druk van de Eerste en vervolgens van de Tweede Internationale gingen de arbeiders sociale strijd van grote omvang voeren, dikwijls ten koste van hun eigen leven, om verbeteringen af te dwingen van hun levensvoorwaarden (vermindering van de werktijd van 14 tot 10 uren, verbod op kinderarbeid en op zwaar werk voor de vrouwen ). Aangezien het kapitalisme toen nog een sociaal systeem in volle bloei was, stond zijn omverwerping door de proletarische revolutie nog niet op de dagorde. Dat is de reden waarom de eisenstrijd op het economische vlak, via de vakbonden, en de strijd van zijn politieke partijen op het parlementaire terrein, het voor het proletariaat mogelijk maakten om hervormingen in zijn voordeel in de wacht te slepen. Een dergelijke deelname maakte het voor de arbeidersklasse mogelijk druk uit te oefenen ten gunste van deze hervormingen, en tegelijkertijd de verkiezingscampagnes te gebruiken als propaganda- en agitatiemiddel voor het proletarisch programma en het parlement te gebruiken als tribune om de schandelijke politiek van de bourgeoisie aan de kaak te stellen. Daarom ook was in een groot aantal landen de strijd voor het algemeen kiesrecht gedurende de hele 19e eeuw een van de belangrijkste gelegenheden voor de mobilisatie van het proletariaat (1). Dit zijn de stellingen die Marx en Engels gedurende heel deze periode van de bloei van het kapitalisme verdedigden in goedkeuring van de deelname van het proletariaat aan de verkiezingen.
Aan de dageraad van de twintigste eeuw had het kapitalisme de wereldmarkt veroverd. Toen het opbotste tegen de grenzen van zijn geografische uitbreiding, stuitte het op de objectieve beperkingen van de markten: de afzetmarkten van zijn productie worden steeds meer ontoereikend. De kapitalistische productieverhoudingen vormen zich vanaf dat moment om tot belemmeringen van de ontwikkeling van de productiekrachten. Het kapitalisme komt als een geheel terecht in een periode van crises en oorlogen van wereldomvang.
Een dergelijke omwenteling zal een diepe verandering teweegbrengen in de politieke levenswijze van de bourgeoisie, in het functioneren van haar staatsapparaat en, a fortiori, in de voorwaarden en strijdmiddelen van het proletariaat. De rol van de staat wordt overheersend want hij alleen is in staat om de orde en de samenhang te verzekeren van een kapitalistische maatschappij die wordt verscheurd door haar eigen tegenstellingen. De burgerlijke partijen worden steeds vanzelfsprekender tot instrumenten van de Staat die belast worden met het doen aanvaarden van diens politiek. De politieke macht vertoont de neiging om zich te gaan verplaatsen van de wetgevende naar de uitvoerende macht en het burgerlijke parlement wordt tot een lege huls. Het beschikt niet meer over een werkelijke beslissingsmacht. Deze werkelijkheid werd in 1920, op haar Tweede Congres, door de Kommunistische Internationale duidelijk gekenschetst. "De houding van de 3e Internationale ten overstaan van het parlementarisme wordt niet bepaald door een nieuwe doctrine maar door de verandering van de rol van het parlement zelf. In het voorbije historische tijdperk heeft het parlement als instrument van het kapitalisme in ontwikkeling, in zekere zin, meegewerkt aan de vooruitgang van de geschiedenis. Onder de moderne voorwaarden van ongebreideld imperialisme is het parlement een wapen van valsheid, bedrog, en geweld geworden, een plaats van opgewonden gebabbel.(...) In de huidige tijd kan het parlement, voor de kommunisten, in geen enkel geval, nog dienst doen als de arena voor de strijd voor hervormingen en verbeteringen van de levensstandaard van de arbeidersklasse, zoals dat het geval was op bepaalde momenten in het vorige tijdperk. Het brandpunt van het politieke leven is volledig en voorgoed naar buiten de grenzen van het parlement verschoven.” (2).
Sindsdien was er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toestaan van werkelijke en duurzame hervormingen van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse. Het tegendeel dringt zich op aan het proletariaat: steeds grotere opofferingen, ellende en uitbuiting. De revolutionairen zijn eensgezind in de erkenning van het feit dat het kapitalisme zijn historische grenzen heeft bereikt, en dat het in zijn vervalfase is binnengetreden, zoals bleek uit de ontketening van de 1e Wereldoorlog. Voortaan was het alternatief: socialisme of barbarij. Het tijdperk van de hervormingen was definitief afgesloten en de arbeiders konden niets meer verkrijgen op het terrein van de verkiezingen.
Desalniettemin ging er zich een debat ontwikkelen in de loop van de jaren 1920 in de schoot van de Kommunistische Internationale omtrent de mogelijkheid, verdedigd door Lenin en de Bolsjewistische Partij, van de tactiek van het revolutionaire parlementarisme. Geconfronteerd met de ontelbare vraagstukken die werden opgeworpen door de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode, woog het gewicht van het verleden door op de arbeidersklasse en haar organisaties. De imperialistische oorlog, de proletarische revolutie in Rusland, en vervolgens de terugval van de proletarische strijdgolf op wereldvlak vanaf de jaren 1920 brachten Lenin en zijn kameraden er toe om te denken dat men het parlement van binnen uit zou kunnen vernietigen of het parlement zou kunnen gebruiken als een revolutionaire tribune. In feite zou deze foute tactiek de 3e Internationale steeds verder doen afdrijven naar compromissen met de ideologie van de heersende klasse. Het isolement van de Russische Revolutie, de onmogelijkheid van haar uitbreiding naar de rest van Europa door het neerslaan van de revolutie in Duitsland, zouden eerst de Bolsjewiki en de Internationale, en vervolgens de Kommunistische Partijen, doen afdrijven naar een ongebreideld opportunisme. Dit opportunisme zou hen er toe brengen om de revolutionaire standpunten van de 1e en de 2e Congres van de Kommunis-tische Internationale in vraag te gaan stellen om daarna, tijdens de daaropvolgende congressen, te ontaarden in het verraad van het stalinisme dat tot speerpunt werd van de triomferende contrarevolutie.
Tegen dit opgeven van de beginselen reageerden de meer linkse fracties in de Kommunistische Partijen (3). Te beginnen met de Italiaanse Linkerzijde met Bordiga aan het hoofd ervan die, reeds vr 1918, de verwerping van de verkiezingsactie voorstond. Eerst gekend als Absten-tionistische kommunistische fractie, werd die formeel opgericht na het Congres van Bologna in oktober 1919 en, in een brief gestuurd vanuit Napels naar Moskou, bevestigde zij dat een werkelijke partij die zich moest aansluiten bij de Kommunistische Internationale, alleen kon worden opgericht op basis van antiparlementaire grondslagen. Anton Pannekoek klaagde ook duidelijk de onmogelijkheid voor de revolutionairen aan om het parlement te gaan gebruiken, want een dergelijke tactiek zou enkel kunnen leiden tot het sluiten van compromissen, van toegevingen aan de heersende ideologie. Zij kon er enkel toe leiden om een schijn van leven te verlenen aan deze afstervende instellingen, tot aanmoedigen van de passiviteit van de arbeiders, terwijl de revolutie een actieve en bewuste deelname vereist van het geheel van het proletariaat.
In de jaren 1930, zou de Italiaanse Linkerzijde, via haar tijdschrift Bilan op concrete wijze aantonen hoe de strijd van de Franse en Spaanse proletariërs werd omgebogen naar het verkiezingsterrein. Bilan beweerde terecht dat de tactiek van de volksfronten in 1936, het mogelijk had gemaakt om het proletariaat als kanonnenvlees in te kaderen in de tweede imperialistische wereldslachting. Op het einde van deze afschuwelijke Holocaust was het de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (waar de IKS uit voortkomt) die de revue Internationalisme publiceerde, die op de duidelijkste manier de tactiek van het revolutionaire parlementarisme zou aanklagen: De politiek van het revolutionaire parlementarisme heeft ruimschoots bijgedragen tot het ontaarden van de partijen van de Derde Internationale en de parlementaire fracties hebben gediend als forten van het opportunisme (). De waarheid is dat het proletariaat voor zijn bevrijdingsstrijd geen gebruik kan maken van het politieke strijdmiddel dat eigen is aan de bourgeoisie en bestemd is voor zijn onderwerping. Het revolutionaire parlementarisme heeft als werkelijke activiteit in feite nooit bestaan om de eenvoudige reden dat de revolutionaire actie van het proletariaat, wanneer deze er mee geconfronteerd werd, inhield dat het zich als klasse mobiliseerde op een buiten-kapitalistisch vlak, en niet gebonden aan stellingen binnen de kapitalistische maatschappij (4).
Sindsdien is het niet deelnemen aan de verkiezingen een klassengrens tussen de proletarische en de burgerlijke organisaties. Onder deze voorwaarden worden, sinds meer dan 80 jaar, de verkiezingen op wereldschaal door alle regeringen gebruikt, wat ook hun politieke kleur is, om het ongenoegen van de arbeiders af te leiden naar een steriel terrein en om de mythe van de democratie geloofwaardig te houden. Het is trouwens geen toeval dat vandaag, in tegenstelling tot de 19e eeuw, de democratische staten een verwoede strijd leveren tegen het abstentionisme (het niet-stemmen) en tegen de leegloop van de partijen, want de deelname van de arbeiders aan de verkiezingen is van wezenlijk belang voor het in stand houden van de democratische zinsbegoocheling.
In tegenstelling tot de onpasselijk makende propaganda die ons ervan wil overtuigen dat de stembus regeert, moeten wij opnieuw bevestigen dat de verkiezingen een pure maskerade zijn. Natuurlijk kunnen er meningsverschillen bestaan bij de verschillende fracties die deel uitmaken van de burgerlijke staat over de wijze waarop de belangen van het nationale kapitaal het best verdedigd worden, maar fundamenteel organiseert en controleert de bourgeoisie het verkiezingscarnaval opdat het resultaat zou overeenstemmen met haar behoeften als heersende klasse. Dat is de reden waarom de kapitalistische staat haar dienstbare media organiseert, manipuleert en gebruikt. Zo is er sinds het einde van de jaren 1920 tot op heden, onafhankelijk van het resultaat van de verkiezingen, van het feit of het rechts was of links dat zegevierend uit de verkiezingen kwam, tenslotte altijd dezelfde anti-arbeiderspolitiek gevoerd.
De laatste maanden is het georkestreerd focussen van de bourgeoisie op de presidentsverkiezingen van mei 2007 in Frankrijk er tijdelijk in geslaagd om de aandacht van de arbeiders aan te trekken en hen er van te overtuigen dat deze een inzet vormen voor hun toekomst en voor die van hun kinderen. Niet alleen stort de bourgeoisie de arbeidersklasse in een absolute verpaupering, maar bovendien vernedert ze haar door haar het brood en spelen van het verkiezingscircus te geven. Vandaag blijft er voor het proletariaat geen andere keuze over. Ofwel laat het zich meeslepen op het verkiezingsterrein van de burgerlijke staten die haar uitbuiting en onderdrukking organiseren, een terrein waarop het slechts kan geatomiseerd worden en waarop het geen weerstand kan bieden aan de aanvallen van het kapitalisme in crisis. Ofwel ontwikkelt het zijn collectieve strijd, op een solidaire een eensgezinde wijze, ter verdediging van zijn levensvoorwaarden. Het is alleen op deze wijze dat het proletariaat zijn kracht zal kunnen terugvinden als revolutionaire klasse: zijn eenheid en zijn capaciteit om te strijden buiten en tegen de burgerlijke instellingen om (parlement en verkiezingen), voor de omverwerping van het kapitalisme.
Tegenover de verergering van de aanvallen en de electorale hersenspoeling ten spijt, is het proletariaat bezig met het ontwikkelen van een diepere overdenking van de betekenis van de massale werkloosheid, van de onophoudelijke aanvallen, van de ontmanteling van de pensioensystemen en de sociale bescherming. Op termijn kunnen de anti-arbeiderspolitiek van de bourgeoisie en het proletarisch verzet hiertegen slechts uitmonden in een groeiende bewustwording in de schoot van de arbeidersklasse, van het historisch bankroet van het kapitalisme. Het proletariaat moet niet meewerken aan het smeden van zijn eigen ketenen, maar moet ze stuk breken! De versterking van de kapitalistische staat moeten de arbeiders beantwoorden met de wil om hem te vernietigen!
Het alternatief van vandaag blijft dus hetzelfde als dat wat door de marxistische Linkerzijde in de jaren 1920 werd ontwikkeld: verkiezingen en misleiding van de arbeidersklasse of ontwikkeling van de bewustwording van de klasse en uitbreiding van de strijd naar de revolutie! n
D. (Naar Internationalisme nr, 331, april 2007)
(1) Platform van de IKS
(2) Tweede Kongres van de Kommunistische Internationale
(3) De IKS is de erfgename van deze Kommunistische Linkerzijde en onze standpunten zijn er de voortzetting van.
(4) Lees hiervoor het artikel van Internationalisme nr.36 van juli 1948, opnieuw gepubliceerd in de International Review nr.36 (Engels, Frans, Spaans).
De ernst van de situatie waarmee de mensheid wordt geconfronteerd, is steeds meer zonneklaar. De kapitalistische wereldeconomie is, nadat ze veertig jaar lang geprobeerd heeft een antwoord te vinden op de open economische crisis, voor onze ogen aan 't ineenstorten. De vooruitzichten, gesteld door de vernietiging van het milieu, lijken met ieder nieuw wetenschappelijk onderzoek wel meer duister te worden. Oorlog, hongerdood, onderdrukking en corruptie is het dagelijks lot van miljoenen mensen. Tegelijkertijd beginnen de arbeidersklasse en de andere onderdrukte lagen binnen de maatschappij in verzet te komen tegen de eisen van het kapitalisme om offers te brengen en te bezuinigen. In een hele reeks van landen, van Noord-Afrika tot Europa en van Noord- tot Zuid-Amerika, zijn sociale revoltes, bezettingen, demonstraties en stakingsbewegingen uitgebroken.
De ontwikkeling van al deze tegenspraken en conflicten bevestigen meer dan ooit de noodzaak van een actieve aanwezigheid van een revolutionaire organisatie, die in staat is de zich snel ontwikkelende situatie te analyseren, duidelijk met één stem te spreken over de grenzen en continenten heen, op directe wijze deel te nemen in de beweging van de uitgebuiten en hulp te bieden bij de verheldering van hun methoden en doeleinden.
Het is onnodig om te verbergen dat de krachten van de IKS uiterst beperkt zijn in vergelijking met de reusachtige verantwoordelijkheid waarvoor we ons gesteld zien. Wereldwijd zien we een nieuwe generatie opkomen, die op zoek is naar revolutionaire antwoorden op de crisis van het systeem. Daarom is het nodig dat al diegenen, die sympathiseren met de globale doeleinden van onze organisatie, contact opnemen met de IKS en onze bekwaamheid om te handelen en te groeien met hun bijdrage ondersteunen.
We hebben het hier niet zozeer over het vervoegen van onze organisatie, ofschoon we dat graag zouden zien gebeuren. We waarderen iedere vorm van steun en bijstand die al degenen, die in het algemeen akkoord zijn met onze politiek, kunnen bieden
Op de eerst plaats door met ons te discussiëren. Schrijf ons per brief of email of neem deel aan ons online discussieforum in verschillende talen. Kom naar onze openbare en contactbijeenkomsten. Stel vragen over onze standpunten, analyses, de manier waarop we schrijven, de manier waarop de website functioneert, enzovoort.
Schrijf voor onze website en kranten, hetzij verslagen van bijeenkomsten waar je aan hebt deelgenomen, of over wat er gebeurt op je werk, in je sector, in je wijk of meer uitgebreide artikels, theoretische bijdragen, enzovoort.
Help ons om te vertalen in de vele verschillende talen waarin we schrijven: de IKS heeft websites in verschillende vormen in het Engels, Frans, Spaans, Duits, Nederlands, Italiaans, Portugees, Hongaars, Zweeds, Fins, Russisch, Turks, Farsi, Bengaals, Koreaans, Japans, Chinees en Filipijns. Er zijn altijd veel artikelen om in alle talen te vertalen, waarbij enkele van de basisteksten van onze organisatie inbegrepen. Als je in staat ben om te vertalen naar deze of naar andere talen, laat ons dit even weten.
Deelnemen aan onze openbare activiteiten, de verkoop van de pers, het woord nemen en verspreiden van onze pers en pamfletten in stakingsposten, demonstraties en bezettingen. Help ons om tussen te komen in politieke bijeenkomsten, ga er op eigen initiatief heen en verdedig de revolutionaire standpunten, of draag bij aan de discussies op de internetforums, waar we regelmatig aan deelnemen, zoals www.revleft.space [117] (in het bijzonder het linkskommunistische forum op de laatste: www.revleft.space [117]), www.libcom.org [118] of www.red-marx.com [119], enzovoort.
Als je nog andere kameraden kent, die geïnteresseerd zijn in discussie over revolutionaire politiek en de klassestrijd, zet dan discussiekringen op, forums over de klassestrijd of soortgelijke groepen, die we graag willen helpen opstarten en waar we zelf aan deel willen nemen.
Draag bij op het praktische vlak met foto’s, artistieke creaties, computerkennis .
Help om de beperkte financiële mogelijkheden te vergroten door regelmatige financiële bijdragen te geven, een abonnement te nemen op onze pers, extra exemplaren te verkopen aan mensen die je kent, of in de plaatselijke krantenkiosk of boekhandels te plaatsen.
We verwelkomen met enthousiasme ieder verzoek van kameraden die hun hulp willen opvoeren aan de organisatie door lid te worden Terwijl niet iedere sympathisant de organisatie zal vervoegen, beschouwen wij het lid worden toch als een deelname aan de geschiedenis van de proletarische strijd in de volle zin van het word. Het proletariaat is van nature een klasse wier kracht ligt in haar capaciteit tot collectieve organisatie, en dit geldt met name voor haar revolutionaire elementen, die altijd hebben geprobeerd zich te verenigen in organisaties om, als afweer tegen het enorme gewicht van de heersende ideologie, het kommunistisch vooruitzicht te verdedigen
Lid worden van de IKS stelt kameraden in staat om een directe wijze deel te nemen aan de overdenking en discussies, die op permanente basis binnen de organisatie plaatsvinden en die bedoeld zijn om de meest effectieve bijdrage te leveren aan onze interventie in de klassestrijd. Om de analyses en politieke standpunten van de organisatie vorm te geven, is de meest geëigende plaats van de individuele militant binnen de organisatie, omdat de leden voor de organisatie als geheel een onvervangbare bron zijn, waar het op kan rekenen en waardoor ze haar activiteiten op wereldschaal kan ontwikkelen.
Voordat iemand de IKS vervoegt is het van wezenlijk belang voor iedere kameraad een diepgaande discussie voert over onze fundamentele politieke standpunten, die door een algemene marxistische samenhang met elkaar verbonden en vastgelegd zijn in ons platform. Zij die lid worden, doen dat dan op basis van een oprechte overtuiging en, omdat ze er een werkelijk begrip van hebben, zijn ze in staat onze politieke standpunten met argumenten te onderbouwen.
Het is eveneens belangrijk om de statuten van de organisatie te bediscussiëren en akkoord te kunnen gaan met onze principes en regels, die ons functioneren richting geven: met onze collectieve wijze van organiseren op lokaal, territoriaal, en internationaal vlak, met de rol van de congressen en de centrale organen, met de wijze waarop we onze interne debatten voeren, wat er verwacht wordt van de leden op het vlak van hun deelname aan het leven van de organisatie, enzovoort. De essentiële benadering, die vervat is in onze statuten, kan gevonden worden in de tekst: Rapport over de structuur en de functionering van de revolutionaire organisatie.
In deze zin plaatsen we ons in de traditie van de bolsjewistische partij, voor wie een lid iemand was die niet alleen instemde met het programma van de partij, maar ook probeerde om het actief te verdedigen doorheen de activiteiten van de organisatie, en daarom bereid was zich te wijden aan haar methoden van functioneren, zoals die in haar statuten waren belichaamd.
Dit is geen proces dat zomaar eventjes gedaan wordt, maar dat en tijd en geduld vraagt. In tegenstelling tot allerlei ultralinkse groepen, zoals de trotskisten en anderen, die zich er onterecht op beroepen af te stammen van het bolsjewisme, is het niet onze politiek om tot iedere prijs nieuwe kameraden te rekruteren en dus uiteindelijk leden te werven, die niet meer dan een pion zijn in het spel van een bureaucratische leiding. Een werkelijke kommunistische organisatie kan alleen bloeien als haar leden een diepgaand begrip hebben van haar standpunten en analyses en in staat zijn om deel te nemen aan de collectieve inspanning ze in de praktijk te brengen en te ontwikkelen.
Revolutionaire politiek is geen hobby. Het houdt zowel een intellectuele als een emotionele betrokkenheid in om de eisen van de klassenstrijd confronteren. Maar het is ook geen monnikenwerk dat plaatsvindt geÏsoleerd en afgesneden van het reilen en zeilen en de behoefte van de rest van de werkende klasse. We zijn geen sekte, die ernaar streeft alle aspecten van het leven van onze leden te regelen, en hen te veranderen in fanatici, die niet in staat zijn tot kritisch denken.
We verwachten ook niet dat ieder lid een specialist is op alle vlakken van de marxistische theorie, of onze rijen vervoegt met hoogontwikkelde capaciteiten op het vlak van schrijven en spreken. We erkennen dat individuele kameraden onderscheiden capaciteiten hebben op verschillende terreinen. We werken aan het kommunistische principe waarin ieder bijdraagt naar vermogen dat het de taak van het collectief is om al deze individuele energieën op de meest effectieve manier ten nutte te maken
De beslissing om lid te worden van een revolutionaire organisatie moet niet oppervlakkig worden opgevat. Zich bij de IKS vervoegen, betekent deel nemen aan een wereldwijde kameraadschappelijke strijd voor een gemeenschappelijk doel het enige doel dat werkelijk een toekomst aan de mensheid biedt n IKS / 04.2012
(https://discussiegroepspartacus.wordpress.com/2012/03/10/inleiding-imperialisme/#more-1234 [120])
De inleiding geeft een goed beeld van de ontwikkeling van het begrip imperialisme in de loop der eeuwen, van de antieke tot de kapitalistische maatschappijvorm, wat wij op die avond ook hebben benadrukt.Wat naar ons inzien echter ontbrak is de nadruk die moet gelegd worden op de rol, die het imperialisme gaat spelen zodra het kapitalisme over het hoogtepunt van zijn ontwikkeling heen is. Het is vooral Rosa Luxemburg, die in het begin van de 20e eeuw de kwestie van de crisis door overproductie gaat verbinden met de algemene tendens tot imperialistische politiek door alle staten en zo de basis legt om er doeltreffend tegen te strijden.
R. Luxemburg schreef: “Het moderne imperialisme is (… ) slechts het laatste hoofdstuk van het historisch proces van expansie; het is de periode van universeel verscherpte concurrentie tussen de kapitalistische staten voor het laatste overschotje van niet-kapitalistische gebieden op de wereld. In de eindfase, is de economische en politieke catastrofe evenzeer de intrinsieke normale wijze van bestaan voor het kapitaal als dat het geval was bij de ‘primitieve accumulatie’ van zijn ontwikkelingsstadium (…) de economische expansie van kapitaal in zijn imperialistische fase is onafscheidelijk van de reeks van koloniale veroveringen en Wereldoorlog die wij nu meemaken. (…). In deze zin brengt het imperialisme de catastrofe als een bestaanswijze terug van de periferie van de kapitalistische ontwikkeling naar haar beginpunt. De expansie van kapitaal, (…) dompelt de beschaafde volkeren van Europa nu in een reeks van catastrofen waarvan het uiteindelijke resultaat enkel kan leiden tot het verval van de beschaving of de overgang naar de socialistische productiewijze. In dit opzicht is de houding van het proletariaat ten overstaan van het imperialisme deze van een veralgemeende strijd tegen de overheersing van het kapitaal.” (De Anti-kritiek, R. Luxemburg).(zie ook https://nl.internationalism.org/node/473 [121])
Veel in dit werk gaat niet over imperialisme zelf omdat de term imperialisme vaak in een vacuüm wordt gebruikt, en vaak op concrete staatsapparaten of het buitenlands beleid van bepaalde staten. Het is echter belangrijk imperialisme te zien als een historische ontwikkeling, verwant met andere ontwikkelingen, die niet samenvalt met een staat of een object, en onderdeel is van een bepaalde logica. Het doel van deze tekst is dus vooral om die ‘logica’ bloot te leggen, en niet zozeer om imperialisme botweg te definiëren. Het is mij uit deze ervaring duidelijk geworden dat louter definiëren van imperialisme een onderneming is die weinig vrucht draagt voor een beter politiek inzicht. En dat is toch waar we uiteindelijk naar op zoek zijn?
Maar een (of meerdere) wereldrijk(en) lijkt niet genoeg om over imperialisme te spreken. Immers een ‘isme’ verwijst naar een ruimere verbreiding, een algemene trend, een ideologie, een tijdperk of iets dergelijks.[1]
Een tweede poging: staten en strijd.
Maar ik denk dat een dergelijke omschrijving van imperialisme te weinig de ontwikkelingen in de laatste 300 jaar blootlegt, welke de term deden ontstaan. Basis: Imperialisme is een historische periode waarin staten met elkaar in conflict raken omdat zij gebieden op elkaar proberen te veroveren. Maar we moeten twee extra assumpties toevoegen: (1) de betrokken staten zijn eigenlijk niet primair geïnteresseerd in een zo groot mogelijk grondgebied en (2) de gebieden waarover gevochten wordt behoren niet tot het grondgebied van de imperialistische staten, maar tot het territorium van andere, minder machtige, staten (mits staten bestaan op dat grondgebied). De Honderdjarige Oorlog is in die zin geen imperialistische oorlog: Het betrof het gebied van de twee staten zelf, en men was geïnteresseerd in een zo groot mogelijk grondgebied. De reden hiervoor ligt in het specifieke nut van die gebieden gedurende de Honderdjarige Oorlog: meer grondgebied betekende meer schatplichtige heren die op hun beurt de piramide van onderdanigen dienden uit te melken. Het maakte ook niet uit welke gebieden je veroverde: alle gebieden in Europa kenden dezelfde structuur en hun verovering leverde voor een koning simpelweg meer inkomsten op. Als je het graafschap Holland kon verwerven, het koninkrijk Bohemen of graafschap Navarra, het maakte niets uit. Alle gebieden zagen er (ideaaltypisch) in de middeleeuwen hetzelfde uit. Imperialisme veronderstelt daarom een derde zaak: (3) Staten zijn wel degelijk geïnteresseerd in de zeer specifieke economische kenmerken van het betroffen gebied. Het wordt nu steeds duidelijker dat het imperialisme geworteld is het kapitalisme.
Imperialisme en haar voorgangers
Zoals in het modern imperialisme werden er vaak allianties tussen stadstaten gesloten om het eigenbelang gezamenlijk te verdedigen.
In de vroege Europese middeleeuwen was het platteland dominant en waren de steden onderworpen aan plattelandsheren die hen door economisch zwaartepunt en numeriek overwicht wisten te onderdrukken. Maar koningen en keizers, die boven de plattelandsheren stonden, maar er sterk van afhankelijk waren, zagen kansen in de opkomende steden. Omdat de lokale heren zelf organiseerden wat er naar de schatkist van de koning ging, begon de koning of keizer al snel door te krijgen dat de nieuwe steden een mogelijkheid boden om hun eigen macht te verstevigen. Opkomende en groeiende steden werden vrijgesteld van de aanspraken van de lokale heren, werden vrijplaatsen voor horigen om zich te vestigen als zij waren gevlucht, en werden nu direct onderdaan en schatplichtig aan de koning of keizer. Een voorbeeld van een koning die dit proces goed onder de knie had, was bijv. Frederik I of Frederik Roodbaard. Deze steden werden zogenaamde ‘koningssteden’ of ‘kroonsteden’. De steden en haar burgers overtroffen door proto-kapitalistische groei in de eeuwen heen de ‘verarmende’ lokale heren. De stad, maar vooral ook het platteland dat onder invloed was gekomen van de stad groeide veel sneller. In West-Europa, bijv. in Holland, werd in de vijftiende eeuw het platteland gekapitaliseerd (i.p.v. gefeodaliseerd). Land werd verkoopbaar (waar dit vroeger ondenkbaar was), en boeren werden ingeschakeld als vrije werknemer op het eerdere land. De bezitter van het land kan u wel raden: de burgers van de steden. De moderne staten, zoals beschreven met dominante steden en een centrale koning of republiek structuur, kenden een sterke groei. De slagkracht en reikwijdte van de staten werd groter doordat de economie groeide. Dit is de plek waar datgene ontstaat wat wij nu ‘imperialisme’ noemen.
Imperialisme
Marxisten hebben om de beurt verschillende onderdelen van het proces benadrukt, maar er bestaat een logische symbiotische tussen de tweede delen van het proces. Een recente school van marxisten in de sociologie/geschiedschrijving proberen de twee in een beschrijving samen te brengen. Socioloog Immanual Wallerstein stelt dat territoria historisch gezien zijn onder te verdelen in een drievoudige vorm: centrum, semi-perifere staten, en perifere staten. Centrum-staten produceren goederen en diensten met een hoge meerwaarde, waarvan de productie een hoge kapitaalgraad vereist. Centrum-staten proberen actief de kapitaalvoorsprong te behouden op elkaar en de periferie. Centrum-staten hebben een algemene dominante relatie ten opzichte van de perifere staten. De perifere staten verkopen de goedkope noodzakelijke grondstoffen aan de centrum-staten, en importeren de duurdere hoogwaardige producten uit het centrum. Hierdoor ontstaat een wereldhandelssysteem, waarin imperialisme, het veroveren van andere staten met oog op import en expert, een noodzakelijk onderdeel is willen de bourgeois ie van de centra elkaar kunnen aftroeven.
Ik denk hiermee imperialisme tot op een zekere hoogte te hebben gedefinieerd. Ik denk dat er nog ruimte is om hier verder over te discussiëren.
Politieke praktijk.
Een specifieke vorm van de conservatieve benadering is de ‘Clash of Civilizations’ (Huntington). Imperia zouden bestaan uit cultureel homogene groepen die elkaar op leven en dood moeten bestrijden. Ook hier wordt een materiële onderbasis ontkend, de wereld zou bestaan uit ideologieën, religies en culturen die elkaar om nog onduidelijke maar natuurlijk-evidente redenen het licht in elkaars ogen niet gunnen.
De sociaaldemocratische benadering. Hier spreekt men liever niet over imperialisme maar ziet men enkel de concrete gevallen van uitbuiting in landen die zich in een perifere positie bevinden. Men probeert deze gevallen van uitbuiting te remediëren door internationale afspraken vast te leggen, of morele verboden uit te spreken. Men gaat er vanuit dat ‘een bedrijf’ (Nike) of ‘een land’ (Chinese staatsmijnen) haar werkers uitbuit, maar ziet er geen groter verband achter. Hooguit heeft het te maken met oftewel de gierigheid van de bedrijven (sociaaldemocraten), het overmatige consumentisme van Westerlingen (groenen/ethisch consumeren), of het feit dat onze nationale regeringen te weinig doen aan het veroordelen van overtredingen van het internationaal recht (christen-democraten). Geenszins is het verband materieel.Socialistische-nationale benadering (trotskisten/stalinisten). Hierin wordt erkend dat er een materiële basis ten grondslag ligt aan imperialisme, en de oplossing die er voor gezocht wordt is door actieve steun te verlenen aan landen die worden gezien als ‘zwakker’of ‘meer arbeidersklasse-achtig’. Bijv. Anti-NAVO, Voor Chavez Tegen de VS, enz. Het probleem hiermee is dat onderliggend verondersteld wordt dat men in die conflicten tussen staten iets kan terugvinden van ‘de arbeidersklasse’. Dit lijkt simpelweg niet het geval, en zelfs al zou de arbeidersklasse actief zijn betrokken in een conflict (bijv. door een sterk anti-Amerikanisme d.w.z. een verkapt nationalisme), dan is het naïef te veronderstellen dat hun participatie de belangen van de arbeidersklasse behartigt. Er zijn volgens mij veel tegenargumenten in te brengen tegen het idee dat de arbeidersklasse een belang heeft bij welke staat hen overheerst, immers alle staten werken vanuit hetzelfde burgerlijke dwangharnas. Verder kan men door actief te focussen op bijv. Anti-NAVO, ook als instrument werken van de bourgeoisie van Venezuela, China, Iran enz. Tevens is in sommige conflicten het onduidelijk welk land ‘zwakker’ is, omdat ook onderontwikkelde naties onder elkaar proberen om hoger op te komen in de kapitaalladder. Het idee van het ‘kleinste-imperialisme’, waarin wij als socialisten een standpunt zouden moeten innemen in een conflict, lijkt me dus een buitengewoon gevaarlijke en inherent zinloze bedoeling.
Een internationalistische-socialistische benadering. In deze benadering laat men duidelijk zien dat alle staten opereren vanuit een logica die hen wordt aangegeven vanuit de regels van het kapitalisme, en die inherent is aan hun positie in het veld. Het vervangen van het ene imperialisme door het andere is zinloos, omdat er niets veranderd is aan de regels van het internationaal kapitalisme. Het enige wat men kan doen is de arbeidersklasse radicaliseren en hen de futiliteit van het nationalisme in dit spel uitleggen nSP.L.
[1] Een vergelijking: Het is niet omdat we iemand ontdekken in de Middeleeuwen die zijn ganse dag besteedt aan het vergroten van eerder verworven geld, dat we al kunnen spreken over kapitalisme. Om te spreken van kapitalisme moet dergelijke figuren wijdverbreid zijn, en een dominante positie innemen in de maatschappij.
In 1984 voerde de PSOE (Socialistische Partij) de eerste arbeidshervorming door. Net drie maanden geleden voerde de huidige PP-regering ( de rechtse Volkspartij) de zwaarste arbeidshervorming door die er tot nog toe geweest is. In 1985 voerde de PSOE-regering de eerste pensioenhervorming door. In 2011 voerde een andere PSOE-regering weer een andere door. Wanneer zal de volgende komen? In meer dan 30 jaar zijn de levensomstandigheden van de arbeiders systematisch slechter geworden, maar sinds 2010 zijn ze in een duizelingwekkende tempo verslechterd en met de nieuwe maatregelen van de PP-regering hebben deze verslechteringen een niveau bereikt, dat nochtans slechts een voorproefje is van wat er nog in de kast ligt. Er is verder de verscherping van de politie-repressie : geweld tegen de studenten in Valencia in februari, wilde afranseling van de mijnwerkers, het gebruik van rubberen kogels die o.a. kinderen verwondden. In de tussentijd wordt het parlementsgebouw uitdrukkelijk beschermd door de politie met het oog op spontane demonstraties die zich sinds juli voordoen.
Wij, de reusachtige meerderheid, uitgebuiten en onderdrukten, maar ook verontwaardigden, wij werkers van de openbare en privé-sector, werklozen, studenten, gepensioneerden, immigranten .... wij stellen een heleboel vragen over wat er allemaal gaande is. We moeten deze vragen gezamenlijk stellen, in de straten, op de pleinen, in de werkplaatsen, zodat we daarop samen antwoorden en een massale, machtige en duurzame reactie op kunnen formuleren.
Natuurlijk doen sommige landen het beter dan andere, maar we moeten naar de wereld als geheel kijken. Het probleem beperkt zich niet tot Spanje, Griekenland of Italië. Ook beperkt het zich niet tot de ‘eurocrisis’. Duitsland staat op de rand van een recessie en kent 7 miljoen werkers die slechts een mini-baan hebben (met lonen rond de 400 euro per maand). In de VS rijst de werkloosheid met dezelfde snelheid de pan uit als de huizenonteigening. In China is de economie al zeven maanden lang aan het vertragen, ondanks de waanzinnige zeepbel in de bouwsector, die ertoe leidt dat er in Beijing alleen al twee miljoen appartementen leeg staan. Wij ervaren in onze botten de wereldwijde en historische crisis van het kapitalistische systeem dat woedt in elke staat, ongeacht de officiële ideologie, de 'communistische' zoals in China of Cuba, die van 'het socialisme van de 21e eeuw" zoals in Ecuador of Venezuela , de 'socialistische' in Frankrijk, de 'democratische' in de VS, of de 'liberale' in Spanje en Duitsland. Het kapitalisme, dat een wereldmarkt heeft geschapen, is sinds een eeuw een reactionair systeem geworden dat de mensheid onderdompelt in de ergste soort van barbarendom: twee wereldoorlogen, ontelbare regionale oorlogen, de vernietiging van de natuur ..... Na voordeel gehaald te hebben uit de momenten van kunstmatige economische groei, gebaseerd op allerlei financiële en speculatieve zeepbellen, is het sinds 2007 gecrasht en terechtgekomen in de ergste crisis in haar bestaan: bedrijven, banken en staten zinken in bankroet wegzinken. Het gevolg van een dergelijk debacle is een reusachtige menselijke ramp. Terwijl honger en armoede zich verspreiden over Afrika, Azië en Latijns-Amerika, verliezen in de ‘rijke’ landen miljoenen mensen hun baan, worden honderdduizenden uit hun huis gezet, heeft de meerderheid aan het einde van de maand niets over, maken de toenemende onkosten en de steeds moeilijkere toegang tot de sociale voorzieningen het leven steeds meer precair. Hier bovenop drukt nog het gewicht van de directe of indirecte belasting.
Een eerste antwoord kan worden gevonden in het bedrog van de democratisch staat. Deze wordt voorgesteld als iets dat voorkomt uit alle burgers, maar in werkelijkheid is hij uitsluitend een orgaan van de kapitalistische klasse, die verder iedereen uitsluit. Hij dient de belangen van de laatste met beide handen. De rechterhand bestaat uit de politie, de gevangenissen, de rechtbanken, de wetten, de bureaucratie, die hij allemaal gebruikt om ons te onderdrukken en om elke poging tot opstand in de kiem te smoren. De linker- hand bestaat uit partijen die zich baseren op allerlei ideologieën, uit vakbonden, die schijnbaar onafhankelijk zijn, uit sociale centra die ons zgn. moeten beschermen ...kortom, uit illusies om ons te misleiden, te verdelen en te ontmoedigen.
Tot wat leiden de verkiezingen die iedere vier jaar worden gehouden? Leidden die ooit tot een regering die een van haar beloften heeft uitgevoerd? Wat haar ideologie ook was, aan welke kant stond ze? Aan de kant van zij die gestemd hebben of aan de kant van het kapitaal? Wat was het resultaat van de ontelbare hervormingen en veranderingen, die doorgevoerd werden in het onderwijs, in de sociale zekerheid, de economie, de politiek, enz.? Was het niet slechts een uitdrukking van het beginsel dat ‘alles moet veranderen om hetzelfde te blijven’? Zoals de beweging van de 15e mei het stelde: “ze noemen het democratie en het is het niet, het is een dictatuur en we zien het niet”.
Deze kwesties begrijpen, er open en kameraadschappelijk over debatteren, de ervaringen van meer dan 2 eeuwen strijd kritisch toe-eigenen, dat alles kan ons de middelen verschaffen om deze situatie te boven te komen, om te reageren op de aanvallen. Precies op de dag (11 juli) dat eerste minister Rajoy nieuwe maatregelen aankondigde, waren we getuige van een begin van een reactie. Vele mensen trokken op naar Madrid om hun solidariteit te betuigen met de mijnwerkers. Deze ervaring van eenheid en solidariteit uitte zich daarop in spontane demonstraties georganiseerd door sociale netwerken. Het was een initiatief van de werkers van de openbare sectors, buiten de vakbonden om. Wat hebben we nodig om dit verder te zetten, wetende dat de strijd lang en moeilijk zal zijn ?
Verenigde strijd: werklozen, arbeiders van openbare en privé-sector , ambtenaren, gepensioneerden, studenten, migranten: samen lukt het ons. Geen sector mag geïsoleerd en gevangen blijven in haar eigen hoekje. Tegenover een maatschappij van verdeling en atomisatie, moeten we de kracht van de solidariteit tonen.
Algemene vergaderingen: het kapitaal zal sterk blijven zolang we alles overlaten aan de professionele politici en aan de gespecialiseerde vakbondsvertegenwoordigers, die ons altijd verraden. We hebben vergaderingen nodig waar we kunnen overdenken, discussiëren en samen beslissen. Zo worden we verantwoordelijk voor datgene wat overeengekomen is, zo ervaren we de genoegdoening van het één zijn, zo breken we uit de grenzen van de eenzaamheid, van het isolement en cultiveren we empathie en vertrouwen.
Op zoek gaan naar internationale solidariteit: de verdediging van de natie maakt uiteindelijk kanonnenvoer van ons in de oorlog; vreemdelingenhaat en racisme verdelen ons, zet ons op tegen de werkers van de hele wereld, terwijl zij de enigen zijn die we kunnen vertrouwen om een kracht te ontwikkelen die in staat is de aanvallen van het kapitaal terug te drijven.
Samenkomen in de werkplaatsen, in de buurten, in de collectieven, op internet om na te denken over wat er gaande is, om bijeenkomsten en debatten in te richten waarin de komende strijd zal worden voorbereid. Het is niet genoeg om alleen maar te strijden. We moeten strijden met het meest heldere bewustzijn van waar we heengaan, wat onze eigenlijke wapens zijn, wie onze vrienden en wie onze vijanden zijn.
Iedere sociale verandering is onafscheidelijke van de individuele verandering. Onze strijd beperkt zich niet tot een gewone verandering van de politieke en economische structuren. Het is een verandering van het sociale systeem en dus van ons leven, de manier waarop we de dingen zien, onze aspiraties. Dit is de enige manier waarop we de kracht kunnen ontwikkelen om de ontelbare valkuilen te omzeilen, die we op dit pad zullen tegenkomen en de fysieke en morele slagen die ons worden toegebracht. De verandering van mentaliteit in de richting van solidariteit, collectief bewustzijn, die ons streven naar eenheid vandaag zal smeden, zal ook een fundament zijn van een toekomstige maatschappij vrij van de brute competitie en commercie van het kapitalisme n
Internationale Kommunistische Stroming, /16.07.2012
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.21 MB |
Internationalisme nr. 356 - 4e kwartaal 2012
In de discussie legden wij de nadruk op de debatcultuur en spoorden iedereen aan om zich in het debat te mengen. Wij onderstreepten dat het geen zaak is van experten, want de grote burgerlijke economische experten zelf hadden de crisis NIET zien aankomen. En toch domineren zij nu het debat in de media. Er werd gesteld dat het voor ons de hoogste tijd is om naar degelijke argumenten te zoeken over de oorzaken van de steeds weerkerende en erger wordende symptomen van de crisis en waarom het steeds duidelijker lijkt op een crisis van het kapitalisme als systeem, zowel op economisch, sociaal als politiek vlak.
De vraag dringt zich op: hervorming of revolutionaire omwenteling?
In de hiernavolgende bijdrage stellen wij de tweede inleiding voor van deze cyclus. De erop volgende discussie was nogmaals heel levendig en kon zich verheugen op de deelname van alle aanwezigen.
Na de cyclus werden alle teksten gebundeld. Deze bundel is ook op aanvraag verkrijgbaar.
Zijn er landen of systemen die aan de crisis ontsnappen, zoals het ‘socialistische’ China, Korea en Cuba of de fameuze BRICS-landen?
Terwijl de westerse economieën sinds het einde van de jaren 1960 meegesleurd worden door een economische crisis, waar er geen einde aan komt, heeft de bourgeoisie van rechts tot links ons geregeld voorgeschoteld dat niet haar systeem in crisis is, aangezien er nog plaatsen zijn die daaraan ontsnappen.
Haar linkse vertegenwoordigers wezen in de richting van de ‘socialistische landen’ zoals de Sovjet-Unie, China, Cuba, enzovoort ... de meer liberale vertegenwoordigers van haar systeem wezen op andere momenten weer op de veerkracht van het systeem door te wijzen in de richting van de ‘economische wonderen’ zoals in de jaren 1980 en 1990 naar Argentinië en de ‘Aziatische Tijgers’, maar ook recenter naar Ierland, IJsland, Spanje... De laatste voorbeelden, die hetzelfde moeten bewijzen, zijn de zogenaamde BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China.
Leugens die ontmaskerd werden
De socialistische landen, waar men naar verwees, waren de landen van de Sovjet-Unie, die in 1989 waren verdwenen nadat de laatste in elkaar was gestort ten gevolge van de economische crisis en druk van de imperialistische concurrentie - de druk van de gigantische ‘onproductieve kosten’ in de militaire sector - met het Amerikaanse blok.
Ondertussen weten we dat Noord-Korea, waar de bevolking geregeld te kampen heeft met hongersnood, overeind blijft dankzij de Chinese steun en. Cuba liet onlangs weten dat het ook zijn economie wil opengooien voor buitenlands kapitaal, zoals vele anderen al eerder hebben gedaan zoals China, Vietnam ... maar dan wel onder een zware staatscontrole.
Maar we weten dat een leugen moet steunen op een aantal ‘waarheden’ om een zekere geloofwaardigheid te hebben. En dus kon de propaganda van de bourgeoisie steunen op een aantal objectieve feiten om zijn verhaal te verkondigen. Welke ‘objectieve feiten’ waren dit? We nemen hier China als voorbeeld, want ook al zijn er grote verschillen met de andere ‘opkomende landen’ de algemene tendens is identiek:
Tijdens de bijna 30 jaar durende crisis en mondialisering (1980-2008) zag Europa zijn Bruto Binnenlands Product (1) 1,7 keer, de VS 2,2 keer, de gehele wereldeconomie 2,5 keer toenemen, maar India in dezelfde periode 4 keer, Azië in ontwikkeling 6 keer en China 10 keer vermeerderen.
Vandaag is China het productieatelier van de wereld en haar dienstensector heeft een enorme groei gekend. Terwijl het land in 1952 nog hoofdzakelijk ( voor 84%) agrarisch was, is het aantal werknemers in haar industriële sector is met 170 miljoen 40% groter dan in de landen van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), die er 123 miljoen tellen.
De economische groeicijfers zijn jaar na jaar met 8 tot 10% gestegen. Daarenboven produceert China in zijn lage-lonen-ateliers niet alleen meer basisproducten voor de export of assemblageproducten: China produceert en exporteert steeds meer goederen met een grote toegevoegde waarde, zoals elektronica en transportmaterialen.
Daarbij worden de lage lonen en de extreme werkvoorwaarden door de bourgeoisie in de westerse wereld gebruikt als chantagemiddelen te opzichte van de werkgelegenheid (dreiging van delokalisatie) en als middel om druk uit te oefenen op de lonen en werkvoorwaarden in het westen.
Vandaag:
In de tussentijd is het enthousiasme wat bekoeld, de spectaculaire groeicijfers van het BBP van 8,9% of zelfs 10% zijn intussen ook verleden tijd. Vandaag kent de tweede wereldeconomie twee zorgwekkende tegenslagen:
- de recessie van de westerse economieën, die de belangrijkste afzetmarkt is voor haar export, heeft onmiddellijke gevolgen voor haar groeicijfers, die zakken;
- een grote inflatie van meer dan 10% (officieel 6,2%), ondanks de monetaire ingrepen van de Chinese Staat sinds 2008, gecombineerd met een enorme financiële bel (van om bij de 1700 miljard dollars) die ze niet onder controle krijgt.
Hierbij kunnen we dan ook stellen dat de groei in China, maar ook in de andere ‘economische wonderlanden’, alleen mogelijk is geweest door de wereldwijde crisis van de kapitalistische economie. Bij stagnatie of achteruitgang van de reële winstvoet op wereldvlak zoekt het kapitaal naar een geschikte omgeving om die tendens te keren. Dus daar waar de voorwaarden, lage lonen en politieke voorwaarden, het toelaten
De Chinese economie leeft van de export. Ondanks een zekere ontwikkeling van zijn interne markt blijft zij daar in belangrijke mate van afhankelijk.
We kunnen stellen dat China vandaag ook geklemd zit tussen hamer en aambeeld, tussen een buitenlandse markt die krimpt en een binnenlandse markt die ze moet ondersteunen, tussen inflatie en bellen die op springen staan en een teruggang van de economische groei.
En de situatie is hetzelfde voor ‘opkomende landen’ zoals India en Brazilië. Ook voor hen is een reductie van hun economische activiteiten tengevolge van een krimpende wereldmarkt vandaag een feit (van 2010 naar 2011 ging het in India van 9,3% naar 7,2%; in Brazilië van 7,5% naar 3,7%). Ook zij worden geconfronteerd met inflatie en monetaire problemen.
Als voorbeeld geven we het feit dat een van de eerste beleidsmaatregelen van de ‘nieuwe ‘Braziliaanse Presidente D. Rousseff, na haar verkiezingsoverwinning, bestond in het opleggen van een soberheidspakket van 30 miljard dollars en het optrekken van de intresten voor het uitlenen van geld door de centrale Bank van Brazilië naar 12%.
Conclusie:
Geen enkel land kan zich onttrekken aan de wetten van het wereldkapitalisme en zijn gevolgen. De economische crisis, die het kapitalistische systeem altijd maar verder verzwakt, is geen oneindig verhaal (never ending story), het kondigt het einde aan van een systeem, de strijd ertegen en voor een andere wereld: het communisme!
(1) Het BBP is volgens Wikipedia: de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde finale goederen en diensten ((door privé en overheid) gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar). Meestal wordt met dit begrip het bruto binnenlands product tegen marktprijzen bedoeld n
De vakbond, de werkelijke ordedienst van de staat in het bedrijf, vormt de voorhoede in deze tactiek van verdeling, en neemt daarnaast de taak op zich vaderlandslievende campagnes te propageren. Terwijl het in naam van de ‘vermindering van de tekorten’ en de ‘concurrentiepositie’ aanvallen regent, de ontslagen zich vermenigvuldigen, kortom de bourgeoisie de crisis van haar systeem laat betalen door de arbeidersklasse, ondermijnen de vakbonden van bedrijf tot bedrijf, van categorie tot categorie het terrein van het ‘verzet’. Tegenover de algehele aanval van de heersende klasse op onze levensvoorwaarden, versplinteren dezelfde vakbonden systematisch de tegenaanval om ons, doorheen kleinere verspreide kwesties, mee te voeren in een strijd voor de verdediging van het een of ander bijzonder belang. Deze zelfbenoemde specialisten van de arbeidersstrijd zetten de arbeiders onderling tegen elkaar op, en verdelen ze tussen gekwalificeerden en precairen. De bourgeoisie weet perfect dat de crisis en de aanvallen zich zullen voortzetten; met de vakbonden bereidt ze dus het terrein voor, put ze ons uit in zowel steriele als demoraliserende gevechten om het proces naar massale stakingen maximaal te vertragen.
Het vergif van de verdeling heeft vele gedaanten. Zo ervaren we al jaren de toename in kracht van de regionale aanspraken. Terwijl de onafhankelijke Basken en Catalanen lokale verkiezingen winnen in Spanje, werd er in Barcelona een massale manifestatie georganiseerd om ‘een onafhankelijk Catalonië’ te eisen. Zo ook in België waar, na de politieke crisis van 2010-2011, de Nieuwe Vlaamse Alliantie (NVA) bij de gemeentelijke verkiezingen, op basis van een Vlaamse onafhankelijkheid, een overwinning behaalde, met als hoogtepunt die van Bart De Wever, die met gemak de stad Antwerpen veroverde. In Groot-Brittannië zal Schotland, rijk aan minerale grondstoffen, in 2014 een referendum organiseren over haar onafhankelijkheid! In mindere mate eist de machtige Liga Norte in Italië al jarenlang de autonomie van het dal van de Po.
De burgerlijke propaganda gaat dan ook door met het zoeken naar een zondebok om het failliet van haar kapitalistische systeem te verhullen. Zij kanaliseert de woede van de arbeiders en de bevolking door naar ‘schuldigen’ te wijzen die gebruikt worden om te ‘verdelen om beter te kunnen regeren’. Dit reactionaire nationalisme uit zich steeds openlijker ‘ongeremd’ op de televisie en in de dagbladen. Enerzijds beschuldigt de Duitse bourgeoisie de ‘Griekse’ bevolking en arbeiders er bijvoorbeeld van echte ‘bedriegers’ te zijn, ‘luiaards’ die ‘hun belastingen niet betalen’ met als echo de voorstellen van de zogenaamde ‘Troika’ (Commissie, BCE, FMI); beschuldigt zij de ‘Spaanse of Portugese’ bevolking er eveneens van dat zij ‘op de zak’ van de Noord-Europese landen leeft. Anderzijds doen de bourgeoisie en de media van deze gewraakte landen zich voor als ‘slachtoffers van Duitsland’ en van de ‘Merkel-politiek’, eenvoudigweg de stijgende zwarte ellende uitleggend die hen door het ‘egoïsme’ van de ‘welvarende’ buurlanden wordt opgelegd! Wat de Duitse en Franse arbeiders betreft, die nochtans zelf ook slachtoffer zijn van aanvallen, zij worden veroordeeld om ‘inspanningen’ en ‘opofferingen’ te doen om de ‘jaren van laksheid te betalen’ van de zuiderse landen met de grootste schuldenlast, hen te ontlasten die beschuldigd worden van het ‘werk te stelen van anderen en die enkel de schuld bij zichzelf dienen te zoeken’!
El Generico /27.10.2012
Dit laat de militairen aan het hoofd van de Israëlische staat koud. Gaza wordt eens te meer collectief bestraft, net zoals het geval was tijdens de voorafgaande afslachting en door de economische blokkade, die de heropbouw verhinderde na de ravages van 2008 en de bevolking uithongerde.
In vergelijking met de vuurkracht die door de Israëli's wordt aangewend, zijn de militaire capaciteiten van Hamas en de andere jihadistische groepen in Gaza nauwelijks van tel. Maar dankzij de chaos in Libië heeft Hamas de hand kunnen leggen op lange afstandsraketten. Niet alleen Ashdod in het zuiden (waar drie bewoners van een woningblok gedood werden door een raket die uit Gaza werd afgeschoten), maar ook Tel-Aviv en Jeruzalem liggen nu binnen bereik. De verlammende angst die elke dag heerst in Gaza, begint nu ook voelbaar te worden in de voornaamste Israëlische steden.
Kortom: beide bevolkingen worden gegijzeld door de tegenover elkaar staande militaire arsenalen die Israël en Palestina overheersen – met de discrete hulp van het Egyptische leger dat aan de grens van Gaza patrouilleert om ongewenste invallen of ontsnappingen te beletten. Beide bevolkingen zijn het slachtoffer van een toestand van voortdurende oorlog – niet alleen onder de vorm van raketten en bommen, maar ook omdat ze gedwongen worden de groeiende last te dragen van een door de oorlogsnoden verminkte economie. Bovendien drijft de economische wereldcrisis de Israëlische en Palestijnse heersende klasse ertoe om nieuwe maatregelen op te leggen, die de levensstandaard zullen beperken, en de prijzen van basisgoederen op te voeren.
In Israël was vorig jaar de hoge prijs van de woningen een van de vonken die de protestbeweging heeft doen ontvlammen, die de vorm aannam van massale betogingen, bezetting ban straten en algemene vergaderingen – een beweging die direct geïnspireerd werd door de revoltes in de Arabische wereld. Hieruit ontstonden slogans als 'Netanyahou, Assad, Moebarak zijn allen dezelfden' en 'Arabieren en Joden willen betaalbare en fatsoenlijke woningen'. In de loop van de korte, maar stimulerende periode, werd alles in de Israëlische maatschappij aan kritiek en debat blootgesteld – daarbij inbegrepen het 'Palestijnse probleem', de toekomst van de kolonies en bezette gebieden. De grootste vrees van de betogers was dat de regering op deze beginnende betwisting van de nationale ‘eenheid’ zou antwoorden met een nieuw militair avontuur.
Deze zomer veroorzaakten de stijgingen van de brandstof- en voedselprijzen in de bezette Westoever, een reeks van woedende betogingen, wegblokkades en stakingen. Arbeiders uit de transportsector, gezondheidszorg en onderwijs, studenten uit de universiteiten en scholen, net zoals de werklozen, stonden oog in oog met de politie van de Palestijnse Autoriteit om loonsverhogingen te eisen, werk, een daling van de prijzen en een eind aan de corruptie. Ook in het koninkrijk Jordanië waren er betogingen tegen de stijgende levensduurte.
Ondanks alle verschillen in levensstandaard tussen de Israëlische en Palestijnse bevolkingen, in weerwil van het feit dat deze laatsten bovendien de onderdrukking en militaire vernedering moeten ondergaan, zijn de wortels van deze twee sociale revoltes net dezelfde: de groeiende onmogelijkheid om te leven in een kapitalistisch systeem dat in een diepe crisis verzonken is.
Er is veel gespeculeerd omtrent de motieven van de laatste militaire escalatie. Probeerde Netanyahou het nationalisme aan te zwengelen om zijn kansen op herverkiezing te verbeteren? Heeft Hamas haar raketaanvallen opgedreven om haar militaire geloofwaardigheid te bewijzen t.o.v. de uitdaging van meer radicale islamistische bendes? Willen de Israëlische militairen de Hamas uitschakelen of alleen haar militaire slagkracht verminderen? Welke rol gaat het nieuwe Egyptische regime spelen in het conflict? Hoe gaan deze gebeurtenissen de burgeroorlog in Syrië beïnvloeden?
Al deze vragen zijn op zich terecht, maar stellen ons echter niet in staat om het probleem te beantwoorden dat er aan ten gronde ligt: de imperialistische oorlogsescalatie is totaal tegengesteld aan de belangen en noden van de grote massa van de Israëlische en Palestijnse bevolking, en, ruimer gezien, van het Midden-Oosten.
Terwijl de sociale revoltes aan beide zijden aan de uitgebuiten toelaten om te strijden voor hun materiële belangen tegen de kapitalisten en de staat die hen uitbuiten, schept de imperialistische oorlog een valse eenheid tussen de uitgebuiten en hun uitbuiters, en verscherpt het de verdeling van de uitgebuiten aan de beide zijden. Wanneer de vliegtuigen van Israël Gaza bombarderen, maakt dat nieuwe rekruten voor Hamas en de Jihadisten, voor wie alle Israëli's, alle joden, vijanden zijn. Wanneer de Jihadisten hun raketten afschieten op Ashdod of Tel-Aviv, keren nog meer Israëli's zich naar ‘hun’ staat voor bescherming en voor wraak tegen de ‘Arabieren’. De drukkende sociale problemen die achter de sociale revoltes schuilen, worden verpletterd onder een lawine van nationalistische haat en hysterie.
Klein of groot, alle landen zijn imperialistisch; klein of groot, alle burgerlijke fracties hebben nooit enige scrupule om de bevolking te gebruiken als kanonnenvoer in naam van de belangen van het vaderland. De hypocrisie scheert trouwens hoge toppen, wanneer we bij de huidige escalatie van geweld in Gaza zien hoe de 'verantwoordelijke' en democratische regeringen, zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, oproepen tot het 'bijleggen' van het conflict, tot een terugkeer naar het ‘vredesproces’. Het zijn immers diezelfde regeringen die oorlog voeren in Afghanistan, in Pakistan, in Irak. De Verenigde Staten zijn ook de belangrijkste financiële en militaire steun van Israël. De imperialistische grootmachten hebben geen enkele ‘vreedzame’ oplossing, net zomin als staten, zoals Iran, dat de Hamas en de Hezbollah bewapent. De werkelijke hoop op een wereldvrede ligt niet zozeer bij ‘onze’ leiders, maar in het verzet van de uitgebuiten, in hun groeiend begrip dat zij dezelfde belangen hebben in alle landen, dezelfde nood hebben om te strijden en zich te verenigen tegen een systeem dat de mensheid niets anders te bieden heeft dan crisis, oorlog en vernietiging n
Amos / 20.11.2012
We kunnen niet ontkennen dat de arbeidersklasse vandaag aanzienlijke moeilijkheden ondervindt. Er zijn daarvoor minstens vier essentiële redenen voor te vermelden:
• De eerste, veruit de meest centrale, is het feit dat het proletariaat gewoon niet bewust is van zichzelf, dat het zijn eigen klassenidentiteit verloren is. Na de val van de Berlijnse muur werd in de jaren 1990 inderdaad een brede propagandacampagne opgezet om te proberen ons te overtuigen van het historisch bankroet van het communisme. De grootste durvers – en ook de domsten – kondigden zelfs het 'einde van de geschiedenis' aan, de zege van de vrede en de 'democratie'... Door het communisme gelijk te stellen aan de rotte karkas van het stalinistisch monster probeerde de heersende klasse bij voorbaat al elk klassenperspectief in diskrediet te brengen dat het omverwerpen van het kapitalistisch systeem beoogde. De bourgeoisie liet het niet bij die poging om elke notie van revolutionair perspectief te vernietigen, ze heeft ook geprobeerd de proletarische strijd voor te stellen als iets dat compleet uit de tijd is en enkel goed is om bewaard te worden als een 'culturele nagedachtenis' in het museum van de geschiedenis, zoiets als de fossielen van dinosauriërs of de tekeningen in de grotten van Lascaux.
Bovenal bleef de bourgeoisie hameren op het feit dat de arbeidersklasse onder haar klassieke vorm verdwenen was van het politieke toneel. Alle sociologen, journalisten, politici en zondagse filosofen herkauwen het idee dat de sociale klassen verdwenen zijn, weggesmolten in het vormeloze magma van de 'middenklasse'. Het is de onophoudelijke droom van de bourgeoisie, van een maatschappij waarin de proletariërs zich enkel zien als gewone 'burgers', verdeeld in min of meer onderscheiden beroepsgroepen, vooral goed onderscheiden van elkaar – witte boorden, blauwe boorden, bedienden, mensen met een onzekere job, werklozen, enz. – met uiteenlopende belangen en die zich enkel heel even verenigen, passief en geïsoleerd van elkaar, bij de stembusgang. En het is waar, al het gedoe over het verdwijnen van de arbeidersklasse, steeds weer herhaald en met veel tamtam ingehamerd met reportages, boeken, televisie-uitzendingen… heeft als resultaat dat veel arbeiders er momenteel niet in slagen zich als integrerend deel van de arbeidersklasse te beschouwen, nog minder als een zelfstandige sociale klasse.
• Uit dat verlies van klassenidentiteit volgen, in de tweede plaats, de moeilijkheden van het proletariaat om zijn strijd en zijn historisch perspectief te doen gelden. In een context waarin de bourgeoisie zelf geen enkel perspectief te bieden heeft dan bezuinigingen, overheersen het 'elk voor zich', het isolement en het 'redde wie zich redden kan'. De heersende klasse buit die gevoelens uit om de uitgebuiten tegen elkaar op te zetten, hen te verdelen, elk gezamenlijk antwoord te verhinderen en hen tot wanhoop te drijven.
• De derde factor, gevolg van beide voorgaande, is dat de brutaliteit van de crisis de neiging heeft vele proletariërs te verlammen, vanwege hun angst in absolute armoede te vervallen, hun families niet meer te kunnen voeden en op straat terecht te komen, geïsoleerd en blootgesteld aan de repressie. Terwijl sommigen, met hun rug tegen de muur, ertoe gedreven worden hun woede te uiten, zoals de 'Indignados', zien die zich niet als een echte strijd van de klasse. En dit, ondanks de inspanningen en het soms relatief massale karakter van de bewegingen, beperkt hun vermogen om weerstand te bieden aan de misleidingen en valstrikken die uitgezet worden door de heersende klasse, en zich de ervaringen uit de geschiedenis weer eigen te maken, de lessen te trekken met de nodige afstand en diepte.
• Tenslotte is er een vierde belangrijk element dat de huidige moeilijkheden van de arbeidersklasse verklaart om haar strijd tegen het systeem te ontwikkelen: dat is het inkaderingsarsenaal van de bourgeoisie, gaande van openlijk repressief, zoals de politie, tot het meer verraderlijke en doeltreffende, zoals het syndicalisme. Inzake dat laatste aspect is de arbeidersklasse er nog niet in geslaagd zijn vrees te overwinnen om te vechten buiten die inkadering, al vermindert het aantal arbeiders dat nog illusies heeft over het vermogen van de vakbonden onze belangen te verdedigen. Die fysieke inkadering wordt versterkt door een ideologische inkadering die min of meer bestuurd wordt door de vakbonden, de media, de intellectuelen, de linkse partijen, enz. Zonder twijfel slaagt de bourgeoisie er vandaag het best in de democratische ideologie te ontwikkelen. Elke gebeurtenis wordt uitgebuit om de weldaden van de democratie in de verf te zetten. De democratie wordt gepresenteerd als het kader waarin alle vrijheden zich ontwikkelen, waarin alle meningen worden geuit, waarin de macht gelegitimeerd wordt door het volk, waarin initiatieven aangemoedigd worden, waarin iedereen toegang heeft tot kennis, cultuur, verzorging, en waarom niet: macht. In werkelijkheid biedt de democratie enkel een nationaal kader voor de ontwikkeling van de macht van de elite, van de macht van de bourgeoisie, al de rest is enkel illusies, de illusie dat men door langs de stembus te passeren we enige macht kunnen uitoefenen, dat in het parlement de opvattingen van de bevolking geuit worden via de stem van 'vertegenwoordigers'. We mogen het gewicht niet onderschatten van deze ideologie op het bewustzijn van de arbeiders, zoals we de extreme schok niet mogen vergeten die de ineenstorting van het stalinisme teweegbracht in het scharniermoment tussen de jaren 1980 en 1990. Bovenop heel dat ideologisch arsenaal komt dan nog eens de religieuze ideologie. Die ideologie is niet nieuw. Ze heeft de mensheid sinds haar prille begin begeleid in haar behoefte haar omgeving te begrijpen. Ze is evenmin nieuw als we overwegen hoezeer ze doorheen de geschiedenis allerlei regimes gelegitimeerd heeft. Maar wat vandaag origineel is, is dat ze zich ent op de reflecties van een deel van de arbeidersklasse over het destructieve en bankroete kapitalisme. Ze stuurt die reflectie de foute kant uit door de 'decadentie' van de westerse wereld te verklaren uit het feit dat die zich verwijderd van de waarden die sinds duizenden jaren gedragen worden door de religie, in het bijzonder door de monotheïstische religies. De religieuze ideologie heeft dat vermogen om de uiterste complexiteit van een situatie tot niets te herleiden. Ze biedt eenvoudige antwoorden, die gemakkelijk uit te voeren zijn. Onder haar fundamentalistische vormen overtuigt ze slechts een kleine minderheid arbeiders, maar in het algemeen draagt ze bij tot het parasiteren van de overdenking in de arbeidersklasse.
Dit overzicht is eerder ontmoedigend: is er nog plaats om positief denken te ontwikkelen, kunnen we nog hoop koesteren, tegenover een bourgeoisie die haar ideologische wapens goed in de hand heeft, tegenover een systeem dat het grootste deel van de bevolking met ellende bedreigt, als ze er al niet rechtstreeks in gestort is? Bestaat er echt nog een sociale kracht die in staat is een zo omvangrijk werk tot een goed einde te brengen, niets minder dan de radicale omvorming van de maatschappij? Op die vraag antwoorden we zonder aarzelen: ja! Honderd keer ja! Het komt er niet op aan een blind vertrouwen te hebben in de arbeidersklasse, noch een haast religieus geloof in de geschriften van Marx of een wanhopige geestdrift voor een revolutie die op voorhand al verloren is. Het gaat erom afstand te nemen, een weloverwogen analyse van de situatie te maken, die verder kijkt dan wat er onmiddellijk op het spel staat, proberen te begrijpen wat de strijd van de arbeidersklasse echt betekent op maatschappelijk vlak en de historische rol van het proletariaat diepgaand te bestuderen.
In onze pers analyseerden we al dat de arbeidersklasse sinds 2003 weer in een positieve dynamiek zit ten opzichte van de teruggang die ze onderging met de ineenstorting van de landen van het Oostblok. Talrijke uitingen van deze analyse zijn terug te vinden in de min of meer belangrijke gevechten, die echter alle het kenmerk vertonen van een geleidelijk heropnemen door de klasse van haar historische reflexen zoals solidariteit, collectief denken, of gewoonweg: het enthousiasme tegenover tegenspoed.
We konden die elementen aan het werk zien in de strijd tegen de pensioenhervormingen in Frankrijk in 2003 en 2010-2011, in de strijd tegen de CPE, eveneens in Frankrijk, in 2006, maar ook op minder brede schaal in Groot-Brittannië (luchthaven Heathrow, raffinaderijen Lindsay), in de Verenigde Staten (metro van New York), in Spanje (Vigo), Egypte, Dubaï, China, enz. De bewegingen van de Indignados en Occupy, in het bijzonder, vormen een veel algemenere en ambitieuzere uitdrukking dan strijd die zich binnen één bedrijf afspeelt bijvoorbeeld. Wat hebben we gezien, met name in de bewegingen van de Indignados? Arbeiders van allerlei slag, van precairen tot contractuelen, kwamen samen om een collectieve ervaring te beleven met de verwachting daar een beter begrip van wat er vandaag op het spel staat uit te trekken. We zagen hier mensen enthousiast worden, gewoon bij het idee dat ze opnieuw vrij met elkaar konden discuteren. We zagen mensen alternatieve ervaringen bediscussiëren, er de sterke punten en de beperkingen van analyseren. We zagen mensen die niet langer de gelaten slachtoffers willen zijn van een crisis die zij niet veroorzaakt hebben en waar ze niet voor willen opdraaien. Wij hebben mensen gezien die spontane vergaderingen bijeen brachten, waar vormen van expressie gebruikt werden die overdenking en confrontatie van ideeën bevorderen en de mogelijkheid tot verstoren en saboteren van discussies inperken. En tenslotte en vooral heeft de beweging van de Indignados ervoor gezorgd dat een internationalistisch gevoel ontstond, het inzicht dat we overal ter wereld dezelfde crisis ondergaan en dat we die over de grenzen heen moeten bestrijden.
Natuurlijk hebben we niet of slechts heel weinig expliciet over communisme, de proletarische revolutie, arbeidersklasse en bourgeoisie, burgeroorlog, enz. horen praten. Maar wat deze bewegingen getoond hebben, is in de eerste plaats de uitzonderlijke creativiteit van de arbeidersklasse en haar vermogen om zich te organiseren, die voortkomen uit haar onvervreemdbare aard van onafhankelijke sociale kracht. Het zich opnieuw bewust worden van deze kenmerken ligt nog voor ons, na een lange en kronkelige weg, maar ze is nu al onmiskenbaar aan het werk. Ze gaat onvermijdelijk gepaard met een proces van scheiden van kaf en koren, van tijdelijke teruggang, van gedeeltelijke ontmoediging. Maar ze voedt ondertussen op internationale schaal de overdenking bij minderheden, die zich in de voorhoede van de strijd van de arbeidersklasse bevinden en ontwikkeling waarvan de ontwikkeling sinds verschillende jaren zichtbaar en meetbaar is.
Dit is een gezond proces dat bijdraagt aan het verduidelijken van wat er vandaag op het spel staat en waarmee de arbeidersklasse vandaag wordt geconfronteerd.
Tot slot, hoewel de moeilijkheden waar de arbeidersklasse voor staat enorm zijn, is er niets in de huidige situatie dat toelaat te zeggen dat het spel gespeeld is en de arbeidersklasse niet meer over de kracht zal beschikken om massale en dan revolutionaire strijd te ontwikkelen. Wel integendeel, de levende uitdrukkingen van de klasse nemen toe. Als men ontleedt wat die echt zijn en dus niet enkel oppervlakkig, waar enkel hun breekbaarheid evident is, maar in de diepte, dan blijkt het potentieel en de belofte die ze inhouden voor de toekomst. Dat ze een verspreide en sporadische minderheid vertegenwoordigen, herinnert er ons alleen aan dat de voornaamste kwaliteiten van de revolutionairen hun geduld en hun vertrouwen in de arbeidersklasse zijn (en Lenin zou eraan toegevoegd hebben: hun humor!). Dat geduld en dat vertrouwen steunen op het inzicht in wat de arbeidersklasse historisch gezien is: de eerste klasse die tegelijk uitgebuite én revolutionaire klasse is, en die de opdracht heeft de gehele mensheid te bevrijden van het juk van de uitbuiting. Dat is een materialistische en historische visie op lange termijn. Vertrekkende vanuit die visie schreven we in 2003 bij het opmaken van de balans van ons 15de internationale congres: “Zoals Marx en Engels zeiden, gaat het er niet om te beschouwen “wat deze of gene proletariër, of het proletariaat als geheel momenteel als zijn doel beschouwt. Het gaat er om wat het proletariaat is en waartoe het, in overeenstemming met dit wezen, historisch zal worden gedreven.” (De heilige familie, 1844). Een dergelijke visie toont ons namelijk dat, tegenover de zware klappen van de crisis van het kapitalisme die zich vertalen in steeds wredere aanvallen, de arbeidersklasse reageert en noodzakelijkerwijze zal moeten reageren via het ontwikkelen van haar strijd. Deze strijd zal in zijn beginstadium neerkomen op een serie schermutselingen, die de boodschappers zullen zijn van de aanzet tot steeds massaler strijd. Het is eerst in dit proces dat de arbeidersklasse zich weer zal zien als uitgebuite klasse en er naar zal streven haar identiteit terug te vinden, een wezenlijk aspect dat op zijn beurt een stimulans zal zijn voor haar strijd.” n
GD / 25.10.2012
Sinds de publicatie van dit artikel, waren we getuige van de grootste stakingsbeweging in Zuid-Afrika sinds het einde van de apartheid in 1994. Deze stakingen zijn dubbel belangrijk omdat ze aantonen - voor het geval dit nog noodzakelijk was - dat achter het zogenaamde economische mirakel van de ‘opkomende landen’, zoals overal elders, groeiende armoede schuilt. Ze laten ook zien dat de arbeiders overal ter wereld, verre van tegenstrijdige belangen te hebben, vechten tegen de onwaardige levensomstandigheden die het kapitalisme oplegt. Als zodanig maken de stakingen die Zuid-Afrika op zijn grondvesten doen schudden, ondanks de zwakheden waar we op terugkomen, deel uit van de arbeidersstrijd overal ter wereld.
Na het bloedbad van 16 augustus leek de strijd, verpletterd door het gewicht van de manoeuvres van de bourgeoisie, buiten adem te geraken. Inderdaad, terwijl de staking zich met identieke eisen, uitbreidde naar verschillende andere mijnen, werd er een overleg georganiseerd, enkel en alleen tussen de ‘haaien’ van Marikana. Met andere woorden tussen de vakbonden, de directie en de Staat, onder de heilige bemiddeling van vooraanstaande kerkleiders. De manoeuvre was bedoeld om de uitbreiding van stakingen te stoppen door de arbeiders te verdelen tussen enerzijds diegenen die profiteerden van de onderhandelingen en alle media-aandacht kregen en anderzijds diegenen, die in volle onverschilligheid met de staking begonnen, maar wel de aandacht kregen van de (blanke en zwarte) politie die hun campagne van terreur, provocatie en nachtelijke invallen voortzetten.
Op 30 augustus vernam de bevolking via de The Star, de krant van Johannesburg, dat het bericht dat de politie op de mijnwerkers van Marikana hadden geschoten uit ‘wettige zelfverdediging’, een schaamteloze leugen is. De autopsierapporten toonden aan dat mijnwerkers, toen ze probeerden aan hun beulen te ontsnappen, in werkelijkheid in de rug waren geschoten. Volgens verschillende getuigenissen van journalisten ter plaatse zouden de politie zelfs de stakers achterna zijn gelopen om ze koelbloedig te vermoorden. Op nagenoeg hetzelfde moment kondigde de rechtbank van Pretoria aan voornemens te zijn om de 270 mijnwerkers, die tijdens de politieschieting op 16 augustus gearresteerd waren, aan te klagen ... voor de moord op hun kameraden (!) Ze deed dit op grond van een anti-oproerwet, die voorziet in de mogelijkheid om van alle tijdens rellen gearresteerde personen, die ter plaatse waren op het moment van de schietpartij door de politie, in staat van beschuldiging stellen.
Het is inderdaad waar dat men in ‘de grootste Afrikaanse democratie’, grof te werk gaat; terwijl geen van de agenten die de mijnwerkers van Marikana hadden neergeschoten werden lastig gevallen, klaagt de Staat de overlevenden van de schietpartij wel aan. Met een beetje fantasie had de rechtbank van Pretoria de doden voor een tweede keer executeren kunnen voor hun eigen moord! De consternatie was zodanig groot dat, op 2 september, de rechter gedwongen werd een stap terug te doen door de aankondiging van de beschuldigingen te annuleren en alle gevangenen vrij te laten. Vooral de Staat zou zich snel realiseren dat hij een fout had gemaakt: op basis van dezelfde eisen verspreidden de stakingen zich onmiddellijk uit over de meeste mijnen van het land. Zo begonnen er op 31 augustus 15.000 werkers van een goudmijn bij Johannesburg, die wordt uitgebaat door de Gold Fields groep, een wilde staking. Op 3 september, vervoegden de mijnwerkers van Modder-East, in dienst van Gold One, zich op hun beurt de strijd. Op 5 september hielden bijna alle mijnwerkers van Marikana, onder het gejuich van de bevolking, een demonstratie en weigerden om, de dag daarop, akkoord te gaan met de schaamteloze overeenkomst die was ondertekend door de vakbonden en het management van Lomin. Terwijl de productie van vrijwel alle mijnen in het land leek te zijn gestopt, kondigden de bedrijven Amplats, Waterman en Xstrata, die alle drie meerdere mijnen ontginnen, aan hun activiteiten vanaf 14 september op te schorten, De stakingsgolf breidde zelfs uit naar andere sectoren, in het bijzonder naar de vrachtwagenchauffeurs.
Deze dynamiek van uitbreiding werd gedeeltelijk gevoed door de verontwaardiging, opgewekt door de getuigenissen van stakers, die gevangen genomen waren: “Zij [de politie] sloegen ons, trapten met hun laarzen op onze vingers. (…) Ik kan nog steeds niet begrijpen wat mij is overkomen, dit is mijn eerste keer in de gevangenis! We vroegen een loonsverhoging en ze begonnen op ons te schieten, en in de gevangenis sloeg de politie ons, ze hebben zelfs de R200 [€20] gestolen die ik bij me had!”
De langzame teruggang van de strijd
“De politieterreur trof ook stakers in vrijheid door middel van zeer gewelddadige interventies, waarbij onder de meest absurde voorwendsels arrestaties plaatsvonden, veel gekwetsten vielen en een aantal doden (1). Zo verklaarde de regeringswoordvoerder op 14 september: “Het is noodzakelijk om in te grijpen, want we hebben een punt bereikt waar belangrijke keuzes moeten gemaakt worden”. Na dit mooie voorbeeld van holle frasen, waarvan alleen politici het geheim van hebben, voegde de woordvoerder er, veel minder laconiek, aan toe: “Als we deze situatie laten ontwikkelen, zal de economie er erg onder lijden”. De dag daarop, om twee uur ‘s nachts, werd een extreem wrede inval georganiseerd in de slaapzalen waar de arbeiders van Marikana en hun gezinnen verbleven. Politie, gesteund door het leger, verwondde veel mensen, waaronder een aantal vrouwen. ‘s Ochtends braken rellen uit en werden er barricades opgericht op de wegen. Meer had de politie niet nodig om, in naam van de “veiligheid van de burgers” haar geweld te ontketenen tegen de arbeiders van het hele land
Terwijl zijn agenten de bevolking terroriseerden, bracht de Staat, met de medeplichtigheid van de vakbonden, op 18 september een zware klap toe aan de strijd door alleen de arbeiders van Marikana een loonstijging, variërend van 11 tot 22%, te verlenen. Deze schijnoverwinning was duidelijk bedoeld om de arbeiders te verdelen en diegenen aan de beweging te onttrekken die tot dan toe centraal hadden gestaan in de strijd. Met andere woorden: de bourgeoisie offerde een loonsverhoging van 22% op aan de mijnwerkers van Marikana om de strijdbaarheid bij de andere stakers te ondermijnen, de uitbreiding van de strijd te stoppen en het merendeel van de arbeiders de geëiste loonsverhoging te ontzeggen.
Maar op 25 september, gingen de 19.000 werkers van de Beatrix-mijn op hun beurt in staking, terwijl die van Atlatsa zich op 1 oktober in de strijd wierpen. Het politiegeweld nam weer toe, gepaard gaande met wrede arrestaties, mishandelingen en moorden. Op 5 oktober gebruikte het bedrijf Amplats grote middelen de aankondiging van het ontslag van 12.000 mijnwerkers. In de nasleep dreigden verschillende bedrijven, ondersteund door de rechtbank, met behulp van een walgelijke chantage massaal arbeiders te ontslaan: ofwel aanvaarden de arbeiders de miserabele salarisverhoging die de directies voorstelden, of ze werden ontslagen. Gold One zou eindelijk 1400 mensen ontslaan, Gold Field 1500 anderen, enzovoort.
Op het moment van dit schrijven gaan de laatste groepen stakers geleidelijk weer aan het werk. Maar deze strijd, ondanks de zwakke punten die haar hebben gekenmerkt, wijst op een zekere toename van het klassenbewustzijn. De Zuid-Afrikaanse arbeiders hebben de noodzaak aangevoeld om gezamenlijk te strijden, zij hebben duidelijke en unitaire eisen geformuleerd en hebben voortdurend getracht om hun strijd uit te breiden. In een context waarin de crisis en de ellende onvermijdelijk zullen verdiepen, vormt deze beweging een onveranderlijke ervaring in de ontwikkeling van het bewustzijn van het hele proletariaat in de regio en een les voor de arbeidersklasse van de gehele wereld. n
El Generico / 22.10. 2012
1) Het is nog steeds niet mogelijk om het aantal door de Zuid-Afrikaanse politie, vermoorde stakers vast te stellen, maar de pers meldt zeven doden in Rustenburg en ten
Ford-Genk, ooit een bedrijf met meer dan 10.000 werknemers, sluit haar deuren. Sinds de jaren 90 werd de tewerkstelling er systematisch afgebouwd en de productiviteit opgedreven. De lonen werden met 12% verminderd en toch valt het doek voor de 4.300 rechtstreekse werknemers. Daarbovenop worden duizenden werknemers uit de talrijke toeleveringsbedrijven getroffen. Na Renault-Vilvoorde (1997), VW-Vorst (2006) en Opel-Antwerpen (2010) is dit het vierde autoassemblagebedrijf dat zijn deuren sluit in België. Het komt hard aan in een streek die tussen 1987 en 1992 reeds een goede 17.000 jobs zag verdwijnen toen de Limburgse steenkoolmijnbouw definitief geschiedenis.
Ontslagen bij Belfius Bank, Arcelor Mittal staal, Beckaert Zwevegem, Volvo, Duferco, Alcatel, enz. Het nieuwe sociaal drama is dus niet specifiek voor deze sector of provincie. De crisis treft alle sectoren en regio’s. Dat maakt de situatie juist zo dramatisch en uitzichtloos.
In naam van de “competitiviteit” en het “terugdringen van de verliezen” volgt het ene afslankingsplan het andere op. Nog voor de aankondiging van de sluiting van Ford sneuvelden al meer dan 3000 banen van september tot half oktober in alle sectoren, in alle regio’s, van kleine familiebedrijven tot grote multinationals, zowel in binnenlandse als in buitenlandse bedrijven. Anderen saneren drastisch zonder ‘naakte ontslagen’, zoals bij KBC, Brussels Airlines of Delhaize. Vaste contracten worden vervangen door tijdelijke, voltijdse banen door deeltijdse, werknemerscontracten door contracten als zelfstandige. Ook de tijdelijke werkloosheid viert hoogtij. Seizoenarbeid wordt meer en meer het ganse jaar door de standaardprocedure. En bovendien komt de fameuze “jobcreatie”, waar men de mond van vol heeft, voor een groot deel neer op minderwaardige banen of dienstenchequesbanen. Om aan de armoede te ontsnappen moeten veel werknemers nu een 2e of zelfs 3e job zoeken. Een job staat niet langer gelijk met een waardig inkomen!
De staat is in hetzelfde bedje ziek. Zoals de discussie over het tijdelijk opschorten (de index-sprong) of de hervorming van de index aantoont, staat niet de koopkracht centraal. In naam van de verdediging van dezelfde “competitiviteit van de nationale economie” zijn alle burgerlijke partijen, van de NVA tot de PS, het eens dat er voortdurend moet bespaard worden om de kost van de arbeidskracht terug te dringen en het ondernemersklimaat te verbeteren. Het ene “sociaal pakt” volgt het andere “generatie pakt” op. De staat is er immers om de wetten van het kapitalisme toe te passen: winstbejag, concurrentiekracht en uitbuiting mogelijk maken door dwangmaatregelen. De miljarden die de regering(en) zoeken voor hun relancemaatregelen, hun begrotingsevenwicht en de afbouw van de staatsschuld zullen op het einde van de rekening op de kap van dezelfde arbeidersfamilies terechtkomen. Uitkeringstrekkers, gepensioneerden, ambtenaren, onderwijzers, allen gaan hier volop delen in de brokken.
Als we dan nog weten dat volgens de nieuwe Europese armoede-indicator, 21% van de bevolking in België al een risico loopt op armoede of op sociale uitsluiting, begrijpen we maar al te goed de bezorgdheid en de verontwaardiging van een groeiend aantal arbeidersgezinnen.
Ford-Genk is vandaag een pijnlijke uiting van het meedogenloze karakter van deze algemene aanval op de arbeidersklasse: van de talrijke ontslagen, de blokkering en/of verlaging van de lonen (bij Ford leverden ze voorheen 12% in, bij VW-Audi 20%), de verlenging van de arbeidsloopbaan. En zonder reactie van de arbeiders kondigt wat bij Ford-Genk gebeurd nog pijnlijkere aanvallen aan op de gehele arbeidersklasse voor de toekomst.De huidige situatie vraagt dus om verzet tegen de aantasting van de werk- en levensvoorwaarden van de meeste onder ons. Zij bevat echter ook de kiemen van een gezamenlijke weerstand van heel de arbeidersklasse: niet enkel de Ford arbeiders, maar iedereen wordt geviseerd, daarom moet ook iedereen verontwaardigd zijn, solidair zijn, klasse tegen klasse!
Al enkele tientallen jaren doet men ons beloftes om de crisis en de armoede uit de wereld te helpen. Het einde van de tunnel was in zicht, het was de laatste uitzonderlijke ingreep, er zouden duurzame oplossingen komen, rationalisaties zouden enkel in ‘oude industrieën’ plaatsgrijpen, of in ‘zieke dochter- of moederbedrijven’, het kwam door de ‘vergrijzing van de bevolking’, door ‘vluchtelingen’ en ‘ongecontroleerde migratie’ [het gevolg van nog ergere ellende en uitzichtloosheid elders in de wereld!], dan waren het weer de ‘bad Banks’, de fraudeurs, enz.
Vandaag vertelt men dat de topman van Ford dit sociale kerkhof heeft veroorzaakt. In de tijd waren het Vlaams minister en socialist De Batselier en de topman van de mijnen Gijselinck die de zondebok waren voor de mijnsluitingen. Achter al deze schijnbare waarheden en populistische mooipraterij schuilt echter de burgerlijke propaganda die voortdurend probeert zondebokken te vinden zodat het bankroet kapitalistisch systeem zelf niet in vraag zou gesteld worden. Zo kan de woede gekanaliseerd worden en beperkt blijven door ‘schuldigen’ aan te duiden, op maat gemaakt, om beter te” verdelen en te heersen”.
Iedereen kan vaststellen dat hetzelfde bovengeschetst scenario zich afspeelt in zowat alle landen ter wereld. Uiteraard met varianten, net zoals er varianten zijn per regio of sector in België zelf. Zowat overal in de wereld wordt de vraag gesteld wie er de schuld draagt van deze crisis. Deze vraag stond ook centraal in de debatten in de bewegingen van de ‘ Arabische lente’ in Tunesië en Egypte, van de ‘Indignados’ of van de ‘Occupy Wall Street’.
Sinds een aantal jaren volgen op wereldvlak de crises van het vastgoed, van de beurs, van de handel en de industrie, van de banken en van alle soevereine staatsschulden elkaar op. Zo bedraagt de staatsschuld in de eurozone 8.517 miljard euro. Of gemiddeld 90 procent van het bruto binnenlands product van de zone. Een groot deel hiervan zal zo goed als nooit terug betaald worden. Iemand moet die schulden financieren, maar onbetaalbare schulden financieren betekent op termijn zelf insolvabel worden (vb een risico dat Duitsland bedreigt). Hoe gaat het systeem dan wel de absoluut noodzakelijke relance financieren die het bloedbad in de economie zou moeten stoppen? Doet ze dit verder voornamelijk met bezuinigingen en rationalisaties, dan krijgt ze nog minder koopkracht om haar producten aan te slijten en dus nog meer rationalisaties, sluitingen, loondalingen. Schuimt ze de markt van het spaargeld af door super-lage spaarrentes te hanteren, zoals nu in België met rentes die onder de 1% duiken daar waar de inflatie 2,76% bedraagt, dan wordt de buffer die vele arbeidersgezinnen opbouwden tegen potentiële tegenslagen, lopende schulden en armoede razendsnel afgebouwd. Welke de methode ook is, op termijn zal de koopkracht opnieuw sterk dalen. Geld bijdrukken dan maar, zoals in de VS, Japan en GB en met lage leningrentes op de markt gooien? Maar zo creëert het kapitalistische systeem een nog diepere schuldenput. Zo zijn we terug bij af, want als puntje bij paaltje komt is er wel een reële tegenwaarde nodig. Om de schulden terug te betalen moet er dus vers nieuwe gecreëerde waarde tegenover staan. Geen fictief geld, zoals ons spaargeld dat door de bank onder de vorm van een lening nogmaals in circulatie wordt gebracht, terwijl ons wijsgemaakt wordt dat het nog altijd op onze rekening staat. Nieuwe waarde wordt enkel uit gepresteerde arbeid verkregen door er een meerwaarde aan toe te voegen: de productiekosten van een product mogen slechts een fractie kosten van hun totale verkoopwaarde. Maar daarvoor moet er een koopkrachtige afzetmarkt bestaan. Bestaat die amper of niet (zoals de situatie al jaren aantoont) dan komen we in een permanente overproductiecrisis terecht. Daarom sluiten bedrijven hun deuren, verlagen ze de productiekosten (lonen), drijven ze de productiviteit op, worden onproductieve kosten (sociale zekerheid, werkloosheidsuitkering, pensioenen) afgebouwd.
Dit is een algemene wet van de kapitalistische manier van produceren en kan door geen enkele afzonderlijke patroon of regering ontweken worden! Als de bedrijven vandaag stilliggen is het niet omdat de arbeiders niet willen werken of er geen behoeftes zijn, maar omdat de kapitalisten er geen winst meer inzien. Het kapitalistische wereldsysteem zit in het slop: De koopkrachtige afzetmarkten slinken en de winst kan dus enkel behaald worden door nog grotere sociale roofbouw en uitbuiting.
In de loop van de laatste zes maanden werd er in zowat alle werelddelen massaal geprotesteerd, gestaakt, betoogd: van Noorwegen tot Portugal, van Indië tot Turkije, van Egypte tot China. In september nog trokken honderdduizenden de straat op in Portugal, tienduizenden in Spanje, Griekenland en Italië. In Japan was het van 1970 geleden dat men nog demonstraties tegen de levensvoorwaarden had gezien van zo een omvang (170.000 betogers in Tokyo). Overal stelde men zich de vraag hoe men het hoofd kan bieden aan dergelijke aanvallen, hoe de strijd te organiseren, welk perspectief er naar voren gebracht moet worden. Ook in de massale Indignados- en Occupy-beweging, vooral van jongeren en werklozen in 2011, o.a. in Spanje, Griekenland of de USA en Canada, was dit het geval.
Drie centrale noden voor de strijd werden naar voren geschoven: de noodzaak tot uitbreiding en éénmaking van de strijd, het belang van de ontwikkeling van de actieve solidariteit onder de loontrekkers, werklozen en jongeren en de behoefte aan een brede discussie over het alternatief voor het huidige bankroete systeem.
Onze echte kracht is ons aantal, de schaalgrootte van onze strijd, onze lotsgebondenheid, onze eenheid over de grenzen van de sectoren, rassen, de regio’s, en landsgrenzen heen. Tegenover een wereld die opgedeeld en afgescheiden is door de enge privébelangen van arrogante uitbuiters, tegenover het “ieder voor zich”, hun “competitiviteit”, moeten we onze eenheid en solidariteit zetten en mogen we ons niet laten opsplitsen en onze problemen laten reduceren tot specifieke, afzonderlijke problemen, eigen aan het bedrijf, de sector of de regio.
Geen rivaliteit tussen ‘jongeren’ en ‘ouderen’, tussen vasten en tijdelijken, tussen bedienden en arbeiders, tussen werknemers van moeder- en dochterbedrijven, tussen arbeiders die op deze of gene plaats geboren zijn,...
Deze eenheid is niet alleen noodzakelijk maar ook mogelijk vandaag! De uitbreiding van de strijd en van de solidariteit met andere sectoren en bedrijven, die getroffen worden door fundamenteel dezelfde aanvallen en dikwijls ook geïsoleerd in hun hoekje strijd voeren, kunnen we het best smeden door massale afvaardigingen te sturen naar de andere bedrijven, zo leert ons de ervaring uit vorige momenten van strijd hier en elders. Wat we doen moet onze strijd versterken, doen aangroeien en perspectief geven. De straat opgaan om ‘stoom af te blazen’ of een lange uitgerekte uitputtingsslag voeren, ieder geïsoleerd van elkaar in eigen streek, volstaan niet om die algemene, massale strijd op te bouwen.
Ervaring leert ons dat acties zoals gijzeling van patroons, sabotage van de productie, blokkade van de spoorlijnen, of wanhopige acties (zoals het dreigen met het opblazen van de fabriek) niet de manier zijn als we die eenheid en uitbreiding willen bereiken. Ze leiden integendeel tot demoralisatie en nederlaag.
Voorbije strijdervaringen tonen aan dat werkend of werkloos, we onze strijd in eigen handen moeten nemen. Als we een echte collectieve discussie willen ontwikkelen, samen willen nadenken en beslissen, moeten we massale algemene vergaderingen beleggen waar iedereen vrij kan tussenkomen en voorstellen tot actie kan doen die dan in stemming kunnen gebracht worden. Om de eenheid te smeden met anderen moeten ze open staan voor alle arbeiders en werklozen.
Opgelet! Ook de andere klasse, de bourgeoisie, spreekt over “solidariteit” en “eenheid”. Zij roept op tot opofferingen die de ‘sterke sectoren’ moeten doen voor de ‘zwakkere sectoren’, voor een gelijkmatige verdeling van de ellende. Immers, wanneer ‘haar koek kleiner wordt’, kan volgens haar de discussie enkel gevoerd worden over een ‘gelijkwaardige’ verdeling van de ellende en soberheid die ze ons opdringt, over wat ‘gunstig’ zou zijn voor de nationale belangen en de competitiviteit. Zij predikt een eenheid met de belangen van het kapitaal. Alsof het ‘gelijkwaardig’ verdelen van de ellende betekent dat men haar draaglijk maakt! Alsof samen de uitbuiting beheren die uitbuiting zou afschaffen. Zo wordt opnieuw vermeden dat het systeem in vraag wordt gesteld en perspectieven worden gezocht in een andere maatschappij, gebaseerd op het bevredigen van behoeften van allen en niet de eigenbelangen van enkelen!
EENHEID en SOLIDARITEIT - UITBREIDING en VERALGEMENING -VERTROUWEN op EIGEN KRACHT – KLASSE tegen KLASSE
Niet “hun competitiviteit” maar onze “solidariteit” is onze kracht n
Internationalisme / 02.11.12
Afdeling van de IKS in België
Lezersbrief:
Goedendag,
De aanleiding voor deze mail is die vanwege het, onlangs verschenen, pamflet over de ‘crisis van de automobielsector’.
Ten eerste moet gezegd worden: Op de analyse van deze situatie in de automobielbranche is niets aan te merken. Wederom goed werk.
Echter, het slotstuk van het pamflet: Het plan van aanpak, het elan, bleef (bewust?) vaag. Als gijzelingen, sabotage, blokkade, etc. niét de vormen tot antikapitalistisch verzet zijn, wát dan wel?
De mobilisatie, de solidariteit en de eenheid van de arbeidersklasse is zeker ten weten stap één naar een revolutionaire grondslag toe - de vereniging van jongeren, ouderen, werkeloze, proletariërs, precariërs, etc. Dit zal ten eerste op economisch vlak moeten gebeuren (binnenin de fabrieken en op de werkvloer). Dit gehele proces (zoals correct in het pamflet beschreven) zal in de vorm van (wellicht geheime) algemene vergaderingen, desnoods raden of comités genoemd, moeten plaatsvinden. Deze vergaderingen moeten zich verenigingen op massale schaal (Onderling verbonden doormidden van ‘zone-’, ‘gebied-’ en ‘stads-’, raden/comités).
De proletarische democratie van onderop, vanaf de economie (werkvloer), naar boven toe. Uiteindelijk zal dan, in theorie, de massa organisatie ontstaan. Maar wat is het wapen van de arbeidersklasse dan?
Tot hedendaags blijkt alleen de staking een legitiem wapen te zijn van de arbeidersklasse, naast de radicalere mogelijkheden zoals de sabotage, de bezettingen van werkplaatsen en blokkades richting de kapitalistische economie en verraders van de arbeidersklasse toe. (Opties dié zeker toegepast moeten worden(!)).
Een staking brengt mobilisatie van de arbeidersklasse met zich mee, en eindigt, in de periode na staking, de onderlinge verdeeldheid naar elkaar toe.
De algemene massa staking is, kortom, de directe actie jegens de kapitalistische economie toe. Hiervan uit kunnen de politieke eisen richting de Staat, het systeem, de sociaal-democratie en de vakbonden (syndicaten) geuit worden.*
Aldus een korte, en versimpelde, visie van een lezer.
Maar wat is het alternatief voor een socialistische/communistische revolutie dan vanuit het IKS ?**
Met vriendelijke groet.
KW
*Verzet, of deelname, van autoriteiten en militarisme voor het gemak uit het verhaal weg gelaten.
**Als hier geen juridische gevolgen aan vast zitten. Hetgeen wat de onduidelijkheid van de conclusie van het pamflet kan verklaren
Antwoord van de IKS:
Beste kameraad,
Bedankt voor je bijdrage. We verwelkomen iedere poging tot verdieping en verheldering van de discussie, zelfs als die een (fundamentele) kritiek inhoudt van de teksten, die we gepubliceerd hebben.
We zijn het eens met een groot deel van je bijdrage. Maar als je het goedvindt, willen we hier en daar ook enkele kanttekeningen plaatsen bij je opmerkingen.
Aan het eind van je brief schrijf je “het slotstuk, het plan van aanpak bleef (bewust) vaag” en “dit (de mobilisatie, de solidariteit en de eenheid van de arbeidersklasse) zal eerst op economisch vlak moeten gebeuren”.
De kwestie is dat je de economische en politieke strijd wel van elkaar kan onderscheiden, maar niet totaal van elkaar kan scheiden.
“Ook al komt hij ons ook gescheiden voor onder de vormen van economische en politieke klassenstrijd, bij revolutionaire massa-acties zijn politieke en economische strijd één”. Iedere poging tot “scheiding tussen de politieke en de economische strijd en de verzelfstandiging van beide is niets dan een kunstmatig, zij het dan ook historisch noodzakelijk product van de parlementaire periode.(Zie: Rosa Luxemburg: Massa-staking, partij en vakbonden)
In de periode van het verval van het kapitalisme zijn er geen blijvende en duurzame hervormingen meer mogelijk. Dat maakt dat iedere strijd van de arbeiders indirect ook een aanval vormt op het wezen van het systeem. Ieder verzet van de kant van de klasse kan het kapitalisme op zijn grondvesten doen schudden omdat het over weinig of geen manoeuvreerruimte beschikt om de aanval van de kant van de arbeiders te neutraliseren
De arbeidersstrijd in de periode van het verval “ is tegelijkertijd gericht èn op de beperking van de kapitalistische uitbuiting, èn op de afschaffing van die uitbuiting tegelijk met de opruiming van de burgerlijke maatschappij zelf”. Met andere woorden: “[Elke] periode van open klassenstrijd [is] tegelijk van politieke en economische aard”. (Idem)
Het is waar dat het vertrekpunt voor de strijd van de arbeiders – in ieder geval tot aan de periode van de revolutionaire opstand – altijd het verzet is tegen aanvallen op de kwaliteit van haar materiele leven. Daarom is het ook in zekere zin waar dat het er in de strijd niet om gaat wat de arbeiders van hun eigen optreden verwachten, maar om wat de arbeidersklasse is, en wat zij op grond daarvan gedwongen is te doen. Maar als de arbeidersklasse genoodzaakt is om bepaalde dingen te doen, dan doet ze dat niet zonder een bepaald bewustzijn (en zeker niet op een mechanische manier, zoals bijvoorbeeld het hondje bij Pavlov). Daarom is volgens ons ook een essentiële voorwaarde voor de ontwikkeling van een tegenmacht de ontwikkeling van het bewustzijn in de arbeidersklasse: van het bestaan van de loonarbeid, van de geassocieerde, collectieve wijze waarop de arbeiders in de productie staan en van het feit dat de arbeiders op die wijze, als klasse, de voortbrengers zijn van alle rijkdom in de wereld.
Bij een grotere of kleinere minderheid van de klasse bestaat altijd het inzicht en vooruitzicht van een andere, kommunistische maatschappij. Dat komt omdat ze beschikt over een historisch geheugen, over een herinnering aan voorbije perioden (al of niet van de ene op de andere generatie overgedragen) en over een capaciteit te leren van haar strijdervaringen. Dat maakt dat ze de inzet van de strijd, iedere keer als ze deze aangaat, op een steeds algemener vlak kan stellen. In het Frans hebben ze een leuke uitdrukking: “reculer pour mieux sauter”. Dat wil zeggen: enkele passen terugdoen om een betere sprong te kunnen maken. Zo is het ongeveer ook met de arbeidersstrijd. De arbeiders beschikken over de capaciteit om, ieder keer als ze de strijd aangaan, deze met wat meer afstand van hun eigen onmiddellijke belangen in te zetten en op een steeds algemener (en daardoor breder en uiteindelijk ook politiek) vlak te stellen. Deze dynamiek leidt er toe dat de strijd uiteindelijk niet (eens) meer overheersend op direct economisch, maar overheersend op politiek vlak wordt uitgevochten: de strijd om de macht in de maatschappij.
Kameraadschappelijke groeten,
voor de IKS,A.
Wij publiceren hieronder delen uit het eerste hoofdstuk (1) van de brochure van Rosa Luxemburg De Crisis van de Sociaal-democratie (2). Deze meesterlijke tekst van 1915 is bedoeld als een bron van inspiratie voor de problemen waar het proletariaat momenteel mee te kampen heeft. Achtereenvolgens geconfronteerd met een van de ergste slachting in de geschiedenis van de mensheid, de Eerste Wereldoorlog (3) en het verraad van de sociaal-democratie, dat heeft bijgedragen aan de inlijving van de arbeiders van alle landen in het imperialistische bloedbad, geeft Rosa Luxemburg niet toe aan de ontmoediging. Integendeel! Ze pleit voor een levend, niet-dogmatisch marxisme, bepaald door de wetenschappelijke methode, die de fouten en de nederlaag confronteert om de lessen te trekken en de toekomst beter voor te bereiden. Want deze revolutionaire heeft een onwrikbaar vertrouwen in de toekomst en in het vermogen van het wereld proletariaat om haar historische missie te vervullen: bewust te vechten voor de emancipatie van de gehele mensheid.
IKS
Geschonden, onteerd, wadend in het bloed, druipend van het vuil: zo staat de burgerlijke maatschappij voor ons, zo is zij! Niet als ze, keurig en oprecht, cultuur en filosofie, moraal en orde, vrede en recht beoefent, maar als een verscheurend beest, als de heksensabbat van de anarchie, en als een pestadem voor de cultuur en de mensheid zich in haar ware, naakte gedaante vertoont.
Temidden van deze heksensabbat voltrok zich een wereldhistorisch drama: de capitulatie van de internationale sociaaldemocratie. Het zou voor het proletariaat het toppunt van domheid zijn om toe te geven en deze capitulatie of deze catastrofe toe te dekken, dat is het ergste wat het proletariaat zou kunnen overkomen. “De democraat” (d.w.z. de revolutionaire kleinburger), zo zegt Marx, “komt net zo onberispelijk en onschuldig uit de smadelijkste nederlaag te voorschijn, als hij die strijd is aangegaan: met de nieuw verkregen overtuiging, dat moet overwinnen, niet omdat hijzelf en zijn partij het oude standpunt prijsgeven, maar omgekeerd, omdat hij verwacht dat de verhoudingen in de richting van zijn geest evolueren”. Het moderne proletariaat komt anders uit de historische beproevingen te voorschijn. Reusachtig als zijn taken zijn, zijn ook zijn fouten. Er bestaat geen vastgelegd en voor altijd geldig schema, er bestaat geen onfeilbare leider die het proletariaat de weg toont, die het moet gaan. Ze heeft geen andere meesteres dan de historische ervaring De nauwe weg van haar bevrijding is niet alleen geplaveid met een onbegrensd lijden maar ook met onnoemelijke fouten. Het doel van zijn reis, zijn bevrijding, zal hij slechts bereiken als hij uit eigen fouten weet te leren.
Zelfkritiek, niets ontziende, wrede, tot de kern der dingen doordringende zelfkritiek, dat is de adem en het licht van de proletarische beweging, zonder welke ze niet kan leven. In de huidige wereldoorlog is het proletariaat gezonken als nooit tevoren. Het is een ramp voor de mensheid. Maar het socialisme zou alleen verloren zijn als het internationale proletariaat de diepte van die val niet zou willen peilen en daar niet de lessen uit zou willen trekken.
Wat er nu op het spel staat is het gehele laatste hoofdstuk in de vijfenveertigjarige ontwikkeling van de moderne arbeidersbeweging. Wat wij beleven is de kritiek, de balans van onze arbeid van bijna een halve eeuw. De val van de Commune van Parijs had de eerste fase van de Europese arbeidersbeweging en van het einde van de Ie Internationale afgesloten. Toen begon er een nieuwe fase. In plaats van de spontane revoluties, opstanden, barricadegevechten, waarna het proletariaat telkens weer in zijn passieve toestand terug viel, begon de stelselmatige strijd van elke dag. Het gebruik van het burgerlijke parlementarisme, de massaorganisatie, de samensmelting van de economische en de politieke strijd en van het socialistisch ideaal met de hardnekkige verdediging der directe dagelijkse belangen. Voor de eerste keer werd de zaak van het proletariaat en zijn bevrijding geleid door het licht van een ster: van een strenge wetenschappelijke leer. In plaats van de sekten, de scholen, de utopieën, de ervaringen die iedereen op eigen houtje opdeed in eigen land, bestond er een en dezelfde theoretische internationale grondslag, een gemeenschappelijke basis, die de landen in één bundel samenbracht. De marxistische theorie gaf aan de arbeidersklasse der gehele wereld een kompas in handen, om wegwijs te worden in de draaikolk van de dagelijkse gebeurtenissen, om haar dagelijkse strijdtactiek te richten op het onveranderlijke einddoel.
De Duitse sociaaldemocratie was de draagster, de kampvechtster en de behoedster van deze nieuwe methode. […]. Zij heeft ten koste van talloze offers, van een onvermoeide minutieuze arbeid de sterkste en meest voorbeeldige organisatie opgebouwd, de grootste pers geschapen, de doeltreffendste middelen voor scholing en voorlichting in het leven geroepen, de geweldigste kiezersmassa om zich geschaard, de talrijkste parlementaire mandaten bevochten. De Duitse sociaaldemocratie gold als de zuiverste belichaming van het marxistische socialisme. Zij had en maakte aanspraak op een speciale plaats als de leermeesteres en leidster van de IIe Internationale. […]. De Franse, de Italiaanse en de Belgische sociaaldemocratie, de arbeidersbeweging van Nederland, Scandinavië, Zwitserland, de Verenigde Staten traden met steeds grotere ijver in haar voetstappen. De Slavische landen echter, de Russen en de sociaaldemocraten van de Balkan, keken naar haar op met een onbegrensde, bijna kritiekloze bewondering. […] Op de congressen, in de bijeenkomsten van het Internationale Socialistische Bureau werd onderworpen aan de Duitse mening. […] “Voor ons, Duitsers, is dit onaanvaardbaar,” was in de regel voldoende om de oriëntatie der Internationale te bepalen. Met blind vertrouwen gaf zij zich over aan de leiding van de bewonderde, machtige Duitse sociaaldemocratie: zij was de trots van elke socialist en de schrik van de heersende klassen in alle landen.
En wat beleefden wij in Duitsland toen de grote historische beproeving zich aandiende? De diepste val, de meest geweldige ineenstorting. […] Daarom moeten we ook bij haar beginnen, door de analyse van haar val. […] De arbeidersklasse durft de waarheid, zelfs als deze voor haar de bitterste beschuldiging inhoud, zonder vrees in de ogen te kijken, want haar zwakte is slechts een afdwaling en de strenge wet van de geschiedenis geeft haar de kracht terug, en waarborgt haar uiteindelijke overwinning.
De nietsontziende zelfkritiek is voor de arbeidersklasse niet alleen een vitaal recht, zij is voor haar ook de hoogste plicht. Op onze boottocht voeren wij de grootste schatten der mensheid mee, met wier bewaking het proletariaat belast was. En terwijl de burgerlijke maatschappij, geschonden en onteerd door de bloedige orgie, haar noodlot verder tegemoet snelt, moet het internationale proletariaat zich vermannen, en hij zal het doen, om de gouden schatten verzamelen, die het in een ogenblik van verwarring en zwakte in de wilde draaikolk van de wereldoorlog naar de bodem liet afzinken.
Eén ding is zeker: de wereldoorlog betekent een ommekeer voor de wereld. […] De wereldoorlog heeft de voorwaarden van onze strijd veranderd en onszelf het meest. Niet dat de fundamentele wetten der kapitalistische ontwikkeling, de oorlog op leven en dood tussen kapitaal en arbeid een wijziging of ‘verzachting’ zouden hebben ondergaan. […] Maar na de uitbarsting van de kapitalistische vulkaan, heeft het tempo van de ontwikkeling zo’n geweldige stoot gekregen, dat de hevigheid van de botsingen in de maatschappij, de reusachtige omvang van de taken die onmiddellijk voor het socialistische proletariaat oprijzen, dat de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging tot nog toe slechts een tere idylle schijnt te zijn geweest. […] Laten we ons in herinnering roepen hoe wij, kort geleden nog, de toekomst omschreven:
[…] Het officiële vlugschrift van de partij: Imperialisme of Socialisme, dat enige jaren geleden in honderdduizenden exemplaren verspreid werd, besloot met de woorden: “Zo groeit de strijd tegen het imperialisme steeds meer uit tot een beslissende strijd tussen kapitaal en arbeid. Oorlogsgevaar, duurte en kapitalisme. Vrede, welvaart voor allen, socialisme! Zo stelt zich het probleem. De geschiedenis gaat grote beslissingen tegemoet. Onafgebroken moet het proletariaat aan zijn wereldhistorische zaak werken, de macht van zijn organisatie en de klaarheid van zijn bewustzijn versterken. Wat er ook moge gebeuren, oftewel een arbeidersklasse die, door de kracht die ze vertegenwoordigd, er in slaagt de mensheid de vreselijke gruwelijkheden van een wereldoorlog te besparen, hetzij een kapitalistische wereld die in de geschiedenis ten onder gaat, op dezelfde manier als zij daaruit voortgekomen is: in bloed en geweld. Op dit historische moment zal de arbeidersklasse er klaar voor zijn en alles wat telt is dat ze klaarstaat”. […] Nog een week voor het uitbreken van de oorlog, op 26 juli 1914, schreven Duitse partijbladen: “Wij zijn geen marionetten, wij bestrijden met z’n allen een systeem, dat de mensen maakt tot willoze werktuigen van de blinde heersende verhoudingen, dit kapitalisme, dat zich klaarmaakt om het naar vrede hunkerende Europa in een dampend slachthuis te veranderen. Als het verderf doorgaat, als de vastbesloten vredeswil van het Duitse en van het internationale proletariaat, dat zich in de komende dagen in machtige demonstraties zal openbaren, niet in staat zou zijn de wereldoorlog te verhinderen, dan moet de laatste in ieder geval de laatste oorlog, de zonsondergang van het kapitalisme worden”.(Frankfurter Volksstimme). […] En toen kwam het ongehoorde, de buitensporige, nog nooit vertoonde gebeurtenis, de 4de augustus 1914.
Of het zo moest komen? […] Het wetenschappelijke socialisme heeft ons geleerd de objectieve wetten van de geschiedkundige ontwikkeling te begrijpen. De mensen maken hun geschiedenis niet geheel vanaf nul. Maar zij maken de geschiedenis zelf. Het proletariaat is in zijn actie afhankelijk van de bestaande graad van rijpheid der maatschappelijke ontwikkeling, maar de maatschappelijke ontwikkeling voltrekt zich niet buiten het proletariaat om; hij is evenzeer haar drijfveer en oorzaak als haar product en gevolg. Zijn actie maakt deel uit van de geschiedenis door bij te dragen aan haar richting. En wanneer wij ons net zomin kunnen losmaken van de geschiedkundige ontwikkeling als een mens van zijn schaduw, kunnen wij haar val toch bespoedigen of vertragen. Het socialisme is de eerste volksbeweging in de wereldgeschiedenis die tot doel heeft, en door de geschiedenis geroepen is, het maatschappelijke leven van de mensen een bewuste zin, een planmatige gedachte en daarmee een vrije wil te geven. Daarom noemt Friedrich Engels de uiteindelijke overwinning van het socialistische proletariaat een sprong van de mensheid uit het dierenrijk in het rijk van de vrijheid. Maar deze sprong is zelf aan ijzeren wetten van de geschiedenis, aan duizenden voorafgaande spruiten van de evolutie, een smartelijke en al te langzame ontwikkeling gebonden. Doch zij kan nooit volbracht worden, als er uit alle door de evolutie opgehoopte stof van de materiële voorwaarden niet de vonk van de bewuste wil van de grote volksmassa ontvlamd. De overwinning van het socialisme zal niet als een noodlot van de hemel neerdalen. Hij kan slechts door een lange reeks van geweldige krachtproeven tussen de oude en nieuwe machten bevochten worden, […] Friedrich Engels heeft eens gezegd: “De burgerlijke maatschappij staat voor een dilemma, hetzij de overgang naar het socialisme of terugvallen in het barbarendom”. Wat betekent terugvallen in het barbarendom op onze hoogte van de beschaving, die we nu in Europa kennen? Wij hebben allen die woorden tot nu toe gedachteloos gelezen en herhaald zonder hun verschrikkelijke ernst te realiseren. Op dit ogenblik toont een blik om ons heen aan, wat een terugval van burgerlijke maatschappij in het barbarendom betekent. Deze wereldoorlog is een terugval in het barbarendom. De zegepraal van het imperialisme leidt tot vernietiging van de cultuur, sporadisch gedurende het verloop van de moderne oorlog, en definitief als de periode van wereldoorlogen, die nu begonnen is, zich ongehinderd tot haar laatste consequentie zou kunnen ontplooien. Wij staan dus thans voor de keus, precies zoals Friedrich Engels een mensenleeftijd, nu veertig jaar, geleden, voorspelde: hetzij de overwinning van het imperialisme en ondergang van elke beschaving, ontvolking, verwoesting, ontaarding, één groot kerkhof zoals in het oude Rome, dan wel de overwinning van het socialisme, dat wil zeggen de bewuste strijd van het internationale proletariaat tegen het imperialisme en zijn methode: de oorlog.
Dit is een dilemma der wereldgeschiedenis. Afhankelijk van de beslissing van het klassenbewuste proletariaat zal de weegschaal van de wereldgeschiedenis de ene of de andere kant – of nog beter: onbeslist - doorwegen. Het proletariaat moet resoluut het geheime wapen van haar revolutionaire strijd in op de weegschaal werpen. De toekomst van de beschaving en van de mensheid hangt er van af. In deze oorlog heeft het imperialisme overwonnen. Door het hele gewicht van zijn bloedig wapen van de volkerenmoord erop te werpen heeft het de weegschaal doen doorwegen in de richting van de afgrond, van de doodsheid en de smaad. Het hele rookgordijn van de naargeestigheid en de smaad kunnen slechts tenietgedaan worden als wij, in het midden van de oorlog, uit de oorlog de lessen trekken, als het proletariaat erin slaagt om zich te herpakken en ermee stopt een slaaf te zijn die wordt gemanipuleerd door de heersende klassen en meester wordt over zijn eigen bestemming.
De arbeidersklasse moet duur betalen voor elke stap in de bewustwording van haar historische roeping. De weg naar Golgotha van haar klassenbevrijding is met vreselijke offers bezaaid. De Juni-strijders, de slachtoffers van de Commune, de martelaren van de Russische revolutie, wat een eindeloze reeks van bloedige spookbeelden. Maar die mensen waren allemaal op het veld van eer gevallen, zij zijn, zoals Marx over de helden van de Commune schreef “voor altijd bijgezet in het grote hart van de arbeidersklasse”. Nu vallen miljoenen proletariërs van alle landen op het veld van de smaad, van de broedermoord, van de zelfvernietiging, met het slavengezang op de lippen. Ook dat kon ons niet bespaard blijven. Wij lijken werkelijk op de Joden, die Mozes door de woestijn leidt, maar wij zijn niet verloren en wij zullen overwinnen, op voorwaarde dat wij niet verleerd zijn om te leren. En zou de tegenwoordige leidster van het proletariaat, de sociaaldemocratie, niet kunnen leren, dan zal zij ondergaan om “plaats te maken voor de mensen, die tegen een nieuwe wereld opgewassen zijn” n
Junius (1915)
(1) De titel daarvan is: Socialisme of barbarendom.
(2) Hij is ook bekend onder de naam De Juniusbrochure, een pseudoniem dat door Rosa werd gebruikt om hem te ondertekenen; de tekst is integraal beschikbaar op de website marxists.org.
(3) De ergste verschrikkingen komen daarna, zoals die van de Tweede Wereldoorlog.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.35 MB |
Internationalisme nr. 357 - 1e kwartaal 2013
Tacher, Reagan, Milton Friedman, de school van Chicago, kortom het neo liberalisme waren de boemannen die de economische groei aan scherven hadden geschoten. Maar het leek erop dat het tijdperk van het neoliberalisme de uitputting nabij was, schreef Joseph Stiglitz in Freefall.. Hiermee werd de toon gegeven van wat sinds 2008 in koor door alle partijen maar vooral links en uiterst links wordt naar voor geschoven: meer staatsinmenging, regulering, controle, nationalisering.
Een greep uit de verklaringen: “Een staatsbank is een eerste haalbare zet om de crisis op korte termijn te counteren.” (De Standaard, 1/3/09, E. DeBruyn, voorzitter Sp.a Rood); “... dat er een volledige nationalisering moet komen van de financiële sector.” (Alternative Socialiste, april 09 PSL); “de PvdA wil een openbare bank” (Solidair, 26 maart 09 PvdA). “De volledige bankensector dient in gemeenschapsbezit te komen”(ultralinks in Nederland).Hier duiken verschillende vragen op:
-Kan de crisis door staatsinmenging (nationalisering) gecounterd worden en een nieuwe ontwikkeling van de productiekrachten in gang gezet?-Kan een sterke staatsinmenging (nationalisering) er voor zorgen dat de arbeidersklasse gespaard blijft of op z’n minst beschermd wordt?
-De onteigeningen (nationalisaties) zijn toch een verzwakking van het privaat bezit van het kapitalisme. Daarom is ‘meer staat‘ ‘progressief’ en een eis waar de arbeidersklasse moet achterstaan. Is dat zo?
Maar voegt hij er aan toe: “Want slechts in het geval dat de productie- of verkeersmiddelen werkelijk aan de leiding van de aandelenmaatschappijen ontgroeid zijn, waarin dus de overdracht aan de staat economisch onontbeerlijk geworden is, slechts in dat geval betekent zij ook wanneer de tegenwoordige staat daartoe overgaat, economisch een stap vooruit, nl. het bereiken van een nieuwe trap in de richting van het in bezit nemen van alle productiemiddelen door de maatschappij zelf. Er is echter in de laatste tijd, sinds Bismarck zich op dit in staatsbeheer nemen geworpen heeft, een zeker quasi-socialisme ontstaan en hier en daar zelfs in een zekere overgedienstigheid ontaard, dat iedere staatsovername, zelfs die van Bismarck, zonder meer voor socialistisch uitgeeft. Inderdaad, wanneer het in staatsbeheer nemen van de tabak socialistisch zou zijn, dan zou men Napoleon en Metternich onder de stichters van het socialisme moeten rekenen. Wanneer de Belgische staat om heel alledaagse politieke en financiële redenen zijn voornaamste spoorwegen zelf bouwde, wanneer Bismarck zonder enige economische noodzaak de voornaamste spoorlijnen van Pruisen aan de staat bracht, eenvoudig om ze voor het geval van oorlog beter te kunnen inrichten en gebruiken, om de spoorbeambten tot regeringsstamvee op te voeden en vooral, om zich een nieuwe, van parlementsbesluiten onafhankelijke bron van inkomsten te verschaffen, — dan waren dat geenszins socialistische stappen, direct of indirect, bewust of onbewust. Anders zouden ook de koninklijke zeehandel, de koninklijke porseleinmanufactuur en zelfs de compagniekleermaker bij het leger socialistische instellingen zijn.” F.Engels. (“L’Anti-Dühring” II Theoretische kwesties)
Engels toont dus aan dat in de bloeiperiode van het kapitalisme nationalisaties een progressief karakter konden hebben (dwz die de ontwikkeling van het kapitalisme bevorderden).Hoewel volgens Engels vele van die nationalisaties daaraan zelfs niet beantwoorden. Deze kwestie loopt uiteraard parallel met de progressieve rol die de nationale staat speelde in die periode van ontwikkeling van het jonge kapitalisme.
We kunnen hier in de discussie op terugkomen.De omschakeling van de eigendom van de naamloze vennootschappen - die, in die periode de begrenzingen van de nationale staat niet overschreden- in eigendom van de staat, was dus progressief. De ontwikkeling van het kapitalisme in die periode van vooruitgang was gekenmerkt door een overdracht van bezit van individuele kapitalisten naar de naamloze vennootschap op aandelen en dan naar gelang de voorwaarden naar staatsbezit. Toen was de concentratie van de productiekrachten in handen van groepen van kapitalisten (of de staat) een belangrijke stap vooruit. De tekenen van expansie van de productie en van de concentratie van de eigendom waren, in principe, de eengemaakte nationale staat, waarvan de vorming een vooruitgang betekende in vergelijking met de versnipperde feodale entiteiten.
De schaal van concentratie van kapitaal noodzakelijk voor de ontwikkeling was dus een cruciale factor (het geaccumuleerde kapitaal dat niet enkel door reusachtige kredietverstrekking kon verleend worden). En eveneens het algemeen belang van de nationale bourgeoisie, zonder in steriele concurrentie te vervallen. Maar heel snel gaan de productie en de concentratie van de eigendom de grenzen van de nationale staat te boven. De grote internationale anonieme bedrijven nemen steeds meer een internationaal karakter aan, en scheppen op hun manier een internationale verdeling van de arbeid en dat vormt, ondanks haar contradictoir karakter, een van de belangrijkste bijdragen van het kapitalisme aan de vooruitgang van de mensheid. Het toenemend internationale karakter van de productie begint dan te botsen met de verdeling van de wereld in nationale staten. “ De nationale staat begint”, zo bevestigt het Eerste Congres van de Derde Internationale in 1919, “nadat ze een krachtige stoot had gegeven aan de kapitalistische ontwikkeling te eng te worden voor een verdere uitbreiding van de productiekrachten.”
Er zijn dus geen nationalisaties met progressief karakter meer mogelijk in de huidige ontbindingsfase van het kapitalisme.
De vraag of een sterke staatsinmenging (nationalisering) er voor kan zorgen dat de arbeidersklasse gespaard blijft of op z’n minst beschermd wordt kan dus niet anders dan negatief beantwoord wordenHet gaat niet langer om uitbreiding van de productiekrachten maar om haar beperking... met een veelzeggende uitzondering: de oorlogsindustrie. Vernietiging van productiekrachten en consumptiegoederen daar draaien de nationalisaties om sinds die periode.Voordat ze van het historische toneel verdwijnt, vernietigt het kapitalisme een groot deel van wat hij zelf heeft geschapen: zijn reusachtig productieapparaat, het moderne proletariaat en de internationale arbeidsverdeling. De productiekrachten worden iedere keer meer geketend aan de grenzen van de nationale staten.
En we stellen vast dat sinds de periode die aanleiding gaf tot de eerste wereldoorlog, sinds het overleven van iedere natie afhangt van haar bekwaamheid om haar plaats met kracht en geweld te garanderen (En zijn plaats in het imperialistisch arena te verdedigen) op een te nauw geworden wereldmarkt, de kapitalistische economie voortdurend afhankelijk is geworden van zijn staat. In het kapitalisme in verval is de tendens naar staatskapitalisme trouwens een algemene, universele tendens geworden.Wat we vandaag sinds 2008 meemaken is dus geen radicale wijziging in de visie van de rol van de staat, integendeel het is de bevestiging van de centrale rol die de Staat speelt om economische catastrofes te vermijden. Die rol bestaat erin zijn toevlucht te zoeken bij de staat om een economische machine te doen draaien die, spontaan gezien, aan zichzelf overgeleverd, verlamt is geraakt gekneld tussen zijn interne tegenstellingen.
Alleen door de nationalisaties en de tendens tot meer staat, vanaf 1914, te analyseren als iets wat deel uitmaakt van het proces van ontbinding van het kapitalisme, kunnen wij zijn werkelijke historische betekenis begrijpen.-de nationalisering van de oorlogsindustrie in alle betrokken landen van Wereldoorlog I.
-Met de ontwikkeling van de crisis eind de jaren 1920 komen alle regimes, het stalinisme, het fascisme, de democratieën in de jaren 1930 in een politiek van nationalisaties en versterkte staatsinmenging terecht. zoals met het New Deal in de VS in 1933 of die van het Volksfront in Frankrijk, het Plan DeMan in België.-Daarop volgde de algemene nationalisatie of staatscontrole op de oorlogsindustrie in de oorlogsjaren 1940.
-Onmiddellijk na Wereldoorlog II is de opbouwpolitiek rechtsreeks door de Staten opgenomen in tal van landen, ook door middel van belangrijke nationaliseringen van sleutelsectoren van de economie, met inbegrip van het ‘liberale’ Engeland en het ganse nieuw gevormde oostblok.-Nu volgt een periode van koude oorlog met een wedloop naar invloedsferen en herschikking van de naoologse economie. Deze periode die gepaard gaat met de decolonisaties gaat samen met een nieuwe golf van nationalisaties in tal van landen.
-Al iets beter gekend de nieuwe crisis sinds de jaren 70. We kunnen hierop ook terugkomen in de discussie en vooral op de periode van het neo liberalisme met zijn schijntegenstellingen.
Het betreft hier de kwestie van het 'Privaat bezit' en het 'collectief bezit' van de productiemiddellen. Een verzwakking van het privaat bezit zou een stap naar de ‘socialisatie’ zijn en om die reden een eis waar de arbeidersklasse moet achterstaan. Nationalisatie betekent in geen geval “eigendom van de natie”, maar enkel en alleen exclusief eigendom van de staat. Met andere woorden: met de nationalisatie gaat de eigendom eenvoudig over van de individuele kapitalist of de kapitalistische bedrijven in handen van de “collectieve kapitalist” (om de woorden van Engels te gebruiken), dat wil zeggen de staat van de kapitalisten?
De burgerlijke staat is “niets anders dan een machine ter onderdrukking van de ene klasse door een andere klasse en wel in de democratische republiek niet minder dan in de monarchie”. (Engels, voorwoord tot de Burgeroorlog van Marx).
De staat is een instituut dat ontstaan is op grond van de verdeling van de maatschappij in klassen die onverzoenbaar belangen hebben en haar functie is deze verdeling te vereeuwigen en daarmee “het recht van de bezittende klasse om allen die niets bezitten uit te buiten en de eerste de tweede laten overheersen” (Engels). “De moderne staat is op haar beurt slechts de organisatie die de burgerlijke maatschappij zich verschaft, om de collectieve uiterlijke voorwaarden van de kapitalistische productiewijze te verdedigen, zowel door de arbeiders als door de individuele kapitalisten. De moderne staat, onder welke vorm ook, is een in wezen kapitalistisch werktuig, de staat van de kapitalisten, de ideële universele kapitalist.” (Friedrich Engels).
Door het privé-bezit van de productiemiddelen als de ware aard van het kapitalisme te proclameren stelt men tegelijkertijd dat het kapitalisme zonder dit privé-bezit niet kan bestaan. De marxistische opvatting over het privé-bezit, als fundament van de kapitalistische productie schijnt een ander formule in zich te behelzen: de verdwijning van het privé-bezit van de productiemiddelen is synoniem aan het verdwijnen van de kapitalistische maaschappij en dus aan het socialisme. Maar de ontwikkeling van het kapitalisme, of beter gezegd, het kapitalisme in zijn periode van verval laat ons een min of meer uitgesproken, maar ook algemene tendens zien in alle sectoren, van de beperking van het privé-bezit van de productiemiddelen, van hun nationalisatie. De aard van het kapitalisme wordt niet bepaald door het privé-bezit van de productiemiddelen, wat niet anders dan een vorm is, eigen aan de bepaalde periode van het kapitalisme, de liberale periode van het kapitalisme, maar in de scheiding tussen de productiemiddelen en de werker.
Wat een kapitalistisch karakter geeft aan de productie, is niet het privé-bezit van de productiemiddelen. Het privé-bezit en het bezit van de productiemiddelen bestaat zowel in de slaven- als in de feo-dale maatschappij. Wat de productie haar kapitalistische karakter geeft, dat is de scheiding van de arbeiders van de productiemiddelen, hun verandering in middelen die te koop zijn en die als levende arbeid gecommandeerd kunnen worden met als doel om hen een overvloed, een meerwaarde, te produceren, dat wil zeggen de omvorming van de productiemiddelen, die in het productieproces hun karakter van eenvoudig werktuig verliezen om kapitaal te worden en als kapitaal te bestaan.
Het kapitalisme dat is de scheiding tussen de in het verleden opgehoopte arbeid, in de handen van een klasse, die de levende arbeid van een andere klasse dicteert en uitbuit. Onbelangrijk is de wijze waarop de bezittende klasse ieder zijn deel toekent. Onder het kapitalistische regime verandert deze verdeling voortdurend door de economische strijd en door het militaire geweld.In de tijd van het liberale kapitalisme, de vorm waarin het kapitaal bestond, was essentieel die van het privé-kapitalisme.
“Privé-bezit van de productiemiddelen = kapitalisme” en “ het einde van het privé-bezit = socialisme” waren frappante formules, maar waren slechts gedeeltelijk waar. Het ongemak ontstaat pas als de vorm ertoe neigt om zich te veranderen. De ingesleten gewoonte om de vorm voor de inhoud te nemen, omdat deze beantwoord aan een bepaald moment, verandert in een identificatie die niet bestaat, en leidt tot de fout de vorm voor de inhoud te nemen.De meest radicale onteigening kan heel goed de kapitalisten als individuen, die genieten van de meerwaarde, doen verdwijnen, maar daarmee is nog niet de productie van de meerwaarde verdwenen, dat wil zeggen: het kapitalisme.
“Het grote verschil tussen het kapitalistische en het socialistische principe van de productie is deze: bij de eerste vinden de arbeiders de productiemiddelen tegenover zich in de vorm van kapitaal en kunnen er slechts over beschikken om het meerproduct en de meerwaarde de doen toenemen ten gunste van hun uitbuiters; terwijl bij de tweede gebruiken ze de productiemiddelen, in plaats van erdoor in bezit genomen te worden, voor de productie van de rijkdom ten gunste van zichzelf” (Marx).Lac / Mei 2012
België ontsnapt dus duidelijk niet aan de crisis: in 2012 vielen er zowat 17000 jobs weg, (3) het aantal faillissementen voor het jaar 2012 ligt hoger dan 10000 en de werkloosheid neemt duidelijk toe, vooral onder jongeren. (4) De sluiting van productieplaatsen leidt bovendien amper tot de heropening van andere in het buitenland. We hebben dus niet te maken met ‘simpele’ delokalisaties, maar met een daadwerkelijke krimp van de mondiale productie. En als nieuwe productie-eenheden openen, dan is dit om de arbeiders nog meer uit te persen: zo verhuist Ford een deel van de productie van Genk naar Valencia, waar de lonen 42 % lager liggen! De één zijn dood is de ander ... ook zijn dood!
Sinds een aantal jaren volgen op wereldvlak de crises van het vastgoed, van de beurs, van de handel en de industrie, van de banken en van alle soevereine staatsschulden elkaar op. Ondertussen bedraagt de staatsschuld in de Eurozone 8.517 miljard euro, of gemiddeld 95 procent van het bruto binnenlands product van de zone. (5) Welke staat zal het risico aangaan die schulden te financieren? Onbetaalbare schulden financieren betekent immers op termijn zelf insolvabel worden. Dit is een risico dat bijv. Duitsland bedreigt. Hoe gaat het systeem dan wel de absoluut noodzakelijke relance financieren die het bloedbad in de economie zou moeten stoppen? Nog meer bezuinigingen en rationalisaties vermindert de koopkracht nog sterker, waardoor de producten nog minder worden verkocht en dus nog meer rationalisaties, sluitingen, loondalingen… moeten volgen. Of schuimt het de markt van het spaargeld af door superlage spaarrentes te hanteren, zoals nu in België met rentes die onder de 1% duiken, terwijl de inflatie 2,76% bedraagt? In dat geval smelt de financiële buffer die vele arbeidersgezinnen opbouwden tegen potentiële tegenslagen, lopende schulden (leningen) en armoede als sneeuw voor de zon. Welke de methode ook is, op termijn zal de koopkracht opnieuw sterk dalen. Geld bijdrukken dan maar, zoals de VS, Japan en het VK doen door lage leningrentes op de markt te gooien? Maar zo wordt een nog diepere schuldenput gecreëerd en zijn we terug bij af, want als puntje bij paaltje komt is er voor elk geld een reële tegenwaarde nodig. Dus geen fictief geld, zoals ons spaargeld dat door de bank onder de vorm van een lening nogmaals in circulatie wordt gebracht, terwijl ons wijsgemaakt wordt dat het nog altijd op onze rekening staat. Om de schulden terug te betalen moet er dus een werkelijke nieuwe waarde (in de vorm van waren) gecreëerd en verkocht worden.
Hoe ontstaat nieuwe waarde echter? “De waarde van een waar wordt bepaald door de in de waar vervatte totale hoeveelheid arbeid. Een deel van die hoeveelheid arbeid is gerealiseerd in een waarde, waarvoor een equivalent is betaald in de vorm van arbeidsloon; een ander deel echter in een waarde, waarvoor geen equivalent is betaald (meerwaarde). Een deel van de arbeid, die de waar bevat, is betaalde arbeid; een deel is onbetaalde arbeid.” (6) Indien de kapitalisten op aarde erin slagen hun waren voldoende te verkopen, strijken zij de meerwaarde op en maken ze winst.“Natuurlijk kopen de arbeiders die waren... voor zover hun lonen daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal. De kapitalisten verbruiken zelf ook... en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof je het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen. Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproductiecrisis’!” (7) Als de bedrijven vandaag stilliggen is het dus niet omdat de arbeiders niet willen werken of er geen behoeften meer zijn, maar omdat de kapitalisten er geen winst meer in zien. De koopkrachtige afzetmarkten zijn onvoldoende tot niet bestaande en de winst kan dus enkel behaald worden door nog grotere sociale roofbouw en uitbuiting. Daarom sluiten bedrijven hun deuren, verlagen ze de productiekosten, drijven ze de productiviteit op, worden onproductieve kosten (sociale zekerheid, werkloosheidsuitkering, pensioenen) afgebouwd. Het kapitalistische wereldsysteem zit in het slop!
Wat kunnen we doen tegen de verslechtering van onze werk- en levensomstandigheden? Hoe kunnen we het hoofd bieden aan de aanvallen? Het kapitalisme is in haar geschiedenis nooit vredelievend, redelijk, moreel of duurzaam geweest. Het heeft nooit uit vrije wil verbeteringen aan arbeiders of andere uitgebuiten afgestaan. De arbeidersbeweging is steeds een beweging van strijd geweest. Zonder verzet blijven de heersers aan zet. De laatste jaren zien we dan ook opnieuw een stijgende strijdbaarheid binnen de wereldwijde arbeidersklasse. Ook in België tonen de arbeiders tekenen van strijdbaarheid. Dat zagen we bij Ford-Genk en vooral bij de toeleveringsbedrijven, bij ArcelorMittal-Luik, bij de ambtenarenbetogingen in 2012 en 2013… Maar ontevredenheid en strijdbaarheid alleen blijken niet voldoende om doeltreffend weerstand te bieden. De verontwaardiging slaagt er niet echt in om zich te vertalen in een krachtige verzetsbeweging. Waarom niet?
Om een krachtsverhouding op te bouwen is eenheid nodig. En om daartoe te komen is solidariteit vereist. Ook de bourgeoisie roept echter via haar verschillende organen, zoals vakbonden, regering (nationaal, regionaal of lokaal), burgerlijke partijen, massamedia… op tot “solidariteit”, maar wat voor één!
“Solidariteit, jazeker”, zegt de burgerij, maar dan binnen het bedrijf, de sector en de streek. De burgerlijke “solidariteit” sluit de arbeiders op in het corporatisme en het regionalisme. Waarom zochten de arbeiders in Luik en Genk elkaar immers niet op, hoewel ze maar 50 km van elkaar zijn verwijderd en hun problemen dezelfde zijn? Waarom worden betogingen op verschillende plaatsen en tijden gehouden en dit dan nog zo lokaal mogelijk? Zo ging een “Mars voor de toekomst” door op 11 november in Genk, terwijl er op 14 november in Brussel een Europese betoging was gepland; op 26 januari was er een betoging in Seraing, terwijl op 7 februari een ambtenarenbetoging plaatsvond in Brussel. Weer een andere betoging vond plaats op 21 februari te Brussel.
Deze versplintering van de arbeiders wordt door niemand minder dan de vakbonden georkestreerd om elke kiem van vereniging van strijd en discussie uit te roeien. Dat de vakbonden elke vorm van solidariteit en eenheid saboteren, voelen delen van het proletariaat aan: arbeiders van de toeleveranciers van Ford-Genk hebben zich afgescheurd van de vakbond en georganiseerd in een onafhankelijk stakingscomité. Maar is dit wel voldoende? Ondanks de ontevredenheid van de arbeiders t.o.v. de vakbonden, hebben ze niet gebroken met de corporatistische logica. Het comité eist immers een even hoge ontslagvergoeding als de arbeiders van de Fordfabriek zelf. Ze willen ‘even Ford zijn als Ford’. Is het voldoende om woedend te zijn over een slechte verdeling van de armoede? Moeten wij dan niet woedend zijn over de armoede zelf? Moeten wij dan niet solidair zijn tegen de armoede? De ‘solidariteit’ van de vakbeweging komt neer op het aanvaarden van de miserie in naam van de nationale economie! En dit is goed te begrijpen, want de vakbonden zijn al tientallen jaren een integraal deel van de kapitalistische staat. Zij zijn de waakhonden van de staatsbelangen op de werkvloer.
“Solidariteit, jazeker”, zegt de burgerij, maar dan met de maatschappelijke en politiek krachten binnen het democratisch systeem. De burgerlijke ‘solidariteit’ sluit de arbeiders op in de logica van het nationale kapitalisme. Vele arbeiders, waaronder die van Ford en ArcelorMittal, leggen hun hoop bij de overheden. Daarbij hebben ze zelfs meer vertrouwen in regionale of lokale dan in nationale overheden. Geen enkele overheid kan echter een antwoord bieden op hun problemen, aangezien de taak van de overheid het beheer en de verdediging van de belangen van de nationale economie zijn. Het maakt niet uit of de staat Belgisch, Vlaams, Waals, Catalaans, Schots of Palestijns is. Geen enkele kan aan het failliet van het kapitalisme ontsnappen. De regeringen kunnen hun beloftes niet waarmaken, bijv. om de hoogovens in Luik open te houden (onder rechtstreekse staatscontrole of door een private overname). Zij draaien een rad voor de ogen van de arbeiders. Kijk maar naar de ellenlange, uitputtende procedure vóór de definitieve sluiting van Opel Antwerpen. De nationale belangen vragen om altijd meer opofferingen en uitbuiting en zijn dus tegengesteld aan die van de arbeidersklasse. “De arbeiders hebben geen vaderland.” (8)
Is de democratie dan geen politiek apparaat van en voor het volk? Nee! De kapitalistische democratie onderscheidt zich daarbij van de openlijke dictatuur, doordat ze een schijnbaar beslissingsrecht toestaat aan al haar onderdanen. Zo bindt zij de arbeidersklasse aan haar belangen, die niets anders zijn dan de belangen van het nationale kapitaal en dus het kapitalisme. Of zoals de beweging van de Indignados in Spanje het stelde: “het is een dictatuur, maar je ziet ze niet.” Solidariteit met de democratische staat zoeken leidt tot zelfmoord voor de arbeidersklasse.
In de loop van 2011 en 2012 werd er in alle werelddelen massaal geprotesteerd, gestaakt en betoogd: van Noorwegen tot Portugal, van India tot Turkije, van Egypte tot China. In september nog trokken honderdduizenden de straat op in Portugal, tienduizenden in Spanje, Griekenland en Italië. In Japan was het van 1970 geleden dat men nog demonstraties tegen de levensvoorwaarden had gezien van zo een omvang (170.000 betogers in Tokyo). De opvallendste bewegingen waren die van de Indignados en Occupy in 2011, die vooral door jongeren en werklozen in Spanje, Griekenland en de VS werden gedragen. Overal stelde men zich de vraag hoe men het hoofd kan bieden aan dergelijke aanvallen, hoe de strijd te organiseren, welk perspectief naar voren te brengen. Drie centrale noden voor de strijd werden steeds naar voren geschoven: (a) uitbreiding en eenmaking van de strijd, (b) ontwikkeling van de actieve solidariteit onder de loontrekkers, werklozen en jongeren en (c) een brede discussie over het alternatief voor het huidige bankroete systeem. Allen zijn ze van elkaar afhankelijk, het ene aspect voedt en versterkt het andere. Om een werkelijke krachtsverhouding tegen het kapitalisme op te bouwen moet de arbeidersklasse zich verenigen over de grenzen van bedrijven, sectoren, regio’s en naties heen. Deze vereniging vraagt om solidariteit. Elke ontslagvergoeding, elke schijnbare toegeving van het kapitaal is maar een aalmoes en neemt de grond van de ellende niet weg. Een defensieve houding volstaat niet. Solidariteit met elkaar tegen het systeem en haar logica is meer dan ooit nodig. Dit hadden de arbeiders in Polen in 1980 goed begrepen, net als de arbeiders in België in 1986. Massale afvaardigingen werden gestuurd naar andere regio’s, steden, sectoren, arbeidsplaatsen… om arbeiders te overtuigen mee te doen aan een gemeenschappelijke strijd. In Polen ontwikkelde deze beweging zich tot de belangrijkste strijdbeweging sinds 1968 en deed ze het stalinistische regime wankelen. In België kende de beweging haar hoogtepunt in de maanden april en mei, wanneer mijnwerkers, arbeiders van de automobiel, metaalarbeiders, leerkrachten, scholieren, schoonmakers, havenarbeiders, arbeiders van het openbaar vervoer… in een maalstroom van spontane stakingen en betogingen betrokken waren (waarbij de treinen bleven rijden in functie van de strijdbeweging!). Dit was het resultaat van een actieve zoektocht naar solidariteit, die de uitbreiding en eenmaking van de strijd voedde.
Hoe kunnen we die solidariteit ontwikkelen? Door niet te vertrouwen op de vakbonden of andere ‘specialisten’, maar in onze eigen kracht als klasse. De kracht van de arbeidersklasse ligt niet alleen in haar vermogen om delen van of zelfs de gehele productie stil te leggen. De staking is een belangrijk wapen, maar staat in functie van de versterking van de klassensolidariteit. De kracht van het proletariaat ligt vooral in haar vermogen om een nieuwe maatschappij op te bouwen. Ze is immers het hart van het productie-apparaat: zij is de verzameling van producenten die elke dag opnieuw moeten samenwerken. Zij heeft de capaciteit om de productie om te vormen: van een systeem waar de productie in het teken van de winst staat, naar een systeem waar de productie voor de bevrediging van de noden en de behoeften plaatsvindt. Het feit dat het proletariaat de enigste klasse is die collectief produceert, maakt dat zij de enige klasse is die werkelijke solidariteit kan opbouwen. Deze solidariteit en eenheid is niet alleen nodig, maar ook mogelijk n
(1) The New York Times, 2008, (2) De Wereld Morgen, 2013, https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/02/07/federale-ambtenaren-be... [132]
(3) Le Soir, 2012, https://archives.lesoir.be/l-annee-2012-a-co%FBte-17.000-jobs-en-chiffre... [133]…
(4) De Standaard, 2012, https://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121203_00390... [134](5) Reuters, 2013, https://graphics.thomsonreuters.com/F/09/EUROZONE_REPORT2.html [135]
(6) Marx, 1865, Loon, prijs en winst
(7) Internationalisme nr. 353, “De schuldencrisis, waarom?”, 1ste kwartaal 2012, https://nl.internationalism.org/node/966 [136]
(8) Marx, 1848, Communistisch Manifest
Begin augustus 2012 werd in het plaatsje St Imier (Zwitserse Jura) een Internationale Anarchistische Ontmoeting gehouden. Een van de sprekers daar was een woordvoerder van Fekar (Federatie van Koerdische Associaties in Zwitserland)(1). Het initiatief om deze persoon daar te laten spreken was genomen door de Zwitserse groep van het Forum van Duitssprekende Anarchisten, die zich inspant om Turkse/Koerdische anarchisten in één federatie onder te brengen.
Volgens de spreker zou de PKK (De Koerdische Arbeiderspartij, een partij met Maoïstische en Stalinistische roots, Koerdisch: Partiya Karkerên Kurdistan) "eind jaren negentig de conclusie getrokken hebben dat ook al hadden de Koerden nog geen eigen staat, zich toch al problemen voordeden met autoriteit in de eigen beweging die overeenkwamen met die binnen een staat. De PKK is dan ook afgestapt van een ‘proletarische oriëntering’ en van een model van een onafhankelijke nationale staat met een eigen regering, en dus van een autoritaire staatsvorm. Ze zou nu model staan voor een “communale” samenlevingsvormen, waarin de vrijheid van de vrouw, maar ook ‘transgenders’ en eigenlijk elk individu voorop staat, waarin respect heerst voor onderlinge verschillen en gestreefd wordt naar een goed ecologisch evenwicht in de natuur." Aldus synthetisch weergegeven het verslag van een van de deelnemers. (2)
Jan Bervoets, een lid van de redactie van het anarchistische blad in Nederland ‘Buiten de Orde’, spreekt zijn reserves uit ten aanzien van de uiteenzetting van de woordvoerder van Fekar. Hij vraagt zich af of “Öcalan het licht heeft gezien, dan wel dat het gezegde ‘als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen van toepassing is”. Maar tegelijkertijd laat hij doorschemeren dat het toch niet helemaal onmogelijk is dat de PKK zich werkelijk ontwikkelt in de richting van een organisatie met anti-autoritaire en communale principes, waarbij het individu voorop staat. “Of we hier met zijn allen geschiedenis hebben meegemaakt of een grote begoochelingstruc? De geschiedenis zelf zal het ons leren.” Ondanks de reserves, die hier worden uitgedrukt, is dit toch weer de politieke naïviteit ten top, die het anarchisme zo vaak kenmerkt. De wens onder de anarchisten om ergens uitdrukkingen te zien van anarchistische beginselen is zo groot, dat een schim van een anarchistisch principe (anti-autoritair, communaal, federalistisch, het primaat van het individu) voldoende is om bij vele anarchisten een jubelstemming te doen ontstaan (2)
Naar aanleiding van deze discussie binnen het anarchistische milieu, stelde een deelnemer aan de ‘zomerdag 2012’ in België van de IKS ons de vraag wat het standpunt is van de IKS ten aanzien van de recente ontwikkelingen binnen de PKK. Uit onderstaande bijdrage mag duidelijk zijn dat de PKK, hoe mooi de spreker het ook voorstelt, nog steeds niets te maken heeft met de strijd voor de emancipatie van de mensheid en haar bevrijding uit het juk van de klassenmaatschappij. (3)
De PKK werd op 27 november 1978 in het plaatsje Fis (Diyarbakır) opgericht door onder andere Abdullah Öcalan, Mazlum Dogan en 21 volgelingen. Haar doel was het beëindigen van het Turkse ‹kolonialisme› in Oost en Zuid-oost-Turkije en de realisatie van een onafhankelijke en verenigde Koerdische staat (4). Sinds de oprichting is Öcalan (apo) de onbetwiste leider van de PKK.
Ideologisch ging zij de mosterd halen bij het stalinistisch geschoeide maoïsme (wat de gastspreker in St Imier de ‘proletarische oriëntering’ noemt). Door middel enerzijds van een boerenleger zou de macht kunnen gegrepen worden en anderzijds moest er gezocht worden naar geallieerden op het imperialistische schaakspel van Oostblok versus Westblok. Om dit doel te bereiken heeft de PKK zich bereid verklaard alle middelen te gebruiken, hoe verschrikkelijk bepaalde daden ook mogen zijn. De PKK startte een gewapende strijd, met talrijke aanslagen, ook tegen andere Koerdische fracties. Sommigen stellen nochtans dat de PKK de Turkse Koerden hun zelfrespect heeft teruggegeven en ze bewust heeft gemaakt van hun Koerdische identiteit. Turkije van zijn kant, waar het overgrote deel van de koerden in de regio wonen, heeft zich altijd, ondanks de beloften na WOII, tegen iedere vorm van autonomie verzet en speelde de kaart van de assimilatie. Het strategisch belang van de regio, nog veel meer dan het economisch, was hier doorslaggevend. De Koerden werden officieel de ‹Bergturken' genoemd en hun taal werd als een Turks dialect afgedaan. Zij werden arm gehouden en moesten in het gareel lopen.
Op 15 augustus 1984 vielen door de PKK getrainde Koerdische boeren politieposten in de plaatsjes Eruh (Siirt) en Şemdinli (Hakkari) aan, waarbij twee Turkse agenten werden gedood. Dit was de start van een hele reeks para-militaire acties. Als tegenmaatregel besloot de Turkse overheid duizenden Koerden te rekruteren die, in ruil voor wapens en geld, als dorpswachten tegenover de PKK kwamen te staan. De PKK trad meedogenloos op tegen deze dorpswachten, evenals tegen alle Koerden die sympathieën vertoonden met het Turkse centrale bewind, naast hun aanslagen tegen de landheren. Hierdoor verloor de PKK de sympathie van een deel van de Koerdische bevolking, waaronder die van andere Koerdische fracties, zoals deze van Massoud Barzani in Noord-Irak. De bevolking van Koerdistan werd dus in de tang genomen door enerzijds de PKK guerrilla en anderzijds het Turkse leger. De nationalistische en op stalinistische basis georganiseerde partij werd ook strategisch ondersteund in dit gewapend conflict door andere imperialistische krachten in de regio die hen als pressiemiddel tegen Turkije gebruikten.
Net als andere burgerlijke partijen aan de linkerzijde, stelde de PKK zich toen voor als de verdediger van het “socialisme”. Door de gewapende strijd tegen de toenmalige wrede Turkse overheid kon de PKK een deel van de arbeiders en arme massa’s die uitzichtloos waren of illusies hadden naar zich toe trekken en meesleuren in een nationalistische en imperialistische strijd. In maart 1990, tijdens het Koerdisch Nieuwjaar, liepen begrafenissen van gesneuvelde PKK’ers nog uit op massale demonstraties.
Maar na de ineenstorting van het Russische blok in 1989 en het uiteenvallen van het rivaliserende Westblok, werden de kaarten op het imperialistisch schaakbord flink geschud en verloor de PKK voormalige bondgenoten. De Golfoorlog van 1991 in Irak had de deur open gezet tot een ‘nieuwe wereld[wan]orde’, waarin het Koerdisch nationalisme voor de zoveelste maal werd gebruikt als lokaas voor kanonnenvlees. In de groeiende chaos, met de ontwikkeling van het ieder voor zich, waar kleine en grote imperialistische machten hun invloed willen vergroten in de strategisch en economisch belangrijke regio van het Midden-Oosten, blijft de PKK voortdurend de imperialistische tegenstellingen in de regio gebruiken, waarbij ze steun krijgt van regeringen zoals Syrië, Iran, Irak, Armenië, Griekenland en andere imperialistische landen, waaronder Rusland.
Om te overleven moest de PKK het geweer van schouder veranderen en kon zich niet langer als een puur maoïstische-stalinistische formatie verkopen. En hoewel begin de jaren negentig zo’n drieduizend PKK guerrilla’s nog de feitelijke macht in handen kregen in Oost-Turkije, zocht Öcalan tegelijkertijd naar andere politieke mogelijkheden om zich te kunnen handhaven. Vanaf dan volgden militaire confrontaties zich op met periodes van staakt het vuur en onderhandelingen. Een eerste wending kwam er begin de jaren negentig toen president Turgut Özal instemde met onderhandelingen. Behalve Özal, zelf half Koerdisch, hadden echter weinig Turkse politici hier oren naar, net zomin als een deel van de PKK zelf en nadat de president op 17 april 1993 in verdachte omstandigheden overleed vervloog daarmee terug de hoop op een politieke verzoening. In juni 1993 riep Öcalan terug de ‹totale oorlog› uit. Hierop volgden nog episodes in 1995 en 1998 die keer op keer op niets uitliepen. Toen de gewapende strijd steeds hevigere vormen begon aan te nemen dwong Turkije Syrië tot de uitzetting van Öcalan. Deze vluchtte maar werd uiteindelijk op 15 februari 1999 door Turkse agenten gearresteerd. Hij werd tot de doodstraf veroordeeld wegens hoogverraad, maar dit vonnis werd onder druk van de Europese Unie omgezet in levenslang. Turkije had immers zijn kandidatuur gesteld voor toetreding tot de EU en moest bovendien beloven de mensenrechtensituatie van de Turkse Koerden te verbeteren. Sindsdien probeert Öcalan vanuit de gevangenis via zijn advocaten zijn partij te besturen. Vanaf augustus 1999 trekken de PKK guerrilla strijders zich terug uit het gebied en een reeks initiatieven worden genomen om het zogenaamde “vredes- en democratische proces” uit te bouwen.
De strategie om hun plaats te veroveren binnen de heersende bourgeoisie moest aangepast worden en na heel wat (bloedige) fractiestrijd binnen de beweging, werd de kaart van de autonomie en het federalisme uitgespeeld om uit de politieke impasse te komen. Het achtste PKK partijcongres op 16 april 2002 bekrachtigde deze zogenaamde “democratische” gedaanteverandering. Nu zou zij streven naar ‘bevrijding’ via politieke rechten van de Koerden in Turkije en het geweld afzweren, hoewel de feitelijke PKK-leider Murat Karayilan in 2007 nog bevestigde dat een onafhankelijke staat nog altijd het primaire doel is van de organisatie. Op dit congres transformeerde de PKK zich en werd een nieuwe politieke tak in het leven geroepen, hoewel het om een pure tactische zet ging: Congres voor Vrijheid en Democratie van Koerdistan (KADEK). De PKK gaf op dat moment aan, de strijd alleen nog via democratische weg voort te willen zetten. Een PKK / KADEK woordvoerder verklaarde echter dat het haar gewapende vleugel, De verdedigingskrachten van het Volk (HPG), niet zou ontbinden of zijn wapens inleveren om redenen van ‘zelfverdediging’. De organisatie wil haar vermogen om gewapende operaties uit te voeren handhaven om zich als volwaardige gesprekspartner op de dringen. De KADEK verkoos ook een bestuursraad in april, maar de leden waren vrijwel identiek aan de Presidentiële Raad van de PKK. Op 15 november 2003 werd de KADEK op zijn beurt omgevormd tot een nog ‘gematigder’ fractie, het Volkscongres van Koerdistan (KONGRA-GEL)in een poging zich aanvaardbaar te maken aan de onderhandelingstafel en een parlementair mandaat. De onderhandelingen met de Turkse regering leverden echter niet de gewenste resultaten op, en Öcalan riep in juni 2004 via zijn advocaten op de wapens weer ter hand te nemen, maar om het democratisch imago hoog te houden haastte hij zich eraan toe te voegen dat het niet om een oorlogsverklaring ging maar om ‘zelfverdediging’. Tussen 2004 en 2009 werden regelmatig aanslagen gepleegd door de PKK en viel het Turkse leger enkele malen in het noorden van Irak PKK strijders aan. Beide partijen hielden zo de druk op de ketel.
In 2005 probeerden de nationalisten nu via legale weg een plaats te veroveren in het Turkse parlement. Hiervoor werd de zogenaamde onafhankelijke en brede pro-Koerdische Democratische Samenlevingspartij (DTP) opgericht, een politieke mantelorganisatie gelieerd aan de PKK die verschillende verkozenen het parlement instuurde. Deze partij werd echter op zijn beurt door de Turkse overheid verboden wegens haar nauwe banden met de PKK en werd in 2008 opgevolgd door de pro-Koerdische Vrede- en Democratiepartij (BDP) (Turks: Barış ve Demokrasi Partisi, Koerdisch: Partiya Aştî û Demokrasiyê). Deze partij wordt nu officieel erkend als een sociaal- democratische partij. In 2009 nam zij voor de eerste keer deel aan de gemeenteraadverkiezingen en daar behaalde de BDP een grote meerderheid in het Zuid-Oosten van Turkije, 36 afgevaardigden zetelen nu bij de laatste verkiezing als onafhankelijken in het Turkse parlement. Vele KCK (5) gevangenen zijn lid van deze partij.
Om het gras onder de voeten te maaien van de PKK opent de Turkse regering in juli 2009 tegelijk een nieuw tegenoffensief, ditmaal een ‘democratisch’ ingekleed offensief: het Koerdisch hervormingsplan. De Koerden krijgen een eigen staatszender, nieuwe rechten zoals het recht op onderwijs van en in het Koerdisch, het recht op een Koerdische dorpsnaam en de Koerdische politieke partijen zullen kunnen deelnemen aan buitenlandse reizen. Als recent voorbeeld probeerden ze nog sympathie te winnen van de Koerdische massa’s door liefdadige bedelingen van voedsel, ijskasten, ovens enz.
De PKK leider Öcalan speelt hier op in door vanuit de gevangenis een nieuwe uitgave te maken van zijn ‹roadmap to peace› van 2003 (die echter niet zal worden vrijgegeven door de Turkse overheid)(6). De PKK kondigt aan dat het de gewapende strijd wil opgeven en ‹vredesbrigades' de grens over gaat sturen om de “democratische’’ oplossing voor het conflict, die de Turkse regering ingezet heeft, te steunen. De eerste brigade, 8 PKK strijders en 26 Koerdische Turkse burgers die in de jaren 90 naar Irak waren gevlucht, steekt op 19 oktober de grens over vanuit Irak en werd door duizenden Turkse Koerden met Koerdische vlaggen ontvangen.
Beide kampen verhullen nu hun ware intenties. Hun kapitalistische, nationalistische en imperialistische belangen worden verbloemd in een pacifistisch en democratisch discours dat beter paste in het nieuwe wereldbeeld. Beiden proberen ook religieuze motieven uit te spelen en in te spelen op het politieke opkomende islamisme, zoals de oproep van Öcalan naar een alliantie met de Turks islamitische beweging rond Gülen.
Maar het is op de achtergrond van de vele spanningen in de regio van het Midden-Oosten en de ravages van de economische wereldcrisis dat we de inspanningen van de Turkse en Koerdische bourgeoisie moeten begrijpen, die de ‘vrijheid’ van de Koerden als onderhandelingskaart gebruiken.
Terwijl de strategie van de AKP regering (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) fundamenteel dezelfde bleef als deze van de vorige regeringen, verschilde zijn tactiek aanzienlijk. De vertegenwoordigers van de Koerdische beweging in de Turkse politiek werden openlijk overbeladen met intriges en valse gestes, en op de achtergrond werd drie jaar met PKK-vertegenwoordigers in Europa onderhandeld in de Noorse hoofdstad Oslo, terwijl de regering doorging met haar repressie. Duizenden werden tijdens dit proces aangehouden in de KCK-processen, honderden Koerdische guerrillastrijders werden vermoord terwijl ze terugtrokken tijdens de ‘staakt het vuur’-bestanden, betogingen werden hardhandig aangepakt met vele gewonden en verschillende doden, sociale repressie werd aangemoedigd in Turkse steden tegen de Koerden die daar woonden, met pogingen tot lynchpartijen als gevolg. De nationalisten van de PKK hebben de zet van de AKP regering beantwoord met hun plan voor een democratische autonomie voor de regio. Op het vierde Congres van de DTK (7) in augustus 2010 in Diyarbakır, de onofficiële hoofdstad van Koerdistan, stelde co-voorzitter Ahmet Turk het project van een vrij en autonoom Koerdistan voor door het creëren en definiëren van een autonomie op juridisch vlak binnen de grondwet van Turkije. Geen separatisme dus. Wat betreft de historische vraag over het gebruik van de Koerdische taal, moet dit voor alle leeftijdsgroepen vanaf lager onderwijs tot universiteit, plaatselijk en in alle Koerdische steden worden aangeleerd. In een vrij en autonoom Koerdistan dient Koerdisch de officiële taal te zijn, naast het Turks en de lokale dialecten . De exploitatie van economische bronnen in de Koerdische gebieden dienen in de handen van de Koerdische leiders van het vrije en autonome Koerdistan te komen. Tevens zal het vrije en autonome Koerdistan afgevaardigden in het Turkse parlement hebben om over de vraagstukken van de gelijke rechten en aanverwante te discussiëren. Tenslotte moet het vrije en autonome Koerdistan een vlag hebben die verschilt van de vlag van de Turkse Republiek, namelijk de Koerdische vlag met hun eigen logo’s en symbolen, die op de geschiedenis van de Koerden en Koerdistan is gebaseerd. Het debat ging de richting uit van het Confederalisme van de verschillende Koerdische gebieden uit de regio. Volgens het congres behoren de volkeren en de Koerdische gebieden in landen zoals Turkije, Syrië, Irak en Iran tot het ontegensprekelijk weefsel van Koerdistan.
“Het model van de democratische autonomie is de meest redelijke oplossing want het komt ook best overeen met de politieke geschiedenis en de omstandigheden waarin Turkije zich bevindt. Inderdaad, de Koerden hadden een autonome status binnen de grenzen van het Ottomaanse Rijk. Vandaar dat dit voorstel tot oplossing niet gebaseerd is op separatisme. In plaats daarvan zullen onze volkeren hun onderlinge relatie vastleggen op basis van vrije wil en vrijwillige unie in een gemeenschappelijk vaderland. Het is niet gericht op de afschaffing van de staat en de wijziging van de grenzen. Democratisch Turkije en Democratisch autonoom Koerdistan zijn de concrete formule voor onze volkeren om zichzelf te regeren met hun eigen cultuur en identiteit, alsook hun recht om vrij te leven. “ (Pers verklaring van de PKK 13.08.2010)(8)
Maar tegen de aanhoudende repressie moest nog een tandje bijgestoken worden en op 14 juli 2011 nam het 5e Koerdisch congres van de DTK een verklaring aan waarin zij stoutmoedig en eenzijdig ‘democratisch zelfbestuur’ uitriepen voor de Koerden van Turkije en opriepen tot internationale erkenning. De druk van Ankara wordt opgedreven en de DTK schrijft eenzijdig verkiezingen uit op 24 juli in 43 provincies. De burgemeester van Diyarbakir zag deze verkiezingen als een duidelijke stap naar zelfbestuur. Bengi Yildiz, parlementslid en BDP-afgevaardigde in de DTK, verklaarde dat de autonome regio geen belasting meer aan Ankara moest betalen.
Het recente 6de congres van de DTK op 15-16 September 2012 in Diyarbakır ging door onder de slogan “van Democratische Autonomie naar Nationale Eenheid”. De hoofdopdracht was om de basis voor de PKK te verstevigen tegen de pogingen van de Turkse overheden om hen te isoleren en te verzwakken.
Het DTK moest het parlement worden van iedereen die in Koerdistan leeft, Koerd of geen Koerd. Ook de situatie in Syrië stond hoog op de agenda. Want laten we niet vergeten dat de PKK behoort tot de KCK Confederatie der Koerdische Gemeenschappen (5), de proto-staat van de Koerdische nationalistische beweging. Zij heeft in de regio vier sterke militaire zusterorganisaties: De PKK in Turks Koerdistan, de Partij voor het Vrije Leven van Koerdistan (PJAK) in Iran, de Partij voor de Democratische Oplossing van Koerdistan (PÇDK) in Irak en de Koerdische Democratische Unie Partij (PYD) in Syrië, die onlangs, in zwijgend akkoord met El Assad, de controle over vier steden heeft genomen (9).
Noch uit de tien principes van het roadplan van de PKK van 2003 of 2009, noch uit de verklaring van de PKK van 2010, noch uit de praktijk van het ‘autonome en vrije’ Koerdistan tot op vandaag blijkt ergens dat “de PKK zich werkelijk ontwikkelt in de richting van een organisatie met anti-autoritaire en communale principes, waarbij het individu voorop staat”. Geen illusies, kameraden, de strategie van de Koerdische bourgeoisie, waarvan de PKK een belangrijke vertegenwoordiger is, bestaat erin om te integreren in de Turkse staat en Turks Koerdistan te besturen als het lokale apparaat van de Turkse staat. Deze strategie dwong hen om gelijke tred te houden met de vele smerige zetten van hun rivaal, alleen al om aan de onderhandelingstafel te kunnen blijven. De vredesgesprekken die de Turkse AKP- regering nu in januari 2013 rechtstreeks met Öcalan aanknoopt zijn dan ook een logische stap in dit proces, wat niet belet dat de militaire botsingen tussen beide partijen blijven doorgaan.
Inderdaad, “De PKK, hoewel zij er niet in geslaagd is om een daadwerkelijke staat te worden, fungeert als het belangrijkste apparaat van de nationalistische Koerdische bourgeoisie in Turkije; zij probeert haar belangen in haar gebied van activiteit te realiseren alsof het een werkelijke staat betreft en het is daarbij gebonden rekening te houden met de directe of indirecte steun van deze of gene imperialistische staat waarvan de belangen rivaliseren met die van het Turkse imperialisme op dit of dat punt. Als zodanig, hoewel haar krachten zwakker zijn in vergelijking met die van de imperialistische Turkse staat en haar belangen beperkter, maakt de PKK evenzeer een onderdeel uit van het wereld imperialisme als de Turkse staat.” (punt 1 van de resolutie die onze afdeling in Turkije aannam over de ontwikkelingen in Koerdistan 02/2012 – cfr voetnoot 3)
De Koerdische bourgeoisie wil overleven en daarom moet er kapitaal naar de regio gelokt worden. En in deze, hebben de Koerdische bourgeoisie en de Turkse bourgeoisie wederzijdse belangen. Dit omvat eveneens de omvorming van Turkije in een paradijs van goedkope arbeidskrachten. Overbodig te zeggen dat een groot deel hiervan zal bestaan uit Koerdische arbeidskrachten. Zij werken nu al voor zeer lage lonen in tal van sectoren. De uitvoering van dit beleid in Koerdistan wordt al volop voorbereid met het nieuwe regionale beleid van minimumlonen. Beide hebben dus belang bij een normalisatie van de situatie om stabiliteit te waarborgen, onder meer om het belangrijke economisch-strategische Nabucco-project niet in gevaar te brengen (10). Maar het spel om die belangen onderling te verdelen wordt hard gespeeld, naar het imago van het meedogenloze kapitalisme.
De PKK beweert, dat binnen de organisatie, vrouwen en mannen gelijk worden behandeld en dat vrouwen zich aansluiten bij de PKK op vrijwillige basis is. De vraag is of dit een wenselijk principe is, overgeërfd van hun ‘proletarische oriëntering’ al dan wel een bedrieglijke illusie?
Laten we ons beperken in dit overzicht met een verwijzing naar de talrijke getuigenissen in het boek PKK’da Semboller, Aktörler, Kadinlar (Acteurs, Symbolen en Vrouwen in de PKK) (11) van Necati Alkan. In haar boek praat ze met honderden vrouwen die bij de milities van de PPK waren in de bergen van Zuidoost-Turkije, op de grens van Irak, Syrië en Iran. Volgens het boek zijn de meeste onder hen op de vlucht voor de onderdrukking door de familie, meer bepaald voor het risico van gedwongen huwelijken of van eerwraak in de traditionele Koerdische gebieden en in de Turkse samenleving. Zij dachten in veiligheid te zijn. Maar in tegenstelling tot wat onze Fekar-spreker beweerde, getuigen deze vrouwen tevens dat ze ook in PKK-kampen het slachtoffer waren van mannelijk geweld. Ze werden als kanonnenvlees ingelijfd in de milities, ideologisch gebrainwasht, zonder respect voor hun eigen persoonlijkheid. Toen ze bovendien de PKK wilden verlaten konden ze dat niet en werden gedwongen verder mee te vechten.
Deze tekst wil de hypocrisie en de burgerlijke en nationalistische praktijk van de PKK duidelijk maken. En het is illusoir om te denken dat zo een organisatie, die zich vanaf zijn oprichting enkel strategische en tactische vragen stelt om zijn plaats te veroveren tussen de andere natie-staten, en zich daarvoor bedient van niets ontziende terreur tegen alles en iedereen (ook tegen de Koerden zelf in eigen en naburige landen) zich zou kunnen omvormen in een internationalistische organisatie. In het huidige tijdperk van het kapitalisme zijn alle etnische bewegingen die voor het zelfbeschikkingsrecht en nationale bevrijding strijden, reactionaire bewegingen. Deelname aan of ondersteuning van deze bewegingen komt erop neer zich te scharen achter de daden en de doelstellingen van het kapitalisme, soms in openlijke samenwerking met de verschillende imperialistische krachten, soms verhuld. Zoals Rosa Luxemburg duidelijk maakte in het begin van de 20e eeuw, heeft het idee van een abstract ‘recht’ op nationale zelfbeschikking niets te maken met het marxisme, omdat het de realiteit versluiert dat elke natie verdeeld is in antagonistische sociale klassen. En als de vorming van bepaalde onafhankelijke natie-staten kon ondersteund worden door de arbeidersbeweging in een periode waarin het kapitalisme nog een progressieve rol te spelen had, kwam aan die periode - zoals Luxemburg ook aantoonde - een definitief einde met de Eerste Wereldoorlog. De arbeidersklasse vandaag heeft geen ‘democratische’ of ‘nationale’ taken meer te vervullen. Haar enige toekomst ligt in de internationale klassenstrijd niet alleen tegen de bestaande nationale staten in, maar voor hun revolutionaire vernietiging.
“ In een wereld die voortaan is opgesplitst en verdeeld in imperialistische blokken, vormt elke ‘nationale bevrijdingsstrijd’, verre van de één of andere vooruitstrevende beweging te zijn, in feite een onderdeel van de voortdurende strijd tussen de rivaliserende blokken waaraan de geronselde arbeiders en boeren, vrijwillig of onder dwang, slechts als kanonnenvlees kunnen deelnemen…” (Platform van IKS, De contra-revolutionaire mythe van nationale bevrijding )
“Dit heeft eens te meer aangetoond, als gevolg van al deze hervormingen en onderhandelingen, dat uit de vrede van de bourgeoisie alleen oorlog kan komen, dat de oplossing van de Koerdische problematiek niet het gevolg kan zijn van een compromis met de Turkse imperialistische staat, en dat de PKK in geen geval een structuur is, zelfs niet van verre, in staat om wat voor soort oplossing dan ook te kunnen aanbieden. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost in Turkije alleen. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost met een oorlog tussen naties. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost met de democratie. De enige oplossing van deze vraag ligt in de verenigde strijd van de Koerdische en Turkse werknemers met de arbeiders van het Midden-Oosten en de hele wereld. De enige oplossing van de Koerdische kwestie is de internationalistische oplossing. Alleen de arbeidersklasse kan het vaandel hooghouden van het internationalisme tegen de barbarij van de nationalistische oorlog door te weigeren om te sterven voor de bourgeoisie. “ (punt 8 van de resolutie die onze afdeling in Turkije aannam over de ontwikkelingen in Koerdistan 02/2012 – zie voetnoot 3).
Rosa & Felix & Lac / 03.01.2013
(1) Fekar: Federatie van Koerdische Associaties in Zwitserland, www.fekar.ch [137]
(2) https://www.solidariteit.nl/extra/2012/een_blik_in_de_toekomst.html [138] en https://www.vrijebond.nl/internationale-anarchistische-bijeenkomst-st-imier-2012-enkele-verslagen/ [139]
(3) Zie ook de resolutie die de afdeling van de IKS in Turkije aannam op haar laatste conferentie over de ontwikkelingen in Koerdistan: Internationalism is the only solution to the Kurdish Question! https://en.internationalism.org/icconline/201202/4676/internationalism-only-solution-kurdish-question#_ftn2 [140]
Zie voor verdere bronnen bij dit artikel ook:
-Le Monde Diplomatique in paragraaf 1 november 2007 archief cache P. K. K.
- www.lenziran.com/2011/08/pkk-leader-murat-karayilan-exclusive-interview-... [141]
-https://www.bbc.co.uk/news/world-europe-10707935 [142]
-https://www.hurriyetdailynews.com/ [143]
- www.todayszaman.com/newsDetail_getNewsById.action;jsessionid=79FFF831021... [144]
- www.urmiyenews.com/2011/01/blog-post_03.html [145]
-https://nos.nl/artikel/447331-pkk-rekruteert-ook-in-nederland.html [146]
-www.youtube.com/watch?v=lgMkrtDV9Kg [147] en de site van HPG
(4) In de loop van de voorbije eeuwen versnipperden de afstammelingen van het historische Koerdische volk zich over verschillende staten in de regio: Iran, Irak, Turkije, Syrië, Armenië en Azerbeidzjan. Velen onder hen migreerden bovendien naar tientallen landen verspreid over de wereld.
(5) KCK, de Confederatie der Koerdische Gemeenschappen (Koma Civakên Kurdistan) , de proto-staat van de Koerdische nationalistische beweging. Technisch gesproken doet het dienst als het overkoepelende orgaan voor alle PKK-organen, zoals zijn politiek-parlementaire formatie Kongra-Gel (Volkscongres) en de militaire vleugel, HPG (Volksverdediginskrachten, Hêzên Parastina Gel); De Partij voor het Vrije Leven van Koerdistan (PJAK) in Iran, de Partij voor de Democratische Oplossing van Koerdistan (PÇDK) in Irak en de Koerdische Democratische Unie Partij (PYD) in Syrië; naast tal van andere organen en organisaties die een staatsfunctie vervullen.
(6) Het voorstel tot Road Map is een document dat uitvoerige voorstellen doet betreffende verschillende domeinen van de nieuw op te richten staat : www.fekar.ch/index.php/en/english/88-abdullah-ocalans-three-phases-road-map [148]
(7) Om de wirwar van illegale, half-legale, legale en mantelorganisaties, verbonden of onder rechtstreekse controle van de nationalistische PKK-ideologen te vervolledigen moet nog gezegd worden dat ook het DTK, het Democratische Volkscongres (Demokratik Toplum Kongresi) een Pro-Koerdisch nationalistische koepelorganisatie met ongeveer 850 afgevaardigden uit de Koerdische politieke, religieuze, culturele, sociale wereld en de NGO’s een belangrijke rol zal spelen in de initiatieven van de PKK.
(8) Persverklaring van de PKK: https://www.pkkonline.com/en/index.php?sys=article&artID=60 [149]
(9) De Syrische vleugel van de partij heeft onlangs volgens een niet officiële overeenkomst met de regering van Bashar ElAssad, vier steden in het noorden van Syrië veroverd (de foto’s van Öcalan en Bashar Assad zijn op diverse plaatsen opgehangen), terwijl andere fracties van de Koerden in Syrië de oppositie welgezind zijn. Ook de “onafhankelijke” Iraakse koerden van Barzani proberen de macht van de PKK-PYD te breken. “In het begin van het Syriëconflict zou de PKK haar Syrische bondgenoot, de Koerdenpartij PYD, slechts hebben aangeraden erop te letten dat de rechten van de Koerden onder een nieuwe regering indien mogelijk uitgebreid zouden moeten worden. Nu echter zou het in de knel geraakte Assad-regime zijn troepen uit de Koerdengebieden hebben teruggetrokken. “De PYD controleert sindsdien het gebied en garandeert een minimum aan openbare orde”. Tegelijkertijd verplaatste de PKK tot 1500 strijders uit Noord-Irak naar het Syrische Koerdengebied.”( https://ejbron.wordpress.com/2012/08/16/koerden-starten-groot-offensief-in-syrie-en-turkije/ [150])
“De PYD spreekt hier echter met een dubbele tong. De partij heeft zijn huidige macht aan Basjar al-Assad te danken, die de legerposities overliet aan PYD-strijders. Vrij algemeen wordt aangenomen dat Assad tot samenwerking besloot vanwege de gemeenschappelijke vijand Turkije. Hij kon ervan op aan dat de PYD de Turkse grens zou verdedigen, en gaf tegelijkertijd een signaal af aan Ankara zich niet aan ingrijpen in Syrië te wagen. Het allerbelangrijkste was dat de samenwerking hem de kans gaf zich militair te concentreren op de belangrijke steden.(…) De toenemende macht van de PKK-zuster PYD in Syrië wordt zowel in buurland Turkije als in Iraaks Koerdistan met argusogen bekeken. Ankara vreest dat Syrisch Koerdistan de springplank wordt voor de PKK, die nu vooral vanuit Iraaks Koerdistan opereert, en heeft al gedreigd met militair ingrijpen. De Turken steunen het Syrische verzet tegen Assad. De Iraaks-Koerdische president Barzani zorgde ervoor dat de PYD gedwongen werd met de andere Koerdische partijen samen te werken, onder meer door Syrisch-Koerdische jongeren in Irak militair te trainen. Om de druk op de ketel te houden zijn zo’n zeshonderd van hen daarna gelegerd aan de grensrivier tussen beide Koerdische regio’s, en hebben Iraaks-Koerdische parlementariërs al geopperd het Iraaks-Koerdische leger, de peshmerga, in te zetten in Syrië als dat nodig is. Om de macht van de PYD terug te dringen heeft Barzani een ontmoeting geregeld tussen de Koerdische blokken en de Syrische oppositie die door Turkije wordt georganiseerd. De bijeenkomst heeft ten doel om de Syrische oppositie alsnog te verenigen in één front voor de toekomst van Syrië.” (https://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3321328/2012/09/24/Vrijheid-verdeelt-Syrische-Koerden.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck [151])
Zie ook over Syrië: https://blogs.mediapart.fr/maxime-azadi/blog/190712/syrie-les-kurdes-ont-pris-le-controle-d-une-ville [152]
Dit toont eens te meer hoe zulke nationalistische bewegingen niet enkel slachtoffer zijn van de imperialistische machten, zoals ultra-links ons graag wil wijsmaken, maar actief meespelen in dit spel.
(10) Nabucco (pijpleiding) [153]
(11) PKK’da Semboller, Aktörler, Kadinlar (Acteurs, Symbolen en Vrouwen in de PKK) van Necati Alkan; www.kitapsarayi.nl/PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar-Necati-Alkan-PKKda-... [154]
“Wat we gedaan hebben was om te bevrijden.”: verklaarde president Hollande voor de camera’s tijdens zijn bezoek op 2 februari jongstleden in Timboektoe. Het is moeilijk om zich niet te laten misleiden door de mooie schijn! Inderdaad we zagen een jubelende menigte, die met de Franse driekleur en de Malinese vlag zwaaide, terwijl ze de verdienstelijkheden van de Franse president bezong en ophemelde, en die de “nationale held van Mali ” ontvangde. Hollande, de “grote bevrijder”, heeft zich blijkbaar niet vergist om er de “belangrijkste dag van zijn politieke leven” in te zien. Communicatie is een belangrijk strategisch wapen en zoals Mitterrand het in zijn tijd heeft gedaan in Sarajevo, zo heeft Hollande een beeld willen nalaten, met een gevoel van legitieme overwinning in naam van een zogenaamde strijd “voor vrede”. Maar van het conflict daarentegen is geen enkel beeld doorgesijpeld, niet het minste spoor van een lijk, noch van de massieve bombardementen van het Franse leger in het noorden van Mali, amper een schuchter gefluister over de wreedheden van de Malinese troepen.
Doorlopen, hier is niets te zien! Het propagandawerk wordt zo ontzettend vergemakkelijkt door de terreur zelf van de fundamentalisten en de maffiose bendes enerzijds en door de blinde uitgelatenheid van een verzwakte en opgeluchte bevolking anderzijds die eindelijk terug “zingen kan ”, dat niets van dit alles aanleiding geeft tot kritiek!
Aan de wreedheid van de gewapende bendes die heersten in het noorden van Mali dient niet getwijfeld te worden. Deze krijgsheren zaaien dood en terreur overal waar ze voorbijkomen. Maar in tegenstelling tot wat de politiekers en journalisten ons in koor vertellen, hebben de beweegredenen van de Franse interventie vanzelfsprekend niets te maken met het lijden van de lokale bevolkingen. De Franse staat beoogt enkel zijn vuile imperialistische belangen te verdedigen. In werkelijkheid zal de uitbundigheid van de bevolkingen van korte duur zijn. Als een “grote democratie” met zijn tanks voorbijkomt, is het gras nooit meer groen nadien! Integendeel, verslagenheid, chaos, miserie, zijn de bewijzen van hun tussenkomst. De onderstaande kaart geeft de details weer van de belangrijkste conflicten die Afrika geteisterd hebben gedurende de jaren 1990 en de hongersnoden die het heeft getroffen. Het resultaat is spectaculair: elke oorlog -dikwijls gevoerd onder de vlag van het recht op humanitaire tussenkomst, zoals in Somalië in 1992 of Rwanda in 1994- heeft geleid tot grote voedseltekorten. Het zal in Mali niet anders gaan. Deze nieuwe oorlog gaat paradoxaal, de ganse regio destabiliseren en de chaos gevoelig doen stijgen.
“Mij als president, betekent het einde van het ‘Francafrique’ “. Deze grove leugen van François Hollande zou ons aan het lachen kunnen brengen is het niet dat dit een imposante militaire logistiek en nieuwe slachtoffers tot gevolg heeft. Er zijn evenveel soldaten gemobiliseerd als in Afghanistan, 4000 man!: “Wij hebben 10 000 ton materiaal in vijftien dagen overgebracht. Dit is evenveel als we gedurende één jaar hebben getransporteerd bij onze terugtrekking uit Afghanistan” aldus de Franse minister van landsverdediging. Het gebruik van luchtmaterieel is bijzonder intens, met name met de luchtaanvallen ten noorden van Kidal.
De linkerzijde stopt niet om zijn humanisme voorop te stellen, maar sinds ongeveer een eeuw dienen de waarden die zij vooropstelt slechts om haar werkelijke natuur te verdoezelen: een fractie van de bourgeoisie die zoals de anderen, bereid is tot alles, tot alle misdaden, om de nationale belangen te verdedigen. Want daar gaat het over in Mali: het verdedigen van de strategische belangen van Frankrijk. Zoals François Mitterand die beslist had om militair in te grijpen in Tsjaad, Irak, ex-Joegoslavië, Somalië en Rwanda, bewijst François Hollande dat de “socialisten” nooit twijfelen om hun “waarden” (versta de bourgeois belangen van de Franse natie)te beschermen met het punt van de bajonet. Van bij het begin van de bezetting van het noorden door de islamisten, hebben de grote mogendheden, Frankrijk en de Verenigde Staten in het bijzonder, de landen uit de zone achter de schermen aangepord om zich militair te engageren door hen financiële en logistieke middelen te beloven. Maar de Amerikaanse Staat bleek beter te zijn in dit spelletje van allianties en manipulaties en won stilaan meer invloed. Zich aldus laten schaakmat zetten in het centrum van zijn ‘achtertuin’, was simpelweg onaanvaardbaar voor Frankrijk, zij moest reageren en een grote slag slaan: “Frankrijk heeft, op het moment dat beslissingen moeten worden genomen, gereageerd door gebruik te maken van zijn “recht-plicht“ als oude koloniale mogendheid. Mali kwam iets te dicht in de buurt van de Verenigde Staten, zo dat het zelfs de officiële zetel leek van de Africom, de verenigde militaire zetel voor Afrika, ingesteld in 2007 door George Busch en vervolgens versterkt door Barack Obama. “ (Courrier International van 17 januari 2013).
De imperialistische allianties in deze regio van de wereld, zijn in werkelijkheid oneindig complex en zeer onstabiel.
Vrienden van vandaag kunnen de vijanden van morgen worden indien ze het al niet alle twee terzelfdertijd zijn!
Zo is het algemeen geweten dat Saoedi Arabië en Qatar, de verklaarde “Grote geallieerden” van Frankrijk en de Verenigde Staten, ook de belangrijkste geldschieters zijn van de islamistische groepen die ageren in de Sahel. Het is dus niet verwonderlijk om in de Monde van 18 januari te lezen at de Eerste minister van Qatar zich uitsprak tegen de oorlog die Frankrijk in Mali begonnen is, door de relevantie in vraag te stellen van de operatie “Serval”(codenaam van de Franse interventie). En wat te zeggen over de grootmachten, de Verenigde Staten en China, die officieel Frankrijk steunen om beter te kunnen ageren achter de schermen om zo hun pionnen verder vooruit te schuiven?
Zich bewust van de moeilijkheden aarzelde de Franse president niet om te verklaren: “Het terrorisme is teruggedreven, verjaagd, maar nog niet overwonnen”. Ook al is Gao, het zenuwcentrum van de strijd tegen de radicale Islamisten heroverd, evenals heel het noorden van Mali, de bergachtige zones blijven een ultieme schuilplaats voor goed bewapende en fanatieke terroristische groepen. Dit zijn omstandigheden die ons doen terugdenken aan de situatie en het moeilijke terrein van Afghanistan. Maar ook een vergelijking met de toestand in Somalië valt velen op. “Als gevolg van de tragische gebeurtenissen in Mogadiscio in het begin van de jaren 1990, heeft het geweld in dit land zich in de ganse Hoorn van Afrika verspreid. Twintig jaar later, kent het nog altijd geen stabiliteit.“(A. Bourgi, Le Monde van 15 januari 2013).
“Onmogelijk (…)om niet te zien dat de recente staatsgreep (in Mali)een bijkomstig effect is van de rebellies in het Noorden, die zelf het gevolg zijn van de destabilisatie van Libië door een westerse coalitie die verwonderlijk genoeg, geen enkele gewetenswroeging of gevoel van verantwoordelijkheid toont. Moeilijk ook om niet de kaki harmattan (oostelijke Afrikaanse woestijnwind) te zien die over Mali waait, nadat het is voorbij gegaan bij zijn Ivoriaanse, Guineese, Nigerieese en Mauritaanse buren “(Courrier international van 11 april2012). Inderdaad, meerdere gewapende groepen vochten aan de zijde van Kadhafi en bevinden zich nu in het noorden van Mali en elders met hun wapens, nadat zij de geheime Libische wapenvoorraden hebben leeggeroofd. Echter ook in Libië kwam de “westerse coalitie” zogezegd tussenbeide om orde en gerechtigheid te brengen, voor het welzijn van de Libische bevolking… Vandaag ondergaan de onderdrukten van deze regio in de wereld dezelfde barbarij en de chaos breidt zich steeds verder uit.
Zo wordt Algerije vandaag zelf gedestabiliseerd door deze oorlog in Mali. De Algerijnse machthebbers speelden een dubbel spel sinds het begin van de Malinese crisis, zoals twee significante feiten het hebben bewezen: ·enerzijds de open ”onderhandeling” met bepaalde islamistische groepen, waarbij sommigen zelfs werden toegelaten om zich te bevoorraden met grote volumes brandstof op hun grondgebied ter gelegenheid van hun offensief voor de verovering van de stad Konna onderweg naar Bamako; anderzijds gaf Algiers toelating aan de Franse vliegtuigen om zijn luchtruim te gebruiken om de jihadistische groepen te bombarderen in het noorden van Mali. Deze tegenstrijdige houding en het gemak waarmee de elementen van de AQMI(Al-Quaida Magreb Islamic) toegang kregen tot de meest “beveiligde” industriële site van het land, tonen aan hoe de raderen van de staat en de maatschappij het karakter van ontbinding vertonen.
De toenemende implicatie van Algerije, in het zog van de andere staten van de Sahel, kan enkel het lopende proces van ontbinding versnellen. Al deze oorlogen tonen aan dat het kapitalisme in een uiterst gevaarlijke spiraal zit, die het voortbestaan zelf van de mensheid in gevaar brengt. Hele zones van de wereld verzinken hoe langer hoe meer in de chaos en de barbarij. De woestheid van lokale folteraars (krijgsheren, clan chefs, terroristische bendes…) wisselt af met de wreedheden van de imperialistische figuranten (kleine en middelgrote staten) en de verwoestende kracht van de grote naties. Ieder is tot alles in staat om zijn miserabele en pathetische belangen te verdedigen, tot elke intrige, tot elke slag onder de gordel, tot elke manipulatie, tot elke misdaad, tot elke gruweldaad…. Het constant wisselen van allianties geeft het geheel de allures van een macabere dans.
Dit wegkwijnend systeem zal blijven ineen storten, de oorlogszuchtige conflicten zullen blijven uitbreiden en steeds meer regio’s van de wereld treffen. Een kamp kiezen in naam van het minste kwaad is meewerken aan deze dynamiek die als enige afloop de dood van de mensheid zal hebben. Er is maar één realistisch alternatief, één enkele manier om uit dit hels raderwerk te komen: de massale en internationale strijd van de uitgebuiten voor een andere wereld, zonder klasse noch uitbuiting, zonder miserie noch oorlog.
Tunesië, waar de zelfverbranding van de jonge Mohammed Bouazizi de aanleiding was tot de “Arabische lente”, kent een ernstige sociale, economische en politieke crisis. Het officiële werkloosheidscijfer bedraagt 17% en sedert maanden nemen de stakingen toe in vele sectoren. De woede die zich zo openlijk en massaal heeft uitgedrukt in vele steden van het land kwam niet als een donderslag bij heldere hemel. Reeds in december, waren werkloze jongeren slaags geraakt met de politie in de stad Siliana, uit protest tegen het bezuinigingsprogramma dat door president Moncel Marzouki werd aangekondigd. Demonstraties van solidariteit vonden plaats in verschillende grote steden en in de hoofdstad tegen de repressie en zijn 300 gewonden, sommigen door hagel. Tegenover de groeiende sociale spanningen stelde de Tunesische president: “We hebben niet te maken met één enkele Siliana. Ik ben bang dat dit opnieuw gebeurt in meerdere regio’s”. En de moord van de seculiere opposant Chokri Belaid bracht de mensen onlangs opnieuw op straat; zijn begrafenis was voor de 50.000 mensen in de begrafenisstoet de aanleiding om op te roepen tot “een nieuwe revolutie” en om “brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid” te eisen, wat ook de belangrijkste slogan was van 2011. In een twaalftal steden, werden naast politiebureaus, zoals in het centrum van Tunis, ook de gebouwen aangevallen van de islamistische partij aan de macht, Ennahda, en werd het leger ingezet om de massale protesten in Sidi Bouzid, waar de “Jasmijnrevolutie” twee jaar geleden was gestart, in te perken. Om de zaak te sussen en de beweging te recupereren, heeft de vakbond UGTT (Algemene Unie van Tunesië) opgeroepen tot een algemene staking, de eerste in 35 jaar, terwijl de regering voor de schijn een aantal verschuivingen doorvoerde aan het hoofd van de Staat in afwachting van de verkiezingen in juni. Op dit ogenblik lijkt de spanning weg te ebben, maar het is duidelijk dat de woede zal blijven gisten temeer dat de belofte van een toekomstige lening door het Internationaal Monetair Fonds nieuwe drastische bezuinigingsmaatregelen met zich zal meebrengen.
In Egypte is de situatie niet beter. Het land kan de rekeningen niet meer betalen. In oktober vorig jaar, publiceerde de Wereldbank een rapport waarin het zijn “bezorgdheid” uitdrukte ten aanzien van de toename van stakingen, met een record van 300 alleen al in de eerste helft van September. Op het einde van 2012 waren er vele anti-regeringsbetogingen, in het bijzonder rond het referendum dat werd georganiseerd door de Moslimbroeders om hun macht te legitimeren. Sinds 25 januari, de tweede verjaardag van het uitbreken van de “Egyptische revolutie”, is het protest nog toegenomen. Dag na dag, stellen duizenden demonstranten de door de nieuwe regering opgelegde levensvoorwaarden aan de kaak en eisen het vertrek van president Morsi.
Maar het is uiteindelijk de woede ten opzichte van de repressie die de situatie tot ontploffing bracht. De aankondiging op 26 januari van de terdoodveroordeling van 21 al-Masry clubsupporters van Port-Said, die betrokken waren bij het drama op het einde van een voetbalwedstrijd op de 1ste februari 2012, waarbij 77 mensen omkwamen, was de aanleiding tot een golf van geweld. De vreedzame demonstraties waartoe het Front voor Nationale Redding, de belangrijkste oppositiekracht, had opgeroepen, liepen uit op stadsguerrillataferelen. Op de avond van de 1ste februari, waren duizenden demonstranten op het Tahrirplein en vóór het presidentieel paleis betrokken bij regelrechte gevechten met de ordestrijdkrachten. De 2de februari waren zij nog met duizenden om stenen en molotovcocktails te gooien tegen de omheining van het gebouw. In één week tijd leidde deze rellen die met geweld neergeslagen werden tot meer dan 60 doden, waarvan 40 in Port-Said. Een video die een naakte man toonde die geslagen wordt door de politie heeft de reeds grote woede bij de manifestanten nog aangewakkerd. Ondanks de avondklok die door het regime werd ingesteld, waren er betogingen in drie steden langs het Suezkanaal. Een demonstrant verklaarde: “We komen nu op straat, want niemand kan ons zijn ideeën opleggen(...) we zullen ons niet onderwerpen aan de overheid.”In de stad Ismailia werden naast betogingen, ook voetbalwedstrijden georganiseerd door de inwoners om zowel de avondklok als de verharding van het regime te trotseren, en het hoofdkwartier van het Moslim Broederschap werd in brand gestoken.
Gezien de omvang van de woede dat tot uitdrukking kwam in de beweging, heeft de politie, uit angst voor zichzelf, op 12 februari in tien provincies gedemonstreerd om de regering te vragen ze niet te gebruiken als onderdrukkingsinstrument in de onrust die het land aan het wankelen brengt ! In december reeds, weigerden velen van hen de demonstranten te confronteren in Caïro en hadden zij zich op het gepaste moment met hen “solidair” verklaard.
In alle betogingen hoort men dezelfde leuze : “Ennahda, rot op!” en “Morsi, rot op!”, net zoals twee jaar geleden, toen er “Ben Ali, rot op!” en “Mubarak, rot op! “ scandeerde. Maar als begin 2011 de toon nog was deze van de hoop op verandering, van het inslaan van een brede weg naar “democratische” vrijheid, dan is hij in 2013 overgeslagen naar ontgoocheling en woede. Toch is het steeds dezelfde overblijvende democratische illusie die wordt uitgedrukt, een illusie dat sterk verankerd is in de geesten. En deze wordt onderhouden door de huidige ideologische stemmingmakerij, waarbij met de vinger gewezen wordt naar het religieus fanatisme, voorgesteld als de grote verantwoordelijke voor de repressie en de moorden, waardoor de continuïteit van het repressieapparaat van de bourgeoisie feitelijk versluierd wordt. Dit werd treffend geïllustreerd in Egypte en in Tunesië, waar de machthebbers meedogenloos de rellen onderdrukt hebben terwijl ze voorheen nog machteloos stonden tegenover de arbeidersstakingen : illusies betaalt men en zal men altijd meer betalen met bloedbaden. Na het vertrek van de “seculiere” dictators kwamen de religieuze leiders, die op “democratische” wijze een andere dictatuur proberen op te leggen, die van de sharia, waarop alles nu wordt gefocust. Maar het gaat om dezelfde dictatuur, deze van de bourgeoisie en haar staat tegen de bevolking, die van de meedogenloze uitbuiting van de arbeidersklasse. Dezelfde vraag rijst met betrekking tot het geloof in de mogelijkheid om “de zaken te veranderen” door te kiezen voor de ene of andere kliek van de bourgeoisie. Want, zoals we recent nog hebben kunnen zien, zijn het ook deze illusies die de weg vrijgemaakt hebben voor de repressie en de explosie van staatsgeweld. Dit is vooral het geval in deze landen die al tientallen jaren worden geleid door achterlijk burgerlijke fracties, overeind gehouden door de ontwikkelde landen, en waar een alternatieve ploeg met een geloofwaardig perspectief, buiten het afslachten van de bevolking, niet voorhanden is. Men hoeft maar te kijken naar de staat van ontbinding waarin de aan de macht zijnde coalities verkeren in beide landen. Zij besteden hun tijd aan het vormen en opblazen van coalities zonder erin te slagen vorm te geven aan een enigszins geloofwaardig economisch programma. De snelheid waarmee de armoede zich veralgemeent, met een agrarische en dus ook een voedselcrisis tot gevolg, is zonder weerga. Het gaat er niet om dat de leiders dommer zijn dan elders, maar dit toont de complete impasse aan waarin de bourgeoisie van deze landen zich bevindt. Ze heeft niet de minste manoeuvreerruimte, ze is in feite een afspiegeling van de wereldbourgeoisie en van het ganse kapitalistische systeem die geen enkele oplossing meer te bieden hebben aan de mensheid.
“Het volk wil een nieuwe revolutie,” riepen de jonge werklozen uit Siliana. Maar als ‘revolutie’ alleen betekent een verandering van regering of regime, in afwachting van rauw opgepeuzeld te worden door de nieuwe machthebbers, of als het slechts betekent focussen op straatgevechten en confrontaties met deze of gene fractie van de bourgeoisie, zonder organisatie tegenover de professionele moordenaars die bewapend worden door de grote mogendheden, dan is dit zelfs geen illusie meer, maar pure zelfmoord.
Het is veelzeggend dat als de Egyptische en Tunesische bevolking erin slaagden het hoofd opnieuw op te richten, dan is dat omdat in hun midden een sterke arbeiderscomponent bestaat die duidelijk in 2011 op het voorplan trad in de vele stakingen. Maar zij moet er op letten zich niet te laten meeslepen door de vele illusies die de anti-islamieten en/of pro-of anti-liberalen van allerlei slag spuien. De voortzetting van de stakingen toont inderdaad de potentiële kracht van het proletariaat om zijn levens- en werkvoorwaarden te verdedigen en deze enorme moed moet begroet worden.
Deze gevechten kunnen echter geen reëel vooruitzicht bieden zolang ze geïsoleerd blijven. Wij hebben ook in 1979, in Iran, een reeks indrukwekkende opstanden en stakingen gezien, die de sterkte van de proletarische reacties aantoonden. Maar doordat ze opgesloten bleven in een nationaal kader bij gebrek aan perspectieven en aan rijping van de arbeidersstrijd op wereldvlak, werden ze verstikt door de democratische illusies en in het keurslijf gedrongen van de confrontaties tussen burgerlijke klieken. Op de schouders van het westerse proletariaat, gezien zijn ervaring en concentratie, rust de verantwoordelijkheid om een echt revolutionair perspectief aan te wijzen. De beweging van de Indignados in Spanje en de Occupy-bewegingen in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië hebben zich expliciet beroepen op de continuïteit met de opstanden in Tunesië en Egypte, op hun immense moed en ongelooflijke vastberadenheid. De kreet van de “Arabische lente”, “We zijn niet meer bang” moet daadwerkelijk een bron van inspiratie vormen voor het gehele wereldproletariaat. Maar alleen het opdringen van de arbeidersvergaderingen in het hart van het kapitalisme, tegen de aanvallen van het kapitalisme in crisis, kan een baken betekenen dat ons brengt naar een alternatief dat kan leiden naar de werkelijke omverwerping van dit systeem van uitbuiting, dat ons steeds dieper meesleurt in ellende en barbarij. De arbeidersklasse mag het werkelijke gewicht dat ze vertegenwoordigt in deze maatschappij niet onderschatten, niet enkel door haar plaats in het productieproces, maar vooral ook door het perspectief dat ze betekent voor de ganse samenleving en voor de toekomst van de wereld. Als de arbeiders van Egypte en Tunesië zich niet mogen laten misleiden door de illusies van de burgerlijk democratische ideologie, dan is het ongetwijfeld ook de verantwoordelijkheid van de arbeiders van de centrale landen om hen de weg te tonen. Het is meer bepaald in Europa dat de proletariërs de langste ervaring hebben in de confrontatie met de burgerlijke democratie en met de meest verfijnde valstrikken waartoe ze in staat is. Daarom moeten zij de vruchten plukken van deze historische ervaring en hun bewustzijn op een hoger niveau dan vandaag tillen. Door hun eigen strijd te ontwikkelen als revolutionaire klasse, zullen ze het huidig isolement doorbreken van de wanhopige gevechten die vele regio’s in de wereld treffen. Op deze manier zullen zij ook aan de gehele mensheid de hoop teruggeven op de mogelijkheid om een nieuwe wereld op te bouwen.
Wilma / 15.1.2013
Internationalisme 358 - 2e kwartaal 2013
Internationalisme 358 - 2e kwartaal 2013
(zie ook PDF in bijlage)
Het boek 'De mythe van de Groene Economie' (1), lijkt een meedogenloze kritiek op de 'Groene Economie', want het zet heel wat paradepaardjes (fracking, enz. ) van deze zogenaamde 'alternatieve' aanpak op de helling: ofwel omdat deze alleen maar een beperkt probleem oplossen, zonder rekening te houden met een destructief ecologisch resultaat op lange termijn, ofwel omdat de remedie erger lijkt dan de kwaal door het gebruik van processen bij de 'Groene Economie' die andere op gang brengen die minstens even, zo niet nog meer, vervuilend zijn op middellange en lange termijn.
In hoofdstuk 1 en 2 wordt de rampzalige toestand verklaard vanuit het feit dat er vanuit het kapitalisme geen heil valt te verwachten, omdat dit systeem de natuur nu eenmaal beschouwt als een 'vrije gift' (2), waar men naar goeddunken kan mee omspringen.
De schrijvers doen ook een poging om naar de wortels te zoeken van deze ecologische crisis en argumenteren dat deze liggen in de onteigening van de commons, het gemeenschapsgoed. Er wordt zeer nauwkeurig aangetoond hoe het kapitalisme te werk gaat bij het verloederen van de natuur en er enkel belangstelling voor heeft als ze kan omgezet worden in marktwaarden. Daaruit blijkt dat alles wat het kapitalisme aanraakt in verband met de natuur gedoemd is om aangetast of vernietigd te worden. De schrijvers tonen aan dat ook de ‘Groene Economie’ er niet in slaagt om die kwalijke gevolgen van de vermarkting van de natuur een halt toe te roepen, wel integendeel.
Met feiten en argumenten wordt aangetoond hoe alle voorgestelde oplossingen de hypotheek alleen maar verleggen en de schuld proberen af te schuiven naar de bevolking en de ‘burgers’. Volgens de schrijvers is één van de prioritaire doelstellingen het terugdringen van de olieconsumptie en andere fossiele brandstoffen, als veroorzakers van de grootste vervuiling, die met de grootste hoogdringendheid moet aangepakt worden.
Verder gaat het vooral over het ecologisch alternatief van de commons – die steevast worden aangetast door de liberalisering – en het evidente falen van het neoliberalisme op ecologisch vlak. Wanneer er sprake is van de nood aan een alternatief wordt er weliswaar kritiek gegeven op ‘het reële bestaande socialisme’ van de USSR en de daarop geïnspireerde landen, waar de ecologische ramp op vele plaatsen overduidelijk is. (3) Maar van zodra verwezen wordt naar Cuba geldt dit plots niets meer. Cuba zou nu een voorbeeld zijn, het land met de kleinste ecologische voetafdruk ter wereld, door het plotse stopzetten van de olieleveringen na de ineenstorting van de USSR. Over het feit dat Cuba een groot deel van zijn subtropisch woud had uitgeroeid voor de suikerrietslag in de vroege jaren 1960 en andere ecologische rampen, hebben de auteurs blijkbaar nooit gehoord. Maar ook deze mythe werd al lang doorprikt door Cubaanse activisten.(4)
Eerst en vooral moet gesteld worden dat de wetenschap een bondgenoot kan zijn van de arbeidersklasse en ruimer gezien van de mensheid. Daarbij zijn wetenschappelijke studies die zich vandaag nog kunnen ontworstelen aan de materiële of ideologische greep van het kapitalisme en zijn dwangmatige sponsoring, meer dan welkom. Maar toch rijst hier de vraag: Spit het boek de tegenstelling van het kapitalistische systeem met betrekking tot de ‘Groene Economie’ inderdaad uit tot op het bot? Wij moeten vaststellen dat bij aandachtige lezing een aantal tegenstrijdigheden in de argumentatie meteen opvallen.
Enerzijds wordt er terecht gesteld dat de oplossingen die door de ‘Groene Economie’ worden aangedragen, zich strikt houden aan de mogelijkheid of er ook winst kan uitgeslagen worden en anderzijds wordt vastgesteld dat de commons net het tegendeel zouden doen. Maar om de commons hun rechten terug te geven wordt dan toch weer de hulp ingeroepen van een regulering door de staat (of door organen die door de Staat gepromoot of gecontroleerd worden, zoals de vakbonden). En aangezien er niet wordt gerept over de afschaffing van de kapitalistische uitbuiting, maar alleen over een andere regulering van de consumptie, gaat het dus om steun vragen aan de burgerlijke staat, die dan ‘ecologisch’ hervormd moet worden of beter ‘de belangen van het volk’ zou moeten dienen. Ook het afschilderen van de regimes van Morales en Chavez en het boegbeeld Cuba, als alternatieve voorbeelden, drukt een logica uit naar regulering vanuit de staat, die zo typisch is bij het ‘ultralinkse - gauchistische milieu’. Het feit dat deze regimes niet alleen totalitair zijn, maar ook dat zij meer dan eens arbeidersprotest met hevige repressie onderdrukten – waarbij herhaaldelijk troepen werden ingezet tegen stakende fabrieks- en landarbeiders – wordt niet vermeld.
Op het gebied van de eisen is het boek zeer dubbelzinnig: de commons aanprijzen als alternatief van creatief ecologisch handelen en tegelijkertijd hulp verwachten van de staat en de vakbonden, die helemaal verweven zitten in de kapitalistische maatschappij, is water en vuur proberen te verzoenen. Ze zijn geen neutrale actoren in de kapitalistische context: de staat waarborgt de globale sociale ‘orde’ en zorgt ervoor dat het kapitalistisch systeem kan overleven, als het moet via democratische verkiezingen of anders gewapenderhand. De vakbondsstructuur zorgt er al sinds de Eerste Wereldoorlog voor discipline in de fabriek en komt nooit met eisen die het nationale belang en het systeem kunnen bedreigen. De enige die zij bedreigen zijn de arbeiders, als die het wagen om in ‘wilde’ staking te gaan (zoals onlangs tegenover de stakende arbeiders van de onderaannemers van Ford-Genk nog ondervonden).
Bij hun alternatief wordt zonder veel diepgang gesproken over een ‘democratische oplossing’. Maar wat is een democratische oplossing? Soms lijkt die – volgens de auteurs – buiten het kapitalisme te liggen, dan weer wordt er beweerd dat dit moeten gebeuren via snelle wetten omdat ‘de tijd dringt’. Nochtans hebben zij voordien zelf vastgesteld dat alle maatregelen van de ‘Groene Economie’ systeem-bevestigend en natuur-vernietigend zijn. Het wordt niet duidelijk met welke maatregelen zij dit gaan omgooien. Aan de ene kant komen zij aandraven met een paar ‘successen’, zoals gevallen van zelfbeheer in Argentinië, Mexico en Groot-Brittannië, maar later blijkt dan weer dat die maar heel tijdelijk waren. Zijn dat dan alternatieven? Het lijken eerder pleisters op een houten been.
De argumenten in het boek lijken soms op die van het ‘reformistische’ deel van de ‘Occupy’ en ‘Indignados’-beweging (zoals de Democracia Real Ya – ‘echte democratie nu’ – in Spanje), die met alle middelen probeerden om de protestbeweging om te buigen naar concrete doelstellingen binnen het kapitalisme, terwijl er zich binnen die bewegingen heel wat proletarische tendensen manifesteerden die het kapitalistisch systeem in zijn geheel in vraag stelden.
Als alternatieven worden ook nog opgesomd: ‘het globale zuiden’, het ecologische proletariaat, de bewuste ‘burgers’, maar wie zijn die? De 99%? Wat opvalt, is dat er met geen woord gerept wordt over de arbeidersklasse. Bestaat die nog? Voor de schrijvers is zij blijkbaar van geen tel. Op p.192 stellen zij dat een groen kapitalisme van de mensen consumenten maakt in plaats van ‘burgers’! Aan de bewuste ‘burgers’ zou dan de taak toekomen om de ecologische ramp af te wenden. Weg is de centrale plaats van de arbeidersklasse in het kapitalistische productieproces. Alleen de morele verontwaardiging van de ‘bewuste consument’, de ‘burger’ blijft over. Alle protest wordt op die manier gekanaliseerd naar de sfeer van de consumptie, weg uit die van de productie. Zo wordt het natuurlijk onmogelijk om een scherper inzicht te krijgen in de verhoudingen van het kapitalistisch productieproces en de centrale rol van de arbeidersklasse in de omverwerping ervan.
Uiteindelijk blijkt de radicale kritiek van de Groene Economie slechts een rookgordijn te zijn om de klassiek recepten van uiterst links: de staat, de ‘volks’democratie, de hervorming van de consumptie te doen slikken als een alternatief binnen de kapitalistische winstlogica.
Bij het zoeken naar alternatieven buiten het kapitalisme, waarbij een einde zou gemaakt worden aan de productie voor de winst (ruilwaarde van de waren) en het nut (gebruikswaarde) als doel gesteld wordt, komen wij uiteraard terecht bij Marx en Engels.
Vooral twee recente academische onderzoekers – John Bellamy Foster en Paul Burkett (4) – hebben een grote bijdrage geleverd over de visie die Marx en Engels werkelijk verdedigden over de verhouding Mens & Natuur en dit heeft aangename verrassingen opgeleverd ten voordele van het marxisme. J. Bellamy Foster had vastgesteld dat de Groenen erg gebeten waren op de Engelse filosoof Francis Bacon, een materialistisch denker, die aan de basis lag van de oprichting van de Royal Society of London (opgericht in 1660). Dat vond hij zo merkwaardig dat hij dit verder wilde onderzoeken. Via Bacon en zijn materialistische visie op de natuur, verwoord in zijn werk ‘Novum Organum’, kwam hij terecht bij de materialistische filosofen Epicurus, uit het Antieke Griekenland en bij Lucretius uit de Antieke Romeinse cultuur. En via die omweg ‘herontdekte’ hij Marx (die zijn doctoraalscriptie had gemaakt over Epicurus). Zo vond hij dat de ‘groene kritiek’ in wezen ‘idealistisch’ was en bovendien het marxisme volledig onterecht aanviel als ‘productivistisch’, op basis van de kritiek op de standpunten van Stalin en vele uiterst-linkse partijen en groepen. Zijn collega P. Burkett was met een complementair onderzoek bezig en bracht nog meer materiaal aan, vooral uit Het Kapitaal deel III, Theorieën over de Meerwaarde, van Marx en uit de Dialectiek van de Natuur, van Engels. Maar binnen de beperkte ruimte van dit artikel kunnen wij daar jammer genoeg niet op ingaan.
Het stalinisme heeft zowat alle mogelijke marxistische grondbeginselen verraden: het proletarisch internationalisme ten gunste van het ‘socialistische’ vaderland, het verkrachten van de kunst en cultuur, die ondergeschikt gemaakt werden aan de almachtige staat, het verlaten van het historisch materialisme ten gunste van het vulgair materialisme, in plaats van de afschaffing van de staat kwam het monsterachtig aangroeien ervan, het opzij zetten van de analyse van de productieverhoudingen ten voordele van die van de productiewijze. Dat maakte het hen mogelijk om hun systeem, met productie van meerwaarde – en dus uitbuiting – als ‘socialisme’ voor te schotelen. Maar in feite was het een vorm van staatskapitalisme, aangezien de kapitalistische productieverhoudingen bleven bestaan doordat de meerwaarde globaal gerealiseerd werd door de staat (De opvatting van het ‘staatssocialisme’ was al door de oude Engels verworpen).
In de beginjaren na de Russische revolutie werd minutieus teruggegrepen naar de standpunten van Marx & Engels over de natuur. Bij de oprichting van nieuwe industriële complexen, werd berekend welke schade deze zouden toebrengen aan de natuur en hoe dit kon gecompenseerd worden, o.a. door het oprichten van natuurparken, de zapovedniki (tussen 1919 en 1929 werden er 61 opgericht met een oppervlakte van liefst 4 miljoen ha), waarin natuurgebieden als etaloni (modellen) werden beschermd om te kunnen vergelijken met gecultiveerd land. (5) Bij de geforceerde industrialisering onder het stalinisme werden de verdedigers ervan letterlijk en figuurlijk geliquideerd, met alle gevolgen van dien voor het milieu.
Binnen de marxistische traditie betekende dit een zware slag voor het creatief denken omtrent de natuur en het ecologisch evenwicht. Buiten Christopher Caudwell (7) en Amadeo Bordiga (8) (in Le Fil du Temps) viel het nadenken over de onverbrekelijke band tussen mens&natuur bijna helemaal stil tot in de jaren 1980. De Linkskommunisten rond Bordiga steunden op de ideeën van Engels omtrent de opheffing van de tegenstelling tussen stad en land in het socialisme : “De opheffing van de tegenstelling tussen stad en land is geen grotere utopie dan de afschaffing van de tegenstelling tussen kapitalisten en loontrekkers. Ze wordt elke dag meer een praktische eis zowel vanuit de industriële productie als vanuit de agrarische. Niemand heeft dat met meer kracht verdedigd dan Liebig in zijn werken over de landbouwchemie waarin hij vraagt dat de mens zou teruggeven aan de aarde wat hij van haar heeft ontvangen...” (9). Zij stelden ook: “Dit is de kern van de wrede tegenstrijdigheden van de burgerlijke maatschappij van vandaag. Deze tegenstrijdigheden gaan niet enkel over de verdeling van de producten van de arbeid en de verhoudingen die daaruit voortvloeien tussen de producenten, maar ze breiden zich ook uit naar de territoriale en geografische verdeling van de instrumenten en uitrusting van de productie en het transport, en dus van de mensen zelf ; in geen enkel ander historisch tijdperk misschien heeft deze verdeling zo een rampzalige en afstotelijke kenmerken aangenomen … De revolutionaire strijd voor de vernietiging van walgelijke uitwaaierende agglomeraties kan als volgt worden bepaald: kommunistische zuurstof tegen kapitalistisch stort. Ruimte tegen beton” (Bordiga, p.124 en p. 155).
Voor de mensheid komt het er op aan om het alles verslindende monster van het kapitalisme een halt toe te roepen door de proletarische revolutie, de enige die dit productiesysteem kan en moet omverwerpen. Pas daarna kan een andere logica opgestart worden die radicaal breekt met het winstprincipe, dat roofbouw pleegt op mens en natuur en beide dreigt te vernietigen. Zoals Caudwell het verwoordde: “Tegen de tijd dat een revolutionaire situatie gerijpt is, is er een heel nieuwe superstructuur latent binnen de uitgebuite klasse, die voorkomt uit alles wat zij geleerd heeft uit de ontwikkeling van de productiekrachten... Dit is de creatieve rol van revoluties... De proletarische revolutie is een gevolg van het toenemende antagonisme tussen de burgerlijke bovenbouw en de proletarische arbeid”. Maar om die weg op te gaan hebben wij een veel radicalere analyse nodig dan die welke ons wordt voorgeschoteld door de schrijvers van ‘De mythe van de Groene economie’. Met hun argument blijven wij vastzitten in de neerwaartse spiraal van het denken binnen de marges van een alles verslindend uitbuitingssysteem. n
JZ / 6.12.12
(1) Anneleen Kennis & Matthias Lievens, ‘De mythe van de Groene Economie’, EPO, Antwerpen, 2012.
(2) Naar Adam Smith, econoom en vader van het kapitalistisch economisch denken.
(3) 20% van het onmetelijke territorium van de vroegere USSR, zou nog generaties lang ecologisch zwaar vervuild zijn.
(4) Zie hiervoor de zeer interessante bijdragen van de Cubaanse milieuactivist, Gilberto Romero, ‘Cuba’s environmental Crisis’, Contacto, Magazine. (c) 1994-96 en twee kritische bijdragen uit Anarchistische hoek: Frank Fernández, ‘Cuban Anarchism, the history of a movement’, See Sharp Press Arizona 2001 en Sam Dolgoff ‘The Cuban revolution, a critical perspective’, Blackrose Books, Montreal 1976.
(5) John Bellamy Foster, ‘Marx’s Ecology’, materialism and nature, Monthly Review Press, Nex York, 2000. Paul Burkett, ‘Marx and Nature’, a red and green perspective, St. Martins’ press, New York, 1999.)
Het enige euvel van beide academici is dat zij, ook al vertrekken zij van materialistische uitgangspunten gebaseerd op M&E, zij bij het zoeken naar perspectieven, niet hebben aangeknoopt met de werkelijke ervaringen van de revolutionaire arbeidersbeweging, nl de erfenis vd Kommunistische linkerzijde. Dit doet geen afbreuk aan de bijdrage die zij geleverd hebben via hun ‘rehabilitatie’ van de marxistische analyse van mens & natuur tegenover de stalinistische vervalsingen.
Andere interessante bronnen over dit onderwerp zijn : J. Grevin Myth of the Green Economy, International Revue 138, 2009 en de wetenschapper, die het concept van de biosfeer bedacht en ook onder de stalinistische vervolgingen te lijden had : Vladimir I. Vernadsky; ‘The Biosphere’, Moscow, 1926, reprint Copernicus-Springer Verlag, New York, 1997.
(6) Arran Gare in ‘Soviet Environmentalism’, The Path not taken’ in ‘The Greening of Marxism’, edited by Ted Benton, Guilford Press, New York London, 1996.
(7) Christopher Caudwell, Studies and further studies in a dying culture, Monthly Review Press, 1971, Men and Nature pp151-2. Een kritische marxist die jong stierf in de Burgeroorlog in Spanje.
(8) Amadeo Bordiga, in ‘Espèce humaine et croûte terrestre', 341, Petite bibliothèque Payot, Paris 1978.
(9) Friedrich Engels, Het Woningvraagstuk’, SUN, Nijmegen.).
Het nationalisme is een ideologisch gif dat de bourgeoisie gebruikt, ofwel om de arbeidersklasse te mobiliseren in haar oorlogsconflicten, ofwel om de klassenstrijd te laten doodbloeden op een ontaard en onvruchtbaar terrein. De recente nationalistische betogingen in Catalonië maken deze valstrik volstrekt duidelijk die de bourgeoisie uitzet voor het proletariaat.
Anderhalf miljoen mensen hebben op 11 september 2012 in Barcelona betoogd opdat Catalonië “zijn eigen staat binnen Europa” zou krijgen.
Deze gebeurtenis werd op verschillende wijzen geanalyseerd: Is de onafhankelijkheid van Catalonië levensvatbaar? Waarom wil Catalonië ‘scheiden’ van Spanje? Zullen de Catalanen beter leven na de onafhankelijkheid? Is het waar dat Catalonië meer aan Spanje geeft dan het terugkrijgt? Zou er een federale staat opgericht moeten worden?
Nochtans ontbreek in dat rijtje een andere lezing, die van het proletariaat, de sociale klasse die, door haar historische strijd de toekomst van de mensheid vertegenwoordigt. Hier volgt dus een lezing vanuit het standpunt van de klassenstrijd, die we kunnen samenvatten door twee begrippen tegenover elkaar te stellen: NATIE of KLASSE?
Op 11 september konden we Felip Puig (minister van Binnenlandse zaken van de Catalaanse generaliteit, verantwoordelijke en bezieler van de felle repressie tegen de massale betogingen van 2011, organisator van doortrapte politieprovocaties tegen de demonstranten) zien voorbijstappen, in alle vriendschap omringd door zijn slachtoffers: jonge werklozen of mensen met onzekere jobs. We konden negen van de elf ministers van de regionale regering zien, die in frontlijn stonden van de toepassing van meedogenloze maatregelen in de sectoren van gezondheid en opvoeding, die arm in arm liepen met hun slachtoffers: verpleegsters en dokters die meer dan 30% van hun loon verloren, patiënten die een euro moeten betalen telkens zij op doktersbezoek gaan of een deel hun geneesmiddelen in de apotheek moeten betalen. We zagen werkgevers, politieagenten, pastoors, vakbondsleiders de straat delen met hun slachtoffers: werklozen, arbeiders, gepensioneerden, immigranten… Een atmosfeer van nationale eenheid heerste over de bijeenkomst. Het kapitaal liet zich vergezellen door zijn uitgebuiten en veranderde dezen in nuttige idioten voor zijn egoïstische doeleinden.
Het is best mogelijk dat een belangrijk aantal betogers het niet eens was met het doel van de onafhankelijkheid. Misschien waren zij daar omdat ze de besparingen niet meer kunnen verdragen, de werkloosheid, het gebrek aan toekomst; maar wat zeker is, is dat hun ontevredenheid door het Kapitaal naar zijn terrein werd gekanaliseerd, dat van de verdediging van het vaderland. De woede van de arbeiders heeft zich enkel en alleen uitgesproken ten gunste van het kapitaal!
Als het proletariaat achter vlaggen strijdt die niet de zijne zijn, dan versterkt dit het kapitaal, ieder en elkeen van zijn delen. Het is mogelijk dat dit de tegenstrijdigheden tussen hen levendig maakt, maar die worden gekanaliseerd in hun crisissen, hun oorlogen, hun conflicten tussen bendeleden, hun familieruzies. Anders gezegd maken die uiteindelijk deel uit van het raderwerk van barbaarsheid en vernietiging waarin het kapitalistische systeem de mensheid vastklemt.
De natie is niet de gemeenschap van allen die op hetzelfde grondgebied geboren zijn, maar wel het privébezit van alle kapitalisten dankzij dewelke zij de uitbuiting en onderdrukking van hun ‘geliefde medeburgers’ organiseren (1). Het was geen toeval dat de slagzin van de manifestatie “Catalonië wil zijn eigen staat“ was. De natie, dat ‘zo geliefde’ woord, is onafscheidelijk van dit monster - geenszins geliefd, maar koud en onpersoonlijk - dat de staat met zijn gevangenissen is, zijn rechtbanken, zijn legers, zijn politie en zijn bureaucratie.
President Mas van de Catalaanse Generaliteit heeft een referendum beloofd,
en we kunnen er zeker van zijn wat zowel hij als zijn ‘Spaanse’ collega’s
willen: ons laten kiezen uit drie opties, de ene nog slechter dan de andere:
“Wilt u dat de aanpassingen en besparingen u door de Spaanse staat opgelegd
worden?” “Wilt u dat zij u opgelegd worden in het kader van ‘de nationale bouw
van Catalonië’?” of “Wilt u dat de Spaanse staat en zijn Catalaanse
plaatsvervanger u samen neerslaan?” Het kapitaal beschikt in Spanje over twee
vaderlanden om de ellende op te leggen: het ‘Spaanse’ en het ‘Catalaanse’.
Wat zijn de mechanismes die ervoor gezorgd hebben dat de arbeiders samen met
hun beulen opstappen? Er zijn er verschillende, maar de belangrijkste zijn
volgens ons:
De ontbinding van het kapitalisme. Als sinds de eerste decennia van de 20e eeuw het kapitalisme aan het tijdperk van zijn verval is begonnen, is sinds bijna 30 jaar dit proces verslechterd, wat tot een situatie leidt, die wij als de ontbinding van het kapitalisme hebben gedefinieerd (2). Op politiek vlak blijkt deze scherpe ontbinding uit de tendens tot toenemende onverantwoordelijkheid van de verschillende delen van de bourgeoisie, die steeds verder wegzinken in het ‘elk voor zichzelf’ dat, met de verergering van de crisis, leidt tot een ‘redde wie zich redden kan’. De naties zijn ‘verstandshuwelijken’ tussen verschillende fracties van de bourgeoisie. Gezien de crisis en ontbinding van het kapitalisme is het steeds moeilijker in haar schoot een enigszins ernstig project te smeden dat de verschillende delen samenhoudt. Dat leidt ertoe dat elkeen zijn eigen spel speelt. Vele naties worden steeds harder geteisterd door een wervelwind van middelpuntvliedende tendensen: in Canada wil Québec geen deel meer uitmaken van de federatie, in Groot-Brittannië bloeit het onafhankelijkheidsstreven op in Schotland, om nog te zwijgen over België, van Italië…
Maar het drama is het dat deze tendensen het proletariaat beïnvloeden en besmetten, het onderwerpen aan de druk van cynische en verdorven gedragingen van de heersende klasse en aan de propaganda die zij verspreidt. Het proletariaat moet de gevolgen van deze sociale ontbinding bestrijden, de vereiste antilichamen ontwikkelen: tegenover een wereld van mateloze concurrentie, moet het zijn solidaire strijd stellen; tegenover een wereld die in stukken uiteenvalt, met regeerders die de potentaten van hun staatjes willen worden, stelt het zijn internationale eenheid; tegenover een wereld van uitsluiting en vreemdelingenhaat, stelt het zijn strijd voor opname en integratie…
De moeilijkheden van de arbeidersklasse. Momenteel heeft het proletariaat geen vertrouwen in zijn eigen krachten, het merendeel van de arbeiders erkent zich niet als zodanig. Het was de Achilleshiel van de Indignados bewegingen in Spanje, in de Verenigde Staten enz., waar, ondanks positieve en toekomstvolle elementen, de meerderheid van de deelnemers zich niet als leden van hun klasse zag, maar als ‘burgers’, wat ze kwetsbaar maakte voor democratische en nationalistische misleidingen vanwege het kapitaal (3). Dit verklaart waarom jonge werklozen of mensen met een onzekere job, die een jaar geleden het Cataloniëplein in Barcelona bezetten, die er oproepen tot internationale solidariteit lanceerden, en die het plein zelfs omdoopten tot ‘Tahrirplein’, zich vandaag achter de nationale vlaggen van hun uitbuiters hebben geschaard.
Het gif van het nationalisme. De bourgeoisie, zeer bewust van de zwaktes van het proletariaat, speelt de nationalistische troef ten grond uit. Het nationalisme is niet het exclusieve erfdeel van de rechterzijde en van extreem-rechts, het is het gemeenschappelijke terrein dat door een politieke waaier wordt gedeeld die van extreem-rechts tot extreem-links gaat en waarop zich ook wat men noemt ‘de sociale organisaties’ bevinden (werkgevers en vakbonden).
Het nationalisme van rechts, dat gekoppeld is aan ranzige symbolen en aan agressiviteit ten aanzien van wat ‘buitenlands’ is (vreemdelingenhaat), is niet bijzonder overtuigend voor het merendeel van de arbeiders (behalve de meest achtergebleven delen van de klasse). Het nationalisme van links en de vakbonden slaat meer aan omdat het ‘opener’ lijkt, meer in fase met het dagelijks leven. Zo stelt het nationalistisch discours van links ons ‘een nationale oplossing’ voor de crisis voor, en hiertoe vraagt het ‘een gelijke verdeling’ van de offers. Dat, naast het fabeltje van ‘de rijken laten betalen’ om de offers te rechtvaardigen, drukt de nationale kijk door, want het presenteert ‘nationale gemeenschap’ voor van werknemers en werkgevers, van uitbuiters en uitgebuiten, allemaal verenigd voor ‘het merk Spanje’.
Een andere van de geliefde praatjes van links en de vakbonden, is te zeggen dat “Rajoy de bezuinigingen oplegt omdat hij Spanje niet verdedigt, hij is een lakei van Merkel”. De boodschap is duidelijk: vechten tegen de besparingen zou een nationale beweging tegen de Duitse onderdrukking zijn en dus niet wat het echt is: een beweging voor onze menselijke behoeften tegen het kapitalistische uitbuiting. In feite is Rajoy even ‘Spaansgezind’ als Zapatero voor hem (4).
Tot de vakbondsmobilisaties van 15 september werd opgeroepen omdat “zij [de machthebbers] het land willen afbreken”, wat wil zeggen dat wij, de arbeiders, niet voor onze belangen zouden moeten strijden, maar om ‘het land’ te redden, wat ons plaatst op het terrein van het kapitaal, aan de kant van Rajoy, die beweert Spanje te redden met het offers van de arbeiders.
De groepen die ‘het label 15-M’ behielden (5), verdedigen ‘radicalere’, maar niet minder nationalistische dingen. Zij zeggen dat we moeten strijden om de ‘voedselsoevereiniteit’ te behouden, wat wil zeggen dat we ‘Spaans’ moeten produceren en ‘Spaans’ verbruiken. Zij spreken ook over het houden ‘schuld audits’ om de schulden te verwerpen die “onwettig aan Spanje opgelegd” zouden zijn. Nog eens: een onwrikbaar nationalistisch standpunt! Links, de vakbonden en de bedrieglijke resten van 15-M verwezenlijken een ‘opmerkelijk’ actie van ‘ontwikkeling van een nationaal gevoel’. Zo heette ten tijde van dictator Franco een verplicht vak op school. Vandaag geeft men ons vanop alle tribunes, in democratische stijl, dit soort lessen die we goedschiks of kwaadschiks zouden moeten slikken!
En we moeten ons vooral niet inbeelden dat dit soort nationalistische plaag enkel in Spanje woedt! Ze wordt met alle mogelijke sausen in de rest van de landen opgediend. En in Frankrijk verkondigt Mélenchon, leider van een zogenaamd radicaal Links Front, dat „de slag tegen het verdrag [stabiliteitsverdrag dat de ‘zwakke’ linkerzijde van Hollande zal ondertekenen] is een nieuwe revolutionaire episode voor soevereiniteit en onafhankelijkheid” (El Pais, 16.09.2012).
Het nationalistische geknuppel heeft geen andere doel dan ervoor te zorgen dat de arbeiders tegenover elkaar geplaatst worden. Bij de Duitse werknemers, die lonen van 400 € en pensioenen van 800 € moeten verdragen, insinueert men dat de oorzaak van hun offers de arbeiders uit het Zuiden van Europa zijn, van nietsnutten die boven hun middelen geleefd hebben. Aan de arbeiders in Griekenland laat men verstaan dat hun ellende het product is van de voorrechten en de luxe waar de Duitse arbeiders van profiteren. In Parijs zegt men hen dat het beter is dat de ontslagen in Madrid vallen dan in Frankrijk.
Zoals men het ziet, wil men ons verstrikken in een gordiaanse knoop van de
leugens die wij moeten doorbreken door het inzicht dat het om een wereldcrisis
gaat, dat het in alle landen besparingen regent. Benadrukken van het
‘nationale’ probleem heeft tot gevolg dat men slechts de 700.000 werklozen in
Catalonië ziet, of, desnoods, de 5 miljoen in Spanje ziet, en men uit het oog
verliest dat er wereldwijd meer dan 200 miljoen werklozen zijn. Wanneer men
slechts de regen van besparingen ziet die er in Catalonië en in Spanje is, ziet
men de monsterachtige besparingen niet die elders worden opgelegd, bijvoorbeeld
aan de ‘bevoorrechte’ arbeiders van Nederland. Wanneer men slechts kijkt ‘onze
eigen ellende’, als Spanjaarden of Catalanen, ziet men de ellende van de wereld
uit proletarisch standpunt niet. Wanneer men vanuit het enge, kleingeestige en
marginaliserende gezichtspunt kijkt, bereidt men zijn hersenen voor om, als
‘Het melkmeisje en de melkkruik’, de onwaarschijnlijke verhalen te geloven die
de eerbare heer Mas vertelt „als men aan Catalonië het 10 miljard zou betalen
die men verschuldigd is, zijn de besparingen overbodig“, de regionale versie
van de fabel „als Spanje niet zo sterk gekneveld werd door Duitsland, zou het
geld hebben voor gezondheid en onderwijs”.
Het kapitalisme heeft een wereldmarkt gecreëerd, het heeft over de hele planeet
de heerschappij van warenproductie en loonarbeid veralgemeend. Maar die kan
enkel functioneren door de geassocieerde arbeid van alle arbeiders van de
wereld. Een auto is niet het werk van een individuele arbeider, evenmin van de
arbeiders van een fabriek, zelfs niet van het land waar hij werd vervaardigd.
Hij is het product van de samenwerking van vele arbeiders van verschillende
landen en ook van verschillende sectoren: niet enkel van de auto-industrie maar
ook de metaalindustrie, het vervoersector, het onderwijs, de gezondheid…
Het proletariaat bezit een fundamentele kracht tegenover het kapitalisme: het is de verenigde producent van het merendeel van de producten en diensten. Maar het beschikt tevens over een kracht om de mensheid een toekomst te bieden: de geassocieerde arbeid die, eens bevrijd van de kapitalistische ketens - van de staat, de warenproductie en de loonarbeid - de mensheid zal toelaten om op een solidaire en collectieve wijze te leven, tot volle bevrediging van zijn behoeften en de vooruitgang van het geheel van de natuur.
Om in deze richting te evolueren, moet het proletariaat zich richten op de internationale solidariteit van alle proletariërs. Vastgeketend aan de natie zal het proletariaat altijd vastgeketend worden aan ellende en allerlei barbaarsheid; vastgeketend aan de natie, zal het altijd vergiftigd worden door anti-solidaire, xenofobe vervalsingen, door uitsluiting en patriottisme… Vastgeketend aan de natie, zal het de verdeling en de confrontaties binnen zijn rangen aanvaarden.
Geen enkele solidariteit met onze uitbuiters! Onze solidariteit gaat uit naar de arbeiders van Zuid-Afrika die verpletterd worden door hun zogenaamd ‘zwarte bevrijders’ (6), onze solidariteit gaat uit naar de Palestijnse jongeren en arbeiders die vandaag betogen tegen hun uitbuiters van de ‘Palestijnse bijna-staat’. Wij zijn solidair met de arbeiders van alle landen.
De eenheid en de solidariteit zijn niet met ‘onze medeburgers’ kapitalisten van Spanje of Catalonië, maar met de uitgebuite arbeiders van de gehele wereld!
De proletariërs hebben geen vaderland!
Uit Acción Proletaria, krant van de IKS in Spanje, 16.9.2012
__________
1) Zie onze brochure Natie of Klasse (internationalism.org).
2) Zie onze stellingen: ‘Ontbinding, laatste fase van het kapitalistische verval’, gepubliceerd in 1990
3) Voor een kritische balans van de bewegingen van 2011, zie: ‘2011: van verontwaardiging tot hoop’ (nl.internationalism.org),
En: ‘De beweging van indignados in Spanje, Griekenland en Israël : van verontwaardiging naar voorbereiding van de klassegevechten’ Internationale Revue 147 (engels of frans)
4) Rajoy is de huidige regeringsleider (rechterzijde), Zapatero, de vorige (socialist).
5) 15-M, afkorting van 15 mei 2011, datum van de betoging die de beweging van Indignados in Spanje op gang heeft gebracht.
6) Lees: ‘De bourgeoisie lanceert zijn waakhonden van politie en vakbonden tegen de arbeidersklasse“ engelse en franse versie op internationalism.org
Tegenover de stijgende behoefte aan eenheid en solidariteit onder de arbeiders en geconfronteerd met de algehele catastrofale crisis van haar systeem, zoekt de bourgeoisie met alle middelen om het vergif van de verdeeldheid en de confrontatie te zaaien, om ons mee te voeren naar het terrein van de rivaliteit en concurrentie, dat onverbrekelijk verbonden is met het kapitalisme zelf. Met alle middelen tracht de heersende klasse de geest van de proletariërs te verrotten met de volgende idee: “Jullie belangen zijn die van deze of gene fractie van de bourgeoisie.” Natuurlijk verdoezelt de bourgeoisie dit door te spreken over de ‘hogere belangen’ van het bedrijf of van de natie in het algemeen, alsof het bedrijf of de natie niet zouden bestaan om juist enkel het belang van de klasse van onze uitbuiters te dienen.
Het vergif van de verdeling heeft vele
gedaanten. Zo ervaren we al jaren de toename in kracht van de regionale
aanspraken. Terwijl de onafhankelijke Basken en Catalanen lokale verkiezingen
winnen in Spanje, werd er in Barcelona een massale manifestatie georganiseerd
om ‘een onafhankelijk Catalonië’ te eisen (zie onderstaand artikel). Zo ook in
België waar, na de politieke crisis van 2010-2011, de Nieuwe Vlaamse Alliantie
bij de gemeentelijke verkiezingen, op basis van een Vlaamse onafhankelijkheid,
een overwinning behaalde, met als hoogtepunt die van Bart De Wever, die met
gemak tal van steden, waaronder Antwerpen, veroverde (zie bijgaand artikel). In
Groot-Brittannië zal Schotland, rijk aan minerale grondstoffen, in 2014 een
referendum organiseren over haar onafhankelijkheid! In mindere mate eist de
machtige Liga Norte in Italië al jarenlang de autonomie van het dal van de Po.
Overal gaan deze neigingen tot onafhankelijkheid gepaard met ontmoedigende
uitspraken, waarbij de arbeiders van de andere regio’s worden voorgesteld als
een soort vampiers die het fiscale en economisch bloed uitzuigen van de lokale
arbeiders.
De burgerlijke propaganda gaat dan ook door met het zoeken naar een zondebok om het failliet van haar kapitalistische systeem te verhullen. Zij kanaliseert de woede van de arbeiders en de bevolking door naar ‘schuldigen’ te wijzen die gebruikt worden om te ‘verdelen en zo beter te kunnen heersen’. Dit reactionaire nationalisme uit zich steeds openlijker ‘ongeremd’ in de media. Enerzijds beschuldigt de Duitse bourgeoisie de ‘Griekse en Cypriotische’ bevolking en arbeiders er bijvoorbeeld van echte ‘bedriegers’ te zijn, ‘luiaards’ die ‘hun belastingen niet betalen’ met als echo de voorstellen van de zogenaamde ‘Troika’ (Commissie, BCE, FMI); beschuldigt zij de ‘Spaanse of Portugese’ bevolking er eveneens van dat zij ‘op de zak’ van de Noord-Europese landen leeft. Anderzijds doen de bourgeoisie en de media van deze gewraakte landen zich voor als ‘slachtoffers van Duitsland’ en van de ‘Merkel-politiek’, door te beweren dat de stijgende ellende hen door het ‘egoïsme’ van de ‘welvarende’ buurlanden wordt opgelegd!
Als reactie op
deze walgelijke propaganda, deze gecultiveerde vooroordelen, deze onderlinge
conflicten, moeten we de noodzaak herbevestigen van de internationale eenheid
van onze strijd.
Onze echte kracht is inderdaad de eenheid van onze strijd, de eendracht
over de verschillen tussen de rassen, over de grenzen van de sectoren en
naties heen. Wij moeten onze solidariteit stellen tegen een verdeelde
wereld, gevangen in de private belangen van het kapitaal, tegenover zij
die deel uitmaken van de arrogante klasse van uitbuiters, tegenover de door de
‘Verontwaardigden’ aangeklaagde befaamde ‘1%’. Wij, die werken in steeds meer
onhumane omstandigheden, moeten ons bewust worden dat we allen de werkelijke
slachtoffers zijn van een barbaars systeem in verval. Tegenover het ‘ieder voor
zich’, moeten we ons verzamelen, samen na denken en samen discussiëren over de
middelen om onze waardigheid en onze levensomstandigheden te verdedigen.
Internationalisme /10.04.2013
[1. …]
(…) De verdeling binnen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie drukt voor alles de druk uit van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van alle burgerijen van de planeet. De botsing tussen de republikeinen en de democraten in de VS over de te volgen politiek ten opzichte van de economische depressie, net zoals de spanningen tussen de rijke regio’s in Italië (Noord Italië) en Spanje (Catatonie) (NvdR:zie verder in dit blad) en de arme regio’s van deze langen of de opkomst in een land als Nederland van de openlijk anti-Europese fracties: overal zijn dit soort toenemende spanningen vast te stellen. In dit kader zou het verkeerd zijn om de (sub-)nationalistische spanningen tussen Vlaanderen en Wallonië te zien als een ‘Belgische uitzondering’.
Het is echter eveneens onmiskenbaar dat de Belgische bourgeoisie gekenmerkt wordt door een evident gebrek aan homogeniteit; sinds de kunstmatige schepping van de Belgische staat in 1830, bestaan er al spanningen in haar midden. Deze spanningen tussen de regionale fracties zijn vooral toegenomen sinds de WOI en verergerd sinds het begin van de historische crisis aan het einde van de jaren 1960. De laatste uitdrukking van deze spanningen was de toegenomen invloed, bij de twee laatste verkiezingen, van de autonomistische Vlaamse partij NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie). In de 18 maanden eindeloos onderhandelen volgend op de federale verkiezingen van juni 2010 zijn de verschillende fracties elkaar als hongerige wolven te lijf gegaan om zich zo goed mogelijk een positie te verwerven teneinde hun overleving te verzekeren in de genadeloze strijd op de wereldmarkt, waarbij ze op sommige momenten zelfs het zicht verloren dat deze fractiestrijd het risico met zich meebracht alles te verliezen.
Ook al is de Belgische bourgeoisie echt verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar verscheuren als hun vitale belangen worden bedreigd, dan drukken ze deze conflicten naar de achtergrond en sluiten ze zich wel aaneen om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen. Het zou naïef zijn om te denken dat, als het gaat om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen - het handhaven van hun winsten, van hun deel van de markt dat bedreigd wordt door de verscherpte concurrentie –, deze burgerlijke fractie geen coalities aangaan om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen.
De geschiedenis van de laatste 50 jaar heeft ons geleerd dat de Belgische bourgeoisie op zeer handige wijze haar interne verdelingen gebruikt tegen de arbeidersklasse met een tweeledig doel:
3.1. De bewustwording afremmen met betrekking tot de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt
Geconfronteerd met het risico dat ze bij afbetaling in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde ‘sociale staat’, in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de ‘democratische Staat’ is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te verbergen voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten moet dan ook precies in deze context gezien worden. De bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de ‘democratische staat’ hierin te doen verdwijnen in een doolhof van instituten.
Het is geen toeval dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid over de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke niveaus. Er ontstond een hele reeks van federale, communautaire en regionale regeringen (zeven in totaal), er werden samensmeltingen doorgevoerd van gemeenten en stedelijke agglomeraties, samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Deze ‘hervorming’ leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuurslagen en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze ‘Staatshervorming’ als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de ‘responsabilisering’ van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio’s. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om ‘performanter’ te werken dan hun Waalse ‘concurrenten’ en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten tegen elkaar uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren in te voeren, enzovoort;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen op de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder de mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
3.2 Elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen
Als de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen, waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie, vooral door middel van haar vakbonden, eens te meer gebruik van de verheviging van een (sub)nationalistische en regionalistische tamtam om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de aanval op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constant element in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen met betrekking tot de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicale syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat, onder leiding van de PS, weerwerk zou kunnen bieden aan het nationale kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou kunnen redden. De arbeiders zouden zwaar betalen voor deze illusie, want het waren juist de regionale regeringen, die in de jaren 1970 en 1980, geleidelijk aan de Waalse mijnen en staalfabrieken zouden sluiten. Sinds het einde van de jaren 1980 kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel (NvdR:en Ford)). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’ luidt de leuze van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden zoet gehouden met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de ‘strijd van Vlaanderen om hen te redden’.
Ook vandaag, nu de arbeiders weerstand beginnen te bieden aan de aanvallen, wordt de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda door de bourgeoisie en haar vakorganisaties gebruikt, eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Als de ambtenaren dus worden aangevallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, wordt elke groep opgeroepen om te betogen voor het gebouw van hun eigen overheidsinstituut (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te slepen op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische gemeenschappelijke sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren.
[4. …]
De intensieve communautaire tamtam van de bourgeoisie, die eigenlijk quasi ononderbroken ontwikkeld werd sinds de zomer van 2008, heeft de werkers het zicht op de realiteit van de crisis en van de inzet ervan ontnomen en heeft moeilijke omstandigheden geschapen voor hun mobilisatie, voor hun strijd en voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de arbeidersreacties tot nu toe minder markant zijn geweest dan die in Frankrijk en Duitsland. Het zou bovendien een illusie zijn te denken, dat de bourgeoisie haar best zal doen om de mist in de huidige periode op te doen lossen. Integendeel, ze probeert van bepaalde opluchting in de klasse, omdat de spanningen op het vlak van het beheer van de staat geregeld schijnen te zijn, gebruik te maken om nu de kaart uit te spelen van de noodzakelijke ‘nationale eenheid’ ten opzichte van de markten. Zij roept op tot ‘nationale solidariteit’ om ‘ons land te verdedigen’ tegen de aanvallen van een ‘agressieve buitenwereld’ en om de ‘fouten van het verleden goed te maken’. Voor de arbeidersklasse in België was de situatie deze afgelopen jaren moeilijk en die zal nog wel enige tijd moeilijk blijven.
(…) Alle elementen, ontwikkeld in dit rapport, laten zien dat het verschil met de sociale situatie in de andere Europese landen meer een kwestie van perceptie en van bewustwording is dan een objectieve realiteit: de economische en sociale werkelijkheid in België loopt geheel parallel met die in landen als Frankrijk en Nederland.
Bijgevolg kan de situatie snel evolueren, zoals de ‘Arabische lente’ (…) in Tunesië of Egypte, de bewegingen van de ‘Indignados’ in Spanje of ‘Occupy’s vooral in de VS hebben laten zien. Deze bewegingen sinds 2011, hoe beperkt ze ook nog zijn, laten een oprechte wil zien samen collectief te discussiëren en collectief na te denken en te strijden, de rug toe te keren aan het individualisme van het kapitalisme. Het feit dat deze bewegingen zich ontwikkelen op internationaal niveau geeft hun een beslissende betekenis. Ze geven aan dat de arbeidersklasse in België zeer snel de weg van de strijd terug kan vinden. En als de beweging eenmaal op gang is kan ze met meer strijdbaarheid en vastberadenheid dan elders reageren. Ook op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de wat de campagnes van de bourgeoisie beweren, geen uitzondering.
Internationalisme / 18.12.2011
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.34 MB |
Internationalisme 359 - 3e kwartaal 2013
Op 15 december berichtte de Frankfurter Allgemeine Zeitung over een reis van de Duitse psychotherapeut Georg Pieper naar Griekenland:Griekenland zag er in oktober 2012 voor hem (de psychotherapeut Georg Pieper) als volgt uit: “Hoogzwangere vrouwen rennen bedelend van ziekenhuis naar ziekenhuis, maar omdat ze noch een ziektekostenverzekering noch genoeg geld hebben, wil niemand hen helpen hun kind ter wereld te brengen. Mensen, die kortgeleden tot de middenklasse behoorden, rapen in een voorstad van Athene groente en fruitresten van de straat.” Een oude man vertelt aan een verslaggever dat hij de medicijnen voor zijn hartkwaal niet meer kan betalen. Zijn uitkering werd, net zoals de uitkering van vele anderen, met vijftig procent gekort. Meer dan veertig jaar heeft hij gewerkt; had dacht dat hij alles juist gedaan had, nu begrijpt hij de wereld niet meer. Wie in een ziekenhuis wordt opgenomen moet zijn eigen beddengoed meenemen, net zoals zijn eten. Sinds het schoonmaakpersoneel ontslagen werd, maken artsen, verpleegsters en verplegers, die al maanden geen loon meer gekregen hebben, de toilettenschoon. Er is een tekort aan wegwerphandschoenen en katheders. De Europese Unie waarschuwt voor de hier en daar heersende hygiënische omstandigheden, die een gevaar vormen voor de uitbreiding van infectieziekten.” (15.12.2012)
Tot dezelfde conclusie kwam Marc Sprenger, Directeur-Generaal van het Europese Centrum voor de Preventie en Controle van Ziekten (ECDC). Deze waarschuwde op 6 december dat de ineenstorting van de gezondheidszorg en een minimum aan hygiëne in Griekenland in heel Europa tot een epidemie kan leiden. Er is geen geld voor handschoenen, verplegersjassen en desinfectiedoeken, verband en watten, katheders en papieren doeken om de bedden te bedekken waarop onderzoek gedaan wordt. Patiënten met gevaarlijke infectieziekten zoals tuberculose krijgen niet de noodzakelijke behandeling, het risico voor de uitbreiding van resistente virussen in Europa neemt toe.
In de 19e eeuw stierf vaak een-derde van de patiënten door het een gebrek aan hygiene in de ziekenhuizen, met name onder de vrouwen bij de geboorte van het kind. Wat enerzijds voor een groot deel terug te voeren was op onwetendheid, namelijk op het feit dat veel artsen en verplegers, voor de ingreep, niet hun handen wasten en vaak met een met bloed bevlekte doktersjas van de ene naar de andere patiënt renden, werd door de nieuwe kennis (bijvoorbeeld door Semmelweis of Lister), die werd opgedaan, teruggedrongen. Nieuwe maatregelen op het vlak van de hygiëne en ontdekkingen over het overdragen van ziektekiemen maakten een duidelijke reductie mogelijk van infectiegevaren in de ziekenhuizen. In de tussentijd behoren wegwerphandschoenen en wegwerpgereedschap in de operatiekamers tot de minimale standaard van de moderne medische praktijk. Maar in tegenstelling tot de toestanden in de 19e eeuw zijn de huidige gevaren die in de ziekenhuizen in Griekenland te zien zijn, geen teken van onwetendheid, maar een uitdrukking van de bedreiging van de mensheid door een volkomen, achterhaald productiesysteem.
In Griekenland bevond zich eens het hoogste niveau van de beschaving. Als daar de gezondheid van de mensen nu bedreigd wordt doordat wegwerphandschoenen niet te betalen zijn; als daar de zwangere vrouwen die zich voor de bevalling in het ziekenhuis melden, afgewezen worden omdat ze geen geld of geen ziektekostenverzekering hebben; als daar de mensen met een levensbedreigende hartkwaal hun medicijnen niet meer kunnen betalen, dan is dit niets anders dan een moedwillige en levensgevaarlijke aanval op de mensen. Het feit dat er in een ziekenhuis het voor de hygiene onmisbare schoonmaakpersoneel niet meer betaald wordt en artsen net als verplegers, die zelf al lange tijd geen loon hebben ontvangen, de schoonmaaktaken moeten overnemen, werpt wel een bijzonder licht op het herstel van de economie, waarover de heersende klasse praat.
Door de ineenstorting van het gezondheidsstelsel, maar ook door een toename van de consumptie van alcohol en drugs daalde de levensverwachting in Rusland na 1989 met vijf jaar. Maar niet alleen in Griekenland werd de gezondheidszorg afgebroken, niet alleen in Griekenland gaat de gezondheidszorg beetje bij beetje ten gronde. Ook elders wordt de gezondheidszorg steeds meer ontmanteld, zoals in Spanje. Om kosten te sparen wordt in Barcelona, een belangrijk oud industrieel centrum, de spoedeisende hulp soms maar enkele uren geopend, net als in andere steden. In Spanje, Portugal en Griekenland krijgen veel apotheken, door betalingsmoeilijkheden van de patiënten of door hun eigen betalingsmoeilijkheden geen levensbelangrijke medicijnen meer. Zo levert de Duitse firma Merck niet langer haar medicijn tegen kanker “Erbitux” aan Griekse ziekenhuizen. Biotest, een bedrijf dat uit bloedplasma middelen wint ter behandeling van hemofilie en tetanus, heeft haar leveringen in juni al stopgezet vanwege onbetaalde rekeningen.
Kwamen we tot nog toe een desolate medische verzorging hoofdzakelijk tegen in Afrikaanse landen of in regio¡¯s die door de oorlog ontwricht zijn, nu zorgt de crisis ook in de industriële centra van het Westen er steeds meer voor dat levensnoodzakelijke behoeften zoals een goede gezondheidszorg steeds meer op het altaar van de winst opgeofferd wordt. Dus geen medische
verzorging gebeurt niet meer op basis van de medische mogelijkheden, maar op basis van de contante betaling. (1) Deze ontwikkeling laat zien dat de kloof tussen wat technisch mogelijk is en wat het in werkelijkheid laat zien systeem steeds groter wordt. Hoe meer de hygiëne onder druk staat hoe groter het gevaar wordt van ongecontroleerde epidemie¡¡n. Denk maar eens aan de Spaanse griep, die aan het einde van de Eerste Wereldoorlog Europa teisterde, waarbij meer dan 20 miljoen mensen stierven. De oorlog, met alle daarmee gepaard gaande honger en ontberingen, had de voorwaarden geschapen voor de uitbraak van deze griep. In het huidige Europa wordt dezelfde rol gespeeld door de economische crisis. In Griekenland nam de werkloosheid in het laatste kwartaal met 25% toe; de jongerenwerkloosheid van mensen onder de 25 jaar nam toe tot 57%, 65% van de meisjes zijn werkloos.
De vooruitzichten wijzen allemaal op een grotere toename tot 40% in 2015. De verarming, die daarmee gepaard gaat, betekende dat ¡°door een achterstand in betaling zijn reeds de hele woonwijken en appartementcomplexen zijn afgesneden van iedere voorziening van olie. Om te voorkomen dat mensen bevriezen in hun huizen tijdens de winter, hebben velen een klein kacheltje gekocht, hout gestookt. Mensen verzamelen het hout illegaal in de naburige bossen. In het voorjaar van 2012 schoot een man van 77 jaar zichzelf dood voor het parlementsgebouw. Net voordat hij zichzelf doodschoot, hoorde men hem schreeuwen: “Ik wil geen schulden achterlaten voor mijn kinderen.” In de laatste drie jaar is het aantal zelfdodingen in Griekenland verdubbeld. (Idem)
Naast Spanje met de Straat van Gibraltar, Italië met Lampedusa en Sicilië, vormt Griekenland de belangrijkste poort voor toegang tot Europa voor vluchtelingen uit de regio’s van Afrika en het Midden-Oosten die door de oorlog totaal ontwricht en verarmd zijn. De Griekse regering heeft een reusachtig hek gebouwd op de grens met Turkije en vluchtelingenkampen opgezet, waar in 2011 meer dan 55.000 “illegalen”waren geïnterneerd. De rechtse partijen proberen een pogrom-atmosfeer te kweken gericht tegen deze vluchtelingen, door hen ervan te beschuldigen dat ze “vreemde ziekten”importeren en dat ze gebruikmaken van de bronnen die toebehoren tot de “autochtone” Grieken. Maar de ellende die miljoenen ertoe drijft hun land van oorsprong te ontvluchten en die nu we nu in de ziekenhuizen en door de straten van Europa zien zwalken, komt voort uit dezelfde oorsprong: een maatschappelijk systeem dat een hinderpaal is geworden voor alle menselijke vooruitgang.
Dionis / 04.01.2013
(1) In de opkomende landen zoals India worden steeds meer privé-ziekenhuizen geopend, die alleen toegankelijk zijn voor de rijke Indiase patiënten en voor de meer koopkrachtige buitenlandse patiënten. Ze bieden behandelingen aan die veel te duur zijn voor de meerderheid van de mensen uit India zelf. En veel van de buitenlandse patiënten, die als medische toeristen naar de Indiase privé-klinieken komen, kunnen hun behandeling in hun “eigen land” niet betalen.
Eind augustus 2013 organiseerde de IKS een ontmoetings- en discussiedag rond de vraag of we geconfronteerd worden met een terugkeer van de jaren 1930? Wat is er gemeenschappelijk tussen beide periodes en wat is er nu juist verschillend? En vooral: waarom?
De directe aanleiding hiertoe waren de vele discussies rond dit thema die sinds de economische dip van 2008 de kop opstaken. Er bestaat enige grond om te denken dat we nu weer terug zijn in de jaren 1930. Het is waar dat we op dit moment geconfronteerd worden met
- de diepste crisis in de geschiedenis van het kapitalisme sinds de jaren 1930;
- een nooit geziene veralgemeende aanval op de lonen, de werkgelegenheid, de pensioenen en andere uitkeringen, zoals men vooral kan vaststellen in Griekenland, Spanje, Portugal;
- moeilijkheden, ja, het failliet van de banken met op de achtergrond het gevaar van een dreigende ineenstorting van het hele financiële systeem;
- een barbaarse ontwikkeling van oorlogen zoals in Centraal Afrika, Mali, Libië, Syrië en imperialistische spanningen in vele regio’s overal ter wereld;
- steeds straffere ideologische campagnes, zoals die van extreem-rechts en het populisme, vooral gebaseerd op nationalisme, regionalisme en vreemdelingenhaat;
- een strijdniveau in de centrale landen van het kapitalisme, zoals in Nederland, België, maar vooral in Groot-Brittannië en Duitsland, dat een serieuze teruggang kent, nadat de manifestaties rond de Indignados en Occupy uitgedoofd zijn.
Maar wil dit zeggen dat we de campagnes ter verdediging van de burgerlijke democratie moeten volgen van allerlei ultra-linkse groepen zoals de LSP of de Internationale Socialisten die op hun ‘festivals’ in 2013 de “strijd tegen de gevaarlijke opkomst van extreemrechts en het nationalisme in Europa, en de anti-fascistische strijd” centraal stelden?
Ook een aantal groepen en individuen, die zich op hun zoektocht bewegen in het gebied tussen een burgerlijk en een proletarisch perspectief, denken dat we te maken hebben met een situatie die vergelijkbaar is met die van de jaren 1930. Een greep:
“Ik zie grote overeenkomsten met de crisis van de jaren dertig in de vorige eeuw (….) Het gaat hierbij niet om uitwassen van het kapitalisme, maar om de systeemeigen kenmerken van een economische politiek en ideologisch maatschappijtype. Door de val van de voormalige stalinistische Oostbloklanden wist het kapitalisme haar ideologische kredietwaardigheid nog enigszins te prolongeren”. (De As 169/170, 2010)
"De eeuwige terugkeer van fascisme in tijden van crisis. Waarom steekt het fascisme telkens opnieuw de kop op in crisistijd? (Discussieavond “Fascisme kun je niet eten”, Basta!, KSU, 10-10-2013)
"Sinds 2008 verkeert de bevolking van Europa in een crisis die zijn weerga niet kent. In veel Europese landen verpaupert de bevolking in snel tempo. Ook in ons land heeft de crisis toegeslagen. Massale ontslagen in onder andere de bouw en de zorg. Wachtlijsten voor de voedselbank, grote werkloosheid met name onder jongeren, ouderen die geen thuishulp meer krijgen, huisuitzettingen door onbetaalbare huren, studeren straks alleen nog voor de rijken, mensen in overheidsdienst al jaren op de nullijn. Voor al deze ellende moet een zondebok gevonden worden. (…) Uit de geschiedenis kunnen we leren dat racisme welig kan tieren daar waar de armoede toeneemt. (…) Een vergelijking met de jaren 30 van de vorige eeuw dringt zich op. De haat tegen de joden werd toen ook mede gevoed door de crisis. (Platform Stop Racisme en Uitsluiting, september 2013)
Dit alles in een economisch en sociaal klimaat van massale werkloosheid, dat inmiddels de toestand van de jaren dertig overstegen heeft en de ‘hoogste, en tegelijkertijd meest barbaarse’ vorm is van de door het kapitaal gedomineerde vermindering van de arbeidstijd. (Arbeidsduurverkorting in het belang van het kapitaal, Marxistische Studies nr. 101)
Ook enkele deelnemers van de discussiekring Spartacus (Antwerpen) en de AAUG (Utrecht) die aan de discussiedag deelnamen, deelden een aantal van die inzichten.
Ofschoon de huidige situatie inderdaad sterke overeenkomsten vertoont met die van de jaren 1930 is deze toch niet dezelfde. Om het verschil te begrijpen stelde de IKS het concept historisch perspectief, ook historische koers genaamd, voor. Het is een concept dat de IKS heeft overgeleverd gekregen van één van haar belangrijkste voorgangers: Bilan (1). Het is volgens ons het beste instrument om een adequaat antwoord te vinden op de vraag of we geconfronteerd worden met een terugkeer van de jaren 1930 en stond dan ook centraal in de inleiding.
In de discussie zelf werd sterk de nadruk gelegd op welke functie het fascisme bekleedde in de jaren 30 en vandaag en of er wel een automatische link is tussen de verdieping van de economische crisis en het aan de macht komen van extreem rechts. Dit werd bekeken in relatie tot een arbeidersklasse die vandaag, in tegenstelling tot in de jaren 1930, niet verslagen is op wereldschaal, noch fysiek, noch politiek.
De benadering van de IKS van het vraagstuk van de historische koers is gebaseerd op de methode van Bilan, wier politieke activiteit in de jaren 1930 werd opgestart na een erkenning dat de nederlaag van de revolutionaire golf 1917-1923 en het begin van de crisis van 1929 een koers naar imperialistische oorlog had geopend. Net zoals Bilan verdedigt de IKS dat het een fundamentele en cruciale taak is van de revolutionairen organisaties de algemene lijnen van de sociale ontwikkeling voor een bepaalde periode aan te geven. Het kapitalisme is geen “economische objectieve fataliteit”, maar een sociale verhouding. Deze verhouding bepaalt in grote lijnen de politiek van de bourgeoisie. Juist omdat subjectieve factoren (bewustzijn) niet onmiddellijk en mechanisch bepaald worden door objectieve voorwaarden (o.a. economische omstandigheden) is het zo belangrijk de analyse van de situatie vanuit dit concept te benaderen.
Maken we nu opnieuw de jaren 1930 mee en kondigt zich een veralgemeende oorlog aan of opent er zich een revolutionair perspectief? Dit is een kwestie van groot belang. De dynamische revolutionaire gedachte stelt zich niet tevreden met een ‘beetje van dit’ en een ‘beetje van dat’, allemaal door elkaar gehusseld in een sociologisch sausje dat geen enkele richting aangeeft aan de strijd van de klasse. Als marxisme ons alleen een analyse van het verleden zou leveren, om vervolgens te kunnen zeggen ‘goed, we zien wel ...’, dan zou het van weinig nut zijn. Sociale actie, klassenstrijd, vraagt om een diepgaand begrip van de elementaire krachten die erin betrokken zijn, ze vraagt om een inzicht in het perspectief. De actie van het proletariaat verschilt al naar gelang zijn bewustzijn van de sociale werkelijkheid, en naar de krachtsverhouding van dat moment tussen proletariaat en bourgeoisie, wel of niet aan de spits van de strijd. Hetzelfde geldt voor de georganiseerde mogelijkheden voor de tussenkomst van revolutionairen in de klasse. De ontwikkeling van het bewustzijn in de klasse verschilt, al is het dan niet op het vlak van haar fundamentele inhoud, dan in ieder geval toch in haar uitdrukking: al naar gelang het antwoord op de vraag: gaan we in de richting van oorlog, of in de richting van een revolutionaire confrontatie!
Dit instrument van de historische koers is voor de revolutionairen van wezenlijk belang omdat ze haar in staat stelt om, tegen alle andere geluiden, vast te stellen dat we op dit moment in geen geval terug zijn in de jaren 1930.
Ook dit jaar was er weer een enthousiaste kern aanwezig om het debat aan te gaan. De meesten kwamen vanuit de ervaringen in de Occupy of uit een discussiegroep en wilden graag hun inzichten uitwisselen en deze confronteren met de visie van de IKS.
In een eerste ronde werden vooral veel frappante kenmerken van de huidige periode opgeworpen, die erop duiden dat er bij velen inderdaad een soort schrik bestaat voor een herhaling van de jaren 30. Naast de hevigheid van de economische crisis –waarbij verschillende deelnemers met vragen kwamen naar de diepere oorzaak ervan- werden de desastreuze gevolgen op ecologisch vlak en de enorme wapenwedloop aangehaald, onder meer door China, Pakistan, India en Rusland. Tegelijkertijd ontstaan er telkens nieuwe onblusbare brandhaarden, zoals in Mali en Syrië. Verder werd ook de vraag opgeworpen of Europa niet stilaan meer centralistisch wordt en of we de rechtse toer opgaan. Hoe moeten wij de opkomst van Gouden Dageraad (Griekenland) en Le Pen (Frankrijk) plaatsen? Moet er vandaag opgeroepen worden tot strijd tegen het fascistisch gevaar? Tenslotte kwam ook de zwakheid en de verdeeldheid van de reacties aan bod. Hoe moeten we deze feiten begrijpen?
Andere vragen die de discussie doorkruisten waren:
- Vinden wij het belangrijk om na te denken over de inschatting van de historische periode?
- Zijn de vragen die wij stellen nuttig voor onze huidige activiteiten? Geven zij ons een perspectief?
- Kunnen wij vandaag een oproep doen om een soort nieuwe Indignados of Occupy-beweging te ontwikkelen?
- Was het verstandig om in de jaren 1930 op te roepen tot revolutie en het oprichten van een 4e internationale, zoals Trotsky deed (2)?
Veel vragen konden niet in de discussie worden uitgespit wegens tijdgebrek.
Drie thema’s stonden centraal bij de antwoorden:In de discussie was het voor de meeste deelnemers duidelijk dat de noodzaak van het kapitalisme om te accumuleren en te groeien ten koste gaat van de maatschappelijke noden en het milieu. “Die groei moet stoppen” werd gesteld. Daarop werd geantwoord dat er echter niet wordt geproduceerd voor het lenigen van de behoeften van de mensheid, maar om de winst op zich. De geproduceerde waren zijn slechts een tussenstadium om van een beginkapitaal uiteindelijk een groter eindkapitaal te maken. Dat zit in het wezen zelf van het kapitalisme. Er zal pas een eind aan komen als de arbeidersklasse niet langer als subject van uitbuiting en onderdrukking wil fungeren, maar zijn rol opneemt als drager van een toekomstige samenleving die wel gebaseerd is op een productie ter bevrediging van de menselijke behoeften.
In het tweede luik werd nog eens teruggekomen op de intro en de IKS riep op om een zekere afstand te nemen. Om twee historische periodes te vergelijken kunnen we ons er niet toe beperken enkele elementen uit de ene en de andere periode te halen, hoe belangrijk die ook zijn – zoals de crisis, de opkomst van uiterst-rechts, een zeker succes van xenofobe en racistische thema’s, enz. We moeten die elementen terugplaatsen in de context van de dynamiek van de maatschappij en dus ook de krachtsverhouding tussen bourgeoisie en proletariaat.
In de jaren 1930 ondersteunden brede nationale fracties van de heersende klasse, in het bijzonder binnen de grote industriële groepen, het aan de macht komen van de fascistische regimes. In Duitsland waren dit o.a. Siemens, Krupp, Thyssen, Messerschmitt, IG Farben. Zij groepeerde zich in « Konzerns », een fusie van financieel en industrieel kapitaal, die de sleutelsectoren van de oorlogseconomie controleerde. In Italië zijn de fascisten ook gesubsidieerd door de grote Italiaanse patroons zoals Fiat, Ansaldo, Edison. Al snel volgde het geheel van alle industriële en financiële kringen gecentraliseerd binnen de Confinindustria of de Bankenassociatie hun voorbeeld. Daar waar nodig werden de fascistische programma’s aan de noden van het nationaal kapitaal aangepast en de ongewenste fracties uitgeschakeld. De opkomst van fascistische regimes stemde overeen met de behoeften van het kapitalisme: alle machten binnen de staat moesten worden geconcentreerd, de oorlogseconomie moest worden versneld, de militarisering van de arbeid moest worden doorgevoerd., vooral in de landen die hun deel van de imperialistische koek opeisten.
Vandaag echter zijn de ‘economische programma’s’ van de rechtse of populistische partijen ofwel onbestaand of niet-toepasbaar vanuit het oogpunt van de verdediging van de belangen van de bourgeoisie. Ook op imperialistisch vlak bieden ze geen alternatief. En vooral is er geen sprake van die andere onmisbare voorwaarde voor de vestiging van het fascisme: de voorafgaande fysieke en politieke nederlaag van het proletariaat. Ondanks de moeilijkheden om zich te doen gelden op een uitgesproken klasseterrein, kent de arbeidersklasse vandaag geen beslissende fysieke of politieke nederlaag. We leven niet in een contra-revolutionaire periode.
Om deze redenen is er vandaag geen onmiddellijk gevaar voor de terugkeer van fascistische regimes. De bourgeoisie vandaag gebruikt het zgn fascistische gevaar om de arbeidersklasse achter de verdediging van de burgerlijke democratie, d.w.z. de burgerlijke staat, te mobiliseren.Zo kwamen wij op de vraag: is de arbeidersklasse nog wel een revolutionair subject? De IKS stelt dat juist omdat velen niet meer of nog niet zien dat de arbeidersklasse nog steeds het revolutionaire subject is, de kracht die leiding zal geven aan de revolutionaire omwenteling tegen het kapitalisme, er een onderschatting of miskenning is van het concept van het historisch perspectief voor de analyse van de wereldsituatie.
‘Paniek’ is een slechte raadgever, want hoewel het waar is dat de arbeidersklasse enigszins aangeslagen en verdeeld is, ligt de oorzaak daarvan niet zozeer bij het feit dat ze heterogeen zou zijn, maar omdat zij een opdoffer heeft gekregen door de tientallen jaren aanslepende campagne over de ‘dood van het kommunisme’.
De leugen dat stalinisme gelijk staat aan kommunisme heeft een verwoestend effect gehad op zowel de strijdbaarheid als op het perspectief van de proletarische strijd. Het is van het grootste belang, zo werd door de IKS geargumenteerd, om de term arbeidersklasse niet louter sociologisch, maar politiek en historisch te stellen. Een krachtsverhouding opbouwen t.o.v. de heersende klasse is een hoogst politieke zaak. De verantwoordelijkheid van de politieke minderheden in de klasse is dan om het klassebewustzijn, die de hefboom is voor de opbouw van een werkelijk alternatief, te helpen ontwikkelen. Velen op de discussie waren het eens dat het onze taak is om de mythe te doorbreken dat er geen ‘alternatief’ zou bestaan. Verschillende deelnemers zagen deze zoektocht naar alternatieven al tijdens de Indignados en Occupybewegingen. Ook in het opduiken van discussiekringen en studiegroepen rond ‘het kapitaal’, maar ook in het feit dat er weer zoveel sprake is van ‘utopische denkbeelden’ in reactie tegen de ‘realpolitik’ zien zij hiervan bewijzen. (3)
Het theoretische concept van het historisch perspectief is een onmisbaar instrument om de huidige periode in te schatten. In een tijdperk waarin het besef groeit dat de strijd langdurig zal zijn, is dergelijke theoretische overdenking en verdieping een dimensie die de strijd van morgen voorbereid. Het sterkt ons om in te gaan tegen het blinde en kortzichtige activisme, dat van euforie onmiddellijk vervalt in moedeloosheid of wanhoop wanneer de protestbewegingen tijdelijk terugvallen.
De ontwikkeling van dit inzicht kan ons meer kracht en vastberadenheid geven bij onze deelname in de strijd. Samen met de ontwikkeling van de solidariteit in de strijd is het een belangrijke factor in het herwinnen van het gevoel van de klasse-identiteit en dus van de ontwikkeling van de strijd op klasse terrein. En daaruit kan er zich een zelfvertrouwen ontwikkelen van een klasse, die het historisch project in zich draagt voor de gehele mensheid.
Het feit dat hierover enthousiast kon worden gedebatteerd met de overwegend jongere deelnemers, al zijn ze vandaag nog een kleine minderheid, mag een geslaagd initiatief worden genoemd.Een uitgebreide leestafel rond het onderwerp en ook rond de IKS-standpunten in het algemeen verschafte de aanwezigen genoeg stof om de discussie verder te zetten.
Zyart/Lac / 09.02.2014 (1) Bilan is het blad van de linkerfractie van de communistische partij van Italië (verscheen 1933-1938).Deze ontstond nadat verschillende kameraden op de vlucht waren voor het Italiaanse fascisme en de partij van Bordiga (met zijn kameraden) als een der laatsten in 1926 werd uitgesloten uit de Kommunistische Internationale.(2) Alle analyses van de internationale situatie die Bilan maakte - deze van de nationale strijd in de perifere landen, de ontwikkeling van de Duitse macht in Europa, het Volksfront in Frankrijk, de integratie van de USSR op het imperialistische schaakbord of de zogenaamde Spaanse Revolutie - waren gebaseerd op de erkenning dat de machtsverhouding aanzienlijk in het nadeel van het proletariaat was geëvolueerd en de bourgeoisie de weg voor een imperialistische slachting effende. Daar tegenover staat de visie van Trotski, voluntaristisch en idealistisch, die zag toen het moment net geschikt om een 4e internationale op te richten. De inspanningen om een massaorganisatie te verzamelen in zo’n periode kon alleen maar leiden tot opportunisme.
(3) Lees ook het artikel in deze krant dat hier verder op in gaat
In het laatste jaar gaan er steeds meer stemmen op om radicalere eisen te stellen en een oplossing te zoeken in een meer fundamentele omvorming van de maatschappij. De strijdbewegingen van de afgelopen jaren (Occupy, Indignados, enzovoort) hebben duidelijk gemaakt dat gedeeltelijke eisen alleen, eisen op bijzondere terreinen van de maatschappij, wel een uitgangspunt kan zijn voor de strijd, maar als deze geen vervolg krijgen en niet verder ontwikkeld worden door en in de strijd zelf, op een bepaald moment toch vastlopen. Het is de tekst van Sander van de KSU, die dit vraagstuk probeert te beantwoorden.
“Streven naar hervormingen lijkt misschien realistischer, maar toch is het waardevol om te strijden voor een samenleving die volledig is, zoals jij die voor je ziet. Door hervormingen te eisen riskeer je dat je de strijd verzwakt als je eisen eenmaal zijn ingewilligd.” (…) Onderliggende oorzaken (…) zijn gemakkelijk over te nemen door gematigde partijen die vervolgens het verzet inkapselen. Wanneer je echter strijdt voor een totaal andere samenleving” (…) dan “kun je daarop verder bouwen, omdat je einddoel van begin af aan een totaal andere samenleving is en zo kun je doorgaan naar datgene wat je daadwerkelijk voor ogen hebt”. (Sander van Lanen; KSU)
En Sander is niet de enige die constateert het stellen van ‘realistische eisen’ de strijd niet verder brengt. Ook andere pleiten voor verdergaande eisen te stellen:
“Wie kunst laat vermarkten, schaft immers de belofte op de toekomst af. Want waarachtige kunst is onmaat, mogelijkheidszin en verbeelding en dat is waar verandering begint. Ook de kunstenaar en cultuurliefhebber moeten, wat betreft cultuurbeleid dan, durven nadenken over radicale verandering.” (De verbeelding aan de macht! Ook in het cultuurbeleid; 20-09-2013; DeWereldMorgen)
“De afgelopen jaren hebben mij geleerd dat vele mensen inmiddels weten dat radicale verandering onvermijdelijk is. De sociale, ecologische en economische crises zijn niet op te lossen met ‘business as usual’. Bestaande concepten hebben geleid tot de crises en kunnen niet gebruikt worden om haar op te lossen.” (Martijn Jeroen van der Linden, bedrijfseconoom, Hoogeveen)
Maar hoe kan je nog radicalere eisen stellen als je al gestreden heb voor de opheffing van het kapitalisme? Enigszins gedesoriënteerd, maar niet ontmoedigd en verslagen, trekken de strijdbare makkers van de KSU zich terug om de wonden te likken en de lessen te trekken, op zoek naar een andere manier om een grotere bres te slaan in de muur van de kapitalistische staat. Op de website van de Kritische Studenten Utrecht zijn verschillende artikelen verschenen, die een aanzet proberen te geven tot een nieuw strategische concept voor de komende strijd.
Allerlei groeperingen, voornamelijk anarchistische, bewandelen al jarenlang dezelfde platgetrapte paden. De KSU één van de weinige groepen in het politiek milieu waar nog enig leven in zit en de capaciteit lijkt te bezitten om een ander pad te bewandelen, in een poging om uit de impasse te komen, waarin ze, gedeeltelijk door haar eigen activisme, is terechtgekomen. De KSU (Kritische Studenten Utrecht) is een groeperring die al een flink aantal jaren bestaat. Ze is geen klassieke actiegroep. Alhoewel niets erop wijst dat er veel discussies plaatsvinden binnen de groep, zijn de deelnemers toch geïnteresseerd in theorie. Regelmatig verschijnen er teksten, meestal overgenomen, die een of ander thema uitdiepen
De groep is vrij heterogeen, heeft geen vast ideologisch concept (anarchistisch, situationistisch, modernistisch, enzovoort) en ontwikkelt voornamelijk activiteiten in het kader van het hoger onderwijs en de wetenschap. Ook al is de kern al enige jaren vrijwel dezelfde gebleven, toch trekt ze regelmatig nieuwe, jonge mensen aan die er, met frisse ideeën, weer wat meer leven in kunnen blazen. Heel recent nog door de publicatie van enkele bijdragen over een utopistische strategie , die de anti-kapitalistische strijd mogelijk weer enig perspectief kan geven.
Neem bijvoorbeeld het artikel getiteld: “Ecotopia”, waarin wordt een getracht om, tegen de continue groeidrift en oneindige consumptie waartoe het kapitalistische productiewijze leidt, een utopisch alternatief te schetsen van een maatschappij waarin de natuur centraal staat.
Een tweede artikel op de site, getiteld: “Realiteit boven dromen en verbeelding?” schrijft: “Dromen van een betere wereld. Onrealistisch! Onpraktisch! Tijdsverspilling! Gevaarlijk? We zijn de waarde van idealisme vergeten.”
In een derde artikel op de site van de KSU, genaamd: “Onpraktisch denken als praktische oplossing?” kan men lezen: “… anderen kiezen meteen voor het uiteindelijke doel en stellen utopische eisen.” (….) “Door het doel breder te stellen zullen meer mensen zich kunnen vinden in het doel (….) Het lijkt utopisch, maar het is misschien wel de meest praktische aanpak”.
Dat de bovengenoemde drie artikelen niet de behoefte tot uitdrukking brengen van een toevallige groep, maar beantwoord aan een meer algemene behoefte onder de niet-uitbuitende lagen van de maatschappij, blijkt uit het feit er in het afgelopen jaar verschillende boeken zijn verschenen over utopie:
- De nieuwe coöperatie tussen realiteit en utopie; Walter Lotens.
- Van crisis naar haalbare Utopie; Jan Bossuy.
- De nieuwe democratie en andere vormen van politiek; Willem Schinkel.
Daarbij is het niet bij gebleven, want verder heeft:
- Konfrontatie een nummer van haar tijdschrift voor een groot deel gewijd aan de kwestie van de utopie.
- Een jaar geleden een serie van drie radiouitzendingen plaatsvonden over utopische gedachte.
- Er onlangs nog een forumdiscussie plaatsgevonden in Leiden over hetzelfde onderwerp.
Anti-kapitalisme is dus niet genoeg, dat hebben de makkers van de KSU inmiddels waarschijnlijk ook wel begrepen. Dat was overigens al eens onderstreept in een eerdere bijdragen op de site van de Kritische Studenten Utrecht. (1) Er moet ook een vooruitzicht zijn, een reëel perspectief op een andere maatschappij. Deze vertegenwoordigt een andere toekomst, vormt een aantrekkingskracht die de huidige strijd richting en inspiratie kan geven. Volgens Willem Schinkel hebben dan ook we meer utopische verbeeldingskracht nodig, want dat vormt juist een middel om boven de “politiek van het loutere probleemmanagment” uit te stijgen.
Om het louter anti-kapitalistische karakter van de strijd te overstijgen, leggen sommigen de nadruk op het belang van dromen. Want utopisch denken is de kunst om te dromen van een alternatief. Om onze realiteit te ontstijgen, moeten we inderdaad leren om over de horizon van het kapitalisme kijken en inhoud te geven aan een visie van een alternatieve en betere wereld. Om in gedachten vorm te geven aan een dergelijke toekomst moeten we ons inschrijven in een zeker ideaal, ook al blijft deze gebaseerd op een materiële grondslag. Bevrijd van de noodzaak om een praktische oplossing te bedenken voor de dagelijkse ellende binnen het kapitalisme, ontstaat er ruimte om in onze gedachten een ideale voorstelling te scheppen.
‘Verbeelding aan de macht!’, luidde de beroemde leuze van de mei-revolte in 1968.Niet dat de verbeelding voldoende is om een andere maatschappij te realiseren. Maar verbeelding kan een belangrijke functie vervullen.“We moeten weer durven dromen. Want dromen van een betere wereld, betekent kritisch reflecteren op de huidige. Als je namelijk nadenkt over dingen die onmogelijk lijken, wordt je in staat om gesteld buiten de kaders te kunnen denken, ongeacht of je idee wel of niet ‘realistisch’ is”. (“Realiteit boven dromen en verbeelding?”)
De strijd tegen het kapitalisme bestaat uit drie componenten:
- de strijd tegen de aanvallen op onze materiele levensvoorwaarden: ons inkomen en op het onderwijs, de gezondheidszorg, de ….
- de strijd om de politieke macht: de vervanging van het systeem van het private eigendom door het gemeenschappelijke eigendom
- de strijd tegen de vervreemding, tegen de vernauwing van ons bewustzijn, tegen de afstomping door de machine-achtige manier van leven als belangrijke aspecten van culturele component van de strijd
Deze derde, culturele component van de strijd kenmerkt zich door fundamentele menselijke eigenschappen, zoals morele verbintenis (de stem van het innerlijke) en artistieke gevoelens (het gevoel voor schoonheid), maar ook door aspecten als de verbeelding, de creativiteit, de intuïtie. “De verbeelding beschikt over alles; zij beslist over schoonheid, recht en geluk, die alles betekenen in de wereld.” (Blaise Pacal) De strijd van “voor het socialisme is niet slechts een kwestie is van brood en boter, maar één culturele beweging …”. (Rosa Luxemburg)
In de ogen van Henriëtte Roland Holst kreeg de strijd pas haar betekenis als verstand en intuïtie samenvloeiden. Het ging haar erom te “luisteren naar de innerlijke stem”, waarbij waarachtigheid en meegevoel de twee voornaamste psychische krachten” zijn. Volgens Henriëtte Roland Holst wordt de wereld door middel van het verstand niet in zijn geheel gekend. De intuïtie, het gevoel, de waarneming en hun synthese in de verbeelding zijn de andere onmisbare componenten (“Communisme en Moraal”)
“Door het doel breder te stellen zullen meer mensen zich kunnen vinden in het doel (….) Het lijkt utopisch …” Het vooropstellen van een utopie, in het kader van de eisenstrijd, heeft in de huidige periode echter nog nooit geleid tot een vorm van algemene mobilisatie van werkers, studenten, werklozen De ‘utopische’ eis: een basisinkomen voor iedereen, die al enkele tientallen jaren door ultralinks wordt uitgespeeld, leidt tot het tegendeel van vereniging in de strijd. De vergelijkbare eis van “vrij onderwijs”, welke de KSU onlangs als een ‘utopische’ eis naar voren had geschoven, heeft dan niet gewerkt. Dat komt omdat de ‘utopie’ zich niet beweegt op het vlak de materiele strijd, maar iets typisch is voor de ‘geestelijke’ strijd
Natuurlijk, de strijd voor de verdediging van de materiële levensomstandigheden is en blijft onder de huidige omstandigheden de allereerste zorg in de strijd van de klasse. Want zonder een minimum aan levensmogelijkheden is het leven sowieso niet waardig om geleefd te worden.Maar hier houdt de strijd tegen het kapitalisme en haar bekrompen ideologie echter niet op. Want het nastreven van het ware bewuste, van de waarheid, wordt niet alleen gemotiveerd door de materiele belangen, zoals een waardig inkomen voor iedereen, maar ook door de voorstelling van een soort van ‘ideaal’
“We zijn de waarde van idealisme vergeten.” Neen, maar zonder ons als idealisten te beschouwen, ligt de hoogste waarde van de strijd voor een andere maatschappij uiteindelijk niet op het vlak van het materiële, maar op het vlak van het bewustzijn, op dat van de geestelijke strijd. En we kunnen haar alleen inzetten als we begrijpen dat de creatieve gedachte daarbij een onmisbaar element vormt. Het in het hoofd overstijgen – de ideale voorstelling - van de grenzen van het bestaande systeem is onmogelijk zonder aanspraak te doen op de inspiratie van de verbeelding. Ideale constructies in onze geest zijn in staat een diepe innerlijke kracht naar boven brengen, die de strijd van een belangrijke stimulans kunnen voorzien.
Het mag duidelijk zijn dat het kortzichtig is om ons zijn om ons in dit kader te beperken tot de inspiratiebronnen, ontwikkeld door de hierboven genoemde socialistische utopisten en Kropotkin. De waarde van de verbeelding, de creatieve gedachte die doorheen de geschiedenis van de mensheid altijd een belangrijke kracht is geweest in haar vooruitgang, moeten we in een breder kader beschouwen. Mensen leven namelijk ook in een wereld van ideeën en idealen, waarvan het nastreven op bepaalde momenten veel krachtiger kan zijn dan het instinct tot behoud van het niveau van de onmiddellijke materiële omstandigheden. Zo werden de sociaal-democratische revolutionairen in 1905, tijdens de revolutionaire opleving in Rusland, bijvoorbeeld“verrast, voorbijgestoken en overdonderd door de onstuimigheid van de beweging, haar nieuwe zijnsvorm, haar creatieve verbeelding ….”
Een voorbeeld van een streven, dat geleid werd door verbeelding en inspiratie is het leven van Lev Tolstoj. De bron van zijn kracht kwam uit de diepte van zijn grote persoonlijkheid die hem de moed gaf onverminderd op zoek te gaan naar de waarheid. Zoals Rosa Luxemburg het omschreef in de Leipziger Volkszeitung (1908) “zijn hele leven en werk was tegelijkertijd een rusteloze overdenking van de waarheid in het menselijk leven”.Hij was een onderzoeker en strijder, maar verre van een revolutionair socialist. “Met zijn kunst omvatte hij echter alle menselijke passie, alle zwakheden en gemoedsstemmingen”, die hem in staat stelde om, tot zijn laatste adem, te vechten om sociale problemen met open ogen te confronteren.
Zyart / 15.01.2014
(1)“Louter antikapitalist? Dat zijn we misschien toch niet allemaal"
Sinds een eeuw staan we op een nieuw kruispunt in de geschiedenis van de mensheid. De revolutionaire klasse heeft het keerpunt al zeer vroeg en met een dringende helderheid betiteld met de formule: 'socialisme of barbarij'. De helderheid van de marxistische analyse, die in deze formule verborgen zit en die zich daarin uitdrukt, mag echter niet worden gereduceerd tot een lege vorm. Daarom willen we in het kort het historische belang en de essentiële diepgang van de marxistische analyse belichten. Als we ons buigen over de duistere en verborgen oorsprong van de menselijke soort, kunnen we alleen maar verbaasd en onder de indruk zijn van de belangrijke stappen die de mens in staat hebben gesteld om zich los te maken uit het dierenrijk en van de enorme stappen die hierop gevolgd zijn: de taal, het schrift, de dans, de architectuur, de productie van een overvloed aan goederen, zijn vermogen om zich te beroepen op de diversiteit en de diepgang van de morele, culturele, intellectuele behoeften en de waarde van deze behoeften. Dat alles weerspiegelt een culturele rijkdom en een versnelling van de geschiedenis die ons doen duizelen.
Maar als we onze aandacht richten op de verschillende tijdperken van de menselijke geschiedenis, moeten we ook erkennen dat de menselijke ontwikkeling niet continu en geleidelijk is geweest. Meer nog, na het ontstaan van de klassenmaatschappij en de opkomst van de grote 'beschavingen' moeten we concluderen dat deze laatste bijna allemaal onherroepelijk zijn verdwenen en dat slechts enkele zich hebben omgevormd tot iets nieuws. We constateren dat er vele malen culturele regressie is opgetreden en verworvenheden in vergetelheid zijn geraakt, meestal vergezeld van een morele verwildering van de mens en een enorme wreedheid in de menselijke verhoudingen. De basis voor de vooruitgang, die de mensheid heeft gerealiseerd, moet gezocht worden in haar bekwaamheid om de natuur om te vormen met het oog op de bevrediging van haar behoeften, op de eerste plaats materieel, en in haar vermogen om de uitbreiding van de productiemiddelen en -technieken te verbeteren en te ontwikkelingen, welke Marx ‘productiekrachten’ noemde.
Het niveau van de ontwikkeling van die productiekrachten en de arbeidsdeling, die dat impliceert, bepalen in de grond de ‘productieverhoudingen’, de manier waarop de samenleving zich organiseert om ze in werking te stellen. Als deze laatste het meest geschikte kader vormen voor de ontwikkeling van de eerste, kent de maatschappij een ontwikkeling, niet alleen op materieel, maar ook op cultureel en moreel vlak. Maar wanneer de productieverhoudingen een belemmering vormen voor de verdere ontwikkeling van de productiekrachten, kent de maatschappij toenemende stuiptrekkingen en wordt ze bedreigd door barbarij. Om een historisch voorbeeld te nemen: een van de pijlers van het Romeinse Rijk was de uitbuiting van slaven, voornamelijk door werk in de landbouw. Maar toen er nieuwe landbouwtechnieken werden geïntroduceerd, konden ze niet worden gesteld door producenten die het statuut van vee hadden. Dat vormde een van de oorzaken voor het verval en de ineenstorting van dat Rijk.
Vandaag kunnen we zien hoe grandioos de grote culturele sprongen waren (1), van de neolithische revolutie tot aan de renaissance, het humanisme en de Russische Revolutie als opmaat naar de wereldrevolutie. Deze culturele sprongen zijn elk het resultaat van langdurige perioden van strijd, waar nieuwe sociale relaties de voormalige moesten overwinnen. Deze belangrijke culturele sprongen hebben ons gebracht naar de volgende sprong, de eerste bewuste wereldwijde socialisatie, het socialisme! Het marxisme, de theorie die het proletariaat in zijn strijd tegen het kapitalisme verwerft, is in staat een heldere en niet gemystificeerde kijk te ontwikkelen op de geschiedenis en de belangrijkste tendensen daar in te herkennen. Dit betekent niet dat het de toekomst kan lezen als in een kristallen bol. Wij kunnen niet voorspellen wanneer de wereldrevolutie zal plaatsvinden, en of zij zelfs daadwerkelijk zal plaatsvinden.
Maar tegen alle weerstand en misverstanden in, die zelfs sommige revolutionairen beïnvloeden, moeten we verdedigen en diepgaand begrijpen wat het enorme historische belang is van het gegeven dat het kapitalisme in verval getreden is. Het alternatief waar we de laatste 100 jaar voor staan, kan als volgt worden samengevat: ofwel de volgende sociale en culturele sprong, het socialisme, ofwel de barbarij. De ernst van dit alternatief is dramatischer dan in welke periode ook, die ons tot op heden bekend is. De toenemende tegenspraak tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen opent niet alleen de mogelijkheid van een sociale en culturele achteruitgang, maar zelfs van de totale vernietiging van de menselijke soort.
Voor het eerst in de geschiedenis wordt, in de periode van het verval van een productiewijze, het bestaan van de menselijke soort zelf in vraag gesteld. Tegelijkertijd zijn er enorme historische mogelijkheden voor verdere ontwikkeling: het begin van de ‘echte’, bewuste geschiedenis van de mensheid. Het kapitalistische model van socialisatie is het grootste succes dat de geschiedenis van de mensheid heeft gekend. Het kapitalisme heeft alle culturele milieus van andere maatschappijvormen (voorzover het die niet heeft vernietigd) in zich opgenomen en voor de eerste keer een wereldwijde samenleving geschapen. De centrale vorm van de uitbuiting is de loonarbeid, die de voorwaarde is van de toe-eigening en de accumulatie van de meerwaarde, van het reusachtig productieve coöperatieve werk, van het geassocieerde, gesocialiseerde karakter van de arbeid.
Dit vormt de verklaring voor de onvergelijkbare technische en wetenschappelijke explosie, die verbonden is met de geschiedenis van de opkomst van het kapitalisme. Maar een van de eigenaardigheden van de kapitalistische vermaatschappelijking is dat ze onbewust gebeurt. Het is alsof ze bepaald wordt door wetten die, als een uitdrukking van bepaalde sociale relaties waarbij arbeidskracht wordt geruild tegen loon, tussen producenten en de eigenaars van de productiemiddelen, zich voordoen als ‘natuurlijke’, ‘onveranderlijke’ wetten, en zich dus buiten elke menselijke wil lijken te bewegen. In deze gemystificeerde, verzakelijkte weergave van de werkelijkheid waar mensen en de relaties tussen hen ‘dingen’ worden, verschijnt de aanzienlijke stijging van de materiële middelen als het product van het kapitaal en niet als het product van de menselijke arbeid. Met de verovering van de wereld blijkt echter dat de aarde toch rond en eindig is.
De wereldmarkt wordt geschapen (na de vernietiging van alternatieve vormen van productie, zoals de Chinese, Indiase en Ottomaanse textielproductie). Hoewel het succes van de kapitalistische productiewijze een progressieve etappe is in de menselijke geschiedenis, betekent de sprong van de industriële revolutie voor de meerderheid van de bevolking in het centrum van het kapitalisme zowel de vernietiging van de reeds bestaande vormen van leven als felle uitbuiting, en in grote delen van de wereld epidemieën, honger en slavernij. Het kapitalisme is zonder twijfel het meest moderne uitbuitingssysteem, maar het is uiteindelijk net zo parasitair van aard als zijn voorgangers. Om de machine van de accumulatie draaiende te houden, heeft de kapitalistische socialisatie altijd meer grondstoffen en markten nodig, en het moet kunnen rekenen op een reserve aan mensen, die gedwongen worden hun arbeidskracht te verkopen om te overleven. Dit is de reden waarom zijn overwinning op de andere productiewijzen verloopt via de ondergang en hongersnood van voorgaande producenten.
Het kapitalisme doet zich voor als doel en hoogtepunt van de menselijke ontwikkeling. Volgens zijn ideologie zou er buiten hem niets bestaan. Daarvoor moet deze ideologie echter twee dingen verbergen: aan de ene kant dat het kapitalisme historisch in hoge mate afhankelijk is van productieverhoudingen en een zone buiten het kapitalisme, aan de andere kant dat de kapitalistische socialisatie, zoals alle vormen die haar voorafgingen in de geschiedenis van de mensheid, slechts een stap is in het proces van bewustwording van de mensheid. De drijvende kracht van de accumulatie produceert continu interne tegenspraken, die zich explosief ontladen in crises. In de periode van opkomst van het kapitalisme werden deze crises overwonnen door de vernietiging van overtollig kapitaal en de verovering van nieuwe markten.
Het nieuwe evenwicht ging telkens vergezeld met een nieuwe uitbreiding van de kapitalistische sociale verhoudingen, maar met de opdeling van de wereldmarkt tussen de centrale machten van het kapitalisme bereikten die, in de wereldwijde verhoudingen, een grens. Op dat moment konden de grote nationale staten, bij hun verovering van de wereld, alleen maar tegenover elkaar staan. Nu de taart volledig is opgedeeld, kan iedereen zijn eigen aandeel slechts vermeerderen door de vermindering van het aandeel van de anderen. De staten ontwikkelen hun bewapening en gaan elkaar te lijf in de Eerste Wereldoorlog. De productieve krachten, geketend door de historisch achterhaalde productieverhoudingen, veranderen in de wereldslachting in een vernietigende kracht, begiftigd met een ongelooflijk destructief potentieel. Met de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode wordt de oorlog een militaire botsing om de militaire uitrusting, waarbij het leeuwendeel van de productie onderworpen wordt aan de productie voor militaire behoeften.
De blinde machine van vernietiging en verdelging leidt de wereld naar de afgrond. Ruim voor 1914 heeft de linkerzijde van de Socialistische Internationale, de revolutionaire krachten rond Rosa Luxemburg en Lenin, al haar krachten in de strijd gegooid tegen de dreiging van de imperialistische slachting. Het levende marxisme, dat wil zeggen het echte marxisme dat niet is opgesloten in dogma's en voor eeuwig geldige formules, heeft herkend dat het niet ging om een nieuwe oorlog tussen natiestaten, vergelijkbaar met de oorlogen die eraan voorafgingen, maar dat ze het begin betekende van het verval van het kapitalisme. De marxisten wisten dat we op een historisch kruispunt stonden (waar we nog steeds staan), dat voor de eerste keer dreigt uit te groeien tot een strijd om de overleving van de hele soort. Het begin van de periode van het kapitalisme in verval, 100 jaar gelden, is onomkeerbaar, maar dat betekent niet dat de groei van de productiekrachten stopgezet is.
In feite worden deze krachten zo gehinderd en gecomprimeerd, enkel en alleen door de logica van de kapitalistische uitbuiting, dat de ontwikkeling van de maatschappij wordt meegezogen in een steeds barbaarsere draaikolk. Alleen de arbeidersklasse is in staat om de geschiedenis een andere richting te geven en een nieuwe samenleving op te bouwen. Na de nederlaag van de revolutionaire opstand van 1917-1923 zagen we de zuivere tendens van de kapitalistische barbarij met een onvoorstelbare wreedheid aan het werk. De koers naar een andere wereldoorlog lag open, de mensen werden gereduceerd tot geregistreerde nummers, ingesloten in kampen voor een moorddadige uitbuiting of voor regelrechte moord. De stalinistische massamoorden werden overtroefd door de moorddadige waanzin van de nazi's, maar de ‘beschaafde’ bourgeoisie wilde niet voor deze barbarij onderdoen: het gebruik van de ‘democratische’ atoombom maakte twee steden in Japan met de grond gelijk en veroorzaakte bij de overlevenden een verschrikkelijk lijden.
De machine van de kapitalistische staat heeft van de geschiedenis slechts ‘geleerd’ dat ze zich niet zelf mag vernietigen (de bourgeoisie zal niet eenvoudigweg zelfmoord plegen om het historische toneel over te laten aan het proletariaat). Het is echter slechts de terugkeer van de arbeidersklasse na 1968 die een garantie vormt tegen de openlijke koers naar de oorlog. Hoewel de arbeidersklasse in staat was om het pad naar een nieuwe wereldwijde holocaust te blokkeren, is ze er tot nog toe niet in geslaagd om haar eigen perspectief op te leggen. In deze situatie kan geen van de twee bepalende klassen van de maatschappij een beslissend antwoord geven op de onomkeerbare en steeds diepere economische crisis. De maatschappij heeft af te rekenen met steeds grotere verrotting, een toenemende sociale afbraak, die het voor het proletariaat nog moeilijker maakt een duidelijk bewustzijn te ontwikkelen van zijn historisch perspectief, een perspectief dat een eeuw geleden wijdverbreid was in haar gelederen.
Honderd jaar zijn er voorbijgegaan en nog steeds staat de arbeidersklasse voor een enorme historische taak. De klasse van de geassocieerde arbeid, de werkende klasse, de draagster van de hele geschiedenis van de mensheid, de centrale klasse in de strijd voor de afschaffing van de klassen, moet de strijd aangaan tegen deze barbarij. In de strijd tegen de nihilistische en amorele barbarij van het kapitalisme vormt zij de belichaming van de mensheid die zich bewust wordt van zichzelf. Het is de productieve kracht die geketend blijft aan de toekomst. Zij bergt in zich het potentieel voor een nieuwe culturele sprong. In de strijd aan het begin van het verval van het kapitalisme stond er wereldwijd een hele generatie van revolutionairen op die zich verzette tegen de misvormde en verdinglijkte socialisatie van het kapitalisme. Het was de bewuste associatie van arbeiders - onder leiding van het baken van de Communistische Internationale.
Met de Russische Revolutie nam zij de strijd op voor de wereldrevolutie. Deze grote taak om haar verantwoordelijkheid op te nemen voor de mensheid is voor ons, bijna 100 jaar later, nog altijd een opwindende en een enthousiasmerende gedachte. Dit toont aan dat, zelfs tegenover de dreiging van afstomping, een morele verontwaardiging in het hart van het proletariaat vandaag nog steeds een kompas voor ons is. De arbeidersklasse lijdt met de hele maatschappij onder de last van het verval. De atomisering en de afwezigheid van een perspectief vallen onze eigen identiteit aan. In de komende confrontaties zal de arbeidersklasse tonen of ze in staat is haar historische taak opnieuw bewust op te nemen. Het is historisch misschien maar een kleine stap om over te gaan van morele verontwaardiging naar de politisering van een hele generatie. Een nieuwe culturele sprong in de geschiedenis van de mensheid is mogelijk en onontbeerlijk, dat is wat we leren uit de levende geschiedenis.
IKS / 06-02-2014
Voetnoten
(1) Laten we duidelijk zijn dat we onder de term 'cultuur' alles groeperen wat een gegeven samenleving omvat: de manier om zich materieel te reproduceren, maar ook alle voortgebrachte artistieke, wetenschappelijke, technische en morele aspecten.
De huidige crisis in Oekraïne is de ergste sinds het uiteenspatten van Joegoslavië vijfentwintig jaar geleden. Rusland probeert zijn belangen in de regio te verdedigen tegen de pogingen van de westerse krachten om er hun invloed te vergroten. Dat dreigt een burgeroorlog te ontketenen en de regio te destabiliseren.
Het land heeft een nieuwe president, Petro Porochenko, in de eerste ronde van de verkiezingen door een meerderheid verkozen, omdat hij beloofde “de terroristische separatisten” in het oosten van het land zonder uitstel te verpletteren. Maar hij vertegenwoordigt geen nieuwe hoop. Hij begon zijn politieke carrière in de Verenigde Sociaaldemocratische Partij van Oekraïne, sloot zich toen aan bij de Partij van de Regio's, als loyale aanhanger van Koetsjma, een bondgenoot van Rusland, vooraleer hij koos voor het Ons Oekraïne Blok van Joesjtsjenko in 2001. Hij was minister in de regeringen van Joesjtsjenko en Janoekovytsj. Hij is miljardair in chocolade, werd in 2005 beschuldigd van corruptie en kwam op bij de presidentsverkiezingen met de steun van de ex-bokser Vitali Klytsjko – die op dat moment zelf verkozen werd tot burgemeester van Kiev – en zijn corrupte kompanen Levochkin en Firtash. Oekraïne wordt vandaag geregeerd door een nieuwe corrupte oligarch, die het enige perspectief doordrukt dat het verrotte kapitalistische systeem in petto heeft voor de mensheid: militarisme en soberheid.
Oekraïne bleek niet in staat de Russisch gezinde separatisten snel te verslaan. De strijd duurt voort en Oekraïne sloeg een aanval van de separatisten op de luchthaven van Donetsk af, met tientallen slachtoffers en het verlies van een helikopter met een generaal aan boord als gevolg. De gevechten gaan door en de separatisten behouden hun posities.
Verre van een nieuwe periode van stabiliteit en groei in te luiden, betekende de presidentsverkiezing van 25 mei een nieuwe stap in het afglijden in een bloedige burgeroorlog, net als de referenda die de separatisten organiseerden in de Krim in maart en in Donetsk en Loehansk in mei. De interne verdelingen in dit kunstmatige en failliete land verbreden zich, aangewakkerd door de imperialistische manoeuvres van buitenaf. Het gevaar bestaat dat dit land wordt uiteengescheurd door de burgeroorlog, de etnische zuiveringen, de pogroms, de moordpartijen en de uitbreiding van de imperialistische conflicten.
Oekraïne is het tweede grootste land van Europa qua oppervlakte, maar is een kunstmatige constructie met 78% Oekraïners en 17% Russisch-sprekenden, in de meerderheid in het Donetsbekken, plus een aantal andere nationaliteiten waaronder de Krimtataren. De verdelingen inzake de economische rijkdommen volgen dezelfde breuklijnen: in het Russisch-sprekende oosten voert de steenkool- en staalindustrie massaal uit naar Rusland en vertegenwoordigt ze 25% van de export, terwijl het westelijk deel, dat het toneel was van de “Oranjerevolutie” in 2004 en van de betogingen op het Onafhankelijkheidsplein (Majdan) tijdens de afgelopen winter, naar het Westen lonkt om zich uit de slag te trekken.
De economie is failliet. In 1999 was de productie met 40% gedaald vergeleken met 1991, het jaar dat Oekraïne onafhankelijk werd. Na een korte opleving heeft ze opnieuw 15% verloren tegen 2009. Het industriepark in het oosten is verouderd, bijzonder gevaarlijk en vervuilend. De nakende uitputting van de mijnen heeft een verhoging van het gevaar op arbeidsongevallen meegebracht, omdat op dieptes tot 1200 meter ontgonnen wordt, met risico op ontploffingen van methaangas en steenkoolstof en het uiteenbarsten van rotsen – omstandigheden die onlangs meer dan 300 doden gekost hebben in Soma (Turkije). De vervuiling door de mijnen tast de watervoorziening aan, terwijl de molens die restproducten van steenkool en ijzer verwerken zichtbaar vervuilde lucht uitbraken en de opeenstapeling van stenen en roestig metaal grondverschuivingen van de modderige bodem kan veroorzaken (1).
Daar moet nog de radioactiviteit van de mijnuitbating uit de nucleaire periode van de Sovjetunie aan worden toegevoegd. Die industrieën zijn niet opgewassen tegen de concurrentie, noch op middellange termijn, noch op korte termijn, als ze op moeten boksen tegen de EU. Het zal echter niet evident zijn iemand te vinden die de nodige investeringen wil doen. Zeker niet de oligarchen wiens opzet het is hun zakken rijkelijk te vullen ten koste van de economie. Evenmin Rusland, dat zichzelf uit de slag moet trekken met de verouderde industrie die het uit de Sovjettijd geërfd heeft. En al evenmin het kapitaal van West-Europa dat zelf moest overgaan tot het sluiten van het grootste deel van zijn eigen mijn- en metaalindustrie tussen 1970 en 1980. Het idee dat Rusland een oplossing zou kunnen voorstellen voor de economische rampspoed, de verpaupering en de werkloosheid die voortdurend erger worden naarmate de oligarchen zich verrijken – een soort heimwee naar het stalinisme en zijn verborgen werkloosheid – is een gevaarlijke illusie die juist het vermogen van de arbeidersklasse kan verzwakken om zichzelf te verdedigen.
Illusies over Europees geld zijn al even gevaarlijk. Het IMF heeft in maart een waarborg toegezegd ter waarde van 14 tot 18 miljard dollar, die de 15 miljard dollar vervangt die Rusland ingetrokken heeft na de val van Janoekovytsj. Die toezegging is verbonden aan voorwaarden zoals een strikte soberheid, die een verhoging van de brandstofprijs met 40% meebrengt, het wegsaneren van 10% in de openbare sector, hetzij ongeveer 24.000 jobs. En de werkloosheidscijfers zijn niet betrouwbaar, want vele personen zijn niet geregistreerd of werken deeltijds.
Toen Oekraïne nog deel uitmaakte van de USSR en het in het westen begrensd werd door satellietlanden van Rusland, bedreigden de verdelingen de integriteit van het land niet – wat niet wil zeggen dat die verdelingen niet bestonden. Een voorbeeld: 70 jaar geleden werden de Krimtataren gedeporteerd en een aantal ervan zijn zeer onlangs teruggekeerd. De verdelingen worden op weerzinwekkende en bloeddorstige wijze door alle partijen gebruikt. Niet enkel de extreemrechtse partij Svoboda of de voorlopige regering van Stepan Bandera, de Oekraïense nazi en oorlogskraaier, maar ook Joelija Timosjenko roept op tot het vermoorden en bombarderen van de Russische leiders en bevolking, en Porochenko brengt dit in praktijk. Het Russische kamp is al even misselijk en moorddadig. Beide clans hebben hun paramilitaire milities gevormd. Zelfs Kiev rekent niet alleen op zijn geregelde leger. Die ongeregelde krachten verwelkomen de gevaarlijkste fanatici, huurlingen, terroristen, moordenaars, ze oefenen terreur uit over de burgerbevolking en moorden elkander uit. Eens deze krachten ontketend zijn, neigen ze ertoe zelfstandig en oncontroleerbaar te worden, wat tot eenzelfde dodentol zal leiden als in Irak, Afghanistan, Libië of Syrië.
Het Russische imperialisme heeft de Krim nodig voor haar marinebasis aan de Zwarte Zee, een warme zee met toegang tot de Middellandse Zee. Zonder zijn bases in de Krim kan Rusland zijn operaties in de Middellandse Zee en in de Indische Oceaan niet handhaven. Zijn strategische positie staat of valt met de Krim. Rusland heeft Oekraïne ook nodig voor de verdediging van de gasleiding South Stream die nu aangelegd wordt. Dit was voor Rusland een constante zorg sinds de onafhankelijkheid van Oekraïne. Rusland kan absoluut geen pro-westerse regering tolereren in de Krim, vandaar zijn negatief antwoord op om het even welke vraag inzake een akkoord met de EU. In 2010 heeft Rusland ingestemd met een verlaging van de gasprijs in ruil voor een verlenging van de huur van de marinebasis op de Krim. Toen de regering Janoekovytsj een associatieverdrag met de EU in november vorig jaar op de lange baan schoof, antwoordde Rusland daarop met een hulpaanbod ter waarde van 15 miljard dollar, dat opgeschort werd toen Janoekovytsj afgezet werd en hij Oekraïne ontvluchtte. Korte tijd later heeft Rusland zich meester gemaakt van de Krim en een referendum georganiseerd over de aanhechting ervan. Ondanks dat dit referendum internationaal niet werd erkend, werd dit uitgespeeld in de Russische oorlogspropaganda ten voordele van de annexatie.
Zo bezat Rusland in maart de facto de Krim, zonder internationale erkenning. Maar de Krim is nog niet veilig gesteld, omdat het gebied wordt omringd door Oekraïne, een land dat op het punt staat een associatieverdrag te tekenen met de EU en zich dus verbindt met de vijanden van Rusland. Door nieuwe sponsors te vinden in West-Europa, probeert Oekraïne zich te bevrijden van de Russische chantage. Om strategische redenen, namelijk een landbrug naar de Krim, moet Rusland de controle verwerven over het oostelijk deel van Oekraïne. Oost-Oekraïne is een heel andere zaak dan de Krim, ondanks het relatief gewicht van het Russisch-sprekende deel van de bevolking, dat als voorwendsel diende voor de invasie. Omdat ze geen militaire basis hebben in het oosten van Oekraïne, kunnen de separatistische referenda van Donetsk en Loehansk die regio's niet veilig stellen voor Rusland, maar die enkel destabiliseren, wat nog meer gevechten veroorzaakt. Oost-Oekraïne is zelfs niet zeker of ze de plaatselijke separatistische bendes kan controleren.
Rusland kan nog een andere kaart uitspelen in het kader van de mogelijke destabilisering van de regio: Transnistrië, dat zich afgescheurd heeft van Moldavië, aan de zuidwestelijke grens van Oekraïne, en waar ook een aanzienlijk deel van de bevolking Russisch spreekt.
Het gaat hier geenszins om een terugkeer naar de Koude Oorlog. De Koude Oorlog was een periode van tientallen jaren van militaire spanningen tussen beide imperialistische blokken die Europa onder elkaar verdeelden. In 1989 was Rusland zodanig verzwakt dat het zijn satellietstaten niet langer kon controleren, zelfs niet het grondgebied van de oude USSR, zoals we konden zien in de oorlog tegen Tsjetsjenië. Vandaag maken verschillende landen uit Oost-Europa deel uit van de NAVO, een machtsblok dat uitgegroeid is tot aan de grenzen van Rusland. Toch beschikt Rusland nog steeds over een nucleair arsenaal en behoudt het dezelfde strategische belangen. De dreiging van elke invloed in Oekraïne te verliezen is een dreiging van verzwakking die het niet kan toestaan. Rusland is dus gedwongen te reageren.
De VS is de enige overblijvende supermacht, maar het heeft niet langer het gezag van een blokleider over zijn 'bondgenoten' en concurrenten in Europa. Dat blijkt uit het feit dat de VS deze mogendheden niet meer kon mobiliseren om het te steunen in de tweede oorlog in Irak, wat nog wel gelukt was tijdens de eerste oorlog. De VS is in feite sterk verzwakt doordat ze al meer dan 20 jaar wegzakt in de oorlogen in Irak en Afghanistan. Bovendien wordt het geconfronteerd met de opkomst van een nieuwe rivaal, China, die bezig is Zuidoost-Azië en het Verre Oosten te destabiliseren. Bijgevolg, en ondanks de intentie van de Verenigde Staten om hun militair budget te verlagen, is de VS verplicht de aandacht toe te spitsen op dit deel van de wereld. Obama zei:
“Enkele van onze grootste fouten uit het verleden vloeien niet voort uit ons terugtrekken, maar uit onze drang ons in militaire avonturen te storten, zonder rekening te houden met de gevolgen ervan.” (2)
Dat betekent niet dat de VS niet zal proberen een stuk van de taart te bemachtigen in Oekraïne, langs diplomatische weg, via propaganda en geheime operaties, maar er is geen vooruitzicht op onmiddellijke militaire interventie. Rusland staat niet oog in oog met een verenigd Westen, maar met een veelheid van landen die elk hun eigen imperialistische belangen verdedigen, ook al veroordelen ze allen in woorden de interventie van Rusland in Oekraïne. Groot-Brittannië wil niet weten van sancties die de Russische investeringen in de City (Londen) schaden. Duitsland houdt rekening met zijn afhankelijkheid van gasbevoorrading uit Rusland, ook al is het op zoek naar andere energiebronnen. De Baltische staten pleiten voor de strengste veroordeling en maatregelen, aangezien zij zich ook bedreigd voelen in de mate dat grote delen van hun bevolking ook uit Russen bestaan. Zo ontketent het Oekraïens conflict een nieuwe spiraal van militaire spanningen in het oosten van Europa, wat aantoont dat zij een ongeneeslijke kanker zijn.
Vandaag krijgt Rusland te maken met sancties die mogelijk verlammend kunnen werken, omdat ze betrekking hebben op de uitvoer van olie en gas. De recente ondertekening van een contract om gas aan China te verkopen is dan een grote hulp. China heeft de VN niet gevolgd in de veroordeling van de annexatie van de Krim door Rusland.
Op het vlak van de propaganda hanteert China inzake Taiwan dezelfde principes als Rusland inzake de Krim: de eenheid van de volkeren die Chinees spreken. Maar het principe van zelfbeschikking voor de talloze minderheden op zijn grondgebied wil het niet erkennen.
Alle fracties van de bourgeoisie, zowel die binnen Oekraïne als degene die van buitenaf manoeuvreren, hebben af te rekenen met een situatie waarin elke beweging de toestand erger maakt. Het doet denken aan de “zetdwang” bij het schaken, een spel dat geliefd is bij Russen en Oekraïners, waarbij elke zet die een speler doet zijn situatie erger maakt, wat maakt dat hij enkel kan bewegen – of opgeven.
Bijvoorbeeld: Kiev en de EU wensen toenadering, wat enkel kan leiden tot een conflict met Rusland en separatisme in het oosten. Rusland wil zijn controle over de Krim versterken, maar omdat het geen controle kan verwerven over Oekraïne of het oostelijk deel daarvan, kan het niets anders doen dan onenigheid en instabiliteit opwekken. Hoe meer de spelers hun belangen proberen te verdedigen, hoe chaotischer de situatie wordt en hoe meer het land afglijdt naar openlijke burgeroorlog – zoals Joegoslavië in de jaren 1990. Dit is een kenmerk van de ontbinding van het kapitalisme, de heersende klasse kan de maatschappij geen rationeel perspectief meer bieden en de arbeidersklasse is nog niet bij machte haar eigen perspectief voorop te stellen.
Het gevaar voor de arbeidersklasse in deze situatie, is dat ze zich laat mobiliseren achter één van de verschillende nationalistische fracties. Dat gevaar neemt nog toe door de historische vijandigheid die steunt op de al te reële barbarij die door elk van de fracties gedragen werd doorheen de hele 20e eeuw: de Oekraïense bourgeoisie kan de bevolking en de arbeidersklasse in het bijzonder herinneren aan de hongersnood die miljoenen mensen heeft gedood als gevolg van de verplichte collectivisering onder stalinistisch Rusland; de Russen van hun kant kunnen hun bevolking herinneren aan de steun die de Oekraïners aan Duitsland gaven tijdens de Tweede Wereldoorlog; en de Tartaren zijn niet vergeten hoe ze uit de Krim verbannen werden met de dood van ongeveer de helft van de betrokken 200.000 personen als gevolg. Er bestaat ook het gevaar voor de arbeidersklasse aan deze of gene fractie te verwijten dat ze verantwoordelijk is voor het verergeren van de ellende en zo in de val te trappen van de verdediging van het andere kamp. Geen van de kampen heeft de arbeidersklasse ook maar iets te bieden, tenzij verergering van de soberheid en een bloeddorstig conflict.
Het is haast onvermijdelijk dat een aantal arbeiders zullen worden meegesleurd in pro- of anti-Russische sentimenten (3). We hebben echter geen zicht op de huidige werkelijke situatie. Maar het feit dat de Donetsbekken een slagveld is geworden voor nationalistische krachten onderstreept de zwakheid van de arbeidersklasse in deze zone. Geconfronteerd met werkloosheid en armoede hebben de arbeiders hier niet de kracht de strijd met hun klassenbroeders in West-Oekraïne op hun eigen terrein te ontwikkelen en lopen zo het risico tegen elkaar opgezet te worden.
Er is een sprankel hoop, klein maar betekenisvol: een minderheid internationalisten in Oekraïne en in Rusland, de KRAS en anderen, verdedigt het standpunt van de arbeidersklasse met de moedige verklaring: “Oorlog aan de oorlog! Geen enkele druppel bloed voor de ‘natie’!” (4) De arbeidersklasse, ook al kan ze haar revolutionair perspectief nog niet vooropstellen, is niet verslagen op internationaal vlak. Zij is de enige hoop op een alternatief voor het kapitalisme dat halsoverkop afstormt op een muur van barbarij en zelfvernietiging n
Alex, 08.06.2014
Voetnoten
(1) Niemand die in 1966 in het VK leefde, kan zulke grondverschuivingen noemen zonder zich te herinneren aan de ramp van Aberfan, waarin een steenberg een basisschool bedolf en 116 kinderen en 28 volwassenen doodde.
(2) The Economist, 31.05.2014
(3) Zo verzamelden zich 300 mijnwerkers, een aanzienlijk klein aantal, ter ondersteuning van de mijnwerkers. (https://www.theguardian.com/world/2014/may/28/miners-russia-rally-donetsk [166])
(4) Zie onze website: “Verklaring van internationalisten over het Russich-Oekraïense conflict” https://nl.internationalism.org/node/1088 [167]
De Eerste Wereldoorlog was een smerige slachting met meer dan 10 miljoen doden. De militaire activiteit had nooit zo'n omvang of een dergelijke intensiteit bereikt. Deze barbaarsheid alleen vormde het teken dat de kapitalistische wereld in zijn periode van verval was terechtgekomen. Vandaag, met het eeuwfeest van 1914-1918, overstelpt de bourgeoisie ons met haar misselijkmakende propaganda om ons te vertellen dat deze gebeurtenis te maken heeft met de "waanzin van mensen". Leugens! Dit artikel is om aan te tonen dat achter deze simplistische uitleg de verantwoordelijkheid schuilt van het kapitalisme, het imperialisme en vooral het verraad van de arbeidersorganisaties die waren aangetast door de heersende ideologie, geniepig getorpedeerd door het kleinburgerlijk conformisme.
Toen de oorlog op 4 augustus 1914 uitbrak was dit nauwelijks een verrassing voorde Europese bevolking of voor de arbeiders in het bijzonder. Jarenlang, vanaf het begin van de eeuw, volgden de crises zich op: de Marokkaanse crises van 1905 en 1911, de Balkanoorlogen van 1912 en 1913, om alleen de ernstigste te noemen. Deze crises plaatsten de grote mogendheden rechtstreeks tegenover elkaar, die al aan een waanzinnige wapenwedloop waren begonnen: Duitsland startte een enorm programma voor de bouw van schepen waarop Groot-Brittannië onvermijdelijk moest reageren. Frankrijk stelde een militaire dienstplicht in van drie jaar en financiert door middel van enorme leningen de modernisering van de Russische spoorwegen, die bestemd waren om troepen aan te voeren tot aan de grens met Duitsland, evenals het Servische leger.
Rusland, na het debacle van het Russisch-Japanse conflict in 1905, stimuleerde een programma van hervorming van de strijdkrachten. In tegenstelling tot wat de propaganda over de oorsprong van de oorlog ons vandaag voorhoudt, was deze bewust voorbereid en vooral gewild door alle heersende klassen van de grootmachten. Geen verrassing dus, maar voor de arbeidersklasse was het een verschrikkelijke schok. Twee keer, in Stuttgart in 1907 en in Basel in 1912, hadden de socialistische broederpartijen van de Tweede Internationale plechtige besluiten genomen om de internationalistische beginselen te verdedigen, de mobilisatie van de arbeiders voor de oorlog te weigeren en zich daar met alle middelen tegen te verzetten.
Het Congres van Stuttgart nam een resolutie amendement aan, voorgesteld door de linkerzijde – Lenin en Rosa Luxemburg: “In het geval er toch oorlog uitbreekt, dan hebbene socialistische partijen de plicht te werken aan de zo snel mogelijke beëindiging ervan, daarbij alleszins gebruikmakend van de economische en politieke crisis die door de oorlog wordt veroorzaakt om het volk wakker te schudden en zo de ondergang van de kapitalistische heerschappij te bespoedigen” Jean Jaurès, de grote tribunist van het Franse socialisme, verklaarde op datzelfde Congres dat "parlementaire actie op geen enkele manier meer voldoende is ….. Onze tegenstanders zijn verschrrikt door de onmetelijke krachten van het proletariaat. Wij, die zo trots het faillissement van de bourgeoisie hebben verkondigd, staan niet toe dat de bourgeoisie kan spreken van het faillissement van de Internationale ".
Op het Congres van de Franse socialistische partij, in juli 1914 in Parijs, liet Jaurès de formulering aannemen volgens welke "Het Congres beschouwt als bijzonder effectief de algemene werkstaking, gelijktijdig en internationaal georganiseerd in de betrokken landen, alsmede de agitatie en volksactie in de meest actieve zin, als een van de vele middelen die ingezet worden te om de oorlog te voorkomen en te stoppen."
En toch stortte de Internationale, in augustus 1914 ineen of beter gezegd, ze valt uiteen wanneer alle partijen die ze groepeerde (op een paar eerbare uitzonderingen na, zoals de Russen en de Serviërs) haar grondbeginsel, het proletarisch internationalisme verraden in naam van de verdediging van het "vaderland in gevaar" en van de "cultuur" , . En iedere bourgeoisie, terwijl ze zich erop voorbereidde om miljoenen mensen het slachthuis in te smijten, prsenteert zich uiteraard als het toppunt van beschaving en cultuur, terwijl de vijand die tegenover haar stond slechts bestialiteit was, bloeddorstig en verantwoordelijk voor de ergste gruweldaden...
Hoe is zo'n ramp mogelijk? Hoe kunnen degenen die een paar maanden, of zelfs een paar dagen eerder, de bourgeoisie bedreigde voor de gevolgen van de oorlog voor zijn eigen overheersing, zich zonder weerstand scharen achter de Heilige Eenheid met de klassenvijand - de Burgfriedenpolitik, volgens de Duitse uitdrukking?
Van alle partijen van de Internationale, droeg de Sozialdemokratische Partei Deutschlands, de Duitse sociaal-democratische partij (SPD), de grootste verantwoordelijkheid. Als we dit zeggen dan verontschuldigt dat geenszins de andere partijen, en met name de Franse. Maar de Duitse partij was het vlaggenschip van de Internationale, het juweel dat opgebouwd was door het proletariaat. Met meer dan een miljoen leden en meer dan 90 regelmatige publicaties, was de SPD verreweg de sterkste en de best georganiseerde partij van de Internationale. Op het intellectuele en theoretische vlak, was ze de referentie voor de hele arbeidersbeweging: de artikelen in haar theoretische tijdschrift, de Neue Zeit, gaven de toon aan op het vlak van de marxistische theorie en Karl Kautsky, hoofdredacteur van de Neue Zeit, werd somstijds beschouwd als de "paus van het Marxisme".
Zoals Rosa Luxemburg schreef: “Zij heeft door talloze offers, door zorgvuldig en onvermoeide arbeid de sterkste en voorbeeldigste organisatie opgebouwd, de grootste pers geschapen, de doeltreffendste middelen voor scholing en voorlichting in het leven geroepen, de geweldigste kiezersmassa om zich geschaard, de talrijkste parlementaire mandaten bevochten.De Duitse sociaaldemocratie gold als de zuiverste belichaming van het marxistische socialisme. Zij had en maakte aanspraak op een speciale plaats als de leermeesteres en leidster van de Tweede Internationale.” (JuniusBrochure)
Het SPD was het model dat alle anderen trachtten te imiteren, zelfs de Bolsjewiki in Rusland: “In de Tweede Internationale speelde de Duitse machtsformatie de doorslaggevende rol. Op de congressen, in de bijeenkomsten van het Bureau van de Socialistische wachtte iedereen op de Duitse mening. Ja, juist in de vragen van de strijd tegen het militarisme en de oorlog, trad de Duitse sociaaldemocratie steeds beslissend op. “Voor ons, Duitsers, is dit onaannemelijk”, was in de regel voldoende om de oriëntatie der Internationale te bepalen. Met blind vertrouwen gaf zij zich aan de leiding der bewonderde, machtige Duitse sociaaldemocratie over: zij was de trots van elke socialist en de schrik van de heersende klassen in alle landen.” (JuniusBrochure)
De Duitse partij had dus de verantwoordelijkheid om de verbintenissen van Stuttgart in werking te stellen en het verzet tegen de oorlog te lanceren. En toch, op de noodlottige dag van 4 augustus 1914, sloot de SPD zich aan bij de burgerlijke partijen van de Rijksdag door voor de oorlogskredieten te stemmen. Van de ene op de andere dag was de arbeidersklasse in alle oorlogvoerende landen ontwapend en zonder organisatie, omdat haar politieke partijen en vakbonden overgingen naar de bourgeoisie en voortaan de belangrijkste organisatoren zijn, niet van het verzet tegen de oorlog, maar daarentegen van de militarisering van de samenleving in het vooruitzicht van de oorlog.
Vandaag leeft de legende dat de arbeiders, net als de rest van de bevolking, door een vloedgolf van patriottisme meegesleept werden, en de media laten graag beelden zien van troepen die vertrekken naar het front, met de bloem op het geweer. Net als vele legendes heeft ze weinig te maken met de werkelijkheid. Hoewel er nationalistische uitingen van hysterie bestonden, waren ze hoofdzakelijk te wijten aan de kleinburgerij, aan jonge studenten overstelpt door patriottisme. In Frankrijk en Duitsland manifesteerden, in juli 1914, daarentegen honderdduizenden arbeiders tegen de oorlog: maar zij waren onmachtig geworden door het verraad van hun organisaties.
In werkelijkheid vond het verraad van de SPD natuurlijk niet van de ene op de andere dag plaats: ze was lange tijd voorbereid. De electorale macht van de SPD heeft een politieke onmacht verborgen, beter nog, het was juist de electorale macht van de SPD en de kracht van de Duitse vakbondsorganisatie die de SPD tot machteloosheid herleid heeft als revolutionaire partij. De lange periode van economische welvaart en relatieve politieke vrijheid, na de beëindiging van de anti-socialistenwetten en de legalisatie van socialistische partijen in Duitsland in 1891, overtuigden de parlementaire en vakbondsleiders er uiteindelijk van dat het kapitalisme een nieuwe fase was binnengegaan, waarbij het zijn interne tegenstellingen had overwonnen. De komst van het socialisme zou plaatsvinden, in plaats van door een revolutionaire massale opstand, door een geleidelijk proces van parlementaire hervormingen. Winnen bij de verkiezingen werd dus het belangrijkste doel van de politieke activiteit van de SPD en de parlementaire fractie kreeg daardoor een steeds meer overheersend gewicht in de partij.
Het probleem is dat, ondanks de vergaderingen en arbeidersmanifestaties tijdens verkiezingscampagnes de arbeidersklasse niet deelneemt aan de verkiezingen als een klasse, maar als geïsoleerde individuen, in het gezelschap van andere individuen die behoren tot andere klassen – waarvan men de vooroordelen niet confronteert. Zo zal de keizerlijke regering van de Kaiser in de verkiezingen van 1907 een campagne voeren ten gunste van een agressieve koloniale politiek en verliest de SPD - die tot dan toe tegen militaire avonturen was – een aanzienlijke hoeveelheid zetels in de Reichstag. De leiders van het SPD, en vooral de parlementaire fractie, trokken daaruit de conclusie dat men de patriottische gevoeligheden niet rechtstreeks moest confronteren en uit dien hoofde verzette de SPD zich tegen alle pogingen binnen de Tweede Internationale (ook op het Congres in Kopenhagen in 1910) te discussiëren over specifieke maatregelen die genomen moesten worden tegen de oorlog, als deze zou uitbreken.
Door in een burgerlijke omgeving te vertoeven, namen de leiders en het apparaat van de SPD steeds meer de geest ervan over. De revolutionaire vlam, die hun voorgangers in staat gesteld had de Frans-Pruisische oorlog in 1870 aan de kaak te stellen, vervaagde bij de leiders. Erger nog, ze werd gezien als schadelijk omdat ze de partij blootstelde aan de repressie. Uiteindelijk werd de SPD in 1914, achter haar indrukwekkende gevel, "een radicale partij net als alle andere". De partij nam het standpunt van de bourgeoisie over, ze stemde voor de oorlogskredieten en slechts een kleine minderheid bleef vastberaden om het debacle te weerstaan. Deze minderheid, opgejaagd, gevangen genomen, vervolgd, zou aan de basis liggen van de groep Spartakus, die zich in 1919 aan het hoofd van de Duitse revolutie zou stellen en die de Duitse afdeling van de nieuwe Internationale, de KPD zou oprichten.
Het is bijna een gemeenplaats om te zeggen dat we nog steeds in de schaduw van de oorlog van 1914-1918 leven. Ze vertegenwoordigde het moment waarop het kapitalisme de planeet had omsingeld en begon the domineren, en zo de gehele mensheid in een enkele wereldmarkt integreerde, mark die het voorwerp was en nog steeds is van de hebzucht van alle machten. Vanaf 1914, zou het imperialisme, het militarisme de productie beheersen; de oorlog globaal en permanent worden. Sindsdien dreigt het kapitalisme de mensheid naar zijn ondergang te voeren!
De manier waarop de Eerste Wereldoorlog zich heeft ontwikkeld, was niet onvermijdelijk. Als de Internationale haar verbintenissen was nagekomen, had de oorlog misschien niet voorkomen kunnen worden, maar ze had het arbeidersverzet, dat steeds meer toenam, kunnen aansporen. Ze had haar een politieke en revolutionaire richting kunnen geven en zo, voor de eerste keer in de geschiedenis, de weg kunnen effenen, en de mogelijkheid kunnen scheppen voor een wereldwijde gemeenschap, zonder klassen en uitbuiting. Het had de beëindiging kunnen betekenen van de ellende en de wreedheden die het imperialistische en decadente kapitalisme sindsdien aan de mensheid heeft opgelegd. Dit is geen vrome hoop en geen illusie; integendeel, de Russische revolutie heeft bewezen dat de revolutie niet alleen noodzakelijk, maar ook mogelijk was (en is). Want het is namelijk deze buitengewone “hemelbestormde” aanval door de massa's, deze enorme proletarische elan die de internationale bourgeoisie op haar grondvesten deed schudden en haar dwong de oorlog voortijdig te beëindigen. Oorlog of revolutie, barbarendom of socialisme, 1914 of 1917 ... : het enige alternatief dat er voor de mensheid bestaat, kan zich slechts met steeds meer duidelijkheid aftekenen!
Sceptici beweren dat de Russische revolutie geïsoleerd bleef en ten onder is gegaan, meegeleept door de Stalinistische contrarevolutie en zij zullen eraan toevoegen dat 1914-1918 is gevolgd door 1939-1945. Dat is volkomen juist. Maar om geen verkeerde conclusies te trekken, is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de oorzaken, en moeten we ons afvragen waarom en ons niet tevreden stellen zonder meer met het slikken van de officiële permanente propaganda. In 1917 begon de internationale revolutionaire golf in een context waarin de splijtzwam van de oorlog nog diep geworteld was. Deze moeilijkheden hebben een heterogeniteit veroorzaakt in de rangen van het proletariaat, die werd uitgebuit door de heersende klasse om de arbeidersklasse te verslaan.
Verward en gedesoriënteerd, is het proletariaat niet werkelijk in staat geweest zich te verenigen in een brede internationale beweging. Het is verdeeld gebleven tussen de kampen van de "winnaars" en van de "verliezers". De heldhaftige revolutionair stormloop, zoals die van 1919 in Duitsland, kon vervolgens worden vernietigd, gedrenkt in het bloed, hoofdzakelijk door het verraad van de grote arbeiderspartij, de sociaal-democratie. Het bestaande isolement heeft de internationale reactie vervolgens in staat gesteld zijn misdrijven te vervolmaken, de Russische Revolutie te verslaan en de tweede grote wereldslachting voor te bereiden. Dit gegeven bevestigd voor een tweede keer de enige historische keuze waar we voor staan: "socialisme of barbarendom".
30.06.2014. Jens
6 mei 2014
In oktober 2013 vormde zich een nieuwe politieke groep die zichzelf de pompeuze naam gaf: “Internationale Groep van het Linkskommunisme” (IGLK). Deze nieuwe groep verhult haar identiteit: ze is ontstaan uit de fusie tussen 2 elementen van de groep Klasbatalo uit Montreal en elementen van de voorheen zogeheten “Interne Fractie” van de IKS (IFIKS), die vanwege hun, voor een communistische militant, onwaardig gedrag uit de IKS werden uitgesloten
Naast diefstal, laster, chantage, hebben deze elementen de Rubicon overschreden door hun doelbewust verklikkersgedrag, onder meer door van tevoren op internet de datum te publiceren van de Conferentie van onze afdeling in Mexico en door nadrukkelijk de echte initialen te afficheren van één van onze kameraden, voorgesteld als het "hoofd van de IKS". We verwijzen onze nog niet gewaarschuwde lezers naar de artikelen die we toen gepubliceerd hebben in onze pers. 1
In een van deze artikelen, “De politiemethoden van de IFIKS”, hebben we duidelijk aangetoond dat deze elementen gratis hun goede en trouwe diensten verlenen aan de burgerlijke staat. Zij verdoen het merendeel van hun tijd met het naarstig in de gaten houden van de website van de IKS, in een poging informatie te verzamelen van alles wat er in onze organisatie gebeurt, en door de meest walgelijke roddels zich eigen te maken en rond te bazuinen, samen gesprokkeld in wandelgangen en op de afvalbelten (en onder meer over het paar Louise/Peter, twee militanten van de IKS, die hen meer dan tien jaar bovenmatig obsedeert en prikkelt!)
Kort na dit artikel maakten ze de situatie nog erger door de publicatie van een document van 114 bladzijden, waarin ze talrijke fragmenten overnemen van de interne vergaderingen van ons internationaal centraal orgaan, die zogenaamd de waarheid van hun beschuldigingen tegen IKS moest aantonen. Wat dit document werkelijk aantoont is dat deze individuen niet meer normaal nadenken, volledig verblind zijn door hun haat tegen onze organisatie, en dat ze opzettelijk gevoelige informatie leveren aan de politie, die daardoor alleen maar kan worden geholpen in haar werk.
Nauwelijks geboren, laat deze hummel, genaamd “Internationale groep van het Linkskommunisme” zijn oerschreeuw horen door een hysterische propaganda te ontketenen tegen de IKS, waarvan het reclamebord uitgestald op haar website getuigt: "Een nieuw (ultieme?) interne crisis in de IKS!" die natuurlijk gepaard gaat met een “Oproep aan het proletarische kamp en aan de militanten van de IKS”.
Al meerdere dagen voert deze “internationale groep” (bestaande uit 4 individuen) een hectische activiteit, stuurt ze brief na brief naar het hele “proletarische milieu”, evenals naar onze militanten en een aantal van onze sympathisanten (waarvan ze de adressen hebben bemachtigd) om hen te redden uit de “klauwen” van een zogenaamde “liquidationistische fractie” (een clan Louise, Peter, Baruch).
De oprichters van deze nieuwe groep, twee verklikkers van de ex-IFIKS, hebben zojuist een nieuwe sprong gewaagd in de reeks schanddaden door overduidelijk hun politie-methoden te onthullen, gericht op de vernietiging van de IKS. Deze opgezette “Internationale groep van het Linkskommunisme” slaat alarm en bazuint het luid uit dat zij in het bezit is van interne bulletins van de IKS. Door met hun oorlogstrofee te pronken en veel kabaal te maken, is de boodschap die deze patente verklikkers proberen door te sluizen heel duidelijk: er is een "mol" in de IKS die hand in hand samenwerkt met de ex-IFIKS!
Dit is duidelijk politiewerk, met als enig doel een veralgemeende verdenking, verwarring en tweedracht te zaaien binnen onze organisatie. Dit zijn dezelfde methoden die de GPU, de politieke politie van Stalin, gebruikte om de trotskistische beweging van de jaren 1930, van binnenuit te vernietigen. Dit zijn dezelfde methoden die de leden van de ex-IFIKS (meer bepaald twee van hen, Juan en Jonas, oprichters van de huidige "IGLK") al hadden gebruikt, toen zij in 2001 “speciale” reizen maakten naar meerdere afdelingen van de IKS om geheime vergaderingen te houden en geruchten de wereld in te sturen dat een van onze kameraden ( de“vrouw van het hoofd van de IKS”, volgens hun uitdrukking) een “flik (politieagent)” zou zijn.
Vandaag is diezelfde procedure, in een poging om paniek te zaaien en de IKS van binnenuit te vernietigen, nog verachtelijker: onder het hypocriete voorwendsel “de hand te reiken” aan de militanten van de IKS en ze te redden van de “ontmoediging”, richten deze beroepsverklikkers in werkelijkheid de volgende boodschap tot alle militanten van de IKS: "er zijn een (of meer) verraders onder jullie die ons jullie interne bulletins doorgeeft, maar we geven jullie niet zijn naam want het is aan jullie zelf om dat uit te zoeken!”
Dat is het werkelijke objectief van alle koortsachtige agitatie van deze nieuwe “internationale groep”: eens te meer het gif van achterdocht en wantrouwen in de IKS binnenloodsen in een poging om deze van binnenuit te vernietigen. Het gaat hier wel degelijk om een onderneming van vernietiging, die niet moet onderdoen betreffende perversie aan de methoden van de politieke politie van Stalin of van de Stasi.
Zoals we herhaaldelijk in onze pers in herinnering hebben gebracht, heeft Victor Serge in zijn bekende boek, een referentie in de arbeidersbeweging, "Wat elke revolutionair moet weten over de repressie”, duidelijk aangetoond dat de verspreiding van achterdocht en laster het wapen bij voorkeur is van de burgerlijke staat om de revolutionaire organisaties te vernietigen: “want het vertrouwen in de partij is het cement dat alle revolutionaire krachten bijeen houdt (...) “
De vijanden van de actie, de lafaards, de goed gevestigden, de opportunisten verzamelen graag hun wapens in de riolen!
“Want achterklap en laster zijn geschikte wapens om iemand in diskrediet te brengen. (...) Dit onheil — de verdenking, het wantrouwen van allen tegen allen — kan enkel bezworen worden door een grote wilsinspanning. Iemand zou nooit in den blinde beschuldigd mogen worden, want elke lasterlijke aantijging tegen een propagandist is een troef in de handen van de provocatie. En nooit zou een beschuldiging tegen iemand ingebracht, mogen worden gepubliceerd: ieder keer dat iemand verdacht wordt, zou een jury van kameraden zich moeten uitspreken over het gegronde van de beschuldiging — of van de laster. Dat zijn nu doodgewone voorschriften, die echter met onwrikbare strengheid moeten worden toegepast, indien men de morele gezondheid der organisatie ongeschonden wil bewaren.”
De IKS is de enige revolutionaire organisatie die trouw is gebleven aan deze traditie van de arbeidersbeweging door het principe van de Erejury te verdedigen tegenover de laster: alleen avonturiers, troebele elementen en lafaards willen geen opheldering brengen ten overstaan van een Erejury. 2
Victor Serge bevestigt eveneens dat de motieven, die bepaalde militanten ertoe drijven om hun diensten te verlenen aan de repressiekrachten van de burgerlijke staat, niet noodzakelijkerwijs voortkomen uit materiële ellende of uit lafheid:
“Er zijn er, en deze zijn veel gevaarlijker, uit liefhebberij. Avonturiers die in niets geloven, of teleurgestelden in het ideaal dat zij vroeger gediend hebben, ook kerels die belust zijn op de gevaren verbonden aan een samenzwering, of op het ingewikkeld spel waarbij zij iedereen bedriegen. Zulke kunnen talent hebben, en een bijna onontwarbare rol spelen.”. En bij het profiel van de spion en de agent-provocateur vindt men, volgens Victor Serge, onder andere de ex-militant “gekwetst door de partij”.
Eenvoudige gekwetste trots, persoonlijke grieven (jaloezie, frustratie, teleurstelling …) kunnen militanten ertoe brengen een ongecontroleerde haat te ontwikkelen tegen de partij (of tegen bepaalde leden die ze als rivalen beschouwen) et hun dienst te verlenen aan de repressiekrachten van de burgerlijke staat.
Alle rumoerige “oproepen” van dit officieuze agentschap van de burgerlijke staat, van de “IGKL”, zijn alleen maar oproepen tot een pogrom tegen bepaalde van onze kameraden (wij hebben in onze pers al eens de openlijke bedreigingen aangeklaagd door een lid van de ex-IFIKS, die tegen een van onze militanten had gezegd: “jou, jou zal ik de keel opensnijden!”).
Het is helemaal niet toevallig dat deze nieuwe oproep van de verklikkers van de ex-IFIKS onmiddellijk wordt afgelost door een van hun medeplichtigen en “vriend”. Een zekere Pierre Hempel (die een onding publiceert, genre “presse people”, even onverteerbaar als uitzinnig) getiteld “Le Prolétariat Universel”, waarin men dingen kan lezen in de stijl van“Peter en zijn del”. De “del” in kwestie is uiteraard niemand anders dan onze kameraad, die al tien jaar wordt belaagd door de verklikkers en de potentiële liquidators van de ex-IFIKS en hun medeplichtigen.
Ziedaar, door welk soort van literatuur (zeer “proletarisch”) vandaag de “oproep” van de zogenaamde 'Internationale Groep van het Linkskommunisme" wordt opgevolgd, die nieuwsgierigheid (en voyeurisme) opwekt van alle aasgieren van het kleinzielige, zogenaamde “proletarische milieu”. Men heeft de vrienden die men verdient!
Maar dat is niet alles. Door te klikken op de links, die worden weergegeven in voetnoot 3, kunnen onze lezers, die werkelijk behoren tot het kamp van de Kommunistische Linkerzijde, een enigszins nauwkeuriger idee krijgen van de stamboom van deze nieuwe “Internationale groep van het Linkskommunisme”: ze wordt al vele jaren gesponsord door een tendens binnen een ander verdacht broeinest van de burgerlijke staat, de NPA (de partij van Olivier Besancenot, die zich presenteert in de verkiezingen en die regelmatig wordt uitgenodigd in de televisiestudio’s).
Deze tendens in de NPA maakt vaak opzichtelijke reclame voor ze, op de eerste pagina van haar internetsite! Als een groep van de uiterste linkerzijde van het kapitaal zoveel publiciteit maakt voor de IFIKS en haar nieuwe vermomming (de “IGKL”), bewijst dit vooral dat de bourgeoisie haar trouwe dienaren herkent: ze weet op wie ze kan rekenen in een poging de IKS te vernietigen. Aldus zouden de verklikkers van de "IGKL" het volste recht hebben om een decoratie op te eisen van de staat (uit handen van de Minister van Binnenlandse Zaken natuurlijk), waaraan ze meer uitstekende diensten hebben geleverd dan het merendeel van de met tromgeroffel gelaagde kandidaten.
De IKS zal in alle duidelijkheid de lezers informeren over het vervolg van deze affaire. Het is heel goed mogelijk dat we zijn geïnfiltreerd zijn door een (of meer) troebele elementen. Het zou niet de eerste keer zijn en we hebben een lange ervaring met dit soort problemen, op zijn minst sinds de zaak Chénier iemand die in 1981 werd uitgesloten van de IKS en die, een paar maanden later, officieel voor de socialistische partij, toenmalige regeringspartij, werkte. Als dit het geval is, zullen we vanzelfsprekend onze statuten toepassen, zoals we altijd hebben gedaan.
Maar we kunnen een andere hypothese niet uitsluiten: dat een van onze computers is gehackt door de politiediensten (die al meer dan 40 jaar toezicht houden op onze activiteiten). En het is niet onmogelijk dat het de politie zelf is (door zich voor te doen als een “mol”, een anonieme militant van de IKS) die bepaalde interne bulletins van de IKS aan de IFIKS heeft doorgegeven omdat zij heel goed weet dat deze verklikkers (en vooral de twee oprichters van deze zogenaamde "IGKL") er onmiddellijk goed gebruik van zouden maken.
Dit zou helemaal niet zo verwonderlijk zijn, aangezien de “cowboys” van de IFIKS (die altijd sneller schieten dan hun schaduw!) al in 2004 zich lieten beetnemen door te flirten met een “onbekende” van een stalinistisch broeinest in Argentinië, “burger B” die zich daarvoor had verscholen achter een zogenaamde “Circulo de Comunistas internacionalistas”. Deze puur virtuele "Circulo" had de grote verdienste om grove en verachtelijke leugens te publiceren tegen onze organisatie, leugens die bereidwillig werden overgenomen door de IFIKS. Zodra deze leugens werden ontmanteld, is "burger B" van het toneel verdwenen, en liet de IFIKS achter in ontzetting en verwarring.
De IFIKS pretendeert dat "het proletariaat haar politieke organisaties meer dan ooit nodig heeft om zich op de proletarische revolutie te kunnen richten. Een verzwakking van de IKS blijft nog altijd een verzwakking van het proletarische kamp als geheel. En een verzwakking van het proletarische kamp houdt noodzakelijkerwijs een verzwakking in van het proletariaat in de klassenstrijd". Dit is een walgelijke vorm van hypocrisie.
De stalinistische partijen riepen zichzelf uit als de verdedigers van de communistische revolutie terwijl ze de grootste vijanden ervan waren. Laten we ons niets wijs maken: ongeacht het scenario, de aanwezigheid in ons midden van een "mol” van de IFIKS of manipulatie door officiële instanties van de staat, het laatste "koud staaltje" van de IFIKS-IGKL toont duidelijk aan dat ze zich absoluut niet geroepen voelt om de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde te verdedigen of zich in te spannen voor de proletarische revolutie. Ze is uit op de vernietiging van de belangrijkste organisatie van de Kommunistische Linkerzijde van het moment. Integendeel, ze is een politie-instantie van de kapitalistische staat, of ze er nu voor vergoed wordt of niet.
De IKS heeft zich altijd tegen de aanvallen van haar vijanden verdedigd, onder meer tegen hen die haar willen vernietigen met campagnes van laster en leugens. Ook deze keer zal ze zich niet laten doen. Door de aanval van de klassenvijand zal ze noch worden gedestabiliseerd noch geïntimideerd. In het verleden hebben alle proletarische organisaties te maken gehad met de aanvallen van de burgerlijke staat in een poging hen te vernietigen.
Ze verdedigden zich in alle hevigheid, en zeer vaak hebben deze aanvallen, in plaats van hen te verzwakken, de eenheid en de solidariteit tussen de militanten echter hebben versterkt. De IKS en haar militanten hebben steeds zo gereageerd op de aanvallen en verklikkingen van IFIKS. Ook deze keer hebben alle afdelingen en alle militanten van de IKS zich, zodra de weerzinwekkende “oproep” van de “IGKL” bekend werd, onmiddellijk gemobiliseerd om onze organisatie en onze kameraden, die in dit “oproep” geviseerd werden, met de grootste vastberadenheid te verdedigen.
Internationale Kommunistische Stroming,
04.05.2014
Voetnoten
1 “De verdediging van de organisatie: de politiemethoden van de “IFIKS””, “De openbare bijeenkomsten van de IKS verboden voor verklikkers”, en “Laster en verklikking, de twee voedingsbodems van de IFIKS ten opzichte van de IKS.”
2 We verwijzen vooral naar ons communiqué van 21 februari 2002 : « De strijd van de revolutionaire organisaties tegen provocatie en laster - Communiqué aan onze lezers
3 https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=655 [170]
https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=2058 [171]
https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=7197 [172]
Volgens recente opiniepeilingen steunden 87% of zelfs 97% van de Israëli’s de militaire aanval op Gaza toen die het meest intens was. Er werden feestjes georganiseerd op de heuvels die uitkijken over de Gazastook, waar bier gedronken werd terwijl men keek naar het dodelijke vuurwerk in de verte. Sommigen die geïnterviewd werden na raketaanvallen van Hamas zeiden dat de enige oplossing het doden is van alle inwoners van Gaza – mannen, vrouwen en kinderen. De Times of Israel publiceerde een tekst van de Amerikaans-joodse blogger Yochanan Gordon met de titel “Wanneer genocide toelaatbaar is” (1). In de marsen die volgden op de moord op drie jonge Israëli’s op de Westbank – gebeurtenis die het huidige conflict deed ontbranden – was de slogan “Dood aan de Arabieren” de favoriet van de deelnemers.
In Gaza wordt gemeld dat de bevolking, onderworpen aan genadeloze Israëlische bombardementen en beschietingen, juichte wanneer Hamas of de Islamitische Jihad een nieuwe ronde raketten afvuurde, die bedoeld waren, zij het met weinig succes, om zoveel mogelijk Israëli’s te doden – mannen, vrouwen en kinderen. De kreet “Dood aan de Joden” kan weer worden gehoord, net als in de jaren 1930, en niet enkel in Gaza en op de Westbank, maar ook in ‘pro-Palestijnse’ betogingen in Frankrijk en Duitsland waar synagogen en joodse winkels werden aangevallen. In Groot-Brittannië was er ook een toename van het aantal antisemitische incidenten.
Drie jaar geleden, in de zomer van 2011, in het kielzog van de ‘Arabische lente’ en de opstand van de ‘Indignados’ in Spanje, waren de slogans heel anders: “Netanyahu, Assad, Moebarak, zelfde strijd” – dat was het ordewoord van tienduizenden Israëli’s die de straat opgingen tegen soberheid en corruptie, tegen de chronische woningnood en andere vormen van sociale achterstand. Schuchter en zenuwachtig werd de eenheid van belangen tussen verarmde joden en verarmde Arabieren aangekaart in bijeenkomsten die de nationale kloof overstaken en in slogans over de woningnood als een kwestie die iedereen aanbelangt, ongeacht hun nationaliteit.
Vandaag worden kleine bijeenkomsten gemeld van Israëli’s die scanderen dat Netanyahu en Hamas beiden onze vijanden zijn, maar deze demonstraties werden omsingeld, overstemd en zelfs fysiek aangevallen door rechtse zionisten met hun steeds meer schaamteloze racistische oproepen. Dat is het ironische lot van de zionistische droom: een “joods thuisland” dat joden moest beschermen tegen vervolging en pogroms heeft geleid tot zijn eigen joodse pogromisten, waarvan bendes zoals Betar en de Joodse Defensieliga voorbeelden zijn.
In 2011 uitten sprekers van de protestbeweging de vrees dat de regering wel een voorwendsel zou vinden om een nieuwe aanval op Gaza te beginnen en daarmee het sociaal protest in het doodlopend straatje van het nationalisme zou sturen. De nieuwste vuurzee, moorddadiger dan alle vorige oorlogen over Gaza, lijkt te zijn begonnen met een provocatie vanwege Hamas of mogelijk vanwege een aparte jihadistische cel – de brutale ontvoering en moord op enkele Israëlische jongeren. Maar de Israëlische regering, met de spectaculaire inzet van troepen om de jongeren op te sporen, en de aanhouding van honderden Palestijnse verdachten, stond duidelijk te popelen om de gebeurtenissen aan te grijpen om een slag toe te brengen aan de recent gevormde coalitie tussen Hamas en PLO, en tegelijk ook tegen degenen die achter Hamas staan, in het bijzonder Iran, de sjiitische ‘islamitische republiek’, die de Verenigde Staten voor het ogenblik voor zich proberen te winnen tegen de opmars van de fundamentalistische soennieten gegroepeerd in ISIS. Maar wat ook de drijfveren van de Israëlische regering mogen zijn bij het ‘ingaan’ op de Hamas-provocatie (die natuurlijk ook het constante afvuren van raketten op Israël inhoudt), er is geen sprake van dat de actuele opleving van nationalisme en etnische haat in Israël en Palestina een dodelijke klap betekent voor de prille groei van het sociaal bewustzijn en klassebewustzijn die we zagen in 2011.
Met veel fanfare wordt de honderdste verjaardag van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog herdacht en dat herinnert ons aan wat de internationalistische revolutionaire Rosa Luxemburg in haar Junius-brochure (oorspronkelijke titel: De crisis van de sociaal-democratie) vanuit haar gevangeniscel schreef over de sfeer in de Duitse samenleving bij het uitbreken van de oorlog. Luxemburg vertelt ons over “(...) het patriottische lawaai in de straten, de jacht op automobielen met goud, de elkaar opjagende valse telegrammen, de met cholera vergiftigde bronnen, de op elke spoorbrug van Berlijn bommen werpende Russische studenten, de boven Neurenberg vliegende Fransen, de straatrelletjes van het op de spionnenjacht zijnde publiek, de golvende mensenmassa in de lunchrooms, waar oorverdovende muziek en patriottische gezangen de boventoon voerden, gehele bevolkingen van de steden, in gepeupel veranderd, bereid om aan te brengen, vrouwen te mishandelen, hoera te roepen en zich zelf door wilde geruchten tot een delirium op te zwepen, de atmosfeer van de rituele moord, de sfeer van Chisinau, waarin de politieman op de hoek van de straat de enige vertegenwoordiger van de menselijke waardigheid was.”
Toen ze deze woorden in 1915 schreef, maakte ze duidelijk dat die aanvankelijke nationalistische euforie in werkelijkheid al snel werd verdreven door de toenemende oorlogsellende, zowel thuis als aan het front. Maar het idee blijft overeind: de mobilisatie van de bevolking voor de oorlog en het opwekken van een geest van wraak, vernietigt de inzichten, vernietigt de moraal en schept een walgelijke “sfeer van Chisinau” – de sfeer van de pogrom. Luxemburg verwees naar de pogrom in 1903 in de stad Chisinau (Kisjinev) in tsaristisch Rusland, waar joden uitgemoord werden onder het middeleeuwse voorwendsel van een ‘rituele moord’ op een christelijke jongen.
Net zoals de feodale machten de anti-joodse rellen graag aanwakkerden om de aandacht van het ontevreden volk over de feodale heerschappij af te leiden, en daarbij van de gelegenheid gebruik maakten om de grote schulden te schrappen die de koningen en vorsten hadden uitstaan bij de joodse geldschieters, net zo vertonen de pogroms van de 20e eeuw het dubbele kenmerk van een berekende, cynische manipulatie vanwege de heersende klasse, en het ontwaken van de meest irrationele en antisociale gevoelens onder de bevolking, met name bij de wanhopige kleinburgerij en de meest verpauperde elementen van de samenleving. In Chisinau en gelijkaardige pogroms had het tsaristisch regime de Zwarte Honderd, bendes straatschurken, tot zijn beschikking. Zij stonden klaar stonden om te doen wat hun aristocratische meesters bevalen. De nazi-overheid, die de verschrikkingen van de Kristallnacht uitlokte, stelde de afranselingen, de plunderingen en de moorden voor als een uitdrukking van ‘spontane volkswoede’ tegen de joden na de moord op een nazi-diplomaat, Ernst vom Rath, door een Poolse joodse jongeman, Herschel Grynszpan.
De imperialistische machten die vandaag de wereld beheersen blijven dit soort irrationele krachten aanstoken om hun eigen lage belangen te verdedigen. Bin Laden begon zijn politieke carrière als CIA-agent tegen de Russen in Afghanistan. Maar de vernietiging van de Twin Towers door Bin Ladens Al Qaida is een overduidelijk voorbeeld van hoe deze krachten gemakkelijk kunnen ontsnappen aan de controle van wie hen manipuleert. En toch heeft de geleidelijke afzwakking van de Amerikaanse wereldhegemonie hen ertoe gebracht dezelfde fout te maken in Syrië, waar ze samen met Groot-Brittannië maar al te graag heimelijk de radicale islamisten steunden tegen het Assad-regime, totdat die in Syrië en nu ook in Irak ertoe over dreigden te gaan tot het installeren van een regime dat nog vijandiger staat tegen de Amerikaanse belangen dan dat van Assad. Zelfs Israël, met zijn hoog opgeleide geheime diensten, beging dezelfde fout toen het in eerste instantie de groei van Hamas in Gaza aanmoedigde als tegenwicht tegen de PLO.
In het meest gevorderde stadium van zijn verval is het kapitalisme steeds minder in staat de krachten van de onderwereld te beheersen die het zelf heeft opgeroepen. Een duidelijk bewijs van deze tendens is deze geest van de pogrom die zich over de hele planeet verspreid. In Centraal-Afrika, in Nigeria, in Kenia worden niet-moslims afgeslacht door islamitische fanatici, waardoor weer moordpartijen vanwege christelijke bendes uitgelokt worden. In Irak, Afghanistan en Pakistan gebruiken soennitische terroristen bommen tegen sjiitische moskeeën en processies, terwijl ISIS in Irak christenen en jezidi’s bedreigd met de keuze bekering, uitzetting of dood.
In Birma wordt de moslimminderheid regelmatig aangevallen door ‘militante boeddhisten’. In Griekenland worden immigranten gewelddadig aangevallen door fascistische groepen als Gouden Dageraad; in Hongarije gaat de Jobbik-partij tekeer tegen joden en Roma. En in ‘democratisch’ West-Europa worden xenofobe campagnes tegen moslims, illegale immigranten, Roemenen en anderen de politieke norm, zoals gebleken is in de recente Europese verkiezingen.
In reactie op de progrom van Chisinau keurde de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij, op haar historisch congres van 1903, een resolutie goed waarin de arbeidersklasse en de revolutionairen werden opgeroepen zich uit alle macht te verzetten tegen de dreiging van pogroms: “Met het oog op het feit dat bewegingen zoals de spijtig genoeg al te bekende pogrom in Chisinau, nog afgezien van de afschuwelijke wreedheden die er begaan werden, in handen van de politie dienen als een middel waarmee zij probeert de groei van het klassebewustzijn in het proletariaat tegen te houden, beveelt het Congres de kameraden aan alles dat in hun macht ligt te gebruiken om dergelijke bewegingen te bestrijden en aan het proletariaat de reactionaire en klasse-inspiratie uit te leggen van antisemitische en alle andere nationaal-chauvinistische ophitsingen.”
Hoe terecht was deze resolutie met haar inzicht dat de pogrom een rechtstreekse aanval was op het proletarisch klassebewustzijn! Toen het tsarisme in 1905 te maken kreeg met massastakingen en het verschijnen van de eerste arbeiderssovjets, ontketende het de pogrom van Odessa, rechtstreeks gericht tegen de revolutie. En de revolutie reageerde niet minder direct: de sovjets organiseerden gewapende milities om de joodse wijken te verdedigen tegen de Zwarte Honderd.
Vandaag is deze kwestie nog universeler en van nog vitaler belang. De arbeidersklasse ziet hoe haar klassebewustzijn, het volle besef van zichzelf als een klasse, wordt verzwakt en ondermijnd door de onophoudelijke vernietigingskracht van de kapitalistische ontbinding. Op sociaal vlak betekent de ontbinding van de kapitalistische maatschappij de strijd van ieder tegen allen, de verbreiding van de rivaliteit tussen bendes, de sinistere verspreiding van etnische, raciale en religieuze haat. Op het niveau van de natiestaten betekent het de verspreiding van irrationele militaire conflicten, labiele allianties, oorlogen die ontsnappen aan de controle van de grootmachten en die tegelijk verder meeslepen in de chaos die ze zelf veroorzaakt hebben. En we zien in de oorlogen in Israël/Palestina, in Irak, in Oekraïne, hoe de geest van de pogrom een directe aanvulling wordt van de oorlog en zijn ultieme incarnatie dreigt te worden: genocide, de door de staat georganiseerde uitroeiing van hele bevolkingsgroepen.
Dit sombere beeld van een mondiale samenleving in haar doodsstrijd kan gevoelens van angst en wanhoop opwekken, vooral omdat de verwachtingen die opkwamen in 2011 vrijwel volledig teniet werden gedaan, niet alleen in Israël, maar over het gehele Midden-Oosten, dat zag hoe protesten in Libië en Syrië verdronken werden in moorddadige ‘burgeroorlogen’ en hoe Egypte’s zogenaamde ‘revolutie’ aanleiding gaf tot het ene repressieve regime na het andere. En toch: deze bewegingen, in de eerste plaats die in het ‘democratische’ Spanje, begonnen een perspectief voor de toekomst te ontwikkelen door het potentieel van de massa’s te tonen, wanneer die samen komen in betogingen, in bijeenkomsten, in diepgaande debatten over de weg die de kapitalistische maatschappij opgaat en de mogelijkheid zich daarvan te bevrijden. Zij toonden aan dat het proletariaat niet verslagen is, dat het niet compleet werd overweldigd door de oprukkende verrotting van de maatschappelijke orde. Hoe verward en aarzelend ze ook waren, ze bliezen het spook van de klassestrijd nieuw leven in, de strijd van het wereldproletariaat, dat de revoluties voerde van 1905 en 1917-18, dat met zijn stakingen en opstanden een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog, dat met de heropkomst van zijn strijd vanaf Mei 1968 de weg naar een derde Wereldoorlog blokkeerde, en dat met de klassebewegingen tussen 2003 en 2013 opnieuw zijn kracht begon te tonen. De uitgebuite klasse in de kapitalistische maatschappij, wanneer ze haar gemeenschappelijke belangen ziet die haar verenigen over alle nationale, etnische en religieuze barrières heen, is de enige maatschappelijke kracht die de geest van wraak kan weerstaan, tegen het aanwijzen van minderheden als de zondebok, tegen de nationale haat en tegen de nationale staten en hun eindeloze oorlogen n
Amos
Voetnoten
(1) Het werd snel ingetrokken na wijdverbreide kritiek, maar het feit dat het gepubliceerd kon worden is een aanwijzing van de groeiende gemoedstoestand in Israël.
In het eerste gedeelte van dit artikel zagen we al dat de bourgeoisie valse verklaringen gaf voor de aanhoudende ondervoeding en de honger.
Zij zoekt namelijk om het kapitalistisch systeem vrij te pleiten van alle voedingscatastrofen door de individuen de schuld toe te schuiven of door met de vinger te wijzen naar deze of gene baas of onderneming. Hierbij hanteert ze het eeuwenoude afleidingsmaneuver van de zondebok. In dit tweede deel zullen we zien hoe destructief dit barbaarse systeem is, onder meer door het aanwakkeren van plundering en verspilling.
De voedingscrisissen, kenmerkend voor de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze, hebben zich verscherpt met de intrede tot het verval van dit systeem. Maar nog veel erger in zijn huidige fase van ontbinding, dikwijls kwalitatief gezien onder totaal verschillende vorm. En zelfs indien het kapitalisme altijd heeft vergiftigd, verhongerd en het milieu verwoest, heeft het haar destructief en verwoestend aspect vandaag tot de ganse planeet uitgestrekt in haar zoektocht om elk stukje op aarde uit te buiten in haar voordeel. Wat uiteindelijk wil zeggen dat dit systeem vandaag het overleven zelf van de menselijke soort zelf bedreigt.
Historisch heeft het kapitalisme, door de gebruikswaarde en de ruilwaarde van de producten te scheiden, de mensheid afgesneden van het doel zelf van de productiearbeid.
Heeft de landbouw niet tot doelstelling de menselijke behoeften te voldoen? Wel in het kapitalisme is het antwoord neen! Ze is slechts een productie van waren, waarvan de inhoud en kwaliteit weinig ter zake doen, vooropgesteld dat ze zich opdringen op de wereldmarkt en ook nog eens, en passant, toelaten om de de arbeidskracht heel goedkoop te reproduceren.
Met de intrede in het verval van het kapitalisme is de productie systematisch opgevoerd geworden, ten koste van de kwaliteit. Dit is de rauwe werkelijkheid die men vaststelt bij het observeren van de ontwikkeling van de landbouw sinds de tweede wereldoorlog tot op heden. Het ordewoord na de oorlog was: produceren, produceren en nog eens produceren! In het merendeel van de ontwikkelde landen zagen we de landbouwindustrie haar productiecapaciteiten bliksemsnel toenemen. Hierbij speelden de veralgemening van de landbouwmachines en van de chemische producten een belangrijke rol. In de jaren 1960-1980 durfde men dit opvoeren van de landbouw zelfs bedrieglijk “groene revolutie” te noemen. Wij erkennen er geen enkele ecologische overweging in!
Om het hoofd te bieden aan de verscherpte concurrentie, kwam het erop aan om maximaal te produceren en met de laagste kost, zonder al te veel de kwaliteit van het resultaat te bekijken. Maar de tegenstellingen van een systeem in verval konden zich enkel opstapelen en de overproductie nog doen toenemen . Produceren, produceren… maar om te verkopen aan wie? Aan diegenen die honger lijden? Zeker niet! De producten worden maar al te dikwijls vernietigd of rotten ter plaatse door het gebrek aan voldoende solvabele afzetmarkten. [1].
Miljoenen mensen sterven de hongerdood in de Afrikaanse of Aziatische landen, een aangroeiende massa doet beroep op caritatieve instellingen in de industrieel ontwikkelde landen zelf, daar waar veel producenten verplicht zijn om een deel van hun productie te vernietigen om de “quota’s” te respecteren of kunstmatig hun prijzen hoog te houden!
De ineenstorting van het kapitalistisch systeem in haar historische crisis maakt het probleem nog erger. Met op de achtergrond een chronische economische crisis, zoeken de op profijt beluste investeerders hun kapitalen te plaatsen in rendabele voedingswaren (zoals rijst en granen), ze speculeren en gedragen zich als in een casino zonder enige scrupules, ook al verhongeren zij zo een aangroeiend deel van de wereldbevolking: “Om enkele bijzonder verhelderende cijfers te geven, de prijs van maïs is verviervoudigd sinds de zomer van 2007, de prijs van graan is verdubbeld sinds begin 2008 en de voedingswaren zijn in de arme landen globaal verhoogd met 60% in twee jaar tijd". [2].
Deze prijsverhoging is simpelweg ondraaglijk geworden voor de bevolkingen in precaire situaties zoals in Senegal, de Ivoorkust, Indonesië of de Filipijnen en veroorzaakte tenslotte hongeropstanden volgend op de periode die vandaag ook wel de “Voedselcrisis van 2007-1008” genoemd wordt [3]. Als een cynische klucht heeft hetzelfde scenario zich herhaald in 2010, nog verergerd door het intens gebruik van oogsten voor de productie van biobrandstoffen (soja, maïs, koolzaad, suikerriet). De meest berooiden werden zo opnieuw in een nog extremere armoede dompelend.
Parallel aan het tragisch lot dat zij voor deze bevolkingen van de “derde wereld” toebedeelt, vergeet het kapitalisme de uitgebuiten van de “ontwikkelde” landen niet. Indien het klopt dat gedurende de laatste decennia de landbouw productie geweldig is toegenomen, wat globaal toeliet het percentage ondervoede personen te verminderen, moet men wel inzien tot welke prijs en wat het rampzalige resultaat daarvan is.
De gronden zijn door de buitensporige opvoering van de landbouw met massaal en willekeurig gebruik van chemische producten aanmerkelijk verarmd, zo erg zelfs dat de voedingswaarde van de producten en het gehalte aan vitamines ook verarmd is. [4]. Recente studies proberen het directe verband aan te tonen dat bestaat tussen het gebruik van verdelgingsmiddelen, insecticiden en andere schimmelwerende producten in de culturen en de merkelijke verhoging van aantal kankers en neuro degeneratieve ziekten [5].
Bovendien blijkt het gebruik van zoetmiddelen zoals aspartaam (E951 op de etiketten), of glutamaat in de agrarische voedingsindustrie, evenals veralgemeend gebruik van kleurstoffen, zeer schadelijk te zijn voor onze gezondheid. Met een experiment op ratten heeft men zelfs ontdekt dat zij de zenuwcellen vernietigen [6]. Wij gaan hier geen lijst maken van de verschillende schadelijke producten die op ons bord terechtkomen, dit zou pagina’s en pagina’s vergen.
“Alles is kwestie van dosering” zegt men ons. Maar in feite is geen enkele studie openbaar gemaakt of op lange termijn gevoerd, om de invloed van deze verschillende “doseringen” te meten die toegevoegd en geïntegreerd zijn in eenzelfde product, dag na dag. Men heeft slechts sommige invloeden van het nucleaire bestralen van onze voeding kunnen vaststellen: zoals met de explosie van schildklier kankers na het ongeval van Tchernobyl, de misvormingen bij de regionale bevolking ten gevolge van de inname van gecontamineerde etenswaren. Idem vandaag in Japan sinds Fukushima met de producten uit de zee. Het moorddadig karakter van het kapitalisme heeft wel degelijk een nieuwe dimensie aangenomen. Om winsten te maken, laat het kapitalisme om het even wat doen slikken door zijn uitgebuitenen!
Laten we in navolging van de tekst van Friedrich Engels “Over de toestand van de arbeidersklasse in Engeland”, enkele hedendaagse feiten aanhalen die aantonen op welke wijze het kapitalisme zich bekommert over de gezondheid van zijn uitgebuiten:
“In december 2002 barst de zaak los over het her-etiketteren van Nestlé melkpoeder dozen voor zuigelingen die hun einde van houdbaarheid termijn bereikt hadden. De multinational heeft illegaal melk uit Uruguay geïmporteerd opdat ze zou verkocht worden in Colombia […] Het dagblad El Tiempo van zaterdag 7 december merkt op dat bij de 200 ton in beslag genomen melk, […] 120 andere tonnen melk dienen gevoegd te worden, in beslag genomen tijdens een proces van her-etiketteren om te simuleren dat de melk afkomstig was van het eigen land en om te verdoezelen dat het melk betrof waarvan de gebruiksduur voor menselijke consumptie verstreken was” [7].
Onder de vele versneden producten die het kapitalisme voortbrengt vindt men o.a. de Noorse zalm die net als de batterijkippen, volgepropt zitten met antibiotica en zelfs met kleurstoffen om aan de eisen van de markt te voldoen. Het gehalte medicijnen in hun organisme is zodanig dat de gekweekte zalm een monsterlijke soort geworden is en een mutant met misvormde koppen en uitgesneden vinnen…Maar omdat een minister van dat land meerdere kwekerijen bezit en stevig de omerta handhaaft, werden universitairen ontslagen omdat ze wezen op het gevaar voor kanker, met name door het gif van de gekweekte zalm.
Hierbij dient men nog de tonnen vervuiling bij te voegen die in de zee terechtkomen, de PCB's in de grote rivieren, de afvalstoffen of de al dan niet ingegraven radioactieve elementen [8]…Zonder de kwalijke gevolgen te rekenen van zware metalen, de dioxine, het asbest dat in onze voeding of onze borden terechtkomt. Het water en de producten van de zee, de lucht die we inademen, de dierlijke producten die we eten en de teeltaarde zijn allen diep doordrenkt met al deze permanente bronnen van besmetting.
Er is reden genoeg om verontwaardigd te zijn wegens deze permanente voedingscrisis die onze planeet treft, en die sommigen uithongert terwijl het anderen vergiftigt.
De woede van hen die de verdwazing van dit systeem bestrijden is fundamenteel terecht. Maar terzelfder tijd “ ligt het beheersen en verminderen van het niveau van verspilling dikwijls buiten de capaciteiten van de landbouwer, van de verdeler of van de individuele consument, omdat dit afhangt van de filosofie van de markten, van de zekerheid van energiebevoorrading, van de kwaliteit van de wegen en de al dan niet aanwezige transportcentra” [9] .
Uiteindelijk wil dit zeggen dat het zoeken naar oplossingen op lokaal en individueel vlak, op korte en middellange termijn naar een impasse leidt. Ageren in de hoedanigheid van verantwoordelijke en verlichte “burger”, als individu dus, zal nooit een oplossing aanbrengen voor de immense verspilling die het kapitalisme veroorzaakt. Het zoeken naar “individuele” of “lokale” oplossingen draagt de illusie in zich dat er een onmiddellijk antwoord zou bestaan voor de contradicties van het kapitalisme. Zoals we zagen zijn de redenen historisch en politiek diep geworteld. Het is op dit niveau dat de werkelijke strijd dient gestreden. Momenteel roepen de propagandisten van het kapitaal op om onze “voedingsgewoontes te verbeteren”, om uw “gewicht te verminderen” om aan preventie te doen, om de “slechte eetgewoontes “op school te elimineren,…Geen woord over loonsverhoging! Niets om de werkomstandigheden te verbeteren van de uitgebuiten! Zij prediken over gewoontes, de seizoen opbrengsten of de aangeboren kwalen…Maar zij verdoezelen de ware oorzaak van de ontaarding van de voeding van de mensheid: de crisis van een systeem dat enkel oog heeft voor winst. [10]
Enkidu/ 25.10.2013
Voetnoten
[1] Ten gevolge van slechte commerciële strategieën, gebonden aan het opheffen van het Indisch embargo op zijn rijst : “Thailand is zijn rol kwijt als eerste werelduitvoerder en het land zit met een overschot gelijk aan een jaar van haar consumptie. De hangars van de oude luchthaven van Bangkok zouden zijn gebruikt om de rijst te stockeren, waarvan men niet meer weet waar, om te voorkomen dat die zou verrotten” (“La Thaïlande étouffée par son riz”, Le Monde du 24 juin 2013)
[2] Revue Internationale 132 (Fr, Eng, Sp), de voedingscrisis, opstanden van honger: enkel de strijd van het proletariaat kan een einde stellen aan de honger.
[3] http ://fr.wikipedia.org/wiki/Crise_alimentaire_mondiale_de_2007-2008
[4]) “Tijdens de periode van 1961 tot 1999, is het gebruik van stikstof en fosfaat houdend meststof respectievelijk gestegen met 638% en 203%, daar waar de productie van pesticides verhoogd is met 854% %”, Global Food Report, p.13, door ons vertaald
[5] Zie de teksten van journaliste Marie Monique Robin, Notre poison quotidien.(Ons dagelijks vergif)
[6] Idem.
[7] Christian Jacquiau, Les coulisses du commerce équitable, p.142.
[8] A Fukushima, 300 tonnes d’eau contaminée se déversent chaque jour dans le Pacifique”, Le Monde du 7 août 2013. (”In Fukushima , vloeit elke dag 300 ton gecontamineerd water in de Pacific “)“
[9] Global food report, p. 18.
[10] “Mexique : l’obésité, nouveau visage de la misère sous le capitalisme”, sur le site web du CCI, Juin 2010.(“Mexico: overgewicht, nieuw gezicht van de miserie onder het kapitalisme” op de CCI- website)
Van het Noord- tot het Zuid-station, waren de straten gevuld met rode, groene en blauwe kleuren. Een bonte verzameling van zowat 120.000 mensen afkomstig uit alle regio’s, over de taalgrens heen, die opstapten achter het ‘gemeenschappelijk’ vakbondsfront van socialisten christenen en liberalen. Die donderdag 6 november leek het wel alsof het centrum van het kapitalistische Europa, Brussel, veranderd was in een stad van ‘arbeidersvakbonden’. En dat was slechts het begin van een lange reeks acties, 3 dagen van ‘provinciale’ stakingen en een dag van ‘nationale staking, verspreid van midden november tot midden december, allemaal gericht tegen de maatregelen van de ‘Zweedse’ coalitie van de rechtse partijen (blauw voor de Nederlandstalige en Franstalige Liberalen, geel voor de Christendemocraten en de Vlaamse nationalisten).
De massale vakbondsbetoging van 6 november sprak boekdelen over de doelstellingen die de vakbonden beoogden. Enerzijds eindigde ze met relatief gewelddadige incidenten tussen enkele honderden ‘relschoppers’ en de ordestrijdkrachten, die in het lang en het breed uitgesmeerd en aangeklaagd werden in de media. Maar anderzijds kenschetsten diezelfde burgerlijke media deze samenkomst als de meest massale en indrukwekkende arbeidersbetoging sinds 31 mei 1986, toen er bij de 200.000 arbeiders betoogden. Hoe moeten wij deze dubbele mediacampagne interpreteren over de ‘oorlog in de straten van Brussel’, maar ook over de ‘belangrijkste arbeidersmobilisatie sinds 1986’? Welke waren de werkelijke doelen die de vakbonden voor ogen hadden? Dat zijn de vragen waarop dit artikel wil antwoorden.
De vergelijking van de betoging van 6 november 2014 met die van 1986 loopt totaal mank zowel op het vlak van de kenmerken van de beweging als wat betreft de context waarin die plaatsvond :
de strijdbaarheid en vastberadenheid van de arbeiders zijn totaal niet vergelijkbaar in de twee gebeurtenissen.
De betoging van 31 mei 1986 was het gevolg van verbeten strijd, die ingezet en dikwijls georganiseerd was door de arbeiders zelf. Want het waren niet de vakbonden of ‘ultralinks, maar “de arbeiders zelf die massale delegaties hebben gestuurd naar andere bedrijven (mijnwerkers, spoormannen, MIVB, …) We zagen ook belangrijke pogingen om de vakbonden de controle te betwisten over de strijd en hem in handen van de stakers te behouden, zoals met de coördinatie van stakende leerkrachten van de ‘Malibran’ in Brussel” (Internationalisme nr.117). Het zoeken naar eenheid was ook sterk aanwezig bij de strijdende arbeiders: “Zo concretiseerde zich de wil om de straat te gebruiken als een geschikte plaats waar men de eenheid in de strijd kan smeden, werkenden en werklozen samen. Behalve op de betoging van 31.5, had men wekenlang een reeks massale samenkomsten gezien in de grote industriële steden, en dit ondanks het niet-aflatende werk van de vakbonden om de arbeiders geïsoleerd te houden”. (Internationalisme nr.111). Het was slechts geleidelijk aan, en moeizaam, dat de vakbonden er in slaagden om terug vat te krijgen op de strijd. Zij profiteerden van de zwakheid van de beweging voor wat betreft haar historisch perspectief, namelijk de politieke en culturele dimensie van de strijd, en maakten ook gebruik van de demobilisering wegens de zomervakantie, om de strijd op een sisser te doen aflopen.
In tegenstelling tot de massale betoging van 1986, was op de recente betoging in Brussel de strijdbaarheid om zo te zeggen afwezig. Geen spoor van contestatie van de instructies van de vakbonden. De deelnemers droegen slagzinnen meer in de vorm van een vraag of van een suggestie, dan van een eis: “Waarom langer werken? Drie werknemers op de vier (toch al) ziek voor hun 65e jaar!” ;“Eendracht maakt zacht”;”Onderwijs, een recht?” en nog meer van dit soort spandoekteksten. Bepaalde officiële leuzen riepen zelfs op de “gemeenschap” niet op te laten draaien voor de herstructureringen van de patroons:“Geen afdankingen, zeker niet met overheidsgeld”. Kortom het gros van de betogers liepen gedwee mee achter de vakbonden en hun ordewoorden.
de algemene dynamiek van de klassenstrijd is ook heel uiteenlopend bij de beide situaties.
De betoging van 31 mei 1986 was het orgelpunt van weken van strijd in de bedrijven en in de sectoren, zowel bij de openbare diensten als in de private sector. De beweging was losgebarsten door “stakingen die spontaan op gang kwamen en die het vuur in de pan sloegen… de dynamiek van de uitbreiding werd gedreven door algemene vergaderingen en actiecomités die ontstonden in de loop van de strijd. Het zijn de arbeiders zelf die het idee gelanceerd hebben van een mars op Brussel, als poging tot eenmaking” (Internationalisme nr.117). De vakbonden waren in het begin overspoeld door de strijdbaarheid en sprongen op de rijdende treinwagon. De bewegingen van 1986 moeten trouwens gesitueerd worden in het kader van een internationale strijdgolf. “Net daarvoor gingen in Noorwegen 120.000 arbeiders in staking ; in Finland waren het er 250.000 die samen tegen de staat ingingen” (Internationalisme nr.111). Na de neergang van de beweging in België, zijn er nog verschillende andere stakingsbewegingen gevolgd in meerdere landen van West-Europa.
De huidige toestand is ook op dit punt dus niet vergelijkbaar. Sinds het einde van de jaren 1980, heeft noch de arbeidersklasse, noch de bourgeoisie haar historisch perspectief kunnen opleggen, en daardoor een blokkering veroorzaakt van de krachtsverhouding tussen de klassen. Dit heeft tot gevolg dat het kapitalisme ter plekke trappelt en verrot. De ineenstorting van de stalinistische regimes, die “een belangrijke terugslag teweegbracht bij het proletariaat, zowel op het vlak van haar bewustzijn als van haar strijdbaarheid ” (International Review nr. 130, 3e trimester 2007), legt de nadruk nog scherper op de impact van deze ontbinding. Het ‘ieder voor zich’, wordt meer en meer een doorslaggevend element in het kapitalisme in verval. Dat heeft aanzienlijke moeilijkheden tot gevolg voor de arbeidersstrijd: “ (…) de ontbinding heeft voor de arbeidersklasse belangrijke moeilijkheden opgeworpen zowel op het materieel als op ideologisch niveau, voor de ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse:
De gevolgen van deze ontbinding leiden regelmatig tot verwarring en zelfs tot demoralisering. Ze tekenen een hele generatie van proletariërs. In Europa veroorzaken zij een grote ontreddering onder de arbeiders met betrekking tot de doelstellingen van de strijd en de alternatieven die moeten vooropgesteld worden tegenover een wegrottend systeem. Zelfs hun zelfvertrouwen, het gevoel van te behoren tot één enkele klasse met haar eigen verwachtingen en eisen worden aan het wankelen gebracht.
Vandaag botsen de aanvallen, die de arbeidersklasse in België ondergaat, of die nu worden toegediend door een linkse regering (de vorige regering van de socialist Di Rupo) of door de huidige rechtse regering, praktisch op geen weerstand ondanks een werkelijke sociale ontevredenheid. Dat is trouwens het geval in alle landen. Zo is de bourgeoisie er in geslaagd om zware herstructureringen door te drukken, zoals de sluiting van Ford-Genk en de afslanking van de staalnijverheid in Luik (Mittal) zonder dat dit aanleiding gaf tot betekenisvol arbeidersverzet. De bourgeoisie slaagt er in vandaag om een zekere controle te behouden zowel over haar economisch apparaat als over de sociale situatie dank zij het meesterschap van de vakbonden die haar greep op de arbeiders versterkt. Zij slagen er nog in om de arbeiders op te sluiten in onbetekenende en hyper-corporatistische spiegelgevechten (en zelfs zeer onpopulaire strijd, om de arbeiders tegen elkaar op te zetten, zoals bij de stakingen van de spoormannen van de NMBS in de voorbije herfst). En de aankondiging door de federale en regionale regeringen van drastische soberheidsmaatregelen, die een weerslag hebben op de lonen, de pensioenen, de sociale uitkeringen, de werkloosheid en de openbare dienstverlening - ook al veroorzaakte ze een gevoel van onrechtvaardigheid en verontwaardiging - heeft evenmin strijdbare reacties doen ontvlammen bij de werkers. Er zal een nog grotere verloedering van de algemene levensomstandigheden en van de uitbuiting van de arbeidersklasse moeten plaatsvinden vooraleer deze haar verlamming zal kunnen te boven komen.
Als er echter één zaak is die vergelijkbaar is in beide gevallen, dan is het de rol die de vakbonden spelen als doodgravers van de klassestrijd in beide gevallen, zelfs al kan de tactiek wisselen.
In 1986 zijn de vakbonden op de rijdende treinwagon gesprongen, niet om de strijd te steunen maar, in tegendeel, om stokken in de wielen te steken van de dynamiek van de beweging, haar om te leiden en naar een doodlopend straatje af te voeren. Met de hulp van de meer ‘radicale’ vakbondsbasis, lukte ze dat uiteindelijk: “Door de perspectieven, die uit de strijd naar voren komen (uitbreiding naar andere sectoren, zelforganisatie, mars naar Brussel, enzovoort) over te nemen, kon [deze laatste] ze van elke proletarische inhoud ontdoen”. (Internationalisme nr. 111). In feite was de nationale betoging van 31 mei 1986 voor de vakbonden de beste gelegenheid om de leiding van de beweging, die hen half ontglipt was, weer in handen te krijgen.
Vandaag is de strategie verschillend, maar hun rol is identiek. De vakbonden nemen nu het initiatief, terwijl de arbeiders in volle ontreddering zitten, om de verwarring in de hoofden van de arbeiders nog groter te maken en vooral ook om hen er van te overtuigen dat het vakbondsoverleg het enige kader is waarin een verzet tegen de soberheid kan gevoerd worden. Terwijl zij hoog van de toren blazen dat zij “de oorlog verklaren aan deze regering in dienst van de patroons”, heeft de vertegenwoordiging van het vakbondsfront van begin af aan van de acties een overleg met de belangrijkste ministers geëist om het recht op te eisen met hen het debat aan te gaan over de “antisociale maatregelen die de families en de werkers pijn doen”, om aan te tonen dat, eerder dan “het forceren van het slikken van de indexsprong”, het mogelijk was om “geld te halen waar er is” en “het te gaan zoeken waar het zit !” (toespraak van de vakbondsleider van het ABVV, Rudy De Leeuw).
Van bij het begin was het ware doel van de vakbondsacties duidelijk: de betoging laten doorgaan onder de ‘bescherming’ van die van 1986, een krachtige beweging van arbeidersstrijd, en te mikken op het vertroebelen van het bewustzijn van de werkers. Het ging er wel degelijk om hen te hersenspoelen over het feit dat de strijd van de arbeiders niets anders kan zijn dan een strijd waarbij de vakbonden zouden “betrokken worden bij het overleg”, “geassocieerd bij de concretisering van de soberheidsplannen”, opdat zij die plannen zouden kunnen ombuigen in de zin van evenwichtige maatregelen die “een inspanning van allen vragen volgens ieders mogelijkheden”. Eerder dan het ontmijnen van een volhardende strijdbaarheid van de arbeiders zoals in 1986, mikten de vakbonden er, via hun huidige acties, op om de strijdwil en de bewustwording van de arbeiders te doen verrotten aan de basis. Daarom sloten zijn elk verzet en elke poging tot het zoeken van een alternatief op in de dwangbuis van het sociaal overleg om het nationaal belang te vrijwaren, en dus de eenheid met hun uitbuiters in de schoot van de burgerlijke democratie.
Een ander luik van de campagne was de media-tamtam over de ‘oorlog in de straten van Brussel’. Parallel met het voorgaande beantwoordde dit aan een ander, perfect complementair doel. Want indien de vakbonden, ondanks hun ronkende verklaringen, nooit ‘oorlog gevoerd hebben’ tegen de regering en haar maatregelen (en trouwens ook nooit die bedoeling gehad hebben), heeft de bourgeoisie de rellen, die plaatsgrepen op het einde van de betoging van 6 november, uitgebreid in de media gebracht om elk idee van radicale strijd te associëren aan stadsterreur en zinloos geweld.
Deze rellen zijn een goed uitgekiende provocatie geweest door de politie, de ordedienst van de vakbonden en louche infiltranten. Op weg naar de betoging werden de deelnemers aan de vakbondsbetoging ruimschoots aangezet om, gratis of niet, drank te consumeren, in het bijzonder bier. Tijdens de wandeling van het Noordstation naar het Zuidstation, werden ze overdonderd met oorverdovende muziek, met luidsprekers die slagzinnen uitbraakten en met het ontploffen van voetzoekers. Op geen enkel moment was er gelegenheid tot discussie over waarom en hoe strijden en over wat te doen na de betoging, als ze daartoe de intentie hadden. Onder deze omstandigheden was het niet moeilijk om de door de alcohol opgeklopte frustraties bij bepaalde groepen van deelnemers, die geïnfiltreerd waren door provocateurs en troebele elementen, te doen uitbarsten. Zo werden zij meegesleurd in een knokpartij met de ordestrijdkrachten en gedreven tot zinloze vernieling van auto’s, uitstalramen en openbaar straatmeubilair.
Dat heeft de bourgeoisie in staat gesteld om een intensieve campagne te ontketenen tegen het ‘zinloze’ geweld en de ‘publieke terreur’, die voortvloeit uit elke klassestrijd, die voor de gelegenheid gelijkgesteld werd aan uitgelokte rellen. Het idee, dat in de pers werd ingeprent was dat elke ‘spontane’ en ‘radicale’ oppositie tegen de soberheidsmaatregelen enkel kon uitlopen op geweld, zinloze en blinde vernielingen, die zonder onderscheid de gemiddelde burger troffen, naar het beeld van de arme Noord-Afrikaanse arbeider, die zag hoe zijn voertuig, dat hij nodig had voor het werk, in brand gestoken werd door relschoppers. Gelukkig maar dat er via de sociale media een collecte was die op enkele uren tijd volstond om zich een nieuwe auto aan te schaffen! Zo wil de bourgeoisie via een negatief beeld opdringen:
dat radicale arbeidersstrijd slechts kan leiden tot geweld, waarbij een minderheid haar wil oplegt aan de meerderheid van de bevolking en dat dit voorbijgestreefd is (“Men dient er zich rekenschap van te geven dat de klassestrijd voorbijgestreefd is”, Open brief van het parlementslid Jean-Marie Dedecker aan Rudy De Leeuw) ;
dat hij bovendien antidemocratisch is, omdat hij geen enkel respect heeft voor de meerderheid van de bevolking die deze regering heeft gekozen.
Tegelijkertijd werd eens temeer bewezen dat de ‘democratische’ en ‘redelijke strijd’ van de vakbonden een ‘beschaafd’ alternatief vertegenwoordigde.
Strijden achter de vakbonden, betekent de kapitalistische logica aanvaarden
Het vervolg van het scenario van de vakbondsacties heeft enkel gediend om de campagne te verdiepen en de boodschap te benadrukken die de bourgeoisie wil doen overbrengen. De reeks van provinciale beurtstakingen en de nationale stakingsdag zijn uitgemond in een grote ‘overwinning’: de vakbonden werden uitgenodigd op het sociaal overleg met het patronaat en de regering, die beweerde bereid te zijn om ‘toe te geven’ op bepaalde kleinere aspecten van de aangekondigde maatregelen. Na een maand van ‘harde onderhandelingen’, werd er een sociaal akkoord getekend begin februari met de christelijke en liberale vakbonden, terwijl de socialistische vakbond oordeelde dat het akkoord onvoldoende was, in het bijzonder voor wat betreft de fetisj van de ‘indexsprong’ die werd opgelegd door de regering (die in werkelijkheid zuiver een kwestie van principe is, aangezien de inflatie voor het ogenblik quasi nul is). In ieder geval wacht de vakbond af of de regering beslist om nog andere toegevingen te doen en de bond voorziet andere types van acties want “de stakingsbereidheid is hoog onder onze militanten”.
Zo is de zaak afgerond. In november 2014, hadden de vakbonden radicale refreinen ingezet: “het is nu alles of niets: de waarheid moet op tafel komen”. Deze waarheid is dat zij proberen om radicaal verzet tegen de soberheid proberen te assimileren aan terroristisch geweld en dat zij de onderwerping aan de imperatieven van het nationaal belang van de burgerlijk democratische staat als enig alternatief stellen. Deze waarheid over de vakbonden is niet nieuw. Sinds het begin van de Eerste wereldoorlog, dus al meer dan 100 jaar, spelen de vakbonden schijnheilig het spel mee van het kapitalistische systeem.
Ook deze keer weer, hebben zij, via een reeks gefragmenteerde stakingen, stilzwijgend betogingen en heel wat andere acties die tot niets leiden (zoals de gescheiden betogingen van de sociale werkers, de studenten en de treinbestuurders op 11december ll.), de arbeidersklasse een duw gegeven in de afgrond van ontreddering en verwarring. Hun enige doel was om in de geest van de werkende arbeiders, werklozen en gepensioneerden nog dieper te doen doordringen dat strijd nergens toe leidt, dat de soberheidsmaatregelen onvermijdelijk zijn en dus moeten geslikt worden. De vakbonden zijn dus echte wolven in schapenvacht, wier acties er slechts op gericht zijn om de logica te doen aanvaarden van een onmenselijk kapitalisme, dat in ontbinding is geraakt.
Zoals alle Linkskommunisten weten sinds de publicatie in 1920 van het programma van de revolutionairen van de KAPD, zijn de vakbonden “op die manier, naast de burgerlijke fundamenten, één van de belangrijkste steunpilaren van de kapitalistische staat” (Programma van de ‘Kommunistische Arbeiter Partei Deutschlands’, in mei 1920). Al 100 jaar staan de vakbonden niet meer aan de kant van de arbeidersklasse. Al meer dan een eeuw, zijn ze geen strijdorganisatie meer van de werkers. Als de vakbonden momenteel hoog van de toren blazen, dan is dat niet om de belangen van de werkers te verdedigen, maar die van de staat, van het kapitaal, en de nationale economie. Ze doen dat om het verzet te verlammen voorleer het kan rijpen en vooraleer het de vorm zou krijgen van een echte strijd tegen de oorzaken van alle ellende.
Jos & Zyart / 15.02.2015
Cabu, Charb, Tignous, Wolinski, deze vier namen onder het twintigtal doden, die de balans uitmaken van het bloedbad in Parijs van 7 en 9 januari, zijn een symbool. Zij waren het die op de eerste plaats werden geviseerd. En waarom? Omdat zij de intelligentie vertegenwoordigden tegen de domheid, de rede tegen het fanatisme, de opstand tegen de onderwerping, de moed tegen lafheid (1 [176]), de sympathie tegen de haat, en deze specifiek menselijke kwaliteit: de humor en de lach tegen het conformisme en de weldenkende eentonigheid.
Men kan sommige van hun politieke standpunten verwerpen en bestrijden (waarvan sommigen volkomen burgerlijk waren). (2 [177]) Maar wat getroffen werd, was juist wat ze bij uitstek uitstraalden. Deze barbaarse uitbarsting van geweld tegen eenvoudige tekenaars of ongevaarlijke klanten van een supermarkt, neergeknald enkel om het feit dat ze joden waren, heeft een aanzienlijke ontroering veroorzaakt, niet alleen in Frankrijk maar in de hele wereld, en dat is normaal. Het gebruik dat vandaag door vertegenwoordigers van de burgerlijke democratie van deze ontroering wordt gemaakt mag het feit niet verduisteren dat de verontwaardiging, de woede en de diepe droefheid, die miljoenen mannen en vrouwen troffen en die ze, op 7 januari, spontaan de straat op deed gaan, een gezonde en elementaire reactie was op deze laaghartige barbaarse daad.
Het terrorisme dateert niet van vandaag. (3 [178]) Het nieuwe is de vorm die het heeft aangenomen en het feit dat het zich, vanaf het midden van de jaren '80, sterk heeft ontwikkeld om uiteindelijk een wereldwijd verschijnsel zonder weerga te worden. De reeks blinde aanslagen, die Parijs in 1985-‘86 heeft getroffen en die overduidelijk niet een gewone daad was van kleine geïsoleerde groepen maar de handtekening droeg van een Staat, wijdde een nieuwe periode in van het gebruik van het terrorisme. Sindsdien heeft dit fenomeen zich uitgebreid op een manier, die ongekend is in de geschiedenis, en het heeft een toenemend aantal slachtoffers geëist.
De terroristische aanslagen, die door islamistische fanatici zijn gepleegd, zijn evenmin een nieuw verschijnsel. De geschiedenis aan het begin van deze eeuw getuigt ervan, en in een omvang die veel groter is dan die van de aanslagen begin januari 2015 te Parijs,.
De kamikaze-achtige aanslagen met vliegtuigen op de Twin Towers van New York op 11 september 2001 hebben een nieuw tijdperk ingeluid. Voor ons is het duidelijk dat de Amerikaanse geheime diensten deze aanslagen hebben laten begaan en zelfs begunstigd waardoor het voor de Amerikaanse imperialistische macht mogelijk werd om de oorlog in Afghanistan en in Irak te rechtvaardigen en te ontketenen. Net zoals de Japanse aanval op de marinebasis van Pearl Harbor in december 1941 voorzien en gewild was door Roosevelt om de Verenigde Staten een voorwendsel te geven om aan de Tweede Wereldoorlog deel te nemen. (4 [179]) Maar het is eveneens duidelijk dat degenen, die de besturing van de vliegtuigen hadden overgenomen, compleet waanzinnige fanatici waren die dachten het paradijs te verdienen door massaal te doden en door hun leven op te offeren.
Minder dan drie jaar na New York, op 11 maart 2004, vormde Madrid het theater van een verschrikkelijke moordpartij: “islamistische” bommen veroorzaakten 200 doden en meer dan 1500 gewonden in het station van Atocha. Menselijke lichamen waren zo uiteengereten, dat zij slechts middels hun DNA konden geïdentificeerd worden. Het jaar daarop, op 7 juli 2005, was het Londen dat werd getroffen: vier explosies, eveneens in het openbaar vervoer, veroorzaakten 56 doden en 700 gewonden. Ook Rusland heeft, in de loop van 2000, verschillende islamistische aanslagen gekend, waarvan die op 29 maart 2010 39 doden en 102 gewonden veroorzaakte. En natuurlijk werden de perifere landen, sinds de Amerikaanse interventie in 2003, naar het voorbeeld van Irak, niet gespaard, zoals we onlangs nog hebben kunnen zien in Pakistan, in Peshawar, waar in december 141 personen, waarvan 132 kinderen, in een school overleden.
Deze laatste aanslag, waar kinderen het specifieke doelwit waren, illustreert, in heel zijn afschuwelijkheid, de toenemende barbaarsheid van deze aanhangers van de “Jihad”. Maar de aanslag van 7 januari in Parijs, hoewel veel minder moorddadig en gruwelijk dan die in Pakistan, vormt de uitdrukking van een nieuwe dimensie in de barbaarsheid.
In alle vorige gevallen, hoe weerzinwekkend het uitmoorden van een burgerbevolking en met name van de kinderen ook was, was er nog een zekere “rationaliteit”: het ging om een wraakneming of een poging om druk uit te oefenen op Staten en hun strijdkrachten. De moordpartij van Madrid in 2004 werd geacht Spanje te “straffen” voor zijn medeplichtigheid in Irak aan de zijde van de Verenigde Staten. Datzelfde gold voor de aanslagen van 2005 in Londen. Bij de aanslag van Peshawar ging het erom druk uit te oefenen op de Pakistaanse militairen door hun kinderen af te slachten. Maar in het geval van de aanslag van 7 januari in Parijs is er geen sprake van een - zelfs illusoir - gelijkaardig “militaire doel”. Men heeft de tekenaars van “Charlie Hebdo” en hun collega's vermoord om “wraak te nemen voor de profeet”, van wie deze krant karikaturen had gepubliceerd. En dat, niet in een land dat verwoest was door de oorlog of onderworpen was aan het religieuze obscurantisme, maar in “democratisch, neutraal en republikeins” Frankrijk.
De haat en het nihilisme zijn altijd een essentiële drijfveer in de daden van de terroristen, en in het bijzonder van hen die opzettelijk hun leven opofferen om zo massaal mogelijk te doden. Maar deze haat, die menselijke wezens in koele moordmachines verandert, zonder de minste consideratie voor de onschuldigen die ze vermoorden, hebben als voornaamste doelwit de Staten, die andere “moordmachines”. Niets van dat op 7 januari in Parijs: de obscurantistische haat en het fanatieke verlangen tot wraak komen hier in zuivere vorm tot uiting. Hun doelwit is de andere, die andere die anders denkt dan ik, en vooral de andere die denkt omdat ik besloten heb om niet meer te denken, deze bekwaamheid die eigen is aan de menselijke soort.
Daarom heeft het bloedbad van 7 januari een zodanige grote impact veroorzaakt. In zekere zin wordt men geconfronteerd met iets dat ondenkbaar is: hoe hebben de hersenen van mensen, die toch zijn opgevoed in een “beschaafd” land, een dergelijk barbaars en absurd plan kunnen bedenken, die veel lijkt op die van de meest fanatieke nazi’s, die de boeken verbrandden en de Joden uitroeiden?
En dat is nog niet het ergste. Het ergste is het dat de meest extreme daad van de broers Kouachi, van Amedy Coulibaly en hun eventuele medeplichtigen, slechts het topje is van een ijsberg, van een hele stroming die steeds meer tot bloei komt in de arme voorsteden, een onderstroom die zich heeft laten horen toen een bepaald aantal jongeren het idee opperden dat “Charlie Hebdo het, door de profeet te beledigen, zelf uitgelokt heeft”, en dat de moord op de tekenaars iets “normaals“ was.
Dat is eveneens een uitdrukking van de vooruitgang die de barbaarsheid, de ontbinding maakt in onze “beschaafde” maatschappij. Het onderduiken van een deel van de jeugd, en niet alleen van hen die een migrantenachtergrond hebben, in de religieuze en obscurantistische haat is, onder andere, een bijzonder kenmerkend symptoom van de extreme crisis, van de verrotting van de kapitalistische maatschappij.
Vandaag, ongeveer overal (in Europa eveneens en in het bijzonder in Frankrijk), worden talloze jongeren zonder toekomst, met een chaotisch traject, vernederd door opeenvolgende mislukkingen, door de culturele en sociale ellende, gemakkelijke prooien voor de gewetenloze ronselaars (vaak verbonden met Staten of met politieke uitingen zoals Daesh), die deze “loosers” met hun al even onverwachte als plotselinge bekering in hun netwerken opnemen en ze omvormen tot potentiële huurmoordenaars of tot kanonnenvlees voor de “Jihad“. Met de afwezigheid van enig vooruitzicht, wat eigen is aan de huidige crisis van het kapitalisme, een economische maar ook een sociale, morele en culturele crisis, met de fundamentele verrotting van de maatschappij die door alle poriën dood en vernietiging uitzweet, is het leven van een groot aantal van deze jongeren in hun eigen ogen doelloos en waardeloos geworden. Zij neemt dan ook vaak en zeer snel de religieuze kleur aan van een blinde en fanatieke onderwerping, die allerlei irrationele en extreme, barbaarse gedragingen aanwakkert, die door een sterk zelfmoordnihilisme worden gevoed.
De verschrikkingen van de kapitalistische maatschappij in ontbinding, die op andere plaatsen massaal kindsoldaten voortbrengen (bijvoorbeeld in Oeganda, in Kongo of in Tsjaad in het bijzonder sinds het begin van de jaren '90), brengen in het hart van Europa zelf nu jonge psychopaten voort, koelbloedige professionele moordenaars, volkomen gedesensibiliseerd en in staat tot het ergste, zonder zelfs hiervoor een beloning te verwachten. Kortom, deze kapitalistische maatschappij, die staat te verrotten, als zij aan haar eigen ziekelijke en barbaarse dynamiek wordt overgelaten, zal de hele mensheid geleidelijk meeslepen in de bloedige chaos, de moorddadige waanzin en de dood. Zoals het terrorisme laat zien, brengt ze steeds meer individuen voort die volkomen wanhopig, fijn gemaald en in staat zijn tot de ergste gruweldaden; fundamenteel bewerkt ze deze terroristen naar haar beeld. Als dergelijke “monsters“ bestaan, dan komt dat omdat de kapitalistische maatschappij “monsterachtig” is geworden. Niet alle jongeren, die door deze obscurantistische en nihilistische afwijking worden beïnvloed, melden zich aan voor de “Jihad”. Maar het feit dat velen van hen zij die deze stap hebben genomen als “helden” of “rechtvaardigen” beschouwen, vormt een bewijs voor het steeds meer massale karakter van de wanhoop en de barbarij, die de maatschappij binnendringt.
Maar de barbaarsheid van de huidige kapitalistische wereld komt niet alleen tot uitdrukking in deze terroristische daden en de sympathie die zij bij een deel van de jeugd genieten. Zij drukt zich eveneens uit in de laaghartige manier waarop de bourgeoisie bezig is om zich deze drama’s toe te eigenen.
Op het moment dat wij dit artikel schrijven, bereidt de kapitalistische wereld, met aan het hoofd de voornaamste “democratische“ leiders, zich erop voor om een van de smerigste handelingen te verrichten waarvan hij het geheim heeft. Op zondag 11 januari zullen, rond President Hollande en alle politieke leiders van het land van alle politieke kleuren, Angela Merkel, David Cameron, de regeringsleiders van Spanje, Italië en vele andere landen van Europa, maar ook de Koning van Jordanië, Mahmoud Abbas, voorzitter van de Palestijnse Raad, en Benyamin Netanyahou, Minister-President van Israël samenkomen voor een enorme manifestatie in de straten van Parijs.(5 [180])
Terwijl honderdduizenden mensen, de avond van 7 januari spontaan de straat opgingen, begonnen de politici, met François Hollande voorop, en de Franse media hun campagne: “het is de persvrijheid en de democratie” die worden geviseerd, “men moet zich mobiliseren en zich verenigen om deze waarden van onze republiek te verdedigen”. In de betogingen, die volgden op die van 7 januari, heeft men steeds meer het Franse volkslied, de “Marseillaise”, kunnen horen, waarvan het refrein luidt: “Moge het onreine bloed onze voren doordrenken!”. “Nationale eenheid”, “bescherming van de democratie”, dat zijn de leuzen die de heersende klasse ons in wil prenten. Dat wil zeggen: dezelfde leuzen die, in de XXe eeuw, de mobilisatie en de afslachting van tientallen miljoenen proletariërs in beide wereldoorlogen hebben gerechtvaardigd. Hollande heeft het in zijn eerste redevoering trouwens goed gezegd: door het leger naar Afrika te zenden, met name naar Mali, heeft Frankrijk zich reeds gevoegd bij de strijd tegen het terrorisme (net zoals Bush, die de Amerikaanse militaire tussenkomst in 2003 in Irak hetzelfde doel toedichtte). Uiteraard hebben de imperialistische belangen van de Franse bourgeoisie niets met deze interventies te maken!
Arme Cabu, Charb, Tignous, Wolinski! Islamistische fanatici hebben hen een eerste keer gedood. Ze zouden nog een tweede keer worden gedood door al deze vertegenwoordigers en “fans“ van de burgerlijke “democratie”, al deze staatshoofden en regeringsleiders van een rottend wereldsysteem die de voornaamste verantwoordelijke is voor de barbaarsheid, die de menselijke maatschappij binnendringt: het kapitalisme. Politieke leiders die niet aarzelen om zelf gebruik te maken van terreur, van moorden, van represailles tegen burgerbevolkingen, wanneer het erom gaat de belangen van dit systeem en zijn heersende klasse, de bourgeoisie, te verdedigen,
Een einde stellen aan de barbaarsheid, waarvan het moorden van januari 2015 in Parijs de uitdrukking zijn, moet zeker niet verwacht worden van hen die de voornaamste verdedigers zijn van en die garant staan voor het economische systeem, dat deze barbaarsheid veroorzaakt. Dit kan slechts het gevolg zijn van de omwenteling van dit systeem door het wereldproletariaat, dat wil zeggen: door de klasse die op geassocieerde wijze de essentiële rijkdommen van de maatschappij produceert. Het moet worden vervangen door een echte wereldwijde menselijke gemeenschap, die niet meer gebaseerd is op winst, concurrentie en het gebruik van de mens door de mens, maar op de afschaffing van deze overblijfselen van de menselijke prehistorie. Een maatschappij die is gebaseerd op “een associatie, waarin de vrije ontplooiing van een ieder de voorwaarde is voor de vrije ontplooiing van allen” (6 [181]), de communistische maatschappij.
RI / 2015.01.11
Voetnoten
(1) Al jarenlang ontvingen deze tekenaars regelmatig doodsbedreigingen
(2) Wolinski, de ‘68-er, heeft vervolgens verschillende jaren aan “l'Humanité”, het blad van de Stalinistische KP, meegewerkt. Hijzelf had trouwens geschreven: “Wij hebben mei ‘68 gemaakt om niet te worden wat wij geworden zijn”.
(3) In de XIXe eeuw hadden kleine minderheden, die tegen de Staat in opstand kwamen, zoals de populisten in Rusland en bepaalde anarchisten in Frankrijk of in Spanje, er hun toevlucht toe genomen. Deze steriele gewelddadige acties werden altijd door bourgeoisie tegen de arbeidersbeweging gebruikt om de repressie en om “schurkenwetten” te rechtvaardigen.
(4) Lees ons artikel over onze website: Pearl Harbor 1941, 'Twin Towers' 2001: machiavelisme van de bourgeoisie. (https://fr.internationalism.org/french/rint/108_machiavel.htm [182]).
(5) De oproep om mee te doen aan deze manifestatie van “Nationale Eenheid“ is unaniem gedaan door de vakbonden en de politieke partijen (alleen het Front National zal er niet zijn), maar ook door de media. Zelfs de sportkrant L’Équipe roept op om mee te demonstreren!
(6) Marx, Het communistische Manifest, 1848
Tekening van Wolinski uit 1968. De arbeiders roepen om de revolutie, de vakbondsverantwoordelijke antwoordt: “Jullie zijn gek! De regering en het patronaat zullen dit nooit aanvaarden.”
Ebola is niet louter een medisch probleem. Het is vooral een sociale kwestie, het product van een systeem dat alle technologische en wetenschappelijke mogelijkheden heeft om het lijden van de mensen in de wereld, veroorzaakt door epidemieën, tot een minimum te beperken, maar dit niet voor elkaar krijgt.
De mensheid beheerst de explosieve uitbraken van de meest besmettelijke epidemieën. In haar geschiedenis is de mensheid regelmatig geconfronteerd met de uitbraken van natuurlijke ziekten, die reusachtige delen van de wereldbevolking doodden. Maar de evolutie van kennis stelde de mensheid steeds meer in staat de middelen te vinden om hun verwoestende gevolgen en aantal gedode mensen te verminderen.
Waarschijnlijk was de eerste massale en wereldwijde pandemie de zogenaamde “Zwarte Dood”, welke in Europa haar hoogtepunt bereikte in de jaren 1346-1353. Het was één van de meest verwoestende epidemieën, die leidde tot de dood van een geschatte 30-60% van de totale Europese bevolking. Door het toepassen van quarantainemaatregelen slaagde de mensheid erin de verdere uitbreiding ervan te verhinderen. In de 19de eeuw, in1826, brak er een choleraepidemie uit, die ook Europa raakte en tienduizenden mensen in Groot-Brittannië besmette. Eerst was het idee dat het werd veroorzaakt door een directe blootstelling aan de resten van vuil en bederf. Maar gebruik makend van eenvoudige onderzoekmethodes toonde een klein aantal artsen aan dat een gebrek aan hygiëne in de watervoorziening de ziekte verspreidde, iets dat Friedrich Engels al duidelijk had aangetoond:
“….. ondanks de opwinding die (…) de cholera-epidemie bij de gezondheidspolitie verwekte (….) is dit alles (….) bijna in precies dezelfde toestand als in 1831! (….) niet slechts de kelders, maar zelfs de benedenverdiepingen van alle huizen in deze buurt vochtig zijn, maar ook omdat een aantal van deze kelders, die voorheen met aarde waren dichtgegooid, mettertijd weer zijn uitgegraven en weer worden bewoond. (…) In één kelder, omdat de bodem ervan beneden het peil van de rivier lag, steeg ononderbroken water op uit een met leem dichtgestopt gat in de vloer, zodat de bewoner, een handwever, iedere morgen zijn kelder uithozen en het water op straat lozen moest!”( De toestand van de arbeidersklasse in Engeland, Hoofdstuk 2, De grote steden)
In Hamburg, een van de snelst groeiende steden in Duitsland, woedde de cholera opnieuw tien weken, waardoor alle commerciële activiteiten en de handel tot een volledige stilstand kwamen. 8.600 mensen stierven. In het jaar 1892 hoopte Friedrich Engels dat “De herhaaldelijke bezoekingen van cholera (…) en andere epidemieën hebben de Britse bourgeoisie de dwingende noodzaak ingescherpt zijn steden gezond te maken.” (Voorwoord bij De toestand van de arbeidersklasse in Engeland, 1892). De wetenschap ontdekte uiteindelijk dat de cholera door een vervuilde watervoorziening en door de blootstelling aan de uitwerpselen van besmette personen werd overgebracht.
In de loop van de 19de eeuw bereikte de geneeskunde enorme doorbraken. De ontwikkeling van vaccins en, wat nog belangrijker is, de introductie van sanitaire maatregelen, gekoppeld aan een beter inzicht in besmettelijke ziekte (epidemiologie), zijn wapens van onschatbare waarde geweest in de strijd voor de gezondheid van de mensen. “De ergste in dit boek beschreven misstanden zijn thans opgeheven of althans minder opvallend gemaakt….” (Idem)
In de eerste helft van de 20ste eeuw ging de ontwikkeling van wetenschap verder, en boekte nog steeds een aanzienlijke vooruitgang. De ontdekking van antibiotica, de introductie van efficiënte geneesmiddelen en inenting tegen een stijgend aantal ziekten, betekende dat een aantal van hen verre van het aantal sterfgevallen als vóór de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten. Aldus was de bourgeoisie er zestig jaar geleden van overtuigd dat de globale oorlog tegen besmettelijke ziekten in de wereld op weg was naar een overwinning.
Maar, de toename van de tegenstellingen van het kapitalistische systeem, het begin van zijn vervalperiode, de historische crisis van het burgerlijke systeem, hadden de voorwaarden geschapen voor de uitbraak van twee wereldoorlogen en een heel aantal lokale oorlogen. Dit moest wel een dramatische invloed op de volksgezondheid hebben. De Eerste Wereldoorlog in het bijzonder leidde tot de uitbraak van een nieuwe pandemie.
De oorlog had geleid tot een volledige verwoesting van grote gebieden van Europa, de verplaatsing van miljoenen mensen, de vernietiging van de productiemiddelen en woningen, het massale transport van legertroepen van en naar alle regio’s in wereld…. Met andere woorden: de ontketening van een reusachtige chaos en een belangrijke terugval van de hygiënische en sanitaire omstandigheden.
Een nieuwe vorm van griep - als gevolg van censuurregels in oorlogstijd de Spaanse griep genoemd - werd bijzonder besmettelijk in de herfst van 1918 in Frankrijk. Chinese arbeiders, die van noordelijk China naar Frankrijk waren verscheept, vlak achter de frontlinie in de meest afschuwelijke omstandigheden aan het werk gezet, reeds op de rand van de uithongeringsdood, besmetten de militairen in de loopgraven. De griep verspreidde zich al snel naar de VS en delen van Azië. Hij doodde een geschatte 50 miljoen mensen over de hele wereld, waardoor hij wordt gerangschikt als een van de dodelijkste epidemieën in de geschiedenis. De bourgeoisie heeft altijd ontkend of gebagatelliseerd dat er enig verband zou hebben bestaan tussen de omstandigheden die door de oorlog waren geschapen en het reusachtige aantal sterfgevallen veroorzaakt door de griep.
De vooruitgang in medische wetenschap en gezondheidszorg, die vanaf het midden van de 19de eeuw was bereikt, is nooit uitgebreid naar en in de praktijk gebracht in alle landen van de wereld. In de zogenaamde “ontwikkelingslanden” bleef de toegang tot dergelijke verbeteringen voor de grote meerderheid van de arbeiders en de boeren geblokkeerd. En dit is sindsdien nooit veranderd. Toenemende alarmsignalen over besmettelijke ziekten in deze gebieden van de wereld werpt een schaduw van twijfel over de propaganda over de “rooskleurige toekomst” en de “goede gezondheid” van het huidige systeem.
De fase van de ontbinding, die aan het eind van de jaren '80 begint, veroorzaakt een geest van ‘ieder voor zich’, doet de sociale samenhang scheuren en leidt tot een steeds groter moreel bederf. De ontbinding wordt gemerkt door de tendens tot een volledige chaos in alle hoeken van de wereld. Het kapitalisme in ontbinding slaagt er niet in om de ziekten tegen te gaan, maar neigt er daarentegen zelfs toe hen te verergeren en op te wekken.
Voor het marxisme is er hier niets verrassend aan. Deze ziekten zijn uitdrukkingen van het feit dat het kapitalistische systeem compleet aan het verrotten is, vanwege de bestaande impasse tussen de twee belangrijke klassen in de bestaande maatschappij: de bourgeoisie en het proletariaat. Aangezien de arbeidersklasse niet in staat is haar revolutionair perspectief door te zetten, nemen de tegenspraken van kapitalisme in verval alleen maar toe.
Tegen de achtergrond van deze groeiende chaos en door de overeenkomstige verslechtering van de hygiënische omstandigheden, waren er aan begin van dit millennium:
ongeveer 3.3 miljard mensen in de “ontwikkelingslanden“ die geen toegang hadden tot proper drinkwater;
bijna 2.5 miljard mensen (meer dan één derde van de wereldbevolking), die geen toegang hadden tot fundamentele sanitaire voorzieningen.
elk jaar 250 miljoen mensen ziek geworden door vervuild water, die in 5 tot 10 miljoen van de gevallen tot de dood leidde.
De opkomst van nieuwe besmettelijke ziekten en het opnieuw verschijnen van oude in verschillend regio’s van de wereld, waarvan men verondersteld was bevrijd te zijn, hebben een nieuwe gezondheidscrisis veroorzaakt, die alle tot dusver gerealiseerde verworvenheden dreigt te overweldigen. Ziekten die normaal gesproken altijd geografisch beperkt waren, treffen nu regio’s waarvan werd gedacht dat die veiliggesteld waren. Terwijl sommigen ziektes volledig zijn overwonnen, vechten anderen ziekten, zoals cholera en tuberculose, die altijd tot de grootste “natuurlijke” vijanden van de mensheid hebben behoord, zich met een hernieuwde hardnekkigheid een weg terug, waardoor jaarlijks miljoenen mensen sterven.
Het is de ontbinding van de maatschappij die duidelijk verantwoordelijk is voor een situatie op het vlak van de gezondheidszorg, die onbeheersbaar wordt. Neem bijvoorbeeld SARS, die een van laatste gevaarlijke pandemies was voor de uitbraak van Ebola. Van SARS wordt “verondersteld dat het overgeslagen is van de ene soort op de andere, in een straatarm gebied in het Zuidoosten van China, waar de mensen als het ware samenhokken met hun dieren onder omstandigheden die doen denken aan de Middeleeuwen. Deze [situatie] ligt aan de oorsprong van veel van de ernstigste griepepidemieën wereldwijd. Het ‘succes’ van de wereldmarkt ligt niet in het voorkomen van de totstandkoming van de ziektes, maar voorziet net de middelen voor hun verspreiding over de hele aardbol.” (‘SARS: Symptom of a decaying society’, World Revolution, publicatie van de IKS in Groot-Brittannië, Mei 2003).
“De neergang van het kapitalisme in militaristisch barbarendom komt het duidelijkste tot uiting in Afrika. In voortdurende conflicten, in de fragmentatie van kapitalistische staten, in de vervaging van de landsgrenzen, in de rol van clans en krijgsheren (...,) is het mogelijk om de fragmentatie en de chaos te zien die zich over dit continent uitbreiden, en die ons een idee geven van wat de ontbinding van het kapitalisme voor de hele mensheid in het verschiet heeft.” (‘The spread of war shows capitalism is at a dead-end, World Revolution, Mei 2013)
In de afgelopen decennia zijn, van de drie landen die het ergst worden getroffen door Ebola (Liberia, Sierra Leone, Guinea), twee verwoest door burgeroorlogen en etnische slachtpartijen. Tussen 1989 en 2003 werd de infrastructuur van Liberia vernietigd door twee burgeroorlogen. Sierra Leone werd geteisterd door een burgeroorlog van 11 jaar. Meer dan 100.000 mensen verloren daarbij hun leven en een veelvoud van hen onderging een ‘speciale’ straf in de vorm van barbaarse verminkingen.
Bovendien hebben de uitgestrekte projecten van de buitenlandse bedrijven, die op een niets ontziende wijze olie en gas of een van de minerale bronnen voor de nieuwe economieën exploiteren, tot een massale ontbossing en tot de vernietiging van de lokale habitat en de natuurlijke infrastructuur geleid. De ineenstorting van de sociale samenhang heeft het levensonderhoud van de landelijke bevolking sterk beïnvloed. De inheemse mensen werden gedwongen om hun landerijen te verlaten en naar stedelijke krottenwijken te verhuizen.
Van de drie landen is Liberia wel een van de minst economisch ontwikkelde en meeste verarmde landen in de wereld. Volgens het Wereldvoedselprogramma van de VN (WVP) leven 1.3 miljoen mensen in Liberia in extreme armoede. In Sierra Leone leeft 70% van de bevolking in extreme armoede. De helft van de bevolking in deze drie landen leeft in de grootste ellende, waarbij het hen ontbreekt aan de meest elementaire vormen van hygiëne, zoals toegang tot proper drinkwater.
De ononderbroken ontbossing heeft ook geleid tot een radicale verandering van de klimaatomstandigheden in de landen van westelijk en centraal Afrika. Er wordt een toename verwacht van de meest extreme vormen van neerslag. Plotselinge veranderingen, van droge naar natte omstandigheden, vormen een gunstig klimaat voor het uitbreken van Ebola. Het is de combinatie van de exploitatie door de buitenlandse bedrijven, de radicale verandering van weersomstandigheden en de globale economische crisis die de voorwaarden heeft geschapen voor de huidige catastrofale situatie op het vlak van de gezondheid.
Het is niet de eerste keer dat Ebola uitbreekt. Er hebben herhaalde uitbraken plaatsgevonden, bijna elk jaar, sinds het voor het eerst werd ontdekt in 1976 in Centraal-Afrika. Ebola is hoofdzakelijk een plattelandsziekte waar het voedsel, dat door middel van de jacht wordt verzameld, mensen blootstelt aan besmette dieren, en waar het gebrek aan proper water de besmetting verspreid. De geïsoleerde omstandigheden in de plattelandsgebieden beperkte het aantal geïnfecteerden, en doodden slechts een paar honderd mensen.
Dit jaar verspreidde de Ebola zich voor het eerst naar de dichtbevolkte gebieden langs de westkust van Afrika. In deze gebieden zijn niet alleen de hygiënische omstandigheden, maar ook de staat van gezondheidszorg rampzalig, die de kwetsbaarheid van de krottenwijken voor de epidemie nog groter maakt.
Het virus ging de capaciteit van de lokale gezondheidszorg volledig te boven. Het verspreidt zich permanent sneller dan de capaciteit om het onder controle te krijgen. Nadat 60 werkers in de gezondheidszorg door de uitbraak van Ebola waren gestorven, ontstond er een zekere vorm van paniek. Joseph Fair: “Er zijn er heel wat die het zinkende schip verlaten.” Nadat de ziekte bijna 1.000 mensen had gedood en bijna 2.000 had besmet, verklaarde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 8 augustus de Ebola-epidemie tot een internationale noodtoestand ter bedreiging van de wereldgezondheid.
Het tempo van de besmetting versnelt nog steeds. De volksgezondheidszorg in Monrovia staat op het punt totaal ineen te storten. Alle basisvoorzieningen van de gezondheidszorg zijn gesloten, met inbegrip van de medicijnvoorziening voor de kinderen tegen malaria en medische behandeling voor zwangere vrouwen.
In de buitenwijk van Monrovia, in West Point, hebben de lokale ingezetenen, die door de gebeurtenissen en uit diep wantrouwen ten opzichte van de overheid, een school aangevallen die de autoriteiten stilletjes hadden veranderd in een isolatiecentrum voor mensen met Ebola-symptomen. De protesterende lokale bevolking brak in de school binnen en namen beddengoed en andere voorzieningen mee. Op zaterdag 18 augustus vielen de boze ingezetenen van West Point gezondheidswerkers aan.
Op 19 augustus, werd er een quarantainemaatregel aangekondigd voor West Point, waardoor een geschat aantal van 75.000 mensen in de val zat, en de nederzetting in feite veranderde in een reusachtig kerkhof. De ingezetenen bevonden zich daarmee in de “killing fields” van de epidemie. ‘Zij kunnen sterven, maar in ieder geval onder elkaar!’ De quarantaine, die de dood van honderden mensen, niet alleen wegens Ebola, maar ook door malaria (kinderen) veroorzaakte en gebrek aan voedsel en proper water, moest na 10 dagen worden opgeheven. In elk geval braken de ingezetenen in grote aantallen uit de afzetting.
Het Ebola virus heeft het hele potentieel in zich een ramp te worden op een schaal die zich nooit meer heeft voorgedaan sinds de Spaanse Griep van 1918-1920, bijna honderd jaar geleden.
Tot nu toe kwam er slechts een uiterst kleine toestroom van hulp uit de rijke landen. Halfweg september bedroegen toezeggingen of schenkingen op schrift in totaal $326.7 miljoen dollar. Naast de mobilisering van een paar honderd toegewijde vrijwillige artsen en verpleegsters, vinden er voor het grootste deel maar kleine daadwerkelijke leveringen plaats van materiaal en gezondheidszorgpersoneel. De schriftelijk toegezegde hulp is nog $600 miljoen te weinig, om het aantal vereiste ziekenhuisbedden, personeel en andere behoeften te kunnen aanschaffen, die nodig is om de uitbraak onder de knie te krijgen, die zich in een alarmerend tempo uitbreidt.
De uitgaven van de VS, in de loop van de afgelopen negen maanden, bedragen nauwelijks $100 miljoen dollar. Dit staat in een dramatisch contrast tot de miljarden die door de imperialistische machten en hun bondgenoten onder de Golfmonarchieën ter beschikking worden gesteld voor de nieuwe oorlog in Syrië en Irak, laat staan de honderden miljarden die aan de oorlogen in Libië, Irak en Afghanistan zijn verspild. Niettemin beschreef Obama de uitbraak van Ebola als een “nationale veiligheidsprioriteit” voor de VS, omdat het de destabilisatie kan teweegbrengen van West-Afrika, dat “diepgaande economische, politieke en veiligheidsimplicaties” met zich meebrengt. Dus kon hij niets anders bedenken dan drieduizend militaire manschappen te sturen.
De rapporten van de WGO wijzen op een exponentiële toename van het aantal gevallen, die ruwweg om de drie weken verdubbelen. Het International Rescue Committee (IRC) heeft er, namens 34 Ngo’s, voor gewaarschuwd dat de wereld slechts vier weken de tijd heeft om te voorkomen dat de crisis ervan te onbeheersbaar wordt (2 oktober 2014). Tegelijkertijd constateert het dat, van de 1.500 nieuwe medicijnen die tussen 1974 en 2004 wereldwijd ter beschikking werden gesteld, slechts 10 zich op de tropische ziekten richtten. Wat Ebola betreft is er sinds 1976 nauwelijks enige vorm van onderzoek gedaan. Dus blijven de tropische ziekten meer dan een miljard mensen in de wereld besmetten en tot 500.000 per jaar doden.
John Ashton, van de Afdeling Volksgezondheidszorg (Faculty of Public Health) in Londen, beschreef de daadwerkelijke situatie als “een moreel faillissement van het kapitalisme, dat handelt bij gebrek aan een ethisch en sociaal kader.” De New Yorker verklaarde zonder omwegen dat de “ziekten die meestal armen in arme landen besmetten geen onderzoekprioriteit zijn, omdat het onwaarschijnlijk is dat die markten ooit eens iets zullen opbrengen.”
De huidige verspreiding van Ebola veroorzaakt een reusachtige ongerustheid in de centrale landen. Zoals altijd, zijn de zeer “antiracistische” staten vrij slim om de vrees voor Afrikaanse reizigers te gebruiken om xenofobische gevoelens onder de bevolking van Europa aan te wakkeren. De voornaamste fracties van de heersende klasse wenden het klimaat van angst en paniek aan voor eigen nut:
zodat iedereen de veel grotere bedreigingen, zoals oorlog of kernrampen, zouden vergeten die wij vandaag onder ogen zien;
om de bevolking van de centrale landen aan te moedigen zich ter bescherming achter de burgerlijke staat te scharen;
om met alle mogelijke middelen mensen van Afrikaanse landen te blokkeren die een toevluchtsoord zoeken in de centrale landen.
Door gebruik van zeep en proper water kan de verspreiding van het Ebola virus vrij eenvoudig worden ingedamd. Maar het huidige kapitalisme is zelfs niet in staat een dergelijk eenvoudige maatregel toe te passen. De uitbraak van Ebola is het gevolg van de toename van de tegenspraken van het kapitalisme dat al een eeuw lang “alleen maar meer ellende en vernietiging heeft gebracht in al zijn vormen. Geconfronteerd met de voortgeschreden ontbinding van zijn systeem, heeft de heersende klasse niets anders te bieden dan ideologische leugens en repressie”. (‘SARS: It is capitalism which is responsible for the epidemic’, World Revolution Mei 2003)
Zyart / 15.10.2014
Op de Eerste Wereldoorlog volgde de Tweede, op de Tweede Wereldoorlog de Koude Oorlog en op de Koude Oorlog volgde een onophoudelijke reeks van ontelbare gevechtshaarden die, sinds de jaren 1990, steeds grotere delen van de planeet treffen. Al vertoont ze niet het spectaculaire karakter van de confrontatie tussen twee blokken, tussen twee supermachten, toch brengt deze laatste periode het voortbestaan van de mensheid zelf niet minder in gevaar. Haar geniepigere en verraderlijkere dynamiek leidt dan wel niet tot een wereldoorlog, maar wel tot de veralgemening van oorlog en barbaarsheid. De oorlog in Oekraïne, die de terugkeer aangeeft van de oorlog in Europa, het historische hart van het kapitalisme, betekent trouwens een belangrijke kwalitatieve stap in deze richting.
Na de Tweede Wereldoorlog en zijn 50 miljoen doden werd Europa opnieuw een werelddeel dat door de bruutheid van de militaire blokken van Oost en West verscheurd werd. Tijdens deze lange moorddadige periode van de Koude Oorlog vonden de moordpartijen plaats aan de periferie van het kapitalisme, door conflicten die in de eerste plaats gingen tussen de Verenigde Staten en Rusland. De bloedige episode van de Vietnamese oorlog was daar een dramatische illustratie van. Maar meteen na de afbraak van de muur van Berlijn begon er een nieuwe periode.
Gebruikmakend van het voorwendsel van de Iraakse militaire invasie van Koeweit, verklaarden de Verenigde Staten, aan het hoofd van een machtige maar weerbarstige coalitie, in 1991, Irak de oorlog. Hun hoofddoel: de tendens tot versnippering van hun oude imperialistische blok een halt toeroepen en hun wereldwijde leiderschap opnieuw bevestigen door een demonstratie van hun militaire macht. Het ging erom een zogenaamde 'nieuwe wereldorde' te garanderen. Ten koste van een materiële en menselijke ramp (meer dan 500.000 doden), massale bombardementen en het gebruik van zogenaamde moab-bommen die de longen doen barsten, moest deze zogenaamde 'chirurgische ingreep', deze 'beschavende oorlog', 'vrede en welvaart' brengen.
Maar deze leugen zou zeer snel ontmaskerd worden. Bijna tegelijkertijd ontbrandde er immers een nieuwe oorlog aan de poorten van Europa zelf, in ex-Joegoslavië. Een gruwelijke oorlog, op slechts enkele uren van Parijs, die al snel werd gekenmerkt door talrijke massagraven (waaronder die van Srebrenica waar, met de medeplichtigheid van de Franse en Nederlandse blauwhelmen, 6000 tot 8000 Bosniërs werden afgeslacht!)
En vandaag groeit er voor de poorten van Europa opnieuw een militaristische gezwel. In Oekraïne is de bourgeoisie openlijk verscheurd. Gewapende milities, die min of meer gecontroleerd worden door respectievelijk de Russische en Oekraïense staat, staan lijnrecht tegenover elkaar en gijzelen de bevolking van het oosten van Oekraïne. Dit conflict, dat steunt op nationalismen die tientallen jaren aangewakkerd werden, is duidelijk het gevolg van de politiek van de aasgieren. De belangrijkste machten die aan de touwtjes trekken zijn, zoals altijd, de grootmachten: de Verenigde Staten, Rusland, Frankrijk en groot aantal landen van West-Europa.
De dramatische situatie in Oekraïne geeft duidelijk een kwalitatieve stap aan die het zieltogende systeem zet in zijn proces van ontbinding. Het feit dat alle staten en fracties ertoe bijdragen om dit conflict op de spits te drijven, vanwege de uiteenlopende belangen binnen Europa, het centrum van de wereldbrandhaarden in afgelopen eeuw, laat zien hoever het systeem aan het ontbinden is.
Met de instorting van de muur van Berlijn en de implosie van de USSR viel de oude discipline van de blokken weg en werd een echte doos van Pandora geopend. Ondanks de politieke gevolgen en de kortstondige illusies die gewekt werden door de eerste Golfoorlog, werden de Verenigde Staten immers verplicht om overal, steeds vaker, en dikwijls alleen, te blijven ingrijpen, zoals bij de acties in Somalië, Bosnië, Kosovo, Afghanistan en Irak.
Maar deze imperialistische politiek, symbool van een historische impasse, is duidelijk een mislukking. Elk nieuw machtsvertoon van deze supermacht vertaalt zich in een tendens, die openlijk haar onvermogen toont om de oorlogszones onder controle te houden waarin ze was tussengekomen. Als gevolg van een macht die in verval is, kan de imperialistische wanorde en honger, met in het kielzog daarvan een toenemend aantal nationalistische, religieuze en etnische conflicten, alleen maar toenemen.
De middelpuntvliedende krachten, die door een groeiende begeerte worden gevoed, hebben dus conflicten verwekt die, gekenmerkt door de werkelijkheid van de sociale ontbinding, de verbrokkeling van staten veroorzaken, de ergste warlords begunstigen en de gangsterpraktijken van allerlei vormen van handel bevorderen, waarvoor een prijs van dood en vernieling betaald moet worden. In de tweede helft van de jaren 1980 werd het hart van de Europese metropolen, zoals Parijs, Londen en Madrid, reeds getroffen door een reeks moorddadige aanslagen.
Het waren niet gewoonweg aanslagen waartoe groepen of geïsoleerde elementen hun toevlucht namen, maar daden van bestaande staten. In deze zin waren zij oorlogshandelingen, waarvan de aanslag van 11 september 2001 in New York een toppunt vormde. De ergste barbaarse uitdrukkingen, die lang naar de periferie waren gedrongen, neigden er inderdaad toe op te schuiven naar het centrum van het kapitalisme en dit te treffen, gebieden waar alleen het proletariaat door zijn aanwezigheid en zijn potentieel van beschaving, een rem kan vormen.
Alle dagen sterven er vluchtelingen afkomstig uit landen in oorlog en die de Middellandse Zee willen oversteken. Opgestapeld als vee, in boten als doodkisten, proberen zij met behulp van smokkelaars zonder scrupules, wanhopig aan het onbeschrijflijke te ontsnappen. Het aantal vluchtelingen, asielzoekers en ontheemden in eigen land heeft, volgens de UNHCR, voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog officieel de vijftig miljoen overschreden. Alleen al de oorlog in Syrië had aan het einde van het vorig jaar 2,5 miljoen vluchtelingen en 6,5 miljoen ontheemden veroorzaakt. En alle werelddelen worden erdoor getroffen.
Verre van de trends van het kapitalisme in verval te verzwakken, heeft de ontbinding de imperialistische vijandigheden en het steeds irrationalere aspect ervan in ruime mate versterkt, en de weg geopend voor de meest duistere fracties van de bourgeoisie, die gevoed worden door de verrotting van de maatschappij en het nihilisme dat zij voortbrengt. Het ontstaan vandaag van islamitische groepen zoals Al-Qaïda, de Islamitische Staat van Irak en Syrië (ISIS) of Boko Haramis het resultaat van deze dynamiek van intellectuele en morele regressie, van een ongekend onontwikkeldheid.
Op 29 juni jongstleden kondigde Daesh de instelling aan van een Kalifaat' in de gebieden die onder haar controle staan en de aanstelling van een opvolger van Mohammed. Tegelijkertijd ontvoerde Boko Haram, een organisatie van hetzelfde slag, enkele honderden meisjes.
Deze obscurantistische organisaties gehoorzamen aan niemand en worden enkel geleid door mystieke waanzin en de smerigste maffia-achtige belangen. In Syrië en Irak, in de zones die door de 'Islamitische Staat' worden gecontroleerd, is geen enkele nieuwe nationale staat levensvatbaar. Integendeel, de tendens gaat in de richting van ontbinding van de Syrische, Libanese en Irakese staat.
Deze afschrikwekkende en ondoorgrondelijke barbarij, die in het bijzonder belichaamd wordt door de jihadisten, dient vandaag, met de kwestie van de veiligheid als voorwendsel voor het ontketenen van nieuwe militaire kruistochten en westerse luchtbombardementen. Dit geeft de grote imperialistische machten de kans de volkeren en de arbeidende klasse te terroriseren, en zichzelf te presenteren als beschaafde vredesbrengers. Maar in het Midden-Oosten werd ISIS in het begin wel degelijk, gedeeltelijk door de Verenigde Staten en door fracties van de Saoedi-Arabische bourgeoisie bewapend, en dan zwijgen we nog over de medeplichtigheid van Turkije en Syrië. Deze islamitische radicale organisatie is aan de controle van zijn meesters ontsnapt. Vandaar dat ze nu bezig is om de stad Kobane, in Syrië, te belegeren, enkele kilometers van de Turkse grens, in een gebied dat door de Koerden wordt beheerst.
In tegenstelling tot de eerste Golfoorlog lopen de grote mogendheden, de Verenigde Staten voorop, vandaag voortdurend achter op de gebeurtenissen, zonder enige politieke visie op lange termijn, en reageren ze slechts in functie van directe militaire noden. Een bonte coalitie van 22 staten, die onderling allemaal volkomen uiteenlopende belangen hebben, heeft de beslissing genomen om het kleine deel van de stad te bombarderen dat in handen is gevallen van Daesh. De Verenigde Staten, de leider van deze pseudo-coalitie, zijn vandaag niet in staat om zelf grondtroepen te sturen en kunnen evenmin Turkije, dat de Koerden van PKK en PYD vreest als de pest, verplichten militair in te grijpen in Kobane.
Alle vuurhaarden van de planeet hebben hun kookpunt bereikt. Overal worden de grote mogendheden steeds meer blindelings in deze dynamiek meegesleurd. In Mali is het Franse leger in het moeras vastgelopen. De onderhandelingen over 'vrede' tussen de Malinese regering en de gewapende groepen zijn in de impasse geraakt. De oorlog in de streek ten zuiden van de Sahara heeft een permanent karakter aangenomen. In het noorden van Kameroen en Nigeria, tegenover Boko Haram, nemen de gewapende strijd, de guerrilla's en de aanslagen hand over hand toe. In alle werelddelen, met name als men rekening houdt met de toename van de macht van China in Azië, verbreiden zich dezelfde laaghartigegewoonten en de ergste gangstermethoden.
In de negentiende eeuw, de bloeiperiode van het kapitalisme, hadden de oorlogen voor nationale eenmaking, de koloniale oorlogen of de imperialistische veroveringsoorlogen een bepaalde politieke en economische rationaliteit. De oorlog vormde een absoluut noodzakelijk middel voor het kapitalisme om zich te ontwikkelen. Het moest de wereld veroveren; zijn verzamelde economische en militaire krachten hebben het toegelaten dit resultaat uit “bloed en modder” te bereiken (Marx).
Met de Eerste Wereldoorlog veranderde dat allemaal radicaal. De voornaamste deelnemende landen blijven over het algemeen bijzonder verzwakt achter na deze jaren van totale oorlog. Vandaag, in de fase van ontbinding van het systeem, leidt een waanzinnige wedloop, een waarlijk macabere dans de wereld en de mensheid naar haar verderf. Zelfvernietiging wordt het overheersende kenmerk in de zones waar oorlog heerst.
Ook al is er geen directe oplossing voor deze helse dynamiek, dan bestaat er toch een revolutionaire oplossing voor de toekomst. En hiertoe moeten we geduldig bijdragen. Deze maatschappij is historisch voorbijgestreefd. Het voortbestaan van het kapitalisme is niet alleen een belemmering voor de ontwikkeling van de beschaving, maar zelfs een bedreiging voor haar voortbestaan zelf. Een eeuw geleden hebben de kommunistische revolutie in Rusland en de revolutionaire opmars in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije een einde gemaakt aan de eerste imperialistische wereldslachting. In de huidige historische periode is het opnieuw de strijd van het internationale proletariaat die als enige een einde kan maken aan de verrotting en verwording van deze maatschappij in ontbinding.
De boekenwinkel Gondolkodó Autonom Antikvárium in Boedapest nodigde de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) uit om in september 2014 een publieke discussie in de stad te houden [sic], zoals we dat in de voorgaande jaren ook al gedaan hadden. De IKS stelde dit jaar voor om de film op onze website ‘How the working class brought an end to World War I’ [Hoe de arbeidersklasse een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog] te vertonen. Honderd jaar geleden was de arbeidersklasse - verraden door haar organisaties, de bonden en de socialistische partijen -niet in staat om het uitbreken van de gruwelijkste tot dan geziene oorlog in de geschiedenis, te voorkomen.
Vandaag de dag zijn de herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog een verdere mogelijkheid voor nationalistische propaganda, in zijn liberaal-democratische of meer populistisch-patriottistische vorm. Wat er ontbreekt in de meeste uiteenzettingen, documentaires en artikelen over de Eerste Wereldoorlog is de realiteit omtrent het einde van de oorlog, en de oorzaken van de wapenstilstand. Zoals de film duidelijk maakt is de eerste revolutionaire golf van het wereldproletariaat een voorbeeld van een ‘publiek geheim’. Het bronnenmateriaal voor de film is breed beschikbaar op het internet; veel van de gebruikte foto’s komen van Wikipedia en het originele filmmateriaal van YouTube. Het feit dat er stakingen, muiterijen en opstanden waren is amper een geheim. De revolutionaire onlusten die leidden tot de val van het rijk der Habsburgers en de terugtrekking van Duitsland uit de oorlog zijn uitgebreid beschreven door burgerlijke historici. De samenhang van deze gebeurtenissen met de Russische Revolutie zijn ruim bekend.
Maar ondanks deze kennis is het simpele feit dat er een wereldwijde golf van arbeidersstrijd optrad, zoals de film stelt, ‘van Canada tot Argentinië, van Finland tot Australië, van Spanje tot Japan’, en dat deze gevechten op een of andere manier, bewust of onbewust, geïnspireerd werden door het voorbeeld van de greep naar de politieke macht van de Russische arbeiders in oktober 1917, nog steeds een geheim, een feit dat de bourgeoisie maar al te graag verborgen houdt. Waarom? Omdat, zoals de film duidelijk maakt, deze gevechten voor een kort aantal jaren de kapitalistische wereld op haar grondvesten deden schudden, en de burgerij vandaag nog steeds bang is van het voorbeeld dat de eerste revolutionaire golf stelde, ondanks alle moeilijkheden waarmee de arbeidersklasse vandaag worstelt, ondanks het schijnbare gebrek aan strijd, ondanks de voortdurende crisis en de ontbinding
Na het tonen van de film stelden we voor om niet alleen een discussie te houden over de historische gebeurtenissen, maar ook over de oorlogen in de huidige fase van de kapitalistische wereldorde en de rol van de arbeidersklasse vandaag. De voorgestelde thema’s voor het daaropvolgende debat waren: nationalisme versus internationalisme, is er een nieuwe wereldoorlog op komst? Staan we voor een toekomst met minder oorlog? Wat voor een oorlogen worden er vandaag de dag gevoerd? Wat zijn de zwakheden van de eerste revolutionaire golf in 1917-1923? Wat zijn de problemen van de arbeidersklasse en haar revolutionaire militanten vandaag?
Het debat was, zoals altijd in Boedapest, buitengewoon levendig en geanimeerd door de ernst van het publiek. Er is niets vanzelfsprekends om naar een publieke bijeenkomst te komen om over de perspectieven van een klasseloze samenleving te praten, in een land waar de bewoners voor 40 jaar onder het zogenaamde socialisme (1949-89) hebben moeten lijden, en waar de huidige regering zich al sinds lange tijd openlijk baseert op een Hongaars chauvinisme. Interesse kunnen opbrengen voor een publieke bijeenkomst onder dergelijke omstandigheden, vereist een houding die tegen de stroom in wil gaan.
De economische situatie in Hongarije is slechter dan in de meeste van de zogenaamde ex-socialistische landen in Oost-Europa (Polen, de Baltische staten, Tsjechië, Slowakije) en het militantisme van de arbeidersklasse is niet meer zichtbaar dan in andere landen. Met andere woorden, het publiek was sterk gepolitiseerd, politiek en cultureel ‘geschoold’, geïnformeerd over de geschiedenis van de arbeidersbeweging en begaan met verheldering in het open debat – vanuit een proletarisch standpunt.
De vragen opgeworpen in het begin van de discussie gingen over historische feiten en de politieke beoordeling van gebeurtenissen. over de opstand in Shanghai in 1927, de arbeidersraad in Limerick (Ierland) 1920, de Slovaakse radenrepubliek in mei/juni 1919:
– In de film word gezegd: “In 1927 lanceerden meer dan een half miljoen arbeiders in Shanghai een gewapende opstand en namen de controle over de stad. Eens te meer werd deze opstand brutaal verpletterd door de nationalisten in een orgie van bloedvergieten”.
Een deelnemer wenste meer hierover. Het antwoord van de IKS onderstreepte het authentieke klassenkarakter van de geïsoleerde maar heldhaftige opstand in Shanghai van maart 1927. (2) Deze strijd was nog steeds een uitdrukking van een wegebbende golf, een ‘laatste stuiptrekking van de wereldrevolutie’ zoals wij het schrijven in het artikel.
Ze vond plaats tijdens de enorme uitbreiding van China wiens arbeidersklasse een fase doormaakte van revolutionaire gisting. De politiek van de overheersende Stalinistische factie in Rusland ten aanzien van de Chinese Communistische Partij (CCP) bestond erin om een anti-imperialistisch eenheidsfront op te bouwen met de burgerlijke Kwomintang om te vechten voor de ‘nationale bevrijding’ van China.
Onder de Stalinistische druk beval de CCP de arbeiders om hun wapens in te leveren bij de Kwomintang, die onmiddellijk daarop de arbeiders met diezelfde wapens afknalden. Zo maakte de Kwomintang brutaal een einde aan de arbeidersopstand van Shanghai, nadat de CCP de arbeiders gezegd had om vertrouwen te schenken aan het nationale leger van de leider van de Kwomintang, Chiang Kai Shek [Jiǎng Jièshí]. Wat daaorp volgde en wat alle Maoïsten de voorbereiding noemden van de ‘revolutie’ in 1949, was in feite slechts een oorlog tussen verschillende burgerlijke legers, die leidde tot de machtsovername door Mao en de CCP in militaire uniformen.
– Een andere kameraad uit het publiek vroeg waarom er in de film niets werd gezegd over de Soviet in Limerick in 1920. In feite kan een filmpje van 23 minuten over de gehele internationale omvang revolutionaire golf niet volledig zijn. Er zijn noodzakelijkerwijze vele gevechten die niet kunnen vermeld worden, en vele levensbelangrijke aspecten die niet kunnen behandeld worden – een film is tenslotte geen boek of artikel. Maar het zou zeker de moeite waard zijn om lessen te trekken uit het Ierse voorbeeld van een zelfstandig georganiseerde arbeidersstrijd – en van de de rol van het nationalisme in (IRA, Sinn Fein) in het neerslaan van deze beweging. (3)
– Hetzelfde kon gezegd worden van de steun die in Juni 1919 aan de Slovaakse Radenrepubliek werd verleend door het Hongaarse Rode leger. Deze gebeurtenissen staan goed in het geheugen gegrift van de gepolitiseerde mensen van Centraal Oost-Europa, maar werden niet diepgaand behandeld in de film. De IKS-delegatie kon niet concreet verwijzen naar de gebeurtenissen in Slovakije in 1919 wegens een gebrek aan diepgaande kennis over de historische feiten. Maar voor wat betreft de militaire aspecten van het vraagstuk, legde de IKS de klemtoon op het beginsel dat militaire middelen het bewustzijn en de zelfactiviteit van de arbeidersklasse niet kunnen vervangen, wat werd aangetoond door de mislukking in 1920 van het offensief van het (Russische) Rode leger in Polen.
Een langer discussie ontspon zich over de aard van de social-democratie vóór en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een kameraad somde een kritiek op van verschillende deelnemers op de stelling van de IKS (ook aanwezig in de film) over het ‘verraad van de sociaal-democratie’. De IKS verdedigt het standpunt dat de meeste partijen die bij de Tweede internationale waren aangesloten, de arbeiders hebben verraden omdat deze arbeiderspartijen van de 19de eeuw op verschillende momenten verklaarden gehecht te zijn aan het internationalisme (om de klasse te verdedigen en niet de natie-staat).
Toch hebben de meeste van de leiders van de meerderheid van deze partijen dit beginsel veraden door hun openlijke steun aan hun nationale bourgeoisie in de eerste dagen van Augustus 1914, toen de oorlogskredieten werden gestemd in de parlementen en de ramp begon. Tegen die visie op de zaken stelde de kameraad die opkwam voor het verschillende standpunt dat de notie van verraad geen steek hield omdat ‘de sociaal-democratie nooit voor de revolutie was’. Volgens deze redenering waren de partijen van de Tweede internationale arbeiderspartijen, maar geen revolutionaire aangezien de arbeidersklasse in de vooroorlogse periode niet revolutionair was. De sociaal-democratische partijen waren een uitdrukking van de zwaktes van de arbeidersklasse in die tijd en laatstgenoemde was niet alleen een slachtoffer van dit verraad maar maakte er ook deel van uit. Een andere kameraad verwees in diezelfde discussie naar het enthousiasme voor de oorlog bij het begin van de Eerste Wereldoorlog en naar het feit dat de SPD (in Duitsland) reeds met handen en voeten aan de kapitalistische staat gebonden was door haar belangrijke parlementaire fractie.
In deze discussie zijn er verschillende aspecten. De IKS verdedigt het algemeen kader van de opkomst en het verval van het kapitalisme met verschillende taken voor de revolutionairen in de verschillende periodes. De sociaal-democratische partijen van de bloeiperiode, die eindigde met de Eerste Wereldoorlog, streden voor hervormingen binnen het kapitalisme EN voor revolutie, zoals Rosa Luxemburg in 1899 stelde in haar polemiek ‘Sociale hervorming of revolutie?’, tegen partijgenoot Eduard Bernstein.
Als gevolg daarvan herbergde de arbeiderspartijen in deze periode uiteenlopende stromingen, van openlijk reformistische en staatsgezinde tot revolutionaire stromingen zoals die rond Luxemburg, Lenin, Pannekoek, Bordiga, enz. In 1914 stonden de leiders van de meeste sociaal-democratische partijen inderdaad aan de kant van de nationale bourgeoisie – en verrieden dan zowel in theorie als in praktijk de internationalistische beginselen van de congressen van Stuttgart en Bazel van de Tweede internationale. Tijdens de oorlog bereidden deze revolutionaire fracties de vorming voor van de Derde internationale omdat de Tweede was uiteengevallen met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en wegens het verraad van het merendeel van partijen die er deel van uitmaakten.
Een ander aspect in deze discussie is het volgende vraagstuk: in welke mate beschouwen wij onszelf als een deel van de revolutionaire traditie uit voorafgaande periodes? In welke mate delen wij dezelfde gemeenschappelijke erfenis van beginselen en methode, van gemeenschappelijke opvvattingen?
De kameraden uit het publiek die het historische kader niet deelden van bloei en verval van het kapitalisme, legden de klemtoon op het gebrek aan een ‘kommunistisch programma’ in de sociaal-democratie. Zij stelden dat die zelfs zonder het verraad van de leiders, zou vasthouden aan het reformisme en de burgerlijke kapitalistische staat. Maar ondanks dit verschillend historisch kader, was er een algemene bekommernis in de discussie om de arbeidersklasse en haar revolutionaire voorhoede te beschouwen in hun wederzijdse verhouding: de zwakheden van de klasse met betrekking tot haar zelforganisatie, maar ook van de theoretische zwakheden van de kommunisten en internationalistische anarchisten uit die periode. De rol van de vakbonden en een heel wat vragen in verband met de verhouding tussen de klasse en haar voorhoede moeten nog opgehelderd worden.
Een jonge deelnemer die verwees naar de toestand in 1919 in Hongarije, zei dat de machtsovername in naam van de werkende klasse werd uitgevoerd door de sociaal-democratische en kommunistische leiders, en niet door de spontane activiteit van het zelfgeorganiseerde proletariaat. Een andere deelnemer onderstreepte het feit dat de Kommunistische partij die in 1918 was opgericht in Hongarije, gevormd werd door heel uiteenlopende stromingen (marxisten, syndicalisten, vroegere oorlogsgevangene die terugkwamen uit het revolutionaire Rusland en onderen) en heel eclectisch was in haar programma.
In het laatste deel van de discussie werden vragen gesteld over lopende zaken. De meeste deelnemers aan het debat schenen akkoord te gaan over het groeiende oorlogsgevaar vandaag. De woekerende spiraal van bloedvergieten in Syrië, Irak en Oekraïne is overduidelijk. En deelnemer stelde dat geweld en oorlog hun greep uitstrekken van de periferie naar de centra van de kapitalistische macht. Als er een meningsverschil was in dit deel van de discussie dan ging het voornamelijk over het vraagstuk van de economische rationaliteit van deze conflicten. Terwijl de kameraden van de IKS de toenemende irrationaliteit onderstreepten van de oorlogen in de periode van ontbinding van het hedendaagse kapitalisme, bijvoorbeeld in de gebieden die worden opgeëist door de Islamitische staat (IS), repliceerden andere deelnemers dat zelfs deze oorlogen winstgevend waren voor sommige kapitalisten en zelfs voor het kapitalisme als geheel. Maar hier hebben wij het over twee verschillende vormen van rationaliteit: enerzijds de rationaliteit van winsten voor enkele welbepaalde kapitalisten, anderzijds de rationaliteit van een soort die volledig menswaardig moet worden.
De laatste vraag die opgeworpen werd in de discussie was: Waarom sloten de arbeiders zich niet aan bij de Occupy-beweging? Ons antwoord was dat zelfs als er talrijke mensen rond deze vlag geschaard waren in 2012/13, die tot de arbeidersklasse behoorden, de beweging als geheel er toch niet aan dacht om haar strijd uit te breiden naar de arbeidersklasse, behalve voor een paar beperkte gevallen zoals in Spanje en in Californië. En de meeste Occupybetogers beschouwden zichzelf niet als proletarisch, alhoewel ze dat dikwijls wel waren. De moeilijkheid van de klasse om een specifieke klasse-identiteit te ontwikkelen was reeds een discussiepunt in de Budapest discussie in 2010. Het maakt deel uit van de bewustwording binnen de klasse die moet rijpen. Zonder dit zelfbewustzijn van het revolutionaire subject zal de sprong naar een nieuwe en werkelijk menswaardige wereld niet mogelijk zijn.
Terloops moet vermeld worden dat het interessante in de discussies in Boedapest is dat er één kwestie is die nooit in vraag gesteld word, maar die wij dikwijls te horen krijgen in West-Europa, namelijk het vraagstuk van het bestaan van de arbeidersklasse. Hier wordt de noodzaak voor een klasse-antwoord nooit in vraag gesteld. Het lijkt dat er een gemeenschappelijke opvatting bestaat over wat de arbeidersklasse is, haar kenmerken en haar verantwoordelijkheden.
Tenslotte willen wij de boekhandel Gondolkodó Autonom Antikvárium bedanken voor de uitnodiging om een openbare discussie te houden en voor de belangstelling voor het debat, wat alleen maar kan bijdragen tot het onderling versterken van onze krachten en capaciteiten.
IKS / 09.2014
Voetnoten
(1) E.g. in November 2010: Réunion publique à Budapest : Crise économique mondiale et perspective de la lutte de classe
(2) China 1927: Last gasp of the world revolution
(3) Irish republicanism: weapon of capital against the working class
Op 15 januari 1919, werd Rosa Luxemburg, samen met haar strijdkameraad Karl Liebknecht, vermoord door de vrijkorpsen. Dit krijgsvolk gehoorzaamde toen aan de orders van minister Noske, lid van de SPD (de Duitse sociaaldemocratie) die verklaarde “als er een bloedhond nodig is, dan zal ik dat zijn”! Het zijn de socialisten aan de macht, aan het hoofd van de democratische staat, die de bloedige onderdrukking georganiseerd hebben van de arbeidersopstand in Berlin en die een van de grootste figuren van de internationale arbeidersbeweging vermoord hebben.
“Tijdens hun leven worden grote revolutionairen door de onderdrukkende klassen beloond met onophoudelijke vervolgingen; ze verwelkomen hun theorieën met de meest woeste boosheid, de meest furieuze haat en de meest gewetenloze campagnes van leugens en laster. Na hun dood probeert men er onschadelijke iconen van te maken, hen haast heilig te verklaren, hun naam met een soort aureool te omgeven als 'troost' voor de onderdrukte klassen en om die te misleiden; zodoende wordt hun revolutionaire doctrine van haar inhoud ontdaan, wordt ze in diskrediet gebracht en de revolutionaire scherpte bot gemaakt. Over deze manier om het marxisme 'aan te passen' komen de bourgeoisie en de opportunisten uit de arbeidersbeweging vandaag overeen” (Lenin, Staat en revolutie, 1917) (1).
Deze verfoeilijke moord werd al lang voorbereid met een voortdurende lastercampagne tegen Rosa Luxemburg. 'Rode Rosa', 'Rosa de relschopster', 'Rosa de bloeddorstige', 'Rosa, agente van het tsarisme'… gedurende haar leven bleef haar geen enkele leugenachtige aanval op haar persoon bespaard, met als hoogtepunt de oproepen tot pogrom eind 1918, begin 1919, in het bijzonder tijdens de 'bloedige week' in Berlin.
Maar amper enkele weken na haar moord begonnen de bourgeoisie en de opportunisten van de arbeidersbeweging er een onschadelijk icoon van te maken, haar heilig te verklaren, haar revolutionaire theorie van haar inhoud te ontdoen, te discrediteren en er de revolutionaire scherpte af te halen. Rosa Luxemburg mocht zeker niet de compromisloze en voorbeeldige militante blijven die ze geweest is; ze moest een tweede keer vermoord worden, vervormd tot een soort van pacifistische en feministische democrate. Dat is het echte doel, al sinds bijna honderd jaar, van de pogingen om deze grote voorvechtster van de revolutie 'in herinnering te brengen' en 'in eer te herstellen' (dat wil zeggen recupereren).
In de jaren 1930, in Frankrijk bijvoorbeeld, ontwikkelde zich een hele stroming rond Lucien Laurat, een stroming die steeds duidelijker toegevingen deed aan de lokzangen van de democratie om tenslotte te kennen te geven dat van bij het begin van de 'bolsjewistische revolutie', 'de worm' Lenin in de 'vrucht' van het revolutionair project zat. Deze ideologie zong logischerwijze de lofzang van het republikeinse leger in de Spaanse burgeroorlog van 1936-39, begroet de weldaden van de werving van de arbeiders voor de Tweede Wereldslachting onder de dekmantel van de strijd tegen het fascisme. Ze zal de POUM steunen in Spanje en de trotskisten wegens hun nationale 'heldendaden' van verzetsstrijders! Die misselijk makende democratische propaganda bereikte haar hoogtepunt vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog met mensen zoals René Lefeuvre, oprichter van de Franse uitgeverij Spartacus. In 1946, in een bundel teksten van Rosa Luxemburg (2) met een zuiver ideologische inleiding en met een geprefabriceerde titelmontage, 'Marxisme tegen dictatuur' (een titel die nooit door Rosa Luxemburg gebruikt werd!) stelt hij deze voorvechtster van de revolutie voor als radicale vijand van het bolsjewisme, wat niet anders dan een grove leugen is. In de inleiding van de bundel schrijft hij zelfs het volgende: “alle grote marxistische theoretici van internationale naam, Karl Kautsky, Emiel Vandervelde, Rudolf Hilferding, Karl Renner, Georgi Plekhanov – en er zijn er meer – kloegen evenzeer als Rosa Luxemburg de totalitaire doctrine van Lenin aan als absoluut tegengesteld aan de principes van het marxisme.”
Stalin mummificeerde Lenin en perverteerde zijn denken tot een schrikwekkend dogma. Rosa Luxemburg, de 'bloeddorstige', wordt hier een soort heilig apostel van de democratie! De stalinistische contrarevolutie ging met zijn uitwasemingen al gauw twee nieuwe verderfelijke en complementaire ideologieën voortbrengen: aan de ene kant het lokaas van het 'luxemburgisme' en aan de andere het monster van het 'marxisme-leninisme'. In werkelijkheid gaat het om twee kanten van dezelfde medaille, of eerder de twee kaken van dezelfde valstrik: de bolsjewieken 'met het mes tussen de tanden' afwijzen et de aangeboden figuur van een 'vredelievende' Rosa verheerlijken, zoals men de verminkte 'wilde' leeuwen van Hollywood bewondert, zonder tanden noch klauwen.
In 1974 werden in het Duitsland van het democratische kamp (de Bondsrepubliek), zelfs postzegels uitgegeven met het portret van Rosa Luxemburg!
Na de ineenstorting van het Oostblok en de verdwijning van de Sovjet-Unie, werd deze wijd verspreide ideologische campagne terug opgegraven en versterkt om de zogenaamde 'dood van het kommunisme' aan te wakkeren, die met veel ijver werd uitgeroepen na de val van de muur van Berlijn. De officiële ideologie bouwt hier verder op de grootste leugen uit de geschiedenis die bedrieglijk kommunisme gelijkstelt met stalinisme. Dit is een bijzonder doeltreffend ideologisch wapen in handen van de heersende klasse. Want als het proletariaat sinds 1990 zoveel moeite heeft om zichzelf te herkennen als sociale kracht, zijn bewustzijn en organisatie te ontwikkelen, komt dat juist omdat het van zijn verleden afgesneden is, omdat het zijn identiteit verloren heeft, niet meer weet waar het vandaan komt, wat het is en waarheen het kan gaan. Als kommunisme hetzelfde is als stalinisme, die verschrikking die uiteindelijk failliet gegaan is, waarvoor kan dan gevochten worden? Waarom de geschiedenis van de arbeidersbeweging bestuderen, als deze alleen geleid heeft tot de stalinistische catastrofe? Deze logica en dit vergift brengt de bourgeoisie in onze hoofden! En Rosa voorstellen als 'pacifist, republikeins en vijand van Lenin’ - die voorstander van de 'dictatuur van het proletariaat', die 'spirituele vader van Stalin' - is een van de zwartste hoofdstukken uit deze walgelijke propaganda. Wie hieraan, op bewuste wijze of niet, deelneemt, richten zich tegen de arbeidersklasse!
Vandaag komt in blogs, forums (zoals bv. Libcom in Groot-Brittannië, waar slijmerige opmerkingen gemaakt werden over Rosa Luxemburg), in boekhandels en kiosken, zowat overal in Europa en in de wereld, een nieuwe weerzinwekkende campagne op gang om opnieuw het beeld van de militante Rosa Luxemburg te vervalsen. Zo werd in televisie-uitzendingen Rosa Luxemburg recent nog uitsluitend in haar kwaliteiten als 'vrouw' en 'pacifist' opgevoerd. De zeer geëerde en gerespecteerde krant Le Monde publiceerde in september 2013 een artikel, geschreven door ene Jean-Marc Daniel, leraar aan de ESCP Europe Business school, met de zeer sprekende titel: 'Rosa Luxemburg, pacifistische marxiste'. Deze combinatie van de begrippen 'marxist' en 'pacifist' kan ons versteld doen staan: de 'echte marxist' is in de ogen van de heersende klasse degene die de klassenoorlog afzweert, die verzaakt aan de opstand en de omverwerping van het kapitalisme!
Vandaag worden talloze boeken uitgegeven, zelfs in jeugdliteratuur, waarin Rosa Luxemburg opgevoerd wordt als fel tegenstander van de bolsjewieken en van de 'dictator' Lenin. Her en der worden conferenties en debatten georganiseerd, zoals laatst in Parijs onder leiding van de 'luxemburgistische' democratische historici van de groep 'Critique sociale' (zie artikel in dit verband op onze franstalige website). Zelfs in de kunsten werd de prijs MAIF 2014 voor beeldhouwkunst toegewezen aan Nicolas Milhé voor zijn project 'Rosa Luxemburg'! Een echte ovatie voor Rosa… op voorwaarde dat zij tegenover haar strijdkameraden gesteld wordt, tegenover de bolsjewieken, tegenover de Russische revolutie en tegenover de revolutie tout court.
De recuperatie van Rosa Luxemburg om er een 'ongevaarlijk icoon' van te maken, is een brede onderneming van ideologische intoxicatie. Ze is erop gericht het idee door te drukken dat het proletariaat... niet moet vechten om de wereldwijde kommunistische samenleving op te bouwen, maar wel voor een 'democratische' maatschappij, zich inspirerend op het miskende levenswerk van Rosa Luxemburg die op leugenachtige wijze voorgesteld wordt als een vijand van de bolsjewieken. Na de afschuwelijke propaganda van het Zwartboek van het kommunisme, is het vandaag een stuk van deze uiteenzetting die officieel en met overtuiging opgenomen wordt in de schoolprogramma's (3).
Vandaag gaat het er de bourgeoisie om de meest kritische en weerbarstige elementen ervan te overtuigen dat er geen andere toekomst bestaat dan de verdediging van de burgerlijke democratie. Maar achter die verdraaiing van de werkelijkheid, wordt door de 'democraten' van alle slag met deze campagne om Rosa Luxemburg te recupereren, nog een ander - en niet toegegeven - doel nagestreefd: namelijk het in diskrediet brengen – door hen nog maar eens te 'demoniseren' – van de ware standpunten van de revolutionaire organisaties.
Olga/07.11.2014
Voetnoten
(1) Deze meesterlijke passage van Lenin is evenzeer van toepassing op het lot dat de bourgeoisie bedacht voor de Franse sociaaldemocraat Jean Jaurès.
(2) 'Problemen van de socialistische organisatie' (1904), 'Massa's en leiders' (of 'Bedrogen verwachtingen' - 1903),'Vrijheid van kritiek en wetenschap' (1899).
(3) Zie het artikel 'De vervalsing van de geschiedenis in schoolprogramma's' op onze internetsite (Frans).
Onlangs heeft de afdeling van IKS in Frankrijk zijn 21e Congres georganiseerd, welke in twee zittingen heeft plaatsgevonden. De eerste, gewijd aan de debatten over de organisatorische problemen van de oudste afdeling van de IKS, heeft plaatsgevonden tijdens onze Buitengewone Internationale Conferentie in mei 2014 (1). De tweede zitting van dit Congres was aan gewijd twee kwesties:
1) De analyse van de krachtsverhouding tussen de klassen met betrekking tot de sociale situatie in Frankrijk, beginnende met het kritische onderzoek naar onze moeilijkheden in de analyse van de beweging tegen de hervorming van de pensioenen in de herfst van 2010. De discussies rondom deze kwestie hebben geleid tot de goedkeuring door het Congres van de “Resolutie over sociale situatie in Frankrijk”, die beschikbaar is op onze website en die wij in RI 450 hebben gepubliceerd.
2) De verdediging van de organisatie tegenover de pogromistische en politie-achtige aanvallen georganiseerd op internationale schaal (gevoed door bepaalde sociale netwerken, blogs en websites) , en waarvan wij, als voornaamste stroming van de Kommunistische Linkerzijde, het doelwit zijn.
Zoals wordt onderstreept in het artikel dat IKS heeft gepubliceerd over zijn derde Buitengewone Internationale Conferentie, “Het nieuws van onze verdwijning wordt zwaar overdreven”, is de afdeling van de IKS in Frankrijk het epicentrum geweest van de “intellectuele en morele“crisis, die de organisatie heeft doorgemaakt. Deze crisis (die toentertijd niet werd geïdentificeerd) is aan het licht gekomen in de discussie over de Activiteitenresolutie van het 20e Congres van RI, dat wees op de noodzaak van de marxistische cultuur van de theorie en in dit kader de aandacht vestigde op de zwakheden van onze interne debatten, van zowel de afdeling in Frankrijk als van de IKS. De diagnose van het “gevaar van verkalking” en “fossilisatie”, en zelfs “organisatorische ontaarding”, dat in deze activiteitenresolutie werd gesteld, had een grote verontwaardiging veroorzaakt bij een affinitaire kring van militanten (met persoonlijke aanvallen tegen een kameraad, die deze oriëntatie van het centraal orgaan van de IKS had verdedigd en ondersteund). Er kwamen emotionele en volkomen irrationele benaderingen aan de oppervlakte, aangemoedigd door een sterke tendens tot verpersoonlijking van de politieke kwesties (met het absurde idee dat deze Activiteitenresolutie bepaalde jonge militanten “viseerde”, die moeilijkheden hebben om theoretische teksten te lezen).
Geconfronteerd met deze absurde situatie, en een situatie van open crisis, en nadat hij de aard van deze crisis had geïdentificeerd, heeft het centraal orgaan van de afdeling in Frankrijk een politieke strijd gevoerd met als doel het herstel van deze afdeling. Een van de zwakheden van de afdeling in Frankrijk, die door de organisatie werd geïdentificeerd, was het gebrek aan discussie en diepgaand debat over de kringgeest (2). Ten gevolge van de overheersing van het “gezonde verstand”, van de “religie van het dagelijkse leven” en het wantrouwen dat inherent is aan de kring- en clangeest, was de oriëntatietekst die na de crisis van 1993 was aangenomen, door bepaalde militanten verkeerd geïnterpreteerd. Ze werd beschouwd als een wapen tegen deze of gene persoon (of “kompaan” van dat moment), terwijl het om een politieke kwestie ging die ook al is bediscussieerd in de arbeidersbeweging (in het bijzonder binnen de Eerste Internationale en de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in 1903).
Dit gebrek aan theoretische cultuur ging noodzakelijkerwijs samen met emotionele benaderingen en affinitaire, familiaire opvattingen van de organisatie (die beschouwd wordt als een groep vrienden of één grote familie, die wordt verenigd door affectieve banden en niet door gemeenschappelijke politieke beginselen). De heropleving van de pogromistische mentaliteit van de clan, die de IFIKS zou gaan vormen, (en waarvan de vorming van een politie-achtige “politieke groep”, de “IGLC”, wel de apotheose is), vindt zijn wortels in de afwezigheid van een theoretisch debat over de oriëntatietekst “Pogromisme en het kapitalistische barbarendom”, die na de crisis van 2001, ter discussie werd voorgelegd. Toen was het wijdverbreide idee die van “een terugkeer naar een normale situatie”, naar de routine-achtige werking van de organisatie, met de illusie dat, met de uitsluiting van de leden van IFIKS, “het kwaad” was uitgeroeid nadat zij zich als politieverklikkers hadden gedragen. Eveneens werd het idee verspreid dat het niet noodzakelijk was om zich “de hersenen te pijnigen”met het pogromisme als verschijnsel van het kapitalisme in verval dat, met de ontbinding van de burgerlijke maatschappij, ertoe neigt alle sferen van het sociale leven binnen te dringen (een verschijnsel dat men niet alleen ziet in de imperialistische oorlogen, zoals in de Oekraïne, maar ook onder de jongeren in de voorsteden, op de scholen, en zelfs op het werk).
Het 21e Congres van de afdeling in Frankrijk moest dus het karakter aannemen van een buitengewoon congres. Voor deze afdeling ging het erom de balans op te maken van het werk van haar centraal orgaan en de strijd die zij deze afgelopen twee jaar heeft gevoerd teneinde de aandacht te vestigen op de affinitaire en familiaire opvattingen over de organisatie, die nog in de afdeling in Frankrijk bestonden en die een vruchtbare bodem vormen voor de ontwikkeling van een pogromistische mentaliteit (door de geest van familiaire vendetta of groep van vrienden).
Alle militanten van de afdeling hebben zich actief ingeschreven in de discussies om het werk van het centraal orgaan te begroeten en te ondersteunen, wat het mogelijk maakte dat werd voorkomen dat deze intellectuele en morele crisis tot het uiteenvallen van de afdeling of de vorming van een nieuwe parasitaire groep heeft geleid (met als voornaamste motivatie de bescherming van haar gekwetste trots of die van haar “vrienden”, wat Lenin “het anarchisme van grote heren“ noemde). De verbondenheid met de IKS als politiek lichaam, de wil om de diepere oorzaken van de ernstige afwijkingen te onderzoeken en te begrijpen, waarin bepaalde kameraden waren terechtgekomen, de loyaliteit aan de organisatie en de wil niet te capituleren voor “de onzichtbare hand van het kapitaal“ (volgens de uitdrukking van Adam Smith) heeft het mogelijk gemaakt dat de militanten van de afdeling in Frankrijk zich volop hebben ingeschreven in de oriëntaties van 20e Congres van RI, met name het fundamentele belang van de assimilatie van het marxisme en van theoretische uitdieping door de revolutionaire organisaties. Het enige tegengif om deze intellectuele en morele crisis in de afdeling in Frankrijk te overwinnen, tegen de ideologie van de heersende klasse, tegen de vervreemding en verdinglijking waar, in de kapitalistische maatschappij, de verhoudingen tussen de mensen de vorm van verhoudingen tussen de dingen aannemen, was de ontwikkeling van een echte marxistische cultuur van de theorie.
Een van de zwakheden van het Congres was het feit dat ze geen fundamentele discussie heeft kunnen voeren over de twee opvattingen van de organisatie, zoals die al jarenlang in de oudste afdeling van IKS naast elkaar bestaan, en die een steeds weerkerende bron van splitsingen en breuken vormen: een “familiaire”, affinitaire opvatting, van een groep vrienden, waar de politieke standpunten van de militanten worden gemotiveerd door een persoonlijke loyaliteit of sympathieën, en een opvatting waarbij het cement van de organisatie wordt gevormd door de instemming van de militanten met dezelfde organisatorische principes.
Dat deze afgelopen twee jaar van open crisis, die de afdeling RI heeft getroffen, niet is afgesloten met een nieuwe parasitaire afsplitsing dan is dit is ook te danken aan de bekwaamheid van het centraal orgaan van de afdeling in Frankrijk om het leven van de afdeling te stimuleren, te verlevendigen en om de oriëntaties van het 20e Congres toe te passen. Dit gebeurde met name door middel van de organisatie van studie- en discussiedagen, om het gevaar van verkalking, van het verlies van verworvenheden van IKS te bestrijden, en deze marxistische theoretische cultuur binnen de organisatie en onder alle militanten te ontwikkelen.
Dit had tot doel de intellectuele luiheid te bestrijden, het amateurisme, het verlies van de zin voor lezen en voor theorie, en ook het voortbestaan van de hiërarchische, elitaire opvattingen, die er in bestaan om de theoretische overdenking te beschouwen als een zaak van “specialisten”. De afdeling in Frankrijk heeft deze twee laatste jaar daarom verschillende studiedagen georganiseerd, over verschillende thema's, die verband hielden met de organisatorische problemen die opnieuw, maar op een nog gevaarlijkere wijze dan eerst, waren opgedoken:
– de opvatting van het “individu” bij Marx, van de “associatie” en het geassocieerde werk tegen de stalinistische opvatting van het “anonieme collectief”;
– het Congres van RSDAP van 1903: de kringgeest als manifestatie van de ideologie van de kleinburgerij in het oude redactie van de Iskra en de meningsverschillen tussen Lenin en Martov met betrekking tot paragraaf 1 van de Statuten van RSDAP;
– het Boek I van Het Kapitaal en met name de kwestie van het warenfetisjisme, van de “waardevorm”, de marxistische concepten van de verdinglijking en de vervreemding in de analyse van de waar in verband met onze terugkerende organisatorische moeilijkheden;
– de geschiedenis van de Statuten van de organisaties in de arbeidersbeweging sinds de Bond van de Communisten;– de laatste studiedag van RI (die ze na het 21e Congres heeft gehouden, in aanwezigheid de internationale delegatie aanwezig op dit Congres) ging over een aspect van de “Stellingen over de moraal” (door het centraal orgaan van de IKS voorgelegd als onderwerp van een internationale discussie): de “exogamische” revolutie” in de geschiedenis van de menselijke beschaving en het “endogamische” beginsel van het pogromisme (onderstreept door, bijvoorbeeld, de antisemitische wetten van het nazi-regime).
De crisis, die de afdeling in Frankrijk heeft geteisterd en waarvan de schokgolf zich in de ganse IKS heeft verspreid, is een heilzame crisis geweest: zij heeft het mogelijk gemaakt om een fundamenteel vraagstuk van het marxisme en de arbeidersbeweging aan de oppervlakte te brengen, welke de IKS tot nu toe nooit op theoretische wijze had kunnen opnemen: “de intellectuele en morele dimensie” van de strijd van het proletariaat.
Het “nieuws“ van onze verdwijning die triomfantelijk wordt aangekondigd door het pogromistische en jihadistische “Appel” van de “IGLC”, is dus zwaar overdreven.
De sessie van het Congres, gewijd aan de analyse van de krachtsverhouding tussen de klassen, heeft zich ten doel gesteld om de diepere oorzaken te begrijpen van de sociale rust sinds de beweging tegen de hervorming van de pensioenen in de herfst van 2010 en de verkeerde analyses van de afdeling in Frankrijk. Deze fouten hebben zich weerspiegeld in bepaalde artikelen van onze pers, die wij aan kritiek hebben moeten onderwerpen. In werkelijkheid was de organisatorische crisis reeds potentieel vervat in het verlies van de methode van het marxisme, het verlies van onze theoretische verworvenheden om de dynamiek van de klassenstrijd te analyseren.
Het ongeduld, het immediatisme en het verlies van zicht op de functie van de organisatie hebben zich gemanifesteerd door activistische tendensen in de tussenkomst in de directe strijd, ten koste van diepgaande debatten over de sociale bewegingen. Het Congres heeft aangetoond dat de beweging van de herfst van 2010, tegen de hervorming van de pensioenen, in werkelijkheid een manoeuvre was van de bourgeoisie, die haar vakbonden in het zadel konden zetten, om een schrijnende nederlaag toe te brengen aan de arbeidersklasse en haar economische aanvallen door te zetten.
De sociale rust, sedert meer dan vier jaar, laat zien dat het proletariaat in Frankrijk deze nederlaag nog niet heeft verteerd. Om deze manoeuvre van de bourgeoisie en de omvang van de nederlaag in 2010 te begrijpen, heeft het Congres aangetoond dat ons ongeduld ons het “abc” van het marxisme heeft doen vergeten: zolang er zich nog geen revolutionaire periode voordoet, een situatie van “dubbele macht”, is het altijd de heersende klasse die in het offensief is, en voert de uitgebuite klasse slechts een verdedigende strijd, van verzet tegen de aanvallen dat zij ondergaat. Om te begrijpen hoe de bourgeoisie de economische, politieke en ideologische aanvallen tegen de arbeidende klasse in Frankrijk heeft kunnen uitvoeren, heeft het Congres van RI afstand moeten nemen van de onmiddellijke gebeurtenissen en opnieuw de dynamiek van de klassenstrijd sinds de 'ommekeer' van 2003 moeten onderzoeken, door deze te herplaatsen in het historische en internationale kader, dat werd bepaald door de instorting van het Oostblok, de ideologische campagne over “het faillissement van het kommunisme”, het “einde van de klassenstrijd” en de “verdwijning van het proletariaat” als de enige sociale kracht die in staat is om de wereld te veranderen.
Dit “ommekeer” van 2003, die gekenmerkt werd door het zoeken van de solidariteit in de strijd en tussen de generaties, heeft laten zien dat de arbeidersklasse in Frankrijk, net als op internationaal vlak, bezig was om de weg van de strijd te hervinden na de mokerslag en de diepe teruggang die haar met de instorting van het Oostblok en de zogenaamde “communistische” regimes, was toegebracht. Aldus, in 2006, dreigde de strijd van de studenten van CPE, die de bourgeoisie heeft verrast, zich naar de andere generaties en de actieve werknemers uit te breiden. Dat gegeven noodzaakte de bourgeoisie om zijn project in te trekken omdat er het reële gevaar bestond dat de ontwikkeling van een meer vastbesloten solidariteit alle werkers zou besmetten. Daarom is de bourgeoisie, vanaf 2007, tot de tegenaanval overgegaan. Zij kon de deze nederlaag niet tolereren en ze moest proberen om elk spoor ervan uit te wissen: de aanval op de speciale regelingen was in feite georkestreerd om te trachten precies deze aan de gang zijnde dynamiek van solidariteit binnen de arbeidersklasse aan te vallen.
De debatten op het Congres hebben eveneens aangetoond dat de afdeling in Frankrijk slachtoffer is geworden van de campagne van de burgerlijke media over de “financiële crisis” van 2008, die de bedoeling had om een “golf van paniek” te zaaien in de hele maatschappij en vooral binnen de arbeidersklasse, om haar zo de offers te doen slikken. Men wilde doen voorkomen dat het ging om een crisis van het “financiële systeem” (dat men door hervormingen kan saneren) en niet om een nieuwe schok van het historische bankroet van een wereldsysteem, dat gebaseerd is op de productie van waren en de uitbuiting van de arbeidskracht van de proletariërs.
Deze “golf van paniek”, die ook de IKS en in het bijzonder zijn afdeling in Frankrijk heeft getroffen, heeft het Congres genoodzaakt om de klok gelijk te zetten, vooral door ons opnieuw de analyse van het “machiavellisme” van de bourgeoisie eigen te maken, haar capaciteit om haar media in te zetten als een ideologische gif om het bewustzijn van de uitgebuite massa's te vertroebelen. Aangezien het bewustzijn het voornaamste wapen is van het proletariaat in de omverwerping van het kapitalisme en de opbouw van een nieuwe maatschappij, is het normaal dat de heersende klasse permanent probeert om zijn doodsvijand door ideologische en media campagnes te ontwapenen.
Het Congres heeft vastgesteld dat de verwarring van de afdeling in Frankrijk, en zijn activistische tendensen in de onmiddellijke strijd die ten koste gingen van onze activiteit op lange termijn, het gevaar inhield om de organisatie mee te trekken in gevaarlijke avonturen en, in het bijzonder, in de valstrik van het “arbeiderisme” en een “radicale vorm van ultralinks” te vallen. Zoals wij het vaak hebben onderstreept, is het immediatisme de koninklijke weg naar het opportunisme en het revisionisme, naar het opgeven van de proletarische principes.
Het Congres heeft benadrukt dat het uit het zicht verliezen van de methode en de verworvenheden van het marxisme in de analyse van de klassenstrijd verband houdt met een onderschatting:
De Resolutie over de sociale situatie in Frankrijk die door het Congres werd aangenomen, heeft niet alle kwesties die in de debatten werden opgeworpen kunnen opnemen en ontwikkelen. Deze zullen moeten worden verdergezet in de organisatie (in het bijzonder deze omtrent de versterking van de staatkapitalistische maatregelen die niet alleen de situatie in Frankrijk aanbelangt).
Het rapport over de verdediging van de organisatie, dat aan het Congres werd voorgelegd, had tot doel de ervaring van IKS en zijn afdeling in Frankrijk samen te vatten tegenover de methoden tot vernietiging van de organisatie, welke door onze kameraad MC (stichter van IKS), werden geïdentificeerd, met name tijdens de crisis van 1981. Die situatie heeft ons genoodzaakt over te gaan tot het terugwinnen van ons materiaal dat door „de tendens “Chénier” was gestolen (schrijfmachines, stencilapparaat, enz.). Tegenover het gedraal en de kleinburgerlijke weerstand, die toentertijd in RI (en met name in de afdeling van Parijs) bestond, moest MC steunen op het centraal orgaan van de afdeling in Frankrijk om haar materiaal terug te winnen en de zeden en gewoonten van shoften van deze zogenaamde “tendens” vervolgens publiekelijk aan te klagen (met een communiqué over de uitsluiting van Chénier om de andere groepen van het proletarisch politiek milieu te waarschuwen voor en te beschermen tegen de manoeuvres van dit troebele element).
Aangezien de revolutionaire organisatie een vreemd lichaam is in de burgerlijke maatschappij, zei Marx van het proletariaat: “het is een klasse van de burgerlijke maatschappij, die geen klasse is van de burgerlijke maatschappij is, [maar] een stand die de ontbinding van alle standen is”. Hij wilde hiermee zeggen dat de proletariër zijn plaats in de burgerlijke vennootschap nooit werkelijk kan vinden. Het proletariaat en de bourgeoisie zijn twee tegengestelde klassen. Daarom, als organisatie van het proletariaat, was er natuurlijk geen sprake van om naar het politiebureau te gaan om daar aangifte te doen (dat ons in ons gezicht zou hebben uitgelachen!). Dit gestolen materiaal was niet het privé-bezit van een persoon, maar behoorde toe aan een politieke groep en was gekocht met het geld van de bijdragen van de militanten. Het was dus een plicht, die op een proletarisch moreel principe is gebaseerd, om het terug te krijgen om niet de zeden en gewoonten van gangsters en de wet van de straat te tolereren binnen een communistische organisatie.
De discussies op het Congres hebben zich voornamelijk gericht op een kernprobleem: waarom is de revolutionaire organisatie een vreemd lichaam in de burgerlijke maatschappij? De militanten, die zich engageren in een kommunistische organisatie dienen hun engagement te aanvaarden, door radicaal met de zeden en gewoonten van de burgerlijke maatschappij te breken en met deze van alle sociale lagen die geen historische toekomst hebben (met name de kleinburgerij en de lumpen). Net omdat de revolutionaire organisatie, hoewel ze bestaat binnen het kapitalisme, een vreemd lichaam is in dit systeem, probeert de heersende klasse en haar meest ijverige dienaars permanent om haar te vernietigen. Dat is ook de reden waarom de kommunistische organisaties, vanwege hun “extremistische” ideeën, altijd in de gaten worden gehouden door de gespecialiseerde diensten van de kapitalistische staat (met inbegrip natuurlijk van de diensten voor informatica-ontcijfering).
En zodra zij kan, probeert de dominerende klasse of bepaalde van zijn sectoren (die niet noodzakelijkerwijs direct aan het staatsapparaat en de officiële politie zijn verbonden) ook om ze te infiltreren, zoals het de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging aan het licht heeft gebracht. Enkel de opportunisten en de verzoeners van allerlei slag (die de burgerlijke democratie vereren zoals de koorknapen de goede God vereren) verbeelden zich dat, omdat onze ideeën zeer in de minderheid zijn in de maatschappij en geen enkele invloed in de uitgebuite massa's hebben, deze kleine verlichte “sekte” die, met haar “complottheorieën”, “overal vijanden ziet” het repressie-apparaat van de burgerlijke staat volkomen koud laat.
De discussies op het Congres hebben aangetoond dat om de revolutionaire organisatie, dit lichaam dat vreemd is aan het kapitalisme, te kunnen blijven verdedigen, deze het localisme moet bestrijden en haar internationale eenheid levendig moet houden tegenover de aanvallen die als doel hebben ofwel om het te vernietigen, ofwel om „een cordon sanitaire“ te vormen rondom haar om te verhinderen dat nieuwe elementen op zoek naar een klassenperspectief haar kunnen benaderen.
Wij weten dat de lastercampagnes tegen IKS niet zullen ophouden, zelfs wanneer zij tijdelijk in demper gezet kunnen worden. Het zijn de klassieke methoden van de dominerende klasse tegen de revolutionaire beweging sinds Marx duidelijk aan heeft getoond dat het proletariaat de grafdelver van het kapitalisme is.
Sinds de laster van Herr Vogt (een agent van Napoleon III) tegen Marx tot aan de oproepen tot de pogrom tegen Spartakisten, die geculmineerd is in de laffe en beestachtige moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, heeft de geschiedenis uitgewezen dat de repressie van de revolutionaire organisaties altijd door laster wordt voorbereid.
De haat die de IKS oproept (in een klein filistijns milieu, die door een “vriendenkring van oudgediende militanten van de IKS” in gang is gezet), is de haat van de bourgeoisie voor de revolutionaire beweging van het proletariaat, die van Thiers, Mac Mahon en Galliffet voor de Commune van Parijs, die van Noske, Ebert en Scheidemann voor de dreigende uitbreiding van de Oktoberrevolutie naar Duitsland.
Tegenover de ontketening van een pogromistische mentaliteit tegen de organisatie, heeft het 21e Congres van RI een duidelijke oriëntatie uitgestippeld ter verdediging van de organisatie in het kader van “de intellectuele en morele” dimensie van de strijd van het proletariaat.
“Alleen de arbeidersklasse, zoals Engels het heeft gezegd, heeft de zin en de interesse voor de theorie bewaard. De dorst naar kennis, die de arbeidersklasse bewaart, is een van de belangrijkste intellectuele verschijnselen van de tegenwoordige tijd. Uit moreel oogpunt, zal de arbeidersstrijd de cultuur van de maatschappij vernieuwen” (Rosa Luxemburg, “Stagnation und Fortschritt des Marxismus”, 1903).
Révolution Internationale
Voetnoten
(1) Zie ons artikel op onze website: “De Buitengewone Internationale Conferentie: Het “nieuws” van onze verdwijning wordt zwaar overdreven!”.
(2) “De kwestie van de organisatorische functionering in de IKS” ontwikkelt uitvoerig onze analyse rond de kwestie van de clans en het clanisme
De bloedige en barbaarse aanslagen die afgelopen maand in Parijs plaatsvonden, leidden tot een massale verontwaardiging, afschuw en een algemene afwijzing. Dit alles heeft zich vertaald in een reusachtige demonstratie in alle grote steden in Frankrijk en in talrijke grote steden over de hele wereld. Miljoenen mensen, honderdduizenden proletariërs wilden bijeenkomen om gezamenlijk uiting te geven aan de totale afwijzing van dergelijke barbaarse terroristische daden. De solidariteit nam spontaan bezit van de straten en pleinen.
Maar deze gezonde en noodzakelijke reactie werd onmiddellijk geconfronteerd met patriottische oproepen van bijna de hele Franse bourgeoisie tot "nationale eenheid" en "heilige eenheid". Een bourgeoisie die schaamteloos gebruik maakte van de emotie, welke zich meester had gemaakt van de gechoqueerde bevolking. Als we de politici en de media mogen geloven, dan stond Frankrijk op het punt “een oorlog te beginnen”. Alleen de staat zou ons kunnen beschermen: zij alleen zou de “Franse veiligheid”, de “democratie” en de “vrijheid van meningsuiting” kunnen verdedigen. En dit ideologische vergif is ook op grote schaal toegediend in Denemarken na de recente bomaanslagen in Kopenhagen. De angst en de bezorgdheid, vakkundig gedistilleerd door de media, was zodanig dat in het hoofd van iedere doodsbange werker het idee ontstond van “vadertje staat”, dat het “brave volk” zijn welwillende bescherming aanbiedt.
Voorbijgaand aan deze misleidingen, dringen er zich aan het proletariaat verschillende vragen op. Wie profiteert er werkelijk van de gruwelijke misdaden gepleegd tegen de journalisten van Charlie Hebdo en de klanten van de koosjere slager? Wat betekenen de zoetsappige voorstellen van de regering? Wat zit er achter de intensieve mediapropaganda over de fameuze “post 7 januari”, die doet denken aan de “post 11 september 2001”? De waarheden die verborgen zijn achter de burgerlijke propaganda moeten tevoorschijn komen. Het proletariaat kan niet alles naïef wat de staat vertelt voor lief nemen of het zal er in de toekomst duur voor betalen.
De Franse bourgeoisie heeft sinds de gepleegde aanslagen haar eenheid getoond. De oorlog die de verschillende concurrerende fracties en klieken gewoonlijk voeren, is als bij toverslag verdwenen. In naam van de verdediging van het “aangevallen vaderland”, het “Franse volk in gevaar”, moet de “Franse natie” een “blok vormen tegen de terroristische dreiging”. Opgesmukt met een humanistische façade, zich verbergend achter hypocrisie en leugens, vond de imperialistische aasgier een gouden alibi om haar duidelijker militair engagement in de wereld te rechtvaardigen, opdat Frankrijk “haar rangplaats behoudt”. Zonder dralen werd de kruiser Charles de Gaulle uitgezonden naar een voorpost in deze nieuwe kruistocht.
Verdwenen is de actieve militaire rol die het Franse imperialisme speelt in talrijke oorlogen die de planeet in vlam zetten en die ze in het verleden moest proberen te verbergen door ze in te kleden met een “humanitaire” rechtvaardiging! Uitgegomd is de rol die de Franse bourgeoisie en haar leger hebben gespeeld in de genocide in Rwanda in de regeringsperiode van een andere zogenaamde socialistische president Mitterrand! In vergetelheid geraakt zijn de verklaringen van deze laatste die de genocide van één miljoen doden in dat land geen ernstige gebeurtenis noemde! De extreme barbaarsheid van de aanslagen lijkt de Franse staat het recht te geven om oorlog te voeren en om de zogenaamde “vrijheden” te beperken. Na de aanslagen heeft de bourgeoisie onbeschaamd het kostuum van de bewaker van orde en veiligheid aangetrokken. Geconfronteerd met een irrationele moorddadige waanzin, moet de ordinaire barbarij van de democratische staten worden gepresenteerd als “normaal”.
Als ijverige dienaren konden de media vervolgens misselijkmakende beelden vertonen van een massale inzet van veiligheidstroepen, die tot de tanden waren bewapend. Duizenden politieagenten, gendarmes en militairen kunnen van nu af aan kriskras alle openbare ruimtes doorkruisen. En naar verluid is dat voor ons welzijn! Een deel van de Franse rechterzijde stelde vervolgens, zonder enige terughoudendheid, de noodzaak van het instellen van een Franse Patriot Act. De linkerzijde en de regering hebben dit heel snel en heel hypocriet “afgewezen” om vervolgens beter in staat te zijn maatregelen voor te bereiden die er als twee druppels water op lijken. En inderdaad is in termen van ideologische en repressieve reactie de gelijkenis groot tussen de Patriot Act en de politiek die de afgelopen maand in Frankrijk aangenomen is. Het is trouwens dit veiligheidsbeleid dat de socialistische Hollande wil verdedigen in de Europese Unie, die al verleid en veroverd is.
Het is goed om in herinnering te roepen hoe de Patriot Act is ontstaan! Op 11 september 2001 boorden twee vliegtuigen zich met volle kracht in de Twin Towers in New York. Twee andere vliegtuigen stortten neer in respectievelijk Washington en Pennsylvania. De balans was afschuwelijk: meer dan 3.000 mensen werden gedood. Twijfel blijft bestaan over de omvang van de medeplichtigheid van de Amerikaanse overheid in de aanslagen. Maar één ding is zeker, net zoals in Frankrijk werden het Amerikaanse politieke apparaat en de media onmiddellijk erna opgevorderd om de bevolking te mobiliseren voor de oprichting van een staat van oorlog op Amerikaanse bodem. De imperialistische doelen van de Verenigde Staten waren niet afwezig in deze cynische berekening en orkestratie van deze oorlogspsychose.
Voor de Amerikaanse bourgeoisie moest van deze dramatische gebeurtenis geprofiteerd worden om het “Vietnamoorlog-syndroom” uit te gommen, hun interventie in Irak te rechtvaardigen ten koste van grove leugens, en hun intrede in Afghanistan voor te bereiden. Elke grote terroristische aanval op hun nationale grondgebied wordt nog altijd gebruikt door de bourgeoisie voor haar oorlogszuchtige doeleinden. Alle anti-terroristische maatregelen van de staten zijn niet alleen machteloos om de opkomst van het terrorisme in te dammen, maar ze maken ook deel uit van de escalerende terreur. Ze voeden bovendien het klimaat van wantrouwen ten opzichte van de anderen door verdeeldheid te zaaien binnen de bevolking. Frankrijk ontsnapt niet aan deze regel. Als het terrorisme in feite een oorlogswapen is van de bourgeoisie van een land, ongeacht haar religie, is het toch ook een waardevol ideologisch wapen van de laatstgenoemde tegen de arbeidersklasse. Dus de kruistocht tegen de “As van het kwaad”, ingevoerd door de regering Bush, heeft het haar mogelijk gemaakt de befaamde Patriot Act in te stellen, zelfs zonder de goedkeuring van de wetgevende macht.
Het is dan ook “normaal” geworden om mail, post, telefoon van iedereen te inspecteren en schaamteloos elk appartement te kunnen betreden, zelfs in afwezigheid van de bewoners. Een fouillering van de mensen die naar hun werk gaan, kan zonder uitleg worden gedaan. Wat de politie betreft, die is toegerust met een bijna volledige immuniteit. De moorden die steeds vaker worden begaan door de politie, in het bijzonder tegen zwarten, en die in het algemeen geen aanleiding geven tot een juridisch onderzoek, zijn concrete uitdrukkingen daarvan. In feite zijn de zogenaamde punctuele en buitengewone maatregelen permanent geworden. Net als in Groot-Brittannië, waar hetzelfde voorwendsel werd gebruikt om het toezicht via ontelbare camera's te rechtvaardigen in bijna elke straat en metro van de steden van dit land. In een democratie zijn de uitzonderlijke wetten de norm geworden.
Natuurlijk, in Frankrijk heeft het proletariaat een andere ervaring dan die in de Verenigde Staten. De Commune van Parijs in 1871 en Mei 1968 zijn niet volledig uit het geheugen gewist van de arbeidersklasse. De Franse bourgeoisie weet dit en dat is de reden waarom ze voorzichtiger is. Ze gaat op een meer verborgen wijze voort dan haar Amerikaanse tegenhanger. Maar dat kon niet verhinderen dat premier Valls twee weken na de aanslagen in Parijs een reeks van maatregelen onthulde die door de hele Europese bourgeoisie werd gesteund en zelfs de Amerikaanse leiders niet zouden hebben misstaan. Deze zelfde minister zei dat gezien "de formidabele uitdaging waarmee Frankrijk wordt geconfronteerd, het nodig om was om uitzonderlijke maatregelen te nemen", die zoals we weten in werkelijkheid permanent zullen zijn. De financiële last bedraagt 700 miljoen euro, welke wordt gecompenseerd door bezuinigingen op de staatsuitgaven, die nu al verminderd zijn.
Op het militaire apparaat zal daarentegen niet worden bezuinigd, zoals oorspronkelijk was voorzien. En de gendarmerie en de politie zal massaal worden versterkt met mensen en materiaal. Zwaar bewapende agenten en soldaten zullen ongeveer overal patrouilleren en niet alleen in de “gevoelige” gebieden. Het proletariaat mag niet naïef zijn. Een staat die op deze manier haar macht laat zien, past een directe vorm van intimidatie toe. Dit is een waarschuwing aan de werkers. Het gaat hier om de macht om met “republikeinse legaliteit” bewaken en te onderdrukken. En dit is niet alleen gericht tegen alles dat de orde verstoort en niet de norm is, maar vooral tegen het proletariaat en haar strijd, die moet worden gecriminaliseerd.
De Patriot Act is in feite een obsessie voor de hele burgerlijke democratie. Als bewijs, in Frankrijk ontsnappen zelfs kinderen vanaf zeven of acht jaar op de basisschool niet aan de nauwgezette controles. En pas op voor de leraren die zich niet als informanten laten gebruiken bij dit vuile werk! In naam van het secularisme wil de overheid dat kinderen op school een strikter zogenaamd “burgerlijk” onderwijs krijgen om ze zo tot volledig geconditioneerde en onderworpen aanbidders van de staat te maken. En dat is niets anders dan het inpeperen van regels en burgerlijke waarden, dit misleidende masker waarachter de kapitalistische dictatuur van de uitbuitende klasse zich verbergt. Als de terugkeer naar de militaire dienst niet meer mogelijk is voor de bourgeoisie, kunnen we erop wedden dat een versterkte maatschappelijke dienst binnenkort in unanimiteit wordt aangenomen.
De heersende klasse heeft, buiten haar eigen interne verdeeldheid, altijd perfect begrepen wie haar doodgraver is. De geschiedenis van deze klasse valt samen met de middelen die ze zichzelf systematisch heeft verschaft om de confrontatie aan te gaan met haar enige echte vijand: het proletariaat. In een revolutionaire periode, breekt de kapitalistische staat haar hoofd niet over wetten om het strijdende proletariaat af te slachten. De Kozakken tijdens de revolutie in Rusland in 1917 of de Vrijkorpsen in 1919 van het sociaal-democratische Duitsland zijn sinistere voorbeelden. Maar wanneer de arbeidersklasse niet direct een bedreiging voor de macht van de bourgeoisie vormt, moet deze zijn ware uitbuitende aard verbergen achter een wirwar van ideologische leugens, achter een gesofisticeerd democratisch scherm.
Bijna 150 jaar geleden, toen de socialistische partijen nog echte revolutionaire organisaties waren, toen de kanselier van het Duitse Rijk, de heer Bismarck, de zeer bloedige republikeinse hond Thiers hielp om de Commune van Parijs neer te slaan, kondigde hij zijn anti-socialistenwetten af. De wet verbood de socialistische en sociaal-democratische organisaties en al hun activiteiten in het Duitse Rijk. Deze repressieve wet ging gepaard met een versterking van de aanwezigheid van het leger en de politie in alle grote Duitse steden. Maar dit beleid van de “ijzeren hand” is niet het voorrecht van dit Rijk. In 1893-1894, in de zeer democratische Franse Derde Republiek, werden de zogenaamde “worgwetten” (“lois scélérates”) aangenomen. Onder het mom van de strijd tegen de criminaliteit waren ze direct gericht op anarchistische groepen en bedreigden ze tegelijkertijd alle arbeidersorganisaties. Alleen maar verdacht worden van sympathieën voor het anarchisme of de arbeidersstrijd werd al beschouwd als een misdaad.
Zoals vandaag, moedigden deze wetten informanten aan. In 1894 was Jean Jaurès nog maar net terug uit Carmaux, waar hij de staking van de mijnwerkers had gesteund, die hadden geleid tot een gewelddadige onderdrukking door de gendarmerie en het leger, of hij stond al in de Kamer van Afgevaardigden om deze wetten te veroordelen: "U bent dus genoodzaakt om in de criminaliteit te werven om de criminaliteit in de gaten te houden, in de ellende te werven om de ellende in de gaten te houden en in de anarchie om de anarchie in de gaten te houden.” De echte schurken bevonden zich in Parijs, onder hen die deze wetten hadden afgekondigd. In Carmaux had een zekere Tornado, die actief was in de stakingen van 1892, de stakende mijnwerkers geld uit Parijs aangeboden om dynamiet te kopen. Dit zou de weg openen voor een onmiddellijke onderdrukking, die in naam van de “strijd tegen het terrorisme” zou worden gerechtvaardigd. Jaurès had een goede reden om de actie aan te klagen, omdat die in werkelijkheid gericht was tegen de strijd en de stem van de arbeidersbeweging.
Vanuit dit oogpunt is “de vrijheid van meningsuiting” of “de vrijheid van pers”, die nu zo worden geroemd, altijd een illusie geweest die zorgvuldig is onderhouden door de heersende klasse. Niet alleen omdat de media en het officiële taalgebruik de wasem en eigendom zijn van het kapitaal, maar omdat ze van meet af aan hun trouw betonen aan de burgerlijke staat. Het is dus niet nodig voor deze laatste om de media “van op afstand te bedienen” of systematisch de inhoud van hun propaganda te dicteren. (1) Het nepotisme en de vriendjespolitiek onder vele journalisten is bekend. De samenzwering van de media met de politieke leiders zijn daarom alleen zuiver anekdotisch gevolgen en niet de oorzaak van de eerstgenoemden hun volgzaamheid. Elke echte oppositie, die kritiek uitoefent en vraagtekens plaatst bij de kapitalistische staat heeft geen plaats in de media en wordt dan ook niet aanvaard noch op grote schaal verspreid. De “vrijheid van meningsuiting” beperkt zich in werkelijkheid tot die enkele meningen die zich onderwerpen aan de staat, de wetten en de waarden van het kapitaal.
De arbeidersklasse is internationaal en in Frankrijk in grote problemen. Maar het proletariaat is verre verwijderd van het neerleggen van de wapens. In een situatie waarin de economische crisis slechts kan gaan verergeren en de verslechtering van de leefomstandigheden blijft doorgaan, weet de bourgeoisie dat er een tijd zal komen van omvangrijke arbeidersstrijd. Hoe meer ze zich er op voorbereid, des te beter! De heersende klasse weet vanaf het begin welk gevaar het revolutionaire proletariaat en haar voorhoede-organisaties voor haar en haar systeem vertegenwoordigen. Haar besef van dit gevaar, haar eenheid daar-tegenover en haar machiavellisme kent geen grenzen. Machiavelli, die in de Renaissance leefde, was op dit vlak de belangrijkste voorloper van de bourgeoisie: "Leugens en bedrog zijn de middelen om te regeren, die iedere prins met een maximale efficiëntie moet weten te hanteren.” Kortom, het doel heiligt de middelen, er is geen enkel moreel principe te eerbiedigen. De huidige bourgeoisie heeft deze regeringsmethode tot hoogtes gebracht die nog nooit in de geschiedenis zijn bereikt. De leugen, de terreur, de dwang, de chantage, het aanwijzen van zondebokken, het “pogromisme”, het complot en de moord zijn gebruikelijke middelen van de kapitalistische regeermethode. De moord op de revolutionairen Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in 1919 op bevel van de sociaal-democratische regering van Ebert in Duitsland is er de meest symbolisch uitdrukking van. Zoals de moord op Jaurès in juli 1914, die door een hatelijke patriottische campagne van de zeer democratische Franse republiek werd voorbereid, dat slechts sprak over “heilige eenheid” en het wentelen in het slijk van de eerste wereldslachting. Het machiavellisme van de bourgeoisie is geen ontaarding van de democratie, maar is het product van de overheersende aard van de kapitalistische klasse, de meest intelligente van de geschiedenis.
Pearl Harbour is een angstaanjagend voorbeeld van het machiavellisme van de bourgeoisie. In 1941 staan de Verenigde Staten te popelen om de oorlog in te gaan tegen Japan en Duitsland. Om dit te rechtvaardigen, op de hoogte van de dreigende aanval van de Japanse de luchtmacht op de militaire basis van Pearl Harbour, aarzelde de Amerikaanse regering geen moment om zijn Pacifistische Vloot en duizenden soldaten te offeren die daar ongewapend gestationeerd waren. Op dit gebied zijn er legio voorbeelden. De versterking van de controle en het toezicht door de politie, de hand over hand toenemende verharding van de aangekondigde repressieve maatregelen door de regering van president Hollande is slechts één van de uitingen van dit machiavellisme van de bourgeoisie. De beelden van de bereidheid om de Franse “burgers” te beschermen is slechts om zand in de ogen te strooien, een eenvoudig alibi. De bourgeoisie, geconfronteerd met de noodzaak van de verdediging van haar kapitalistische belangen, heeft altijd blijk gegeven van een totale minachting voor het menselijk leven. De militarisering van de samenleving is de directe versterking van de totalitaire macht van het staatskapitalisme. Democratie is ook het ideologische masker van de dictatuur van het kapitaal. Een verschrikkelijk effectief en hypocriet masker voor de uitbuiting en de terreur door de staat, dat het monopolie heeft op geweld.
Een staatsgeweld dat recht en orde moet handhaven om de wrede uitbuiting van het kapitalisme te waarborgen. Een toestand die de pesterijen voortbrengt, de dagelijkse vernederingen op het werk, massale werkloosheid en toenemende verarming. Kortom, een ongehoord geweld, waartegen men niet in opstand zou mogen komen en die men, als “ brave burgers” zou moeten aanvaarden zonder een spier te verrekken. Zoiets niet beseffen, geloven in de goede wil van de staat en in het humanisme van de uitbuitende klasse, zou neerkomen op een politieke ontwapening. De maatregelen van Valls en Hollande vandaag, net zoals die elders worden ingezet, bereiden zeer serieus en actief de repressie voor. Alleen het revolutionaire proletariaat in de strijd zal kunnen proberen om de verschrikkelijke gewapende arm van de bourgeoisie en die van haar lidstaten te verlammen door haar communistische perspectief te bevestigen.
Cyril / 2015.02.10
Voetnoten
(1) Dit zo zijnde, staatskapitalisme leidt vaak tot controle en een volledige geheimhouding van informatie op het moment dat zoiets nodig is, in het bijzonder in oorlogstijd. Het is voldoende om te herinneren aan de Eerste Golfoorlog, toen de media gehoorzaam, als brave hondjes, de militaire operaties volgden en de ideologische aanval van het Amerikaanse leger verspreidden (lees onze brochure over dit onderwerp).
“De ideeën van de heersende klasse zijn in elk tijdperk de heersende ideeën, dat wil zeggen dat die klasse die de heersende materiële macht in de maatschappij vormt, tegelijk de heersende geestelijke macht is.” (Marx et Engels, De Duitse Ideologie).
“De heersende ideeën van een tijd waren altijd slechts de ideeën van de heersende klasse”. (Marx et Engels, Het Kommunistisch Manifest).
De angst voor de ander, het gevoel van isolement, het individualisme en de haat verspreiden zich vandaag als een gif in de aders van de maatschappij. Deze sociale verwording is een van de manifestaties van de ontbinding, de laatste historische fase van het kapitalisme in verval, die aan het eind van de jaren '80 is ingetreden. Deze algemene teruggang is waarschijnlijk de grootste oorzaak van menselijk lijden: tegenover de economische wereldcrisis en zijn gevolgen, tegenover de barbaarse oorlogen en hun verschrikkingen, leiden de afwezigheid van solidariteit, de ontbinding van de sociale verhoudingen (juist eigen aan deze maatschappij in ontbinding) tot berusting, vrees en wanhoop. Er is niets ergers dan zich alleen en geatomiseerd te voelen.
Als reactie wordt er een schijn van solidariteit verspreidt, gehandhaafd door de heersende klasse, die van het terugplooien op de familie, de clan, de culturele, etnische of religieuze gemeenschap, de regio, de natie, “het ras”, even zovele entiteiten die in concurrentie, zelfs in oorlog zijn met “de andere”: de andere familie, clan, gemeenschap, cultuur, etniciteit, godsdienst, regio, natie of “ras“. De oorzaken van deze dynamiek, gekenmerkt door de angst voor de toekomst, de no future zijn natuurlijk velerlei. (1)
In dit kader hebben wij ervoor gekozen om, in het bijzonder te beklemtonen dat de vrijwillige, doelbewuste en berekende actie van de bourgeoisie een van de essentiële oorzaken is van deze dodelijke dynamiek. Haar ideologie, haar propaganda, haar redevoeringen en haar media staan ten dienste van een kenmerkend doel van de uitbuitende klassen: “Verdelen om beter te heersen”. Men mag dus de capaciteiten van onze klassevijand vooral niet onderschatten. De bourgeoisie, in het bijzonder haar meest geschoolde en bewuste deel, die zich groepeert en zich organiseert binnen de Staten, is de meest doortrapte en meest machiavellistische heersende klasse van de geschiedenis. Zij weet heel goed dat de kracht van het proletariaat berust in zijn bekwaamheid om verenigd e zijn en solidair. En aangezien “een van de oudste beginselen van de militaire strategie bestaat in de noodzaak om het vertrouwen en de eenheid van het vijandige leger te ondermijnen”, “heeft de bourgeoisie altijd de noodzaak begrepen deze kwaliteiten in het proletariaat te bestrijden” (2)
En aan het begin van de zomer van 2015, is dit propagandistische tromgeroffel bijzonder luidruchtig en… walgelijk. In Griekenland ondergaat de arbeidersklasse de ergst verschrikkingen van de economische wereldcrisis. Gelijktijdig buit de bourgeoisie, en dit op internationaal vlak, de huidige zwakte van de strijdwil en het bewustzijn van de arbeiders uit door zonder ophouden het ene “volk” tegen het andere op te zetten. De ultralinkse en ultra-rechtse fracties op het burgerlijke politieke schaakbord wijzen het Europese dictaat, de trojka EU/BCE/IMF en “de tergende Duitsers” als verantwoordelijken aan voor al het kwaad; hun redevoeringen zijn ultranationalistisch, zij roepen op tot de opstand van het “Griekse volk”, het “Franse volk”, “het Spaanse”…
In Griekenland is de overwinning van het “nee” van het referendum in de manifestaties gevierd door massaal met de Griekse nationale vlag te zwaaien. Al naar gelang het geluid van haar linkse, centrum en rechtse fracties verandert de heersende klasse haar redevoeringen en van zondebokken. Tegelijkertijd houdt ze vast aan dezelfde nationalistische logica door te wijzen op “de traditionele onverantwoordelijkheid van de Grieken” en door te beweren dat “de Europese belastingbetalers” de rekening zullen moeten betalen voor “de Griekse laksheid” en “het Grieks egoïsme”.
Behalve de reële en onoplosbare economische problemen op lange termijn van het wereldkapitalisme, vormen het mediacircus over de terugbetaling van de Griekse schuld, evenals het referendum van Tsipras, allemaal ideologische valstrikken die bijdragen om deze propaganda geloofwaardig te maken. Het gaat trouwens om een van de krachten van de bourgeoisie: erin slagen om zijn eigen moeilijkheden, zijn crisis, zijn oorlogen, zijn rampen, zijn verrotting te gebruiken tegen zijn grootste vijand, de arbeidersklasse.
De instrumentalisme van de meest barbaarse terroristische handelingen vormt een van de beste illustraties. Wanneer de jihadisten in de alle hoeken van de planeet onschuldige arme mensen afslachten, in stukken snijden, onthoofden en verpulveren, wordt er een waar mediabombardement uitgestrooid om te terroriseren en de emotionele reacties te gebruiken. In de politieke redevoeringen worden deze afschuwelijke handelingen in feite gebruikt voor hun eigen belangen door deze te richten op de “oorlog van de beschavingen”, het “noodzakelijke toezicht en repressie”, enz. Dit is bedoeld om de imperialistische oorlogen buiten de grenzen en het de controle van de arbeidende klasse binnen de eigen grenzen te rechtvaardigen. (3)
Of het nu grote internationale gebeurtenissen of klein plaatselijke feiten zijn, overal bezet de heersende klasse het terrein door zijn propaganda te verspreiden, door angst, verdeling en wantrouwen te scheppen; haar voornaamste zorg is te voorkomen dat de proletariërs zelf denken en onderling discussiëren.
In Frankrijk, is de socialistische regering meester geworden in deze kunst om het ene of andere deel van de bevolking te brandmerken teneinde de hele aandacht en haat op haar te concentreren: Roma’s, homoseksuelen, clandestiene taxi-chauffeurs (snorders) … gelijkluidende afleidingsmanoeuvres die elkaar opvolgen. Het beleid van Hollande, samengevat in één woord: zondebokken aanduiden.
In de bedrijven, zijn het de vakbonden die op een uitstekende wijze dezelfde politiek van atomisering toepassen. Wanneer enkele loontrekkers zich vragen beginnen te stellen en voor hun waardigheid willen strijden, dan komen de vakbonden op het toneel om deze strijd te isoleren in de corporatistische, sectoriële of regionalistische dwangbuis terwijl de media het zogenaamde “egoïsme” aanklagen van de arbeiders in strijd. Van een dergelijke manoeuvre zijn de werkers van de ziekenhuizen van Parijs in de maand juni bijvoorbeeld het slachtoffer geworden. (4).
Geen dimensie van het dagelijkse leven ontsnapt aan de duizelingwekkende ideologische slagen van de bourgeoisie. Het meest recente voorbeeld vond plaats tijdens het festival van Cannes en de overwinning van de film “La loi du marché” (*) Wanneer een filmmaker en zijn acteurs, geïnspireerd door humanistische waarden, de loonslavernij willen aanklagen, maar ongewild beïnvloed zijn door de ambiance en de heersende ideologie, in de val trappen van de apologie van de individuele en wanhopige revolte, haast de bourgeoisie zich om al haar schijnwerpers op hen te richten, ze uitbundig toe te juichen en hun prijzen toe te kennen.
In wezen laat al deze energie, die door de bourgeoisie en zijn Staten wordt besteed, eveneens één ding zien: zij kent de kracht van het proletariaat, zij weet dat hij haar doodsvijand is, een vijand die in potentie in staat is om de maatschappij van top tot teen te veranderen. Zij is zich ervan bewust dat hij een klasse is die wordt gedragen door de capaciteit om zich te verenigen, om zich te solidariseren, zich collectief te organiseren en te strijden voor de toekomst van de hele mensheid. Vertrouwen van het proletariaat in zichzelf en in de toekomst, dat is wat de bourgeoisie met zijn campagne permanent probeert af te breken! Want in wezen zij is degene die de meeste angst kent, angst voor het einde van haar wereld en haar privileges.
Het is dus essentieel om zich niet te laten doen, en om zich te herinneren wat het proletariaat werkelijk is, wat het in staat is te verwezenlijken door middel van zijn historische strijd:“Alle bewegingen tot nu toe waren bewegingen van minderheden in het belang van minderheden. De proletarische beweging is de spontane beweging van de ontzaglijke meerderheid in het belang van de ontzaglijke meerderheid. (…) In de plaats van de oude burgerlijke maatschappij met haar klassen en klassentegenstellingen ontstaat een associatie, waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde voor de vrije ontwikkeling van allen is.” (Het Kommunistisch Manifest ; 1848).
Er is geen meer nobele en gepassioneerde strijd.
Claire / 2015.07.04
(1) Omdat we hier niet uitvoerig in kunnen gaan op het geheel van deze oorzaken, verwijzen wij onze lezers naar drie fundamentele artikelen van onze organisatie beschikbaar op onze website: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme (Internationale Revue nr. 13); Oriëntatietekst, 2001: Vertrouwen en Solidariteit in de strijd van het proletariaat, Deel I (Internationale Revue 23); en Bij het aanbreken van de éénentwintigste eeuw: Waarom het proletariaat het kapitalisme nog niet omvergeworpen heeft, Deel 1 (Internationale Revue nr. 17)
(2) In “Het vertrouwen en de solidariteit in de strijd van het proletariaat“ (Internationale Revue nr. 23).
(3) Lees het artikel over de aanslagen van eind juni. (https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201507/9234/ca... [189])
(4) Lees het artikel over de laatste stakingen in Frankrijk (https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201507/9232/co... [190])
(*) La loi du marché (De wetten van de markt) is nog niet in Nederland vertoont, maar het is vooral een portret van een werkloze 50-plusser die uiteindelijk weer een job vindt als bewakingsagent in een supermarkt. Hierbij komt hij op een bepaald moment in conflict met zijn geweten en besluit zijn waardigheid te laten prevaleren door te weigeren zijn collega’s te bespioneren. Het is vooral een portret van een “jan met de pet”, die sputtert, sakkert, lacht, weent en ploetert.
"In Syrië vinden elke dag nieuwe slachtpartijen plaats. Het land is toegetreden tot het ‘speelveld’ van de imperialistische oorlog in het Midden-Oosten. Na Palestina, Irak, Afghanistan en Libië, is nu Syrië aan de beurt. Helaas roept deze situatie onmiddellijk een zeer verontrustende vraag op: wat gaat er gebeuren in de komende periode? Het Midden-Oosten lijkt aan de vooravond van een vuurzee waarvan de grenzen moeilijk zijn te voorspellen. Bij de oorlog in Syrië is het Iran waar de imperialistische angsten en honger op zijn gericht, maar alle belangrijkste imperialistische roversbendes staan klaar om hun belangen in de regio te verdedigen. Dit maakt deel uit van de wereld die op voet van oorlog staat - een oorlog die irrationele en vernietigende gevolgen kan hebben voor het hele kapitalistische systeem".
Zo begon het artikel “The threat of an imperialist cataclysm in the Middle East” in Internationale Revue nummer 149 (Frans-, Engels en Spaanstalige uitgave), geschreven bijna drie jaar geleden. De situatie, d.w.z. de militarisering en ontbinding van de Midden-Oosten zijn inmiddels verergerd en de dreiging van een vuurzee is nog groter geworden.
Er is nu al vijf jaar een imperialistische oorlog in Syrië, waarbij grootmachten als Amerika, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland samen met lokale krachten, zoals Iran, Saoedi-Arabië, Jordanië, Israël, enzovoort, betrokken zijn. In plaats van een beëindiging, wordt dit conflict geïntensiveerd. Oorlog en instabiliteit verspreiden zich op een steeds bredere en meer diepgaande schaal, en die bijzondere uitdrukking van kapitalistische irrationaliteit en ontbinding, de Islamitische Staat en het Kalifaat, wordt alleen maar sterker. Zo wisten slechts een paar honderd van haar strijders duizenden Iraakse troepen en shi’itische milities tegen te houden, die opnieuw probeerden om de Iraakse stad Tikrit in te nemen.
Eind maart namen de jihadistische troepen van al-Nusra de provinciale hoofstad Idlib in, de tweede stad in Syrië. Dit gebeurde slechts enkele dagen nadat al-Nusra, gesteund de Israëlische militaire interventies, een land dat in feite samenwerkt met de jihadisten, in het zuiden de oude Romeins-Arabische hoofdstad Bosra al-Sham had ingenomen in het district Daraa. In sommige gevallen hebben al-Nusra en IS ook min of meer samengewerkt, maar die samenwerking is broos vanwege het algemene wantrouwen en “het ieder voor zich”-karakter van het conflict. Vergelijkbare uitingen hebben zich voorgedaan bij het grote Palestijnse vluchtelingenkamp van Yarmuk aan de rand van Damascus, een enclave die reeds twee jaar onderworpen wordt aan belegering en uithongering, waar al-Nusra de weg effende voor een moorddadige ISIS.
Deze allianties tussen de verschillende soennitische facties zijn onzeker en gespannen, met vele soennitische fracties die hun eigen soennitische rivalen vaak meer haten dan de shi’ieten. In Yarmuk laait er een strijd op tussen drie of vier partijen. Onder militaire druk van al-Nusra heeft ISIS zich enigszins teruggetrokken, verder zijn de Palestijnse pro-Assad troepen er bij betrokken, evenals de soennitische anti-regeringstroepen van Aknaf Beit al-Maqdes (Shura Raad van Mujahedeen uit de Omgeving van Jeruzalem – die ook actief zijn in de Sinaï) die gehaat wordt zowel door ISIS als al-Nusra. Onderlinge schermutselingen zijn reeds uitgebroken. De giftige atmosfeer van kapitalistische desintegratie doordringt de grond onder de verschillende religieuze groeperingen die haat, wantrouwen en de pogromistische mentaliteit voortbrengen.
ISIS heeft ook haar vleugels uitgespreid naar Noord-Afrika, d.w.z. in het door de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk gedestabiliseerde Libië, en de nog steeds instabiele Sinaï, ondanks de tussenkomst in beide gebieden door het Egyptisch militair regime. In de tussentijd heeft de verspreiding van deze vloedgolf van ontbinding, geholpen in de verschillende delen door de Libische instabiliteit en het vrijgekomen wapentuig, massale werkloosheid in de gehele regio en irrationele religieuze ideologie, die deel uitmaken van een algemene ineenstorting van de kapitalistische samenleving, de met al-Qaida verbonden groepen van Oost en West Afrika bereikt. Daar verspreiden zowel Boko Haram in Nigeria en al-Shabab in Kenia oorlog en terreur, zowel binnen als buiten de grenzen.
Landen die worden getroffen zijn Somalië; Zuid-Soedan (waar Chinese troepen aanwezig zijn); Kameroen (wiens door Israël opgeleide snelle interventiemachten terugvechten); en Tsjaad, waar de Fort Carson speciale anti-terroristische troepen uit Colorado samenwerken met Britse trainers en Franse speciale troepen. Het aantal troepen van het Franse imperialisme is hier uitgebreid, zowel vóór als na de Parijse aanvallen, aanvallen die zogezegd aangespoord zijn door al-Qaeda van het Arabisch schiereiland (AQAP).
De opkomst van het jihadisme alleen al heeft een ongekende spiraal van geweld en vernietiging tot gevolg gehad in het Midden-Oosten en Afrika. Om bijvoorbeeld de Syrische grensstad Kobani op ISIS te heroveren, waar de gevechten nog tot op vandaag doorgaan in de omliggende dorpen, moest het Westen samen met de Koerdische strijders de stad platbombarderen, en hetzelfde lijkt te staan gebeuren met Tikrit in Irak: de tactiek van de verschroeide aarde en de terreur van ISIS wordt geëvenaard door de tactiek van de verschroeide aarde en terreur van het Westen en zijn bondgenoten, en dit is steeds meer het verhaal in deze hele keten van oorlog. De verwoestingen in de hele regio zijn bijna buiten proporties en terwijl de hypocriete democraten van Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Frankrijk, evenals de dievenbendes van de VN, de vernietiging van oude culturele bezienswaardigheden door ISIS hekelen, zijn hun eigen gevechtsvliegtuigen of die van hun "bondgenoten" nauwelijks minder vernietigend.
Al deze verwoestingen in het Midden-Oosten en Afrika, de ineenstorting of het schepping van gefortifieerde grenzen, de ellende van de ontstellende aantallen vluchtelingen en ontheemde gezinnen, die daarmee samengaat, is teveel om hier verder op in te gaan. Somberstemmend als het is, zullen we later op deze vraag moeten terugkomen in de toekomst. Ondanks de bombardementen tegen ISIS, en door de manier waarop de organisatie vecht, is ISIS een geduchte tegenstander en blijft ze een toenemende dreiging. De deskundige Patrick Cockburn schrijft in The Independent van 20.03.15: "De Islamitische staat niet op instorten vanwege de toenemende onvrede van de bevolking binnen zijn grenzen. Zijn vijanden mogen hem bespotten vanwege zijn pretenties om een werkelijke staat scheppen, maar in termen van zijn bekwaamheid om troepen te formeren, belastingen te heffen en zijn wrede variant van de Islam op te leggen, is hij sterker dan vele van zijn buren".
Het voorbeeld van Tikrit toont aan hoe moeilijk het zal zijn om Isis te verjagen, laat staan te verslaan. Hier hebben slechts een paar honderd jihadisten een gecoördineerde aanval van duizenden Iraakse elitetroepen en shi’itische milities weken weerstaan. Ondanks het feit dat Bagdad zegt dat het Tikrit heeft genomen (The Guardian, 10.04.15), blijft ISIS nog wel delen van de stad controleren, evenals de grotere provincies Anbar en Ninive. De aanval lijkt een driezijdig probleem te hebben veroorzaakt tussen de Iraakse regering, de VS en de Iraanse gesteunde shi’itische milities, met als gevolg een toename van luchtaanvallen en de daadwerkelijke bijstand van Iraanse troepen (1). En het is deze verhouding tussen Amerika en Iran die tot grote ontsteltenis en onthutsing leidt onder de voormalige bondgenoten – die reeds vervreemd waren na de ineenstorting van het twee blokken-systeem van de Koude Oorlog en de opkomst van de tendens van het “ieder voor zich” -, niet in de laatste plaats in Israël en Saoedi-Arabië.
Er zijn reeds een aantal elementen van toenadering te bespeuren in de oorlog tegen ISIS, zowel in Irak als in Syrië. De opkomst van ISIS heeft de Amerikaanse oorlogsmachine voor een nog groter dilemma geplaatst. Als de regering Assad was verslagen, dan had de weg naar Damascus opengelegen voor ISIS. Dit werd onlangs nog expliciet erkend door de John Brennan, de CIA-directeur, toen hij zei dat hij geen ineenstorting van de regering-Assad wilde (Middle East Eye, 14.03.15), woorden die een paar dagen later nog eens nadrukkelijk werden gememoriseerd door Minister John Kerry, tijdens de nucleaire onderhandelingen met Iraanse functionarissen.
De spanningen tussen de VS en Israël, in het bijzonder met de kliek van Netanyahu, die reeds enige tijd sluimeren met betrekking tot de verwoeste Gaza en toenemende bouw van nederzettingen, zijn voor het oog van de wereld overgekookt. De spanningen bereikten vergelijkbare proporties in 1992, toen President Bush uitviel tegen President Yitzhak Shamir in verband met de nederzettingenpolitiek. Maar de huidige situatie lijkt veel ernstiger voor het gevoel van de Israëliërs, nu ze zich ondermijnd en kwetsbaar voelen als gevolg van wat sommige Israëlische politici de Amerikaanse "As met Perzië" noemen. Assad of ISIS, Israël of Iran, de pest of de cholera, dit zijn de onoplosbare dilemma’s waarmee het buitenlandse politiek van de VS wordt geconfronteerd. En hun impasse ligt ten grondslag aan de impasse van de gehele wereldwijde netwerk van imperialistische bondgenoten en rivaliteiten.
Als de Israëliërs zich zorgen maken over een toenadering tussen de VS en Iran, een samenwerking die in feite al bestond in de late jaren 70, toen de Sjah van Iran de Amerikaanse en Britse politieagent van de regio was, evenals de Saudiërs. Dat is de voornaamste drijfveer voor hun huidige avontuur in Jemen (zie hieronder). De Islamitische ‘revolutie’ in het Iran van 1979, die zich ontdeed van de Sjah, vormde een bedreiging voor Saoedi-Arabië door haar ‘oproep aan de onderdrukten’ – een wapen van het Iraanse imperialisme om een voorsprong te verkrijgen ten opzichte van de lokale rivalen. Vanaf dat moment raakte Iran uit de gunst van het Westen en maakte ze zich onafhankelijk van het Westen. Ter zelfder tijde steunde het Saoedische regime het islamitisch wahabisme om extreme anti-shi’itische gevoelens en acties te bevorderen en te stimuleren (2).
Het Huis van Saoed, bezorgd over een mogelijke Iraanse nucleaire capaciteit, heeft haar eigen nucleaire aspiraties heel duidelijk gemaakt. Het lijkt erop dat uit reeds plaastgevonden gesprekken dat Pakistan bereid zou zijn om Saoedi-Arabië te voorzien van een nucleaire capaciteit (The Guardian, 11.5.10: “Pakistan’s bomb and Saudi Arabia”). Het Midden-Oosten, plus een nucleaire wapenwedloop! Dit wordt nu een reële mogelijkheid.
Een ander argument voor een eventuele ‘as’ tussen de VS en Iran – en we zijn nog steeds ver van zoiets zelfs als er een akkoord komt over de Iraanse nucleaire capaciteit – is het feit dat Rusland, de belangrijkste bondgenoot van Iran en een steunpilaar van Assad, een ernstige terugslag zou ondergaan. Ruslands globale aanwezigheid zou nog verder worden teruggedrongen. Omgeven en opgesloten in het eigen harteland zou er een grotere dreiging van het Russisch imperialisme kunnen uitgaan. Rusland zou op de langere duur moeten proberen uit te breken, wat Europa een nog gevaarlijkere plaats zou maken.
Zelfs volgens de normen van het Midden-Oosten bereikt de irrationaliteit, de moedwillige vernietiging, de permanente, toenemende imperialistische kuiperijen en oorlogen, haalt de door Saoedi-Arabië geleide aanval op Jemen van eind maart een nieuwe, surrealistische absurditeit: de Saudi’s leiden een soennitische moslimcoalitie van tien landen, waaronder het niet-Arabische, nucleair bewapende Pakistan, in een aanval op Jemen. Lokale gangsters zoals de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit en Qatar zijn er ook bij betrokken evenals de Egyptische dictator al-Sissi en de moorddadige kliek van al-Bashir uit Soedan. Al deze despoten worden gesteund door de VS en Groot-Brittannië, die de coalitie ondersteuning heeft aangeboden in de vorm van “logistiek en inlichtingen". De kracht van deze coalitie is onduidelijk, aangezien Oman heeft geweigerd om toe te treden, Qatar twijfelt en Pakistan blijkbaar heeft afgehaakt.
De situatie in Jemen is veel complexer dan een coalitie van soennieten, die een door Iran gesteunde shi’itische bondgenoot aanvallen – dit zijn de duidelijkste elementen, maar er is meer aan de hand. Gezien het terrein is dit land een nieuw Afghanistan zoals de Britten, Egyptische en andere imperialistische krachten in het verleden tot hun schande hebben gevonden. Jemen is het armste land van de Arabische wereld. Er leven naar schatting tien miljoen kinderen op de rand van ondervoeding, de armoede en de corruptie tiert er welig. Het geraamte van dit land, dat geen geschiedenis van serieuze etnische conflicten kent, zijn in de afgelopen jaren uiteengereten door het imperialisme en de oorlog, en dat zal zo voortduren.
Vorig jaar september noemde President Obama de drone-acties van de VS in Jemen een anti-terroristisch ‘succesverhaal’, een ‘model’ zelfs [3]. Jemen, en haar lang-gekwelde bevolking, staat op het punt een nieuwe reeks van spanningen en de vernietiging te ondergaan, die de positie van ISIS en al-Qaeda op het Arabische schiereiland naar alle waarschijnlijkheid alleen maar zal versterken. Terwijl deze twee groepen elders hebben samengewerkt, is deze alliantie elders zuiver bijkomend en in het Jemen van vandaag vliegen de Houthi's, de AQAP, ISIS en het door Saoedi-Arabië gesteunde staartstuk, Aden, elkaar allemaal naar de strot. Ieder voor zich bereikt nieuwe proporties hier, waar zelfs de gezochte ‘terroristen’, hoewel soms ondersteund door verschillende landen, onderling strijden - vergelijkbare situaties van ‘ieder voor zich’ vinden plaatsen in Syrië.
De Houthi rebellen, die nu aan kracht winnen in Jemen, komen voort uit de Zaidi-sekte - een duistere tak van de shi’itische Islam uit de noordelijke al-Houthi clan waaronder deze sekte duizend jaar hebben gewoond. Het begon in de vroege jaren negentig als een hoegenaamde vredelievende opbloeiende beweging genaamd "Gelovende Jeugd". Net als zoveel anderen werd de organisatie geradicaliseerd door de invasie van Irak in 2003, geleid door het Westen. De Iraniërs noemen het de ‘Ansarullah’-revolutie en ze zijn zeker voorzien van enige hulp (maar weinig voor wat de norm is in de regio), en de Houthi’s zijn geen simpele pionnen van Teheran. Er zijn reeds lang bestaande banden hier tussen de shi’iten en Iran enerzijds, en tussen de Saudi’s en de soennieten anderzijds, maar alleen recent zijn deze verdelingen en manipulaties door de staten pas samengevallen met een verrotting van de sociale banden en de algemene ineenstorting, veroorzaakt door kapitalistische ontbinding.
De Houthi groep had eerder strijd gevoerd tegen de regeringstroepen van de VS en tegen de door Saoedi-Arabië gesteunde President Saleh, evenals tegen de troepen van de AQAP. President Saleh trad af 2012. Hij, zijn zoon en een paar honderdduizend van zijn soldaten, steunen nu de opmars van de Houthi’s, een opmars die nog gemakkelijker verloopt door de wanhoop en het wantrouwen in de autoriteiten. De nieuw-geïnstalleerde Jemenitische President Hadi, gesteund door de Saudi’s en het Westen, is gevlucht voor de opmars van de Houthi’s in de richting van Aden [dat inmiddels is ingenomen], waar een aantal troepen die trouw blijven aan zijn regime verblijven. Naar verluidt zit President Hadi nu in Riyad.
Hadi, door zijn bijzondere verbondenheid met de soennieten, is een balling in Saoedi-Arabië, iets dat nog een bijkomend element toevoegt aan deze hele geschiedenis. Ambassades werden gesloten en Amerikaanse troepen vluchtten ook voor de opmars van de Houthi’s die, naar verluid, een half miljard dollar aan achtergelaten Amerikaanse militaire materieel buitmaakten. Een andere aspect van het ieder voor zich hier is het gegeven dat het bondgenootschap van ex-President Saleh met de Houthi’s op zijn minst zwak is, en dat enkele van zijn troepen zijn overgelopen naar het Saoedi-Arabië leiderschap, waardoor ze luchtbombardementen op hun wijken kunnen ontvluchten. Dit wijst op de mogelijkheid dat zijn leger zich tegen de Houthi’s zou kunnen keren en overlopen naar Saoedi-Arabië en zijn vroegere westerse geldschieters.
Sommige journalisten (4), die schrijven over het Midden-Oosten, hebben nota genomen van de ingewikkelde situatie, evenals de gevaren van de zich ontketende oorlog in Jemen. Zij noemen het ‘multi-dimensionaal’, wat een eerlijke beschrijving is van de ineenstorting. Er zijn de Houthi’s, nu goed gewapend door de hoffelijkheid, niet van Iran, maar van de VS; de AQAP – wier afdeling de laatste 15 jaar dodelijk effectief is geweest tegen Westerse en lokale doelen; ISIS, die eind vorig jaar de oprichting aangekondigde van de Jemenitische tak en achter de bomaanslag van 21 maart zit op een moskee, waardoor meer dan honderd Houthi shi’iten werden gedood; de kleiner wordende romp van de door Saoedi-Arabië gesteunde soennitische krachten alsook een westelijke zeemacht, gedeeltelijk gedomineerd door piraten en krijgsheren. En in dit inferno wil Saudi-Arabië, goed bewapend door het Westen dat haar steunt, doorgaan met bombarderen en een compleet invasieleger zenden!
Saoedi-Arabië schijnt bezig te zijn met de mobilisatie van 150.000 soldaten en artillerie om Jemen aan te vallen. Met de Rode Zee en het Suez-kanaal aan de ene kant en de Golf van Aden aan de andere, met elkaar verbonden door de Jemenitische zeestraat Bab el Mandeb, zijn de militaire, economische en geo-strategische dimensies van het conflict in Jemen ook niet ongemerkt voorbij gegaan aan dezelfde journalisten. Nog een reden waarom dit zo'n belangrijke toneel is voor imperialistische confrontaties. Saoedische gevechtsvliegtuigen zijn nu begonnen met het bombarderen van Jemen, waarbij onvermijdelijk vluchtelingenkampen en woonwijken geraakt worden. De Saudi’s zijn bezorgd voor hun eigen bevolking en de stabiliteit van hun eigen land als de crisis alom verergert, en bijna de helft van dat Saudische leger komt naar verluidt voort uit Jemenitische stammen.
De Saoedische voorgenomen invasie van Jemen doet, maar in een andere vorm, denken aan hun invasie van Bahrein in 2011 tijdens de "Arabische lente".
De repressie van de anti-regeringsprotesten [in februari 2015] door regering, die werd gesteund door Saoedi-Arabië, had ook de steun van het Westen in de vorm van Britse pantserwagens. De Saudi’s zijn, net als Israël, verontrust door de versterking van Iran in Irak en de noodzakelijke samenwerking met de Verenigde Staten. De Saudi’s hebben hun Jemenitische oorlogscampagne ‘Operatie Decisive Storm’ genoemd, waarmee ze verwijst naar de ‘Operatie Desert Storm’ van de Verenigde Staten, in 1991 in Irak, die onder andere leidde tot de slachting, in de beroemde ‘Turkey Shoot’ [5] van Iraakse dienstplichtigen en burgers op de weg naar Basra. Burgers in Jemen worden nu al gebombardeerd, zoals al enige tijd gebeurt door de verschillende politieke fracties. Iran zal niet blij zijn met de bewegingen van Saoedi-Arabië en zullen zich bewust zijn van het via Wikileaks gelekte pleidooi van Saoedi-Arabië naar de Amerikanen: ‘hak de kop van de slang eraf’ (Reuters, 29.11.10). Ongeacht of er al dan niet een Amerikaans/Iraanse toenadering komt, spanningen en oorlog kunnen alleen maar verergeren in deze regio. Dit is de toekomst die het kapitalisme in petto heeft voor deze regio en uiteindelijk voor de hele wereld.
Boxer / 2015.4.15
Voetnoten
[1] Men kan niet veel van deze dingen over ‘argumenten’, enzovoort geloven, want het doel is om te misleiden, d.w.z. dat Maskirovoka vanwege strategische doeleinden opzettelijk liegt. In het begin van het jaar heeft de admiraal van het Amerikaanse vliegdekschip, George H. W. Bush, die verantwoordelijk is voor Amerikaanse luchtaanvallen op ISIS, gaf tot verrassing van de interviewer op Channel 4 News openlijk toe dat de acties worden gecoördineerd met het Iraanse Opperbevel. Het was, zo zei hij, een ‘professionele relatie’. Later ontkende hij zijn opmerkingen.
[2] De imperialistische machten in de regio, en natuurlijk de verschillende soennitische en shi’itische gewapende bendes, hebben een belangrijke rol gespeeld in de het vergroten van de kloof tussen de shi’iten en de soennieten, wat in het verleden een veel minder belangrijke kwestie was. Maar de verergering van deze verdelingen van deze afdelingen zijn ook het ‘spontane’ gevolg van de ontbinding, van een maatschappij waarin alle sociale banden kapot gaan en wordt vervangen door de smerige atmosfeer van verval en progromisme.
[3] De Sunday Telegraph heeft onlangs een artikel gepubliceerd over een VN-rapport, waaruit bleek dat President Saleh in 2011, hoewel gesteund door het Westen en Saoedi-Arabië, op hoog niveau een ontmoeting had met vertegenwoordigers van AQAP en hen een veilige haven in het zuiden van het land verleende, waar zij gevrijwaard zouden zijn van zijn troepenverplaatsingen. Dit is een typisch voorbeeld van de machiavellistische verhoudingen van het kapitalisme in ontbinding. Net als zijn soortgenoten, voorzag Saleh en zijn kliek het land van miljarden dollars.
[4] Zie bijvoorbeeld Nussalbah Younis in The Observer, 29.03.15 en Robert Fisk in The Independent, 28.03.15.
[5] De Turkey Shoot, waarin de superieure legermacht van de VS, soldaten en burgers in Irak willens en wetens op gruwelijke wijze over de kling joeg.
Na kennis te hebben genomen van het communiqué van 12 April 2015, getiteld A proposito di alcune infami calunnie (“Reactie op een verachtelijke laster” [191]), op de website van de Internationalistische Communistische Tendens (ICT), wil de IKS haar algehele solidariteit betuigen met de ICT en met haar militanten, die in het bijzonder zijn aangevallen door vroegere leden van de ICT- afdeling in Italië, de Partito Comunista Internazionalista (PCInt).
Iedereen die zich beroept op de communistische linkerzijde, of wie in deze stroming is geïnteresseerd, kent de meningsverschillen tussen de IKS en de ICT met betrekking tot de algemene analyse (zoals het historische perspectief), over hoe wij de historische ervaring interpreteren (zoals het werk van de Italiaanse Fractie tussen 1928 en 1945 of de oprichting van de Partito Comunista Internazionalista in 1943-1945) of - en voor ons is dit het belangrijkste - over de relaties die er vandaag zouden moeten bestaan tussen de groepen, die zich beroepen op de communistische linkerzijde. Wij hebben deze meningsverschillen nooit verborgen gehouden, noch hebben wij nagelaten de politieke standpunten van de ICT (en van IBRP in het verleden) die wij als schadelijk beoordelen voor de strijd van de communistische linkerzijde te bekritiseren. Maar in onze ogen kan dit de uitdrukking van onze algehele solidariteit met ICT niet beïnvloeden of de vastberadenheid waarmee wij de laster veroordelen, waarvan deze organisatie en sommige van haar militanten momenteel het mikpunt zijn. Dit is een houding die behoort tot de traditie van de arbeidersbeweging.
De IKS kent niet de identiteit van de elementen die de PCInt-ICT momenteel aanvallen, noch de exacte termen waarin ze hun beschuldigingen stellen. De IKS heeft echter volledig vertrouwen in het communiqué dat door de ICT werd gepubliceerd en ze is van mening dat de informatie die het bevat geldig is. Dit vertrouwen baseert zich op de volgende feiten:
Dergelijke beschuldigingen moeten met de grootste vastberadenheid aan de kaak worden gesteld, vooral omdat het de verdachtmaking introduceert binnen de organisatie, maar ook binnen het gehele proletarisch milieu. Vandaar dat IKS zich bereid verklaart om, in de mate van het mogelijke, de ICT alle hulp te bieden die de ICT het nuttigst beoordeelt, om de laster te ontmaskeren die gericht is op sommige van haar militanten en om hun eer weer te herstellen.
De IKS doet een roept alle elementen en groepen op, die oprecht strijden voor de communistische revolutie, en in het bijzonder zij die zich beroepen op de communistische linkerzijde (vooral zij die zich verbinden aan de stroming die na 1952 door Bordiga werd geanimeerd) op niet mis te verstane manier hun solidariteit te betuigen met de ICT tegenover de gemene aanvallen, waarvan ze het mikpunt is. Het behoort tot de eer van de communistische linkerzijde te hebben gevochten tegen deze methodes, waarvan het stalinisme in de donkerste perioden van contrarevolutie de grote specialist was. Deelnemen aan de strijd van de communistische linkerzijde betekent niet alleen het verdedigen van haar politieke standpunten. Het betekent ook het aan de kaak stellen van politiek gedrag, zoals geruchten, leugens, laster en chantage, die de strijd van het proletariaat voor zijn emancipatie de rug toekeren.
De IKS / 17.04.2015
Op 12 en 19 april zonken in de Middellandse Zee twee overbeladen boten met migranten, op de vlucht voor de grootste armoede, met meer dan 1200 doden tot gevolg. Deze tragedies zijn zich nu al decennia aan het herhalen: in 1990 vormde het goedbewaakte fort van Gibraltar al een graf voor veel migranten. Sinds 2000 zijn er 22.000 mensen verdwenen, terwijl ze via de zee naar Europa probeerden te komen. En sinds het drama van Lampedusa in 2013, waarbij 500 mensen omkwamen, zijn de migraties en hun dramatische consequenties met een ongezien tempo toegenomen. Met bijna 22.000 overtochten en 3500 doden is 2014 een recordjaar. Sinds januari 2015 heeft de zee al meer dan 1800 migranten het leven gekost.
De laatste jaren hebben we een soort industrialisering gezien van de mensensmokkel. De getuigenissen tekenen een beeld van vluchtelingenkampen, van mensen die oorlogsgebieden doorkruisen, van mishandelingen, verkrachtingen, slavernij … Dit soort wreedheden en cynisme van de smokkelaars lijkt geen grenzen te kennen. En de migranten doorstaan al deze gebeurtenissen om vervolgens, in Europa, te worden ‘verwelkomd’ in vernederende omstandigheden, waar ze worden gekarakteriseerd als een ‘last’, om de uitdrukking te gebruiken van het hoofd van de operatie Triton, die zogenaamd bedoeld is om migranten op zee te redden.
Als mensen bereid zijn om zulke verschrikkingen te doorstaan, dan is het omdat ze ontsnappen aan iets meer verschrikkelijks. Deze omstandigheden zijn niet nieuw, maar ze worden steeds erger. Honger en ziekte, en bovenal een samenleving, die op haar fundamenten staat te verrotten, is waar deze mensen aan proberen te ontsnappen: de toenemende ontbinding van Afrika en het Midden-Oosten, met haar onnavolgbare conflicten, de permanente onveiligheid, de overheersing door gewapende bendes, zwendel, massawerkloosheid …
De grootmachten, die worden gedreven door de logica van een toenemend irrationeel en moordzuchtig kapitalisme om hun imperialistische belangen verdedigen met de meest smerige methoden, hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in deze beangstigende situatie, die zoveel delen van de wereld treft. De chaos in Libië is een karikaturaal voorbeeld: westerse bommen vervangen een tiran door de heerschappij van wetteloze milities. Naast de illustratie van het perspectief dat het kapitalisme de mensheid kan bieden, heeft de ontwrichting van het land een de grondslag gelegd voor de opbloei van gewetenloze bendes die vaak verbonden zijn met de verschillende imperialistische machten: maffia klieken, jihadisten en zelfs zelfverklaarde regeringen, die elkaar op leven en dood bestrijden.
Net zoals voor de migranten, die de Middellandse Zee proberen over te steken, maakt de ontworteling deel uit van de geschiedenis van de arbeidersklasse. Sinds de beginjaren van het kapitalisme werd een deel van de plattelandsbevolking, zoals die ontstaan was in de middeleeuwen, van het land verdreven om de manufactuur van de eerste bron van arbeidskracht te voorzien. Deze paria’s van de middeleeuwse samenlevingen waren vaak het slachtoffer van gewelddadige onteigeningen en, te groot in aantal om te worden opgenomen door het jonge kapitalisme, werden ze behandeld als criminelen: “De wetgeving behandelde hen als ‘vrijwillige’ misdadigers en men nam aan dat het van hun goede wil afhankelijk was of zij bleven werken onder de niet langer bestaande, oude verhoudingen.” (Marx, Het Kapitaal, Deel 1, Hoofdstuk 28). De ontwikkeling van het kapitalisme, en daarmee de groeiende behoefte aan arbeidskracht, gaf aanleiding tot meerdere golven van migratie. In de negentiende eeuw, dat wil zeggen toen het kapitalisme in volle bloei was, vertrokken miljoenen migranten om de fabrieken te vullen. Met het historische verval van het systeem, zoals werd aangegeven door de Eerste Wereldoorlog, nam de historische verplaatsing van volkeren niet af maar zelfs toe. Imperialistische oorlogen, economische crises, ecologische rampen – dit zijn voldoende redenen om te proberen aan de hel te ontsnappen.
En met de permanente crisis van het systeem worden de immigranten constant geconfronteerd met het probleem van het kapitalisme om nog extra arbeidskrachten op te nemen. Langzaam worden de administratieve, wettelijke en politionele obstakels opgevoerd, met het doel om migranten ervan te weerhouden om de regio’s van de meest ontwikkelde staten te bereiken: beperkt verblijf, deportatie, administratieve pesterijen, politietoezicht, lucht- en zeepatrouilles bij de grenzen, gevangeniskampen. Voor de Eerste Wereldoorlog, toen de VS nog probeerden om hun arbeidskrachten uit te breiden, was het land nog het symbool van asiel. Vandaag de dag wordt de Amerikaanse grens met Mexico bewaakt door een gigantische muur. Europa heeft ook niet aan deze dynamiek kunnen ontsnappen. In de jaren ’80 zijn de democratische Europese staten begonnen met de ontplooiing van een armada van oorlogsschepen in de Middellandse Zee. Daarbij aarzelden ze niet om samen te spannen met Muammar Gaddafi, en zijn zeer geëerde collega’s, zoals Zijne Koninklijke Hoogheid van Marokko en Algerije’s president voor het leven, Abdelaziz Bouteflika, met als doel om de migranten van het strand terug de woestijn in te sturen. Terwijl de bourgeoisie met veel gejuich het IJzeren Gordijn neerhaalde, werden tegelijkertijd andere ‘walls of shame’ opgetrokken aan alle grenzen. Dit alles laat heel duidelijk de hypocrisie zien met betrekking tot de vrijheid van beweging binnen de Europese ruimte, zoals uiteengezet door het verdrag van Schengen. Voor diegenen die de grenzen passeren en dit overleven, staat een volgende ronde klaar van politiekwelling en vernedering, verschrikkelijke detentiecentra, enzovoort. En achter de krokodillentranen schuilt een cynisme van de burgerlijke staten dat net zo grenzeloos is als dat van de mensensmokkelaars.
Overvolle boten die kapseizen, honderden mensen die verdrinken – dit gaat nu al jaren aan één stuk zo door. De groei van het aantal doden in de Middellandse Zee dateert niet van april. Dus waarom is er een dergelijke mediawaanzin gaande op dit moment?
Ze beantwoordt aan een logica van ideologische vergiftiging, waar alle facties van de burgerij zijn aan deelnemen. Met de omvorming van de staten in forten werd tegelijkertijd een misselijkmakende anti-immigranten ideologie verspreid, die de ‘buitenlanders’ aansprakelijk stelt voor de gevolgen van de crisis en deze voorstelt als de hordes van criminelen, die proberen de openbare orde te ondermijnen. Deze campagnes, die vaak hysterische vormen aannemen, proberen de arbeidersklasse te verdelen door haar ertoe te brengen zich te identificeren met de zaak van de natie, d.w.z. met de heersende klasse. Deze campagnes zijn gebaseerd op het verderfelijke idee dat het onderscheid van mensen in naties normaal, natuurlijk en eeuwig is. Bovendien maakt deze hele hypocriete poging om te spreken over ‘goede’ en ‘slechte’ immigranten volledig deel uit van deze logica: degenen die nuttig kunnen zijn voor de nationale economie worden als ‘goed’, terwijl degenen die er een last voor vormen als ‘slecht’ worden beschouwd.
Zoals we hebben gezien in de uitdrukkingen van solidariteit van de arbeiders in Italië met de migranten, die uiteindelijk de kust van Sicilië hadden bereikt, zijn veel proletariërs in werkelijkheid verontwaardigd over het lot dat de migranten te wachten staat. Maar wie is er beter om de legitieme reactie in een doodlopend straatje te leiden dan de linkerzijde van het burgerlijke politieke apparaat. Deze zogenaamde ‘vrienden van de bevolking’ maken gebruik van deze werkelijke verontwaardiging om de arbeiders in de val de kapitalistische staat te doen trappen. De NGO’s, die opnieuw opereren als de verkenners voor het imperialisme, vinden geen woorden die streng genoeg zijn om een militaire actie te eisen van de staat, allemaal in de naam van burgerrechten. Na de ‘humanitaire oorlog’ in Afrika hebben we nu de ‘liefdadige controle van de grenzen’.
Wat een afschuwelijke hypocrisie! In Frankrijk heeft de trotskistische groep Lutte Ouvrière deze benadering het beste geïllustreerd in haar artikel: ‘Kapitalistisch Europa veroordeelt migranten tot de dood’ (1): “Door het reduceren van het aantal en de omvang van de patrouilles hebben de leiders van de EU gekozen om mensen, die proberen de oversteek te maken, te laten sterven. Dit is de politiek van geen hulp te verlenen aan mensen in gevaar. De achttien oorlogsschepen en twee helikopters die erop werden gestuurd, toen het drama plaatsvond, hebben de schande na de verdrinkingen alleen maar vergroot.” Met andere woorden, deze burgerlijke partij, die pretendeert marxistisch te zijn, vraagt meer oorlogsschepen om de migranten te ‘redden’. De bourgeoisie benut de massale offers dus voor de uitbreiding van haar repressiemiddelen tegen de migranten, voor de uitbreiding en ontwikkeling van de middelen die ter beschikking staan van Frontex (het agentschap dat belast is met de militaire operaties tegen de migranten binnen de grenzen van Europa): patrouilles, invallen, arrestaties. Het lijkt alsof de bourgeoisie alles heeft georganiseerd om de migranten te ‘helpen’. Er zijn ook luchtaanvallen voorzien in Libië! De bourgeoisie stookt al deze gebeurtenissen op om de dreigende atmosfeer te creëren, die het mogelijk maakt om haar repressie tegen de arbeidersklasse ten uitvoer te brengen.
Truth Martine / 05.05.2015
Voetnoten
(1) Lutte Ouvrière 2438, 24.04.2015
“De klimatologische veranderingen vertegenwoordigen een directe en potentieel onomkeerbare dreiging voor de menselijke samenleving en de planeet (…). Zij vereisen dus de zo breed mogelijke samenwerking van alle landen evenals hun deelname voor een efficiënt en gepast internationaal antwoord, teneinde de vermindering van de mondiale emissie van broeikasgassen te versnellen (…).” (1) De “historische overeenkomst” die “op het laatste moment” werd gevonden neemt geen blad voor de mond: de planeet is in gevaar, het uur van de internationale reactie heeft geluid! En de Engelse minister-president bevestigt dat: “Deze overeenkomst over de klimatologische verandering belangrijk is. Onze kleinkinderen zullen weten dat wij onze plicht hebben gedaan om de toekomst van onze planeet te garanderen.” Natuurlijk is de werkelijkheid heel anders…
Het is waar dat de “besluitvormers“ in het verleden soms in enkele specifieke gevallen een akkoord vonden. De overeenkomst van Montréal in 1987, bijvoorbeeld, heeft aan het gebruik van de stabiele en vooral goedkope cfk’s, die een gat in de ozonlaag hadden veroorzaakt, een halt toegeroepen. Deze beslissing was efficiënt, aangezien vandaag de ozonlaag zich gedeeltelijk heeft hersteld.
De bourgeoisie heeft er belang bij om voldoende gezonde arbeiders te hebben, die in staat zijn te werken en zich te reproduceren, zoals zij er ook belang bij heeft om de natuur onder controle te hebben, opdat deze haar voldoende „goederen“ kan leveren (grondstoffen, enz.) en vooral opdat deze geen “nutteloze meerkost” veroorzaakt (door de toename van stormen en andere rampen). (2) Daarnaast ondergaat de bourgeoisie eveneens het effect van de milieuverontreiniging, van de klimatologische opwarming... zelfs wanneer dit vaak in mindere mate is. (3) Om al deze redenen kan de heersende klasse er belang bij hebben om werkelijk te strijden tegen haar eigen tendens om het milieu te vernietigen. Soms slaagt zij hier punctueel in, zoals voor de gassen die het ozon vernietigen. Wij zouden eveneens de grote werkzaamheden ter sanering van de Thames in Londen kunnen aanhalen die in de 19e eeuw werden ondernomen, terwijl de kapitalistische economie in volle bloei en opkomst was, teneinde een epidemie van cholera het hoofd te bieden die oncontroleerbaar dreigde te worden.
Maar dergelijke voorbeelden zijn zeldzaam omwille van een eenvoudige reden: de aard zelf van het kapitalisme bestaat erin de arbeidskracht evenals de natuur uit te buiten. In de ogen van dit systeem is alles een ding, met als gevolg dat het leven onder al zijn vormen wordt geminacht en zelfs ontkend. Enkel de winst is van belang. Deze wedloop naar winst loopt alles onder de voet en is des te krankzinniger, omdat de deelnemers allen met eenzelfde concurrentiedwang zijn bezield. “Exploiteer of crepeer!”, dat is de meedogenloze wet van het kapitaal. Daarom wordt de geschiedenis van deze topontmoetingen en internationale conferenties over het klimaat door vrome wensen en erbarmelijke mislukkingen gekenmerkt.
Zo legden de staten al in 1995 te Berlijn voor elk land of gebied een aantal doelstellingen vast betreffende de emissie van broeikasgassen en de te bereiken overeenkomstige verminderingen. Twintig jaar later (twintig „COPs“ later!) staan wij nog steeds voor dezelfde doelstellingen. In 2009 hadden de Verenigde Staten en China in Kopenhagen zelfs bereikt dat hun doelstellingen van vermindering niet dwingend zouden zijn.
En dit keer dan? Wat is het concrete resultaat van deze „historische overeenkomst“ van Parijs ? Wel, dagen en nachten van „overleg“ hebben het mogelijk gemaakt om… een “niet-dwingende” tekst te schrijven! Want in wezen weet elke nationale bourgeoisie maar al te goed dat het geheel van de infrastructuur van haar land onverbiddelijk de productie van broeikasgassen zal blijven verhogen. De logica van het kapitaal is onverbiddelijk. Slechts één voorbeeld. Inzake het vervoer kan de stijging van de uitstoot van koolstof slechts toenemen: “Volgens de specialisten zou tegen 2030 het vliegverkeer van passagiers moeten verdubbelen, de luchtvracht verdrievoudigen en het scheepvaartverkeer van containers verviervoudigen.” (4) En dat zonder te verontreinigen? Tijdens de periode van dezelfde conferentie, is het automobielverkeer in Peking stilgelegd: “1 December was een dag van ‘airpocalypse’ in Peking. Nacht in volle dag. Met eerder alarmerende gegevens: een index van de luchtkwaliteit (AQI) van 619 en een niveau van fijne stofdeeltjes van 680 microgram per kubieke meter, bijna 30 keer meer dan de maximumdrempel die door de WGO wordt aanbevolen…” (Le Monde, 2/12/2015). De klimaatopwarming, veroorzaakt door de uitstoot van koolstofdioxide, wordt vandaag door de bourgeoisie op de voorgrond geschoven, maar de vernieling van de planeet is veel omvattender: ontbossing, plundering van de oceanen, uitsterving van soorten, allerlei soorten gif in het water en de lucht, beton- en asfaltering, enz. Denken we maar aan het reusachtige gaslek voor de kust van Californië die op het moment dat we dit schrijven tussen de 30 en 58 ton methaan per uur de natuur inspuugt en dit al sinds 23 oktober!
Laten we duidelijke taal spreken: indien we verder kijken dan de eventuele maatregelen en technologische vooruitgang, die het misschien mogelijk zullen maken om dit of dat deel van het probleem het hoofd te bieden, zal de algemene toestand van de planeet niet ophouden met slechter te worden. Sterker nog, het kapitalisme in verval zal het milieu op steeds grotere schaal aantasten, in het bijzonder door de oorlog, ten koste van elke levensvorm op deze aarde… als het niet op tijd wordt omvergegooid.
De mooie redevoeringen van hen die zichzelf gelukwensen, omdat ze de “toekomst” van de planeet voor hun “kleinkinderen” hebben gegarandeerd, stemmen niet overeen met de werkelijkheid.
Neen! De werkelijkheid toont een steeds dramatischer situatie voor een groeiend deel van de mensheid. Het tekort aan de hulpbronnen jaagt al miljoenen mannen, vrouwen en kinderen op de vlucht. In de hele Hoorn van Afrika en rond het Himalayagebied wordt het drinkwater steeds zeldzamer. Vooral zal deze „ecologische crisis“ eveneens een toenemende militaire concurrentie tot gevolg hebben. Zoals de aardolie vandaag, wordt het water een belangrijke geostrategische inzet, een bron van nieuwe spanningen en nieuwe imperialistische oorlogen. Dit zal de planeet nog meer vernietigen en de klimaatopwarming nog meer accentueren. Hiermee verkrijgen we een onverbloemd beeld van het helse en vernielende raderwerk van het kapitalisme.
De bourgeoisie ziet trouwens in deze ramp enkele “opportuniteiten”. Zal het smelten van het ijs aan de polen en op de toendra (in het noorden van Rusland) niet de toegang tot nieuwe exploiteerbare natuurlijke rijkdommen vergemakkelijken? De winning van het schaliegas is een ander voorbeeld van de onoplosbare tegenstrijdigheden waarin het kapitalisme zich ingraaft: enerzijds neigt het schaliegas de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, anderzijds verontreinigt het op ongeziene wijze de bodems en veroorzaakt een geopolitieke destabilisatie in de wereld die nieuwe gewapende conflicten op gang dreigt te brengen. Het is waar dat de voornaamste leiders van de industrielanden het eens zijn geworden bij de overeenkomst van Madrid in 1991 om zich de hulpbronnen van de ondergrond van de Zuidpool niet te betwisten. Maar dezelfde leiders betwisten zich al de hulpbronnen van de Noordpool. Het vooruitzicht is niet een “internationale en onbaatzuchtige samenwerking” om “de planeet te redden”, maar wel een strijd van iedereen tegen iedereen om de hulpbronnen in te pikken. Met de onverbiddelijke toename van de economische wereldcrisis zal deze strijd voortdurend hardnekkiger en verwoestender vormen aannemen.
Het kapitaal vernietigt het milieu, omdat het moet groeien om te groeien. Het enige antwoord is dus het principe zelf van de kapitalistische accumulatie af te schaffen, om niet langer voor de winst te produceren, maar om aan de menselijke behoeften te voldoen. Het kapitaal verwoest de hulpbronnen die de wereld ons biedt, omdat het in concurrerende nationale eenheden is verdeeld, omdat het fundamenteel chaotisch is en omdat het produceert zonder aan de toekomst te denken. De enige oplossing bestaat bijgevolg in de afschaffing van de nationale staat, het wereldwijd gemeenschappelijk maken van alle natuurlijke en menselijke rijkdommen, en de instelling van wat Bordiga „een levensplan voor de mensheid“ noemde. Kortom het probleem kan slechts opgelost worden door een arbeidersklasse, die bewust is van de noodzaak om de grondslagen zelf van het sociale leven radicaal te veranderen, die de politieke instrumenten in handen heeft om de overgang naar een communistische samenleving te waarborgen. “Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen.” (5)
Het internationale en wereldwijd georganiseerde proletariaat, met in zijn kielzog alle onderdrukte massa's van de wereld, kan en moet de oprichting van een wereld verzekeren waar een materiële overvloed zonder voorgaande het evenwicht van het natuurlijke milieu niet zal schaden, waar het ene de voorwaarde voor het andere zal zijn. Een wereld waar de mens, eindelijk bevrijdt van de heerschappij van de arbeid en de schaarste, zal kunnen beginnen te genieten van de planeet zonder deze te vernietigen. Dat is de wereld die Marx voorzag, doorheen de dikke mist van uitbuiting en milieuverontreiniging waarin de kapitalistische beschaving de wereld heeft ondergedompeld. In de Manuscripten van 1844 voorzag hij een samenleving die “(…) de definitieve en wezenlijke eenheid van de mens met de natuur, de ware herrijzenis van de natuur, het verwezenlijkte naturalisme van de mens en het verwezenlijkte humanisme van de natuur is.”
Communistische revolutie of vernieling van de mensheid en de planeet! Socialisme of barbarij!
LD, 9 januari 2016
(1) Tekst van het Raamakkoord over de klimaatveranderingen (Framework Convention on Climate Change).
(2) “Van de leden van het Initiatief van het UNEP (Milieuprogramma van de Verenigde Naties) voor de financiële instellingen - uniek partnerschap in zijn soort tussen UNEP en 295 banken en verzekerings- en investeringsmaatschappijen - bevestigen dat de gevolgen voor de economie van de natuurrampen als gevolg van de klimaatverandering, de beurzen en de financiële markten in de wereld zouden kunnen ruïneren.
(3) Sinds de Middeleeuwen, worden de rijkere wijken van de Parijse regio westwaarts geplaatst terwijl “de volkswijken” zich in het oosten bevinden, omwille van de eenvoudige reden dat de dominerende winden van het Westen naar het Oosten gaan en dat de luchtvervuiling en stank volgen.
(4) Tijdschrift Nature Climate Change. Ter herinnering : het scheepvaartverkeer vertegenwoordigt 90% van de wereldhandel (8,2 miljard ton in 2011)!
(5) Engels F. (1895), De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens.
In reactie op een artikel (“Waarom we een wereldpartij nodig hebben”), gepubliceerd op de website van de Kommunistenbond van Tampa (Communist League of Tampa), een groep die onlangs in de VS is ontstaan, publiceren we hier een brief, geschreven door de IKS. In het belang van de publieke discussie tussen revolutionairen, hebben de kameraden gevraagd onze brief te publiceren op onze website en lieten ze ons weten dat ze werken aan een antwoord dat, op zijn beurt, op hun eigen website zal worden gepubliceerd.
Aan de Kommunistenbond van Tampa
Van de Internationale Kommunistische Stroming
22.8.15
Beste kameraden,
Wij volgen met belangstelling jullie website. Wij worden bemoedigd door de verschijning van een groep die zich in zekere zin identificeert met de standpunten van het linkskommunisme en die duidelijk de noodzaak stelt voor de revolutionairen om zich te politiek organiseren.
Wij denken dat het zinvol zou zijn een politieke dialoog op gang te brengen met jullie groep en - gezien het belang van de organisatie voor revolutionairen - een bruikbaar uitgangspunt voor deze dialoog zou kunnen zijn de tekst “Waarom we een wereldpartij nodig hebben”. Wij begrijpen dat deze niet een soort "programmatische" verklaring is van de groep en dat er wellicht meningsverschillen tussen jullie over bestaan: des te meer een reden, denken wij, om onze eigen gedachten weer te geven over deze tekst en bij te dragen aan de discussie.
Zoals al vermeld, in een omgeving die wordt gedomineerd door anarchosyndicalisme, radenisme, communalisme-theorieën en alle variaties van individualisme die gedijen in een wereld welke in toenemende mate wordt geregeerd door het burgerlijk beginsel van het "ieder voor zich", lijkt een tekst waarin wordt opgeroepen tot een wereldpartij, in te gaan tegen de stroom. De openlijke bevestiging van de noodzaak voor revolutionairen, niet alleen om samen te komen en zich te organiseren in afzonderlijke politieke organisaties, maar ook om het terrein voor te bereiden voor een wereldwijde revolutionaire partij in de toekomst – zoiets is, gezien het enorme gewicht van het wantrouwen ten opzichte van de marxistische opvatting van de revolutionaire organisatie, uitdrukking van een stoutmoedige houding. Van de mainstream media tot aan de anarchisten wordt ons immers onophoudelijk voorgehouden dat revolutionaire politieke organisaties slechts achterhaalde sekten zijn en dat ze onherroepelijk besmet zijn door de giftige ervaring van het stalinisme.
We zouden dus niet verbaasd moeten zijn: net zoals de arbeidersklasse een "klasse is van de burgerlijke maatschappij die geen klasse is van de burgerlijke maatschappij", zo is de revolutionaire organisatie, als een product van deze klasse, eigenlijk een vreemd lichaam in de kapitalistische samenleving en haar militanten kunnen niet worden afgeschrikt door de onvermijdelijke vijandigheid die ze, in al haar vormen, ontmoeten vanwege de vertegenwoordigers van de heersende ideologie. Daarom zien we een kern van overeenkomst in de titel en het thema van deze tekst, evenals in de kritiek die ze maakt van de anarcho-syndicalistische en radenistische argumenten tegen politieke organisaties en de politieke partij. We hebben bepaalde meningsverschillen met de formuleringen over de mogelijkheid tot het vormen van "revolutionaire vakbonden", maar dat is een kwestie waar we te zijner tijd op terug kunnen komen, misschien in een discussie over de tekst “Punten van Eenheid” van de Tampagroep.
Even belangrijk - omdat de arbeidersklasse een internationale klasse is en zijn revolutie alleen kan slagen op internationaal niveau - is het gegeven dat de tekst de partij opvat als een wereldpartij en dat deze vandaag moet worden voorbereid via een proces van gemeenschappelijke discussies en activiteiten tussen revolutionaire groepen in verschillende delen van de wereld. Terwijl het dus, zoals jullie zeggen, volledig waar is dat "een wereldpartij geen onmiddellijke, voor de hand liggende taak is", is het ook geen puur abstract doel dat ergens in de toekomst vanzelf zal worden gerealiseerd: wat revolutionairen vandaag doen en zeggen draagt op een actieve manier bij tot het proces dat leidt tot de vorming van de partij (of, negatief, in de mislukking om die te vormen, iets dat zeker een mogelijkheid en een gevaar is). Dat wil niet zeggen dat we noodzakelijkerwijs akkoord zijn over de soort van organisatie dat nu ontwikkeld moet worden - we zullen hier later op terugkomen.
Eerst willen wij enkele kwesties opnemen betreffende de visie over de partij in de tekst die, volgens ons, niet consistent zijn. Allereerst gebruikt de tekst de term "massapartij", in tegenstelling tot het idee van een "voorhoedepartij", gebaseerd op een "strakke ideologische/theoretische lijn opgelegd aan leden". In onze visie is het idee van een massapartij, die ontwikkeld was in de arbeidersbeweging in de late 19e eeuw, verbonden met de notie van de partij als een soort regering in spé die de regie over de maatschappij over zou gaan nemen - waarschijnlijk via de parlementsverkiezingen. Dit soort ideeën bleef voortbestaan in de revolutionaire beweging die tijdens de Eerste Wereldoorlog brak met de officiële sociaaldemocratie. Het duidelijkste voorbeeld is de Bolsjewistische Partij in de Russische revolutie die, na het winnen van een meerderheid in de Sovjets, het tot haar taak zag een regering te vormen.
Zijn jullie het er ook niet mee eens dat het idee van de massapartij, dat ontwikkeld werd in de 19de eeuw, ook verbonden is met de opkomst van het opportunisme in de arbeidersbeweging? En dat de poging om zo snel mogelijk een massabasis te leggen, geleid heeft tot de verwatering van de beginselen en tot compromissen met de heersende klasse, zowel in de partijen van de Tweede Internationale als in de kommunistische partijen na 1920-1921?
En volgens ons was het niet toevallig dat de voornaamste tegenstanders van het opportunisme, in beide Internationales, de stromingen waren die een kritiek begonnen te ontwikkelen op het idee van de massapartij: eerst de Bolsjewieken in het beroemde debat, tijdens het congres van de RSDAP van1903, over “wie lid is”, en daarna de Italiaanse en Duitse linkskommunisten in de Derde Internationale, die de beste argumenten van de Bolsjewieken overnamen door erop te wijzen dat in het nieuwe tijdperk van de proletarische revolutie de partij moest bestaan uit toegewijde revolutionairen op basis van een vrijwillige - niet "opgelegde" – naleving van een hoog niveau van programmatische eenheid. In de periode voorafgaande aan en zelfs tijdens de revolutie, zou een dergelijke organisatie noodzakelijkerwijs gevormd moeten worden rond een minderheid (een "voorhoede", als je wilt) van het proletariaat.
Volgens ons leidt de manier, waarop de tekst zich sterk maakt voor het idee van een massapartij, tot een terugkeer naar sociaal-democratische ideeën over de relatie tussen de partij en de raden, of althans een zeer dubbelzinnige positie over het grijpen van de macht door de partij. De tekst verwijst herhaaldelijk naar de partij die de macht grijpt, naar het idee dat "de radenregering in wezen partijregering" is. Ofschoon het gevaar van substitutionisme wordt herkend, schijnt de tekst ervan uit te gaan dat de belangrijkste remedie hiertegen wordt gevormd door het feit dat de partij " de macht deelt met de hele revolutionaire beweging evenals met andere revolutionaire tendensen, waarmee het een verbond heeft gesloten".
Volgens ons ontsnapt deze opvatting niet aan de parlementaire visie op de radenregering, die de beweging in 1917 verlamde. Wij zijn het eens met de tekst dat het doel van de partij er in bestaat om te vechten voor haar programma [1] binnen de raden. Want die zullen het terrein zijn van strijd tussen de politieke standpunten die, in laatste instantie, verschillende klassebelangen vertegenwoordigen, of de verwarringen in zich bergen die, in de revolutie, nog steeds zwaar op het proletariaat wegen. Maar de rol van de partij is niet om de macht te grijpen of haar eigen functioneren te verwarren met de eigenlijke organen van de macht, de arbeidersraden.
Zijn jullie niet van mening dat een essentiële les van de Russische revolutie was dat de vereenzelviging van de Bolsjewistische Partij met de staat en haar tendens om de besluiten van de arbeidersraden te vervangen door haar eigen besluiten leidde tot de ontaarding, niet alleen van de Sovjetmacht, maar ook van de Partij zelf? Wij denken dat duidelijkheid op dit punt een sleutelkwestie vormt in het platform van de revolutionaire organisatie, en dus uiteindelijk van de partij zelf. Wij verwijzen jullie hiervoor naar een polemiek die we in de jaren zeventig, over deze kwestie, hadden met de Communist Workers’ Organisation en zouden geïnteresseerd zijn in jullie reactie.
Terugkerend naar de opvatting in de tekst over het soort van organisatie dat nu moet worden opgebouwd teneinde het terrein voor de partij voor te bereiden: omdat we partij niet opvatten als een massapartij, maar als een minderheid, georganiseerd rond een duidelijk programma, zijn wij van mening dat de organisaties die kunnen dienen als een brug naar de toekomstige partij ook een hoog niveau van politieke en theoretische samenhang nodig hebben, op basis van een overeengekomen platform dat meer is dan alleen een reeks minimale punten. Dit betekent echter niet dat deze organisaties, evenals de toekomstige partij, monolithisch kan zijn; integendeel, een levende marxistische organisatie is er één die zich inzet voor een permanent debat, zowel intern als met andere stromingen in de proletarische beweging.
Maar we denken wel dat deze organisaties meer zijn dan alleen discussiekringen en moeten zijn doordrongen van wat Lenin de “partijgeest” noemde, zelfs indien zij niet de partij zijn. Bovendien moeten ze, vanaf het begin, worden opgebouwd op internationaal vlak, aangezien de toekomstige partij niet (zoals ze ontstond in het verleden, tot op zekere hoogte ook in de Derde Internationale) een federatie van nationale afdelingen maar één wereldwijde organisatie is. De ervaring met deze manier van organiseren zal essentieel zijn voor het functioneren van de toekomstige partij.
Deze visie op de huidige organisaties, als een brug naar de toekomstige partij, is sterk beïnvloed door het concept van de Fractie, zoals ontwikkeld door de Italiaanse linkerzijde in de jaren 1930. Het idee van de Fractie is allereerst gebaseerd op de overtuiging dat de revolutionaire organisaties niet uit de hemel komen vallen, maar deel uitmaken van een traditie in de arbeidersbeweging, een traditie zonder welke zij niet zou bestaan en die diepgaand zal moeten worden geassimileerd; tegelijkertijd moet deze kritische assimilatie altijd gebaseerd zijn op nieuwe lessen, die getrokken zijn uit de ervaringen van de proletarische strijd en de praktijk van de revolutionaire organisaties uit het verleden.
Het doel van dit werk is de voorbereiding van de programmatische en organisatorische principes, die de basis zullen vormen voor de nieuwe partij. Wij denken dat een zwakte in de tekst over de partij juist hierin ligt, omdat ze zich, behalve een paar regels aan het eind, niet voldoende situeert ten opzichte van de ervaringen uit het verleden en, het meest cruciale punt, ten opzichte van de pogingen van vorige generaties en organisaties van revolutionairen om dezelfde vraag te beantwoorden die in de tekst is gesteld: hoe organiseren revolutionairen zich vandaag in het kader van de voorbereiding van het terrein voor de partij van de toekomst?
Onlangs hebben wij opnieuw een tekst over de partij gepubliceerd waarvan we denken dat die belangrijk is. Deze is in 1948 gemaakt door een groep, die de erfgenaam was van de traditie van de Italiaanse Linkerzijde: de Gauche Communiste de France. Nogmaals, wij zijn zeer benieuwd naar jullie mening over deze tekst, en natuurlijk ook naar de opmerkingen en kanttekeningen in deze brief. Wij hopen dat deze brief de basis kan vormen voor een vruchtbare discussie tussen ons - één die kwesties zal verduidelijken, niet alleen tussen onze organisaties, maar ook voor de proletarische politieke beweging in het algemeen.
Kommunistische groeten
Alf
voor de IKS
[1] Met betrekking tot de vraag over het programma van de partij tonen de verschillende reacties, aan het eind van het artikel, dat er enige verwarring is ontstaan door het idee in de tekst dat maatregelen, zoals de vernietiging van de burgerlijke staat en de oprichting van een nieuwe proletarische macht, deel uitmaken van een “minimumprogramma”. De laatste term roept toch herinneringen op aan de oude sociaal-democratische partijen met hun eisenprogramma dat zou moeten worden ingevoerd binnen de kapitalistische maatschappij? Maar we denken niet dat de kwestie van de terminologie het allerbelangrijkste is: de vraag is de inhoud van de maatregelen (die volgens ons goed is) en het feit dat ze wel degelijk deel uitmaken van een programma dat de partij verdedigt in de algemene vergaderingen en in de arbeidersraden.
Eind oktober 2015 heeft de IKS in België/Nederland een publieke bijeenkomst georganiseerd in Antwerpen over de vluchtelingencrisis, getiteld: "De vluchtelingencrisis toont het failliet van het kapitalisme [195]".
De IKS hecht een groot belang aan publieke bijeenkomsten. Ze zijn immers een plaats van debat, van politieke confrontatie en staan open voor iedereen die geïnteresseerd is in de opheldering van brandende vraagstukken, die te maken hebben met de strijd van de arbeidersklasse en haar perspectief voor de mensheid. Ze maken deel uit van de waaier van activiteiten die de IKS voert om haar taak te vervullen als politieke organisatie van de arbeidersklasse: de politieke standpunten van de arbeidersbeweging helpen verdiepen en verhelderen, de actuele ontwikkelingen begrijpen in het kader van de evolutie van het kapitalisme en de huidige toestand, de krijtlijnen uittekenen voor overdenking en nieuwe oriëntering om de strijd van het proletariaat te versterken met zicht op zijn einddoel, de kommunistische revolutie, die tot taak heeft om het barbaarse kapitalisme te verbannen naar de vuilnisbakken van de geschiedenis en het mogelijk moet maken om een maatschappij te ontwikkelen die rekening houdt met de noden van de mensheid.
Wij houden er aan om de kameraden te bedanken die aanwezig waren op dit treffen omwille van hun geschreven en mondelinge bijdragen. Zowel de uitnodiging als de inleiding van deze publieke bijeenkomst (beide teksten zijn te vinden op onze website), maakten het mogelijk om onmiddellijk een discussie te hebben over diepgaande vragen.
Eén thema sprong daarbij in het oog: “gaan we vandaag naar een Derde Wereldoorlog?”. Deze vraagstelling verdient een vervolg op het overdenkingsproces dat op gang kwam in de publieke bijeenkomst. Het artikel dat wij hieronder publiceren probeert daar een bijdrage voor te zijn.
Opdat dit debat niet beperkt zou blijven tot één namiddag, nodigen wij alle deelnemers van de bijeenkomst, maar ook onze lezers, uit om dit debat voort te zetten door te reageren op de gepubliceerde teksten of door hun vraagstellingen en overdenkingen op te sturen, zoals sommige sympathisanten dat trouwens al gedaan hebben.
Eén van de belangrijkste kwesties die op de publieke bijeenkomst werd gesteld, was de vraag of “de Derde Wereldoorlog al gaande was of op het punt staat om te beginnen?” (uit de bijdrage van een aanwezige op de PB). Ook in de media doen alom geruchten de ronde dat de Derde Wereldoorlog zich in Syrië aan het ontwikkelen is en volgens sommigen zelfs al begonnen is. “De regionale oorlog begint meer en meer op een Derde Wereldoorlog te lijken. (…) De Derde Wereldoorlog is in de maak.” En zelfs: “Het Ruslandkamp rolt alles en iedereen op in Syrië: binnenkort invasie vanuit Iran. Dan begint de Derde Wereldoorlog pas goed”. Onlangs lazen we op een frontpagina: “De Russische premier, Dmitri Medvedev, waarschuwde voor de Derde Wereldoorlog” (De Standaard, 15 februari) . Ook in zijn overdenkingen die de bovengenoemde deelnemer ons na de bijeenkomst toestuurde blijft hij een gevaar zien voor een wereldwijde confrontatie tussen de grootmachten: “Ik blijf van mening dat er in het luchtruim boven Syrië ongelukken kunnen gebeuren tussen Rusland en de VS. Rusland beschikt wel over kruisraketten en nucleaire wapens. Het zou ook onbedoeld nogal uit de klauwen kunnen lopen.”
In zijn bijdrage somde de kameraad een aantal bekende en relevante symptomen op van de huidige wereldsituatie. Terecht kunnen we hierdoor geschokt zijn. Er gebeuren op dit moment “verschrikkelijke dingen in de wereld”, zoals een andere aanwezige het gevoelsmatig verwoordde. Een toenemend aantal gebieden van de planeet (Midden-Oosten, Oekraïne, Afrika) vallen in een zwart gat of worden zelfs onbewoonbaar door oorlog, economische destructie en terreur, massale vluchtelingenstromen die historische toppen scheren, bloedige terroristische aanslagen, enzovoort.
De vraag die centraal stond tijdens de bijeenkomst was: hoe moeten we deze gebeurtenissen kaderen? Beperken we ons tot een empirische opsomming van symptomen of kunnen we een rode draad vinden? Welke rode draad dan? Wat is er fundamenteel veranderd vergeleken bij de situatie van de ‘Koude Oorlog’ van de jaren 1970-1980? Wat is de historische context waarin de arbeidersstrijd zich vandaag moet ontwikkelen? Bevatten de hoger geciteerde berichten ook een grond van waarheid en kunnen we spreken van een aanzet tot een dreigende wereldoorlog?
Zeker, een aantal uiterlijke verschijnselen lijken te wijzen op zo’n nakende oorlog:
ook aan de beide voorgaande wereldoorlogen gingen plaatselijke conflicten vooraf, die beperkt bleven (Marokkaanse oorlog voor WOI en de Spaanse burgeroorlog voor WOII);
natuurlijk kan een plaatselijk conflict, vooral met het huidige geavanceerde wapenarsenaal, snel uitlopen op een conflict dat een hele regio, zoniet een heel werelddeel in vlam zet.
aan de vooravond van de wereldoorlog waren er ook nog geen duidelijke en volledig vastomlijnde imperialistische blokken geformeerd;
Toch verdedigde de IKS tijdens de publieke bijeenkomst de opvatting dat deze “verschrikkelijke dingen” uitingen zijn van de huidige periode van ontbinding van het kapitalisme en niet een voorbode of zelfs maar een begin van een Derde Wereldoorlog.
Niet dat er geen redenen tot een wereldoorlog bestaan. Integendeel! De wereldoorlogen zijn fundamenteel verankerd in het feit dat met de opdeling van de wereldmarkt tussen de centrale machten het kapitalisme zijn historische grenzen van ontwikkeling bereikt heeft en militarisme en oorlog centrale manifestaties zijn geworden van een neergaand economisch systeem (1). Al 100 jaar lang kunnen de grote nationale staten bij hun verovering van de wereld alleen maar tegenover elkaar staan. Al 100 jaar lang breekt de oorlog geen politieke noch economische grenzen meer open voor een verdere ontwikkeling van het kapitalisme. De oorlogen van de 19e eeuw, hoe moorddadig zij ook geweest zijn, hadden vanuit het oogpunt van de ontwikkeling van het kapitalisme een rationaliteit. Nu de taart is opgedeeld, kan iedereen zijn eigen aandeel slechts vermeerderen door de vermindering van het aandeel van de anderen. Oorlog wordt hoe langer hoe meer een irrationele, op globaal economisch niveau bekeken, en levensbedreigende absurditeit voor de mensheid. Redenen om oorlog te voeren zijn er door die fundamentele belangenconflicten tussen alle kapitalistische, imperialistische staten dus legio.
Eveneens kunnen we het eens zijn dat in de periode van neergang van het kapitalisme sinds 1914 zo’n oorlog er altijd toe neigt om een veralgemeende vorm aan te nemen: een wereldoorlog.
“De imperialistische politiek is niet het werk van één of enige staten, zij is het product van een bepaalde graad van rijpheid in de wereldontwikkeling van het kapitaal, een van huis uit internationaal verschijnsel, een ondeelbaar geheel, dat slechts kenbaar is in al zijn wederkerige betrekkingen en waaraan zich geen enkele staat kan onttrekken.” (Rosa Luxemburg, De crisis der sociaaldemocratie, Hoofdstuk VII)
De hele geschiedenis vanaf de Eerste Wereldoorlog tot de Koude Oorlog leert ons inderdaad dat in de voorbereiding van een dergelijke oorlog alle staten gedwongen worden partij te kiezen, voor het ene of het andere blok, totdat er uiteindelijk twee globale militaire blokken tegenover elkaar staan. De noodzaak van de staten om zich te vervoegen bij één van de beide blokken is de enige manier waarop ze in de internationale jungle hun nationale belangen kunnen verdedigen. “De algemene tendens van de huidige kapitalistische politiek beheerst daarbij zo goed als een almachtige, blind werkende wetmatigheid de politiek van de afzonderlijke staten, net als de wetten van de economische concurrentie de productievoorwaarden voor de afzonderlijke ondernemers dwingend bepalen.” (R.L., Junius-brochure, t.a.p., p. 138, ); “De kleine naties vormen slechts schaakstukken in het imperialistische spel van de grootmachten, en ze worden, net als de arbeidende volksmassa’s van alle deelnemende landen, tijdens de oorlog als werktuig misbruikt, om na de oorlog opgeofferd te worden op het altaar van de kapitalistische belangen“ (R.L., Ontwerp voor de Junius-Stellingen, in Verzamelde Werken, Band 4, p. 44). (2)
Tijdens de publieke bijeenkomst lag de nadruk in de discussie niet zozeer op de redenen tot een oorlog of op de ingebakken tendens van het kapitalisme in verval tot een imperialistische wereldoorlog, maar op de vraag of de voorwaarden tot dergelijke wereldoorlog vandaag aanwezig zijn. Twee wezenlijke voorwaarden om te kunnen spreken over een - koers naar een - wereldoorlog werden in de discussie naar voor gebracht:
op de eerste plaats het bestaan van stabiele militaire blokken;
Die beide voorwaarden bestaan vandaag gewoonweg niet.
In de discussie werden verschillende argumenten aangehaald om te antwoorden op de vraag: hoe komt het dan dat de bourgeoisie er niet in slaagt een dynamiek te ontwikkelen naar de vorming van nieuwe militaire blokken terwijl de tegenspraken van het kapitalisme zich verder verscherpen en een dergelijke “oplossing” zich met de dag sterker opdringt? Er werd ook opgeworpen: “Dat de partnerschappen binnen de blokken wisselen niet inhoudt dat er geen blokken zijn: Rusland en Iran gaan nu samen, Iran stuurt grondtroepen, Rusland vliegtuigen.”(uit een commentaar van een deelnemer aan de PB) en tenslotte: betekent dit ook dat de oorlogsdreiging beperkt blijft?
- Kenmerkend voor een wereldoorlog is dat hij zich ook en zelfs vooral in de centrale landen van het kapitalisme ontwikkeld. Want het uiteindelijke doel van de wereldoorlog is dat een van de twee landen, die de leiding van een imperialistisch blok op zich heeft genomen, met militaire middelen op de knieën wordt gedwongen. En dat kan alleen maar als het overwinnende imperialistische blok doordringt tot in het hart van de leider van het blok, dat aan de verliezende hand is. Het hoofd van het vijandige blok moet immers totaal verslagen worden, opdat het niet meer in staat is zich voor te bereiden op een revanche. (Dit was het geval met Duitsland, na het verlies in de Eerste Wereldoorlog.) Dit betekent dat iedere blokvorming met het oog op een wereldoorlog sterk genoeg moet staan en de economische en militaire krachten moet omvatten, evenals een strategische controle. Dit is vandaag in de context van een centrifugale dynamiek van het “ieder voor zich” niet het geval.
- Er moet immers ook rekening gehouden worden met het feit dat in een wereldoorlog alle landen, van de hele wereld, gedwongen worden om partij te kiezen voor het ene of voor het andere blok. Er is de noodzaak om eenzelfde discipline aan de verschillende nationale bourgeoisieën op te leggen binnen een stabiel blok: om hun onderlinge tegenstellingen te beperken en hen te bundelen voor de confrontatie tussen beide militaire kampen. Allianties beperken zich dan niet tot enkele landen of tot allianties tussen twee landen, zoals nu vaak het geval is. De huidige allianties voldoen bij lange na niet aan de stabiele en betrouwbare allianties die in de aanloop naar een wereldoorlog nodig zijn om blokken te vormen, maar wisselen voortdurend, waarbij de bondgenoten van vandaag de vijanden van morgen zijn en omgekeerd. (3) “[…] de tendens naar het "ieder voor zich" en de [de daaruit voortvloeiende] instabiliteit van de militaire allianties vormen een belemmering voor de vorming van nieuwe imperialistische blokken” (4) die een voorwaarde vormen voor de uitbraak van een volgende algehele wereldslachting. Binnen de huidige partnerschappen worden de blokhoofden of kandidaat-blokhoofden bovendien constant tegengewerkt: allen hebben geheime agenda’s. Israël, Iran, Saoedi Arabië, Turkije, Frankrijk en Engeland, Duitsland, China, …
- Een laatste belangrijke voorwaarde is dat de bourgeoisie beschikt over een voldoende geloofwaardig thema, waarrond ze een oorlogscampagne kan organiseren. Een thema dat dus voldoende enthousiasme ontmoet om de meest essentiële delen van de bevolking te mobiliseren achter haar nationalistische vaandels. In plaats van het antifascisme zou de bourgeoisie nu het antiterrorisme naar voren kunnen schuiven. Maar er is geen enkel land van voldoende economisch én militair belang dat met enig succes de rol zou kunnen spelen van de “schurkenstaat” bij uitstek en andere “terroristische” staten rond zich zou verenigen.
In de periode van heropbouw en kortstondige economische boom in de periode van 1945 tot 1965, die volgde op de Tweede Wereldoorlog, en door de verplaatsing van de imperialistische botsingen naar de niet-centrale landen van het kapitalistische systeem, werd een directe botsing tussen het Westblok (achter de VS) en het Oostblok (achter de USSR) voorkomen. In deze periode was de arbeidersklasse trouwens nog niet hersteld van haar historische nederlaag en was zij dus geen beslissende factor in het blokkeren van de gang naar een wereldoorlog.
De dynamiek naar een Derde Wereldoorlog kwam echter terug op de dagorde te staan met de heropleving van de historische crisis van het kapitalisme. De imperialistische spanningen en conflicten tussen de twee blokken werden scherper en dus ook het gevaar van een direct conflict tussen de blokken.
Maar deze tendens werd fundamenteel in vraag gesteld toen een nieuwe en ongeslagen generatie van de arbeidersklasse, sinds het einde van de jaren 1960, opnieuw haar strijd opnam op wereldschaal als antwoord op de eerste tekenen van een terugkeer van deze historische open crisis. De heersende klasse van geen van beide imperialistische partijen kon er zeker van zijn dat zij in staat zou zijn om de werknemers te overtuigen om de klassestrijd voor hun eigen materiële belangen te stoppen en dat zij alles zouden opgeven voor een nieuwe wereldoorlog. Ze kon op geen enkele manier rekenen op de arbeidersklasse, wat in de aanloop naar de Eerste, maar meer nog naar de Tweede Wereldoorlog wel het geval was. Dit werd vooral met kracht aangetoond door de massastaking in Polen in 1980. Ondanks de nederlaag die de arbeiders opliepen, maakte deze krachtige stakingsbeweging het voor de heersende klasse duidelijk dat ze de arbeidersklasse nooit kon winnen voor haar project van de wereldoorlog. In de periode tussen 1968 en 1989 verhinderde de klassenstrijd dus het ontketenen van een Derde Wereldoorlog. Een ideologische of zelfs fysieke nederlaag was nodig om de weerstand te breken en de arbeidersklasse te kunnen mobiliseren voor een nieuwe Holocaust.
De moeilijkheid van de bourgeoisie om het proletariaat in te lijven in een algemene imperialistische oorlog en de moeilijkheid van het proletariaat om verder te gaan dan de eenvoudige weerstand aan de economische aanvallen op haar levensvoorwaarden en de oorlogswerving, opende een situatie van "impasse" van de sociale evolutie, een ontbindingsfase, de ultieme maar onuitgegeven fase van het verval van het kapitalisme.
“In de maatschappij zijn er daarom twee klassen met tegengestelde belangen, die elkaar confronteren, maar niet in staat zijn om een definitief antwoord door te drijven. De geschiedenis stopt echter niet. Nog minder dan voor eerdere maatschappijvormen is het 'bevriezen' of `stagneren' van het sociale leven mogelijk. Als gevolg van de crisis kunnen de tegenstellingen in het kapitalisme slechts dieper worden. De bourgeoisie is niet meer in staat om de maatschappij ook maar een schijn van een perspectief te geven. Het proletariaat is op het moment ook niet in staat om haar perspectief, revolutie, doorgang te doen vinden. Deze situatie kan enkel leiden tot een situatie van algehele ontbinding; het kapitalisme rot weg.” (5)
Deze patstelling was het centrale element in het opbreken van de twee imperialistische blokken en het uitstellen van het vooruitzicht van een klassieke Derde Wereldoorlog. Aan het einde van de jaren 1980 was dit een feit.
Maar daarmee was de kwestie van de oorlog als de enige “oplossing” die de bourgeoisie kent voor haar interne tegenspraken waaronder haar systeem gebukt gaat, niet van de baan. Integendeel. In het debat tijdens de bijeenkomst werd geargumenteerd dat de oorlogsdreiging vandaag een andere en meer verraderlijke vorm aanneemt. In plaats van een wereldoorlog ontwikkelde zich een tendens tot de veralgemening van lokale oorlogen. De ineenstorting van het Oostblok in 1989 opende de doos van Pandora. De verdwijning van de beide imperialistische blokken, “openen de deur voor de uitbarsting van een hele reeks van plaatselijke rivaliteiten. [Maar] Deze rivaliteiten en confrontaties kunnen momenteel niet in een wereldconflict ontaarden.” (6) Maar “ten gevolge van de verdwijning van de discipline, die door de aanwezigheid van de blokken wordt opgelegd, dreigen deze conflicten echter heftiger en talrijker te worden en in het bijzonder, natuurlijk, in de zones waar het proletariaat het zwakste is.” (7)
Deze toestand van ontbinding van het kapitalisme is al ver gevorderd in landen als Libië en Syrië. In de huidige oorlogen in het Midden-Oosten is geen methode of rationaliteit meer te bespeuren, behalve een groot ieder voor zich. Er zijn geen economische argumenten. Biljoenen dollars zijn in rook opgegaan in de oorlogen in Irak en Afghanistan alleen al. De nieuwe "natie", het kalifaat van Isis, met zijn eigen imperialisme, zijn kanonnenvlees, zijn brutaliteit en irrationaliteit, zijn “eindstrijd”-ideologie, is vooral een uitdrukking van de kapitalistische ontbinding met inbegrip van de imperialistische maneuvers van de grote mogendheden die het op één of andere manier tot leven wekten.
Dit illustreert dat het elk voor zich en de verrotting van het systeem geleidelijk kan afglijden in een groot aantal lokale en regionale conflicten, waarbij meer en meer lokale, regionale en, daarachter, wereldmachten betrokken zijn en waarbij meer en meer delen van de planeet kunnen verwoest worden.
“Oorlog is de meest geconcentreerde vorm van de barbaarsheid van het kapitalisme in verval; het is een uitdrukking van haar doodstrijd en de dreiging die over het voortbestaan van de mensheid hangt.” (8)
Dit brengt ons terug naar het centrale thema van de publieke bijeenkomt: de betekenis van de huidige massale vluchtelingenstroom vanuit het oogpunt van de arbeidersklasse. Want naast de oorlog worden grote delen van de wereldbevolking op dit moment nog met meer “verschrikkelijke dingen” geconfronteerd en waarvoor ze proberen te vluchten. Het probleem is veel meer gedifferentieerd en strekt zich uit van een wereldwijde vernietiging van de natuurlijke omgeving, van de structuur van het sociale leven tot de toenemende invloed van het irrationele en het obscurantisme in de maatschappij. Al die “verschrikkelijke dingen” zijn symptomen, zoals we in de aanhef van deze tekst aanhaalden, van het verval en meer in het bijzonder van deze fase van ontbinding van het kapitalisme. “De ontbinding is dus het resultaat van (….) De optelsom van alle tegenstellingen die de vervalperiode heeft opgeleverd. (…) Zo verschijnt het stadium van ontbinding [in wezen] als de conclusie, de synthese, van alle opeenvolgende tegenstellingen en uitingen van het kapitalistisch verval.” (9)
De "vluchtelingencrisis" in de centrale landen laat echter al zien dat de oorlog meer en meer een dagelijkse zorg wordt voor de arbeiders in de kernlanden. Steeds meer moeten zij zich de vraag stellen van welke toekomst ze willen: ieder opgesloten in zijn “bunkerstaat” en in een permanente staat van beleg? De belangen van het kapitaal en zijn naties blijven verdedigen? Of de weg opgaan van een solidaire, internationale wereldgemeenschap, gebaseerd op de bevrediging van de menselijke behoeftes, waarin de materiële realiteit van het “internationalisme” wordt vertaald in een bewuste solidariteit en eenheid. In Duitsland en ook in andere landen zagen we duizenden jonge arbeiders maar ook gepensioneerden op de been komen om hun spontane solidariteit te uiten met de vluchtelingen. In het kielzog van de morele verontwaardigingsgolf die we voorheen zagen in de beweging van de Indignados is dit een teken dat een ondergrondse rijping gaande is. Vandaag begint “internationalisme” vaak in negatieve en schijnbaar abstracte vormen: in een radicale kritiek van het onaangepast burgerlijke kader van de natiestaat om het probleem van oorlog, terrorisme en de vluchtelingen op te lossen; in de erkenning van de noodzaak om het kader van concurrerende natiestaten te overstijgen ten einde de economische en ecologische crisis te overwinnen. Maar door het feit dat al deze protesten niet geïdentificeerd worden met de historische belangenstrijd van de arbeidersklasse en aldus niet in een positief politiek perspectief uitmonden, is het voor de bourgeoisie nog steeds mogelijk om deze verontwaardiging en invraagstelling tijdelijk te neutraliseren en op te vangen achter haar hypocriete “humanitaire” en “democratische” praatjes.
Zolang de leden van de arbeidersklasse gevangen zitten tussen hun objectieve klassepositie en hun perceptie van inidviduele “burgerschap”, worden zij verscheurd, want het verplicht hen individueel keuzes te maken die de hunne niet zijn en het doet hen machteloos voelen. Eerst in de beweging als collectieve klasse, als autonome belangengemeenschap tegenover het kapitaal kan zij een bredere en politieke visie ontwikkelen met een hoger bewustzijn en een grotere eenheid door de toename van het klassegevoel.
Naar het einde van de discussie toe is door de IKS duidelijk gesteld, en we willen dit hier uitdrukkelijk nogmaals onderlijnen, dat om de verspreiding van dit niveau van barbarij, met name naar de centra van het kapitalisme te voorkomen, de arbeidersklasse meer nodig heeft dan alleen een passief verzet tegen de uitwassen van het systeem en de oorlogsretoriek, en meer dan alleen economische weerstand. De tijd dringt, anders komen we in een onomkeerbare afdaling in de barbarij terecht wat de mogelijkheid om de menselijke samenleving op een hoger niveau te brengen kan uitschakelen.
De arbeidersklasse bezit nog steeds, als enige klasse, het potentieel om zich bewust te worden van de onderliggende oorzaken van al deze “verschrikkelijke dingen”, de oorlog en de verbinding met de algemene, historische crisis van het kapitalisme. Door haar geassocieerd, mondiaal karakter, producent van alle goederen en diensten, kan zij als enige klasse een positief politiek perspectief bieden voor iedereen. Ze moet daarvoor de noodzaak bevestigen van een nieuwe maatschappij voor een authentiek kommunisme, bepleit door Marx en alle revolutionairen die in zijn kielzog gevolgd zijn.
Lac/20.02.2016
(1) Zie artikel “100 jaar verval van het kapitalisme”: https://nl.internationalism.org/node/1087 [196] en OT militarisme en ontbinding https://nl.internationalism.org/iksonline/201601/1302/orientatietekst-militarisme-en-ontbinding [197];
(2) Zie ook “Over het imperialisme”: https://nl.internationalism.org/node/473 [121]
(3) Dit wordt zelfs door burgerlijke wetenschappers erkend: Nowhere in the world has much opportunity to start World War III. A World War requires two (or more) power blocs with a global capacity to wage military, economic, social and political warfare. There does not exist two such blocs. (Is Syria a potential place where WWIII can start from?; Kevin Flint, political scientist);(5) “20e Congres van Révolution Internationale: Voortbouwen op de verworvenheden van de IKS”, https://fr.internationalism.org/node/5688 [198] );
(4) "20e Congres van Révolution internationale: Voortbouwen op de verworvenheden van de IKS", https://fr.internationalism.org/node/5688 [199]
(5) “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme”, https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het- [200]
(6) Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 61 “Na de instorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos”, https://en.internationalism.org/node/3204 [201]
(7) Idem voetnoot 7.
(8) Idem voetnoot 2.
(9) Idem voetnoot 6.
Duizenden jaren waren mensen gedwongen om te vluchten voor oorlog, vervolging, hongersnood, natuurrampen, zoals droogte, overstromingen, vulkaanuitbarstingen, enz. Maar deze verplaatsingen waren geen permanent verschijnsel en zij betroffen meestal maar een klein deel van de bevolking. Met de komst van de landbouw, de teelt van gewassen en de domesticatie van dieren, werd een deel van de mensheid sedentair. Voor duizenden jaren werd het de gewoonte om op eenzelfde plaats te leven. Onder het feodalisme waren de boeren aan de grond gebonden en leefden de lijfeigenen van hun geboorte tot aan hun dood op dezelfde plek, namelijk de grond die aan hun feodale heer toebehoorde. Maar met de opkomst van het kapitalisme in de 14e en 15e eeuw veranderde dit drastisch.
Het kapitalisme verspreidde zich over de hele aardbol verovering met behulp van hevig en massaal geweld. Eerst in Europa, waar de omheining van de gemeenschappelijke weiden de boeren, die in hun eigen onderhoud konden voorzien, naar de steden dreef om in de fabrieken te gaan werken.
Marx beschreef het proces van primitieve accumulatie als “de radicale scheiding van de producent van de productiemiddelen[waarbij] grote massa’s mensen plotseling van hun bestaansmiddelen werden losgescheurd en als ‘vogelvrije’ proletariërs op de arbeidsmarkt werden geslingerd. De onteigening van de grond van de producenten op het platteland, van de boeren, vormt de basis van het gehele proces.” (Marx, Het Kapitaal, Deel I, Hoofdstuk 26: Het geheim van de oorspronkelijke accumulatie)
Deze scheiding van de boer van zijn grond, van zijn productiemiddelen, betekende de ontworteling van miljoenen mensen. Want het kapitalisme heeft behoefte aan“de afschaffing van alle wetten die de werkers verhinderen om zich te verplaatsen van de ene productiesfeer naar de andere en van het ene productiecentrum naar het andere”. (Marx, Het Kapitaal, Deel 3, Hoofdstuk 10: Gelijkmaking van de algemene winstvoet door de concurrentie. Marktprijzen en marktwetten. Meerwaarde-winst.)
Op het moment dat het kapitalisme in Europa de boeren dwong om hun arbeidskracht te verkopen, begon het eveneens zijn koloniale rijk over de hele wereld uit te breiden. En eeuwenlang hebben slavendrijvers miljoenen mensen, hoofdzakelijk uit Afrika, weggevoerd om zo goedkope arbeidskrachten te leveren voor de plantages en de mijnen, vooral in Amerika. Toen de slavernij tot een einde kwam, werden vele slaven die op de plantages werkten, vervangen door contractarbeiders. (1)
Zijn hele expansieperiode lang heeft het kapitalisme mensen ontworteld en verplaatst, ofwel door ze te dwingen om hun velden te verlaten en hun arbeidskracht te verkopen aan een kapitalist, ofwel door de arbeidskracht te roven en te veranderen in slaven, om deze op een ander werelddeel te verkopen. Op dezelfde wijze als het kapitalisme nood heeft aan een zeer grote, zo niet oneindige, mobiliteit voor zijn producten en aan de vrije toegang tot de markt, evenzo legt het de grootste mobiliteit en toegankelijkheid op aan de arbeidskracht.
Het kapitalisme “heeft de onbegrensde beschikbaarheid nodig van alle arbeidskrachten in de hele wereld, om met hen alle productieve krachten van de planeet mobiel te maken – voor zover dit binnen de grenzen van de meerwaardeproductie mogelijk is. Deze arbeidskrachten zijn echter meestal gebonden aan de starre tradities van voorkapitalistische produktieverhoudingen; het kapitalisme moet ze eerst “bevrijden” alvorens ze te kunnen inlijven in het actieve leger van het kapitaal. Het proces van emancipatie van de arbeidskrachten uit de primitieve sociale verhoudingen en hun integratie in het kapitalistische loonsysteem is één van de onvermijdelijke historische grondslagen voor het kapitalisme”. (Rosa Luxemburg, De accumulatie van het kapitaal, Hoofdstuk 26: De reproductie van het kapitaal en haar milieu.)
Mobiliteit heeft een bijzondere betekenis voor het kapitalisme. “Het kapitalisme schept noodzakelijkerwijs een mobiliteit van de bevolking, die vroegere economische stelsels niet vereisten, en onder hun heerschappij op grote schaal ook onmogelijk zou zijn geweest”. (Lenin, De ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland, Hoofdstuk 8: De vorming van de thuismarkt, Paragraaf 6: De “missie” van het kapitalisme).
Het proletariaat wordt dus gedwongen om zich onophoudelijk te verplaatsen, altijd op zoek naar een gelegenheid, een plaats om zijn arbeidskracht te verkopen. Arbeider zijn impliceert de noodzaakt om zich over langere of kortere afstanden en zelfs naar andere landen of werelddelen te verplaatsen, overal waar hij zijn arbeidskracht kan verkopen.
Of het nu gebeurde met gewelddadige middelen of “enkel” door economische dwang, het kapitalisme heeft vanaf het begon zijn arbeidskracht van over de hele planeet geput; vanaf het begon is het internationaal en globaal geweest. Met andere woorden: de arbeidersklasse is vanwege de aard van de kapitalistische verhoudingen een klasse van migranten en om die reden hebben de arbeiders geen vaderland. De afstanden die een migrerende arbeider echter moet afleggen, hangen af van de economische situatie en van andere factoren zoals hongersnood, repressie of oorlog.
Gedurende de hele 19e eeuw, de opkomstperiode van het kapitalisme, vond deze migratie hoofdzakelijk plaats naar de zones van economische expansie. De migratie en de urbanisatie gingen samen. In talrijke Europese steden, in de periode tussen 1840 en 1880, verdubbelde de bevolking in 30 tot 40 jaar tijd. In enkele decennia, en vaak zelfs in een korter tijdbestek, zwollen kleine steden rond steenkool- en ijzermijnen of nieuwe fabrieken op tot enorme steden.
Daar het kapitalisme permanent ten prooi is aan economische crises, duikt een “overschot” aan arbeidskrachten regelmatig op met een massa van werklozen op zoek naar werk als gevolg. In de opkomstperiode waren de crises van het kapitalisme hoofdzakelijk cyclisch. Als de economie in een crisis raakte, konden vele arbeiders emigreren en wanneer een nieuwe fase van expansie begon, waren er weer meer arbeiders. Miljoenen arbeiders konden vrij emigreren, zonder belangrijke beperkingen – hoofdzakelijk omdat het kapitalisme nog in uitbreiding was – in het bijzonder in de Verenigde Staten.
Tussen 1820 en 1914 emigreerden zo’n 25,5 miljoen mensen uit Europa naar de Verenigde Staten; in totaal hebben ongeveer 50 miljoen mensen het Europese continent verlaten. Tussen 1820 en 1915 emigreerde ieder jaar eenvoudigweg de helft van de bevolkingstoename van Groot-Brittannië.
Maar deze golven van hoofdzakelijk economische migraties namen aanzienlijk af met de Eerste Wereldoorlog, toen de globale historische voorwaarden veranderden, in het bijzonder toen de economische crisis niet langer een cyclisch karkater had, maar langdurig zo niet permanent was geworden. Van massaal en bijna zonder belemmeringen, werd de migratie geleidelijk gefilterd, geselecteerd, steeds moeilijker, zelfs illegaal. Vanaf de Eerste Wereldoorlog brak er voor de economische migranten een periode van strengere grenscontrole aan.
Toch moeten wij een onderscheid maken tussen economische migratie en migratie die het gevolg is van oorlog: elke vluchteling is een migrant, maar niet elke migrant is een vluchteling. Een migrant is iemand die zijn leefomgeving verlaat op zoek naar werk. Een vluchteling is iemand van wie het leven op directe wijze wordt bedreigd en die zich verplaatst om een veilige plek te vinden.
Oorlogen en pogroms zijn geen nieuwe fenomenen. Elke oorlog impliceert geweld, wat mensen ertoe dwingt de militaire confrontaties te ontvluchten om hun leven te redden. Oorlogsvluchtelingen zijn dus zo oud als de oorlog zelf en bestonden reeds lang vóór het kapitalisme de arbeiders om economische redenen dwong om te migreren. Het karakter van de oorlog is echter met de Eerste Wereldoorlog kwantitatief en kwalitatief veranderd. Tot dan toe was het aantal oorlogsvluchtelingen betrekkelijk gering. Het aantal slachtoffers van pogroms, zoals de pogroms tegen de Joden in Rusland (of elders) begon te veranderen met de Eerste Wereldoorlog.
In de voorgaande eeuwen was het vluchtelingenprobleem grotendeels een tijdelijk en beperkt verschijnsel. Sinds het begin van de 20e eeuw, met de intrede van het verval van het kapitalisme, heeft de kwestie van de oorlogsvluchtelingen een andere dimensie aangenomen. Dit geldt zowel voor de beide wereldoorlogen als na 1989, vanaf wanneer “lokale” en “regionale” oorlogen zonder weerga toenamen. Het aantal vluchtelingen en economische migranten hangt dus af van de historische voorwaarden – of er een economische crisis heerst en in hoeverre de oorlog overheersend is geworden.
Wij plannen een aantal artikel over het vluchtelingen- en migrantenvraagstuk te publiceren, die dit vraagstuk vanuit verschillende invalshoeken zullen belichten. Wij hebben al een artikel gepubliceerd over de kwestie van de migratie en zijn van plan om hier spoedig op een meer uitvoerige wijze op terug te komen.
Wij zullen deze reeks beginnen met een artikel over de ontwikkeling van de spiraal van geweld in de 20e eeuw en de gevolgen ervan op de omvang van de vlucht weg van de oorlog. We zullen dit doen door eerst meer gedetailleerd de verschillende fasen te onderzoeken tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en hun nasleep. Vervolgens zullen wij de periode onderzoeken die gaat van de Koude Oorlog tot de dag van vandaag. In een ander artikel zullen wij van meer dichtbij de politiek van de heersende klasse bekijken en de gevolgen die eruit voortvloeien voor de strijd van de arbeidersklasse.
Heinrich, 03/10/2015
(1) Contractarbeid betekent dat een arbeider, die naar een ander land emigreert, een contract tekent dat hem verplicht om voor een periode van 5, 8 of 10 jaar in dat land te werken. De lonen liggen vast, hij kan niet vragen om een loonsverhoging en hij kan het contract niet opzeggen. Tussen 1830 en 1930 werden ongeveer 5 miljoen indianen en 5-6 miljoen mensen uit andere Aziatische landen – zo’n 12 miljoen mensen - als contractarbeider tewerkgesteld.
In Nr. 14 van de Internationale Revue, in het Frans en het Engels, publiceerden we reeds een tekst over het vraagstuk “Terrorisme, terreur en klassegeweld”, waarin de grondslagen werd uiteengezet voor de interventie van de IKS doorheen haar diverse persorganen en waarbij enerzijds een antwoord werd gegeven op het grote ideologische - en politieoffensief van de bourgeoisie en anderzijds op de verschillende opvattingen die er op na worden gehouden in het geheel van de revolutionaire kringen met betrekking tot de terroristische acties van de laatste tijd. De tekst die we hier, in de vorm van een resolutie, publiceren onderstreept, verruimt en verdiept de verschillende punten die in de vorige tekst aan bod kwamen, met de permanente bekommernis naar het steeds beter omschrijven van het klassekarakter van het bevrijdend en emanciperend geweld van de arbeidersklasse.
De Resolutie heeft niet tot doel een precies en gedetailleerd antwoord te geven op alle vragen en alle concrete problemen die zich stellen of nog zullen stellen voor de arbeidersklasse in haar revolutionaire activiteit, een activiteit die zich richt op het heropnemen van de strijd om, na het doorlopen van een fase van opstand, te komen tot een periode van revolutionaire omvorming van de maatschappij en de machtsovername. De Resolutie behandelt evenmin het direct gebruik dat de bourgeoisie kan maken van het terrorisme. Het doel is een kader, een coherente opvatting te geven die toestaat deze problemen te benaderen vanuit proletarisch gezichtspunt in plaats van op basis van simplistische beweringen als: “geweld, dat is geweld”, “geweld, dat is terreur”, “beweren dat geweld geen terreur is, is pacifisme”, enzovoort. De gewetensvraag over “het doel heiligt de middelen”, zoals werd gesteld in de vorige tekst, moet:
aantonen dat het pacifisme aan geen enkele realiteit beantwoordt en, in het beste geval, slechts de uitdrukking kan zijn van de ideologie van de middenlagen, die hun eigen onmacht vertheoriseren om een reële kracht te stellen tegenover de bourgeoisie en haar Staat, maar steeds ten dienste staat van de bourgeoisie in de uitoefening van haar overheersing van de arbeidersklasse en het geheel van de maatschappij;
aantonen hoe de terreur de uitdrukking is van de heersende en uitbuitende klassen, waarbij de diepgaande aard van hun klassegeweld het middelpunt van het maatschappelijk leven wordt, als de materiele basis van hun overheersing is ondermijnd;
aantonen waarom en hoe het terrorisme juist de typische uitdrukking is van de onmacht, van de opstand der middenlagen en nooit een middel noch een aanjager zal zijn van de revolutionaire strijd van het proletariaat;
aantonen dat de vorm en de inhoud van het emanciperend geweld van de arbeidersklasse in geen enkel geval gelijkenis kan vertonen met de “terreur”;
en uiteindelijk aantonen waarin de werkelijke kracht van de arbeidersklasse schuilt; in de collectieve, bewuste en georganiseerde kracht van de overweldigende meerderheid en in haar mogelijkheid om de maatschappelijke verhoudingen op revolutionaire: wijze om te vormen.
Dat zijn de objectieven van de hiernavolgende resolutie.
Bovendien toont de tekst aan dat, als er al een kwestie bestaat waarbij de verhoudingen tussen "doelen en de middelen" nauw met elkaar verweven zijn en zich wederzijds beïnvloeden, dan is dat wel de kwestie van het revolutionaire geweld van het proletariaat. Dit houdt in dat, in de huidige discussies over het terrorisme, de terreur en het klassegeweld, de kern zelf van de conceptie van de proletarische revolutie wordt aangesneden.
-----------------------------------
1) Het is absoluut vals om dit probleem te stellen in de vorm van een dilemma: terreur of pacifisme. In de werkelijkheid van een maatschappij, die verdeeld is in klassen met tegengestelde belangen, heeft er nooit pacifisme bestaan. In een dergelijke maatchappij kan het slechts de strijd zijn, die de verhoudingen tussen de klassen onderling beheerst. Het pacifisme is tevens nooit wat anders geweest dan een ideologie, in het beste geval een luchtspiegeling van de futloze en onmachtige lagen van een kleinburgerij zonder toekomst, in het ergste geval een misleiding, een schaamteloze leugen van de heersende klassen om de uitgebuite klassen af te leiden van de strijd en hen het juk van de onderdrukking te doen aanvaarden. Redeneren in termen van terreur of pacifisme, het ene voorstellen als een alternatief voor het andere, betekent zelf verstrikt raken in de mazen van het net en uiteindelijk dit valse dilemma geloofwaardig maken, net zozeer als dit het geval is met een andere voetangel welke eveneens berust op een vals dilemma: oorlog of vrede.
Het is onontbeerlijk om elk gebruik van dit valse dilemma uit de debatten te weren, want door slechts fantasie te stellen tegenover een werkelijkheid, keert men zich af van en verdoezelt men het werkelijke probleem dat zich stelt, namelijk de kwestie van de klasse-aard van de terreur, het terrorisme en het klassegeweld.
2) Net zoals men het echte probleem van de terreur en het klassegeweld verdoezelt door er een vals dilemma, van terreur en pacifisme, voor in de plaats te stellen, zo verdoezelt men dit probleem helemaal door beide eerstgenoemde termen met elkaar vereenzelvigen. In het eerste geval vervangt men hem door een vals dilemma, in het tweede geval verdwijnt het probleem helemaal omdat het ontkend wordt. Nu is het op zijn zachtst gezegd onthutsend te zien dat marxisten van opvatting zijn dat twee van nature zozeer uit verschillende klassen, de bourgeoisie en het proletariaat, de ene draagster van de uitbuiting, de andere van de ontvoogding, de ene draagster van de onderdrukking, de andere van de bevrijding, de ene draagster ven het behoud en de bestendiging van de verdeeldheid der mensheid, de andere van haar eenmaking in een menswaardige gemeenschap, dat deze twee klassen, waarbij de ene de heerschappij van nood, schaarste en ellende representeert, en de andere de heerschappij van vrijheid, de overvloed en de ontplooiing van de mens, dat deze klassen hun uitdrukking zouden kunnen vinden in dezelfde zeden en gedragingen, dezelfde middelen en handelswijzen.
Door deze vereenzelviging te maken, versluiert men al wat deze twee klassen van elkaar onderscheidt en hen tegenover elkaar plaatst, niet in de nevel van de speculatie, het abstracte dus, maar in de werkelijkheid van hun praktijk. Door deze vereenzelviging uiteen te zetten komt men uiteindelijk tot het vaststellen van de identiteit tussen de subjecten zelf, tussen de bourgeoisie en het proletariaat, want het is een dwaling te beweren dat we ons enerzijds tegenover twee klassen bevinden, die in wezen lijnrecht tegenover elkaar staan, en anderzijds vol te houden dat deze twee klassen in werkelijkheid een identieke praktijk hebben.
3) Om de grond van het probleem aangaande terreur te omschrijven, moeten we al wat op woordentwist lijkt terzijde schuiven teneinde bloot te leggen wat woorden verhullen. Anders gezegd, inhoud en de praktijk van de terreur en zijn betekenis. Men moet beginnen met het verwerpen van een mogelijke scheiding tussen de inhoud en de praktijk. Het marxisme keert zich af van zowel de idealistische zienswijze van een ijle inhoud, welke bestaat buiten de materiele werkelijkheid, die wordt gevormd door haar praktijk, als van de pragmatische zienswijze van een praktijk die leeg is aan inhoud. Inhoud en praktijk, doel en middelen, zonder identiek te zijn, vormen niettemin momenten van een onverbrekelijke eenheid. Er zou geen praktijk kunnen bestaan die duidelijk en tegengesteld is aan zijn inhoud en men zou geen inhoud in vraag kunnen stellen zonder de facto haar praktijk in vraag te stellen. De praktijk onthult noodzakelijkerwijze haar inhoud, net zoals de inhoud slechts bevestigd wordt in haar praktijk. Dit is heel evident op het vlak van het sociale leven.
4) Het kapitalisme is de laatste in klassen verdeelde maatschappij van de geschiedenis. De kapitalistische klasse stoelt haar overheersing op de economische uitbuiting van de arbeidersklasse. Om deze uitbuiting te verzekeren en maximaal te beklemtonen, bedient de kapitalistische klasse zich, net als alle uitbuitende klassen van de geschiedenis, van alle dwang-, straf- en onderdrukkingsmiddelen waarover ze maar kan beschikken. Geen middel, hoe onmenselijk, barbaars of bloedig ook, wordt onbenut gelaten om de uitbuiting te verzekeren en te bestendigen. Hoe meer interne moeilijkheden de kop opsteken, hoe groter het arbeidersverzet, des te bloediger de uitgeoefende onderdrukking. Daarvoor heeft ze een heel arsenaal aan repressiemiddelen ontwikkeld: gevangenissen, deportaties, “opruimingen”, concentratiekampen, volkerenmoord, verfijnde foltermethodes en noodzakelijkerwijs een heel maatschappelijk apparaat dat gespecialiseerd is, ieder op hun eigen terrein - politie, rijkswacht, leger, rechterlijke macht, opgeleide folteraars, commando’s, paramilitaire bendes. De kapitalistische klasse geeft een steeds groeiend gedeelte van de door uitbuiting aan de arbeidersklasse onttrokken meerwaarde uit aan het instandhouden van dit onderdrukkingsapparaat, in die mate dat deze sector vandaag de dag is uitgegroeid tot het voornaamste en meest bloeiende terrein van de maatschappelijke activiteit. Met als doel de bestendiging van haar overheersing is de kapitalistische klasse bezig de maatschappij volledig ten gronde te richten en heel de mensheid te veroordelen tot het ergste lijden en tot de dood.
Het is geenszins de bedoeling hier een emotioneel gekleurde weergave van de kapitalistische barbarij te geven maar wel een meer prozaïsche beschrijving van wat haar praktijk inhoudt.
Deze praktijk, waarvan heel het sociale leven, elke verhouding tussen de mensen onderling, is doordrenkt, en die in alle poriën van de maatschappij binnendringt, deze praktijk, dit systeem van overheersing noemen wij de terreur. Terreur is niet alleen maar de een of andere, bijkomstige, van omstandigheden afhangende daad van geweld. Terreur is een bijzondere vorm van geweld, onafscheidelijk verbonden met de uitbuitende klassen. Het is een gebundeld, georganiseerd, gespecialiseerd, onderhouden geweld dat voortdurend wordt verder ontwikkeld en vervolmaakt teneinde de uitbuiting te bestendigen.
Tot haar belangrijkste kenmerken behoren:
het geweld van een minderheidsklasse gericht tegen de overweldigende meerderheid van de maatschappij;
de bestendiging en vervolmaking, en zelfs in die mate dat het een eigen bestaansreden gaat vinden;
de noodzaak van een steeds meer gespecialiseerd apparaat, dat steeds verder los van de maatschappij en volledig op zichzelf komt te staan. Een apparaat dus dat aan elke controle ontsnapt om met een grenzeloze wreedheid de bevolking haar juk op te leggen, waarbij elke zweem van kritiek of tegenwerping in de kiem wordt gesmoord.
5) Het proletariaat is niet meer de enige klasse die de strenge hand van de Staatsterreur op de maatschappij moet ondergaan. De terreur wordt uitgeoefend op alle klassen en kleinburgerlijke lagen: boeren, ambachtslui, kleine fabrikanten en handelaars, intellectuelen, vrije beroepen, wetenschappers, studerende jeugd. De terreur dringt zelfs door tot de rijen van de kleinburgerlijke klasse. Aangezien deze lagen en klassen geen enkel historisch alternatief kunnen bieden voor het kapitalisme, aangezien ze uitgeput en verbitterd worden door de barbarij van het systeem en zijn terreur, kunnen ze er slechts wanhoopsdaden tegenoverstellen: het terrorisme.
Alhoewel het ook kan aangewend worden door sectoren van de bourgeoisie, is het terrorisme voornamelijk de handelswijze, de praktijk van de wanhopige en uitzichtloze lagen en klassen. Daarom is deze praktijk, die "heldhaftig en voorbeeldig" wil overkomen, in feite slechts een zelfmoordactie. Ze biedt geen enkele oplossing en heeft slechts tot gevolg dat er nieuwe slachtoffers worden overgeleverd aan de terreur van de Staat. Ze heeft geen enkele positieve invloed op de klassestrijd van
het proletariaat en dient slechts om deze te belemmeren in de mate dat ze onder arbeiders illusies doet ontstaan over de mogelijkheid van een andere weg dan die van de klassestrijd. Daarom ook kan en wordt het terrorisme, praktijk van de kleinburgerij, dikwijls oordeelkundig uitgebuit door de Staat als een middel om de arbeiders van het terrein van de klassestrijd af te brengen en dient het tevens als een voorwendsel om zijn terreur op te drijven.
Wat het terrorisme, deze praktijk van de kleinburgerij, kenmerkt is het feit dat het een actie blijft van een kleine minderheid of geïsoleerde individuen, het feit dat het nooit uitgroeit tot een massale actie en dat het wordt gevoerd in een geest van samenzwerinkjes, waardoor het bij uitstek de gelegenheid biedt aan de kuiperijen van de agenten van politiek en Staat, en meer in het algemeen aan allerhande manipulaties en intriges van de ergste soort. Zoals het terrorisme, aanvankelijk, een uitvloeisel is van de individualistische wil en niet van de veralgemeende actie van een revolutionaire klasse, zo blijft het ook, kwa uitwerking, op een louter individualistisch vlak. De actie is niet meer gericht tegen de kapitalistische maatschappij en haar instellingen, maar enkel tegen individuen die deze maatschappij vertegenwoordigen. Het terrorisme krijgt dus onvermijdelijk de stempel van een afrekening, een wraakneming, een vendetta van persoon tot persoon en niet het stempel van een revolutionaire botsing van klasse tegen klasse. In het algemeen keert het terrorisme de revolutie de rug toe, een revolutie die slechts het werk kan zijn van een vastbesloten klasse die grote massa’s op de been kan brengen in een openlijke en frontale strijd tegen de bestaande orde voor de omvorming van de maatschappij. Het terrorisme is bovendien substitutionistisch (zich in de plaats stellen van), doordat er slechts vertrouwd wordt op de voluntaristische actie van kleine agiterende minderheden.
In dit opzicht moet de idee van “arbeidersterrorisme” worden verworpen, dat zich wil voordoen als het werk van afdelingen van het proletariaat, “specialisten” van de gewapende actie, of om de komende gevechten voor te bereiden door aan de rest van de klasse een voorbeeld te geven van de gewelddadige strijd, of om de kapitalistische Staat te verzwakken door “voorafgaande aanvallen”. Het proletariaat kan bepaalde afdelingen, voor deze of gene punctuele actie, afvaardigen (stakingposten, dweilploegen, enzovoort) maar dan onder controle en in het kader van de algemene beweging, en zo - binnen dit kader – de meer vastberaden actie van voorhoedesectoren als katalysator voor de strijd van de grote massa’s, dan kan dat nooit plaatsvinden via de methodes van individualisten en samenzweerders, die eigen zijn aan het terrorisme.
Het terrorisme, zelfs als dit uitgeoefend wordt door arbeiders en arbeidersgroepen, kan nooit een proletarisch karakter krijgen, net zo min als de vakbonden organen van de arbeidersklasse worden als ze uit arbeiders zijn samengesteld. Nochtans mag het terrorisme niet verward worden met daden van sabotage of individueel geweld, uitgevoerd door arbeiders in de werkplaatsen. Dergelijke daden zijn in de grond uitdrukkingen van ontevredenheid en wanhoop en komen veelvuldig voor in perioden van teruggang, waarbij ze geenszins als slaghoedje voor de strijd kunnen dienen; op een moment van heropleving vertonen ze de neiging te worden opgeslorpt en voorbijgestreefd door een gezamenlijke en meer beweging.
Als het terrorisme, in het beste geval (in het slechtste geval kan het terrorisme rechtstreeks tegen de arbeiders gericht zijn) om al deze redenen nooit de actiewijze kan, zijn van het proletariaat; dan scheert het proletariaat het terrorisme niet over dezelfde kam als de terreur, want het vergeet niet dat het terrorisme – hoe onbeduidend zijn actie ook moge zijn – een reactie, een gevolg is, dat is teweeggebracht door de terreur van zijn doodsvijand, de kapitalistische Staat, en het proletariaat behoort eveneens tot de slachtoffers.
Het terrorisme, als praktijk, is een perfecte weerspiegeling van zijn inhoud: de kleinburgerlijke klassen waaruit het voorkomt. Het is de steriele praktijk van de machteloze en uitzichtloze klassen.
6) Als de laatste uitgebuite klasse van de geschiedenis, draagt het proletariaat de oplossing in zich van alle verscheuringen, alle tegenstellingen en impasses waarin de maatschappij verstikt is geraakt. Deze oplossing is niet slechts een antwoord op de uitbuiting, maar kan worden toegepast op de hele maatschappij, want het proletariaat kan zich niet ontknechten zonder heel de mensheid te bevrijden van de klassenverdeling in de maatschappij en de uitbuiting van de ene mens door de andere. Deze oplossing van een vrije geassocieerde en verenigde menselijke gemeenschap is het kommunisme.
Vanaf haar ontstaan draagt de arbeidersklasse de kiemen en bepaalde kenmerken in zich van deze wedergeboren mensheid: als klasse zonder privé-eigendom, als meest uitgebuite klasse van de maatschappij, keert ze zich tegen elke uitbuiting; als klasse door het kapitaal verenigd in de productief geassocieerde arbeid, is ze de meest coherente klasse, de grootste verenigde klasse van de maatschappij; de solidariteit is een van haar voornaamste kwaliteiten en wordt aangevoeld als de diepste van haar behoeften; als de meest vervreemde klasse draagt ze in zich de beweging tegen de opheffing van de vervreemding, want haar bewustzijn van de werklelijkheid is niet langer onderworpen aan het zelfbedrog die gedicteerd wordt door de belangen van de uitbuitende klassen; de ander klassen zijn onderhevig aan de blinde wetten van de economie, maar het proletariaat maakt zich door zijn bewuste optreden meester van de productie, schaft de ruilhandel af en organiseert het maatschappelijk leven op een bewuste wijze.
Nog getekend door de wonden, nagelaten door de oude maatschappij, waaruit het proletariaat voortspruit, voelt het zich nochtans geroepen te handelen in functie van zijn wording. Voor zijn actie neemt het proletariaat niet de handelswijze van oude heersende klassen tot model, want zowel in zijn praktijk als in zijn doen is het hieraan in alle opzichten uitgesproken tegengesteld. De oude klassen overheersten, als het ware gedreven door de verdediging van hun voorrechten; het proletariaat daarentegen heeft geen enkel voorrecht en zijn overheersing is gericht op de opheffing van alle voorrechten. Om dezelfde redenen verschansten de oude heersende klassen zich achter hun niet te passeren grenzen tussen de kasten; het proletariaat daarentegen staat open voor de opname van alle overige leden van de maatschappij teneinde één enkele mensengemeenschap te scheppen.
De strijd van het proletariaat, net als elke sociale strijd, is noodzakelijkerwijs gewelddadig, maar de praktijk van dit geweld verschilt van het geweld van de andere klassen net zozeer als hun onderlinge ontwerpen en doelstellingen van elkaar verschillen. Zijn praktijk, het geweld inbegrepen, is de actie van reusachtige massa's en niet van minderheden; deze praktijk is bevrijdend, de ontstaanswijze van een nieuwe, harmonieuze maatschappij en niet de bestendiging van een permanente staat van oorlog, iedereen tegen allen en allen tegen iedereen. Deze praktijk beoogt niet de vervolmaking en de bestendiging van het geweld, maar de verbanning uit de maatschappij van het misdadige handelen van de kapitalistische klasse en het kortwieken ervan. Daarom zal het revolutionaire geweld van het proletariaat nooit de monsterachtige vorm aan kunnen nemen van de terreur, welke eigen is aan de kapitalistische overheersing, of de vorm van het machteloze terrorisme van de kleinburgerij . De onoverwinnelijke kracht van het proletariaat schuilt niet zozeer in zijn fysieke en militaire kracht, en nog minder in de onderdrukking, als wel in de bekwaamheid om grote massa's op de been te brengen en de meerderheid van de niet-proletarische werkende lagen en klassen tot bondgenoten te maken in de strijd tegen de kapitalistische barbarij. Zo ook schuilt de kracht van het proletariaat in de bewustwording en in de bekwaamheid zich zelfstadig en politiek eendrachtig te organiseren, in de vaste overtuigingen en de onverzettelijke beslissingen. Dat zijn de wapens, die aan de basis liggen van de praktijk en het klassegeweld van het proletariaat.
De marxistische geschriften gebruiken soms de term terreur in plaats van klassegeweld. Het volstaat echter zich te beroepen op het geheel van Marx' werken om te begrijpen dat het eerder gaat om een onnauwkeurige formulering dan om een echte identificatie met de gedachte. Deze onnauwkeurigheid komt bovendien voort uit de diepe indruk die het voorbeeld van de grote burgerlijke revolutie van 1789 heeft nagelaten. Wat er ook van moge zijn, het is hoog tijd de dubbelzinnigheden terzijde te schuiven die sommige groepen, zoals de bordigisten, ertoe aanzetten de verheerlijking van de terreur op karikaturale manier op te drijven en dit gedrocht voor te stellen als een nieuw ideaal voor het proletariaat.
De grootste vastberadenheid en de meest strikte waakzaamheid betekenen nog niet de instelling van een politieregiem. Zelfs als de fysieke repressie tegen de contra-revolutionaire kuiperijen van de in het nauw gedreven bourgeoisie onontbeerlijk kan blijken en zelfs als het gevaar bestaat van een te grote lankmoedigheid of zwakheid ten opzichte van de bourgeoisie, toch zal het proletariaat ervoor waken, zoals de bezorgdheid van de Bolsjewiki gedurende de eerste jaren van de revolutie, zijn voorzorgsmaatregelen te nemen tegen alle buitensporigheden en misbruiken die de eigen strijd uit de hand kunnen laten lopen en doen ontaarden, doordat het eigenlijke doel uit het oog verloren wordt. Om zijn macht te vestigen steunt het proletariaat vooral op de steeds groeiende actieve deelname van brede massa’s, op hun scheppend initiatief, een waarborg voor de eindoverwinning van het socialisme.
IKS
Zomer 1978
.
Het kan zijn dat de recente terroristische aanslagen in Frankrijk en België een uiting zijn van de problemen van ‘Islamitische Staat’ in de grondoorlog in Irak en Syrië, maar onvoorziene moorddadige aanvallen op de bevolking van de centrale landen van het kapitalisme zijn hard op weg een dagdagelijkse realiteit te worden, net zoals zij dat al vele jaren zijn in Syrië, Irak, Pakistan, Afghanistan, Turkije, Libië, Nigeria, Somalië, Soedan en vele andere landen die vandaag gevangen zitten in een expanderend oorlogsgebied. Kortom, de terroristen brachten ‘de oorlog terug naar huis’, en zelfs als Daesh (IS) op het gebied van zijn ‘kalifaat’ militair wordt verzwakt, zijn er tal van tekenen dat de invloed van deze of soortgelijke groepen zich verspreiden naar Afrika en elders. Dit komt doordat de voorwaarden die aanleiding geven tot dit hedendaags terrorisme verder rijpen. Net zoals al-Qaida op de achtergrond werd geduwd als vijand nummer één door de opkomst van IS, kunnen nieuwe bendes ontstaan, en niet noodzakelijkerwijs islamitische: het lijkt erop alsof de twee meest recente aanslagen in Turkije werden uitgevoerd door een vleugel of een uitloper van de ‘Koerdische Arbeiderspartij’.
We leven in een beschaving, de kapitalistische productiewijze, die al lang opgehouden heeft om een factor van vooruitgang te zijn voor de mensheid, haar meest opgeschroefde idealen zijn totaal ontaard en verdorven. Reeds in 1871, in de nasleep van de Parijse Commune, stipte Marx de samenwerking aan van de grote nationale rivalen Frankrijk en Pruisen, in het neerslaan van de uitgebuitenen. En hij voorspelde dat in de toekomst de roep om ‘nationale oorlog’ niet meer zou worden dan een schijnheilige uitvlucht voor agressie en roofzucht in de moderne kapitalistische zones en dat tegen om het even welke prijs. In 1915 hield Rosa Luxemburg in haar Junius-brochure vol dat de nationale oorlogen op een planeet die overheerst werd door imperialistische machten overal een loutere dekmantel waren voor imperialistische honger. De wereldoorlogen en de conflicten tussen de supermachten die overheersten in de 20e eeuw bewezen dat zij het absoluut bij het rechte eind had.
Sinds de ineenstorting van de grote machtsblokken op het einde van de jaren 1980, de meest openlijke uitdrukking van de kapitalistische wedijver en crisis, is de oorlog steeds meer irrationeel en chaotisch geworden, een situatie die in het oog springt bij de slachtpartijen in Syrië, dat tot een puinhoop herleid is door de horden van legers en milities die allen in oorlog zijn met elkaar, die wedijveren voor de steun van de vele imperialistische gieren die over de streek vliegen – de VS, Rusland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Iran, Saoedi Arabië…
De irrationele ideologie van Islamitische Staat is een duidelijk product van deze wijdverspreide waanzin. Tijdens de periode van de blokken, neigde de oppositie tegen de overheersende macht de vorm aan te nemen van nationalisme – de ideologie van de ‘nationale bevrijding’ waarbij het de bedoeling was om nieuwe ‘onafhankelijke’ natiestaten te ontwikkelen. Dit ging dikwijls gepaard met ‘socialistische’ woordenkramerij, verbonden aan de steun voor het Russische of Chinese imperialisme. In een periode waarbij niet alleen de nationale entiteiten zelf aan het afkalven zijn, heeft het pseudo-universalisme van de Islamitische Staat een bredere weerklank. Vooral in een periode van de geschiedenis die constant de dreiging van het einde van de geschiedenis in zich draagt, van een neergang in barbarij onder het gewicht van de oorlog en ecologische en economische crisis. Dan wordt een ideologie van de Apocalyps, van zelfopoffering en martelaarschap, een verlokking voor de meest gemarginaliseerde en gebrutaliseerde elementen van de burgerlijke maatschappij. Het is geen toeval dat het merendeel van het personeel dat gerekruteerd werd voor de aanvallen in Frankrijk en België komt uit de rangen van kleine criminelen, die het pad opgegaan zijn van zelfmoord en massale slachtingen.
Terrorisme is altijd al een wanhoopswapen geweest, kenmerkend voor die lagen van de maatschappij die onder de onderdrukking van de kapitalistische maatschappij lijden en daarin geen toekomst hebben, van de ‘kleinburgerij’ die geruïneerd was door het groot kapitaal. Maar in de 19e eeuw was het terrorisme gewoonlijk gericht tegen de symbolen van het oude regime, tegen de vorsten en andere staatshoofden, en zelden tegen samenkomsten van gewone burgers. De terroristen van vandaag schijnen elkaar te willen overtroeven in wreedheid. De Taliban-fractie die de aanval uitvoerde in Lahore beweerde dat ze ‘mikten op de christenen’. In werkelijkheid waren het kinderen op een speelplein. Niet enkel christenen, maar christelijke kinderen. En het kon die galante apostelen geen moer schelen dat de meerderheid van dodelijke slachtoffers toch moslims waren. In Parijs werden mensen die graag naar rockmuziek luisteren, die graag dansen en drinken, beschouwd als waard om gedood te worden, zoals vermeld werd in het door IS verspreide communiqué. Maar zelfs deze walgelijke ‘religieuze’ rechtvaardigingen reiken niet ver. Bij een aanval op een metro of een vliegveld, is het eerst en vooral de bedoeling om zoveel mogelijk mensen te doden. De reden hiervoor is dat het terrorisme vandaag voor het grootste deel niet langer een uitdrukking is van de onderdrukten, van een niet-revolutionaire klasse die zich verzet tegen het kapitalisme. Het is een instrument geworden van imperialistische oorlog, van een strijd op leven en dood onder kapitalistische regimes.
Soms wordt er beweerd, als rechtvaardiging voor zelfmoordaanvallen van de Palestijnen in Israël bijvoorbeeld, dat de zelfmoordgordel de drone of de onderzeeër van de arme is. Dit is waar - of ten minste moreel waar – op voorwaarde dat je kan erkennen dat de ‘arme’ die gerekruteerd word voor Daesh of Hamas niet vecht voor de armen maar voor een rivaliserende soort van uitbuiters. Of die nu een lokale proto-staat hebben of grotere imperialistische machten die hen bewapenen en diplomatiek of ideologische in bescherming nemen. En of ze al dan niet uitgevoerd worden via half-onafhankelijke groepen zoals Daesh, of direct via de geheime diensten van landen zoals Syrië of Iran (zoals dat het geval was in een reeks van aanslagen op Europese doelen in de jaren 1980), het terrorisme is een bruikbaar hulpmiddel gebleken voor de buitenlandse politiek van om het even welke staat of zogenaamde staat die zich een niche probeert uit te spitten op de wereldarena.
Dit betekent niet dat terroristische daden ook niet gebruikt worden door de meer respectabele staten: de geheime diensten van democratische landen zoals de VS en Groot-Brittannië, zonder Israël te vergeten, hebben een lange traditie van doelgerichte moorden en gebruiken zelfs valse operaties onder de dekmantel van openlijk terroristische fracties. Laten we terugkomen op de vergelijking tussen de zelfmoordgordel en de gesofistikeerde bommenwerper: het is waar dat het model voor de terroristen minder de slimme liquidatie is van het één of andere lastig individu door de CIA of de Mossad, en meer de verschrikkelijke vernietigende kracht van de kanonnen en vliegtuigen van staande legers, van wapens die gehele steden in een paar dagen kunnen verpulveren. De logica van de imperialistische oorlog is de systematische afslachting van hele bevolkingen – en dit is iets wat duidelijk versneld is tijdens de laatste honderd jaar. Het heeft een hoge vlucht genomen van bij de Eerste Wereldoorlog, die uitgevochten werd tussen legers in de loopgraven, tot de grote aantallen burgers die omkwamen onder bommentapijten of bij de uitmoording in de dodenkampen in de Tweede Wereldoorlog en tot de mogelijkheid van de Derde Wereldoorlog met zijn bedreiging voor de vernietiging van de menselijke soort (een bedreiging die helemaal niet weggeëbd is in de nieuwe fase van het chaotische militarisme).
“Uw legers doden onze kinderen met uw vliegtuigen, dan geven wij u een koekje van eigen deeg, wij doden uw kinderen met zelfmoordbommen.” Dat is de veelgehoorde rechtvaardiging van terroristen op hun vooraf of achteraf gemaakte gruwelvideo’s. En weeral toont het aan hoe trouw zij de ideologie van het imperialisme volgen. Verre van hun woede te richten op de werkelijke veroorzakers van oorlog en barbarij, de kleine klasse van uitbuiters of hun staatssystemen, is hun haat gericht op gehele bevolkingen van hele regio’s in de wereld. Ze worden allemaal gerechtvaardigde doelwitten en spelen dus een rol in het versterken van de valse eenheid tussen de uitbuiter en de uitgebuite, wat het gehele rotte systeem verder laat knarsen. Deze houding van het verketteren van hele delen van de mensheid klopt volledig met het ontmenselijken van bepaalde groepen die dan het voorwerp worden van pogroms en terroristische bombardementen in gebieden waar men meestal opereert: sjiitische ketters, christenen, yezidi’s, joden, Koerden, Turken…
Deze ideologie van de wraak en haat is het duidelijkst in het discours van de rechterzijde in Europa en de VS, die (terwijl zij hun opties openhouden voor het beschuldigen van de joden voor alle kwalen van de wereld), er vandaag toe neigen om alle moslims of de islam zelf als een gevaar te beschouwen voor de werkelijke bedreiging van vrede en veiligheid. Zij brandmerken iedere vluchteling uit een oorlogszone als een potentiële terroristische mol, en rechtvaardigen op die manier de meest meedogenloze uitdrijvingsmaatregelen en repressie tegen hen. Dit soort zondebokken zoeken is een ander middel om de werkelijke klassentegenstellingen van deze maatschappij te verdoezelen: het kapitalisme zit in een diepe, onoplosbare crisis, maar zoek niet uit hoe het kapitalisme functioneert ten voordele van een kleine minderheid en hoe het ellende schept voor de grote meerderheid. Schuif de schuld af op een deel van de meerderheid, en zo verhinder je voor altijd dat de meerderheid zich gaat verenigen tegen die kleine minderheid. Het is een oude truck, maar de opkomst van het populisme in Europa en de VS herinnert er ons aan het nooit te onderschatten.
Maar de uitbreiding van het terrorisme, van radicaal islamisme en van het islamofobe populistische spiegelbeeld mogen ons niet een andere zeer belangrijke waarheid uit het oog doen verliezen: in de centrale landen van het kapitalisme is de democratische staat de voornaamste waarborg voor het behoud van het systeem. En net zoals de democratische staat niet vies is van het gebruik van directe of indirecte terroristische methodes in zijn buitenlandse politiek, zo zal hij ook van elke terroristische aanval gebruik maken om al zijn macht te versterken van sociale controle en politieke repressie. In België werd de macht van de politie van de staat dramatisch versterkt in de dagen die volgden op de aanvallen in Brussel: een nieuwe wet werd doorgevoerd die raids en het aftappen van telefoongesprekken mogelijk maakt. Er komt ook een meer nauwgezette opvolging van ‘twijfelachtige’ financiële fondsen. Zoals altijd was er een overduidelijke aanwezigheid van de politie en het leger op straat. Lessen werden getrokken uit de aanvallen op Charlie Hebdo in Parijs, die oorspronkelijk aanleiding gaven tot spontane bijeenkomsten van woede en verontwaardiging. Dit vroeg van de media en politici een extra inspanning om er over te waken dat alles gevangen bleef in het kader van de nationale eenheid. Deze keer waren er oproepen van de politie om thuis te blijven. Kortom, vertrouw de democratische staat, de enige kracht die ons kan beschermen tegen deze verschrikkelijke bedreiging. De media riepen de bevolking ondertussen op om maar te wennen aan de sfeer van angst. Natuurlijk was er veel debat over de blijkbare incompetentie van de Belgische veiligheidsdiensten, die een aantal hints die vooraf gingen aan de aanvallen verwaarloosden. Maar het netto resultaat van de onderzoekingen naar dergelijke tekortkomingen zal altijd neerkomen op het verbeteren van de bewaking en het toezicht op de hele bevolking.
De macht van de politiestaat laten toenemen kan deze of gene heersende klasse helpen in de niet aflatende oorlog tussen burgerlijke fracties en naties, maar het zal ook ingezet worden tegen de bevolking en de werkende klasse, in het bijzonder in komende sociale uitbarstingen, die veroorzaakt worden door de crisis van het systeem. Het is net zoals met de wetten tegen de terroristische groepen die ‘de democratie verachten’, die gebruikt kunnen worden tegen authentieke revolutionaire politieke groeperingen, die het hele kapitalistische systeem in vraag stellen, inclusief zijn democratische brandweerlieden. Maar net zoals de islamistische of nationalistische ideologie dient om de echte klassenconflicten te begraven, dient de oproep tot nationale eenheid achter de democratische staat om de uitgebuitenen en onderdrukten van om het even welk land te verhinderen om in te zien dat hun enige toekomst ligt in solidariteit met hun klassebroeders en –zusters overal op de planeet, en in de gemeenschappelijke strijd tegen de wegrottende kapitalistische maatschappij.
Amos
De waslijst van misdaden tegen de menselijkheid in de afgelopen honderd jaar draagt vaak de naam van een stad: Guernica, Coventry, Dresden, Hiroshima, Sarajevo. Vandaag is de historische stad Aleppo in Syrië, één van de oudste permanent bewoonde steden ter wereld, aan de lijst toegevoegd.
In 1915 herkende de revolutionaire Rosa Luxemburg, die de golf van nationalisme trotseerde welke Duitsland bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog overspoelde, dat dit conflict over heel Europa een nieuw tijdperk in de geschiedenis van het kapitalisme geopend had, een tijdperk waarin de meedogenloze concurrentie, inherent aan het systeem, de mensheid nu voor de keuze stelde: socialisme of barbarendom. Deze oorlog, schreef ze, met haar slachting van mensen op industriële schaal, vormde een nauwkeurige weergave van wat barbarendom betekent.
Maar de Eerste Wereldoorlog was nog maar een begin en de barbaarsheid van het kapitalisme bereikte al snel een hoger niveau. De oorlog werd beëindigd door het verzet van de arbeidersklasse in Rusland, Duitsland en elders, door de muitende troepen, stakingen en opstanden die, voor een kort ogenblik, het voortbestaan van de kapitalistische orde bedreigden. Maar deze bewegingen waren geïsoleerd en werden verpletterd; en met de nederlaag van de arbeidersklasse, de enige echte kracht die in staat is een hindernis op te werpen tegen de kapitalistische tendens naar de oorlog, namen de verschrikkingen van imperialistische conflicten een nieuwe dimensie aan.
De eerste imperialistische oorlog werd, net als de oorlogen van de 19e eeuw, nog steeds voornamelijk uitgevochten op de slagvelden. De omvang van de moordpartijen, evenredig aan de duizelingwekkende ontwikkeling van technologie in de decennia die aan de oorlog voorafgingen, was een schok, ook voor de politici en de militaire leiders die gokten op een kort, scherp conflict, dat ‘met Kerstmis’ beëindigd zou zijn. Maar in de oorlogen, die erop volgden, waren de voornaamste slachtoffers van oorlogen niet langer de soldaten in uniform, maar de burgerbevolking.
Het bombardement, door Duitse en Italiaanse vliegtuigen, op Guernica in Spanje, een gebeurtenis vereeuwigd door Picasso’s beelden van gemartelde van vrouwen en kinderen, zette de toon. Ten eerste was het opzettelijk aanvallen van burgers vanuit de lucht iets ongekends en bracht een nieuwe schok teweeg, en zeer zeker iets dat alleen de fascistische regimes van Hitler en Mussolini in overweging konden nemen. Maar de oorlog in Spanje was een generale repetitie voor de Tweede Wereldoorlog die het aantal doden in vergelijking met de Eerste Wereldoorlog verdrievoudigde en waarbij de overgrote meerderheid van de slachtoffers burgers waren.
Beide zijden gebruikten de tactiek van de “bommentapijten” om steden plat te bombarderen, de infrastructuur te vernietigen, de bevolking te demoraliseren, en - omdat de bourgeoisie mogelijkheid van een arbeidersopstand tegen de oorlog nog vreesde - het proletarische gevaar neer te slaan. Dergelijke tactieken werden steeds minder bestempeld als misdaden, maar verdedigd als de beste manier om een einde te maken aan het conflict en om verdere slachtingen te voorkomen - vooral door het ‘democratische’ kamp. Het in lichterlaaie zetten van Hiroshima en Nagasaki door de zojuist uitgevonden atoombom werd om precies dezelfde redenen gerechtvaardigd.
Vandaag, als de leiders van de ‘democratische’ wereld het Assad-regime in Syrië en zijn Russische steun in de rug, veroordelen voor hun meedogenloze, systematische slachting van de burgerbevolking van Aleppo en andere steden, mogen we niet vergeten dat zij slechts dat uitvoeren wat nu een gevestigde traditie is in de kapitalistische oorlogsvoering. Het opzettelijk vernielen van ziekenhuizen en andere belangrijke delen van de infrastructuur, zoals de watervoorziening, de blokkering en zelfs het bombarderen van hulpkonvooien: dit is moderne oorlogvoering, waarvan de militaire tactieken niet alleen zijn geleerd van voorgaande generaties ‘dictators’, maar ook van democratische militaristen zoals ‘Bomber’ Harris en Winston Churchill.
Dat wil niet zeggen dat er niets uitzonderlijks gebeurt in Aleppo. De ‘burgeroorlog’ in Syrië begon in 2011 - als onderdeel van de ‘Arabische Lente’ - met een opstand van de bevolking, uitgelokt door de wreedheid van het bewind van Assad. Maar Assad had geleerd van de val van zijn collega-dictators in Egypte en Tunesië, en reageerde op de demonstraties met een moorddadige vuurkracht. De vastberadenheid van het regime om te overleven en zijn privileges te laten voortbestaan zijn, zo laat het zich aanzien, grenzeloos.
Assad is bereid hele steden in puin te leggen, miljoenen van zijn eigen burgers uit te moorden of te verjagen, alleen maar om aan de macht te blijven. Er is hier sprake van zoiets als een wraak van de tiran op iedereen die zijn regime durft te verwerpen. Het is een neerwaartse spiraal van vernietiging waarbij er weinig of niets overblijft voor de heersers om over te regeren. In dit opzicht is de nuchtere, rationele berekening, achter de terreurbombardementen op de ‘rebellerende’ steden in Syrië, een nieuw symbool geworden van de toenemende irrationaliteit van de kapitalistische oorlog.
Maar de waanzin van deze oorlog beperkt zich niet tot Syrië. Na de massamoord op de ongewapende demonstranten, leidden splitsingen in de Syrische leger tot een gewapende burgerlijke oppositie, waardoor de oorspronkelijke opstand snel veranderde in een militair conflict tussen kapitalistische kampen. Deze situatie vormde op haar beurt een uitmuntende gelegenheid voor een groot aantal lokale en mondiale imperialistische machten om te tussen te komen ter verdediging van hun eigen smerige belangen. De etnische en religieuze verdeeldheid, die het conflict in Syrië verergerde, werden misbruikt door regionale machten, ieder met hun eigen agenda.
Iran, dat beweert de leider te zijn van de sjiitische moslims in de wereld, steunt het ‘alawitische’ regime van Assad en geeft ruggensteun aan de interventies van de Hezbollah-milities uit Libanon. Soennitische moslimlanden, zoals Saoedi-Arabië en Qatar, hebben de talrijke islamitische bendes bewapend, die de ‘gematigde’ opstandelingen moesten vervangen, waaronder de Islamitische Staat (ISIS) zelf. Turkije heeft, vaak onder het mom van een aanval op de ISIS, deze oorlog gebruikt om haar aanvallen op te voeren op de Koerdische militaire krachten, die aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt in het noorden van Syrië.
Maar in dit conflict dat drie, vier, vijf kanten kent, spelen 's werelds grootmachten ook hun rol. De VS en Groot-Brittannië hebben Assad opgeroepen om terug te treden en hebben indirect de gewapende oppositie gesteund, zowel de ‘gematigde’ oppositie en, via Saoedi-Arabië en Qatar, de Islamisten. Toen ISIS, zoals Al Qaida in het vorige decennium, begon te bijten in de hand die haar voedde en zich als een nieuwe en ongecontroleerde macht in Syrië en Irak begon te profileren, hebben een aantal westerse politici hun standpunt herzien, met als argument dat Assad, in vergelijking tot ISIS, eigenlijk een ‘minder kwaad’ vertegenwoordigt.
Eerder in het conflict bedreigde Obama het Assad-regime met militaire interventie, waarbij hij verklaarde dat het gebruik van chemische wapens tegen burgers de grens vormde, die niet kon worden overschreden. Maar dit bleek een loos dreigement, en de debatten, die vervolgens in Washington en in Londen werden gevoerd, gingen voornamelijk over hoe strijd tegen ISIS gevoerd moest worden, en vormden zodoende dus een indirecte aanmoediging voor Assad.
De besluiteloosheid van de VS ten opzichte van de situatie in Syrië is het gevolg van een lang proces van achteruitgang van hun wereldheerschappij, die vooral is samengevat in hun rampzalige inval in Irak en Afghanistan in het kielzog van de aanslagen van september 2001 in New York en Washington. De ‘War on Terror’, ontketend door de regering-Bush, heeft alleen maar geleid tot de verergering van de chaos in het Midden-Oosten en heeft van het islamitisch terrorisme een nog grotere kracht gemaakt dan hij was voordat de Twin Towers instortten. De oorlog in Irak bleek bijzonder onpopulair in de VS en zelfs de schietgrage Trump verkondigt nu dat het een ramp is geweest. De VS is dus erg terughoudend om niet opnieuw te worden meegesleurd in een moeras in het Midden-Oosten.
Het imperialisme verafschuwt een vacuüm en de aarzelingen van de VS verleenden een herrijzend Rusland de kans om zichzelf opnieuw te vestigen in een regio waaruit het, sinds het einde van de Koude Oorlog, grotendeels was verdreven. Syrië is de laatste plaats in het Midden-Oosten waar Rusland haar militaire bases behield, en zijn steun voor het regime van Assad is permanent doorgegaan. Maar na het inslaan van een nieuwe politieke weg - via de oorlog in Georgië en de Oekraïne – en het terugwinnen van het verloren imperium in de regio van de voormalige USSR, gokt Poetin’s Rusland nu op een vergroting van zijn status als wereldmacht door een direct ingrijpen in het Syrische conflict.
Het oorspronkelijke voorwendsel, dat door Rusland werd gebruikt, bestond in de noodzaak om ISIS terug te drijven, die terrein won in Irak en Syrië, en zelfs de enige overgebleven uitweg voor Rusland naar de Middellandse Zee bedreigde, de marinebasis in Tartus. Doordat dat de Russische interventie werd voorgesteld als een reactie op ISIS, werd deze in alle stilte door de VS gesteund. Na de gruweldaden van ISIS in Parijs, heeft Frankrijk zelfs enkele gemeenschappelijke operaties ondernomen met Russische troepen in Syrië. Maar ook het Russische imperialisme heeft laten zien weinig interesse te hebben de bases van ISIS aan te vallen en er alle belang bij te hebben het bewind van Assad te ondersteunen, dat ernstige tekenen van verval vertoonde.
Door de eenvoudige truc om de gehele oppositie tegen Assad te brandmerken als terroristen, is Rusland een belangrijke kracht geworden in de aanvallen van Assad op bolwerken van de rebellen, en heeft het effectief het doen keren ten gunste van Assad. Het antwoord van het Russische imperialisme op het conflict in Syrië is eenvoudig, en stemt geheel overeen met de methoden van Assad en werd ook al genadeloos toegepast in Grozny in 1990-2000 in antwoord op de Tsjetsjeense nationalistische beweging: verander de stad in puinhoop en het probleem van rebellie is opgelost.
Het Russische imperialisme maakt geen geheim van zijn ambities in het Midden-Oosten. "In het weekend, dat de eerste verjaardag van de Russische interventie in Syrië markeerde, zonden de staatsmedia voortdurend gedurfde uitspraken de ether in, zoals "Rusland heeft bewezen dat het niettemin toch een supermacht is" en "Rusland is uitgegroeid tot de belangrijkste speler in deze regio (…) De Verenigde Staten, anderzijds, verloren hun status als eerste violist.""[1]
De aanval op Aleppo, die tot nieuwe hoogtes werd verheven na de snelle ineenstorting van het nieuwste staakt-het-vuren, dat was bemiddeld door de VS, heeft de spanningen tussen Rusland en de VS zienderogen verslechterd. Als reactie op de beschuldiging dat het oorlogsmisdaden pleegt in Syrië – wat ongetwijfeld waar is - heeft Rusland zich teruggetrokken uit de vredesonderhandelingen over Syrië en ook uit een proces dat erop is gericht de Amerikaanse en Russische voorraden plutonium terug te brengen. Ondertussen stelt Poetin de meest vergaande voorwaarden ten aanzien van een hervatting van de gesprekken, inclusief het opheffen van de sancties tegen Rusland en de aanzienlijke vermindering van NAVO-troepenconcentraties in Oost-Europa.
Geconfronteerd met de steeds wredere politiek van het Poetin-regime, in binnen- en buitenland, met de terugkerende nationalistische ideologie en rauwe leugenpropaganda, is het voor de ‘democratische’ machten in het westen niet moeilijk om de moraalridders te spelen. Maar we hebben al gezien dat het Russische gebruik van terreurbombardementen in Syrië een lange voorgeschiedenis heeft in het Westen. En de schijnheiligheid van de democratische staten betreft evenzeer hun recente en huidige optreden.
De veroordeling van Rusland door de VS, met betrekking tot de vernietiging van Aleppo en andere steden, kan ons niet het bombardement op Bagdad in 2003 doen vergeten of de belegering van Fallujah in 2004, die ook leidden tot duizenden Iraakse burgerslachtoffers; zelfs als de bommen en raketten van de VS zogenaamd ‘intelligenter’ zijn dan de Russische en dus meer gericht zijn op zuiver militaire doelen. Evenmin mag het vertroebelen hoe Groot-Brittannië de rust in Jemen heeft verstoord – door de bevoorrading van de Saoedi’s met wapens in hun tussenkomst in een bloedige ‘burgeroorlog’. Een recent rapport in The Guardian toont aan dat meer dan een miljoen kinderen in Jemen geconfronteerd worden met de hongerdood, als een direct gevolg van de blokkades door Saoedi-Arabië en de bombardementen op gebieden, die door de Houthi rebellen worden gecontroleerd.[2]
Maar de westerse hypocrisie bereikt een hoogtepunt ten opzichte van de miljoenen Syriërs die, om hun leven te redden, gedwongen waren te vluchten en die nu lijden aan ernstige ondervoeding in slecht toegeruste vluchtelingenkampen in Turkije, Jordanië of Libanon; of, als ze proberen om het ‘toevluchtsoord’ West-Europa te bereiken, in handen vallen van gewetenloze mensensmokkelaars die hen, in boten die niet eens zeewaardig zijn, aanzetten tot een gevaarlijke overtocht over de Middellandse Zee. De Europese Unie heeft laten zien niet bij machte te zijn om te gaan met, waarnaar Cameron eens heeft gewezen als de ‘zwerm’, vluchtelingen uit Syrië en uit andere conflictengebieden in het Midden-Oosten en Afrika.
Terwijl sommige regeringen, zoals de Duitse, zwaaien met hun ‘welkomstpolitiek’ naar degenen wier arbeidskracht ze nodig hebben om uit te buiten, zijn er in heel Europa muren en prikkeldraadversperringen opgericht. Steeds meer Europese regeringen en partijen conformeren zich aan of omhelzen openlijk de politiek van uitsluiting en het zoeken van zondebokken, zoals die wordt verkondigd door de populistische stromingen. We zijn getuige van de sinistere echo's van de moord op de joden in de jaren 1930 en 1940, toen de democratieën zich de handen wrongen over de nazi-vervolgingen en moorden, maar alles deden, wat ze konden, om hun grenzen te sluiten voor de slachtoffers, en niet meer dan een symbolisch aantal Joodse vluchtelingen opnamen.[3]
Dubbelzinnigheid en schijnheiligheid over Syrië beperkt zich niet tot de regeringspartijen. De meerderheid van de ‘linkse’ politieke partijen hebben een lange geschiedenis van steun aan Rusland, Iran, Hezbollah en het Baath-regime in Syrië, waarbij ze aanvoeren dat deze, ondanks al hun fouten, ‘het imperialisme bestrijden’, waarmee ze het imperialisme bedoelen van de VS, Israël en andere westerse staten.
De ‘Stop de oorlog’ coalitie in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld (waarin Jeremy Corbyn vele jaren een leidende rol heeft gespeeld) organiseert massale demonstraties tegen de Israëlische militaire invallen in Libanon en Gaza, onder leuzen als ‘We zijn allemaal Hezbollah’. Maar je ziet ze nooit een dergelijke demonstratie organiseren tegen het optreden van Assad en de Russen in Syrië, dat niet alleen een evenbeeld is van het Israëlische militarisme, maar deze ver overtreffen op het vlak van dodenaantal en vernietiging.
Andere activistische organisaties kiezen voor de steun aan het militaire optreden van de VS en het Westen. De Avaaz-groep, die is gespecialiseerd is in online campagnes en verzoekschriften en die tegen de Amerikaanse invasie van Irak was, stelt nu dat de enige manier om de kinderen van Aleppo te beschermen is een beroep te doen op Obama, Erdogan, Hollande om een no-flyzone in te stellen in Noord Syrië.[4]
Hoe dan ook, we worden gevraagd om de ene of het andere kamp te steunen in wat is uitgegroeid tot een wereldwijd imperialistisch conflict.
Voor de revolutionairen is het essentieel om tegenover elke imperialistische slachting het beginsel van internationalisme te verdedigen. Dat betekent het handhaven van politieke onafhankelijkheid ten opzichte van alle staten en milities van proto-staten en de strijd te steunen van de uitgebuiten in alle landen tegen hun eigen bourgeoisie. De verdediging van dit principe is afhankelijk van het feit of de uitgebuiten verwikkeld zijn in een open strijd. Het is een wegwijzer voor de toekomst die we nooit mogen verliezen. Terwijl veel van hun voormalige kameraden zich achter de oorlogsinspanningen schaarden van hun eigen bourgeoisie in 1914, keerden de internationalisten, die een zeer kleine minderheid vormden, zich tegen de oorlog en hielden hardnekkig vast aan hun klasse-standpunten. Dit was absoluut essentieel voor de opkomst van een massale proletarische strijd tegen de oorlog, die twee of drie jaar later plaatsvond.
Het lijdt geen twijfel dat het proletariaat in Syrië van het toneel is verdwenen. Dit is een afspiegeling van de politieke en numerieke zwakte van de Syrische arbeidersklasse, die er niet in slaagde om stand te houden tegen het bewind van Assad en zijn verschillende burgerlijke tegenstanders. Maar we kunnen zeggen dat het lot van Syrië en dat van de ‘Arabische Lente’ als geheel de historische situatie samenvat, waarmee de wereldwijde arbeidersklasse wordt geconfronteerd. Het kapitalisme is in een vergevorderd stadium van verval en heeft de mensheid geen andere toekomst meer te bieden dan onderdrukking en oorlog. Dit is de reactie geweest van de heersende klasse op de verschillende opstanden die Noord-Afrika en het Midden-Oosten teisterden in 2011.
Maar dit was slechts mogelijk omdat de arbeidersklasse niet in staat was om het voortouw te nemen in deze opstanden, en er niet in slaagde om een ander doel en een ander perspectief naar voren te schuiven dan de democratische illusies, die de sociale bewegingen domineerden. En dit was een mislukking niet enkel van de arbeidersklasse van Noord-Afrika en het Midden-Oosten, maar ook van de arbeidersklasse in de centrale industrielanden van het kapitalisme, wier revolutionaire tradities dieper zijn geworteld en die een lange ervaring heeft in de confrontatie met het obstakel van de burgerlijke democratie.
It is these battalions of the class who are best placed to revive the perspective of proletarian revolution, which remains the only hope for a human future. This is not just wishing for the best. The Arab spring also served as an inspiration to struggles in the central countries, most notably the Indignados revolt in Spain, which went furthest of all the movements of 2011 in posing serious questions about the future of world capitalism and in developing the means of struggle against it. But this was just a glimpse of the possible, a small indication that, despite the steady advance of capitalist barbarism, the proletarian alternative is still alive.
Deze bataljons van de klasse zijn het best geplaatst om het perspectief van proletarische revolutie, die de enige hoop is voor een menselijke toekomst, weer nieuw leven in te blazen. Dit is niet alleen een wensdroom. De Arabische lente diende ook als een bron van inspiratie voor strijd in de centrale landen, vooral voor de opstand van de ‘Indignados’ [de verontwaardigden, nvdv] in Spanje, die het verst ging van alle bewegingen van 2011, door ernstige kwesties te stellen met betrekking tot de toekomst van het wereldkapitalisme en de ontwikkeling van de strijdmiddelen ertegen. Maar dit was slechts een glimp van het mogelijke, een kleine aanwijzing dat, ondanks de gestage opmars van het kapitalistische barbarendom, het proletarische alternatief nog steeds levend is.
Amos / 08.09.2016
[1] https://www.theguardian.com/world/2016/oct/03/russia-media-coverage-syria-war-selective-defensive-kremlin [205]
[2] https://www.theguardian.com/world/2016/oct/04/yemen-famine-feared-as-starving-children-fight-for-lives-in-hospital [206]
[3] Hiermee willen we geen afbreuk doen aan de oprechte inspanningen van vele duizenden vrijwilligers die in Europa hebben geprobeerd om hulp te bieden aan de vluchtelingen, alsmede het werkelijk fantastisch werk van artsen, verpleegkundigen en hulpverleners, die vechten om levens te redden in de meest erbarmelijke omstandigheden in Aleppo en andere belegerde steden. Heel vaak beginnen deze inspanningen als spontane initiatieven, maar worden dan vervolgens door regeringen en andere officiële machten onder hun eigen controle gebracht.
“De kommunisten worden verder verweten alle landen en nationaliteiten af te schaffen. De arbeiders hebben geen vaderland. We kunnen hen niet afnemen wat zij niet hebben”.(Kommunistisch Manifest, 1848)
Het kapitalisme, het systeem van uitbuiting die de planeet regeert, kan zich niet handhaven door dwang en geweld alleen. Het kan niet zonder de kracht van ideologie - de eindeloze schepping van ideeën die de werkelijkheid op zijn kop zetten en de uitgebuitenen weten te overtuigen dat het in hun eigen belang is om zich achter hun eigen uitbuiters te scharen. Precies honderd jaar geleden betaalden honderdduizenden arbeiders uit Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en andere landen, tijdens de Slag aan de Somme, de ultieme prijs voor de elementaire leugen van de heersende klasse - dat de arbeiders moeten ‘vechten voor hun vaderland’, wat slechts kon betekenen te vechten en te sterven voor de belangen van de heersende klasse. De afschuwelijke moordpartijen van de Eerste Wereldoorlog bewezen voor eens en voor altijd dat nationalisme de dodelijkste ideologische vijand is van de arbeidersklasse.
Vandaag, na decennia van aanvallen op de levensstandaard, van het uiteenvallen van industrieën en gemeenschappen, van financiële schokken en bezuinigingspakketten, en van een hele reeks verloren gevechten, wordt de arbeidersklasse onderworpen aan een nieuwe golf van nationalistisch vergif in de vorm van de populistische campagnes van Trump in de VS, Le Pen in Frankrijk, de Brexiters in Groot-Brittannië en in vele andere centrale kapitalistische landen. Deze campagnes baseren zich openlijk op de werkelijke desoriëntatie en woede binnen de arbeidersklasse, op een groeiende frustratie over het gebrek aan banen, huisvesting, gezondheidszorg, op wijdverspreide gevoelens van machteloosheid tegenover onpersoonlijke, mondiale krachten. Maar het laatste wat deze campagnes willen is dat arbeiders kritisch nadenken over de werkelijke oorzaken van al deze ellende. Integendeel, de functie van het populisme is om iedere poging om inzicht te krijgen in het ingewikkelde en ogenschijnlijk mysterieuze maatschappelijke systeem dat onze levens regeert, te herleiden naar een veel eenvoudigere oplossing: het zoeken van een zondebok om die de schuld te kunnen geven.
Het komt allemaal door de elites, schreeuwen ze: de hebzuchtige bankiers, de corrupte politici, de schimmige bureaucraten die de EU regeren en ons allemaal verstrikken in buitensporige bureaucratie en regelgeving. Al deze figuren maken inderdaad deel uit van de heersende klasse en leveren hun bijdrage in het opvoeren van de uitbuiting en de vernietiging van banen en toekomstperspectieven. Maar ‘de elites de schuld geven’ is een vertekening van het klassebewustzijn en niet de echte kwestie. Deze truc kan worden blootgelegd door de vraag te stellen: wie vent er met dit nieuwe anti-elitarisme? En je hoeft maar te kijken naar Donald Trump of de leiders van de Brexit-campagne of de massamedia die hen ondersteunen, om te begrijpen dat dit soort anti-elitarisme wordt verkocht door een ander deel van diezelfde elite. In 1930 gebruikten de nazi's dezelfde truc, door een sinistere internationale elite van Joodse financiers de schuld te geven voor de verwoestende gevolgen van de wereldwijde economische crisis en de arbeiders mee te voeren achter een deel van de heersende klasse, die beweert de werkelijke belangen van de nationale economie te verdedigen. De nazi-propagandaminister Goebbels zei eens “hoe groter de leugen, hoe meer kans is op succes”; en de bewering op te komen voor de kleine man tegen de elite, geuit door politici zoals de miljardair Trump, is een leugen die gelijkstaat aan die van Goebbels zelf.
Maar het is niet een deel van de rijken, die het mikpunt zijn van het nieuwe nationalisme, maar de meest onderdrukte lagen van de arbeidersklasse zelf, de meest directe slachtoffers van de kapitalistische economische crisis, de wrede imperialistische oorlogen, de verwoesting van het milieu - de massa van economische migranten en vluchtelingen uit oorlogsgebieden die naar de centrale kapitalistische landen worden gedreven, op zoek naar een uitweg uit de armoede en de massamoord. Een andere ‘simpele’ oplossing die geboden wordt door de populisten: “als we ze konden stoppen, als we ze eruit konden schoppen, zou er zeer zeker meer overblijven en zou er een betere kans zijn voor de ‘eigen’ arbeiders in het vinden van een baan en huisvesting”. Maar dit schijnbare gezonde verstand verduistert het feit dat werkloosheid en dakloosheid het gevolg zijn van het reilen en zeilen van het kapitalistische systeem, van de ‘marktwerking’ die niet wordt tegengehouden door muren of grenswachters en van het feit dat migranten en vluchtelingen worden verdreven door hetzelfde kapitalistische streven naar winst dat fabrieken in de oude industriegebieden en hele bedrijfstakken naar de andere kant van de wereld verplaatst, waar de arbeid goedkoper is.
Geconfronteerd met een systeem van uitbuiting dat van nature wereldwijd is in zijn bereik, kunnen de uitgebuitenen zich alleen verdedigen door de vereniging over alle nationale verdelingen heen, door zich te verenigen in een internationale macht tegen de internationale macht van het kapitaal. En tegenover deze noodzaak staat de tactiek van verdeel en heers, die wordt gebruikt door alle kapitalistische partijen en groeperingen, maar die door de door populisten tot haar uiterste is doorgevoerd. Wanneer een groep arbeiders andere arbeiders beschouwt als de oorzaak van hun problemen, wanneer ze denken dat hun belangen worden verdedigd door partijen die pleiten voor harde maatregelen tegen immigratie, geven ze de mogelijkheid op om zich te verdedigen en verzwakken ze het vooruitzicht op verzet van de arbeidersklasse als geheel.
De valse alternatieven voor het populisme
Achter de anti-immigrantenretoriek van de populisten ligt de zeer reële dreiging van geweld, van de pogrom. In landen als Hongarije en Griekenland heeft de giftige haat tegenover de ‘buitenlanders’, de opkomst van de islamofobie en het antisemitisme van fascistische groeperingen voorgebracht, die bereid zijn migranten en vluchtelingen te terroriseren en te vermoorden – de Gouden Dageraad in Griekenland, Jobbik in Hongarije en de lijst kan gemakkelijk worden uitgebreid. In Groot-Brittannië is er, na de overwinning van de Brexit, een echte opleving van racistische aanslagen, zijn er beledigingen en bedreigingen geuit tegen Polen en andere EU-migranten alsook tegen zwarte en Aziatische mensen, alsof de meeste openlijk racistische stromingen in de maatschappij het gevoel hebben dat het moment is aangebroken om uit hun riolen te voorschijn te komen.
Maar het voorbeeld van Groot-Brittannië toont tevens aan dat er een vals alternatief is voor het populisme dat aan kant van het kapitalistisch systeem blijft staan. De chaotische politieke situatie die is ontstaan door de uitslag van het referendum, de toenemende dreiging voor de gastarbeiders, had vele goedwillende mensen ertoe gebracht voor het Remain-kamp [1] te stemmen, en in de nasleep ervan, grote demonstraties te organiseren ten gunste van de EU. We hebben zelfs anarchisten gezien die, in paniek over de steeds scherper wordende openlijke uitingen van racisme aangewakkerd door de campagne, hun verzet tegen kapitalistische verkiezingen vergaten en Remain stemden.
Stemmen voor of demonstreren ten gunste van de EU is een andere manier om in handen te vallen van de heersende klasse. De EU is geen charismatische instelling, maar een kapitalistische alliantie die de meest meedogenloze bezuinigingen oplegt aan de arbeidersklasse, zoals we het duidelijkst kunnen zien in wat de EU eist van de Griekse arbeiders in ruil voor financiële steun aan de failliete Griekse economie. En de EU is zeker geen welwillende beschermer van migranten en vluchtelingen. Terwijl ze een voorstander is van het ‘vrije verkeer’ van arbeidskrachten, wanneer dit het winstbeginsel ten goede komt, is ze eveneens in staat muren te bouwen en prikkeldraadversperringen op te werpen wanneer zij de migranten en vluchtelingen als overbodig beschouwt. Eveneens worden vluchtelingen, wier arbeidskracht niet ten nutte kan worden gemaakt, via smerige deals teruggestuurd naar de kampen die ze juist proberen te ontvluchten – zoals is gedaan in een recente overeenkomst met Turkije.
De nationalistische toren van Babel en de fraude van de burgerlijke democratie
De verdeling tussen een pro- en anti-EU kamp stijgt uit boven de traditionele links-rechts verdeling in de burgerlijke politiek. Beide kampen hebben hun linkse en rechtse supporters. De Remain-campagne in Groot-Brittannië werd geleid door een fractie van de Britse Conservatieve Partij, maar werd officieel gesteund door de meerderheid van Labour, en door de SNP in Schotland. Links zelf was verdeeld tussen ‘blijven’ en ‘verlaten’. Corbyn was eigenlijk voor blijven maar hij komt voort uit de ‘Old Labour’-idee van een ‘socialistisch Groot-Brittannië’, met andere woorden een eiland van autarkisch staatskapitalisme en het was duidelijk dat hij in zijn hart was niet helemaal achter de Remain-campagne stond. Corbyn's medestanders in de Socialist Workers’ Party en soortgelijke groepen waren voor een ‘Linkse Exit’, een absurd spiegelbeeld van het Brexit-kamp. Deze toren van Babel van nationalisme of het nu pro- of anti-EU is, is zelf een factor in de overheersende ideologische mist, waarin alles wordt gesteld in termen van ‘in’ of ‘uit’, van de belangen van Groot-Brittannië, van het bestaande systeem.
En al deze kapitalistische groeperingen en partijen trokken een nog dikkere mist op door de leugen van de ‘democratie’ te verspreiden, het idee dat burgerlijke verkiezingen of referenda de ‘wil van het volk’ echt tot uitdrukking kunnen brengen. Een sleutelelement in de Leave-campagne was het idee ‘ons land terug te winnen’ op de buitenlandse bureaucraten - een land dat de overgrote meerderheid sowieso nooit in bezit had, omdat het in bezit is van en gecontroleerd wordt door een kleine minderheid. Deze laatste manipuleert de democratische instellingen om ervoor te zorgen dat, wie ook de meerderheid van de stemmen verovert, de arbeidersklasse, als klasse, uitgesloten blijft van de macht.
Het democratische stemhokje - dat in sommige landen terecht een ‘isolatiehokje’ wordt genoemd - is niet, zoals burgerlijk links vaak beargumenteert, een middel voor de arbeidersklasse om haar klasse-bewustzijn tot uitdrukking te brengen, op zijn minst op een defensieve manier. Het is een middel om de arbeidersklasse te atomiseren, om haar te verdelen in een massa van machteloze burgers. En referenda vormen in het bijzonder een reeds lang bestaand middel van mobilisatie van de meest reactionaire krachten in de maatschappij - iets dat al duidelijk werd onder het dictatoriale bewind van Louis Bonaparte in het 19e-eeuwse Frankrijk. Om al deze redenen, en ondanks de politieke schokken die de stemming voor de Brexit heeft voortgebracht, was het EU-referendum een ‘succes’ voor de burgerlijke democratie, aangezien het werd voorgesteld als het enige mogelijke kader voor het voeren van de politieke discussie.
Het alternatief van de arbeidersklasse.
Geconfronteerd met een wereld die ieder land lijkt te veranderen in een bunker, waar alleen wij en de onzen het verdienen om te overleven, hebben sommige groepen de leuze “No Borders” (Geen grenzen) aangeheven. Dit is een lovenswaardig doel, maar om de grenzen op te heffen, moet je je ontdoen van natie-staten. En om je te ontdoen van de staat moet je je ontdoen van de maatschappelijke verhoudingen van uitbuiting, die ze beschermen. En dat alles vereist een wereldwijde revolutie van de uitgebuitenen, de invoering van een nieuwe vorm van politieke macht welke de burgerlijke staat ontmantelt en de kapitalistische productie voor winst begint te vervangen door de kommunistische productie voor de universele behoeften.
Deze doelstelling lijkt momenteel onnoemelijk ver en de toenemende ontbinding van de kapitalistische maatschappij - vooral haar neiging de arbeidersklasse mee te slepen in haar eigen materiële en morele neergang - bevat het gevaar dat dit perspectief definitief verloren raakt. En toch blijft dit de enige hoop op een menselijke toekomst. En het is geen kwestie van passief af te wachten, als op de Dag des Oordeels. Het zaad van de revolutie is gelegen in de heropleving van de klassenstrijd, om terug te keren naar het pad van de strijd tegen aanvallen van rechts en links, in de sociale bewegingen tegen de bezuinigingen, de repressie en de oorlog; in de strijd voor solidariteit met alle uitgebuitenen en de uitgeslotenen, de verdediging van de ‘buitenlandse’ arbeiders tegen bendes en pogroms. Dit is de enige strijd die het perspectief van een wereldgemeenschap kan doen heropleven.
En wat te denken van de kommunisten, een minderheid van de klasse die nog overtuigd is van het perspectief van een menselijke wereldgemeenschap? We moeten nuchter erkennen dat we, in de huidige situatie, tegen de stroom in zwemmen. En net als de voorgaande revolutionaire fracties, die de uitdaging van een vloed van reactie of contrarevolutie weerstonden, moeten we weigeren concessies te doen aan de principes, die we geleerd hebben van decennia van klasse-ervaring. We moeten er dus op staan dat er geen steun kan worden gegeven enige kapitalistische staat of alliantie van staten, dat er geen concessies kunnen worden gedaan aan de nationalistische ideologie, geen illusies in het feit dat de kapitalistische democratie een middel zou vormen om onszelf te verdedigen tegen het kapitalisme.
Wij weigeren deel te nemen aan de burgerlijk campagnes van de ene of de andere kant, juist omdat ons doel is deel te nemen aan de klassenstrijd, en omdat de klassenstrijd onafhankelijk moet worden van alle krachten van het kapitalisme die erop gericht zijn deze af te leiden of in te dammen. En geconfronteerd met de enorme verwarring en wanorde die momenteel in onze klasse heerst, moeten we ons wijden aan een ernstige theoretische inspanning om een wereld te begrijpen, die steeds meer ingewikkeld en onvoorspelbaar wordt. Theoretisch werk betekent niet afzien van de klassestrijd, maar helpt in de voorbereiding ervan, daar de theorie, in Marx' woorden, materiële macht wordt zodra ze grip krijgt op de massa's.
Amos / 2016.07.09
[1] De leuze “Remain” werd gebruikt door diegenen, die campagne voerden om Groot-Brittannië binnen de EU te houden.
[2] Schotse nationalistische partij.
[3] Jeremy Corbyn, leider van de Labour Party.
[4]. De grootste trotskistische groep in Groot-Brittannië, die een rol speelt in de burgerlijke politiek, welke vergelijkbaar is met die van de Lutte oOuvrière in Frankrijk.
De reactie van de Turkse bevolking op de couppoging van 15/16 juli was, volgens de Turkse President Erdogan, een “geschenk van God”. Hij stond erop dat de “zuiveringen” zouden doorgaan en het “virus zou worden uitgeroeid” samen met terroristen, waar die zich ook bevonden. Dit lijkt zeer zeker op een “Stalinistische” zuivering, met lijsten van namen die al vooraf waren opgesteld, en die met kracht werd uitgevoerd. Tegelijkertijd werd de oorlog tegen de Koerden, in het zuidoosten van Turkije, onmiddellijk opgevoerd.
Zonder enige speculatie over de mogelijke rol of voorkennis van buitenlandse agentschappen, lijkt het duidelijk dat er ook een paar hogere officieren van het Turkse leger bij de staatsgreep betrokken waren. Toen de staatsgreep zich ontvouwde werden deze door BBC, “de waarborgers van het Turkse secularisme” genoemd.
Deze putsch om Erdogan en zijn AKP omver te werpen was naar alle waarschijnlijkheid breder en dieper dan een eenvoudige ‘Gulenistenbeweging’ (1), hoewel de allianties en de banden tussen de verschillende schimmige facties en tendensen binnen de Turkse staat, in al hun complexiteit, vaak echt Byzantijns zijn. De Gulenisten zijn er bijvoorbeeld lange tijd beschuldigd betrokken te zijn geweest bij de Ergenekon samenzwering (een soort staat binnen de staat), die was opgericht rond de jaren 1990, zogenaamd als een waarborg voor Turkije’s seculiere tradities. Traditioneel gezien zijn niet de Gulenisten de belangrijkste tegenstanders van Erdogan’s ‘gematigde’ islamitische partij, de AKP, maar de Kemalistische (2) facties binnen het leger en de maatschappij als geheel.
Maar hier was niet alleen sprake van een nieuwe confrontatie tussen de islamitische AKP en de seculiere Kemalisten – want, inderdaad, in de nasleep van de staatsgreep organiseerde de belangrijkste Kemalistische partij, de CHP of WKK, een steunbetuiging aan de regering in een massale uiting van nationale solidariteit. En er spelen ook ingewikkelde religieuze rivaliteiten mee: tussen Soennieten en de weinig orthodoxe Alevi’s, en tussen Erdogan’s versie van de soennitische islam en de versie die verkondigd wordt door de Gulenisten. Maar nu hebben Erdogan en de AKP hun totalitaire greep op de Turkse staat versterkt, met een drie maanden durende staat van beleg, waardoor ze in een sfeer van angst en verhoogd staatstoezicht bij decreet kunnen regeren.
Tot op dit moment (CNN, 09-08-2016) zijn er 22.000 mensen zijn aangehouden en 16.000 gearresteerd op basis van specifieke aanklachten, met inbegrip van duizenden militairen. Daarvan komt ongeveer een derde uit de rangen van de Turkse generaals en admiraals. Honderden journalisten zijn gearresteerd, worden vastgehouden, ondervraagd of ontslagen, samen met vele duizenden ambtenaren. Reizen naar het buitenland is voor velen ook niet meer mogelijk. In totaal zijn er 68.000 ontslagen of geschorst en zijn er 2000 instellingen gesloten. De staat van beleg heeft geleid tot marteling, mishandeling, en uithongering van degenen die zijn aangehouden.
Sommigen, behorende tot de directe kring van Erdogan, zijn opgepakt terwijl de presidentiële garde is ontmanteld. Tijdens de staatsgreep werden aan de kant van de regering ongeveer 250 soldaten en burgers gedood evenals een onbekend aantal aan de kant van de coupplegers, die opzettelijk of onopzettelijk werden gedood. Tientallen bommenwerpers, helikopters, duizenden gepantserde voertuigen en drie marineschepen werden ingezet tijdens de staatsgreep. Volgens sommige berichten ontsnapte Erdogan ternauwernood aan de dood, na waarschuwingen als gevolg van wat door de Russen was opgevangen.
Sinds enkele jaren was Turkije, te midden van een zee van problemen in het Midden-Oosten, niet langer een bloeiend eiland van economisch stabiliteit en een voorbeeld van gematigde, democratische Islam. Weliswaar heeft Turkije, als staat, een meer solide historische inplanting dan vele van zijn door oorlog verscheurde buren, zoals Syrië en Irak. Maar het blijft zo dat Turkije veel gemeen heeft met Syrië en Irak in termen van etnische en sektarische verdelingen.
De kracht van Erdogan’s AKP was gelegen op het economisch vlak, waardoor de levensstandaard voor het grootste deel van het platteland en de armen in de grote steden is gestegen. Door enorme bedragen te lenen voor staatsinvesteringen en staatsprojecten zijn er banen geschapen. Op hetzelfde moment heeft Erdogan geprofiteerd van de opkomst van de Islam door een gematigde vorm van fundamentalisme na te streven om zodoende het imago van een ‘Nieuw Turkije’ te versterken en zijn macht als een potentiële leider van de soennitische wereld te demonstreren. Achter het conflict tussen de islamitische AKP en de seculiere Kemalisten van het leger en bredere lagen van de maatschappij, namelijk de confrontatie tussen het islamitische en seculiere nationalisme verbergt zich nog een ander religieuze element.
Het vroegere seculiere Kemalistische systeem werd beschouwd als een indirecte manier om de sjiïtische Alevitische minderheid voor te trekken ten koste van de soennitische meerderheid, aangezien het Alevitisme als een vorm van de islam wordt gezien dat zich gemakkelijker aanpast aan de moderne wereld. Op dit niveau is er een zekere gelijkenis tussen het voormalige Kemalistische systeem in Turkije en het regime van Assad, dat grotendeels bestaat Alawieten (3), een ander sjiïtische sekte, die regeert over een soennitische meerderheid. De huidige oorlog in Syrië tussen de Alawieten en de Soennieten kan de religieuze en culturele rivaliteit tussen vergelijkbare elementen in Turkije alleen maar beïnvloeden en aanscherpen. In de nasleep van de staatsgreep, bijvoorbeeld, waren er berichten van pogromistische aanvallen op huizen en winkels van Alevieten.
Het Turkije van vandaag is niet hetzelfde land als ten tijde van de vorige militaire staatsgreep in 1980, die gerechtvaardigd werd vanwege de groeiende wanorde gezaaid door conflicten tussen rechtse en linkse politieke facties, en zelfs niet hetzelfde als tien jaar geleden, toen de AKP aan de macht kwam. Als gevolg van de hoogconjunctuur, waar nu een einde aan lijkt te komen, ontstond er in de grote steden zowel een modern proletariaat als een nieuwe elite van specialisten en intellectuelen. Een groot deel van deze elementen voelen zich helemaal niet op hun gemak met de ‘islamisering’.
Er is dus een gevaarlijke situatie ontstaan waar de putsch van de oude elite (voor zover zij er aan deelnam), de haat en de roep om wraak heeft uitgelokt van de aanhangers AKP-. Aan de andere kant moet Erdogan de waarschuwing serieus nemen, die door deze poging tot staatsgreep wordt vertegenwoordigt. Als hij te ver gaat in zijn ‘tegencoup’ kan dit, in het ergste geval, leiden tot een burgeroorlog of een permanent conflict in de vorm van gewapende opstanden of nieuwe vormen van terrorisme – zelfs als het verzet van deze krachten voor het moment beteugeld is geweest.
Op een moment dat het land is overgegaan van een ‘economische mirakel’ naar een van Morgan Stanley's ‘Vijf Kwetsbare Landen’, die het meest worden bedreigd; op een moment dat de economische groei laag is, terwijl de arbeidskosten, inflatie en kosten voor de leningen stijgen, zouden de gevolgen van een verdere economische instabiliteit dramatisch kunnen zijn – ineenstorting van het toerisme, emigratie van de nieuwe generatie van geschoolde werkers, enzovoort.
Bovendien heeft de Turkse bourgeoisie een lange traditie van ‘uitsluiting' die de fundamenten vormen van het moderne Turkije: de genocide op de Armeniërs, de afslachtingen van de Grieken en het langdurige verzet tegen iedere mogelijke Koerdische staat. De visie van de AKP, dat alle tegenstanders vijanden zijn die moeten worden onderdrukt, heeft een lange geschiedenis in Turkije.
Sinds de ineenstorting van het Oostblok in 1989, is Turkije sterk beïnvloed door de middelpuntvliedende tendensen, die zijn losgekomen. De verzwakking van het imperialisme van de VS, en dat van Rusland, heeft Turkije in staat gesteld haar eigen ambities te ontwikkelen, door zichzelf naar voren te schuiven als een regionale leider van de soennitische regimes. Het regime van Erdogan is in onmin geraakt met Israël, versterkte de banden met Hamas en noemde de regering van al-Sisi in Egypte, die de regering en omver wierp van de Moslimbroederschap ‘onwettig’. Zijn relatie met Rusland, die na de staatsgreep en na de ontmoeting van 9 augustus tussen Erdogan en Poetin in Sint-Petersburg warmer lijkt te worden, is ingewikkeld en wisselend geweest. In de huidige situatie kan Turkije het Westen chanteren met zijn banden met Rusland, China (en Iran), en haar eigen kaarten in het Midden-Oosten uitspelen.
Voor de Turkse bourgeoisie zou de oprichting zijn van een Koerdische staat de grootste nachtmerrie zijn. Het westen heeft hier een dilemma: in hun oorlog tegen Isis ze aangewezen op de Koerden als kanonnenvlees. Deze worden voorzien van wapens, luchtsteun en ‘adviseurs’. Dergelijke ontwikkelingen kunnen het Koerdisch nationalisme en zijn ambities voor een ‘onafhankelijke’ staat alleen maar versterken, zelfs als de Koerdische nationalisten zich zijn opgesplitst in een aantal verschillende facties. De botsing van belangen met betrekking tot de Koerden, met de VS, Duitsland en Groot-Brittannië enerzijds en Turkije anderzijds, is grimmig. Voor de oorlog stond Erdogan dichtbij het regime van Assad en tijdens de oorlog hebben beide de Isis krachten gebruikt voor hun eigen merkbare voordelen.
Assad heeft de Koerdische PKK ook gebruikt, om dezelfde redenen. Maar na een vijf durende oorlog en een Russische (en andere) tussenkomst ten gunste van Assad, zijn er tekenen dat Ankara overweegt om Assad aan het bewind te laten en een soort deal met hem te sluiten. Assad noch Turkije hebben belang bij een Koerdische staat of een soort van Koerdische autonome regio langs de grens. Ongeveer een jaar geleden zijn er gesprekken geweest tussen de Alawieten van Assad in Damascus en vertegenwoordigers van Moederlandpartij uit Turkije (4), samen met elementen van de Turkse militaire inlichtingendienst. Deze hadden onder andere tot doel de Turkse militaire steun aan de vijanden van Assad stop te zetten.
In de atmosfeer, die heerst na de staatsgreep, schijnen deze Turkse ‘onderhandelaars’ onaangetast te blijven, wat de suggestie doet wekken dat deze gesprekken zullen blijven doorgaan. Als dit het geval is, zal dat gaan ten koste van het Westen en hun Koerdische ‘bondgenoten’ (5).
We moeten hierbij ook de betekenis overwegen van het feit dat Erdogan, de leider van een NAVO-land, de regeringen van andere NAVO-landen - met name de Verenigde Staten - heeft beschuldigd van steun aan de putsch, terwijl hij op hetzelfde moment Rusland prees, die hem had gewaarschuwd dat er plannen bestonden voor een staatsgreep. Er moet ook een vraagteken worden geplaatst bij de beschikbaarheid van de militaire basis van Incirlik, die tot nog toe wordt beschouwd als een NAVO-basis. Maar Erdogan heeft gezegd dat hij er zich niet tegen zou verzetten als de Russen haar gebruiken voor hun operaties tegen Isis. Deze ontwikkelingen, dit spel van onderhandeling en chantage, zijn nog een teken van de groeiende kwetsbaarheid van imperialistische bondgenootschappen in de regio.
Sir Richard Dearlove, de voormalige baas van MI6 [Britse geheime dienst], vergeleek de deal van de EU met Turkije over de vluchtelingen met “het opslaan van benzine naast de brandhaard” (Belfast Telegraph, 15-05-2016). Turkije zal deze miljoenen ‘activa’ gebruiken als een verder element van chantage tegen de EU (die door Erdogan “een christelijke club” wordt genoemd). Hij heeft al gedreigd om de deal te annuleren, waardoor de Europeanen genoodzaakt waren een poging te ondernemen om hem te kalmeren. De huidige zuivering en de jacht op tegenstanders betekent dat er, naast de meer dan 2 miljoen Syrische en andere vluchtelingen, meer Turken zijn die zelf het land gaan ontvluchten en de algemene vluchtelingencrisis vervoegen.
Als een systeem sneller in verval raakt, dan overheerst er op het historisch vlak de tendens tot instabiliteit en chaos. Maar dit betekent niet dat de heersende klasse er hulpeloos tegenover staat en dat er geen tegentendensen bestaan. We hebben dit bijvoorbeeld gezien in het Verenigd Koninkrijk na de rampzalige uitslag van het EU-referendum. Geconfronteerd met het gevaar van ernstige scheuren in haar eigen gelederen heeft de heersende klasse zeer snel gereageerd. Op een vrij handige manier heeft ze haar gelederen op regeringsniveau gereorganiseerd om een gezamenlijke reactie op de Brexit-crisis voor te stellen.
En we kunnen vergelijkbare tendensen onderscheiden in Turkije. Hoewel de Kemalisten en Gulenisten samenwerkten in de staatsgreep, is het feit dat de Gulenisten werden geviseerd een belangrijk gegeven. In de nasleep van de staatsgreep heeft Erdogan steeds meer de erfenis van Ataturk benadrukt en de kaart van het Turkse nationalisme gespeeld in plaats van die van het islamisme. Dit kan een serieuze poging betekenen om de Kemalisten, evenals de Alevieten en andere burgerlijke facties te mobiliseren voor de optie van een autoritaire leider die de vereisten van de Turkse natie benadrukt (enigszins naar het model van Poetin in Rusland).
De huidige bewieroking van Erdogan in de straatdemonstraties, waar op grote schaal bekendheid aan wordt gegeven, zou deel kunnen uitmaken van deze strategie om te bouwen aan een nieuwe eenheid binnen de Turkse heersende klasse. Aan de andere kant moeten we de officiële foto's, die massale steun voor Erdogan en de AKP laten zien, niet zomaar voor lief nemen. Op dit moment is hij de winnaar, daar hij rivaliserende bendes heeft verslagen, maar er zijn grenzen aan Erdogan’s autoritaire project. De sterke economie is één kracht geweest van Erdogan en zijn partij maar, zoals we hebben gezegd, deze fase van economische groei komt tot een einde.
Hij is nooit zo populair geweest als de propaganda wil laten geloven. In 2013 waren er in belangrijke plaatsen anti-regeringsdemonstraties, ontketend door de protesten in Taksim Gezi park (6). Deze lieten zien dat er sprake is van een wijdverbreide afwijzing van zijn beleid, in het bijzonder onder stedelijke, goed opgeleide jongeren. Er blijft in het leger ook een diepe wrok bestaan tegen Erdogan en zijn partij. Nog maar een jaar geleden werden ministers van de AKP, tijdens de begrafenissen van soldaten die waren gedood in operaties tegen de Koerdische PKK, geconfronteerd met openlijke afkeer en spot door hoge militairen
De regering van Erdogan reageerde op deze publieke vernedering – gedurende evenementen die een voorbeeld moest zijn van staatspropaganda – door de media te vragen om te stoppen met de verslaggeving van de begrafenissen (Times, 31-08-2015). Het leger maakte publiekelijk bezwaar tegen het voorstellen van de afgeslachte soldaten als ‘martelaars’, en was van mening dat de militaire zuivering tegen de PKK deel uitmaakte van de versterking van de electorale positie van de AKP tegenover de pro-Koerdische Democratische Volkspartij (HDP).
Op dit moment heeft de bende van Erdogan haar positie versterkt. Ze heeft de controle terug in houden genomen van de coupplegers, maar haar sociale controle blijft ongewis met mogelijke gevolgen voor de situatie, zowel binnen als buiten Turkije.
Boxer / 2016.08.15 (dit artikel is een bijdrage van een sympathisant van de IKS)
(1) Fethullah Gülen, een voormalige bondgenoot van Erdogan, die nu in de VS in ballingschap leeft, regeert daar over een rijk dat vele instellingen controleert en activa bezit, die naar verluidt ongeveer 50 miljard dollar waard zijn. De Gulen/Hizmet beweging heeft wereldwijd 80 miljoen aanhangers en heeft openlijk de Clintons en de Democratische Partij gesteund. Hun islamisme lijkt meer fundamentalistisch dan dat van de AKP. De anti-Kemalistische Gulenisten konden bepaalde instellingen van de Turkse staat binnendringen door hun bondgenootschap, van 2002 tot 2011, met Erdogan en de AKP. Maar hun sekte-achtige structuur werd door Erdogan steeds gezien als een bedreiging voor zijn bewind.
(2) Kemalisten – seculiere nationalisten die beweren in de traditie te staan van Kemal Ataturk, stichter van de moderne Turkse staat in de jaren 1920.
(3) De Alevieten of Alevi’s [voornamelijk in Anatolië, Turkije, noch soennitisch noch sjiïtisch, tolerant en vor gelijkheid man en vrouw] en de Alawieten [vooral in de Levant, Syrië, sjiïtisch] zijn niet de dezelfde sekte, hoewel beide namen hun eerbied tot uitdrukking brengen voor Ali, de schoonzoon van Mohammed en een sleutelfiguur in de sjïitische tak van de Islam. Er zijn ook etnische verschillen tussen de meerderheid van hun aanhangers.
(4) De Moederlandpartij (YP), een kleine rechtse conservatieve partij, opgericht in 2002.
(5) Op 29 augustus veroordeelde de Verenigde Staten met kracht de hernieuwde gevechten tussen het Turkse leger en Koerdische strijders in het noorden van Syrië. Zoals in het verleden heeft Turkije een offensief tegen Isis (dat verdreven is uit de stad Jarablus) gebruikt als een middel ter escalatie van de oorlog tegen de Koerden, en dit conflict is nu openlijk overgewaaid naar de militaire acties op het Syrische grondgebied.
(6) Met betrekking tot deze protesten, zie https://en.internationalism.org/icconline/201306/8371/turkey-cure-state-terror-isnt-democracy [210]
Tienduizenden mensen en hun gezinnen proberen te vluchten voor de moorden, de vernietiging van hun huizen, ellende en hongersnood. Zij zitten geklemd tussen aan de ene kant, onophoudelijke en moorddadige oorlogen, bombardementen die hele regio's verwoesten en leiden tot vreselijke bloedbaden onder de bevolking, en aan de andere kant prikkeldraad, opgetrokken muren, boten op jacht naar migranten en kampen.
Oost-Ghouta in Syrië, ten oosten van Damascus, is opnieuw een epicentrum van de dodelijke conflicten die op de planeet woeden. Net als andere conflicten, met name in het Midden-Oosten, draagt dit conflict de stempel van imperialistische belangen en tegenstellingen, waar het "ieder voor zich" de boventoon voert. Een oorlog met massale slachtpartijen, een oorlog van allen tegen allen, waarbij de grootmachten, de ene al intenser dan de andere, betrokken zijn en evenals de staten uit de regio bezield zijn met agressieve ambities. (1) Dit conflict draagt dus de stigmata van het wegzinken in oorlogszuchtige barbaarsheid, die van onoplosbare tegenstellingen en van de impasse van het hele kapitalistische systeem.
Verder naar het noorden heeft de operatie "Olijftak", die op 20 januari door het Turkse leger met zijn bommenwerpers tegen de enclave van Afrin in de provincie Aleppo werd gelanceerd, op onheilspellende wijze bijgedragen aan deze oorlogschaos, aan de toename van het aantal bloedbaden onder de burgerbevolking en hun massale uittocht. De Koerdische YPG-strijders (die versterking hebben gekregen van pro-Assad-milities) hadden zich daar verschanst en dit heeft geleid tot een verdere uitbreiding van de gevechtszones in het land. Naast de rivaliteit tussen fracties en lokale bendes, geraken de imperialistische grootmachten, als in een krabbenmand, verder verstrengeld en lopen ze elkaar voor de voeten. De verrotting van het stilstaande moeras genaamd kapitalisme zaait in toenemende mate dood en verwoesting, wat tot uiting komt in het bloeddorstige gedrag van de verschillende hoofdrolspelers, of het nu Assad's troepen zijn en zijn occasionele bondgenoten, of zijn "oppositionele" tegenstanders, ISIS of de democratische grootmachten.
Het nieuwe offensief van het Syrische leger, dat versterkt wordt door sjiitische milities en gesteund door Iran en de Russische luchtmacht, tegen een regio bezet door ISIS en verschillende jihadistische facties in opstand tegen het Assad-regime, leidde tot een concert van protesten, de ene al hypocrieter dan de andere. Deze pseudo-verontwaardiging van de westerse media, van de zogenaamde NGO’s en de “internationale gemeenschap” over deze aanvallen met het systematische gebruik van chemische wapens – die de internationale coalitie ook schaamteloos gebruikt (2) – wordt alleen geëvenaard door de ineffectiviteit van de resoluties die door de VN zijn aangenomen, zowel tegen het gebruik van deze gassen als voor de bescherming van de burgerbevolking of de eerbiediging van de wapenstilstand. Hieruit blijkt eens te meer het totale gebrek aan geloofwaardigheid en het wantrouwen dat men voelt ten opzichte van deze "roversbende", zoals Lenin al zei, die deze instellingen van de beroemde "internationale gemeenschap" in werkelijkheid zijn. Dit is geen primeur in Syrië: minstens sinds 2012 worden regelmatig chemische wapens gebruikt tijdens luchtbombardementen, vooral tijdens de gevechten in de regio's Aleppo en Homs en in Khan Cheikhoun op 4 april 2017. Sinds maart 2013 worden ze ook veelvuldig gebruikt in Oost-Ghouta, in het bijzonder tijdens de inval op 21 augustus van dat jaar, waarbij bijna 2000 mensen omkwamen. Het aantal doden is blijven stijgen met aanhoudende bombardementen op ziekenhuizen die worden verondersteld te dienen als toevluchtsoorden voor rebellengroepen of met de systematische verwoesting van woningen. Tussen 2013 en oktober 2017 vielen er al 18 000 doden (waaronder minstens 13 000 burgers onder wie ongeveer 5 000 kinderen!), waarbij nog eens 50 000 gewonden moeten worden opgeteld. Tussen 18 en 28 februari 2018 leidde het laatste luchtoffensief (officieel) tot meer dan 780 extra doden, onder wie minstens 170 kinderen. Dit alles zonder de talloze verzwegen slachtoffers van het voedseltekort dat deze geteisterde regio sinds 2017 teistert te tellen. Het regime van Assad lanceerde onlangs in Ghouta een nieuw grondoffensief dat net zo barbaars en moorddadig belooft te worden.
Deze situatie kan alleen maar een ander verschijnsel versterken dat nog wordt versterkt door de fase van ontbinding van het kapitalisme: de deportatie of massale uittocht van bevolkingsgroepen die op de vlucht zijn voor de moordpartijen en ellende in het Midden-Oosten, Afrika en Latijns-Amerika. Massa's arme mensen trekken naar de rijkste landen wanhopig op zoek naar een land van asiel, vooral in Europa of de Verenigde Staten. Geen van deze landen heeft echter een echte oplossing voor de toestroom van migranten. Het enige antwoord is dat ze hen kost wat kost proberen te blokkeren, weg te steken of genadeloos te verwerpen door ze terug te sturen naar een zekere dood, muren te bouwen en prikkeldraad te spannen. Westerse regeringen verspreiden voortdurend angstgevoelens voor buitenlanders en onderdrukken zelfs met sterke hand degenen die de hand uitstrekken naar migranten en hen proberen te helpen.
Het cynisme van de betrokken landen, met name in Europa, kent geen grenzen. Zo wordt Turkije opgedragen, met als pasmunt economische en financiële hulp, om de doorreis van migranten naar Griekenland te blokkeren door ze in onmenselijke vluchtelingenkampen op te sluiten. Achter dit akkoord gaat een ware mensenhandel schuil, met een minutieuze selectie tussen degenen die zich bij een Europees land kunnen aansluiten en degenen, de overgrote meerderheid, die in de kampen blijven. Ook dat is niet nieuw. We mogen bijvoorbeeld het cynisme en de hypocrisie van de socialistische regering van Zapatero in Spanje niet vergeten. In 2005 werd in de enclaves Ceuta en Melilla een drievoudige rij prikkeldraad opgetrokken aan de grens, waar veel migranten samenkwamen, terwijl anderen meedogenloos neergeschoten werden (naar alle waarschijnlijkheid door de zeer ‘democratische’ Spaanse strijdkrachten). Maar daarnaast had deze regering de opdracht aan de Marokkaanse staat uitbesteed om opnieuw de "slechterik van dienst" te spelen, om de migranten in autobussen des doods te laden en hen achter te laten in het midden van de Sahara woestijn. Alle westerse bourgeoisieën (inclusief de Spaanse regering!) hadden toen, ondanks hun rol als opdrachtgever in naam van de Schengenakkoorden, op hypocriete wijze een intensieve mediacampagne georganiseerd tegen deze "ontoelaatbare flagrante schending van de mensenrechten". De meest recente "contracten" van dit type, vandaag met Turkije afgesloten en gisteren discreter met Libië, had onmiddellijke gevolgen voor de reisroutes van de migranten op weg naar Europese landen.
Alle media hebben natuurlijk hun enorme tevredenheid geuit over de daling met bijna een derde van het aantal illegale migranten dat in 2017 op de Italiaanse kust is gestrand. In feite, "heeft de EU ervoor gekozen om de stroom van migranten aan de bron te stoppen in plaats van verder te gaan met het openen van opvangcentra in Italië en Griekenland, de keuze van deze strategie staat klaarblijkelijk moreel zeer ter discussie", gaf de Courier International toe in zijn nr. 1414. Ondanks het "goede" Italiaanse cijfer kende Spanje in 2017 een aanzienlijke stijging van het aantal migraties over zee, zodat een nieuwe gevangenis, gebouwd in Malaga, nu als detentiecentrum wordt gebruikt.
Een CNN-verslag waaruit blijkt dat migranten in Libië als slaven worden geveild, heeft internationale verontwaardiging gewekt, vertelt de pers ons ook. Maar over het algemeen staat men niet erg stil bij de overeenkomsten en maatregelen die door de EU en Libië worden afgesloten en die hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze situatie. Hetzelfde artikel van de Courrier International verduidelijkt verder: "Op 3 februari 2017 zijn de 28 lidstaten het eens geworden over een "verklaring" ter ondersteuning van de overeenkomst die Italië een dag eerder met de Libische regering van Faiez Sarraj had gesloten. Het beginsel is hetzelfde als dat van het pact tussen de EU en Turkije dat twee jaar eerder is gesloten: Europa verstrekt met name financiële middelen, opleiding en uitrusting aan de Libische kustwacht, die in ruil daarvoor boten van migranten onderscheppen en naar detentiecentra in Libië brengen (...) Mensenrechtenorganisaties en de pers hebben de beperkingen van dit plan al vroeg aan de kaak gesteld door vraagtekens te plaatsen bij het vermogen van de regering-Sarraj (die slechts een van de rivaliserende krachten in Libië is) om het uit te voeren en over de gevolgen ervan voor migranten, waarvan reeds bekend was dat zij op Libisch grondgebied onmenselijk werden behandeld". De zorgen van de “mensenrechtenorganisaties” zijn niets anders dan een rookgordijn, precies uit hetzelfde vat getapt als de zogenaamd hypocriete humanitaire dekking die de Spaanse regering in 2005 eraan gaf. Dit vertoon dient alleen maar om de cynische en repressieve afspraken te verhullen die het mogelijk hebben gemaakt om al 700 000 Afrikaanse migranten in geïmproviseerde kampen in Libië weg te steken.
Naast de afspraken en mechanismen om de route van migranten effectiever te blokkeren, is het duidelijk dat de opeenstapeling van regionale oorlogen, bloedbaden, hongersnood, armoede en het uiteenvallen van het sociale weefsel in de vier windstreken van de wereld het vluchtelingenfenomeen alleen maar dramatisch kan doen toenemen. (3)
De crisis van het kapitalistische systeem staat ontegenzeggelijk centraal in de historische migratiegolf waarvan we getuige zijn. Tegenover de barbaarsheid van haar systeem heeft de bourgeoisie niets anders meer voor te stellen dan nog meer chaos, uitsluiting en verdeeldheid... en dat in naam van de verdediging van de "nationale belangen", een ideologische slogan om de kille, competitieve en bloedige berekeningen van het kapitaal te verbergen.
Er zijn echter geen grenzen tussen de uitgebuiten en de proletariërs hebben geen vaderland. De arbeidersklasse is altijd een klasse van immigranten geweest, die overal werden gedwongen hun arbeidskrachten te verkopen, van het ene land naar het andere, van het platteland naar de stad, van het ene gebied naar het andere. Het is een migrantenklasse, maar het is ook een uitgebuite klasse. Zij kan de kapitalistische barbarij alleen weerstaan door te vertrouwen op de enige kracht die zij tot haar beschikking heeft: haar internationale eenheid gebaseerd op haar bewustzijn en solidariteit. Tegenover de xenofobie en angst verspreidende campagnes van de bourgeoisie moeten de proletariërs in Europa, zoals in alle ontwikkelde landen, zich ervan bewust worden dat migranten het slachtoffer zijn van kapitalisme en cynisch overheidsbeleid. Het zijn hun klassegenoten die gebombardeerd worden, sterven in de oorlogsbloedbaden of opgesloten zitten in concentratiekampen onder de blote hemel.
Hun noodzakelijke en mogelijke solidariteit wordt dus in de eerste plaats bevestigd via de ontwikkeling van klassenstrijd, via verzet tegen de aantastingen, de aanvallen en barbaarsheid van het kapitalisme. Achter de migrantenkwestie gaat het perspectief van internationale eenheid schuil in de revolutionaire strijd tegen het kapitalistische systeem. Tot op de dag van vandaag is het proletariaat nog steeds de enige revolutionaire klasse, de enige sociale macht die in staat is een einde te maken aan de historische tegenstellingen van een overjaars systeem en aan de uitbuiting van de mens door de mens, de enige klasse die de nationale grenzen kan doorbreken en een klasseloze wereld, zonder ellende en zonder oorlogen kan opbouwen: het communisme! n
PA / 3 maart 2018
(1) We snijden het hier alleen maar aan, maar in een later artikel zullen we terugkomen op dit gefragmenteerde aspect van de imperialistische situatie in Syrië, dat een andere manifestatie is van de huidige sociale ontbinding. (2) En Irak et en Syrie, les obus au phosphore de la coalition internationale dans le viseur, LCI (15 juni 2017). (3) Zie onze reeks: Migranten en vluchtelingen: slachtoffers van het kapitalisme, delen I tot IV, IKS Online.In Spanje is het proletariaat nu verstrikt in een valse dodelijke keuze: Spaans nationalisme of Catalaans nationalisme. Nog maar zes jaar geleden, tijdens de Indignados-beweging in 2011, waren de vergaderingen van Madrid tot Barcelona nog niet overwoekerd door patriottische vlaggen. Integendeel! De debatten werden gekenmerkt door een internationaal gevoel, openheid voor de wereld, zorg voor de toekomst van de hele mensheid, de wil om één en dezelfde strijd over de grenzen heen uit te breiden. De huidige gebeurtenissen in Spanje zijn dan ook het teken van een diepgaande achteruitgang van het arbeidersbewustzijn, van terugtrekking, van angst en verdeeldheid. Het is een klap voor het proletariaat in alle landen. Geconfronteerd met deze gevaarlijke dynamiek is het absoluut noodzakelijk om te herbevestigen dat de proletariërs geen vaderland hebben! Spanje noch Catalonië! Arbeiders van alle landen, verenigt u! Dit is wat Acción Prolétaria, de afdeling van de IKS in Spanje, de dag na het referendum van 1 oktober heeft gedaan door het pamflet te verspreiden, waarvan we de vertaling hieronder publiceren.
Op 1 oktober jongstleden werden de volksmassa's, die door de Catalaanse separatisten in de farce van het referendum werden geleid, op brute wijze getroffen door de repressie van de Spaanse regering. De rivaliserende facties drapeerden zich in de mantel van de democratie om voor de ene de repressie en voor de andere de stemuitslag beter te rechtvaardigen. De Catalanisten hebben zich opgeworpen als slachtoffers van de repressie om hun eis van onafhankelijkheid naar voren te brengen. De regering Rajoy heeft haar repressieve barbaarsheid gerechtvaardigd in naam van de verdediging van de grondwet en de democratische rechten van alle Spanjaarden. De ‘neutrale’ partijen (Podemos, de partij van Ada Colau (1), enz.) deden een beroep op de democratie om Rajoy aan te vallen en hem op te roepen om ‘een oplossing te vinden’ voor het Catalaanse conflict.
Wij willen deze valkuil aan de kaak stellen. Ontstaan uit een strijd tussen fracties van het kapitaal, dringt deze valstrik de keuze op tussen enerzijds de fraude van een vervalst referendum en anderzijds de meedogenloze onderdrukking van de Spaanse regering. Aan beide zijden zijn de arbeidersklasse en alle uitgebuiten het slachtoffer.
Allemaal stellen ze ons de democratie voor als het hoogste goed. Zij willen ons echter doen vergeten dat achter het masker van de democratie de totalitaire staat schuilgaat. Net als militaire regimes of één-partij-regimes, is de democratische staat de exclusieve dictatuur van het kapitaal die zijn belangen en doelen oplegt in naam van de volksstemming tegen de belangen van alle uitgebuiten en onderdrukten.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, met haar twintig miljoen doden, rechtvaardigden alle machten hun barbaarsheid in naam van de verdediging van de democratie. Hoewel het verslagen nazi-kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog een regime van terreur installeerde dat gebaseerd was op openlijk reactionaire ideologieën zoals "de suprematie van het Arische ras", sierde het kamp van de overwinnaars, waar niet alleen de democratische mogendheden, maar ook het brute stalinistische regime van de USSR toe behoorden, zichzelf met de finesses van de democratie ter rechtvaardiging van zijn deelname aan een barbarij die 60 miljoen doden tot gevolg had, waaronder het directe gebruik van de atoombom op Hiroshima en Nagasaki. Het was in naam van de verdediging van de democratie dat de Spaanse Republiek er ook in slaagde arbeiders en boeren te rekruteren in de verschrikkelijke massamoord die werd veroorzaakt door de burgeroorlog van 1936 tussen de twee fracties van de bourgeoisie (de republikeinse en franquistische) die aan een miljoen mensen het leven kostte.
Het was in naam van de democratie, gebruikmakend van het constitutionele regime van 1978, dat allen, zowel de Franquisten met hun verouderde façade als de voorvechters van de democratie, ons een onverbiddelijke verslechtering van onze leef- en werkomstandigheden hebben opgelegd, die heeft geleid tot de huidige situatie waarin stabiele werkgelegenheid is vervangen door wijdverbreide precariteit. Zowel Catalaanse als Spaanse nationalistische leiders hebben bijgedragen aan deze verslechtering. Laten we niet vergeten dat de autonome regering van Artur Mas in 2011-2012 de voorloper was van zware bezuinigingen in de gezondheidssector, het onderwijs, de werkloosheidsuitkeringen, enz., en dat deze maatregelen vervolgens door de regering Rajoy werden uitgebreid over heel Spanje!
Zowel de Spaanse als de Catalaanse leiders hebben hun handen bevlekt met het bloed van de door hun onderdrukte arbeidersstrijd. De Spaanse post-franquistische democratie is begonnen met de dood van vijf arbeiders tijdens de massale staking in Vitoria in 1976. Onder de ‘socialistische’ regering van Felipe Gonzalez werden drie arbeiders vermoord tijdens gevechten in Gijón, Bilbao en Reinosa. De autonome Catalaanse regering van Artur Mas ontketende een brute repressie tegen de algemene vergaderingen van Indignados, waarbij honderd mensen gewond raakten. Nog eerder, in 1934, hadden zijn huidige partners van de ERC (2) een militie georganiseerd, de ‘Escamots’, die gespecialiseerd was in het martelen van militante arbeiders.
En allemaal overtreden ze zonder blikken of blozen hun eigen democratische regels die ze tot hun ideaal verklaren. We hebben gezien hoe de Catalaanse fractie haar onafhankelijkheidsprocedure met haar stembussen tot de rand gevuld met 'ja'-stemmen dwingend oplegde, dankzij een parlementaire trucage.
In naam van de heilige democratie wordt een oorlog op leven en dood gevoerd omwille van een andere kapitalistische heerschappijpilaar: de natie. De natie is niet de ‘broederlijke’ groepering van al degenen die op hetzelfde grondgebied geboren zijn, maar het is het privébezit van het geheel van de kapitalisten van een land die via de staat de uitbuiting en onderdrukking van al hun onderdanen organiseren. De kandidaten voor een nieuw ‘moederland’, de Catalaanse separatisten presenteren zich als slachtoffers van de barbaarsheid van hun rivalen en beweren dat ‘Madrid ons besteelt’, maar ze doen dit om kanonnenvoer te mobiliseren in naam van de ‘verdediging van een echte democratie’. Hun ‘ware democratie’ bestaat uit de uitsluiting van hen die niet in overeenstemming zijn met hun doelstellingen. De intimidatie van degenen die niet gaan stemmen, de registratie en de botsingen met degenen die hun zaak niet volgen, de morele chantage van degenen die gewoon een kritische geest willen behouden. In alle gebieden onder hun controle hebben ze de dictatuur van hun ‘burgerorganisaties’ opgelegd en met de wapens van belediging, laster, ostracisme, pesterijen en controle proberen ze de bevolking rond Catalonië te ‘homogeniseren’. Met een steeds brutaler wordende arrogantie zetten de onafhankelijkheidsgroepen nazi-methoden in en theoretiseren ze de ‘zuiverheid’ van het ‘Catalaanse ras’.
Van hun kant blijven de Spaanse nationalistische democraten niet achterop. De haat tegen de Catalanen, de verhuizing van het hoofdkantoor van grote bedrijven uit Catalonië, de zogenaamde ‘spontane’ mobilisaties ten gunste van de repressiemachten, aangemoedigd door de barbaarse kreet: “Ga door, we pakken ze!” – die doet denken aan de sinistere slogan van de Baskische nationalisten: “Komaan ETA (3), dood ze!”– de oproep om de Spaanse vlaggen (bloedrood en goudgeel) uit de vensters te hangen. Dit alles herinnert aan het wilde beest van het franquisme dat een regime van terreur installeerde.
Wat de twee rivaliserende bendes met elkaar gemeen hebben is uitsluiting en xenofobie. Zo vinden zij elkaar in dezelfde haat tegen de migrant, in dezelfde minachting voor Arabische, Latijns-Amerikaanse of Aziatische arbeiders, met hun weerzinwekkende slogans: “Ze halen het brood uit onze mond”, “Ze stelen ons werk”, “Ze maken de rijen aan de deuren van de gezondheidsdiensten langer”, enz. Maar het is echter de crisis van het kapitalisme en het onvermogen van zijn staten, of het nu Spanje is of de Generalitat van Catalonië, die verantwoordelijk zijn voor de verslechtering van de levensomstandigheden van iedereen en duizenden jongeren naar een nieuwe emigratiegolf leiden die doet denken aan die van de jaren vijftig en zestig, tijdens het Franco-tijdperk.
Te midden van deze wrede confrontatie proberen de ‘neutralen’ van de Podemos-partij en de partij van Ana Colau ons te doen geloven dat de democratie met haar beroemde ‘recht op zelfbeschikking’ de remedie zou zijn die onderhandelingen en een ‘burgerresultaat’ mogelijk zou maken. In dit concert van illusies waarin wij in slaap gewiegd worden, verscheen het initiatief #Parlem #Hablemos (Laten we met elkaar praten) dat de twee nationale vlaggen (die van Spanje en die van Catalonië) opzij wil zetten om de ‘witte vlag’ van dialoog en democratie op te nemen.
Het proletariaat en alle uitgebuiten mogen zich geen illusies maken. Het conflict dat in Catalonië is ontbrand, is van dezelfde soort als de populistische en avonturistische conflicten die hebben geleid tot de Brexit in Groot-Brittannië of tot de inhuldiging van een onverantwoordelijke gek aan het hoofd van de grootste wereldmacht. Het is de uitdrukking van de ontaarding en de ontbinding die de verergering van een crisis veroorzaakt, niet alleen economisch, maar ook politiek binnen de verschillende kapitalistische staten.
Voor het kapitalisme van vandaag “gaat alles goed in de beste van alle werelden”, “zullen we wel uit de crisis geraken”, dankzij “de technologische vooruitgang” en de wereldwijde dynamiek. Maar onder deze oppervlakkige laag van glanzend vernis rijpen ondergronds de steeds sterkere tegenstellingen van het kapitalisme, de imperialistische oorlog, de vernietiging van het milieu, de morele barbaarsheid, de middelpuntvliedende tendensen van het ieder voor zich, waarop de woekering van xenofobe denkbeelden en acties, van endogame uitsluitingen zijn gebaseerd (en zich rijkelijk voeden).
Deze vulkaan, waarop wij dansen, is al vele malen uitgebarsten, zoals onlangs in het Verre Oosten met het gevaar van oorlog tussen Noord-Korea en de Verenigde Staten, maar hij manifesteert zich ook via het Catalaanse conflict. In een ogenschijnlijk beschaafde en democratische vorm, afgewisseld met zogenaamde ‘onderhandelingen’ en ‘wapenstilstanden’, verslechtert de situatie geleidelijk aan en dreigt zij vast te klonteren en voor de bourgeoisie onoplosbaar te worden, wat alleen maar kan leiden tot spanningen die steeds brutaler worden. Hoewel er tot nu toe geen doden zijn gevallen, neemt het gevaar overhand toe. Een sociaal klimaat van breuklijnen, gewelddadige confrontatie en intimidatie wortelt in de hele samenleving, niet alleen in Catalonië, maar in heel Spanje. Het aantal mensen dat, omdat ze hun situatie niet lager kunnen verdragen, hun vrienden, hun kinderen, hun werk in de steek laat, neemt nu al toe.
Wat we voor onze ogen zien ontvouwen is wat de revolutionaire Rosa Luxemburg op een diepzinnige en profetische manier beschreef tegenover de barbarij van de Eerste Wereldoorlog in 1915: “Besmeurd, onteerd, in bloed wadend, en bedekt met vuil; zo is de burgerlijke maatschappij. Het is niet wanneer ze zich, goed gelikt en eerlijk voordoet, zich tooit met cultuur en filosofie, moraliteit en orde, vrede en recht, het is wanneer ze eruit ziet als een wild beest, wanneer ze danst op de sabbat van de anarchie, wanneer ze de pest uitblaast op de beschaving en de menselijkheid, dat ze zichzelf naakt toont, zoals ze werkelijk is.” (4)
Het gevaar voor het proletariaat en voor de toekomst van de mensheid is dat ze wegzakt in deze verstikkende sfeer die wordt gecreëerd door de Catalaanse verwikkeling. Die drijft ertoe dat gevoelens, aspiraties, reflecties niet langer draaien om: welke toekomst is er mogelijk voor de mensheid? Wat is het antwoord op de precariteit en armoedelonen? Wat is de oplossing voor de algemene verslechtering van de levensomstandigheden? Integendeel, het polariseert de aandacht op de keuze tussen Spanje en Catalonië, op de Grondwet, op het recht op zelfbeschikking, op de natie... met andere woorden op de factoren die net hebben geleid tot de huidige situatie en die het naar een hoogtepunt dreigt te brengen.
We zijn ons bewust van de staat van zwakte waarin het proletariaat zich op dit moment bevindt, maar dat weerhoudt ons er niet van te erkennen dat alleen uit de strijd als zelfstandige klasse een oplossing kan voortkomen. Om bij te dragen aan deze oriëntatie moet men zich verzetten tegen de mobilisatie van vandaag ten gunste van de democratie, tegen de valse keuze tussen Spanje en Catalonië, tegen het nationale terrein. De strijd van het proletariaat en de toekomst van de mensheid kan alleen worden beslecht buiten en tegen de verrotte thema’s van democratie en natie n
IKS, 9 oktober 2017
(1) Ada Colau, burgemeester van Barcelona sinds mei 2015, werd verkozen tot leider van een coalitie Barcelona en Comú (BC) waarin verschillende Catalaanse ‘burgerbewegingen’ (Esquerra Unida i Alternativa, waaronder de Catalaanse Communistische Partij, Groenen, Democratia Real Ya!) zich presenteren als verdedigers van sociale rechten, democratie en de belangen van Catalonië. (2) Ezquerra Republicana de Catalunya (Republikeins Links van Catalonië). (3) Euskadi Ta Askatasuna: gewapende tak van het Baskische nationalisme, verantwoordelijk voor terroristische aanslagen, moorden, ontvoeringen en gijzelingen, waarbij sinds de jaren zestig meer dan 800 mensen, zowel burgers als soldaten, om het leven zijn gekomen. Daartegen richtte de centrale staat de antiterreurbevrijdingsgroepen (GAL) op, die tussen 1983 en 1987 talrijke aanslagen en moorden hebben gepleegd, waarvan sommige gericht waren op het uitlokken van terreur tegen burgers en op het uitroeien van militanten (of vermeende militanten) van de ETA. (4) De crisis van de sociaal-democratie - Junius-brochure, Hoofdstuk 1: Socialisme of Barbarij?In het vorige deel van dit artikel over de beweging van mei 68 hebben we de eerste etappe ervan beschreven: de mobilisatie van de studenten. We hebben duidelijk gemaakt dat de agitatie onder de studenten, vanaf 22 maart 1968 tot halfweg de maand mei, de uitdrukking in Frankrijk van een internationale beweging was, die bijna alle westerse landen trof. Zij was begonnen in de Verenigde Staten, in 1964 aan de Universiteit van Berkeley in Californië. We besloten dit eerste deel als volgt:
Wat al die bewegingen kenmerkt is natuurlijk in de eerste plaats de verwerping van de oorlog in Vietnam. Maar terwijl de stalinistische partijen, verbonden aan de regimes van Hanoi of Moskou, logisch gezien de leiding ervan zouden moeten nemen, zoals in de anti-oorlogsbewegingen tijdens de Koreaanse oorlog begin jaren 1950, was dat nu helemaal niet het geval. Integendeel: deze partijen hebben nu practisch geen invloed en keren zich vaak compleet tegen deze bewegingen. Dat is één van de kenmerken van de studentenbewegingen eind jaren 1960, die hun diepere betekenis blootlegt.
In dit tweede deel willen we deze betekenis verduidelijken. Daarvoor is het nodig om de belangrijkste thema’s in herinnering te roepen die de studenten destijds in beweging brachten.
in de jaren 1960 in de Verenigde Staten...
Zoals we al hebben aangegeven, was het verzet tegen de oorlog van de Verenigde Staten in Vietnam het meest verbreide en het sterkst mobiliserende thema in alle westerse landen. Het is geen toeval dat de studentenrevoltes zich in de eerste plaats in de VS opkwamen. De Amerikaanse jeugd werd rechtstreeks en onmiddellijk geconfronteerd met de oorlog, waar ze naartoe gestuurd werd om de ‘vrije wereld’ te verdedigen. Tienduizenden jonge Amerikanen betaalden voor het beleid van hun regering met hun leven; honderdduizenden kwamen gewond of verminkt uit Vietnam terug; miljoenen werden voor hun leven getekend door wat ze in de oorlog hadden meegemaakt. Behalve de verschrikkingen die ze ter plaatse meemaakten, die eigen zijn aan alle oorlogen, stonden velen voor de vraag “Wat doen wij in Vietnam?” De officiële verklaring was: ‘de democratie’, ‘de vrije wereld’ en ‘de beschaving’ verdedigen. Maar wat ze in werkelijkheid beleefden, weerlegde deze praatjes op flagrante wijze: het regime dat zij moesten beschermen, de regering van Saigon, was allesbehalve democratisch of geciviliseerd. Het was een militair regime, een dictatuur die bijzonder corrupt was. Op het terrein hadden de Amerikaanse soldaten veel problemen om te begrijpen dat zij ‘de beschaving’ verdedigden, terwijl van hen werd verlangs om zich uitzonderlijk barbaars te gedragen: om arme, onbewapende boeren moesten te terroriseren en af te slachten, vrouwen, kinderen en grijsaards incluis. Maar het waren niet alleen de uitgezonden soldaten die walgden van de verschrikkingen van de oorlog, dat gold ook voor een groeiend deel van de Amerikaanse jeugd. De jongens vreesden dat ze zouden moeten vertrekken, en de meisjes dat ze hun vrienden zouden verliezen. Allen werden in meerdere of mindere mate over de barbaarsheid van de oorlog ingelicht door de ‘veteranen’ die terugkwamen, of gewoon door de televisiekanalen (1). De schrijnende tegenstelling tussen de uitleg van de Amerikaanse regering over de ‘verdediging van beschaving en democratie’ en haar werkelijke handelen in Vietnam was een van de voornaamste voedingsbodems voor een revolte tegen de autoriteiten, en tegen de traditionele waarden van de Amerikaanse bourgeoisie (2). Deze revolte leidde in een eerste fase tot de Hippiebeweging, een pacifistische en geweldloze beweging die zich beriep op de ‘Flower Power’ (de macht van bloemen) met de bekende leuze ‘Make Love, Not War’(bedrijf de liefde, niet de oorlog). Het is niet toevallig dat de eerste studentenmobilisatie van enige omvang plaatsvond aan de Universiteit van Berkeley, aan de rand van San Francisco, het Mekka van de hippies. De thema’s en vooral de middelen van deze mobilisatie vertoonden nog gelijkenissen met deze beweging: het gebruik van de geweldloze ‘sit-in’ om ‘Free Speech’ (vrije meningsuiting) te eisen voor politieke propaganda binnen de universiteit, met name om de burgerrechten van de zwarten te steunen en om de militaire ronselcampagnes op de campus aan te klagen. Net als later in vele andere landen, waaronder in Frankrijk in 1968, is de repressie die in Berkeley ontketend wordt (800 aanhoudingen) een belangrijke factor voor de ‘radicalisering’ van de beweging. Vanaf de oprichting van de Youth International Party (Internationale jeugdpartij) door Abbie Hoffman en Jerry Rubin in 1967, die voordien tot de geweldlozen behoorden, geeft de revolte zich een ‘revolutionair’ perspectief tegen het kapitalisme. De nieuwe helden van de beweging zijn niet langer Bob Dylan en Joan Baez, maar een figuur als Che Guevara (die Rubin in 1964 in Havanna had ontmoet). De ideologie van de beweging was bijzonder verward. Er zaten anarchistische ingrediënten in (zoals de cultus van de vrijheid, met name de seksuele vrijheid, of het gebruik van drugs), maar ook stali-nistische ingrediënten (Cuba en Albanië werden als voorbeelden beschouwd). De actiemiddelen werden grotendeels aan de anarchisten ontleend, zoals bespotting en provocatie. Zo was één van de eerste wapenfeiten van de tandem Hoffman-Rubin het verspreiden van pakjes valse dollarbriefjes op de Beurs van New York, wat een stormloop van de beursgangers veroorzaakte. Tijdens de Democratische Conventie in de zomer van 1968 stelden ze het varken Pigasus kandidaat voor het presidentschap van de Verenigde Staten (3), terwijl ze ook een gewelddadige botsing met de politie voorbereidden.
Om de voornaamste kenmerken van de revoltes in de Verenigde Staten in de loop van de jaren 1960 samen te vatten: ze kwamen op als protest tegen de oorlog in Vietnam, tegen de rassendiscriminatie, tegen de ongelijkheid van de seksen en tegen de moraal en de traditionele waarden van Amerika. Zoals de meeste van hun exponenten vaststelden, had de beweging geenszins een proletarisch klassenkarakter, maar bestond zij voornamelijk uit opstandige kinderen van de bourgeoisie. Opnieuw was het geen toeval dat één van haar theoretici, de filosofieprofessor Herbert Marcuse, stelde dat de arbeidersklasse ‘geïntegreerd’ was en dat de krachten van de revolutie tegen het kapitalisme gezocht moesten worden bij andere sectoren, zoals de Zwarten, de boeren van de Derde wereld, of opstandige intellectuelen.
In de meeste andere westerse landen vertoonden de bewegingen die de studentenwereld in de jaren 1960 op stelten zetten sterke gelijkenissen met die in de Verenigde Staten: verwerping van de Amerikaanse interventie in Vietnam, opstand tegen de autoriteiten, met name de universitaire overheid, tegen autoriteit in het algemeen, tegen de traditionele moraal, en met name tegen de seksuele moraal. Dat is één van de redenen waarom de stalinistische partijen, symbolen van autoritarisme, geen enkele weerklank vonden binnen deze bewegingen, terwijl die toch vertrokken van de aanklacht tegen de Amerikaanse interventie in Vietnam, tegen de militaire krachten die ondersteund werden door het sovjetblok, en zich beriepen op het ‘antikapitalisme’. Het imago van de USSR was zwaar besmeurd door de onderdrukking van de Hongaarse opstand in 1956, en het portret van de oude apparatsjik Brezjnev was niet bijzonder inspirerend. De opstandigen van de jaren 1960 hingen liever een poster van Ho Chi Minh aan de muur van hun kamer (een andere oude apparatsjik, maar presentabeler en ‘heroïscher’), of de romantische kop van Che Guevara (een lid van een wat ‘exotische’ stalinistische partij), of van Angela Davis (een lid van de Amerikaanse stalinistische partij, maar met het dubbele voordeel zwart en vrouw te zijn, en met een mooie ‘look’ net als Che Guevara).
Dezelfde componenten, zich verzetten tegen de Vietnamoorlog en ‘libertair’ zijn, vinden we terug in Duitsland. De voornaamste woordvoerder van de beweging, Rudi Dutschke, kwam uit de Oost-Duitse DDR, die onder sovjetbeheer stond. Daar had hij zich al op jonge leeftijd verzet tegen de onderdrukking van de Hongaarse opstand. Zijn ideologische referenties waren ‘de jonge Marx’, de Frankfurter Schule (waartoe Marcuse behoorde), alsook de Situationistische Internationale (waarop de groep Subversive Aktion zich beroept, waarvan hij in 1962 de Berlijnse afdeling opricht). De Duitse ‘buitenparlementaire oppositie’ is, aan de vooravond van de gebeurtenissen van mei 68 in Frankrijk, de voornaamste uitdrukking van de studentenrevolte in Europa.
De thema’s en eisen van de studentenbeweging die zich in 1968 in Frankrijk ontwikkelt zijn fundamenteel dezelfde. Toch zien we dat de verwijzingen naar de Vietnamoorlog in de loop van de beweging plaats maken voor een hele reeks leuzen van situationistische of anarchistische (of zelfs surrealistische) signatuur, waarmee de muren bedekt raken (“Les murs ont la parole” – de muren hebben het woord).
De anarchistische thema's vinden we met name terug in:
Ze worden aangevuld met slogans die oproepen tot ‘seksuele vrijheid’:
De situationistische verwijzing vinden we in:
Het generatieconflict (zeer verspreid in de USA en Duitsland) is aanwezig (ook in behoorlijk gemene vormen) in:
Verder mogen we ons in het Frankrijk van mei 1968, dat regelmatig bedekt werd met barricaden, verwachten aan:
En tenslotte wordt de grote verwarring die in deze periode tot uitdrukking komt goed samengevat in de volgende twee slogans:
Deze leuzen, en de meeste slogans die ook in andere landen naar voren gebracht werden, wijzen er op dat de studentenbeweging in de jaren 1960 geenszins een proletarisch klassenkarakter bezat, ook al bestond op verschillende plaatsen (zoals in Italië en in Frankrijk) de wil om een brug te slaan naar de strijd van de arbeidersklasse. Deze intentie verraadde overigens een bepaalde neerbuigendheid naar de klasse toe, vermengd met een fascinatie voor dit mythische wezen, de arbeider in zijn blauwe werkpak, de held van een half verteerde kennismaking met de klassieken van het marxisme.
Fundamenteel was de studentenbeweging van de jaren 1960 kleinburgerlijk van aard, met als een van de meest uitgesproken aspecten, naast zijn anarchistische karakter, de wil “het leven onmiddellijk te veranderen”.
Het ‘revolutionair’ radicalisme van de voorhoede van die beweging, de geweldsverheerlijking door sommige delen ervan inbegrepen, is een illustratie te meer van haar kleinburgerlijke aard. In feite waren de ‘revolutionaire’ bekommernissen van de studenten van 1968 zonder twijfel ernstig gemeend, maar ze waren sterk getekend door de ‘derde wereld’ ideologie (het guevarisme of het maoïsme), of door het antifascisme. Ze hadden een romantische notie van de revolutie, zonder enig besef van het reëele ontwikkelingsproces van de beweging van de arbeidersklasse dat daartoe leidt.Voor de studenten die zichzelf als ‘revolutionair’ beschouwden, was de beweging van Mei 68 in Frankrijk al De Revolutie, en de barricades die er dagelijks werden opgeworpen, werden voorgesteld als de erfgenamen van die van 1848 of van de Commune van 1871.
Een van de componenten van de studentenbeweging van de jaren 1960 was het ‘generatieconflict’, de zeer belangrijke kloof tussen de nieuwe generatie en die van hun ouders, die talloze kritieken naar het hoofd geslingerd kregen. In het bijzonder werd aan deze generatie, vanwege het feit dat zij zo hard gewerkt had om een situatie van ellende, zoniet hongersnood, als gevolg van de Tweede Wereldoorlog te boven te komen, verweten dat ze zich slechts om materieel welzijn bekommerde. Vandaar het succes van fantasieën over de ‘consumptiemaatschappij’ en slogans als ‘Werk nooit!’. Kind van een generatie die volop de contrarevolutie had ondergaan, verweet de jeugd van de jaren 1960 haar conformisme en onderwerping aan de eisen van het kapitalisme. Van de andere kant begrepen vele ouders niet – en konden het moeilijk accepteren – dat hun kinderen de offers die zij hadden gebracht om hen van een betere economische situatie te verzekeren, met misprijzen bekeken.
Toch bestaat er een echte economische factor als aanzet tot de studentenrevolte van de jaren 1960. Er was in die periode geen grote dreiging van werkloosheid of werkonzekerheid na de studie, zoals nu wel het geval is. De voornaamste ongerustheid die toen de studerende jeugd trof was dat ze voortaan niet meer aanspraak zou kunnen maken op dezelfde sociale status, welke de vorige generatie universitair gediplomeerden genoot. In feite was de generatie van 1968 de eerste die geconfronteerd werd met het verschijnsel van de ‘proletarisering van de kaders’ die door de sociologen van die tijd uitvoerig bestudeerd is. Dit verschijnsel had enkele jaren voordien zijn intrede gedaan, nog voor de openlijke crisis zich manifesteerde, na een aanzienlijke toename van het aantal studenten aan de universiteiten. Deze toename was het gevolg van de behoeften van de economie, maar ook van de wil en mogelijkheden van de oudere generatie om hun kinderen te verzekeren van een economische en sociale situatie die beter was dan die van henzelf. Deze ‘massificatie’ van de studentenbevolking bracht een groeiende malaise te weeg, als gevolg van het voortbestaan van universitaire structuren en praktijken uit een tijd waarin alleen de elite haar kon bezoeken, en met name van een sterk autoritarisme.
De studentenbeweging ontwikkelde zich vanaf 1964 in een periode van economische ‘voorspoed’, maar vanaf 1967 is dat niet langer het geval. De economische situatie van het kapitalisme begon ernstig af te takelen, wat de malaise van de studerende jeugd nog versterkte. Dat is één van de redenen die ons in staat stelt om te begrijpen waarom die beweging in 1968 haar hoogtepunt kent. Het laat ons begrijpen waarom, vanaf mei 1968, de arbeidersklasse het voortouw neemt. Dit behandelen we in het volgende deel.
Fabienne / 29.03.08
(1) Tijdens de Vietnamoorlog waren de Amerikaanse media nog niet onderworpen aan de militaire autoriteiten. Dat is een ‘fout’ die de Amerikaanse regering niet opnieuw begaan heeft tijdens de oorlogen tegen Irak in 1991 en vanaf 2003.
(2) Een dergelijk verschijnsel heeft vlak na de Tweede Wereldoorlog niet plaatsgevonden: de Amerikaanse soldaten hadden ook in de hel geleefd, met name degenen die in 1944 in Normandië geland waren, maar hun offers werden door bijna iedereen aanvaard, omdat de autoriteiten en de media de barbaarsheid van het nazi-regime op grote schaal hadden blootgelegd.
(3) In het begin van de twintigstee eeuw hadden de Franse anarchisten een ezel voorgedragen als kandidaat bij de parlementaire verkiezingen.
Op 11 november 2018 is het precies honderd jaar geleden dat er een einde kwam aan de Groote Oorlog. Dit gebeurt onder grote media aandacht: VRT Eén wil die dag, in een marathonuitzending, terugblikken op een eeuw lang wapenstilstand en meteen de belofte van toen in de kijker zetten: “nooit meer ten oorlog”. Eveneens zal er die dag in 220 Belgische steden en gemeenten een vredesboom worden geplant. De koning zal op 11 november Ieper met een bezoek vereren, om een speciale versie van “The Last Post” aan te horen. Kortom festiviteiten en media-aandacht genoeg om de wapenstilstand van 100 jaar geleden te herdenken en toe te juichen.
Moeten we de wapenstilstand van 11 november 1918 inderdaad begroeten? Was deze bedoeld om definitief de wapens neer te leggen en iedere verdere oorlogvoering voorgoed uit te bannen? Was de feitelijke oorzaak, die leidde tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, door de wapenstilstand uit de wereld geholpen? Heeft de wapenstilstand er inderdaad voor gezorgd dat de staten van Europa daarna “nooit meer ten oorlog” zijn gegaan?
In november 1918 heerste er een enorme chaos in Europa waardoor miljoenen mensen van huis en haard waren verdreven en opnieuw op zoek waren naar een plaats om hun verdere leven voort te zetten en op te bouwen. In Nederland verbleven bv. één miljoen Belgen waarvan er, na de wapenstilstand, nog 100.000 moesten terugkeren. In Frankrijk verbleven 300.000 Belgische vluchtelingen, die in 1918 ook weer hun weg naar huis moesten vinden. Tenslotte waren er de honderdduizenden gewonde, half verminkte, kreupele militairen, die kriskras in Europa hun weg zochten naar hun dorp of stad. Door de chaos van de wereldoorlog en de enorme volksverhuizingen die daar mee gepaard gingen, kon ook de Spaanse griep een enorme verwoesting aanrichten en veroorzaakte uiteindelijk meer doden dan de Eerste Wereldoorlog zelf.
Bourgeois ideologen zijn het erover eens dat de voorwaarden, die door de geallieerde landen aan Duitsland waren opgelegd in het verdrag van Versailles, de kiem legden voor een nieuwe oorlog, twintig jaar later. Het ‘vredestraktaat’ vormde de aanzet voor de opkomst van gevoelens van wraak en vergelding, die zich in de loop van de jaren 1920 in een groot deel van de Duitse bevolking zouden ontwikkelen. De reactie van de krant van de SDAP (sociaaldemocratisch) in Nederland, geeft daar in 1919 een voorproefje van: “Een diepe en bittere teleurstelling, een ontgoocheling die men voelt als een ramp is deze vrede voor allen. (….) Het vredestraktaat legt het statuut vast van het verval van Europa, van zijn teruggang tot een lagere beschavingsgraad. Het grootste volk van het vasteland wordt geketend en tot dwangarbeid gedreven (….) vernedering en verbittering. Wraakzucht hier, overmoed, machtsbegeerte, roekeloosheid daar, zijn de nieuwe “beschavingselementen” door het vredestraktaat gewekt” (Het Volk, 21 juni 1919)
Bourgeoisieën van diverse landen waren zich ervan bewust dat deze vrede tot mislukken gedoemd was. Niet alleen de politiek ten opzichte van Duitsland zette de situatie op scherp, maar ook “de creatie van nieuwe staten zoals Polen, Oostenrijk, Hongarije en Joegoslavië heeft geleid tot onophoudelijke conflicten over de nieuwe grenzen van deze landen. Vooral voor Hongarije, dat tweederde van zijn gebied verloor dat het voor de oorlog bezette. (…) Kortom, de vrede is een mislukking.” (Jay Winter in een interview met Le Monde; 12.11.2014)
De wapenstilstand van 11 november 1918 was in wezen een vrede die een einde maakte aan alle vrede!
Sinds de Eerste Wereldoorlog verkeert het kapitalisme in verval en deze periode, die toen een aanvang nam, leidde tot een quasi-permanente staat van oorlog. Enkele voorbeelden van de volgende twee decennia maken dit duidelijk.
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog werd aan Griekenland een bezettingszone toegewezen in Turkije. In de zomer van 1920 wilden de Grieken hun gebied uitbreiden. Hierbij stuitten ze op hevig Turks verzet. Dit was het begin van de Grieks-Turkse Oorlog die duurde tot 1922. De oorlog ging gepaard met ernstige gruwelen aan beide zijden, zoals de moord op tienduizenden Grieken en Armeniërs door de Turken. In 1920 wisten de Riffijnse stammen in Noord-Marokko zich te verenigen en zij ontketenden een oorlog tegen de Spaanse overheersing. In de zomer van 1921 kwamen circa 19.000 Spaanse soldaten om het leven. Deze oorlog tegen Spanje, dat later werd bijgestaan door Frankrijk, duurde tot 1926. Spanje en Frankrijk maakten onder meer gebruik van gifgas, waarbij duizenden doden vielen.
In 1929 bezetten de Chinezen de spoorweg in Mantsjoerije. Daardoor kwam het tot een openlijk conflict met de Sovjet-Unie. Toen Sovjettroepen op 15 november de grens met China overstaken, kwam het tot zware gevechten. Hierbij vielen aan Chinese kant meer dan 2000 doden en 10.000 gewonden. Het Mantsjoerije-incident in 1931, een bomaanslag op een spoorlijn, werd door Japan gebruikte om de oorlog te beginnen en de Chinese provincie te bezetten. In 1937 werd de oorlog voortgezet met een aanval op het hele Chinese vasteland, dat toen ook door Japan werd veroverd. Tijdens deze oorlog vielen honderdduizende doden, vooral burgers en pleegden de Japanse troepen verschillende massamoorden.
Op 3 oktober 1935 ontketende Italië een oorlog tegen Ethiopië. Na zeven maanden van hevige gevechten lukte het om het land te veroveren. In aanvallen op de burgerbevolking gebruikten de Italianen op grote schaal mosterdgas. Naast 25.000 militairen kostte deze oorlog aan 250.000 burgers het leven. In 1936 begonnen een aantal generaals een oorlog tegen de Spaanse republiek. Zij werden daarbij gesteund door Italië, Duitsland en Portugal. De republiek werd op haar beurt gesteund door de Sovjet-Unie en Mexico. De oorlog, die duurde drie jaar duurde en eindigde met een overwinning voor de generaals, eiste in totaal meer dan een half miljoen doden. Op 12 maart 1938 marcheerden Duitse militairen Oostenrijk binnen. Op 15 maart 1939 bezetten Duitse legereenheden Tsjechië en Hongaarse troepen Slowakije. Deze militaire veroveringen vormden de eerste oorlogshandelingen, die zouden leiden tot de Tweede Wereldoorlog.
De wapenstilstand van 11 november 1918 luidde dus geenszins een periode van vrede in maar bracht een onafgebroken reeks oorlogen met zich mee die uiteindelijk uitmondden op de Tweede Wereldoorlog.
De wapenstilstand maakte het mogelijk voor de bourgeoisie het proletariaat de oorlog te verklaren door (a) de arbeiders te verdelen tussen “overwinnaars” en “overwonnen” landen en (b) de wapens te keren tegen de revolutie. In Rusland was de contrarevolutie al in alle hevigheid losgebarsten. (Zie: “The world bourgeoisie against the October revolution”; Internationale Revue, Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 160). Ook in Duitsland stond de bourgeoisie klaar om haar contrarevolutionaire terreur uit te oefenen. Gevoed door een ongekende haat tegen de arbeidersklasse, bereidde ze zich voor om de haarden van de kommunistische revolutie met geweld uit te roeien en te verpletteren.
a) De arbeidersklasse verdelen
De bourgeoisie was bewust van het gevaar: “heel Europa is vervuld van de geest van de revolutie. Er is niet alleen een diep gevoel van ontevredenheid, maar ook van woede en opstand onder de arbeiders (…). De hele bestaande orde, in zowel haar politieke, sociale als economische aspecten wordt in vraag gesteld door de massa’s van de bevolking van het ene uiteinde van Europa naar het andere.” (De Britse eerste minister Lloyd George, in een geheim memorandum aan de Franse premier Georges Clemenceau, maart 1919). Met de ondertekening van de wapenstilstand werd de arbeidersklasse in Europa opgesplitst in twee delen: aan de ene kant de arbeidersklasse die zich bevond in het kamp van de verliezende natiestaten en aan de andere kant het deel dat zich bevond in de overwinnende kapitalistische landen en overspoeld werden door een golf van nationaal-chauvinisme (vooral in Frankrijk, Engeland, België en de VS). Op die manier wist de bourgeoisie de revolutionaire opstanden te beperken tot de eerstgenoemde landen (en Italië).
Als voorbeeld hiervan kunnen we verwijzen naar de bijzondere situatie, die enkele dagen voor en na 11 november 2018 in Brussel ontstond. Duitse soldaten die er gelegerd waren, versterkt door Duitse matrozen uit de zeemachtbasis van de Kriegsmarine in Oostende, kwamen in opstand en richtten een revolutionaire soldatenraad op. Zij trokken door de straten van Brussel met Duitse, Belgische en rode vlaggen om solidariteit te zoeken met de Belgische arbeiders en hun organisaties. Ondanks enkele daden van verbroedering met leden van de Socialistische Jonge Wacht, roepen de vakbonden op om geen acties te ondernemen en, onder invloed van de chauvinistische propaganda, komt er geen mobilisatie van de Brusselse arbeiders maar wachtten ze passief op de feestelijke intocht van het zegevierende Belgische leger enkele dagen later.
b) De wapens richten op de revolutie
“Eerst hadden de verschillende nationale bourgeoisieën op het slagveld van de imperialistische oorlog geprobeerd elkaars territoria af te snoepen ten koste van meer dan 20 miljoen doden en een ontelbaar aantal gewonden. Geconfronteerd met een arbeidersklasse, die op haar klasseterrein vocht, stonden ze onmiddellijk klaar om hun gelederen te sluiten. Opnieuw werd bevestigd dat de heersende klasse, door haar eigen aard verdeeld, zich in een revolutionaire situatie kan verenigen om de arbeidersklasse het hoofd te bieden.” (“1918-1919: Seventy years ago - On the Revolution in Germany”; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 56)
Toen de sovjets in oktober 1917 aan de macht kwamen barstte de reactie van de imperialistische krachten onmiddellijk los. Een internationaal verenigde bourgeoisie, met legers uit 21 verschillende landen, keerde zich tegen de jonge Sovjet Republiek. De contrarevolutionaire aanval begon in 1917 en duurde tot 1922. De ‘Witte Legers’ lanceerden een verschrikkelijke burgeroorlog. De legers van de kapitalistische staten van Europa, de Verenigde Staten en Japan maakten met hun oorlog tegen de arbeidersklasse in Rusland ontelbare slachtoffers. Van het aantal mensen dat de dood vond in the burgeroorlog, waren ongeveer één miljoen soldaten van het Rode Leger. Daarnaast stierven nog vele miljoenen mensen door de indirecte gevolgen van de oorlog, zoals hongersnood en epidemieën. De schattingen van het aantal doden door de terreur van de Witte Legers lopen uiteen van 300.000 tot 1 miljoen. (https://www.quora.com/How-many-people-died-during-the-Russian-Civil-War [218])
De ontketening van de revolutie in centraal Europa: Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, enzovoort, maakte het noodzakelijk om het Duitse leger niet geheel en al te ontwapenen. “Men ging ervan uit dat het Duitse leger sterk genoeg moest zijn om de interne orde te handhaven en een eventuele machtsgreep van de Bolsjewiki te voorkomen.” (“Lloyd George at War”, George H. Cassar) Daarop werd de Duitse militaire leiding, nadat ze er 30.000 had gevraagd, toegestaan om 5.000 mitrailleurs te behouden.
Ook in Duitsland brak einde 1918 de opstand uit. Op 10 november 1918 bood generaal Groener, de opvolger van Ludendorf als opperbevelhebber van het Duitse leger, in een telefoongesprek met de sociaaldemocratische regeringsleider Friedrich Ebert, een pact aan. De generaal stelde een loyale samenwerking voor om zo snel mogelijk een einde te maken aan het ‘bolsjewisme’ en een terugkeer te verzekeren naar ‘wet en orde’. “Het was een verbond tegen de revolutie. ‘Ebert ging in op mijn voorstel een bondgenootschap te sluiten,’ schrijft Groener. ‘Van toen af bespraken we iedere avond met elkaar via een geheime verbinding tussen de Rijkskanselarij en de legerleiding de noodzakelijke te nemen maatregelen. Het bondgenootschap heeft goed voldaan.’” (Sebastian Haffner, De verraden revolutie).
Onder invloed van de revolutie waren grote delen van de militairen en van de mariniers onbetrouwbaar geworden voor de bourgeoisie. Met de klasse-oorlog in het vooruitzicht kreeg de sociaaldemocraat Gustav Noske, die in december 1918 was toegetreden tot de regering Ebert, de opdracht om Freikorpsen te vormen. Hiervoor werden vooral gezagsgetrouwe, conservatieve en extreemrechtse frontsoldaten geworven, die hun vaderland wilden verdedigen tegen het bolsjewisme en door de afloop van de oorlog uitgesloten waren van de maatschappij. Zo kon de Duitse staat in januari 1919 opnieuw beschikken over loyale legereenheden van een paar honderdduizend soldaten, waaronder 38 Freikorpsen. In de strijd tegen de revolutie deinsde de SDP-regering er niet voor terug om schaamteloos gebruik te maken van de meest reactionaire gewapende krachten. Nadat hij de woorden had uitgesproken “iemand moet de bloedhond zijn” en de opstandelingen voor “de hyena’s van de revolutie” had uitgemaakt, liet Noske de Freikorpsen op de arbeiders los: de oorlog tegen de arbeidersklasse in Duitsland was begonnen. Vanaf half januari werd de militaire aanval ingezet op de arbeidersklasse en haar revolutionaire organisaties (partijen, groeperingen, pers, enzovoort). Hele arbeiderswijken van de grote steden werden één voor één aangevallen en overal werden de vreselijkste slachtingen aangericht. (Zie ook de twee artikels over de Duitse revolutie, elders in deze krant)
Zoals de oorlog werd gevoerd tegen de arbeidersklasse in Duitsland, zo verliep deze ook in een aantal andere landen. Een van die landen was Hongarije, waar de arbeidersopstand eveneens een revolutionaire leiding aan de macht had gebracht. Daar werd de opstand, na een aantal maanden, eveneens in bloed gesmoord door een militaire aanval van de kapitalistische krachten. Op 1 augustus 1919 viel Roemenie, Hongarije binnen en wierp de revolutionaire regering omver wat een einde maakte aan het kommunistische experiment. Gesteund door Frankrijk en Engeland en het Witte Leger, namen Roemeense troepen op 1 augustus Boedapest in en installeerden een vakbondsregering die de Arbeidersraden liquideerde. Toen de vakbonden klaar waren met hun werk gaven ze het bevel over aan admiraal Horty (een latere collaborateur van de nazi’s) die een terreurbewind ontketende tegen de arbeiders (8.000 mensen werden geëxecuteerd, 100.000 gedeporteerd).
Kapitalisme is geweld en vrede binnen het kapitalisme is een complete illusie. De geschiedenis van de 20e eeuw laat zien dat een ‘wapenstilstand’ alleen wordt gesloten om een nieuwe oorlog te beginnen. Want terwijl de wapens tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlogen geen moment hebben gezwegen, is deze tendens, van permanente toestand van oorlog, na de Tweede Wereldoorlog alleen maar sterker geworden. Zo was de periode van de ‘Koude Oorlog’, in tegenstelling tot wat vaak gesuggereerd wordt, geen periode van ‘louter’ gewapende vrede, maar van tientallen militaire confrontaties (Korea, Vietnam, Midden-Oosten, …), die zich uitstrekten over de hele wereld en miljoenen slachtoffers eisten.
Een vrome wens om vrede houdt de oorlog niet tegen. Zelfs als die ondersteund wordt door massale betogingen. Zo riep de SPD, op 25 juli 1914, bijvoorbeeld op tot een massale demonstratie tegen de oorlog. Er werd massaal gehoor aan gegeven. Op 29 en 30 juli namen, in heel Duitsland, 750.000 mensen deel aan de protesten. Toch vormde dit voor de bourgeoisie geen aanleiding haar gang naar de oorlog stop te zetten. Integendeel, diezelfde sociaaldemocratische SPD besloot een paar dagen later om de arbeidersmassa’s te verraden en de bourgeoisie in haar oorlogsdrift te steunen.
Een massabetoging kan een moment zijn in het verzet tegen de oorlog, maar die moet dan wel plaatsvinden in het kader van een algemene proletarische opstand, in een dynamiek van de aanval op de burgerlijke staat. Dit bleek duidelijk in 1917 in Rusland. Zo ook was de opstand van 1918 in Duitsland in eerste instantie slechts gericht op de beëindiging van de oorlog. En die oorlog werd ook beëindigd omdat er de reële dreiging bestond dat de arbeiders de macht zouden overnemen. Want alleen een revolutionaire omwenteling en de macht in handen van de arbeidersklasse kan een einde maken aan iedere vorm van oorlog n
“Of de bourgeois regering maakt vrede, zoals ze de oorlog maakte en dan zal, zoals na elke oorlog, het imperialisme blijven domineren en de oorlog onvermijdelijk gevolgd worden door nieuwe herbewapening, nieuwe oorlogen, vernietiging, reactie en barbarendom. Of anders moeten jullie de krachten verzamelen voor een revolutionaire opstand, strijden om de politieke macht te verwerven die jullie in staat stelt vrede te dicteren, zowel in het binnenland als elders” (Rosa Luxemburg, Spartakusbriefe nr. 4, april 1917).
Dennis / 2018.10.11
Met haar opstand in november 1918 had de arbeidersklasse de bourgeoisie in Duitsland gedwongen een einde te maken aan de oorlog. Om de radicalisering van de beweging te saboteren en een herhaling van de ‘gebeurtenissen in Rusland’ te verhinderen, gebruikte de kapitalistische klasse de SPD als oorlogsmachine in de strijd tegen de arbeidersklasse. Dankzij een bijzonder doeltreffende sabotagepolitiek deed de SPD, met behulp van de vakbonden, al wat ze kon om de macht van de arbeidersraden te ondermijnen.
Tegenover de explosieve ontwikkeling van de beweging, met soldaten die overal aan het muiten sloegen en zich aansloten bij het kamp van de opstandige arbeiders, kon de bourgeoisie niet onmiddellijk overgaan tot repressie. Ze moest eerst politiek tegen de arbeidersklasse optreden en die weg volgen teneinde een militaire overwinning te kunnen behalen.
Toch begon de voorbereiding van de militaire actie vanaf het allereerste begin. Het waren niet de rechtse partijen van de bourgeoisie die deze repressie organiseerden, maar de partij die nog werd gezien als ‘de grote Partij van het proletariaat’, de SPD, en ze deed dat in nauwe samenwerking met het leger. Het waren deze fameuze democraten die zich inzetten om de laatste verdedigingslinie van het kapitalisme te vormen. Zij waren het die de meest doeltreffende borstwering van het kapitaal vormden. De SPD begon met het op de been brengen van commando-eenheden, daar het reguliere leger, besmet met het ‘virus van de arbeidersstrijd’, steeds minder aan de burgerlijke regering gehoorzaamde. Deze compagnies van vrijwilligers, die een speciaal soldij ontvingen, zouden dienen als hulptroepen van de repressie.
Precies één maand na het uitbreken van de strijd gaf de SPD de politie het bevel met geweld binnen te dringen in de kantoren van Die Rote Fahne, de krant van Spartakus. Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg en andere Spartakisten, maar ook leden van De Uitvoerende Raad van Berlijn, werden gearresteerd.
Op hetzelfde moment vielen troepen, die trouw waren gebleven aan de regering, een betoging aan van soldaten die gedemobiliseerd of gedeserteerd waren; 14 betogers werden gedood. In antwoord daarop gingen op 7 december verschillende fabrieken in staking. In alle fabrieken vonden algemene vergaderingen plaats. Voor het eerst was er, op 8 december, een betoging van gewapende soldaten en arbeiders waaraan 150.000 personen deelnemen. In steden in de Ruhr, zoals Mülheim, namen arbeiders en soldaten enkele fabrieksbazen gevangen.
Tegenover die provocaties van de regering stuurden de revolutionairen niet aan op een onmiddellijke opstand, maar riepen ze de arbeiders op massaal in beweging te komen. De Spartakisten hadden de situatie ingeschat als nog niet rijp genoeg om de burgerlijke regering omver te werpen, meer bepaald vanuit het oogpunt van de bekwaamheden van de arbeidersklasse.
Het Nationale Radencongres, dat half december 1918 plaatsvond, liet zien dat dit inderdaad het geval was en de bourgeoisie zou gebruik maken van deze situatie. De afgevaardigden op dit Congres besloten hun beslissing te onderwerpen aan een Nationale Vergadering, die verkozen moest worden. Tegelijkertijd werd een Centrale Raad (Zentralrat) gevormd, uitsluitend bestaande uit SPD-leden, die beweerde te spreken uit naam van de arbeiders- en soldatenraden in Duitsland. De bourgeoisie heeft deze zwakheid van de arbeidersklasse uitgebuit door meteen na het Congres een andere militaire provocatie te ontketenen: op 24 december gingen commando-eenheden en regeringstroepen over tot de aanval. Elf mariniers en verschillende soldaten werden gewond. Eens te meer wekte dit grote verontwaardiging bij de arbeiders. De arbeiders van het autobedrijf Daimler en verschillende andere fabrieken in Berlijn richtten een Rode Garde op. Op 25 december vonden er, in antwoord op de aanval, machtige betogingen plaats. De regering moest een stap terugdoen. De regeringsploeg verloor steeds meer aan krediet, en de USPD, die tot dan toe met de SPD in de regering zat, trok zich eruit terug.
Maar de bourgeoisie gaf niet op. Ze bleef ijveren voor de ontwapening van het proletariaat dat in Berlijn nog wapens bezat, en bereidde zich erop voor om het een beslissende klap toe te brengen.
Om de bevolking op te zetten tegen de klassebeweging, werd de SPD de spreekbuis van een enorme lastercampagne tegen de revolutionairen; een campagne die er zelfs toe overging te eisen dat met name de Spartakisten ter dood gebracht zouden worden.
Eind december trad de Spartakusgroep uit de USPD om met de IKD de KPD op te richten. De arbeidersklasse had nu dus een klassepartij, die geboren was in het vuur van de beweging en die het doelwit werd van de aanvallen van de SPD, de voornaamste verdediger van het kapitaal.
Voor de KPD was de grootst mogelijke massa-activiteit van de arbeiders onmisbaar om zich te kunnen verzetten tegen die tactiek van het kapitaal. “Na de aanvankelijke fase van de revolutie, die van de voornamelijk politieke strijd, opent zich nu een fase van versterkte, intensievere en voornamelijk economische strijd” (Rosa Luxemburg op het Oprichtingscongres van de KPD). De SPD-regering “zal de vlammen van de economische klassestrijd niet overleven” (ibid.) Daarom doet het kapitaal, met de SPD op kop, al wat het kan om iedere uitbreiding van de strijd naar dat terrein te verhinderen door voortijdig gewapende arbeidersopstanden uit te lokken en die dan vervolgens neer te slaan. Het moest eerst de beweging in haar centrum, Berlijn, verzwakken, om vervolgens de rest van de arbeidersklasse te kunnen aanvallen.
In januari reorganiseerde de bourgeoisie haar troepen die in Berlijn gestationeerd waren. In totaal beschikte ze over meer dan 80.000 soldaten, verspreid over de stad, waarvan 10.000 stoottroepen. Aan het begin van de maand lanceerde ze een nieuwe provocatie tegen de arbeiders om hen militair te verdelen. Op 4 januari werd de politieprefect van Berlijn, Eichhorn, die in november door de arbeiders was aangesteld, door de burgerlijke regering uit zijn functie ontheven. De arbeidersklasse beschouwde dat als een aanval. Op de avond van 4 januari hielden de Vertrouwensmannen (Obleute) een meeting, waaraan Liebknecht en Pieck, namens de pas opgerichte KPD, deelnamen.
De KPD, de revolutionaire Obleute en de USPD riepen op tot een protestbijeenkomst op zaterdag 5 januari. Als gevolg van die bijeenkomst namen ongeveer 150.000 arbeiders deel aan de betoging voor de politieprefectuur. Op de avond van 5 januari bezetten een aantal betogers de kantoren van de SPD-krant, Vorwärts, en andere uitgeverijen. Die acties vonden waarschijnlijk plaats op aansporing van provocateurs en kwamen in ieder geval op gang zonder dat het Comité ervan op de hoogte was of er zijn goedkeuring aan had gegeven.
De voorwaarden waren inderdaad niet rijp voor een omverwerping van de regering en de KPD legde dat duidelijk uit in een pamflet dat begin januari uitgegeven werd:
“Als de arbeiders van Berlijn vandaag de Nationale Vergadering ontbinden, als ze de Eberts en de Scheidemannen in de gevangenis gooien, terwijl de arbeiders in de Ruhr, in Opper-Silezië en aan de Elbe rustig blijven, dan zal het kapitalisme morgen Berlijn kunnen uithongeren. Het offensief van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie, de strijd om de macht van de arbeiders- en soldatenraden moet het werk zijn van alle arbeiders van het Rijk. Alleen de strijd van de arbeiders in de steden en op het platteland, overal en op permanente wijze, die, door te versnellen en toe te nemen, een machtige golf wordt die met geweld heel Duitsland overspoelt, alleen één enkele golf, die gevormd wordt door de slachtoffers van de uitbuiting en onderdrukking en die zich over het hele land uitbreidt, kan de kapitalistische regering doen uiteenspatten, de Nationale Vergadering ontbinden, en op de ruïnes de macht van de arbeidersklasse opbouwen die het proletariaat naar de complete overwinning zal leiden in de verdere strijd tegen de bourgeoisie. (...)
Arbeiders, mannen en vrouwen, soldaten en mariniers! Roep overal vergaderingen samen en leg duidelijk uit aan de massa’s dat de Nationale Vergadering enkel bluf is. In elke werkplaats, in elke troepeneenheid, in elke stad, moet gij kijken en nagaan of uw arbeiders- en soldatenraad inderdaad verkozen is, of er geen vertegenwoordigers van het kapitalistisch systeem in zitten, geen verraders van de arbeidersklasse zoals de mannen van Scheidemann, of onstandvastige en aarzelende elementen zoals de Onafhankelijken.”
Deze analyse laat zien dat de KPD duidelijk inzag dat de omverwerping van de kapitalistische klasse nog niet meteen mogelijk was en dat een greep naar de macht nog niet aan de orde was.
Na de enorme massabetoging van 5 januari kwamen de Vertrouwensmannen ‘s avonds in vergadering bijeen, met deelname van afgevaardigden van de KPD en vertegenwoordigers van de garnizoenstroepen. Onder de indruk van de machtige betoging van die dag, verkozen de aanwezigen een Revolutionair Comité van 52 leden, met Ledebourg als voorzitter, Scholze voor de revolutionaire Vertrouwensmannen en Karl Liebknecht voor de KPD. Ze besloten tot een algemene staking en nog een betoging voor de volgende dag, 6 januari.
Het Revolutionaire Comité verspreidde een pamflet dat opriep tot de opstand: “Laten we vechten voor de macht van het revolutionair proletariaat! Weg met de regering Ebert-Scheidemann!”
Soldaten verklaarden zich solidair met het Revolutionaire Comité. Een afvaardiging van soldaten verzekerde dat ze zich aan de kant van de revolutie zou scharen zodra de afzetting van de regering Ebert-Scheidemann aangekondigd zou worden. In antwoord daarop tekenden Liebknecht voor de KPD en Scholze voor de Vertrouwensmannen een decreet waarin verklaard werd dat de afzetting een feit was en dat de regeringszaken overgenomen werden door het Revolutionaire Comité. Op 6 januari betoogden ongeveer 500.000 personen door de straten. Betogingen en bijeenkomsten hadden plaats in elke wijk van de stad; de arbeiders van Groot Berlijn eisten dat men hen hun wapens zou teruggeven. De KPD eiste de bewapening van het proletariaat en de ontwapening van de contrarevolutionairen. Hoewel het Revolutionaire Comité het ordewoord “Weg met de regering !” gegeven had, nam het geen enkel ernstig initiatief om die oriëntatie tot een goed einde te brengen. In de bedrijven werd geen enkele strijdgroep georganiseerd, er werd geen enkele poging ondernomen om de staatszaken in handen te nemen en de oude regering te verlammen. Niet alleen had het Revolutionaire Comité geen enkel actieplan, maar bovendien werd het de 6e januari door de marine gedwongen zijn hoofdkwartier te verlaten.
De arbeidersmassa, die betoogde, verwachtte op straat richtlijnen te krijgen terwijl haar leiders hulpeloos bleven. Terwijl de proletarische leiding aarzelde en terugdeinsde, geen enkel actieplan had, kwam de regering, geleid door de SPD, op haar beurt al snel de schok te boven die in het begin veroorzaakt was door dit offensief van de arbeiders. Van alle zijden kreeg ze steun. De SPD riep op tot stakingen en betogingen om de regering te ondersteunen. Er werd een nog meer verbeten en doortrapte campagne ontketend tegen de kommunisten.
De SPD en haar medeplichtigen waren dus bezig om, in naam van de revolutie en de belangen van het proletariaat, de afslachting van de revolutionairen van de KPD voor te bereiden. Met de meest verachtelijke dubbelhartigheid riep zij de raden op de regering te steunen tegen wat zij ‘de gewapende bendes’ noemde. De SPD bevoorraadde zelfs een militaire afdeling, die wapens verkreeg uit de kazernes, en Noske werd aan het hoofd geplaatst van de repressiekrachten met de woorden: “We hebben een bloedhond nodig en ik zal me niet onttrekken aan die verantwoordelijkheid.”
Op 6 januari vonden de eerste schermutselingen plaats. Terwijl de regering troepen verzamelde rond Berlijn, kwam De Uitvoerende Raad van Berlijn ‘s avonds de 6e bijeen. Overheerst door SPD en USPD, stelde ze voor dat er onderhandelingen zouden komen tussen de revolutionaire Vertrouwensmannen en de regering, terwijl De Uitvoerende Raad had opgeroepen deze laatste omver te werpen. De Uitvoerende Raad speelde de ‘verzoener’ door voor te stellen het onverenigbare te verenigen. Die houding zaaide verwarring onder de arbeiders, vooral onder de soldaten die toch al aarzelden. De mariniers besloten dus een politiek van ‘neutraliteit’ te voeren. In een situatie van rechtstreekse confrontatie tussen de klassen kan elke besluiteloosheid ertoe leiden dat de arbeidersklasse al snel het vertrouwen in haar eigen capaciteiten verliest en er een wantrouwende houding ten opzichte van haar eigen politieke organisaties wordt ingenomen. Door deze kaart te trekken zorgde de SPD voor een dramatische verzwakking van het proletariaat. Tegelijkertijd gebruikte ze provocateurs (zoals later bewezen werd) om de arbeiders tot een confrontatie aan te zetten.
In het licht van deze situatie had de leiding van de KPD, in tegenstelling tot het Revolutionaire Comité, een zeer duidelijk standpunt, dat steunde op een analyse van de situatie die ze gemaakt had op haar oprichtingscongres et die oordeelde dat het nog te vroeg was voor een greep naar de macht.
De KPD riep de arbeiders dus op eerst en vooral de raden te versterken, door de strijd te ontwikkelen op hun klasseterrein, in de bedrijven, en door zich te ontdoen van de Eberts, de Scheidemannen en co. Door de druk via de raden op te drijven, zouden ze een nieuw elan aan de beweging kunnen geven om zich dan te werpen in de strijd voor een greep naar de politieke macht.
Dezelfde dag oefende Luxemburg en Jogiches zware kritiek uit op het ordewoord van de onmiddellijke omverwerping van de regering, dat door het Revolutionaire Comité gegeven was, maar vooral op het feit dat het Comité zich door zijn aarzelende en capitulerende houding getoond had niet in staat te zijn de klassebeweging te leiden. Ze verweten in het bijzonder Liebknecht dat hij op eigen houtje gehandeld had, en zich had laten meeslepen door enthousiasme en ongeduld, in plaats van de Partijleiding te consulteren en zich te steunen op het programma en de analyses van de KPD.
Deze situatie toont duidelijk aan dat het noch aan programma, noch aan analyses ontbrak, maar dat de Partij als organisatie niet in staat was haar rol te vervullen als politieke leiding van het proletariaat. Slechts enkele dagen eerder opgericht, had de KPD nog geen invloed op de klasse, en nog minder de organisatorische stevigheid en samenhang die de Bolsjewistische Partij in Rusland een jaar eerder wel had. De onrijpheid van de Kommunistische Partij van Duitsland lag ten grondslag aan de versnippering in haar rijen, iets dat nog grote en dramatische gevolgen zou hebben in de komende gebeurtenissen.
In de nacht van 8 op 9 januari gingen de regeringstroepen tot de aanval over. Het Revolutionaire Comité, dat de krachtsverhouding nog steeds niet goed geanalyseerd had, riep op tot actie tegen de regering: “Algemene staking! Te wapen!: Er is geen andere keus! We moeten vechten tot de laatste man!” Veel arbeiders gaven gehoor aan deze oproep, maar opnieuw wachtten ze tevergeefs op duidelijke instructies van het Comité. In feite was er niets gedaan om de massa’s te organiseren, om aan te sturen op verbroedering tussen de revolutionaire arbeiders en de troepen... De troepen van de regering trokken Berlijn binnen en leverden gedurende verschillende dagen zware straatgevechten tegen de gewapende arbeiders. Velen raakten gewond of werden gedood in de versnipperde gevechten in vele delen van de stad. Op 13 januari besloot de USPD tot het einde van de algemene staking en op 15 januari werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht vermoord door de bloedhonden van het sociaal-democratisch regering. De misdadige campagne van de SPD, “Doodt Liebknecht!” werd voor de bourgeoisie dus met succes bekroond. De KPD werd beroofd van haar belangrijkste leider
De KPD had niet de kracht om de beweging in toom te houden, zoals de bolsjewiki dat gedaan hadden in juli 1917. Volgens Ernst, de nieuwe sociaal-democratische politiechef die de afgezette Eichhorn verving: “Elk succes voor de mensen van Spartakus was vanaf het begin uitgesloten omdat wij hen met onze voorbereidingen gedwongen hebben vroegtijdig toe te slaan. We konden in hun kaarten kijken zodra ze deze begonnen uit te spelen en daarom waren wij in staat hen te verslaan.”
Na dit militaire succes begreep de bourgeoisie onmiddellijk dat ze van haar voordeel gebruik moest maken. Ze ontketende een bloedige golf van geweld waarin duizenden Berlijnse arbeiders en kommunisten vermoord werden, gemarteld en in de gevangenis gegooid. De moorden op Liebknecht en Luxemburg waren geen uitzondering, maar verrieden de beestachtige vastberadenheid waarmee de bourgeoisie haar doodsvijanden, de revolutionairen, wilde uitschakelen.
Op 19 januari triomfeerde ‘de democratie’: er vonden verkiezingen plaats voor de Nationale Vergadering. Onder druk van de arbeidersstrijd besloot de regering op hetzelfde moment naar Weimar te verhuizen. De Weimarrepubliek werd ingesteld op de dode lichamen van duizenden arbeiders n
(Naar een artikel uit International Review 83, 4e kwartaal 1995).
Hieronder publiceren wij een rapport over de imperialistische situatie dat het centrale orgaan van de IKS tijdens een vergadering in juni 2018 heeft aangenomen. Sinds het rapport werd geschreven, hebben de gebeurtenissen rond Trump's bezoek aan Europa de belangrijkste ideeën, die in het rapport werden ontwikkeld, duidelijk bevestigd, in het bijzonder het idee dat de VS nu de belangrijkste drijvende kracht zijn geworden van de tendens van het “ieder voor zich” op wereldvlak, zelfs tot op het punt dat de instrumenten van hun eigen “wereldorde” worden weggegooid. (Zie ons artikel: Trump in Europe: an expression of capitalism in turmoil [223])
* * *
De hoofdlijnen van het rapport over de imperialistische spanningen van november 2017 (zie onze website: https://nl.internationalism.org/content/1413/rapport-over-de-imperialistische-spanningen-november-2017 [224]) bieden ons het essentiële kader om de huidige ontwikkelingen te begrijpen
De laatste tijd is het gewicht van het populisme steeds tastbaarder geworden, waardoor de tendens van het “ieder voor zich” en de toenemende onvoorspelbaarheid van imperialistische conflicten wordt verergerd;
Deze algemene kenmerken van die tijd worden nu weerspiegeld in een reeks bijzonder betekenisvolle tendensen.
De evolutie van de Amerikaanse imperialistische politiek van de afgelopen dertig jaar is een van de meest significante fenomenen van de periode van ontbinding: na de belofte van een nieuw tijdperk van vrede en welvaart (Bush Senior) in de nasleep van de implosie van het Sovjetblok, na de strijd tegen de tendens tot het “ieder voor zich”, is ze nu de belangrijkste drijvende kracht van deze tendens in de wereld geworden. Het voormalige hoofd van een blok en de enige grote imperialistische supermacht die overblijft na de implosie van het Oostblok, die al ongeveer 25 jaar optreedt als wereldpolitieagent en strijdt tegen de verspreiding van het “ieder voor zich” op het imperialistische vlak, verwerpt nu internationale onderhandelingen en mondiale overeenkomsten ten gunste van een politiek van “bilateralisme”.
Een gemeenschappelijk principe, gericht op het overstijgen van de chaos in de internationale verhoudingen, is samengevat in de volgende Latijnse leuze: “pacta sunt servanda” - verdragen, overeenkomsten moeten worden gerespecteerd. Als iemand een globaal - of multilateraal - akkoord ondertekent, wordt hij of zij verondersteld het te respecteren, althans op het eerste gezicht. Maar de Verenigde Staten, onder Trump, schafte deze conceptie af: “Ik onderteken een verdrag, maar ik kan het morgen opheffen”. Dit is al gebeurd met het TransPacific Pact (TPP), het Akkoord van Parijs over klimaatverandering, het nucleaire verdrag met Iran, het slotakkoord tijdens de bijeenkomst van de G7 in Quebec. De Verenigde Staten verwerpen nu internationale overeenkomsten ten gunste van onderhandelingen tussen staten, waarbij de Amerikaanse bourgeoisie haar belangen rechtstreeks oplegt door middel van economische, politieke en militaire chantage (zoals nu het geval is met Canada voor en na de G7 met betrekking tot de NAFTA of met de dreiging van represailles tegen Europese bedrijven die in Iran investeren). Dit zal enorme en onvoorspelbare gevolgen hebben voor de ontwikkeling van imperialistische spanningen en conflicten (maar ook voor de economische situatie op wereldvlak) in de komende periode. We zullen dit illustreren aan de hand van drie “hete hangijzers” in de huidige imperialistische botsingen:
Hoewel deze politiek een enorme toename van chaos en het “ieder voor zich” met zich meebrengt, evenals een verdere achteruitgang van de mondiale posities van de eerste wereldmacht, is er geen tastbaar alternatief in de Verenigde Staten. Na anderhalf jaar van onderzoek door openbare aanklager Mueller en andere vormen van druk op Trump is het onwaarschijnlijk dat Trump uit het ambt wordt verwijderd, mede omdat er zich geen andere politieke kracht aandient. Het moeras binnen de Amerikaanse bourgeoisie deint uit.
De tegenstelling kan niet opvallender zijn. Terwijl de Verenigde Staten van Trump de globalisering aan de kaak stellen en terugkeren naar “bilaterale” overeenkomstenen, kondigt China een grootschalig wereldwijd project aan, de “Nieuwe Zijderoute”. Hierbij zijn ongeveer 65 landen op drie continenten betrokken, die 60% van de wereldbevolking en ongeveer een derde van het mondiale BBP (bruto binnenlands product) vertegenwoordigen, met investeringen over een periode van 30 jaar (2050!) die een omvang van 1,2 triljoen dollar kunnen bereiken.
Sinds het begin van zijn heropkomst, die gepland is op de meest systematische manier en op lange termijn, heeft China zijn leger gemoderniseerd, een “parelketting” geconstrueerd te beginnen met de bezetting van koraalriffen in de Zuid-Chinese Zee en de oprichting van een keten van militaire bases in de Indische Oceaan. Maar voorlopig is China niet op zoek naar een directe confrontatie met de Verenigde Staten; integendeel, het land wil tegen 2050 de machtigste economie ter wereld worden en probeert zijn banden met de rest van de wereld te ontwikkelen en tegelijkertijd directe confrontaties te vermijden. De politiek van China is een politiek van lange termijn, in tegenstelling tot de overeenkomsten op korte termijn die door Trump worden voorgestaan. China streeft ernaar zijn expertise en zijn industriële, technologische en vooral militaire kracht te ontwikkelen. Op dit laatste terrein hebben de Verenigde Staten nog steeds een aanzienlijke voorsprong op China.
Terwijl de G7-top in Canada (9-10 juni 2018) mislukte, organiseerde China in Quingdao een conferentie van de Shanghai-samenwerkingsorganisatie (SSO), waar de presidenten van Rusland (Poetin), India (Modi), Iran (Rohani) en de leiders van Wit-Rusland, Oezbekistan, Pakistan, Afghanistan, Tadzjikistan en Kirgizië aanwezig waren (20% van de wereldhandel, 40% van de wereldbevolking). De huidige doelstelling van China is duidelijk het project van de “Zijderoute” - met als doel zijn invloed uit te breiden. Dit is een project op lange termijn en een directe confrontatie met de Verenigde Staten zou deze plannen alleen maar dwarsbomen. In dit perspectief zal China zijn invloed aanwenden om aan te dringen op een overeenkomst die leidt tot de neutralisatie van alle kernwapens in de Koreaanse regio (met inbegrip van Amerikaanse kernwapens) en die - indien ze wordt aanvaard door de VS - de Amerikaanse strijdkrachten terug zou dringen tot Japan en de onmiddellijke dreiging op het noorden van China zou verminderen.
De ambities van China zullen echter onvermijdelijk leiden tot een confrontatie met de imperialistische doelstellingen, niet alleen van de Verenigde Staten maar ook van andere mogendheden, zoals India of Rusland:
De verergering van de neiging van het ieder voor zich op het imperialistische vlak en de toenemende concurrentie tussen imperialistische haaien wakkeren een ander significant fenomeen van deze ontbindingsfase aan: het aan de macht komen van “sterke leiders” met radicale taal en agressieve nationalistische retoriek.
Het aan de macht komen van een “sterke leider” en een radicale retoriek over de verdediging van de nationale identiteit (vaak gecombineerd met sociale programma's voor gezinnen, kinderen, gepensioneerden van het “eigen volk”) is typerend voor populistische regimes (Trump natuurlijk, maar ook Salvini in Italië, Orbán in Hongarije, Kaczynski in Polen, Babiš in de Tsjechische Republiek, ....) maar het is ook een meer algemene tendens in de wereld, niet alleen in de sterkste mogendheden (Poetin in Rusland) maar ook in tweederangs imperialistische landen zoals Turkije (Erdogan), Iran, Saoedi-Arabië (met de “coup” van Prins Mohammed Ben Salman).
In China is de beperking van het presidentschap tot twee periodes van vijf jaar uit de grondwet geschrapt, zodat Xi Jinping zich heeft opgedrongen als “leider voor het leven”, de nieuwe Chinese keizer (president, partijleider en hoofd van de Centrale Militaire Commissie, iets wat sinds Deng Xiaoping nooit meer is voorgekomen). “Democratische” leuzen of het ophouden van de democratische schijn (mensenrechten) zijn niet langer het dominante discours (zoals blijkt uit de gesprekken tussen Trump en Kim), in tegenstelling tot de periode van de val van het Sovjetblok en het begin van de 21ste eeuw. Zij hebben plaatsgemaakt voor een combinatie van zeer agressieve retoriek en pragmatische imperialistische afspraken.
Het sterkste voorbeeld is de Koreaanse crisis. Trump en Kim gebruikten eerst sterke militaire druk (zelfs met de dreiging van een nucleaire confrontatie) en zeer agressief taalgebruik voordat ze in Singapore bijeenkwamen om te onderhandelen. Trump bood enorme economische en politieke voordelen aan (het Birmese model) om Kim in het Amerikaanse kamp te lokken. Dit is niet helemaal ondenkbaar omdat de Noord-Koreanen een dubbelzinnige relatie en zelfs een wantrouwen hebben jegens China. De verwijzing naar Libië door Amerikaanse verantwoordelijken (waaronder John Bolton, nationaal veiligheidsadviseur) maakt dat de Noord-Koreanen echter bijzonder wantrouwig zijn tegenover de Amerikaanse voorstellen - Noord-Korea kan inderdaad hetzelfde lot beschoren zijn als Libië, toen Kadhafi werd aangespoord zijn wapens op te geven en zijn regime vervolgens met geweld werd neergehaald en hij werd gedood.
Deze politieke strategie is een meer algemene tendens in de huidige imperialistische botsingen, zoals blijkt uit de agressieve tweets van Trump tegen de Canadese premier Trudeau, door hem “een foute en zwakke leider” genoemd, omdat hij weigerde hogere invoerbelastingen te accepteren die door de Verenigde Staten worden verdedigd. Verder was er ook het brutale ultimatum van Saoedi-Arabië aan Qatar, beschuldigd van “centrisme” tegenover Iran, of de oorlogszuchtige verklaringen van Erdogan tegen het Westen en de NAVO over de Koerden. Tot slot vermelden we nog Poetin’s zeer agressieve regeringstoespraak, waarin de meest geavanceerde wapensystemen van Rusland werden gepresenteerd met de boodschap: “Je kunt ons maar beter serieus nemen”!
Deze tendensen versterken de algemene kenmerken van de tijd, zoals de intensivering van de militarisering (ondanks de sterke economische last die ermee gepaard gaat) bij de drie grootste imperialistische haaien, maar hebben ook een impact op het veranderend imperialistisch landschap in de wereld en in Europa. In deze context van agressieve politiek is het gevaar van beperkte nucleaire aanvallen zeer reëel, aangezien er veel onvoorspelbare elementen zijn in de conflicten rond Noord-Korea en Iran.
4) De tendens tot versnippering van de EU
Alle tendensen in Europa in de afgelopen periode – de Brexit, de opkomst van een grote populistische partij in Duitsland (AfD), de opkomst van populisten in Oost-Europa, waar de meeste landen worden geleid door populistische regeringen, worden versterkt door twee belangrijke gebeurtenissen:
Dit zal enorme gevolgen hebben voor de samenhang binnen de EU, de stabiliteit van de euro en het gewicht van de Europese landen op het imperialistische toneel.
Al deze oriëntaties versterken de crisis binnen de EU en de tendens tot versnippering. Uiteindelijk zal dit invloed hebben op de politiek van Duitsland, als het leidinggevende land in de EU, omdat het intern verdeeld is (gewicht van AfD en CSU), het geconfronteerd wordt met politieke oppositie van de populistische leiders van Oost-Europa en met economische oppositie van de mediterrane landen (Italië, Griekenland,,....) en verder een geschil heeft met Turkije, terwijl het rechtstreeks geviseerd wordt door de invoerrechten van Trump. De toenemende versnippering van Europa door de slagen van het populisme en het “America First” beleid zal tenslotte ook een groot probleem vormen voor de Franse politiek, aangezien deze tendensen volledig haaks staan op het programma van Macron, dat hoofdzakelijk gebaseerd is op de versterking van Europa en het volledig meegaan in het verhaal van de globalisering.
IKS (juni 2018)
Op 4 november 1918 sloegen duizenden matrozen aan het muiten in Kiel, een Duitse haven aan de Baltische zee, tegen het militair bevel scheep te gaan voor een zoveelste zeeslag.
Zo werd een hoogtepunt bereikt in de ontevredenheid en de verwerping van de oorlog. Na vier jaar van moorden met meer dan 20 miljoen doden, ontelbare gewonden, de uitputtende loopgravenoorlog waarin de verliezen groot waren, met de mosterdgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, het uithongeren van de arbeidersbevolking; na die eindeloze slachting was de arbeidersklasse de oorlog hartsgrondig beu en wilde ze zichzelf niet langer opofferen voor de imperialistische oorlog. De legerleiding wilde de voortzetting van de oorlog nochtans afdwingen met brutale repressie en stond klaar om de muitende matrozen genadeloos af te straffen.
In reactie daarop ontplooide zich een brede golf van solidariteit, die vanuit Kiel snel uitbreidde naar andere steden in Duitsland. Arbeiders legden hun werktuigen neer, soldaten weigerden bevelen op te volgen, en ze vormden arbeiders- en soldatenraden, zoals ze in januari 1918 al gedaan hadden in Berlijn. Deze doken ook snel in andere steden op. Op 5-6 november kwamen Hamburg, Bremen en Lübeck in beweging; Dresden, Leipzig, Magdeburg, Frankfurt, Keulen, Hannover, Stuttgart, Nüremberg en München werden op 7-8 november overgenomen door arbeiders- en soldatenraden. Binnen een week was er geen grote Duitse stad meer zonder arbeiders- en soldatenraad.
Tijdens deze beginfase werd Berlijn al snel het centrum van de opstand: “Op 9 november kwamen duizenden arbeiders en soldaten de straat op in massale betogingen. Slechts even tevoren had de regering ‘betrouwbare’ bataljons bevel gegeven snel naar de hoofdstad op te rukken om de regering te beschermen. Maar op de ochtend van 9 november liepen de fabrieken aan hoog tempo leeg. De straten vulden zich met grote mensenmassa’s. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieken lagen, werden grote betogingen gevormd die op weg naar het centrum met elkaar versmolten. Waar er soldaten bijeenkwamen, was het meestal niet nodig een speciale oproep te lanceren: ze sloten zich vanzelf bij de marsen van de arbeiders aan. Mannen, vrouwen, soldaten, gewapende mensen, vloeiden door de straten naar de nabijgelegen kazernes.” (R. Müller, November Revolution, Vol. 2, p.11)
Onder invloed van de overvloedige massa’s die bijeen waren in de straten veranderden de laatste resten van troepen, die nog regeringsgetrouw waren, van kamp; ze sloten zich bij de muiters aan en droegen hun wapens aan hen over. Het politiehoofdkwartier, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafkantoren, de gebouwen van het parlement en de regering werden allemaal op diezelfde dag bezet door bewapende arbeiders en soldaten; gevangenen werden bevrijd. Veel regeringspersoneel liep weg. Enkele uren volstonden om deze posten van de burgerlijke macht te bezetten. In Berlijn werd een centrale raad van arbeiders - en soldatenraden gevormd - de Vollzugsrat (uitvoerende raad).
Zo volgden de arbeiders in Duitsland in de voetstappen van hun klasse broeders en -zusters in Rusland, die in 1917 ook arbeiders- en soldatenraden gevormd hadden en in Oktober 1917 met succes de macht gegrepen hadden. De arbeiders in Duitsland volgden bijna hetzelfde pad als de arbeiders in Rusland: het kapitalistisch systeem overwinnen door de macht te grijpen doorheen de arbeiders- en soldatenraden, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap gezet hadden in die richting.
Met deze opstandige beweging begonnen de arbeiders in Duitsland de grootste massastrijd ooit in Duitsland. Alle akkoorden inzake ‘sociale vrede’, die de vakbonden gedurende de oorlog aanvaard hadden, werden door de arbeidersstrijd kapotgeslagen. Door op deze wijze in opstand te komen, schudden de arbeiders in Duitsland de gevolgen van zich af van de nederlaag van augustus 1914. Het fabeltje dat de arbeidersklasse in Duitsland volledig verlamd was door het reformisme vloog aan stukken. De arbeiders in Duitsland gebruikten dezelfde strijdmethodes die de vervalperiode zouden kenmerken en die eerder al getest waren door de arbeiders in Rusland in 1905 en 1917: massastakingen, algemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Naast de arbeiders in Rusland vormden de arbeiders in Duitsland de speerpunt van de eerste grote internationale golf van revolutionaire strijd die opdook uit de oorlog. In Hongarije en Oostenrijk kwamen de arbeiders ook in opstand in 1918 en begonnen ze arbeidersraden te vormen.
De sociaaldemocratie: speerpunt tegen het proletariaat
Terwijl de proletarische initiatieven uitbreiding namen, bleef de heersende klasse niet passief toekijken. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was de beweging te saboteren en om te buigen. Ze hadden geleerd uit de ervaring in Rusland, en de Duitse bourgeoisie nam de touwtjes in handen via de leiders van de militaire staf. Generaal Groener, opperbevelhebber van het leger, stelde het later zo: “In Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa’s om de regeringsmacht te herstellen met het militair opperbevel. De rechtse partijen waren in elkaar gezakt en natuurlijk was het ondenkbaar een verbond te sluiten met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een verbond aan te gaan met de Sociaaldemocratie. We verenigden ons in onze gemeenschappelijke strijd tegen de revolutie, in onze strijd tegen het Bolsjewisme. Het was ondenkbaar te streven naar het herstellen van de monarchie. Het doel van ons verbond, dat we in de avond van 10 november vormden, was: totale strijd tegen de revolutie, herinstellen van een regering van orde, ondersteunen van de regering door de macht van de troepen en het zo spoedig mogelijk vormen van een nationale assemblee.” (W. Groener over het akkoord tussen het Militair Opperbevel en F. Ebert op 10 november 1918)
De mantel van ‘eenheid’ om klassentegenstellingen weg te moffelen
Om te fout te vermijden die de heersende klasse in Rusland gemaakt had na de Februari-opstand, toen de Voorlopige Regering de imperialistische oorlog voortzette en zo het verzet van arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime nog aanscherpte en op deze wijze ook de weg voorbereidde voor een succesvolle opstand in Oktober 1917, reageerde de kapitalistische klasse in Duitsland snel en op een meer doortrapte wijze. Op 9 november werd de Keizer gedwongen af te treden en werd hij het land uit gestuurd. Op 11 november werd de Wapenstilstand getekend, wat hielp om de doorn van de oorlog uit het vlees van de arbeidersklasse te verwijderen, de eerste factor die de arbeiders en soldaten er toe gebracht had de strijd aan te gaan. Zo slaagde de heersende klasse in Duitsland erin om, in dit vroege stadium, de revolutie de wind uit de zeilen te nemen. Maar naast de gedwongen troonsafstand van de Keizer en het tekenen van de wapenstilstand, was het overhandigen van de regeringsmacht aan de Sociaaldemocratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.
Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met drie leiders van de USPD (Onafhankelijke Sociaal-Democratische Partij (1), de Raad van Volkscommissarissen, in werkelijkheid een bourgeoisregering die het kapitalisme loyaal diende. Terwijl Karl Liebknecht, de bekendste Spartakistenleider, voor duizenden arbeiders de Socialistische Republiek uitriep en opriep tot eenmaking van de arbeiders in Duitsland met de arbeiders in Rusland, proclameerde SPD-leider Ebert een ‘vrije Duitse Republiek’ met de Raad van Volkscommissarissen aan het hoofd ervan. Deze zelfverklaarde (bourgeois) regering was in het leven geroepen om de strijdbeweging te saboteren. “Door in de regering te stappen snelt de Sociaaldemocratie het kapitalisme ter hulp en gaat ze de confrontatie aan met de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar kadaver heen moeten stappen”, zo had Rosa Luxemburg al in oktober gewaarschuwd in de Spartakusbrieven. En op 10 november waarschuwde de Rote Fahne (Rode Vlag), het blad van de Spartakisten: “Gedurende vier jaar hebben de 'Scheidemann'-en, de regeringssocialisten, jullie de verschrikkingen van de oorlog ingeduwd; ze zeiden jullie dat het nodig was het ‘vaderland’ te verdedigen, terwijl het niets anders was dan een strijd voor puur kapitalistische belangen. Nu het Duits imperialisme in elkaar stuikt, proberen ze voor de bourgeoisie te redden wat er te redden valt en doen ze hun best om de revolutionaire energie van de massa’s te verpletteren. Geen eenheid met hen die jullie al vier jaar lang verraadden. Weg met het kapitalisme en zijn vertegenwoordigers.”
Maar de SPD probeerde de reële klassenscheiding te verbergen. De SPD kwam aanzetten met de slogan ‘geen broedermoord’. Ze schreef: “als één groep vecht tegen een andere groep, als één sekte vecht tegen een andere sekte, dan krijgen we een Russische chaos, algemene neergang, ellende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van de troonsafstand van de Keizer, nu getuige zijn van het spektakel van zelfverminking van de arbeidersklasse in een zinloze broedermoord? Gisteren toonde de noodzaak aan van interne eenheid van de arbeidersklasse. Uit bijna alle steden horen we de roep tot herstel van de eenheid tussen de oude SPD en de pas opgerichte USPD” (Vorwärts, 10-11-1918). Voortbouwend op deze illusies van eenheid tussen SPD en USPD, drong de SPD er bij de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad op aan dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen samengesteld was uit drie leden van SPD en USPD elk, de afgevaardigden naar de Berlijnse arbeidersraad ook volgens die verhouding tussen de partijen samengesteld zou moeten worden. Ze schopte het zelfs zo ver een mandaat te krijgen van de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad om “de voorlopige regering te leiden” die in werkelijkheid de kracht was die zich rechtstreeks opstelde tegen de arbeidersraden. Rosa Luxemburg maakte later de balans op van de strijd in deze fase: “We konden moeilijk verwachten dat in het Duitsland dat het vreselijk spektakel gekend had van 4 augustus, en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst binnenhaalde die op die dag gezaaid werd, er plots op 9 november 1918 een glorieuze revolutie kon opduiken, geïnspireerd op klaar klassenbewustzijn, en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat op 9 november gebeurde was in kleine mate de zege van nieuwe principes; het was weinig meer dan een ineenstorting van het bestaande systeem van imperialisme. De tijd was rijp voor de ineenstorting van het imperialisme, een reus op lemen voeten, die van binnenuit verbrokkelde. Het gevolg van die ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die zogoed als niet over een beredeneerd plan beschikte. De enige bron van eenheid, het enige persistente en reddende principe was het wachtwoord ‘Vorm arbeiders- en soldatenraden’.” (Stichtingscongres van de KPD, 1918/19)
Politieke sabotage van de arbeidersraden door de SPD
In november en december, toen het revolutionaire elan van de soldaten begon weg te ebben, begonnen zich meer stakingen te ontwikkelen in de fabrieken. Maar deze dynamiek stond pas bij zijn begin. En op dat moment was de radenbeweging onvermijdelijk nog versnipperd. De SPD greep haar kans en nam het initiatief tot het bijeenroepen van een nationaal congres van arbeiders- en soldatenraden, dat zou doorgaan in Berlijn op 16 december. Dus op het moment dat de beweging in de fabrieken nog niet op volle kracht was en de centralisatie van de raden nog voorbarig, wilde de SPD de gelegenheid van zo’n nationaal congres gebruiken om de raden politiek te ontwapenen. Bovendien bouwde de SPD op de illusie, toen nog wijdverbreid, dat de raden moesten functioneren volgens dezelfde principes als het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormden de delegaties fracties (van de 490 afgevaardigden waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, en 100 behoorden tot andere groepen). Dus kreeg de arbeidersklasse te maken met een zelfuitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de arbeidersklasse, maar dat onmiddellijk alle macht in handen legde van de nieuwe zelfuitgeroepen ‘voorlopige regering’. Het presidium gebruikte tactische spelletjes om te verhinderen dat de leidende Spartakisten Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg aan de werkzaamheden van het congres zouden deelnemen en wisten hen zelfs te beletten het congres toe te spreken, onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders uit Berlijnse fabrieken waren. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besloot de oproep te steunen tot vorming van een nationale assemblee. Dit weggeven van de macht aan een burgerlijk parlement nam de raden hun wapens uit handen (2).
De Spartakisten, die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden op 16 december een massale straatbetoging met 250.000 arbeiders in Berlijn. Het nationaal congres liet de heersende klasse een belangrijk punt scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten concludeerden: “Dit eerste congres vernietigde tenslotte het enige wat de arbeiders bereikt hadden - de vorming van arbeiders- en soldatenraden - beroofde zo de arbeidersklasse van haar macht en gooide het proces van de revolutie een eind achteruit. Door de arbeiders- en soldatenraden tot onmacht te veroordelen (door zijn beslissing de macht over te dragen aan de nationale assemblee) verkrachtte en verried het congres het mandaat dat het gekregen had. De arbeiders- en soldatenraden moeten de resultaten van dit congres nietig verklaren.” (Rosa Luxemburg, 20-12-1918) In sommige steden protesteerden de arbeiders- en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.
Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties in gang te zetten. Op 24 december werden bij een aanval door de Freikorpsen (contrarevolutionaire troepen die in het leven geroepen werden door de SPD) in Berlijn enkele tientallen arbeiders gedood. Op 25 december gingen duizenden arbeiders de straat op om te protesteren. Omwille van deze openlijk contrarevolutionaire daden van de SPD trokken de USPD-commissarissen zich op 29 december uit de Raad van Volksommissarissen terug. Van 30 december tot 1 januari richten de Spartakisten, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD) in volle strijd de Duitse Kommunistische Partij (KPD) op. Op 3 januari 1919 maakte Rosa Luxemburg een eerste balans op waarin ze benadrukte: “de overgang van de revolutie van 9 november, die overwegend een ‘soldatenrevolutie’ was, naar een duidelijke arbeidersrevolutie, de overgang van een oppervlakkige, puur politieke verandering van regime naar een lang uitgesponnen proces van economische en algemene confrontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de arbeidersklasse een totaal ander niveau van politieke rijpheid, training, en vasthoudendheid dan wat we in deze eerste fase van de strijd gezien hebben” (Rote Fahne, 3.01.1919) n
Dino / 02.11.2008
(1) De USPD was een centristische partij, bestaande uit op z’n minst twee vleugels die elkaar bekampten: een rechtervleugel, die tot doel had om zich terug aan te sluiten bij de oude partij die overgegaan was naar de bourgeoisie, en een andere vleugel die aansluiting nastreefde bij het revolutionair kamp. De Spartakisten sloten zich bij de USPD aan om meer arbeiders te kunnen bereiken en hen voorwaarts te stuwen. In december 1918 splitsten de Spartakisten af van de USPD om de KPD op te richten.
(2) Om het isolement van de Duitse arbeiders en van de Duitse revolutionairen te versterken werd een delegatie Russische arbeiders die het congres wilde bijwonen aan de grens tegengehouden op aandringen van de instanties van de SPD.
Onder de vele historische jubilea die in 2019 gevierd zullen worden, is er één die de media en historici negeren, of wanneer ze het - meestal heel snel - vernoemen, is het om bewust de betekenis ervan verdraaien. In maart 1919 werd het eerste Congres van de Kommunistische Internationale gehouden, het congres voor de oprichting van de Derde Internationale.
Bij de viering van de verjaardag van de Franse Revolutie van 1789 - net zoals bij de tweehonderdste verjaardag van de Verenigde Staten - benadrukken de goedbetaalde historici, in dienst van de bourgeoisie, de waarden van vrijheid, gelijkheid, broederschap, democratie en de natie. Ze worden gepresenteerd als de absolute en definitieve principes voor het bereiken van het “geluk” van de mensheid, die uiteindelijk zijn ontdekt.
Twee eeuwen van uitbuiting, klassenstrijd, ellende en imperialistische oorlogen hebben de realiteit van het kapitaal, blootgelegd, die waren verborgen zat achter deze mooie woorden. Voor de bourgeoisie is het doel van deze vieringen om mensen te doen vergeten dat “het kapitaal is geboren, druipend van bloed en vuil” (K. Marx), dat het geboren is uit klassenstrijd, en bovenal dat het een overgangsmaatschappij is die voorbestemd is om te verdwijnen, zoals alle andere productiewijzen voordien.
Voor de bourgeoisie van 2019 herinnert de verjaardag van de oprichting van de Kommunistische Internationale haar aan de realiteit en de actualiteit van de klassenstrijd in het huidige kapitalisme in crisis, aan het bestaan van het proletariaat als een uitgebuite en revolutionaire klasse en de aankondiging van haar eigen einde.
De oprichting van de Komintern roept ook zeer slechte herinneringen op voor de hele kapitalistische klasse en haar ijverige dienaren. In het bijzonder de vrees, die ze aan het einde van de Eerste Wereldoorlog voelde, bij het vooruitzicht van het opkomende en onvermijdelijke getij van de internationale revolutionaire golf. 1917: zegevierende proletarische revolutie in Rusland in oktober, muiterijen in de loopgraven ; 1918: troonsafstand van Willem II en de haastige ondertekening van de wapenstilstand in reactie op de muiterijen en de opstand van de werkende massa's in Duitsland ; arbeidersbewegingen vanaf 1919: arbeidersopstanden in Duitsland, de oprichting van republieken van arbeidersraden in Beieren en Hongarije naar Russisch voorbeeld, begin van de massale stakingen van arbeiders in Italië en Groot-Brittannië ; muiterijen op de Franse vloot en van de Franse troepen, alsook onder de Britse militaire eenheden, die weigerden op te trekken tegen Sovjet-Rusland...
Lloyd George, destijds premier van de Britse regering, bracht de vrees het best van de internationale bourgeoisie over de macht van de sovjets van de Russische arbeiders het beste onder woorden toen hij in januari 1919 verklaarde dat, “Als hij zou proberen duizend Britse troepen te sturen om Rusland te helpen bezetten, de troepen in opstand zouden komen”, en dat “als er een militaire bezetting zou worden ondernomen tegen de Bolsjewieken, Engeland bolsjewistisch zou worden en er een sovjet in Londen zou ontstaan (…) Heel Europa is vervuld van de geest van de revolutie. Er is niet alleen een diep gevoel van ontevredenheid, maar ook van woede en opstand onder de arbeiders. De hele bestaande orde, in zowel haar politieke, sociale als economische aspecten wordt in vraag gesteld door de massa’s van de bevolking van het ene uiteinde van Europa tot het andere”. (Lloyd George, in een geheim memorandum aan de Franse premier Georges Clemenceau, maart 1919) (geciteerd in E. H. Carr, The Bolshevik Revolution, Vol 3, p.135).
De oprichting van de Komintern markeert - zoals we vandaag de dag weten - het hoogtepunt van de revolutionaire golf die op zijn minst duurde van 1917 tot 1923, en die de wereld doorkruiste, over heel Europa tot Azië (China) en het “nieuwe” continent, van Canada (Winnipeg) en de VS (Seattle) tot Latijns-Amerika. Deze revolutionaire golf is het antwoord van het internationale proletariaat op de Eerste Wereldoorlog, op vier jaar imperialistische oorlog tussen de kapitalistische staten voor de herverdeling van de wereld. De houding van de partijen en militanten van de sociaaldemocratie, van de Tweede Internationale, die in 1914 werd weggespoeld door de imperialistische wereldoorlog, zou bepalend zijn voor de houding die zij zouden aannemen tegenover de revolutie en de Kommunistische Internationale.
Denk aan de imperialistische oorlog! Dit zijn de eerste woorden die de Kommunistische Internationale richt tot elke werkende man en vrouw, waar ze ook wonen en welke taal ze ook spreken. Vergeet niet dat door het bestaan van de kapitalistische maatschappij een handvol imperialisten in staat waren om de arbeiders van de verschillende landen vier jaar lang te dwingen elkaar de keel door te snijden! Vergeet niet dat de oorlog van de bourgeoisie in Europa en in de hele wereld de meest angstaanjagende hongersnood en de meest verschrikkelijke ellende heeft voortgebracht! Vergeet niet dat zonder de omverwerping van het kapitalisme de herhaling van dergelijke roversoorlogen niet alleen mogelijk maar ook onvermijdelijk is!” (‘Statuten van de Kommunistische Internationale, aangenomen op het Tweede Congres’, juli 1920).
https://sites.google.com/site/sozialistischeklassiker2punkt0/komintern-1... [227]
In het Kommunistische Manifest (1848) formuleert K. Marx een van de essentiële beginselen van de strijd van het proletariaat tegen het kapitalisme: “De arbeiders hebben geen vaderland”. Dit principe betekende niet dat de arbeiders geen interesse zouden moeten hebben in de nationale kwestie, maar integendeel dat zij hun standpunt en houding ten aanzien van deze kwestie en die van nationale oorlogen zouden moeten bepalen in functie van de ontwikkeling van hun eigen historische strijd. Het vraagstuk van de oorlogen en de houding van het proletariaat heeft altijd centraal gestaan in de debatten in de Eerste Internationale (1864-1873) en in de Tweede Internationale (1889-1914). In het grootste deel van de 19de eeuw kon het proletariaat niet onverschillig blijven voor oorlogen van nationale emancipatie tegen de feodale en monarchistische reactie, in het bijzonder tegen het tsarisme.
Binnen de Tweede Internationale waren de marxisten, in het bijzonder die achter Rosa Luxemburg en Lenin, in staat om de verandering van de periode van het kapitalistische leven, dat zich aan het begin van de 20e eeuw voltrok, te herkennen. De kapitalistische productiewijze was op zijn hoogtepunt en heerste nu over de hele planeet. Toen begon de periode van “het imperialisme, als hoogste stadium van het kapitalisme”, zoals Lenin zegt. In deze periode zal de komende Europese oorlog een imperialistische wereldoorlog zijn, die de verschillende kapitalistische naties tegen elkaar opzet voor het geruzie om de verdeling van de koloniën en de wereld. Het was vooral de linkervleugel van Tweede Internationale die de strijd leidde om de Internationale en het proletariaat, in de nieuwe situatie, te wapenen tegen de opportunistische vleugel die elke dag een beetje meer de principes van de proletarische strijd losliet. Een van de sleutelmomenten in deze politieke strijd was het Internationaal Congres in Stuttgart in 1907, waar Rosa Luxemburg, lering trekkend uit de ervaring van de massale staking van 1905 in Rusland, de kwestie van de imperialistische oorlog koppelde aan de kwestie van de massastaking en de proletarische revolutie:
Links heeft een amendement laten aannemen dat van het grootste belang is voor de resolutie van het Congres, ingediend door Rosa Luxemburg en Lenin:
In 1912 herbevestigde het Congres van Bazel van de Tweede Internationale deze stellingname in het licht van de immer toenemende dreiging van de imperialistische oorlog in Europa:
Op 4 augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Doordrenkt van opportunisme, weggevaagd in de vloedgolf van chauvinisme en oorlogskoorts, barstte de Tweede Internationale uit elkaar en stierf in schaamte: de belangrijkste partijen waaruit zij was samengesteld - en vooral de Duitse, Franse en Engelse sociaaldemocratische partijen in de handen van opportunistische leiders - stemden voor oorlogskredieten, riepen op tot de “verdediging van het vaderland”, “heilige eenheid” met de bourgeoisie tegen “het vreemde land”, en werden in Frankrijk voor hun verzaken aan de klassestrijd zelfs beloond met de ministersposten. Zij krijgen ‘theoretische’ steun van het ‘centrum’ (tussen de rechter- en linkervleugel van de Internationale) wanneer Kautsky, ‘de paus van het marxisme’, oorlog en klassestrijd scheidt en deze laatste alleen mogelijk verklaart in ‘vredestijd’. En natuurlijk onmogelijk in ‘oorlogstijd’.
Slechts enkele partijen verzetten zich tegen de storm: vooral de Italiaanse, Servische, Bulgaarse en Russische partijen. Elders zouden militanten, die vaak geïsoleerd zijn, vooral die van links zoals Rosa Luxemburg en de Nederlandse ‘Tribunisten’ rond Pannekoek en Gorter, trouw blijven aan het proletarische internationalisme en de klassestrijd, en proberen zich te hergroeperen.
De dood van de Tweede Internationale betekende een zware nederlaag voor het proletariaat, dat het met zijn bloed in de loopgraven zou betalen. Veel revolutionaire arbeiders verdwenen in die slachting. Voor de ‘revolutionaire sociaaldemocraten’ kwam dit neer op het verlies van hun internationale organisatie die weer moest worden heropgebouwd:
In september 1915 werd de ‘Internationale Socialistische Conferentie van Zimmerwald’ gehouden. Die zou gevolgd worden door een tweede conferentie in april 1916 in Kienthal, nog steeds in Zwitserland. Ondanks de omstandigheden van oorlog en onderdrukking namen er afgevaardigden uit 11 landen deel, uit Duitsland, Italië, Rusland, Frankrijk, enz.
Het Manifest van Zimmerwald erkende de oorlog als een imperialistische oorlog. De meerderheid van de Conferentie weigerde de opportunistische rechterzijde van de sociaaldemocratische partijen, die waren overgegaan naar het kamp van de ‘heilige eenheid’, aan de kaak te stellen en te overwegen om met haar te breken. Deze centristische meerderheid was pacifistisch en verdedigde de leuze ‘vrede’.
Verenigd achter de vertegenwoordigers van de Bolsjewistische fractie, Lenin en Zinovjev, verdedigde de ‘Linkerzijde van Zimmerwald’ de noodzaak van een breuk en de oprichting van de Derde Internationale. Tegenover het pacifisme stelde ze dat “de strijd voor vrede zonder revolutionaire actie een holle en valse frase is” (Lenin) en verzette zich tegen het centrisme met de leuze “de imperialistische oorlog omzetten in een burgeroorlog. Het is precies deze leuze, die is aangegeven door de resoluties van Stuttgart en Basel”. (Lenin.) Hoewel links van de ene conferentie naar de andere aan kracht won, slaagde ze er niet in de afgevaardigden te overtuigen en bleef ze een minderheid. De balans is echter positief:
De bijeenkomst en de gemeenschappelijke strijd van de linkervleugel van de verschillende landen tijdens de conferenties maakte de oprichting van de “eerste kern van de Derde Internationale in opbouw” mogelijk, erkende Zinovjev in maart 1918.
Zoals we eerder hebben gezien, opende de proletarische revolutie in Rusland in 1917 een revolutionaire golf in heel Europa. Door de proletarische dreiging besluit de internationale bourgeoisie een einde te maken aan de imperialistische slachting. Lenins motto werd werkelijkheid: het Russische en toenmalige internationale proletariaat veranderde de imperialistische oorlog in een burgeroorlog. Het proletariaat eerde dus de Linkerzijde van de Tweede Internationale door de beroemde resolutie van Stuttgart toe te passen.
De [keuze voor de] oorlog wierp de opportunistische rechterzijde van de sociaaldemocratische partijen definitief in het kamp van de bourgeoisie. De revolutionaire golf zette de pacifisten van het centrum tegen de muur en zou op haar beurt een groot deel van hen - vooral de leiders, zoals Kautsky - ertoe aanzetten zich aan te sluiten bij de klassevijand. Er was geen Internationale meer. De nieuwe partijen die zich vormden, in breuk met de sociaaldemocratie, begonnen de naam ‘kommunistische partij’ aan te nemen, terwijl de revolutionaire golf de oprichting van de wereldpartij van het proletariaat, de Derde Internationale noodzakelijk maakte en aanmoedigde.
De Internationale, die de naam Kommunistische Internationale kreeg, werd in maart 1919 opgericht op basis van de organische breuk met de rechtervleugel van de partijen van de Tweede Internationale, die ter ziele was gegaan. Zij verwierp echter niet de beginselen en bijdragen van deze laatste:
De stromingen, fracties, tradities en standpunten die door de Linkerzijde werden verdedigd en verdiept, en die aan de basis zouden liggen van de Komintern, waren ontstaan en ontwikkeld binnen de Tweede Internationale:
Naast individuen zoals Lenin, Rosa Luxemburg, Anton Pannekoek, of zelfs groepen en fracties van sociaaldemocratische partijen zoals de Bolsjewieken, de Duitse, de Nederlandse, de Italiaanse Linkerzijde, enzovoort, was er een politieke en organische continuïteit tussen de Linkerzijde van de Tweede Internationale, de Linkerzijde van Zimmerwald en de Derde Internationale. Op initiatief van de Russische Kommunistische Partij - de voormalige Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (Bolsjewieken) van Rusland die aangesloten was bij de Tweede Internationale - en de Kommunistische Partij van Duitsland - de voormalige ‘Spartakusbund’ – werd het Eerste Congres van de nieuwe Internationale werd bijeengeroepen. De Bolsjewieken hadden de Linkerzijde warm gemaakt voor en meegenomen naar Zimmerwald. Deze laatste, een echt organisch en politiek verband tussen de Tweede en Derde Internationale als ‘linker-fractie’ van de Tweede Internationale, maakte de balans op van haar voorbije strijd en gaf de noodzaak aan van het moment:
Wij leggen met name de nadruk op de continuïteit tussen de twee Internationales. Inderdaad, we hebben gezien dat de Komintern, op organisch vlak, niet uit het niets tevoorschijn komt. Hetzelfde geldt voor haar programma en haar politieke beginselen. Het niet erkennen van de historische rode draad die hen met elkaar verbindt, betekent toegeven aan het anarchisme dat niet in staat is de loop van de geschiedenis te begrijpen, of het is toegeven aan het meest mechanische spontaneïsme dat de Komintern uitsluitend ziet als het product van de revolutionaire beweging van de werkende massa’s.
Het niet erkennen van continuïteit betekent de onmogelijkheid om te begrijpen hoe de Komintern breekt met de Tweede Internationale. Want als er sprake is van continuïteit tussen de twee – onder meer in het principe van de resolutie van Stuttgart - is er ook sprake van een breuk. Een wezenlijke breuk gerealiseerd wordt in het politieke programma, de politieke standpunten en de organisatorische en militante praktijk van de Komintern als ‘Kommunistische Wereldpartij’. Een breuk op het vlak van de feiten zelf, door het gebruik van wapens en de bloedige repressie, door de regering-Kerensky, waaraan Mensjewieken en [rechtse] Sociaal-Revolutionairen, leden van de Tweede Internationale, deelnemen, tegen het proletariaat en de Bolsjewieken in Rusland, door de sociaaldemocratische regering Noske-Scheidemann tegen het proletariaat en de KPD in Duitsland.
Het niet erkennen van deze ‘breuk in de continuïteit’ maakt het ook onmogelijk om de ontaarding van de Komintern in de jaren 1920 te begrijpen, en de strijd die erbinnen en daarna erbuiten werd gevoerd, nadat de fracties van de “Italiaanse”, “Duitse” en “Nederlandse” Kommunistische Linkerzijde, om maar enkele van de belangrijkste te noemen, waren uitgesloten. De huidige kommunistische groepen, en de standpunten die zij verdedigen, zijn het resultaat van het werk van deze linkse facties in de verdediging van de kommunistische principes, in de kritische beschouwing van de Komintern en de revolutionaire golf van 1917-1923.
Het niet erkennen van de erfenis van de Tweede Internationale, als de politieke erfenis van het proletariaat, maakt het onmogelijk om de fundamenten van de standpunten van de Komintern te begrijpen, noch de huidige geldigheid van enkele van de belangrijkste bijdragen van de fracties van de jaren 1930. Dat wil zeggen, de onbekwaamheid om vandaag de dag met vertrouwen en vastberadenheid de revolutionaire standpunten te verdedigen.
Eind januari 1919 schreef Trotski de ‘Uitnodigingsbrief voor het Stichtingscongres’ van de Kommunistische Internationale, dat de politieke principes bepaalde die de nieuwe organisatie zich wilde geven. Het is in feite het ontwerp van het ‘Platform van de Kommunistische Internationale’ en geeft er een goede samenvatting van. Het is gebaseerd op de programma's van de twee belangrijkste kommunistische partijen:
De ‘Spartakusbund’ bestond op dat moment niet meer, sinds de oprichting van de Duitse Kommunistische Partij op 29 december 1918. Deze laatste, de KPD, had zojuist haar belangrijkste leiders verloren, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, vermoord door de sociaaldemocratie tijdens de verschrikkelijke repressie van het Berlijnse proletariaat in januari 1919. Op het moment van haar oprichting kende dat de Komintern dus, tegelijkertijd met het internationale proletariaat, haar eerste nederlaag. Twee maanden voor haar oprichting had zij twee van haar leiders verloren wier prestige, kracht en theoretische en politieke capaciteiten vergelijkbaar waren met die van Lenin en Trotski. Het was Rosa Luxemburg, die in haar geschriften aan het einde van de vorige eeuw, het meest het standpunt had ontwikkeld, dat de hoeksteen zou worden van het politieke programma van de Derde Internationale.
Voor Rosa Luxemburg is het duidelijk dat met de oorlog van 1914 de periode van verval van de kapitalistische productiewijze begon. Na de imperialistische slachting werd dit standpunt niet langer meer betwist:
Dit standpunt wordt nogmaals bevestigd door de Internationale in het eerste punt van de Uitnodigingsbrief voor het Eerste Congres:
Voor iedereen die zich op het terrein van de Kommunistische Internationale situeert, heeft het verval van het kapitalisme gevolgen voor de levensomstandigheden en de strijd van het proletariaat. In tegenstelling tot het standpunt van het pacifistische centrum, zoals dat van Kautsky, betekent het einde van de oorlog geen terugkeer naar het leven en het vooroorlogse programma. Dit is een van de breekpunten tussen de Tweede dode Internationale en de Derde:
De opening van de periode van verval van de kapitalistische maatschappij, gekenmerkt door de imperialistische oorlog, betekent nieuwe levensomstandigheden en een nieuwe strijd voor het internationale proletariaat. De massastaking in Rusland in 1905, de opkomst van een nieuwe vorm van eenheidsorganisatie van de arbeidersmassa's, de sovjets, de vorming van arbeidersraden, hadden dit aangekondigd.
Rosa Luxemburg (‘Massastaking, Partij en Vakbonden’, 1906) en Trotski (‘1905’) trekken de essentiële lessen uit deze massabewegingen. Met R. Luxemburg leidde de hele linkerzijde het debat over de massastaking en de politieke strijd binnen de Tweede Internationale tegen het opportunisme van leiding van de vakbonden en de sociaaldemocratische partijen, tegen hun visie van een vreedzame en geleidelijke evolutie naar het socialisme. In breuk met de sociaaldemocratische praktijk stelt het Komintern dat:
De actie van de arbeidersmassa's leidde tot de confrontatie met de burgerlijke staat. De meest waardevolle bijdrage van de Komintern was de houding van het revolutionaire proletariaat tegenover de staat. Nadat het had gebroken met het reformisme van de sociaaldemocratie steunend op de marxistische methode en de lessen van historische ervaringen - de Commune van Parijs, 1905, en in het bijzonder de opstand van oktober 1917 en vervolgens de vernietiging van de kapitalistische staat in Rusland en de uitoefening van de macht van de arbeidersraden - sprak de Komintern zich duidelijk en ondubbelzinnig uit voor de vernietiging van de burgerlijke staat en de dictatuur van het proletariaat, de dictatuur van de arbeidersmassa's georganiseerd in de arbeidersraden.
In de reeds geciteerde ‘Uitnodigingsbrief’ kan men lezen :
Deze kwestie was van essentieel belang voor het Congres, dat de door Lenin gepresenteerde ‘Stellingen over burgerlijke democratie en proletarische dictatuur’ zou aannemen.
De Stellingen beginnen met het aan de kaak stellen van de valse tegenstelling tussen democratie en dictatuur “omdat er in geen enkel beschaafd kapitalistisch land een ‘democratie in het algemeen’ bestaat, maar alleen een burgerlijke democratie”. De Commune van Parijs heeft het dictatoriale karakter van de burgerlijke democratie aangetoond. Het verdedigen van de ‘zuivere’ democratie in het kapitalisme is het verdedigen van de burgerlijke democratie, de ultieme vorm van de dictatuur van het kapitaal. Welke vrijheid van vergadering bestaat er voor arbeiders? Welke persvrijheid? Lenin antwoordt:
Het claimen en verdedigen van pure democratie, zoals de Kautskysten deden, is een misdaad tegen het proletariaat na de ervaring van de oorlog en de revolutie, zo gaan de Stellingen door. In het belang van de verschillende imperialismes, van een minderheid van de kapitalisten, zijn miljoenen mannen in de loopgraven afgeslacht en in alle landen, democratisch of niet, de “militaire dictatuur van de bourgeoisie” ingesteld. Het was de burgerlijke democratie die Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg vermoordde tijdens hun arrestatie en gevangenschap door de sociaaldemocratische regering.
Alleen de dictatuur van het proletariaat op wereldschaal kan het kapitalisme vernietigen, de klassen afschaffen en de overgang naar het kommunisme verzekeren.
Het vraagstuk van de staat was van cruciaal belang op een moment dat de revolutionaire golf in Europa uitbrak en op een moment dat de bourgeoisie van alle landen een burgeroorlog voerde tegen het proletariaat in Rusland, terwijl de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal, tussen het proletariaat en de bourgeoisie zijn meest extreme en dramatische niveau bereikte. De revolutionairen werden op een concrete manier geconfronteerd met de noodzaak om de dictatuur van het proletariaat in Rusland en de internationale uitbreiding van de revolutie te verdedigen, van de macht van de Sovjets naar Europa.
Voor of tegen de Staat van de dictatuur van het proletariaat in Rusland en de revolutionaire golf. ‘Voor’ betekent lidmaatschap van de Kommunistische Internationale en de politieke en organische breuk met de sociaaldemocratie. ‘Tegen’ betekent de verdediging van de burgerlijke staat en de uiteindelijke keuze voor het kamp van de contrarevolutie. En voor de centristische stromingen, die aarzelen omtrent de keuze, betekent dat uiteenvallen en verdwijnen. Revolutionaire periodes laten geen ruimte voor de timide politiek van de ‘gulden middenweg’.
De verandering in de historische periode die met de oorlog van 1914-1918 definitief aan het licht kwam, bepaalde de breuk tussen de politieke standpunten van de Tweede en Derde internationale. We hebben het zojuist gezien met betrekking tot de kwestie van de staat. De achteruitgang van het kapitalisme en de gevolgen daarvan voor de levensomstandigheden en de strijd van het proletariaat leverde een hele reeks nieuwe problemen op: moeten we altijd deelnemen aan verkiezingen en gebruik maken van het parlementarisme? Zijn de vakbonden die deelnamen aan de ‘heilige eenheid’ nog steeds arbeidersorganisaties? Welke houding moeten we aannemen ten opzichte van nationale bevrijdingsstrijd in het tijdperk van de imperialistische oorlogen?
De Komintern wist deze nieuwe vragen niet te beantwoorden. Ze werd meer dan een jaar na oktober 1917 in Rusland opgericht, twee maanden na de eerste nederlaag van het proletariaat in Berlijn. De daaropvolgende jaren werden gekenmerkt door de nederlaag en de teruggang van de internationale revolutionaire golf en, bijgevolg, door het groeiende isolement van het proletariaat in Rusland. Dit isolement was de bepalende factor voor de ontaarding van de staat van de dictatuur van het proletariaat. Deze gebeurtenissen maakten het voor de Komintern onmogelijk om de ontwikkeling van het opportunisme tegen te houden. Op haar beurt zou ook zij eraan ten onder gaan.
Om een balans van de Komintern op te maken, moet uiteraard worden erkend wat ze was: de Internationale Kommunistische Partij. Voor degenen die haar beschouwen als een burgerlijke organisatie - vanwege de daaropvolgende ontaarding ervan - is het onmogelijk om er conclusies en lering uit te trekken. Het trotskisme beroept zich kritiekloos op de ‘Eerste Vier Congressen’. Zij hebben nooit ingezien, waar het Eerste Congres brak met de Tweede Internationale en de daaropvolgende congressen een stap terug betekenden: in tegenstelling tot de breuk met de sociaaldemocratie, die werd gemaakt tijdens het Eerste Congres, stelde het Derde Congres voor met haar een bondgenootschap aan te gaan in het ‘Eenheidsfront’.
Nadat ze [de Komintern] had erkend dat de sociaaldemocratie definitief was overgegaan naar het kamp van de bourgeoisie, rehabiliteerde ze deze op het Derde Congres. Deze politiek van alliantie met de sociaaldemocratische partijen zou leiden tot het ‘entrisme’ van de Trotskisten in de jaren 1930, d.w.z. tot toetreding tot deze partijen in weerwil van de principes van het Eerste Congres. Deze politiek van alliantie, of van capitulatie zoals Lenin zou hebben gezegd, stortte de Trotskistische stroming met een nog grotere snelheid in de contrarevolutie, met haar steun aan de burgerlijk-republikeinse regering in de oorlog in Spanje en daarna door haar deelname aan de Tweede imperialistische Wereldoorlog, waardoor Zimmerwald en de Internationale werden verraden.
Binnen de Komintern werd in het begin van de jaren twintig [van de vorige eeuw] een nieuwe linkerzijde opgericht in een poging om de ontaarding te bestrijden: met name de Italiaanse, Duitse en Nederlandse Linkerzijdes. Deze Linkse fracties, die in de jaren 1920 werden uitgesloten, zetten hun politieke strijd voort om de continuïteit tussen de wegkwijnende Komintern en de ‘partij van morgen’ te waarborgen door de balans op te maken van de revolutionaire golf en van de Kommunistische Internationale. Het was niet voor niets dat de revue van de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde in de jaren 1930 “Bilan” werd genoemd (‘de balans’).
In continuïteit met de principes van de Internationale, bekritiseerden deze groepen de zwakheden van de breuk met de Tweede Internationale. Hun niet aflatende werk, in de donkerste periode van de contrarevolutie, hun verdediging van kommunistische principes in de jaren 1930 en tijdens de Tweede Wereldoorlog, maakte de opkomst en het bestaan van de huidige kommunistische groepen mogelijk die, bij gebrek aan organische continuïteit, de politieke continuïteit verzekerden. De door deze groepen uitgewerkte en verdedigde standpunten beantwoordden aan de problemen die de nieuwe periode, van het verval kapitalisme, binnen de Komintern had opgeroepen.
Op basis van de kritische balans van de Kommunistische Linkerfracties leeft de Komintern nu en zal ze leven in de Kommunistische Wereldpartij van morgen.
In het licht van de toenemende uitbuiting en ellende moet het proletariaat vandaag hetzelfde standpunt innemen als de Linkerfractie van Zimmerwald:
Nee tegen de offers om de nationale economie te redden!
Lang leve de klassestrijd!
De omvorming van de economische oorlog in een burgeroorlog!
In het licht van de economische catastrofe, in het licht van de ontbinding van de maatschappij, in het vooruitzicht van de imperialistische oorlogen, waartoe het kapitalisme ons voert, blijft het historische alternatief hetzelfde als in 1919: de vernietiging van het kapitalisme en de vestiging van de dictatuur van het proletariaat op wereldvlak, socialisme of barbaarsheid.
De toekomst behoort toe aan het kommunisme.
R.L.
Noot: De volledige titel van de Uitnodigingsbrief voor het Eerste Congres van de Derde Internationale is: ‘Einladungsschreiben einiger Kommunistischer Parteien zur Teilnahme an einem Internationalen Kommunistischen Kongress’.
Na de golf van volksprotesten, die de straten van Algiers, Oran of Constantine overspoelden, om zich te “ontdoen” van Bouteflika en zijn clan, gaf de oude president schijnbaar toe aan de druk van zijn ‘volk’: “Er zal geen vijfde termijn zijn en voor mij is daar nooit sprake van geweest; mijn gezondheidstoestand en mijn leeftijd gelasten mij slechts om, als een ultieme plicht aan het Algerijnse volk, bij te dragen aan het vastleggen van de fundamenten voor een nieuwe Republiek als kader voor het nieuwe Algerijnse systeem dat we allemaal willen” (de boodschap van Bouteflika aan de natie, uitgezonden door de media op 11-03-2019). Een eerste stap in een overwinning van het volk voor een democratisch project, stellen de media! Terwijl de juichende menigte ‘overwinning’ riep, kondigde de vertrekkende president uiteindelijk aan dat “er op 18 april geen presidentsverkiezingen zullen plaatsvinden. Het gaat dus om het inwilligen van een verzoek dat velen van u aan mij hebben gericht”. Door deze verklaring werd de volkswoede aangewakkerd. Voor de Algerijnse bevolking kwam deze start duidelijk over als een valse start, een kronkel van Bouteflika en zijn clan om zijn mandaat te verlengen zonder langs de stembus te hoeven gaan....... Wat een farce! In de betogingen konden we horen: “Het volk moet soeverein zijn, het moet over zijn lot en zijn toekomst en zijn president beslissen”; “Met het vertrek van Bouteflika zullen nieuwe politieke partijen kunnen opkomen en ons een nieuw Algerije geven”.
Deze jongeren, precairen, werklozen, middelbare scholieren, studenten, die zich aan het hoofd van het protest hebben gesteld en die ook hele families , maatschappelijke groeperingen van allerlei aard met zich meesleepten, winkeliers, kleine handelaren, ambtenaren, enzovoort…., zijn sinds 22-02-2019 met honderdduizenden gemobiliseerd. Het was nooit eerder vertoond dat men zich tegen de kandidatuur voor een vijfde presidentsmandaat van Bouteflika uitspreekt en zijn corrupte systeem aan de kaak stelt. Bouteflika's diskrediet onder de bevolking is zo groot dat niemand de toespraak over zijn vertrek gelooft. De massale demonstraties blijven het einde van het “boutef”-systeem en de oprichting van een “echte democratie” eisen.
De arbeidersklasse in Algerije moet zichzelf geen sprookjes vertellen. Wie de heersende kliek ook is, haar lot zal altijd het lot zijn van een uitgebuite klasse. In deze eenheid van het nationale ‘volk’, om heel deze kliek van gehate leiders te verdrijven, is het proletariaat volledig ondergedompeld in het ‘Algerijnse volk’, temidden van sectoren van de ‘progressieve’ bourgeoisie, de kleinburgerij, intellectuelen en andere nationalistische ‘democraten’. Het terrein van de verdediging van de burgerlijke democratie, het nationalistische terrein dat streeft naar een ‘nieuw Algerije’, is niet het terrein van de arbeidersklasse. Het verdedigen van de burgerlijke democratie en haar verkiezingencircus, het streven naar vernieuwing van de Algerijnse natie, is het opgeven van de strijd tegen uitbuiting.
Het is altijd de heersende klasse die de verkiezingen wint! Welke heersende factie ook aan de macht is, alle regeringen, alle staatshoofden in alle landen van de wereld hebben maar één functie: het nationale kapitaal beheren, de belangen en de privileges van de bourgeoisie verdedigen en beschermen over de ruggen van de arbeidersklasse. De Bouteflika-clan heeft zich zeer zeker bijzonder minachtend en arrogant getoond en zijn rijkdom opvallend geëtaleerd, terwijl het grootste deel van de bevolking in erbarmelijke omstandigheden leeft. We hoeven echter alleen maar te kijken naar wat er gebeurt in landen waar een ‘pluralistische democratie’ bestaat, waar rechtse en linkse regeringen elkaar zijn opgevolgd: de arbeidersklasse wordt op dezelfde manier uitgebuit; armoede, werkloosheid, verslechtering van haar leef- en werkomstandigheden en aanvallen op de lonen zijn van jaar tot jaar alleen maar toegenomen. De proletariërs in Algerije mogen zich niet laten betoveren door het misleidend discours van de vakbonden, die hen oproepen zich aan te sluiten bij het volksprotest door het organiseren van een algemene staking. Een staking die niet is gericht tegen de armoede, de uitbuiting en de verslechtering van alle levensomstandigheden, maar om Bouteflika te vervangen door een ‘goed’ staatshoofd, dat begaan is met de belangen van het ‘volk’ en met de bouw van een ‘nieuw Algerije’ voor alle klassen tesamen. Al deze leugenachtige partijen, deze ‘providentiële figuren’, deze vakbondsaboteurs van de klassestrijd, beloven de uitgebuitenen in Algerije een mooie toekomst in een democratischer, ‘nieuw Algerije’, terwijl de hele kapitalistische wereld steeds meer wegglijdt in een economische crisis, die de arbeidersklasse hard treft.
Het proletariaat in Algerije weet wat het betekent om te vechten tegen de uitbuiting. In het verleden heeft het stakingen kunnen voeren in verschillende sectoren en de onderdrukking van de Bouteflika-kliek weten aan te pakken. Het mag zichzelf niet voor de gek houden: zelfs als Bouteflika morgen ‘het veld ruimt’, zal dezelfde repressie op de uitgebuite klasse neerkomen wanneer zij haar eigen belangen durft te verdedigen door zich op haar eigen klasseterrein te mobiliseren, een repressie bevolen door een “new look” en democratisch gekozen regering.
In Algerije moet het proletariaat, net als in de hele kapitalistische wereld, de burgerlijke verkiezingsmisleiding en het gif van het nationalisme afwijzen. Bouteflika, deze seniele potentaat, is niets meer dan de verpersoonlijking van een seniel wereldkapitalistisch systeem dat de uitgebuitenen niets anders te bieden heeft dan steeds meer ellende en repressie. In Algerije is er, zoals in alle landen, maar één alternatief: de zelfstandige strijd van de proletariërs tegen hun uitbuiters!
Raymond
De confrontatie die al jaren aan de gang is in Venezuela tussen de rivaliserende burgerlijke fracties van de oppositie en van het Chavisme heeft sinds de eerste dagen van 2019 een nieuw hoogtepunt bereikt. Dit gebeurt in de context van een ongekende verdieping van de economische en sociale crisis. Het duidelijkste teken hiervan is de toename van de armoede van een groot deel van de bevolking. Tegelijk verscherpt zich op de achtergrond de rivaliteit tussen de grote mogendheden, een scenario waarin de zogenaamde ‘internationale gemeenschap’ ook een belangrijke rol speelt. Sommigen doen dit door openlijk hulp te verlenen aan het regime van Nicolas Maduro, anderen door hun steun te geven aan de afkondiging van Juan Guaido als president. Met de erkenning van Guaido als president van Venezuela zetten de Verenigde Staten de toon. Zij hebben een vastberaden en verreikende strategie ontketend om Nicolas Maduro definitief van zijn macht te ontdoen. Zoals hoge ambtenaren en Donald Trump zelf hebben betoogd sluit deze dreiging een US militaire interventie niet uit met als alibi de ‘humanitaire hulp’ aan de bevolking. De reacties ter ondersteuning van Nicolas Maduro kwamen voornamelijk uit landen als Rusland en China, de belangrijkste bondgenoten van het Chavisme. We kunnen niet uitsluiten dat de huidige imperialistische spanningen zouden leiden tot een oorlog tussen grootmachten, elk met hun eigen lokale pionnen (Maduro en Guaido). Het belangrijkste gevaar ligt echter, nog meer dan in een directe militaire confrontatie tussen de grootmachten, in de impasse die het gevolg zou zijn van het gebruiken van de bevolking in het algemeen en de arbeiders in het bijzonder als kanonnenvoer in een bendeoorlog ten koste van nog meer bloedvergieten. De meer dan 40 doden en de wrede repressie (in de laatste weken van januari alleen al meer dan 900 gevangenen) vormen slechts een voorproefje van deze werkelijkheid.
Geconfronteerd met deze escalatie van de confrontatie tussen de burgerlijke fracties van rechts en links in Venezuela, die veel verder gaat dan de grenzen van dit land, is het belangrijk en dringend om het Venezolaanse en het wereldproletariaat op te roepen het dreigende gevaar van een bloedbad in hun gelederen te onderkennen, en om zich vooral niet aan te sluiten bij een van de betrokken fracties van het kapitaal, zowel van binnen als van buiten het land. Het tevens op te roepen om op zijn klasse-terrein te blijven en deze helse spiraal van chaos en barbaarsheid te verwerpen, waarin de regio wegzinkt als een uitdrukking van de ontbinding, waarin het kapitalisme ons stort.(1)
De opkomst van Guaido komt niet uit het niets; zijn plotselinge intrede in de politieke arena is zorgvuldig voorbereid door de Verenigde Staten, met de steun van leden van de Venezolaanse oppositie in het land en leden van de zogenaamde internationale gemeenschap (de Lima-groep in Latijns-Amerika, met uitzondering van Mexico), die de strategie van de Verenigde Staten tegen het Maduro-regime steunen. De agressieve en vastberaden houding van de Verenigde Staten tegenover Maduro wordt ondersteund en aanzienlijk versterkt door de verkiezingsoverwinning van Jair Bolsonaro in Brazilië (waarin de Verenigde Staten zelf een belangrijke rol hebben gespeeld). Het is geen toeval dat de eerste gezamenlijke verklaring met Mike Pompeo (Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken) tijdens de inhuldigingsceremonie van Bolsonaro ging over ‘de strijd tegen het socialisme’ en het herstel van de ‘democratie’ in Venezuela. Op die manier werd Venezuela aan zijn belangrijkste grenzen omsingeld. In het westen door Colombia (de belangrijkste bondgenoot van de Verenigde Staten in Zuid-Amerika) en in het zuiden door Brazilië. Verschillende landen van de Europese Unie hebben uiteindelijk ook de legitimiteit van Guaido erkend, terwijl ze proberen hun eigen imperialistische interventie te ontwikkelen via de zogenaamde ‘Contactgroep’, die het Amerikaanse optreden probeert af te zwakken.
Deze krachtige reactie van de Verenigde Staten en hun bondgenoten in de regio vindt plaats tegen de achtergrond van een situatie die is ontstaan door de emigratie van vele Venezolanen. Zij zijn op de vlucht voor de ellende en barbaarsheid, die door het linkse burgerlijke regime van het Chavisme is opgelegd en die voortduurt onder Maduro (volgens cijfers van de VN heeft het geleid tot de migratie van meer dan vier miljoen mensen). De Venezolaanse oppositie (dezelfde oppositie die, vanwege de belangenconflicten en het gewicht van de ontbinding in haar gelederen, de weg had gebaand voor de machtsgreep van de avonturier Chavez in 1999) is begonnen aan dit offensief tegen Maduro door gebruik te maken van de manifestaties van woede die uitbarstten onder de arbeiders en onder de bevolking in het algemeen. Noch de bevolking noch de arbeiders hebben echter de kracht om zowel het chavistische regime als de burgerlijke oppositionele sectoren op een coherente wijze te confronteren vanwege de verdeeldheid die werd gecreëerd door de politieke confrontatie tussen de fracties van het kapitalisme. (2)
De sectoren van de oppositie, verzwakt door onderlinge belangenconflicten, beweren nu achter Guaido aan te lopen in een ander avontuur dat onder de bevolking steun krijgt vanwege de wanhoop die veroorzaakt is door de honger en de armoede. Het optreden van de meerderheid van de regionale en de wereldbourgeoisie, die nu een standpunt inneemt tegen Maduro, benadrukt de hypocrisie van de uitbuitende klassen; zij spreken nu over respect voor de mensenrechten, terwijl diezelfde klassen, eerst de lof van Chavez zongen als de ‘verdediger van de armen’ die erin zou zijn geslaagd miljoenen armen in Venezuela uit de ‘armoede en onzichtbaarheid’ te halen en die, dankzij de hoge olieprijs, de winsten onder de bevolking verdeelde. In werkelijkheid consolideerde hij de fundamenten van de barbaarsheid, die vandaag de dag welig tiert. Hierdoor verrijkte zich alleen de klasse van militaire en burgerlijke leiders, die momenteel haar privileges verdedigt door het land in brand te zetten en met bloed te besmeuren. (3)
Het Chavistische regime, anderzijds, verklaarde zichzelf ‘socialistisch’ en ‘revolutionair’, terwijl het in werkelijkheid Venezuela een wreed regime van buitensporig staatskapitalisme oplegde, in dezelfde stijl als de dictatoriale regimes in Cuba, China, Noord-Korea of de zogenaamde vertegenwoordigers van het ‘Arabische socialisme’. (4) Dit regime heeft verklaard de strijd op te nemen tegen het ‘wilde neoliberalisme’, maar de gevolgen van dit ‘socialisme’ zijn even vernietigend gebleken voor de bevolking. De extreme armoede treft 61,2 procent van de bevolking en 87 procent van de gezinnen leeft onder de armoedegrens, meer dan 10 procent van de kinderen lijdt aan ernstige ondervoeding. En in 2017 stierven elke week gemiddeld vijf tot zes kinderen als gevolg van ondervoeding of ziekte. In 2017 en 2018 bedroeg de hyperinflatie meer dan 1.000.000.000 procent, wat de lonen heeft verpulverd. Niet alleen heeft de Chavistische politiek de collectieve arbeidsovereenkomsten in de praktijk geëlimineerd, zij heeft ook, op de werkplek en binnen de bedrijven, een regime van repressie opgelegd.
Deze modellen van kapitaalbeheer, zoals dat van het Chavistische regime, zijn regimes die niets te maken hebben met het kommunisme waarvoor Marx, Engels, Lenin, Rosa Luxemburg hebben gevochten alsmede al diegenen die de noodzaak hebben gesteld om een einde te maken aan de burgerlijke staat (ongeacht of deze door rechts of door links bestuurd wordt) en aan de blinde wetten van de kapitalistische productiewijze. We mogen niet vergeten dat noch de linkerzijde van het kapitaal, noch de rechtse fracties van de bourgeoisie een uitweg uit de crisis van het kapitalisme kunnen vinden in deze fase van ontbinding. We zien bijvoorbeeld hoe rechts in Argentinië, na de linkse regeringen van Kirchner te hebben vervangen, nu in een veel ernstigere crisis is beland, die zij afwentelt op de rug van de arbeiders. Hetzelfde gebeurt nu met de regering-Bolsonaro in Brazilië.
Het Chavisme en zijn linkse aanbidders over de hele wereld, maar ook de verschillende centrum of rechtse opposities, hebben boudweg geprobeerd, door het verspreiden van allerlei leugens en verwarring, om het historische erfgoed van het marxisme en de lessen die de strijd van de arbeidersbeweging heeft nagelaten te verdraaien, zowel wanneer zij zichzelf tot ‘marxisten’ uitroepen als wanneer zij het zogenaamde ‘socialisme van de 21ste eeuw’ met het ‘kommunisme’ identificeren. Allen hebben zij geprobeerd om hun klassenoverheersing te handhaven. Nu is het de beurt aan rechts of centrumrechts door te verklaren dat het ‘kommunisme’ in Latijns-Amerika uitgeroeid moet worden, waarbij ze dit gelijkstellen aan het Chavisme of het Castrisme.
Zoals reeds vermeld, is Guaido gepromoot door de Verenigde Staten, die proberen om de nauwste controle over hun achtertuin te herstellen. China, met zijn groeiende invloed in Latijns-Amerika en in andere landen van de wereld, met name via zijn ambitieuze programma genaamd de ‘zijderoute’, aast niet alleen op een groter aandeel van de wereldmarkt, maar streeft ook naar een strategische imperialistische verankering op wereldschaal. Door zijn expansie op het economische toneel probeert China een imperialistisch web van wereldomvang te weven om de omsingeling te doorbreken, die de Verenigde Staten sinds het Obama-tijdperk hebben nagestreefd (met Japan, Zuid-Korea, Filippijnen, India, enzovoort). In die zin zijn allianties met Venezuela, Ecuador, Nicaragua, enzovoort van groot belang met het oog op de imperialistische ambities van China. ‘Operatie Guaido’ is een Amerikaanse tegenaanval die zich voegt bij de gewonnen posities in Argentinië en Brazilië en bij de traditionele loyaliteit van de alliantie met Colombia.
De eerste stap van de Amerikaanse imperialistische operatie is de inzet van zogenaamde ‘humanitaire hulp’. Het is het toppunt van cynisme en hypocrisie om honger, gebrek aan medicijnen, de wanhopige situatie van miljoenen arbeiders en uitgebuite mensen in Venezuela te gebruiken om de eerste fase van de strategie tegen het Maduro-regime ten uitvoer te brengen. De vrachtwagens die voedsel en medicijnen brengen en op de beroemde brug met de kleine winkeltjes in de Colombiaanse stad Cucuta staan, zijn het equivalent van raketten en bommenwerpers. Hiermee probeert het Amerikaanse imperialisme zijn Chavistische imperialistische rivaal in een ongemakkelijke situatie te brengen: die van het afwijzen van voedsel en medicijnen voor een hongerende bevolking. De twee hoofdrolspelers, zowel de Amerikanen als de Chavisten, zowel de aanhangers van Guaido als Maduro, tonen zo hun weerzinwekkend cynisme. De eerstgenoemde exploiteren de honger onder de bevolking als oorlogswapen en herhalen de operatie die Clinton al in 1998-1999 in Servië tot uitvoering bracht, waarbij tonnen voedsel werden gedropt door transportvliegtuigen om het rivaliserende regime van Milosevic te verzwakken. Net zoals de gelijkaardige manoeuvre die in 2004 werd uitgevoerd in Haïti. (5) De Chavisten, met Maduro aan het hoofd, verwerpen de hulp en laten daarmee zien wat overduidelijk is: ze geven helemaal niet om de honger, het lot en het onnoemelijke lijden van de mensen.
Maduro zal zich zoveel mogelijk vastklampen aan de macht en ongetwijfeld zullen China en Rusland hun uiterste best doen om hem te steunen. Tot nu toe hebben het leger en de repressiekrachten de rangen gesloten achter het Chavisme. Het is nu de bedoeling om deze ‘onwrikbare’ loyaliteit van het militaire politieapparaat aan Maduro te verzwakken. Om deze destabilisatieoperatie met succes te kunnen uitvoeren, komt het gevaar van gewapende conflicten om de hoek kijken. Gezien de ernst van de imperialistische belangen en de hoge mate van ideologische, politieke, economische en sociale ontbinding die zich in Venezuela heeft ontwikkeld, is de kans reëel dat de situatie zelfs kan leiden tot het uitbreken van een burgeroorlog of in ieder geval kan ontaarden in een reeks botsingen met herhaaldelijk bloedvergieten. Dit zou op zijn beurt kunnen leiden tot een groeiende chaos en een toename van allerlei vormen van afrekeningen, waarin het land en de hele regio zouden kunnen wegzinken. De angst voor dit vooruitzicht wordt ook gevoed door de analyses van het Venezolaanse Observatorium voor Geweld, dat schat dat er acht miljoen illegale vuurwapens in het land zijn. Bovendien zijn er geen precieze gegevens over het aantal wapens in handen van de georganiseerde misdaad, waaraan nog de dreiging moet worden toegevoegd van de Chavistische regering om 500.000 wapens te leveren aan haar paramilitaire milities.
De massale uittocht van de Venezolaanse bevolking naar landen in de regio, zoals Colombia, Brazilië, Argentinië, Chili, Ecuador en Peru (met karavanen van wandelaars die te vergelijken zijn met deze die trekken van Honduras naar de Verenigde Staten) is ook een factor in de verspreiding van de chaos. Dit is een probleem dat niet mag worden onderschat en waarop de bourgeoisie van de meest betrokken landen reageert met racistische en xenofobe campagnes die bedoeld zijn om barrières op te werpen tegen de verspreiding van de chaos. (6)
De crisis van het kapitalisme is niet te stoppen, ze wordt iedere dag gevoed door de tegenstellingen van het systeem zelf. Om die reden zal de uitweg uit de crisis, die de uitgebuiten tot op het bot beleven, alleen mogelijk zijn via de vereniging van de proletariërs van Venezuela, van de hele regio en van de hele wereld. In de huidige fase van ontbinding van het kapitalisme is er geen enkel land in de wereld dat niet wordt bedreigd door het lijden onder de barbaarsheid, die vandaag het dagelijks leven in Venezuela kenmerkt. Noch de populisten van links en rechts, noch de verdedigers van het neoliberalisme bieden een uitweg.
De arbeiders in Venezuela moeten zich verzetten tegen elke vorm van inlijving in de gelederen van de fracties die strijden om de macht, door enerzijds de lokliedjes van de bourgeoisie van de oppositie te verwerpen die de uitgebuite massa’s oproepen om zich bij haar strijd aan te sluiten. Anderzijds moeten ze vermijden terecht te komen in de vangnetten van de linkse partijen, groepen of vakbonden of van de linkse tegenstanders van het regime, zoals degenen die zich beroepen op een zogenaamd ‘Chavisme zonder Chavez’ en die beweren hun eigen linkse burgerlijke interpretatie van een uitbuitingsregime in te voeren dat sterk lijkt op dat van Maduro.
We hebben gezien dat er in Venezuela een groot aantal protesten heeft plaatsgevonden onder het Chavistische regime. In 2018 werden er alleen al 5.000 demonstraties geregistreerd (gemiddeld 30 demonstraties per dag), waarvan de meesten fundamentele sociale rechten eisten, zoals voedsel, water, sociale diensten en betere lonen. De afgelopen jaren is met name de strijd van artsen en verpleegkundigen opmerkelijk geweest. Ze hebben het aangedurfd om niet alleen de repressieve krachten van de staat uit te dagen, maar zij hebben ook blijk gegeven van solidariteit, die kenmerkend is voor een klasse-reactie, door hun belangen te identificeren met die van hun patiënten die geen medicijnen of toegang tot zorg hebben en door op te roepen tot eenheid van hun strijd met andere sectoren, zoals de leraren en het onderwijs.
Deze strijd werd echter niet gespaard van de invloed van de vakbonds- en corporatistische organisaties in een poging om hem te controleren en te saboteren. Toch moet worden opgemerkt dat er een tendens bestond om zowel het Chavisme als de oppositiekrachten te verwerpen in een poging om meer zelfstandigheid te behouden in hun strijd. Arbeiders moeten hun strijd tegen het uitbuitingsregime van de bourgeoisie op hun eigen klasse-terrein voortzetten. In deze strijd moeten de arbeiders proberen de andere niet-uitbuitende lagen van de maatschappij met zich mee te trekken. Het proletariaat is de enige klasse die het vermogen heeft om sociale verontwaardiging om te zetten in een echt politiek programma voor maatschappelijke omvorming.
De revolutionaire organisaties die beweren deel uit te maken van de Kommunistische Linkerzijde en de meest gepolitiseerde minderheden in Venezuela, in de regio en in de hele wereld, moeten oproepen tot de ontwikkeling, op proletarische grondslag, van een beweging van solidariteit en strijd met de uitgebuite massa’s zoals in Venezuela, waar ook ter wereld. Het wereldproletariaat heeft een antwoord te brengen op dit perspectief van ondergang in de barbaarsheid. Daarom moet het met hand en tand zijn klasse-zelfstandigheid verdedigen, wat impliceert dat alle rivaliserende burgerlijke bendes worden verworpen en dat zijn eigen eisen als klasse worden bevestigd. De strijd voor de eenheid van alle arbeiders moet worden opgebouwd rond de oproep: “Hier of elders, overal, dezelfde arbeidersklasse”!
Internationale Kommunistische Stroming / 12.02.2019.
(1) Om de notie van de ontbinding van het kapitalisme op een diepgaande wijze te begrijpen, lees onze “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme” https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het- [200]
(2) Zie ons artikel: “The crisis in Venezuela: the proletariat suffers the misery, chaos and repression of capitalism”, https://en.internationalism.org/icconline/201710/14408/crisis-venezuela-... [235]
(3) Zie ons artikel ten tijde van de dood van Chavez in maart 2013: “Le legs de Chavez à la bourgeoisie : un programme de défense du capital, une grande mystification pour les masses appauvries [236]”.
(4) We hebben de grote leugen van de 20e eeuw, het zogenaamde "kommunisme" van landen als de USSR, China, Cuba en Noord-Korea, herhaaldelijk aan de kaak gesteld. Zie “De Russische ervaring: Privébezit en collectief eigendom”, https://en.internationalism.org/ir/131/russian-experience [237]. Ook “Vijf vragen over het kommunisme”, https://es.internationalism.org/accion-proletaria/200510/246/5-preguntas... [238]
(5) Zie met name ons artikel : “Behind the ‘humanitarian’ operations of the great powers, imperialist barbarism is unchained [239]”; en het artikel “The fraud of ‘humanitarian aid’ in Haiti”, https://en.internationalism.org/wr/2010//331/ [240]
(6) Lees ons artikel: “Migrations en Amérique latine : seul le prolétariat peut arrêter la barbarie du capitalisme en décomposition [241]”, Révolution Internationale nr. 474, (januari-februari 2019).
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 805.68 KB |
In de afgelopen maanden zijn er in 270 steden over de hele wereld demonstraties van jongeren geweest die protesteerden tegen de verslechtering van het klimaat en de vernietiging van het milieu.
Jongeren gaan de straat op om uiting te geven aan hun terechte bezorgdheid over de toekomst van de planeet en de menselijke soort zelf, een toekomst die steeds meer in gevaar wordt gebracht door de gevolgen van een productiesysteem dat de natuurlijke omgeving vernietigt (terwijl het leven van miljoenen mensen wordt vernietigd door uitbuiting, oorlog en de ellende die het veroorzaakt). Dit veroorzaakt veranderingen in de klimatologische, atmosferische en reproductieve omstandigheden van de planeet, met steeds meer catastrofale gevolgen.
Ook uiten zij hun verontwaardiging over het cynisme en de hypocrisie van de leiders die hun mond vol hebben van uitspraken die "hun bezorgdheid" uiten over het "milieuprobleem" en die talloze fora (Kyoto, Parijs, enz.) organiseren om spectaculaire en inefficiënte "maatregelen" te nemen, terwijl ze tegelijkertijd, in dienst van hun imperialistische en economische plannen, de achteruitgang van de planeet alleen maar aanzwengelen.
We delen de bezorgdheid en verontwaardiging van deze tienduizenden jongeren volledig, maar we moeten ons afvragen of deze beweging, in haar doelstellingen, benaderingen en methoden, een afdoende strijd is om het probleem op te lossen, of dat het eerder een valstrik is die hen alleen maar kan leiden tot ontmoediging en verbittering gebruikt en bedrogen te zijn geworden.
De geschiedenis van de afgelopen 100 jaar staat bol van dit soort weerzinwekkende misleidingen door regeringen en partijen die het kapitalisme dienen. Zo werden in de jaren dertig en tachtig van de vorige eeuw grote "vredesdemonstraties" georganiseerd door regeringen en "democratische" partijen, en de ervaring leert dat dit een vreselijke manipulatie was omdat zij zich met deze "pacifistische" mobilisaties voorbereiden op oorlog: de Tweede Wereldoorlog met zijn 60 miljoen doden of de ontelbare lokale oorlogen die nog steeds de wereld rond dood, ruïnes en ellende zaaien.
De huidige demonstraties richten zich op het ‘vragen aan de autoriteiten om iets te doen’, om druk op hen uit te oefenen, zelfs om hun computers te vullen met e-mails, tweets, etc. vol bedreigingen.
Maar het zijn diezelfde autoriteiten die maatregelen nemen die de verslechtering van het klimaat en het milieu alleen maar verergeren, teneinde de kapitalistische belangen van maximale winst en het innemen van strategische posities op de wereldmarkt veilig te stellen. Dit soort benadering van ‘druk’ op overheden om ‘iets te ondernemen’ is als het vragen aan een hacker om voor computerbeveiliging te zorgen of aan een vos om op de kippen te letten.
Staatsleiders staan niet ‘ten dienste van de burgers’ en proberen ook niet ‘naar hun eisen te luisteren’. De staat is niet het orgaan van het ‘volk’, maar de exclusieve en uitsluitende machine die de belangen van elk nationaal kapitaal verdedigt, van de minderheid die ons uitbuit en verantwoordelijk is voor de aantasting van het milieu.
De initiatiefnemers op wereldvlak van de beweging hekelen het feit dat “al 40 jaar lang politieke partijen van alle pluimage de oorlog tegen de klimaatverandering aan het verliezen zijn!” Deze partijen beloven en misleiden alleen het publiek, terwijl ze in de praktijk economische, militaire of oorlogszuchtige beslissingen nemen die bijdragen aan de vernietiging van de planeet. Een 18-jarige middelbare scholier uit Genève klaagde deze klucht aan: “Er is veel wantrouwen in de institutionele politiek, maar ook in milieuorganisaties als Greenpeace, die als te gematigd en geïnstitutionaliseerd worden ervaren”.
De demonstraties spitsen zich uiteindelijk toe op het voeren van ‘gesprekken’ met ministers, parlementariërs, pressiegroepen en milieuactivisten. Dit komt alleen de democratische staat ten goede om hun handen wit te wassen en de manifestanten in de doolhof van wetten en overheidsbeleid te laten verdwalen. Alle pogingen tot ‘dialoog’ met politieke woordvoerders leiden alleen maar tot grootsprakerige beloften die niets oplossen.
Het motto van de demonstraties is: ‘Save the climate, change the system’. Maar dit is een vage formule die in de praktijk zich vertaalt in ‘back to business’ en zich oplost in een reeks van lokale of regionale maatregelen die absoluut geen aarde aan de dijk brengen en slechts uitputting en teleurstelling opleveren.
In verschillende scholen zijn bijvoorbeeld ‘klimaatcomités’ opgericht om ‘klimaatprojecten’ per school te ontwikkelen. Onder het motto ‘Verander de wereld, begin bij jezelf’ is de voorgestelde doelstelling om je eigen ‘ecologische voetafdruk’ te verkleinen.
Dit soort oriëntatie is bijzonder pervers omdat het ons opzadelt met het schuldgevoel dat WIJ VERANTWOORDELIJK ZOUDEN ZIJN VOOR DE KLIMAATKATASTROFE, zodat een historisch gegroeid en globaal probleem veroorzaakt door het kapitalisme wordt omgezet in een ‘huishoudelijk’ probleem veroorzaakt door individuen. Het verminderen van onze ‘ecologische voetafdruk’ zou betekenen dat we minder water gebruiken om de vaat te wassen, slechts één keer per week douchen en het toilet niet doorspoelen...
Deze zienswijze om ‘individuen verantwoordelijk te stellen’ is bijzonder gevaarlijk. Ten eerste omdat het dient om het Kapitaal en de Staten en regeringen die in haar dienst staan vrij te stellen van elke aansprakelijkheid.
Ten tweede omdat het deze duizenden jongeren die vandaag leerlingen of studenten zijn, maar morgen werknemers of werklozen zullen zijn, herleidt tot geatomiseerde ‘burgers’ die ‘eisen en bedelen bij hun regeringen’. Dit wekt een verkeerd beeld op van de maatschappij waarin wij leven: zij bestaat niet uit ‘vrije en gelijke burgers’ maar uit sociale klassen die geconfronteerd worden met tegenstrijdige belangen: een minderheid, de kapitalistische klasse, die bijna alles bezit en steeds rijker wordt, en een immense meerderheid, het proletariaat, dat niets bezit en steeds maar armer wordt.
En ten derde en voornaamste: de individualistische benadering van ‘laten we allemaal iets voor het klimaat doen’ leidt tot verdeeldheid en confrontatie binnen de arbeidersklasse zelf. Wanneer autofabrieken of andere industriële of logistieke filialen worden gesloten in naam van de ‘klimaatstrijd’, zullen de autoriteiten met de vinger wijzen naar de werknemers die zich verzetten tegen de ontslagen door hen aan te klagen als medeplichtigen aan de aantasting van het klimaat.
Met dezelfde aanpak, maar dan net omgekeerd (“laten we ophouden met praten over klimaatverandering en banen behouden”), won de populistische demagoog Trump veel stemmen in de getroffen industriële staten van het Amerikaanse Midwesten ("de roestgordel"), waardoor hij de presidentsverkiezingen kon winnen.
Het is een dilemma waarmee ze ons in de val willen lokken: de werkgelegenheid in stand houden ten koste van het klimaat of de levensomstandigheden en de werkgelegenheid zelf verliezen om ‘de planeet te redden’? Het is een vicieuze valstrik waarmee het kapitalisme zijn egoïstische belangen redt, verpakt onder de aantrekkelijke vlag van ‘het redden van de planeet’.
De problemen van vernietiging van de natuur, uitputting van natuurlijke hulpbronnen, verslechtering en opwarming van de aarde kunnen alleen op wereldschaal worden opgelost. De bourgeoisie kan en wil dit niet doen omdat de NatieStaat in het kapitalisme de hoogste vorm van eenheid is die zij kan en wil bereiken. Als gevolg daarvan botsen naties als gieren, hoe ‘groen’ hun regeringen ook zijn, ondanks het bestaan van internationale conferenties en supranationale organisaties zoals de VN of de Europese Unie.
Het doel van Internationale organisaties zoals de VN is niet om ‘de problemen van de wereldbevolking op te lossen’. Er bestaat niet zoiets als een ‘internationale gemeenschap van naties’. Integendeel, de wereld is het toneel van een brute imperia-listische confrontatie tussen alle staten en een helse concurrentiestrijd voor het grootste gewin. De VN of de vele internationale ‘samenwerkingsorganisaties’ zijn toevluchts-oorden van sjacheraars die door elke nationaal kapitaal worden gebruikt om haar eigen belangen op te leggen.
De enige klasse die een echt internationalisme kan bevestigen is de arbeidersklasse.
Welke maatschappelijke krachten kunnen dan zo een fundamentele verandering realiseren? In tegenstelling tot de bourgeoisie is de arbeidersklasse in staat om zich op wereldvlak te verenigen, om verdeeldheid en tegenstellingen tussen NatieStaten te overstijgen. Zij heeft geen enkel voorrecht te verdedigen in de uitbuitingsmaatschappij van vandaag. Alleen in het kader van een revolutionaire strijd van de wereldarbeidersklasse kunnen milieuproblemen worden aangepakt.
De arbeidersklasse heeft als meest uitgebuite klasse in de samenleving geen belang bij het verdedigen van dit systeem in verval. Anderzijds kan zij, door de geassocieerde wijze waarop ze in het kapitalisme is georganiseerd, de kiem leggen van een andere samenleving: een samenleving die geen scheiding oplegt tussen volkeren, tussen de natuur en de producten die daaruit voortkomen, tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving. Zodra de arbeidersklasse zich als een zelfstandige klasse opstelt, door massaal de strijd te ontwikkelen en op haar eigen klassenterrein, zal zich een groeiend deel van de samenleving achter haar aansluiten, achter haar eigen strijdmethoden en unitaire ordewoorden en tenslotte haar eigen revolutionaire project voor de omvorming van de samenleving.
De beweging tegen de opwarming van de aarde ontwikkelt zich in een context van een bijna totale afwezigheid van strijd van de arbeidersklasse, die ook geconfronteerd wordt met een verlies van zelfvertrouwen en zelfs van haar eigen klasse-identiteit. Daardoor is de arbeidersklasse nog niet in staat om de vraag te beantwoorden die sommige deelnemers aan de klimaatbeweging zich stellen, namelijk wat is het toekomstperspectief tegenover een kapitalistische samenleving op weg naar de afgrond?.
Wat kunnen we doen? Het gaat er zeker niet om niets te doen, maar onder het voorwendsel om ‘toch maar iets te doen’ de partijen en regeringen die dienaars van het kapitalisme te steunen, dat moeten we verwerpen.
De verontwaardiging en bezorgdheid over de toekomst van de planeet zal stilaan een antwoord ontdekken binnen het historisch kader dat zich ontplooid met de ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse tegen de aanvallen op haar levensomstandigheden, de ontslagen, enz. omdat er een eenheid bestaat tussen de strijd tegen de gevolgen van de kapitalistische uitbuiting en de strijd voor de afschaffing ervan.
De jongeren die aan de beweging deelnemen, moeten begrijpen dat zij geen ‘toekomstige burgers’ zijn, maar in hun overgrote meerderheid in de toekomst zullen deel uitmaken van de werknemers met precaire contracten, van de werklozen, de uitgebuiten. Zij zullen zich moeten verenigen en een globale strijd aangaan tegen kapitalistische uitbuiting, tegen oorlog, vernietiging van het milieu, morele barbaarsheid, enz. vervat in alle poriën van dit uitbuitingssysteem.
Dit is wat de beweging tegen de invoering van de CPE (startbanencontract) in Frankrijk in 2006 of de Indignados-beweging in Spanje en andere landen in 2011, zij het met mondjesmaat, begon te doen. Dit waren jongerenbewegingen die hun toekomst niet zagen als ‘vrije en gelijkwaardige burgers’, maar als deel van de uitgebuiten die moeten strijden tegen de uitbuiting om deze uiteindelijk af te schaffen.
In het kapitalisme is er geen oplossing: noch voor de vernietiging van de planeet, noch voor oorlogen, noch voor de werkloosheid, noch voor de precaire onzekerheid. Alleen de strijd van het wereldproletariaat,samen met alle onderdrukten en uitgebuiten van de wereld, kan de weg openen naar een alternatief.
Internationale kommunistische stroming / 14.03.2019.
We publiceren hieronder grote delen uit een brief van een lezer die, hoewel hij de krachtlijn van ons pamflet over de beweging van de “gele hesjes” verwelkomt, ook kritiek heeft op een aantal van onze standpunten, in het bijzonder het idee dat er uit deze interklassistische beweging niets goeds kan voortkomen voor het proletariaat. Deze vragen raken aan uiterst belangrijke aspecten van de proletarische strijd: wat de arbeidersklasse is, haar strijd, haar perspectief.
Alleen door middel van een breed, open en geanimeerd debat zullen we erin slagen om de meest diepgaande antwoorden uit te werken, om deel te nemen aan de ontwikkeling van het klassebewustzijn van het proletariaat, om zich het wapen van de theorie eigen te maken. Wij moedigen al onze lezers dan ook aan ons te schrijven, hun kritiek, hun akkoorden of hun vragen te formuleren, om zo een debat te voeden dat van vitaal belang is voor het proletariaat. Met dit in het achterhoofd laten wij deze brief vergezeld gaan van ons antwoord.
Brief van onze lezer
“(....) Ik heb verschillende standpunten doorlopen, waaronder die van de verschillende linkse groepen die deze beweging zien als een heruitgave van 1968. Het verschil is duidelijk, maar een dergelijke vergelijking rechtvaardigt hun onbegrensde steun.
Net als in uw pamflet kunnen we erkennen dat de spontane opkomst van deze blokkades een afspiegeling is van een zeer diepe maatschappelijke woede. Een zeer uiteenlopende, zo niet tegenstrijdige woede, die het interklassistische karakter van de beweging en de burgerlijke of zelfs de nationalistische expressie ervan uitdrukt. Ik sluit me aan bij uw kritiek ten gronde.
Op drie punten zouden we in discussie kunnen treden:
- Het idee van een valkuil die voor de arbeiders is gezet. Welke betekenis moet aan deze “valkuil” worden gehecht? Een valkuil veronderstelt een organisatie die het voorbereidt, organiseert, enz. Hiervan is echter geen sprake.
In het pamflet staat ook het idee dat de arbeidersklasse verhinderd wordt te vechten: “Heel dit mooie politieke theater, ieder met zijn eigen credo, bezet en kapselt het sociale terrein in om te voorkomen dat de arbeiders zich massaal zouden mobiliseren, dat ze een autonome, solidaire en eengemaakte strijd zouden ontwikkelen tegen de aanvallen van de bourgeoisie”. Worden de arbeiders enkel “verhinderd”, zouden ze anders openlijk strijd leveren op hun klasseterrein? Nee, natuurlijk niet.
Er is inderdaad sprake van een gemengde sociale beweging, waarbij de verhoudingen niet in het voordeel zijn van de arbeidersklasse, en die andere lagen de ruimte laat om hun eigen belangen te behartigen, wat vandaag de dag niet verwonderlijk is. In die zin ben ik het eens met de passage: “De proletariërs willen hun diepe woede uiten, maar ze weten niet hoe ze hun levensomstandigheden doeltreffend kunnen verdedigen tegen de groeiende aanvallen van de bourgeoisie en haar regering”.
- Is het hier ook mogelijk om een autonome klassenstrijd op te vatten als voorwaarde voor een consequente beweging? Wordt de klassestrijd niet zelfstandig door zich als zodanig vrij te maken in de loop van de beweging zelf?
- Zelfs als ik de kritiek op de inhoud en de methoden deel, zou ik meer openstaan voor de mogelijkheid van hun evolutie. [U hebt] de spontaniteit in het uitlokken van deze blokkades opgemerkt, maar sommige van hen tonen de zorg om zich zelfstandig te organiseren, om te functioneren door middel van echte algemene vergaderingen, enz. (…)”
Ons antwoord
Op basis van een gemeenschappelijke vaststelling betreffende de beweging van de “gele hesjes”(1), gekenmerkt door “een zeer uiteenlopende, zo niet tegenstrijdige woede, die het interklassistische karakter van de beweging en de burgerlijke of zelfs de nationalistische expressie ervan uitdrukt” roept deze brief drie belangrijke vragen op.
Een valkuil voor de proletariërs?
In ons pamflet staat dat deze beweging een echte valkuil is voor de proletariërs. Maar voor de kameraad stelt zich de vraag:“welke betekenis moeten we aan deze "valkuil" geven? Een valkuil veronderstelt een organisatie die het voorbereidt, organiseert, enz. Hiervan is echter geen sprake”. Deze beweging was inderdaad spontaan. Een jonge zelfstandig ondernemer uit Seine-et-Marne heeft op sociale media een petitie gelanceerd tegen een verhoging van de belastingen op dieselbrandstof. Dan is er nog een chauffeur van hetzelfde departement die heeft opgeroepen de wegen blokkeren, met een geel hesje aan. In enkele klikken hebben deze twee kreten van woede zich in een zeer hoog tempo verspreid, wat getuigt van een algemene frustratie in de bevolking.
Het is dus geen valkuil van de bourgeoisie, haar staat, haar partijen, haar vakbonden of haar media, maar een beweging die door haar interklassistische aard op zich een valkuil is voor de arbeiders. Want in een interklassistische beweging waar de proletariërs (werkers, studenten, gepensioneerden, werklozen, ...) als individuen-burgers temidden van alle andere lagen van de samenleving (kleinburgers, boeren, ambachten, ...) verwaterd zijn, overheersende sociale aspiraties en strijdmethoden van al deze tussenliggende lagen.
Daarom was het uitgangspunt van de beweging de explosie van woede onder vrachtwagen-, taxichauffeurs en eigenaars van kleine ondernemingen bij de verhoging van de belastingen op dieselbrandstof, die hun bedrijf verder benadeelde. Daarom werd de voorkeur gegeven aan het bezetten van rotondes en tolhuizen, vervolgens van de “mooiste avenue ter wereld”, de Champs-Élysées, met een fluorescerend geel hesje op de rug, om “gezien”, “gehoord” en vooral “erkend te worden”. Daarom waren de Franse vlag, La Marseillaise en verwijzingen naar de Franse Revolutie van 1789, ook alomtegenwoordig te midden van deze kreet van het “Volk van Frankrijk”. Allemaal methoden die op geen enkele manier uitdrukking geven aan een mobilisatie van de arbeidersklasse op haar eigen terrein, waardoor de uitbuiting van het kapitalisme in vraag wordt gesteld door eisen zoals loonsverhogingen, tegen ontslag, enz.
Bovendien kwamen de strijdmethoden van de arbeidersklasse daarin nooit tot uitdrukking. De afwezigheid van stakingen in verschillende sectoren van de klasse of van algemene vergaderingen, waarin de uitgebuitenen debatteren en nadenken over hun strijd en de doelstellingen die eraan gegeven moeten worden, bevestigen dit ruimschoots.
Erger nog, het verrotte terrein van populisme en de xenofobie vergiftigt een groot deel van de beweging. Enkele van de meest misselijkmakende aspecten van de huidige historische periode kwamen tot uiting, zoals officiële oproepen tot versterking van anti-immigratiewetten of nog xenofobe misstanden (2). Meer dan 90% van de aanhangers van de Rassemblement National van Marine Le Pen steunen de “gele hesjes” en meer dan 40% zegt zelf deel te nemen aan de beweging.
Ziedaar de valkuil waarin al deze proletariërs in de “gele hesjes” werden gevangen. Ja, deze beweging is voor hen een echte ideologische valkuil geweest.
Wat zijn de oorzaken van de politieke problemen van de arbeidersklasse?
In enkele regels van deze brief wordt een centrale vraag gesteld: “In het pamflet staat ook het idee dat de arbeidersklasse verhinderd wordt te vechten (…) Worden de arbeiders enkel “verhinderd”, zouden ze anders openlijk strijd leveren op hun klasseterrein? Nee, natuurlijk niet.”Wat zijn de oorzaken van de huidige politieke moeilijkheden van de arbeidersklasse? Het antwoord daarop vinden we niet in een fotografische visie van het actuele proletariaat, maar in de film van zijn geschiedenis. Deze complexe vraag kunnen we hier, in de context van dit artikel, dus niet volledig beantwoorden (3). We willen eenvoudigweg één aspect benadrukken. We mogen het permanente ondermijnende werk van de vakbonden niet onderschatten, die al meer dan een eeuw een specifieke rol hebben in de sabotage, op het werkplek, van de strijd en het bewustzijn.
Een voorbeeld: enkele maanden voor de beweging van de "gele hesjes" organiseerden de vakbonden de "estafettestaking van de spoorwegarbeiders". Duizenden arbeiders, bijzonder strijdlustig, zijn vele dagen lang in staking gegaan, volledig geïsoleerd, afgesneden van andere sectoren van het proletariaat. Tegelijkertijd echter, in de bejaardentehuizen, bij de post, in de crèches, ziekenhuizen, bepaalde fabrieken, enz. vond er ook strijd plaats, elk in zijn eigen hoekje. Vervolgens lanceerde de CGT haar oproep tot “convergentie van de strijd”, een schijn van eenheid, bestaande uit het marcheren op straat, de enen na de anderen, ieder achter “zijn” leuze, “zijn”sector, “zijn” bedrijf.... en terug naar huis te keren zonder een gemeenschappelijke algemene vergadering, zonder discussie, zonder solidariteit in de strijd.
Deze vakbondsbewegingen, die jaar na jaar worden herhaald, hebben als enige functie het gif van verdeeldheid, wanhoop en machteloosheid te verspreiden. Dus ja, de systematische sabotage van de eenheid van de arbeiders door de vakbonden is een van de belangrijkste ingrediënten van de huidige zwakheid van het proletariaat, een zwakheid die een gunstige voedingsbodem schept voor de explosie van interklassistische en dus uitzichtloze woede.
In feite maakt de bourgeoisie gebruik van de zwakheden van het proletariaat in een poging het meer te versuffen. De arbeidersklasse maakt inderdaad een moeilijke periode door. Sinds 1989 met de campagnes over de ineenstorting van het stalinisme die gelijkgesteld werd met het zogenaamde “bankroet van het kommunisme”, is het proletariaat er niet in geslaagd zijn klasse-identiteit terug te winnen en zichzelf als een revolutionaire klasse te herkennen. De uitgebuite klasse, die niet in staat is om de contouren van een maatschappij zonder uitbuiting te schetsen, blijft zeer kwetsbaar, maar vooral zeer passief op het gebied van de strijd.
Alhoewel grote delen van het proletariaat zich, terecht, niet herkenden in de volksopstand van de “gele hesjes”, waren deze centrale sectoren toch niet in staat om zich massaal en in solidariteit en eenheid te mobiliseren, om te reageren op de aanvallen van de regering op hun eigen klasseterrein en met hun eigen strijdmethoden.
Ondanks deze moeilijkheden is het proletariaat echter niet verslagen. Gezien de algemene ontevredenheid en de aanvallen die opdoemen, kunnen de grote proletarische massa's in de komende periode deze lethargie heel goed te boven komen. De toekomst behoort dus nog steeds aan de klassestrijd.
De "gele hesjes", een springplank voor de strijd van de arbeiders?
"Wordt de klassestrijd niet zelfstandig door zich als zodanig vrij te maken in de loop van de beweging zelf? Zelfs als ik de kritiek op de inhoud en de methoden deel, zou ik meer openstaan voor de mogelijkheid van hun evolutie. [U hebt] de spontaniteit in het uitlokken van deze blokkades opgemerkt, maar sommige van hen tonen de zorg om zich zelfstandig te organiseren, om te functioneren door middel van echte algemene vergaderingen, enz. (…)”
Zou de beweging van de "gele hesjes", ook al begon ze op een slechte basis, zich kunnen omvormen tot iets anders, een authentieke strijd van de arbeidersklasse?
Wat spreekt voor deze stelling is de geleidelijke verbreding van de eisen, aangezien de afwijzing van de verhoging van de dieselbelasting op de achtergrond is geraakt ten gunste van een breder protest tegen armoede en voor koopkracht. Bovendien blijft de sympathie van het publiek voor deze beweging onverminderd bestaan. Hoewel de beweging nooit massaal was (ongeveer 300.000 "gele hesjes" op het hoogtepunt van de mobilisatie) en de meerderheid van de proletariërs van grote bedrijven en de openbare dienst toeschouwers bleven, is het niettemin waar dat ze een grote populariteit genoot.
Ter ondersteuning van deze stelling zijn er historische precedenten. Hier zijn er slechts drie, maar niet de minste: de Commune van Parijs uit 1871 ging uit van een explosie van schijnbaar nationalistische en anti-Pruisische woede; de massale staking in Rusland in 1905 begon onder religieuze vaandels, met een pope (Gapon) aan het hoofd; mei 1968 in Frankrijk werd op gang gebracht door een beweging van studenten die in die tijd vaak uit de kleinburgerij voortkwam. Elke keer nam de arbeidersklasse uiteindelijk het voortouw in de strijd, met haar eigen methoden, organisatie en kracht. Om onze lezer te parafraseren: elke keer is "de klassestrijd zelfstandig geworden door zich als zodanig te ontwikkelen in de loop van de beweging zelf".
Zou de beweging van de "gele hesjes" ook iets anders kunnen zijn geworden, een echte arbeidersstrijd? In feite geeft de kameraad zelf het antwoord in zijn brief: “Er is inderdaad sprake van een gemengde sociale beweging, waarbij de verhoudingen niet in het voordeel zijn van de arbeidersklasse, en die andere lagen de ruimte laat om hun eigen belangen te behartigen, wat vandaag de dag niet verwonderlijk is.”
Maar waarom is dat zo? Omdat dit niet 1871, 1905 of zelfs 1968 is. In 1871 was de Commune van Parijs geen uitzondering. In veel delen van Europa, voornamelijk in Frankrijk, was de arbeidersklasse in een strijd verwikkeld en braken verschillende “Communes” uit. De massale staking in Rusland in 1905 werd voorafgegaan door een diepgaand proces van de opkomst van de proletarische strijd (van bewustzijn en organisatie), opnieuw op internationale schaal, sinds de jaren 1890 (Rosa Luxemburg beschrijft dit proces op briljante wijze in haar boek “Massastaking, Partij en Vakbonden”). Mei 68 kwam na een jaar 1967, gekenmerkt door zeer belangrijke stakingen van arbeiders, met name in termen van zelforganisatie, vooral in de grote steden van West-Frankrijk.
Vandaag de dag zien we daar niets van. Zoals we al eerder zeiden, is de arbeidersklasse verstrikt in grote moeilijkheden. Ze is zich zelfs niet eens bewust van haar bestaan als een klasse antagonistisch ten opzichte van de burgerlijke klasse en te onderscheiden van de tussenliggende sociale lagen (vooral de kleinburgerij). Ze is de herinnering aan haar eigen verleden kwijt en kan niet teruggrijpen naar haar reusachtige historische ervaring, waarvoor ze zich zelfs schaamt omdat de bourgeoisie het woord “arbeider” voortdurend gelijkstelt met een soort die "verdwenen" is en het woord “kommunisme” met de barbaarsheid van het stalinisme.
In deze situatie kan de beweging van de "gele hesjes" op geen enkele manier een soort springplank of vonk zijn voor een authentieke strijd van de arbeidersklasse. Integendeel, de proletariërs die zich achter de leuzen en methoden van de kleinburgerij begaven, ie verdronken in de interklassistische ideologie van het burgerschap, en die opgelost werden in alle andere sociale lagen, konden de negatieve druk van het burgerlijk “democratisme” en nationalisme alleen maar ondergaan.
Daarom is het een goede zaak dat de meerderheid van de arbeidersklasse zich tevredengesteld heeft met een platonische ondersteuning, en dat de proletariërs niet massaal deelnamen aan deze beweging zonder perspectief. Deze terughoudendheid toont aan dat de arbeidersklasse, afgezien van haar sympathie voor sommige eisen tegen de armoede, vanaf het begin vooral afstandelijk, voorzichtig was over de focus op belastingen en de gebruikte methoden (de bezetting van rotondes), gealarmeerd was door en walgend van de onmiddellijke steun door heel rechts en extreemrechts.
Dit wantrouwen toont aan dat het proletariaat, ondanks de moeilijkheden die het ondervindt om de strijd op het klasseterrein te beginnen, niet verpletterd, verslagen of massaal betrokken was bij de verrotte ideeën van de kleinburgerij en het xenofobe en anti-immigrantenpopulisme.
In de afgelopen weken, te midden van deze malaise, waren er zelfs kleine lichtpuntjes: middelbare scholieren begonnen te strijden tegen de hervorming van de eindexamens (zonder Marseillaise of Tricolore vlag), niet voor zichzelf, maar uit solidariteit met de toekomstige leerlingen die een opleiding van lager niveau krijgen. Ook studenten mobiliseerden om de verhoging van het collegegeld voor buitenlanders te verwerpen onder de leuze“Solidariteit met de immigranten”. De woede van de jong opgeleide generaties (en toekomstige proletariërs) is een vernietigend antwoord op zowel de onrechtvaardige regeringsmaatregelen als de anti-immigranteneisen van de "gele hesjes". Solidariteit is inderdaad het cement en de kracht van de arbeidersklasse.
Het proletariaat heeft tijdelijk zijn klasse-identiteit verloren, het is afgesneden van zijn geschiedenis en ervaring. Maar het is er nog, steeds levendig. In de diepte gaat de overdenking over het gebrek aan perspectief van de kapitalistische samenleving door, vooral bij de meest bewuste en strijdlustige elementen. Gedreven door de verergering van de economische crisis, in eerste instantie zonder zich bewust te zijn van zijn kracht, zonder te geloven in zijn mogelijke eenheid en zelforganisatie, zal het proletariaat gedwongen worden zich in te zetten voor de strijd om zijn levensomstandigheden te verdedigen. De beweging van de "gele hesjes" is een onthullend teken van de diepte van ontevredenheid, die in de hele uitgebuite klasse bestaat, en van het potentieel van de komende klassestrijd.
Tegenover de tijdelijke verlamming van de klassestrijd moeten de revolutionairen zich wapenen met geduld, niet het isolement, de bakken kritiek en het onbegrip vrezen; zij moeten alle vijanden van het proletariaat, alle ideologische valkuilen, alle impasses, ontmaskeren om in de mate van hun zwakke krachten deel te nemen aan de ontwikkeling van het bewustzijn binnen de arbeidersklasse. Dit in de overtuiging dat alleen klassestrijd in staat is een perspectief te bieden voor de toekomst van de mensheid.
Révolution Internationale, krant in Frankrijk van de IKS, 24-12-2018
(1) “Face à la misère et à la dégradation de nos conditions de vie: Comment lutter pour faire reculer le gouvernement et le patronat ?” (een pamflet beschikbaar op onze website)
(2)“Stellingen over de ontbinding”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 107 (2001)
(3)“Quand la bourgeoisie fait croire au prolétariat qu’il n’existe pas”, Révolution Internationale nr. 447 (2014) et “Waarom heeft het proletariaat het kapitalisme nog niet omvergewrorpen ?”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 104 (2001)
De verkiezingen van 26 mei liggen alweer enige tijd achter ons, maar de uitslag blijft de gemoederen bezighouden. De politieke kaarten voor de vorming van de federale en regionale regeringen liggen moeilijk voor de bourgeoisie, maar de verkiezingscampagne en de uitslag hebben haar voor de komende periode ook het nodige voer geleverd voor belangrijke misleidingthema’s. De overwinnaars van de verkiezingen, Ecolo/Groen in Wallonië en Brussel en Vlaams Belang in Vlaanderen zijn, ondanks hun schijnbaar radicale tegenstelling, vast van plan om hun stokpaardjes nog sterker voor het voetlicht te brengen: de nodige inspanningen om de ecologische transitie door te voeren bij Ecolo/Groen en de ‘eigen-volk-eerst’ politiek bij Vlaams Belang,
Zo leveren beide stromingen het kapitalisme precies de setting die het mogelijk maakt om de arbeiders te misleiden met een valse vorm van solidariteit, zoals de solidariteit met de eigen regio, het eigen volk of de solidariteit met de eigen uitbuiters om de planeet te redden. In dit artikel leggen we de gevaarlijke misleidingen bloot die gepropageerd worden door de betreffende partijen, Ecolo/Groen en Vlaams Belang, en zetten uiteen hoe de arbeiders zich daartegen kunnen wapenen en een antwoord kunnen bieden door de ontwikkeling van een ware solidariteit die alle grenzen overstijgt: de proletarische klassensolidariteit.
Een van de grote winnaars van de verkiezingen is inderdaad Ecolo/Groen. Bij deze partij staat het de bescherming van de leefomgeving hoog in het vaandel en ze staat zich er, als groene partij, natuurlijk op voor om op de allereerste plaats het klimaat te beschermen. Maar hoe wil ze dat realiseren? En streeft ze een ware 'system change' na, zoals die in het afgelopen voorjaar in de massale betogingen van de jongeren tegen de opwarming van het klimaat door de uitstoot van CO2 voortdurend werd gescandeerd?
Het is een illusie te geloven dat er druk kan uitgeoefend worden op de burgerlijke politici om fundamentele maatregelen te nemen voor de bescherming van de aarde:“Dit soort benadering van ‘druk’ op overheden om ‘iets te ondernemen’ is als het vragen aan een hacker om voor computerbeveiliging te zorgen of aan een vos om op de kippen te letten.” (“Het kapitalisme bedreigt de planeet en de mensheid: Alleen de wereldwijde strijd van het proletariaat kan hieraan een einde maken”; Internationalisme nr. 370).
De ‘druk’ van de jongeren heeft de bourgeoisie – cynisch als ze is – beantwoord met een online-enquête waarin elke individuele burger wordt gevraagd hoe hij denkt te kunnen bijdragen aan de verminderen van de uitstoot van CO2. Iedereen mag dus zelf uitvissen hoe hij zijn ecologische voetafdruk denkt te kunnen verkleinen. Op die manier wordt het probleem bij de burger gelegd en mag die zichzelf op extra kosten jagen voor het milieu. Daarnaast maakt de heersende klasse handig gebruik van het schuldgevoel om, uit naam van de bescherming van het milieu (via de ecologische fiscaliteit) de economische aanvallen verder op te voeren.
Een van de plannen van Ecolo/Groen is een algemene koolstofheffing. De zware industrie en energieproducenten vallen al onder een verplicht Europees emissiehandelssysteem (ETS), waarbij ze rechten moeten kopen om koolstof te mogen uitstoten. Als ook alle andere sectoren, die CO2 uitstoten, zoals de transport en de landbouw, belast worden met een koolstofheffing dan zou dat jaarlijks meer dan 2 miljard euro opleveren. Met die opbrengst denkt Ecolo/Groen een deel van haar plannen te kunnen realiseren zonder de burgers op extra kosten te jagen. Alsof die kosten voor de transporteurs of de landbouwers niet rechtstreeks (prijzen) of onrechtstreeks (staatssubsidies) door de bevolking en dus vooral door de arbeiders betaald zullen gaan worden.
In een recent rapport becijferde het Federaal Planbureau in België de extra kosten voor de bescherming van het milieu op 15 miljard euro tot 2030, en 17 miljard voor de periode 2030-2050. Bovendien staat België voor de urgente noodzaak om de kerncentrales te sluiten en is het algemeen bekend dat daar ook een prijskaartje aanhangt. “Het zal nu al erg moeilijk zijn om de sluiting van de kerncentrales op te vangen met alternatieven.” (Tomas Wyns, deskundige van de VUB op het gebied van het klimaat). Als de kernuitstap gehandhaafd blijft, zijn er immers ook forse investeringen nodig om een alternatieve grootschalige energieproductie op poten te zetten.
Volgens de Belgische regering zijn ingrijpende energiebesparingen niet op een kosteneffectieve wijze te verwezenlijken. “De klimaatuitdaging zal de komende decennia hoe dan ook belangrijke inspanningen vereisen, en dat zal geld kosten. Er is daarvoor geen magische oplossing die niemand zal voelen. (…) De energietransitie zal de consument geld kosten”, dit verklaarde Minister van Energie Marie Christine Marghem in de Kamer in antwoord op vragen van kamerlid Karin Temmerman van de SPa. De stijging van de elektriciteitsprijzen van vandaag is volgens haar slechts een voorproefje van wat er binnen enkele jaren te wachten staat als de kerncentrales definitief worden gesloten.
Om de ecologische transitie voor te stellen als een nagenoeg pijnloze ingreep, zoeken progressieve economen hun toevlucht te zoeken tot de meest potsierlijke oplossingen, namelijk door geld bij te drukken. Ecolo/Groen weet terdege dat plannen ter bescherming van de natuurlijke leefomgeving moeilijk zijn te verkopen als ze de mensen geld kosten. Maar nu haar plotseling een uitweg wordt geboden, grijpt ze die met beide handen aan. “Om het klimaat te redden, kunnen we gewoon geld bijdrukken. Dat kon wel voor de banken, dus kan het zeker voor het klimaat”. (Bart Staes, Europees parlementslid van Groen). Daarbij verzwijgt de ‘groene’ parlementslid uiteraard dat de redding van de banken in 2008 tien jaar extra besparingen en veel opofferingen voor de arbeidersklasse betekende.
De vervuiling van de leefomgeving en de opwarming van het klimaat wordt in essentie niet veroorzaakt door bepaalde sectoren van de industrie, door de landbouw of door de transportsector, ze wordt ook niet veroorzaakt door de individuele burger, maar door het bestaande systeem: het kapitalisme. Het is de heersende productiewijze die ten grondslag ligt aan de huidige dramatische verslechtering van onze leefomgeving. Het kapitalisme is, vooral in de periode van het verval, een ware ramp geworden voor de mensheid en voor alles wat ze in de loop van de geschiedenis heeft opgebouwd.
Dat komt omdat“de kapitalistische productiemethode wordt beheerst door het winstbelang. Voor elke kapitalist heeft de productie pas dan zin en doel, wanneer deze ertoe leidt dat zij hem, jaar in jaar uit, de zakken vult (…) met winst. (…) Maar het voornaamste doel van de kapitalistische productie (…) is steeds groeiende winst. (…) Het grootste deel van de behaalde winst wordt opnieuw tot kapitaal gemaakt en gebruikt voor de verdere vergroting van de productie. Het kapitaal hoopt zich daardoor op (…) en de kapitalistische productie breidt zich steeds meer uit, als voorwaarde voor en als gevolg van de accumulatie.” (“Wat de epigonen van de theorie van Marx hebben gemaakt. Een antikritiek”; Hoofdstuk I, Rosa Luxemburg)
Uitbreiding en accumulatie van kapitaal, de accumulatie om de accumulatie, zijn de drijvende krachten achter de kapitalistische ontwikkeling. Voor deze drang om voortdurend uit te breiden, meer te produceren moet alles wijken, en er vindt dus een ongekende roofbouw plaats op de natuur. Om de productie te kunnen starten moeten de arbeidskrachten en grondstoffen worden gewonnen; om de productie te kunnen realiseren moet het restproduct het water, de lucht of de grond in. Deze eindeloze kringloop kan alleen doorbroken worden door de wereldwijde revolutie van de arbeidersklasse en de opbouw van een maatschappij waarin alleen gebruikswaarden worden geproduceerd voor de maatschappelijke behoeften van de samenleving.
Hoe staat Ecolo/Groen hier tegenover? Radicale taal genoeg, zoals de noodzaak van een “breuk met het productivistische, consumerisme en kapitalistische model” (“Autrement, ensemble, pour tous!”, 27-01-2015). En een afgevaardigde in het parlement van de regio Brussel ziet in Ecolo zelfs een partij, “die het kapitalistische systeem fundamenteel in vraag stelt.”(“Je suis absolument anticapitaliste”; Kalvin Soiresse Njall, 29-04-2019). Wordt hier het kapitalisme werkelijk in vraag gesteld of is het louter woordradicalisme en worden we dus alleen maar zoet gehouden met mooie woorden? Als Ecolo/Groen productivisme, consumerisme en kapitalisme op één lijn stelt, dan reduceert ze het kapitalisme in wezen tot niets meer dan een verschijnsel binnen het bestaande systeem. Op die manier kan je gemakkelijk met radicale woorden smijten, maar betekenen ze in feite niets.
Het gebruik van radicale taal maakt het voor Ecolo/Groen wel mogelijk de gevaarlijke misleiding te verbergen waarmee ze de arbeiders aan het systeem bindt: in de strijd tegen de klimaatcrisis zou het kapitalisme wel een oplossing bieden, op voorwaarde dat er gezamenlijk offers worden gebracht. Daarvoor hoeft de kapitalistische economie alleen maar omgevormd te worden tot een groene economie. Maar ook het ‘groene’ kapitalisme is een mythe, en daarmee zal Ecolo/Groen de toenemende wereldwijde vervuiling van de natuur en opwarming van het klimaat niet tegenhouden, laat staan terugdringen. (1) Welke maatregelen er ook worden genomen - effectief, minder effectief of totaal nutteloos - de arbeidersklasse zal altijd de rekening gepresenteerd krijgen. Het is een sprookje om te denken dat de ecologische transitie zonder extra offers gerealiseerd kan worden.
Zeer zeker zal de PVDA/PTB het hier allemaal mee eens zijn. Want deze links-burgerlijke partij stelt ook dat het kapitalisme de oorzaak is van de systematische aanslag op de natuur. “Het klimaatprobleem is een probleem van het systeem, het kapitalistische systeem (…)dat alleen de wet van de markt erkent.” (Mathilde El Bakri, parlementslid voor de PVDA/PTB bij het Brusselse Gewest; 12-11- 2018). Maar als we dan de oplossing lezen die dit parlementslid voorstelt, dan klinkt het opeens helemaal niet meer zo radicaal. Want dan schijnt het voldoende te zijn dat “het huidige kapitalistische denken moet worden vervangen door planmatig doordenken”(Idem). Niks geen wereldwijde revolutionaire omwenteling, niks geen vernietiging van de kapitalistische staat, niks geen dictatuur van het proletariaat, maar louter een verandering in het denken bij de politieke planners, en wie zijn dat anders dan het patronaat en de kapitalistische Staat?
Zoals gezegd is een andere grote winnaar van de verkiezingen Vlaams Belang. De opkomst van Vlaams Belang sinds 2014, sinds het aantreden van Tom van Grieken als voorzitter van de partij, berust op dezelfde pijlers als zij die de opkomst hebben mogelijk gemaakt van de verschillende populistische partijen elders in Europa: een terugtrekking op het eigen nationalistische en zelfs regionalistische terrein doorheen een rabiate campagne tegen vreemdelingen, de afwijzing van de corrupte politieke elite en de zogenaamde verdediging van het ‘eigen’ volk.
Deze nieuwe koers bewijst de stelling, die in 2011 door Teun Pauwels werd geponeerd, namelijk dat Vlaams Belang inmiddels al bijna was “uitgegroeid tot een prototype van een populistische partij. Naast etnisch nationalisme, xenofobie, ethisch conservatieve waarden en 'law and order' werd ook antipolitieke populistische retoriek een van de kernelementen van haar ideologie. De partij beweert nu de spreekbuis te zijn van de man in de straat die niet langer gehoor krijgt in de Wetstraat.” (“Populisme in Vlaanderen”, Teun Pauwels, Samenleving & Politiek, september 2011)
Zoals andere populistische partijen, is Vlaams Belang niet alleen fanatiek tegen de migranten maar ook nadrukkelijk voor de ‘eigen’ mensen. Volgens Tom van Grieken moeten we de grenzen sluiten, niet in de eerste plaats “uit haat voor de mensen buiten onze grenzen, maar uit liefde voor de mensen binnen onze grenzen”. De migratie zou een bedreiging vormen voor de Belgische welvaart, die door de noeste arbeid van de oudere generatie tot stand is gebracht. En die welvaart moet beschermd worden. Want “nergens anders in Europa laat een volk toe dat zijn welvaart op zo’n grote schaal geplunderd wordt” (Wouter Vermeersch, lijsttrekker voor West-Vlaanderen).
Vlaams Belang laat er geen gras over groeien en zet zich zogezegd actief in voor de materiële (economische) belangen van de ‘eigen’ mensen. “Die regering geeft jaarlijks 7 miljard uit aan nieuwkomers uit alle windstreken, maar laat degenen aan wie we het welvaartssysteem te danken hebben creperen.” (Tom van Grieken). In het verkiezingsprogramma van Vlaams Belang staat nu een minimumpensioen van 1.500 euro, een verlaging van de BTW op elektriciteit van 21 naar 6 procent en een verhoging van het maandelijkse inkomen met 125 euro netto per persoon. Bovendien wil hij de pensioenleeftijd terugbrengen naar 65 jaar, en pensioen toekennen na een volwaardige loopbaan van 40 jaar.
De plannen van Vlaams Belang zijn ook doorgerekend door het Planbureau. Alles tezamen zouden deze plannen meer dan 10 miljard euro gaan kosten, met als gevolg dat de nationale schuld (federale en regionale staten tezamen) met 8,7 procent zou toenemen. De nationale schuld is momenteel 104% van het bruto binnenlands product (BBP) en daarmee behoort België tot de weinige West-Europese landen met een staatsschuld van boven de 100%.Vergelijking: Nederland heeft een nationale schuld van 53% van het BBP. Het lijkt dus dat Vlaams Belang hier zijn hand overspeelt. Want de plannen die hij voorstelt zijn, net zoals die van de Italiaanse regering (2), onbetaalbaar en dus niet te realiseren.
Volgens Vlaams Belang gaan “open grenzen en ‘sociale zekerheid’ gaan niet samen.” (Tom van Grieken). En omdat een ‘sociale zekerheid’ voor de ‘eigen’ mensen een ‘harde eis’ is voor Vlaams Belang, zijn de migranten het kind van de rekening. Nieuwe migranten mogen niet langer automatisch toegang meer krijgen tot de ‘sociale zekerheid’. Vlaams Belang stelt voor om een aparte sociale zekerheidskas in het leven te roepen voor de ‘onderklasse’ van migranten. Deze zouden hun sociale bijdragen dan in een aparte kas moeten storten en na een bepaalde tijd enkel uit deze kas hun uitkering verkrijgen. Als er minder sociale bijdragen binnenkomen, dan krijgt automatisch iedereen een lagere uitkering.
Om zijn sociaal-economisch programma voor de ‘eigen’ mensen te kunnen realiseren moeten ‘illegale’ en nieuwe vreemdelingen eigenlijk de toegang tot de ‘sociale zekerheid’ ontzegd worden. Nadat de N-VA het plan had geopperd om beslissingen over de migranten niet langer op federaal niveau, maar op het niveau van de deelstaat zelf te nemen (“Vlaanderen moet zelf kunnen kiezen wie en hoeveel mensen we verblijfsrecht geven.”), stelde Vlaams Belang voor om voor Vlaanderen minstens tien jaar een totale immigratiestop in te stellen. Volgens de partij zou een stop op immigratie de ‘ademruimte’ bieden om het Vlaanderen van morgen op te bouwen.
De voorloper van Vlaams Belang, Vlaams Blok, werd al eens door de burgerlijke rechtspraak gemuilkorfd vanwege zijn xenofobische uitlatingen. In 2004 oordeelde het Gentse hof van beroep dat Vlaams Blok een vereniging is die “onophoudelijk aanzet tot haat en discriminatie”. Want uit“de publicaties van het Vlaams Blok blijkt duidelijk dat ze systematisch het zondebokmechanisme gebruikt om bij de bevolking gevoelens van haat en discriminatie aan te wakkeren.” (“Vlaams Blok zet aan tot xenofobie”; Inge Ghijs, 22 april 2004). Om zich niet in diskrediet te brengen hadden de andere partijen al een ‘cordon sanitaire’ ingesteld, wat hen echter niet belette actief hun steun te geven aan de constructie van ‘Fort Europa’ tegen de vluchtelingen.
Migratie is echter zo oud als de mensheid. Al in de oertijd waren mensen genoodzaakt om grote tochten te ondernemen op zoek naar gebieden waar ze in hun levensonderhoud konden voorzien. Migratie is ook onlosmakelijk verbonden met de moderne tijd, evenals met het kapitalisme. Sinds het kapitalistisch systeem zijn intrede deed, in de 16e eeuw, zijn mensen uit de centrale landen van Europa uitgezworven over de hele wereld, met als belangrijkste periode de honderd jaar tussen 1814 en 1914 toen in totaal 50 miljoen mensen naar de Nieuwe Wereld emigreerden om daar ‘hun geluk te beproeven’.
Migratie is ook een eigenschap van de arbeidersklasse. De arbeider binnen het kapitalisme wordt “gedwongen om zich onophoudelijk te verplaatsen, altijd op zoek naar een gelegenheid, een plaats om zijn arbeidskracht te verkopen. Arbeider zijn impliceert de noodzaakt om zich over langere of kortere afstanden en zelfs naar andere landen of werelddelen te verplaatsen, overal waar hij zijn arbeidskracht kan verkopen.” (…) “Met andere woorden: de arbeidersklasse is vanwege de aard van de kapitalistische verhoudingen een klasse van migranten.” (Migranten en vluchtelingen:slachtoffers van het kapitalisme, Inleiding; Internationalisme nr. 364).
Het plan van Vlaams Belang om Vlaanderen tien jaar lang compleet af te sluiten voor de instroom van migranten, is leuk bedacht maar net zo weinig realistisch als het afschaffen van de grenzen binnen het kader van het kapitalisme. Het verkoopt goed maar voor mensen in (doods)nood is geen zee te hoog en woestijn te breed. Ze vluchten naar een veilig Europa omdat hun geboortegrond het terrein is van een niets en niemand ontziende oorlog tussen de verschillende regionale en wereldmachten. Ze vluchten naar het Noorden omdat hun woonomgeving onleefbaar is geworden door de oprukkende woestijnvorming, voor een groot deel veroorzaakt door de massale uitstoot van CO2 in de geïndustrialiseerde landen.
De exclusieve politiek van Vlaams Belang, de politiek om iedereen buiten te sluiten die anders is, viseert ook de ‘holebies’ en transgenders onder de ‘eigen’ mensen. Maar boven aan zijn lijstje staan toch de extreme moslims, de “rotte appels die Molenbeek op stelten zetten, rotte appels die hier alleen zijn om te profiteren van de sociale zekerheid en rotte appels die een extreme vorm van islam proberen op te leggen”. (Tom van Grieken). Deze moeten, in de woorden van Vlaams Belang, ‘opgeruimd worden’. De uitsluiting van mensen in nood, de politiek van het ‘ieder voor zich’, zet aan tot verdeeldheid en draagt alleen maar bij aan een toename van de barbaarsheid van het kapitalisme in verval.
Vijftig jaar na de afschaffing van de rassenscheiding in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten, dertig jaar na de afschaffing van de apartheid in Zuid-Afrika, is Vlaams Belang van plan een nieuwe scheiding in te voeren: die tussen autochtonen en allochtonen. En hoe kan je vreemdelingen in Vlaanderen onderscheiden van de ‘eigen’ mensen? Niet op huidskleur, want er zijn niet alleen blanke maar inmiddels ook ‘gekleurde’ Vlamingen. En wat te doen met het door Vlaams Belang zo vermaledijde ‘uitschot’ uit Oost-Europa? Door de « echte Vlamingen » te verplichten een Vlaamse Leeuw op de kraag te spelden? Of door hun ‘zuivere Vlaamse roots’ aan te tonen tot de derde generatie ?
De ideologie van uitsluiting, het zoeken van zondebokken, de vreemdelingenhaat vormt de ruggengraat van de ideologie van Vlaams Belang. In reactie daarop probeert ultralinks (LSP, PVDA/PTB) onder verwijzing naar de antifascistische strijd van de jaren 1930 (3), ons te mobiliseren voor haar anti-populistische campagnes. Deze protesten tegen Vlaams Belang dienen echter maar één doel: de arbeiders van hun eigen klasseterrein af te lokken om ze beter te binden aan de verdediging de democratie die slechts het andere gezicht is van hetzelfde systeem van uitbuiting van de natuur, uitsluiting van de ‘nieuwkomers' en aanvallen op ons steeds geringere inkomen.
Onmiddellijk na het vernemen van de verkiezingsuitslag werd er van verschillende kanten benadrukt dat het heel moeilijk zal zijn om de federale knoop te ontwarren en dat de vorming van de nieuwe regering een hele klus zal worden. “Mijn gevoel na dit debat is dat de regeringsvorming nog moeilijker zal worden dan ze al was”(professor politieke wetenschappen Carl Devos). “Om te zeggen dat je met deze uitslag een Belgische regering kan maken die logisch beantwoordt aan wat in Vlaanderen is gestemd en in Wallonië, dan krijg je de Nobelprijs. Dat is gewoon onmogelijk.”(Bart de Wever N-VA). Binnen een week na de verkiezingen doken er zelfs al stemmen op voor nieuwe verkiezingen.
Vormen deze moeilijkheden voor de bourgeoisie dan geen voordelen voor de arbeidersklasse? Neen, in de huidige periode van ontbinding betekenen tegenslagen voor de bourgeoisie vaak niets veel goeds voor de arbeidersklasse. Dat komt omdat de bourgeoisie de gevolgen van deze ontbinding, zoals het ieder voor zich (4), tegen de arbeiders kan keren. Dat is ook een van de redenen waarom het van belang is voor de arbeidersklasse de politieke ontwikkelingen van de heersende klasse nauwlettend te volgen. Want ze moet zien te voorkomen dat de bourgeoisie haar, met haar sprookjes over ‘de nodige inspanningen ter bescherming van het klimaat’(Ecolo/Groen) en ‘de verdediging van de sociale zekerheid voor de Vlaamse mensen’ (Vlaams Belang) voor haar karretje spant.
Door het opkloppen van de onderlinge meningsverschillen probeert de bourgeoisie voortdurend de arbeidersklasse te verleiden een of ander burgerlijk kamp te kiezen. Voor de laatste is het van het grootste belang om de mooie praatjes te ontmaskeren en op die manier te vermijden om in de burgerlijke valstrik terecht te komen. Voor de arbeiders geldt maar één regel: zich niet mee te laten slepen op burgerlijk of kleinburgerlijk terrein, maar op eigen terrein te blijven door de gemeenschappelijke verdediging van hun materiële belangen en hun eigen doeleinden als zelfstandige klasse tegenover het kapitaal. Alleen hier kan ze de echte klassensolidariteit tot uitdrukking brengen tegenover iedere vorm van valse solidariteit van de burgerlijke fracties.
Want de winnaars van de verkiezingen schotelen ons niet alleen plannen voor die niet te verwezenlijken zijn, ze proberen de arbeiders vooral mee te slepen in een valse vorm van solidariteit. Zo gebruikt Ecolo/Groen het klimaat om alle burgers ertoe aan te zetten hun solidariteit te betuigen met hun uitbuiters in een poging de economie te ‘vergroenen’. Op dezelfde wijze gebruikt Vlaams Belang de kwestie van de ‘sociale zekerheid’ om alle Vlamingen op te roepen hun solidariteit te betuigen met het ‘eigen’ Vlaamse volk tegen de ‘vreemdelingen’, die dit systeem in gevaar zouden brengen. Hiertegenover staat de inclusieve, totale solidariteit, die geen onderscheid maakt naar ras, kleur, afkomst, enzovoort, en geen grenzen kent. Deze solidariteit wordt tot uitdrukking gebracht door de arbeidersklasse, de klasse die op basis van zijn allesomvattende en internationale solidariteit een einde maakt aan alle klassen.
Deze alternatieve ‘oplossingen’ liggen volledig in de lijn met die van de gevestigde partijen, die de laatste de regeringen hebben gevormd: de socialisten, de liberalen en de christendemocraten met Di Rupo als Eerste Minister, en de liberalen, de christendemocraten en de N-VA met Michel als Eerste Minister. Ook zij spoorden aan tot solidariteit met de nationale Staat en bouwden de sociale voorzieningen af door steeds meer categorieën ervan uit te sluiten. Ze tonen daarmee fundamenteel het onvermogen aan van de bourgeoisie om de wezenlijke problemen op te lossen, die door het kapitalisme worden veroorzaakt
Een groot deel van de kiezers heeft een ‘foert stem’ uitgebracht. ‘Alles beter dan de partijen die de laatste jaren de scepter zwaaiden’, zullen ze hebben gedacht. Maar in het komende jaar zullen diezelfde mensen tot de slotsom komen dat Vlaams Belang en Ecolo/Groen ook geen fundamentele veranderingen konden doorvoeren. Verkiezingen veranderen niets aan de fundamentele problemen van het kapitalisme. (5) Erger: de stem voor de radicale partijen fungeert slechts als een uitlaatklep. Ze onderstreept nog maar eens hoezeer de geatomiseerde kiezer, die gevangen zit in de democratische logica (6), slechts uitzichtloosheid en machteloosheid tot uitdrukking kan brengen.
Dennis /2019.07.15
(1) Zie bijvoorbeeld: Ecologie: piège, mystification et alternatives; Internationalisme nr. 358 - 2e trimester 2013.
(2) De Italiaanse regering wil meer geld in de economie pompen, bijvoorbeeld door belastingverlaging, zoals Salvini van Lega Nord voorstelt, of een basisinkomen, waar Luigi Di Maio druk mee bezig is. Maar in de ogen van Brussel geeft de Italiaanse regering veel te veel geleend geld uit. En omdat ze zich daarmee niet houdt aan de begrotingsregels en het schuldenplafond,wil de Europese Commissie sancties uitvaardigen.
(3) Zie: “In de huidige periode. Bestaat er een fascistisch gevaar?”; Wereldrevolutie nr. 130 - 3e kwartaal 2012. En ook: “Discussiedag zomer 2013: Niet het fascisme of rechtspopulisme, maar de klasseconfrontatie staat nog steeds centraal”; Internationalisme nr. 360 - 1e kwartaal 2014
(4) In de fase van de ontbinding, als gevolg van de blokkade in de strijd tussen de bourgeoisie en het proletariaat, zweet de kapitalistische maatschappij uit al haar poriën“de marginalisering, de atomisering van het individu, de vernietiging van familieverhoudingen, de uitsluiting van oude mensen van het maatschappelijke leven, de vernietiging van liefde en affectie en zijn vervanging door pornografie”. Kortom,“de vernietiging van het principe van het collectieve leven in een maatschappij, verstoken van enig project of perspectief.” Zie “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme”.
(5) Zie vooral: “Les élections sont un piège pour la classe ouvrière ”, Révolution Internationale nr. 433 - juni 2012. En ook: “De toekomst ligt niet in het stemhokje maar in de klassestrijd”, Internationalisme nr. 331, april- juni 2007. Evenals: “Élections et démocratie: l’avenir de l’humanité ne passe pas par les urnes”; Révolution Internationale nr. 463, maart-april 2017.
(6) Helemaal alleen in het stemhokje wordt de burger geconfronteerd met een keuze voor iets totaal abstracts, iets dat volledig buiten zijn dagelijks leven ligt. “De uitgebuitenen hebben niets te winnen door deel te nemen aan het grote verkiezingscircus waar ieder van ons zich in een geatomiseerde, machteloze, geïsoleerde positie bevindt.... precies in het stemhokje.” (“Élections présidentielles: quelles leçons pour les travailleurs?”; Révolution Internationale nr. 432, mei 2012)
Het kapitalisme heeft hele regio’s van de wereld ongastvrij en ondraaglijk gemaakt, een echte hel voor de gemartelde bevolking, die wordt gedwongen om te vluchten. Na de piek van de ‘migratiecrisis’ in 2014/2015 besloten de machtigste staten resoluut te reageren in een poging om mogelijke immigranten, die ‘te talrijk’ waren geworden, af te schrikken. Door hun politioneel en repressief apparaat aan te scherpen, hebben ze de grenscontrole grotendeels ‘uitbesteed’ door het beheer van de migrantenstromen uit te besteden aan actoren die zich weinig zorgen maken om de gebruikte ‘methoden’ en de ‘opvangvoorwaarden’. Zo heeft de Europese Unie (EU) Turkije in 2016 voor 4 miljard euro opgeroepen om migranten in te dammen door ze op afstand te parkeren. Velen van hen kwijnen vandaag de dag nog steeds weg in deze detentiecentra. Het ‘succes’ van deze nieuwe migratiepolitiek heeft zich recentelijk uitgebreid naar andere staten, met name naar Noord-Afrika. In Libië zijn migranten het slachtoffer van behoorlijke onmenselijke omstandigheden van de detentie.
Toen de VN het centrum van Zintan bezocht: “waren er dus 654 migranten en vluchtelingen opgesloten onder omstandigheden die “gelijkstaan aan een onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing”, wat neerkomt op “marteling”, aldus Rupert Colville (VN), die een gedetailleerde beschrijving geeft van ondervoeding, wateronttrekking, mensen “die vastzitten in overvolle magazijnen die stinken naar vuilnis en verstopte latrines” (1). In afwachting van een eventuele overbrenging naar Turkije worden momenteel ook duizenden vluchtelingen geïnterneerd op de Griekse eilanden, in centra waar de omstandigheden voor internering verschrikkelijk zijn: “De faciliteiten zijn niet geschikt voor de opvang van alle vluchtelingen op de eilanden. “In kamp Moria is er een badkamer voor 100 personen en een douche voor 300 personen. Sommigen van hen zijn hier een paar dagen na de tenuitvoerlegging van de overeenkomst aangekomen, kunt u zich voorstellen dat u twee jaar in dergelijke omstandigheden kunt leven? Deze mensen hebben de controle over hun leven verloren”, hekelt Luca Fontana, coördinator van Artsen zonder Grenzen in Lesbos.” (2).
Een ander getuigenis: “Het kamp van Moria is niet voor mensen, zegt Dr. Alessandro Barberio, een psychiater bij Artsen zonder Grenzen. Zelfs de meest evenwichtige mensen kunnen gek worden. Ik heb hier de ernstigste en talrijkste gevallen van mijn carrière gezien, benadrukt hij. Het gebrek aan antwoorden over hun toekomst vernietigt hen uiteindelijk. Het maandenlang doorlopen van de asielprocedures, terwijl je in deze beerput leeft, voorkomt dat je slaapt en leidt tot wanhoop of zelfmoord.” Samen met de maritieme bewaking en de versterkte politionele middelen gaat dit ten koste van zoveel leed dat de bourgeoisie op cynische wijze kan bogen op de ‘successen’ van wat men zou kunnen kwalificeren als een echte vesting. Op de zojuist genoemde Griekse eilanden is het aantal gearriveerden officieel met 97% gedaald! (3).
Toen in 2014, op het hoogtepunt van de gevechten in Syrië en Irak, de ‘migratiecrisis’ tot uitbarsting kwam, aarzelden de democratische grootmachten niet om grote ‘humanistische’ verklaringen af te leggen, en verzekerden ze dat ze hun verantwoordelijkheid zouden nemen om deze miljoenen mensen die hun land ontvluchtten, in naam van het heilige ‘asielrecht’, te helpen. Duitsland, de grootste economische macht in Europa, heeft zich als een echt toevluchtsoord gepresenteerd door de deuren te openen voor een paar duizend asielzoekers uit Oost-Europa. Hoewel minder enthousiast, volgden alle andere grote Europese mogendheden dit voorbeeld voorzichtig. Als het burgerlijke politieke apparaat, om zijn geloofwaardigheid te behouden, gedwongen wordt om door middel van mooie humanistische toespraken te doen alsof het zich het lot van migranten aantrekt, toont zijn barbaarse praktijk de geringe waarde die het menselijk leven in zijn ogen vertegenwoordigt.
Regeringen sluiten grenzen, beperken het verkeer door gebruik te maken van de angsten die ze voeden, bouwen fysieke en ‘administratieve’ muren om zich te beschermen tegen de ‘migratieplaag’ en de ‘invasie’. Daarom laat de ‘progressieve’ Franse president Emmanuel Macron, voor wie de opvang van migranten deel uitmaakt van “de waardigheid van al onze landen, in het bijzonder Frankrijk”(4). de Franse marine in de Middellandse Zee patrouilleren om migranten op brute wijze terug te dringen naar de Afrikaanse kust. Om dezelfde redenen financieren de Europese staten, die zichzelf hebben uitgeroepen tot voorvechters van de ‘mensenrechten’, particuliere milities aan de grenzen van de Afrikaanse landen, die tot de tanden gewapend zijn. Terwijl elk land zijn buurland ervan beschuldigt niet genoeg te doen, voeren ze allemaal een openlijke anti-migratiepolitiek!
De laatste tijd oreert de bourgeoisie beamend dat de massa migranten die naar het Europese continent willen komen sterk is afgenomen. De heersende klasse kan trots zijn: zij heeft zelfs douanebeambten (die verantwoordelijk zijn voor het controleren van de goederenstroom) gemobiliseerd om haar meest sinistere taken tegen migranten uit te voeren, vooral de kustbewaking en politiecontrole. Een dergelijke criminele situatie dwingt migranten alleen maar om steeds meer risico’s te nemen en de zee om te vormen tot een begraafplaats waar elk jaar duizenden wanhopige mensen sterven, gedwongen om hun geluk te beproeven op geïmproviseerde vlotten.
Het Europese Frontex-agentschap werd desalniettemin officieel opgericht om “migranten in nood op de Middellandse Zee te redden”. Met dit soort hypocriete formules financiert de Europese bourgeoisie, zoals we al onderstreept hebben, het Turkije van Erdogan om migranten aan de Syrische en Iraakse grenzen in interneringskampen vast te houden.
In september 2015 heeft de Europese Commissie de lidstaten gevraagd om bijna 100.000 mensen op te nemen (wat nagenoeg niets is in vergelijking met de massa migranten). In mei 2018 was nog maar 1/3 van de migranten toegelaten. Frankrijk, het ‘vaderland van de mensenrechten’, heeft slechts 25% van zijn doel behaald. Deze vaststelling toont duidelijk aan dat de hoogdravende toespraken van de belangrijkste politieke leiders van de bourgeoisie, die oproepen tot ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ en ‘solidariteit’, verdwijnen in de koude berekening van elke regering om het aantal vluchtelingen te reguleren in overeenstemming met de belangen van elke nationaal kapitaal en de last die dit voor de staat kan betekenen. Dit is een van de redenen voor de wrijving en verdeeldheid binnen de bourgeoisie over deze kwestie.
Alle regeringen scherpen de al draconische politiek ten aanzien van migranten dag na dag aan. In Frankrijk is de politiek van Macron nog wreder dan die van zijn voorgangers, waaronder Sarkozy en zijn schadelijke anti-migratieretoriek, zoals blijkt uit de wet ‘immigratie en asiel’, die in 2018 werd aangenomen: versnelling van de steeds willekeuriger uitzettingsprocedures, uitbreiding van de detentiemaatregelen, ‘videohoorzitting’.... De Franse Minister van Binnenlandse Zaken heeft ook een rondschrijven gepubliceerd dat voorziet in de registratie van migranten in opvangcentra. Dit rondschrijven wordt gepresenteerd als een manier om het gehuisveste ‘publiek’ te leren kennen en ze te oriënteren in functie van hun situatie. Net als in alle andere ‘beschaafde’ en ‘democratische’ landen stelt deze politiek migranten gelijk aan menselijke kuddes die zoveel mogelijk moeten worden gesorteerd, geparkeerd en teruggestuurd naar hun land van herkomst om hen opnieuw bloot te stellen aan de verwoestingen van oorlog, honger en ziekte.
In Italië heeft de Kamer van Afgevaardigden een omstreden wetsvoorstel aangenomen, geëist door Matteo Salvini, Minister van Binnenlandse Zaken en hoofd van de Liga (uiterst rechts), dat het immigratiebeleid verscherpt. Concreet betekent dit dat de Italiaanse regering nu honderdduizenden asielzoekers in grote concentratiekampen zal bijeen brengen als een kostenbesparende maatregel en het gebruik van tasers zal veralgemenen! Elke uiting van solidariteit met migranten wordt verondersteld deel uit te maken van de “hulp aan illegale immigratie” en wordt systematisch door de wet bestraft.
In Spanje verwelkomde de regering van Sanchez, zodra zij in juni 2018 aan de macht kwam, de 630 migranten van de Aquarius ‘met open armen’ en kondigde ze haar voornemen aan om de toegang tot gezondheidszorg voor mensen zonder papieren te vergemakkelijken. Bijna een jaar later is het in september 2018 aangenomen decreet nog steeds niet uitgevoerd in de enclave Melilla. Erger nog, na de aankondiging van deze schijnbewegingen is de socialistische regering, onder het voorwendsel van “het garanderen van de veiligheid” langs de hekken van Ceuta en Melilla, “zonder de migranten pijn te doen”, van plan om het prikkeldraad te vervangen door een nieuw “element” ... dat het hek met 30 procent zal verhogen, waardoor het op sommige plaatsen 10 meter hoog wordt. Dit is wat de regering “een veiligere maar ook meer menselijke grens” noemt! Bovendien is de aanwezigheid van de Guardia Civil in veel strategische gebieden versterkt en zijn ze nu uitgerust met mobiele hartslagdetectoren om migranten te kunnen “lokaliseren en neutraliseren”. Uiteraard beweren de autoriteiten dat deze maatregelen bedoeld zijn om “de veiligheid van personen, voorzieningen en het publiek te waarborgen” (5). In werkelijkheid perfectioneren ze alleen maar het beheer door de politie en de rechtshandhaving. In Melilla zijn sinds februari bijna 2.500 migranten onderschept nadat een systeem was opgezet om de toegang tot het haventerrein te voorkomen en de installatie van concertinas (prikkeldraad met scheermesjes!).
Het ‘asielrecht’ bestaat wel degelijk in de grote democratieën, perfect gedefinieerd in de regels van de Conventie van Genève van 1951. Maar in werkelijkheid stelt de elasticiteit van de inhoud ervan elke natie in staat om deze zoveel mogelijk te beperken met behulp van een scala aan juridische middelen en een echte bureaucratische barrière. In de praktijk wordt dit recht slechts druppelsgewijs, volgens zeer selectieve criteria toegepast. De functie van dit asielrecht is vooral ideologisch van aard. Het dient om de migranten te verdelen tussen enerzijds een grote meerderheid van de ‘ongewensten’, die ervan beschuldigd worden ‘economische vluchtelingen’ te zijn die komen ‘profiteren’ van dure rechten over de ruggen van autochtone werkers en anderzijds een kleine minderheid die, na een administratieve muur te zijn bedwongen, kan hopen op asiel. Deze paar voorbeelden tonen aan dat het asielrecht niet meer is dan een ideologische dekmantel, een zeer verachtelijke hypocrisie, die het mogelijk maakt om niet alleen het omgaan met en bunkeren van staten te rechtvaardigen, maar ook om de fysieke muren en prikkeldraad, die tegenover de migranten zijn opgetrokken, aan te vullen met een even onneembare arsenaal aan bureaucratische middelen.
De bourgeoisie van de centrale kapitalistische landen stelt zich niet alleen tevreden door de migranten terug de grens over te zetten, maar gebruikt het verschijnsel ook om haar aanvallen op het bewustzijn van de arbeidersklasse te ondernemen met behulp van een uitgebreide anti-migratiepropaganda bestaande uit achterdocht en wantrouwen. In naam van de ‘veiligheid van de burgers’ verspreidt de heersende klasse de angst voor de ander, voor de buitenlander, door gebruik te maken van de geringste xenofobe stank om deze te versterken en zich tegelijkertijd te tooien met zowel de deugden van het recht als die van de democratie. Overal vinden er televisiedebatten plaats, met eindeloze discussies over de kosten van elke migrant of over het recht op staatsburgerschap van een bepaald land. In veel gevallen wordt de ellendige compensatie, die aan migranten wordt toegekend, cynisch vergeleken met de magere pensioenen of lage lonen die aan werkers worden betaald. Dergelijke retoriek voedt alleen maar de verdeeldheid binnen de uitgebuitenen, wakkert het wantrouwen en de hevige concurrentie aan tussen immigranten en de autochtone bevolking.
De populisten zijn dus in de ‘gunstige’ positie om op te roepen tot de verdrijving van alle migranten en het herstel van de grenzen (duizenden verdrinkende slachtoffers in de Middellandse Zeeg zullen blij zijn te horen dat de grenzen waren verdwenen!). Het is hetzelfde verhaal in Italië, bij de Salivini’s en anderen, hetzelfde relaas bij extreemrechts in Spanje, Duitsland, Polen, Hongarije en elders.
De administratieve maatregelen, de ‘sorteercentra’, alle steeds meer barbaarse maatregelen om mensen terug te sturen naar de regio’s, die ze zijn ontvlucht, hebben een mooie toekomst voor de boeg onder de heerschappij van het kapitalisme in verval.
Het proletariaat mag zich geen illusies maken, het kapitalisme, dat seniel is geworden, kan alleen maar meer chaos en onveiligheid veroorzaken. De steeds talrijker en massaler wordende bevolkingen zullen moeten proberen te vluchten uit regio’s die steeds meer verwoest worden en die niet geschikt zijn om te overleven. Migranten zijn niet de ‘concurrenten’ van de proletariërs van de ‘rijke’ landen, maar zijn het slachtoffer van hetzelfde systeem dat hen uitbuit en kwetsbaar maakt. In alle meest ontwikkelde landen ter wereld zal de bourgeoisie niet ophouden met het ontwikkelen van haar beruchte ideologische campagnes om een politiek te rechtvaardigen die in de ogen van het proletariaat steeds onmenselijker is.
Het is belangrijk om te begrijpen dat het proletariaat de enige is die echte solidariteit kan ontwikkelen met degenen die in werkelijkheid zijn klassenbroeders zijn en niet zijn ‘vijanden’ of ‘bedreigers’. Het zijn niet de migranten die onze levensomstandigheden aanvallen, maar het kapitaal. ‘Mensenrechten’ en ‘asiel’ zijn niet meer dan flagrante leugens uit de mond van degenen die verantwoordelijk zijn voor deze massale migratiestromen. De proletariërs hebben geen vaderland, zowel zij die in de ontwikkelde landen worden uitgebuit als zij die de verschrikkingen van het kapitalisme ontvluchten. Het is één en dezelfde klasse die dit systeem in volledige verrotting moet bestrijden n
Martine / 27.06.2019
(1) “En Libye, le tragique bilan de la fermeture des ports italiens”, RFI (15 juni 2019).
(2 )“Les migrants relégués de l’île grecque de Lesbos”, La Croix (18 december 2018)
(3) “La crise migratoire persiste dans l’imaginaire européen”, Euractiv (20 februari 2019)
(4) “L’arrivée de réfugiés est une opportunité économique”, Le Figaro (7 september 2015).
(5) Citaat uit een communiqué de la Guardian Civil gedateerd op 6 april 2019.
Gaza, Libanon, Syrië, Irak, Afghanistan, Jemen... de helse spiraal van de imperialistische chaos blijft het Midden-Oosten in de diepste barbaarsheid storten. In deze regio van de wereld zijn de walgelijkste uitingen van het kapitalisme in verval geconcentreerd. Na decennia van destabilisatie, invasies, burgeroorlogen en allerlei dodelijke conflicten, staat Iran nu weer in het oog van de storm. In 2015, onder het Obama-tijdperk, tekende Iran een overeenkomst met de leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland om zijn nucleaire programma te controleren in ruil voor het opheffen van de economische sancties, die het land al tientallen jaren teisterden. Gesteund door Amerikaanse “haviken”, de Israëlische premier en de Saoedische monarchie heeft Donald Trump, sinds hij aan de macht is gekomen, echter consequent “de slechtste overeenkomst in de geschiedenis” aan de kaak gesteld voordat hij in mei 2018 aankondigde dat de Verenigde Staten zich definitief terugtrokken (1).
Sindsdien zijn de spanningen en provocaties aan alle kanten toegenomen. De Verenigde Staten hebben de bal aan het rollen gebracht door opnieuw een wreed embargo in te stellen. Een jaar later dreigde Iran met het opschorten van zijn verplichtingen door zijn reserves aan verrijkt uranium te vergroten, wat tot een nieuwe sanctieronde leidde. Een paar dagen voor de aankondiging van Teheran, onder vermelding van obscure “aanwijzingen voor een geloofwaardige dreiging”, hebben de Verenigde Staten het vliegdekschip USS Abraham Lincoln en enkele bommenwerpers ingezet in de Perzische Golf. Volgens de New York Times is het Pentagon van plan om maar liefst 120.000 extra troepen in het Midden-Oosten te mobiliseren. De USS Arlington en het Patriot-luchtverdedigingssysteem zijn al op weg naar de Straat van Hormuz, waar een aanzienlijk deel van de wereldwijde olieproductie wordt vervoerd.
Op 13 juni, een maand na de sabotage van vier schepen in dezelfde wateren, steeg de druk weer, na de aanval op twee Noorse en Japanse tankers die Trump, ondanks de ontkenningen van Iran, aan Iran toeschrijft (2). Een week later schoot Iran een Amerikaanse drone neer die ervan werd beschuldigd over Iraans grondgebied te vliegen. Deze keer werd dit ontkend door Trump, die onmiddellijk zijn bommenwerpers lanceerde voordat hij op het laatste moment van gedachten veranderde. En dit alles te midden van beschimpingen, bedreigingen en oorlogszuchtige verklaringen! (3)
Het is duidelijk dat Trump, die zich niet eens meer bekommerde om misleidingen over de ‘schone’ en ‘humanitaire’ oorlog, opnieuw de strategie gebruikt die hij “maximale druk” noemt. Het Amerikaanse leger heeft geen belang bij het openen van een nieuw front. Maar het moet gezegd worden dat de ingrediënten voor een oorlogsspiraal vergaard zijn: een strategie waarvan de ineffectiviteit is bewezen in het geval van Noord-Korea; troepen die klaar zijn om te vechten aan beide zijden van de grens; cynische oorlogszuchtigen aan het hoofd van zowel het Amerikaanse als het Iraanse regime.... De zeer gedurfde strategie van “maximale druk” is bovenal die van het maximale oorlogsrisico!
Trump kan de stoere jongen uithangen met zijn in-het-wilde-weg-uitlatingen, maar deze spanningen zijn in werkelijkheid een duidelijke uitdrukking van de historische verzwakking van het Amerikaanse leiderschap. In de militaire avonturen in Irak (1990 en 2003) en Afghanistan (2001) toonden de VS hun onbetwistbare militaire superioriteit, maar ook hun groeiende machteloosheid om een minimum aan stabiliteit in de regio te handhaven en hun bondgenoten in het voormalige Westblok te dwingen zich in hun gelederen te voegen. Deze verzwakking zou uiteindelijk ertoe leiden dat de VS niet in staat zijn om hun grondtroepen in Syrië in te zetten waardoor ze hun regionale rivalen, in de eerste plaats Rusland maar ook Iran, vrij spel gaven.
Teheran is er zo in geslaagd een militaire corridor via Irak en Syrië te openen tot aan zijn historische bondgenoot Hezbollah in Libanon, wat de woede heeft opgewekt van zijn belangrijkste Arabische rivaal in de regio, Saoedi-Arabië. En het heeft de woede opgewekt van Israël, dat reeds luchtaanvallen heeft uitgevoerd op Iraanse posities in Syrië. Ook in Jemen, het toneel van een werkelijk gruwelijke oorlog, tast Iran de geloofwaardigheid van Saoedi-Arabië, de belangrijkste militaire macht in de regio en de Amerikaanse spil in het Midden-Oosten, ernstig aan.
In dit verband kon voormalig president Obama zich alleen neerleggen bij de onderhandelingen over een overeenkomst met Teheran: de Verenigde Staten stonden Teheran toe opnieuw aansluiting te vinden bij de wereldeconomie als de Iraanse staat ermee instemde zijn imperialistische ambities te beteugelen, onder meer door zijn nucleaire programma op te geven. Obama had ook een oude destabilisatiestrategie voor ogen die erin bestond om met economische openheid de greep van de lokale bourgeoisie op haar bevolking te versoepelen en vervolgens opstanden uit te lokken om het regime omver te werpen. Vastgelopen in Afghanistan, geconfronteerd met Europese bondgenoten die steeds minder geneigd zijn hen te volgen, zijn de Verenigde Staten nu gedwongen om meer te vertrouwen op hun regionale bondgenoten voor de uitvoering van hun politiek om Iran in te dammen.
Daarom heeft Trump onlangs zijn steun aan Israël en Saudi-Arabië opgevoerd: massale wapenleveringen aan Saoedi-Arabië in de oorlog in Jemen, erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van de Hebreeuwse staat, troefkleurige steun voor de Saoedische kroonprins na de moord op de tegenstander Jamal Khashoggi. Als de gespierde en spectaculaire gebaren van Trump beantwoorden aan de onmiddellijke tactische noden, zal deze strategie de verzwakking van het Amerikaanse leiderschap in het algemeen en de chaos in het Midden-Oosten in het bijzonder alleen maar verder versnellen.
Hoewel het duidelijk is dat de Amerikaanse bourgeoisie streeft naar de ineenstorting van het regime van de moellahs, blijft zij verdeeld over de benadering.
Trump’s entourage bestaat deels uit cowboys, zoals zijn nationale veiligheidsadviseur John Bolton, die god noch gebod kennen en eerst schieten en dan pas vragen stellen. Bolton had zichzelf al onderscheiden door zijn vurigheid ten gunste van de invasie van Irak onder het presidentschap van Bush Junior. Nu zijn Iran en zijn imperialistische ambities zijn doelwit. Dit is wat deze Amerikaanse functionaris voor de buitenlands politiek in 2015 in de New York Times schreef: “De ongemakkelijke waarheid is dat alleen militaire actie kan bereiken wat nodig is... De Verenigde Staten zouden een grondige vernietigingsoperatie [van Iraanse nucleaire installaties] kunnen uitvoeren, maar alleen Israël kan doen wat nodig is. Een dergelijke actie moet gepaard gaan met een krachtige Amerikaanse steun voor de oppositie van Iran, gericht op de wisseling van het regime in Teheran...” (4). Bolton kan niet worden verweten dat hij geen enkele follow-up voor zijn ideeën heeft, noch dat hij een hypocriet is! Geen woord, geen greintje medeleven met degenen die zich onder de Amerikaanse en Iraanse bommen bevinden.
Maar Trump’s dubbelzinnigheden en tegenstrijdige beslissingen kunnen, afgezien van de onnadenkende gebaren van het personage, ook verklaard worden door het feit dat een deel van de Amerikaanse bourgeoisie, die zich meer bewust is van de verzwakking van de Verenigde Staten, gehecht blijft aan Obama’s meer bekwame methode. Drie Republikeinse leden van het Huis van Afgevaardigden, waaronder hun leider Kevin McCarthy, voelden zich genoodzaakt een verklaring te ondertekenen waarin de regering werd opgeroepen om, in overleg met de Democratische Partij, op een meer “afgemeten” manier op Iran te reageren. Maar de ‘maatregel’ waar deze burgerlijke politici het over hebben is duidelijk slechts een synoniem voor ‘verdraaiingen’ omdat de Verenigde Staten voor een onoplosbaar dilemma staan: of ze moedigen het offensief van hun rivalen aan door niet rechtstreeks in te grijpen, of ze voeden nog meer protest en chaos door hun troepen in te zetten. Wat de Verenigde Staten ook doen, ze kunnen zich, net als alle andere imperialistische machten, niet onttrekken aan de logica en de tegenstrijdigheden van het militarisme.
Van de grootmachten tot de kleine fanatieke groeperingen, van de regionale mogendheden tot de rijke oliëmonarchieën, de gieren zijn bloeddorstig! Alleen om hun hebzuchtige imperialistische belangen te verdedigen geven ze niets om de opgestapelde lijken, de ontelbare vluchtelingen die op straat worden gegooid, de verwoeste steden, de levens die verpletterd worden door bommen, de ellende en de verwoesting. Al deze oorlogsmisdadigers braken elke dag de hypocriete woorden ‘vrede’, ‘onderhandeling’ of ‘stabiliteit’ uit, maar de extreme barbaarsheid die zich steeds meer wortelt, getuigt van de verrotting van hun systeem: het kapitalisme n
EG / 01.07.2019
(1) Gedreven door het dagen van een nieuw te veroveren markt probeerden de andere landen, die de overeenkomst hadden ondertekend, waaronder de Europese landen, de overeenkomst met Iran te handhaven. Als vergelding dreigde Trump met het bestraffen van bedrijven die zich niet hielden aan het nieuwe Amerikaanse embargo, wat de Europese verlangens aanzienlijk heeft ingeperkt.
2) Op het moment van schrijven is het twijfelachtig wie achter de aanval zit. Hoewel Iran misschien geprobeerd heeft een boodschap te sturen naar Trump, gezien de traditie van manipulatie van grote democratieën (zoals blijkt uit het verzinnen van de Iraakse ‘massavernietigingswapens’), kan niet worden uitgesloten dat de Verenigde Staten of een van hun bondgenoten een daad hebben gesteld om de druk verder op te voeren.
(3) De spanningen blijven toenemen, zelfs nu nog: Teheran heeft zojuist bekendgemaakt dat het de vastgestelde drempel uit de overeenkomst van 2015 voor de uraniumreserve heeft overschreden en Israël heeft opnieuw de Iraanse posities in Syrië gebombardeerd.
(4) “To stop Iran’s bomb, bomb Iran” The New York Times, (26 maart 2015).
De toename van het aantal klimaatrampen, besmette gebieden, vernietiging van bossen, rode modderstromen, luchtvervuiling, massale verdwijning van soorten.... Elke dag staan de milieurampen in het middelpunt van de mediabelangstelling. Al deze artikelen eindigen steevast met een oproep tot "vastberadenheid" van regeringen om de planeet te redden of de individuele verantwoordelijkheid van "wereldburgers" om hun stembiljetten op de juiste manier te gebruiken. Kortom: red de planeet met de burgerlijke staat! De recente klimaatmarsen en talrijke jongerenmobilisaties zijn niet van deze regel afgeweken: als de verontwaardiging van de jongeren voelbaar is, dan is het totale gebrek aan een echte oplossing voor de milieuproblemen dat eveneens.
Meer dan 170 jaar geleden merkte Friedrich Engels al op dat de Engelse industrie het milieu ongezond maakte voor de arbeiders: “De grote sterfte onder de kinderen van de arbeiders en speciaal van de fabrieksarbeiders bewijst voldoende in wat voor ongezonde toestand zij hun eerste jaren doorbrengen. Deze oorzaken zijn ook van invloed op de kinderen die in leven blijven, alleen natuurlijk niet zo sterk als op de daaraan ten offer gevallene. Het gevolg is wel op z’n minst vatbaarheid voor ziekten of een geremde ontwikkeling en daardoor een geringere lichaamskracht dan normaal is.” (1)
Tegelijkertijd met de ontwikkeling van de productiekrachten heeft de industrie, waar ook ter wereld, geleid tot een steeds giftigere en gevaarlijkere vervuiling voor de gezondheid: "In deze industriële bekkens worden kooldampen een belangrijke bron van vervuiling. (....) Veel reizigers, sociale onderzoekers en romanschrijvers beschrijven de omvang van de vervuiling door fabrieksschoorstenen. Onder hen verwijst Charles Dickens in zijn beroemde roman "Hard Times" in 1854 naar de roetachtige lucht van Coketown, een fictieve spiegelstad van Manchester, waar je alleen maar "de monsterlijke rookslangen" ziet die over de stad trekken". (2)
De belangrijkste oorzaak van de vervuiling, die niet nieuw is, is een maatschappelijk systeem dat produceert om kapitaal te accumuleren zonder zich druk te maken over de gevolgen voor het milieu en de mensen: het kapitalisme.
De episode van de Londense smog in 1952 [3] liet zien hoe erg de lucht kon worden vervuild door de industrie en door de verwarming van de woningen, maar vandaag de dag worden alle grote steden in de wereld bedreigd door deze steeds meer permanente verschijnselen, met New Delhi en Beijing voorop. [4] Een van de meest vervuilende sectoren is het zeevervoer, waarvan de activiteit en de belachelijk lage kosten twee essentiële voorwaarden zijn voor het functioneren van de gehele wereldeconomie. De vernietiging van het milieu, van bossen tot zeebodem, en industriële rampen zijn een gevolg op dezelfde logica van winst en overexploitatie tegen lage kosten.
Het is niet een bepaalde sector van menselijke activiteit, maar de kapitalistische maatschappij als geheel die vervuilt zonder zich druk te maken over de gevolgen voor de toekomst.
De verwoestingen, die twee eeuwen lang zijn veroorzaakt door de onverantwoorde exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, die leidden tot de vervuiling van het natuurlijke milieu en de toenemende verdwijning van soorten en ecosystemen, maken de dictaten van de kapitalistische economie en de wet van de markt de planeet bloedeloos en de lucht, verzadigd met schadelijke deeltjes, niet meer te ademen.
Volgens de wetenschappers is de luchtvervuiling, door de cumulatieve effecten ervan, nu apocalyptisch. Wat de "klimaatsceptici", gesteund door de hele chemische en olie-industrie van de planeet ook mogen beweren, wetenschappelijke metingen van de terugtrekking van gletsjers en ijsschotsen en de stijging van de zeespiegel wijzen allemaal in dezelfde richting en laten er geen twijfel over bestaan dat de gemiddelde temperatuur van de aarde onafwendbaar stijgt als gevolg van de toename van de CO2-uitstoot in de atmosfeer. Het leidt tot een reeks onvoorspelbare klimatologische verschijnselen waarvan de gevolgen voor de menselijke bevolking in bepaalde regio's al dramatisch zijn. Met andere woorden: het industriële tijdperk van het kapitalistische systeem bedreigt nu de beschaving met een langzame maar onvermijdelijke gang naar vernietiging en chaos. Sommige delen van de wereld zijn nu al onverdraaglijk voor menselijke gemeenschappen als gevolg van de effecten van de opwarming van de aarde en de vernietiging van het milieu. Volgens een studie van de Wereldbank zouden de verslechterende effecten van de klimaatverandering meer dan 140 miljoen mensen ertoe kunnen aanzetten om tegen 2050 binnen hun eigen land te migreren.
Deze sombere realiteit, die voor een groot deel wordt verhuld door het feit dat het probleem wordt gekoppeld aan een eenvoudig "gebrek aan politieke wil" en aan het "egoïsme van consumenten" die onvoldoende "besef" hebben, wekt een wijdverbreide en volkomen begrijpelijke bezorgdheid op. Op de vraag: "welke wereld laten we onze kinderen na", bestaat geen optimistisch antwoord. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de belangrijkste betrokkenen (kinderen en jongeren) zich als eerste zorgen maken over het feit dat zij hun hele leven in een steeds slechter wordende omgeveing moeten doorbrengen, met alle gevolgen van dien voor het klimaat, die wellicht angstaanjagend zullen zijn.
In deze context hebben de "klimaatmarsen", die met veel publiciteit en uitgebreide media-aandacht werden georganiseerd, getracht deze bezorgdheid weg te nemen. Toen een jonge Zweedse middelbare scholiere haar school verliet om buiten het parlement van Stockholm te demonstreren, liet ze zien hoezeer ze zich bewust was van het gebrek aan een toekomst. Uitgenodigd voor de COP24, bij de Verenigde Naties, om haar actie te verdedigen, is Greta Thunberg nu de vaandeldraagster voor een generatie die zich bewust is dat haar toekomst ernstig geschaad wordt door de vervuiling en de daaruit voortvloeiende klimaatverstoringen.
Eerst leken we ons te kunnen verheugen op een internationale mobilisatie die vragen stelt over de toekomst die de maatschappij voor ons in petto heeft. In werkelijkheid is het tegendeel het geval. We stellen immers vast dat deze mobilisatie wordt begeleid en sterk aangemoedigd door een groot deel van de heersende klasse: van de voormalige Franse groene ministers Cécile Duflot en Nicolas Hulot tot L'Humanité en Lutte Ouvrière, van Greenpeace tot Secours catholique, enz. Kortom, overal in Europa heeft de hele bourgeoisie, van rechts tot extreemlinks, de "Mars van de Eeuw" oftewel gesteund danwel opgeroepen er aan deel te nemen, zoals op 16 maart in Parijs en in bijna alle andere hoofdsteden of grote metropolen. In Frankrijk had de vakbond SUD al opgeroepen deel te nemen aan de “Mars” van 8 december 2018, waarbij ze bovendien het verband legde tussen klimaat en werkgelegenheid: "actie voeren voor het klimaat betekent actie voeren voor de werkgelegenheid". Hierbij bracht ze dus twee zeer reële zorgen van jongeren met elkaar in verband en riep op tot een "schoolstaking" (in navolging van Greta Thunberg) voor de "urgentie van het klimaat".
Waar deze vakbond haar gebruikelijke spel van verdeeldheid onthult, is wanneer zij in haar persbericht ("Voor een klimaat- en sociaalvriendelijke lente ") uitlegt dat "tegenover de passiviteit van hun ouderen, de leerlingen, middelbare scholieren en studenten een oproep lanceerden tot een internationale staking voor het klimaat op vrijdag 15 maart". Met andere woorden, net zoals de meeste burgerlijke organisaties, onderschrijft ze het idee, dat als de aarde opwarmt, dit komt omdat de "ouderen" niets hebben "gedaan" om het te voorkomen. De jongere generatie zou veel "verantwoordelijker" zijn, omdat ze "iets doen": ze staken voor het klimaat!
In werkelijkheid is het noch een bijzondere verantwoordelijkheid van de "vorige generaties", noch het "onverantwoordelijke" individuele gedrag in milieuzaken, noch de "onwil" van gekozen vertegenwoordigers of het "gewicht van de lobby's" die de milieuramp veroorzaken, zoals we die zien ontstaan. Ze is het product van het kapitalisme, ondermijnd door zijn eigen interne tegenspraken. Het feit dat dit systeem gebaseerd is op wrede concurrentie, op het ieder voor zich en de winst, geobsedeerd door de laagste kosten, zonder dat deze logica openlijk in twijfel wordt getrokken, maakt dat zowel de oude als de nieuwe generatie lijdt onder de meedogenloze wetten van ditzelfde barbaarse systeem. Met andere woorden, de heersende klasse, alle generaties bij elkaar, zet het rottende kapitalistische systeem uit de wind door de creatie van een rookgordijn om zijn directe verantwoordelijkheid te maskeren. Het doel is dus de bevolking in de armen te duwen van de bewaker van de heersende orde, de kapitalistische staat, die naar de burgers moet luisteren en een ecologische, "verantwoordelijke", zelfs een "antikapitalistische" politiek zou moeten gaan voeren. Uiteindelijk is deze ideologische aanval, hoewel wereldwijd, vooral gericht op de jongere generatie zelf, aangezien het doel is om elke solidariteit tussen de generaties te voorkomen, en nog meer om de werkelijke oorzaak van de rampen voor haar ogen te verbergen. Door de "ouderen" op deze manier tegen de "jeugd" op te zetten, achter de leuze "onze toekomst wordt van ons afgenomen", werkt de kapitalistische propaganda op de achtergrond om "beter te verdelen en te heersen”
Maar daar houdt de SUD-vakbond niet op. Het doel van deze mobilisatie is naar zijn mening, heel duidelijk: "In reactie op de oproep van meer dan 140 organisaties,, zullen we, op 16 maart, samen marcheren om een verandering in het productie- en consumptiesysteem te eisen die de opwarming van de aarde tot 1,5°C kan beperken. Daarvoor is een ander overheidsbeleid nodig dat de werknemers betrekt bij de opbouw van een rechtvaardige, zorgzame en ecologische samenleving die tegemoetkomt aan de sociale behoeften en die de grenzen van de planeet in acht neemt.” SUD vraagt ons daarom om "andere politiek" te eisen, en natuurlijk richt het zich hier tot de Staat door te vragen om de klaagzang van de jeugd om "een rechtvaardige, solidaire en ecologische maatschappij" aan te horen. Voor deze vakbond, net zoals voor alle organisatoren van de "Mars van de Eeuw", kan de oplossing alleen worden gevonden bij de Staat; het moet alleen maar naar de burgers luisteren.. De roep van toekomstige generaties is nog duidelijker: "We moeten de democratie vernieuwen en besluitvormers dwingen om de belangen van iedereen te beschermen in plaats van slechts een paar. We moeten de rijkdom verdelen om sociale rechtvaardigheid te bereiken, om een waardig bestaan te garanderen voor iedereen.” [5]
Wanneer Greta Thunberg voor het parlement van Stockholm staat om te demonstreren, vraagt ze de gekozen vertegenwoordigers van de Zweedse kapitalistische staat om "hun werk" te doen door aan de jeugd en haar toekomst te denken! Daarom is het een oproep om te stemmen: als men vraagt om "vernieuwing van de democratie" en een "ander overheidspolitiek", is er geen andere keuze dan te stemmen voor de "goede" kandidaten, degenen die de aspiraties van de "jeugd" ernstig zullen nemen. Dit betekent dat men vergeet dat de staten de beschermers zijn van het nationale kapitaal, dat door hun ongebreidelde streven naar accumulatie totaal onverschillig staan tegenover de rampzalige gevolgen die dit heeft voor het natuurlijke milieu. Met andere woorden, achter de legitieme bezorgdheid over de klimaatverandering, hebben we te maken met de instrumentalisering ervan door de hele internationale bourgeoisie om jongeren te mobiliseren in de richting van het doodlopende straatje van de verkiezingen! Aangezien het aantal onthoudingen onder de jongere generaties blijft toenemen, als gevolg van een groeiend gebrek aan respect voor de democratische instellingen van de bourgeoisie, is het heel duidelijk dat de heersende klasse een manier zoekt om deze trend om te buigen en dat (het gebruik van) de angst voor de klimaatverandering haar deze kans biedt.
De beweging tegen de opwarming van de aarde is vooral gericht op jonge middelbare scholieren en universiteitsstudenten, omdat voor de bourgeoisie de jeugd een bijzonder doelwit is. In alle totalitaire regimes zijn jongeren een fundamentele kwestie, omdat ze zich snel mobiliseren, omdat ze zich zeer sterk bedreigd voelen ten aanzien van de toekomst, omdat ze geen ervaring hebben en daarom gemakkelijker gemanipuleerd kunnen worden dan oudere generaties.
De jeugd is dus een uitdaging en in de ontwikkelde landen wil de bourgeoisie van hen de "hoeder van de democratische beginselen" maken. Of het nu in de Verenigde Staten is met de "anti-wapenbeweging”, in Groot-Brittannië met de " Extinction Rebellion" beweging of in Frankrijk met de "Mars van de Eeuw", de bourgeoisie probeert in de eerste plaats de jongeren te mobiliseren rond democratische thema's en hen te isoleren van de ouderen. Deze jongeren, die terecht gealarmeerd zijn over hun toekomst, bevinden zich hier in de democratische valkuil die van hen "verantwoordelijke burgers" wil maken en wil voorkomen dat jonge proletariërs zich mobiliseren op een klassenterrein: waarom inderdaad hun leef- en werkomstandigheden verdedigen terwijl de toekomst van de hele mensheid wordt bedreigd?
De oproep om de burgerlijke democratie te steunen is natuurlijk een complete misleiding. De toekomst, zoals die nu vorm krijgt, zal niet veranderen door "jongeren" op te roepen om zich te mobiliseren voor de verkiezingen (vooral ten voordele van groene of linkse partijen), of door het staatsapparaat op te lappen of verkozen afgevaardigden te dwingen "hun werk" te doen.
Als de bourgeoisie zich zelf zorgen maakt over de kwestie van de opwarming van de aarde, dan moet worden opgemerkt dat het haar belangrijkste zorg is het waarborgen van de voorwaarden voor een voortzetting van de uitbuiting en niet het beschermen van het milieu. De bourgeoisie wil eerst en voor alles goederen produceren om de meerwaarde te onttrekken door de uitbuiting van betaalde arbeid. We weten al hoezeer ze heeft geprofiteerd van het enthousiasme voor "biologisch" voedsel of "veganisme", die minder vervuilend zouden zijn en het milieu beter zouden beschermen: de tarieven stijgen aanzienlijk zodra je "biologisch" voedsel koopt, de kloof tussen de rijken die gezonder eten en de armen die veroordeeld zijn tot "junkfood" wordt alleen maar groter, wat de schuldgevoelens aanwakkert van degenen die industrieel, natuurlijk het goedkoopste, voedsel blijven kopen!
Erger nog, de bourgeoisie vergroent op cynische wijze haar industriële strategie om aanvallen tegen de arbeidersklasse te rechtvaardigen en de economische oorlog te versterken. Aangezien de luchtverontreiniging en de daaruit voortvloeiende opwarming van de aarde grotendeels het gevolg zijn van het gebruik van thermische verbrandingsmotoren, heeft de Europese bourgeoisie de kwestie aan de orde gesteld van de vervanging van auto's, die op deze wijze worden aangedreven, door "niet-vervuilende", elektrische voertuigen. Dit is een nieuwe zwendel, want de achterliggende bedoeling bij het hele "dieselgate"-schandaal is nooit het lot van de mensheid geweest. Integendeel, de winst voor de fabrikanten zou zeer interessant kunnen zijn: volgens sommige scenario's, zou bijvoorbeeld in Duitsland, het aantal arbeiders in deze industriële sector tot wel 16 procent kunnen worden verminderd. Achter het zogenaamde "groene" kapitalisme valt vooral veel winst te behalen, ook al zal de race om lithium om batterijen te maken ernstige gevolgen hebben voor het milieu. De risico's van de vervuiling door batterijen, als deze verbranden of aan het einde van hun levensduur zijn, mogen niet lichtvaardig worden genomen.
In het kader van de handelsoorlog tussen staten nemen de belastingen, overal ter wereld toe óf in naam van de "ecologische fiscaliteit" óf zelfs in de vorm van directe aanvallen op de arbeidersklasse. Daar dient de ecologie, net als elders, als een masker voor de wedloop om de winst en om de arbeiders te dwingen aanvallen te accepteren in naam van de bestrijding van de vervuiling. De nieuwe, jonge wereldmuze, Greta Thunberg, weergalmt dus de aanhoudende propaganda, die zegt dat we onze "comfortzone" moeten verlaten en dus "offers" moeten brengen, waarbij de vervuiling het gevolg zou zijn van onze overconsumptie, van de verspilling, kortom, van de vervuiling die we zouden veroorzaken, uit het "onverantwoordelijk gedrag van ons allen".
Dit rechtvaardigt, en geeft alleen maar extra middelen aan, het ideologische discours van de staten die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding van toekomstige anti-arbeidersmaatregelen door niet alleen een gevoel van schuld te creëren, maar door iedereen op te sluiten in de gevangenis van volledig steriele, individuele "oplossingen". Het kapitalistische systeem produceert alsof er geen grenzen zijn aan de behoeften, het produceert omdat het meerwaarde nodig heeft om steeds meer kapitaal te accumuleren. Zo werkt het, en het is een pure illusie om het anders te willen laten werken. De enige manier om effectief te handelen, wat ook een vitale noodzaak is, is de vernietiging ervan om de basis te leggen voor een nieuwe maatschappij waarin het werk gericht is op de behoeften van de mensheid zonder in tegenspraak te geraken met de natuur en ons milieu. Dit kan alleen door de arbeidersklasse worden bereikt door middel van een wereldrevolutie.
HD/20.04.2019
(1) Friedrich Engels, De toestand van de arbeidersklasse in Engeland (1844)
Hoofdstuk 6, De afzonderlijke bedrijfstakken, De fabrieksarbeiders in engere zin
(2) François Jarrige en Thomas Le Roux, La contamination du monde (2017).
(3) Op 5 december 1952, veroorzaakte een mist die vijf dagen duurde vanwege een hogedruksysteem vermengd met kolendampen, 12.000 doden.
(4) “Van Londen naar Delhi, hoe de smog naar het Oosten trok”, Le Monde (17 november 2017).
(5) We kunnen ook de oproep van het Réseau Action Climat France aanhalen: "In hun gezamenlijke oproep roepen de ondertekenaars de verantwoordelijken voor de klimaatverandering op om de nodige maatregelen te nemen om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C, met waarborging van sociale rechtvaardigheid".
Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_isme345.pdf
[2] https://www.liberation.fr/monde/0101613901-pres-de-50-000-morts-en-haiti-selon-la-croix-rouge
[3] https://sciences.blogs.liberation.fr/home/2010/01/s%C3%A9isme-en-ha%C3%AFti-les-causes.html
[4] https://www.bme.gouv.ht/alea%20sismique/Al%E9a%20et%20risque%20sismique%20en%20Ha%EFti%20VF.pdf
[5] https://www.courrierinternational.com/article/2010/01/14/requiem-pour-port-au-prince
[6] http://www.presseurop.eu/fr/content/article/169931-bien-plus-quune-catastrophe-naturelle
[7] https://nl.internationalism.org/tag/4/83/midden-en-zuid-amerika
[8] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/haiti
[9] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/milieurampen
[10] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme
[11] https://nl.internationalism.org/tag/2/27/staatskapitalisme
[12] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[13] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/crisis
[14] https://nl.internationalism.org/tag/people/anton-brenders
[15] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie
[16] https://nl.internationalism.org/tag/7/109/kommunistische-linkerzijde
[17] https://nl.internationalism.org/tag/7/114/radenkommunisme
[18] https://nl.internationalism.org/tag/7/118/radenisme
[19] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[20] https://nl.internationalism.org/tag/people/michael-moore
[21] https://nl.internationalism.org/tag/4/94/verenigde-staten
[22] https://nl.internationalism.org/tag/3/41/cultuur
[23] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/filmrecensie
[24] https://nl.internationalism.org/tag/people/obama
[25] https://nl.internationalism.org/tag/4/96/afghanistan
[26] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme
[27] https://nl.internationalism.org/tag/4/63/india
[28] https://nl.internationalism.org/tag/2/29/proletarische-strijd
[29] https://world.internationalism.org
[30] https://nl.internationalism.org/tag/4/68/belgie
[31] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie
[32] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu
[33] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatconferenties
[34] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_isme346.pdf
[35] https://es.internationalism.org/node/2765#comment-636
[36] https://fr.internationalism.org/icconline/2009/a_vigo_en_espagne_les_methodes_syndicales_m
[37] https://fr.internationalism.org/ri369/espagne.htm
[38] https://nl.internationalism.org/tag/4/80/spanje
[39] https://nl.internationalism.org/tag/4/72/griekenland
[40] https://www.spiegel.de/wissenschaft/technik/0,1518,679180,html
[41] http://www.internationalism.org
[42] https://www.migrationinformation.org/USFocus/display
[43] https://www.migrationpolicy.org/programs/migration-information-source
[44] https://www.migrationinformation.org/USFocus/displayCfm?ID=402
[45] https://nl.internationalism.org/tag/18/310/immigratie-vluchtelingen-en-de-arbeidersbeweging
[46] https://www.foodbanks.be/nl/welkom
[47] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_ISME347.pdf
[48] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[49] https://nl.internationalism.org/tag/4/62/china
[50] https://nl.internationalism.org/tag/4/85/mexico
[51] https://nl.internationalism.org/tag/9/147/1980-massastaking-polen
[52] http://www.es.internationalism.org
[53] http://www.usuariossolidarios.wordpress.com
[54] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_Isme348.pdf
[55] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/nationalistische-campagnes
[56] https://nl.internationalism.org/tag/4/61/azie
[57] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/sociale-beroering-de-arabische-landen
[58] mailto:[email protected]
[59] https://nl.internationalism.org/tag/4/71/frankrijk
[60] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klassenstrijd-sosiale-beroering
[61] http://www.pmpress.org
[62] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[63] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/economische-crisis
[64] https://nl.internationalism.org/files/nl/japan-quake0316-04_li5qlknc.jpg
[65] https://www.monde-diplomatique.fr/2010/12/KATZ/19944
[66] https://www.europe1.fr/France/"
[67] https://www.monde.fr/depeches/2011/03/15/fukushima-eclaire-le-risque-d-un-seisme-majeur-sous-un-nouvel-angle_3244_108_44577531.html
[68] https://blog.mondediplo.net/2011/03/12/Au-Japon-le-seisme-declenche-l-alerte-nucleaire
[69] https://fr.internationalism.org/forum/312/tibo/4593/seisme-au-japon
[70] https://nl.internationalism.org/tag/4/64/japan
[71] https://www.dw-world.de/dw/article/0,,471171400.html
[72] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/de-opstand-kronstadt
[73] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923
[74] https://nl.internationalism.org/tag/18/328/russische-revolutie-1917
[75] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[76] https://nl.internationalism.org/tag/9/144/1917-de-oktoberrevolutie-rusland
[77] https://nl.internationalism.org/tag/3/46/kommunisme
[78] https://www.elpais.com/articulo/internacional/guerra/europa/elpepuint/20110321elpepiint_6/Tes
[79] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/de-arabische-lente
[80] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-lybie
[81] https://nl.internationalism.org/tag/2/26/proletarische-revolutie
[82] https://nl.internationalism.org/tag/3/43/historische-koers
[83] https://nl.internationalism.org/tag/9/141/1871-de-commune-van-parijs
[84] https://www.ing.be/xpedio/groups/internet/@public/
[85] https://nl.internationalism.org/tag/2/28/stalinisme-het-oostblok
[86] https://nl.internationalism.org/tag/2/38/dictatuur-van-het-proletariaat
[87] https://nl.internationalism.org/tag/11/152/correspondentie-met-andere-groepen
[88] https://nl.internationalism.org/tag/7/117/internationalistisch-anarchisme
[89] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme
[90] https://nl.internationalism.org/tag/7/127/anti-globalisering
[91] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/ideologische-campagnes
[92] https://www.kaosenlared.net/
[93] https://occupylsx.org/
[94] https://en.internationalism.org/worldrevolution/201111/4568/occupy-wall-street-protests-capitalist-system-itself-enemy
[95] https://en.internationalism.org/icconline/2011/september/indignados
[96] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-nederland
[97] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/occupy-beweging
[98] https://nl.internationalism.org/tag/people/chavez
[99] https://nl.internationalism.org/tag/4/86/venezuela
[100] https://nl.internationalism.org/tag/7/121/ultra-links
[101] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/boliviaans-socialisme
[102] https://www.bbc.co.uk/news/av/business-15059135
[103] http://www.jacquesbgelinas.com/index_files/Page3236.htm
[104] https://www.abcbourse.com/apprendre/1_vad.html
[105] https://fr.internationalism.org/
[106] https://nl.internationalism.org/tag/4/90/israel
[107] https://nl.internationalism.org/tag/2/33/het-nationale-vraagstuk
[108] https://www.marxists.org/
[109] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[110] https://nl.internationalism.org/tag/4/55/afrika
[111] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties
[112] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/economische-situatie-belgie
[113] https://uk.reuters.com/article/2011/12/02/uk-iran-britain-policy-idUKLNE7B101120111202
[114] https://nl.internationalism.org/tag/4/89/iran
[115] https://nl.internationalism.org/tag/aktiviteiten-van-de-iks/openbare-discussiebijeenkomsten-permanenties
[116] https://nl.internationalism.org/tag/2/31/het-parlementaire-bedrog
[117] https://www.revleft.space/vb/
[118] https://libcom.org/
[119] http://www.red-marx.com
[120] https://discussiegroepspartacus.wordpress.com/2012/03/10/inleiding-imperialisme/#more-1234
[121] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/200709/473/over-het-imperialisme
[122] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_ISME356_mini.pdf
[123] https://nl.internationalism.org/tag/4/91/palestina
[124] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-belgie
[125] https://nl.internationalism.org/tag/4/59/zuid-afrika
[126] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/sluiting-fordfabriek
[127] https://nl.internationalism.org/tag/11/153/lezersbrieven
[128] https://nl.internationalism.org/tag/people/rosa-luxemburg
[129] https://nl.internationalism.org/tag/8/132/tweede-internationale
[130] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_ISME357_miniWEB.pdf
[131] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/nationalisatie
[132] https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/02/07/federale-ambtenaren-betogen-tegen-hervormingsplannen-bogaert
[133] https://archives.lesoir.be/l-annee-2012-a-co%FBte-17.000-jobs-en-chiffres_t-20130129-0296LV.html?query=arcelor&queryand=arcelormittal+licenciements&queryor=arcelor&firstHit=0&by=10&when=-1&sort=datedesc&pos=2&all=65&nav=1
[134] https://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121203_00390595&word=vlaamse+metertjes
[135] https://graphics.thomsonreuters.com/F/09/EUROZONE_REPORT2.html
[136] https://nl.internationalism.org/node/966
[137] http://www.fekar.ch
[138] https://www.solidariteit.nl/extra/2012/een_blik_in_de_toekomst.html
[139] https://www.vrijebond.nl/internationale-anarchistische-bijeenkomst-st-imier-2012-enkele-verslagen/
[140] https://en.internationalism.org/icconline/201202/4676/internationalism-only-solution-kurdish-question#_ftn2
[141] http://www.lenziran.com/2011/08/pkk-leader-murat-karayilan-exclusive-interview-with-bbc-persian-tv
[142] https://www.bbc.co.uk/news/world-europe-10707935
[143] https://www.hurriyetdailynews.com/
[144] http://www.todayszaman.com/newsDetail_getNewsById.action;jsessionid=79FFF831021BD567AFCFC2161AAFE553?newsId=269867
[145] http://www.urmiyenews.com/2011/01/blog-post_03.html
[146] https://nos.nl/artikel/447331-pkk-rekruteert-ook-in-nederland.html
[147] https://www.youtube.com/watch?v=lgMkrtDV9Kg
[148] http://www.fekar.ch/index.php/en/english/88-abdullah-ocalans-three-phases-road-map
[149] https://www.pkkonline.com/en/index.php?sys=article&artID=60
[150] https://ejbron.wordpress.com/2012/08/16/koerden-starten-groot-offensief-in-syrie-en-turkije/
[151] https://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3321328/2012/09/24/Vrijheid-verdeelt-Syrische-Koerden.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck
[152] https://blogs.mediapart.fr/maxime-azadi/blog/190712/syrie-les-kurdes-ont-pris-le-controle-d-une-ville
[153] https://nl.wikipedia.org/wiki/Nabucco_(pijpleiding)
[154] http://www.kitapsarayi.nl/PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar-Necati-Alkan-PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar
[155] https://nl.internationalism.org/tag/people/ocalan
[156] https://nl.internationalism.org/tag/6/298/pkk-koerdistan
[157] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-mali
[158] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/tunesie-egypte
[159] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/groene-economie
[160] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/nationalisme
[161] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/catalonie
[162] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/regionalisme
[163] https://nl.internationalism.org/files/nl/n_isme359_mini.pdf
[164] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme360_were135_0.pdf
[165] https://nl.internationalism.org/tag/4/66/europa
[166] https://www.theguardian.com/world/2014/may/28/miners-russia-rally-donetsk
[167] https://nl.internationalism.org/node/1088
[168] https://nl.internationalism.org/tag/4/95/rusland-kaukasus-centraal-azie
[169] https://nl.internationalism.org/tag/5/289/1914-2014-de-grote-oorlog
[170] https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=655
[171] https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=2058
[172] https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=7197
[173] https://nl.internationalism.org/tag/7/128/parasitisme
[174] https://nl.internationalism.org/tag/4/88/irak
[175] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog
[176] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot1
[177] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot2
[178] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot3
[179] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot4
[180] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot5
[181] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot6
[182] https://fr.internationalism.org/french/rint/108_machiavel.htm
[183] https://nl.internationalism.org/tag/3/47/maatschappelijke-ontbinding
[184] https://nl.internationalism.org/tag/3/52/terrorisme
[185] https://nl.internationalism.org/tag/6/293/charlie-hebdo
[186] https://nl.internationalism.org/tag/6/291/ebola
[187] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland
[188] https://nl.internationalism.org/tag/8/133/de-beweging-van-zimmerwald
[189] https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201507/9234/capitalisme-et-barbarie
[190] https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201507/9232/comment-gouvernement-et-syndicats-renforcent-sentiment-d-impui
[191] https://www.leftcom.org/en/articles/2015-04-16/response-to-a-vile-slander
[192] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme364_were139_kl.pdf
[193] https://nl.internationalism.org/tag/7/115/beinvloed-door-de-kommunistische-linkerzijde
[194] https://nl.internationalism.org/tag/3/50/partij-en-fractie
[195] https://nl.internationalism.org/iksonline/201603/1311/openbare-bijeenkomst-de-vluchtelingencrisis-toont-het-failliet-van-het-kapital
[196] https://nl.internationalism.org/node/1087
[197] https://nl.internationalism.org/iksonline/201601/1302/orientatietekst-militarisme-en-ontbinding
[198] https://fr.internationalism.org/node/5688
[199] https://https://fr.internationalism.org/node/5688
[200] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het-
[201] https://en.internationalism.org/node/3204
[202] https://nl.internationalism.org/tag/5/306/wereldoorlog
[203] https://nl.internationalism.org/tag/6/305/terrorisme
[204] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme365_were140_klweb.pdf
[205] https://www.theguardian.com/world/2016/oct/03/russia-media-coverage-syria-war-selective-defensive-kremlin
[206] https://www.theguardian.com/world/2016/oct/04/yemen-famine-feared-as-starving-children-fight-for-lives-in-hospital
[207] https://secure.avaaz.org/campaign/en/protect_syrian_civilians_loc/?slideshow
[208] https://nl.internationalism.org/tag/5/311/brexit
[209] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[210] https://en.internationalism.org/icconline/201306/8371/turkey-cure-state-terror-isnt-democracy
[211] https://nl.internationalism.org/tag/17/315/erdogan
[212] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_366_were141_klweb.pdf
[213] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme367_were142manifestrr_kl.pdf
[214] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_368_klweb.pdf
[215] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-syrie-vluchtelingenstroom
[216] https://nl.internationalism.org/tag/9/146/1968-mei-frankrijk
[217] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_369_kl_web.pdf
[218] https://www.quora.com/How-many-people-died-during-the-Russian-Civil-War
[219] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/11-november-1918
[220] https://nl.internationalism.org/tag/5/99/eerste-wereldoorlog
[221] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/novemberrevolutie-1918
[222] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/duitse-revolutie-1918-1919
[223] https://en.internationalism.org/international-review/201807/16487/trump-europe-expression-capitalism-turmoil
[224] https://nl.internationalism.org/content/1413/rapport-over-de-imperialistische-spanningen-november-2017
[225] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919
[226] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_370_web.pdf
[227] https://sites.google.com/site/sozialistischeklassiker2punkt0/komintern-1/woltkongess-2/9-statuten-der-ki
[228] https://www.marxists.org/francais/inter_com/1919/ic1_19190300b.htm
[229] https://www.sinistra.net/komintern/wk1/komint105d.html
[230] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/derde-internationale
[231] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/comintern
[232] https://nl.internationalism.org/tag/8/134/derde-internationale
[233] https://nl.internationalism.org/tag/people/bouteflika
[234] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/algerije
[235] https://en.internationalism.org/icconline/201710/14408/crisis-venezuela-proletariat-suffers-misery-chaos-and-repression-capitalism
[236] https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201306/7402/legs-chavez-a-bourgeoisie-programme-defense-du-capital-grande-
[237] https://en.internationalism.org/ir/131/russian-experience
[238] https://es.internationalism.org/accion-proletaria/200510/246/5-preguntas-sobre-el-comunismo
[239] https://en.internationalism.org/content/3568/international-situation-behind-humanitarian-operations-great-powers-imperialist
[240] https://en.internationalism.org/wr/2010/331/
[241] https://fr.internationalism.org/content/9831/migrations-amerique-latine-seul-proletariat-peut-arreter-barbarie-du-capitalisme
[242] https://nl.internationalism.org/tag/people/maduro
[243] https://nl.internationalism.org/tag/people/guaido
[244] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/venezuela
[245] https://nl.internationalism.org/files/nl/2019_n_pamflet_climat_bam.pdf
[246] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/klimaat
[247] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/klimaatopwarming
[248] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/milieu
[249] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/ecologie
[250] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatstaking
[251] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatbetoging
[252] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/gele-hesjes
[253] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_371.pdf
[254] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/politieke-situatie-belgie
[255] https://nl.internationalism.org/tag/6/323/parlementarisme
[256] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/migratie
[257] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/vluchtelingen
[258] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/asiel