Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 210.51 KB |
De achtergrond van deze slachting is weerzinwekkend. Haïti is een van de armste landen ter wereld, 75% van de inwoners overleven er van minder dan 2 dollar per dag en 56% van hen van minder dan 1 dollar! Op dit stuk eiland, dat getroffen wordt door de gesel van de ellende, is er natuurlijk geen gebouw neergezet dat tegen een aardbeving bestand is. En toch is Haïti is een bekende seismografische zone. Iedereen die nu doet alsof deze schok van een buitengewone en onvoorziene kracht was, liegt. Professor Eric Calais wees er, in een voordracht over geologie, gegeven in Haïti in 2002, op dat het eiland doortrokken wordt door "breuklijnen die een kracht van 7.5 tot 8 kunnen ontwikkelen". 2) De politieke autoriteiten van Haïti waren zelf ook officieel geïnformeerd over dit risico, zoals duidelijk wordt uit de volgende passage welke ontleend is aan de site van het Bureau van de Mijnen en de Energie (dat valt onder het Ministerie van Openbare Werken): “alle voorbije eeuwen zijn gekenmerkt door minstens één hevige aardbeving in Hispaniola (de Spaanse naam van dit eiland dat momenteel bestaat uit twee landen: Haïti en de Dominicaanse Republiek): de vernietiging van Port-au-Prince in 1751 en in 1771, de vernietiging van Cap Haïtien in 1842, aardbevingen in 1887 en in 1904 in het noorden van het land met grote schade in Port de Paix en in Cap Haïtien, de aardbeving in 1946 in het noordoosten van de Dominicaanse Republiek vergezeld van een tsunami in de regio Nagua. Er hebben zich altijd grote aardbevingen voorgedaan in Haïti, er zullen zich dus in de toekomst alle tientallen of honderden jaren hevige aardbevingen voordoen: dat is een wetenschappelijk feit.” 3) (onderstreept door ons). En geconfronteerd met dit wetenschappelijk gegeven, welke maatregelen zijn er dan getroffen? Niets! In maart 2008 nog, heeft een groep geologen gewaarschuwd voor het risico van een aardbeving van grote omvang in de twee komende jaren en bepaalde wetenschappers hebben, in mei van datzelfde jaar, zelfs een aantal bijeenkomsten belegd over dat onderwerp met de Haïtiaanse regering. 4) Noch de Haïtiaanse staat, noch een andere staat, die nu krokodillentranen plengen en oproepen doen tot ‘internationale solidariteit’, de Verenigde Staten en Frankrijk voorop, hebben ook maar de minste voorzorgsmaatregelen genomen om dit voorspelde drama te voorkomen. De neergezette gebouwen in het land zijn zo teer dat ze zelfs geen aardbeving nodig hebben om in elkaar te storten: “in 2008 heeft een school in Pétonville al bijna 90 kinderen begraven, zonder dat er een geologische reden voor was”. 6) Nu het te laat is kunnen Obama en Sarkozy best een ‘grote internationale conferentie’ aankondigen voor ‘de heropbouw en de ontwikkeling’, China, Engeland, Duitsland of Spanje kunnen best al hun voedselpakketten sturen en hun NGO’s, het blijven criminelen met bloed aan hun handen.
Indien Haïti vandaag zo arm is, indien het de bevolking aan alles ontbreekt en de infrastructuur nagenoeg niet bestaat, dan heeft dit alles te maken met het feit dat sinds meer dan 200 jaar de locale bourgeoisie en die van de grote landen zoals Spanje, Frankrijk en de Verenigde Staten elkaar de delfstoffen en de controle over dit kleine stukje eiland betwisten. Via haar dagblad The Guardian, laat de Britse bourgeoisie trouwens niet na om de overduidelijke verantwoordelijkheid te onderstrepen van zijn imperialistische rivalen: “Deze nobele ‘internationale gemeenschap’, die men nu zich ziet verdringen om haar ‘humanitaire hulp’ naar Haïti te sturen, is voor een groot deel verantwoordelijk voor het verschrikkelijke lijden dat ze nu probeert te verzachten. Vanaf het moment dat de Verenigde Staten dit land in 1915 zijn binnengetrokken en hebben bezet, zijn alle pogingen […] ernstig en opzettelijk gesaboteerd door de Amerikaanse regering en haar bondgenoten. De regering van Aristide […] was het laatste slachtoffer van zo’n tussenkomst, toen deze in 2004 omvergeworpen werd middels een internationaal gesteunde staatsgreep, waarbij duizenden personen het leven lieten […] Eerlijk gezegd, sinds de staatsgreep van 2004, is het de internationale gemeenschap die Haïti regeert. Deze landen, die zich nu haasten om het voortouw te nemen, hebben zich de laatste vijf jaar echter systematisch verzet tegen een uitbreiding van het mandaat van de VN-missie buiten zijn hoofdzakelijk militaire missie. De projecten die erin moesten voorzien om een gedeelte van deze ‘investering’ te gebruiken teneinde de ellende te verminderen of de ontwikkeling van de landbouw te bevorderen, zijn geblokkeerd, wat typerend is voor de lange termijn tendensen bij de verdeling van de internationale hulp”.6)
En dit is slechts een klein deel van de waarheid. De Verenigde Staten en Frankrijk strijden al decennia om de controle over dit eiland via staatsgrepen, manoeuvres en locale corruptie. Zo zorgen ze voor een verergering van de ellende, het geweld en het ontstaan van gewapende milities die permanent mannen, vrouwen en kinderen terroriseren.Het huidige mediacircus rondom ‘internationale solidariteit’ is daarmee onverdraaglijk en weerzinwekkend. Elke staat probeert nu de beste publiciteit te maken over ‘hun’ NGO’s, over ‘hun’ voedselpakketten. Elke staat probeert nu de mooiste beelden te maken van de levens die ‘hun’ reddingwerkers hebben gered uit de puinhopen. Erger nog, over de puinhopen en de lijken heen, blijven Frankrijk en de Verenigde Staten een genadeloze oorlog voeren om invloed. In naam van de humanitaire hulp, sturen zij een militaire vloot ter plaatse en proberen ze controle te krijgen over de operaties, onder het voorwendsel van ‘de noodzaak van een coördinatie van de hulp door een orkestleider’.
Net als bij iedere ramp zullen de verklaringen van hulp op lange termijn, alle beloften tot heropbouw en ontwikkeling, zonder vervolg blijven Sinds tien jaar, als gevolg van aardbevingen, waren er:- 15.000 doden in Turkije in 1999
- 14.000 doden in India en 2001- 26.2000 doden in Iran in 2003
- 210.000 doden in Indonesië in 2004 (de ondergrondse aardbeving had een enorme tsunami teweeggebracht, die slachtoffer veroorzaakte tot aan de kusten van Afrika)- 88.000 doden in Pakistan in 2005
- 70.000 doden in China in 2008Iedere keer is de ‘internationale gemeenschap’ ontroerd geraakt en miserabele hulp gezonden, maar nooit zijn daadwerkelijke investeringen gedaan om de situatie duurzaam te verbeteren, bijvoorbeeld door het neerzetten van gebouwen die een aardbeving kunnen doorstaan. De humanitaire hulp, de werkelijke hulp aan de slachtoffers, preventieve maatregelen zijn geen rendabele activiteiten voor het kapitalisme. De humanitaire hulp, als ze gegeven wordt, dient er alleen maar toe een ideologisch rookgordijn op te trekken, om te doen geloven dat het systeem van uitbuiting humaan kan zijn, als het niet gewoonweg een alibi is om een militaire troepenzending te rechtvaardigen en invloed te winnen in een regio van de wereld.
Eén enkel feit dat de huichelarij van de bourgeoisie ten aanzien van de humanitaire hulp en de internationale solidariteit van de staten duidelijk maakt is het zojuist genomen besluit van de Franse Minister van Immigratie, Eric Besson, om de deportatie van illegale immigranten uit Haïti ‘tijdelijk’ op te schorten. Daarmee is alles gezegd.De verschrikkingen die de bevolking in Haïti treffen, kunnen slechts een reusachtig gevoel van verdriet oproepen. De arbeidersklasse zal, zoals bij iedere catastrofe, positief reageren op de verschillende oproepen tot financiële steun. Ze zal opnieuw laten zien dat haar hart vecht voor de mensheid, dat haar solidariteit geen grenzen kent.
Maar bovenal moet zo’n afgrijselijk gebeuren haar woede en strijdwil voeden. De werkelijke verantwoordelijke voor de 50.000 of meer doden in Haïti is niet de natuur of het noodlot, maar het kapitalisme en zijn staten, die allemaal imperialistische aasgieren zijn.
Pawel, 15 januari 2010.
1) Libération (Frans dagblad), http://www.liberation.fr/monde/0101613901-pres-de-50-000-morts-en-haiti-... [2] 2) Libération (http://sciences.blogs.liberation.fr/home/2010/01/s%C3%A9isme-en-ha%C3%AF... [3]).
3) http://www.bme.gouv.ht/alea%20sismique/Al%E9a%20et%20risque%20sismique%2... [4]
4) Científicos alertaron en 2008 sobre peligro de terremoto en Haiti op de site Yahoo mexico (Assiociated Press van 15/01/2010) 5) Courrier International (http://www.courrierinternational.com/article/2010/01/14/requiem-pour-por... [5]).6) PressEurop (http://www.presseurop.eu/fr/content/article/169931-bien-plus-quune-catastrophe-naturelle [6]).
Wij willen op één van die boeken antwoorden : la Crise – Pourquoi en est-on arrivé là ?, Comment en sortir ?, van Michel Aglietta. Dit boek is het resultaat van ernstig werk, toegegeven, en heeft de prijs gekregen voor 'Economische excellentie'. Het illustreert op volmaakte wijze de oplossingen die voorgesteld worden door de intelligentste fractie van de bourgeoisie, en ook haar hoop, en –vooral– haar illusies !
In zijn werk analyseert Michel Aglietta eerst, en zeer uitvoerig, de financiële en monetaire mechanismen die volgens hem geleid hebben tot de financiële krach en de bankbreuken in de zomer van 2007. Dit eerste deel van zijn analyse is zonder twijfel het pertinentste.
Volgens hem heeft Amerika zich na het uiteenspatten van de internetballon in 2001 “in een expansieve politiek gestort om de conjunctuur overeind te houden (...). We zagen de verschulding van de ondernemingen en de verschulding van de huishoudens.” Inderdaad, om kost wat kost de vraag –en dus de groei– hoog te houden, om een zware recessie te ontlopen, heeft de Amerikaanse overheid de deregulering van de kredietmarkt toegelaten, heeft ze die zonder controle laten opzwellen. Ze heeft dat zelfs aangemoedigd !
En deze gekte heeft zich van alle geledingen meester gemaakt : “eenieder profiteerde van dit systeem. En elkeen, bankier, toezichter, investeerder, politieker, bezeten door de ideologie van de doeltreffendheid van de markt (...) zag enkel het voordeel van deze vlucht vooruit in de kredietkosten, de verspreiding van de risico's, de diversifiëring van het patrimonium, de toegenomen rentabiliteit van activa.”
Die 'vlucht vooruit' in de algemene verschulding, die niet op een reële ontwikkeling van de productie berustte, moest onvermijdelijk slecht aflopen. De groeiende insolvabiliteit van alle 'actoren' (in het bijzonder de Amerikaanse huishoudens die niet in staat waren af te betalen) kon slechts tot het failliet leiden !
Na deze correcte en gedetailleerde beschrijving somt Michel Aglietta op een lucide wijze op hoe deze financiële crisis zich overgezet heeft naar de 'reële economie' en faillieten aan de lopende band veroorzaakt heeft, fabriekssluitingen, massale werkloosheid... kortom, dat alles wat de arbeidersklasse maar al te goed kent.
Tot hier kunnen we sereen de analyse volgen van deze briljante burgerlijke economist. Tot hier... maar geen stap verder ! Want nooit vraagt hij zich af :
-wat de reële oorzaken zijn van de algemene schuldencrisis ?
-waarom het financieel systeem en al de politieke instellingen (staten, centrale banken, internationaal muntfonds,...) aangestoken werden door deze krankzinnige 'vlucht vooruit' ?
-en vooral : of de financiële crisis oorzaak of symptoom is van een nog diepere crisis ?
Omdat hij niet de juiste vragen stelt, houdt het begrip van deze eminente specialist op slag op bij de oppervlakte der dingen. Zijn analyse blijft oppervlakkig. Hij kan –of wil– niet zien dat de dolle 'vlucht vooruit' van heel het economisch wereldsysteem, dat het gemakkelijk krediet, losgeslagen en zonder regulering, dat dit alles geen oorzaak is, maar juist een gevolg. Hij kan –of wil– niet zien dat het kapitalisme aangetast is door een dodelijke ziekte, dat zijn economie getroffen wordt door het gif van de overproductie. Hij kan –of wil– niet zien dat de enige tijdelijke 'oplossing' voor het kapitaal om niet verlamd te raken er juist in bestaat de vraag kunstmatig hoog te houden, toe te laten dat waren... op krediet gekocht worden. En tenslotte kan –of wil– Michel Aglietta niet zien dat deze overproductiecrisis het kapitalisme niet pas treft sinds 2007, of zelf sinds 2001, maar al tientallen jaren lang. Daarom is het dat de schuldenlast van de wereld sinds zo lange tijd enkel blijft aangroeien en dat de recessies en de financiële krachs elkaar opvolgen en steeds erger worden.
Deze visie op korte termijn verhindert een burgerlijk economist de waarheid onder ogen te zien wanneer hij zich afvraagt 'hoe zijn we zover geraakt ?', maar ze slaat om in complete blindheid wanneer hij toekomt aan de fatale vraag 'hoe komen we eruit ?'.
Eerst herhaalt deze notoire analist dezelfde lachwekkende 'oplossingen' die we al duizend keer gehoord hebben. Tegenover de crisis “is het van belang (...) regelgeving in te voeren waardoor deze cyclische schokken opgevangen kunnen worden. Daarom moeten we om te beginnen de hefboom van de verschulding beter beheersen binnen het banksysteem zelf. Het gaat erom een waakzamer controle uit te oefenen over de toename van het kredietvolume.” De lijst voorstellen voor dwingende regulering spreidt zich over vele pagina's uit. En zoals sommige staatsleiders (in het bijzonder N. Sarkozy) al op theatrale wijze gezegd hebben op de tribune van de G20, gaat Michel Aglietta zover te verklaren : “Het belangrijkste nochtans blijft het bereiken van een normalisering van de offshore paradijzen.” Het geldwezen moet hervormd worden, er moet belet worden dat het doldraait ! Dat is natuurlijk allemaal loze praat.
Na die schitterende en moraliserende (en vooral holle) voorstellen, vuurt Michel Aglietta zijn persoonlijke centrale en originele oplossing af : “De publieke overheden moet dus op een gecoördineerde wijze optreden om te verhinderen dat de recessie omslaat in depressie... maar dat zal niet volstaan, omdat het kanaal van de banken die normaal de impulsen van de centrale bank doorgeven verstopt zit... En verder zullen de ondernemingen en huishoudens hun schuldenlast niet doen aanzwellen om meer uit te gaan geven. Daarom is een gecoördineerde toename van de begrotingsuitgaven onmisbaar. Het gaat erom dat de openbare schuld de privé-schulden vervangt zodat het afschrijven van de privé-schulden niet heel de economie de afgrond in trekt. In alle gevallen ontsnappen we zo aan een inkrimping van de privé-schuld en, als tegenwicht, aan een belangrijke, maar gerechtvaardigde en noodzakelijke aangroei van de openbare schuld.”
Nu, dat is iets waar Michel Aglietta trots op mag zijn, bravo ! De regeringen van alle grote landen zijn, zonder het te weten, al ingegaan op de 'originele' raadgevingen van professor Aglietta. Goed, 't is waar, er zijn enkele kleine verschillen : er bestaat steeds minder coördinatie en steeds meer economische oorlog. Hoe erger de toestand wordt en hoe minder de kapitalistische staten geneigd zijn elkaar de hand te reiken, want, zie, ze zijn allemaal concurrenten. Maar buiten dit 'detail', in uiterst ernstige omstandigheden van een algemene crisis van insolventie, zijn de staten inderdaad de enigen die effectief de algemene ineenstorting van de economie kunnen tegenhouden. Hoe ? Door de openbare tekorten groter te maken enerzijds en door de geldpers te laten draaien (dus door geld bij te maken) anderzijds, op een grotere schaal dan ooit in de geschiedenis !
In november 2009 bereikte de Amerikaanse openbare schuld op haar eentje de 12.000 miljard dollar (Romandie news, 19-11-09). Voor hetzelfde jaar hebben de Eurozone, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten samen 14.000 miljard dollar, of 25% van het mondiaal BIP geïnjecteerd (Contre-info, 21-11-09). Volgens Michel Aglietta : “Wanneer de huishoudens niet langer consumeren en het onmogelijk is op het buitenland te rekenen, omdat de opkomende landen op hun beurt getroffen worden door de crisis, is er alleen nog de staat die kan uitgeven.” En wanneer de staat uitgeeft, dan is dit het resultaat ! De schuld die verwacht wordt in 2011 zal in het beste geval 105% van het BBP (bruto binnenlands product) bedragen in Groot-Brittannië, 125% in de Verenigde Staten, 125% in de Europese Unie en 270% in Japan (Ambrose Evans Pritchard, 'le Télégraphe', 18-11-09 in Contre-info). Op dit punt heeft Michel Aglietta gelijk : de staten ondersteunen de economie door haar permanent onder infuus te plaatsen. Om die reden zijn de wereldeconomie, de groei en het financieel systeem niet letterlijk ineengestort sinds 2007. Mijnheer de professor kan er bij zijn studenten in Nanterre prat op gaan dat zijn voorschriften gevolgd worden door alle regeringen ! Maar laat hij zich haasten, want zijn 'remedie' zal spoedig erger blijken dan de kwaal. Want nu is er op het punt waar we ons bevinden een nieuwe vraag die we ons moeten stellen : wie zal er zich de komende maanden en jaren aanbieden aan het ziekbed van deze met schulden bedolven staten die zich op de rand van het bankroet bevinden ?
Michel Aglietta gaat deze vraag zelf niet uit de weg, zo evident is het dat de staten recht op de muur afstevenen. Ze zullen niet veel langer de economie kunnen ondersteunen door de tekorten uit te diepen.
Bewust van dit 'kleine' probleem probeert onze economist zijn lezers gerust te stellen door opnieuw met zijn 'oplossingen' aan te draven. Zo verdedigt hij het idee dat de staat de groei voldoende lang zal kunnen ondersteunen tot de privésector, en met name de banken en de particulieren, zich grotendeels uit de schulden zouden kunnen werken. Nog volgens hem zou het privé-krediet dat opnieuw moeten aantrekken en de rol van de staat overnemen op de groei te ondersteunen. Maar vooral voorziet hij dat het zwaartepunt van de economische en financiële wereld zich zal verplaatsen van het Westen naar de opkomende landen in het Oosten. “Om die operaties van massale steun aan het financieel systeem te financieren, garanties voor leningen tussen banken en rekapitalisaties van de banken, zullen de staten hun toevlucht nemen tot de openbare schuld. Ze zullen titels uitschrijven die gekocht worden door investeerders over de hele wereld : de Aziatische landen, de olieproducenten.” Hier duikt het fabeltje weer op, de hersenschim van 'Wanneer China zal opstaan...' Hoe, als we even ernstig zijn, zouden China of India kunnen verhinderen dat de Westerse staten, en dan vooral het machtigste land ter wereld, de Verenigde Staten niet meer in staat zijn hun schulden af te betalen ? Waar zouden die landen voldoende financiële capaciteit kunnen vinden terwijl de Chinese uitvoer bijvoorbeeld op één jaar tijd met een kwart gedaald is ? In werkelijkheid is de crisis vandaag een wereldcrisis en geen enkel land kan eraan ontsnappen. In China zijn de speculatieve ballons en de algemene overproductie ook volop aan 't werk.
In zijn boek op het punt gekomen waar hij op de levenskwestie moet antwoorden die op de omslag prijkt, 'Hoe eruit geraken ?', kan Aglietta dus enkel een waanbeeld vooropstellen dat geen enkele fundering heeft in de werkelijkheid van vandaag, zoals we dat kunnen verwachten van gelijk welk bourgeois economist.
We kunnen ons dan natuurlijk een eenvoudige vraag stellen. Hoe komt het dat Michel Aglietta zich zo goed uit de slag trekt om de geheimen van de financiële wereld te ontsluieren, maar dat hij compleet irrealistisch wordt wanneer het erom gaat middelen voor te stellen waarmee het kapitalisme aan de depressie kan ontsnappen ? In feite weten noch hij, noch de rest van de bourgeoisie 'hoe uit de crisis te geraken'. Om te verhinderen dat de kapitalistische economie al te snel in de depressie wegzakt, heeft de bourgeoisie geen andere keuze dan voort te gaan met het drukken en injecteren van geld en met het vergroten van de overheids- en begrotingstekorten, net alsof ze geld in een bodemloze put gooit. De onvermijdelijke en al zichtbare gevolgen van dit beleid zijn het oprukken van de staten naar situaties waarin ze niet langer kunnen betalen. Natuurlijk verklaart een kapitalistische staat zich niet failliet en doet de deur op slot, zoals dat bij een bedrijf gaat. Een situatie van 'failliet' van een staat betekent concreet nieuwe 'offers', nieuwe aanvallen en een brutale aftakeling van de levensvoorwaarden voor de arbeidersklasse. Alle staten moeten in het zicht van de afgrond van hun deficit :
-een grote fiscale druk ontwikkelen (de belastingen verhogen);
-hun uitgaven nog drastischer inkrimpen door tienduizenden of honderdduizenden ambtenarenjobs te schrappen, door zwaar het mes te zetten in de pensioenen, de werkloosheidsuitkeringen, de sociale en familiale bijstand, de terugbetaling van gezondheidszorg, enz.;
-de waarde van hun munt laten dalen door een verhoging van de inflatie die ze mogelijk niet onder controle kunnen houden ! Dat is trouwens de betekenis van het beleid dat vandaag gevoerd wordt door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Dat heeft op heden geleid tot een verlies met 20% van de waarde van de dollar ten opzichte van de euro en tot een voortdurende daling van het pond sterling. Voor de arbeiders betekent dat concreet de terugkeer van de inflatie die een aanzienlijke verhoging van de prijzen zal meebrengen, natuurlijk zonder dat hun lonen daarmee gelijke tred houden !
Het gaat hier niet om fictie, maar om een realiteit die vandaag onder onze ogen begint te groeien. Eind 2008-begin 2009 werden IJsland, Bulgarije, Litouwen en Estland bestempeld als 'failliete staten'. Eind november-begin december werd de lijst aangevuld met Dubai en Griekenland, zoals Libération schreef op 27-11-09 en 9-12-09. Voor het ogenblik wordt elk van deze landen uit de nood geholpen (door andere staten of door het IMF). maar wat zal er gebeuren wanneer de belangrijkste landen, die het zwaarst wegen in de economische balans, op hun beurt zullen verzakken ? Wie zal hen opkrikken ? Niemand ! In die landen zal de economie natuurlijk niet verlamd raken, maar de werk- en levensvoorwaarden van de arbeidersklasse zullen een nog dramatischer aftakeling ondergaan. Spanje en Portugal tonen al duidelijke tekenen van verzwakking. In maart 2009 stelde Crédit suisse een lijst op van de 10 meest door failliet bedreigde landen op, door een vergelijking tussen de omvang van hun tekorten en de rijkdommen van het land (het BBP). Voor het ogenblik hebben ze de nagel op de kop geslagen, want hun 'top 10' bestaat uit IJsland, Bulgarije, Litouwen, Estland, Griekenland... Spanje, Letland, Roemenië... Groot-Brittannië, De Verenigde Staten, Ierland en Hongarije.
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zijn er inderdaad zelf slecht aan toe, maar een eventuele sterke aftakeling van hun economie zal ook een enorme versnelling betekenen van de crisis op planetaire schaal.
Wanneer Mijnheer Aglietta de staat oproept de economie te redden, doet hij hetzelfde als heel de bourgeoisie. Ze stellen ons een overtocht voor aan boord van de Titanic ! Geen enkele staat kan verhinderen dat de wereldeconomie verder wegzakt in de diepste depressie uit de geschiedenis van het kapitalisme.
Tino / 18.12.09
Hij heeft dat niet in zijn eentje gedaan: naast en met hem stonden nog vele anderen die gelijkaardige ervaringen hebben beleefd vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Rondom die gemeenschap ontwikkelde zich een levendige discussiekring in de jaren na de WO II. Er waren de politieke en filosofische discussies onmiddellijk na de oorlog in het Emiel Vandervelde Instituut met professor Flam, die kwam uit het verzet in de kampen van de holocaust. Ook de aanvaringen met de sociaal democratische bureaucratie van Hoboken (een 'rode' randgemeente van Antwerpen), en de integratie van de verzetsgroepen van de KPB (Kommunistische Partij van België) in de regering, vormden mede de achtergrond voor de definitieve politieke breuk met het stalinisme. In het begin van de jaren 1950 leidde dit tot contact met de linkskommunistische Spartacusbond uit Nederland. Die organiseerde toen druk bijgewoonde debatten in Antwerpen. Daarop volgde een samenwerking met de Spartacusbond. Anton werd een trouwe medewerker van hun krant, met vertalingen die hij maakte van artikels uit de linkskommunistische en anarchistische internationale pers (waaronder na 1973 uit 'Révolution internationale').
In het conflict tussen de Spartacusbond en de afgescheurde radenistische groep Daad & Gedachte, rond 1964, koos hij heel bewust de zijde van de Spartacusbond. Hij vond immers dat de politieke opvattingen van D&G zouden leiden tot het ontkennen van elke politieke activiteit als proletarische groep, wat zich in de praktijk bevestigt heeft. De radenistische invloed van D&G heeft inderdaad dikwijls een negatieve invloed gehad op het ontstaan van proletarische groepen in Nederland en België. Ook onze directe voorlopers: de Revolutionaire Raden Socialisten (Antwerpen) en de Vrije Raden Socialisten (Gent) uit België en Radencommunisme, uit Nederland ontwikkelden zich via een kritiek op het radenistische gedachtegoed van Daad & Gedachte ten voordele van de verdediging van de actieve tussenkomst van de revolutionaire organisatie in de klassenstrijd.
In die zin was het Anton die onze jongerengroep van Revolutionaire Raden Socialisten, die gegroeid was uit de politieke balans van Mei 68, in contact gebracht heeft met Révolution Internationale in 1972-73. Hij heeft toen een beslissende bijdrage geleverd tot onze politieke oriëntatie van 1972 tot 1975, door ons te wijzen op het belang van de politieke analyses van Révolution Internationale (één van de voorlopers van de IKS), wat in 1975 leidde tot onze aansluiting bij de pas opgerichte IKS. Al heel vroeg wees hij ons op het belang om het ecologisch vraagstuk vanuit een marxistisch perspectief uit te diepen. Sinds die tijd is hij altijd een echte sympathisant van onze organisatie gebleven.
In zijn woonst trof je regelmatig bezoekers aan die discussieerden over de meest uiteenlopende onderwerpen. De laatste jaren leefde hij wat teruggetrokken in het gezelschap van de
scherpe tekeningen en schilderijen van Rik Schevernels ( †1972), zijn beste vriend en proletarische kunstenaar (die kerk, militarisme, stalinisme en vakbonden hekelde) en zijn politieke en filosofische boeken en tijdschriften. Wij blijven hem dankbaar voor zijn bijdrage aan onze politieke evolutie.
De bisschop van Chicago kwam de arbeiders bezoeken en vertelde hen dat hij zelf de zoon is van een staalarbeider en begreep dat hun strijd juist was. Toen zegende hij hen en gaf hen de communie. Er waren zeer aangrijpende beelden van andere arbeiders die als individu of met hun familie de arbeiders eten kwamen brengen om hun solidariteit te tonen.
Er waren ook pakkende beelden van een groep van 20-30 mensen uit een gemeenschap in Miami die verklaarden dat de uitwijzingsbevelen nietig waren en de uitgewezen familie terug in hun huis hielpen. Een man van de bank komt en zegt dat ze daar onwettig binnen gegaan zijn, en dan komen er negen politieauto's. Er wordt een hoop geroepen en geargumenteerd en dan gaan de agenten en de man van de bank weg en de familie blijft in het huis. (Aan het eind van de film lezen we in de aftiteling dat de familie toelating gekregen heeft om in het huis te blijven wonen.)
De film zit vol met de standaard Michael-Moore-is-de-kern-van-het-verhaal scènes. Bij die capriolen zit Michael Moores poging de voorzitter van GM te ontmoeten, zijn poging om heel de raad van bestuur van AIG of iedereen bij de New York Stock Exchange onder burgerarrest te plaatsen, of om gele 'crime scene' plakband rond de Stock Exchange aan te brengen, of zijn poging om met een gepantserde vrachtwagen de Bank of America binnen te rijden met de melding dat hij $ 10 miljoen uitkoopgelden komt ophalen.
Het grote probleem is Moores politieke standpunt. Zijn aanval op het kapitalisme is provocatief, niet substantieel. Het lijkt alsof hij besloten heeft alle hysterische beschuldigingen van de rechterzijde tegen Obama's 'socialisme' op hun kop te zetten. De wereldwijde kredietcrisis van 2008 wordt toegeschreven aan het dereguleringsbeleid van Reagan dat begon in de jaren 1980 en voortduurde tot in de jaren van Bush I, Clinton en Bush II, en aan de zogezegde feitelijke overname van de VS-regering door Goldman Sachs die een beleid doordrukte dat zijn firma ten goede kwam op kosten van de belastingbetalers en zijn concurrenten. In andere woorden, het grote probleem is niet de algemene kapitalistische economische crisis, maar wel de hebzucht van enkele figuren uit de politieke- en zakenelite. Het is waar, Moore zegt dat kapitalisme slecht is, en interviewt zelfs drie of vier katholieke priesters die verklaren dat Jezus tegen kapitalisme zou geweest zijn, maar in wezen is zijn oppositie tegen het kapitalisme eigenlijk enkel oppositie tegen een ontregeld kapitalisme. Hij laat beelden zien van betogingen van een paar dozijn mensen van gauchistische groepen zoals de Answer Coalition die tegen het uitkopen van bedrijfsschulden en tegen hypothecaire uitzettingen zijn, en stelt dat voor als de opkomst van een massale antikapitalistische beweging in de VS.
Hij weet niet hoe hij Obama moet aanpakken. Enerzijds ziet hij hoe die Wall Street op zijn grondvesten doet daveren wanneer hij roept om verandering en wijst hij erop hoe zij in antwoord daarop financieel bijdroegen aan zijn kiescampagne. Hij stelt alle economische raadgevers van Obama aan de kaak als handlangers van Goldman Sachs, maar hij blijft verliefd op Obama.
In Moores opvatting is het alternatief voor kapitalisme 'democratie'. Hij interviewt de onafhankelijke senator van Vermont, Bernie Sanders, die zegt op te komen voor 'democratisch socialisme', wat hij omschrijft als de regering die de belangen dient van de werkende en de middenklasse, om hun rechten te verdedigen. Moore heeft historische beelden teruggevonden van Franklin Delano Roosevelts State of the Union redevoering in 1944, zowat een maand voor hij stierf, en waarin FDR oproept na de oorlog een tweede Bill of Rights voor de Amerikanen op te stellen, die niet opkomt voor socialisme of de vernietiging van het kapitalisme, maar voor een welvaartsstaat van het type staatskapitalisme:
-het recht op een nuttige en betalende job in de industrie, de winkels, de boerderijen of de mijnen van het land,
-het recht genoeg te verdienen om voor gepaste voeding, kleding en ontspanning te kunnen zorgen,
-het recht voor elke landbouwer producten te kweken en te verkopen waarmee hij zichzelf en zijn familie goed in leven kan houden,
-het recht voor elke zakenman, klein en groot, om handel te drijven in omstandigheden die vrij zijn van oneerlijke concurrentie en overheersing van monopolies in binnen- en buitenland,
-het recht voor elke familie op een behoorlijke thuis,
-het recht op gepaste medische bijstand en de kans een goede gezondheid te bereiken en behouden,
-het recht op gepaste bescherming tegen de economische kwellingen van ouderdom, ziekte, ongevallen of werkloosheid,
-het recht op een goede opvoeding.
Moore beklaagt zich erover dat FDR stierf voor hij deze prachtige samenleving kon creëren in de VS, maar zegt dat in de naoorlogse periode de Verenigde Staten FDR's mensen naar Europa en Japan gestuurd hebben, waar gedurende de heropbouw van Italië, Duitsland en Japan alsook van andere landen in Europa, zijn visie op de maatschappij in praktijk gebracht werd. Net als hij in Sicko deed, idealiseert Moore het Europees staatskapitalistisch maatschappelijk loon tot glorieuze doelstelling voor de Amerikanen. Moores antikapitalisme zou geenszins de kapitalistische staat vernietigen, of de controle door de arbeidersklasse instellen over de productiemiddelen; in plaats daarvan zou het Amerika omvormen tot een soort Frankrijk, Duitsland, Japan of Noorwegen – wat allemaal kapitalistische maatschappijen zijn, waar de arbeidersklasse moet vechten om zichzelf tegen uitbuiting te verdedigen. Moore beëindigt zijn film met een oproep tot iedereen om zich bij hem aan te sluiten in de strijd voor dit soort maatschappij met een gepopulariseerde versie van de Internationale, die eerder klinkt als Bobby Darin die Mack the Knife zingt dan als een revolutionair lied.
Jerry Grevin/20.9.2009
Tijdens de ontvangst voor zijn Nobelprijs voor de Vrede op 10 december heeft Barack Obama een speech afgestoken die oorlogszuchtiger was dan ooit tevoren. Hij die zichzelf graag voorstelt als “de opperbevelhebber van een natie die in twee oorlogen betrokken is”, heeft niet zuinig gedaan toen hij 30.000 extra GI's en 500 extra Britse soldaten aankondigde. Si vis pacem, para bellum (1) is zijn credo. Te midden van mooie frasen over de 'wet van de liefde' en de niet te doven 'goddelijke vlam', die hem leidt als rechtvaardige brenger van vrede in de wereld, heeft Obama nog duidelijk gemaakt “dat het geloof dat vrede wenselijk is zelden volstaat om haar te kunnen realiseren. Vrede vergt verantwoordelijkheid. Vrede vraagt offers”... in mensenlevens natuurlijk ! Want “het gebruik van geweld is niet alleen noodzakelijk, maar ook moreel gerechtvaardigd”. En om zijn idee er goed in te hameren, sloeg de oorlogsheer van de eerste militaire wereldmacht zelfs een toon aan die Bush en zijn fundamentalistische kliek waardig is: “Oorlog (...) is begonnen bij de eerste menselijke wezens (...) het Kwaad bestaat in de wereld.” Brrr!!! En om zijn ware bedoelingen goed duidelijk te maken heeft hij niet geaarzeld dat zijn hoofddoel in die 11 maanden presidentschap niet de vrede was, evenmin het welzijn van de bevolking van deze aarde, maar dat “het doel erin bestond de belangen van Amerika vooruit te helpen”. Dat is tenminste duidelijke taal.
Wat is de balans sinds de Taliban militair verdreven werden in 2001? Een land in complete ontreddering dat slachtoffers en doden uitstrooit, zonder enig zicht op verbetering. Obama mag dan wel herhalen dat de Westerse strijdkrachten zich in 2011 zullen moeten terugtrekken, na de 'stabilisering' van het land, maar niets wijst erop dat zo'n perspectief ook haalbaar is. Volgens cijfers van de VN is het aantal burgerslachtoffers in de eerste helft van 2009 met 24% gestegen in vergelijking met de eerste helft van 2008. Sinds januari 2009 vielen er meer dan 1000 doden, voornamelijk personen die het slachtoffer werden van de buitenlandse legers, met name bij luchtbombardementen.
In de maand mei verloren tientallen burgers, waaronder 65 vrouwen en kinderen, het leven toen de Amerikaanse troepen het dorp Bala Bulok bombardeerden, in de provincie Farah. Bovenop de doden en gewonden zijn er al de vernielingen tengevolge van de oorlog, die de ellende en het lijden nog vergroten van een bevolking die de bedreigingen en intimidaties ondergaat van alle partijen in het conflict, de Taliban evengoed als de troepen van de NAVO.
De oorlog veroorzaakt ook de verplaatsing van tienduizenden mensen die zelfs geen toegang meer hebben tot de meest elementaire voorzieningen.
Als Afghanistan officieel het centrum is van de Amerikaanse militaire activiteit, dan wordt Pakistan steeds duidelijker van cruciaal belang in de Amerikaanse strategie. Zo voert Obama sinds het voorjaar een waar offensief – en geen charme-offensief, maar één van druk op de Pakistaanse staat – waarbij hij van het militair apparaat zijn belangrijkste gesprekspartner wil maken en de regering van de weduwnaar van Benazir Bhutto, onbetrouwbaar geacht, eenvoudigweg aan de kant laat staan. De Pakistaanse bevolking ‘profiteert’ trouwens volop van die bijzondere aandacht van de Verenigde Staten en hun bondgenoten, en dus van de uitbreiding van de oorlogsbemoeienissen in de zogezegde strijd tegen het terrorisme: minstens 10.000 slachtoffers, waarvan 3.300 doden alleen al in 2009, voor het grootste deel burgerslachtoffers, zonder de twee miljoen vluchtelingen te tellen die vandaag zonder hoop ronddolen. Bovendien heeft het systematisch gebruik van onbemande vliegtuigjes, die zogezegd Talibanrebellen en Al Qaida-aanhangers moeten treffen, het aantal burgerslachtoffers nog doen toenemen, net zoals de bomaanslagen, 500 in 2009, die alleen al tussen 1 en 13 december bijvoorbeeld 300 personen gedood hebben!
En als Pakistan steeds meer het epicentrum wordt van de militaire gebeurtenissen in dit deel van Azië, dan heeft India zich met het geluid van marcherende laarzen steeds dreigender uitgenodigd op dit imperialistisch festijn. Deze staat, traditionele en geboren rivaal van Pakistan, kan enkel maar profijt trekken uit de spanningen en moeilijkheden van vandaag in het gebied om de wanorde op te drijven in Kasjmier, de voornaamste twistappel tussen beide staten, en om Karzai te lokken (die door Islamabad als pro-Indiaas beschouwd wordt), in naam van de 'steun aan zijn strijd tegen de Taliban'.
Onder het mom van het perspectief op vrede zijn dus eens te meer alle ingrediënten verenigd voor een zware krachtmeting, te meer daar de Verenigde Staten allerlei koehandels bedrijven om de Taliban een aantal gebieden van Afghanistan toe te wijzen in ruil voor hun 'pacificatie' en hun integratie in de Afghaanse regering. Al deze agitatie zet per slot van rekening enkel de deur wagenwijd open voor een onbeschrijflijke chaos, die mijlenver af ligt van de aankondiging van een stabilisering van het gebied en nog verder van de zogezegde strijd tegen het terrorisme.
Wilma / 18-12-09
1) Als je vrede wil, bereidt oorlog voor.
Op zondagavond 18 oktober 2009, hebben arbeiders van RICO Auto in Gurgaon (in strijd sinds 3 oktober), geprobeerd om stakingsbrekers tegen te houden. Veiligheidsagenten van het bedrijf en stakingsbrekers, meestal criminele elementen aangevoerd om de arbeiders te intimideren, hebben daarop geantwoord door hen gewelddadig aan te vallen. De politie heeft zelfs het vuur geopend. Eén arbeider werd gedood en veertig anderen gewond.
Deze gewelddadige repressie heeft een golf van woede verwekt in de industriegordel van Gurgaon-Manesar, 30.000 arbeiders gingen in strijd. De activiteit van de tweelingstad werd totaal lamgelegd op 20 oktober, de eerste werkdag na de moord op een arbeider van RICO Auto. Alhoewel de vakbonden tot staken hadden opgeroepen, hebben arbeiders van bedrijven die tegen hun directie streden, massaal de ronde gedaan van de fabrieken om de andere arbeiders uit te nodigen het werk neer te leggen. Heel vroeg in de morgen zijn de arbeiders van RICO Auto en die van Sunbeam Casting hun beweging gestart en hebben de nationale weg nummer 8 geblokkeerd. Zij werden vervoegd door arbeiders van andere maatschappijen zoals Sona Koyo Steering Systems, TI Metals, Lumax Industries, Bajaj en Hero Honda Motors Ltd. Volgens de officiële verklaringen van de locale administratie, hebben bijna 100.000 arbeiders van 70 bedrijven van auto-onderdelen in Gurgaon-Manesar hen vervoegd op de stakingsdag.
Hoewel de arbeiders van de meeste bedrijven het werk hervat hebben op 21 oktober 2009 en de strijd zich niet heeft uitgebreid, betekenen deze elementen een veelbetekenende stap vooruit bij de arbeidersstrijd in India.. Dit is het resultaat van de uitbreiding van de klassenstrijd in verschillende regio's in India, Gurgaon-Manesar inbegrepen, waarbij de arbeiders de staat confronteerden in 2005 tijdens de staking van de arbeiders van Honda Motorcycles. Sindsdien hebben de arbeiders, via talrijke stakingen, hun vastbeslotenheid versterkt om de patroons te bestrijden en ze doen dat steeds meer gelijktijdig.
Tijdens alle jaren van de 'Indische boom', zijn de levensomstandigheden van de arbeidersklasse in werkelijkheid altijd maar verslechterd. De meeste belangrijke uiting van deze verslechtering was het verlies van werkzekerheid. Ondanks de expansie van de economie, hebben de patroons een massale vernietiging van permanente werkgelegenheid doorgevoerd en hun vervanging door contractuele arbeidskrachten met veel lagere lonen en zonder enig sociaal loon. Dat is het geval voor bedrijven als Hero Honda, Maruti en Hyundai, wiens productie de laatste jaren verschillende keren pijlsnel de hoogte inschoten. Bij Hero Honda bijvoorbeeld is de productie gestegen van 2 lakhs naar 36 lakhs (1 lakh =100.000) en de permanente jobs zijn verminderd en daarna verdwenen, vervangen door het aanwerven van tijdelijke arbeiders. Hetzelfde is gebeurd in alle Indiase bedrijven. De automobielfabrieken en die van de onderdelen stonden, gezien de bikkelharde concurrentie in deze industrietak, in de voorhoede van deze aanvallen op de arbeiders. Ondanks deze aanvallen tijdens het grootste deel van deze periode, hadden de arbeiders het moeilijk om hun strijd te ontwikkelen. Ongenadige aanvallen en het onvermogen om ze te bestrijden was de bittere werkelijkheid voor de arbeidersklasse overal ter wereld.
Met de komst van de economische ineenstorting in 2007, is de toestand alleen maar verslechterd. Alle sectoren hebben massaal banenverlies meegemaakt en bezuinigingen op de lonen en uitkeringen. Bovendien is er een enorme stijging van de prijzen van levensnoodzakelijke goederen. De prijs van de wezenlijke waren zoals groenten, peulvruchten en andere waren zijn meer dan verdubbeld. Deze tendens is geen seizoensgebonden piek maar is al twee jaar bezig. Met de stijging van de prijzen en de bevriezing van de lonen, zijn de levensomstandigheden van de arbeiders steeds precairder en hopelozer geworden.
Tegenover de crisis en de aanvallen van de patroons, probeert de arbeidersklasse terug te vechten. Er zijn belangrijke stakingen geweest in de Openbare sector – de staking van de bankbedienden, de nationale staking in de petroleumsector in januari 2009, van de piloten bij Air India, de staking van de staatsbedienden in West-Bengalen, de staking van het overheidspersoneel in januari 2009, in de staat Bihar. Sommige ervan zijn bittere conflicten geweest waarbij de staat probeerde om de arbeiders zware slagen toe te brengen en hen te verpletteren. Dat was het geval bij de staking van de petroleumarbeiders in januari 2009, toen de staat ESMA 2 en andere wetten heeft gebruikt om de bedienden te verpletteren en repressieve maatregelen nam. Dat was eveneens het geval met de staking van het overheidspersoneel in de staat Bihar waar de regering de bedienden een lesje wou leren. Wat de petroleumarbeiders betreft, daar is de regering niet repressief opgetreden, omdat er een dreiging bestond tot uitbreiding van de staking naar andere bedrijven van de openbare sector.
Ook in de privé-sector hebben de arbeiders gestreden. Eén van deze massale en radicale strijden was die van de diamantarbeiders van de Gujarat in 2008. De meerderheid van de honderdduizenden diamantarbeiders zijn tewerkgesteld in kleine ondernemingen waar de vakbonden geen controle uitoefenen. De staking is er begonnen en heeft zich als een massale revolte uitgebreid die meerdere steden heeft overspoeld: Surat, Ahmedabad, Rajkot, Maerli, enz... De staat heeft systematisch zijn toevlucht genomen tot geweld om de orde te handhaven in al die steden.
Bovendien zijn alle belangrijkste automobieleenheden in India - Tamilnadu, Maharashtra en Gurgaon-Manesar getuigen geweest van herhaalde en vasthoudende inspanningen van de arbeiders om te strijden voor hun werk en hun levensomstandigheden. De arbeiders van de tweede grootste automobielfabriek van personenwagens in India, Hyundai Motor in Chennai, zijn verschillende keren in staking gegaan in april, mei en juli 2009, voor betere lonen.
De patroons proberen al lang om de strijd van de arbeiders te onderdrukken en dreigen dikwijls met het sluiten van de bedrijven. Dichtbij Coïmbatore, hebben de arbeiders van de fabrikant van auto-onderdelen Pricol India al twee jaar de patroons bestreden tegen de geplande en herhaalde ontslagen van permanente arbeiders en hun vervanging door tijdelijke arbeiders. De arbeidersstrijd is gewelddadig geworden toen de directie 52 bijkomende permanente arbeiders ontsloeg en besliste om ze te vervangen door precaire arbeiders in september 2009. In de loop van een gewelddadige botsing werd een hoger kaderlid gedood op 22 september. De arbeiders van de bandenfabriek van MRF en van de Nokia fabrieken in Tamilnadu waren ook verwikkeld in strijd tegen hun patroons op ongeveer hetzelfde tijdstip. In de staat Maharasthra, waren de arbeiders van Mahindra in staking gegaan voor betere lonen in mei 2009. De arbeiders van de fabriek Cummins India en die van de fabriek voor auto-onderdelen Bosch, in Pune, zijn in staking gegaan van 15 tot 25 september, voor betere lonen en tegen de precarisering.
Wat wij vandaag zien is dat er meer en meer arbeiders bereid zijn om de strijd aan te gaan tegen de aanvallen van de patroons. De strijd, die steeds talrijker wordt, vertoont ook een tendens om meer gelijktijdig te worden, ook in eenzelfde geografische sector. Dat hebben wij kunnen zien bij de massale staking van de diamantarbeiders van Gujarat waarbij zich gelijktijdig wilde stakingen hebben ontwikkeld in verschillende steden en bij de stakingen van de arbeiders van de automobiel in Tamilnadu,Pune en Nasik. Deze gelijktijdigheid is het resultaat van identieke aanvallen waaraan alle sectoren van de arbeiders het hoofd moeten bieden.
Vóór de laatste gebeurtenissen hadden de arbeiders van een aantal bedrijven uit Gurgaon-Manesar al strijd gevoerd tegen hun patroons. Bij Honda Motorcycles, is er al sinds een paar maanden agitatie voor betere lonen en tegen het contractwerk. 2500 arbeiders van Rico Auto zijn in strijd gegaan sinds eind september tegen het wegsturen van zestien arbeiders en voor betere lonen. Duizenden arbeiders van Sunbeam Casting zijn in staking gegaan voor betere lonen vanaf 3 oktober. Alhoewel zij niet in staking gegaan zijn hebben 25.000 arbeiders van de TI Metals, Microtech, FCC rico, Satyam Auto en meerdere andere bedrijven sinds september agitatie gevoerd voor betere lonen.
Het feit dat de arbeiders van meerdere bedrijven in staking zijn gegaan en dat verschillende duizenden van andere fabrieken actief geageerd hebben heeft de mogelijkheid geschapen voor de uitbreiding en de eenmaking van de strijd, de enige manier voor de arbeiders, om de aanvallen van de patroons te bestrijden en terug te dringen. Dat is een mogelijkheid die gevreesd wordt door de bourgeoisie en die de vakbonden willen vermijden. In de strijd van Gurgaon, en tegenover het geweld dat begaan werd door de arbeidersklasse ten gevolge van de dood van een arbeider van Rico, was het de rol van de vakbonden om deze tendens tot uitbreiding en eenmaking te voorkomen. Door op te roepen tot een actiedag, hebben de vakbonden geprobeerd om de drang van de arbeiders om samen te komen en voor solidariteit te steriliseren. Maar ondanks dat is de staking van 20 oktober een demonstratie van klassesolidariteit geweest door bijna 100.000 arbeiders. Ze heeft ook hun vastberadenheid en hun strijdwil om de bourgeoisie het hoofd te bieden tot uitdrukking gebracht. Anderzijds hebben de vakbonden in de strijd van Gurgaon, tijdens de strijd bij Hyundai, Pricol, M & M en andere strijd voor de verbetering van de lonen en tegen het verlies van tewerkstelling, duidelijk geprobeerd om ze te doen ontsporen en ze om te vormen tot een strijd voor de verdediging van de vakbondsrechten.
Zonder enige twijfel is er een krachtige dynamiek voor de ontwikkeling van de klassenstrijd, voor haar uitbreiding en voor de ontwikkeling van de solidariteit. Maar voor de verwezenlijking van deze dynamiek, is het belangrijk dat de arbeiders de machinaties van de vakbonden begrijpen en dat zij hun strijd in eigen handen nemen.
AM / 27. 10. 2009
Het lijken twee tegenstrijdige situaties: de brouwersonderneming Anheuser-Bush InBev schorst op aandringen van de vakbonden de procedure van aangekondigde ontslagen (ongeveer 300 in België en 800 in Europa op 8.000 tewerkgestelden) en verzekert de uitbetaling van de bedreigde arbeiders, terwijl de automobielfabriek Opel Antwerpen gaat sluiten? Zou de vakbondsactie bij InBev beter gevoerd zijn dan bij Opel Antwerpen? Is de terugtrekking van de ontslagen bij AB InBev slechts een bewuste tactiek van de bourgeoisie om niet op eenzelfde moment herstructureringsplannen op te stapelen, die het risico kunnen lopen woede en strijdbaarheid op te wekken die de vakbonden zou kunnen ontglippen? In werkelijkheid geven de twee conflicten complementaire aanwijzingen over eenzelfde sociale realiteit: zowel voor de arbeidersklasse, voor wie het van kapitaal belang is om te vatten hoe men strijd kan voeren in deze periode van open crisis, als voor de bourgeoisie, die er wil over waken dat haar rechterarm, de vakbonden, de behoeders van de se sociale rust, zo lang mogelijk geloofwaardig blijven in de ogen van de uitgebuite klasse.
De herstructureringsmaatregelen bij AB InBev opdringen op hetzelfde moment als de sluiting van Opel Antwerpen zou hard geknaagd hebben aan het imago van en het vertrouwen in de vakbonden, die in deze twee gevallen het voortouw namen van de acties voor de 'redding' van het bedrijf. De syndicale “overwinning” bij AB InBev maakt het mogelijk om tegengewicht te bieden tegen het idee van de syndicale “nederlaag” bij Opel Antwerpen, en versterkt de illusie dat de strijd enkel maar achter de vakbonden kan gevoerd worden. De nationale betoging van 30.000 vakbondsleden in Brussel op 29 januari 2010 voor de verdediging van de tewerkstelling, georganiseerd door de vakbonden in gemeenschappelijk vakbondsfront, had eveneens tot doel om de arbeiders in het hoofd te hameren dat die vakbonden de werkelijke verdedigers zijn van de arbeidersklasse en dat er zonder hen niets mogelijk is.
Zal de tewerkstelling bij AB InBev behouden blijven? Niets is minder zeker. Alles doet er aan denken dat bij deze tijdelijke opschorting van de ontslagen de regel zal gelden: “Terugtrekken om beter te kunnen toeslaan”. Reeds bij het begin van het conflict, werd het idee van het opschorten van het plan geuit door de directie: “... de directie... had ook voorgesteld om het plan tijdelijk op te schorten om op diepgaande wijze te kunnen discussiëren over de reden ervan tijdens het weekeinde met de vakbonden...” (Le Soir 15.01.2010). Gelijkaardige illusies over een positieve uitkomst voor de arbeiders werden verspreid bij Opel. De aangekondigde verkoop van Opel door GM aan een consortium van bedrijven, met de steun van verschillende Europese regeringen zou een nieuwe toekomst bieden aan Opel Antwerpen en zijn arbeiders. Sindsdien weet men wat er van de luchtspiegeling is terechtgekomen !
Fundamenteel heeft AB InBev geen andere keuze dan te antwoorden op de ongenadige kapitalistische marktwetten: de productiekosten verminderen en rationaliseren door middel van herstructureringsplannen om het hoofd te bieden aan de daling van haar verkoop (in België zijn de door AB InBev verkochte volumes met 1,7% gedaald over de eerste 9 maanden van 2009) en om zich te verweren tegen de concurrentie van andere grote bierproducenten. De lancering van de 'Renault-procedure' door AB InBev spreekt boekdelen over de toekomst van het bedrijf. Deze wet, die werd uitgevaardigd een jaar na de sociale ramp van de sluiting van de fabriek Renault Vilvoorde in februari 1997, “moet de verplichting afdwingen tot het voeren van een ernstige sociale dialoog voorafgaand aan elke beslissing tot collectief ontslag”. Maar in werkelijkheid, “is de verplichting tot sociale consultatie in de praktijk eerder formeel terwijl alles al op voorhand bedisseld is...”, verklaart Pieter De Koster, een advocaat die verbonden is aan Allen & Overy...” (Le Soir on line, 20.11.2006,)“ Kortom, net zoals bij Opel Antwerpen, zijn de teerlingen al geworpen voor de toekomst van AB InBev. Op korte of lange termijn, zullen er nieuwe herstructureringen met ontslagen worden aangekondigd. En opnieuw zullen de vakbonden verzocht worden om de woede en de strijdbaarheid, die tot uiting zal komen in de arbeidersrangen, in de kiem te smoren. Opnieuw zullen zij door hun manoeuvres er toe bijdragen om de arbeiders een nieuwe oplawaai te verkopen, die zal uitdraaien op ontmoediging en berusting, zoals de reacties laten zien bij de arbeiders van Opel vandaag.
Zijn de vakbondsstrategieën verschillend? Wat was de krachtlijn van de vakbondspolitiek bij de aankondiging van het bankroet van Opel?: “Toen GM bankroet verklaard werd en er een drastische herstructurering aangekondigd werd voor Opel Europe, gingen de vakbonden vooraan staan in de strijd en verklaarden zij te willen strijden tot het bittere einde voor het behoud van de fabriek. Hun actie bestond er in feite in te gaan lobbyen met het patronaat, de Vlaamse Gemeenschap en de federale staat bij GM en de Duitse staat om aan tonen dat de Antwerpse fabriek “ten minste even goede prestaties levert als haar Duitse concurrenten”, om de “Europese concurrentieregels” te doen naleven. Hierbij aarzelen ze niet om de kwaliteit van hun 'acties' als voorbeeld te stellen tegenover de “ongecontroleerde” strijdbewegingen bij Ford van vorig jaar : “wij zijn verantwoordelijk en hebben een lange termijn visie”, “in België gijzelen wij geen patroons zoals in Frankrijk””, schreven wij in november 2009” (Internationalisme n°344: “Moeten de protestacties van de vakbonden ondersteund worden?”).
In welke mate verschilt deze strategie van die welke door de vakbonden van AB InBev gevoerd werd? In niets behalve in het feit dat de vakbonden deze keer wel degelijk de locale leiding van het bedrijf gedurende een paar uren gegijzeld hebben in de Luikse vestiging, deze keer naar het voorbeeld van de tactieken van hun Franse collega's. Net zoals bij Opel hebben zij het voortouw genomen om, hand in hand met de regionale regeringen en de federale staat, het bedrijf op zijn verantwoordelijkheden te wijzen door te herinneren aan de uitstekende rendabiliteit van de brouwerijgroep AB InBev, nummer 1 op wereldvlak: “Het gaat goed met de groep. Zij rijven hoge winsten binnen. En bovendien groeit ons marktaandeel in België. Vanwaar de noodzaak tot herstructureren?”, verklaart Marc Sparmont, vakbondsman van de (socialistische) Secta ( Le Soir.be, 8.1.2010). Deze verklaring wordt enkele dagen later gevolgd door die van de minister van Tewerkstelling, Joëlle Milquet, die gebelgd was dat dit bedrijf: “voorziet om met zoveel gemak een aantal mensen te ontslaan terwijl het winst maakt … de aankondiging is niet gemaakt om redenen die verbonden zijn aan de crisis maar gewoon omwille van het verminderen van de arbeidskosten” (Le Soir, 15.01.2010), en wordt versterkt door de uitspraken van de Waalse minister van Economie, Jean-Claude Marcourt (PS): “InBev heeft de tafel afgeruimd en vermindert de tewerkstelling op Europees niveau met 10% … de multinational heeft hele delen van de markt veroverd en dit, op het lokale vlak, dank zijn de goede prestaties van Jupiler” (Le Soir ,15.01.2010).
Het idee van een ethisch kapitalisme dat zich zou opstellen tegenover een vraatzuchtig kapitalisme is een gevaarlijke illusie die de arbeiders wil doen geloven dat er een rechtvaardig kapitalisme kan bestaan. Het kenmerkende voor elk kapitalistisch bedrijf is immers het waarborgen van zijn winst, het opdrijven van zijn productiviteit door de lonen te verlagen, de flexibiliteit te vermeerderen, de minst rendabele afdelingen te sluiten en werknemers te ontslaan. Deze politiek wordt volop ondersteund door de staat en zijn politieke fracties. Door te proberen om de arbeiders te binden aan de nationale en regionale regeringen, de aandeelhouders of de locale directies, duwen de vakbonden hen bewust in het hol van de leeuw.
Wat betreft hun acties op het terrein, mikken zij vooral op het onschadelijk maken van de woede van de arbeiders, om hun verzet op te sluiten in ongevaarlijke en demoraliserende acties. Inderdaad, net zoals bij Opel, worden de vakbondsacties geconcentreerd op:
– het totaal in handen nemen van de strijd en het afleiden van de gerechtvaardigde woede van de arbeiders naar doodlopende straatjes zoals het gijzelen van de directie in de Luikse vestiging, de wegblokkades, de blokkering van de drie brouwerijen waarop de maatregelen betrekking hebben (Jupille, Leuven, Hoegaarden);
– het opsluiten van de strijd in de fabriek en in de sector: acties enkel in de vestigingen en uitbreiding op het vlak van de depots en van de distributie;
– het opzetten van een valse solidariteit zonder perspectief onder de vorm van symbolische acties die zich beroepen op de sympathie van het publiek: gratis uitdelen van bier voor de afsluitingen van het bedrijf, aan de studenten van Luik en aan de voorbijgangers, oproep tot het boycotten van Jupiler, verdeling van pamfletten die oproepen tot solidariteit en tot ondersteuningsacties bij de supporters van de twee kampen van een voetbalmatch tussen Standard en Anderlecht in Luik. Men kan zich indenken in welke staat van dronkenschap deze supporters, studenten en anderen, hun solidariteit hebben kunnen betuigen !
– niet op het verwerpen van de ontslagen, maar op de eis om de vakbonden te betrekken bij de koehandel over de tewerkstelling.
En als de locale strijd in een doodlopend straatje geraakt, doen de vakbonden de arbeiders geloven dat zij hun hoop moeten richten op 'het gemeenschappelijk front van de Europese vakverenigingen', zowel bij Opel als bij InBev. Zo verspreiden zij de misleiding onder de arbeiders dat internationale solidariteit niets anders is dan een koehandel tussen nationale afvaardigingen om een 'rechtvaardig' evenwicht te vinden in de opofferingen op Europees vlak.
Wij besloten ons artikel in Internationalisme n°344 aangaande Opel als volgt: “In werkelijkheid is deze “voorbeeldige” strijd niets anders dan een corporatistisch doodlopend straatje : “Wir sind Opel”. Het komt enkel neer op een smerige koehandel om op een 'eerlijke wijze' de offers, de slachtoffers, de ontslagen te verdelen ten dienste van de logica van de kapitalistische rationalisering”. Vandaag kunnen wij net hetzelfde zeggen over de strijd bij AB InBev. De zogenaamde 'overwinning' bij InBev, net zoals de strijd bij Opel Antwerpen komen in werkelijkheid neer op een nederlaag voor de arbeidersklasse. De terugtrekking van het herstructureringsplan van AB InBev is niet het resultaat van een echte strijd van de arbeiders. Het is een strategie die, in onderlinge afspraak tussen patronaat en vakbonden, gevoerd wordt om af te wenden wat voor hen het grootste gevaar vertegenwoordigt: dat de arbeidersklasse, de vijandige klasse, haar strijd in eigen handen zou nemen, haar eigen Algemene Vergaderingen zou houden om dáár beslissingen te nemen over het verloop van de strijd, een echte uitbreiding van de strijd naar andere fabrieken zou organiseren, naar andere sectoren, door het belang uit te leggen van een gemeenschappelijke actie. Zo zou zij een klasse-solidariteit kunnen ontwikkelen die in staat zou zijn om een echte krachtsverhouding te ontwikkelen om de patroons in het nauw te drijven en om de staat te doen wijken.
Voor het ogenblik is de arbeidersklasse nog vertwijfeld (zie hiervoor het artikel in deze krant: 'Waarom zijn er zoveel aanvallen en is er zo weinig strijd?') en zij vertrouwt nog op de vakbonden wanneer de woede tot uitbarsting komt. Maar de verergering van de economische crisis zal de heersende klasse er toe aanzetten om terug in de aanval te gaan en nog meer wanhopige gelijktijdige aanvallen in te zetten op de levens- en werkomstandigheden. Daarom moet de arbeidersklasse van nu af aan alle lessen trekken m.b.t. de rol van de vakbonden (1) en zich de strijdmiddelen opnieuw toe te eigenen, die haar woede kunnen omzetten in een strijdbaarheid die lonend is en die haar vijandige klasse, de bourgeoisie, schrik kan aanjagen. De revolutionairen en de strijdbare minderheden staan aan haar zijde om haar te helpen bij deze trage en moeizame ontwikkeling van de strijd.
H / 29.01.2010.
(1) Lees onze pers op onze website: www.Internationalism.org [29] : 'Tot welk kamp behoren de vakbonden?', in n°340.
“In Kopenhagen, de koude douche”, “Het ergste akkoord uit de geschiedenis”, “Kopenhagen loopt uit op een mislukking”, “Ontgoocheling in Kopenhagen”... de pers is unaniem, deze top die aangekondigd was als 'historisch' is een echte flop geworden.
Gedurende verschillende weken hebben de media en de politici een reeks grootsprakerige verklaringen afgelegd waarin zij in hoofdzaak beweerden: “De toekomst van de mensheid staat op spel in Kopenhagen”. De stichting Nicolas Hulot had het volgende ultimatum gelanceerd: “De toekomst van de planeet en met haar het lot van één miljard hongerlijders […] staat op spel in Kopenhagen. Kiezen voor de solidariteit of ondergaan in de chaos, de mensheid heeft een afspraak met zichzelf”. Er stak een halve waarheid in. De tv-documentaires, de films (zoals Home van Yann Arthus Bertrand) en de resultaten van de wetenschappelijke onderzoekingen tonen aan dat men de planeet aan het verwoesten is. De opwarming van het klimaat wordt erger en met haar, de woestijnvorming, de branden, de cyclonen... De vervuiling en de intensieve exploitatie van de grondstoffen leiden tot de massale verdwijning van soorten. 15 tot 37% van de biodiversiteit zou verdwijnen tegen 2050. Vandaag lopen één zoogdier op vier, één vogel op acht, één derde van de amfibieën en 70% van de planten gevaar op uitsterven. Volgens het humanitair wereldforum, zou de 'klimaatverandering' de dood teweeg brengen van 300.000 mensen per jaar (waarvan de helft door ondervoeding) ! In 2050 zouden er 250 miljoen 'klimaatvluchtelingen' zijn. Ja, er is een hoge urgentie. Ja, de mensheid wordt geconfronteerd met een levensbelangrijke en historische inzet !
Maar wij mogen ons geen enkele illusie maken, er kon niets goeds voortkomen uit de top van Kopenhagen waar 193 staten vertegenwoordigd waren. Het kapitalisme vernietigt het leefmilieu al vanaf zijn ontstaan. In de 19e eeuw was Londen één grote fabriek die rook uitbraakte en haar afval in de Thames stortte. Dit systeem produceert alleen om winst te maken en kapitaal te accumuleren, met alle middelen. Het is dan weinig in tel als het daarom wouden moeten rooien, oceanen plunderen, rivieren vervuilen, het klimaat ontregelen... Kapitalisme en ecologie zijn onverzoenbaar.
Alle internationale bijeenkomsten, comités (zoals die van Rio de Janeiro in 1992 of die van Kyoto in 1997), zijn slechts vijgenbladeren, toneelopvoeringen om te doen geloven dat de 'groten der aarde' zich bekommeren om de toekomst van de planeet. De Hulots, Yann Arthur Bertrands, en andere Al Gores hebben ons doen geloven dat het er deze keer anders zou aan toegaan, dat tegenover de hoogdringendheid van de toestand, de hooggeplaatste leiders zich zouden 'herpakken'. Beter nog dat zij zelfs moesten begrijpen dat het ging om een historische kans om de aard van het kapitalisme ten gronde te veranderen, door zich te gaan richten op een 'green economy', die in staat zou zijn om de wereld uit de recessie te halen via een duurzame en ecologische groei !
Terwijl al die ideologen gebakken lucht verkochten, scherpten diezelfde 'hooggeplaatsten' hun eco...nomische wapens ! Want dat is de werkelijkheid: het kapitalisme is verdeeld in naties, die allemaal concurrenten zijn van elkaar, die zich genadeloos overgeven aan een handelsoorlog en, als het moet, soms aan een militaire. Eén enkel voorbeeld: de Noordpool is aan het smelten. De wetenschappers beschouwen dat als een echte ecologische ramp. De staten, van hun kant, zien daarin een kans om grondstoffen uit te baten die tot dan toe nog onbereikbaar waren en om nieuwe ijsvrije zeewegen te openen. Rusland, Canada, de Verenigde staten, Denemarken (via Groenland) vechten op dit ogenblik een genadeloze diplomatieke oorlog uit. Canada is er zelfs mee begonnen om aan zijn grens wapens te stationeren die gericht staan in die richting ! Kapitalisme en ecologie zijn duidelijk niet te verzoenen.
En men wilde ons doen geloven dat, in deze context, de Verenigde Staten en China gingen aanvaarden om 'hun 'CO² uitstoot te verminderen', 't te zeggen de productie ervan te verminderen. Dit begrip van het 'beperken van de uitstoot van CO²', is trouwens op zichzelf verhelderend voor wat de opwarming van het klimaat betekent voor het kapitalisme, een ideologisch wapen om concurrentie te voeren. Ieder land wil de doelstellingen vastleggen die hen het beste uitkomen: de landen van Afrika willen zeer lage cijfers, die overeenstemmen met hun productie, om stokken in de wielen te steken van andere naties, de landen van Zuid-Amerika wensen cijfers die een beetje hoger zijn, en zo gaat het verder voor India, de Europese staten, die zelf onder elkaar verdeeld zijn, China, de Verenigde Staten...
Het enige element dat misschien verrassend is aan deze mislukking van Kopenhagen is dat alle staatshoofden er zelfs niet in geslaagd zijn om de schijn op te houden. Gewoonlijk wordt er met veel gedoe een slotakkoord getekend met enkele vage doelstellingen die ooit moeten bereikt worden en daar gaat iedereen dan prat op. Deze keer gaat het officieel om een 'historische mislukking'. De spanningen en de koehandel zijn vanachter de schermen te voorschijn gekomen en geëtaleerd. Zelfs de traditionele foto van de staatshoofden die elkaar hand in hand gelukwensen en breeduit lachen voor de camera, kon niet gerealiseerd worden. Dat zegt genoeg !
In feite dwingt de recessie de staatshoofden niet tot het grijpen van de 'formidabele kans' van een green economy op wereldvlak, maar ze kan enkel nog de internationale spanningen en concurrentie aanwakkeren. De top van Kopenhagen heeft ons een demonstratie laten zien van de verwoede oorlog die de grootmachten onder elkaar voeren. Voor hen is het niet meer het moment om nog de schijn op te houden van elkaar te begrijpen en (schijn) akkoorden uit te bazuinen. Zij halen hun messen boven, jammer voor de foto !
Het kapitalisme zal nooit 'groen' worden. Morgen, zal de economische crisis nog harder toeslaan. Het lot van de planeet zal dan de laatste zorg wezen van de bourgeoisie. Zij zal slechts op één zaak belust zijn: haar nationale economie ondersteunen, door steeds harder te botsen met andere naties, door de niet rendabele fabrieken te sluiten, ook al moeten zij die ter plekke laten roesten, door de productiekosten te drukken, door te hakken in de budgetten van het onderhoud, wat ook zal neerkomen op meer vervuiling en industriële ongevallen. Dat is net wat er gebeurd is in 1990 in Rusland, met de kernonderzeeërs die aan hun lot werden overgelaten en met Siberië dat zo vervuild is dat het een groot deel van zijn bevolking eraan gestorven is.
Tenslotte zal een steeds groter deel van de mensheid in ellende gestort worden, straatarm, zonder voedsel noch woonst. Ze zal nog kwetsbaarder worden voor de gevolgen van de klimaatverandering, de cyclonen, de woestijnvorming.
Het wordt tijd om het kapitalisme te vernietigen voor het de planeet verwoest en de mensheid uitroeit.
Pavel / 19.12.2009
Wij publiceren hieronder de brief van Al, een lezer van onze pers. Hierin antwoordt hij voor het grootste deel op deze hamvraag.
Op deze hamvraag wordt door de brief, die we hieronder publiceren, grotendeels geantwoord. Hij is van AL, een lezer van onze pers.
“Zonder in detail te treden, ziet men dat het kapitalisme een zoveelste economische crisis doormaakt […]. In alle landen, zijn de bedrijven en de staat overgegaan tot massale ontslagen. Op wereldvlak is de werkloosheid eenvoudigweg uitgebarsten. Aanslagen en belastingen van allerlei aard zijn sterk toegenomen en de sociale hulp van haar kant is drastisch verminderd. Al deze acties veroorzaken natuurlijk een belangrijke maar vooral snelle verslechtering van de levensomstandigheden van de arbeiders, en dat op wereldschaal […].
Vandaag vraag ik mezelf, en net mij zeker een groot aantal arbeiders, zich af waarom er geen massaal antwoord komt van de arbeidersklasse wereldwijd op de ernst en de diepte van de huidige crisis en de gevolgen ervan op hun sociale levensomstandigheden. Wat belet de arbeiders vandaag om in strijd te gaan? Behalve de opstand van december 2008 en januari 2009 in Griekenland, heeft de arbeidersklasse paradoxaal genoeg geen antwoord gegeven dat van hetzelfde niveau is als de vloedgolf van slagen die haar werden toegebracht.
Het dient gezegd dat de staten, geruggensteund door de journalisten en financiële analisten van allerlei slag, alle middelen inzetten om te doen geloven dat er sedert maart 2009 een heropleving van de economie is. Voornamelijk bij de laatste G20, hebben de vertegenwoordigers van alle landen zichzelf nog in de bloemen gezet voor het slagen van hun respectievelijke plannen voor de wereldeconomie en de financiële markten. Het moet gezegd dat deze opklaring slechts tijdelijk is en enkel de beursnoteringen betreft. En die wordt voornamelijk aangevoerd door de grote Amerikaanse banken, zoals Goldman Sachs, die zo bijdragen tot een nieuwe 'bubbel' op de beurs welke op zeer korte termijn uiteen zal spatten. De 'werkelijke' economie gaat daarentegen verder steil bergafwaarts. Deze zegeroes, gekoppeld aan een media-tamtam houdt zeker de verwarring in stand in de hoofden van de arbeiders en draagt ook bij tot het gebrek aan vooruitzicht. De tweede reden gaat een twintigtal jaren terug tot de val van de Muur van Berlijn, van het stalinisme, van het 'Oostblok' en de beruchte 'dood van het kommunisme'. En inderdaad, als men vandaag discussieert met heel wat mensen, merkt men dat volgens hen het systeem dat heerste in de USSR, in de Oostbloklanden en in de DDR, kommunisme was, terwijl het er niets mee te maken had. Ik er denk zelf over na en ik realiseer mij dat de valse informatie en de leugens over het kommunisme, die door de heersende klasse verkondigd worden, hun sporen hebben nagelaten en ongelukkig genoeg blijven hangen zijn in de geesten van de arbeiders. Vandaag denken heel veel arbeiders objectief dat dit economisch systeem aan zijn einde is gekomen en wegkwijnt, maar ze weten eenvoudigweg niet door wat het vervangen moet worden. Want men heeft hen tientallen jaren lang ingehamerd, via de media, de geschreven pers, hun boeken maar vooral via het onderwijs, dat het kommunisme een economisch systeem was dat niet werkte en dat leidde tot dictatoriale regimes of dat het, in het beste geval, een illusie is. Het is natuurlijk onjuist, want het gaat om een van de grootste leugens uit de geschiedenis van de mensheid. De derde en laatste reden is dat de crisis niet alle loontrekkers tegelijk treft met dezelfde intensiteit en op hetzelfde moment. Dat kan een verklaring zijn waarom een beperkt aantal arbeiders wanhopig de strijd aangaan omdat ze geïsoleerd zijn, en dat de anderen nog in de fase zitten van overdenking en van de rijping van hun bewustwording.
Zo, dat is misschien een begin van antwoord, dat natuurlijk geldt voor mijzelf en dat, naar ik hoop, enkele elementen zal bijdragen aan het collectieve overdenkingsproces”.
AL.
Wij zijn het eens met elk punt van de brief. Inderdaad heeft het geweld waarmee de economische crisis vandaag toeslaat tijdelijk een beangstigend en verlammend effect.
Zoals wordt onderstreept door AL, vond de laatste strijd van enige omvang in 2009 plaats in Griekenland en op de Antillen. Het is geen toeval dat de sociale situatie kalmeerde juist op het moment, dat de crisis harder begon toe te slaan. Over het algemeen, en dat kan men natrekken in de loop van de laatste veertig jaar, waren de momenten van forse stijging van de werkloosheid niet het toneel van de meest belangrijke strijd. De arbeidersklasse wordt inderdaad onderworpen aan een schandelijke maar doeltreffende chantage: “Indien jullie niet tevreden zijn, zijn er veel andere arbeiders bereid om jullie te vervangen”. Bovendien verschuilen patroons en regeringen zich achter een 'doorslaggevend' argument: “Wij hebben er part noch deel aan als de werkloosheid stijgt of als jullie worden ontslagen: het is de schuld van de crisis”. Zo ontwikkelt zich een bepaald soort onmacht. De arbeiders worden niet alleen geconfronteerd met een boosaardige patroon maar met een internationaal kapitalisme in verval. Elke strijd is een in-vraag-stelling van het hele systeem. Iedere strijd stelt fundamenteel de kwestie van een andere wereld. Om vandaag in staking te gaan moet men niet alleen de moed hebben om op te boksen tegen de dreigingen met ontslag en ondernemerschantage, maar men moet er ook en vooral van overtuigd zijn dat de arbeidersklasse een kracht is die in staat is om iets anders aan te bieden. Het volstaat niet om in te zien dat het kapitalisme in het slop zit om de arbeidersklasse in staat te doen zijn om de weg in te slaan van een revolutionair perspectief. Zij moet er ook nog van overtuigd zijn dat een dergelijk perspectief mogelijk is. En het is juist op dit terrein dat de bourgeoisie er in geslaagd is om punten te scoren als gevolg van de ineenstorting van de USSR, het zogenaamde 'vaderland van het socialisme'. De heersende klasse heeft het idee in de hoofden van de arbeiders weten in te prenten dat de proletarische revolutie gebakken lucht is, dat de oude droom van het kommunisme met de USSR ten onder gegaan is. De jaren 1990 waren heel sterk getekend door de inslag van deze propaganda. Een decennium lang kende de strijd een sterke terugval. Maar zelfs al is het effect van de 'dood van het kommunisme' aan het begin van de jaren 2000 lichtelijk beginnen te vervagen omdat onze klasse er in geslaagd is om langzamerhand weer de weg van de strijd op te gaan, toch zijn er vandaag nog resten van te bespeuren. De vereenzelviging van stalinisme en kommunisme, het gebrek aan vertrouwen binnen de arbeidersklasse om met eigen handen een andere wereld op te bouwen, werken als grendels.
Zitten wij dan in het slop? Zeker niet. Zonder enige twijfel is het perspectief steeds talrijkere en belangrijkere strijd. Voor het ogenblik heeft onze klasse een klap op haar hoofd gekregen en is ze als het ware verdoofd. Maar de crisis blijft het vruchtbaarste terrein voor de ontwikkeling van de strijd. In de komende maanden en jaren zal de regerende klasse proberen om alle werkenden te doen opdraaien voor de enorme begrotingstekorten die zich ophopen, voor de reddingsplannen van de banken en voor de 'heropleving' van de economie. Op dit ogenblik worden in het bijzonder de ambtenaren volop getroffen en allen tegelijk. Doordat de dreiging met ontslag minder zwaar op hun schouders weegt, dragen zij de verantwoordelijkheid om als eersten in het offensief te gaan en de arbeiders uit de privé, die met een onzekere baan, de werklozen, de gepensioneerden aan hun zijde te krijgen... Zo zal zich het idee ingang doen vinden dat er enkel eenmaking van de strijd komt als hij massaal en solidair is, vanuit alle sectoren, om de wreedheid van de aanvallen af te remmen. Door deze strijd zal de arbeidersklasse het vertrouwen smeden in haar eigen krachten en haar bekwaamheid om op een dag de kommunistische revolutie, de voorwaarde voor het omverwerpen van de uitbuiting, tot een goed einde te brengen.
Pavel / 21.11.2009
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 190.42 KB |
Hieronder publiceren wij de vertaling van een artikel dat verschenen is op onze Internet-site in het Spaans. Het betreft nieuws over de strijd in Vigo, in Galicië (een gewest in Noordwest Spanje) (1).
Wij verkregen nieuwe informatie over een gezamenlijke strijd van werkloze en actieve arbeiders van de sector van de scheepswerven van de stad Vigo.
Wij bedanken hiervoor een van onze lezers die zijn commentaar doorstuurde. Wij bevestigen ook onmiddellijk dat wij het eens zijn met de conclusie die hij trekt uit deze strijd: “Enkel de eenheid en de solidariteit van alle werklozen en van alle arbeiders, in algemene vergaderingen en op gemeenschappelijke betogingen kunnen ons naar de overwinning voeren. Wij begroeten de arbeiders en de werklozen van de scheepswerven in Vigo. De werklozen en de arbeiders uit heel de wereld zouden het voorbeeld moeten volgen van de [arbeiders van] de scheepswerven in Vigo, hun eenheid en hun solidariteit, want het is enkel allemaal samen dat wij er in zullen slagen om het te winnen van het wereldkapitalisme”. In diezelfde zin hebben wij op ons Forum ook nog een andere boodschap ontvangen: “Het artikel over de strijd die gevoerd werd door de werklozen en de actieven van de scheepswerven in Vigo werd gepubliceerd zonder de minste reactie en nochtans kan men er een van de lessen uit trekken, die wij altijd in het achterhoofd moeten houden: die van de eenheid van de klasse. Er is zich iets zeer belangrijk aan het afspelen in Vigo, want het zijn actieve en werkloze arbeiders die samen de straat opgaan en daarbij andere arbeiders meetrekken tot een werkstaking van de hele scheepssector. Neemt de tijd om het te lezen en men zal er veel dingen uit leren. Groeten”.
In Vigo zijn er meer dan 60.000 werklozen. Alleen al voor 2009 en enkel in de metaalsector, zijn er 8.000 banen verdwenen. De verontwaardiging samen met de bezorgdheid over een steeds moeilijkere toekomst, verspreidt zich onder de arbeiders. In het bijzonder op de scheepswerven waren de werklozen bij een akkoord tussen vakbonden en patronaat ingeschreven in een soort 'werkbeurs', waar ze elke keer zouden opgeroepen worden als er werk was.
De werklozen die ingeschreven waren -rond de 700- merkten tot hun woede dat ze in plaats van opgeroepen te worden, men voor tijdelijke taken buitenlandse arbeiders aanwierf aan veel lagere lonen en onder veel ergere omstandigheden. Zo bijvoorbeeld volgens een van de woordvoerders van de werklozen: “zijn er arbeiders die slapen in de parkings en slechts één broodje per dag te eten hebben”.
Dit was het startschot tot de strijd. De arbeiders hielden er aan om te beklemtonen dat zij geenszins tegen de aangeworven vreemde arbeiders zijn. Een van hun woordvoerders benadrukte: “Wij hebben er niet de minste moeite mee dat er mensen zijn die van elders worden aangeworven, maar op voorwaarde dat het patronaat dit niet doet over de hoofden van de collectieve overeenkomst met het gewest, want voor het loon van één enkele onder ons, betalen zij twee tot drie vreemde arbeidskrachten.”. Ondanks dit alles hebben de media, de specialisten van de 'communicatie', er hun 'uitleg' aangegeven, door de arbeiders te beschuldigen va vreemdelingenhaat. De krant, El Faro de Vigo bijvoorbeeld, had als titel bij het verslag over de strijd: “De werklozen van de metaal verzetten zich tegen de aanwerving van vreemdelingen”, wat neerkomt op een schandalige leugen. Het zijn immers de werkloze arbeiders zelfs die het manoeuvre hebben aangeklaagd van het patronaat dat: “goedkope werkkrachten laat komen onder voorwaarden die dichtbij slavernij staan”.
De bourgeoisie is een cynische en machiavellistische klasse. Zij werft vreemde arbeiders aan en onderwerpt ze aan loonvoorwaarden die ver beneden die van de arbeiders van het land zelf liggen. Als deze zich dan verzetten tegen dergelijke aanwervingen, beschuldigt zij hen onmiddellijk van racisme, van vreemdelingenhaat, van verdediging van 'ideeën van uiterst rechts, van nationalisme, enz.., terwijl het antwoord van deze arbeiders helemaal niet ingaat tegen hun klassebroeders, maar tegen het feit van het scheppen van een precedent bij de aanwerving onder lagere loonvoorwaarden, wat neerkomt op een neerwaartse druk op de loonvoorwaarden van allen. Dat hebben wij ook kunnen zien in Groot-Brittannië tijdens de strijd van de bouwvakkers (2) en ook tijdens de strijd van de arbeiders van Sestao (3).
Op 3 februari trokken de werklozen naar de poorten van de Astilleros Barreras (het belangrijkste bedrijf in deze sector van de scheepswerven) met de bedoeling om een gemeenschappelijk algemene vergadering te houden met de arbeiders van dit bedrijf. Aangezien de poorten gesloten waren, begonnen zij slogans te roepen door de megafoon en begonnen zij hun eisen uit te leggen tot uiteindelijk de grote meerderheid van de werkenden de installaties verlieten en zich bij de werklozen voegden. Volgens een verslag van Europa-Press “vijf anti-rellen combi's van de politie verschenen op het terrein. De politiemacht werd over het hele terrein ontplooid voorzien van geweren met rubberkogels en schilden, maar tenslotte werden de 'ordestrijdkrachten' teruggetrokken op het rond punt van Beiramar ”. De info van Europa-Press ging verder als volgt: “Tenslotte vertrok een groep samengesteld uit werklozen en arbeiders in een betoging in de richting van Bauzas, en op dit traject sloten arbeiders van andere scheepswerven van de zone (zoals Cardam, Armon en Freire Así), zich bij hen aan, zodat alle activiteit stilviel in de hele scheepswerfindustrie”.
Wij zien hoe in deze ervaring de solidariteit en de eenheid concreet tot uiting komt onder de kameraden die werkloos zijn en diegenen die nog aan het werk zijn: de gezamenlijke algemene vergaderingen, de straatbetogingen om de strijd aan andere arbeiders bekend te maken, de communicatie en de directe band met de arbeiders van andere bedrijven om hen te winnen voor de gemeenschappelijke strijd. Anders gezegd, hetzelfde van wat er gebeurde in Vigo in 2006. (4): de arbeiders namen weer de proletarische strijdmethodes op, die niets te maken hebben met de verdeling, het corporatisme en de passiviteit, die zo typisch zijn voor de vakbondsmethodes. (5)
Op 4 februari vonden er opnieuw acties plaats. Rond tien uur 's morgens trokken de werklozen opnieuw naar de poorten van Astilleros Barreras. En nogmaals kwamen hun kameraden van het bedrijf naar buiten om hen te vervoegen in de strijd. Ondanks de ontplooiing van de politie, vertrokken allen weer samen in een betoging. Volgens El Faro de Vigo, “Het protest werd gisteren in het oog gehouden door een sterke ontplooiing van de politie. Er zijn momenten van spanning geweest, maar tenslotte waren er geen schermutselingen. De werklozen betoogden in de zones van Beiramar en Bouzas de Vigo, vergezeld door de arbeiders van de sector, en zij kondigden aan dat zij zouden verder gaan met de mobiliseringen zolang de patroons het niet aanvaardden om met hen de problemen te regelen die er bestaan bij de aanwerving van het personeel, en die zij aanklagen”.
Wij beschikken over geen verdere informatie. Maar wij denken dat deze feiten veelbetekenend zijn voor de strijdbaarheid en de bewustwording van de arbeiders, voor het zoeken naar eenheid en solidariteit tegenover de gemene streken die het kapitaal ons levert.
Wij drukken onze solidariteit uit met onze kameraden in strijd. Wij moedigen iedereen aan de lessen te trekken en een actieve solidariteit te ontwikkelen. Het ontbreekt niet aan motieven: wij hebben net de kaap van 4 miljoen werklozen overschreden, de regering kondigt de verlenging aan van de pensioenleeftijd tot 67 jaar, de verhoging van het aantal jaren afdracht, enz....
IKS / 5.2.2010
1. Deze bijdrage konden wij schrijven dank zij een boodschap van 3 februari 2010 door een lezer via onze 'commentaren' op onze site: https://es.internationalism.org/node/2765#comment-636 [35]
Om deze beweging beter te begrijpen, verwijzen we onze lezers ook naar de artikels over de strijd in deze stad in 2009:'A Vigo, en Espagne; les méthodes syndicales mènent tout droit à la défaite' https://fr.internationalism.org/icconline/2009/a_vigo_en_espagne_les_met... [36]ènent_tout_droit_à_la_défaite.html
En over de beweging van 2006: 'Grève de la métallurgie à Vigo en Espagne: Une avancée dans la lutte prolétarienne' https://fr.internationalism.org/ri369/espagne.htm [37]
2, Zie: 'Strijd van de bouwvakarbeiders in Groot-Brittannië,
3. “
4. “
5. Over de vakbondssabotage, lees ons artikel van september 2009: “Vigo (Espagne)
Griekenland, Portugal, Spanje, Ierland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië... overal dezelfde crisis, overal dezelfde aanvallen. De bourgeoisie kondigt openlijk de kleur aan. Haar koude en onmenselijke opvatting valt in enkele woorden samen te vatten: “Als jullie het ergste willen vermijden, de economische catastrofe en het bankroet, dan moeten jullie de broeksriem aanhalen zoals nog nooit tevoren !” Natuurlijk verkeren niet alle kapitalistische staten meteen in dezelfde situatie van oncontroleerbaar tekort en onvermogen te betalen, maar ze weten allen dat ze onherroepelijk in die richting gedreven worden. En ze gebruiken allemaal die werkelijkheid om hun platte belangen te verdedigen. Waar kunnen ze het geld vinden dat nodig is om hun monsterachtige tekorten een beetje aan te zuiveren ? Ver hoeven ze niet te zoeken. Terwijl sommigen onder hen al overgegaan zijn tot het offensief tegen de arbeidersklasse, bereiden allen ideologisch het terrein voor.
Het Grieks soberheidsplan dat bedoeld is om de openbare tekorten te verminderen is uiterst brutaal en ongehoord cynisch. De Griekse minister van financiën heeft zonder verpinken verklaard dat “de ambtenaren zullen moeten getuigen van patriottisme... en het voorbeeld geven” (in La Tribune, 10-2-2010). Ze zouden zonder morren en zonder verzet moeten aanvaarden dat hun lonen verlaagd worden, hun premies geschrapt, dat degenen die met pensioen gaan maar mondjesmaat vervangen worden, dat de pensioenleeftijd omhoog gaat tot boven de 65 en dat ze tenslotte zonder veel gedoe kunnen ontslagen worden. Dat alles om de nationale economie te verdedigen, die van de staat die hen uitbuit, van de bazen en andere bloedzuigers. Alle Europese nationale bourgeoisieën namen actief deel aan het uitwerken en doorvoeren van dit drastisch soberheidsplan. Duitsland, Frankrijk en zelfs Spanje besteden zeer bijzondere aandacht aan het beleid en de aanvallen die door de Griekse staat gevoerd worden. Ze willen het proletariaat over heel de wereld volgende boodschap toezenden: “Kijk naar Griekenland, de bewoners van dat land moeten offers brengen om de economie te redden. Jullie zullen straks hetzelfde moeten doen.”
Na de Amerikaanse huishoudens, de banken, de ondernemingen, is nu de tijd gekomen waarin het de staten zelf zijn die volop de klappen krijgen van de economische crisis en die met bankroet bedreigd worden. Resultaat: ze moeten op hun beurt genadeloze aanvallen organiseren. Ze zullen in de komende maanden een drastische vermindering organiseren van het aantal ambtenaren, van de 'productiekosten' in het algemeen en dus van het levenspeil van ons allemaal. De bourgeoisie beschouwt de arbeiders als vee dat ze naar de slachtbank kan drijven als haar lage belangen daarom vragen. De situatie is identiek in Portugal, Ierland en Spanje: dezelfde brutale plannen, dezelfde cataloog van maatregelen tegen de arbeiders. In Frankrijk en in Nederland maakt heel de bourgeoisie zich klaar om dezelfde weg op te gaan. Maar dit is niets typisch voor de eurozone alleen. In de Verenigde Staten, het machtigste land ter wereld, telt men na twee jaartjes crisis 17% werklozen, 20 miljoen nieuwe armen en 35 miljoen personen die overleven dankzij voedselbonnen. En elk jaar komt er een pak miserie bij.
Hoe is het zover gekomen? Voor heel de bourgeoisie, in het bijzonder voor haar uiterst-linkse fractie, is het antwoord heel eenvoudig. Het zou enkel de fout zijn van de bankiers en de mastodonten zoals Goldman Sachs en andere J.P. Morgans. Het klopt dat het financieel systeem dolgedraaid is. Niets anders is meer van tel dan het onmiddellijk belang, volgens het oude motto “na mij de zondvloed”. Ondertussen weet iedereen dat het die grote banken zijn die om steeds meer geld te verdienen het onvermogen om te betalen van Griekenland bespoedigd hebben door op dat failliet te rekenen en aan te sturen. Ze zullen morgen ongetwijfeld hetzelfde proberen met Portugal of Spanje. De grote wereldbanken en de financiële instellingen zijn niets dan aasgieren. Maar dat beleid van de financiële wereld, dat uiteindelijk suïcidaal is, is niet de oorzaak van de crisis van het kapitalisme. Het is integendeel een gevolg ervan (dat op een zeker moment in zijn ontwikkeling, er zelf een verergerende factor van wordt).
Zoals gewoonlijk liegt de bourgeoisie van alle slag ons iets voor. Ze trekt voor de ogen van de arbeidersklasse een waar rookgordijn op. Voor haar is de inzet groot. Het gaat erom alles in 't werk te stellen om te beletten dat de arbeiders het verband zouden leggen tussen de groeiende insolvabiliteit van de staten en het failliet van het gehele kapitalistische systeem. Want dat is precies de waarheid: het kapitalisme is dodelijk ziek en de dolgedraaide financiële wereld is daar één van de zichtbare gevolgen van.
Toen deze crisis halfweg 2007 met volle kracht uitbrak, kwam overal, met name in de Verenigde Staten het failliet van het banksysteem aan het licht. Die situatie was enkel het resultaat van tientallen jaren algemene schuldenmake-rij, aangemoedigd door de staten zelf teneinde compleet uit het niets de nodige markten te creëren waarop de waren verkocht konden worden. Maar toen tenslotte particulieren en bedrijven, gewurgd door die leningen, niet meer in staat bleken ze terug te betalen, bevonden de banken zich aan de rand van de ineenstorting, en in hun kielzog heel de economie. Op dat moment moesten de staten een heel pak schulden uit de privésector op zich nemen en dure en reusachtige relanceplannen in gang zetten om te proberen de recessie binnen de perken te houden.
Nu zijn het dus de staten zelf die tot over hun oren in de schulden steken en niet in staat zijn hun eigen schulden te beheren (terwijl de privésector ondertussen verre van gered is) en in een situatie terechtkomen van potentieel bankroet. Natuurlijk is een staat geen onderneming, en als hij niet meer kan betalen kan hij niet gewoon de sleutel onder de mat leggen. Hij kan er nog op hopen zich verder in de schulden te steken door steeds meer intresten te betalen, onze spaarcenten in te pikken, nog meer papiergeld bij te drukken. Maar toch komt het moment waarop de schulden, of minstens de intresten daarop, moeten betaald worden, ook door de staat. Om dat te begrijpen volstaat het te kijken naar wat vandaag gebeurt met de Griekse, de Portugese en zelfs de Spaanse staat. In Griekenland heeft de staat geprobeerd dat te financieren met een lening op de internationale markt. Het resultaat liet niet op zich wachten. Iedereen kwam op de proppen met kortlopende rekeningen, wetend dat de Griekse staat in geldnood zat, tegen intrestvoeten van meer dan 8%. Onnodig te zeggen dat dergelijke financiële situatie onhoudbaar is. Welke oplossing blijft er dan over? Andere kortlopende leningen vanwege andere staten, zoals Duitsland of Frankrijk. Maar opgelet : die mogendheden kunnen vandaag de Griekse put vullen, maar zullen morgen niet meer in staat zijn Portugal, Spanje of nog minder Groot-Brittannië te hulp te snellen... Ze zullen daar nooit genoeg middelen voor hebben. En in ieder geval kan zo'n politiek al snel enkel leiden tot hun eigen financiële verzwakking. Zelfs een land als de Verenigde Staten, dat nochtans kan steunen op de internationale heerschappij van zijn dollar, ziet zijn openbaar deficit van jaar tot jaar toenemen. De helft van de Amerikaanse staten zijn failliet. In Californië betaalt de regering haar ambtenaren niet langer in dollars, maar wel in een 'lokale munt', bons die enkel gebruikt kunnen worden in Californië zelf!
Kortom, geen enkele economische politiek kan tenslotte de staten redden uit hun insolvabiliteit. Om de deadlines wat uit te stellen bestaat er geen andere keus dan hun 'uitgaven' drastisch te snoeien. Dat is precies de zin van de plannen die in Griekenland, Portugal, Spanje, en morgen onvermijdelijk in de andere landen, doorgevoerd worden. Het gaat niet langer om soberheidsplannen zoals de arbeidersklasse er regelmatig gekend heeft sinds het einde van de jaren 1960. Wat nu aan de orde is, is de arbeidersklasse zwaar te laten betalen voor het voortbestaan van het kapitalisme. Het beeld dat we voor ogen moeten houden, zijn de eindeloze rijen wachtenden van arbeidersfamilies die aanschuiven bij de bakkerijen in de jaren 1930 voor een stuk brood. Dat is de enige toekomst die de crisis zonder uitkomst van het kapitalisme belooft. Tegenover de groeiende ellende kan alleen de massale strijd van de internationale arbeidersklasse het vooruitzicht openen op een nieuwe samenleving door dit systeem omver te werpen dat gebaseerd is op uitbuiting, warenproductie en winst.
Tino / 26.02.10
Bij de spoorwegen
Op 15 februari 2010 kwamen in België 19 mensen om het leven (waaronder een treinbestuurder) en werden er 170 reizigers gewond toen twee passagierstreinen frontaal op elkaar botsten. Met één klap kwamen opnieuw de veiligheidsmankementen aan het licht bij de spoorwegen. Alhoewel er in het verleden reeds meerdere dodelijke ongevallen met een gelijkaardige achtergrond plaatsvonden moesten de Belgische spoorwegen, die onder druk van de EU sedert 2005 een modernere veiligheidsnorm moesten invoeren, naar aanleiding van het ongeval toegeven dat slechts een derde van de lokale treinstellen is uitgerust met de overeenkomstige beveiligingssystemen. Terwijl de Belgische spoorwegen tot de oudste van het Europese continent behoren, de eerste spoorlijn werd geopend in 1835, en dit oude industrieland nog steeds beschikt over het dichtste spoornet ter wereld, zijn nu 175 jaar later nog niet alle treinstellen uitgerust volgens de modernste veiligheidsnormen, die het treinstel tot stilstand brengen wanneer een stoplicht genegeerd wordt. Deze om wraak roepende afgrond, die gaapt tussen wat er vandaag technisch mogelijk is en de alledaagse werkelijkheid, bestaat niet in een derde wereld land, maar in een van de oudste industrielanden, waar de zetel is van de EU-bureaucratie. Ook in de leidende industriële natie van Europa, Duitsland, dat lange tijd wereldwijd het uitvoerland bij uitstek was, dankzij zijn hoogtechnologische producten, leidt de druk van de crisis en het grenzeloze winstbejag steeds meer tot het aantasten van de veiligheid. Na het ontsporen van een ICE-3 trein in de zomer van 2008, moesten de Duitse spoorwegen bij het grootste deel van de beschikbare 250 ICE-3 treinstellen de wielassen veranderen voor een bedrag van meerdere honderden miljoenen Euro's. Ondertussen leven de bewoners van Berlijn nu al maandenlang met de gevaren van de besparingspolitiek en het winstbejag van de Duitse spoorwegen. De breuk bij een wielschijf, die in mei 2009 leidde tot de ontsporing van een S-Bahn trein, dwong tot de herkeuring van het gehele S-Bahn park in Berlijn. (...) Ook hier gaar het om een kostenplaatje van minstens 350 miljoen Euro's. Dat er de laatste weken ontsporingen waren van zware goederentreinen wijst er alleen op hoe groot het gevaar is voor nog meer ongevallen. (…)
De Belgische treinbestuurders toonden hierop de enige juiste reactie door de dag na het ongeval in grote delen van het land het werk neer te leggen uit protest tegen de arbeids- en veiligheidsomstandigheden.
Nadat in maart 2009 in Keulen het historische stadsarchief en de belendende woningen instortten, waarbij twee bewoners omkwamen, hebben eerste vaststellingen toestanden blootgelegd die totnogtoe hoofdzakelijk gangbare praktijken waren in derde wereld landen. Het is nu al duidelijk dat bij de bouw van de metro slechts 17% van de vereiste staalbeugels aangebracht werden, wat betekent dat 83% niet ingebouwd werd. Een deel ervan werd bij een geplande stopplaats door de arbeiders doorverkocht aan een schroothandelaar. Dit duidt zeker op het feit dat de lonen laag zijn en de werktijden en arbeidsomstandigheden ellendig. Wanneer het waar zou blijken dat relevante beveiligingsdelen door de arbeiders op massale wijze niet werden ingebouwd en in plaats daarvan verpatst werden, zou dit een gedrag zijn dat de ethische maatstaven van de arbeidersklasse aantast. Zij staan in tegenstelling tot de houding van de spoorarbeiders in België.
Tot nu toe gold in de hoog geïndustrialiseerde het respecteren van bepaalde veiligheidsnormen als algemeen aanvaard, omdat het onmisbaar was voor het enigszins rimpelloos laten functioneren van het productieproces. Wat nu, zoals bij de meest recente onderzoekingen bij de bouw van de metro in Keulen, aan het licht gekomen is betekent dat men een drempel heeft overschreden. “Massaal vervalste verslagen, gestolen en niet ingebouwde beveiligingsbeugels, illegale bronnen, teveel afgepompt bronwater, steeds terugkerende scheuren in de zijwanden, vooral door gebrek aan controle” kwamen aan het licht, kortom, “geklungel, verduistering, zaken die in de doofpot gestopt en systematisch vervalst werden” (Kölner Stadtanzeiger, 19.02.2010). (…) Vanaf nu dreigt ook het gevaar dat zulke gedragingen ingang vinden in de hoog ontwikkelde industriestaten, wier structuren tot nu toe niet zo erg geplaagd waren van een alles doordringende corruptie. (…)
Het neerstorten van een Airbus toestel in juni 2009 (met 228 mensen aan boord) bracht volgens de informatie van 'Der Spiegel' een gevaarlijke beveiligingslacune aan het licht, bij alle toestellen die toen werden goedgekeurd: de snelheidssensoren berusten op specificaties van 1947 – nog vóór het begin van het tijdperk van de straalvliegtuigen. De verdachte sensoren, wier bevriezing zeer waarschijnlijk geleid heeft tot het neerstorten van de Airbus A330, hoeven maar te werken tot een temperatuur van min 40 graden Celsius. Maar de huidige passagiersvliegtuigen vliegen bijna altijd op hoogtes waar beduidend lagere temperaturen bestaan. Een andere techniek kan al enige jaren als bijzondere uitrusting voor de Airbus toestellen besteld worden. Maar Air France weigert nog altijd om het 300.000 Euro's kostende systeem met de naam 'Buss' aan te schaffen.
(http://www.spiegel.de/wissenschaft/technik/0,1518,679180,html [40])
EB / 26.02.2010
Dit is een ingekorte versie van een artikel dat wij volledig gepubliceerd hebben op het Duitstalige deel van de website www.internationalism.org [41].
Met de verergering van de economische crisis en de sociale ontbinding overal in de wereld worden de levensomstandigheden steeds ondraaglijker, in het bijzonder in de landen van de Derde Wereld. In de komende jaren zullen de gevolgen van de ontbinding,en van de oorlog, maar ook van de klimaatverandering maken dat het vraagstuk van de immigratie waarschijnlijk nog belangrijker zal worden in de toekomst. In dit artikel zullen wij de historische rol onderzoeken van de immigratie van bevolkingen in de geschiedenis van het kapitalisme. De geschiedenis van het vraagstuk van de immigratie in de schoot van de arbeidersbeweging, de immigratiepolitiek van de bourgeoisie en een oriëntering voor de tussenkomst van de revolutionairen zullen aangesneden worden in een tweede artikel.
De Verenigde Naties schatten dat 200 miljoen immigranten -ongeveer 3% van de wereldbevolking- buiten hun land leven, het dubbele van in 1980. In de VS werden 33 miljoen inwoners geboren in het buitenland, ongeveer 11,7% van de bevolking; in Duitsland 10,1 miljoen, 12,3%; in Frankrijk 6,4 miljoen, 10,7%; in het Verenigd koninkrijk 5,8 miljoen, enz.(1) De bronnen van regeringen en de media schatten dat er meer dan 12 miljoen clandestiene immigranten zijn in de Verenigde staten en meer dan 8 miljoen in de Europese Unie. In deze context is de immigratie een brandend politiek vraagstuk geworden in alle kapitalistische metropolen en zelfs in de Derde Wereld.
Alhoewel er variaties bestaan volgens de landen en hun specificiteiten, volgt de houding van de bourgeoisie tegenover deze immigratie over het algemeen het zelfde patroon in drie luiken: 1) de immigratie aanmoedigen omwille van economische en politieke motieven 2) ze gelijktijdig beperken en proberen onder controle te houden 3) ideologische campagnes orkestreren om racisme en vreemdelingenhaat aan te wakkeren tegen de immigranten om de arbeidersklasse te verdelen.
De immigratie aanmoedigen: De heersende klasse rekent op gastarbeiders, legale of illegale, om slecht betaald werk te doen dat weinig aantrekkelijk is voor de arbeiders van het land zelf, en om te dienen als een reserveleger van werklozen en onderbetaalde werkkrachten om de lonen van de hele arbeidersklasse te drukken en te verhelpen aan de vermindering van de arbeidskrachten als gevolg van de veroudering van de bevolking en de daling van het geboortecijfer. In de Verenigde Staten is de heersende klasse zich er erg goed van bewust dat gehele industrietakken, zoals de kleinhandel, de bouw, de vlees- en pluimveebehandeling, de schoonmaakdiensten, de hotels, de horeca, de gezondheidszorgen aan huis en de kinderoppas voor het grootste deel gastarbeiderswerk zijn, legaal of illegaal. Om die reden zijn de eisen van uiterst rechts, om 12 miljoen illegale immigranten terug te sturen en de legale immigratie te verminderen, helemaal geen rationeel politiek alternatief voor de heersende fracties van de bourgeoisie en werden ze verworpen als irrationeel, onwerkbaar en schadelijk.
Beperken en controleren: Tezelfdertijd erkent de heersende fractie de noodzaak om het vraagstuk van het statuut van de immigranten zonder papieren op te lossen. Om een controle te behouden over een veelheid van sociale, economische en politieke problemen en daarbij inbegrepen het bestaan en toekennen van medische en sociale zorgen en onderwijs... Om die reden werden er de laatste jaren verschillende hervormingen doorgevoerd in de Verenigde Staten en in in Europa (Schengen) met de min of meer openlijke steun van de verschillende fracties van de bourgeoisie die de immigratie proberen te controleren.
De ideologische campagnes: De propagandacampagnes tegen de immigranten variëren al naar gelang de landen, maar de kern van de boodschap is merkwaardig gelijkaardig. Ze mikken in de eerste plaats op de 'latino's' in de Verenigde staten en op de moslims in Europa, onder het voorwendsel dat de laatste immigranten, in het bijzonder die zonder papieren, de verantwoordelijken zouden zijn van de verergering van de economische crisis en de sociale omstandigheden waaraan de arbeidersklasse van 'het land' zelf mee geconfronteerd wordt. Want zij zouden met de jobs gaan lopen, zouden de lonen doen dalen, zouden de scholen overbevolken met hun kinderen, zouden de sociale bijstandsorganisaties leegzuigen, zouden de criminaliteit en de sociale ellende doen toenemen. Het is een klassiek voorbeeld van de verdeel en heers strategie van de bourgeoisie , de arbeiders zodanig te verdelen dat zij elkaar er wederzijds van beschuldigen verantwoordelijk te zijn voor hun problemen, dat zij elkaar bevechten om de kruimels, eerder dan te in te zien dat het kapitalistische systeem verantwoordelijk is voor hun leed. Het dient om de capaciteit te ondermijnen van de arbeidersklasse om zich bewust te worden van haar identiteit als klasse en van haar eenheid, waarvoor de bourgeoisie vooral beducht is. De werkverdeling in de schoot van de bourgeoisie kent aan haar rechtervleugel de taak toe om het anti-immigranten sentiment, met een min of meer groot succes, aan te wakkeren en uit te buiten in alle grote kapitalistische metropolen, en het vindt een echo in sommige sectoren van het proletariaat.
In zijn bloeiperiode kende het kapitalisme een enorm belang toe aan de mobiliteit van de arbeidersklasse als een factor in de ontwikkeling van zijn productiewijze. Onder het feodalisme, zat de arbeidende bevolking vastgekluisterd aan de grond, en verplaatste zich bijna niet tijdens haar hele leven. Door de landbouwers te onteigenen heeft het kapitalisme brede lagen van de bevolking gedwongen om het platteland te verlaten voor de stad, om daar hun arbeidskracht te verkopen, en een onmisbare reserve aan arbeidskracht te worden.(2) “Bij het begin van het kapitalisme, tijdens zijn periode van 'primitieve accumulatie', werden de banden van de eerste loonarbeiders met hun feodale heren verbroken” en de “de revoluties... beroofden de grote massa's van hun productiemiddelen en traditionele bestaansmiddelen, ze wierpen hen lukraak op de arbeidsmarkt, proletariërs zonder hebben noch houden. Maar de basis van deze evolutie was de onteigening van de landbouwers” (3). Met het voortschrijden van de bloeiperiode van het kapitalisme, werd de massale immigratie van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling van het kapitalisme in zijn periode van industrialisering. De beweging en het verplaatsen van massa's arbeiders naar die plaatsen waar het kapitaal er behoefte aan had waren essentieel. Van 1848 tot 1914, verlieten 50 miljoen mensen Europa en de grote meerderheid ging in de Verenigde Staten wonen. In 1900 bedroeg de Amerikaanse bevolking bij benadering 75 miljoen mensen; in 1914 ongeveer 94 miljoen. Tijdens deze periode voerde de Amerikaanse bourgeoisie wezenlijk een politiek van volledige openheid van de immigratie. Wat de gastarbeiders motiveerde om zich te ontwortelen was de belofte van hun lotsverbetering, het wegvluchten uit de armoede en de honger, voor de onderdrukking en het tekort an vooruitzichten.
Gepaard gaand met haar politiek van aanmoediging van de immigratie aarzelde de bourgeoisie niet om, tegelijkertijd, campagnes te voeren van vreemdelingenhaat en racisme om de arbeidersklasse te verdelen. Men, zette diegenen die men 'inheemse' arbeiders noemde – en waarvan sommigen zelf afstamden van de tweede of derde generatie van immigranten – op tegen de nieuw aangekomenen, die men aankloeg omwille van hun taalkundige, culturele en religieuze verschillen. Zelfs onder de nieuw aangekomenen werden de etnische verschillen gebruikt als voedsel voor de strategie van verdeling. De bourgeoisie gebruikte deze tactiek van 'verdeel en heers' om in te gaan tegen de historische tendens naar eenheid van de arbeidersklasse en om het proletariaat te onderwerpen. In een brief aan Hermann Schlüter, in 1892, noteerde Engels: “Uw bourgeoisie weet veel beter dan de Oostenrijkse regering hoe de ene nationaliteit tegen de andere uit te spelen: Joden, Italianen, Bohemen, enz.. tegen Duitsers en Ieren, en ieder van hen tegen de anderen”.(4) Dit is een klassiek wapen van de klassevijand.
Terwijl de immigratie in de bloeiperiode van het kapitalisme voor het grootste deel gevoed werd door de nood aan arbeidskracht van een historisch progressieve productiewijze,werden de motieven van de immigratie veel negatiever met het vertragen van de exponentiële groeivoeten in de vervalperiode. De nood om te vluchten voor vervolging, honger en armoede, die vele miljoenen arbeiders in de bloeiperiode dwong om te emigreren om werk en een beter leven te vinden, werd in de vervalperiode onvermijdelijk verscherpt. De nieuwe kenmerken van de oorlog in het verval gaven namelijk nog een nieuwe impuls aan de massale emigratie en de stroom van vluchtelingen. Met het begin van het verval, veranderde de aard van de oorlog op beslissende wijze, doordat hij heel de bevolking er bij betrok en heel het economisch apparaat van het nationaal kapitaal. Dit veroorzaakte massale migraties van geterroriseerde en gedemoraliseerde vluchtelingen in de 20e en ook nu in de 21e eeuw.
De emigranten die hun land ontvluchten worden onderweg nog eens vervolgd door de corrupte politie en militairen, door de maffia en de criminelen... Velen onder hen komen om of verdwijnen onderweg naar 'een beter leven'. Er dient opgemerkt te worden dat de kapitalistische gerechts- en ordediensten onbekwaam lijken of niets aan willen doen.
In de Verenigde Staten werd het verval vergezeld door een abrupte verandering: van een politiek van brede openheid voor de immigratie naar een regeringspolitiek van uiterst restrictieve immigratie. Met de verandering van de economische periode, was er globaal minder nood aan een voortdurende en massale stroom van arbeidskracht. Maar dat was niet de enige reden van een meer gecontroleerde immigratie, racistische en 'anti-communistische' factoren speelden ook mee. In de Verenigde Staten tijdens de 'Rode Schrik', die volgde op de revolutie in Rusland, werd van de arbeidsmigranten uit Oost-Europa gedacht dat ze een disproportioneel hoog aantal 'bolsjewieken' telden en van die van Zuid-Europa 'anarchisten'. Buiten het inperken van de immigratiestroom schiep de wet van 1924, voor het eerst in de Verenigde staten, het concept van de 'niet immigrante' buitenlandse arbeider, die wel naar de VS mocht komen maar niet het recht kreeg om er te blijven.
In 1950 werd er een wet aangenomen die erg beïnvloed was door het MacCarthyisme en de anti-communistische hysterie van de Koude Oorlog, die nieuwe beperkingen oplegde aan de immigratie onder de dekmantel van de strijd tegen het Russisch imperialisme. Op het einde van de jaren 1960, met het begin van de open crisis van het wereldkapitalisme, werd de Amerikaanse immigratie geliberaliseerd. De deur werd opengezet voor een stroom van immigranten, niet alleen uit Europa maar ook uit Azië en Latijns-Amerika. Dit weerspiegelde gedeeltelijk het verlangen van het Amerikaans kapitalisme om gelijke tred te houden met de Europese grootmachten die uit hun oude koloniale landen gekwalificeerde en getalenteerde arbeidskrachten zogen, dit noemde men de 'braindrain' van de onderontwikkelde landen, maar ook voor het leveren van slecht betaalde landarbeiders.Het niet verwachte gevolg van de liberalisering was een spectaculaire verhoging van de immigratie, legaal zowel als illegaal, in het bijzonder komende uit Latijns-Amerika.
In 1986werd een nieuwe wet uitgevaardigd om de toestroom van immigranten, vanuit Latijns-Amerika, proberen in te dijken en ze legde, voor het eerst in de geschiedenis van Amerika, sancties (boetes en zelfs gevangenisstraf) op aan de bazen die welbewust mensen zonder papieren aanwierven. De toestroom van illegale immigranten nam toe met de economische ineenstorting van de landen van de Derde Wereld tijdens de jaren 1970 en het bracht een emigratiegolf op gang van verarmde massa's die de nooddruft ontvluchtten. De enorme omvang van deze golf die aan de controle ontsnapte werd weerspiegeld in het recordaantal van 1,6 miljoen aanhoudingen van clandestiene immigranten door de Amerikaanse politie in 1986.
Op het vlak van de ideologische campagnes werd altijd de strategie van 'verdeel en heers' gebruikt tegenover de immigratie. De immigranten werden er van beschuldigd de metropolen te overrompelen, de lonen te doen dalen en ze te ontwaarden, de oorzaak te zijn van de epidemie van de misdadigheid en de 'culturele' vervuiling, de scholen te overspoelen, de sociale programma's te belasten – kortom van alle denkbare sociale problemen. Deze tactiek werd overal gebruikt in de Verenigde Staten en in gans Europa.
Sterk op elkaar lijkende ideologische campagnes tonen aan dat de massale immigratie een uiting is van de globale economische crisis en de de sociale ontbinding die in alle landen verergeren. Dit heeft allemaal tot doel om hindernissen op te werpen en de ontwikkeling te beletten van het klassebewustzijn bij de arbeidersklasse en te proberen hen te beduvelen zodat zij niet inzien dat het kapitalisme de oorzaak is van de oorlogen,de economische crisis en alle sociale problemen die kenmerkend zijn voor zijn sociale ontbinding.
De sociale weerslag van de verergering van de ontbinding en van de crises die daarmee gepaard gaan, evenals de ontwikkeling van de ecologische crisis, zullen in de komende jaren ongetwijfeld miljoenen vluchtelingen doen toestromen naar de ontwikkelde landen. Ook al worden deze plotse massale bevolkingsbewegingen anders behandeld dan de gewone immigratie, toch weerspiegelen ze altijd de fundamenteel onmenselijke aard van de kapitalistische maatschappij. De vluchtelingen worden dikwijls bijeengedreven in kampen, gescheiden van de maatschappij rondom hen en slechts druppelsgewijs losgelaten, soms na ettelijke jaren. Zij worden meer behandeld als gevangenen en ongewensten dan als leden van de menselijke gemeenschap. Een dergelijke houding staat volkomen in tegenstrijd met de internationalistische solidariteit van het proletarisch perspectief.
Jerry Grevin / Verkorte versie uit International Review nr.140, 1e kwartaal 2010.
Noten:
1. Bron: Muenz Rainer: 'Population and Migration in 2005' Retrieved September 2009 from: http://www.migrationinformation.org/USFocus/display [42]. [42] http://www.migrationinformation.org/USFocus/displayCfm?ID=402 [43]
2. Zie Internationalisme nr., World Revolution nr.300 & Révolution Internationale nr.253, februari 1996.
3. Marx, Het kapitaal , vol I, hfst 26
4. In 'Marx and Engels on the Irish Question', Progress Publishers, 1971, p.354.
Wij hebben op 3 maart op onze website in het Spaans, een commentaar ontvangen omtrent de toestand van de inwoners van de arbeiders- en volkswijken van de agglomeratie van Concepción, als gevolg van de aardbeving van eind februari 2010. In tegenstelling tot de propaganda van de media op internationale schaal, die het gedrag van de lokale bevolking belasterden door hen te beschrijven als daders van 'schandalige plunderingen', zet deze tekst de werkelijke feiten recht door het aanstippen van de waarachtige proletarische geest van solidariteit en onderlinge hulp die de arbeiders bezielden bij het herverdelen van de goederen. Dit in tegenstelling tot de roofzuchtige acties van de gewapende bendes waartegen de arbeidersbevolking heeft geprobeerd om haar eigen verdediging in handen te nemen en te organiseren.
(vanwege een anonieme kameraad)
Het zou wenselijk zijn dat in de mate dat jullie [de IKS] die dit verspreidingsmiddel [onze website] hebben, verslag geven van wat er aan de hand is in Concepción en zijn omgeving (1), net zoals in andere regio's van Chili die zwaar getroffen werden door de aardbeving. Het is geweten dat vanaf de eerste momenten de mensen blijk hebben gegeven van het meest evidente gezond verstand door naar de warenhuizen te gaan waar voedsel opgeslagen lag om er te nemen wat zij nodig hadden. Dit is zo logisch, zo rationeel, zo noodzakelijk en onvermijdelijk dat het als absurd overkomt om daar kritiek op te leveren. De mensen hebben een spontane organisatie opgezet (vooral in Concepción) om melk te verdelen, babyluiers en water, naargelang de noden van iedereen, en rekening houdend met, onder andere, het aantal kinderen per familie. De noodzaak om de producten te nemen die ter beschikking waren was zo evident en de vastbeslotenheid van het volk om in leven te blijven zo krachtig dat zelfs de politieagenten uiteindelijk de mensen hielpen bij het naar buiten halen van de levensmiddelen van de supermarkt Leader in Concepción, bijvoorbeeld. En toen men probeerde om de mensen dit enige redelijke handelen te beletten, werden de installaties in kwestie eenvoudigweg in brand gestoken, om de eenvoudige en logische reden dat wanneer tonnen etenswaren uiteindelijk ter plekke gaan rotten in plaats van logisch gezien te worden geconsumeerd, het beter is om ze te verbranden om zo bijkomende besmettingshaarden te voorkomen. Deze 'plunderingen' hebben het voor duizenden personen mogelijk gemaakt om gedurende enige tijd te overleven, in het duister, zonder drinkbaar water en zonder de minste hoop op enige hulp van waar dan ook.
Maar na een paar uur is de situatie compleet veranderd. Over de hele agglomeratie van Groot Concepción begonnen goed bewapende bendes, die zich verplaatsten in kwaliteitswagens, met het plunderen niet alleen van de kleinhandel, maar ook van de privé-woningen en van hele huizenblokken. Hun doel was om zich meester te maken van het beetje goederen die de mensen hadden kunnen recupereren in de supermarkten, evenals huishoudapparatuur, geld en alles wat deze bendes konden meegraaien. In bepaalde zones van Concepción hebben deze bendes de huizen beroofd, ze in brand gestoken en daarna onmiddellijk de vlucht genomen. De bewoners die in het begin zonder enige verdediging waren, begonnen zich te organiseren om zich te verdedigen, door bewakingsrondes te doen, door barricades op te werpen om de toegang tot de woonwijken te beschermen, en in enkele wijken door de de levensmiddelen in gemeenschap te beheren om de voeding van de inwoners te verzekeren.
Met dit korte overzicht van de ontwikkelingen in de afgelopen dagen, , beweer ik niet dat ik de informatie die geleverd wordt door de andere middelen wil 'vervolledigen'. Ik wil enkel de aandacht vestigen op alles wat deze kritieke situatie bevat vanuit een antikapitalistisch oogpunt. De spontane drang van de mensen om alles te nemen wat nodig is voor hun levensonderhoud, hun tendens tot dialoog, tot delen, tot het zoeken naar akkoorden en samen handelen, waren aanwezig van bij het begin van deze ramp. In onze omgeving hebben wij allemaal deze natuurlijke gemeenschapsdrang kunnen vaststellen onder verschillende vormen. Te midden van de verschrikkingen, die duizenden arbeiders en hun families beleefden,dook deze drang tot gemeenschapsleven op als een sprankje hoop in de duisternis, en herinnerde er ons aan dat het nooit te laat is om weer onszelf te worden.
Tegenover deze organische, natuurlijke, communistische tendens die het volk bezielde tijdens deze verschrikkelijke uren, verbleekte de staat en toonde hij wat hij is: een koud en machteloos monster. Ook heeft de brutale onderbreking van de helse cyclus van productie en consumptie, het patronaat overgeleverd aan de gebeurtenissen, op de loer wachtend tot de orde is hersteld. Zo heeft de toestand een echte bres geslagen in de maatschappij, waaruit de bron van een nieuwe wereld zou kunnen ontspringen die al leeft in de harten van de gewone mensen. Het werd dus dringend en noodzakelijk om ten koste van alles de oude orde van plundering, misbruik en diefstal te herstellen. Maar dit ging niet uit van de hoge sferen, maar van de bodem van de klassenmaatschappij: diegenen die tot taak hebben om de zaken terug op hun plaats te brengen, anders gezegd, met geweld de verhoudingen van terreur opdringen die de kapitalistische privé toe-eigening mogelijk maken. Het waren de maffia's van drugdealers die ingekapseld zitten in de volkswijken, de arrivisten onder de grootste arrivisten, de kinderen van de arbeidersklasse die zich aansluiten bij de bourgeois ten koste van de vergiftiging van hun broeders, van de sekshandel van hun zusters, van de consumptiedrift van hun eigen kinderen. Gangsters, anders gezegd kapitalisten in natuurlijke staat, plunderaars van het volk, veilig in hun 4x4 en bewapend met geweren, bereid tot intimideren en het pluimen van hun eigen buren of inwoners van anderen wijken om de zwarte markt proberen te monopoliseren en makkelijk geld te maken, anders gezegd : macht. Het feit dat deze individuen de natuurlijke bondgenoten zijn van de staat en de patroonsklasse blijkt uit het feit dat hun wansmakelijke misdaden door de media in de verf zijn gezet om paniek te zaaien in de hoofden van een al gedemoraliseerde bevolking en zo de militarisering van het land rechtvaardigt. Welk ander scenario had gunstiger kunnen zijn voor onze politieke en patronale heersers, die in deze rampzalige crisis niets anders zien dan een goede gelegenheid om goede zaken te doen en winsten verdubbelen door druk uit te oefenen op een arbeidskracht die overheerst wordt door schrik en wanhoop?
Van de kant van de tegenstanders van deze sociale orde is het zinloos om de lof te bezingen van de plunderingen, zonder de sociale inhoud van dergelijke acties te preciseren. Het is helemaal niet hetzelfde als een massa min of meer georganiseerde mensen, maar met een gemeenschappelijk doel voor ogen, de verdeling in handen neemt van de levensnoodzakelijke dingen om te overleven... en bewapende bendes die de bevolking bestelen om zichzelf te verrijken. De aardbeving van zaterdag de 27e heeft niet alleen de arbeidersklasse heel hard getroffen en bestaande infrastructuur vernietigd. Maar ze heeft ook ernstig de sociale verhoudingen overhoop gegooid in dit land. In een paar uur tijd, is de klassenstrijd met al haar kracht voor onze ogen opgedoken, ook al zijn ze misschien te gewend aan de televisiebeelden om het wezen van deze gebeurtenissen te vatten. De klassenstrijd is hier, in onze wijken die verworden zijn tot ruïnes in de duisternis, krakend en knarsend onder onze stappen, op de bodem zelf van de maatschappij, waar bij een dodelijke botsing twee soorten mensen eindelijk tegenover elkaar staan: aan de ene kant de vrouwen en mannen met een collectieve geest, die proberen elkaar te helpen en te delen ; aan de andere kant de anti-socialen die plunderen en op hen schieten om zo hun eigen primitieve accumulatie van kapitaal te kunnen beginnen. Hier, bij ons de onzichtbare en anonieme wezens van altijd, gedwongen in onze levens van uitgebuiten, van onze buren en onze ouders, maar bereid tot banden met allen die dezelfde bezitloosheid delen, Daar, bij hen, weinig talrijk, maar bereid om ons met geweld te beroven van het weinige of bijna niets dat wij onder elkaar kunnen delen. Aan de ene kant het proletariaat, aan de andere het kapitaal. Zo eenvoudig is dat. In vele wijken van dit verwoeste territorium, beginnen de mensen in deze vroege ochtenduren hun verdediging te organiseren tegen de bewapende horden. Op dit uur begint er een materiële vorm te ontstaan van klassebewustzijn van diegenen die zich verplicht zien om brutaal en in een oogwenk, te begrijpen dat hun levens aan henzelf toebehoren en dat niemand hen zal ter hulp komen.
Boodschap ontvangen op 3 maart 2010.
(1) De aardbeving had plaats op 27 februari 2010 in volle nacht, met een magnitude van 8,8. Ze veroorzaakte de dood van ongeveer 500 mensen, maar de tsunami die er op volgde voegde daar nog meer doden aan toe. Ze trof veel Chileense steden, waaronder de hoofdstad Santiago. Maar het was in de tweede agglomeratie van het land, die van Concepción (900.000 inwoners), waar de doden en de schade het ergste waren [nvdv].
Regering en media bazuinen het rond : België zou zonder te grote kleerscheuren de crisis doorstaan hebben dank zij haar sociale zekerheid. En ondertussen kleurt de economische hemel weer op zodat soberheid en besparingen binnenkort nog slechts een nare droom zouden zijn voor ons “rijk” landje. De voorbije wintermaanden trokken alle caritatieve verenigingen nochtans aan de alarmbel want door de groeiende armoede werden velen het slachtoffer van de bittere kou. Sneeuw en vorst zijn intussen verdwenen maar de thuis- en daklozen, de armoede in steeds grotere delen van de bevolking, die zijn niet verdwenen. De winterbeelden lieten trouwens maar het topje van de ijsberg zien want de armoede neemt wereldwijd toe. De tijd dat armoede in verband werd gebracht met Afrika, Azië of Latijns Amerika is lang vervlogen. Vandaag worden ook in Europa miljoenen mensen ermee geconfronteerd. Een Europeaan op de vijf wordt met armoede bedreigd, volgens recente cijfers van Eurostat en EU-SILC (Europese Unie/ Study on Income and Living Conditions). Volgens de gehanteerde definitie kent elkeen die onder de 60% grens valt van het inkomen van een mediaan gezin een verhoogd risico op armoede. In Spanje en Griekenland leeft reeds 20 % van de bevolking onder de relatieve armoedegrens en 4,5 % van de bevolking leeft in extreme armoede. In het Verenigd Koninkrijk groeit een derde van de kinderen op in armoede. Voor België gaat het over een goede 15% (1 op 7 gezinnen) en dit aantal stijgt (meer dan 1.500.000 personen). Dit cijfer ligt trouwens hoger dan in de andere ‘rijkere’ West Europese landen.
Bestaansonzekerheid wordt de regel voor een steeds groeiend deel van de arbeiders. En als deze bestaansonzekerheid blijft duren hebben ze ook geen middelen om voor zichzelf en voor hun kinderen een toekomst uit te bouwen in dit maatschappelijk systeem. Armoede in onze samenleving is niet enkel een financieel drama maar het strekt zich uit naar alle domeinen van de levenssfeer. Huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, maar ook sociale uitsluiting, isolement, perspectiefloosheid en extreme druk treffen daarom een steeds breder gamma van de bevolking. Dit alles vormt als het ware een vicieuze cirkel waardoor ganse gezinnen steeds dieper in de armoede wegzakken. Individuele drama’s en uitzichtloze revoltes als gevolg van deze situatie zijn dan ook bijna dagelijkse rubrieken in de media.
- de impact van de huidige economische crisis op de inkrimping van de arbeidsmarkt is groot : Vorig jaar groeide het ‘klantenbestand' van de RVA met ruim 10 % tot 1,3 miljoen en in 2010 wordt het nog erger (reeds 1,4 miljoen in maart). Nooit eerder in de RVA-geschiedenis waren er dat zoveel (en dit ondanks een agressief “controlebeleid” dat leidde in 2009 tot 90.000 (tijdelijke) schorsingen van de uitkering. (Agentschap Belga, 10.03.2010)). In Vlaanderen alleen was er een recordstijging op jaarbasis van 23,8 %. In landen als Ierland of Denemarken was er sprake in 2009 van een verdubbeling. In Nederland ging de werkloosheid met de helft omhoog, in Frankrijk met een kwart. De relatief lagere score van België heeft alles te maken met het bestaan van het systeem van tijdelijke werkloosheid, waarbij bedrijven hun overtollige arbeiders – en sinds kort (onder voorwaarden) ook bedienden – een tijdlang bij de RVA kunnen ‘parkeren', zonder ze te moeten ontslaan. In de maanden maart en april 2009 bereikten we ongeziene toppen van 25% van de totale arbeidersbevolking die tijdelijk economisch werkloos waren!
- Maar ook een groeiende proportie van de werkenden loopt een armoederisico. Door een precaire werksituatie of een ontoereikend loon komen vooral alleenstaande ouders (van 32 % in 2005 naar 40% in 2008 volgens EU-SILC), huishoudens met meerdere kinderen en personen met een niet-EU25 nationaliteit eerst in de armoedezone terecht. Ook de vele deeltijdse- en tijdelijke contracten, de precaire jobs leiden tot een verhoogd armoederisico. In 2006 had 14% van de personen onder de armoedegrens werk als voornaamste activiteit.
De tewerkstellingskansen worden kleiner en het feit werk te hebben is op zich geen garantie meer om niet in de armoedekringloop terecht te komen. Deze absolute verarming blijkt reeds duidelijk uit de daling van het aandeel loon in het nationale inkomen : dit is de laatste paar jaren gezakt van 60% naar 50%, volgens de nationale bank.
- De minimumuitkeringen – het leefloon, de minima in de pensioenen, in de invaliditeitsuitkeringen, enzovoort – liggen in België meer dan 100 euro lager dan de Europese armoedegrens!
- In België staan de minimumwerkloosheidsuitkeringen in verhouding tot de gemiddelde lonen zowat 40 % lager dan in het midden van de jaren zeventig.
- Vergeleken met de minieme stijging van de (laagste) lonen verloren de bijstandsuitkeringen in de loop van de jaren negentig terrein, met 10 % (België) tot 20 % (Zweden) en meer (Nederland).
Enerzijds wil de bourgeoisie de onproductieve kosten afbouwen : alle kosten die niet rechtstreeks tot haar productieproces behoren moeten tot het minimum herleid worden. Anderzijds gaat het ook om wat de burgerlijke sociologen de “zweepfunctie” noemen : de sociale uitkeringen moeten duidelijk lager blijven dan de arbeidsvergoedingen. Want om de lonen te verlagen mogen ze niet te dicht in de buurt van de uitkeringen komen om zogezegd “werk niet te ontmoedigen” (sic). Onder het mom van “sociale inclusie” wordt zo de uitsluiting van al wie niet geactiveerd kan worden gegarandeerd.
Het Belgisch pensioenstelsel is al enige tijd aan het aftakelen en is totaal ontoereikend. De forfaitaire tussenkomsten van de zorgverzekering zijn ontoereikend voor wie een laag pensioen heeft en een rusthuis betalen zit er voor deze mensen niet in. Het gemiddeld brutopensioen per werknemer is 925 euro (studie van Assuralia 10/02/2010). België heeft daarmee zowat de laagste pensioenen van West-Europa.
Aanvullende pensioensystemen worden alsmaar onvermijdelijk. Zij creëren echter niet alleen meer ongelijkheid, maar zijn ook mechanismen van structurele uitsluiting. Honderdduizenden niet-actieve mensen hebben geen toegang tot deze aanvullende stelsels. Voor de werklozen, meer dan 200.000 invaliden, arbeidsgehandicapte mensen of leefloners is er geen aanvullend systeem, want daarvoor heb je werk nodig. En wat met de interimwerknemers of de dienstencheque-poetsvrouw?
Nagenoeg alle Europese landen hebben de voorbije jaren hun pensioenstelsel al meerdere malen hervormd. In de jaren negentig werden ze 'in evenwicht gebracht' en werd het vervroegde pensioen afgeschaft. De hervormingen van de jaren 2000 moesten de zogenaamde stijgende levensverwachting opvangen en ook het feit dat er te weinig werkenden zijn die afdragen en te veel uitkeringstrekkers. Zoals reeds aangetoond wordt een steeds groter deel van de arbeidersklasse uitgesloten en slaagt de bourgeoisie er wereldwijd steeds minder in de nieuwe generaties in het arbeidscircuit in te schakelen; het inkomen uit loon zakt en dus komen de pensioenkassen in moeilijkheden. Door de pensioenleeftijd op te trekken verlaagt men in feite nogmaals de uitkering. Dit kondigt nog meer armoede aan!
- De schuldenlast van de gezinnen neemt toe. Steeds meer Belgen leven op krediet en hebben problemen om hun schuldenlast tijdig af te betalen. De kredietcentrale van de Nationale Bank van België noteerde eind 2009 4,9 miljoen mensen (op populatie van ±10,5 miljoen) die minstens één krediet hadden lopen. Welgeteld 356.611 van hen hadden een betalingsachterstand, een stijging van 3,6 %. Het totale achterstallige bedrag steeg in 2009 met liefst 16,1 % tot 2,16 miljard euro. In 2007 waren er 338.933 personen geregistreerd met een schuldoverlast [46]. Dit cijfer heeft enkel betrekking op consumentenkredieten en hypothecaire leningen. Schulden die verband houden met huur, gezondheidszorgen, telecommunicatie, energie... zijn hierin niet opgenomen.
- De kwaliteit van de huisvesting gaat sterk achteruit. Een groeiend deel van de arbeidersbevolking heeft weinig geld, zij zoekt naar een goedkopere woning, moet huren in het laagste segment van de privé huurmarkt (want het aantal sociale woningen is ontoereikend). Arbeidersgezinnen komen daardoor terecht in vochtige, kleine, onveilige huizen met onvoldoende sanitaire voorzieningen. Of ze worden helemaal dakloos. Nochtans, vormt een betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting een cruciaal gegeven in de spiraal van armoede en sociale uitsluiting.
Ongeveer 3 miljoen Europeanen zouden dakloos zijn, waarvan volgens officiële tellingen zo'n 20.000 in België (federale dienst Maatschappelijke Integratie). Volgens ramingen van onderzoeksgroepen van de Universiteit Antwerpen en de universiteit Luik zijn er in Vlaanderen 12 dak- en thuislozen per 10.000 inwoners (7.000), in Wallonië 25 per 10.000 inwoners (8.000) en in Brussel 30 per 10.000 inwoners (3.000).
Een aantal groepen ontsnappen wellicht aan de tellingen. Velen zijn maar even dakloos, anderen zijn ‘chronisch dakloos', nog anderen willen helemaal niet in het vizier komen, niet zelden omdat ze illegaal hier zijn. De groep thuis- en daklozen groeit en wordt ook jonger en vrouwelijker. Een snel groeiende groep zijn de uit hun woning gezette huurders. De ½ van de mensen die beneden de armoegrens leven vandaag heeft nog een huis door erfenis of verworven toen ze nog voldoende inkomen hadden. Maar 1 op 6 kan het niet verwarmen of onderhouden. (EU-SILC studie). Ook dit is een zoveelste indicatie over het verpauperingsproces dat aan de gang is !
- Het groeiende aantal geheel of gedeeltelijk afsluitingen van de energievoorzieningen is ook een aanduiding van de steeds erbarmelijk wordende levensvoorwaarden waarin mensen wonen. Aardgas is tussen begin 2003 en december 2009 50% tot 70% duurder geworden voor de grote meerderheid van de gezinnen, volgens een studie van de Belgische energieregulator. Voor een gezin met een gemiddeld verbruik dat zich met aardgas verwarmt, lag de eindprijs in december 2009 tussen de 35 en 40% hoger dan zes jaar geleden. Wat elektriciteit betreft toont de studie aan dat gezinnen met een klein verbruik bijna 40 % meer betaalden dan zes jaar geleden. In oktober 2009 zou Eandis, de grootste netbeheerder in Vlaanderen, meer dan 88.000 toegangspunten (elektriciteit en aardgas samen) op het distributienet hebben als sociale leverancier. Deze klanten werden dus allemaal gedropt door een commerciële leverancier, wegens het niet (kunnen) betalen van energiefacturen. In het Waalse Gewest genoten 37.991 afnemers van het sociaal tarief voor gas en 81.677 voor elektriciteit. (Commission Wallonne pour l’Energie – CwaPE, 2009).
- De gezondheidszorg neemt af. Ongezonde woonsituatie, opgedreven werkomstandigheden en goedkope onevenwichtige voeding leiden dikwijls tot gezondheidsproblemen. Omwille van de financiële situatie worden gezondheidszorgen vaak uitgesteld. De gezondheid wordt slechter en bemoeilijkt de tewerkstellingsomsvoorwaarden.
Uit cijfers blijkt dat de daling van het inkomensniveau vaak leidt tot slechtere gezondheid, een verminderde toegang tot de gezondheidszorg en tot vroeger sterven. De levensverwachting van de Belgen blijft stijgen en de kindersterfte blijft dalen, maar de gezondheidsindicatoren bevestigen het bestaan van belangrijke ongelijkheden op het vlak van de gezondheidstoestand en de toegang tot de gezondheidszorg, en dit op het vlak van de subjectieve inschatting van de gezondheid, de mate van belemmeringen in de dagelijkse bezigheden ten gevolge van ziekte, de depressies, het overgewicht, het alcohol en rookgedrag, de participatie in screening van baarmoederhals- en borstkanker.
De eerste bekommernis van de overheid is immers “wie betaalt de gezondheidszorg?” en niet “hoe zorgen we dat iedereen aan zijn trekken komt?”. En in tijden van draconische besparingen in de staatsuitgaven voor sociale zekerheid zal de bourgeoisie niet aarzelen de de kosten door te rekenen op de kap van de arbeidersklasse. En dit terwijl in 8 % van de gezinnen het afgelopen jaar reeds iemand een medische behandeling stopzette wegens geldproblemen, in 26 % werd een behandeling uitgesteld en in 9 % zag iemand helemaal af van een behandeling om die reden (enquête van Test–Gezondheid/Test–Aankoop).
Inzake goedkope voeding stellen we ook vast dat voor het 14e jaar op rij het klantenbestand voor de voedselbedeling groeit. In 1994 klopten 59.461 personen aan en in 2007 deden 108.100 personen een beroep op één van de negen voedselbanken, die verenigd zijn in de Belgische Federatie van Voedselbanken [47]. Het zijn hoe langer hoe meer mensen uit verschillende milieus: werklozen, leefloontrekkenden, mensen die failliet zijn gegaan, arbeiders en bedienden met een laag loon. Wat nogmaals de tendens bevestigd dat de armoede steeds groter delen van de arbeidersklasse raakt.
Anderzijds proberen de bourgeoisie en haar media ook de bevolking en meer bepaald de arbeiders te doen geloven dat de armen zich in die situatie bevinden door hun eigen fout of omdat ze niet hard genoeg werken – wat inhoudt dat ze lui en onverantwoordelijk zijn. Dat is een manier om een steeds groter deel van de arbeidersklasse een schuldgevoel aan te praten en volledig met de verantwoordelijkheid voor hun ellendige situatie op te zadelen. Het laat vermoeden dat de kapitalistische maatschappij geen verantwoordelijkheid draagt en dat er dus niets fundamenteel hoeft gewijzigd te worden aan de sociale verhoudingen. De onvermijdelijke gevolgen van armoede in deze kapitalistische maatschappij worden geïndividualiseerd en geïsoleerd bekeken en aangekaart zodat de basisoorzaken buiten schot blijven. “Sociale problemen (werkloosheid, armoede, enzovoort) worden als individuele problemen gezien die met een strenger repressief beleid moet worden aangepakt. Dit leidt tot simplistische beleidsmaatregelen, die zich vooral richten op symptoombestrijding: daklozen worden uit de metrostations verjaagd, en spijbelende jongeren (en hun ouders) worden harder aangepakt. En de maatschappij blijft netjes buiten schot.” stelden Nadia Fadil (KULeuven), Sarah Bracke (KULeuven), Pascal Debruyne (UGent) en Ico Maly (KifKif)) in een discussie naar aanleiding van de aanhoudende opstootjes in Anderlecht dit voorjaar. Deze wetenschappers “vergeten” wel even die maatschappij die buiten schot blijft een naam te geven : het kapitalisme, een systeem dat al decennia lang de grenzen van zijn kunnen heeft bereikt en in zijn historisch verval terecht gekomen is.
Om de armoede uit te roeien moeten we haar wortels aanpakken verstrengeld in de winstlogica van de kapitalistische marktwetten, die drooggelegd werd door de historische crisis waarin het systeem terecht kwam. De campagnes die de bourgeoisie opzet zijn inderdaad vooral gericht om de schuldvraag van zich af te schuiven. De realiteit achter al de cijfers die we opgesomd hebben en de fundamentele dynamiek die vervat zit in de sociale realiteit toont de onomkeerbaarheid aan van de armoedespiraal binnen de grenzen van het huidig systeem. Door de verdieping van de economische crisis wordt de ganse arbeidersklasse steeds harder getroffen en een steeds ruimer deel van haar leden zal in de armoede terecht komen.
De bourgeoisie tracht van de huidige “sociale malaise” gebruik te maken om de arbeidersklasse te ontmoedigen : zij wil haar doen geloven dat wanhoop en concurrentie deel uitmaken van de « menselijke natuur » en dat de arbeidersklasse niets anders kan doen dan deze situatie te aanvaarden als een fataliteit. De revolutionairen daarentegen wijzen erop dat het de barbarij van het kapitalisme is die verantwoordelijk is voor de armoede en de zelfmoordspiraal. De situatie van uitbuiting en concurrentie die het proletariaat vandaag wereldwijd kent leidt niet noodzakelijkerwijze naar individuele wanhoop, zelfmoorden of depressies. De duizelingwekkende verwording van de levensvoorwaarden van de arbeiders houdt ook het perspectief in zich van de collectieve opstand en van de ontwikkeling van de solidariteit binnen de uitgebuite klasse. Niet de concurrentie tussen de arbeiders is de toekomst maar hun groeiende eenheid tegen de armoede en de uitbuiting, een steeds meer open massale en solidaire arbeidersstrijd.
In het kielzog van Marx herhalen we dus dat de realiteit van de kapitalistische crisis en van de armoedespiraal meer onthult dan enkel de armoede: “Zoals de economen de wetenschappelijke vertegenwoordigers van de bourgeoisklasse zijn, zo zijn de socialisten en communisten de theoretici van de proletarische klasse. Zolang het proletariaat nog niet voldoende ontwikkeld is om werkelijk een klasse te vormen en daardoor de strijd met de bourgeoisie nog geen politiek karakter draagt, zolang de productiekrachten in de schoot van de bourgeoisie zelf nog niet genoeg ontwikkeld zijn om de materiële voorwaarden vaag zichtbaar te laten worden die nodig zijn voor de bevrijding van het proletariaat en het vormen van een nieuwe maatschappij, zolang zijn deze theoretici slechts utopisten die, om aan de behoeften van de onderdrukte klasse tegemoet te komen, stelsels bedenken en op zoek zijn naar een regenererende wetenschap.
Maar naarmate de geschiedenis voortschrijdt en zich tegelijk de strijd van het proletariaat scherper aftekent, hoeven ze de wetenschap niet meer in hun eigen hoofd te zoeken. Ze hoeven zich alleen maar rekenschap te geven van wat zich voor hun eigen ogen afspeelt om zichzelf tot orgaan daarvan te maken. Zolang ze wetenschap zoeken en alleen stelsels creëren, zolang ze aan het begin van de strijd staan, zien ze in de armoede alleen maar armoede, zonder de revolutionaire, tot een omwenteling leidende kant daarin te ontwaren die de oude maatschappij omver zal gooien. Vanaf dit ogenblik wordt de wetenschap een bewust product van de historische beweging en heeft ze opgehouden doctrinair te zijn. Ze is revolutionair geworden.” (Karl Marx, De armoede van de filosofie, Tweede hoofdstuk: De metafysica van de politieke economie)
Lac / 06.04.2010
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 193.96 KB |
Internationalisme nr 347 - 3de kwartaal 2010 Internationalisme nr 347 - 3e kwartaal 2010
Al wie de burgerlijke media gevolgd heeft tussen juni en september moet de overtuiging toegedaan zijn dat België voorwaar de enige plek ter wereld is die de gevolgen van de economische wereldcrisis niet ondergaat. Sedert de federale verkiezingen van juli, m.a.w. sedert meer dan 90 dagen, zijn de schijnwerpers van de pers gericht op de voortdurende verwikkelingen in de eindeloze communautaire soap: onderhandelingen, compromissen, breuken, verraad; de "burger" wordt heen en weer geslingerd tussen de hoop op een nationale verzoening en de wanhoop van het uiteenspatten van het land.
Is België dan de enige Staat ter wereld die zich kan veroorloven om geen rekening te houden met de instabiliteit van het financiële systeem, de achteruitgang van het B(ruto)N(ationaal)P(roduct), de geloofwaardigheid van de Staat? Uiteraard niet, en dit wordt duidelijk in de verf gezet door de recente economische gegevens: haar banken (Fortis, KBC, Dexia) hebben zwaar te lijden gehad onder de bankencrisis en blijven bijzonder kwetsbaar door twijfelachtige schuldvorderingen, vooral t.o.v. landen uit Oost en Zuid Europa; het Belgische BBP verloor 4,3% in 2008-2009, de openbare schuld overstijgt de 100% van het B(ruto)B(innelands)P(roduct) en het budgettaire tekort voor 2010 bedraagt 5,2%, in plaats van de 4,8% die een jaar geleden voorzien waren (+1,3 miljard euro). Daarenboven, na de PIIGS (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje) staan België en Groot-Brittannië op de tweede rij van de landen die economisch kwetsbaar zijn en ook met het failliet bedreigd worden.
Algemeen kan dus gesteld worden dat globale aanvallen even onafwendbaar zijn in België als in de overige Europese landen. Waarom dan deze focus op de communautaire en taalkundige spanningen? Zeker, de Belgische bourgeoisie is verre van homogeen: interne spanningen bestaan sedert lang in haar midden, vooral tussen regionale fracties, en zij werden nog aangewakkerd door de crisis sedert 2008. Een uitvloeisel hiervan is de spectaculaire opkomst tijdens de laatste verkiezingen van een Vlaamse autonomistische partij, de NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie). Toch zou het van een grote naïviteit getuigen te geloven dat deze burgerlijke fracties niet in staat zouden zijn één front te vormen om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen te verdedigen - het veilig stellen van hun winsten, van hun marktaandeel dat bedreigd wordt door de verschepte concurrentie - en om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen. De geschiedenis van de laatste 50 jaar leert ons dat ze handig hun interne verdeeldheid gebruiken om een dubbele slag te slaan: enerzijds de bewustwording afremmen m.b.t. de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt, anderzijds elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen.
Geconfronteerd met het risico van het financieel in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren: Duitsland, 82 miljard euro gespreid over een paar jaren, Groot-Brittannië 7,2 miljard in 2010, Italië 13 miljard in 2011, Spanje 15 miljard extra dit jaar. Deze indrukwekkende besparingen leiden naar een massale schrapping van jobs in de publieke sector, naar loondalingen (-5% in de overheidssector in Spanje bvb.), het verlaten van de pensioenleeftijd, het verminderen van de pensioenen (In Nederland dalen nu reeds de uitkeringen van bepaalde pensioenfondsen) of van de uitkeringen voor de gezondheidszorg. Met andere woorden, het betekent een significante daling van het levenspeil van de arbeidersklasse, die vergelijkbaar is met deze die plaatsvond in de jaren 1930. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde "sociale staat", in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de "democratische Staat" is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te versluieren voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het is precies in deze context dat het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten gezien moet worden. Bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de "democratische staat" hierin te doen verdwijnen in een institutionele wirwar.
Kenschetsend voor de bekwaamheid van de Belgische bourgeoisie om de regionale misleiding doeltreffend aan te wenden is het feit dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid naar de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke machtechelons. Een hele rits van federale, communautaire en regionale regeringen zag het daglicht (zeven in totaal), samensmeltingen van gemeenten en stedelijke agglomeraties werden doorgevoerd samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Dit leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuursechelons en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze "Staatshervorming" als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de "responsabilisering" van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio's. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om "performanter" te werken dan hun Waalse "concurrenten" en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren te implementeren, enz.;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen tegen de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder het mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
De huidige communautaire campagne (waar de "overwinning" van de NVA deel van uitmaakt) en de "grote staatshervorming" die als "onafwendbaar" aangekondigd wordt, hebben precies hetzelfde doel. Immers, achter de schermen hebben de economische denktanks van de bourgeoisie reeds de krijtlijnen uitgetekend van een te duchten besparingsplan 2010-2015 dat stoelt op twee hoofdlijnen:
- de drastische vermindering van de begrotingsuitgaven om de groei van de schuldenlast om te buigen (volgens sommigen gaat het om 25 miljard euro op 5 jaar tijd; volgens het Planbureau om 42 miljard in 4 jaar (zie De Morgen 20.05 en 28.07));
- een belangrijke beperking van de lonen (globaal geschat op 10% (De Standaard, 03.09)) om de concurrentiepositie van België t.o.v. Duitsland te herstellen (+23,4% loonstijging op 10 jaar tijd in België, tegen +8,8% in Duitsland), om marktaandeelverlies goed te maken en om buitenlandse investeringen opnieuw aan te trekken (-70%, waardoor België van de 2de naar de 10de plaats terugvalt onder de landen die de meeste buitenlandse investeringen aantrekt (De Morgen, 23.07.10)).
De "staatshervorming" moet eens te meer de omvang van de aanvallen en de cruciale rol van de "democratische Staat" in het opleggen van deze maatregelen ten dele verdoezelen. Zo staat het reeds vast dat de inspanning verdeeld zal worden over de verschillend bestuursechelons: de federale regering maar ook de regio's en de lokale besturen (bvb. 17 miljard besparingen op de begrotingen 2011-2015 zullen gedragen worden door de gewesten en de gemeenschappen), en het zal gerechtvaardigd worden door de nieuwe "regionale bevoegdheden", die bekomen werden dank zij de Staatshervorming, waartegenover uiteraard ook een toegenomen "responsabilisering" moet staan. Op deze wijze hoopt de bourgeoisie eens te meer de staatsverantwoordelijkheid in het opleggen van de inleveringen te verdoezelen en de ontevredenheid af te leiden naar specifieke zondebokken: " de Brusselse regio die een bodemloos vat is voor de openbare financiën", "de Walen die niet willen werken en die miljarden aan sociale budgetten verslinden", "de egoïstische Vlamingen die elke vorm van solidariteit weigeren en die aanzetten tot concurrentie tussen regio's".
Wanneer de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie - vooral door middel van haar vakbonden - eens te meer gebruik van de ranzige (sub)nationalistische en regionalistische campagnes om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de agressie op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constante in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen m.b.t. de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicaal syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat onder leiding van de PS weerwerk zou bieden tegen het nationaal kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou redden. De arbeiders zullen zwaar betalen voor deze illusie, want het zijn net de regionale regeringen die in de jaren 1970 en 1980 geleidelijk de Waalse mijnen en staalfabrieken zullen sluiten. Sedert het einde van de jaren 1980, kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: "Wat we zelf doen, doen we beter" luidt de slogan van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden gerold met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de "strijd van Vlaanderen om Opel te redden".
Ook vandaag, nu de arbeiders beginnen weerstand te bieden aan de aanvallen, worden de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda gebruikt door de bourgeoisie en haar vakorganisaties eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Zo worden ambtenaren die betogen tegen aanvallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, opgeroepen te betogen, elke groep voor de gebouwen van de eigen voogdijoverheid (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). In het verleden werden zelfs betogers aangetroffen die niet precies wisten voor welk ministerie te betogen ! Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te sleuren op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische unitaire sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren. Op deze manier trachten ze de arbeiders voor de kar te spannen van het Belgische, Vlaamse of Waalse nationalisme.
Het regionalisme en het (sub)nationalisme zijn fundamentele wapens van de bourgeoisie in haar strijd tegen de arbeidersklasse en zij bezit een grote expertise m.b.t. hun aanwending. Tijdens het arbeidersverzet tegen de drastische inleveringpolitiek in de jaren 1980, was reeds de verdeling tussen de Waalse "heethoofden" en de "gematigde" Vlaamse arbeiders haar centrale wapen om de massale strijdbeweging van 1983 en 1986 te fnuiken. En vandaag staan we voor een onophoudelijke intense communautaire hetze vanwege de burgerlijke partijen, die eigenlijk bijna permanent aanhoudt sedert 2008, en die moeilijke voorwaarden schept voor een mobilisatie van de arbeiders, voor hun strijd en vooral voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de reacties van de arbeidersklasse voor het ogenblik minder uitgesproken zijn dan in naburige landen, zoals Frankrijk of Duitsland. Anderzijds is het ook zo dat de intensiteit van de campagnes en de uiterste voorzichtigheid waarmee de bourgeoisie haar maatregelen naar voren schuift kenmerkend is voor haar angst t.o.v. een arbeidersklasse die in de jaren '70 en '80 haar strijdbaarheid getoond heeft. In de huidige omstandigheden moeten de revolutionairen meer dan ooit beklemtonen dat de arbeiders, vanwaar ze ook zijn, vanwaar ze ook komen, strijd leveren tegen dezelfde aanvallen, voor de verdediging van dezelfde belangen; zij moeten met kracht stellen dat de arbeidersklasse geen vaderland heeft, noch een Vlaams, noch een Waals, noch een Belgisch.
Jos / 15.09.10
Men denkt gewoonlijk dat de Chinese economie ontsnapt aan de globale crisis van het kapitalisme, maar men zou dat moeten zeggen tegen de duizenden Chinese arbeiders, die gedurende de laatste weken deelnamen aan de golf van stakingen die veel regio's van het land beroerden!
De strijd, waarover het meeste werd gemeld, is de strijd die plaats hadden in de Honda-fabrieken, die tot nu toe drie stakingsgolven kenden; tijdens de eerste daarvan slaagden de arbeiders er zelfs in een loonsverhoging tot 24% te verkrijgen.
Bij Foxconn (Ipod fabrikant), waar recentelijk veel zelfmoorden gebeurden, hebben de stakers een loonsverhoging van 70% gekregen. In de KOK-fabriek (fabrikant van onderdelen), zijn er confrontaties geweest tussen de arbeiders en de ordediensten, naar aanleiding van de poging van deze laatsten om de arbeiders te verhinderen de straat op te trekken om hun strijd kenbaar te maken.
De Chinese media heeft geen black-out gelegd over deze strijd, omdat het allemaal buitenlandse bedrijven betrof en ze deze conflicten hebben gebruikt om een regeringspropaganda op poten te zetten tegen hun regionale Japanse en Zuid-Koreaanse rivalen. In werkelijkheid hebben veel arbeiders van Chinese bedrijven deelgenomen aan stakingsbewegingen in meerdere steden. Politie en andere veiligheidsdiensten werden geregeld tegen hen ingezet.
De media buiten China hadden snel door dat er iets belangrijks bezig was. Met titels als « De opgang van een Chinese arbeidersbeweging » (Businessweek.com), « De nieuwe generatie schudt het arbeidsmilieu door elkaar in China » (Reuters) en « Stakingen brengen China in moeilijkheden door sociale beroering » (Associated Press), erkent de bourgeoisie en haar media dat de actuele beweging verder gaat dan de groeiende ontevredenheid van de Chinese arbeidersklasse die ze kende van de voorbije periode.
Het artikel van Associated Press (11 juni 2010), meldt dat « de autoriteiten lang de lokale en beperkte protestbewegingen hebben getolereerd van de arbeiders, ontevreden met hun loon of andere kwesties, en zodoende erkenden dat er misschien een noodzaak was tot uitweg voor deze frustraties », maar de Financial Times (11 juni 2010) voegt daarbij dat « er tekenen zijn dat de sociale protestbewegingen veel uitgebreider en gecoördineerd waren dan men dacht, daarmede schrik veroorzakend, dat, geconfronteerd met de mogelijkheid van gelijkaardige eisen, de kosten van de multinationals zou kunnen verhogen. »
Een econoom die in Hong Kong verblijft en die wordt aangehaald door de Daily Telegraph (10 juni 2010) herhaald dit door volgende te schrijven: « één enkele vonk is al wat er nu nodig is om elk nieuws doorheen gans China te laten verspreiden, hetgeen zou kunnen leiden tot gelijkaardige stakingsacties in andere fabrieken ». (Sociale bewegingen)
De « experts » trachten de redenen van deze strijd en hun tendens om andere arbeiders te inspireren en zich verder uit te breiden, te minimaliseren: « De arbeiders houden zich onderling op de hoogte dank zij draagbare telefoons en Sms-berichten. Zij vergelijken hun lonen en hun arbeidsomstandigheden, dikwijls met deze van arbeiders uit hun oorspronkelijke provincie. Zij gebruiken deze informaties om te onderhandelen met hun bazen, legt Joseph Cheng, professor aan de stadsuniversiteit van Hong Kong uit. Deze (Sociale bewegingen) hebben sinds het begin van het jaar plaats in de Delta's van de Pearl River en de Yangtsé wegens tekort aan arbeidskrachten. » (Financial Times, 11 juni 2010)
En zoals een andere « expert » samenvat: « een van de stakingen had plaats omdat de arbeiders uiteindelijk enkel nog berichtjes naar elkaar stuurden » vermeldt Dong Baohua, universiteitsprofessor recht van de universiteit van Politiek en West-Chinees recht. De moderne technologie bevordert het uitbreken van stakingen » (Financial Times, 11 juni 2010)
De technologische innovaties worden wel degelijk gebruikt door de arbeiders, maar dit legt niet uit waarom ze staken, waarom ze zich hergroeperen om te strijden. Wat het wel uitlegt zijn de werkomstandigheden in dewelke zij werken en leven. Volgens de officiële statistieken bestond het Chinees B(ruto)B(innenlands)P(roduct) in 1983, voor 56% uit lonen; zij zijn gezakt tot 36% in 2005. Gedurende de laatste 5 jaren, heeft bijna een op vier Chinese arbeiders geen loonsverhoging gekregen. Indien iemand zich verrijkt heeft dank zij het Chinese economisch wonder, dan is het niet de arbeidersklasse. De recente verhogingen van het minimumloon in de grote geïndustrialiseerde provincies zoals Guangdong, Shandong, Ningxia en Hubei werden uitgelegd als een poging om tegemoet te komen aan de inflatie-effecten, maar zelfs de Staatsmedia hebben soms toegegeven dat ze ook tot doel hadden de sociale onvrede te voorkomen.
In het dagblad dat de officiële lijn weergeeft, het Dagblad van het Volk ( 9 juni 2010), kan men in een artikel, op het voorste blad, met de titel: « De experts voorzien een verhoging van werkconflicten », lezen, dat « de in meridiaal China ontstane stijgende sociale conflicten aanleiding zullen geven tot een tendens van loonsverhoging in een nabije toekomst ».
Dit wordt voorgesteld als een « opportuniteit », maar er wordt geen enkele uitleg verschaft voor de « conflicten ». Nochtans kan men, zoals een functionaris uitlegt naar aanleiding van investeringsprojecten van ondernemingen in Hong Kong, zoals de kapitalisten, overal de rekening maken: « Indien de arbeidskost verhoogt, zullen de winsten verlagen en is het mogelijk dat de fabrieken worden verplaatst naar landen waar de arbeidskost goedkoper is ».
Het is reeds lang, dat het ongeduld en de frustratie ten opzichte van de vakbonden zich verder ontwikkelen in China. Deze organen, duidelijke staatsorganismen, proberen niet alleen de stakingen te ontmoedigen of te verhinderen, maar hebben bovendien fysisch geweld gebruikt (zoals bij Honda) tegen de arbeiders die als reactie de syndicale afgevaardigden bevochten hebben. Het is geen toeval dat de arbeiders andere wegen hebben gezocht.
Bijvoorbeeld wordt in een artikel van de New York Times (10 juni 2010), aangehaald dat « de hier en daar ontstane stakingen, de Chinese provincies beginnen te bereiken, die tot nu toe gespaard gebleven waren van sociale onlusten », eveneens vermeldt wat er is gebeurd bij Honda tijdens een van die stakingen: « hier hebben de arbeiders een democratische organisatie ontwikkeld met gekozenen vanuit hun basis, om hen te vertegenwoordigen bij de collectieve onderhandelingen met het patronaat. Zij vragen ook het recht om een syndicaat op te richten dat los staat van de nationale federatie van syndicaten dat gecontroleerd wordt door de regering, die zich reeds lang hoofdzakelijk bezig houdt met de sociale vrede te bewaren voor de buitenlandse investeerders. »
Het is hier noodzakelijk te herinneren aan de experimenten van de Poolse arbeiders in 1980-81, waarbij het ganse land getroffen werd door stakingen en tijdens welke arbeidersvergaderingen hun eigen comités en andere organisatievormen hebben opgericht. De hele macht van deze beweging is verzwakt geworden, door het idee om een « vrije vakbond » op te richten in tegenstelling tot de vakbonden, die door de staat werden geleid.
Dat idee heeft zich gematerialiseerd in de oprichting van Solidarnosc, een vakbond dat de beweging vanaf het begin van de jaren 1980 begon te ondermijnen en eindigde met een regering van bezuinigingen met Lech Walesa als president in het begin van de jaren 1990.
De pogingen van de arbeiders om hun strijd zelf in hand te nemen kan verschillende vormen aannemen, of het nu basisafgevaardigden zijn, verkozen comités, delegaties naar andere arbeiders of massale vergaderingen waarin de arbeiders de organisatie van hun strijd zelf beslissen.Wat belangrijk is, is de dynamiek van de beweging te begrijpen.
Tijdens de eerste staking bij Honda, heeft een delegatie een verklaring gegeven dat duidelijk de bestaande illusies aantoonde i.v.m. de mogelijkheden van vakbonden, maar waarin ook heel goede ideeën zaten. Bijvoorbeeld: « wij strijden niet enkel voor de rechten van 1800 arbeiders, maar voor de rechten van de arbeiders van het ganse land », duidelijk aantonend dat de bezorgdheid van de arbeiders verder ging dan hun eigen fabriek.
Er is ook een fragment, dat, deeluitmakend van één document, bevestigt: « Het is de plicht van de vakbond om de collectieve belangen van de arbeiders te verdedigen en de arbeidersopstanden te leiden » en dat aantoont dat andere ideeën zich ook ontwikkelen: « Wij allen, arbeiders van Honda Auto Parts Manufacturing Cy, Ltd, moeten één blijven en ons niet laten verdelen door de directie(....). Wij roepen al onze arbeiders kameraden op om hun standpunt te uiten bij hun arbeidersafgevaardigden. Alhoewel deze vertegenwoordigers niet alle arbeiders van alle afdelingen omvatten, toch verzamelen zij nauwgezet en gelijkwaardig alle opinies van alle fabrieksarbeiders. De arbeiders van de productielijn die gemotiveerd zijn en willen deelnemen aan de directieonderhandelingen, kunnen zich aansluiten bij de delegatie via verkiezingen...Zonder de goedkeuring van de algemene arbeidersvergadering, zullen de afgevaardigden geen enkel eenzijdig akkoord geven voor een voorstel dat niet tegemoet komt aan bovenvermeldde eisen. » (Libcom.org) Men kon tevens lezen op Businessweek.com: « Wij roepen alle arbeiders op om een hoge mate van eenheid te bewaren en om niet toe te laten dat de kapitalisten ons verdelen. »
De materiële omstandigheden in China, die de strijd en de vraag hoe zich te organiseren stimuleren, zijn dezelfde die arbeiders overal ter wereld tegenkomen.
Car / 11.06.10
Geconfronteerd met het bestaan van verschillen in etniciteit, ras en taal onder de arbeiders, wordt de arbeidersbeweging, historisch geleid door het principe: ‘de arbeiders hebben geen vaderland'. Een principe dat zowel het interne leven van de revolutionaire arbeidersbeweging als de tussenkomst van deze beweging in de klassenstrijd heeft beïnvloed. Elke toegeving ten opzichte van dit principe, betekent een capitulatie voor de burgerlijke ideologie.
De burgerlijke ideologen verdedigen het standpunt dat het karakter van de huidige massale emigratie naar Europa en de Verenigde Staten fundamenteel verschilt van die van voorafgaande periodes in de geschiedenis. Hierachter schuilt het idee dat de immigranten momenteel de gemeenschap, die hen opneemt, verzwakken en zelfs vernietigen, weigeren om zich te integreren in hun nieuwe maatschappij en haar politieke en culturele instellingen verwerpen. In Europa verdedigt het boek van Walter Laqueur, The Last Days of Europe: Epitaph for an Old Continent, verschenen in 2007, het standpunt dat de immigratie van moslims verantwoordelijk is voor de achteruitgang van Europa.
Samuel P. Huningue, professor in de politieke wetenschappen, verdedigt in zijn boek, Who Are We: The Challenges to America's National Identity, gepubliceerd in 2004, de visie dat de reeds generatielange ‘opsplitsing' en de verdeling van de Amerikaanse maatschappij volgens de raciale scheidslijnen van blank/zwart, nu dreigt te worden vervangen door een culturele ‘opsplitsing'. Er dreigt volgens hem nu een verdeling tussen de Spaanssprekende immigranten en de gewortelde Engelssprekende Amerikanen, waardoor de nationale Amerikaanse cultuur op het spel gezet wordt.
Aan het einde van de jaren 1970 was hij, onder de Carter-regering, politieke coördinator voor de Raad van Nationale Veiligheid. In 1993 schreef hij een artikel in Foreign Affairs, dat nadien omgezet werd in een boek, getiteld: The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. Hierin ontwikkelde hij de stelling dat, na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, de ideologie niet langer de belangrijkste basis zou worden voor conflicten in de wereld, maar de cultuur. Hij voorzag dat een naderende civilisatie-schok tussen de Islam en het Westen een internationaal conflict zou veroorzaken. Alhoewel Huntington's visie van 2004 op de kwestie van de immigratie door de intellectuelen, gespecialiseerd in de studie van volkeren en de kwesties van immigratie en assimilatie, grotendeels terzijde werd geschoven, werden zijn visies ruim verspreid door de media en de politieke deskundigen rondom Washington.
De protesten van Huntington tegen het feit dat de anderstalige immigranten zouden weigeren om Engels te leren, de assimilatie zouden tegenwerken en zouden bijdragen aan de politieke vervuiling, zijn niets nieuws in de Verenigde Staten. Op het einde van de jaren 1700 vreesde Benjamin Franklin dat Pennsylvanië zou worden overspoeld door een golf van Duitse immigranten. "Waarom moet Pennsylvanië" vroeg Franklin, "gesticht door de Engelsen, waarom moet zij een kolonie van vreemdelingen worden die weldra zo talrijk zullen zijn, dat zij ons zullen germaniseren eerder dan dat wij hen anglicaniseren?" In 1896 waarschuwde de invloedrijke economist Francis Walker, president van het Massachusetts Institute of Technology (MIT), ervoor dat het Amerikaanse staatsburgerschap omlaag gehaald zou kunnen worden door "de tumultueuze toegang van scharen onwetende en mishandelde boeren uit Oost- en West Europa". President Théodore Roosevelt was zo geërgerd door de toevloed van anderstalige immigranten, dat hij voorstelde dat: "aan alle immigranten die hier komen, moet worden geëist dat ze binnen de vijf jaar Engels leren, of ze verlaten het land". Arthur Schlesinger Senior, historicus aan de Harvard Universiteit, betreurde op dezelfde wijze de sociale, culturele en intellectuele ‘minderwaardigheid' van de Zuid- en Oost-Europese immigranten. Al de klachten en angstreacties van gisteren zijn, merkwaardig genoeg, gelijk aan die van Huntington vandaag.
De historische realiteit heeft deze xenofobe angst nooit gelijk gegeven. Zelfs indien er altijd in elke groep van immigranten, een gedeelte heeft bestaan die ten koste van alles Engels wilde leren, om zich snel te assimileren en om economisch te slagen, is die assimilatie steeds gradueel verlopen - in het algemeen over een periode van drie generaties. De volwassen immigranten behielden in de Verenigde Staten over het algemeen hun moedertaal en hun culturele tradities. Ze woonden in immigrantenwijken waar ze hun moedertaal spraken in hun gemeenschap, in winkels, in de religieuze bijeenkomsten, enzovoort. Ze lazen boeken en dagbladen in hun eigen moedertaal. Hun kinderen, jong geïmmigreerd of geboren in de Verenigde Staten, waren meestal tweetalig. Zij leerden Engels op school en in de 20e eeuw waren ze wel omgeven door de Engelse massacultuur, maar spraken thuis nog de taal van hun ouders en trouwden meestal binnen hun etnische gemeenschap. Bij de derde generatie verloren de kleinkinderen van de immigranten meestal de gewoonte om de taal van hun grootouders te spreken en neigden ertoe enkel nog Engels te spreken. Hun culturele assimilatie werd gekenmerkt door een groeiende tendens om buiten hun oorspronkelijke, etnische gemeenschap te trouwen. Volgens een recente studie Pew Hispanic Centre van de Princeton University (1), lijken de assimilatieontwikkelingen in de huidige periode in de Verenigde Staten zich op dezelfde wijze voort te zetten, ondanks de belangrijke invloed van Spaanstaligen op de immigratie van de laatste jaren.
Maar zelfs als de huidige immigratiegolf kwalitatief anders is dan de vorige, wat is daar nu zo belangrijk aan? Als de arbeiders geen vaderland hebben, waarom zouden wij dan bezorgd zijn over het vraagstuk van assimilatie? Engels heeft in de jaren 1880 de Amerikanisering verdedigd, niet als doel op zich, als een soort tijdloos principe van de arbeidersbeweging, maar als een middel om een socialistische massabeweging op te bouwen. Het idee dat de Amerikanisering een noodzakelijke eerste voorwaarde zou zijn om de eenheid van de arbeidersklasse te ontwikkelen, is in het begin van de 20e eeuw door de praktijk van de arbeidersbeweging zelf weerlegd: zij heeft ondubbelzinnig aangetoond dat de arbeidersbeweging de diversiteit en het internationale karakter van het proletariaat kan omvatten en een verenigde beweging kan opbouwen tegen de heersende klasse.
De recente opstanden in de Zuid-Afrikaanse krottenwijken zijn een alarmsignaal dat de anti-immigratiecampagnes van de bourgeoisie tot barbarij leiden in het sociale leven. Het is vanzelfsprekend dat de kapitalistische propaganda de anti-immigratiewoede in de arbeidersklasse van de metropolen buitensporig aanwakkert. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld, is de overheersende houding onder de bevolking in het algemeen, de arbeiders inbegrepen, dat men de arbeiders-immigranten beschouwt als degene die hun brood willen verdienen om hun families te onderhouden, dat ze het werk doen dat voor de arbeiders van ‘het land zelf' te lastig is en te weinig betaald wordt en dat het dus onzinnig zou zijn hen terug te sturen (2). En dit ondanks de grote inspanningen van de burgerlijke media en de extreemrechtse propaganda om de haat tegen de immigranten aan te wakkeren in verband met de taal- en cultuurkwesties. In de klassenstrijd zelf zijn er steeds meer uitingen van solidariteit tussen arbeiders-immigranten en autochtone arbeiders. Bijvoorbeeld in de strijdbewegingen in 2008, zoals de opstand in Griekenland, waar de arbeiders-immigranten zich bij de strijd hebben aangesloten; of in de staking in 2009 bij de Lindsey-raffinaderij in Groot-Brittannië, waar de immigranten duidelijk hun solidariteit hebben betuigd; of in de Verenigde Staten waar, bij de bezetting van de fabriek Window and Door Republic door de Spaanstalige arbeiders-immigranten, de ‘inheemse', autochtone arbeiders zich voor de poorten verzamelden om hun steun te betuigen, onder meer door hen voedsel te brengen.
Volgens hetgeen de media rapporteren, denken 80% van de Britten dat het Verenigd Koninkrijk een bevolkingscrisis doormaakt door de immigratie: meer dan 50% is bang dat de Britse cultuur zal verdwijnen; 60% denkt dat Groot-Brittannië veel gevaarlijker is geworden door de immigratie; en 85% wil dat men de immigratie vermindert of stopgezet wordt (3). Het feit dat er een voedingsbodem is voor de irrationele angst onder bepaalde elementen van de arbeidersklasse voor het door de burgerlijke ideologie gepropageerde racisme en xenofobie, verwondert ons niet omdat de ideologie van de heersende klasse, in een klassenmaatschappij, een immense druk uitoefent op de arbeidersklasse, tot er zich openlijk een revolutionaire situatie ontwikkelt. Maar met hoeveel succes de bourgeoisie met haar ideologie ook binnendringt in de arbeidersklasse, het principe dat de arbeidersklasse over de hele wereld een eenheid vormt en dat de arbeiders geen vaderland hebben, is voor de revolutionaire beweging het basisprincipe van de internationale proletarische solidariteit en van het bewustzijn van de arbeidersklasse. Alles wat de nationale bijzonderheden benadrukt, wat aan de ‘verdeeldheid' binnen de arbeidersklasse bijdraagt, deze verergert of manipuleert, is tegennatuurlijk aan de internationalistische aard van het proletariaat als klasse en is een uiting van de burgerlijke ideologie die de revolutionairen bevechten. Onze verantwoordelijkheid is de historische werkelijkheid te verdedigen: ‘de arbeiders hebben geen vaderland'.
Hoe het ook zij, zoals gewoonlijk zijn de beschuldigingen van de burgerlijke ideologie tegen de immigratie meer een mythe dan een realiteit. De kans is veel groter dat de immigranten het slachtoffer worden van criminelen dan dat ze zelf crimineel zijn. In het algemeen zijn de immigranten eerlijke arbeiders die hard werken, grenzeloos uitgebuit worden om te overleven, en geld op te sturen naar hun achtergebleven familie ‘thuis'. Ze worden dikwijls bedrogen door bazen met weinig scrupules die minder dan het minimumloon betalen, geen overuren uitbetalen, door huiseigenaars met al even weinig scrupules, die overdreven hoge huren vragen voor echte krotten en door tal van dieven en agressors: allemaal rekenen ze erop dat de angst van de immigranten voor de autoriteiten zo groot is, dat ze geen aanklacht durven in te dienen. De statistieken tonen aan dat de criminaliteit de neiging heeft om toe te nemen onder de tweede en derde generatie immigranten-families, niet vanwege het feit dat ze van immigranten afstammen, maar wel venwege hun voortdurende en verdrukkende armoede, de discriminatie en het gemis aan vooruitzicht als kansarme (4).
Het is belangrijk helder te zijn over het huidige bestaande verschil tussen het standpunt van de Kommunistische Linkerzijde en dat van alle antiracistische ideologieën (hoezeer zij ook beweren revolutionair te zijn). In plaats van de fundamentele eenheid van de arbeidersklasse te benadrukken, stellen zij verdeeldheid voor: zij berispen met moralistische argumenten de arbeiders die wantrouwend staan ten opzichte van de immigranten en niet het kapitalisme met zijn anti-immigratieracisme; ze gaan zelfs zover de arbeiders-immigranten te verheerlijken als helden die meer puur zijn dan de autochtone arbeiders. De ‘antiracisten' steunen de arbeiders-immigranten tegen de autochtone arbeiders in plaats van de eenheid van de arbeidersklasse voorop te stellen. Zij leiden het klassebewustzijn van de arbeiders, op het vlak van haar ‘politieke identiteit', af naar een nationale taal- of etnische ‘identiteit' die doorslaggevend is, en niet het behoren tot dezelfde klasse. Deze giftige ideologie verkondigt dat arbeiders van een of ander land meer gemeen hebben met de bourgeoisie van hun land van afkomst, dan met andere arbeiders. Tegenover het ongenoegen van de arbeiders-immigranten, die blootgesteld worden aan de vervolgingen die ze moeten ondergaan, ketent het antiracisme hen aan de staat. De oplossing die wordt voorgesteld ten aanzien van de kwestie van de arbeiders-immigranten is onveranderlijk een beroep te doen op de burgerlijke legaliteit, of door hen te rekruteren voor de vakbonden, of door de wet op de immigratie te hervormen, of door hen te werven voor de verkiezingspolitiek of door de formele erkenning van de legale ‘rechten'. Alles, behalve de klassenstrijd van een verenigd proletariaat.
De aanklacht door de Kommunistische Linkerzijde van de xenofobie en het racisme tegen de immigranten onderscheidt zich radicaal van deze antiracistische ideologie. Onze stellingname staat in directe, ononderbroken continuiteit met diegenen die de revolutionaire beweging verdedigd hebben sinds de Bond van Kommunisten en het Kommunistisch Manifest, de Eerste Internationale, de Linkerzijde van de Tweede Internationale, de IWW en de Kommunistische Partijen in hun beginfase. Onze tussenkomst benadrukt de fundamentele eenheid van het proletariaat, brengt de pogingen aan het licht van de bourgeoisie om de arbeiders onderling te verdelen, en verzet zich tegen het burgerlijk gezag, tegen soorgelijke politiek en ‘interklassisme'. De IKS heeft deze internationalistische zienswijze bijvoorbeeld verdedigd in de Verenigde Staten door de kapitalistische manipulatie naar aanleiding van de betogingen in 2006 aan te klagen. Deze betogingen waren "in grote mate een kapitalistische manipulatie" zij "heeft de betogingen uitgelokt, gemanipuleerd, gecontroleerd en openlijk gedirigeerd". Zij was doorspekt van nationalisme, "hetzij het latino-nationalisme dat opkwam aan het begin van de betogingen of de misselijkmakende rij van betogers die hun recent amerikanisme kwamen betuigen" die "als doel had elke mogelijkheid voor de immigranten en de autochtone arbeiders om hun essentiële eenheid te erkennen volledig uit te sluiten".(5)
Wij moeten vooral de internationale eenheid van de arbeidersklasse verdedigen. Als internationale proletariërs dienen wij de internationale eenheid te verdedigen van de arbeidersklasse. Als internationale proletariërs verwerpen wij de burgerlijke ideologie et zijn constructies over ‘culturele vervuiling', over ‘vervuiling van taal', over ‘nationale identiteit', over het ‘wantrouwen ten opzichte van de vreemdelingen' of over de ‘verdediging van de eigen gemeenschap of buurt'. Integendeel, onze interventie dient de historische verworvenheden van de arbeidersbeweging te verdedigen: arbeiders hebben geen vaderland; de rode draad in de geschiedenis van de arbeidersbeweging is de solidariteit en eenheid van de internationalistische klasse. Het proletariaat komt uit veel landen, spreekt veel talen, maar is één en dezelfde mondiale klasse die de historische verantwoordelijkheid heeft om het kapitalistisch systeem van uitbuiting en onderdrukking te bestrijden.
Jerry Grevin / naar Internationale Revue nr. 140
(1) Zie "2003-2004 Pew Hispanic Centre the Kaiser Family Foundation Survey of Latinos: Education" en Rabat, reuben G., Massy, Douglas, S. and Bean, Frank D. "Linguistic Life Expectancies: Immigrant Language Retention in Southern California. Population and Development", 32 (3): 4.7-460, september 2006.
(2) Problems and Priorities, PollingReport.com.
(3) Sunday Express, 6 april 2008.
(4) States News Service, Immigration Fact Check: "Responding to Key Myths", 22 juni 2007.
(5) Internationalism, nr.139, zomer 2006: "Immigrant demonstration: YES to the unity with the working class! No to the exploiters!".
Wij publiceren hieronder een artikel over de ramp bij het boorplatform Deepwater Horizon, dat door onze sectie in de VS op de site van de IKS geplaatst werd in de maand mei. Deze laatste ramp heeft de waarheid blootgelegd over het kapitalistisch systeem: zijn drang naar winst walst elke menselijke of milieubezorgdheid plat. Dat is de reden waarom wij alleen maar kunnen verwachten dat dergelijke rampen nog meer zullen plaatsvinden in de nabije toekomst en zolang als het kapitalisme zijn bestaan rekt.
Op dinsdag 20 april 2010 rond 10 uur trof een ontploffing het drijvende boorplatform van Deepwater Horizon ongeveer 50 mijl buiten de kust van Louisiana. Het platform zonk op donderdag 22 april en veroorzaakte daarbij de grootste olielek in de geschiedenis en de weggeblazen pijp spoot dagelijks miljoenen liters olie en methaangas in de oceaan. Dit is al bijna een maand aan de gang op het moment dat wij dit schrijven en het zal nog voor een onvoorziene tijd doorgaan. De niet te schatten schade voor het leefmilieu zijn de minste van de zorgen van de bourgeoisie. Zij schotelt ons dagelijks een walgelijk spektakel voor waarbij de verschillend partijen, BP Oil, Halliburton, Transocean, de kustwacht, de federale regering, elkaar de bal toespelen om hun toegetakelde reputatie te redden. Deze olielek vervoegt de lange lijst van ecologische rampen die veroorzaakt worden door de blinde roofbouw op de planeet door het kapitalisme, gedreven door zijn zoektocht om altijd maar goedkopere manieren te vinden om competitief voordeel te behalen. Deze ramp haalt opnieuw het beeld boven voor wat het systeem in petto heeft voor de toekomstige veiligheidsvoorwaarden voor de arbeiders. De ontploffing heeft 11 arbeiders gedood, en kwam vlak na een recente ontploffing in een koolmijn in West Virginia waarbij 24 arbeiders de dood vonden.
Als wij een blik werpen op wat de kapitalistisch hel vandaag betekent - verlies aan mensenlevens, ecologische roofbouw, hebzucht van de handel, opdrijving van de handelsoorlogen - kan men enkel tot de conclusie komen dat het kapitalisme verschrikkelijke schokken doormaakt die getuigen van zijn historisch bankroet. Op het vlak van de weerslag op het leefmilieu en de levensomstandigheden van de locale bevolking, is de schade die door deze ramp werd veroorzaakt, onmetelijk en zal ze nog jaren voortduren. Het agentschap dat belast was met de 'rampenpreventie', opgezet door de kapitalistische staat onder de vorm van de Minerals Management Service, is ontmaskerd als totaal corrupt en volkomen onbekwaam. Terwijl het zijn functie was om er officieel over te waken dat de booroperaties veilig zouden zijn voor het milieu en dat het aangewende materiaal zonder gevaar zou zijn voor het menselijk leven, incasseerde het gelijktijdig forse royalties van de oliemaatschappijen. Deze praktijk werd welbewust ingevoerd om voorrang te geven aan goedkope productiekosten boven de aandacht voor milieu of mensenlevens. In feite vulde de federale regering haar koffers met de royalties van de oliemaatschappijen, kocht zij de olie aan een goedkope prijs, terwijl de oliemaatschappijen de economische last schuiven op de rug van hun arbeiders door meer en meer op de kosten te besparen en de meest elementaire veiligheidsmaatregelen te verwaarlozen. Dit doet ons onvermijdelijk denken aan een van de andere catastrofes van het kapitalisme: de vernielingen die werden veroorzaakt door de orkaan Katrina en de rol van het staatsagentschap, FEMA (federaal agentschap van urgentiesituaties, nvdv), ook al verrot tot op het bot. De totale corruptie van deze beleidsorganen die opgezet worden door de kapitalistische staat springt zo in het oog dat president Obama besloten heeft om de MMS in tweeën te splitsen. Eén deel ervan zal voortaan de fondsen verzamelen en het andere deel zal toezien op de operaties. Dit is de manier waarop kapitalisme probeert zijn gezicht te redden en proper huis te maken. Zoals altijd liegen zij dat ze er zwart van zien betreffende hun eigen verantwoordelijkheid en de loze beloften van ‘dit komt nooit meer voor'.
De andere onbeschaamde oplichters zoals de oliereus BP zelf, en Halliburton en Transocean, de onderaannemers voor de installaties en bepaalde boorprocedures en materiaal, slingeren elkaar elk dag verwijten toe voor de ramp, in een dagelijks partijtje moddergooien. BP heeft zo'n vertrouwen in de macht van zijn economische status, dat het er zelfs voor gepleit heeft om de normale verantwoordelijkheid, waarvoor in zulke gevallen de Federale regering moet opdraaien nog te verhogen. Alhoewel de maximum straf die opgelegd wordt, 75 miljoen $ bedraagt, pleit BP voor 89 miljoen $. Zij zeggen er evenwel niet bij dat hun inkomsten voor het eerste kwartaal van 2010 in de miljarden liepen. BP heeft er aan toegevoegd dat deze zelfopgelegde schuldbekentenis neerkomt op het verhoging van de factuur voor de kabelaansluiting met 5$ per maand gedurende twee à drie maanden. Halliburton dan weer, lacht zich een bult bij de veronderstelde 'strenge' straffen die de kapitalistische staat tegen haar wil nemen omdat zij weten dat de verzekering driemaal meer zal uitkeren dan wat zij aan inkomsten verloren hebben. En wat met het 'opruimen van het puin' van het leefmilieu? Wel daarvoor gebruikt de Kustwacht vlottende olieopslorpers! Dat komt neer op het gebruik van enkele kleenex doekjes om het water proberen op de slorpen in een overstroomd huis!
Deze operaties zijn zo totaal onaangepast dat de inwoners van New Orleans voorspellen dat de olielek zal gedumpt worden op het strand tijdens het orkaanseizoen dat gestart is. Dit komt neer op een verdere vernieling van een regio die al verarmd en vervuild was. Wat het respect betreft voor het menselijk leven, leidde de ontploffing tot een nacht van terreur voor de mannen die werkten op het platform en een beklemmende nacht voor hun wachtende families. Tijdens de reddingsoperaties die plaatsvonden onder het toezicht van de Kustwacht, werden verschillende oliearbeiders die onder contract stonden bij Transocean, de in Zwitserland gevestigde maatschappij die eigenaar was van het platform, vastgehouden in een reddingsboot en zagen zij het Horizonplatform 12 uur branden vooraleer het schip uiteindelijk naar de kust voer, een tocht waar zij nog eens 12 uur over deden. Een van de arbeiders zei: "Zij hielden ons vast tot ongeveer 11u30 van de volgende morgen, en lieten ons toekijken hoe onze makkers verkoolden. Wij telden daar meer dan 25 schepen. Er was geen reden om ons daar vast te houden". Bij aankomst werden zij apart genomen en moesten zij eerst op band opgenomen interviews afleggen, vooraleer zij de toestemming kregen om hun families te zien. Zij mochten op geen enkele manier met hen in verbinding komen. Deze ramp volgt op een recente ontploffing in de koolmijn van West-Virginia en het is overduidelijk dat de autoriteiten de oliearbeiders wilden ondervragen vooraleer zij er met iemand konden over spreken, om iedere twijfel over de ware toedracht van het 'ongeval' te kunnen opvangen.
Dit volstaat ruimschoots om het wegkwijnende systeem waarin wij leven aan te klagen. Maar daar houdt het niet mee op. De hoeveelheid weggutsende olie zou wel eens 10 keer hoger kunnen zijn dan de officiële schattingen. Bevindingen van experten doen vermoeden dat de BP olielek reeds veel groter is dan het ongeval met de Exxon Valdez in Alaska, in 1989, waarbij 250.000 vaten olie verspild werden en waar, 21 jaar later, vandaag nog altijd resten van gevonden worden. Wetenschappelijke schattingen, die juister zijn dan de leugens die door BP verspreid worden in een poging om hun verantwoordelijkheid te beperken en hun imago op te poetsen van een 'milieuverantwoordelijke' oliereus, stellen dat de hoeveelheid aan olie en gas die vrijgekomen is tussen 56.000 en 100.000 vaten per dag bedraagt. Terwijl BP nog altijd beweert dat er maar 5.000 vaten per dag zouden vrijkomen!
Natuurlijk heeft BP reeds een waslijst van inbreuken, maar zij hebben vele medeplichtigen, waaronder de VS-staat de grootste is. Een van de grootste olierafinaderijen van BP in de VS ontplofte in maart 2005 en veroorzaakte daarbij 15 doden, verwonde 180 mensen en dwong duizenden bewoners om zich schuil te houden in hun woningen. Het incident was het toppunt van een serie van minder ernstige ongevallen in de raffinaderij, en de technische problemen werden door het management terzijde geschoven. Onderhoud en veiligheid op het bedrijf waren afgevoerd als een kostenbesparende maatregel, en de verantwoordelijkheid berustte uiteindelijk bij de managers in Londen. Er zijn verschillende onderzoeken geweest over de ramp en tenslotte pleitte de maatschappij schuldig voor een misdadige schending van de Clean Air Act. Ze werden beboet met 50 miljoen $ en veroordeeld tot 3 jaar op proef. Op 30 oktober 2009, beboette de US Ocupational Safety en Hazards Administration (OSHA), BP voor een bijkomende 87 miljoen $ - de grootste boete in de geschiedenis van de OSHA - omdat zij geen gevolg hadden gegeven aan de verbetering van de veiligheidsmankementen die aan het licht waren gekomen bij de ontploffing van 2005. Inspecteurs stootten op 270 veiligheidsovertredingen die voordien waren gesignaleerd en 439 nieuwe overtredingen. Het ongebreidelde cynisme van de kapitalisten maakt dat BP natuurlijk in beroep ging tegen deze boete!
De lijst van overtredingen door BP is eindeloos, en de lijst van geschillen tussen BP en de VS regering is indrukwekkend lang. Men zou zich er over kunnen verwonderen waarom zo een milieu-charlatan als BP door de VS nog toegelaten wordt om 40% van haar markt in handen te hebben in dit land. In feite komt het er op neer dat de VS, door uiterst laks op te treden omtrent milieu- en veiligheidsnormen, de allereerste medeplichtige is in de rampen die worden veroorzaakt door BP. Het komt de VS economisch zeker 'gunstiger' uit om zijn eigen olie te kunnen kopen van een maatschappij die deze produceert aan een lage kostprijs. De VS staat hen ook toe om delen van haar arbeid in onderaanneming te verlenen - zoals BP dat deed in het geval van Transocean en Halliburton - en BP opereert in de territoriale wateren van de VS. Hun faam van kwalijke praktijken, het schrappen van noodzakelijke kosten, gebruik van oude of slecht werkende installaties, en hun minachting voor de veiligheid van de arbeiders maken het BP inderdaad mogelijk om te produceren aan lage kostprijs! De weerslag is desalniettemin heel ernstig: het betekent dat de VS een technologische achterstand oploopt in de modernisering van zijn eigen productie-apparaat voor olieboring en dit in de context van een wereld waar de nood aan de goedkoopste bronnen van beschikbare energie, namelijk olie nog nooit zo hoog was.
Dit ligt aan de basis van de huidige hervormingswet omtrent energie, die door de Obama-administratie voorgesteld wordt. In de context van een toenemende economische crisis, heeft de VS een schrijnende nood om zijn competitieve snedigheid op de wereldmarkt te herwinnen. De meningsgeschillen zijn niet vreemd aan de betrokkenheid van de VS en Groot-Brittannië bij de Baku-Tiblisi-Cheyhan pijpleiding bijvoorbeeld. Dit is een doorn in de oog van de VS, nu deze proberen de controle te verwerven over de grondstoffen, waar de Europese staten en China nood aan hebben. Dit is de reden waarom het verkeerd zou zijn te geloven dat de acties die worden ondernomen door de VS agentschappen die er op gericht zijn om het Engelse BP's ergste slechte gedrag te beboeten, een weerspiegeling zouden zijn van de bekommernis van de staat over de veiligheid van het leefmilieu en de mensenlevens. De VS heeft in tegendeel van deze ecologische ramp gebruik gemaakt om zijn eigen imago op te vijzelen als 'kampioen van de milieubescherming' en hun gezag te vestigen in een industrie die van levensbelang is voor haar competitiviteit op de wereldmarkt. Zij zijn inderdaad dergelijke rampen aan het omvormen tot wapens van hun handelsoorlog tegen andere landen, in het geval van BP, tegen Groot-Brittannië.
Net als andere kapitalistische landen weten de VS perfect dat de afhankelijkheid van olie, niet zo vlug zal verdwijnen onder de huidige kapitalistische omstandigheden, en nog minder op een moment van zijn meest acute economische crisis. Olie is de enige energiebron die hen een competitief voordeel kan geven, ongeacht de kost voor het leefmilieu en de mensen. Om die reden is het onmiddellijke antwoord van de Obama-administratie een moratorium op het verbod van boren op zee, dat hij pas een maand tevoren had toegestaan. Tijdens zijn presidentscampagne liet Obama de kiezers geloven dat hij er gekant was tegen de verhoging van de kernenergie, de olie- en gaswinning, het delven van kolen als energiebronnen, de drijfriemen van de Amerikaanse economie. Bovendien had hij beloofd te investeren in hernieuwbare energiebronnen en een expansie van de ‘groene' technologie. Maar van zodra hij verkozen was, heeft hij ‘toegegeven' dat de VS een dergelijke hervorming van hun economie niet konden doorvoeren zonder aan competitiviteit in te boeten op wereldvlak.
Het kapitalisme zal nooit 'groen' worden. Zijn veronachtzaming van mens en natuur spat elke dag meer uit elkaar spatten. Deze gebeurtenis legt eens te meer het bankroet en het irrationele karakter van het kapitalisme bloot voor de ogen van de arbeidersklasse. Het zet ons aan om na te denken over de toekomst van het kapitalisme en de mensheid. Het is hoog tijd dat wij het kapitalisme vernietigen, voor het ons vernietigt.
Ana / 19.5.2010
30 jaar geleden, gedurende de zomer van 1980, hield de arbeidersklasse in Polen de wereld in spanning. Een reusachtige stakingsbeweging verbreidde zich over het land: verschillende honderdduizenden arbeiders gingen in verschillende steden in wilde staking, ze deden daarmee de heersende klasse beven, in Polen zowel als in andere landen.
De arbeiders in verschillende fabrieken reageren met spontane stakingen op de aankondiging van een stijging van de vleesprijzen. Op 1 juli gaan de arbeiders van Tczew bij Gdansk en van Ursus in een voorstad van Warschau in staking. Bij Ursus worden algemene vergaderingen gehouden, een stakingscomité wordt gekozen en gemeenschappelijke eisen worden voorop gesteld. Gedurende de volgende dagen blijven de stakingen uitbreiden: Warschau, Lodz, Gdansk enz. De regering probeert verdere uitbreiding tegen te houden door snel toegevingen te doen, zoals loonsverhogingen. Half juli gaan de arbeiders van Lublin, een belangrijk spoorknooppunt, in staking. Lublin ligt op de spoorlijn die Rusland verbindt met Oost-Duitsland. In 1980 was dat een vitale verbinding voor de bevoorrading van de Russische troepen in Oost-Duitsland. De eisen van de arbeiders waren: geen repressie tegen de stakende arbeiders, terugtrekking van de politie uit de fabrieken, loonsverhoging en vrije verkiezingen voor de vakbonden.
De arbeiders hadden de lessen getrokken uit de strijd in 1970 en 1976 (1). Ze zagen duidelijk dat, telkens zij eisen stelden, het officieel vakbondsapparaat aan de kant stond van de stalinistische staat en de regering. Daarom namen ze in de zomer van 1980 direct zelf het initiatief tot de strijd. Ze wachtten niet op instructies van hogerhand, ze stapten samen op, hielden algemene vergaderingen om zelf te beslissen over plaats en ogenblik van hun strijd.
Gemeenschappelijke eisen werden voorop gesteld op massavergaderingen. Een stakingscomité werd gevormd. In het begin stonden economische eisen centraal.
De arbeiders zijn vastbesloten. Ze willen geen herhaling van de bloedige onderdrukking van de strijd zoals in 1970 en 1976. In het industriecentrum Gdansk-Gdynia-Sopot wordt een interbedrijfs-stakingcomité (MKS) gevormd: het bestaat uit 400 leden (twee afgevaardigden per bedrijf). Gedurende de tweede helft van augustus komen telkens 800 tot 1000 afgevaardigden samen. Elke dag worden algemene vergaderingen gehouden op de Lenin scheepswerven. Luidsprekers zijn geïnstalleerd om iedereen toe te laten de discussies van de stakingscomités te volgen, en ook de onderhandelingen met vertegenwoordigers van de regering. Daarna worden ook microfoons geïnstalleerd buiten de zaal waar het MKS samenkomt, zodat de arbeiders die aanwezig zijn op de algemene vergaderingen rechtstreeks kunnen tussenkomen in de MKS-discussies. 's Avonds keren de afgevaardigden, vaak voorzien van cassettes met opnames van de debatten, terug naar hun werkplaats om de discussies en de situatie daar voor te stellen aan 'hun' algemene vergadering in hun bedrijf, waarmee ze hun mandaat verantwoorden voor die vergadering.
Dat zijn de middelen die ervoor zorgen dat zoveel mogelijk arbeiders kunnen deelnemen aan de strijd. De afgevaardigden leggen verantwoording af over het mandaat dat ze gekregen hebben, zijn op elk moment afzetbaar en de algemene vergaderingen beslissen steeds soeverein. Al deze praktijken staan compleet vierkant tegenover de vakbondspraktijk.
Op dat ogenblik, nadat de arbeiders van Gdansk-Gdynia-Sopot zich verenigd hebben, breidt de beweging uit naar andere steden. Om de communicatie tussen de arbeiders te saboteren, verbreekt de regering op 16 augustus de telefoonverbindingen. Onmiddellijk dreigen de arbeiders ermee hun beweging nog verder uit te breiden als de regering de lijnen niet direct weer openstelt. Die geeft toe.
De algemene vergadering beslist dan een arbeidersmilitie op de been te brengen. Terwijl het alcoholverbruik algemeen verbreid is, wordt collectief besloten alcohol te verbieden. De arbeiders beseffen dat ze een klaar hoofd moeten hebben in hun confrontatie met de regering.
Wanneer de regering met repressie dreigt in Gdansk, verklaren de spoorlui van Lublin: "Als de arbeiders van Gdansk lijfelijk aangevallen worden, en als een enkele arbeider een haar gekrenkt wordt, zullen we de strategisch meest belangrijke spoorlijn tussen Rusland en Oost-Duitsland lamleggen."
In bijna alle belangrijke steden zijn de arbeiders in beweging. Meer dan een half miljoen van hen begrijpen dat ze de enige kracht in het land zijn die in staat is zich tegen de regering te verzetten. Ze voelen wat hen die macht geeft:
- de snelle uitbreiding van de beweging in plaats van het uitputten ervan in gewelddadige botsingen zoals in 1970 en 1976;
- hun zelforganisatie, dat wil zeggen hun vermogen om zelf het initiatief te nemen in plaats van op de vakbonden te rekenen;
- het houden van algemene vergaderingen waarin ze hun krachten kunnen verenigen, controle uitoefenen over de beweging, ervoor zorgen dat de grootst mogelijke massa deelneemt en dat allen getuige zijn van de onderhandelingen met de regering.
En de uitbreiding van de beweging was inderdaad het beste wapen van solidariteit; de arbeiders beperkten er zich niet toe steunverklaringen af te leggen, ze namen zelf het initiatief tot strijd. Die dynamiek maakte het mogelijk een andere krachtsverhouding te ontwikkelen. Zolang de arbeiders op zo massale en eengemaakte wijze strijd voerden, kon de regering niet tot repressie overgaan. Gedurende de zomerstakingen, toen de arbeiders op eensgezinde wijze de regering confronteerden, werd geen enkele onder hen getroffen of gedood. De Poolse bourgeoisie begreep dat ze zich een dergelijke fout niet kon veroorloven, maar dat ze de arbeidersklasse van binnenuit moest verzwakken.
Het gevaar dat de strijd in Polen vertegenwoordigde, kan afgewogen worden aan de reacties van de buurlanden. De grenzen tussen Polen en Oost-Duitsland, Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie werden onmiddellijk gesloten. En de bourgeoisie had goede redenen om tot die maatregel over te gaan! In het steenkoolbekken bij Ostrava in Tsjechoslowakije waren de mijnwerkers, het voorbeeld van Polen volgend, ook in staking gegaan. In de Roemeense mijnregio's, in Togliattigrad in Rusland, gingen de arbeiders dezelfde weg op. Ook al zijn er in West-Europa geen stakingen uit directe solidariteit met de strijd van de arbeiders in Polen, dan nemen de arbeiders in verschillende landen wel de ordewoorden over van hun klassebroeders in Polen. In Turijn kon men in september 1980 de arbeiders horen scanderen: "Gdansk toont ons de weg".
Terwijl er in het begin geen syndicale invloed was, zetten de leden van de 'vrije vakbonden' )(2) zich in om de strijd tegen te werken. In het begin werden de onderhandelingen op openlijke wijze gevoerd, maar na verloop van tijd werd beweerd dat 'deskundigen' nodig waren om de details uit te werken van de onderhandelingen met de regering. Het werd de arbeiders steeds moeilijker gemaakt de onderhandelingen te volgen, laat staan eraan deel te nemen. De luidsprekers die de discussies weergaven werkten niet meer tengevolge van 'technische' problemen. Lech Walesa, lid van de 'vrije vakbonden', werd tot leider van de beweging gekroond dankzij het feit dat hij door de directie van de scheepswerven van Gdansk ontslagen werd. De nieuwe vijand van de arbeidersklasse, de 'vrije vakbond', had zijn best gedaan om de beweging te infiltreren en begon nu zijn sabotagewerk. Zo zette hij zich in om de arbeiderseisen helemaal te verdraaien. Terwijl economische en politieke eisen eerst bovenaan de lijst stonden, drongen de 'vrije vakbond' en Walesa nu aan op de erkenning van de 'onafhankelijke' vakbonden, waarmee ze de economische en politiek eisen naar het tweede plan verschoven. Ze volgden de oude 'democratische' tactiek: verdediging van de vakbonden in plaats van de arbeidersbelangen.
De ondertekening van de akkoorden van Gdansk op 31 augustus markeerde de uitputting van de beweging (ook al bleven de stakingen op andere plaatsen nog enkele dagen duren). Het eerste punt van die akkoorden keurde de oprichting goed van een 'onafhankelijke en zelfbeheerde' vakbond die de naam Solidarnosc kreeg. De 15 leden van het MKS-presidium (interbedrijfs-stakingscomité) vormen de leiding van de nieuwe vakbond. Omdat het voor de arbeiders duidelijk was dat de officiële vakbonden aan de kant stonden van de staat, dachten de meesten onder hen nu dat de pas opgerichte vakbond Solidarnosc, 10 miljoen arbeiders sterk, niet corrupt was en hun belangen zou verdedigen. Ze hadden de ervaring niet opgedaan die de arbeiders in het Westen hadden , geconfronteerd met tientallen jaren van 'vrije' vakbonden. Terwijl Walesa toen al beloofde: "We willen een tweede Japan bouwen en voorspoed voor allen creëren" en vele arbeiders, door hun gebrek aan ervaring met de werkelijkheid van het kapitalisme in het Westen, grote illusies konden koesteren, vervulden Solidarnosc met Walesa aan het hoofd de rol van pompiers voor het kapitalisme om de strijdwil van de arbeiders te blussen. Die illusies binnen de arbeidersklasse in Polen waren niets anders dan het gewicht en impact van de democratische ideologie op dit deel van het wereldproletariaat. Het vergif van de democratie dat al zo sterk was in de westerse landen, kon enkel nog sterker zijn in Polen, na vijftig jaar stalinisme. Dat hadden de Poolse en de wereldbourgeoisie zeer goed begrepen. Deze democratische illusies waren de voedingsbodem waarop de bourgeoisie en haar vakbond Solidarnosc hun arbeidersvijandige politiek hebben kunnen ontwikkelen en de repressie ontketenen.
In de herfst van 1980, toen de arbeiders opnieuw in staking gingen om te protesteren tegen de akkoorden van Gdansk, nadat ze vaststelden dat zelfs met een 'vrije' vakbond aan hun zijde hun situatie erop verslechterd was, begon Solidarnosc zijn ware gelaat al te tonen. Net na het einde van de massastaking vloog Walesa van her naar der in een legerhelikopter om de arbeiders op te roepen hun stakingen dringend stop te zetten. "Wij hebben geen behoefte meer aan andere stakingen want die kunnen ons land in de afgrond storten, men moet zich bedaren."
Sinds zijn ontstaan is Solidarnosc begonnen de beweging te saboteren. Telkens het mogelijk is, ontneemt hij de arbeiders het initiatief, en verhindert hen nieuwe stakingen te ontketenen.
In december 1981 kan de Poolse bourgeoisie eindelijk de repressie ontketenen tegen de arbeiders. Solidarnosc heeft zijn best gedaan om de arbeiders politiek te ontwapenen. Terwijl gedurende de zomer van 1980 geen enkele arbeider getroffen of gedood werd dankzij de zelforganisatie en de uitbreiding van de strijd, en omdat er toen geen vakbond was om de arbeiders in te kaderen, werden in december 1981 meer dan 1200 arbeiders vermoord, honderdduizenden werden in de gevangenis geworpen of tot ballingschap gedreven.
Als Lech Walesa, de voormalige leider van Solidarnosc, later aan het hoofd gekozen wordt van de Poolse regering, is dat juist omdat hij getoond heeft een voorbeeldig verdediger te zijn van de belangen van de Poolse staat in zijn functie van vakbondsleider.
Ook als er ondertussen 30 jaar verlopen zijn, en hoewel veel arbeiders die deelgenomen hebben aan de stakingsbeweging destijds nu werkloos geworden zijn of tot emigratie gedwongen, blijft hun ervaring van onschatbare waarde voor heel de arbeidersklasse. Zoals de IKS al in 1980 schreef, "vertegenwoordigt de strijd in Polen op alle punten een grote stap voorwaarts in de strijd van het proletariaat op wereldvlak, daarom zijn deze gevechten de belangrijkste sinds een halve eeuw"(Resolutie over de klassestrijd, IVe Congres van de IKS, 1980, International Review nr. 26). Ze waren het hoogtepunt van een internationale strijdgolf. Zoals we stelden in ons rapport over de klassestrijd in 1999 op ons XIIIe Congres: "De historische gebeurtenissen op dit niveau hebben gevolgen op lange termijn. De massastaking in Polen leverde het definitieve bewijs dat de klassestrijd de enige kracht is die de bourgeoisie ertoe kan brengen haar imperialistische rivaliteit opzij te zetten. Ze heeft in het bijzonder aangetoond dat het Russisch blok - door zijn positie van zwakheid historisch gedwongen de 'agressor' te zijn in elke oorlog - niet in staat was zijn groeiende economische crisis te beantwoorden met een politiek van militaire expansie. Duidelijk gezegd konden de arbeiders van het Oostblok (en van Rusland zelf) niet compleet als kanonnenvlees dienen in wat voor toekomstige oorlog dan ook voor de glorie van het 'socialisme'. In die zin was de massastaking in Polen een machtige factor in de implosie die het Russisch imperialistisch blok trof"(International Review nr. 99, 1999).
IKS
(1) Gedurende de winter 1970-71 gingen de arbeiders van de scheepswerven aan de Baltische zee in staking tegen de verhoging van prijzen van basisproducten. Eerst reageerde het stalinistisch regime met felle repressie tegen de betogingen, waarbij honderden doden vielen, met name in Gdansk. De stakingen hielden echter nog niet op. Tenslotte werd partijleider Gomulka afgezet en vervangen door een 'sympathieker' personage, Gierek. Deze laatste discussieerde 8 uur met de arbeiders van de scheepswerven in Szczecin voor hij hen ervan kon overtuigen het werk te hervatten. Natuurlijk duurde het niet lang voor hij de beloften vergat die hij daarbij gedaan had. In 1976 lokten nieuwe brutale economische aanvallen in verschillende stakingen uit, met name in Radom en Ursus. De repressie maakte opnieuw tientallen doden.
(2) Het ging niet echt om een vakbond, maar om een kleine groep arbeiders die, in samenwerking met het KOR (comité ter verdediging van de arbeiders) dat door intellectuelen van de democratische oppositie gevormd werd na de repressie van 1976, ijverden voor de legalisering van een onafhankelijk syndicalisme.
Wij publiceren hieronder de stellingname van de IKS in Spanje over de metrostaking in Madrid en voegen daarbij een solidariteitsverklaring toe van een groep postmannen uit de Spaanse hoofdstad.
Deze paar lijnen om onze warme en hartelijke solidariteit te betuigen met de metro-arbeiders van Madrid.
In de eerste plaats omdat zij toonden dat massale en vastbesloten strijd het enige antwoord is dat de uitgebuiten in handen hebben tegen de brutale aanvallen die de uitbuiters ons willen opdringen. In dit geval tegen een loondaling van 5%. Een mokerslag voor de arbeiders, die volkomen illegaal is zelfs vanuit het oogpunt van de burgerlijke wette-lijkheid, aangezien het een eenzijdige schending is van de CAO die werd ondertekend door de overheid. En nog durven ze de metro-arbeiders te behandelen als ‘criminelen'!
Solidariteit ook tegen de lastercampagne en de pogingen tot ‘morele lynching' van deze kameraden. Rechtse politiekers en media lanceerden een ranzige campagne die de stakers voorstelt als pionnen in de campagne van de Partido Socialista Obrero Español (PSOE) tegen de ‘leidster' van de Partido Popular (PP) in Madrid (Esperanza Aguirre) die de meest razende eisen stelde voor sancties en ontslagen! (1) We mogen echter niet de krachtige steun van links vergeten aan die campagne van isolering en minachting van de arbeiders. Aguirre en Rajoy eisten krachtdadigheid en de zweep tegen deze "vandalen", maar de minister van Industrie mobiliseerde op massale wijze andere transportmiddelen om de staking te breken en de socialistische minister van Binnenlandse Zaken stelde Aguirre tot 4.500 bijkomende politieagenten ter beschikking! De linkse media klonken minder hatelijk, maar was des te schijnheiliger. Ze droegen enkel bij tot het versterken van de idee van "eestaking met gijzelneming" zoals El País op 30 juni blokletterde. Deze ‘rode' lakeien van het kapitalistisch systeem weten heel goed wie te kiezen tussen Esperanza Aguirre en stakende arbeiders.
Wat de bourgeoisie het meest heeft verontwaardigd zijn niet de ‘ongemakken' voor de reizigers. Het volstaat om de omstandigheden vast te stellen die de reizigers op ‘normale' dagen moeten verdragen: de groeiende nalatigheid met betrekking tot de infrastructuur, in het bijzonder bij het openbaar vervoer, zorgt voor een toenemende chaos bij het transport. Ondanks hun beweringen, stoort de bourgeoisie zich evenmin aan de verliezen die veroorzaakt worden aan de bedrijven door de vertragingen en de afwezigheden van de werknemers. Wat een pretentie om de stakers van de metro te beschuldigen van een aanslag op het 'recht op werk', terwijl het Spaanse kapitaal niet minder dan vijf miljoen proletariërs (werklozen) van dat ‘recht' heeft beroofd!
Neen. Wat de bourgeoisie in werkelijkheid dwars zit in de strijd van de metro-arbeiders te Madrid is dat de arbeiders hebben geweigerd de offers en aanvallen te slikken.
De arbeiders stelden zich niet tevreden met een steriele begrafenisstoet, zoals bij de staking van de ambtenaren van 8 juni (2), maar gaven een voorbeeld van eenheid en vastbeslotenheid. Dat is wat El País erkende in het hierboven vermelde editoriaal: "Het bedrijfscomité beweert dat er een overeenkomst van kracht is die loopt tot 2012 en dat de Gemeenschap van Madrid die eenzijdig heeft opgezegd. Maar de ambtenaren hadden ook een dergelijke overeenkomst ["en die stelden zich tevreden met de klucht van 8 juni", voegt El País er impliciet aan toe]. Het is mogelijk dat een meer pedagogische uitleg nodig is omtrent de ernst van de toestand die verplicht tot opofferingen in ruil voor werkzekerheid [en vervolgens beschuldigen ze de stakers van chantage!] en een grotere helderheid om uit te leggen hoe de loonvermindering kan gepaard gaan met een latere waarborg van de koopkracht..."
De strijd van de kameraden van de Madrileense metro is een klassenantwoord vol van lessen voor alle arbeiders. Vandaag zit deze strijd in een soort tussenfase en is het moeilijk te weten hoe hij gaat evolueren. Het is dus te vroeg om een uitvoerige balans op te maken van alle lessen. We bespreken hier alvast de meest treffende.
Eén van de kenmerken van de strijd van de metro-arbeiders was dat hij steunde op werkelijk massale vergaderingen. Reeds op 29 juni, het ogenblik dat er beslist werd om geen minimale dienstverlening te aanvaarden, kon er veel volk de zaal niet in. Ondanks de campagne van leugens over de strijd, was het aantal aanwezigen op de 30ste nog hoger dan de dag ervoor. Waarom? Zoals de arbeiders het zelf zeiden: "Wij moeten tonen dat wij één zijn, als de vingers van een hand."
Tijdens deze vergaderingen heeft men geprobeerd de vele typische streken van de vakbonden te ontwijken. Bijvoorbeeld, de versplintering en verwarring met betrekking tot de stakingsoproepen. Zo werd op de vergadering van 30 juni beslist om over te gaan tot een minimale dienstverlening op de 1ste en de 2de juni. Dit om te vermijden van gekneld te geraken tussen de vakbond die voor de totale staking was en zij die dat niet waren. De vergadering deed afstand van het verbaal radicalisme van een oud woordvoerder van het Comité, wiens verklaring in de aard van"Wij zullen Madrid doen ontploffen" eerder de vijanden van de strijd van pas komt in hun campagne van laster en isolering van de metro-arbeiders.
De Algemene Vergaderingen dienden echter niet alleen om onnodige uitwassen te temperen of te vermijden in provocaties te trappen. Zij hebben vooral alle kameraden moed en vastberadenheid gegeven en de strijdbaarheid ondersteund. En zo kwam het ook dat in de plaats van de ge-woonlijke, geheime, individuele vakbondsstemming, de metrostaking beslist en georganiseerd werd door te stemmen bij handopsteking, een stemming waarbij de vastbeslotenheid van andere kameraden de meer onbeslisten kan aanmoedigen. De media kan zwaaien met het spook van de ‘druk' op bepaalde arbeiders door de stakings-piketten, maar wat de arbeiders heeft aangemoedigd om de werkonderbreking te vervoegen was net dat het een bewuste en gewilde beslissing was die volgde uit een open en franke discussie, waarbij men zowel zijn vrees kon uiten, als de redenen om te strijden. Op één van de sites waar men zijn solidariteit kon uiten met de strijd (3) schrijft een jonge metro-arbeidster openlijk dat zij naar de Algemene Vergadering van 29 juni was gegaan "om geen angst meer te hebben van strijd."
In het geval van de metrostaking werd het decreet van de minimale dienstverlening gebruikt als platform om de stakers te bombarderen en te intimideren, opdat zij de strijd zouden opgeven.
Mevrouw Esperanza Aguirre kan zich vanuit haar presidentieel paleis mooi presenteren als een weerloze jonkvrouw ten prooi van de verbittering van de stakers. De waarheid is dat de wet aan de autoriteiten (de patroon van de openbare werknemers) toestaat om een minimale dienstverlening op te leggen. De presidente van de regio Madrid, die uit ervaring de wettelijke manoeuvreerruimte kent en zich vooral gesteund voelde door het mediakoor van tv-kanalen, deed een provocatieve zet door een minimale dienstverlening op te leggen aan 50 % van het personeel.
Deze valstrik brengt de metro-arbeiders met de rug tegen de muur. Als zij de minimale dienstverlening aanvaarden, dan wordt hun wil om niet te plooien voor de dictaten van het management aangetast. Als zij hem niet aanvaarden, dan draaien ze op voor alle tegenspoed van hun klassenbroeders, die de grote meerderheid van metrogebruikers uitmaken... Bovendien verleent deze wet (die volgens de verdedigers van de burgerlijke orde strenger moet) aan de regering (de uiteindelijk baas) de mogelijkheid om sancties op te leggen als deze minimale dienstverlening niet wordt gerealiseerd, wat de bourgeoisie nog een bijkomende troef biedt bij de onderhandelingen. Twee dagen nadat de metro-arbeiders hun weigering van de minimale dienstverlening terugtrokken, deed de leiding van de maatschappij het aantal gesanctioneerde arbeiders stijgen van 900 naar 2800.
De enige weg uit een dergelijke valstrik is de solidariteit van andere arbeiders op te zoeken.
De kracht van de arbeidersstrijd wordt niet afgemeten aan hun capaciteit om de kapitalistische bedrijven verliezen toe te brengen. Daar zijn de leiders van deze bedrijven zelf wel toe in staat, zoals het geval van de metro te Madrid aantoont. Deze kracht kan evenmin worden afgemeten aan de capaciteit om een stad of sector lam te leggen. Ook op dat vlak is het moeilijk wedijveren met de burgerlijke staat zelf.
De kracht van de arbeidersstrijd is dat hij, al dan niet expliciet, terugvalt op universele waarden voor alle uitgebuiten: menselijke noden mogen niet worden opgeofferd op het kapitalistisch altaar van winst en concurrentie.
Ongeacht de radicaliteit van de botsing tussen één of andere sector van de arbeiders met hun bazen, als de bourgeoisie er in slaagt om die voor te stellen als iets specifiek of bijzonder, zal het haar altijd lukken de strijd te ontkrachten en heel de arbeidersklasse een demoraliserende steek toe te brengen. Als daarentegen de arbeiders er in slagen om de solidariteit van andere arbeiders te winnen, als zij hen kunnen overtuigen dat hun eisen geen bedreiging zijn voor de andere uitgebuiten, maar een uitdrukking van dezelfde klassenbelangen, als zij Algemene Vergaderingen en bijeenkomsten houden waarbij andere arbeiders zich kunnen aansluiten, dan versterken zij zichzelf en de gehele arbeidersklasse.
Voor de strijd van de kameraden van de Madrileense metro, was het belangrijkste niet het sturen van stakingspiketten om het uitrijden van treinstellen te beletten (zelfs al moet de Algemene Vergadering weten of haar beslissingen worden opgevolgd), maar de redenen van hun strijd uit te leggen aan hun kameraden van EMT (gemeentelijk transportbedrijf), Telemadrid (regionale tv-zender) of andere ambtenaren. Voor de toekomst van de strijd is het niet essentieel dat een bepaald percentage minimale dienstverlening wordt gehaald (zelfs indien de meerderheid van de arbeiders van de werkverplichtingen moet worden opgehaald, opdat de Algemene Vergadering, de piketten en de bijeenkomsten zouden doorgaan en worden bijgewoond). Het belangrijkste blijft het winnen van het vertrouwen en de solidariteit van de andere arbeiderssectoren en naar de arbeiderswijken te gaan om uit te leggen waarom de eisen van de metro-arbeiders geen voorrecht noch bedreiging zijn voor de andere arbeiders, maar een antwoord op de aanvallen veroorzaakt door de crisis.
Deze aanvallen zullen alle arbeiders raken, van alle landen, omstandigheden, categorieën... Als het kapitaal in staat is de arbeiders tegen elkaar op te zetten of de strijd te isoleren, zelfs al is die radicaal maar gevangen in zijn eigen hoekje, dan zal het er in slagen de noden van zijn uitbuitingssysteem op te leggen. Maar als de arbeidersstrijd daarentegen begint met eenheid en massieve strijd te verspreiden tegen deze misdadige aanvallen, dan zullen wij in staat zijn nieuwe en brutalere offers te beletten. Dat zou een belangrijke stap zijn voor de ontwikkeling van het proletarisch alternatief tegenover de kapitalistische ellende en barbarij.
AP / 12.06.2010
(1) De Spaanse regering is in handen van de Spaanse Socialistische Arbeiderspartij (PSOE), terwijl de regio en stad Madrid, waarvan Esperanza Aguirre de president is, onder het bewind vallen van de rechtse Volkspartij (PP), waarvan Mariano Rajoy de voorzitter is. Het beheer van de metro valt onder het bestuur van Madrid. En zo komt het dat de twee partijen aan politiek opbod gedaan hebben, elkaar voor rotte vis hebben uitgescholden, maar wel akkoord gingen op de kap van de metro-arbeiders [nvdv].
(2) Lees in het Spaans onze balans van 8 juni op www.es.internationalism.org [53].
(3) www.usuariossolidarios.wordpress.com [54]
Een aantal strijdbare arbeiders uit recente stakingsbewegingen in Turkije van het Nationaal Tabak en Alcohol Monopoly (TEKEL), die van de Dienst van Waters en Rioleringen van Istanbul (ISKI), de brandweer, de arbeiders van Sinter Metal, het gemeentepersoneel van Esenyurt, de bouwvakkers van Marmaray, de vuilnisophalers, het personeel van de Turkse Raad voor Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek (TUBITAK) en arbeiders van ATV-Sabah News Corporation, zijn bijeengekomen en hebben een arbeidersgroep opgericht met de naam Platform van Strijdende Arbeiders. Een groep van arbeiders van TEKEL heeft gewerkt aan de oprichting van een comité om de lessen te trekken uit de strijd waarin zij verwikkeld waren en het Platform van Strijdende Arbeiders is een belangrijke etappe bij het scheppen van banden met andere arbeiders. In het bijzonder met diegenen die strijden tegen de bepalingen en voorwaarden die recent werden ingevoerd door de 4-C (1), die in wezen neerkomt op een veralgemeende aanval op alle arbeiders van de openbare sector, met een loonvermindering, het toestaan van overplaatsing van arbeiders, de verplichting tot niet betaalde overuren, het recht voor de directie om arbeiders tijdelijk te ontslaan en het toelaten van willekeurige ontslagen.
De arbeiders van dit platform lanceren een oproep voor geldelijke steun om te kunnen bijdragen tot deze strijd. Wij houden er aan te onderstrepen dat zij geen geld vragen om zich te voeden tijdens een staking. Ook al kan dit type van solidariteit heel belangrijk zijn, zeer dikwijls komt het nooit terecht bij de stakers die in strijd zijn, en zelfs als dat toch het geval is, kan het nauwelijks het lijden verlichten van tienduizenden families die door deze grote staking getroffen zijn. Wat zij verwachten is dat het geld het hen mogelijk zal maken om de activiteiten te organiseren die noodzakelijk zijn voor de strijd. Turkije is een zeer groot land (reizen door Turkije is zoals het reizen van Londen naar Warschau), en TEKEL bijvoorbeeld, is een bedrijf met arbeiders over heel het land. Reizen om vergaderingen te kunnen bijwonen kost geld, net zoals het organiseren van de verspreiding van pamfletten, afficheren, of het houden van openbare bijeenkomsten. Na een lange strijd in een van de armste landen van Europa beschikken de arbeiders over weinig geld.
Wees niet ontmoedigd als u niet veel kan missen. Denk er aan dat Turkije een van de armste landen is van Europa en dat zelfs een klein beetje geld veel kan bewerkstelligen. De prijs bijvoorbeeld van een pakje sigaretten en een biertje in Europa kan voldoende zijn om een werknemer naar een vergadering te kunnen sturen in een andere stad.
Om direct geld op te sturen naar het Platform van Strijdende Arbeiders, ga daarvoor naar de het Engelstalige deel van onze website, in het kader rechts 'Support Tekel Workers' Group'n
IKS / 13.05.2010
(1)Administratieve naam van de recente hervorming van het ambtenarenregime.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 202.91 KB |
Internationalisme nr. 348 - 4e kwartaal 2010 Internationalisme nr. 348
Terwijl in Frankrijk en andere landen van Europa (Spanje, Groot-Brittannië, Griekenland, ...) een toenemende weerstand waar te nemen is tegen de besparingstsunami van de regeringen en een strijd die steeds massalere omvang aanneemt, blijven de reacties van de arbeiders in België vooralsnog vrij beperkt, Zeker, er komen hier en daar bescheiden manifestaties van strijdwil tot uiting - Duferco in La Louvrière en Charleroi, personeel van de SNCB, buschauffeurs in Wallonië (TEC) en in Vlaanderen (De Lijn), geldtransporteurs van het bedrijft Brinks -, maar de ontwikkeling van de strijd wordt in België ernstig belemmerd door de omvang van een voortdurende nationalistische tamtam.
Terwijl de politieke impasse al 150 dagen duurt, herhalen de media tot vervelens toe de eisen en de grieven van zowel de Nederlandstaligen als de Franstaligen. Aan de ene kant laat het Vlaams-nationalistische discours met meer of minder nuances het volgende idee doorsijpelen: ‘De Franstaligen, die ons altijd uitgebuit en geminacht hebben, zijn een last voor Vlaanderen. In plaats van te werken en belasting te betalen om de schuld van de Franstalige regio’s in te lossen en hun werklozen uit te betalen, zou een onafhankelijk Vlaanderen deze middelen beter kunnen gebruiken om de eigen welvaart te garanderen.’ Een min of meer beschaafde variatie van het ‘eigen volk eerst’ van het rechts-extremistische Vlaams Belang. Aan de andere kant neemt een gelijktijdige campagne in omvang toe aan Franstalige kant, die erop gericht is de een anti-Vlaamse vijandigheid aan te wakkeren onder de Franstaligen: ‘Die ondankbare en niet te vertrouwen Vlamingen hebben in het verleden geprofiteerd van de Waalse solidariteit om hun regio te ontwikkelen en nu laten ze ons vallen. Dat ze maar opstappen : laten we een plan B voorbereiden voor een Franstalig België zonder deze Vlaamse verraders.”
Wat kunnen de Belgische, Vlaamse en Waalse arbeiders verwachten van zulke nationalistische perspectieven, van aanspraken op nationale zelfstandigheid, gebaseerd op taalverschillen ? Gaat het hierbij – zoals sommige “linkse” intellectuelen beweren – om democratische eisen die ook de arbeidersklasse aangaan?
Vanaf het midden van de 19e eeuw stonden de nationale aanspraken op de voorgrond (ze vormden het hart van de revoluties van 1848, die in Europa plaatsvonden). Ze vormden een onlosmakelijk onderdeel van de ‘democratische eisen’, vooral daar waar de oude rijken (het Russische en Oostenrijkse rijk) samenvielen met de overheersing van de aristocratie. De steun van de arbeidersklasse voor sommige van die nationale aanspraken verzwakte dan ook deze machten, en dus ook de feodale reactie, en openden de weg naar de vorming van levensvatbare nationale staten, naar de ontwikkeling van de kapitalistische economie en vorming van een modern proletariaat. Toch was deze steun aan de nationale aanspraken nooit vanzelfsprekend. Want terwijl de arbeidersbeweging zich sterk maakte om de onafhankelijkheid van Polen te steunen, heeft ze nooit aan alle nationale aanspraken haar steun gegeven. Zo veroordeelden Marx en Engels de nationale aanspraken van de kleine Slavische volkeren (Serven, Kroaten, Slovenen, Tsjechen, Moraviers, Slowaken, …) want die konden niet leiden tot de vorming van een levensvatbare nationale staat. In die zin vormden ze een hindernis voor de vooruitgang van het moderne kapitalisme door een speeltje te worden van het Russische rijk en door de ontwikkeling van de Duitse bourgeoisie tegen te werken. Eveneens hebben zij de politiek van de Amerikaanse president Lincoln ter voorkoming van de afscheiding van de Zuidelijke Staten ondersteund (in dat geval hebben Marx en Engels zich, met de grootste stelligheid, dus gekeerd tegen de aanspraak op nationale onafhankelijkheid!). België beschouwden zij als een kunstmatige staat die door Groot-Brittannië in het leven geroepen werd om de industriële ontwikkeling van Frankrijk te dwarsbomen (en over de bijdrage van een ‘Vlaamse Staat’ aan de ontwikkeling van het kapitalisme wordt beter zedig gezwegen...)
De steun van de arbeidersbeweging aan de democratische eisen van toen was dus in essentie gebaseerd op een historische situatie waarin het kapitalisme nog progressief was. In die omstandigheden konden bepaalde sectoren van de bourgeoisie nog ‘revolutionair’ of ‘progressief’ optreden. Maar de situatie verandert radicaal aan het begin van de 20e eeuw en in het bijzonder met de Eerste Wereldoorlog. Vanaf dat moment zijn alle sectoren van de bourgeoisie reactionair geworden, daar het kapitalisme haar fundamenteel historische taak heeft vervuld door de hele planeet te onderwerpen aan haar economische wetten en door op een nooit vertoonde schaal de maatschappelijke productiekrachten te ontwikkelen (te beginnen met de belangrijkste onder hen: de arbeidersklasse). Dit systeem vormt vanaf dat moment niet langer een voorwaarde voor vooruitgang van de mensheid, maar integendeel een hindernis ervoor. We zijn, zoals de Communistische Internationale in 1919 verklaarde, in “een tijdperk van oorlogen en revoluties” aangeland. Vanaf dat moment hebben nationale aanspraken, gebaseerd op taal, godsdienst, ras of welke andere bijzonderheid dan ook, niets progressiefs meer en dienen niet meer door de arbeidersklasse gesteund te worden. Integendeel, zij worden een element in de imperialistische strijd tussen de machten, zoals de twee wereldoorlogen en de talloze bloedige lokale oorlogen (van het Midden-Oosten tot de Balkan bijvoorbeeld) hebben laten zien, en vormen een hinderpaal voor de internationale ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse tegen haar uitbuiters. Zo werd het Vlaamse nationalisme vanaf wereldoorlog 1 uitgebuit door het Duitse imperialisme en werd het na de tweede wereldoorlog stelselmatig ingezet om de arbeidersstrijd te verdelen (zie de stakingsbeweging van 1960-61)
Maar verzwakken deze sub-nationalistische eisen dan niet de bourgeoisie ? Ze kunnen zeker een rol spelen in de wijziging van de krachtsverhoudingen tussen de fracties van de bourgeoisie, maar ze verzwakken geenszins de bourgeoisie in haar totaliteit, integendeel. Deze heeft geen enkele scrupule om de structuur van de staat aan te passen, als dat haar toelaat de geloofwaardigheid van zijn staat te versterken en haar uitbuiting doelmatiger op te leggen. Het voorbeeld van de evolutie van de recente politieke situatie in België is bijzonder instructief op dit punt.
Volgens het beeld, dat door de media wordt verspreid, gaan de Belgische politieke krachten van mislukking naar mislukking: informateurs, pré-informateurs, verhelderaars, verzoeners hebben elkaar in de afgelopen vijf maanden opgevolgd, zonder ook maar het minste resultaat te bereiken. Maar als men het complexe politieke spel van naderbij bekijkt, constateert men dat er via achtereenvolgende zetten niettemin een reorganisatie van de staat uitgedokterd wordt, waar alle fracties zich in zouden kunnen vinden. Zo heeft de pré-formateur, de Franstalige socialist Di Rupo, de basisprincipes laten goedkeuren waarbinnen de hervorming van de staat moet plaatsvinden. Een groep van deskundigen onder leiding van bemiddelaars heeft vervolgens voorstellen geformuleerd voor de herverdeling van de financiële middelen tussen de federale overheid en de regio’s, waarmee aangegeven werd in hoeverre de Franstalige partijen bereid waren concessies te doen. De bemiddelaar De Wever, voorzitter van de Vlaams Nationalistische Partij, heeft daarna een schets van een overeenkomst voorgesteld, waarin werd bekend gemaakt welke concessies de Vlaamse nationalisten overwogen. Tenslotte hebben voor het ogenblik de verschillende partijen arbitrage aanvaard van de Nationale Bank en het Planbureau om de consequenties van de verschillende reorganisatiemodellen, die op tafel zijn gelegd, door te rekenen en te evalueren. Dus, door middel van opeenvolgende voorstellen en tegenvoorstellen, achter een rookgordijn van ruzies en twisten, zoekt de bourgeoisie wel degelijk naar de best mogelijke oplossing, die kan beantwoorden aan de belangen van de alle fracties.
En waar alle fracties van de bourgeoisie zich vinden, dat is in de wil de crisis te laten betalen door de arbeiders. In die zin zal het ordewoord van de Staatshervorming zijn: de “respon-sabilisering” van de verschillende niveaus van de macht. De federale overheid, maar ook de verschillende regio’s en gemeenschappen zullen meer dan ooit verantwoordelijk zijn voor hun eigen inkomsten en hun uitgaven, en dus ook voor een evenwicht in hun begroting. Meer nog dan in de regionalisering van het verleden, zou dat kunnen inhouden dat er verschillen bestaan in belasting en salarissen van de ene regio ten opzichte van de andere, variaties in het stelsel en de uitkeringen voor werklozen, verschillende statuten voor de ambtenaren, enzovoort. De begrotingsbeperkingen en de aanvallen op de salarissen en de leefomstandigheden zullen gecamoufleerd worden door de regionalisering van de budgetten en door de eigen ‘responsabilisering’ van de regio’s. In zekere zin opereert de Belgische staat als een multinational, die een aantal van haar activiteiten onderbrengt in een filiaal van dezelfde industriële groep, maar wat haar in staat stelt om verschillende werkomstandigheden en salarissen op te leggen en de arbeiders als concurrenten tegen elkaar op te zetten.
De arbeidersklasse heeft dus absoluut niets te winnen door het naar voren schuiven van nationalistische eisen, in de schepping van nieuwe nationale eenheden. Vroeger werd België gedomineerd door de Franstalige bourgeoisie en de Vlaamse arbeiders hadden vaak te maken met een baas die Frans sprak. Dat kon voeding geven aan de illusie, dat als men weigerde om Frans te spreken, men zich teweer stelden tegen de baas en tegen de bourgeoisie. Tegenwoordig spreken de Vlaamse arbeiders Vlaams tegen hun superieuren en hun bazen en dat heeft absoluut niets veranderd aan hun uitbuiting. Tegenwoordig kunnen ze zich richten tot de Vlaamse overheid die, zoals bij Opel-Antwerpen duidelijk te zien was, hen net zo min verdedigt als de Belgische regering. Tegenwoordig moeten zowel de Vlaamse als de Waalse arbeiders hun leefomstandigheden verdedigen tegen Waalse, Vlaamse, maar ook Amerikaanse, Duitse, Chinese ondernemers …., en de nationalistische campagnes vormen hierbij een belangrijke hinderpaal in de ontwikkeling voor een brede en verenigde reactie
- in de mate waarin ze oproepen tot de vereniging van de arbeiders en de ondernemers van dezelfde nationaliteit, die dezelfde taal spreken, enzovoort, tegen de arbeiders van een andere nationaliteit, die een andere taal spreken, en die beschouwd worden als concurrenten, of zelfs vijanden;
- in de mate waarin ze de verdelingen tussen de arbeiders doen toenemen en de arbeiders zelfs aanmoedigen om zich tegen elkaar te keren.
De “Belgische scheiding” staat vandaag in het volle licht van de schijnwerpers van de media, maar het uitbuiten van het sub-nationalisme en van het regionalisme is geenszins een puur Belgisch fenomeen, verre van dat. Zulke centrifugale tendensen bestaan in talloze landen en de crisis en de verrotting van het systeem verergeren deze tendensen nog meer: we vinden ze van Turkije tot in Canada, van Bolivia tot in China, en West-Europa vormt daarop zeker geen uitzondering. Er is een ontwikkeling van Catalaans, Baskisch, Galicisch nationalisme in Spanje, er bestaan autonomistische tendensen in Noord-Italië , autonomistische neigingen in Schotland en in Zwitserland … Het ontwikkelen van specifieke nationalistische aanspraken – naast de algemene verergering van het nationalisme en van het xenofobische gedrag in alle landen – is niet anders dan de uitdrukking van de toename van het ieder-voor-zich, dat het gevolg is van de maatschappelijke ontbinding van een kapitalistisch systeem dat totaal in een impasse verkeert.
Vandaag is het failliet van het kapitalisme dagelijks waarneembaar en elke vorm van strijd zal steeds meer de neiging hebben om een aantal fundamentele vragen te stellen over het perspectief dat het kapitalisme ons nog te bieden heeft. De bourgeoisie beseft dat maar al te goed en weet dat de bezuinigingen een radicale beweging van de kant van de arbeidersklasse kan uitlokken. Dit verklaart dan ook de hevigheid van de campagnes om de arbeiders te misleiden en tegen elkaar op te zetten.
De arbeiders mogen dan ook het vergif dat door deze toename van de (sub-)nationalistische aanspraken niet onderschatten. Ze brengen niet alleen hele belangrijke aanvallen met zich mee tegen de leef- en werkomstandigheden van de arbeidersklasse, zij beperken ook haar capaciteit om zich tegen maatregelen te verenigen en een alternatief te ontwikkelen. Zij is immers de enige klasse in de maatschappij in de periode van de ontbinding die een dynamiek kan ontwikkelen die ingaat tegen de tendens naar het verbrokkelen van Staten en de versnippering van de kapitalistische productieverhoudingen, en die streeft naar een wereldwijde eenheid middels een ‘regeringsvorm’ die overeenkomt met en beantwoord aan de reeds wereldwijd ontwikkelde productiekrachten n
Jos / 17.11.2010.
Bij het bombardement op 23 november van een Zuid-Koreaans eiland Yeonpyeong, door het regime van Noord-Korea, werden twee matrozen en twee burgers gedood en talrijke huizen vernield. Het ligt in dezelfde lijn als de dood van 46 Zuid-Koreaanse matrozen in maart 2010, toen hun schip zonder enige twijfel werd getorpedeerd door een Noord-Koreaanse onderzeeër. Dit laatste incident volgt eveneens op de onlangs geuite openbare aanklacht tegen het Noorden waarbij deze, vanwege van zijn geavanceerde productie van plutonium voor militaire doeleinden, gekwalificeerd werd als een 'schurkenstaat'. Vandaag heerst er een gevaarlijk samenvallen van de spanningen op het strategische schaakbord van Zuid-Oost-Azië en waarin niet alleen Noord- en Zuid-Korea betrokken zijn maar ook China en de Verenigde Staten. Niemand wil op het ogenblik een totale oorlog, en zeker niet de respectievelijke en voornaamste peetvaders van elk deel van de twee Korea's, China en de Verenigde Staten. Maar de toestand kent zijn eigen dynamiek naar de afgrond en een irrationaliteit, die uit de hand dreigt lopen.
De oorlog van Korea van 1950-‘53, waarbij de Sovjet-Unie en China het regime in het noorden steunden tegen het pro-Amerikaanse regime uit het zuiden, bracht de Amerikanen ertoe een stortvloed van 13.000 ton bommen per maand te droppen.
In het Noorden is de oorlog nooit officieel als beëindigd beschouwd en van tijd tot tijd duiken er nog spanningen op. Deze spanningen zijn in de huidige periode gevaarlijker geworden door het opkomend militarisme, door een veel meer nadrukkelijke bevestiging van het imperialisme van China, waardoor de Verenigde Staten, als enige grootmacht in de wereld, ertoe gedreven worden om hun aanwezigheid voortdurend te onderstrepen.
Na de aanval van 23 november heeft president Obama Noord-Korea betiteld als een 'ernstige en constante bedreiging, die aangepakt moet worden' (BBC-News van 23 november). Voordien hadden de Verenigde Staten het land al bestempeld als een 'schurkenstaat' en Bush had het ingedeeld in het kamp van de 'as van het kwaad'. Er zijn permanent tienduizenden Amerikaanse soldaten gestationeerd in de regio, zowel in Zuid-Korea als in Japan. En de Verenigde Staten zijn voortdurend betrokken bij militaire oefeningen in het binnenland en rond de wateren die door beide Korea's betwist worden. Het sturen van een eskadron, samen met het vliegdekschip USS George Washington (dat rond 29 november moest aankomen in de zone), kan de spanningen alleen maar doen oplopen. Het feit dat de Zuid-Koreaanse Minister van Defensie de laan werd uitgestuurd omdat hij niet vlug genoeg had geantwoord op het spervuur – het vuren duurde 13 minuten – is nog een andere bron van spanning. De regering heeft beslist om de 'regels van het engagement te herdefiniëren', die er tot nog toe op neerkwamen om escalaties te vermijden (The Guardian van 26 november). Ongeveer vijf jaar geleden, had het Pentagon de mogelijkheid overwogen om nucleaire aanvallen op Noord-Koreaanse 'doelwitten' uit te voeren en vandaag zijn er tenminste twee Amerikaanse terreinen, die vol staan met bewapende kernraketten, en die voortdurend gericht staan op het regime van Pyonyang. Hun 'strategisch geduld'-plan, dat wil zeggen hun plan om druk uit te oefenen op Noord-Korea door middel van verscherpte sancties en militaire provocaties - terwijl ze op hetzelfde moment de onmiddellijke ontmanteling van de kernwapens eisen - komt in grote lijnen overeen met wat de Verenigde staten doen tegen Iran: de wortel en de stok.
Maar er is geen enkel teken, zoals Washington had gehoopt, van een naderende val van het Noord-Koreaanse regime, dat sterker en brutaler lijkt dan ooit. Net zoals de banden tussen Noord-Korea en China nog zijn aangehaald, toen deze laatste openlijk de machtovername van de zoon van de 'Grote Leider', Kim Jong Eun, toejuichte en hem voor langere tijd zijn steun aanbood. Noord-Korea speelt een vitale strategische rol als bufferzone voor China en China steunt het ook om te voorkomen dat er miljoenen vluchtelingen over de grens, in China, zouden neerstrijken.
Al deze 'oorlogsstokers' beweren de 'stabiliteit' te willen, maar zij spelen juist een gevaarlijk spel. De uitkomst ervan is nog onzekerder doordat de imperialistische wereldorde de laatste twintig jaar steeds chaotischer is geworden n
Baboon/26.11.2011
Vandaag jammeren alle Westerse politici over de repressie en de ellende die Libië, Tunesië en Egypte treffen. Met de hand op het hart verklaren ze allen hun solidariteit t.o.v. “het lijden van de Arabische wereld”. Maar hun werkelijke daden bewijzen hun grenzeloze hypocrisie en totale onmenselijkheid. Geconfronteerd met duizenden vluchtende emigranten, die het Europese vasteland proberen te bereiken, organiseren alle bourgeoisieën zich om een ondoordringbaar ijzeren gordijn op te richten.
Zaterdag 25 februari kondigde de Europese commissaris, Cecilia Malmström, aan: “Ik heb het genoegen [sic!] u aan te kondigen dat vanaf zondag 20 februari missie “Hermes” van Frontex (het agentschap dat toeziet op de Europese grenzen) officieel zal worden ontplooid om de Italiaanse autoriteiten te helpen de migrantenstroom vanuit Noord-Afrika te beheren, en in het bijzonder de aankomsten vanuit Tunesië op het eiland Lampedusa.” Frontex zal tevens marine- en luchtsteun leveren voor het toezicht op de grenzen. In totaal hebben een tiental landen, waaronder Frankrijk en Nederland, zich bereid verklaard om deel te nemen aan deze missie. Frankrijk is trouwens een land “aan de spits” voor wat betreft haar immigratiepolitiek en de verdediging van de Schengen-ruimte.(1)
Zo heeft Parijs zich zeer strikt opgesteld t.o.v. de Tunesiërs die op het eiland Lampedusa van boord zijn gegaan en waarvan velen naar Frankrijk willen vluchten: de minister van Binnenlandse Zaken heeft gewaarschuwd dat ze als illegale immigranten zullen worden behandeld en zullen worden opgeroepen terug te keren naar hun land. Geinterpelleerd voor de Nationale Vergadering herinnerde Brice Hortefeux (2) de regelgeving ter zake betreffende de migratiepolitiek: “Een buitenlander die niet in regel is wordt opgeroepen om terug te worden gestuurd naar zijn land van origine, behalve in bijzondere humanitaire situaties.” Als we Hortefeux volgen, dan bestaan bijzondere humanitaire situaties… niet en zijn er enkel valsspelers en profiteurs. En om zich nog beter verstaanbaar te maken: “Het is niet in het belang van Tunesië, dat het uitstekend heeft begrepen, noch van Europa, noch van Frankrijk, om deze clandestiene migraties aan te moedigen en te accepteren.” Dit is niet enkel geldig voor de Tunesiërs, aangezien de voorzitter van de Franse Dienst voor immigratie en integratie, Dominique Paillé, op donderdag 24 februari bevestigde dat ook de “illegalen” uit Libië “zullen worden teruggestuurd”. Ziedaar, we kunnen alvast niet zeggen dat de Franse bourgeoisie twee maten en twee gewichten hanteert! Iedereen gelijk voor de kapitalistische ellende en gruwel! Geen onrecht deze keer!
Mulan /26.02.11
(1) Kadhafi veroorloofde zich trouwens om Sarkozy hierover publiek aan de tand te voelen tijdens zijn laatste bezoek aan de tuinen van het Elysée, onder zijn Bedoeïentent. Toen hij ondervraagd werd over de mensenrechten in Libië, antwoordde hij: “Vooraleer over de mensenrechten te spreken, moeten we nagaan of de immigranten bij jullie deze rechten genieten.”
(2) Tot voor kort de Franse minister van Binnenlandse zaken.
Deze tekst is van de algemene interprofessionele vergadering (AV) van de Gare de l’Est / Ile-de-France die is ontstaan in de recente bewegingen in Frankrijk, in de herfst van 2010, tegen de hervorming van de pensioenen, en die nu nog steeds regelmatig bij elkaar komt. Deze AV doet door middel van deze ‘Internationale Oproep aan de arbeiders van Europa’ een waarde herleven, die fundamenteel is voor de arbeidersklasse en haar strijd: het internationalisme. Ja, uitgebuit in de hele wereld, ondervinden we momenteel een brutale degradatie van onze levensomstandigheden! Ja, wij worden allemaal aangevallen door de bourgeoisie! Ja, in alle landen maken de stormen van de economische crisis ons armer en doen ons soms zelfs honger lijden! Ten opzichte van dit systeem van steeds onmenselijkere uitbuiting, moeten wij weigeren om ons te laten verdelen op basis van nationaliteit, religie of huidskleur, …Onze strijd moet zich uitbreiden en verenigen over de grenzen heen.
Wij zijn een groep loontrekkers van verschillende sectoren (spoorwegen, onderwijs, informatica…), van werklozen en van iedereen met een precaire baan. Tijdens de stakingen in Frankrijk, die onlangs plaatsvonden, zijn we ons bijeengekomen in een Interprofessionele Algemene Vergadering – eerst op het perron van een station (Station Oost in Parijs), daarna in een zaal van een Arbeidsbureau. Wij willen op zo’n groot mogelijk schaal de arbeiders van andere steden van de regio Parijs groeperen. Want wij hebben genoeg van de klassensamenwerking van de vakbonden, die ons opnieuw naar de nederlaag hebben geleid. Wij wilden ons zelf organiseren om te proberen de stakende sectoren bijeen te brengen, de staking uit te breiden en dat het de stakers zouden zijn die hun strijd zelf controleren.
In Groot-Brittannië, in Ierland, in Portugal, in Spanje, In Frankrijk …. In alle landen worden we hard aangevallen. Onze levensomstandigheden worden slechter.
In Groot-Brittannië heeft de regering Cameron de opheffing aangekondigd 500.000 banen in de openbare sector, 7 miljard pond bezuiniging in de begroting voor sociale zaken, de verdrievoudiging van het inschrijvingsgeld voor de universiteit, enzovoort …
In Ierland gaat de regering Cowen het minimumsalaris per uur met een euro en de pensioenen met 9% verlagen.
In Portugal worden de arbeiders geconfronteerd een recordcijfer aan werkloosheid. In Spanje, houdt de “zeer socialistische” Zapatero maar niet op flink te korten op allerlei soorten werkloosheidsuitkeringen, sociale en medische voorzieningen ...
In Frankrijk gaat de regering maar door onze levensomstandigheden stuk te maken. Na de gepensioneerden, is de gezondheidszorg aan de beurt. De toegang tot de zorg wordt voor de arbeiders steeds moeilijker: steeds meer medicijnen moeten zelf betaald worden, verhoging van de privé-zorgverzekering, vermindering van ligplaatsen in de openbare ziekenhuizen. Zoals de hele openbare sector (de posterijen, de gas en elektriciteitmaatschappij, de telefoonmaatschappijen), worden de ziekenhuizen ontmanteld en geprivatiseerd. Het resultaat is: miljoenen arbeidersgezinnen kunnen zich van nu af aan niet meer laten verzorgen.
Deze politiek is vitaal voor het kapitalisme. Ten opzichte van de crisis en de ineenstorting van hele delen van de kapitalistische economie, vinden de laatsten steeds mindere markten die een bron van winst voor hun kapitaal kan vormen. Ook zijn ze steeds meer gedwongen de openbare diensten te privatiseren. Maar deze markten zijn beperkter in termen van productieve afzetmarkten zoals de pijlers van de wereldeconomie waren zoals de bouw, de automobiel, de olie …. Ze zullen, zelf in het beste geval, geen nieuw economische opleving meebrengen, die redding brengt.
Ook zal de strijd om de markten. tegen de achtergrond van de ineenstorting, voor de grote internationale trusts steeds meer verbeten worden. Met andere woorden, het zal een kwestie van leven of dood worden voor de investeerders van kapitaal. Om zich te verdedigen verschanst ieder kapitalist zich in deze strijd achter zijn staat. In naam van de verdediging van de nationale economie, zullen de kapitalisten proberen ons mee te slepen in hun economische oorlog. De slachtoffers van deze oorlog zullen ….. de arbeiders zijn. Want achter de verdediging van de nationale economie, iedere nationale bourgeoisie, iedere staat, iedere baas probeert zijn “kosten” terug te brengen om zijn “concurrentiepositie” te behouden. Concreet zullen ze niet ophouden de aanvallen op te voeren tegen onze levens- en werkomstandigheden. Als we dat laten gebeuren, als we aanvaarden dat ze de broekriem nog strakker aanhalen, zullen de opofferingen nooit een einde kennen. Ze zullen uiteindelijk onze bestaansvoorwaarden in vraag stellen!
Arbeiders, laten we weigeren ons te verdelen in sectoren, corporaties, of nationaliteiten. Laten we weigeren om ons over te leveren aan deze economische oorlog aan deze of gene kant van de grens. Laten we samen strijden en ons in de strijd verenigen! De oproep, gelanceerd door Marx, is meer dan ooit actueel: “Proletariers aller landen, verenigt u”.
Momenteel zijn het de arbeiders van Griekenland, Spanje, de studenten uit Engeland die strijden en die onderworpen zijn aan de regeringen die, of zij nu rechts of links is, in dienst van de heersende klasse staan. En net als in Frankrijk, hebben we te maken met een regering die de werkenden en werklozen, de studenten en scholieren gewelddadig onderdrukt.
In Frankrijk hebben we ons deze herfst willen verdedigen. We waren met miljoenen de straat op gegaan om deze nieuwe aanval eenvoudigweg te weigeren. We hebben gestreden tegen de nieuwe wet en tegen alle bezuinigingsmaatregelen die ons volop raken. We hebben gezegd: “Nee!” tegen de verergering van de precaire werksituatie en de armoede.
Maar de Intersyndicale heeft ons moedwillig naar de nederlaag gevoerd door de uitbreiding van de stakingsbeweging tegen te gaan:- In plaats van de obstakels van de beroepen en de corporaties te doorbreken om de arbeiders zoveel mogelijk te verenigen, heeft ze de algemene vergaderingen van iedere onderneming uitgesloten voor de arbeiders van elders.
- Ze heeft spectaculaire acties ondernomen om de “economie te blokkeren”, maar niets gedaan om stakingspiketten of vliegende piketten te organiseren die andere arbeiders hadden kunnen overhalen aan de strijd mee te doen. Het zijn de arbeiders en degenen met een precaire baan, die dat gedaan hebben.
- Ze heeft achter onze rug onderhandelt over onze nederlaag, achter de gesloten deuren van de ministeries. De Intersyndicale heeft de wet op de pensioenen nooit afgewezen, ze heeft zelfs steeds maar weer herhaald dat ze “nodig” en “onvermijdelijk” was. Zo te horen zouden we ons tevreden hebben moeten stellen om samen met haar te vragen om “meer onderhandelingen tussen de regering, bazen en vakbonden”, “meer aanpassing van de wet voor een rechtvaardige en billijke hervorming ….”
In de strijd tegen alle aanvallen kunnen we alleen maar op onszelf vertrouwen. En wat ons betreft hebben wij in deze beweging de noodzaak verdedigd van de arbeiders om zich te organiseren op hun werkplaats in onafhankelijke algemene vergaderingen, om zich op nationale schaal te verenigen om de stakingsbeweging richting te geven door afgevaardigden te kiezen die op ieder moment teruggeroepen kunnen worden. Alleen een geanimeerde, georganiseerde en gecontroleerde strijd door het geheel van de arbeiders, zowel wat betreft de middelen als betreft de doeleinden, kan de noodzakelijke voorwaarden scheppen om de overwinning te verzekeren.
Wij weten dat het nog niet afgelopen is, de aanvallen zullen blijven doorgaan, de levensomstandigheden zullen steeds moeilijker worden en de gevolgen van de crisis van het kapitalisme zullen alleen maar erger worden. Overal in de wereld moeten we dus de strijd opnemen. Daarvoor moeten we vertrouwen herwinnen in onze eigen kracht:
-wij zijn in staat de strijd in eigen hand te nemen en ons collectief te organiseren;
-wij zijn in staat om openlijk en kameraadschappelijk te debatteren door middel van het vrije woord;
-wij zijn in staat het verloop van onze debatten en beslissingen te controleren.
De algemene vergaderingen moeten niet door de vakbonden geleid worden, maar door de arbeiders zelf.. Wij zullen moeten vechten om ons leven en de toekomst van onze kinderen te verdedigen!
De uitgebuiten van de hele wereld zijn broeders en zusters van één en dezelfde klasse.
Alleen onze eenheid, over de grenzen haan, zal in staat zijn dit systeem van uitbuiting te verslaan n
De deelnemers aan de Algemene Interprofessionele Vergadering “Garde de l’Est et Île de France »
Als je contact met ons wilt opnemen : [email protected] [59]
Wat is er deze afgelopen weken gebeurd in Tunesië en Egypte en wat gebeurt er op dit moment in Libië? Een massale opstand van de bevolking en van de uitgebuite klassen tegen de terreurregimes, tegen de verschrikkelijke levensomstandigheden, tegen een werkloosheid en een ellende die ondraaglijk geworden is door de druk van een economische crisis. Deze vloedgolf laat aan de hele wereld zien dat de regeringen, zelfs de meest bloedigste, niet almachtig zijn. Het is mogelijk om ze omver te werpen. Net zoals er na het vertrek van Moebarak in Egypte en Ben Ali in Tunesië niets opgelost is. In Egypte, net als in Tunesië, behoren de nieuwe´vertegenwoordigers´ van de macht, of ze nu civiel of militair zijn, tot dezelfde kliek, tot hetzelfde kamp, tot dezelfde klasse als de oude machthebbers. Zij bewaken hetzelfde doel: ons uit te buiten!
Nadat ze decennialang vriendschap hadden gesloten met al deze dictators, bewierookt de westerse bourgeoisie, zowel links als rechts, nu op een hypocriete manier de ‘moedige volkeren die vechten voor de democratie’. Maar de ellende en de onderdrukking, die de revolte hebben uitgelokt, zijn nog altijd aanwezig. Zoals ze aanwezig blijft in de hele wereld in dienst van het kapitalisme en de heersende klasse.
Het ‘domino’-effect, dat op dit moment leidt tot de omverwerping of het rechtstreeks in vraag stellen van de tirannieke regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, roept bij velen de gedachte op aan de kettingreactie, die de ineenstorting van de regimes van het Oostblok in het begin van de jaren 1990 kenmerkte. Ze gaat bovendien gepaard met eenzelfde illusie: de diverse volkeren, bevrijd van tientallen jaren van terreur, te doen vastklampen aan de valse democratische hoop. Maar er bestaat een enorm verschil tussen de twee gebeurtenissen en twee periodes. In 1989-´90 was het de bourgeoisie die er alleen profiteerde door haar leugenachtige ideologie te verspreiden over de dood van het kommunisme (door dit gelijk te stellen aan de ontbindende stalinistische regimes). De proletariërs waren zich er dus niet bewust van dat er in werkelijkheid een heel deel van het kapitalistische systeem, dat bankroet was, ineenstortte. Deze omvangrijke propaganda had een zeer belangrijke slag toegebracht aan het moreel en de strijdbaarheid van onze klasse. Concreet gezien waren er in de hele jaren 1990, in de hele wereld, zeer weinig momenten van strijd. Maar op dit moment vormt de bevrijding van hele volkeren van het juk van het enorme gewicht dat deze gehate dictaturen oplegden, integendeel een aanmoediging tot strijd overal in de wereld, zelfs als deze opstanden gevangen blijven in de verderfelijke nationalistische ideologieën en in sterke illusies omtrent mogelijke verkiezingen. De aanwezigheid van de arbeiders in de beweging, die zich bevestigen op hun klasseterrein, rondom hun eigen eisen, vormt daarin bovendien het meest positieve element. En het is precies dat aspect dat bij de bourgeoisie, overal in de wereld, de vrees doet toenemen. De arbeidersstrijd, die in het begin verdronken werd in de uitbarsting van algemene woede, heeft vooral in Egypte een rol gespeeld die de gebeurtenissen zeker versneld hebben. Het is veelbetekenend dat, slechts 48 uur na de uitbreiding van de stakingen in de industriële regio van heg Suezkanaal, Obama het leger ervan heeft overtuigd dat het vertrek van Moebarak onmiddellijk moest plaatsvinden. En het is nog verhelderender te zien dat de stakingsbeweging zich daarna verder uitbreidde. Daardoor werd het leger, de nieuwe nationale heerser, ertoe gedwongen om een ondubbelzinnige boodschap te lanceren waarbij op intimiderende wijze te kennen werd gegeven aan de stakers om te stoppen en aan de arbeiders en ambtenaren het werk weer op te nemen!
Hossam el-Hamalawy (1) beschrijft, in een artikel in De Guardian van 14 februari, deze opleving van de strijd van de arbeiders als volgt: "Alle klassen in Egypte namen deel aan de opstand. Moebarak slaagde erin om alle sociale klasse van zich te vervreemden. Op het Tahrirplein vond je zoons en dochters van de Egyptische elite, samen met arbeiders, mensen uit de middenklasse en armen uit de stad. Maar bedenk wel dat pas toen de massastakingen begonnen, op woensdag, de macht van het regime begon af te brokkelen en het leger Moebarak moest dwingen om zich terug te trekken, omdat het systeem op het punt stond ineen te storten. (....) Vanaf de eerste dag van de opstand, op 25 januari, heeft de arbeidersklasse deelgenomen aan de protesten. Maar de arbeiders namen in eerste instantie deel als ‘protesterenden’ en niet zozeer als ‘arbeiders’, wat wil zeggen dat ze niet onafhankelijk handelden in de beweging . Het waren niet de protesterenden die de economie hadden stopgezet, maar de regering met zijn avondklok en door de banken en de zakencentra te sluiten. Het was een kapitalistische staking, bedoeld om de Egyptische bevolking te terroriseren.”
In een artikel op www.pmpress.org [62] geeft David McNally(2) een idee van de omvang van de arbeidersstrijd: “In de week van 7 februari, in de loop van een paar dagen, gingen tienduizenden van hen plotseling over tot actie. Duizenden spoorwegarbeiders staakten en blokkeerden hierbij de spoorlijn. Zesduizend arbeiders bij de Suezkanaal dienst liepen weg van hun werk, en hielden een sit-in in Suez en in twee andere steden. In Mahalla gingen 1500 arbeiders van de Abul Sebae Textielfabriek in staking en blokkeerden de autosnelweg. In het Kafr al-Zayyat-ziekenhuis organiseerden honderden verplegers een sit-in en werden daarbij vergezeld door honderden werknemers van andere ziekenhuizen. Door heel Egypte heen sloten zich duizenden anderen - buschauffeurs in Cairo, werknemers bij Telecom Egypte, journalisten van een aantal kranten, arbeiders van de farmaceutische bedrijven en bij de staalbedrijven - bij de strijdgolf aan . Ze eisten hogere lonen, het ontslag van wrede managers, uitbetaling van achterstallig loon, betere werkomstandigheden en onafhankelijke vakbonden. In vele gevallen eisten ze ook de terugtrekking van President Moebarak. En in sommige gevallen, zoals dat van de 2000 arbeiders bij de Helwan Zijdefabriek, eisten ze de verwijdering van de raad van directeuren van hun onderneming. Tenslotte waren er ook nog duizenden leden van het college van professoren van de Universiteit van Cairo, die zich bij de protesten aansloten, de confrontatie met de veiligheidstroepen aangingen, en de Eerste Minister, Ahmed Shariq, verhinderden zijn regeringskantoor binnen te gaan.”
We zouden er talrijke andere voorbeelden aan toe kunnen voegen: ongeveer 20.000 arbeiders van Al-Mahalla Al-Kobra, de grootste spin- en weeffabriek van Egypte, meer dan 100 kilometer ten noorden van Cairo, die een staking uitriepen na een pauze van drie dagen, de bankbedienden die de afzetting eisten van hun corrupte bazen, de ambulanciers die, uit protest tegen de lonen, hun voertuigen gebruikten om wegen te blokkeren, de arbeiders die voor het kantoor van de Federatie van Egyptische vakbonden manifesteerden, om ze daarbij aan te klagen als een ‘bende dieven’ en een ‘groep gangsters’ en haar opheffing vroegen (de sterke arm van de ordedienst van de vakbonden beantwoordde het protest van deze arbeiders natuurlijk met .... slagen en kogels). Er zouden hier, zonder twijfel, nog vele andere voorbeelden aan toegevoegd kunnen worden.
Nu de massale manifestaties versnipperd zijn, doet het gerucht de ronde dat arbeidersvergaderingen verboden zouden zijn. We weten al dat in de hele periode, waarin het leger zich er op voorstond de mensen te beschermen, honderden militanten werden gearresteerd en gemarteld door ditzelfde instituut van het ‘volk’, en er is geen enkele reden om te verwachten dat dit soort van ‘normale’ repressie niet voortgezet zou worden, zelfs als frontale botsingen worden vermeden.
Eveneens bestaan er illusies dat het leger tot het volk behoort. Deze illusies zijn gevaarlijk, want ze verhinderen de onderdrukten om te zien wie hun vijand is en waar de volgende slag vandaan zal komen. Maar deze illusies over het leger maken deel uit van de meer algemene illusies over de ‘democratie’, namelijk dat een verandering in de vorm van de kapitalistische staat de functie van deze staat zal veranderen en haar in dienst zal stellen van de behoeften van de meerderheid van de bevolking. De oproep om onafhankelijke vakbonden te vormen, die vele stakingen kenmerkt, vindt haar oorsprong in het bijzonder in een variant op deze ‘democratische’ mythe. Zij is gebaseerd op het idee dat de kapitalistische staat, waarvan de rol is om een systeem te beschermen, dat noch aan de arbeiders noch aan de mensheid als geheel iets te bieden heeft, de uitgebuite klasse haar eigen onafhankelijke permanente organisaties kan waarborgen.
We zijn nog ver af van de revolutie in de enige betekenis zoals die momenteel kan plaatsvinden: de internationale proletarische revolutie. Het authentieke revolutionaire bewustzijn, dat nodig is om zo’n revolutie naar de overwinning te voeren, kan zich alleen maar op wereldschaal ontwikkelen. Ze kan zich niet concreet ontwikkelen zonder de beslissende bijdrage van de meest ervaren arbeiders van de oudste kapitalistische landen, die van Europa. Maar de proletariërs (en de andere onderdrukte lagen) van het Midden-Oosten en van Noord-Afrika hebben, door hun strijd, reeds de essentiële lessen voor het wereldproletariaat voor het voetlicht geplaatst: over de manier waarop hun eigen strijd in handen genomen moet worden, over de organisatie van de bezetting van de straat, over de solidariteit en de wederzijdse hulp ... Op het Tahrirplein heeft deze creativiteit op het gebied van zelforganisatie van de arbeidersstrijd zich al uitgedrukt, zoals McNally dat beschrijft: “Op het Tahrirplein, het zenuwcentrum van de ‘revolutie’, was de menigte, soms met honderdduizenden protesterenden, rechtstreeks betrokken in de beslissingen. Georganiseerd in kleinere groepen, discussiëren en debatteren de mensen, en zenden dan verkozen delegaties naar de plaatsen waar overlegd wordt over de eisen van de beweging. (...) delegaties van de mini-vergaderingen komen dan samen om te discussiëren over de heersende stemming, voordat de mogelijke eisen, via het geïmproviseerde luidsprekersysteem van het plein, worden voorgelezen. De aanvaarding van ieder voorstel gebeurt op basis op de omvang van het boegeroep of gejuich, die het ontvangt van menigte als geheel.” Eveneens lessen over de manier waarop men zich collectief kan verdedigen tegen de aanvallen van de politie en de plunderaars, over manier waarop de sektarische verdelingen tussen de soennieten en de shi’iten, moslims en de christenen, religieuzen en niet-religieuzen overwonnen kunnen worden. Lessen over de verspreiding, over de grenzen van alle landen heen, van de revolte die zich uitbreidt van land tot land, met dezelfde eisen en methodes, en en het feit dat overal de proletariërs gaan ontdekken dat ze aanlopen tegen dezelfde aanvallen op hun levensniveau, tegen dezelfde repressie, tegen hetzelfde systeem van uitbuiting. Toen ze in de loop van de laatste dagen werden geïnterviewd door de pers, hebben de arbeiders in Egypte de eenvoudige waarheid verteld over wat hen ertoe aanzet om te staken en te demonstreren: ze kunnen hun gezin niet voeden, want hun lonen zijn te laag, want de prijzen zijn teveel gestegen, want de werkloosheid grijpt om zich heen....
De arbeidersklasse van alle landen zal steeds meer te maken krijgen met de verslechtering van haar levensomstandigheden en geen enkele ‘democratische hervorming’ zal hen verlichting brengen. De arbeidersklasse heeft alleen haar strijd om zich te verdedigen, en het vooruitzicht van een nieuwe maatschappij als oplossing n
Am/W / 26.02.2011
(1) Een Egyptische journalist die een blog heeft op arabawy.org.
(2) Professor in de politieke wetenschap aan de universiteit York in Toronto.
Alle regeringen, van uiterst rechts, van rechts, van links of uiterst links, voeren overal dezelfde laaghartige aanvallen uit tegen de levens- en arbeidsomstandigheden, dezelfde golven van ontslagen, dezelfde bezuinigingen... Resultaat: de bevolking van alle landen zinkt weg in de ellende. Volgens het laatste 'strategiedocument' van 13 september van het Internationale Monetaire Fonds en de Internationale Arbeidsorganisatie, heeft de financiële wereldcrisis over de hele wereld een opflakkering de van werkloosheid veroorzaakt. Het officiële aantal werklozen is van 30 miljoen in 2007 gestegen naar meer dan 210 miljoen vandaag. In Spanje is de stijging rond de 10%. In Ierland, de ‘Keltische tijger’, bedraagt de stijging in jaar tijd 7%. In de Verenigde Staten heeft de armoede ook een nieuw historisch record bereikt. Het laatste jaarlijkse rapport van het Amerikaanse opinieonderzoeksbureau heeft half september aangekondigd dat er voortaan 43,6 miljoen mensen onder de armoedegrens zijn beland. Concreet komt het er op neer dat één op zeven Amerikanen leeft van minder dan 902 dollar per maand. Alleen al in de jaren 2008 en 2009 hebben 6,3 miljoen Amerikanen de rijen van de 'nieuwe armen' vervoegd! Natuurlijk is de bourgeoisie van de grootste wereldmacht tegenover deze 'economische epidemie' niet met de armen over elkaar blijven toekijken, zonder te reageren. In Las Vegas bijvoorbeeld, werd er een muur gebouwd ... om de wijk van de grootste 'pechvogels' te onttrekken aan het oog van de toeristen! Zij die daar leven, of beter gezegd: overleven, moeten nu omweg maken van verschillende kilometers om te gaan werken, studeren of zich te verzorgen. De spoeddiensten, de ambulances en de brandweer verliezen dan ook kostbare minuten, die soms dodelijk zijn voor slachtoffers van hartaanvallen of ongevallen... Maar dat maakt voor de heersende klasse niets uit, als zij machteloos staat om de golf van verarming in te dijken rest haar nog altijd haar cynisme: 'Verstop die gebrekkigen, zodat ik ze niet hoef te zien'.
Als symbool van de wereldwijde dimensie van de crisis heeft het Castro-regime op het eiland Cuba, op enkele kilometers van de Amerikaanse kust, aangekondigd dat het binnen zes maanden een half miljoen banen bij de publieke werken gaat schrappen! De ambtenaren in Rusland zullen trouwens min of meer hetzelfde regime opgelegd krijgen: binnen drie jaar verdwijnen er 100.000 banen .
Al deze cijfers zijn geen abstracties, ze worden op een dramatische wijze belichaamd in het dagelijkse leven van miljoenen arbeidersfamilies. Uit de duizenden voorbeelden, zouden volgens de nieuwe barometer van de Kring van Europese Gezondheidsinstanties, “een kwart van de Polen, van de Fransen en van de Amerikanen er vanwege de economische crisis vanaf moeten zien zich medisch te laten behandelen” (La Tribune, van 21 september). Frankrijk staat bekend áls een van de landen met de meest doeltreffende en meest gelijkberechtigde gezondheidsstelsels van de wereld. En desondanks is in‘het land van de Mensenrechten', het aantal mensen dat 'verkiest om hun medische verzorging uit te stellen’ met een sprong toegenomen van 11% naar 23%.
En morgen? Zal het nog slechter worden...
De economische crisis is geen 'slecht moment dat voorbijgaat'. Al die leiders, die politici, die doctors in de sociale wetenschappen, die in discussieprogramma’s op de tv komen uitleggen hoe de bezuinigingen van vandaag ons in staat zullen stellen om morgen 'uit de tunnel te geraken' zijn gepatenteerde leugenaars.
Sinds 1967 volgen de recessies elkaar op en sleuren ze de mensheid steeds verder mee naar beneden. En het ritme versnelt zich. Vandaag, twee jaar na de financiële aardverschuiving van 2008, trekken er zich opnieuw zwarte en dreigende wolken samen boven de wereldeconomie. Alle banken zitten tot over de oren in de schulden. In de Verenigde Staten zijn sinds het begin van 2010 meer dan 120 maatschappijen bankroet gegaan. In Ierland heeft de genationaliseerde Anglo-Irish bank zojuist een zesmaandelijks verlies aangekondigd van 8,2 miljard, wat historisch een nationaal record is. De lokale openbare gemeenschapsdiensten zitten in hetzelfde schuitje. Harrisburg, de hoofdstad van Pennsylvania, staat op de rand van het bankroet. Deze stad van 47.000 inwoners bezwijkt onder het gewicht van haar schulden; zij heeft in september zelfs haar schuldeisers niet kunnen terugbetalen. De lokale gezagshebbers hebben dus een ‘plan van de laatste kans aangekondigd’: een drastische verlaging van de lonen van de ambtenaren, een verhoging van alle belastingen en de verkoop van gemeenschapsgoederen zoals parkeergelegenheid of bibliotheken. Het gaat hier niet om een geïsoleerd geval. Een zeer grote meerderheid van de Amerikaanse hoofdsteden kampt met gelijkaardige tekorten. De staten van de Unie worden met failliet bedreigd. In Californië worden de ambtenaren (diegenen die nog niet ontslagen zijn) nu al maanden niet meer betaalt in dollars maar in IOU (1), een soort nieuwe lokale munt. En de nationale staten gaan dezelfde weg. Naar de persoonlijke visie van de meest serieuze economische deskundigen (Roubini, Stiglitz, Jorion...), zal de redding van Griekenland haar doel voorbij schieten. Ierland, Portugal, Spanje en Italië zouden in de heel nabije toekomst op hun beurt wel eens midden in een cycloon kunnen terechtkomen. En in de Verenigde Staten zijn de 'economische fundamenten' (werk en werkloosheid, bank- en staatsschulden, onroerend goed...) heel snel aan het verloederen.
Het is onmogelijk om met zekerheid aan te kondigen welke sector van de wereldeconomie als eerste getroffen gaat worden en op welk moment. Maar één zaak is zeker, de crisis gaat onvermijdelijk verergeren en de stormen zullen steeds heviger worden. De uitgebuiten hoeven zich geen enkele illusie te maken: het kapitaal gaat zich steeds wreder tegenover hen opstellen.
Pawel / 25.09.2010
(1) I Owe Unto: ik ben schuldig voor een onbepaalde periode – samengetrokken in I Owe You- Ik ben U verschuldigd.
Op zondag 23 januari defileerden meer dan 30.000 burgers door de straten van Brussel onder de leuze “shame!” om hun ergernis tot uitdrukking te brengen over de politieke impasse in België en om een regering te eisen. Welke betekenis moeten we toekennen aan deze optocht die geïnitieerd is door een oproep van vijf studenten, of aan andere acties, zoals die van donderdag 17 februari, die zich als een strovuurtje hebben verspreid? Ze zijn de uitdrukking van het feit dat de mensen er genoeg van hebben en dan vooral de jongeren. Genoeg van alle kleingeestige ruzies tussen de verschillende politieke partijen, die de voorpagina’s van de kranten vullen, terwijl de economische crisis steeds dringender wordt en velen vragen doet stellen over de toekomst. Maar ze deden ook een beroep op de verantwoordelijkheid van de politieke ‘democratische’ krachten, tien maanden na de uitspraak van de kiezers: “Ik ben verbijsterd om te moeten constateren dat dit land, na al die tijd, nog steeds geen regering heeft terwijl de problemen zich opstapelen: 365.000 Belgen die hun afbetalingen niet kunnen nakomen, is dat geen reden genoeg om snel een compromis te vinden?” (…) “Wat is er lichtvaardig aan om te vragen dat er een regering komt die snel de kwaliteit van het leven van de Belgen en de sociaal-economische toekomst van alle jongeren veiligstelt?”. (verklaring van de jonge organisatoren, Le Soir, 24.01.2011) Behalve de ongerustheid en de ergernis, zijn er hoofdzakelijk twee ideeën die uit deze verklaringen van de initiatiefnemers van deze beweging naar voren komen: de eerste is het feit dat het land geregeerd moet worden vanwege de crisis; de tweede is de noodzaak van solidariteit om een politiek te ontwikkelen in dienst van de hele bevolking van het land!
Is de Belgische staat werkelijk verlamd zonder een nieuwe regering en is hij niet in staat om beslissingen te nemen? Laten we ons niet vergissen! Zeker, de Belgische bourgeoisie is verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar als een woedende roede wolven te lijf gaan om de mooiste stukjes te bemachtigen. Maar op het moment dat hun vitale belangen bedreigd worden, zetten ze hun onderlinge conflicten op het tweede plan en verenigingen ze zich om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen: hun bedreigde marktaandeel door de druk van de economische crisis en de bezuinigingen die doorgevoerd moeten worden om het concurrentievermogen van hun economie te behouden. Zoals op dit moment, nu de internationale instellingen, zowel het IMF als het ratingagentschap ‘Standards & Poors’(S&P), de economische en politieke geloofwaardigheid van de Belgische staat onder druk zetten, net zoals ze dat gedaan hebben ten opzichte van Griekenland en Spanje:“Als België er niet in slaagt om snel een regering te vormen zou er binnen zes maanden een daling (van de notering van zijn financiële kredietwaardigheid) op kunnen treden”. (S&P, Le Soir, 14.12.2010)
Ten opzichte van dit gevaar heeft de bourgeoisie, over alle partijgrenzen heen, wat ook de institutionele obstakels en de communautaire twisten zijn, iedereen versteld doen staan, en laten zien dat ze perfect beslissingen kan nemen zonder een regering, gevormd volgens de regels van het spel. Ze heeft niet geaarzeld de ontslagnemende regering, in theorie wettelijk beperkt ‘de lopende zaken’ te regelen, een mandaat te geven om maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal te garanderen: “Blijft over – en daar zijn alle grondwetdeskundigen het over eens – dat als de regering (van de lopende zaken) beweert dat de begrotingsmaatregelen, oftewel de begroting in haar geheel, dringend genomen moeten worden of een antwoord zijn op een bedreiging voor het land, niemand haar zal tegenspreken”. (Le Soir, 2.02.11) En bovendien slaagt ze er op machiavellistische wijze in om haar eigen regionale verdelingen, haar subnationalistische ruzies uit te buiten om de bevolking te mobiliseren in een oproep om te worden geregeerd, zodat de nodige maatregelen worden genomen.
Wat nu met de solidariteit om een politiek in dienst van de hele bevolking van het land, in deze context bedoeld wordt zegt het volgende citaat:“we hebben vandaag bewezen dat vijf jonge burgers erin geslaagd zijn waar de politici zijn mislukt: zich verenigen! zich verenigen zonder rekening te houden met de politieke, sociale en culturele obstakels die ons van elkaar zouden onderscheiden. Zich verenigen in solidariteit, vertrouwen en respect voor elkaar”.(verklaring van de jongeren, Le Soir, 24.01.2011) Zich verenigen, zeker, maar om wat te doen, voor welke politiek? Voor de regering en de ‘democratische’ partijen, wordt het doel van deze solidariteit goed samengevat in het mandaat dat de koning heeft gegeven aan de regering van ‘de lopende zaken’ van Leterme: “dat de regering van de lopende zaken de begroting voor 2011 ‘voorbereidt met als doel er voor te zorgen dat het begrotingsevenwicht beter zal zijn dan wat overeengekomen is met de Europese autoriteiten’”. (Le Soir 02.02.2011)
En eensgezind aarzelen al deze partijen, die redetwisten en naar elkaar uitvallen over communautaire en taalkwesties, niet om mee te doen aan dit ‘solidariteitspact’ om het nationale kapitaal te verdedigen. Vooreerst door zo snel mogelijk de begroting voor 2011 uit te stippelen: 20 tot 22 miljard euro te bezuinigen om het begrotingstekort tussen nu en 2015 tot 0% terug te brengen. Dat was nog 6% in het afgelopen jaar en aldus moet worden voorkomen dat de schuld het volgend jaar de psychologische grens van 100% van het BIP overschrijdt. Vervolgens door een inter-professioneel akkoord door te voeren, afgesloten door de ‘sociale partners’(vakbonden en ondernemers), om de bezuinigingen af te wenden op de ruggen van de werkers en de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal op de internationale markt te handhaven. Zelfs de Vlaamsradicale nationalist De Wever steekt de Eerste Minister Leterme de hand toe: “Wij staan klaar, in het parlement, om op een constructieve manier samen te werken om de begroting voor 2011 uit te werken, om een geruststellende boodschap uit te doen gaan naar de internationale markten”. (Le Soir, 24.01.2011) En juist omdat deze maatregelen niet de kleur van een of andere partij dragen, lijken deze maatregelen veel legitiemer en geven ze meer dan ooit het idee van ‘dat ze ontstaan uit collectief belang’. Door zich op te stellen achter een dergelijke ‘solidariteit’, aanvaardt men zich te onderwerpen aan de uitbuiters, dat de uitgebuiten opnieuw de klos zijn en moeten opdraaien voor een verworden kapitalisme
Nee, het probleem is niet dat de Belgische regering in crisis is! Het is het kapitalistische systeem dat ondergedompeld wordt in een verschrikkelijke economische wereldcrisis. En net als de regeringen van alle landen, doen alle Belgische partijen, unitaristisch of regionalistisch een oproep aan de arbeiders om ‘solidair’te zijn, dat wil zeggen: de broekriem aan te halen, de opofferingen te aanvaarden om het concurrentieniveau van het nationale kapitaal te verzekeren. En ze doen dat met veel machiavellistisch vertoon, gebruikmakend van communautair, nationalistisch, subnationalistische tromgeroffel, gebruikmakend van het gekibbel tussen de partijen om de arbeiders te verdelen, hun aandacht af te leiden, om te belemmeren dat ze zich ervan bewust worden dat ze deel uitmaken van een enkele klasse die wereldwijd uitgebuit wordt, teneinde een systeem te redden dat in een dodelijke crisis verkeert. Als enige klasse die er geen enkel belang bij heeft om dit systeem te verdedigen, is zij de enige die het kan omverwerpen door op internationaal vlak de strijd op te nemen om een systeem in stellen in dienst van de behoeften van de mensen. “Zich verenigen zonder rekening te houden met de politieke, sociale en culturele obstakels die ons van elkaar zouden onderscheiden. Zich verenigen in solidariteit, vertrouwen en respect voor elkaar”. Ja! Maar niet achter de nationalistische spandoeken of voor de verdediging van de burgerlijke democratie, want de arbeidersklasse heeft noch een vaderland te verdedigen noch een gemeenschappelijk belang met haar uitbuiters! n
H&J /13.02.2011
Mortiergeschut en lanceren van bazooka's door jachtvliegtuigen, bombardementen vanuit de lucht en van op de grond op ongewapende betogers. De hoofdstad van Libië, Tripolis, in vuur en vlam gezet. Meer dan 2000 doden reeds enkel in de regio van Benghazi sinds 17 februari. Maar de moordpartijen en de dodelijke gevechten zijn bijna veralgemeend over heel het land. Massieve uittocht van tienduizenden gastarbeiders, ontzet en getraumatiseerd door de afschuwelijke gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Lijken van burgers zowel als van gedeserteerde soldaten met handboeien die in ondergrondse gevangenissen worden ontdekt. Overal lichamen die door granaten in flarden zijn geschoten, kadavers die ter plaatse in de straten of in de huizen achter werden gelaten met een kogel recht in het hoofd of in het hart. Het is duidelijk dat de sinistere kolonel Kadhafi en zijn zonen niet om een cent verlegen zijn geweest om hun leger en hun Afrikaanse huurlingen van de islamitische Legioenen, die vet gehonoreerd worden door middel van olie-dollars, in de ergste afslachting te lanceren, en die tot in de overrompelde ziekenhuizen zijn gekomen om de gewonden af te maken. Het bloedbad dat in Libië wordt ontketend, is de uitdrukking van de kapitalistische barbarij in heel zijn afschuw.
Libische ministers en ambassadeurs hebben verkozen om het zinkend schip van dit op hol gelagen regime te verlaten en af te treden. Gevechtspiloten verkozen om hun vliegtuigen aan de grond te zetten op Malta en militairen die de opdracht kregen om de menigte neer te knallen om te deserteren, een deel van het leger heeft zich hals over kop aangesloten bij de opstandelingen. Na bloedige gevechten, is het Oosten en vervolgens het Westen van het land in de handen van de opstandelingen gevallen. Zij plannen nu om massaal met „een nieuw gevormd leger“ rond enkele generaals, die in het andere kamp zijn overgegaan, de hoofdstad aan te vallen. Kadhafi, steeds meer geïsoleerd, regeert slechts nog over Tripolis, ten prooi aan de chaos. Maar bij het ter perse gaan, is het onmogelijk om de afloop te voorzien. Kadhafi, die zijn leven lang aan de macht kon blijven door op sluwe wijze de rivaliteit en de verdelingen uit te spelen tussen de verschillende Bedoeïenenstammen, die het archaïsche weefsel vormen van de Libische Staat, bleef zonder ophouden zijn theatrale redevoeringen opdikken met ronkende bedreigingen waarin hij de bevolking nog andere moordpartijen beloofde van de omvang van het Tienanmenplein (repressie die tussen april en juni 1989 duizenden slachtoffers in China maakte). In zijn grotesk, wezenloos en delirerend gepreek riep hij de ene keer op om tot het bittere einde te strijden, dan weer om de opstandelingen, die hij beschuldigde gedrogeerde jongeren te zijn „die zich als dieren gedragen“,gemanipuleerd bovendien door Al Qaida, tot de laatste man uit te roeien.
Met een grenzeloze hypocrisie, beperkt de westerse bourgeoisie zich ertoe om tegen dit overdreven gebruik van machtsvertoon te protesteren en vraagt zij de gevechten stop te zetten, maar „de zogenaamde internationale gemeenschap“ heeft zich tot nu toe goed weerhouden om doeltreffende economische of financiële tegenmaatregelen te treffen. Dat hoeft ons niet te verbazen.
Sinds Kadhafi, die reeds 42 jaar aan de macht is, in 2004 terug „omgangswaardig“ werd, en de spons werd geveegd over de aanslag van Lockerbie, repten alle grote mogendheden zich naar Libië om het land uitbundig het hof te maken en fantastische commerciële contracten te ondertekenen, die meer van aas weg hadden dan van een concrete aankoop. Net als alle grote oliemaatschappijen die zelfs niet op deze datum hadden gewacht om de Libische bronnen uit te baten. Niet in de eerste plaats de Franse Staat die mee voorop loopt in de voordelige verkoop van wapens (voor 30 miljoen euro met name MBDA, dochtermaatschappij van EADS, voor de anti-tankraketten Milan, EADS Defensie en Veiligheid voor telecommunicatienet-werken en de pool Dassault-Thales-Snecma Sofema voor de renovatie van Mirages). België en Nederland lieten niet na hun steeltje mee te pikken in deze wapenwedloop zoals de FN geweren en kogelhulzen getuigen die vandaag tijdens de slachtpartijen worden aangetroffen. Niemand is de verwaandheid van Kadhafi vergeten bij zijn bezoek in december 2007 aan Frankrijk waar Sarkozy de rode loper voor hem had uitgerold. Toen hij zijn luxueuze Bedoeïenen-tent en zijn gevolg in de tuinen van het Elysée mocht plaatsen in ruil voor aankoop beloftes van enkele Mirages en ander geschut. Neen, een mensenleven is voor al onze leiders en onze uitbuiters zowel van linkse als van rechtse strekking niet meer waard dan voor een Kadhafi, een Ben Ali of een Moubarak!
„Geschonden, onteerd, wadend in bloed, druipend van vuil zo staat de burgerlijke maatschappij voor ons, zo is zij! Niet als zij keurig en zedelijk cultuur, filosofie en ethiek, orde, vrede en rechtstaat presenteert maar als verscheurend beest, als heksensabbat van de anarchie, als pestadem voor beschaving en mensheid zo vertoont zij zich in haar ware, naakte gedaante”.verontwaardigde zich reeds Rosa Luxemburg in de Brochure van Junius (de Crisis van de Sociaal-democratie) in 1916. Deze zinnen hebben bijna een eeuw later niets van hun actualiteit verloren. Wij moeten ze in ons geheugen houden zolang wij niet wereldwijd de ketens van de ellende, van de terreur en van de kapitalistische uitbuiting hebben verbroken n
W /26.02.11
Na Griekenland in mei, is Ierland de diepte ingegaan. Eind november heeft de Keltische Tijger zijn klauwen, hoektanden en staart verloren. De krach! Het bankroet!
Desalniettemin werd hij twintig jaar lang onophoudelijk aangehaald als een voorbeeld. Zijn groei was 'adembenemend', naar het voorbeeld van dat van de Aziatische Tijgers uit de jaren 1980-‘90. Vandaar de bijnaam Keltische Tijger. Een echt miniatuur-model voor alle regeringen op de wereld. Maar net zoals zijn neefjes uit het Oosten, werd zijn groei gefinancierd door ... schulden. En net zoals bij zijn neefjes uit het Oosten die in 1997 elkaar zijn geklapt, bleek het mirakel van Ierland een waanvoorstelling te zijn. De staat, de banken, de bedrijven, de huishoudens, zijn momenteel allemaal bedolven onder een berg van schulden. De gezinnen van de arbeiders hebben een gemiddeld percentage aan schuld van 190%! In 2010 hebben de totale verplichtingen van de Ierse banken de 1.342 miljard dollar bereikt, wat neerkomt op 8 keer het BIP van het land (164 miljard in 2009)! Deze schuldvorderingen, waarover de banken beschikken hebben een groot deel van hun waarde verloren door de economische crisis en het uiteenspatten van de vastgoed-zeepbel. De Ierse banken staan vandaag dus voor een afgrond. Talloze leningen, die zij verstrekt hebben, zullen niet worden terugbetaald. De grootste onder hen, de Anglo-Irish-Bank, heeft in 2009 zo’n 12,9 miljard euro verloren en in het eerste semester van 2010 bijna evenveel.
Tegenover het gevaar van een stortvloed aan faillissementen, heeft de Ierse staat al 46 miljard van de eigen gelden in deze banken gepompt, maar ten koste van een kolossaal tekort van 32% van het BIP (terwijl de Europese criteria slechts een maximum van 3% toestaan). En vandaag is het natuurlijk de staat zelf die op zijn beurt wegzinkt.
Deze rampzalige economische toestand heeft de landen van de Europese Unie ertoe verplicht om zich naar het ziekbed van de zieke te ijlen. Om 85 miljard euro aan hulp te deblokkeren. Dat zal de zieke niet genezen, maar maakt het mogelijk om tijd te winnen, om de doodsstrijd te verlengen.De Ierse bourgeoisie heeft in heel deze geschiedenis maar één troost, zij zal niet de enige zijn die ondergaat. Portugal zit haar dicht op de hielen, heel dicht. “Portugal zou de volgende op de lijst moeten zijn. Ik weet niet of het voor Kerstmis zal zijn, maar het zal volgende jaar in elk geval onvermijdelijk zijn” heeft de Portugese financiële raadgever van de 'Informação de Mercados Financeiros', Felipe García ingeschat. Ook daar hangen de schulden als een blok aan het been van het land en sleuren het onvermijdelijk de diepte in. De openbare schuld neemt voortdurend toe en zou, volgens de bekentenis van de regering zelf, tegen het einde van 2010 82% van het BIP bereiken.
Maar als wij José Socrates, de socialistische Eerste Minister, moeten geloven kunnen de arbeiders gerust zijn: “er is geen enkel verband tussen Portugal en Ierland”. Laten wij voor diegenen die eraan twijfelen of de eerlijkheid van de grote leiders wel gegrond is, onze reis in deze wereld van crisis niettemin maar even voortzetten.
Wat de leiders van de Europese landen het koude zweet doet uitbreken, is niet de situatie in Ierland, noch die van Portugal... maar die van Spanje. “Spanje is te groot om ineen te storten en te groot om op te krikken”, vatte de Amerikaanse econoom Nouriel Roubini samen. Hij is een van de stemmen, waar het meest naar geluisterd wordt, de eerste econoom die in 2007 de wereldcrisis voorspelde.
Volgens het IMF, “lijden” een groot deel van de Spaanse banken (meer dan vijftig instellingen) erg onder de explosie van de vastgoed-zeepbel. “Een ineenstorting van het bankwezen valt niet uit te sluiten”. Wanneer het IMF, de grote internationale burgerlijke instelling, die onder andere als taak heeft om de meest optimistische perspectieven te verspreiden, dergelijke eufemismen, “...valt niet uit te sluiten” gebruikt, betekent dit dat het ergste onvermijdelijk is!
Maar de kneep zit ‘m in het feit dat het de economie van het Iberisch schiereiland 10% uitmaakt van het Europese BNP. Een eventuele reddingsoperatie richting Spanje, in het geval van een bankroet, wordt geschat op een 800 miljard euro, dat wil zeggen: 10 keer meer dan de hulp die werd verstrekt aan Griekenland! Onnodig te zeggen dat een dergelijk debacle gelijk staat aan een werkelijke economische storm in de Eurozone.
Maar ook daar is er geen vuiltje aan de lucht, de overheid beweert dat zij alles onder controle heeft. Het bewijs ervan is dat het hoofd van de Spaanse socialistische regering, José Luis Rodrigo Zapatero, een financieel reddingsplan, op zijn Grieks of zijn Iers, 'absoluut' heeft afgewezen. Overtuigend? Nee toch? Deze aanhoudende verklaring, tegen beter weten in, dat 'alles goed gaat', is eerder verontrustend. En de lijst van landen die in de penarie zitten, is nog lang niet ten einde.
Italië bezwijkt eenvoudigweg onder de grootste openbare schulden ter wereld, bijna 120% van zijn BIP. Volgens de Canadese econoom Robert Mundell, winnaar van de Nobelprijs voor de economie, vormt Italië veruit “de grootste bedreiging” voor de Europese eenheidsmunt.
Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje, dat vijftal is geen verrassing, want alle economen wijzen al twee jaar met de vinger naar tijdelijk overlevende staten. Het logo dat zij vormen, PIIGS, is een label geworden voor een 'failliet land'. Maar momenteel zijn er nieuwe feiten over andere landen van de Eurozone, die openlijk met bankroet worden bedreigd.
Als de twijfel over de soliditeit van Nederland stilaan toeneemt, is het vooral België dat aan de tand gevoeld wordt. Volgens een artikel van de Britse 'The Guardian', zou het vlakke land de volgende zijn op de lijst van landen die te maken zullen hebben met een sterke economische crisis.
En Frankrijk, het land dat 'niet bedreigd wordt', hoe is dat er aan toe? Zoals dikwijls het geval is, wordt de mokerslag dikwijls onvrijwillig toegebracht door diegenen die zich het meest inspannen om steun te geven en gerust te stellen. De voorzitter van Standard & Poor's, Deven Sharma, beweerde onder andere “Op dit ogenblik verdient Frankrijk zijn AAA-'rating' ”(1) Maar noteert u het goed... “Op dit ogenblik”. En nu de genadeslag, “Andere landen zullen gedegradeerd worden vóór Frankrijk”. De opmerkingen van Nouriel Roubini, “Voor bepaalde wezenlijke aspecten, blijkt Frankrijk niet in betere staat te zijn dan de periferie”(2), zijn nauwelijks minder wreed.
Deze diepgaande economische moeilijkheden van de Franse Staat worden concreet via de moeilijkheden om de ambtenaren en de arbeiders met een tijdelijk contract te betalen. Acht ministeries (waaronder dat van Nationale Opvoeding) zagen zich verplicht om een lening aan te gaan om hun personeel de lonen van december te kunnen betalen. En duizenden precaire bedienden (in CCD), wier contract afloopt, hebben sinds de lente van 2010 nog altijd hun vertrekpremie (10% van hun loon) niet ontvangen!
Blijft over DE steunpilaar van de Eurozone, Duitsland. Met een groei van 3%, en een relatief beperkte staatsschuld, lijkt het land aan de overkant van de Rijn momenteel het enige Europese land te zijn dat overeind blijft ... Dat is in ieder geval wat de deskundigen zeggen ... Maar als men het van naderbij bekijkt, zijn ook daar de grondvesten verrot. Duitsland is het land dat met 180,94 miljard euro in 2008, na Ierland, het geld meeste heeft gepompt in de Duitse banken die in moeilijkheden zijn. The Financial Times schatte in september dat het meest bedreigde bankensysteem, niet het Portugese, niet het Spaanse, maar het Duitse was. “Het heeft in haar geheel bijna geen betalingsmogelijkheden en de regering moet zich sterk maken om bepaalde instellingen op te offeren, willen zij niet in ernstige problemen komen”, schrijft de Britse economische krant. De instorting van het Ierse huis maakt het probleem des te dringender, aangezien de Duitse banken 205 miljard dollar aan Ierse activa bezitten ... Een record in de Eurozone. Bovendien is het industriële apparaat totaal afhankelijk van de uitvoer, terwijl de afzetmarkten in de komende maanden en jaren zeker sterk zullen inkrimpen.
Kortom, heel de Europese Unie staat er slecht voor. Zo heeft de Duitse kanselier, mevrouw Merkel, voor zij zich terugtrok, al bekend dat de Eurozone zich“in een zeer ernstige toestand” bevindt. Met Nicolas Sarkozy heeft zij een begin gemaakt met het geleidelijk opzetten van een hulpstructuur, die het mogelijk moet maken om Europese staten officieel bankroet te laten gaan met, als oplossing, een 'herstructurering van de schuld'. Angela Merkel haastte zich om er bij te zeggen: “Maar ik zie geen land dat vandaag in een dergelijke toestand verkeert”. 'Vandaag'... maar morgen?
In Groot-Brittannië bedraagt de openbare schuld 100%, heel wat meer dan het gemiddelde van haar Europese buren. En de verschillende bezuinigingsplannen, die geacht worden het tekort te verminderen, veranderen daar niets aan.
Japan verkeert al een decennium lang in de recessie en de laatste nieuwsberichten laten zien dat het erger wordt. Zijn openbare schuld bereikt bijna de 200%!
De grootste wereldmacht, de Verenigde Staten, is zonder twijfel de zieke die er het slechtst aan toe is. Eén enkel cijfer. De echte werkloosheid bedraagt 22% (terwijl die tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930 25% bedroeg). Dat betekent dat 33 miljoen Amerikaanse burgers vandaag zonder werk zitten.
Gelukkig is er voor de economen nog een hoop om zich aan vast te klampen, en die heet China. China is het Japan van de jaren 1970-‘80, van de Aziatische Tijgers van 1980-‘90, van IJsland en Ierland van de jaren 2000: een ongelooflijke dynamiek, een adembenemende groei, een paradijs voor de golden boys, een Eldorado voor jonge investeerders ... in één woord, een zeepbel die net als de andere ... gaat barsten! Dan zal de Chinese boom een heel andere vorm aannemen.
De eerste tekenen van deze onvermijdelijke ontknoping kondigen zich al aan. Het Rijk van het Midden leeft in een onmetelijke vastgoed-zeepbel, die maar blijft aanzwellen. De inflatie begint te galopperen, officieel 4,4%, maar officieus dubbel zoveel. De spanningen tussen de yuans en de dollars worden stilaan onhoudbaar. En de groei blijkt in de loop van de tijd steeds minder te worden.
De Aziatische Tijgers met China vergelijken gaat niet op, zullen sommige sceptici ons tegenwerpen. Het is waar, zijn val zal veel luidruchtiger zijn en veel meer schade veroorzaken.
“Van het ene land tot het andere zijn de redmiddeltjes verschillend – zoniet tegengesteld – maar ze hebben allemaal gemeen dat ze ondoeltreffend zijn. Allerlei oplossingen uitproberend – zwalkend van tussenkomsten van de centrale banken en stimuleringsplannen, of ze daarentegen voorschrijven – schieten de regeringen alle kanten op [...] Een tijdperk, waarin het krediet gemakkelijk was, zowel voor de huishoudens als voor de staten, loopt op zijn laatste benen. Het geheel zorgde voor een groei, gebaseerd op doping. Men maakte zich niet al te veel zorgen waardoor hij werd voortgebracht, zolang hij maar vrolijk verder ging” (François Leclerc, Franse econoom).
Alles is aanwezig. Het kapitalisme heeft geteerd op krediet. En dit “tijdperk loopt op zijn laatste benen”.
Sinds de jaren 1960, overleeft dit systeem inderdaad door het steeds massaler inpompen van kredieten. Het loon van de werkenden volstaat niet om alles op te slorpen, de wereldmarkt is oververzadigd met waren. Om niet verlamd te worden door de overproductie, om de gefabriceerde goederen te slijten, heeft het kapitalisme bij elke crisis steeds grotere zeilen van krediet moeten bijzetten, in 1967, 1973, 1986, 1993, 1997, 2001, 2007...
Na decennia van een vlucht vooruit, is het resultaat onvermijdelijk: de huishoudens, de ondernemingen, de banken en de staten worden allen bij de keel gegrepen door hun reusachtige schuldenberg.
Er is vandaag geen enkele goede oplossing voor het kapitalisme. Het bijdrukken van geld door de Verenigde staten, Japan of Groot-Brittannië, de Europese bezuinigingsplannen, het Chinese gesjoemel met de waarde van hun munt ... alle landen nemen verschillende wegen, maar allen stevenen ze onvermijdelijk af op dezelfde afgrond.
Er zijn vandaag twee tekenen, die deze totale afwezigheid van een vooruitzicht voor de kapitalistische economie aantonen: de toename van het protectionisme en van de 'valutaoorlog'.
Sinds de krach van 1929 en de Grote Depressie van de jaren 1930, hebben alle landen één wezenlijke les onthouden: het protectionisme brengt een onbeschrijflijke chaos voort. En sindsdien werd haar verbod min of meer gerespecteerd. Vandaag leveren de grootmachten zich over aan een economische krachtmeting, en zijn zij tot alles bereid. Nochtans had Merkel, op de laatste G20 in Seoul, van allen een vastbesloten betrokkenheid gevraagd: “Wij moeten alles in het werk stellen om het protectionisme te vermijden”. Maar als zij heeft moeten herinneren aan die ijzeren loonwet, dan is dat omdat er overal ter wereld steeds meer internationale druk bestaat om de Duitse en Chinese uitvoer te beperken, de Verenigde Staten voorop. “Exporteren of verrekken” is echter opnieuw de economische oorlogskreet van de concurrerende nationale bourgeoisieën aan ‘t worden!
De geldoorlog staat al maandenlang in de schijnwerpers van de media. Waar draait het eigenlijk om? In feite zijn het niet de deviezen die op de geldmarkten met elkaar botsen, zoals men ons wil doen geloven, maar de naties. Eén enkel voorbeeld. Door het bijdrukken van geld en door onvoorstelbare hoeveelheden dollars te maken om hun economie kunstmatig te ondersteunen, laten de Verenigde staten hun munt ontwaarden. Zo kunnen zij trouwens gemakkelijker uitvoeren. Maar de landen die duizenden miljarden dollars van die Amerikaanse deviezen in bezit hebben, zoals China, zien hun schat aan dollars als sneeuw voor de zon smelten. Het Britse pond, de Japanse yen, zijn net zoals de euro, munten die ook als wapens dienen van elke staat om de interne vraag te ondersteunen en hun eigen uitvoer te begunstigen. Alleen brengt een dergelijke 'valutaoorlog' ook het risico met zich mee van internationale oncontroleerbare destabilisering: massale devaluaties, galopperende inflatie, uiteenspatten van de euro ...
Faillieten van banken, van spaarkassen, van multinationals, van regio's of staten, het uiteenspatten van de Chinese zeepbel, de toename van het protectionisme, het einde van de euro, de massale devaluatie van de dollar of van het pond sterling ... niemand kan voorzien welke verrotte plank het als eerste onder onze voeten zal begeven, noch wanneer. Eén zaak is zeker: in alle landen staan ons in de toekomst vernietigende economische schokken te wachten. Het kapitalisme is een zieltogend systeem. Het sleurt heel de mensheid geleidelijk maar onvermijdelijk mee naar de afgrond van ellende en oorlog. Vandaag, net zoals gisteren, roepen de regeringen van alle landen, wat ook hun politieke kleur moge zijn, van links of van rechts, de arbeiders op om 'de broekriem aan te halen', om 'opofferingen te aanvaarden' om de 'economie weer te stimuleren en de groei te hervatten. Leugens! Opofferingen vandaag bereiden alleen... nog ergere opofferingen voor voor morgen.
Enkel de klassestrijd kan deze aanvallen vertragen. En enkel de internationale proletarische revolutie zal een einde maken aan de kwellingen, die dit uitbuitingssysteem een steeds groter deel van de mensheid laat ondergaan n
Pavel / 9.12.2010
(1) De notitie AAA is de hoogste, ze betekent dat de agent acht dat deze nationale economie een stevige ondergrond heeft.
(2) Dat wil zeggen de PIGGS
Op 23 oktober, de eerste zaterdag na de bekendmaking van de strenge regeringsmaatregelen, die een drastische beperking van de overheidsuitgaven inhouden, hebben er na oproep van verschillende vakbonden in het hele land manifestaties plaatsgevonden tegen deze aanvallen voortkomend uit de begrotingsplannen. De hoeveelheid deelnemers, die varieerde van 399 in Cardiff tot 15000 in Belfast of 25000 in Edinburg, weerspiegelt de diepe onderliggende woede.
Een ander voorbeeld van afkeer is de rebellie van de studenten tegen de verhoging van de inschrijvingskosten aan de universiteiten met 300%. Deze financiële uitgave alleen al verplicht hen zich zwaar in de schulden te steken, zodat ze na hun studies astronomische afbetalingen dienen te voldoen (die kunnen gaan tot 95.000 euro!). Deze nieuwe verhogingen hebben een hele reeks betogingen uitgelokt, van het Noorden tot het Zuiden van het land (vijf demonstraties in minder dan één maand: op 10, 24 en 30 november op 4 en 9 december). Desondanks is deze verhoging van de inschrijfkosten op 8 december toch definitief aangenomen in de House of Commons.
Stakingen aan de universiteiten, bij de vormingsinstituten, onder de studenten van de lagere en hogere scholen, een lange lijst van bezettingen van universiteiten, veelvuldige bijeenkomsten om te beraadslagen welke weg gevolgd moet worden….. De studenten hebben hierbij steun gekregen en solidariteit ondervonden van veel leerkrachten, die hun ogen te sloten voor de afwezigheid van stakende leerlingen in de klaslokalen (de regelmatige aanwezigheid in de les is streng verplicht) en die de studenten op gingen zoeken en om met hen in discussie te gaan.
De revolte van de studenten en leerlingen tegen de verhoging van de kosten voor het volgen van onderwijs, gaat nog steeds verder. De voorgaande demonstraties zijn geëindigd in harde confrontaties met de anti-oproerpolitie, die een strategie van insluiting voerde. Ze aarzelden daarbij niet om de betogers met de wapenstok te lijf te gaan, met als gevolg dat er veel gewonden vielen en aanhoudingen plaatsvonden en dit vooral in Londen, waar de bezettingen, met de steun van de leraren, plaatsvonden op een vijftiental universiteiten. Op tien november bezetten de studenten de zetel van de Conservatieve Partij en op 8 december hebben ze getracht binnen te dringen in het Ministerie van Financiën en de Hoge Raad, terwijl betogers zich meester probeerden te maken van de Rolls-Royce, die prins Charles en zijn echtgenote Camilla vervoerde.
De studenten, en zij die hun steunden, kwamen goedgezind naar de betogingen, hadden hun eigen spandoeken en leuzen gemaakt, waarbij sommigen onder hen zelfs voor het eerst meededen aan een protestbeweging. De stakingen, manifestaties en bezettingen waren allesbehalve brave gebeurtenissen, zoals vakbonden en de ‘bestuurders’ van links die meestal beogen te organiseren. De spontane werkonderbrekingen, de bestorming van het algemeen hoofdkwartier van de Conservatieve Partij in Millbank, de uitdaging van de politieversperringen, of de inventieve ontwijking ervan, de bestorming van de gemeentehuizen en andere openbare plaatsen, zijn maar enkele voorbeelden van deze openlijke rebelse houding. En de afkeer van de veroordeling der manifestanten door de president van de NUS (Nationale Studenten Vakbond) Porter Aaron in Millbank, waren zo ruim verspreid dat hij vervolgens zijn meest banale excuses diende aan te bieden.
Deze geestdrift van verzet, die bijna oncontroleerbaar was, heeft de regeringsleiders verontrust. Een duidelijk signaal van deze ongerustheid is de mate van repressie die de politie tegen de betogers toepaste. Op 24 november werden in Londen duizenden betogers, enkele minuten na hun vertrek van Trafalgar Square, omsingeld door de politie. Ondanks enkele gelukte pogingen om het politiecordon te doorbreken, hebben de ordetroepen duizenden van hen urenlang in de kou tegengehouden. Op een bepaald ogenblik is de bereden politie dwars door de menigte heengedrongen. Hetzelfde scenario van gebruik van bruut geweld vond plaats in Manchester, in Lewisham Town Hall en elders. Na de inval in de zetel van de Conservatieve Partij in Millbank hebben de dagbladen hun dagelijkse oplage gebracht met foto’s van zogenaamde ‘vandalen’, waarbij schrikbarende geruchten werden verspreid over revolutionaire groeperingen, die zich met hun onheilspellende propaganda gericht hadden op de jongeren van de natie. Dit alles toont de ware aard van de ‘democratie’ waarin wij leven.
De rebellie van de studenten in Groot-Brittannië is het beste antwoord op het idee dat de arbeidersklasse in dit land passief blijft ten opzichte van de stroom van aanvallen, die gelanceerd wordt door de regering op alle aspecten van ons levensniveau: baan, salaris, gezondheid, werkloosheid, invaliditeitsuitkering evenals schoolgeldvergoeding. Ze is een waarschuwing aan de leiders dat een hele nieuwe generatie van de uitgebuite klasse niet langer de logica accepteert van de opofferingen en bezuinigingen n
Op 3 december heeft de regering van de ‘socialist’ José Zapatero, in het kader van de anti-crisismaatregelen, een echte provocatie veroorzaakt door als doelwit de luchtverkeersleiders te kiezen. In het kader van de nieuwe anti-crisismaatregelen van de socialistische regering heeft De Raad van Ministers de goedkeuring gegeven een gedeeltelijke privatisering van de Autoriteit, die de luchthavens beheert (AENA). Deze maatregel bevat een instrument, dat de wettelijke maximale werktijd van de luchtverkeersleiders jaarlijks beperkt tot 1670 uren, die hun betaalde overuren beperkt, hun pensioenleeftijd verhoogt en vooral hun salaris met gemiddeld 40% vermindert (daar waar de salarissen van de overheidsambtenaren onlangs gekort werden met 5 à 10%).
De reactie was ogenblikkelijk: de luchtverkeersleiders hebben in de uren die daarop volgden hun werkplek verlaten, met de sluiting van het grootste deel van het Spaanse luchtruim (uitgezonderd Andalusië) als gevolg, net aan het begin van de langste ‘brug’ (vijf dagen) van het jaar in Spanje.
Er werd een gigantische ideologische campagne ontketend tegen de stakers, die voorgesteld werden als ‘bevoordeelden’ die “meer verdienen dan het hoofd van de regering”. “ Het is niet aanvaardbaar dat een overheidsinstelling zijn werknemers salarissen uitbetaalt gelijk aan die van miljonairs”, verklaarde Blanco, Minister van Vervoer.
Ook de pers ging tegen de stakers tekeer: “Met deze houding verliezen de verkeersleiders begrip en goodwill bij de publieke opinie” schreef El Pais (centrumlinks). De Vanguardia (centrumrechts) sprak van een “ontoelaatbare gijzeling” en ABC (rechts) lachte om deze “zogenaamde zieken”. Radio Cadena Ser liet op internet een foto zien van een maaltijd op zaterdag met meerdere vluchtleiders met de woedende titel “de verantwoordelijken voor de chaos drinken er eentje in Madrid”, terwijl op facebook, een blog hun ontslag eiste. Meerdere luchtverkeersleiders, geïnterviewd door El Pais, hebben geprobeerd zich te verdedigen: ”Wij willen enkel onze rechten verdedigen”, heeft een van hen gezegd. “Wij ook zijn slachtoffer”, voegde een ander er aan toe, “ze presenteren ons als slechteriken zoals in de film (maar) de fout ligt bij de regering“.
Ogenblikkelijk daarna werd voor vijftien dagen de ‘noodtoestand’ afgekondigd. Dit maakte het mogelijk om de luchtverkeersleiders te onderwerpen aan de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie, waarbij hun burgerlijk statuut omgezet werd naar dat van gemobiliseerde militairen. Daarop hebben luchtverkeersleiders het werk binnen 24 uur hervat. Deze clausule in de Spaanse grondwet was nog nooit eerder gebruikt. Zij is bedoeld om de regering te helpen het hoofd te bieden bij catastrofen en natuurrampen zoals aardbevingen en overstromingen of, in dit specifiek geval, bij het blokkeren van een belangrijke publieke dienstverlening, zoals het luchtverkeer, dat essentieel is voor het functioneren van het land.
Verre van een natuurramp, is deze staking gewoonweg een onderdeel van de strijd tegen het bezuinigingsplan, dat door de socialistische regering gedicteerd is om de publieke en sociale uitgaven terug te brengen en om ontslagen gemakkelijker toe te staan in een land waar al 20% werkloos is.
De noodtoestand stelt de regering in staat het personeel in de ‘strategische industrieën’ die weigeren te werken, aan te houden. De Minister van Binnenlandse Zaken, Alfredo Perez Rubalcaba, heeft aldus gedreigd: “De noodtoestand veronderstelt de mobilisatie van alle verkeersleiders en iedereen die zich niet op zijn werkplek meldt, wordt ter beschikking gesteld aan justitie en valt aldus onder een delict dat een zware gevangenisstraf van 8 à 10 jaar met zich mee kan meebrengen”.
Het Ministerie van Openbare Werken en Vervoer heeft onder meer gevraagd een ‘gepaste’ sanctie toe te passen voor dit ‘onverantwoordelijke gedrag’ met zware boetes en ontslag van de stakers. Een luchtverkeersleider heeft verklaard: “Men waant zich terug in het tijdperk van Franco”. Het is inderdaad voor het eerst sinds het einde van het franquisme, dat artikel 116-2 van de Grondwet wordt gebruikt (de wetten die een dergelijke machtsuitbreiding toelaten, bleven in de ‘democratische’ grondwet, opgesteld in 1978, gewoon bestaan.)
De regering heeft deze maatregel gerechtvaardigd door het uitzonderlijk karakter van dit conflict met de luchtverkeersleiders, dat al een jaar voortsleepte. Deze laatsten hebben namelijk de wijzigingen van hun arbeidsvoorwaarden op het vlak van de pensioenen, de werktijden en het salaris nooit aanvaard. Behalve de massale steun van het volk en de media heeft Zapatero versterking gekregen van de Parti Polulaire (PP), die de politiek van ‘systematisch protest’ heeft opgegeven om de regeringsbeslissing te steunen. Verre van zich te verzetten tegen deze aanval tegen de arbeidersklasse, hebben de Spaanse vakbonden en de IU (Linkse Unie), geleid door de Communistische Partij, de regering gesteund en hebben zij ook de stakers belasterd door telkens te herhalen dat het hier een bevoordeelde elite betrof, die Spanje gijzelde.
De waarheid is natuurlijk heel anders zoals het relaas van een verkeersleider getuigt: “Het is triest dat ik je moet melden dat wij ons al vanaf februari laatst slecht voelden. We slagen er niet in goed te slapen. We slagen er niet in om goed te rusten. Men verandert onze vakantie en verlofdagen en we worden opgeëist om in om het even welke ploeg en dag te werken. Men verplicht ons, het is geen vrijwilligerswerk (…) We zijn moe, uitgeput, gebroken. (…) We willen deze toestand beëindigen, maar weten niet hoe… Elke dag weer worden er nieuwe decreten uitgevaardigd”.
Deze werkelijke provocatie om de luchtverkeersleiders te discrimineren heeft natuurlijk als doel de weg te effenen voor andere, nog grotere ‘offers’ en voor nog omvangrijkere aanvallen tegen andere groepen arbeiders die gaan staken om te protesteren tegen de bezuinigingsplannen van de regering. De arbeiders, die in Spanje leven, zijn zich bovendien snel bewust geworden van deze tactiek van verdeling. De hatelijke propaganda van de socialistische regering en de vakbonden tegen deze sector heeft geen groot succes behaald onder de arbeiders. Er moet gezegd worden dat met de impact van de crisis, het gevoel van allen in hetzelfde schuitje te zitten, zijn weg vindt in alle hoofden van de uitgebuitenenn
Wim/12.12.2010
Op 28 november werden de Haïtianen opgeroepen naar de stembus te komen om een nieuw parlement en een nieuwe president te kiezen. Dit ondanks het overduidelijke gevaar dat een bijeenbrengen van de bevolking, vanwege de heersende cholera-epidemie, met zich meebrengt, Dat de 'internationale gemeenschap' de verkiezingen, ondanks alle vervalsingen, haar goedkeuring gaf, volstond niet om deze tragische farce geloofwaardig te maken. De vertegenwoordiger van de waarnemersmissie, Colin Franderson, heeft trouwens zonder een spier te vertrekken verklaard: “De missie (...) denkt niet dat deze onregelmatigheden, hoe ernstig ook, de verkiezingen ongeldig maken.” Dat spreekt boekdelen over de intenties van de bourgeoisie. In dit verwoeste land, waar het presidentiele paleis nog in puin ligt, bestaat de Haïtiaanse staat niet meer of regeert hij in het beste geval enkel zichzelf: de hele regering, die voorheen al praktisch gereduceerd was tot een loutere repressiekracht, is na de aardbeving van 12 januari 2010 totaal ingestort. Iedereen weet dat de Haïtiaanse staat enkel een zielige marionet is in handen van de imperialistische machten, die in het land aanwezig zijn. Zoals we al eerder in onze pers hebben blootgelegd, had de schijnheilige humanitaire geestdrift na de aardbeving enkel tot doel een echte bezetting van Haïti te organiseren. Maar het land is geen protectoraat, het is een slagveld waarop iedere bourgeoisie, in slagorde opgesteld achter haar glimlachende NGO's en duizenden soldaten, probeert interessante zaakjes te regelen, politieke invloed te bemachtigen, enzovoort. Zo wordt de ware inzet van het verkiezingscircus in Haïti in al zijn naaktheid duidelijk: de bevolking ervan te overtuigen zich naar het stemhokje te begeven om de klassentegenstellingen te neutraliseren op het ongevaarlijke terrein, waar een denkbeeldige keuze gemaakt kan worden voor deze of gene politieke fractie van de bourgeoisie.
En de Haïtianen hebben reden te over om woedend te zijn. Bijna een jaar na de aardbeving, terwijl nog miljoenen mensen in erbarmelijke omstandigheden leven, opeengepakt in overbevolkte en onhygiënische geïmproviseerde kampen, ligt de heropbouw praktisch stil. De overheid schat dat tot nu toe slechts 3% van het puin geruimd is. Zelfs het 'modelkamp' van Torbech, een etalage van de heropbouw op lange termijn, bestaat uit wat hutten gemaakt uit 'lokale materialen', dat wil zeggen hout en golfplaat. Gezinnen van 3 personen zitten in hutjes van 13m2, gezinnen met 7 mensen hebben recht op 27m2. En alsof de situatie nog niet rampzalig genoeg is, wordt de bevolking ook nog getroffen door een bijzonder kwaadaardige cholera-epidemie, een ziekte die rechtstreeks te maken heeft met de ongezonde omstandigheden waarvan de Haïtianen het slachtoffer zijn (1).
Zoals bij elke spectaculaire ramp beloofden talrijke mogendheden financiële steun om hun imperialistische ambities te 'vergemakkelijken' die nog aangescherpt werden door de bres, die geslagen was door de aardbeving. In feite is de gestuurde hulp onbeduidend en dient ze meestal enkel om de plaatselijke bourgeoisie te bedruipen. Dus, in tegenstelling tot wat we eerder schreven, lijkt op dit moment amper 2,5% (en niet 10%) van de beloofde 10 miljard het land daadwerkelijk binnengebracht te zijn.
Als de chaotische voogdij van de imperialistische machten het houden van verkiezingen in de ogen van de bourgeoisie rechtvaardigt, dan zijn die ook noodzakelijk voor de corruptie, de clanneigingen en zorgeloosheid van de Haïtiaanse bourgeoisie. Om zichzelf een schijn van onschuld aan te meten hebben alle partijen van de plaatselijke bourgeoisie de VN-missie voor de Stabilisatie van Haïti (MINUSTAH) van alle mogelijke misdaden beticht. Daarbij vergeten ze eventjes dat de 10.000 soldaten van de MINUSTAH, die daar zijn vanaf 2004, een onmisbaar militair instrument zijn om de heersende politieke fracties van de bourgeoisie overeind te houden. Diezelfde fracties die zich gul verrijkt hebben, dankzij de financiële en militaire steun van de imperialistische grootmachten, waardoor de bevolking in de meest verschrikkelijke armoede overleeft.
Machtig of niet, alle bourgeoisieën zijn even imperialistisch. Zoals Haïti aantoont, staan de belangen van de kapitalistische klasse lijnrecht tegenover die van de samenleving als geheel en tegenover de minste uitdrukking van de menselijke waardigheid. Tegen deze achtergrond, te midden van de onmenselijkheid en de verschrikkingen, laten de verkiezingen in Haïti die bedoeld zijn opnieuw een regering in te stellen, overduidelijk zien wat ze werkelijk zijn: een misleiding waarbij de bourgeoisie de enige is die er voordeel van heeft n
V/10.12.2010
(1) Een vertrouwelijk rapport van professor Renaud Piarroux heeft de rechtstreekse verantwoordelijkheid vastgelegd van de VN voor het uitbreken van de epidemie. De soldaten van de basis Mirebalais hebben hun besmette uitwerpselen, via welke de bacterie zich verspreidt, in de rivier Artibonite gestort, waarvan het water rechtstreeks gebruikt wordt door de inwoners. Het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft prof. Piarroux meteen gevraagd hierover “geen commentaar te geven in het openbaar”. (Vergelijk Le Monde, 5-12-2010) Voor het schandaal op grote schaal uitbrak heeft de burgerlijke pers natuurlijk de gelegenheid niet laten voorbijgaan om de 'ondankbaarheid', de 'onwetendheid' en 'het racisme' van de Haïtianen aan te klagen die de verantwoordelijkheid van de VN-soldaten aan de kaak stelden.
Internationalisme nr. 350
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 177.12 KB |
“Het ergste valt te vrezen!” Daarmee is de toon gezet is zowel in de koppen van de kranten, als in alle media, als uit de mond van de leiders van de planeet zelf. Maar het ergste is al gebeurd! Want met de aardbeving, de tsunami die er op volgde en de nucleaire ongevallen die maar niet ophouden, bevindt de Japanse bevolking zich al in een verschrikkelijke toestand. En ook omdat miljoenen mensen op aarde van nu af aan leven onder het zwaard van Damocles van de kernwolk, die ontsnapt is uit de reactoren van Fukushima. Deze keer gaat het niet om een arm land als Haïti of Indonesië dat volop getroffen wordt, maar een van de meest geïndustrialiseerde landen van de wereld, die bijzonder gespecialiseerd is in spitstechnologie.
Een land dat de vernietigende gevolgen van de kernenergie kent, dat als eerste te leiden heeft gehad van de atoombommen, namelijk op Hiroshima en Nagasaki in 1945.
Eens te meer komen de waanzin van het kapitalisme en de onverantwoordelijkheid van de bourgeoisie openlijk tot uitbarsting. De wereld werd zich er pas vandaag van bewust dat miljoenen mensen opeengestapeld leefden in houten woningen langs de kustlijn, onder de voortdurende dreiging van het risico op aardbevingen en reuzegolven die alles verzwelgen. En dat alles op het grondgebied van de derde economische wereldmacht!
Alsof dat nog niet voldoende was, werden er kerncentrales gebouwd, die eveneens blootgesteld staan aan aardbevingen en tsunami’s en die werkelijke tijdbommen vormen. Het merendeel van de kerncentrales van Japan zo'n 40 jaar geleden zijn gebouwd, niet alleen in zeer dichtbevolkte zones, maar ook nog dicht bij de kusten. Ze zijn bijzonder kwetsbaar voor overstromingen. Op de 55 Japanse reactoren, die verspreid staan over 17 vestigingen, zijn er 11 getroffen door de ramp. Als onmiddellijk gevolg daarvan werd de bevolking, tot in Tokyo aan toe dat zich op 250 km van Fukushima bevindt, reeds blootgesteld aan een hoeveelheid straling, die officieel (1) 40 maal de norm overschreed. Hoeveelheid stralingen, die door de Japanse regering nochtans werd bestempeld als 'zonder risico'! En het zijn niet enkel de centrales die werden getroffen, maar ook de petrochemische complexen die eveneens aan de kustlijn zijn gebouwd en waarvan er een aantal in brand gevlogen zijn. En dat komt nog bovenop de ramp en de ecologische catastrofe, die al aan de gang is.
De bourgeoisie probeert nog om ons te laten geloven dat de schuld ligt bij de natuur, dat men de kracht van aardbevingen en de omvang van de tsunami's niet kon voorzien. Dat is waar. Maar wat vooral opvalt, is hoe het kapitalisme, dat sinds twee eeuwen op een fenomenale manier de wetenschappelijke kennis en de technische middelen heeft ontwikkeld, waarvan gebruik zou kunnen gemaakt worden om dit soort rampen te voorkomen, de mensheid toch voortdurend met monsterlijke gevaren opzadelt. De huidige kapitalistische wereld heeft enorme technologische middelen maar is er niet toe in staat om ze aan te wenden voor het welzijn van de mensheid. Het houdt enkel rekening met de winst van het kapitaal … ten koste van onze levens. Sinds de ramp van Kobé in 1995, heeft de Japanse staat bijvoorbeeld een politiek ontwikkeld waarbij gebouwen worden neergezet, die aardbeving bestendig zijn en die overeind zijn gebleven, maar die bestemd zijn voor de rijkeren en voor de kantoorgebouwen in de metropolen.
Er worden momenteel overvloedige vergelijkingen gemaakt met de vroegere omvangrijke kernrampen, in het bijzonder met de smelting zonder ontploffing van de reactor op Three Mile Island in de Verenigde Staten in 1979. Officieel had deze geen doden tot gevolg. Maar 'tot op heden' beweren alle politieke verantwoordelijken dat het nu niet gaat om een gebeurtenis die net zo ernstig is als de ontploffing van de centrale in Tsjernobyl in 1986. Moeten wij nu gerustgesteld zijn door deze bovenmatige optimistische verklaringen? Hoe kan men het werkelijke gevaar afmeten voor de bevolking die leeft in Japan, in Azië, in Rusland, in Amerika en in de wereld? Het antwoord leidt geen enkele twijfel: de gevolgen zullen hoe dan ook dramatisch zijn. Er is nu al een belangrijke nucleaire vervuiling in Japan en de verantwoordelijken van Tepco, die de Japanse centrales uitbaten, kunnen het hoofd niet bieden aan het risico van een ontploffing door elke dag weer aan te klooien en door het leven van honderden werknemers en brandweerlieden schaamteloos bloot te stellen aan de fatale stralingsnormen. Hier komt een fundamenteel verschil naar voren tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Enerzijds, een klasse die er niet voor terugdeinst om 'haar' personeel de dood in te sturen en, meer in het algemeen, tienduizenden personen in levensgevaar brengt ten gunste van haar heilige winst. Anderzijds, de arbeiders die bereid zijn om zich op te offeren, om een trage en onomkeerbare dood tegemoet willen tredenvoor de mensheid.
Vandaag is de onmacht van de bourgeoisie zodanig dat haar specialisten, na een week van wanhopige pogingen om de beschadigde reactoren af te koelen, zich verplicht zien om leerling tovenaars te spelen door te proberen de verschillende koelsystemen van de kerncentrales weer aan de praat te krijgen via het elektrische netwerk. Niemand weet wat uitkomst hiervan zal zijn: ofwel werken de pompen correct en daalt de warmte daadwerkelijk, ofwel veroorzaakt de schade die toegebracht is aan de kabels en de apparaten kortsluitingen, branden en... ontploffingen! De enige oplossing zal dan zijn om de centrale te bedekken met zand en beton zoals... in Tsjernobyl (2). Geconfronteerd met dergelijke gruwelverhalen nu en in de toekomst blijven de praatjes van onze uitbuiters altijd dezelfde: leugens!
In 1979 had Washington gelogen over de radioactieve gevolgen van de smelting van de kern van de centrale, terwijl er ondanks alles toch 140.000 mensen werden geëvacueerd. Ook al vielen er niet direct doden te betreuren, dan vermenigvuldigden de kankers zich achteraf onder hen (2 tot 10 maal), iets wat de Amerikaanse regering nooit heeft willen erkennen.
Wat betreft de centrale van Tsjernobyl, die getroffen werd als gevolg van ernstige tekortkomingen in haar structuur en onderhoud, had de Russische regering de ernst van de toestand wekenlang verborgen gehouden. Het was pas na de ontploffing van de reactor en de ontsnapping van een onmetelijke nucleaire wolk, die zich kilometers hoog en over duizenden kilometers in de omgeving verspreidde, dat heel de wereld de omvang van de ramp besefte. Maar het draaide daar niet om iets specifiek stalinistisch. De westerse verantwoordelijken hebben hetzelfde gedaan. Indertijd onderscheidde de Franse staat zich trouwens in het bijzonder door haar grove leugens toen ze ons probeerde wijs te maken dat de wolk tot stilstand was gekomen aan de oostgrens van Frankrijk! Een ander, vandaag nog altijd, veelzeggend feit is dat de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie), die onmiskenbaar verbonden is aan het IAAE (Internationaal Agentschap voor Atoomenergie), een bespottelijke en belachelijke balans opmaakt van de ontploffing in Tsjernobyl: 50 doden, 9 kinderen die overleden zijn aan kanker en mogelijk 4000 mensen die getroffen zijn door een dodelijk kanker! In werkelijkheid zijn er volgens een studie van de wetenschappelijke academie van New York, als gevolg van dit nucleaire ongeval, 985.000 mensen omgekomen (3). En vandaag zijn het diezelfde instituten die belast zijn met het opmaken van de balans van Fukushima en ons te informeren over de risico's daarvan! Hoe kunnen wij aan hen ook maar het minste geloof hechten? Wat zal er bijvoorbeeld worden van de 'afhandelaars' (diegenen die in uiterste nood optreden) van Fukushima, wanneer wij weten dat “van de 830.000 'afhandelaars' die zijn opgetreden na de gebeurtenis, 112.000 tot 125.000 gestorven zijn” (4). Zelfs vandaag probeert de bourgeoisie weg te moffelen dat deze nog altijd een groot risico vormt, omdat het nog altijd nodig en dringend is om de kern van de reactor af te schermen onder een zoveelste laag beton. Net zo verbergt zij dat er in de centrales van Fukushima in de loop van de laatste tien jaar niet minder dan 200 incidenten hebben voorgedaan!
Alle landen liegen over de werkelijkheid van het nucleaire gevaar! De Fransen staat blijft maar doorgaan om met veel poeha te verklaren dat men de 58 kerncentrales van het land perfect onder controle heeft. En dat terwijl het merendeel van de centrales ofwel in aardbevingszones liggen, ofwel in maritieme en riviergebieden, die kunnen overstromen. Tijdens de storm van 1999, waarbij een geweldige storm belangrijke schade had toegebracht aan heel het nationale grondgebied en 88 doden veroorzaakte in Europa, had de overstroming van de centrale van Blayais, dichtbij Bordeaux, bijna de smelting van een reactor veroorzaakt. Weinig mensen hebben daar ooit weet van gehad. Laten wij het nog even hebben over de kerncentrale van Fessenheim, die zo stokoud is dat zij al jaren geleden gesloten had moeten worden. Maar met behulp van wisselstukken (die voor een groot deel niet homoloog zijn), blijft zij zo goed en kwaad als het kan doordraaien, met een ongetwijfeld rampzalige stralingsgraad voor het onderhoudspersoneel. Dat is de betekenis van 'onder controle hebben' en bewering 'transparant' te zijn.
Vanaf het begin van de aardbeving in Japan, op vrijdag 11 maart, hebben gezagsgetrouwe media ons zonder blikken of blozen, wat zo kenmerkend is voor hen, aangekaart dat de Japanse kerncentrales tot de 'veiligste' ter wereld behoren. Om ons twee dagen later het tegendeel te vertellen en ons er aan te herinneren dat de onderneming Tepco, die de Japanse kerncentrales beheert, in het verleden al eens bepaalde nucleaire incidenten met stralingen had verdoezeld. In welke mate zouden de kerncentrales in Frankrijk 'veiliger' zijn, als “in een tijdsbestek van tien jaar de talloze kleinere incidenten en onregelmatigheden aan de kerninstallaties verdubbeld zijn” (5), zoals trouwens ook elders in de wereld? Op geen enkele manier.“Ongeveer 20% van de 440 civiele reactoren, die in zijn werking in de wereld zijn, volgens WNA (World Nuclear Association), een groepering van industriëlen, gelegen in 'belangrijke aardbevingszones’. Enkele van die 62 reactoren in aanbouw bevinden zich eveneens in zones met risico’s op aardbeving, net zoals 500 andere projecten, in het bijzonder in de landen, die een opkomende economie kennen. Talrijke kerncentrales - en daarbij inbegrepen de vier reactoren van Fukushima, die beschadigd zijn door de tsunami van 11 maart - bevinden zich dichtbij de 'vuurcirkel', een boog van 40.000 kilometer van aardkorstbreuken die de Stille Oceaan omsluiten” (6).
Serieuze informatiebronnen “laten vermoeden dat er steeds meer radioactieve elementen circuleren. Terwijl het plutonium voor 1945 niet voorkwam in de natuur, vindt men het voortaan in het gebit van de Britse kinderen” (7), en ondanks het feit dat Groot-Brittannië gestopt is met zijn civiel kernprogramma.
En in Japan is er niet alleen een nucleaire ramp aan de gang maar ook een menselijke catastrofe. Zo is de derde economische wereldmacht in een paar uur tijd in een, sinds de Tweede Wereldoorlog, nog nooit vertoonde crisistoestand verzopen. Dezelfde schrikbarende ingrediënten zijn weer aanwezig: massale vernietiging, tienduizenden doden en tot slot, stralingen, zoals na de atoombom-bombardementen op Hiroshima en Nagasaki.
Miljoenen mensen in het noordoosten van Japan leven zonder elektriciteit, zonder drinkbaar water, met hoeveelheden voedsel die steeds maar afnemen, als ze al niet besmet zijn. 600 000 mensen zijn verplaatst wegens de tsunami, die volledige steden aan de Stille Oceaan heeft vernietigd. Ze leven in de grootste ontberingen en lijden onder de kou en de sneeuw. In tegenstelling tot wat de Japanse regering - die voortdurend de ernst van de toestand heeft geminimaliseerd, het aantal slachtoffers lager ingeschat en slechts druppelsgewijs, van dag tot dag, mededeling doet over de toename van het aantal slachtoffers - aankondigt, kan er, over het hele land bekeken, zonder enige twijfel nu al gerekend worden op tienduizenden doden. Vanuit zee spoelen er voortdurend lijken aan op de kusten. En op de achtergrond niets dan reuzengrote vernielingen van woningen, van gebouwen, van infrastructuren van hospitalen en scholen...
Dorpen, gebouwen, treinen, zelfs hele steden werden weggevaagd door de golven van de tsunami, die het noordwesten van Japan heeft geteisterd. In bepaalde steden, die bekneld zitten in meestal smalle valleien, zoals in Minamisanriku, is meer dan de helft van de 17.000 inwoners meegesleurd en omgekomen. Met een alarmeer-tijd van 30 minuten, afgekondigd door de regering, waren de wegen al vlug dichtgeslibd, en leverden ze de 'laatkomers' over aan 'genade' van de golven.
De bevolking werd door alle westerse media begroet vanwege van haar 'voorbeeldige moed' en haar 'discipline'. De Eerste Minister riept haar op “om het land van de grond af aan opnieuw op te bouwen”. Anders gezegd in duidelijke taal, de arbeidersklasse, die in dit land leeft, staat nu nieuwe ontberingen te wachten, een opgedreven uitbuiting en een verergering van de ellende. Natuurlijk is het mooi om het idyllische beeld voor te schotelen, dat men ons al tientallen jaren opdient, van een gedweeë bevolking, die 's morgens gaat sporten met de baas, die zijn bakkes houdt, zich in alle stilte laat uitbuiten, en die stoïcijns vriendelijk blijft terwijl de gebouwen boven haar hoofd aan het instorten zijn. De Japanse bevolking betoont heel zeker en buitengewone moed, maar de werkelijkheid van haar 'stoïcijns' gedrag, dat in de kranten wordt beschreven, is totaal anders. Buiten de honderdduizenden, die opeengepakt zitten in de sportzalen en andere gemeenschapsruimtes en bij wie de woede onvermijdelijk en terecht stijgt, proberen duizenden anderen weg te vluchten, waaronder een toenemend aantal van de rond de 38 miljoen inwoners van Tokyo en zijn voorsteden. En diegenen die blijven, doen dat niet om 'het gevaar en het noodlot te trotseren', maar omdat zij geen andere keuze hebben. Bij gebrek aan financiële middelen en waarheen? En om op welke manier 'opgevangen' te worden? In elk geval wordt een 'milieu-vluchteling' in de ogen van de bourgeoisie als een onfatsoenlijk iemand beschouwd. Ongeveer 50 miljoen mensen zullen in de komende jaren gedwongen worden om te migreren omwille van milieuredenen. Maar die hebben, volgens de Conventie van de Verenigde Naties, geen 'statuut', wanneer zij het slachtoffer zijn van een ramp, zelfs al is het een kernramp. Zonder er omheen te draaien betekent dit dat de Japanners zonder geld, die proberen te ontsnappen aan de kernramp, of eenvoudigweg ergens anders willen wonen, nergens ter wereld 'asiel' zullen krijgen.
Dit systeem van doorgedreven uitbuiting rekt zijn doodstrijd en wordt met de dag onmenselijker. Terwijl er door de mensheid onmetelijke kennis is vergaard en er reusachtige technologische middelen door de mensheid zijn vergaard, is de bourgeoisie er niet toe in staat om daaruit een kracht te ontwikkelen ten gunste van het welzijn van de mensheid, die ons de gelegenheid zou bieden ons te wapenen tegen de natuurrampen. Zij stevent nadrukkelijk alleen maar af op haar vernietiging, niet hier of daar, maar overal ter wereld.
“Wij hebben geen andere keuze tegenover deze kapitalistische hel: socialisme of barbarij. Er tegen strijden of sterven” (8) n
Mulan /19.03.2011
(1) De ervaring leert ons aan welke geloofwaardigheid wij moeten toekennen aan de officiële cijfers in het algemeen en aan die van de kernenergie in het bijzonder; leugen, manipulatie en onderschatting van de gevaren ervan is hier de gulden regel van de leiders van de hele wereld!
(2) De huidige ramp werd zelfs verwacht, zoals wordt gerapporteerd door Le canard Enchainé van 16 maart 2011: “De acht Duitse ingenieurs van Areva, die werkten op de vestiging van de centrale van Fukushima 1 (...) werden verrast door de aardbeving 'terwijl zij volop aan het werk waren aan een deel' van de reactor nummer 4, en dachten bij zichzelf “we zijn niet gek”. Op vrijdagavond (11 maart) werden ze in veiligheid gebracht op een veertigtal kilometer van de centrale” en vervolgens “op zondag 13 maart teruggebracht naar Frankfurt”.
(3) Bron: 'Troublante discrétion de Organisation mondiale de la santé'; Le Monde van 19 maart.(4) http://www.monde-diplomatique.fr/2010/12/KATZ/19944 [66]
(5) "http://www.europe1.fr/France/" [67] France/les-accidents-nucléaires-en -hausse-455587
(6) http://www.monde.fr/depeches/2011/03/15/fukushima-eclaire-le-risque-d-un... [68]
(7) http://blog.mondediplo.net/2011/03/12/Au-Japon-le-seisme-declenche-l-ale... [69]
(8) De woorden van iemand die tussenkwam op ons websiteForum in het Frans in de loop van een discussie over deze ramp: https://fr.internationalism.org/forum/312/tibo/4593/seisme-au-japon [70] .
(We hernemen hieronder een artikel geschreven in november 2009 maar in het licht van de aanhoudende hetze rond de vluchtelingen en de immigranten blijft het zijn volle actualiteitswaarde behouden !)
“Ik ken mensen die zich ongerust maken over het feit dat de immigratie knaagt aan hun lonen en aan het vooruitzicht op een baan voor hun kinderen” (1). Wie is de schrijver van een dergelijke weerzinwekkende en walgelijke gedachte? Een uiterst rechtse militant? Neen! Het was de Britse Eerste Minister Gordon Brown, een man van links! Het is niets nieuws dat de ongewenste immigranten de zondebokken zijn, ‘verantwoordelijk voor werkeloosheid en ellende’! De wereldleiders, of het nu Brown, Besson of anderen zijn, buiten voortdurend de ‘laag bij de grondse’ populistische instincten uit en weten hoe de daad bij het woord te voegen: politierazzia's, invallen, administratieve pesterijen, uitwijzingen...
In een heleboel landen, zoals in Groot-Brittannië, worden pas aangekomenen bijna systematisch geconfronteerd met de gevangenis (2), met onderbetaald zwartwerk, met racisme en met terreur. Een groot aantal landen (zoals Italië en Groot-Brittannië) moedigt, in naam van de veiligheid, een soort nachtwake aan, waarbij burgers worden opgeroepen mee te werken om al diegenen bij de politie aan te geven die ‘verdacht’ lijken, met name de immigranten. In het merendeel van de Europese landen is het verhuren van een verblijfplaats of het geven van onderdak aan een clandestiene immigrant genoeg reden voor gevangenisstraf. In Italië wet er in een wet zelfs voorzien, in haar eerste versie althans, om de dokters, de schooldirecteurs en de postbodes te verplichten om immigranten zonder papieren aan te klagen!
In deze context is de gezamenlijke operatie, op 22 oktober 2009, van Franse en Britse autoriteiten, gericht tegen de Afghaanse vluchtelingen, slechts een voorbijgaande episode in de menselijke drama's die elkaar bij de vreemdelingen zonder papieren, opvolgen. Op de Frans-Britse chartervlucht zaten jongeren, die werden uitgewezen naar hun land in oorlog. Het toppunt van cynisme was dat Minister Besson, de regering en de media in Frankrijk ons het lot van deze pechvogels voorgesteld als een humane, bijna liefdadige politiek. Werden de vluchtelingen niet ‘ondergebracht in een hotel’? In een ‘beveiligde’ zone in Kaboel? Op ‘kosten van de gemeenschap’ (aangezien zij 2000 euro’s meekregen)? Als men hen zo hoort, lijkt het wel op een vakantie bij de Club Méditarranée!
Met wie drijft men hier de spot? Zoals in de meeste gevallen, wil men zich in werkelijkheid ontdoen van monden die nutteloos zijn voor het kapitaal. En het kan ze geen moer schelen dat de gevolgen van deze uitwijzingen dikwijls dodelijke zijn. Wat de bourgeoisie werkelijk denkt, laat zich samenvatten in weinig woorden: “laat ze thuis creperen!”. Via een verharde wetgeving en een gespierde tussenkomst heeft de bourgeoisie van Europa een werkelijk 'fort' gemaakt.
Natuurlijk heeft links in Frankrijk, de kampioen van de schijnheiligheid, om een goed figuur te slaan, gedaan alsof ze aanstoot genomen had door een politiek, die louter en alleen wordt toegeschreven aan de ‘gemene rechterzijde’. Uit de mond van Martine Aubry, (oppersquaw van de PS) hoort men uitspraken als ‘chartervluchten van de schaamte’ en wat dokter Kouchner betreft, die verzekert ons alweer met de hand op het hart dat hij “dat zeker niet gedaan zou hebben”! Maar hun dubbelzinnigheid is om van te kotsen. Denken wij inderdaad maar even terug aan het feit dat de hele meute van links applaudisseerde in de tijd van Edith Cresson, toen ze hele charters met ontheemden de grens over stuurde. Toen beweerde Michel Rocard (PS): “Men kan niet alle ellende van de wereld verwelkomen”! En wat betreft de repressie tegen de immigranten en de illegalen, doet de PCF (Franse Communistische Partij) niet onder voor de ‘socialisten’, toen ze in de jaren 1980 bijvoorbeeld, de immigranten in Vitry-sur-Seine uitdreven met bulldozers. En wat te zeggen van de CGT die, nog niet zo lang geleden, de mensen zonder papieren (vrouwen en kinderen), gewapenderhand uit hun eigen lokalen dreef!
Vandaag hebben de Europese landen hun controlepolitiek op een gecoördineerde manier versterkt, voornamelijk onder aandrang van Duitsland.(3) De Schengen-landen wijzen voortaan 90% van de asielaanvragen af met als motief dat het doel van de kandidaten op de eerste plaats ‘economisch’ is. In naam van dit ‘misbruik’ vraagt een minister zoals Besson nu om de invoering van “gemeenschappelijke vluchten onder Europese vlag”. Om die reden is een Frans-Brits inlichtingencentrum (sinds 2 september 2009) in Folkestone ingesteld, waar agenten uit beide landen samenwerken om de 'ongewensten' op te sporen.
De initiatieven, die door de Franse Minister Besson (4) worden aangemoedigd, kunnen zich alleen maar ontwikkelen en moeten leiden tot de doelstelling die Frankrijk wil bereiken, de uitwijzing namelijk in 2009 van 27.000 immigranten zonder papieren. Maar ze getuigen vooral van de groeiende veiligheidsparanoïa, die de hele wereldbourgeoisie aanvreet. En vooral de arbeidersklasse is hiervan het slachtoffer! Terwijl de economische crisis het bankroet aantoont van het kapitalistische systeem, terwijl de werkloosheid een toppunt bereikt, hebben de grote democratieën, diegenen die 20 jaar geleden met veel poeha de val van de Berlijnse Muur vierden, noch aan de immigranten noch aan het proletariaat als geheel geen ander perspectief te bieden dan tweespalt, repressie en ellende. De bourgeoisie maakt gebruik van de wapenstok, de uitzetcentra en de chartervluchten om proletariërs, die vechten voor hun leven, uit de zogenaamde 'rijke' landen te weren. Het 'Europese democratische model', waar de bourgeoisie zo prat op gaat, is slechts een andere kapitalistische bunker, die ook geen toekomst biedt n
WH/12.11.2009(1) Bron: Lepoint.fr (uittreksel uit The Daily Mail).
(2) 200 asielzoekers zitten in de gevangenis in Groot-Brittannie.
(3) Sommigen spreken zelfs van een 'verduitsing van de Europese immigratiepolitiek' Zie de site http://www.dw-world.de/dw/article/0,,471171400.html [72]
(4) Tijdens de laatste presidentsverkiezingen, was dit heerschap de campagneleider van Ségolène Royal...
We worden geconfronteerd met een impasse op het vlak van de economie en de bourgeoisie bevindt zich in een situatie van totale onbekwaamheid om ook maar een schijntje van een samenhangende economische politiek voor te stellen.
In het geval van Griekenland geven de autoriteiten van de IMF toe dat dit land het plan, dat zijzelf en de Europese Unie in april 2010 hebben afgesproken, niet zal kunnen nakomen. Aan Griekenland zal toestemming moeten worden verleend om haar schuld, dat voorkomt uit het reddingsplan, niet in 2015, maar in 2024 af te betalen. Natuurlijk moet dit “cadeau” vergezeld gaan van aanvullende bezuinigingsoperaties. In Griekenland staan nieuwe maatregelen op stapel om banen in de publieke sector op te heffen.
Wat betreft Ierland: daar ondergaan de arbeiders al de vierde bezuinigingsronde. Het nieuwste plan, in ruil voor het “reddingsplan” van de ECB en het IMF, houdt een verlaging in van het minimumloon met 11%, de vermindering van de uitkeringen, de opheffing van 25.000 banen in de publieke sector en de verhoging van de BTW van 21 naar 23 %.
Voor beide landen geldt dat de arbeidersklasse en de gehele verdere bevolking ondergedompeld zal worden in een toestand van ellende, die onhoudbaar zal zijn.
Portugal en Spanje, de nieuwe landen die ook niet in staat zijn geweest hun schulden in de hand te houden, proberen de gevolgen te voorkomen door drastische bezuinigingsmaatregelen door te voeren en nog meer voor te bereiden.
Natuurlijk hebben deze poitieke maatregelen niet de bedoeling de armoede van de miljoenen te verzachten. De politieke en economische autoriteiten zijn vooral bevreesd voor het risico dat nieuwe landen op hun beurt niet in staat zullen zijn om hun schulden terug te betalen. De achtergrond van het failliet van de Griekse staat was een begrotingstekort, veroorzaakt door een enorme hoeveelheid publieke uitgaven (met name in de militaire sector). Wat betreft Ierland, daar had het bankensysteem een hoeveelheid schuld opgehoopt van 1432 miljard euro, bij een BIP van 164 miljard euro. Ierland had in 2010 een begrotingstekort van 32%.
De ernst van de economische crisis gaan de grenzen van Griekenland en Ierland echter te buiten. Want heel wat grote banken van grote landen hebben schulden uitstaan in die landen en met name in Ierland. Als Griekenland en Ierland veel van hun schulden niet terugbetalen, dan zal dat veel van deze banken in grote moeilijkheden brengen. Dit aspect verklaart voor een groot deel de paniek die zich meester maakt van de hoge instanties van de wereldbourgeoisie.
Want het is de staat die de betrouwbaarheid van het nationale kapitaal moet waarborgen door te laten zien dat hij in staat is de schulden terug te betalen en de rente daarover te voldoen. Een niet-terugbetalen van de schulden brengt de andere en ook de grote landen in moeilijkheden. Maar voor landen als Portugal of Spanje, wier banken ook geld hebben uitstaan in Ierland en Griekenland, voor die twee landen zou zoiets fataal zijn.
Alle landen ter wereld hebben een aanzienlijke schuld, die natuurlijk niet meer terugbetaald zal kunnen worden. De landen binnen de Eurozone hebben niet de monetaire middelen om hun tekorten te “financieren”, gebonden als ze zijn aan de ECB. Landen als Groot-Brittannië en de VS hebben alle mogelijkheden om hun eigen geld te scheppen. Het niveau van de schulden van alle staten is zo absurd hoog dat de nationale productie van welk land dan ook hen niet in staat zal stellen om deze ooit nog terug te betalen.
Het “reddings”plan van Griekenland heeft 110 miljard euro gekost en dat van Ierland 85 miljard. Deze hoeveelheid geld, dat door het IMF, de ECB en Groot-Brittannié uitgegeven werd voor de redding van landen als Griekenland en Ierland, is niet gebaseerd op een nieuwe rijkdom, maar op het draaien van de geldpers, met andere woorden: op virtueel geld. Terwijl er aan de ene kant drastische bezuinigingsmaatregelen worden genomen, die nog meer drastische bezuinigingen aankondigen, zien we aan de andere kant dat de staten gedwongen zijn om, onder de dreiging van een financiële ineenstorting en een blokkade van de wereldeconomie om iets aan de nemen dat men heel goed een onderesteuningsplan zou kunnen noemen - dat inhoudelijk erg veel lijkt op wat men een “stimuleringsplan” noemt.
In feite zijn de VS het verste gegaan in die richting: De Kwantitatieve Versoepeling nr.2 van 900 miljard dollar heeft geen andere bedoeling dan een Amerikaans financieel systeem te redden en de groei van de economische groei van de VS te ondersteunen. De VS, die nog steeds profiteren van het voordeel van het statuut, dat aan de dollar als wereldhandelsgeld wordt toegekend, gaat niet gebukt onder dezelfde dwingende maatregelen als Griekenland, Ierland of andere Europese landen. En vanwege dit gegeven is het niet uitgesloten dat, zoals velen verwachten, er een Kwantitatieve Versoepeling nr.3 zal worden aangenomen. De stimulering van de economische activiteit door begrotingsmaatregelen is veel sterker in de VS dan in de Europese landden. Maar dat weerhoudt de VS er niet van om de lonen van de arbeiders in de publieke sector te bevriezen of zelfs te verlagen.
Wij hebben dus te maken met bezuinigingsplannen én stimuleringsplannen. Waar komt deze tegenspraak vandaan?
Zoals Marx heeft laten zien, leidt het kapitalisme vanaf haar ontstaan aan een tekort aan afzetmarkten, omdat de uitbuiting van de arbeidskracht leidt tot een grotere waarde dan de uitgaven in lonen, omdat de arbeidersklasse veel minder consumeert dan ze produceert. Tot het einde van de 19e eeuw, kon de bourgeoisie dit probleem de baas door de kolonisatie van niet-kapitalistische gebieden, waar het de bevolking dwong, op verschillende manieren, de koopwaar af te nemen die door het kapitaal werd geproduceerd.
De crises en de oorlogen van de 20e eeuw illustreren dat dit antwoord op de overproduktie, dat inherent is aan de kapitalistische produktie, haar grenzen begon te bereiken. Met andere woorden: niet-kapitalistische gebieden op onze planeet waren niet langer voldoende voor de bourgoisie om het meerprodukt te realiseren dat nodig was voor een meer uitgebreide produktie.
De deregulering van de economie aan het einde van de jaren 1960, die zich manifesteerde in monetaire crises en recessies, betekende de quasi-afwezigheid van de extra-kapitalistische markten als een middel om de surplus van de kapitalistische productie op te nemen. De enige oplossing die er van toen af aan nog overbleef, was de schepping van een kunstmatige markt, gevoed door schulden.
Het stelde de bourgeoisie in staat waren te verkopen aan staten, ondernemingen, huishoudens zonder dat ze over reële middelen beschikten om ze te kopen.
De afgelopen veertig jaar hebben aangetoond dat de staten met te hoog oplopende schulden op een bepaald moment hun schulden moesten verminderen, en dus moeten bezuinigingen, maar tegelijkertijd is de toename van de schulden een absolute noodzaak, om ervoor te zorgen dat de economie niet in een recessie terechtkomt. De financiële schokken, die zich op dit moment in Europa voordoen, zijn dus een gevolg van de fundamentele tegenspraken van het kapitalisme en illustreren de absolute impasse van deze productiemethode.
De bezuinigingen hebben tot resultaat dat de interne vraag vermindert, die van de eerste levensbehoeften inbegrepen, maar toch blijven de prijzen ervan een sterke stijging vertonen. Die stijging is zodanig algemeen dat ze niet verklaard kan worden uit bijvoorbeeld klimatologische omstandigheden. De enige verklaring is dat ze een uitdrukking is van een regelrechte inflatie, een verschijnsel dat ieder economie steeds meer aantast. Een inflatie, die overigens voortdurend toeneemt, en zo maakt dat de waarde van het geld steeds meer afneemt en dat er een steeds hogere rente gevraagd wordt voor dit geld dat uitgeleend wordt.
Inflatie heeft niet altijd als oorzaak een buitensporige vraag in verhouding tot het aanbod, waardoor de prijs verhoogd kan worden. Door het gebruik van de bankbiljettenpers, door de uitgave van nieuw geld zonder dat deze correspondeert met een even grote toename van rijkdom, verliest het geld onherroepelijk aan waarde.
De toename van de hoeveelheid geld leidt er ook toe dat de speculatie wordt aangemoedigd, met desastreuze gevolgen voor het leven van de arbeidersklasse. Want door de aankoop van eerste levensbehoeften, in de hoop die met flinke winst te kunnen verkopen, krijgen deze consumptiemiddelen het karakter van activa. Zo wordt een groot deel van de wereldbevolking, naast de vermindering van hun inkomen, ook geconfronteerd met verhoging van prijzen van graan, rijst, brood, enzovoort. De voortdurende schepping van nieuw geld, noodzakelijk gemaakt door de crisis, . leidt tot een dubbele aanval: verlaging van de inkomens en verhoging van de eerste levensbehoeften.
Een gelijkaardig proces vond plaats in 2007-2008 (net voor de financiele crisis) en lokte in vele landen hongerrellen uit. De gevolgen van de huidige prijsexplosie hebben direct geleid tot revoltes in Tunesie, Algerije en Egypte.
Het actuele niveau van de inflatie stijgt steeds meer. De cijfers maken duidelijk dat de kapitalisten anticiperen op een verlies van de waarde van het geld dat zij investeren en dat zij er dus een hogere rente voor terugvragen.
Tijdens de crisis van de jaren 1930 was het protectionisme, in de vorm van handelsoorlogen, massaal ontwikkeld. Er bestond zelfs een regionalisering: iedere grootmacht reserveerde een deel van de wereldmarkt voor zichzelf, dat hij beheerste en waar hij een minimum aan afzetgebied vond. Dezelfde tendens tot protectionisme is zich nu ook aan het ontwikkelen. Zo nam de VS in september bijvoorbeeld 245 anti-dumping maatregelen.
De handelsoorlog doet zich nu echter vooral voor in de vorm een geldoorlog: de massale schepping van geld vertaalt zich in een daling van waarde van dat geld en dus ook in een daling van de prijzen van de goederen die dit land op de wereldmarkt brengt. Dit is een zeer agressieve manier van protectionisme, waarbij de VS vooroploopt. Dit geldt eveneens voor de onderwaardering van de Chinese yuan.
En ondanks de handelsoorlog zijn de verschillende staten genoodzaakt overeen te komen om de schulden van landen als Griekenland en Ierland binnen de perken te houden. De bourgeoisie kan niets anders doen dan zeer tegengestelde maatregelen nemen, gedicteerd door de totale impasse waarin haar systeem verkeert.
Waarom verschijnen er, tegen de achtergrond van de huidige catastrofale sitatie van de wereldeconomie artikels zoals die in La Tribune of in Le Monde met als respectievelijke titels: “Waarom zal de groei weer ontstaan” en “De Verenigde Staten willen geloven in een economische opleving”? Zulke titels proberen de illusie in stand te houden dat de burgerlijke economische en politieke autoriteiten nog een bepaalde controle hebben over de situatie.
De bourgeoisie wil ons in slaap sussen door ons te laten geloven dat ze de situatie nog redelijk beheerst. Maar de bourgeoisie heeft slechts de keuze tussen de pest en de cholera.
a. ofwel ze doet zoals ze gedaan heeft met Griekenland en Ierland door geld bij te drukken, wat leidt tot ontwaarding van de munteenheid.
b. ofwel ze voert een drastische bezuinigingspolitiek om de schulden niet te laten oplopen, wat leidt tot een duizelingwekkende neergang in de depressie.
Een aantal deskundigen komen, middels een reeks van publicaties, met allerlei oplossing aandragen voor de impasse. Maar of ze gebruiken het middel van de hypnose of een vorm van propaganda om ons ondanks alles te doen laten geloven dat deze maatschappij nog een toekomst heeft.
Ze schrikken er niet voor terug een nieuwe ‘regulering’ voor te stellen op basis van een ‘groene economie’ als dé oplossing. Ze vergeten echter dat zo’n ‘regulering’ aanzienlijke uitgaven vraagt, en dat er dan nog veel meer bankbiljetten bijgedrukt moeten worden dan nu.
De enige werkelijke oplossing voor de economische impasse zal komen van de steeds meer en steeds massalere bewuste strijd van de arbeidersklasse als reactie op de economische aanvallen van de bourgeoisie. Dit zal op een natuurlijke wijze leiden tot de omverwerping van dit systeem, waarvan de belangrijkste tegenspraak is die tussen de productie voor de winst en de accumulatie en niet de bevrediging van de behoeften van de mensen n
Naar Vitaz /02.01.2011
De laatste weken waren er bijzonder levendige en intensieve discussies op het IKS-wesiteforum over een tragische gebeurtenis: de bloedige onderdrukking van de opstandelingen van Kronstadt.
90 jaar geleden, in 1921, kwamen arbeiders in opstand tegen de Bolsjewistische Partij en eisten onder meer de teruggave van de reële macht aan de sovjets, zonder de bolsjewistische partij. De Kommunistische Partij nam toen de vreselijke beslissing hen te onderdrukken.
Een deelneemster aan het debat, Youhou genaamd, stuurde ons een brief die we hieronder publiceren en die wij van harte verwelkomen. De brief is zowel een poging om een samenvatting te geven van de verschillende standpunten, die in de tussenkomsten aan de orde kwamen, als om zelf duidelijk stelling te nemen. Het gaat hier geenszins om een afsluiting van de discussie. Het lijkt ons integendeel dat de tekst, zoals geschreven in de geest van de kameraad, enkel een volgende stap in de discussie is. Tot slot gaan we helemaal met haar mee wanneer zij in de laatste regels schrijft:“Sluit je in dit levendige debat bij ons aan! Het kameraadschappelijk debat is ons beste wapen tegen de burgerlijke ideologie” (1).
Op het IKS-forum vindt nu, ter gelegenheid van de 90e verjaardag van de onderdrukking van Kronstadt, een zeer levendige discussie plaats die commentaar verdient. Ze is zeer interessant omdat ze tenslotte een goede afspiegeling vormt van de standpunten die over dit onderwerp in de arbeidersklasse bestaan. De verplettering van de arbeidersklasse in opstand van de Sovjet van Kronstadt door het revolutionaire leger op bevel van de Bolsjewistische Partij in 1921 wordt zonder taboes en twijfels op het forum naar voor gebracht. De wil om lessen te trekken uit deze slachting, zo belangrijk voor de toekomstige revolutie, verenigt alle kameraden op dit forum en bevestigt wat Rosa Luxemburg schreef over de Russische Revolutie: “Het is duidelijk dat enkel een diepgaande kritiek, en zeker geen oppervlakkige verontschuldiging, uit deze gebeurtenissen alle schatten van lering kan trekken die zij bevatten”. Dit debat wordt al tientallen jaren gekenmerkt door twee tendensen die lijnrecht tegenover elkaar staan: de trotskisten die menen dat de verplettering een 'tragische noodzakelijkheid' was en de anarchisten die denken dat de Bolsjewistische Partij als partij al de kiemen van deze ontaarding in zich droeg en die de noodzaak van het bestaan van een partij van de arbeidersklasse zelf in vraag stellen.
Hier volgt één van de ideeën die naar voor gebracht werd door Jeannotrouge: “Het proletariaat kan zich niet als klasse vormen en daarna, na de revolutie, als heersende klasse, tenzij na een hardnekkige politieke strijd in haar eigen schoot tegen de burgerlijke invloeden, die gedragen worden door verschillende instellingen, organisaties en partijen die zich het etiket 'arbeiders' toeeigenen, een strijd die onvermijdelijk episodes van confrontatie en geweld inhoudt.”
Mouhamed, die wat genuanceerder is, legt uit dat de Bolsjewiki geen andere keuze hadden. Maar op dit punt ben ik het volledig eens met Tibo en Underthegun: de verplettering van Kronstadt ging niet in de zin van de revolutie. Deze slachting was absoluut onnodig en heeft de nederlaag van de Russische Revolutie versneld. Waarom? Het waren arbeiders die afgeslacht en vermoord werden, geen witteboorden-contrarevolutionairen, zoals Trotski zelf zal toegeven: “We hebben zo lang mogelijk gewacht, opdat de matrozen, onze verblinde kameraden, hun ogen zouden openen en zien waartoe de muiterij hen leidde.” De kommunistische samenleving kan niet geboren worden uit broederstrijd. Een dergelijke moordpartij kan geen deel uitmaken van de wapens van de revolutionairen. Terecht schrijft Tibo:“Ja, we hebben een 'eindelijk menselijke' wereld op te bouwen. En die kan niet als fundament hebben de kadavers van arbeiders, die door andere arbeiders gedood werden.” Ik zou daaraan toevoegen: en vooral niet op deze manier: door hun families te gijzelen, en door de soldaten van het rode leger te veroordelen, als die weigerden te schieten... Klassegeweld is noodzakelijk, zeker, maar binnen de arbeidersklasse wordt dat bepaald door het einddoel, door de bevrijding van de mensheid van het juk van de uitbuiting. De kameraden die het op dit punt niet eens zijn, herinnerden terecht aan de bijdragen van de Bolsjewiki aan de arbeidersklasse. De Bolsjewistische Partij, onder leiding van Lenin, heeft nooit de belangen van het proletariaat verraden en door onvermoeibaar de noodzaak te herhalen geen vertrouwen meer te hebben in de sociaal-democraten door elke politieke alliantie af te wijzen en om geen massapartij te vormen, heeft ze ervoor gekozen een minderheid te blijven onder de arbeiders. Deze partij pleitte voor een internationalisme tot op het bot. De Bolsjewiki hebben de arbeiders in hun strijd gesteund door aan hun kant te blijven, zelfs toen ze zagen dat de arbeiders een fout begingen.
Hoe was het dan mogelijk dat deze partij, die zich volop bewust was van het feit dat het socialisme niet met dwang aan de arbeidersklasse opgelegd kan worden, en het de plicht van de partij is aan de zijde van de klasse te vechten, zich bewapend tegenover haar bevond?
Kameraad Mouhamed schrijft: “Voor mij, als er sprake geweest was van wereldrevolutie, dan zou Kronstadt niet gebeurd zijn, of iets in die aard”. Het klopt dat het isolement van Rusland een fundamentele oorzaak is voor de mislukking van de revolutie. Veel arbeiders zijn omgekomen in de burgeroorlog, de sovjets raakten ontvolkt, vaak bleven er alleen militaire comités over van enkele leden, die beslisten over de strategie die gevolgd zou worden. Wanneer de voorzitter van de Bund (de Joodse Kommunistische Partij) op het VIIe Congres van de Sovjets vraagt wat het Centraal Comité doet, antwoordt Trotski: “Het CEC is aan het front!” Voeg daar nog de drastische voedselrantsoenering aan toe omdat de Oekraïne, de graanschuur van Rusland, het land uithongert. Als het Duitse proletariaat zich bij de revolutie had aangesloten, daarmee de andere proletariërs van Europa en de wereld meetrekkend, dan zou dat een nieuw elan aan de Russische Revolutie gegeven hebben. In haar brochure over ‘De Overgangsperiode’ schreef de IKS: “Maar het grootste gevaar van de contra-revolutie kwam noch van de 'koelaks', noch van de arbeiders van Kronstadt die jammerlijk vermoord werden, noch van de 'witte complotten' die de Bolsjewiki vermoedden achter die opstand. De contra-revolutie kreeg de overhand over de lijken van de Duitse arbeiders, die in 1919 vermoord werden, en heeft zich het krachtigst uitgedrukt door middel van het bureaucratische apparaat van wat de 'halfstaat' van het proletariaat moest voorstellen”. Doordat de sovjets, het fundament van de dictatuur van het proletariaat, uitgeput raakten, doordat zee opgesloten bleven binnen de nationale grenzen van Rusland, werd de Bolsjewistische Partij geconfronteerd met keuzen die uiterst zware gevolgen hadden en heeft ze de zwaarste fout begaan: haar klassebroeders fysiek te elimineren.
Het isolement van Rusland in de ontwikkeling van de wereldrevolutie verklaart de houding van de Bolsjewiki gedeeltelijk. Het verklaart echter niet waarom de sovjets zich tegen de partij keerden Als ze niet in opstand waren gekomen, dan zou de kwestie nooit aan de orde zijn gekomen. Zoals ik het verdedig, net als Underthegun, zien we zeer duidelijk, zowel in de eisen van de Sovjet van Kronstadt (“alle macht aan de sovjet”), maar ook in de stakingsgolven die uitbraken in Moskou en Petrograd (drie regio’s, het zij terloops opgemerkt, die in de voorhoede stonden van de Oktoberrevolutie), dat er een kloof ontstaan is tussen partij en arbeidersklasse. Ziehier een radioboodschap gericht 'aan de arbeiders van de gehele wereld' die op 6 maart 1921 ontvangen werd: “Wij zijn aanhangers van de macht van de sovjets, niet van de partij. Wij zijn voor de vrije verkiezing van vertegenwoordigers van de werkende massa's. De marionettensovjets, die gemanipuleerd worden door de kommunistische partij, zijn altijd doof geweest voor onze behoeften en onze eisen; wij hebben slechts één antwoord gekregen: kogels (...). Kameraden! Niet alleen bedriegen ze jullie, maar ze verdraaien opzettelijk de waarheid en belasteren ons op de meest verachtelijke manier (...). In Kronstadt is de gehele macht uitsluitend in handen van de revolutionaire matrozen, soldaten en arbeiders (...) Lang leve het revolutionaire proletariaat en de boeren! Lang leve de vrij gekozen sovjets!” Of men het nu eens is met die eisen of niet, het staat buiten kijf dat de sovjets zich vierkant tegen de partij keerden, die zij nu als vijand beschouwen. Voor mijn part denk ik dat de assimilatie van de partij met de staat, een orgaan dat van nature reactionair en conservatief is, de Bolsjewiki ertoe gebracht heeft zich van de klasse te verwijderen. Tenslotte is dat het isolement binnen het isolement. De partij was tegelijkertijd rechter en partij en kon daarom de revolte niet begrijpen van haar kameraden in de sovjets. Underthegun schrijft terecht: “de 'bolsjewistische regering', maar dat is juist het probleem van deze geïsoleerde revolutie, werd van alle kanten belegerd. De urgentie van de situatie, de talrijke gevaren, hebben de Bolsjewiki er vanaf Brest-Litovsk, in 1918, toe gebracht de uitoefening van de macht voor hun rekening te nemen. Maar (...) de dictatuur van het proletariaat is niet de dictatuur van de partij”. Indien de partij niet de belangen vertegenwoordigt van een sovjet of van een deel van de arbeidersklasse, dan moet ze de belangen verdedigen van het wereldproletariaat, en juist omdat de partij verstrikt raakte in de staat miste zij de heldere visie om oriëntaties te geven, die voortkwamen uit de internationale arbeidersbeweging. Gevangen in de valstrik van de onmiddellijke vooruitzichten, verbonden met de organisatie van de revolutie, verloor de partij uit het oog wat het einddoel moest zijn: de bevrijding van de mensheid. Daarom gaat het hier niet om een terloops foutje, maar wel om het inzicht dat, in het kader van een wereldrevolutie, de dictatuur van het proletariaat uitgeoefend moet worden door de sovjets. Daarmee zijn de materiële en objectieve redenen gegeven voor deze broedermoord, maar het moet duidelijk zijn dat, in tegenstelling tot wat Prodigy, Jeannotrouge en Mouhamed denken, de materiële voorwaarden, die we op deze manier schetsen, niet compleet zijn als we er geen ethische dimensie aan toevoegen.
Underthegun legt veel nadruk op het feit dat er geen determinisme bestaat en dat onder de revolutionairen in de partij sommigen, in identieke urgente omstandigheden, de keuze gemaakt hebben hun kameraden in Kronstadt te verdedigen. De Lenins en de Trotski's hadden een keuze en zij kozen ervoor hun kameraden te vermoorden. Naar mijn mening is het de moeite waard de vraag te stellen, maar kameraden Mouhamed en Prodigy wierpen daar in hun tussenkomsten tegenin dat “een marxistische analyse er niet in bestaat een morele balans op te maken; maar wel een objectieve en materialistische balans. Het gaat er niet om te veroordelen, te zeggen wat immoreel is of niet. Het gaat erom lessen te trekken zonder humanistische gevoelens.” Morele balans en een analyse van de omstandigheden staan niet tegenover elkaar, maar vullen elkaar aan. De moraal is niet de manicheïstische burgerlijke moraal, maar de vrucht van een lange evolutie, die rechtstreeks voorkomt uit het feit dat de mens voor de beschaving gekozen heeft en het behoud van de soort uitdrukt in solidariteit: ze is dus inherent aan de materiële voorwaarden. De Bolsjewistische Partij is ontaard en kwam in nieuwe situaties terecht waarvoor geen recept bestond. Dus, ja, ze koos de weg die naar haar ondergang zou leiden, en nee, de verplettering van Kronstadt ging niet in de richting van de revolutie. Kon zij anders gehandeld hebben? Misschien. Had ze dat moeten doen. Dat is zeker! Waarom hebben sommigen opdracht gegeven tot deze moordpartij en hebben anderen zich ertegen verzet? Gewoon omdat ten opzichte van eenzelfde situatie het bewustzijn niet homogeen is, dat de band tussen bewustzijn en materiële voorwaarden niet mechanisch is. Daarom moeten we op de onderdrukking van Kronstadt niet de blik werpen van een onberispelijke moraal, gesmeed in negen decennia proletarische strijd. De revolutionairen zullen voor keuzes gesteld worden die even essentieel zijn in de komende strijd en Kronstadt is een 'donkere schat van lessen' want zij draagt in haar ongelukkig noodlot een wezenlijke les aan: “geen geweld binnen de arbeidersklasse!” Als het doel de middelen niet heiligt, dan bepaalt het ze toch wel!
We konden deze kwestie niet bediscussiëren zonder onze standpunten over het marxisme te verduidelijken, maar ook die over het trotskisme en het anarchisme. Sluit je aan bij dit hartstochtelijke debat! Het kameraadschappelijk debat is onze beste wapen tegen de burgerlijke ideologie n
Met kameraadschappelijke groeten, Youhou
(1) Daarom antwoorden we hier niet op kameraad Youhou. Niet alleen zijn we het eens met de essentie van haar analyse, maar het debat kan en moet ook verdergaan. Om het standpunt van de IKS te vernemen over deze tragische gebeurtenis verwijzen we de lezer naar twee van onze artikels:
a) 'De repressie van Kronstadt in maart 1921: een tragische vergissing van de arbeidersbeweging'.
b) '1921: Understanding Kronstadt', International Review nr. 104.
– Veroordeelt de gewelddadige schending van de mensenrechten, en daarbij inbegrepen de willekeurige aanhoudingen, de gedwongen verdwijningen, de martelingen en executies, (…)
– In overweging nemend dat de veralgemeende en systematische aanvallen begaan in Libisch Arabisch Jamahiriya tegen de burgerbevolking misdaden tegen de mensheid kunnen zijn, (...)
– Verklaart hij zich vastbesloten om de bescherming van de burgers te verzekeren, (...)
– Machtigt de lidstaten die zich gericht hebben tot de secretaris-generaal met deze bedoeling (…) om alle nodige maatregelen te nemen, (…) om de bevolking te beschermen” (Resolutie van de UNO 1973 – Libië, van 17 maart 2011.
Zo komt het dat er sinds 20 maart een 'internationale coalitie' in Libië een militaire operatie van grote omvang leidt, die door de Verenigde Staten dichterlijk 'Dageraad van Odysseus' genoemd wordt. Elke dag stijgen tientallen vliegtuigen op vooral vanaf de twee krachtige Franse en Amerikaanse vliegdekschepen om een bommentapijt uit te zaaien over de streken die de strijdkrachten herbergen die trouw zijn aan het regime van Kadhafi (2).
In duidelijke taal, het is oorlog!
Alle staten verdedigen hier enkel hun eigen belangen… met bommen.
Natuurlijk is Kadhafi een gekke en bloeddorstige dictator. Na weken van strategisch terugplooien voor de opstand, heeft de zelfverklaarde 'Libische Gids' zijn elitetroepen weten te reorganiseren om in de tegenaanval te gaan. Dag na dag is hij er in geslaagd om terrein terug te winnen, waarbij alles verpletterd werd, de 'rebellen' net zo goed als de bevolking. En hij was vast en zeker van plan om de bewoners van Beghazi in hun eigen bloed te laten verdrinken, toen de operatie Dageraad van Odyseus werd gelanceerd.
De luchtaanvallen van de coalitie hebben de repressiekrachten parten gespeeld en hebben dus effectief de aangekondigde afslachting vermeden.
Maar kan men ook maar één ogenblik geloven dat deze ontplooiing van strijdkrachten echt het welzijn van het Libische volk tot doel heeft ?
Waar was diezelfde coalitie toen Kadhafi 1 000 gevangenen liet ombrengen in de gevangenis van Abu Salim in Tripoli in 1996 ? In werkelijkheid worden in dit regime al veertig jaar mensen opgesloten, gemarteld, geterroriseerd, verdwijnen ze en worden geëxecuteerd... allemaal volkomen straffeloos.
Waar was diezelfde coalitie gisteren toen Ben Ali in Tunesië, Moebarak in Egypte of Bouteflika in Algerije, op de menigte lieten schieten tijdens de opstanden in januari en februari ?
En wat doet diezelfde coalitie tegenover de slachtpartijen die plaatsgrijpen in Jemen, Syrië of Bahrein ? O sorry... wij kunnen ook niet zeggen dat zij geheel afwezig is : een van haar leden, Saoedi-Arabië komt daadwerkelijk tussen om de staat Bahrein te steunen... om betogers te onderdrukken! En haar medeplichtigen om de ogen te sluiten.
Lui als Sarkozy, Cameron, Obama en consorten kunnen zich dan wel trots als redders gaan voordoen, als verdedigers van de weduwen en wezen, maar het lijden van de 'burgerbevolking' van Benghazi is voor hen slechts een alibi geweest om ter plekke militair in te grijpen en hun respectievelijke smerige imperialistische belangen te verdedigen. Al deze gangsters hebben een reden die niets te maken heeft met het altruïsme, namelijk zich lanceren in deze imperialistische kruistocht.
In tegenstelling tot de laatste oorlogen zijn de Verenigde Staten nu niet het speerpunt van de militaire operatie. Waarom? In Libië is de Amerikaanse bourgeoisie verplicht om evenwichtskunsten uit te halen.
Enerzijds kan zij het zich niet veroorloven om over land massaal in te grijpen op Libische bodem. Dat zou door heel de Arabische wereld aanzien worden als een agressie en als een nieuwe invasie. De oorlogen van Irak en Afghanistan hebben inderdaad de veralgemeende aversie versterkt voor het 'Amerikaanse imperialisme, de bondgenoot van Israël'. En de wissel van het regime in Egypte, de traditionele bondgenoot van Oom Sam, heeft nog meer geknaagd aan hun positie in de regio (3).
Maar anderzijds kunnen zij zich niet afzijdig houden zonder te riskeren om totaal hun statuut van 'strijders voor de democratie in de wereld' te verliezen. En het staat voor hen buiten kijf om het terrein niet over te laten aan de tandem Frankrijk / Groot-Brittanië.
– De deelname van Groot-Brittannië heeft een dubbel doel. Ook zij proberen om, bij de Arabische landen, opnieuw hun blazoen op te poetsen, dat zo erg gehavend was door hun tussenkomsten in Irak en Afghanistan. Maar zij proberen ook hun eigen bevolking te laten wennen aan buitenlandse militaire tussenkomsten die zeker zullen toenemen in de toekomst. 'Het Libische volk redden van Kadhafi' biedt daarvoor de perfecte kans (4).
– Het geval van Frankrijk verschil een beetje. Het gaat om het enige grote westerse land dat van een zekere populariteit geniet in de Arabische wereld. Die heeft het verworven onder generaal De Gaulle en werd aangedikt door zijn weigering om in 2003 deel te nemen aan de invasie van Irak.
Door in te grijpen ten voordele van 'het Libische volk', wist president Sarkozy perfect dat hij door de bevolking met open armen zou verwelkomd worden en dat de buurlanden deze interventie tegen een Kadhafi, die veel te onberekenbaar en onvoorspelbaar is naar hun zin, zouden goedvinden. En men heeft inderdaad in Benghazi 'Leve Sarkozy' en 'Leve Frankrijk' horen weerklinken (5). Eenmaal is geen scheepsrecht, maar de Franse staat is er hier in geslaagd om even te profiteren van het slappe figuur dat de Amerikanen geslagen hebben.
De president van de Franse republiek heeft er ook van geprofiteerd om zich te herstellen van de opeenvolgende stommiteiten van zijn regering in Tunesië en Egypte (steun aan dictators die uiteindelijk verjaagd werden door sociale opstanden, die tijdens de gevechten gepaard gingen met slaande ruzies onder zijn ministers en de locale regimes, het voorstel om politietroepen te sturen om de repressie in Tunesië ruggesteun te verlenen...).
Wij kunnen hier niet in detail de belangen opsommen van elke staat van de coalitie, die vandaag in Libië toeslaat, maar één zaak is zeker, het draait hier helemaal niet om humanisme of menslievendheid! En dat geldt net zo voor diegenen die veel weigerachtiger stonden en zich onthouden hebben bij de stemming van de resolutie van de UNO of die dat schoorvoetend gedaan hebben :
– China, Rusland en Brazilië staan vijandig tegenover deze tussenkomst omdat zij gewoon niets te winnen hebben bij het vertrek van Kadhafi.
– Italië heeft er zelfs alles bij te verliezen. Het huidige regime verzekerde tot op heden een gemakkelijke toegang tot olie en een draconische controle van de grenzen. De destabilisering van het land kan dat allemaal in vraag stellen.
– Het Duitsland van Angela Merkel is nog steeds een militaire dwerg. Al zijn krachten zijn opgevorderd in Afghanistan. Deelnemen aan deze operaties zou deze zwakheid nog meer blootgelegd hebben. Zoals de Spaanse krant El Pais schrijft : “Wij maken een heruitgave mee van de voortdurende evenwichtsoefening in de verhouding tussen de gigantische Duitse economische macht , die tot uiting kwam tijdens de crisis van de Euro, en de Franse politieke capaciteit, die zich ook uit via de militaire macht” (6).
Tenslotte lijkt Libië, zoals heel het Midden-Oosten, vandaag op een onmetelijk groot schaakbord waarop de grootmachten proberen hun pionnen naar voren te schuiven.
Al weken waren de troepen van Kadhafi aan het oprukken naar Benghazi, het bolwerk van de rebellen, en moordden daarbij alles wat bewoog uit. Waarom hebben de grootmachten zo lang gewacht, als zij zo'n groot belang hadden bij de militaire tussenkomst in de regio?
In de eerste dagen waaide de wind van de opstand in Libië vanuit Tunesië en Egypte. Eenzelfde woede tegen de onderdrukking en ellende stak alle lagen van de maatschappij aan. Het stond dus buiten kijf dat 'de Grote Democratieën van deze wereld' niet stonden te springen om deze werkelijke sociale bewegingen te ondersteunen, ondanks hun mooie praatjes waarin ze de repressie veroordeelden. Hun diplomatie weigerde op een schijnheilige manier elke inmenging en beriep zich 'op het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren om hun eigen geschiedenis te bepalen'. De ervaring toont aan dat dit zo is bij elke sociale strijd: de bourgeoisie van alle landen sluit de ogen voor de meest afgrijselijke repressie, als zij er niet direct steun aan verlenen!
Maar in Libië is wat aanvankelijk begonnen was als een werkelijke volksopstand 'van onderop', met ongewapende burgers, die met heldenmoed vertrokken om de kazernes van de militairen en de zogenaamde hoofdkwartieren van de 'Volkscomités' aan te vallen, vlug omgevormd tot een bloedige 'burgeroorlog' tussen fracties van de bourgeoisie. Anders gezegd, de beweging is de niet-uitbuitende lagen uit de handen geglipt. Het bewijs ervan is dat een van de opperhoofden van de opstand en van de CNT-NOR (Nationale OvergangsRaad) Al Jaleil, de oud-minister van Justitie was van Kadhafi! Deze man heeft natuurlijk evenveel bloed aan de handen als de oude 'Gids' die nu zijn tegenstander geworden is. Een andere aanwijzing is dat, terwijl de 'arbeiders geen vaderland hebben', de voorlopige regering de vlag van het vroegere koninkrijk van Libië als nationaal embleem heeft gekozen. En tenslotte heeft Sarkozy de leden van de CNT-NOR erkend als 'wettelijke vertegenwoordigers van het Libische volk'.
De opstand in Libië heeft dus een diametraal tegengestelde wending genomen dan die van haar grote Tunesische en Egyptische broers. Dit is vooral te wijten aan de zwakte van de arbeidersklasse van dit land. De belangrijkste industrie, de olieindustrie, stelt bijna uitsluitend arbeiders te werk afkomstig uit Europa, uit de rest van het Midden-Oosten, uit Azië en Afrika. Die namen, van bij het begin, niet deel aan de beweging van sociaal verzet. Als resultaat daarvan is het de locale kleinburgerij die de strijd heeft gekleurd en vandaar het naar voren schuiven van de nationale vlag bijvoorbeeld. Erger nog! De 'vreemde' arbeiders die zich dan ook niet konden herkennen in deze strijd, zijn op de vlucht geslagen. Er zijn zelfs vervolgingen geweest van zwarte arbeiders door de 'rebelse' strijdkrachten, want er deden talrijke geruchten de ronde dat het regime speciaal huurlingen uit Afrika gerecruteerd had om de betogingen te verpletteren, wat dan weer alle immigranten die vandaar kwamen, verdacht maakte.
Deze omkering van de toestand in Libië heeft gevolgen die ver over de grenzen heen gaan. De repressie van Kadhafi eerst en daarna de tussenkomst van de internationale coalitie hebben alle sociale bewegingen van de regio afgeremd. Dat stelt zelfs andere dictatoriale regimes, waar verzet tegen is, in staat om zich ongebreideld te laten gaan bij de bloedige repressie: dat is het geval in Bahrein waar het Saoedische leger hardhandige steun verleent aan het heersende regime om de betogingen gewelddadig neer te slaan. (7) ; in Jemen waar op 18 maart de regeringsstrijdkrachten niet hebben geaarzeld om te schieten op de menigte, met nog eens 51 doden ; en meer recent in Syrië.
Maar toch kan niet met zekerheid gesteld worden dat dit een fatale slag is. De toestand in Libië weegt door, als een blok aan het been van het wereldproletariaat, maar de ontwikkeling van de ellende wekt zo'n diep gewortelde woede op, dat deze toestand haar niet totaal verlamt. Bij het opstellen van dit artikel, werden betogingen verwacht in Ryad, terwijl het regime zelf heeft verklaard dat alle betogingen tegenstrijdig zijn met de sjaria. In Egypte en Tunesië, waar de 'revolutie' verondersteld wordt reeds getriomfeerd te hebben, zijn er voortdurend botsingen tussen de betogers en de staat, die nu 'democratisch' is, die bestuurd wordt door krachten die min of meer dezelfde zijn als diegenen die de lakens uitdeelden voor het vertrek van de 'dictators'. Ook in Marokko duren de betogingen voort, ondanks het feit dat de koning Mohammed VI een constitutionele monarchie heeft aangekondigd.
Wat er ook van zij, voor al deze bevolkingen die vandaag onder het juk leven van repressie, en soms onder de democratische bommen, van de verschillende internationale coalities, zal de lucht pas opklaren wanneer het proletariaat uit de centrale industriele landen, en vooral uit West-Europa, op zijn beurt massale en vastberaden strijd zal ontwikkelen. Dan zal het, gewapend met zijn historische ervaring en na de breuk met de valstrikken van het syndicalisme en de burgerlijke democratie, zijn capaciteiten ontwikkelen om over te gaan tot zelf-organisatie en een werkelijk revolutionair perspectief te openen, de enige toekomst voor heel de mensheid.
Solidair zijn met diegenen die vandaag vallen onder de kogels, komt niet neer op het steunen van het regime van Kadhafi, noch dat van de 'rebellen', noch van de coalitie van de UNO! Ze moeten in tegendeel allemaal worden aangeklaagd als imperialistische honden!
Solidair zijn betekent het kamp kiezen van het proletarisch internationalisme, strijden tegen onze eigen uitbuiters en moordenaars in alle landen, deelnemen aan de ontwikkeling van de arbeidersstrijd en aan het klassebewustzijn overal ter wereld!n
Pavel / 25.03.2011
(1) Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de Verenigde Staten in het bijzonder, maar ook Italië, Spanje, België, Denemarken, Griekenland, Noorwegen, Nederland, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar.
(2) Als wij de westerse media moeten geloven zouden enkel de handlangers van Kadhafi sterven onder de bommenregens. Maar denken wij even terug aan de Golfoorlog. Diezelfde media hebben ons toen wijsgemaakt dat het een 'propere oorlog' was. In werkelijkheid maakt in 1991 de oorlog, in naam van de bescherming van het 'kleine Koweit', dat onder de voet gelopen was door de 'slachter' Saddam Hoessein, meerdere honderdduizenden slachtoffers.
(3) Zelfs al is de Amerikaanse bourgeoisie er in geslaagd om de schade in te perken door het regime, dat door de bevolking gehaat werd, te vervangen
(4) Wij moeten maar even terugdenken aan 2007, in Tripoli, toen de Britse ex-premier Tony Blair kolonel Kadhafi hartelijk omarmde als dank voor de ondertekening van een contract met BP. De huidige aanklachten over de gekke dictator zijn slechts zuiver cynisme en schijnheiligheid !
(5) Laten wij er even aan herinneren dat de Franse bourgeoisie op haar beurt ook niets anders doet dan eens te meer haar huik naar de wind te zetten, in 2007 heeft zij Kadhafi nog met grote sier ontvangen. De beelden van zijn tent die opgesteld stond midden in Parijs zijn de wereld rond gegaan en hebben Sarkozy en zijn clique nog meer in hun hemd gezet. Maar vandaag wordt ons een nieuwe film gespeeld : 'NAVO blaast de luifel weg'
(6) http://www.elpais.com/articulo/internacional/guerra/europa/elpepuint/201... [79]
(7) Hier ook begunstigt de zwakte van de arbeidersklasse deze repressie. De beweging wordt er gedomineerd door een sjiïtsche meerderheid.
Griekse studenten en arbeiders, die in Lyon in Frankrijk wonen, hebben ons onlangs ingelicht over de dramatische situatie van de geïmmigreerde arbeiders op Grieks grondgebied. Net als in alle landen zijn de geïmmigreerde arbeiders het mikpunt van een totaal onmenselijke politiek. Hun verschrikkelijke levensomstandigheden zijn eenvoudigweg bezig om ze de dood in te drijven.
Daarom hebben ongeveer 300 geïmmigreerde arbeiders in Athene en in Thessalonika van 25 januari tot 9 maart aan een hongerstaking meegedaan. Ze eisen dezelfde politieke en maatschappelijk rechten als de andere arbeider en de arbeidsters in Griekenland, hun regularisatie en vooral een waardiger leven. Na een maand van totale weigering om te eten, leiden de meesten van hen aan ernstige gezondheidsproblemen.
De Oproep van de immigranten, van de hongerstakers, ook wel genoemd De Oproep van de 300, is een schokkende getuigenis. Ze laat zien welke wreedheid zich verbergt achter de verklaringen van de politie over de “noodzaak de stroom van immigranten onder controle te houden”. Al die politieke leiders, met stropdas of in maatkostuum, zijn niet anders dan moordenaars (en in Griekenland zijn de huidige leiders “socialisten”). De werkelijkheid van de mannen en vrouwen, die leven in de illegaliteit en die nu aangeklaagd worden door alle ministeries van immigratie overal ter wereld als “profiteurs”en zelfs als “parasieten” aangeklaagd, zoals je hier kunt lezen:“Wij zijn mannelijke en vrouwelijke immigranten, komende overal uit Griekenland. Wij zijn gekomen, opgejaagd door de armoede, de werkloosheid, de oorlogen en de dictaturen.”
Deze “Oproep” onderstreept ook met kracht dat de enige manier waarop wij, als arbeiders geïmmigreerd of niet, het offensief van het kapitaal kunnen weerstaan, dat is de solidariteit van de klasse in de strijd!
Bovendien, als de Griekse regering gedeeltelijk heeft toegegeven aan de eisen van de 300, door hen enkele brokjes toe te werpen (zoals een vermindering van de belasting), is dat geenszins uit liefdadigheid of goedhartigheid. De heersende klasse maakt het niets uit om 300 arbeiders met open mond na een hongerstaking te zien creperen! Nee, wat hen dwingt om te reageren is de geest van verontwaardiging en van solidariteit die zich in dit land begint te ontwikkelen. Zoals de Griekse studenten, die ons hebben opgeroepen in hun uitnodiging voor een solidariteitsbijeenkomst in Lyon met de 300, hebben geschreven:“ Overal in het land hebben talrijke solidariteitsacties plaatsgevonden (bijeenkomsten, manifestaties, het ophangen van spandoeken, interventies op de televisie, de radio en tijdens culturele evenementen, bezettingen van openbare gebouwen, intern) en in het buitenland. De druk, die ontwikkeld wordt door al deze bewegingen van solidariteit kunnen leiden tot de overwinning!”
Als we onze stem willen laten horen, dan hebben we geen andere keuze. Op 25 januari, zijn driehonderd (300) van ons aan een hongerstaking begonnen. Onze plaatsen van strijd zijn Athene en Thessalonika.
Wij zijn mannelijke en vrouwelijke immigranten, en komen van overal uit Griekenland. Wij zijn hier gekomen, opgejaagd door de armoede, de werkloosheid, de oorlog en de dictaturen.De multinationals van de westerse wereld en hun politieke dienaren in ons land laten ons geen andere keuze dan tientallen keren ons leven te riskeren om bij de poort van Europa aan te komen. Het Westen, dat ons land leegplundert, en waar het levensniveau oneindig veel beter is (in vergelijking met dat van ons land) is onze enige hoop om te kunnen leven als mensen. Wij zijn (via legale of illegale weg) in Griekenland gekomen en wij werken om te overleven en ervoor te zorgen dat onze kinderen kunnen overleven. Wij leven in dwangarbeid en in de schaduw van de illegaliteit, ten gunste van de bazen en de staatinstellingen , die onze arbeid op hun beurt wreed uitbuiten, Wij verdienen ons brood in het zweet des aanschijns, al dromende van een dag, waarop we gelijke rechten zullen hebben.
De laatste tijd zijn onze levensomstandigheden steeds moeilijker geworden. Langzaam maar zeker wordt de r aan de lonen en de pensioenen geknaagd terwijl alle prijzen stijgen. De immigrant wordt voorgesteld als de profiteur, degene die schuldig is aan de verslechtering en de wrede uitbuiting van de Griekse loonarbeiders en van de kleine kooplieden. De fascistische propaganda is de officiële taal geworden van de staatsinstellingen. Als de media het over ons hebben wordt de fascistische terminologie door hen overgenomen door. Hun “voorstellen” zijn al net als de regeringspolitiek: de muur aan de Evros, doorgangskampen, en een Europees leger in de Egeïsche Zee, wrede onderdrukking in de steden, massale deportaties. Ze willen de Griekse arbeiders doen geloven dat wij plotseling een bedreiging voor hen zijn geworden en dat we de enige schuldigen zijn voor de nieuwe aanval, ingezet door hun eigen regering.
De reactie op hun leugens en op hun onophoudelijke barbarendom moet onmidellijk zijn. Het is aan ons, aan de immigranten, om te reageren. Wij gaan de strijd aan, met ons eigen leven als wapen, om een einde te maken aan de onrechtvaardigheid die ons wordt aangedaan. Wij vragen de regularisatie van alle immigranten en alle mannelijke en vrouwelijke geïmmigreerden.Wij vagen dezelfde politieke en sociale rechten en dezelfde plichten als de Griekse loonarbeiders
Wij vragen onze collega’s, Griekse arbeiders en iedereen die momenteel leidt onder de uitbuiting van zijn eigen zweet, zich aan onze kant te scharen. Wij vragen onze strijd te steunen, om hun leugens, hun onrechtvaardigheid, het fascisme en het totalitarisme van de politieke economische elites niet te laten overwinnen. Dat wil zeggen: niet te accepteren wat in ons geboortelanden heeft geheerst en wat ons heeft gedwongen om ons land te verlaten om een waardig leven te eisen voor ons en onze kinderen. Wij hebben geen andere middelen om onze stem, de stem van onze rechten te laten horen.
Op 25 januari zijn driehonderd van ons uit het hele land, in Athene en in Thessalonika in hongerstaking gegaan. Wij zetten ons leven op het spel, want hoe dan ook: we hebben geen waardig leven. Wij gaan liever hier dood, dan onze kinderen te laten doorstaan wat wij zelf hebben meegemaaktn
Januari 2011, Vergadering van immigranten, die in hongerstaking zijn
Iedereen heeft vandaag de mond vol over 'revolutie'. De recente opstanden in Noord-Afrika worden omschreven als 'revoluties'. In Ierland heeft Enda Kenny, leider van Fine Gael, een 'democratische revolutie' afgekondigd, omdat hij nu aan de beurt is om de bezuinigingsmaatregelen op te leggen, die tot dan toe doorgevoerd werden door zijn voorgangers, de Fianna Fail en de Groenen. In de Verenigde Staten vecht de beroemde kok Jamie Oliver voor een 'revolutie van de voeding' tegen de zwaarlijvigheid. Van de media moeten we natuurlijk niet verwachten dat ze een serieuze inspanning doen het idee van revolutie te onderzoeken op de manier, wat de marxisten in de arbeidersbeweging daaronder verstaan. Dat zou hetzelfde zijn als van de modemagazines verwachten dat ze het hebben over 'beelden die geschapen werden om het voorwerp te zijn van religieuze verering' of over 'kleine afbeeldingen op een computerscherm' wanneer ze het over 'iconen' hebben.
De Commune is een publicatie die zich beroept op haar marxistische afkomst. Op haar website werd halfweg februari een artikel geplaatst “Over Egypte en de revolutie”. Dat begint zo:
“Revoluties zijn in feite erg gewoon. We zijn pas in februari en er hebben dit jaar al twee revoluties plaatsgevonden, in Tunesië en in Egypte. Andere recente revoluties waren er in Servië (2000), Georgië (2003), Kirgizië (2005) en Oekraïne (2005). Recente mislukte revoluties waren er onder meer in Thailand (2009), Myanmar (2007) en Iran (2009). Al die revoluties waren, in marxistische termen, eerder politieke revoluties dan sociale. Dat wil zeggen dat ze de fractie, die de staat in handen had, omver wierpen en vervingen door een andere.” Het onderscheid dat de schrijver maakt tussen een politieke en een sociale revolutie is dat “een sociale revolutie de kliek, die aan de macht is, niet verandert maar wel de wijze waarop de maatschappij georganiseerd is”.
Die benaderingswijze, van iemand die zich marxist noemt, is geen uniek geval. In De verraden revolutie onderzoekt Trotski de Russische staat en geeft hij een perspectief aan de arbeidersklasse. Hij verwacht een democratischer regime en schrijft: “…wat de eigendomsverhoudingen betreft, zou de nieuwe macht geen gebruik hoeven te maken van revolutionaire maatregelen. Ze zou het experiment van geplande economie behouden en verder ontwikkelen. Na de politieke revolutie – in feite het lozen van de bureaucratie – zou het proletariaat een reeks belangrijke hervormingen in de economie moeten introduceren, maar geen nieuwe sociale revolutie.” In deze passage betekent “politieke revolutie” dat er geen “revolutionaire maatregelen moeten genomen worden” – het is geen “sociale revolutie”.
Elders in hetzelfde werk zegt Trotski:“natuurlijk zal de omverwerping van de Bonapartistische kaste ernstige sociale gevolgen hebben, maar op zich blijft dit binnen de grenzen van een politieke revolutie”. Dat concept van “grenzen van de politieke revolutie” vinden we ook in Ter verdediging van het Marxisme van Trotski, een werk dat teksten bijeenbrengt, geschreven in 1939 en 1940. In dat boek ziet hij de Russische staat “als een complex van sociale instellingen, die blijven voortbestaan ondanks het feit dat de ideeën van de bureaucratie nu bijna diametraal tegengesteld zijn aan de ideeën van de Oktoberrevolutie. Daarom hebben we de mogelijkheid nog niet opgegeven om de Sovjetstaat te doen groeien door een politiek revolutie.” Ondanks het feit dat de staat in Rusland het instrument geworden was van een verpletterend beheer van de uitbuiting en onderdrukking van de arbeidersklasse, dacht Trotski dat hij hernieuwd kon worden door een proces van “politieke revolutie”.
Om de grondvesten te vinden van een marxistisch inzicht in wat een revolutie is, moeten we teruggaan naar Marx.
In zijn artikel uit 1844, Kritische nota's bij het artikel “De koning van Pruisen en de Sociale hervorming. Door een Pruis”, analyseert Marx de zin “Een sociale revolutie met een politieke ziel” en concludeert hij dat “elke revolutie de oude maatschappij ontbindt; in die zin is ze sociaal. Elke revolutie werpt de oude macht omver; in die zin is ze politiek”.
Hij gaat verder: “Maar of het idee van een sociale revolutie met een politieke ziel nu omhaal van woorden of nonsens is, wat wel zeker is, is de redelijkheid van een politieke revolutie met een sociale ziel. Elke revolutie – de omverwerping van de bestaande heersende macht en de ontbinding van de oude orde – is een politieke daad. Maar zonder revolutie kan het socialisme geen realiteit worden. Deze politieke daad is nodig, omdat hij moet overgaan tot vernietiging en ontbinding. Maar zodra zijn organiserende opdracht begint, en zijn doel, zijn ziel, zichtbaar wordt, gooit het socialisme zijn politieke masker af.”
Het is duidelijk dat Marx, die steeds steeds vanuit hetzelfde kader vertrekt, heel zijn leven lang rekening is blijven houden met de historische ontwikkelingen. Het voorwoord bij de Duitse uitgave van het Kommunistisch Manifest zegt dat de gebeurtenissen ervoor gezorgd hebben dat enkele details van zijn politiek programma 'gedateerd', met andere woorden: voorbijgestreefd zijn. In het bijzonder heeft de ervaring van de Commune van Parijs (met een citaat uit De Burgeroorlog in Frankrijk) aangetoond dat “de arbeidersklasse zich niet eenvoudig meester kan maken van de bestaande machinerie van de staat en haar voor haar eigen doeleinden in werking kan stellen”. De staat moet door de arbeidersklasse vernietigd worden, wil zij haar omvorming van de maatschappij op een hoger niveau kunnen verwezenlijken. De Commune van Parijs “zij was in wezen een regering van de arbeidersklasse, het resultaat van de strijd van de voortbrengende tegen de toe-eigenende klasse, de eindelijk ontdekte politieke vorm waaronder de economische bevrijding van de arbeid zich kon voltrekken. (...) De politieke heerschappij van de producent kan niet bestaan naast de vereeuwiging van zijn maatschappelijke knechtschap. De Commune moest daarom dienen als hefboom, om de economische grondslagen omver te werpen, waarop het bestaan van de klassen en daarmee dat van de klassenheerschappij berust.”.
Er zijn daarna andere ontwikkelingen geweest in de marxistische visie op het revolutionaire proces, met name in Staat en Revolutie van Lenin. Wat zij zo duidelijk gemeenschappelijk hebben, is het inzicht dat een revolutie van de arbeidersklasse 'politiek' is in de zin dat ze de staat van haar uitbuiters vernietigt, en 'sociaal' in de zin dat haar doel de omvorming van de maatschappij is. Het 'politieke' en het 'sociale' zijn geen twee gescheiden fenomenen, maar twee zijden van eenzelfde strijd. Wanneer een kapitalistische fractie vervangen wordt door een andere, als gevolg van parlementaire verkiezingen, wanneer en kapitalistische fractie zich van de macht meester maakt door een militaire staatsgreep, of wanneer de realiteit de bourgeoisie ertoe dwingt haar werkingswijze als heersende klasse te reorganiseren, dan is niets van dat alles 'revolutionair'. In één woord: de kapitalistische staat blijft onaangetast.
De 'revoluties', die opgesomd worden in de lijst van de publicatie La Commune, zijn geen sociale revoluties, net zo min als het politieke revoluties zijn. Het vervangen van één fractie door een andere is vanuit het standpunt van de arbeidersklasse geenszins een revolutie. Voor de arbeidersklasse is de vernietiging van de kapitalistische staat een essentieel politiek moment in de sociale revolutie, een onderdeel van het proces dat kan leiden tot de bevrijding van de gehele mensheid n
Barrow / 4-03-2011
Met de afslachting van meer dan 20.000 arbeiders tijdens de Bloedige Week maakte de bourgeoisie 140 jaar geleden een einde aan het eerste grote revolutionaire ervaring van het proletariaat. De Commune van Parijs was het de eerste keer dat de arbeidersklasse zich met zoveel kracht op het wereldtoneel manifesteerde. Voor het eerst had zij aangetoond het vermogen te bezitten om zich voortaan te doen gelden als enige revolutionaire klasse van de maatschappij. Ondanks de onrijpheid van de historische omstandigheden voor de wereldrevolutie leverde deze formidabele ervaring van de Commune van Parijs toen al, in 1871, het bewijs dat het proletariaat de enige kracht is die de kapitalistische orde in vraag kan stellen. Vandaag probeert de bourgeoisie nog steeds om de proletariërs (en vooral de jongere generaties) er van te overtuigen dat men ook een betere toekomst voor de mensheid op kan bouwen zonder de kapitalistische staat omver te werpen. Tegenover de ellende en het barbarendom van de huidige wereld, is het voor het proletariaat van belang om zich over zijn eigen verleden te buigen om er lessen uit te trekken, om haar zelfvertrouwen te herwinnen en er op te vertrouwen dat zijn strijd de toekomst in zich draagt.
De Commune van Parijs is voor talrijke generaties van arbeiders een referentiepunt geweest in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Vooral de Russische revolutionairen van 1905 en 1917 waren doordrongen van haar voorbeeld en van haar leringen, voordat deze laatste de fakkel van de strijd van het wereldproletariaat overnam.
Vandaag probeert de bourgeoisie, middels haar campagnes, de revolutionaire ervaring van Oktober 1917 in de ogen van het proletariaat definitief te begraven, hem af te leiden van zijn eigen perspectief door het kommunisme blijvend te identificeren met het stalinisme. Omdat zij de Commune van Parijs niet kan misbruiken voor dezelfde leugen, heeft de heersende klasse altijd geprobeerd om deze ervaring te recupereren en haar werkelijke betekenis te verdoezelen, om haar van werkelijke aard te ontdoen door haar gelijk te stellen met een vaderlandslievende beweging, of met een strijd voor de republikeinse vrijheden.
De regering van Versailles ging onmiddellijk in de tegenaanval om Parijs, 'die stad van het gespuis' om de woorden van Thiers te gebruiken, die in de handen van de arbeiders was gevallen, te heroveren: de bombardementen van de hoofdstad, die door de Franse bourgeoisie werden aangeklaagd toen zij uitgevoerd werden door het Pruisische leger, zouden onverminderd doorgaan in de twee maanden dat de Commune zou standhouden.
Van een beweging ter verdediging van het vaderland tegen de buitenlandse vijand, werd het een verdediging tegen de binnenlandse vijand, tegen 'haar' eigen bourgeoisie, vertegenwoordigd door de regering van Versailles, waarbij het Parijse proletariaat weigerde de wapens in te leveren aan haar uitbuiters en richtte ze de Commune op.
Om de geschiedenis te vervalsen heeft de bourgeoisie altijd haar toevlucht moeten zoeken tot de uiterlijke schijn om daaruit de vreselijkste leugens af te leiden. Door te steunen op het feit dat de Commune zich inderdaad beriep op de beginselen van de burgerlijke revolutie van 1789, heeft zij steeds geprobeerd om deze eerste revolutionaire ervaring naar beneden te halen naar dat van een alledaagse strijd voor republikeinse vrijheden, voor burgerlijke democratie tegen de monarchistische troepen waarachter de Franse bourgeoisie zich had geschaard. Maar de werkelijke geest van de Commune ging niet schuil in het habijt waarmee het jonge proletariaat van 1871 zich had bekleed. Door het toekomstperspectief dat het in zich droeg, was deze beweging een zeer belangrijke etappe in de strijd voor de ontvoogding van het wereldproletariaat. Voor het eerst in de geschiedenis werd, in een hoofdstad, de officiële macht van de bourgeoisie omver geworpen. En dit reusachtige gevecht was wel degelijk het werk van het proletariaat dat zeer zeker nog weinig ontwikkeld, en het ambachtswezen nauwelijks ontgroeid was. Het was nog behept met het gewicht van de kleinburgerij en met de veelvuldige illusies die voortkwamen uit de burgerlijke revolutie van 1789. Maar het was wel degelijk deze klasse en geen andere die de motor en het dynamische element vormde van de Commune. Alhoewel de proletarische wereldrevolutie nog lang niet op de agenda stond (zowel wat betreft de onrijpheid van de arbeidersklasse als de situatie van het kapitalisme, dat nog niet al zijn vermogens had uitgeput om de productiekrachten op wereldschaal te ontplooien), kondigde de Commune reeds met veel spektakel de richting aan waarin de toekomstige proletarische gevechten zich zouden afspelen.
En wanneer de Commune de grondslagen van de burgerlijke revolutie van 1789 voor haar rekening nam, dan was het zeker niet om er dezelfde inhoud aan te geven. Voor de bourgeoisie betekent 'vrijheid' de vrijheid van de handel en van het uitbuiten van de loonarbeid; de 'gelijkheid' is niets anders dan de juridische gelijkheid tussen kapitalisten en tegen de voorrechten van de adel; de 'broederschap' werd geïnterpreteerd als de harmonie tussen het kapitaal en de arbeid, dat wil zeggen: de onderdrukking van de uitgebuiten door de uitbuiters. Voor de arbeiders van de Commune betekende 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' de afschaffing van de loonslavernij, de uitbuiting van de mens door de mens, van de maatschappij die opgedeeld was in klassen. Dit perspectief op een andere maatschappij, dat reeds door de Commune werd aangekondigd, vind men terug in de wijze waarop de arbeidersklasse in staat was om het sociale leven in deze twee maanden te organiseren. Want wat aan deze beweging haar werkelijke klasseaard verleende waren de economische en politieke maatregelen die door het Parijse proletariaat genomen werden en niet de ordewoorden uit het verleden, waarvan het zich bediende.
Zo deed de Commune haar macht gelden door, twee dagen na haar uitroeping, onmiddellijk de staat bij de keel te grijpen door het aanvaarden van een hele reeks van politieke maatregelen: afschaffing van de zedenpolitie, van het staande leger en van de dienstplicht (de enige erkende gewapende macht was de Nationale Garde), afschaffing van alle staatsadministratie, de verbeurdverklaring van de goederen van de geestelijkheid die tot openbaar bezit verklaard werden, de vernietiging van de guillotine, gratis en verplicht onderwijs, enzovoort ... zonder de verschillende symbolische maatregelen mee te rekenen, zoals het neerhalen van de Vendôme-zuil, het boegbeeld van het chauvinisme van de heersende klasse en opgericht door Napoleon I. Op diezelfde dag bevestigde de Commune haar proletarisch karakter door te verklaren dat "de vlag van de Commune die van de Universele Republiek is". Het beginsel van het proletarisch internationalisme wordt vooral duidelijk aangetoond door het feit dat de vreemdelingen, die worden verkozen in de Commune (zoals de Pool Dombrowski, verantwoordelijk voor defensie, van de Hongaar Frankel, belast met tewerkstelling), worden bevestigd in hun functies.
En van alle politieke maatregelen was er in het bijzonder één die het idee logenstrafte als zou het Parijse proletariaat in opstand gekomen zijn voor de verdediging van de democratische republiek: de permanente afzetbaarheid van de leden van de Commune voor de algemene vergadering die hen gekozen had. Zo werd in dit beginsel van afzetbaarheid dat, heel lang voor de Russische Revolutie van 1905, met het ontstaan van de arbeidersraden - deze "uiteindelijk gevonden vorm van de dictatuur vaan het proletariaat", zoals Lenin zei - door het proletariaat gebruikt werd bij de machtsovername eens te meer de proletarische aard van de Commune bevestigd. De burgerlijke dictatuur, waarvan de democratische staat slechts de meest verderfelijke vorm is, concentreert inderdaad alle staatsmacht van de uitbuitende klasse in de handen van een minderheid om de overgrote meerderheid van de producenten te onderdrukken. Het beginsel van de permanente afzetbaarheid is de voorwaarde opdat geen enkele machtsinstantie zich zou opdringen aan de maatschappij. Enkel een klasse, die zich richt op de afschaffing van elke overheersing van een minderheid van onderdrukkers van de hele maatschappij, kan deze vorm van gezagsuitoefening ter hand nemen.
Omdat deze politieke maatregelen, die genomen werden door de Commune, duidelijk haar proletarische aard tot uitdrukking brachten, konden deze economische maatregelen, hoe beperkt ook, slechts de kant opgaan van de verdediging van de belangen van de arbeiders: gratis huur, afschaffing van de nachtarbeid voor bepaalde beroepscategorieën, zoals de bakkers, afschaffing van de boetes door de bazen en inhoudingen op de lonen, heropening en beheer door de arbeiders zelf van gesloten ateliers, vergoeding van de leden van de Commune op basis van een arbeidersloon, enzovoort.
Het is duidelijk dat de wijze van organisatie van het sociale leven niet de richting uitging van de 'democratisering' van de burgerlijke staat, maar van zijn vernietiging. En het is wel degelijk die fundamentele les die door de Commune aan de heel toekomstige arbeidersklasse werd meegegeven. Het is deze les die het proletariaat in Rusland, onder de impuls van Lenin en de Bolsjewiki, in 1917op een nog duidelijkere manier in praktijk zou brengen. Zoals Marx reeds aanstipte in 1852 in De 18e Brunaire van Louis Bonaparte: "Alle politieke revoluties tot op heden hebben er enkel toe bijgedragen om de staatsmachine te perfectioneren in plaats van haar te breken". Alhoewel de voorwaarden voor de omverwerping van het kapitalisme nog niet vervuld waren, kondigde de Commune, als laatste revolutie uit de 19e eeuw, reeds de revolutionaire bewegingen aan uit de 20e eeuw: zij toonde in de praktijk dat "de arbeidersklasse de kant-en-klare staatsmachinerie niet eenvoudig in bezit kan nemen en deze voor haar eigen doeleinden in beweging zetten. Want het politieke instrument van haar onderwerping kan nooit als politiek instrument dienen voor haar ontvoogding" (Marx, De Burgeroorlog in Frankrijk)
De heersende klasse kon niet aanvaarden dat het proletariaat het had aangedurfd om tegen haar orde in opstand te komen. Om die reden had de bourgeoisie zich bij de herovering van Parijs, niet alleen tot doel gesteld om haar gezag in de hoofdstad te herstellen, maar vooral om een aderlating te veroorzaken in de rijen van de arbeidersklasse, die haar nog lang zou heugen. Om de Commune te verpletteren was er, vanaf de eerste dagen van april, een heilige alliantie gevormd tussen Thiers en Bismarck, wier troepen de forten van het noorden en het oosten van Parijs bezetten. Zo toonde de bourgeoisie reeds in die tijd haar capaciteit om haar tegenstellingen naar de achtergrond te schuiven om haar klassenvijand te kunnen confronteren. Deze samenwerking tussen het Franse en het Pruisische leger maakte het eerst en vooral mogelijk om een dubbel cordon sanitair te leggen rond de hoofdstad. Op 7 april maakten de troepen van Versailles zich meester van de forten ten westen van Parijs. Geconfronteerd met de verwoede tegenstand van de Nationale Garde, verkreeg Thiers het van Bismarck gedaan om de 60.000 Franse soldaten vrij te laten, die krijgsgevangen gemaakt waren in Sedan, en dat gaf de regering van Versailles vanaf begin mei een beslissend overwicht. In de eerste helft van mei stortte het zuidelijke front in elkaar. Op de 21e drongen de troepen van generaal Gallifet in het noorden en het oosten Parijs binnen, dank zij de bres die geslagen was door het Pruisische leger. Toen ontketende zich heel de bloeddorstige furie van de bourgeoisie. Gedurende acht dagen woedden er gevechten in de arbeidersbuurten; de laatste strijders van de Commune zouden vallen als vliegen op de hoogten van Belleville en van Ménilmontant. Maar de bloedige repressie van de Communards hield daarmee niet op. De heersende klasse moest nog kunnen genieten van haar triomf en liet haar wraakzucht los op een ongewapend en verslagen proletariaat, op het vuige 'uitschot', dat het lef had gehad om tegen haar klasse-heerschappij in opstand te komen. Terwijl de troepen van Bismarck de orders kregen om geen enkele vluchteling te laten ontkomen, begingen de hordes van Gallifet massale afslachtingen van weerloze mannen, vrouwen en kinderen: bij honderden werden ze, met machinegeweren en zelfs van dichtbij, koudweg vermoord
De bloedige week liep uit op een onnoemelijke slachtpartij die meer dan 20.000 doden eiste. Daarna volgden de massale arrestaties, de terechtstelling van gevangenen die als 'voorbeeld' dienden, de deportaties naar de strafkolonies en de plaatsing van honderden kinderen in verbeteringsgestichten.
Zo heeft de bourgeoisie haar orde weten te herstellen. Zo reageert zij wanneer haar klassendictatuur wordt bedreigd. En diegenen die de Commune hebben ondergedompeld in een bloedbad, zijn niet de enkel de meest reactionaire sectoren van de heersende klasse. Het waren de republikeinse en 'democratische' fractie, met hun nationaal parlement en haar liberale parlementariërs, die de verantwoordelijkheid droegen voor deze slachtpartij en deze terreur, en door het vuile werk toe te vertrouwen aan de koningsgezinde troepen. Dit grote wapenfeit van de democratische bourgeoisie mag het proletariaat nooit vergeten.
Met de verplettering van de Commune, die leidde tot de opheffing van de Eerste Internationale na 1972, slaagde de bourgeoisie er in om de arbeiders van de hele wereld een nederlaag toe te brengen. En deze nederlaag was bijzonder schrijnend voor de arbeidersklasse in Frankrijk, omdat zij na deze tragedie niet langer op de voorgrond stond in de strijd van het proletariaat, zoals dat het geval was geweest sedert 1830. Deze voorhoederol zou het proletariaat van Frankrijk pas terugvinden in de massale stakingen van mei 1968 die, na veertig jaar van contra-revolutie een nieuw perspectief openden en meteen de historische heropleving vormde van de klassengevechten, En dat was geen toeval: door, alhoewel tijdelijk, zijn rol van baken, terug op te nemen die zij een eeuw lang had opgegeven, toonde het al zijn vitaliteit, zijn kracht en de diepgang van deze nieuwe periode van de historische wereldwijde strijd van de arbeidersklasse voor de omverwerping van het kapitalisme.
Maar deze nieuwe historische periode, die met mei 1968 begon, vond, in tegenstelling tot de Commune, plaats op een moment waarop het proletarische revolutie niet alleen een mogelijkheid maar ook een noodzaak is geworden. Het is juist die vitaliteit en die kracht van het proletariaat, evenals wat er vandaag op spel staat, wat de bourgeoisie kost wat kost wil verdoezelen via haar leugenachtige campagnes, haar vervalsingen en pogingen om de aard van de revolutionaire ervaringen uit het verleden van hun werkelijke inhoud te ontdoen n
Avril / naar RI nr. 202, 06.1991.
1. Deze kanonnen waren in feite aangekocht met geld van leden van de Nationale Garde.
2. Het feit dat de Commune, vanaf haar uitroeping, de rode vlag liet waaien in plaats van de driekleur, het zinnebeeld van de nationalistische ideologie van de bourgeoisie, onthult het proletarische en niet het vaderlandslievende karakter van deze beweging. Men moest wachten tot de jaren 1930 voordat, met het verraad van de communistische partijen, de Stalinisten (en vooral de PCF) de vlag van het proletarisch internationalisme zouden besmeuren door haar te kruisen met de nationale vlag van de bourgeoisie.
Eindelijk ... België zal haar regering krijgen. Acht verschillende partijen hebben hun 'verantwoordelijkheid' genomen. De ‘separatisten’ zijn tijdelijk aan de kant gezet om 'eendrachtig' een stevig soberheidsplan te kunnen doorvoeren. Na een wereldrecord als langstzittende premier van een ‘regering van de lopende zaken’ zal Leterme, rijkelijk kunnen genieten van een goed betaald baantje bij een internationale instelling. Keren wij nu terug naar een normale situatie in een Europa, waar de beurskoersen op en neer gaan? Wie kan er nu opgelucht ademhalen: de politici of de werkenden klasse?
Volgens de economische berichten heeft de Belgische economie een behoorlijk goede periode gekend: nu kan het alleen nog maar beter gaan. De economische situatie was redelijk stabiel. Op het sociale vlak is het rustig geweest. De bevolking heeft zich kalm gedragen. Alleen de politici hebben zich lange tijd onverantwoordelijk opgesteld. Nu zij ook tot het inzicht gekomen zijn dat een dergelijke situatie niet langer verantwoord is, kan het alleen maar beter gaan.
Is dit allemaal wel zo? Of willen ze het ons alleen maar al te graag doen geloven? Want hoewel een aantal van de bovenstaande beweringen waar zijn, is het met de economische situatie in België tot nog toe alleen niet zo slecht gegaan, omdat het kon parasiteren op de economie van een aantal van haar buurlanden.
Al een aantal maanden (in werkelijkheid al sinds 2008) wordt België opnieuw geconfronteerd met “een communautaire, nationalistische, subnationalistische tamtam, gebruikmakend van het gekibbel tussen de partijen om de arbeiders te verdelen, hun aandacht af te leiden, om te belemmeren dat ze zich ervan bewust worden dat ze deel uitmaken van de klasse die op wereldwijd uitgebuit wordt” (….) En net als de regeringen van alle landen, doen alle Belgische partijen, nationaal of regionalistisch een oproep aan de arbeiders om ‘solidair’ te zijn, dat wil zeggen: de broekriem aan te halen, de opofferingen te aanvaarden om het concurrentieniveau van het nationale kapitaal te verzekeren. (Het probleem is niet de crisis van de regering, maar de crisis van het kapitalistische systeem, Internationalisme 349)
Maar terwijl het kapitalistische systeem op wereldvlak in een steeds verschrikkelijkere economische crisis valt, wordt België nog steeds gepresenteerd als een uitzondering in Europa:
- een staat die relatief gespaard wordt door de crisis en de soberheid;
- een staat waar essentiële problemen niet gevormd werden door de sociale kwestie, de strijd tegen de ontslagen en de soberheid, de ‘verontwaardiging’ van de jongere generatie tegen het gebrek aan perspectief, maar door de kwestie van de scheiding van de electorale arrondissementen en de communautaire spanningen tussen de Waalse ‘profiteurs’ en de Vlaamse ‘arrogantie’.
Maar, in tegenstelling tot wat de linkse groepen pretenderen, vormen deze ‘nationale bijzonderheden’ een lokmiddel, waar de ultralinksen zo af en toe ook een toespeling op maken,. Vanuit het standpunt van de arbeidersklasse is het, in het bijzonder wat de situatie in België betreft, belangrijk om
a) de ongelofelijke misleiding over de bijzondere Belgische situatie die de bourgeoisie heeft rondgebazuind en nog steeds rondbazuint onder de bevolking in het algemeen en in de arbeidersklasse in het bijzonder, te verwerpen
b) te verklaren waarom deze misleiding geloofwaardig kon worden gemaakt;
c) de werkers, de werklozen en de jongeren op te roepen waakzaam te zijn voor de nieuwe golf van soberheidsmaatregelen, die wordt voorbereid. om op korte termijn door te voeren.
1. De misleiding over de goede gezondheid van de Belgische economie wordt door het geheel van de politieke partijen in leven gehouden door te beweren dat“België beter weerstand biedt aan de crisis” en ook door de 'ontslagnemende' regering Leterme, die nog eens bevestigt dat “de regering alles onder controle heeft” en dat hij het land beheert “als een goede huisvader”. Deze misleiding is flink aan het lekken geslagen deze zomer: de crisis van de staatsschuld en de druk op de staatsobligaties in Europa, de crisis van de euro, de druk op de banken en de beurs treffen alle staten van Europa, België inbegrepen.
- De druk op de Belgische banken en verzekeringsmaatschappijen en op die welke verbonden zijn aan de Franse banken (Dexia, BNP Paribas Fortis, ...) wordt steeds belangrijker.
- De druk neemt ook toe op de Belgische staatsschuld (de omvang van de schuld en de kosten van het geleende geld).
- Nieuwe economische spanningen dreigen, met de vertraging van de productie in Duitsland, de eerste economische partner van België en de scherpe bankencrisis die Frankrijk treft.
- Tenslotte is de regeringsinstabiliteit in België een belangrijke factor geweest voor de destabilisering in de huidige periode.
De nationalistische en sub-nationalistische mist in België is bijzonder hevig in het verbergen van de werkelijkheid van de crisis en wat er op het spel staat. Het zou een illusie zijn om te denken dat de bourgeoisie zich moeite zou getroosten om deze mist in de huidige periode te doen wegebben. Het zou trouwens ook hier verkeerd zijn om een dergelijke (sub-)nationalistische tamtam te zien als een 'Belgische uitzondering'. Met de verdieping van de crisis, in het bijzonder in Europa, spitst dit soort campagnes zich overal toe: in Duitsland woedt de campagne tegen 'de Griekse leugenaars en dieven', in Nederland laait het anti-Europees sentiment onder de druk van de populist Wilders hoog op, in Italië en Spanje willen de rijke regio's (Noord-Italië, Catalonië) de armere delen, deze ‘gaten’ waarin subsidie kan blijven worden gepompt, aan hun lot overlaten.
Het verhevigen van de (sub-)nationalistische campagnes, hun bijzonderheden daargelaten, passen ook op dat vlak volledig in het algemene beeld, dat wordt gekenmerkt door de toenemende blokkade van de mechanismen van het wereldkapitalisme. In feite was dat ook het geval toen de Amerikaanse bourgeoisie begin augustus moest beslissen over de begrotingsmaatregelen (de uitgaven verminderen of de consumptie aanzwengelen). Zonder afbreuk te doen aan de bijzonderheden van de Belgische staat en van de Belgische bourgeoisie, onderstreept deze verergering van de spanningen tussen de burgerlijke fracties dat deze werkelijkheid - al naargelang het land op een verschillende manier - vooral een uitdrukking is van de groeiende druk van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van het geheel van de bourgeoisieën op deze planeet.
2. Wat heeft het mogelijk gemaakt dat deze illusie over een 'België, dat ontsnapt aan de crisis', een schijn van werkelijkheid heeft gegeven? Eigenlijk zijn er drie factoren die dat begunstigd hebben:
- de forse heropleving van de Duitse economie na 2008 heeft een tijdlang de rol van locomotief gespeeld voor de wereldeconomie. Dat land is de eerste economische partner van België en deze laatste heeft er bijgevolg van geprofiteerd. Tussen 2008 en 2011 was de Belgische economie voor 65% afhankelijk van zijn twee buurlanden (1): Frankrijk en Duitsland. Het heeft gedurende enkele jaren kunnen 'parasiteren' op de maatregelen van deze twee landen, door te profiteren van de relance in Frankrijk en de groei in Duitsland.
- het beheer van de financiën is doorgegaan. Enerzijds heeft de bourgeoisie middels de federale regering, die sedert 2008 de 'lopende zaken' behandelde, de druk op het budget van de klassieke 'partijdige' uitgaven, uitgeoefend door regeringspartijen om te voldoen aan hun traditionele kiezerskorps, kunnen weerstaan. Anderzijds zijn de regionale regeringen, die niet ontslagnemend waren, verantwoordelijk voor grote delen van het beheer van de staat, zoals het onderwijs, de openbare gezondheidszorg, de ecologie en de cultuur, en hebben zij op al deze gebieden dus volop soberheidsmaatregelen kunnen nemen.
- maar het belangrijkste is dat er met een fluwelen handschoen een hele reeks kadermaatregelen genomen zijn om de soberheid op te leggen. Te beginnen met een eerste soberheidsplan dat bekokstoofd werd door van Rompuy in 2009 (om het begrotingstekort terug te dringen van 6% in 2009 naar 0% in 2015, oftewel 22 miljard euro’s aan besparingen in 2011), een plan dat al twee jaar loopt. En vervolgens ook met andere maatregelen, zoals het opleggen van een strikte loonblokkering voor 2011 en 2012 - zoals de arbeiders van de beton en cementbedrijven hebben ondervonden - of het niet vervangen van ambtenaren door de regering 'van lopende zaken' van Leterme.
3. Vandaag worden genadeloze aanvallen voorbereid op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse, net als overal elders in de andere landen van Europa. De maatregelen die genomen zijn in landen als Nederland, Frankrijk, Italië of Spanje geven het algemeen kader aan en er zullen in België bijkomende maatregelen genomen worden. De aanvallen zullen een dubbele vorm aannemen :
a. Maatregelen van globale aard op het geheel van de arbeidersklasse, bovenop de maatregelen die al genomen zijn in het kader van het meerjarenplan 2010-2015 van Van Rompuy, gerechtvaardigd in het kader de verdediging van Europa en van de euro tegen de wereldcrisis (vergelijk de verschillende maatregelen die worden voorgesteld door formateur E. Di Rupo):
- vermindering van de uitgaven voor de gezondheidszorg, die een bedreiging vormt voor de kwaliteit van de patiëntenzorg;
- vermindering en zelfs de afschaffing van de toelagen voor langdurig werklozen, inbegrepen voor het hoofd het gezin en alleenstaanden, plus hardere sancties tegen werklozen, en afschaffing van de wacht-toelage voor jongeren ;
- beperking van het recht op kredieturen en loopbaanonderbreking;
- het niet langer meerekenen van de periodes van werkloosheid, van de vervroegde pensionering en kredieturen voor de hoogte van het pensioen ;
- beperking van de toekenning van vervroegde pensionering, zonder zelfs nog te wachten op de evaluatie van de resultaten van het Generatiepact door de sociale partners ;
- de beperking van de pensionering vanaf 60 jaar;
- een aanval op de pensioenen van de ambtenaren.
De toename van de druk op de banken (zie vandaag Dexia) en de staatsschuld zullen aanvullende maatregelen vereisen zoals nieuwe belastingen en/of nog drastischere beperkingen van de begroting, om de banken bij te springen of om de kosten van de schuld te dragen.
b. de verscherping van de concurrentie tussen de regio's, in naam van een verder doorgedreven regionalisering:
Dit laatste zal leiden tot het uitbuiten van de communautaire spanningen op economisch vlak door de organisatie van een onderlinge concurrentie tussen de regio's: een gedifferentieerde fiscaliteit tussen de regio's 'om bedrijven te lokken', een financiering van de regio's die gedeeltelijk verbonden is aan het behalen van criteria van rentabiliteit en van efficiëntie. Zo zal de begroting voor werkloosheidsuitkeringen bijvoorbeeld verbonden worden met de efficiëntie van de politiek van het 'aan het werk krijgen' van werklozen. De concurrentie en de prestatie-wedloop tussen de regio's zullen leiden tot een verhoogde druk op de levens- en arbeidsomstandigheden van de arbeidersklasse.
4. Voor de arbeidersklasse in België is de situatie deze laatste jaren moeilijk geweest en het zal nog een bepaald periode moeilijk blijven: de campagnes en verdelingen, die worden ingepeperd, blijven hevig. De arbeidersklasse zal niet alleen worden geconfronteerd met een voortzetting van verdelingscampagnes, maar door het aantreden van een nieuwe regering, in een eerste tijd ook met haar eigen opluchting over het feit dat de zaken op het vlak van het beheer van de Belgische staat eindelijk geregeld zijn
Maar in elk geval tonen de elementen, die ontwikkeld worden in dit artikel aan dat, ondanks de achterstand op het vlak van de sociale situatie met die in de andere landen van Europa, dit eerder een kwestie is van beeldvorming en bewustzijn dan van een objectieve werkelijkheid: de economische en sociale realiteit in België is volledig gelijkaardig met die van landen als Frankrijk of Nederland.
Ook kan de sociale toestand snel evolueren, zoals werd geïllustreerd door de ‘Arabische lente' en gebeurtenissen zoals die in Spanje of in Engeland. Alhoewel in eerste instantie een zekere aarzeling meer dan waarschijnlijk lijkt, kan de arbeidersklasse in België heel snel opnieuw de weg van de strijd hervinden. En als dat eenmaal gebeurt, is het goed mogelijk dat ze met nog veel meer strijdbaarheid en vastbeslotenheid reageert dan elders. Op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de campagnes van de bourgeoisie, ook geen uitzondering n
Ricardo / 29.09.2011
(1) http://www.ing.be/xpedio/groups/internet/@public/ [85]@bbl/@publications/documents/portalcontent/502395_nl.pdf
Het land bezwijkt onder de schulden. De staat, de banken en de bedrijven staan op de rand van de verstikking. En alle maatregelen die genomen worden door de socialistische regering van Papandreoe om een ingebrekestelling van betaling te vermijden, verergerden de situatie alleen maar en kondigen een nog pijnlijkere toekomst aan. Om vers geld te verkrijgen van de Europese Unie, want de staat zou eenvoudigweg zonder vers geld niet meer kunnen functioneren, worden de werk- en levensomstandigheden van de bevolking letterlijk opgeofferd. Het aantal ambtenaren daalt voortdurend, net zoals de lonen. De ouderdomspensioenen, de werklozen- en sociale bijstand, de hulp bij de gezondheidszorg zijn aan het wegkwijnen. Maar deze explosie van ellende drijft het land enkel dieper de recessie in, wat op zijn beurt... de schulden verzwaart! Het is een vicieuze cirkel waaruit Griekenland niet uit kan komen.
De Griekse bourgeoisie wijst met een beschuldigende vinger naar het IMF, de Europese Unie, de rating-agentschappen, Duitsland... . Ze wil doen geloven dat zij, en enkel zij, verantwoordelijk zijn voor deze rampzalige economische toestand. In de rest van de wereld daarentegen, wordt net het tegendeel verkondigd: Griekenland zou zich in een 'uitzonderlijke', 'buitengewone' situatie bevinden door de laksheid van haar leiders, door de veralgemeende corruptie van de Griekse maatschappij (fiscaal bedrog wordt voorgesteld als een nationale sport) en door de luiheid van de Griekse werknemers (volgens een uitlating van de Duitse kanselier Angela Merkel). Deze leugenachtige en weerzinwekkende propaganda kent een zeker succes, aangezien bij de betogingen in Athene het nationalisme dikwijls op de spits wordt gedreven. (de Griekse vlaggen wapperen over de optochten, slogans als "IMF rot op!" of "Duitsland rot op!", worden gescandeerd), en in andere landen zoals Duitsland wordt het idee van "wij zien niet in waarom wij voor de Grieken zouden betalen", onder de bevolking verspreid. Anders gezegd, de heersende klasse zet de uitgebuitenen tegen elkaar op!In werkelijkheid, staat Griekenland symbool voor het historisch bankroet van het kapitalisme. Vanuit economisch gezichtspunt, geeft het de richting aan die de andere nationale economieën, één na één gaan inslaan. In afzienbare tijd zal Spanje ook die weg opgaan.
Ook al is het nationalisme een gif dat de arbeiders in Griekenland in het bijzonder raakt, toch zijn er stilaan krachtlijnen die zich in de beweging beginnen af te tekenen.
Het is vooral de geprecariseerde jeugd die over de nationale grenzen heeft weten te kijken om zich te inspireren op de beweging van de Verontwaardigden in Spanje. Vanaf einde mei zijn duizenden Aganaktismeni (het Griekse word betekent zowel verontwaardiging als woede) (1), op het Syntagma-plein samen gekomen om te discussiëren en de strijd collectief aan te pakken. Zoals in Spanje, is het kenmerk van deze beweging ook daar, het enorme wantrouwen tegenover de partijen (in het bijzonder de Socialistische Partij, die aan de macht is) en de vakbonden ( de GSEE, de belangrijkste nationale vakbond, die zelfs aangeklaagd wordt als een agent van de bourgeoisie). De gelijkenis met het nadenken dat door de hoofden gaat van de geprecariseerde jeugd in Spanje en Griekenland, is treffend. Op 25 mei bijvoorbeeld, was er op het Syntagma-plein een drie uur durende discussie, waarop 83 personen hun mening hebben gegeven. Bepaalde tussenkomsten hebben gewezen op het belang van de zelf-organisatie van de arbeidersklasse en op de noodzaak van een revolutionaire strijd. Deze rijping en overdenking is erg veelbetekenend, ook al wordt ze nog maar door een kleine minderheid verwoord. Het simpele feit dat bepaalde mensen het aandurven om in het openbaar uitlatingen te doen ten gunste van de revolutie, onthult dat het klimaat aan het veranderen is. Ze vinden de moed om, zeker nog op een vage manier, luidop te zeggen wat een goed aantal denkt. Trouwens, in zowat alle bijeenkomsten van de Verontwaardigden in Europa, in Griekenland net zoals in Spanje, in Frankrijk net zoals in Groot-Brittannië, zijn deze tussenkomsten die oproepen tot zelfstandige-organisatie van de massa's en voor de afschaffing van het kapitalisme dikwijls diegene die het meeste applaus krijgen.
Griekenland is dus geen geval apart ! De crisis die daar in alle hevigheid woedt schudt heel het kapitalistische wereldsysteem door elkaar. En de strijd die zich ontwikkelt is een van de vele radertjes in het raderwerk van de strijd van de arbeidersklasse op wereldvlak n
Laurence / 1.07.2011
(1) En de woede is des te groter omdat de armoede vergezeld gaat van een wrede en moorddadige repressie.
"Het blijkt duidelijk dat het anarchisme een plaats is waar openlijk burgerlijke nationalistische en proletarisch internationalistische standpunten met elkaar in botsing komen" (De anarchisten en de oorlog IV, Het internationalisme, een cruciale kwestie, blz. 2).
De IKS heeft twee series artikelen over het anarchisme geschreven. De eerste serie ging over de anarchisten en de oorlog. De tweede serie ging over de kommunistische linkerzijde en het internationalistische anarchisme. De IKS maakt onderscheid tussen de verschillende anarchistische stromingen.
Terecht wijst de IKS op overeenkomsten met het internationalistische anarchisme. Het gaat om twee hoofdelementen van overeenstemming: het afwijzen van verkiezingen en het afwijzen van oorlog. Internationalistische anarchisten kiezen inderdaad niet voor de een of andere vleugel van een heersende klasse.
De IKS noemt de belangrijkste verschillen tussen de IKS en het internationalistische anarchisme: de IKS is centralistisch, materialistisch, voor een overgangsperiode van de staat en voor de machtsgreep van Lenin in Rusland in oktober 1917. Het internationalistische anarchisme is federalistisch (voor organisatie van onderop), idealistisch, voor een onmiddellijke afschaffing van de staat en tegen de machtsgreep van Lenin in Rusland oktober 1917.
Internationalistische anarchisten hebben een heel andere vorm van organisatie dan linkse communisten. En het "tijdelijk" voort laten bestaan van de dictatuur tijdens een zogenaamde overgangsfase wordt door internationalistische anarchisten afgewezen. Dat zou namelijk niet kunnen leiden tot een andere maatschappij. Je komt niet meer van zo'n "tijdelijke" dictatuur af. De talrijke marxistische dictaturen van de twintigste eeuw hebben dit weer aangetoond.
Een ander verschil tussen linkse communisten en internationalistische anarchisten is misschien nog dat internationalistische anarchisten een bredere belangstelling hebben. De linkse communisten willen de discussie aangaan met internationalistische anarchisten en met hen samenwerken. Inmiddels is in Nederland een begin gemaakt met die samenwerking. De Kritische Studenten Utrecht (KSU), de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) hebben gezamenlijk een verklaring opgesteld over acties tegen kortingen op het loon bij de Viva! Zorggroep."
De Vrije Communist (1)
(1)De Vrije Communist, te bestellen bij “Woorden van Rebellen”, Amsterdam, rekeningnummer 87.12.25.115.
Wij verwelkomen de publicatie van het bovenstaande artikel in de Vrije Communist. Het vormt een serieuze bijdrage tot het ontwikkelen van het debat tussen organisaties die zich stellen op het internationalistisch karakter van de strijd en die de parlementaire weg van duurzame, fundamentele verbeteringen binnen het kapitalisme als een illusie afwijzen. Want buiten onze meningsverschillen, die soms belangrijk zijn, delen wij immers wezenlijke revolutionaire standpunten: het internationalisme, de afwijzing van elke samenwerking en van elk compromis met burgerlijke politieke krachten, de verdediging van het beginsel dat ' de arbeiders de strijd zelf in eigen hand moeten nemen’. Maar zoals wij in een van de hoger aangehaalde reeks bijdragen schreven bestaat er vandaag nog van beide zijden een bepaalde vrees tot debat en samenwerking. Om deze moeilijkheden te overstijgen, moeten we er dan ook van overtuigd raken dat we, ondanks de meningsverschillen, wel degelijk behoren tot hetzelfde kamp: dat van de revolutie en van het proletariaat. Maar dat alleen volstaat niet. Wij moeten ook een bewuste inspanning doen om de kwaliteit van onze debatten qua cultuur te verbeteren. En het artikel in de Vrije Communist is daar een goed voorbeeld van. (2)Het artikel stelt immers duidelijk, en dat is volgens ons het allerbelangrijkste vandaag, dat het internationalistisch anarchisme en de linkskommunisten een gemeenschappelijke basis hebben. Het ontwikkelt ook enkele punten waar verschil van mening over bestaat. We hopen dat onze reactie onderdeel kan zijn van een verdere vruchtbare discussie tussen internationalistische anarchisten en linkskommununisten waar ook ter wereld ondanks het feit dat we ons er heel goed van bewust zijn dat de eersten een ander begrip hebben van de overgangsstaat, de Russische revolutie en meer punten.
In deze korte reactie willen we graag al enkele punten aanhalen aangaande de genoemde verschillen van mening.
Is het linkskommunisme, zoals de tekst hierboven zegt: “voor de machtsgreep van Lenin in Rusland in oktober 1917”? of verder “En het "tijdelijk" voort laten bestaan van de dictatuur tijdens een zogenaamde overgangsfase wordt door internationalistische anarchisten afgewezen. Dat zou namelijk niet kunnen leiden tot een andere maatschappij. Je komt niet meer van zo'n "tijdelijke" dictatuur af. De talrijke marxistische dictaturen van de twintigste eeuw hebben dit weer aangetoond”.
We kunnen heel goed begrijpen dat dit een punt is dat als eerste verschil wordt ontwikkeld in de tekst. Als we de “jonge” Marx van voor de Commune van Parijs erop nalezen, de sociaal democraat Kautsky of zelfs verschillende geschriften ven Lenin en Trotsky dan is er reden om te twijfelen aan de geldigheid van een aantal marxistische standpunten. In de aanloop naar verdere uitdieping van deze kwestie is het daarom van belang te weten om welk soort ervaringen het gaat. Was de Russische revolutie een arbeidersrevolutie? Of was het een staatsgreep, gepleegd door een burgerlijke partij die bijzonder handig was in het manipuleren van de massa's? Was het stalinisme gewoon een natuurlijk product van deze revolutie, of was ze haar beul? Het is duidelijk dat naargelang men verschillend antwoordt op deze vragen, ook de lessen radicaal aan elkaar tegengesteld zullen zijn.
"De stalinistische ideologen `erkennen' dat de Oktoberrevolutie een proletarisch karakter heeft (al spreken ze in het algemeen liever van een `volksrevolutie'). Maar de misvormde versie die zij van de revolutie geven, heeft geen ander doel dan ons de vreselijke repressie te laten vergeten die het stalinisme ontketende tegen de arbeiders en de bolsjewieken die voorvechters van de revolutie waren; zo proberen ze de grootste leugen uit de geschiedenis aan te praten: het staatskapitalisme zou gelijk zijn aan `kommunisme'. Anderen schilderen de Russische revolutie dan weer graag af als een nationalistische beweging met als doel de modernisering van het Russische kapitalisme. Kortom, een burgerlijke revolutie. Anderen spreken van Oktober 1917 als een `arbeidersrevolutie' en noemen de Sovjet-Unie net als de stalinisten `kommunistisch' maar dan met het doel om de verschrikkingen van het stalinisme beter te doen uitkomen en daar de conclusie uit te kunnen trekken: "Daartoe en tot niks anders leiden alle revolutionaire bewegingen in onze tijd".
“Het wereldproletariaat wanneer ze voor de taak staan om collectief de bewapende opstand te organiseren, zullen ze massaal de noodzaak inzien om de lessen van Oktober 1917 te trekken. Vragen als "Wie oefent de macht uit?", "Welke verhoudingen moeten bestaan tussen het bewapende proletariaat en de staatsinstelling die na de eerste zegevierende opstanden zal opkomen?". Of: "Hoe moeten we reageren op meningsverschillen tussen belangrijke sectoren van het proletariaat", als het er op aankomt om de echte fouten van de bolsjewiki te begrijpen (met name in de tragedie van Kronstadt).”(Uit de inleiding van de brochure/tekstbundel over de Russische revolutie)
Ten slotte een passage uit een vroeger geschrift dat ook ingaat op het aspect dat De Vrije Communist aanhaalt: “Het is (…) van binnenuit,( …), dat de contrarevolutie de kop opsteekt en dat de macht van de bourgeoisie hersteld wordt door het proces van opslorping van de bolsjewistische partij door de staat. Vergiftigd (…), neigde de bolsjewistische partij er meer en meer toe de verdediging van de belangen van de sovjetstaat in de plaats te stellen van de beginselen van het proletarisch internationalisme. Na de dood van Lenin in 1924 helpt Stalin, de voornaamste vertegenwoordiger van die tendens naar het opgeven van het internationalisme, de contrarevolutie zich te installeren (…). Het Russisch proletarisch bastion zakte van binnenuit ineen en in de partij werd de jacht op internationalistische revolutionairen geopend. (…) De USSR werd een volwaardig kapitalistisch land waarin het proletariaat onderworpen was, (…), aan de belangen van het nationaal kapitaal, in naam van de verdediging van het 'socialistisch vaderland'.” ( Internationalisme nr. 234, oktober 1997) n
Wereldrevolutie/Internationalisme / 27.09.2011
(2) Vermelden we ook het initiatief van het AKGent om samen met de IKS , De Lege Portemonnees en de Catholic Workers een debat te organiseren over de perspectieven van de strijd tegen het kapitalisme en het bundelen van de krachten.
‘Indignez-vous’ is een werkje van ongeveer 30 pagina's. Het is vertaald in verschillende talen (33 nvdv), er zijn miljoenen exemplaren van verkocht over de hele wereld voor een uiterst lage prijs om het op een zo groot mogelijke schaal te kunnen verspreiden. Het heeft onmiddellijk een onmetelijk succes gekend. En met reden, de titel alleen al is een kreet van revolte tegen het barbarendom in de wereld. Het stemt volledig overeen met het algemeen gevoel dat in de rijen van de onderdrukten groeit: de verschrikkingen die de planeet teisteren, van ellende tot oorlog, worden aangevoeld als steeds maar ondraaglijker en meer revolterend. De 'Arabische lente', in Tunesië en in Egypte, en de beweging van de ‘Verontwaardigden’ vormen hier een duidelijke uitdrukking van.
Stéphane Hessel is een man van 93 jaar, die nog de kracht heeft om zijn verontwaardiging tegen deze uiterst onrechtvaardige wereld uit te schreeuwen. Als dusdanig kan dat niet anders dan bewondering afdwingen en sympathie opwekken. Maar uiteindelijk moeten wij ons afvragen voor welke wereld dat wij, naar zijn idee, zouden moeten strijden?
Vanaf het begin van zijn boek verheerlijkt Hessel de grondbeginselen en waarden van de Nationale Raad van Verzet (2), die de oriëntaties vormden voor het een economisch programma aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Op de vraag “zijn deze maatregelen nog actueel?” antwoordt Hessel: “Natuurlijk, de werkloosheid is veranderd in 65 jaar. De uitdagingen zijn niet dezelfde als degene die wij gekend hebben op het einde van het Verzet. Het programma dat wij indertijd voorstelden, kan vandaag niet integraal worden toegepast en wij moeten niet aan blinde volgzaamheid doen. Daarentegen zijn de waarden, die wij verdedigden, constant en men moet er aan vasthouden. Het zijn de waarden van de Republiek en van de democratie. Ik denk dat men de opeenvolgende regeringen in het licht van deze waarden zou kunnen beoordelen. In het programma van het Verzet werd deze visie verduidelijkt en die is vandaag nog altijd geldig. De afwijzing van het dictaat van de winst en van het geld, de verontwaardiging over het bestaan van extreme armoede en arrogante rijkdom, de weigering van de economische achterlijkheid, de verdediging opnieuw van het belang van een echt onafhankelijke pers, de verzekering van de sociale zekerheid in al haar vormen ... een aantal van deze waarden en verworvenheden, die wij gisteren verdedigden, raken in moeilijkheden of lopen vandaag zelfs gevaar. Veel van de maatregelen, die recent werden toegepast, schokken onze kameraden uit het Verzet – want ze druisen in tegen deze fundamentele waarden. Ik denk dat men zich daarover moet verontwaardigen, vooral de jongeren. En zich er tegen moert verzetten!”(3). Maar wie is er dan verantwoordelijk voor deze toestand? “... de macht van het geld, waar het verzet zo tegen heeft gestreden, is nooit eerder zo groot geweest, zo onbeschaamd, zo egoïstisch, met zijn eigen dienaren tot in de hoogste regionen van de staat. De nu geprivatiseerde banken maken zich alleen zorgen om hun dividenden en de buitensporige salarissen van hun leidinggevenden, niet om het algemeen belang. De afstand tussen de allerarmsten en de rijken is nog nooit zo groot geweest; en de wedloop om het geld, de concurrentie werd nog nooit zo aangemoedigd” (4).
Volgens Hessel moet de democratie de activiteiten van de leiders richting geven, want die is, in tegenstelling tot het egoïsme van de financiers en andere bankiers, die het meest bekommerd om het algemeen belang: “Diegenen die politiek en economisch verantwoordelijk zijn, de intellectuelen en de maatschappij in haar geheel, mogen het niet laten afweten en zich niet laten overdonderen door de huidige internationale dictatuur van de financiële markten, die een bedreiging vormt voor de vrede en de democratie”(5). Dat is dus het heilige algemeen belang dat de politici en de patroons van de industrie, met de arbeiders, werklozen, studenten, gepensioneerde en precairen verenigt ... Anders gezegd, de democratie van Hessel, komt neer op deze mythe, deze oplichterij, waarbij uitbuiters en uitgebuiten op magische wijze op gelijke voet gesteld worden, waar zij worden verondersteld 'dezelfde rechten en plichten' en als, burgers, dezelfde democratische belangen te hebben tegenover de dictatuur van de financiers. En met welk doel? “Vandaag kan men, door na te denken, door te schrijven, door op democratische wijze deel te nemen aan de verkiezing van de regeerders, hopen de zaken op intelligente wijze te doen evolueren ... kortom, via een actie op zeer lange termijn” (6). En welk kamp wil Hessel ons doen verdedigen? “Ik beschouw mezelf nog altijd als socialist – het is te zeggen: in de betekenis die ik aan deze term geef, bewust van de sociale onrechtvaardigheid. Maar de socialisten moeten gestimuleerd worden. Ik wens een moedig links te zien opstaan, impertinent als het moet, dat gewicht in de schaal kan leggen en een visie en een concept kan verdedigen van de vrijheid van de burgers. Bovendien lijkt het mij belangrijk dat er Groenen vertegenwoordigd zijn in de instellingen, opdat het besef van het behoud van de planeet zou toenemen” (7).
Tenslotte moet onze verontwaardiging volgens Hessel uitmonden in een leuze die wij al kennen, de beruchte leuze 'je moet gaan stemmen'... voor een nieuw alternatief programma (dat het onderwerp zal zijn van een nieuwe publicatie), geïnspireerd op de CNR (dat van het Verzet), dat allerlei elementen bijeen brengt, van radicaal links tot de die van de anders-globalisten en syndicalisten, in feite van die partijen en organisaties, die belang hebben bij het algemeen ... kapitalistisch belang. Gelukkig hebben de miljoenen jongeren, tot wie Hessel zich in het bijzonder richtte, in Portugal en in Spanje, geen aandacht geschonken aan zijn burgerlijke verhandeling en hebben zij de verkiezingen de rug toegekeerd. Het moet gezegd dat zij genoeg gelegenheid hebben gehad om de socialistische regeringen in hun landen aan het werk te zien: zij hebben gezien hoe de socialistische partijen op een hele democratische wijze drastische soberheidsmaatregelen hebben doorgevoerd (en dat geldt trouwens ook voor Griekenland); zij hebben kennis gemaakt met de zeer democratische wapenstok van de politie van de zeer democratische regering van Zapatero!
Ondanks alles volhardt Hessel in zijn steun aan deze partijen door te verklaren:“Welke taak legt dat op aan de leden van de jonge generatie? Het ernstig opnemen van de waarden waarop zij hun vertrouwen of wantrouwen baseren tegenover diegenen die hen regeren – dat is het beginsel van de democratie, en langs die weg kan men invloed hebben op hen, die de beslissingen nemen” (8). Welke invloed kan de jonge generatie uitoefenen op deze democratische staten, die hen zoveel ellende opdringen? Misschien een onpopulaire minister vervangen ... En dan? Welke echte verandering? Geen enkele! In alle landen, of de regeringen nu links of rechts zijn (of uiterst links zoals in Latijns-Amerika), wordt de kloof steeds tussen de onmetelijke meerderheid van de bevolking, die ten prooi valt aan een veralgemeende verslechtering van haar levensomstandigheden en de burgerlijke staatsmacht, die een soberheidspolitiek voorstaat om het economisch bankroet te vermijden, steeds groter En het kan ook niet anders. Achter het democratische masker van de staat schuilt altijd de dictatuur van het kapitaal.
“Mijn generatie heeft een werkelijke allergie oplopen van het idee van de wereldrevolutie. Een beetje omdat wij met haar geboren zijn. Ik ben geboren in 1917, het jaar van de Russische Revolutie, het is een kenmerk van mijn persoonlijkheid. Ik heb het, misschien wel, verkeerde, gevoel verworven dat men de geschiedenis niet kan vooruithelpen door gewelddadige, revolutionaire acties die de bestaande instellingen omverwerpen.” (9). En verder vervolgt Hessel: “In alle maatschappijen bestaat er een latent geweld, dat ongeremd tot uitbarsting kan komen. Wij hebben dat gekend met de koloniale bevrijdingsstrijd. Men moet zich er van bewust zijn dat arbeidersopstanden bijvoorbeeld nog mogelijk zijn. Maar het is weinig waarschijnlijk, gezien de wijze waarop de economie zich ontwikkeld en geglobaliseerd heeft. Het genre Germinal {Naar het boek van Zola over de hopeloze strijd van de mijnwerkers tegen hun ellende in de 19e eeuw, nvdv}, is een beetje achterhaald”. (10). Dat is dan de oproep van Hessel tot de jongere generatie: zet elk idee van wereldrevolutie, elk idee van klassenstrijd maar uit je hoofd! Dat behoort tot het verleden! Probeer eerder dit systeem te verbeteren. Hoe? Daar heeft Hessel een 'geniaal en vernieuwend' idee voor ... dat al een eeuw lang duizenden keren naar voor geschoven is door links: de oprichting van een raad van economische en sociale zekerheid, die de machtigste staten van de aarde moet omvatten, een soort wereldregering. Deze wereldorganisatie zou tot doel hebben om de economie te reguleren. Dat zou crises vermijden door een doeltreffendere controle uit te oefenen op alle financiële instellingen, die azen op winst en macht. Herinneren wij er even aan dat de Volkerenbond, die vervolgens overging in de Verenigde Naties (VN), na de Eerste Wereldoorlog officieel volgens een bijna gelijkaardige redenering in het leven geroepen is: het beletten van de terugkeer van een oorlog middels een internationale organisatie, door de belangen van de naties met elkaar te verzoenen. Resultaat? De Tweede Wereldoorlog en ... vanaf 1950 14 dagen vrede! In feite is deze wereld verdeeld in elkaar beconcurrerende kapitalistische staten: zij leveren een economische oorlog zonder genade en, wanneer het nodig is, gewapenderhand. Alle 'toezichtsorganen op wereldvlak' (WHO, IMF, UNO, NAVO ...), zijn niets anders dan roversholen, waar de staten hun ongenadige strijd in verder zetten. Maar dat te bekennen betekent dat Hessel zou toegeven wat hij, kost wat kost, wil omzeilen: de noodzaak van een nieuw wereldsysteem en dus van een internationale revolutie!
Hij verkiest het om de jongeren doodlopende straatjes in te sturen, eerder dan hen de weg te wijzen die hen, in zijn ogen, ertoe zou brengen op een te radicale wijze dit uitbuitingssysteem in vraag te stellen ... Hij moedigt hen aan om druk uit te oefenen op hun staten, zodat deze een nieuwe politiek gaan doorvoeren in de schoot van zijn nieuwe economische en sociale veiligheidsraad. Voor hem volstaat een massale tussenkomst van de burgerlijke maatschappij, een brede burgermobilisering, om invloed uit te oefenen op de beslissingen van de staten. Dit engagement zou ook moeten samenvallen met een veel grotere inbreng van de NGO's en andere netwerken, want de uitdagingen, en dus de strijd, zijn: ecologisch, sociaal, anti-racistisch, pacifistisch, voor een solidaire economie ...
In feite dient Hessel ons de oude reformistische soep op: met enkele goed uitgekozen ingrediënten (een inbreng van de burgerbevolking, een intelligente verkiezingskeuze ...) zou het kapitalisme kunnen ophouden te zijn wat het is, een uitbuitingssysteem, en het zou menselijker en meer sociaal kunnen worden.
“De geschiedenis ontwikkelt zich schoksgewijs, het is een aanvaarding van uitdagingen. De geschiedenis van de maatschappij ontwikkelt zich steeds verder en tenslotte, als de mens zijn complete vrijheid heeft bereikt, dan hebben wij de democratische staat in zijn ideale vorm” laat Hessel ons weten ('Neem het niet!' p.14). Het is inderdaad waar, de mensheid staat voor een uitdaging: ze moet de oplossing vinden voor al haar kwalen of ten onder gaan. Wat er in de kern van de zaak op spel staat is: de noodzaak om de maatschappij te veranderen. Maar wat is de aard van de transformatie? Kan men het kapitalisme hervormen of moet men het vernietigen om een andere maatschappij op te bouwen?
Het kapitalisme hervormen is een valstrik. Het betekent dat men zich onderwerpt aan zijn wetten, aan zijn tegenstrijdigheden, die de mensheid naar de ellende, de oorlog, de chaos, het barbarendom voeren. Het kapitalistische systeem is een uitbuitingssysteem. Kan men de uitbuiting menswaardig maken? Kan men een systeem menswaardig maken, dat er enkel op gericht is om één klasse in staat te stellen om rijkdommen op te stapelen, door winst te maken over de ruggen van miljoenen arbeiders? En wanneer de concurrentie onder de kapitalisten verscherpt, wanneer de wereldcrisis woedt, dan is het de arbeidersklasse die daar zwaar voor opdraait: massale werkloosheid, veralgemeende precariteit, over-uitbuiting op de werkvloer, daling van de lonen ... Toch zijn alle voorwaarden aanwezig om aan de elementaire behoeften van de mensen te voldoen en om een klasseloze maatschappij op te bouwen, dus zonder onrechtvaardigheden, zonder oorlogsbarbarij, en met het opheffen van de grenzen. Enkel de arbeidersklasse kan een perspectief bieden voor een dergelijke wereld. Dat is trouwens al in de kiem aanwezig in de beweging van de ‘Verontwaardigden’: de wederzijdse hulp, het samen delen, de solidariteit, de toewijding, de vreugde van het samenzijn ... Deze formidabele sociale beweging, die wij in Spanje beleefd hebben, is geen strovuur. Ze kondigt komende strijd aan, die zich zowat overal ter wereld gaat ontwikkelen. Strijd waarbij men zal zien hoe de arbeidersklasse zich steeds massaler mobiliseert, en achter zich aan, alle andere door dit systeem onderdrukte, lagen met zich meetrekt. Strijd waarin zij zich steeds meer gaat bevestigen tegenover de onmenselijkheid van het kapitalisme, en waaruit een sterker bewustzijn zal groeien van een noodzakelijke verandering van de maatschappij om een nieuwe mensheid op te bouwen n
Antoine / 2.7.2011
(1) Stéphane Hessel is bekend in Spanje, evenals in Frankrijk. Hij woont er en is bevriend met José Luis Sampedro, ook 93 jaar, schrijver en Spaans econoom, en vooral de initiatiefnemer van '!Democracia Real Ya!'. Deze schreef een pamflet dat geïnspireerd is op dat van zijn alter ego en schreef het voorwoord voor de Spaanse editie van 'Indignez-vous!'.
(2) De Conseil National de la Résistance, (de Nationale Raad van het Verzet) is voor Stéphane Hessel een historisch referentiepunt, het voorbeeld om na te volgen. Wij zullen binnenkort op een meer gedetailleerde manier terugkomen op dit vraagstuk.
(3) 'Engagez-vous!', p.15, {Tot op heden niet vertaald, de vertalingen van de citaten zijn door ons gemaakt, nvdv}
(4) 'Neem het niet!', p.10, Van Gennep, Amsterdam, 2e druk, juni 2011 (Nederlandse vertaling van 'Indignez-vous!')
(5) idem p. 11(6) 'Engagez-vous!', p.16.
(7) 'Engagez-vous!', pp. 43-44.
(8) 'Engagez-vous!', p. 22.
(9) 'Engagez-vous!' p. 20.
(10) 'Engagez-vous!', p. 21.
De organisatie van de Verenigde Naties heeft net aan de alarmbel getrokken. De afdeling voor Economische en Sociale zaken gaf haar laatste rapport, eind juni gepubliceerd, de titel : 'De globale sociale crisis' ! De media hebben dat goed begrepen, ze hebben er een duidelijke waarschuwing in gezien aan de bourgeoisieën van de gehele wereld: met al die verschillende soberheidsplannen en de vernietigende gevolgen van de economische wereldcrisis stijgt overal de kans op een toename van de strijdwil van de arbeiders.
Deze laatste maanden werden wereldwijd gekenmerkt door een brandende sociale situatie. De sociale gevechten geven zelfs de indruk op elkaar te antwoorden, dat de strijd in het ene land weerklank vindt in het andere.
Gedurende de herfst van 2010 kwam het proletariaat dat in Frankrijk leeft in beweging om te protesteren tegen de zoveelste aanval op het pensioenstelsel. Het belangrijkste feit van deze beweging was zonder twijfel het verschijnen – zij het nog op een beperkt aantal plaatsen - van spontane zelfstandige algemene vergaderingen, buiten elke controle vanwege de vakbonden. Ze noemden zich 'interprofessionele', 'zelfstandige' of 'volksvergaderingen', en verenigden telkens enkele tientallen arbeiders, werklozen, studenten, mensen met kortlopende contracten en gepensioneerden om te discuteren en samen, collectief te strijden. Ze probeerden zo de organisatie van de strijd in eigen handen te nemen. Eén van de sterkste slogans van deze beweging, gelanceerd door de CNT-AIT in Toulouse, was : "Maak het woord vrij !".
Amper enkele weken later was het de jeugd die in Groot-Brittannië leeft die van zich liet horen. Deze jongeren, die vaak in precaire omstandigheden leven en zich voor jaren in de schulden moeten steken, wezen een nieuwe verhoging van de kost van inschrijving aan de universiteiten af. Ze doorbraken daarmee de sociale futloosheid die al heerst sinds de loden jaren van Thatcher. In de jaren 1980 was deze 'IJzeren Dame' van de Britse bourgeoisie er inderdaad in geslaagd het proletariaat dat toen het strijdbaarste van Europa was moreel te breken, dankzij de nederlaag van de mijnwerkers. Het begin van een terugkeer van dit land naar de klassestrijd is dus een bijzonder veelbelovend teken voor de toekomst.
En daarna hebben de uitgebuiten begin van het jaar 2011 een bijkomende stap vooruit gezet op de weg van de strijd tegen de ontwikkeling van de ellende.
In Tunesië en Egypte hebben brede delen van de bevolking zich verzet tegen de heersende machten, vanuit hun ondraaglijke levensomstandigheden als gevolg van de verslechtering van de economische situatie, maar ook tegen de repressie en de afwezigheid van enige vrijheid van meningsuiting. Op enkele weken tijd zijn de 'Arabische lente' en het Tahrirplein symbolen geworden van de moed van de massa's tegen de machtigen en de bloedige repressie. Natuurlijk werden deze 'revoltes' nog gekenmerkt door belangrijke zwakheden. De strijd is niet echt collectief georganiseerd binnen deze enorme bijeenkomsten op de grote pleinen van de steden. Voor zover we weten waren er maar zeer weinig echt collectieve discussies in de vergaderingen. Maar vooral werd de woede telkens gericht op één bepaalde regeerder, de heersende dictator (of zijn familie en zijn clan). "Ben Ali ga weg !" en "Moebarak ga weg !" waren de populairste slogans. Daarin school zonder twijfel de valse hoop een nieuw regime te kunnen instellen dat 'democratischer' en dus menselijker zou zijn. En parallel met die democratische illusie heeft ook het nationalisme zijn stempel gedrukt op de 'Arabische lente' : nationale vlaggen kleurden alle plaatsen van samenkomst. Al die zwakheden houden verband met de zwakte van het proletariaat in dat deel van de wereld. Het is daar zeker strijdbaar en moedig, maar ook weinig ervaren. Anders dan de arbeiders in West-Europa werd het niet tientallen jaren lang geconfronteerd met 'democratische' leugens, met 'democratische' hervormingen, met 'democratische' sabotage vanwege de vakbonden... Maar toch waren het veeleer de stakingen van de arbeiders dan de 'druk van het volk' in het algemeen die de machthebbers in Tunesië en Egypte, maar ook in de VS en Europa echt hebben doen beven. Alle grote bourgeoisieën voelden aan dat kost wat kost moest vermeden worden dat een algemene staking de grote industriecentra compleet zou doen ontvlammen en hebben daarom aangezet Moebarak en Ben Ali aan de kant te schuiven.
Die rol, numeriek slechts van tweede orde maar politiek doorslaggevend, heeft het proletariaat niet kunnen spelen in Libië, Jemen en Syrië. Omdat het haast onbestaande proletariaat daar niet heeft kunnen verhinderen dat het nationalistisch gif volop in de aders van de 'opposanten' kon stromen en zich over de gehele beweging kon verspreiden, heeft het nationalisme daar tenslotte elke mogelijkheid van een strijd van de uitgebuiten op hun klasseterrein teniet gedaan. In deze drie landen werd de bevolking gemobiliseerd in een oorlog tussen klieken van de bourgeoisie, waarin ze niets te winnen en enkel haar leven te verliezen heeft ! (1)
- tegenover de ontwikkeling van de armoede en de bloedige repressie bestaat er geen andere keus dan het hoofd op te steken om met waardigheid te strijden. Zoals de betogers op het Tahrirplein scandeerden : "Nu zijn wij niet bang meer !"
- de straat behoort toe aan de uitgebuiten !
- de kracht van een strijdbeweging tegen de ellende en de barbarij van het kapitalisme hangt af van het vermogen van de arbeidersklasse om zich te organiseren, om zich niet te laten oplossen in de protestbeweging van alle klassen door elkaar en om de andere uitgebuiten met haar eigen ordewoorden achter zich mee te voeren (en niet omgekeerd).
Juist op basis van die drie lessen heeft zich in Spanje de 'beweging van de verontwaardigden' ontwikkeld.
Sinds drie jaar wordt het Iberisch schiereiland volop getroffen door de economische crisis. Het ene soberheidsplan volgt er het andere op en brengt een miserie zonder weerga teweeg, en zoals overal organiseren de vakbonden hun 'wandel-betogingen', schijngevechten, om de woede in te kaderen en in te dijken. Maand na maand herhaalt zich sinds 2008 datzelfde duistere tafereel van een stoet betogers die van A naar B stapt, gemobiliseerd voor een 'syndicale actiedag' om achteraf moedeloos naar huis te gaan met een diep gevoel van machteloosheid. Maar de moed en strijdwil van de uitgebuiten die in Tunesië en Egypte de vreselijkste repressie getart hebben, heeft ook het vuur aangewakkerd in de ogen van de jonge arbeiders, werklozen en precairen in Spanje. Zij die de 'generatie 600 euro' genoemd worden hebben zich gespiegeld aan hun uitgebuite broeders aan de overkant van de Middellandse Zee en zijn op hun beurt massaal samengekomen op de centrale pleinen van 70 steden van het land, en met name in Madrid en Barcelona, om de strijd in hun eigen handen te nemen. "Van het Tahrirplein naar de Puerta del Sol" of "Wij ook zijn niet bang meer" zijn slogans die duidelijk getuigen van de invloed van de 'Arabische lente'. Maar deze jonge verontwaardigden zijn veel verder gegaan in de ontwikkeling van de strijd.
Zij hebben grote collectieve discussies georganiseerd in een veelheid van vergaderingen (algemene of volksvergaderingen, vergaderingen van commissies of in de wijken,...). Ze hebben uitdrukkelijk alle grote partijen van de bourgeoisie afgewezen, van links zowel als rechts, en ook de vakbondscentrales. We moeten opmerken dat de aanwezigheid van een 'socialistische' regering aan de leiding van het land, die zonder ophouden en hardhandig de levensvoorwaarden aanvalt, en het dagelijks 'verraad' vanwege de vakbonden dat die aanvallen vergezelt, geleid hebben tot een brede en diepe overdenking in de rangen van de uitgebuiten over de ware rol van die organisaties.
Natuurlijk vertoonde ook deze beweging zwakheden. In het bijzonder heeft de 'alter-mondialistische / anders-globale' ideologie, aanbevolen door ATTAC en Democracia Real Ya ! ('echte democratie nu !), deze beweging deels ontwapend door de slogan 'Geen partijen noch vakbonden' om te zetten in een verwerping van 'de politiek'. Dat 'apolitisme' zorgde ervoor dat alle klassieke linkse fracties (socialisten, trotskisten, anders-globalisten...) de beweging zijn binnengedrongen, dat ze de Algemene Vergaderingen en commissies geïnfiltreerd hebben om beter elke mogelijkheid tot massale uitbreiding van de beweging naar de gehele arbeidersklasse te verhinderen. Zo hebben ze aan allen opnieuw hun democratistische en reformistische ideologie kunnen opdringen. (2)
Toch zit deze beweging van de verontwaardigden vol beloften voor de komende strijd. Hij is er bvb. in geslaagd de sympathie en solidariteit te winnen van de arbeiders: in talloze bedrijven in Spanje zijn stakingen uitgebroken, werden algemene vergaderingen met debat gehouden op de plaatsen die door de jonge verontwaardigden bezet waren. En dat elan heeft de grenzen ruimschoots overschreden. In Frankrijk, in België, in Mexico, in Portugal, in China, in Duitsland, in de Verenigde Staten en vooral in Griekenland (3) waren en zijn er nog steeds regelmatige bijeenkomsten, hoewel veel kleiner, waar de solidariteit met de 'verontwaardigden' uitgesproken wordt, en de wil de strijd te organiseren. In Portugal kon men op plakkaten lezen : "Spanje, Griekenland, Ierland, Portugal : onze strijd is internationaal" (4). Maar het was nog eens in Spanje dat de rijping van het klassebewustzijn het duidelijkst was. In Valencia was de slogan te horen : "Deze beweging heeft geen grenzen !". In verschillende kampeerplaatsen werden manifestaties georganiseerd "voor de Europese Revolutie". Op 15 juni waren er steunbetogingen voor de strijd in Griekenland. Op 19 juni zijn op kleine schaal internationalistische slogans verschenen zoals "Vrolijke wereldwijde eenheid" of, in het Engels, "World Revolution". Op het Plein van Catalonië, in Barcelona, verklaarden jongeren in een algemene vergadering van de commissies :"Wij vechten niet voor een onmiddellijke overwinning, maar wel om de toekomst voor te bereiden".
Het gaat hier om een zeer belangrijke stap vooruit. Natuurlijk is deze bewustwording dat de uitgebuiten van de hele wereld in feite in hetzelfde schuitje zitten, dat ze allemaal gebrandmerkt zijn door dezelfde kapitalistische uitbuiting, dat er zonder een internationale strijd van het proletariaat geen uitweg is... dat alles wordt natuurlijk nog niet gedragen door alle proletariërs en in alle landen. In Griekenland bvb. loopt de beweging op dat punt gevoelig achter op die van de verontwaardigden in Spanje : de vele Griekse nationale vlaggen, de nationalistische en anti-Duitse slogans die de richting aangeven van de betogingen in Athene bewijzen dat. Maar in het algemeen maakt het internationalistisch gevoel een trage maar zekere opmars in de hoofden van de uitgebuiten. Jarenlang was wat men de 'globalisering van de economie' noemt voor de linkse bourgeoisie een middel om nationalistische reflexen op te wekken. In haar praatjes eiste ze de 'nationale onafhankelijkheid' tegenover die 'staatloze' markten. Anders gezegd : ze stelde de arbeiders voor zich nog nationalistischer op te stellen dan de bourgeois zelf ! Met de ontwikkeling van de crisis, maar ook dankzij de popularisatie van Internet, de sociale netwerken, enz., begint de proletarische jeugd de zaken om te keren. Er komt een gevoel op dat stelt dat tegenover de globalisering van de economie er geantwoord moet worden door een internationale 'globalisering' van de strijd. Tegenover een wereldwijde economische crisis en ellende, is het enige mogelijke antwoord de wereldwijde strijd.
Tot nu toe was het dus het proletariaat in Spanje dat de methodes en eisen het verst gedreven heeft die ons in de toekomst zullen toelaten ons in de strijd als klasse te verenigen, ons collectief te organiseren en stukje bij beetje een krachtsverhouding in ons voordeel op te bouwen. Dat is zeker geen toeval. Spanje is een land dat brutaal door de economische crisis getroffen wordt, maar ook en vooral is het een democratisch land van West-Europa. De proletariërs in Spanje maken deel uit van de meest ervaren bataljons door de decennia van strijd, overwinningen, nederlagen en bittere ervaringen. In de centrale landen van West-Europa wordt de arbeidersklasse met de meest gesofis-tikeerde democratische valstrikken geconfronteerd . In dit deel van de wereld (en met name in de Schengenzone), bestaande uit een mozaïek van nationale staten, stelt zich het duidelijkste de kwestie van het internationalisme. Het is op het oude Europese continent, daar waar het kapitalisme ontstaan is en waar de bourgeoisie het sterkst en het meest ervaren is op ideologisch vlak, dat de uitgebuite klasse een vooruitzicht zal kunnen openen en het signaal geven voor de proletarische wereldrevolutie.
Dat houdt niet in dat de proletarische gevechten in andere delen van de wereld niets kunnen bijbrengen voor de proletariërs in West-Europa, verre van daar ! De arbeidersklasse is een internationale klasse, de klassestrijd bestaat overal waar proletariërs en kapitaal tegenover elkaar staan. De lessen uit alle conflicten zijn waardevol voor het geheel van het wereldproletariaat, waar ze ook mogen ontbranden. In het bijzonder zal de ervaring van de strijd in de landen van de periferie steeds meer de strijd beïnvloeden in de centrale landen, zoals we met Tunesië en Egypte gezien hebben. De vastberadenheid, de voorbeeldige moed en het massale karakter van de revolte van de uitgebuiten in Tunesië en Egypte betekende een aanmoediging voor de strijd van de uitgebuiten in Spanje en in alle andere landen (bvb. in Groot-Brittannië).
Maar het proletariaat dat leeft in West-Europa draagt een bijzondere verantwoordelijkheid. Zijn 200 jaar ervaring moeten het toelaten de weg uit te stippelen voor de revolutie voor alle uitgebuiten ter wereld. Het moet erin slagen, zoals het op aarzelende wijze begint te doen, de strijdmethodes voorop te stellen die als enige de gehele arbeidersklasse in staat zullen stellen zich collectief te organiseren, haar eigen lot in handen te nemen. Het moet in het bijzonder voor zijn klassebroeders in de landen aan de periferie het ware gelaat ontmaskeren van de burgerlijke democratie door haar gevaarlijkste en meest doortrapte valstrikken te verijdelen : de democratische, reformistische, verkiezings- en vakbondsillusies.
Dit is geenszins een 'eurocentristische' visie. De wereld van de bourgeoisie heeft zich vanuit Europa ontwikkeld, ze heeft er het oudste proletariaat ontwikkeld, dat daardoor de grootste ervaring heeft opgebouwd. Het is de bourgeoiswereld die op dit kleine stuk aarde zoveel hoogontwikkelde naties heeft geconcentreerd, wat de ontplooiing van een internationalisme in de praktijk des te gemakkelijker maakt, het samenvoegen van de proletarische gevechten in verschillende landen.
Sinds enkele eeuwen heeft de geschiedenis het hart van de kapitalistische wereld gesitueerd in West-Europa. Daar zette het kapitalisme zijn eerste stappen en daar zal ook de proletarische wereldrevolutie de hare zetten.
In deze laatste maanden van strijd, van Noord-Afrika tot West-Europa, via China en de Verenigde Staten, werd eens te meer bewezen dat het proletariaat één en dezelfde klasse is over de gehele planeet, dat het in alle landen dezelfde strijd voert voor de bevrijding van de mensheid, zonder onderscheid van ras, nationaliteit of religie. Zoals Engels in 1847 schreef in zijn Beginselen van het Communisme : "De grote industrie heeft, alleen al doordat ze de wereldmarkt heeft geschapen, alle volken van de aarde, en met name de geciviliseerde, zodanig met elkaar verbonden, dat elk volk apart afhankelijk is van dat wat bij een ander volk gebeurt. Ze heeft voorts in alle beschaafde landen de maatschappelijke ontwikkeling zozeer aan elkaar gelijk gemaakt, dat in al deze landen bourgeoisie en proletariaat de beide doorslaggevende klassen van de maatschappij zijn geworden, de strijd tussen beide de voornaamste strijd van de dag is geworden. De communistische revolutie zal dan ook geen louter nationale revolutie zijn, maar ze zal er een zijn, die in alle beschaafde landen, d.w.z. althans in Engeland, Amerika, Frankrijk en Duitsland gelijktijdig plaatsvindt. (...) Ze zal op de overige landen van de wereld eveneens een belangrijke invloed uitoefenen en een volledige verandering en sterke versnelling betekenen van de wijze, waarop ze zich tot dan toe hebben ontwikkeld. Ze is een universele revolutie en zal zich dan ook op een universeel terrein afspelen.." nProletariërs aller landen, verenigt u!
Pawel /1.6.2011
1)Lees het artikel over Syrië, p.5
2)Lees artikel over de valstrik van het apolitisme, p.3
3)Talrijke artikels in onze pers en op de site op internet gaan dieper in op de verschillende strijdmomenten waarin de uitgebuiten in deze verschillende landen de laatste maanden betrokken waren.
4)Elementen overgenomen van de Spaanse website http://www.kaosenlared.net/ [93]
5)Grote delen van dit gedeelte zijn overgenomen uit ons artikel "Het proletariaat van West-Europa in het centrum van de veralgemening van de klassestrijd" dat dateert uit 1982. Dit heeft volgens ons geenszins zijn kracht en actualiteit verloren en wij raden ten zeerste aan het te lezen.
In het verlengde van de lenteopstanden in de Arabische landen, ging de Syrische bevolking medio maart eveneens de straat op om het vertrek te eisen van haar opperste leider en voor een 'democratische' regime. Deze beweging onder het volk, die haar buik meer dan vol heeft van de steeds ondraaglijkere levensomstandigheden die hen worden opgelegd door de junta - de navolger van het regime van Hafez-al-Assad, 'de woestijnvos', en vader van de huidige dictator - wordt sedertdien onophoudelijk beantwoord met een gewelddadige repressie. Tot nu toe zijn er 1600 doden, men weet niet hoeveel gewonden, en 12.000 vluchtelingen, die hoofdzakelijk naar Turkije maar ook met honderden naar Libanon zijn gevlucht. Deze blinde repressie wil terreur zaaien en ten overstaan van de wereld duidelijk laten zien dat Bachar al-Assad vast van plan is om, ondanks alle tegenkanting, te blijven zitten. De water-, elektriciteit- en voedselvoorziening wordt in hele dorpen en stadjes, 'als voorbeeld', dat wil zeggen zomaar, afgesneden. En terwijl de inwoners op hun vlucht voor het machtsmisbruik door de Syrische soldatenbendes worden omgebracht. De 'opstandige' steden worden gebombardeerd. De toevlucht tot folterpraktijken, voorheen al dagelijkse kost, neemt nu afschuwelijke proporties aan. Laten we niet vergeten dat het juist die praktijken waren, waar vijf kinderen aan blootgesteld werden die, medio maart, mede het lont hebben aangestoken van de volksopstand. De ordestrijdkrachten schieten er tijdens de betogingen systematisch op los. In de buitenwijken van Damascus nemen de wraakacties van het leger in intensiteit toe of liggen de inwoners onder het vuur van sluipschutters, die voor de gelegenheid gerekruteerd zijn. De situatie is zelfs zo afschuwelijk geworden dat militairen blijken te deserteren. Deze desertie wordt in bloed gesmoord, zoals op 5 juni van Jisr Al-Chouhour waar het ernaar uit zag dat 120 deserteurs door het leger zelf werden omgebracht. De regering heeft zich natuurlijk gehaast om deze moorden op de rekening van "de gewapende terroristen te zetten die overal chaos zaaien". Dit is trouwens het voorwendsel dat, in zijn toevlucht tot repressie, voortdurend door het Syrische regime wordt gebruikt. Het doet ons al gauw denken aan de Verenigde Staten en zijn bondgenoten om de oorlog in Irak en in Afghanistan te rechtvaardigen, aan Rusland in Tsjetsjenië, enzovoort.
Momenteel speelt de Syrische staat de kaart van de verwarring. Terwijl de repressie onverbiddelijk tot heel het land wordt uitgebreid, belooft Bachar al-Assad voor 10 juli hervormingen, een hervormingsprogramma waarvan nog geen enkele regel officieel op werd papier gezet. Gezien de rampzalige economische situatie kan men zich afvragen wat hij anders zal kunnen bieden dan nog meer kogels voor de demonstranten. Bovendien, in een poging om elke tegenstand beter de mond te snoeren, probeert hij betogingen ten gunste van zijn persoon te organiseren, maar waarvan men niet goed weet of de deelnemers er echt vrijwillig aan deelnemen. Net zoals ten tijde van de massale manifestaties 'ter ere' van het stalinisme met het geweer in de rug; een stalinisme waarmee zijn vader, tijdens 'de Koude Oorlog' die de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie tegenover elkaar plaatste, lang heeft geflirt. Op 26 juni werd in Damascus zelfs een schijnbijeenkomst van 'tegenstanders' van het regime belegd, onder welwillend toezicht van de ordestrijdkrachten. Geen reden echter voor deze laatste om niet langer een hele bevolking 'tegenstanders' af te tuigen en te vermoorden. Dat alles lokt niemand, maar maakt het mogelijk om tijd te winnen.
Syrië dreigt eveneens en vooral de kaart te spelen van de uitbreiding van de chaos tot de ganse regio. De massale mobilisatie van het leger aan de Turkse grens, zijn brutale militaire expedities in dorpen, steeds dichter bij de grens met Turkije, terwijl deze zone verre van het epicentrum van de opstand is, zijn een duidelijk bericht van al-Assad aan de ganse 'internationale gemeenschap': geen inmenging of ik zaai wanorde. Terwijl Turkije zijn handen reeds vol heeft aan de gebieden die grenzen aan Iraaks en Iraans Kurdistan, terwijl het Turkse staatshoofd, Erdogan, zich ongerust maakt over een oplaaiend conflict aan zijn grenzen met Syrië en de reële humanitaire ramp die daar het gevolg van is, dreigt Damascus om het lont aan te steken en een nieuw front van militaire spanningen te openen. In dit steekspel staat Syrië in een machtspositie want de Turkse staat kan zich niet de minste uitglijder veroorloven, en ziet zich verplicht, ter verdediging van zijn eigen belangen, om de imperialistische orde ten noorden van het Midden-Oosten te handhaven. Hetzelfde geldt voor de druk die wordt uitgeoefend op Libanon. Door middel van de aanvallen op Kseir, in het gebied van Syrië dat grenst aan de Golanhoogte, maakt Damascus haar historische aanspraak bekend op het gebied dat reeds sinds de jaren 1970 oorzaak is geweest van tientallen jaren van oorlog en moordpartijen. En achter Libanon, schuilt nog een enorm probleem, namelijk Israël, dat zich onlangs hard heeft opgesteld met betrekking tot de Palestijnse kwestie en Libanon. Door spanningen in het zuiden van zijn territorium op te wekken, dreigt Syrië ook daar met een verergering van de oorlogsspanningen, die zonder twijfel meer gevolgen zullen hebben, alleen al door het feit dat het Israëlische staatshoofd, Netanyahou, een uitgesproken provocerend anti-Arabisch en anti-Palestijns beleid voert.
De ontwikkelde landen (Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Portugal), waarvan sommige reeds een maand geleden bij de VN 'een voorstel' hebben ingediend om tot een oplossing te komen, hebben goed begrepen dat men de situatie met handschoenen moest aanpakken. Want achter de potentiële chaos, die een verandering van regime in Syrië met zich kan meebrengen, dreigt de ganse regio immers plotseling terecht te komen in een ergere en oncontroleerbare barbarendom. Daarbij denken zij natuurlijk niet aan de bevolkingen noch aan hun welzijn, maar gaat het hen erom te proberen een zeer gevaarlijke situatie in bedwang te houden … gevaarlijk voor hun verschillende imperialistische belangen in de regio. Dat verklaart waarom al deze gepatenteerde 'mensenvrienden' in de wandelgangen op de borst kloppen (1) maar zonder te ver te gaan, want zij weten dat een militaire tussenkomst in Syrië een doos van Pandora opent, waarvan de afloop, met een stevig en geoefend Syrisch leger tegenover hen, meer dan onzeker is.
Niemand kan de toekomst voorspellen die voor bevolking van Syrië is weggelegd, en of de westerse staten, zoals Amerika dat 'de oppositie' sinds jaren ondersteunt, zich zullen inmengen. Waar geen twijfel over bestaat is dat de huidige ontwikkeling van de situatie in dit land en, zoals bepaalde commentatoren beweren, al of niet het directe resultaat van de actie van de Verenigde Staten, het centrum zal zijn van een gevecht tussen grote en kleine imperialisten, waarvan de bevolking de kosten zal mogen betalen. De formele tegenstand tegen elke tussenkomst door Rusland en China binnen de VN is een voorafspiegeling ervan. En, ongeacht het kamp dat de ene of de andere verdedigen, gaat het er slechts over om hun pionnen vooruit te schuiven en hun eigen belangen te beschermen, en niet om het lot van al degenen te verbeteren die de ellende en het geweld van de staatsrepressie ondergaan n
Wilma / 28.06.2011
1) Men kan hier gewag maken van de brief gericht aan de Veiligheidsraad van de VN, die onder meer werd ondertekend door Woody Allen, Umberto Eco, David Grossman, Bernard-Henry Levy, Amos Oz, Orhan Pamuk, Salman Rushdie en Wole Soyinka. Van al deze ondertekenaars, wier goede bedoelingen we niet in twijfel trekken, moet men die van Bernard-Henry Levy toch naar waarde schatten, wiens 'filosofische' werk al 20 jaar daarin bestaat om (op de diverse televisiekanalen) het Westen aan te sporen om zich te ontdoen van allerlei 'gespuis': Serviërs, Albanezen, Irakezen, Afghanen (aanhangers van Al-Qaïda en de Taliban) en nu Syriërs.
Internationalisme nr. 352 - 4e kwartaal 2011
“De Occupy-beweging vindt in de hele wereld plaats. Wij zijn de 99%. We zijn een vreedzame niet-hiërarchisch forum. We zijn het met elkaar eens dat het huidige systeem ondemocratisch en onjuist is. We hebben alternatieven nodig. Je bent uitgenodigd om met ons in debat te gaan: om een betere toekomst voor iedereen te scheppen.” Dit is de verklaring waarmee je begroet wordt, als je de website van Occupy Londen gevonden hebt. (1)
Ontegensprekelijk vinden de oproepen, samenkomsten en pleinbezettingen in de hele wereld hun inspiratiebron bij Occupy Wall Street dat oversloeg naar honderden steden in de Verenigde Staten, (2), alsook naar andere steden in heel Europa, en ook naar steden in Azië en Latijns Amerika. Zo zagen we ook de Occupy-golf over België en Nederland trekken. Deze beweging neemt in vele gevallen de vorm aan van de (al of niet voor langere tijd) bezetting van een centraal plein, gevolgd door open discussies, toespraken, getuigenissen, oproepen tot andere vormen van acties en protesten.
Dat de mensen, die deelnemen aan de bezettingen, oprecht bezorgd zijn over de situatie waarin de wereld verkeert, het economische en politieke gebeuren, staat buiten kijf. De talrijke websites, facebook- en twitterpaginas, de open discussies en verklaringen getuigen hiervan. Een aantal plaatsen in verschillende landen werden door kameraden van de IKS bezocht en zij namen actief deel aan de discussies die gaande waren. Onder de deelnemers aan het protest vinden we mensen die nog werken, vele anderen zijn werklozen of studeren.Velen sprekers geven uiting aan hun frustraties, hun ongenoegen, anderen proberen analyses te ontwikkelen. Klassieke ‘toespraken’ wisselen af met getuigenissen en steeds talrijker waren zij die echt een onderlinge discussie wilden op gang zetten tussen de aanwezigen. De bezettingen voorzien immers in iets dat niet in grote getale voorhanden is in de wereld – een openbare plek waar mensen vrij zijn om te komen en te discussiëren in open vergaderingen in een poging om de huidige situatie in de wereld te proberen te begrijpen.
Zoals de recente gebeurtenissen in Spanje en Griekenland hebben laten zien, zijn de algemene vergaderingen de zuurstof van de zelfstandige arbeidersstrijd. Zij vormen de plaats waar de politieke confrontatie, de verheldering en de overdenking plaats kan vinden. Maar laten we vooral in dit stadium vertrekpunt en vorm niet verwarren met de eindhalte. De weg is nog lang. Het duidelijkste voorbeeld van dit proces was de intensieve discussie in Spanje tussen degenen die ‘echte democratie’, een betere parlementaire democratie bepleitten, en degenen die een proletarisch perspectief naar voren brachten. “Er waren enkele ontroerende momenten als de sprekers heel opgewonden waren en bijna allen hadden het over revolutie over de verwerping van het systeem, over een radicale verandering (in de zin van ‘tot de wortels van de kwestie gaan’, zoals één het zei).” (3)
Veel discussies rond de Occupyprotesten draaien nog steeds om twee kernthema’s: hoe de parlementaire democratie te ‘verbeteren’, om haar terug te winnen ‘voor de mensen’, tegen de rijken, de bankiers, de elite; en hoe sociale rechtvaardigheid - een meer gelijke verdeling - onder het kapitalisme teweeg te brengen. Zoals een kameraad in Engeland het stelde: “Ik vond uiteindelijk de bijeenkomst waar een discussie plaatsvond over democratie en waar ik vernam dat er in Spanje geen echte democratie bestaat …In deze bijeenkomst kregen de politici zo’n beetje de schuld van alles. Er waren een paar afwijkende stemmen die probeerden de kwestie van de economie naar voren te brengen, met de verwijzing dat de democratie in Groot-Brittannië niet beter is. En er waren enkele bizarre bijdragen aan de discussie inclusief het idee dat we het publiek moeten betrekken bij het openbare bestuur op dezelfde manier als ze worden aangeworven voor een juryrechtspraak …of we zouden beter managers in de regering kunnen hebben zoals in China …”
Tijdens de discussies en toespraken was er in een aantal plaatsen ook sprake om delegaties te sturen, onder andere naar arbeidersprotesten (elektriciens in Engeland, andere arbeidsconflicten in Spanje, staalarbeiders in België). Dit op een moment dat er, in zowel Engeland als in België en Nederland, ondanks de wijdverspreide vrees en woede, ontketend door de bezuinigingen die op ons neerdalen, weinig echte arbeidersreacties bestaan.
Het wordt steeds duidelijker dat de spontane energie van het eerste uur zowat overal op de terugweg is, zoals blijkt uit de algemene vergaderingen, die steeds meer de vorm aannemen van passieve echokamers van de “werkgroepen” en “commissies”, en waarin veel ervan lijken te worden gedomineerd door professionele activisten, ultralinkse militanten, enz.
De IKS heeft ook enkele beperkte bijdragen geleverd aan de discussie in de Occupy in België en Nederland. Onder meer (a) dat de manier waarop de politici zich gedragen niet wordt veroorzaakt door het verkiezingsstelsel, noch in Spanje noch in Nederland of België, maar doordat ze het kapitalisme verdedigen; (b) over de rol van de crisis, die niet alleen veroorzaakt wordt door de bankiers; (c) over het belang van algemene vergaderingen en de verwijzing naar de belangrijkste historische ervaringen.
De Occupybeweging in België, en in Nederland, zijn niet alleen veel beperkter in omvang dan de bewegingen in Spanje en de VS, maar ze had vooral veel meer moeite om tot werkelijke collectieve discussie te komen en vooral om diepgang te krijgen in haar zoektocht naar analyses en antwoorden op de actuele vraagstukken.
Heel wat ultralinkse groepen in België, in Nederland, net zoals in Engeland, hebben regelmatig geprobeerd om mee te surfen op de golf van de beweging om hun eigen agenda door te zetten in tal van speechen en werkgroepen. Dit was niet heel erg moeilijk, omdat de bijeenkomsten de vorm hadden van een vergadering, open voor iedereen, zonder veel struktuur. Ook was de beweging hier niet rijp genoeg om de pogingen van deze groepen om de beweging te monopoliseren tegen te gaan. Ook door een blinde afkeer van politieke spelletjes heerste er een schroom om politieke kleur te bekennen, verstopten velen zich achter een ‘a-politieke ideologie’ waardoor heel wat discussies al vlug vervlakten in slogantaal, het aanwijzen van ‘schuldigen’, en een reeks perspectiefloze protesten. Daardoor bleef de inhoud van veel discussies, op enkele positieve gevallen na, vaak beperkt tot een mengsels van reformistische, a-historische en mystieke bijdragen.
De occupy-beweging hier, maar ook in tal van andere landen is sterk gevoelig geweest voor zijn imago in de media. Inderdaad het ontbreken van een duidelijk bewustzijn dat ze zelf de uitbreiding en solidariteit moeten opzoeken en organiseren plaatste hen in een zwakke positie. De reactie van de belangrijkste media was meestal voorspelbaar: van titels met ‘gechocqueerd! afschuwelijk!’ tot artikels in de meer liberale c.q. linkse pers, die naar voren brachten dat deze bezettingen een impuls geven aan of een opkikker vormen voor een bezadigd democratisch systeem. Al met al heeft het grootste deel van de pers geprobeerd naar voren te brengen dat de politici zouden moeten ‘antwoorden’ op de ‘zorg’ van dit wettige protest. Maar door de afwezigheid van een vooruitzicht om in contact te komen met de bredere arbeidersklasse, werd de onvrede en woede, gevoed door de media en hoe ze de bezetting presenteren, een punt van fixatie.
Ook de dreiging van ontruiming en hoe je te verweren tegen het geweld op de plaatsen waar er permanent werd bezet, en de daarbij gepaard gaande repressie, is duidelijk een belangrijke zorg geweest. In veel plaatsen zoals in de VS heeft het ‘antwoord’ van de politici de vorm aangenomen van een harde onderdrukking. Maar toen ze in algemene vergaderingen discussieerden over hoe op de dreigende ontruiming te reageren, was de belangrijkste zorg de manier waarop de media hun verzet zouden neerzetten. Voorstellen om naar de arbeiders te gaan, ondersteund door onze kameraden ter plaatse, net zoals de herinnering van een andere deelnemer dat het doel verdergaat dan een eindeloos voortdurende bezetting, werden niet opgepikt. In feite werden beide voorstellen beschouwd als een afleiding.
We vrezen dan ook dat het grootste gevaar nu is dat de Occupybeweging in de val trapt van een hopeloze in zichzelf gekeerde dynamiek en de ultralinksen en de media de toekomst van de beweging laten bepalen.
Lac&WaRd / 20.11.2011
(1) http://Occupylsx.org [94]
(2) https://en.internationalism.org/node/4571 [95]
(3) https://en.internationalism.org/icconline/2011/september/indignados [96]
De tekst die hier volgt, baseert zich voor een groot deel op een artikel van Internationalismo - de krant van de IKS in Venezuela. De feiten die onze kameraden rapporteren laten zien dat in alle landen dezelfde economische crisis heerst en dezelfde bezuinigingsmaatregelen worden doorgevoerd. De fracties, die aan de macht zijn, kunnen zich ‘liberaal’,’ progressief’ of ‘revolutionair’ voordoen, overal op de planeet worden de werkers aangevallen door hetzelfde ongebreidelde kapitalisme.
De officiële cijfers zelf en die van de CEPAL (Economische Commissie voor Latijns Amerika) en van de IMF, zijn allen genoodzaakt om de ernst van de economische crisis van het land te erkennen: Venezuela en Haïti (een van de armste landen van de wereld) waren de enige landen in Latijns-Amerika en in het Caribisch gebied, die in 2010 geen groei kenden. Voor Venezuela betekent dat het derde achtereenvolgende jaar van een achteruitgang van de BIP. Het land heeft de hoogste inflatie in de regio en één van de hoogste in de wereld: voor ieder van de afgelopen drie jaren, was die gemiddeld 27% en men schat dat hij in 2011 hoger zal zijn dan 28%. Ziedaar het inflatiepercentage dat de lonen en pensioenen van de werkers verandert in ‘zout en water’, evenals de hulp, die de staat uitgeeft aan sociale ondersteuning!
De maatregelen, die door Chavez genomen worden, verschillen in geen enkel opzicht van die van de meest ‘harde en reactionaire’ rechtse fracties van de planeet. De inkomsten uit de olie, die in 2011, na de Libische crisis, aanzienlijk zijn toegenomen, zijn niet voldoende om de vraatzucht van de staat verzadigen. Ze verdampen in ‘alternatieve’ plannen van de nationale begroting, direct en op een eigengereide manier gemanipuleerd door de regering (met als excuus om de ‘sociale uitgaven’ beweeglijker te maken). Ziedaar een regeringsvorm, die een omvangrijke vorm van corruptie mogelijk heeft gemaakt.Terwijl een groot deel van de werkers moet overleven van een beetje meer dan het minimuminkomen (het equivalent van150 dollar per maand), ontvangt de top van de bureaucratie van de staat, zowel de civiele als de militaire, hoge salarissen en ‘winsten’ om hun loyaliteit aan de regering te waarborgen.
De militaire uitgaven zijn verhoogd, met als excuus om zich te weren tegen de dreiging van ‘een imperialistische invasie door de yankees’, om zich meester te maken van de energiebronnen.
Net als de andere economieën in de wereld ziet Venezuela de staatsschuld exploderen. Deze schuld van 150 miljard dollar, een beetje meer dan 40% van het BIP, is nu nog beheersbaar, maar de economische specialisten signaleren dat, als ze in hetzelfde tempo toeneemt als nu, er een risico bestaat dat er binnen drie jaar een in gebreke blijven van betaling ontstaat. Venezuela zou zich dan dus in een identieke situatie bevinden als Griekenland, die de hulp vereiste van de Europese Unie en een ongekende bezuinigingspolitiek met zich meebracht.
Ziedaar de werkelijkheid van de ‘socialistische‘ politiek van Chavez:
- de devaluatie van de bolivar (nationale munt) met 65% in januari 2011, nadat hij begin 2010 al met 100% was gedevalueerd;- een permanente aanval op de lonen en de sociale uitkeringen;
- een drastische bezuiniging op de subsidies voor voeding en gezondheidszorg;- een verhoging van de elektriciteitstarieven met de rechtvaardiging om ‘verspilling van elektriciteit’ een halt toe te roepen. Deze maatregel zal op een dramatische wijze de kosten voor levensonderhoud beïnvloeden;
- een verhoging van de benzineprijs, de BTW en verschillende andere belastingen.Als gevolg van de inflatie hebben de lonen een aanzienlijke verslechtering ondergaan. Volgens CEPAL en de IAO (Internationale Arbeidsorganisatie), zijn de lonen van de Venezolaanse arbeiders in het eerste trimester van dit jaar reëel met meer dan 8% gedaald, in vergelijking met dezelfde periode van 2010. Zoals in vele andere landen is de precaire arbeid blijven toenemen, zowel in de publieke als in de privé-sector: volgens een recente studie, gedaan door de Katholieke Universiteit ‘Andrés-Bello’, heeft 82,6% van de arbeiders in Venezuela een precaire baan. Kortom, ondanks de vastberadenheid van het chavistische regime om de cijfers te vervalsen, is de toename van de armoede een realiteit.
Op het sociale vlak zijn zelfs de ‘Missies’, de sociale plannen bedacht door het chavisme in een poging om de ‘socialistische verworvenheden’ geloofwaardig te maken, door onder de meest armoedige lagen van de maatschappij kruimels uit te delen, beperkt geworden. Momenteel worden de plannen voor de gezondheidszorg, het onderwijs en de uitdeling van voedsel, enz. afgeschaft of zeer beperkt. Het is een feit dat het geheel van openbare voorzieningen met grote snelheid achteruit dondert. Ziedaar een realiteit, die zich voegt bij de schaarste aan verschil-lende basisvoedingsproducten, de constante verhoging van prijzen van de voeding en de noodzakelijke eerste levensbehoeften.
Het meest weerzinwekkend is zonder twijfel het feit dat, deze verschrikkelijke dagelijkse realiteit, zoals altijd onder het kapitalisme, wordt ondergaan door de arbeiders en de meest arme sectoren, terwijl de grote bazen van het regime en hun naasten leven in de grootse weelde. De gelijkenis met bepaalde Arabische en Afrikaanse landen is helemaal niet toevallig.
Ook het proletariaat van Venezuela heeft, langzaam maar merkbaar, deelgenomen aan de vooruitgang van de strijdbaarheid op internationaal vlak. De bourgeoisie van Venezuela heeft zich bovendien niet vergist, want ze heeft een groot deel van haar aanvallen tijdelijk uitgesteld, nadat ze gezien had hoe de arbeiders in Bolivia zich oprichtten. De regering in een ander Latijnsamerikaans land, dat van Evo Morales, heeft inderdaad in december vorig jaar nadat een verhoging van de benzineprijs was afgekondigd, een stap terug moeten doen toen ze geconfronteerd werd met de omvang van de protesten, die haar populariteit sterk aantastten. In Venezuela heeft het proletariaat van de olie-industie, die in 2003 een harde aanval had moeten ondergaan door ontslag van bijna 20.000 arbeiders, gedemonstreerd tegen het niet-nakomen van de cao . Er waren ook bijeenkomsten van de rijksambtenaren, in de gezondheidszorg en de centrale administratie, om een verhoging van de lonen te eisen en de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Nog belangrijker is de strijd die sinds twee jaar gevoerd door de arbeiders van het gebied van de ijzermijnen in Venezolaans Guyana, in het zuiden van het land, een regio waar een twintigtal zware industrieën van de staat geconcentreerd zijn en waar meer dan 100.000 arbeiders werken. In een poging om de arbeiders van deze zone te misleiden en hun strijdbaarheid af te leiden, heeft de regering geprobeerd om verschillende ‘socialistische’ productieplannen door te voeren: nadat geprobeerd was om in de ALCAS (aluminiumfabriek) “zelfbeheer” in te voeren en na Sidor te hebben genationaliseerd, probeert ze nu ‘arbeiderscontrole’ over de productie in te voeren.
Dit is een bewijs van de toename van de sociale protesten in 2011 die moeiteloos de 3000 protesten overstijgen berekend voor 2010, reeds een recordjaar vergeleken met daaraan voorafgaande jaren. Dit betekent een slinkende steun aan Chavez, vooral omdat deze protesten plaatsvonden onder de meest verarmde lagen, die de belangrijkste basis vormden voor de steun aan dit regime. Een recent en dramatisch voorbeeld is dat van de protesten van de families van de gevangenen in het land, die ongenadig onderdrukt werden door de repressiekrachten. Zij manifesteerden tegen de opeenhoping van de gevangenen en de onderdrukking in dezelfde instelling. Het barbaarse regime dat men in deze gevangenis ondergaat is slechts een ergere vorm van wat men dagelijks in het hele land ondergaat, vooral in de armste buurten. In de inmiddels 12 jaar durende “Boliviaanse revolutie” telt dit land meer dan 140.000 moorden. En Chavez durft dat, met een oneerbare aplomb, de ‘vreugdevolle revolutie’ te noemen!
De strijd van het proletariaat en zijn mobilisaties, vormen een ontmaskering van de zogenaamde ‘revolutie’ van de nieuwe burgerlijke elite, die Venezuela regeert. Alleen het verzet van de werkers in de verdediging van hun levensomstandigheden tegen de aanvallen van de staat, die zich baseert op vergaderingen die ertoe aanzetten om de werkers van de verschillende sectoren te verenigen, zal een referentiepunt kunnen worden voor de verarmde massa’s, die hun illusies over de chavisten al beginnen te verliezen. En zo zullen deze bewegingen het spoor vervoegen dat getrokken is door de arbeiders en de uitgebuite massa’s van Noord-Afrika, Griekenland of Spanje, van de beweging van de “Indignados”n
Naar Internationalismo / 30.07.2011
(1) de uitvoer naar de VS is zelfs nog toegenomen met 27,7% in het eerste trimester van 2011 ten opzichte van dezelfde periode in 2010. Hij vertegenwoordigt op dit moment 49% van het totaal van de uitvoer van Venezuela.
Het gaat hier niet om een kwestie van nuancering of terminologie. Er bestaat een fundamenteel verschil tussen de schuld geven aan het neoliberalisme of aan het kapitalisme. In het eerste geval heb je de illusie dat het uitbuitingssysteem hervormd kan worden. In het andere geval begrijp je dat het kapitalisme geen toekomst heeft en totaal vernietigd moet worden en vervangen door een nieuwe maatschappij. Als de heersende klasse, haar media en specialisten zoveel moeite doen om met de vinger te wijzen naar de onverantwoordelijkheid van het financiële systeem, dan proberen ze daarmee de overdenking over de noodzaak van een radicaal ander systeem af te leiden.
De touwtjes, waar de banken aan trekken om hun eigen wandaden te rechtvaardigen, zijn juist een beetje te dik om niet op te vallen. Maar de intensieve mediacampagne maakt het mogelijk om de aandacht van iedereen te vestigen op de verrotte financiële wereld. Het beeld van deze speculerende haaien wordt gebruikt om onze hoofden te vullen en onze gedachten te benevelen.
Laten we een stap terugdoen en een ogenblik nadenken: hoe kunnen al deze verschillende gebeurtenissen enigszins verklaren dat de wereldeconomie op het punt staat ineen te storten? Hoe weerzinwekkend deze miljarden aan fraudes ook mogen zijn op een moment dat miljoenen mensen in de hele wereld doodgaan van de honger; hoe cynisch en schaamteloos de woorden van Alessio Rastani ook mogen zijn, niets van dit alles verklaart de omvang van de crisis die momenteel iedere sector en alle landen raakt. Er is niets nieuws onder de zon. Vanaf het moment van zijn ontstaan is het kapitalisme nooit anders dan een systeem van onmenselijke uitbuiting geweest.De barbaarse en bloedige plundering van Afrika en Azië in de 18een 19eeeuw is daar een tragisch bewijs van. Het schofterige bewind van de traders en de bankiers zegt ons dus niets over de huidige crisis. Als scheefgelopen financiële overeenkomsten nu resulteren in kolossale verliezen en banken soms op de rand van de afgrond brengen, is dat werkelijk het gevolg van de kwetsbaarheid van de economische crisis en niet andersom. Toen Lehmnan Brothers in 2008 bankroet ging was dat niet het gevolg van een onverantwoordelijk investeringspolitiek maar omdat de Amerikaanse huizenmarkt in de zomer van 2007 ineenstortte en omdat deze bank nog massa’s schulden had uitstaan, die waardeloos waren geworden.
Het is waar dat deze beoordelaars bijzondere belangen hebben, en dat hun beoordeling niet neutraal is. De Chinese kredietbeoordelaars waren de eerste om de kredietwaardigheid van de Amerikaanse staat naar beneden bij te stellen, en de Amerikaanse kredietbeoordelaars zijn het strenger voor Europa dan voor hun eigen land. Het is waar dat met iedere bijstelling naar de beneden, de financiers de gelegenheid aangrepen om te speculeren, en eerder de verslechteren van de economische situatie nog versnelden.
Maar de werkelijkheid is dat de beoordelingen die al deze kredietbeoordelaars geven, veel te gunstig zijn in verhouding tot het werkelijke vermogen van de banken, de bedrijven en de landen om hun schuld terug te betalen. Om paniek te voorkomen hebben deze kredietbeoordelaars er belang bij niet al te kritisch te zijn.Als ze de beoordelingen naar beneden bijstellen, dan doen ze dat om een minimum aan geloofwaardigheid te handhaven. De ernst van de situatie, waar de wereldeconomie mee geconfronteerd wordt, helemaal te ontkennen zou te grotesk zijn en niemand zou hen geloven: om de wezenlijke problemen van het systeem toe te dekken van het standpunt van de heersende klasse is het slimmer om bepaalde zwakheden te erkennen. Allen die de kredietbeoordelaars nu beschuldigen zijn zich daar goed bewust van. Als ze klagen over de kwaliteit van de thermometer, dan is dat om iedere overdenking te voorkomen over de vreemde ziekte die het wereldkapitalisme treft, uit angst om toe te geven dat de ziekte niet te genezen is en steeds erger wordt.
Bewijzen zijn er ten overvloede. In 2008 was de som van de wereldwijde financiële transacties toegenomen tot 2.200.000 miljard dollar, tegen een Bruto Nationaal Product op wereldschaal van 55.000 miljard. (2) De speculatieve economie is daardoor 40 keer groter dan de zogenaamde ‘echte’ economie. En deze miljarden zijn in de afgelopen jaren in toenemende mate geïnvesteerd in dolle en zelfvernietigende beleggingen. Een sprekend voorbeeld: het short sale-mechanisme. Waar draait dit om? “Bij short sale begint men met het verkopen van een waarde dat men niet bezit voor een bepaalde prijs om het later terug te kopen voor een lagere prijs. Het doel van deze truc is klaarblijkelijk het verkopen van een aandeel voor een bepaalde prijs om het later terug te kopen voor een lagere prijs om het verschil te incasseren. Zoals we zien is dit precies het tegenovergestelde van iets kopen en het dan verkopen”(3)
Concreet, short sale betreft een enorme stroom van financiële speculatie rondom bepaalde waarden, gokkend op een daling van haar waarde en dit kan soms leiden tot een val van het beoogde aandeel. Dit is nu een schandaal geworden en een heleboel politici en economen vertellen ons nu dat dit het grootste probleem is, DE oorzaak voor het bankroet van Griekenland of de val van de euro. Hun oplossing is eenvoudig: verbied short sale praktijken en alles zal beter gaan dan het ooit is geweest in de wereld. Het is waar dat short sale een pure dwaasheid zijn en dat het de vernietiging versnelt van hele delen van de economie. Daar gaat het ze om: het doet het louter versnellen en het is niet de oorzaak. Er is allereerst een om zich heen grijpende economische crisis voor nodig om dit soort deals zo winstgevend te kunnen maken.De kapitalisten spelen in toenemende mate in op een inkrimpende markt en niet langer op een stijging. De investeerders zijn erop uit om op korte termijn ‘te scoren’, zonder enige zorg om levensvatbaarheid op de lange termijn van ondernemingen en in het bijzonder fabrieken, omdat er bijna geen industriële sectoren zijn die op lange termijn winst kunnen verzekeren. En hier raken we, uiteindelijk, het hart van het probleem: de zogenaamde ‘werkelijke’ of ‘traditionele’ economie die al tientallen jaren een troep is. Kapitaal vlucht uit deze sfeer omdat daar steeds minder winst te behalen valt De wereldeconomie is verzadigd en de waren kunnen niet meer worden verkocht, de fabrieken produceren en accumuleren niet voldoende meer. Het resultaat is dat de kapitalisten hun geld investeren in speculatie, de ‘virtuele’ economie. Vandaar de oververhitting van de financiële sector, die juist een symptoom is van de ongeneeslijke ziekte van het kapitalisme: de overproductie.
Een beetje ‘meer staat’ maakt niet mogelijk om de economische problemen van het kapitalisme op te lossen. Laten we het nog maar een keer zeggen: wat dit systeem ondermijnt is haar tendens om meer waren te produceren dan de markt kan opnemen. Tientallen jaren zijn ze erin geslaagd om de verlamming van de economie te voorkomen door een kunstmatige markt te scheppen, gebaseerd op schuld. Met andere woorden: sinds de jaren 1960 heeft het kapitalisme op krediet geleefd. Dit is de reden waarom huishoudens, ondernemingen, banken en staten gebukt gaan onder een grote berg schulden waarom de huidige recessie de ‘kredietcrisis’ wordt genoemd. Wat hebben de staten, sinds de ineenstorting van Lehman Brothers nu gedaan via hun centrale banken, in het bijzonder de FED en de ECB? Ze hebben miljarden dollars in de economie gepompt om verdere faillissementen te voorkomen. En waar komen al die miljarden vandaan? Van nieuwe schulden! Alles wat ze doen is het verplaatsen van privé-schulden naar de publieke sector, en bereiden zo de grond voor het faillissement van gehele staten, zoals we al zien met Griekenland. (4)
Sinds de ervaring van de Commune van Parijs in 1871hebben de kommunisten altijd de nadruk gelegd op de diepgewortelde rol van de staat tegen de arbeiders. “De moderne staat is, hoe zijn vorm ook moge zijn, in wezen een kapitalistische machine, de staat van de kapitalisten, de ideële universele kapitalist. Hoe meer productiekrachten hij als eigendom overneemt, des te meer wordt hij werkelijk universeel kapitalist en des te meer staatsburgers buit hij uit. De arbeiders blijven loonarbeiders, proletariërs. De kapitaalsverhouding wordt niet opgeheven, zij wordt veeleer op de spits gedreven.” . Engels schreef deze regels in 1878, die laten zien dat de staat toentertijd al bezig was de hele economie over te nemen. Sinds die tijd is het staatskapitalisme alleen maar sterker geworden: elke nationale bourgeoisie is gerangschikt achter haar staat om de ongenadige internationale handelsoorlog te voeren.
Deze hoop zal vervliegen. Er is een vleugje déjà-vugevoel wat betreft dit ‘economische wonder’ gedoe. Argentinië en de Aziatische tijgers in de jaren 1980 en 1990, of meer recent Ierland, Spanje, IJsland werden allen op verschillende momenten voorgesteld als ‘economische wonderen’. En net als alle wonderen, bleken ze bedriegerij te zijn. Al deze landen dankten deze snelle groei aan de ongebreidelde toename van de schulden. Ze kwamen daarom allemaal aan hetzelfde hachelijke einde: recessie en faillissement. En het zal hetzelfde zijn met de BRICS. De president van China’s Intvestment Corp, Gao Xiping, heeft onlangs verklaard: “Wij zijn geen verlossers. We moeten eerst onszelf verlossen.” Duidelijker kan het niet gesteld worden!
Het kapitalisme kan niet langer hervormd worden. Om realistisch te zijn moet je toegeven dat alleen de revolutie de ramp kan voorkomen. Het kapitalisme is, net als de slavenmaatschappij en de lijfeigenschap voor hem, een systeem van uitbuiting, dat gedoemd is om ten onder te gaan. Nadat het zich tweehonderd jaar had ontwikkeld en uitgebreid, vooral in de 18e en 19e eeuw, nadat het de hele wereld had veroverd, opende het kapitalisme met veel geraas haar periode van verval, toen het WOI ontketende. De grote depressie van1930 en de verschrikkelijke slachting van de WOII bevestigde dat het systeem out of date was. Maar vanaf de jaren 1950 hebben zich niet meer van die ernstige crises voorgedaan als die in 1929. De bourgeoisie heeft geleerd hoe ze de schade kan beperken en de economie kan doen herleven, iets wat velen doet geloven dat de crisis van vandaag een zoveelste nieuwe episode is in de reeks van op en neergaande bewegingen en dat de groei eens weer terug zal komen, zoals die het de laatste 60 jaar zo een beetje heeft gedaan.
In feite hebben de achtereenvolgende recessies het pad geëffend voor het drama van vandaag. Iedere keer is de bourgeoisie er in geslaagd om de economie weer aan de gang te krijgen door de sluis van krediet open te zetten. Ze is er echter nooit in geslaagd tot de wortel van het probleem door te dringen: de chronische overproductie. Alles wat ze gedaan heeft is de dag van de afrekening uit te stellen door haar toevlucht te nemen tot het krediet en nu verstikt het systeem onder het gewicht van al die schulden. Geen enkele sector of staat wordt gespaard. Deze vlucht vooruit in de schulden bereikt haar grenzen. Betekent dit dat de economie volledig tot staan gaat komen? Zeer zeker niet. De bourgeoisie heeft slechts de keuze tussen de cholera en de pest: drastische bezuinigingen of een monetaire impuls. De eerste leidt tot een omvangrijke recessie, de twee tot een oncontroleerbare inflatie.
Van nu af aan is de periode van de korte periodes van recessie en lange periodes van opleving, gefinancierd door het krediet, achter ons: werkloosheid zal de pan uitrijzen en armoede en barbarendom zal dramatisch om zich heen grijpen. Als er al perioden van herstel zijn dan zullen ze niet veel meer voorstellen dan een kortstondig buiten adem geraken, gevolgd door nieuwe economische rampen. Iedereen die het tegendeel beweert, is een beetje als de zelfmoordenaar die van de top van de Empire State Building afspringt en bij ieder verdiep in zijn val verklaart ‘dat het tot zover wel goed gaat’. Zal de mensheid ten onder gaan of zal ze in staat zijn een nieuwe wereld op te bouwen van solidariteit en wederzijds dienstbetoon, zonder klassen, staat, uitbuiting. Zoals F. Engels meer dan een eeuw geleden schreef “de burgerlijke maatschappij wordt geconfronteerd met een dilemma: overgang naar het socialisme of terugval in het barbarendom”.De sleutel naar de toekomst ligt in de handen van de arbeidersklasse, van haar strijd om de werkenden, de werklozen, de gepensioneerden en jonge mensen in precaire banen te verenigen.Naar een artikel van Pawel / 29.09.2011(5)
(1) http://www.bbc.co.uk/news/business-15059135 [103]
(2) http://www.jacquesbgelinas.com/index_files/Page3236.htm [104]
(3) http://www.abcbourse.com/apprendre/1_vad.html [105]
(4) Het idee van ‘meer Europa’ of ‘meer wereldregering’ is nog een impasse. Of ze alleen handelen of met anderen, staten hebben geen werkelijke en duurzame oplossing. Hun samenwerking mag hen in staat stellen de toename van de crisis een beetje te verlangzamen, net zoals hun onderlinge verdeeldheid haar versnelt.
(5) het volledige artikel staat op http://fr,internationalism.org [106]
Maar tegelijkertijd moet men zich ook bewust zijn van de objectieve limieten van deze strijd. In tegenstelling tot wat de bourgeoisie en hun gezagsgetrouwe media ons vertellen, is deze beweging nooit een ‘revolutie’ geweest. Wie is er vandaag aan de macht? Het leger! En aan het hoofd van de staat nemen ze de meest reactionaire, repressieve beslissingen en gericht tegen de arbeiders. Zo hebben zij bijna onmiddellijk een nieuwe wet ingevoerd die de stakingen verbiedt. De arbeiders die in Egypte leven hebben dat trouwens ogenblikkelijk begrepen. Zij hebben zich niet in slaap laten sussen door de verandering van het masker van het regime, zij hebben hun strijd ter verdediging van hun levensomstandigheden voortgezet. Sinds eind september is er zelfs een nieuwe golf van ontevredenheid en contestatie.
Tienduizenden textielarbeiders zijn zowat overal in het land in staking gegaan, evenals een groot deel van de 100.000 dokters, de helft van de 200.000 gezondheidstechnici van de hospitalen, 4.000 dokwerkers van een van de havens aan het Suez-kanaal, plus de helft van de 1,7 miljoen leerkrachten van het land. Deze staking van de leerkrachten is veelbetekenend voor de onmetelijke woede die het land overspoelt, daar het gaat om hun eerste nationale staking sinds 1951 en daar ze zelfs zijn overgegaan tot het bezetten van een aantal regeringsgebouwen. In Cairo waren ook 45.000 autobuschauffeurs, mechaniekers en ticketcontroleurs in staking. Sommigen onder hen hebben zich aangesloten bij de betogingen van de leerkrachten in een belegering van het regeringsgebouw.
De spectaculaire strijdgolf, die het hele land begin 2011 had doen trillen was na het vertrek van Moebarak en de aankondiging van de nieuwe maatregelen door de nieuwe militaire heersers bijna helemaal uitgedoofd. Maar omdat ze zich natuurlijk nooit aan al deze beloften hebben gehouden, barste de woede opnieuw uit. Al-Masry Al-Youm beschreef het op 15 september als volgt: “De economische en politieke eisen, die niet werden ingewilligd, hebben de woede van de arbeiders van Egypte doen aanhouden” en “Volgens de analisten weerspiegelt het recent opduiken van wijdverspreide stakingen, een diepgaande desillusie over het proces van de overgang naar de democratie, waarbij de arbeiders steeds meer voelen dat de verbetering van hun economische en politieke levensomstandigheden ijdele beloften van de revolutie geweest zijn”. Als voorbeeld van ‘de verbetering van hun economische levensomstandigheden’, hebben de massa’s de inflatie zien exploderen, met als voorbeeld een stijging, vanaf januari, van de prijzen voor levensmiddelen met 80%!
Een van de belangrijkste valstrikken, die de arbeidersklasse in Egypte te wachten staat, is de illusie verdedigd te worden door de macht van nieuwe zelfstandige vakbonden. Sinds het vertrek van Moebarak zijn er ten minste 130 vakbonden opgericht. Dat was niet onverwachts, daar de officiële vakbonden een integraal onderdeel vormden van de staatsmachine. Maar oud of jong, de vakbonden keren zich altijd tegen de arbeidersstrijd. Deze nieuwe ‘onafhankelijke’ vakbonden hebben zich al als waardige opvolgers getoond van de oude, door voortijdig de stakingen te beëindigen en de ontwikkeling van de beweging te ondermijnen met een propaganda voor een ‘meer democratisch kapitalisme’. Recent zijn er grote betogingen geweest om ‘de revolutie te eisen’. De acteur Sean Penn, was onder meer op het Tahrirplein. Deze betogingen, die zich keren tegen de huidige regering, eisen... een kalender voor de verkiezingen! Het gevaar dat hierin schuilt voor de arbeidersklasse is dat ze in de greep raakt van dat soort strijd tussen de militaire en democratische fracties.
De laatste stakingsgolf toont een kracht, die zich zou kunnen ontwikkelen, op voorwaarde dat ze niet wordt afgeleid in een democratische impasse n
Car / 1.10.2011
De massale straatbetogingen in Israël schijnen, voorlopig althans, op hun retour. Het sociale vraagstuk, dat zich luid liet horen rondom de kwestie van de huisvesting, de inflatie en de werkloosheid, is eens te meer op een laag pitje gedraaid om de nationale kwestie naar voren te schuiven.
In het bezette deel van Jordanië, zijn er botsingen geweest tussen Israëlische soldaten en Palestijnen, die hun steun betuigden aan de kandidatuur van de ‘Autoriteit voor de bevrijding van Palestina’, om bij de VN als lidstaat te worden aanvaard.In Qalandia, een grote Israëlische controlepost tussen Transjordanië en Jeruzalem, hebben de Israëlische troepen met traangas geschoten om Palestijnse stenengooiers uiteen te drijven. De botsingen hebben meerdere uren geduurd en ongeveer 70 Palestijnen werden gewond door rubber of metalen kogels of hebben geleden onder het inademen van het traangas. Dit scenario heeft zich op talloze plaatsen afgespeeld. Volgens getuigen en een militair rapport, hebben de Israëlische soldaten een Palestijn gedood in de buurt van het dorp Ousra, in Transjordanië, tijdens een incident tussen dorpelingen en Israëlische kolonisten.
Een jaar eerder, in september, ontketende de gewelddadige aanval op de ambassade van Israël in Egypte, Israëlische luchtaanvallen op Gaza, die leidden tot doden bij de Egyptische grenswachters.De pogingen van de regering om de aandacht van de betogers af te leiden van hun economische en politieke eisen door het zwaaien met het ‘Palestijnse vraagstuk’ en de anti-Israëlische gevoelens, hebben weinig succes geoogst. Volgens een artikel van Nadim Shehadi, in de New York Times (van 25 september), “werd zelfs de recente aanval tegen de Israëlische ambassade in Cairo door velen gezien als een manier op een vervolg van de betogingen van het Tahrirplein af te leiden”. Er waren aanwijzingen, die lieten vermoeden dat er werd samengespannen tussen de regering en de politie in die aanval, die ook nog samenviel met een bezoek van de Turkse Eerste Minister Erdogan. Die is er op uit om een nieuwe anti-Israëlische as te creeeren in het Midden-Oosten tussen Turkije en Egypte. In ieder geval droeg de plundering van de ambassade er zeker toe bij om de aandacht af te leiden van een nieuwe golf van onvrede tegen het regime, die opineuw leidde tot een golf van arbeidersstakingen.
Onder diegenen die beweren tegen het huidige kapitalistische systeem te zijn, zijn er velen die menen dat, zolang de nationale kwestie niet geregeld is in Israël en Palestina, het nooit mogelijk zal zijn om in de regio te komen tot een ‘normale’ klassenstrijd, die de arbeiders en de onderdrukten zou samenbrengen, onafhankelijk van hun nationaliteit en religie, tegen de kapitalisten van alle landen.
Er bestaan verschillende benaderingen over de manier waarop het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk kan worden opgelost: een deel van links toont zich meer bereid tot het steunen van een militaire actie tegen Israël (via niet-gelovige en islamitische nationalistische Palestijnse groeperingen, en logischerwijze via de staten die hen voorzien van wapens en middelen, zoals Iran, Syrië, het Libië van Khadafi of het Irak van Saddam Hoessein). Het feit dat een dergelijke politiek wordt gecombineerd met de retoriek van de ‘Arabische revolutie’ en die van een toekomstige ‘Socialistische Federatie van het Midden-Oosten’, wijzigt geenszins het fundamenteel militaristische karakter ervan. Een dergelijke visie wordt naar voren geschoven door George Galloway, van de SWP [Trotskistische organisatie in GB, nvdv] en door anderen. Deze benadering wordt dikwijls verbonden aan het idee van ‘de oplossing van één staat’: een democratisch seculiere Palestina met rechten voor allen. Hoe een dergelijke idyllisch regime zou kunnen oprijzen uit de imperialistische bloedbaden is een vraag waarop enkel diegenen een antwoord zouden kunnen geven, die gevormd zijn in de trotskistische kronkelredereningen. Anderen, bij de links en bij een massa van liberalen, verkiezen de ‘oplossing van twee staten’, met de Israëlische en Palestijnse staat die ‘allebei zelfbeschikkingsrecht’ hebben en elkaars nationale rechten respecteren. In deze visie zijn er veel verschillende nuances: officieel hebben de Verenigde Staten de voorkeur voor een oplossing met twee staten, op basis van onderhandelingen, waar zij tesamen met de VN, de EU en Rusland op toezien. Maar Washington spreekt op dit ogenblik zijn veto uit tegen de kandidatuur van Palestina als lid van de VN, omdat ze niet gebaseerd is op wederzijds overeengekomen afspraken. Het feit dat de VS met hun voorstellen steeds minder in staat zijn om de onverzettelijkheid van de rechtse regering van Israël te verminderen, in het bijzonder wat betreft hun oproep tot het bevriezen van de verdere kolonisering in de bezette gebieden, speelt ook een grote rol in het huidige standpunt van de VS.Ondertussen gaat Mahmoed Abbas, de president van de Palestijnse Autoriteit, die onderstreept dat de onderhandelingen doodeenvoudig niet bestaan, verder met het voorstel dat Palestina als staat erkend zou worden, omdat dit hem een aantal tactische voordelen zal geven, zoals de mogelijkheid om Israël voor het internationale gerechtshof te dagen. Maar de oppositie tegen deze strategie komt vanuit een bepaald aantal voorstanders van het Palestijnse nationalisme, zowel het seculiere als islamistische, die juist onderstrepen dat een staat die gesticht wordt op grond van enkele verspreide stukken terrein en gedomineerd door de Israëlische militairen en de ‘anti-terroristische’ muur, niet meer dan een symbolische staat zal zijn. De islamieten, waarvan het merendeel zelfs het bestaan van Israël niet erkent, willen de gewapende strijd voortzetten voor een islamitische staat in het geheel van historisch Palestina (hoewel zij in de praktijk bereid zijn tot het onderzoeken van verschillende tussenstappen). Op dat vlak staan de militaristische islam en de militaristische trotskisten staan dezelfde methoden voor in de verwezenlijking van hun verschillende plannen voor een systeem van één enkele staat. (1)
In onze visie zijn dat allemaal valse oplossingen. Het Israëlisch-Palestijns conflict, dat al meer dan 80 jaar lang aansleept, is een concreet voorbeeld dat aantoont waarom het kapitalisme de verschillende ‘nationale vraagstukken’, die het voor een deel overgeërfd heeft van oude sociale systemen, maar die het grotendeels zelf in het leven geroepen heeft, niet kan oplossen. Door zich op te stellen tegen de leuze van het ‘recht van de naties op zelfbeschikking’ tijdens de Eerste Wereldoorlog, heeft Rosa Luxemburg gesteld dat, in een wereld die voortaan is opgedeeld door de imperialistische grootmachten, geen enkele natie haar belangen nog kan verdedigen zonder zich op één lijn te stellen met de grootste imperialistische staten, terwijl zij toch tegelijkertijd proberen om hun eigen imperialistische honger te stillen. Het nationalisme is niet, zoals Lenin en anderen het hebben verdedigd, een potentiële kracht die het imperialisme zou kunnen verzwakken, maar het maakt er een integraal deel van uit. Deze analyse werd absoluut bevestigd door de geschiedenis van het conflict in het Midden-Oosten. Het is alom gekend dat het zionisme, vanaf zijn ontstaan, niet de minste verovering kon doen zonder de steun van het Britse imperialisme en dat het zich pas later tegen Engeland gekeerd heeft, om zich in dienst te stellen van de veel machtigere Verenigde Staten. Maar de beweging van het Palestijnse nationalisme werd niet minder gedwongen om op zoek te gaan naar de steun van imperialistische grootmachten: het fascistische Duitsland en Italië voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog; de stalinistische Sovjet-Unie en zijn Arabische satellieten in de periode van de Koude Oorlog; Syrië, Irak, Iran en anderen sinds de ineenstorting van het systeem van de blokken. De allianties hebben zich in de loop der jaren gewisseld, maar het is een constante dat het Joodse en Arabische nationalisme hebben gehandeld als lokale agenten van de veel bredere imperialistische rivaliteiten op wereldschaal. Diegenen die de militaire nederlaag van Israël of meer pacifistische oplossingen voorstaan, voorgestaan door de VN, zitten nog altijd vast aan deze logica.
Tegelijkertijd berokkent een steun aan de nationale oplossingen, in een periode van de geschiedenis waarin de arbeidersklasse en haar uitbuiters geen gemeenschappelijke belangen hebben direct schade aan de strijd van de uitgebuite klasse. Dat geldt zelfs bij de noodzaak om zich te verweren tegen de vroegere reactionaire heersende klassen. In Israël wordt de strijd van de arbeiders ter verdediging van hun levensomstandigheden voortdurend geconfronteerd met het argument dat het land in oorlog is, dat zij offers moeten aanvaarden en dat stakingen niets anders doen dan het ondermijnen van de behoeften van de nationale verdediging. In Egypte en in de andere Arabische landen krijgen de arbeiders, die zich verzetten tegen hun uitbuiting, voortdurend te horen dat hun werkelijke vijand het zionisme is en het Amerikaanse imperialisme. De massale arbeidersstrijd van 1972 was daar een zeer duidelijke illustratie van: als gevolg van de repressie van de stakingen in Helwan door de regering van Sadat, “zijn de ultralinksen (maoïsten, Palestijnse militanten, enz ) er in geslaagd om het hele vraagstuk af te leiden naar nationalistische doeleinden. Zo werden de eisen van de bevrijding van de gevangen arbeiders vermengd met verklaringen van steun aan de Palestijnse guerrilla, met eisen voor het opzetten van een oorlogseconomie (met inbegrip van een bevriezing van de lonen) en voor de vorming van een ‘volksmilitie’ voor de verdediging van het ‘vaderland’ tegen de zionistische agressie. Zo was het voornaamste verwijt dat de regering niet vastbesloten genoeg was in haar oorlogsvoorbereidingen. Wat de arbeiders betreft, die werden er toe aangezet om geen strijd te voeren tegen hun uitbuiters, maar mankracht te leveren voor het ‘volkse’ Egyptische imperialisme tegen zijn Israëlische rivaal” (Klassenstrijd in het Midden-Oosten, World Revolution nr. 3, april 1975).
Enerzijds tonen de recente protestbewegingen aan dat, wanneer de sociale kwestie gesteld wordt in de openlijke strijd, de nationalistische argumenten in vraag gesteld kunnen worden. De weigering van de betogers op het Tahrirplain, in Egypte, om hun strijd tegen het regime van Moebarak ondergeschikt te maken aan de strijd tegen het zionisme, de voorspellende waarschuwingen door de Israëlische betogers dat de regering Nethanyahou een militair conflict zou gebruiken om hun beweging te doen ontsporen en vooral hun vastbeslotenheid om aan hun eisen vast te houden, zelfs toen er militaire botsingen plaatsvonden aan de grenzen, tonen aan dat de klassenstrijd niet iets is dat men kan uitstellen om te wachten tot er een ideale situatie ontstaat waarbij het nationale probleem kan aangekaart worden. Integendeel, alleen in het kader van de klassenstrijd zelf kunnen de nationale verdelingen op de dagorde geplaatst en aangepakt worden. In Israël waren het de leuzen, die geïnspireerd waren door de bewegingen in de Arabische wereld, en die luidkeels werden geroepen zoals ‘Moebarak, Assad, Nethanyahou’. Hun oproepen tot eenheid onder Arabieren en Joden zijn concrete en positieve voorbeelden geweest van deze mogelijkheid, zelfs al heeft de beweging geaarzeld om eventueel het vraagstuk van de bezetting direct aan te kaarten.
Het zou naïef zijn om te verwachten dat deze recente bewegingen vanaf hun ontstaan vrij zouden zijn van elk nationalistisch idee, want voor de meerderheid, die er aan heeft deelgenomen, betekent het internationalisme eerder een soort droom of een feest van liefde tussen de naties. Diegenen die strijd aangingen zijn zich er nog niet volledig van bewust geworden wat internationalistische strijd in wezen impliceert: de klasse-oorlog doorheen de nationale verdelingen, de strijd voor een wereld zonder natie-staten.
Het is nauwelijks noodzakelijk om de verschrikkelijke cyclus van de wraak te vermelden, het wantrouwen en de haat die het Israëlisch-Arabisch conflict in het leven heeft geroepen en dat met de dag sterker wordt. Maar tegelijkertijd levert het kapitalisme een overschot aan bewijzen, niet alleen van zijn economisch bankroet, maar ook van zijn onvermogen om de nationalistische belangen te verzoenen. In de gevangenis van de natie-staat, of men nu de voorkeur geeft aan de oplossing van één of twee staten, is er eenvoudigweg geen enkele mogelijkheid om de miljoenen Palestijnen te verlossen uit de ellende van de vluchtelingenkampen of de massa van de Israëliërs de kans te geven om te leven zonder de voortdurende angst voor de oorlog en voor de terroristische aanslagen. De visie van een menselijke gemeenschap zonder grenzen, die het enige antwoord is op de wereldcrisis van het kapitalisme, zal ook de enige realistische oplossing blijken te zijn voor het Israëlisch-Arabisch conflict. En deze visie kan enkel gestalte krijgen in het kader van massale sociale bewegingen, die zich ontwikkelen naar een authentieke revolutie van de uitgebuiten tegen de uitbuiters. Alle burgerlijke staten, zullen reëel of potentieel, de vijand zijn van een dergelijke revolutie: zij zullen de eerste muur zijn die, op de weg naar de vrijheid, afgebroken moeten worden n
(1) het is van belang om te onderstrepen dat bepaalde zionisten ook tot de conclusie gekomen zijn dat één staat verkieslijk is, maar dat het dan natuurlijk een Joodse staat moet zijn waaruit de Arabische minderheid uitgestoten zou moeten worden, of er zou blijven, maar dan wel als tweederangs burgers.
De omvang van de nog steeds voortdurende ramp in Fukushima toont eens te meer de roofzuchtige uitbuiting van de natuur door het kapitalisme. Om te overleven werd de mensheid er altijd al toe gedreven de natuur te veranderen. Maar het kapitaal stelt vandaag een nieuw probleem: dit systeem produceert niet om de behoeften van de mensheid te bevredigen, maar voor de winst. Het is daarvoor tot alles bereid. Wanneer het aan zijn eigen logica wordt overgelaten, zal dit systeem dus uiteindelijk onze planeet vernietigen.
In deze nieuwe reeks willen we dus eerst kort de geschiedenis schetsen van de relaties die de mens onderhoudt met de natuur, teneinde beter de gevaren van vandaag te begrijpen, maar ook om inzicht te krijgen in de nieuwe energiemogelijkheden die zich voor de mens kunnen openen in de toekomstige maatschappij, het kommunisme.
De ramp met de kernreactor van Fukushima in Japan in maart jongstleden heeft opnieuw het debat geopend over de rol van kernenergie in energiebehoeften van de wereld. Vele landen, inclusief China, hebben aangekondigd dat ze de bouw van kerncentrales gaan herzien of tijdelijk stil gaan leggen, terwijl Zwitserland en Duitsland verder gegaan zijn en van plan zijn hun nucleaire capaciteit te vervangen. In Duitsland zullen 8 van de 17 centrales dit jaar gesloten worden en in 2022 alle centrales stilgelegen, om ze te vervangen door hernieuwbare energiebronnen. Deze koersverandering heeft felle waarschuwingen uitgelokt van de kernindustrie en sommige grote energiegebruikers dat problemen met energiereserves et grote prijsstijgingen zullen ontstaan. De afgelopen jaren verschenen er rapporten die spraken over de wedergeboorte van de kernindustrie met de bouw van 60 nieuwe centrales en werd volgen de industriegroep World Nuclear Association (1) de 493e centrale gepland. In Groot-Brittannië was er een debat over de risico’s en voordelen van kernenergie vergeleken met die van de meest winstgevende vormen van groene energie. George Monbiot, bijvoorbeeld, heeft niet alleen bekend gemaakt dat hij zich ‘bekeert’ tot de kernenergie als enige realistische weg om de opwarming van de aarde tegen te gaan (2), maar is bovendien overgegaan tot een aanval op zijn voormalige collega’s van de anti-nucleaire beweging, omdat die de wetenschappelijke benadering van het werkelijk gevaar van kernenergie zouden negeren. (3)In werkelijkheid kan de nucleaire kwestie niet begrepen worden als een louter technische kwestie, of als een afweging die bepaald wordt door de verschillende kosten en baten van kernenergie, fossiele brandstoffen en hernieuwbare energie. Het is nodig even stil te staan om het geheel van het vraagstuk van het energiegebruik te bekijken in het historisch perspectief van de evolutie van de menselijke samenleving en de verschillende productiewijzen die bestaan hebben. Wat volgt is bedoeld als een noodzakelijkerwijze korte schets van een dergelijke aanpak.
De geschiedenis van de mensheid en van de verschillende productiewijzen is ook een geschiedenis van de energie. De eerste gemeenschappen van jagers-verzamelaars leefden hoofdzakelijk van de menselijke energie, en de energie van dieren en planten, zoals die door de natuur voortgebracht werden, met een vrij beperkte tussenkomst van de mens, ook al brachten sommige gebruiken met zich mee dat vuur ingezet werd voor ontbossing voor de landbouw en om bomen neer te halen. De ontwikkeling van de landbouw in het neolithicum markeert een fundamentele verandering in het energiegebruik door de mensheid en in haar relatie met de natuur. De menselijke arbeid werd toen op systematische basis georganiseerd om de aarde om te vormen, met bossen die geruimd en muren die gebouwd werden om huisdieren te kweken. Men begon dieren te gebruiken voor de landbouw en in sommige productieprocessen, zoals graanmolens. Vuur diende om zich te verwarmen en om te koken en voor industriële processen zoals pottenbakken en metaal te smelten. De handel kwam ook tot ontwikkeling, gebaseerd zowel op spierkracht en de kracht van dieren als op het gebruik van de wind om oceanen over te steken. De neolithische revolutie veranderde de menselijke samenleving. De toename van de voedselbronnen, die ze meebrengen, leidt tot een aanzienlijke groei van de bevolking en een grotere complexiteit van de maatschappij, met een toenemend deel van de bevolking dat geleidelijk aan overstapt van de directe productie van voedsel naar meer gespecialiseerde functies in verband met nieuwe productietechnieken. Sommige groepen werden ook vrijgesteld van productietaken om militaire en religieuze functies op zich te nemen. Zo verandert het primitieve kommunisme van de gemeenschappen van jagers-verzamelaars in een klassenmaatschappij, waarin de militaire en religieuze elites ondersteund worden door de arbeid van de anderen.
De verwezenlijkingen van de samenlevingen met landbouw, architectuur en religie vereisten een maximaal geconcentreerd en georganiseerd gebruik van de menselijke arbeid. In de eerste beschavingen waren die het resultaat van de massale uitoefening van het dwang op de menselijke arbeid, wat zijn typische uitdrukking vond in de slavernij. Het onder gebruik van geweld gebruik maken van de energie van een onderworpen klasse stelt een minderheid in staat zich van de arbeid te bevrijden en een leven te leiden, dat het gebruik vereiste van een energieniveau, dat veel hoger was dan wat een individu voor zichzelf ooit zou hebben kunnen realiseren. Om een voorbeeld te geven: één van de heerlijkheden van de Romeinse beschaving was de verwarming van de villa’s met warme lucht die onder vloeren en in muren circuleerde; wat in de latere eeuwen te zien was, was in vergelijking daarmee niets, toen zelfs koningen in gebouwen leefden die zo koud waren dat men vertelt dat wijn en water ’s winters op tafel bevroren (4). Die verwarmingssystemen werden meestal gebouwd en onderhouden door slaven en verbruikten grote hoeveelheden hout en steenkool. De warmte waarvan de heersende klasse genoot kwam voort uit het zich toe-eigenen van menselijke en natuurlijke energie.
De ontwikkeling van de productiekrachten en de klassenmaatschappijen die tegelijkerd gevolg en impuls van die laatste was, veranderde de relatie tussen mens en natuur zoals ze ook de relatie tussen de mensen veranderde. De samenlevingen van jagers-verzamelaars leefden ondergedompeld in de natuur en werden erdoor beheerst. De landbouwrevolutie zette ertoe aan de natuur te beheersen met teeltgewassen en gekweekte dieren, het ontginnen van bossen, het beïnvloeden van de bodem door het gebruik van meststoffen en het beheer van de watertoevoer. Menselijke arbeid en arbeid van de natuurlijke wereld werden middelen die geëxploiteerd konden worden, maar ook bedreigingen die beheerst moesten worden. Het gevolg was dat de Mensen – uitgebuiten en uitbuiters – zich losmaakten van de natuur en van elkaar. Halverwege de 19e eeuw wees Marx op de nauwe samenhang of interrelatie tussen mensheid en natuur die hij zag als het ‘leven der soorten’: “Fysiek leeft de mens enkel van die natuurlijke producten, of die nu verschijnen onder de vorm van voedsel, verwarming, kleding, huisvesting, enz. De universaliteit van de mens verschijnt in de praktijk precies in de universaliteit die van de gehele natuur zijn niet-organisch lichaam maakt, evenzeer in de mate waarin ze, in de eerste plaats, een middel tot onmiddellijk overleven is, als in de mate waarin ze [in de tweede plaats] materie, object en instrument is van zijn levensactiviteit. De natuur, dat wil zeggen de natuur die niet zelf het menselijk lichaam is, is het niet-organisch lichaam van de mens. De mens leeft van de natuur betekent: de natuur is zijn lichaam waarmee hij een voortdurend proces moet onderhouden om niet te sterven. Zeggen dat het fysieke en intellectuele leven van de mens onlosmakelijk verbonden is aan de natuur betekent niets anders dan dat de natuur onlosmakelijk verbonden is met zichzelf, want de mens is deel van de natuur.” (5) Het kapitalisme, de loonarbeid en de privé-eigandom scheuren dat alles uiteen, door de productie van het werk van arbeiders af te leiden naar “een macht die losstaat van hemzelf” en de natuur te veranderen tot iets “dat zich tegenover hem stelt, vijandig en vreemd”. (6)
Vervreemding, die Marx beschouwde als een kenmerk van het kapitalisme waarmee de arbeidersklasse op een zeer schrille wijze te maken heeft, ontstond in feite met het verschijnen van de klassenmaatschappijen, maar nam sterk toe met de overgang naar het kapitalisme. Terwijl de gehele mensheid aangetast wordt door vervreemding, is haar impact en rol niet dezelfde naargelang het gaat om de uitbuitende of de uitgebuite klasse. De eerste, als klasse die heerst over de maatschappij, stuwt het proces van vervreemding verder, net zoals ze het proces van uitbuiting stimuleert en ze zelden gewaarwordt wat dit veroorzaakt, ook al kan ze zich aan de gevolgen ervan niet onttrekken. De tweede voelt de impact van de vervreemding in haar dagelijks leven aan als een gebrek aan controle over wat ze doet en is, maar neemt tegelijk de ideologische vorm die de vervreemding aanneemt in zich op en reproduceert die in haar menselijke relaties en in haar relatie met de natuurlijke wereld.
Sinds Marx het beschreven heeft is het proces voortgegaan. In de vorige eeuw heeft de vervreemde mensheid zich onderling verscheurd in twee wereldoorlogen en heeft ze systematische inspanningen gedaan om delen van zichzelf te vernietigen in de holocaust van de WOII en in de ‘etnische zuiveringen’ van de laatste twintig jaar. Ze heeft ook op brutale wijze de natuur geëxploiteerd en vernietigd tot op het punt waarop de natuurlijke wereld en elk leven dreigen uit te doven. Het is echter niet de mensheid, beschouwd als abstractie, die dit aangericht heeft, maar wel een bijzondere vorm van de klassenmaatschappij, die erin geslaagd is de planeet te overheersen en in gevaar te brengen: het kapitalisme. Het zijn evenmin al degenen die in deze maatschappij leven die hiervoor de verantwoordelijkheid dragen: tussen uitbuiters en uitgebuiten, tussen bourgeoisie en proletariaat is er geen gelijkheid in macht. Het zijn het kapitalisme en de burgerlijke klasse die deze wereld geschapen hebben en er de verantwoordelijkheid voor dragen. Dat kan degenen storen, die ons allemaal in hetzelfde schuitje van het ‘algemeen belang’ willen zetten, maar de geschiedenis heeft aangetoond dat onze conclusie de juiste is n
North / 19.6.2011
(1) Financial Times du 6 juin 2011, Nuclear power: atomised approach. (2) Guardian du 22 juin 2011, Why Fukushima made me stop worrying and love nuclear power.
(3) Guardian du 5 avril 2011, The unpalatable truth is that the anti-nuclear lobby has misled us all.
(4) Fernand Braudel, Civilisation and Capitalism 15th–18th Century, Volume one: The Structures of Everyday Life, p.299. William Collins Sons and Co. Ltd, London. (5) Marx, Parijse Manuscripten van 1844, De vervreemde arbeid (www.marxists.org [109])(6) Ibid.
Onze lezers hebben ongetwijfeld de beweging “OWS” (Occupy Wall Street) gevolgd. Sinds midden september bezetten betogers het Zuccotti Park in Manhattan, op enkele blokken verwijderd van Wall Street. De manifestaties hebben zich ondertussen uitgebreid naar honderden steden over heel de Verenigde Staten. Tienduizenden mensen hebben deelgenomen aan de bezettingen, aan de betogingen, aan de algemene vergaderingen (AV’s) die aangetoond hebben dat men in staat was tot zelf-organisatie en directe deelname aan politieke activiteiten, die tientallen jaren lang ongezien waren in de Verenigde Staten. De uitgebuiten en de woedende bevolking hebben hun stem, hun verontwaardiging tegen de kwalen van het kapitalisme laten horen. De internationale weerslag van de OWS op de wereld moet niet onderschat worden: de betogingen hebben plaatsgevonden in de belangrijkste centra van het wereldkapitalisme. Ze zwaaiden met spandoeken en uitdrukkingen van onvrede, die een weerklank waren van de leuzen die opgedoken waren in Europa en Noord-Afrika. (...)
De IKS heeft aan deze gebeurtenissen in New York kunnen deelnemen, waarvoor meerdere militanten en nauwe sympathisanten een aantal reizen hebben gemaakt naar het Zuccotti Park om te gaan praten met de bezetters en deel te nemen aan de AV’s. Sympathisanten van de IKS hebben ons ook verslagen toegestuurd van hun ervaringen in deze bewegingen in hun eigen steden. Er was ook een geanimeerde discussie begonnen op het discussie-forum van onze site. Dit artikel is een bijdrage aan het debat en wij nodigen onze lezers uit om de discussie te vervoegen.
Eerst en vooral moet erkend worden dat de huidige bezettingsbeweging uit dezelfde bron ontspruit als alle massale sociale revoltes die wij meegemaakt hebben in 2011. Van de bewegingen in Tunesië en in Egypte tot het opduiken van de Indignados in Spanje, de bezettingen in Israël en de mobilisaties tegen de soberheid en het anti-syndicalisme in Wisconsin en andere staten, de frustratie en de wanhoop van de arbeidersklasse, in het bijzonder van de jongere generaties die heel hard getroffen worden door de werkloosheid. Zo zien wij een direct verband tussen de OWS en de groeiende wil van de arbeidersklasse om te vechten tegen de aanvallen van het kapitalisme op wereldschaal. Het is duidelijk dat de OWS geen burgerlijke campagne is om de strijd van de arbeidersklasse te doen ontsporen en te recupereren. (...) De beweging moet begroet worden als een teken dat het proletariaat in Noord-Amerika niet volkomen overwonnen is en dat het niet bereid is om eindeloos lang de aanvallen van het kapitalisme te ondergaan. Toch moeten wij ook erkennen dat er verschillende tendensen bestaan in de beweging en dat er in haar schoot zich een strijd afspeelt. De heersende tendensen wijzen op een zeer reformistische houding en de meest proletarische tendensen hebben de grootste moeite om het klasse-terrein van de strijd op de kaart te zetten.
In het begin van de bezetting, en als antwoord op de aandrang van de media opdat de beweging haar doelstellingen en eisen kenbaar zou maken, werd er een perscomité gevormd met de bedoeling om een ‘Occupy Wall Street-krant’ te publiceren. Een van onze kameraden was aanwezig op de AV toen het eerste nummer van die krant bekritiseerd werd, die door het perscomité was opgesteld en aan de media was uitgedeeld. Op de AV overheerste het gevoel van verontwaardiging omdat de krant gemaakt en verspreid was aan de media terwijl zijn inhoud geen afspiegeling vormde van de consensus van de beweging, maar eerder een persoonlijk gezichtspunt verwoordde. Er werd beslist om de persoon die verantwoordelijk was voor de productie en verspreiding van de krant uit het perscomité terug te trekken. Deze actie toont aan dat de AV in staat was haar beslissingsrecht te laten gelden over de comités en werkgroepen. Dat vormde, in embryonale vorm, een uitdrukking van het recht op onmiddellijke afzetbaarheid van een lid van het perscomité dat in de fout ging en snel werd teruggefloten omdat hij de grenzen van zijn mandaat had overschreden.
Een week later (...) werd onze kameraad, in een AV van de bezetters van het Zuccotto-park, echter geconfronteerd met een heel andere sfeer. Er was praktisch geen constructieve discussie meer. (...) Bovendien had deze AV het vraagstuk van de toekomst van de beweging niet eens aangekaart. Ze heeft zelfs de kwestie van de uitstippeling van een strategie en tactiek om de beweging uit te breiden buiten haar huidige grenzen niet aangekaart en hoe zich voor te bereiden op haar bijna voldongen verwijdering uit het Zuccotti-park.
Tijdens deze AV heeft een van onze kameraden geprobeerd om vooruit te kijken, buiten de grenzen van het park, naar de arbeidersklasse van de stad, bij wie zij verzekerd waren van een hartelijke ontvangst. Onze kameraad kreeg te horen dat zo’n tussenkomst niet aan de orde was. (...)
Hoe kan men dan de tendens verklaren van de werkgroepen, comités en animatoren om naarmate de tijd verstrijkt geleidelijk de controle over de beweging te verwerven?
Van bij het begin werd de OWS-beweging gekenmerkt door een zekere a-politieke geest die gediend heeft om de discussie te smoren, van tegenstrijdige ideeën te polariseren en de ontwikkeling van klasse-eisen te beletten. Dit werd mogelijk gemaakt door ultralinks, politieke beroemdheden en politici van allerlei pluimage die konden tussenkomen en spreken in naam van de beweging. Zij hebben het de media mogelijk gemaakt om de beweging voor te stellen als een eerste fase van een linkervleugel van de Tea Party.
De weigering van bijna alle manifestanten van de OWS om het vraagstuk op te werpen van de doelstellingen en de eisen, die naar onze opvatting neerkomt op een algemene terughoudendheid om de kwestie van de macht te stellen, is voor de revolutionairen een raadsel. Hoe kunnen wij dit verschijnsel begrijpen, dat bij de andere bewegingen in de wereld ook speelde? Wij denken dat dit in grote mate voortvloeit uit de volgende factoren.
Ook al blijkt te zijn de belangrijkste sociale kracht achter deze bewegingen de jonge generatie te zijn van werkers, waarvan velen geboren werden na 1989, toch blijft er nog steeds een echte vrees binnen de arbeidersklasse bestaan om zich het vraagstuk van het kommunisme weer eigen te maken. Terwijl Marx, vanwege van zijn kritiek op het kapitalisme, dikwijls betrokken werd in het proces van rehabilitatie, heerst er nog steeds een grote vrees om geassocieerd te worden met een systeem waarvan velen menen dat het ‘al uitgeprobeerd en mislukt is’ en dat het indruist tegen het doel ‘een ware democratie’ in te voeren.(...)
Over het algemeen worden deze bewegingen gedragen door de jonge generatie van werkenden. Ook al zijn de oudere werknemers, die getroffen zijn door het massale tewerkstellingverlies in de Verenigde Staten, eveneens aanwezig in de bewegingen, toch wordt de drijvende kracht van deze manifestaties gevormd door proletariërs van tussen de twintig en dertig jaar. Het merendeel heeft vorming genoten, maar velen hebben nog nooit in hun leven een stabiele loopbaan gekend. Zij zijn diegenen die het hardt getroffen worden door de massale langdurige werkloosheid, die voortaan de Amerikaanse economie teistert. Er zijn er maar weinigen onder hen die ervaring hebben met geassocieerde arbeid, behalve dan op precaire basis. Hun identiteit is niet geworteld in hun werkplaats of in de aard van hun werk. Hoewel deze sociologische kwaliteiten hen gevoelig maken om meer open te staan voor een brede abstracte solidariteit, betekenen deze ook dat het merendeel onder hen geen ervaring heeft met strijd ter verdediging van levens- en werkomstandigheden door de opstelling van eisen en eigen doelstellingen. Daar zij voor een groot deel uitgesloten werden van het productieproces, weten ze te weinig af van de concrete werkelijkheid om iets anders te verdedigingen dan hun waardigheid als menselijke wezens! De noodzaak om speciale eisen en doelstellingen te ontwikkelen is dus niet zo evident. (...)
Een ander aspect dat niet kan genegeerd worden is het gewicht van het post-modernistische taalgebruik, in het bijzonder van diegenen die een cursus hebben doorlopen in het Amerikaanse universitaire systeem, dat een ‘traditioneel’ wantrouwen tegen een klasse-politiek en de verwerping ervan inboezemt.
Men kan ‘van een kind niet vragen om zich te gedragen als een volwassene’. Het loutere bestaan van algemene vergaderingen is op zichzelf al een overwinning, en deze AV’s zijn uitstekende scholen waar de jongeren hun ervaring kunnen opdoen en kunnen leren om de linkse krachten van de bourgeoisie te bevechten. Dat alles is van levensbelang voor de strijd in de toekomst
De OWS blijft koppig vasthouden aan de politieke en historische context van de Verenigde Staten. De oorzaken van de internationale crisis en de sociale bewegingen van andere landen worden zelden vermeld. Het overheersende geloof van de beweging is nog altijd dat de onmetelijke problemen, waarmee de wereld in de ene of andere vorm geconfronteerd wordt, allemaal het gevolg zijn van het onethische gedrag van de bankiers van Wall Street, geholpen en aangemoedigd door de Amerikaanse politieke partijen. (...)
Tenslotte de belangrijkste kwestie: ‘het niet-gereglementeerde financierskapitaal’ heeft gediend om de illusies in stand te houden over de, in laatste instantie, onbaatzuchtige aard van de Amerikaanse burgerlijke staat. Het is overduidelijk dat de a-politieke ethiek van de OWS ertoe gediend heeft om te verhinderen dat het niveau van de beweging zelf werd overstegen. Uiteindelijk heeft ze er alleen maar toe gediend om de politieke overheersing te reproduceren, waarvoor zij terecht het meest vreesde. Dat zou een les moeten zijn voor bewegingen in de toekomst. Terwijl de beweging sceptisch mag zijn ten opzichte van al diegenen die proberen om in haar naam te spreken, kan de arbeidersklasse zichzelf niet laten beroven van de open discussie en confrontatie van ideeën. Het proces van polarisatie, het werken aan doelstellingen en concrete eisen kan, hoe moeilijk het ook zij, niet vermeden worden als de beweging wil vooruit gaan. (...)
Er bestaat een groot risico dat de voornaamste fracties van de bourgeoisie er in slagen om deze beweging te oriënteren in een richting die hun eigen belangen dient, tegen de wedergeboorte van rechts in de strijd tussen de klieken. Toch betekent het uiteindelijke onvermogen van de bourgeoisie om haar dodelijke crisis op te lossen, het einde van de illusies over de ‘Amerikaanse Droom’, welke vervangen zal worden door de nachtmerrie van een bestaan onder het kapitalisme.
Ondanks al hun zwakheden moeten wij de grondige lessen erkennen, die de OWS-protesten behelst, voor het vervolg van de klassenstrijd. Het ontstaan van AV’s, die waarschijnlijk sinds tientallen jaren voor het eerst het licht zagen op Amerikaans grondgebied, betekent een belangrijke stap vooruit voor de arbeidersklasse. Zij is namelijk op zoek naar de uitbreiding van haar strijd voorbij de grenzen die zijn afgebakend door de linkerfractie van de bourgeoisie en door de vakbonden. Wij moeten ook nogmaals bevestigen dat een beweging die op zichzelf terugplooit in plaats van de uitbreiding te zoeken in de richting van het geheel van de klasse, tot mislukken gedoemd is. Dit kan zowel het gevolg zijn van repressie, van demoralisatie of van inkapseling achter de campagnes van de linkse bourgeoisie. (...)
In de Verenigde Staten hebben de niet-aflatende campagnes van rechts om de vakbonden te verpletteren trouwens daadwerkelijk tot resultaat gehad dat het keurslijf van de vakbonden in de ogen van de arbeiders in zekere zin opnieuw geloofwaardig werd. Ze heeft het deel van de arbeidersklasse, dat wel ervaring heeft met de concrete strijd voor de verdediging van de levensvoorwaarden, nog meer van de wijs gebracht. De arbeidersklasse heeft tot op zekere hoogte deelgenomen aan de OWS-beweging, maar dan wel voornamelijk achter de vlaggen van de vakbonden, die zich systematisch ingespannen hebben om hun leden af te zonderen van de bezetters. Het is duidelijk dat de arbeiders, onder de invloed van de vakbonden, slechts gekomen waren om de bezetters te ondersteunen, maar niet om ze te vervoegen! Alleen in de strijdbeweging van de arbeidersklasse ter verdediging van haar levens- en arbeidsomstandigheden, kunnen organen kunnen opduiken die werkelijk een overgang op gang kunnen brengen naar een maatschappij van geassocieerde producenten – de arbeidersraden. (...)
Wij zijn van mening dat de OWS zich in deze eerste etappe heeft laten vangen op het burgerlijk ideologisch terrein, maar desondanks heeft ze de onmetelijke verdienste gehad een glimp te laten zien van de wijze waarop de arbeidersklasse de controle kan krijgen over haar eigen strijd .
Naar Internationalism / 19.10.2011
PS. Voor het volledige artikel, plus de voetnoten, alsook de discussie op het Forum zie www.internationalism.org [29] in het Engels.
De wereldeconomie lijkt aan de rand van de afgrond te staan. De dreiging van een grote depressie, veel erger dan die van 1929, dringt steeds meer op, haast benauwend. Banken, ondernemingen, gemeentes, gewesten, en zelfs staten worden vandaag naar het faillissement, naar het bankroet gedreven. De media hebben het trouwens over niets anders dan wat ze ‘de schuldencrisis’ noemen.
De eerste grafiek toont de evolutie van de wereldwijde schuld van 1960 tot vandaag aan toe. De schuld is er uitgedrukt in percentage van het wereld BBP (bruto binnenlands product). Volgens deze grafiek was de schuld in 1960 gelijk aan het BBP (100%). In 2008 was ze 2,5 keer zo groot (250%). Anders gezegd, vandaag zou het terugbetalen van de schulden, die sinds 1960 op wereldvlak aangegaan werden, het geheel van de rijkdom opslorpen die in anderhalf jaar door de wereldeconomie geproduceerd wordt!
Deze evolutie is spectaculair in de landen die ‘ontwikkeld’ genoemd worden, zoals de volgende grafiek aantoont, die de overheidsschuld weergeeft van de Verenigde Staten. De laatste jaren is de opeenstapeling van overheidsschulden daar zo groot geworden dat de curve van hun evolutie, zoals te zien is in de grafiek, een verticale vorm aanneemt! Dat is wat de economen de ‘muur van de schuld’ noemen. En tegen die muur botst het kapitalisme vandaag met volle kracht. (1)
Het was niet moeilijk te voorspellen dat de wereldeconomie tenslotte tegen die muur zou opbotsen, dat sprak voor zich. Maar waarom hebben dan alle regeringen van de planeet, of ze nu links of rechts, uiterst-links of uiterst-rechts zijn, zogezegd ‘liberaal’ of ‘staatsgezind’, steeds het krediet aangemoedigd, de tekorten laten oplopen, actief gehandeld ten gunste van een toename van de schulden van de staat, van de ondernemingen en de huishoudens, en dat ruim een halve eeuw lang? Het antwoord is eenvoudig: ze hadden geen keuze. Hadden ze niet zo gehandeld, dan zou de afschrikwekkende recessie, waar we nu aan beginnen, al in de jaren 1960 uitgebroken zijn. In feite leeft – of liever overleeft – het kapitalisme al decennia lang op krediet. Om de oorsprong van dit verschijnsel te begrijpen, moeten we, zoals Marx het noemde, ‘het grote geheim van de moderne maatschappij: de voortbrenging van meerwaarde’ begrijpen. Hier is dus een kleine omweg langs de theorie noodzakelijk.
Het kapitalisme is sinds zijn ontstaan belast met een soort van aangeboren ziekte: het produceert in overvloed een vergif dat niet zijn organisme niet de baas kan, de overproductie. Het vervaardigt meer waren dan zijn markt kan opslorpen. Waarom? Laten we een voorbeeld nemen om dat uit te leggen: een arbeider werkt aan een lopende band of achter een computer en krijgt aan het eind van de maand 800 euro uitbetaald. In feite produceert hij niet het equivalent van de 800 euro, dat hij ontvangt, maar een waarde van wel 1600 euro. Hij heeft waarde voortgebracht die hij niet betaald krijgt of anders gezegd, een meerwaarde. Wat doet de kapitalist met de 800 euro die hij van de arbeider gestolen heeft (op voorwaarde dat hij die waren verkocht krijgt)? Hij gebruikt een deel ervan voor zijn persoonlijke consumptie, laten we zeggen: 150 euro. De overblijvende 650 euro herinvesteert hij in het kapitaal van zijn bedrijf, meestal in de vorm van de aankoop van modernere machines, enzovoort. Maar waarom gaat de kapitalist zo te werk? Omdat hij er economisch toe gedreven wordt. Het kapitalisme is een systeem van concurrentie, de producten moeten goedkoper verkocht worden dan die van de buurman, die dezelfde producten fabriceert. Bijgevolg moet de patroon niet alleen zijn productiekosten – lees: lonen – verlagen, maar bovendien een groeiend deel van de onbetaalde arbeid van de arbeiders opnieuw en, op de eerste plaats, investeren in meer modernere machines om de productiviteit op te voeren. Indien hij dit niet doet, kan hij niet moderniseren en zal zijn concurrent, vroeger of later, wel goedkoper kunnen verkopen en de markt kunnen inpalmen. Het kapitalistisch systeem is behept met een tegenstrijdig fenomeen: door de arbeiders niet volledig te vergoeden voor wat ze effectief als arbeid geleverd hebben en door de bazen te noodzaken af te zien een groot deel van de winst, dat ze zo afgeperst hebben, zelf te verbruiken, produceert het systeem meer waarde dan het kan verhandelen. De arbeiders en kapitalisten kunnen samen nooit alle geproduceerde waren verbruiken. Het kapitalisme moet daarom het overschot aan waren buiten zijn eigen productiesfeer verkopen, op markten die nog niet veroverd werden door de kapitalistische productieverhou-dingen, en die we de extra-kapitalistische markten noemen. Als het daar niet in slaagt, wordt het geconfronteerd met een overproductiecrisis.
Dit zijn in grote lijnen samengevat de conclusies waarde werken van Karl Marx in Het Kapitaal en van Rosa Luxemburg in De accumulatie van het kapitaal toe geleid hebben. Om het nog beknopter te zeggen, vatten we de theorie van de overproductie in enkele punten samen:
- Het kapitaal buit zijn arbeiders uit (of anders gezegd: hun lonen zijn minder belangrijk dan de werkelijke waarde die ze met hun arbeid scheppen).
- Het kapitaal kan zo zijn waren met winst verkopen, voor een prijs die behalve het loon van de arbeiders en de meerwaarde, ook de afbetaling van de productiemiddelen mogelijk maakt. Maar de vraag is: aan wie?- Natuurlijk kopen de arbeiders die waren... voor zover hun loon daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal.
- De kapitalisten verbruiken zelf ook... en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen.- Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproduc-tiecrisis’!
Deze ‘innerlijke tegenstelling’ (die natuurlijke tendens tot overproductie en de verplichting onophoudelijk afzetmarkten buiten zichzelf te vinden) is een van de wortels van de ongelooflijke dynamiek van dit systeem in de eerste periode van zijn bestaan. Vanaf zijn ontstaan, in de loop van de 16e eeuw, heeft het kapitalisme handel moeten drijven met de economische sferen die het omringden: de oude heersende klassen, de boeren en de handwerkslui in de gehele wereld. In de 18e en 19e eeuw hielden de voornaamste kapitalistische mogendheden een echte wedren om de wereld te veroveren; ze deelden de planeet geleidelijk aan op in koloniën en vormden echte wereldrijken. Van tijd tot tijd aasden ze op hetzelfde territorium. De minst machtige moest dan buigen en op zoek gaan naar een ander stuk van de planeet, waar hij de bevolking kon dwingen zijn waren te kopen. Zo werden de oudere economieën omgevormd en beetje bij beetje geïntegreerd in het kapitalisme. Niet alleen waren de economieën van de koloniën steeds minder in staat een afzetgebied te vormen voor de waren uit Europa en de Verenigde Staten, ze dragen op hun beurt zelf hun steentje bij tot de overproductie.Deze dynamiek van het Kapitaal in de 18e en 19e eeuw, die afwisseling van overproductiecrises met lange periodes van voorspoed en uitbreiding, en ook die onverbiddelijke opmars van het kapitalisme in de richting van zijn periode van neergang, werd meesterlijk beschreven door Marx en Engels:
- “In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die in alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken - de epidemie van de overproductie. De maatschappij vindt zich plotseling teruggezet in een toestand van ogenblikkelijke barbaarsheid; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle levensmiddelen te hebben afgesneden: de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel levensmiddelen, te veel industrie, te veel handel bezit.” (2)- Omdat het kapitalisme in deze periode echter in volle groei was, kon het nieuwe territoria veroveren, en maakte elke crisis vervolgens plaats voor een nieuwe periode van voorspoed. “De behoefte aan een steeds uitgebreider afzet van haar producten jaagt de bourgeoisie over de hele aardbol. Overal moet zij zich innestelen, overal haar huis bouwen, overal verbintenissen aanknopen. (…) De goedkope prijzen van haar waren zijn de zware artillerie, waarmee zij alle Chinese muren tegen de grond schiet, waarmee zij de hardnekkigste vreemdelingenhaat van de barbaren tot overgave dwingt. Zij dwingt alle naties zich de productiewijze van de bourgeoisie eigen te maken, wanneer zij niet te gronde willen gaan; zij dwingt hen de zogenaamde beschaving bij zich in te voeren, d.w.z. bourgeois te worden. In één woord, zij schept zich een wereld naar haar eigen beeld.” (3)
- Maar reeds op dat moment zagen Marx en Engels in deze periodieke crises iets méér dan zomaar een eeuwige voortgaande cyclus, die telkens uitmondt in meer voorspoed. Ze zagen er de uitdrukking in van de diepe tegenstellingen, die het kapitalisme ondermijnen. Door “de verovering van nieuwe markten” bereidt de bourgeoisie “ alzijdiger en geweldiger crisissen voor (...) en vermindert zij de middelen om de crisissen te voorkomen.” (4) Of anders gezegd: “naarmate de hoeveelheid producten, dus de behoefte aan uitgestrekte afzetgebieden groeit, krimpt de wereldmarkt steeds meer in, blijven er steeds minder nieuwe markten ter uitbuiting over, omdat elke vorige crisis een tot nu toe nog niet veroverde of door de handel slechts oppervlakkig uitgebuite markt aan de wereldhandel heeft onderworpenen en zo de afzetmarkten beperkt.” (5)Maar onze planeet is slechts een kleine ronde bol
In het begin van de 20e eeuw waren alle territoria veroverd, de grote historische naties van het kapitalisme hadden de wereld onder elkaar verdeeld. Van toen af aan was de inzet niet langer om nieuwe gebieden te ontdekken, maar om de gebieden, die beheerst werden door concurrerende naties, af te pikken met behulp van de gewapende macht. Het ging niet meer om een wedren in Afrika, Azië of Amerika, maar om het voeren van een genadeloze oorlog om hun invloedssferen te verdedigen en om die van hun imperialistische concurrenten met kanonnenvuur te bemachtigen. Het gaat hierbij werkelijk om het overleven van de kapitalistische naties. Het is dan ook geen toeval dat Duitsland, dat zeer weinig kolonies bezat en van de goede wil van het Britse Rijk afhankelijk was om op diens territoria te handel te drijven (een afhankelijkheid die onhoudbaar is voor een nationale bourgeoisie), in 1914 de Eerste Wereldoorlog ontketende. Duitsland toonde zich het meest agressief vanwege de noodzaak, die in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog expliciet door Hitler onder woorden werd gebracht: ‘exporteren of sterven’. Op dat moment werd het kapitalisme, na vier eeuwen expansie, een systeem in verval. De verschrikkingen van twee wereldoorlogen en de Grote Depressie van de jaren 1930 zijn er de dramatische en de onweerlegbare bewijzen van. Nochtans, nadat het in de jaren 1950 de laatste extra-kapitalistische markten, die nog overgebleven waren, uitgeput had, is het kapitalisme toch niet in een dodelijke overproductie-crisis ten onder gegaan. Na honderd jaar trage doodstrijd staat het systeem nog steeds overeind, wankelend, ziekelijk, maar overeind. Hoe slaagt het erin te overleven? Waarom is zijn organisme nog niet compleet verlamd door het vergif van de overproductie? Dat komt omdat het zijn toevlucht zocht tot de schulden. De wereldeconomie is erin geslaagd een daverende ineenstorting te vermijden door steeds massaler zijn toevlucht te zoeken in schulden. Zo heeft het een kunstmatige markt gecreëerd. De laatste 40 jaar kunnen we samenvatten als een reeks van recessies afgewisseld met heroplevingen, die gefinancierd werden door krediet. En dan gaat het niet enkel om het ondersteunen van het ‘verbruik van de huishoudens’ door de staat. Nee, de staten hebben zichzelf even zwaar in de schulden gestoken om het concurrentievermogen van hun economie ten opzichte van andere naties kunstmatig in stand te houden (door rechtstreekse investeringen in infrastructuur te financieren, door geld aan de banken te lenen tegen de laagst mogelijke rentevoet, zodat zij op hun beurt aan de ondernemingen en de huishoudens zouden kunnen lenen,...). De sluizen van het krediet stonden wijd open, het geld stroomde vrijuit, en langzaam maar zeker bevonden alle sectoren van de economie zich in de klassieke toestand: ze zaten tot over de oren in de schulden. Vanaf dat moment moesten er elke dag meer leningen aangegaan worden om... de schulden van gisteren af te betalen. Die dynamiek moest onvermijdelijk vastlopen. Het wereldkapitalisme zit vandaag volop in de impasse, neus aan neus met de ‘muur van de schuld’.
De ‘schuldencrisis’ is voor het kapitalisme wat een overdosis morfine is voor een stervende
Om een beeld te gebruiken: schuld is voor het kapitalisme wat morfine is voor een terminale zieke. Door zijn toevlucht te zoeken tot deze medicijn, overwint de lijdende zijn crises een bepaalde tijd, hij kalmeert en rust. Maar geleidelijk aan neemt de afhankelijkheid van die dagelijkse dosis toe. De medicijn, die eerst een redding betekende, wordt op haar beurt een schadelijke factor ... en vormt uiteindelijk de overdosis! De wereldschuld is een symptoom van de historische neergang van het kapitalisme. De wereldeconomie overleeft, sinds de jaren 1960, onder de toediening van krediet, maar vandaag zitten de schulden overal in het organisme, ze verzadigen elk orgaan, tot in de kleinste cel van het systeem. Voor steeds meer banken, ondernemingen, gemeenten, staten is het en zal het onmogelijk worden om te betalen, om de wissels terug te betalen die hen verleend werden.
De zomer van 2007 heeft een nieuw hoofdstuk ingeluid in de geschiedenis van het verval van het kapitalisme, dat begon in 1914 met de Eerste Wereldoorlog. Het vermogen van de bourgeoisie om de ontwikkeling van de crisis te vertragen, middels een steeds massalere toevlucht tot krediet, neemt een eind. Voortaan zullen de schokken zich steeds sneller opvolgen zonder dat er kans is op een rustpauze of echte opleving. De bourgeoisie zal niet meer in staat zijn een werkelijke en duurzame oplossing te vinden voor deze crisis, niet omdat ze plots incompetent zou zijn geworden, maar omdat het een probleem is waarvoor geen oplossing bestaat. De crisis van het kapitalisme kan niet opgelost worden door het kapitalisme. Want, zoals we hebben proberen aantonen, is het kapitalisme het probleem zelf, het kapitalistisch systeem als geheel. En dat systeem is vandaag bankroet n
Pawel / 26.11.2011
1. Het gaat om de totale schuld in de wereld, dat wil zeggen: de schuld van de huishoudens, van de bedrijven en van de staten van alle landen.
2. Het Kommunistisch Manifest.
3. Idem.
4. Idem. 5. Loonarbeid en kapitaal
De groeiende ellende, de brutale zweepslagen van de economische crisis, de behoefte aan vrijheid tegenover een regime van terreur, de verontwaardiging over de corruptie, beroeren nog steeds bijna overal de revolterende bevolkingen, vooral in Egypte (1).
Na de grote mobiliseringen van de maanden januari en februari van vorig jaar, zijn de permanente en dagelijkse bezettingen op het Tahrirplein in Caïro zich, sinds 18 november, om gaan vormen tot nieuwe massale demonstraties. Deze keer zijn het grotendeels het leger en haar leiders die tot hun doelwit geworden zijn. Deze gebeurtenissen tonen aan dat als de woede voortduurt er, in tegenstelling tot wat de bourgeoisie en haar media beweren, begin 2011geen “revolutie” is geweest, maar een massale protestbeweging. Geconfronteerd met deze beweging is de bourgeoisie er in geslaagd om een loutere vervanging van de heersers van het land op te dringen: het leger handelt net zoals Moebarak en voor de meerderheid van de bevolking er is niets veranderd aan de uitbuitingsomstandigheden en de repressie.
Alle grote steden in Egypte zijn opnieuw ‘besmet’ door de woede als gevolg van de verloedering van de levensomstandigheden en de alomtegenwoordigheid van het leger in het handhaven van de orde. De sfeer van confrontatie is evenzeer aanwezig in Alexandrië en in Port-Saïd in het noorden, als in Caïro. Belangrijke botsingen hebben plaatsgevonden in het centrum, in Suez en Qena, maar ook in het zuiden in Assout, in Assouan, en zelfs naar het westen toe in Marsa Martroub. De repressie was brutaal: officieel werden er 42 doden en ongeveer 2000 gewonden geteld! Het leger aarzelt niet om geweld te plegen tegen de menigten met haar anti-reltroepen. Het schieten verveelvoudigt zich net als de lancering van bijzonder schadelijk traangas. Sommige slachtoffers sterven na inademing aan verstikking. Een deel van het vuile werk wordt “uitbesteed”: aangeworven gespecialiseerde schutters gebruiken vanuit hinderlagen straffeloos echte kogels. Jonge manifestanten worden op straat neergemaaid door de moordende schoten van dit soort huurlingen. Om de grenzen te verleggen van de beperkingen, die aan het schieten met rubberkogels worden opgelegd, aarzelt de politie niet om systematisch op de gezichten te schieten. Een aangrijpende video doet de ronde en lokt de woede uit van de manifestanten, die duidelijk de bedoelingen kunnen horen van een smeris, ‘geobsedeerd door de ogen’, die zijn collega feliciteert: “In het oog! Het oog is geraakt! Bravo, mijn vriend!” (L’Express). Er zijn talloze betogers die rondlopen met één oog! Daar moet men nog de in het wilde weg plaatsvindende aanhoudingen en de martelingen aan toevoegen. Dikwijls worden de militairen vergezeld van militieleden, “de baltaguis”, die heimelijke ingezet worden om chaos te scheppen. Gewapend met ijzeren staven of met knuppels, nemen zij de taak op zich om manifestanten klem te zetten door ze te isoleren. Het zijn zij die vorige winter bijvoorbeeld de tenten van de opposanten omver hadden getrokken en in brand hadden gestoken en assistentie hadden verleend bij talrijke aanhoudingen (Le Monde).
In tegenstelling tot wat de media ons laten geloven, worden de vrouwen, die vandaag talrijker zijn in de menigte van ontevredenen, dikwijls door de “ordestrijdkrachten” seksueel aangerand en worden ze bijvoorbeeld veelvuldig verplicht om zich te onderwerpen aan een verschrikkelijke vernedering, zoals “controle op maagdelijkheid”. Meestal worden zij ontzien en des te meer gerespecteerd door de manifestanten, alhoewel er agressie gepleegd is op enkele journalisten (zoals die op Caroline Sinz, een journaliste van France 3, waar enkele jonge “burgers” bij betrokken zouden zijn geweest). Zo kunnen we lezen: “De massale samenkomsten op het Tahrirplein mogen ons niet doen vergeten dat er op het plein een nieuwe verhouding groeit tussen mannen en vrouwen. Het eenvoudige feit dat de twee seksen in open lucht in elkaars nabijheid kunnen slapen, vormt een echte nieuw verschijnsel. En vrouwen hebben ook van de vrijheid gebruik gemaakt die op het plein ontstaan is. Zij vormen een partij die deelneemt aan de strijd…” (Le Point).
Men verspreidt ook stiekem het gerucht dat de bezetters van Tahrir “nietsnutten” zijn omdat zij “spotten met de verkiezingen” en dreigen “de democratische overgang in gevaar te brengen”. Het zijn diezelfde media die, nadat zij Moebarak en zijn kliek zolang hadden gesteund, nog maar enkele maanden geleden het militaire regime als “bevrijder” hebben ondersteund en begroet, door te profiteren van de illusies die er bij de bevolking leefden over het leger! Een leger dat nu op zijn beurt wordt uitgejouwd.
Zelfs al heeft het leger op dit ogenblik sterk aan vertrouwen ingeboet, dan zijn het toch vooral de CSFA (Opperste Raad van de Strijdkrachten) en haar chef Hussein Tantaoui die het mikpunt zijn. Deze laatste, die tien jaar lang minister van landsverdediging was onder Moebarak, wordt gezien als een kloon van de dictator, en lokt een unanieme wens uit van de menigte die als volgt wordt samengevat: “Vertrek!”. Maar het leger, het klassieke steunpunt van Moebarak, is een stevig bolwerk en houdt nog steeds het geheel van de hefbomen van de staat in handen. Het heeft onophoudelijk gemanoeuvreerd om, met steun van de grootmachten en in het bijzonder van de Verenigde Staten, zijn positie te behouden, want Egypte vormt de belangrijkste pion voor de controle over het Midden-Oosten. Het is een wezenlijke factor van stabiliteit in de imperialistische strategie van de regio, voornamelijk in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Door te zwaaien met “het leger terug naar de kazernes”, slaagt de bourgeoisie er momenteel in om de aandacht van het essentiële af leiden. Niet zonder redenen, waarschuwde de krant Al Akhbar : “Het gevaarlijkste dat kan gebeuren is de verslechtering van de verhouding tussen het volk en het leger”. Het leger speelt, sinds de machtsovername van Nasser in1954, inderdaad niet alleen een grote politieke rol: het vormt sindsdien een wezenlijke en constante steunpilaar van de macht. Het speelt ook economisch een eersterangs rol, door het directe beheer van een aantal bedrijven. In feite heeft de bourgeoisie sinds de nederlaag van de “zesdaagse oorlog” tegen Israël en vooral sinds de akkoorden van Camp David in 1979, toen tienduizenden militairen werden gedemobiliseerd, het leger aangemoedigd en gunsten verleend zodat een deel ervan zou worden omgevormd tot ondernemers. Ze was bevreesd dat het gedemobiliseerde deel van het leger een zware bijkomende last zou worden op de arbeidsmarkt, waar reeds een aanslepende werkloosheid heerste. “Het is begonnen met de productie van materiaal voor eigen gebruik; wapens, toebehoren en kledij en daarna heeft het zich, in de loop van de tijd een plaats verworven in verschillende burgerlijke industrieën en heeft het geïnvesteerd in de exploitaties van landbouw, die vrij zijn van belastingen en heffingen.” (Libération van 28.11.2011). Het investeert in 30% van de productie en doortrekt zo een heel raderwerk van de Egyptische bourgeoisie. Zo “kan het CFSA beschouwd worden als de administratieve raad van een industriële groep, bestaande uit maatschappijen, die in het bezit zijn van het [militair] instituut en beheerd door generaals in ruste. Deze laatsten zijn ook oververtegenwoordigd in hoge regeringskringen; 21 van de 29 gouverneursposten van het land worden geleid door oud-officieren van het leger en van de veiligheid” volgens Ibrahim al-Sahari, vertegenwoordiger van het socialistisch studiecentrum van Caïro, die er aan toevoegt: “... men kan de angst van het leger voelen tegenover de onveiligheid en de sociale onlusten, die zich de laatste maanden hebben ontwikkeld. Er heerst een vrees dat de besmetting van de stakingen zal overslaan naar hun bedrijven, waar de werknemers beroofd zijn van sociale- en vakbondsrechten en waar elk protest beschouwd wordt als een verraderlijke misdaad” (geciteerd door Libération van 28.11.2011). De ijzeren vuist waarmee het regeert over het land, toont zijn ware repressieve gezicht.
Een moedige vastbeslotenheid die het proletariaat in de centrale landen aanmaant verder te gaan
Het vervolg van de repressie en het protest van de “familiecomités van de gewonden” hebben de kristallisering en de woede tegen het leger aangescherpt. Het ging niet enkel om het vertrek te eisen van het leger uit de macht, meer democratie en verkiezingen, maar ook om de verslechtering van de economische toestand en de donkerste ellende, die de betogers vandaag de straat opdrijven. Met de massale werkloosheid wordt het voeden van de familie eenvoudigweg steeds moeilijker. En het is deze sociale dimensie, die door de media verborgen wordt. Men kan alleen maar de moed en de vastbeslotenheid begroeten van de betogers, die met hun blote handen staan tegenover het geweld van de staat. Alleen de opgebroken voetpaden dienen als munitie, plaveisel en afval worden gebruikt als projectielen om zich te verdedigen tegen tot de tanden gewapende smerissen. De betogers getuigen van een grote wil om zich te organiseren in een collectieve en spontane geestdrift ten behoeve van de strijd. Tegenover de repressie zien ze zich genoodzaakt om zich te organiseren en heel vindingrijk een echte logistiek te ontwikkelen. Zo worden er bijna overal noodhospitalen geïmproviseerd op de grote markt, waarbij menselijke kettingen ziekenwagens laten passeren. Scooters worden gebruikt om gewonden over te brengen naar de eerste hulp of naar de hulpcentra. Maar de toestand is niet meer dezelfde als op het moment van de val van Moebarak, waarbij het proletariaat een doorslaggevende rol speelde, en waar de snelle uitbreiding van massale stakingen en de verwerping van de vakbondsinkadering er ruimschoots toe bijdroegen dat de militaire bevelhebbers, onder druk van de Verenigde Staten, de oud-president Moebarak verjoegen van de macht. De toestand voor de arbeidersklasse is heel anders. Zo is een van de eerste maatregelen die het leger, sinds de maand april heeft genomen, de verscherping van de wetgeving “tegen de stakingsbewegingen in elke groep of sector, die de productie kunnen verstoren en die de nationale economie schaadt” en vakbonden er toe gedreven hebben om ze strikter in te kadreren. Deze wet voorziet een jaar gevangenisstraf en een boete van 80.000 dollar (in en land waar het minimumloon 50 Euro’s bedraagt) voor stakers en voor diegenen die aanzetten tot staken.
Zo is de toevlucht tot de staking de laatste dagen erg plaatselijk geïsoleerd gebleven en heeft ze zich beperkt tot zuiver economische bewegingen tegenover de sluitingen van bedrijven en onbetaalde lonen. De mobilisering van de arbeiders is niet meer in staat geweest om, als een zelfstandige kracht in de beweging, een belangrijke rol te spelen.
Ook al verwerpt het vervolg van de beweging de macht van het leger, toch is ze ernstig verzwakt en gevoelig voor veel illusies. Op de eerste plaats omdat ze oproept tot de vorming van een “burgerlijke democratische” regering. De Moslimbroeders of de Salafisten (de twee partijen die op kop lagen bij de verkiezingen), die weten dat zij bijdragen aan een “burgerlijke regering” die een façade zal zijn zonder werkelijke macht (in de mate dat het leger de werkelijke macht zal behouden), hebben zelfs al afstand genomen van de protestbeweging. Ze hebben niet opgeroepen tot bijeenkomsten of betogingen, om reeds over hun politieke toekomst te kunnen overleggen met de militairen. De illusie die de “vrije verkiezingen” wekt, de eerste sinds 60 jaar, schijnt in staat te zijn om de woede tijdelijk te ondergraven. Ook al zijn de democratische illusies echt, dan zijn ze toch niet zo sterk als de bourgeoisie ons zou willen doen geloven: in Tunesië waar men gebluft heeft met een opkomst van 86%, zijn slechts 50% potentiële kiezers op de kieslijsten ingeschreven. Hetzelfde geldt voor Marokko, waar de deelname 45% bedroeg en in Egypte, waar de cijfers vager bleven (62% van de ingeschrevenen, maar 17 van de 40 miljoen kiezers).
Vandaag roepen de ultralinkse fracties uit alle landen : “Tahrir toont ons de weg !”, alsof het er om zou gaan dit model van strijd op alle punten te gaan kopiëren in Europa en Amerika. Er wordt voor de arbeiders een valstrik gespannen. Want van deze strijd moet niet alles worden overgenomen. De moed, de vastberadenheid, de leuzen die van nu af aan beroemd zijn “Wij hebben geen schrik meer!”, de wil om massaal bijeen te komen op de pleinen om te leven en samen te strijden... betekenen inderdaad een bron van onschatbare inspiratie en hoop. Maar we moeten ons, en met name, bewust zijn van de grenzen van de beweging: de democratische, nationalistische en religieuze illusies, de relatieve zwakte van de arbeiders... Deze hindernissen zijn verbonden met een gebrek aan revolutionaire en historische ervaring van de arbeidersklasse van deze regio van de wereld. De sociale bewegingen van Egypte en Tunesië hebben aan de internationale strijd van de uitgebuiten het maximum gebracht waartoe zij tot op heden in staat waren. Zij bereiken hun objectieve grenzen. Vandaag is het aan de meest ervaren arbeidersklasse, die leeft in het historische hart van het kapitalisme, in het bijzonder in Europa, om het wapen van de strijd tegen dit onmenselijke systeem verder te voeren. De mobilisering van de “Indignados” in Spanje behoort tot deze internationale dynamiek. Ze is begonnen met het openen van nieuwe perspectieven met haar algemene vergaderingen die open en autonoom zijn, met debatten waarop soms duidelijk internationalistische tussenkomsten waren, die de maskerade van de burgerlijke democratie aanklaagden. Alleen een dergelijke ontwikkeling van de strijd tegen de ellende en de draconische bezuinigingsplannen in de centrale landen van het kapitalisme kan nieuwe perspectieven openen voor de uitgebuitenen, niet alleen in Egypte maar ook in de rest van de wereld. Het is de onontbeerlijke voorwaarde om een perspectief te bieden aan de mensheid.
WH / 1.12.2011
(1) Het is duidelijke ook het geval in Syrië waar het regime meer dan 4000 personen heeft gedood (waarvan meer dan 300 kinderen) door de manifestaties, die vanaf maart 2011 plaatsvonden, in bloed te smoren ). Maar we komen op de situatie in dat land terug in een ander artikel dat later verschijnt.
Het eerste deel van dit artikel, gewijd aan de studie van de relatie tussen mens en natuur, toonde aan dat “Om te overleven [werd] de mensheid er altijd al toe gedreven de natuur te veranderen. Maar het kapitaal stelt vandaag een nieuw probleem: dit systeem produceert niet om de behoeften van de mensheid te bevredigen, maar voor de winst.”
Dit tweede deel behandelt de rol, die steenkool, aardolie en vervolgens kernenergie gespeeld hebben in het kapitalistisch tijdperk en vraagt zich af welke rol de energie in de toekomstige maatschappij zal spelen.
De industriële revolutie was ook een energie-revolutie, die de maatschappij in staat stelde over de grenzen te gaan, die opgelegd werden door de 'organische economie', die zich beperkte tot de seizoensgebonden groei van natuurlijke energiebronnen om aan de meeste van haar behoeften te voldoen. In de organische economie, die heerste sinds de neolithische revolutie tot aan de invoering van steenkoolgebruik op grote schaal, waren de kracht van mens en dier, en die van hout, de voornaamste bronnen van energie. Tussen 1561-1570 vertegenwoordigden ze in Engeland en Wales respectievelijk 22,8 %, 32,4 % en 33% van de verbruikte energie. Wind en hydraulische energie maakten samen 1% uit en steenkool stond in voor 10,6 %; De overvloed aan hout in Europa gaf het een voordeel op andere maatschappijen waar het zeldzaam was, maar de ontwikkeling van de productie putte die middelen uit en liet de groei vastlopen. Zo werd in 1717 in Wales een hoogoven 4 jaar nadat hij gebouwd werd niet opgestart omdat er al gebrek was aan hout en steenkool. Men heeft berekend dat in de periode voor de 18e eeuw een standaardhoogoven, die gedurende twee jaar ononderbroken werkte, een houtkap vereiste van 2000 hectaren bos.
In Zuid-Wales, bekend om zijn steenkoolmijnen, hebben de eerste stadia van de industriële revolutie niet alleen geleid tot de ontwikkeling van staalfabrieken, maar ook tot de ontbossing van de valleien die voordien dicht begroeid waren. De toenemende vraag naar hout bracht prijsverhogingen en hongersnood teweeg.
De grenzen, die de organische economie aan de productie oplegden, kunnen enkel goed ingeschat worden als we de hoeveelheid boomstammen berekenen die nodig zouden zijn om eenzelfde hoeveelheid energieverbruik, gebaseerd op steenkool, te voort te brengen. Hout is als energiebron niet zo efficiënt als steenkool want, om evenveel energie te produceren als één ton steenkool, zijn er twee ton hout nodig. Een acre (0,4 hectare) bos kan in een periode van een jaar ongeveer het equivalent aan energie voortbrengen van één ton steenkool. In 1750 werden in Engeland en Wales 4.515.000 ton steenkool bovengehaald. Om evenveel energie te produceren zou 13.045.000 ton hout nodig geweest zijn, dat wil zeggen 35% van het bosareaal (11,2 miljoen acres). Een halve eeuw later bereikte de steenkoolproductie 65.050.000 ton, wat neerkomt op niet minder dan 150% van het arseaal aan bos (48,1 miljoen acres).
De steenkoolreserves waartoe Groot-Brittannië, met de bestaande technologie toegang had, vormde een van de sleutels tot de Britse overheersing over de wereld.
Voordat men op grote schaal steenkool ging gebruiken, werd het energieverbruik in grote mate bepaald door de hoeveelheid zonne-energie, die de plantengroei regelde en dus de hoeveelheid voedsel en hout. Deze natuurcyclus leek een onoverkomelijke grens te stellen. Wijdverbreide armoede en ellende leken eeuwig, onveranderlijk, een lot van het leven. De grootschalige ontginning van steenkool en aardolie heeft die barrière doorbroken.
De voortgang van de industriële revolutie wordt vaak gemeten in tonnen steenkool, in tonnen geproduceerd staal en in kilometers aangelegde spoorwegen. Maar hij kan ook gemeten worden in de toename van het energieverbruik. In 1560 maakte de steenkool amper 10,6 % van de energie uit, die in Engeland en Wales verbruikt werd. In 1850 was dat 92%. Gedurende deze periode werd het energieverbruik vermenigvuldigd met 28!
De olie-industrie heeft zich gedurende de 20e eeuw geleidelijk aan ontwikkeld. In 1929 was de petroleumhandel gestegen tot 1,170 miljoen dollar, waarbij de Verenigde Staten, Venezuela en de Nederlandse Antillen de belangrijkste exporteurs waren. Maar er waren ook raffinaderijen gebouwd in Bahrein en Saoedi-Arabië door de Verenigde Staten, en in Irak en Libanon door Britse en Europese ondernemingen.
Echter na de Tweede Wereldoorlog werd aardolie pas de belangrijkste energiebron, goed voor 46,1 % van de wereldenergieproductie in 1973, hoewel ze in 2008 gedaald was tot 33,2 %. Het toenemend gebruik van energie is een kenmerk van de industrialisatie over de hele wereld. Het drukt niet alleen de groei uit van het niveau van de productie en de gevolgen van de bevolkingsgroei, maar ook de ontwikkeling van de productiviteit. Tussen 1973 en 2008 steeg het totale energieverbruik met 80%.
De revolutie in de vorm en de hoeveelheid energie, die beschikbaar is voor de mensheid, heeft een extra boost gegeven aan de industriële revolutie en opende de deur naar de mogelijke overgang van het rijk van de behoeften naar dat van de overvloed. Maar deze revolutie werd gedreven door de ontwikkeling van het kapitalisme, wiens doel het niet is om de menselijke behoeften te bevredigen, maar het kapitaal te doen groeien op basis van de toe-eigening van de meerwaarde, die door de uitgebuite arbeidersklasse geproduceerd wordt.
In het gebruik van energie, in de vernietiging van de eindige middelen, kent het kapitalisme kent geen ander criterium dan de kosten van de productie die ze vertegenwoordigen. De toename van de productiviteit zet aan tot meer vraag naar energie, terwijl de kapitalisten (behalve degenen die betrokken zijn bij de olie-industrie) moeten proberen de kosten van deze energie te verminderen. Aan de ene kant leidt dit tot een steeds alomvattender gebruik van deze energie voor de meest irrationele doeleinden, zoals het vervoer van dezelfde goederen in alle richtingen over de hele wereld, en de eindeloze toename van goederen, die aan geen enkele menselijke behoefte beantwoorden, maar slechts middelen vormen om meerwaarde te onttrekken en te realiseren. Aan de andere kant leidt dit ertoe dat miljoenen mensen geen toegang hebben tot dit hulpmiddel en tot deze producten omdat ze onvoldoende financieel belang vertegenwoordigen voor de kapitalisten. Dat wordt bijvoorbeeld geïllustreerd in Nigeria, waar Shell miljarden dollar olie oppompt, terwijl de plaatselijke bevolking er geen toegang toe heeft of haar leven riskeert door illegaal olie af te tappen uit de pijpleidingen.
De periode na de WO II werd gedomineerd door de rivaliteit tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, en de wapenwedloop. De ontwikkeling van kernenergie is echter niet alleen onlosmakelijk verbonden met die van nucleaire wapens.
Begin jaren 1950 was de Amerikaanse regering bezorgd over de reactie van het publiek wat betreft het gevaar van het kernarsenaal, dat ze opgebouwd had en de strategie van de 'first strike' waarvoor ze gekozen had. Om de publieke opinie voor zich te winnen beantwoordde ze de bezorgdheid met de lancering van een campagne, die bekend werd onder de naam ‘Operatie Candor’. Ze lanceerde berichten in de media (inclusief stripverhalen), een reeks toespraken van president Eisenhower, en uiteindelijk de bekendmaking, in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, van het programma 'Atomen voor Vrede' “om wereldwijd onderzoek aan te moedigen naar het meest efficiënte gebruik van splijtstoffen in vredestijd”.
Het plan omvatte een gedeelde informatie en hulpmiddelen, zowel met de medewerking van de Verenigde Staten als de Sovjet-Unie, om samen een voorraad van splijtstofmateriaal aan te leggen. In de daaropvolgende jaren van de wapenwedloop werden kernwapens ter beschikking gesteld aan andere mogendheden, zoals naar Israël en India, vaak onder het voorwendsel van de ontwikkeling van een civiel nucleair programma,. Het delen van de kennis met betrekking tot nucleaire energie maakte toen deel uit van de imperialistische strijd op wereldvlak; zo steunde Groot-Brittannië eind jaren 1950 in het geheim Israël met zwaar water voor de reactor, die gebouwd werd met Franse hulp.
Ondanks de praatjes over “deze goedkopere vorm van energie” heeft de nucleaire industrie haar belofte nooit waargemaakt en had ze staatssteun nodig om haar werkelijke kosten te dekken. Terwijl privé-ondernemingen de fabrieken bouwen en beheren, worden ze gewoonlijk openlijk of heimelijk gesubsidieerd. Toen Thatcher in de jaren 1980 in Groot-Brittannië bijvoorbeeld de aanval inzette, mislukte de privatisering van de kernindustrie omdat het privékapitaal moest erkennen dat er niet te berekenen risico's en kosten aan verbonden waren. Pas in 1996, privé-investeerders British Energy kopen tegen een prijs van 2 miljard pond. Zes jaar later moest het bedrijf gered worden met een staatslening van 10 miljard pond.
Als de verdedigers van kernenergie vandaag beweren dat ze goedkoper is dan andere energiebronnen, dan blijft dat een discutabele stelling. In 2005 stelde de World Nuclear Association vast dat “buiten de geopolitieke en ecologische voordelen, die kernenergie meebrengt, in de meeste industrielanden nieuwe kerncentrales vandaag de meest economische manier zijn om elektriciteit op te wekken” en beweerde ze dat de bouw, de financiering, de uitvoering en de kosten van het afval allemaal gedaald zijn. Tussen 1973 en 2008 is het aandeel energie, dat uit kernreactoren gewonnen wordt, slechts toegenomen van 0,9 % toen naar een totaal van 5,8 % nu.
Een rapport, aangevraagd door de Duitse bondsregering en gepubliceerd in 2009, levert een veel kritischer evaluatie op van de kerneconomie en stelt het idee van een nieuwe opleving van de kernenergie in vraag. Het rapport toont aan dat het aantal reactoren, in tegenstelling tot de grotere uitbreidingsprojecten, zowel betreffende de reactoren als inzake tot de geproduceerde energie, de laatste jaren sterk gedaald is,. De toename van de opgewerkte energie, die tijdens deze periode tot stand kwam, is het resultaat van de rendabiliteit van de bestaande reactoren en het verlenging van hun operationeel leven. Het rapport gaat verder door te argumenteren dat er onzekerheid bestaat over de reactoren die meestal beschreven worden als 'in opbouw', terwijl sommige ervan al 20 jaar 'in opbouw' zijn. Het aantal reactoren 'in opbouw' is gezakt van een piek van 200 in 1980 naar minder dan 50 in 2006. Wat betreft de economische aspecten van kernenergie beschrijft het rapport de hoge mate van onzekerheid op alle gebieden, waaronder de financiering, de bouw en het onderhoud.
Het laat zien dat de staat een centrale plaats blijft innemen in alle nucleaire projecten, wie er ook aan meewerkt of wie ze ook beheert. Eén van die aspecten heeft te maken met de diverse vormen van subsidie die door de staat verleend worden om de kosten van het geïnvesteerde kapitaal te steunen op het gebied van onderhoud, in de ontmanteling van fabrieken, maar ook in de ondersteuning van de prijzen. Een ander aspect is de noodzaak voor de staat de verantwoordelijkheid van de industrie te beperken, zodat de privé-sector de risico's kan aanvaarden.
De gevaren van kernenergie staan even heftig ter discussie als de kosten ervan. Dat was in het bijzonder het geval met de kernramp van Tsjernobyl, waar de schatting over het aantal slachtoffers sterk varieert. Een rapport van de WHO schat dat van de 134 arbeiders, die tijdens de spoedinterventie in 2004 bestraald werden, er 47 gestorven zijn aan de gevolgen van de besmetting en gaat ervan uit dat er nauwelijks minder dan 9000 zullen sterven aan de gevolgen van kanker, veroorzaakt door de ramp. Een rapport van Russische wetenschapslui, gepubliceerd in de Annalen van de Academie van Wetenschappen in New York, meent dat er, vanaf het moment van het ongeluk tot 2006, als gevolg van kanker en een hele reeks andere ziekten, uitgegaan moet worden op 985.000 doden.
Voor wie de wetenschappelijke en medische kennis van de specialisten niet bezit is het moeilijk zich daarvan een idee te vormen. Maar wat minder twijfel laat, is de massale omvang van de geheimhouding en de vervalsing van feiten, zoals ook vandaag weer het geval is met het ongeluk van Fukushima. Om even terug te komen op Tsjernobyl: de Russische regering heeft het ongeluk verschillende dagen lang niet gerapporteerd, ze liet de plaatselijke bevolking gewoon voortleven en werken te midden de straling. Maar dat gebeurt niet enkel in Rusland. De Franse regering heeft de stralingsniveaus, die het land bereikten, gebagatelliseerd, en maakte de bevolking wijs dat de radioactieve wolk, die heel Europa aandeed, niet over Frankrijk dreef. Tegelijkertijd probeerde de Britse regering het land gerust te stellen door te melden dat er geen enkel gevaar bestond voor de volksgezondheid, waarbij ze een stralingsniveaus vermeldde die 40 keer lager waren dan de werkelijke hoeveelheid, alhoewel ze later toch tientallen boerderijen in quarantaine plaatste.
Kernenergie wordt door verschillende regeringen naar voor geschoven als een 'groene' oplossing voor de problemen in verband met fossiele brandstoffen. Voor het grootste deel is dat een rookgordijn dat de ware beweegredenen verbergt die gepaard gaan met de mogelijke uitputting van de olievoorraden, de toenemende kosten en de risico's verbonden aan de afhankelijke ontginning van de energiebronnen buiten de controle van de staat. Die 'groene' façade brokkelt al snel af wanneer de economische crisis er de staten toe noodzaakt haar toevlucht te nemen tot steenkool (1) en tot de verlaging van de kosten voor de exploitatie van nieuwe oliebronnen. De meesten hiervan zijn heel moeilijk toegankelijk of vereisen productieprocessen, die nog meer het milieu verontreinigen zoals met roet.
De stalinistische regimes, die zich van de naam van het kommunisme meester gemaakt en die naam besmeurd hebben, hebben alle dezelfde houding van het kapitalisme aangenomen met betrekking tot het gebruik van kernenergie en gehandeld met een compleet misprijzen voor de gezondheid van de bevolking en het milieu. Het is de Sovjet-Unie van gisteren en het China van vandaag, die op grote schaal de verwarring gevoed hebben dat het kommunisme aanstuurt op een geforceerde industrialisering, die geen rekening houdt met de natuur.
In tegenstelling tot die foutieve ideeën was Marx zich zeer bezorgd om de natuur, zowel in theoretische zin van de relatie tussen mens en natuur, als op praktisch vlak toen hij schreef over het gevaar van uitputting van de grond door de kapitalistische landbouw en de impact van de industrialisering op de gezondheid van de arbeidersklasse: “Bovendien is elke vooruitgang van de kapitalistische landbouw niet alleen een vooruitgang in de kunst van het uitbuiten van de arbeiders, maar ook in de kunst van de roof van de bodem; elke vooruitgang in de kunst van het vergroten van de vruchtbaarheid gedurende een bepaalde periode, is tevens een vooruitgang in het vernietigen van de blijvende bronnen van vruchtbaarheid. Naarmate een land, de Verenigde Staten van Noord-Amerika bijvoorbeeld, zich meer ontwikkelt op basis van de grootindustrie, des te sneller dit van vernietigingproces zich voltrekt. De kapitalistische productie ontwikkelt de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen enkel doordat ze tegelijkertijd de beide bronnen va alle rijkdom ondergraaft: de bodem en de arbeider.” (2)
We kunnen de 'energiepolitiek' van het kommunisme niet voorspellen, maar vertrekkend van het fundamentele feit dat de productie zal gericht zal zijn op de menselijke behoeften en niet op de winst, kunnen we voorzien dat het model van energiegebruik op aanzienlijke wijze zal veranderen en kunnen we al van bepaalde algemene aspecten uitgaan:
- we mogen verwachten dat er een enorme vermindering van de productie van nutteloze zaken en van transport zal plaatsvinden;
- tegelijk zal er een vermindering plaatsvinden van onnodige transporten naar werkplaatsen, terwijl de gemeenschappen menselijkere proporties zullen aannemen, en de scheiding tussen stad en platteland overstegen zal worden;
- de creativiteit en de intelligentie zullen gericht worden op de menselijke behoeften, en dus kunnen we verwachten dat grote ontwikkelingen zullen plaatsvinden op het vlak van de energiebronnen, en met name diegenen die geschikt zijn voor hergebruik en die ook, op lange termijn, het vooruitzicht in zich bergen om productiemiddelen, transportmiddelen en van andere uitrustingen en machines efficiënter te doen voortbrengen.
Omdat de kommunistische samenleving bekommerd is om het vooruitzicht op lange termijn, reduceert ze het gebruik van niet-hernieuwbare energiebronnen tot het minimum, zodat deze beschikbaar blijven voor komende generaties. We moeten opmerken dat zelfs het uranium, dat voor kernenergie gebruikt wordt een energiebron is die niet geschikt is voor hergebruik, en dus niet de afhankelijkheid doorbreekt van eindige hulpbronnen. Dit brengt met zich mee dat energie, die hergebruikt kan worden, van fundamenteel belang is voor de kommunistische maatschappij. En omdat de creativiteit en intelligentie van de mensheid zich zullen bevrijden van hun huidige ketenen, zal dat geen terugkeer betekenen naar de tekorten van de oude organische economieën.
We moeten aan de toekomst niet de beslissingen voorschrijven, die over deze kwestie genomen zullen worden. Maar uit wat we hierboven zeiden volgt dat er, in het licht van een ontwakende wetenschappelijke intelligentie, een aanzienlijke vermindering van het gebruik van energie en veranderingen in de vormen van energie mogelijk zijn. Door de potentiële gevaren van kernenergie en het feit dat uitputting en besmetting van de grond door olie een risico inhoudt voor nog honderdduizenden jaren, mogen we aannemen dat kernenergie geen plaats heeft in een maatschappij, die gericht is op het gemeenschappelijk welzijn, op de komende generaties en op een planeet waarvan we afhankelijk zijn.
North / 19.06.2011
(1) Van de totale hoeveelheid energiebronnen is het gebruik van steenkool toegenomen van 24,5% in 1973 tot 27% en 2008. Bron : ‘Internationaal Energie Agentschap,’ ‘Key world energy statistics 2010’, pagina 6.
(2) Marx, Het Kapitaal Deel I, Hoofdstuk XV, “Machines en grootindustrie”, Sectie 10, “De grootindustrie en de landbouw”.
De wil om het kapitalisme te veranderen heeft zich de laatste maanden, in het bijzonder onder de jeugd, via de beweging van de “Indignados” en de “Occupy”, in een groot tempo in de wereld verbreid. Tegenover het geweld van de economische crisis en de genadeloze verslechtering van de levensomstandigheden, brengt deze protestbeweging over de hele wereld in haar discussies haar vrees tot uiting over de toekomst. Maar wat te doen? Hoe te strijden? Tegen wie? De financiers? Rechts? De leiders? Is er een andere wereld mogelijk? Een van de antwoorden die naar voren geschoven worden is de noodzaak om het kapitalisme te hervormen, om het te “democratiseren”. De media, de intellectuelen, links en zelfs de altermondialistische organisaties oriënteren de beweging naar een strijd voor “meer democratie”.
De “Arabische lente” in Tunesië, Egypte, Syrië en Libië heeft duidelijk gemaakt dat de klieken, die aan de macht zijn en de bevolking al tientallen jaren lang plunderden, hun heerschappij vestigen gebaseerd op angst en repressie. Deze revoltes, opgewekt door de toenemende ellende, zijn een enorme aanmoediging geweest voor de utgebuiten in de hele wereld. In Europa, de wieg van de westerse democratie roepen de smerige praktijken van een “leiders-elite”, die onbekwaam en oneerlijk maar steenrijk is, verontwaardiging en afkeer uit. In Spanje heeft deze afwijzing van de elites het duidelijkste een politiek karakter aangenomen. Er bevond zich een frappant gegeven aan de oorsprong van de beweging van de “Indignados”: in volle verkiezingscampagne, een periode die traditioneel gekenmerkt wordt door een afwachtende en een naargeestige sfeer ten opzichte van de strijd, ontwikkelde zich een brede protestbeweging. Terwijl de media en de politiek verantwoordelijken zich concentreerden op de verkiezingen, was er op straat een gisting gaande met Algemene Vergaderingen (AV’s) en discussies van allerlei aard. Een idee dat bijzonder breed gedragen was, heette: “rechts en links dezelfde shit”. En zelfs hier en daar “alle macht aan de algemene vergaderingen!”
Maar wat hebben de democratische verkiezingen veranderd in Egypte en in Spanje? En het vertrek van Berlusconi en van Papandreoe in Italië en in Griekenland? Niets! De soberheidsplannen zijn nog verhard en zijn ondragelijker geworden. Verkiezingen of niet, de maatschappij wordt beheerst door een minderheid, die haar voorrechten in stand houdt over de rug van de meerderheid. Er is een groeiende wil om het niet meer toe te laten, om de zaken in eigen handen te nemen, via “alle macht aan de AV”s’, om een maatschappij op te bouwen waarin een minderheid niet langer onze levens dicteert. Maar zal deze nieuwe maatschappij er komen middels een strijd voor de “democratisering van het kapitalisme".
Dictatoriaal of democratisch, het kapitalisme blijft een uitbuitingssysteem
Zeker, het is aan ons om onze levens in handen te nemen. Maar wie zijn “wij”? In het antwoord dat in grote meerderheid gegeven wordt door de huidige bewegingen zijn deze “wij”: “iedereen”. Iedereen zou de huidige maatschappij moeten leiden, dit wil zeggen: het kapitalisme, door middel van een echte democratie. Maar behoort het kapitalisme niet toe aan de kapitalisten? Is dit systeem van uitbuiting niet juist het wezen van het kapitalisme? Laten wij de redenering verder zetten: stel ons een ogenblik voor dat we leven in een kapitalistische maatschappij, die bezield wordt door een perfecte en ideale democratie, waarin “iedereen” over alles collectief meebeslist. Een uitbuitingsmaatschappij beheren is nog niet hetzelfde als deze uitbuiting afschaffen. In de jaren 1970 stelden vele arbeiders de eis voorop van zelfbeheer, waarin zij sterk geloofden: “Weg met de bazen, wij produceren voor onszelf en betalen onszelf!”. De arbeiders van LIP in Frankrijk hebben een harde les geleerd: zij hebben “hun” bedrijf collectief en op gelijkwaardige basis beheerd. Maar volgens de onontkoombare wetten van het kapitalisme, werden ze er toe gedwongen om de logica van de marktwetten te aanvaarden zichzelf te ontslaan en dat op een zeer “vrije” en echte “democratische” wijze. Vandaag zou de meest perfecte democratie, in het kader van het kapitalisme, niets kunnen veranderen aangaande de opbouw van een nieuwe maatschappij. De democratie, in het kapitalisme, is geen orgaan waarmee het proletariaat de macht kan veroveren of het kapitalisme afschaffen, het is een politieke manier om het kapitalisme te beheren! Om een einde maken aan de uitbuiting bestaat er slechts één oplossing, de revolutie.
Wie kan de wereld veranderen? Wie kan de revolutie maken?
Steeds meer zijn er die dromen van een maatschappij waarin de mensen hun leven zelf in handen nemen, waarin zij zelf beslissen, waarin zij niet langer verdeeld zijn tussen uitbuiters en uitgebuitenen, maar eensgezind en gelijkwaardig. Maar wie kan deze wereld opbouwen? Wie zal er morgen toestaan dat de mensheid de maatschappij in eigen handen neemt? Iedereen? Welnee! Want niet “iedereen” heeft belang bij het einde van het kapitalisme. De groot-bourgeoisie, die van de “grote democratieën” inbegrepen, zal met hand en tand vechten om haar systeem en haar overheersende positie te behouden, ook al moet zij daarvoor veel bloed vergieten,. Bij “iedereen” horen ook de ambachtslui, de notabelen, de grondbezitters, die wil lenvasthouden aan de levensstijl die de maatschappij hen biedt, of die dromen van een ideaal in het verleden. Zij denkt er zeker niet aan om een einde aan het privébezit te maken.
Om baas te worden over zijn eigen leven moet de mensheid het kapitalisme voorbijstreven. Maar enkel het proletariaat kan dit systeem omverwerpen. De arbeidersklasse groepeert de loontrekkers uit de fabrieken en de kantoren, van de privé- en de openbare diensten, de gepensioneerden en de jonge werkers, de werklozen en de precairen. Dit proletariaat is de eerste klasse in de geschiedenis die tegelijkertijd uitgebuit wordt en revolutionair is. Voordien, met de adel of de bourgeoisie werd het ene uitbuitingssysteem vervangen. door een ander. Vandaag, tenslotte, zijn het de uitgebuitenen zelf, in de vorm de arbeidersklasse, die het heersende systeem kunnen verslaan en een wereld opbouwen zonder klassen en zonder grenzen. Vanaf 1848 heeft de arbeidersklasse zich trouwens de volgende leuze eigen gemaakt: “De proletariërs hebben geen vaderland. Arbeiders uit alle landen verenigt u!”.
Ondanks hun internationale impact, kennen de bewegingen van de laatste maanden ook een grote zwakheid: de levendige kracht van de uitgebuitenen, de arbeidersklasse beschikt nog niet over een zelfbewustzijn, van haar bestaan, van haar kracht, van haar bekwaamheid om zich te organiseren als klasse. Daardoor verdrinkt zij in de massa van “iedereen” en wordt zij het slachtoffer van de valstrik van de strijd “voor een meer democratisch kapitalisme”. Om de internationale revolutie te doen triomferen en een nieuwe maatschappij op te bouwen, moet de arbeidersklasse haar eigen strijd, haar eigen eenheid, haar eigen solidariteit. en vooral haar eigen klassebewustzijn ontwikkelen. Daarom moet zij ertoe overgaan om in haar midden de meest brede debatten en discussies te organiseren, die openstaan voor iedereen die willen proberen te antwoorden op de veelvuldige vragen die zich stellen aan de uitgebuitenen: Hoe de strijd ontwikkelen? Hoe ons te organiseren? Hoe de repressie te confronteren? En dat met de bedoeling om haar inzicht te ontwikkelen over de wereld, over dit systeem, over de aard van haar strijd.
De beweging van de “Verontwaardigden” en van de “Occupy” zijn een rechtstreekse uiting van deze wil tot debat, van de ongelooflijke gisting, van deze creativiteit van de massa’s in actie die kenmerkend zijn voor onze klasse, als zij de strijd aangaat. Dit hebben wij bijvoorbeeld kunnen zien in mei 1968, toen men op alle hoeken van de straten discussieerde. Maar deze creatieve kracht is vandaag verwaterd, verlamd door haar onmacht haar strijd en debatten te beschermen tegen die lofzangers van een zogezegd ‘humaan kapitalisme’, die zich in werkelijkheid met hart en ziel inzetten voor de overleving van het huidige systeem, door de bewegingen te oriënteren naar een “democratisering van het kapitalisme”
IKS / 01.02.2012.
Sinds de federale verkiezingen van juni 2010, ofwel bijna 540 dagen lang, zijn de schijnwerpers van de burgerlijke media gericht op het eindeloze afspringen van het communautaire feuilleton: onderhandelingen, compromis, breuken, verraad; de ‘burger’ werd permanent meegevoerd tussen de hoop van een nationaal compromis en de wanhoop van een uiteenvallen van het land. Momenteel, nu er een hachelijk akkoord is gesloten over een communautaire hervorming en een meerjarig begrotingsplan, heeft een nieuwe regering de teugels overgenomen. In deze context en om de situatie uiteen te zetten, waar de arbeidersklasse de komende maanden mee geconfronteerd zal worden, wil het rapport een antwoord geven op de volgende kwesties:
- Waar staat België op het economisch vlak in de wereldwijde crisis?
- Hoe moeten we de 18 maanden durende politieke communautaire crisis begrijpen?
- Wat zijn de gevolgen voor de bevolking en meer in het bijzonder voor de arbeidersklasse?
- Wat zijn de perspectieven voor de klassenstrijd?
Sedert 2008 slaagt de bourgeoisie er niet in om de tendens tot een wereldwijde recessie in te dammen. Meer precies, sinds de zomer van 2011, zijn we getuige van een versnelling van een helse spiraal van de crisis van de schulden van de nationale staten en van de druk op de staatsobligaties in Europa, van de crisis van de euro, de druk op de banken en de beurs, van een wereldeconomie die steeds duidelijker afglijdt naar een diepe wereldwijde recessie, van nieuwe faillissementen van financiële instellingen, enzovoort.
België is een van de meest open economische landen ter wereld, gemeten in termen van het deel van de buitenlandse handel in het BIP. België is heel erg afhankelijk van de situatie die zich voordoet bij haar belangrijkste handelspartners, in het bijzonder Duitsland, Frankrijk en Nederland. De productiesector (21% van het BIP) dat gespecialiseerd is in halfproducten (chemie en metaal) stelt het land heel erg bloot aan de internationale economische schommelingen.
1.1. In de eerste fase van de open crisis (in het bijzonder van 2008 tot 2010) heeft de bourgeoisie de Belgische economische situatie gepresenteerd als een uitzondering in Europa:
- een land dat relatief gespaard is gebleven door de crisis en de bezuinigingen;
- een staat waar de essentiële problemen niet van economische of sociaal van aard waren, maar bepaald werden door communautaire spanningen tussen Waalse ‘profiteurs’ en ‘arrogante’ Vlamingen.
Deze misleiding over de goede gezondheid van de Belgische economie is overeind gehouden door het geheel van de politieke partijen en door de ‘ontslagnemende’ regering Leterme, die bevestigde dat ‘de regering alles onder controle had:’ Wat heeft er dan een schijn van geloofwaardigheid gegeven aan de illusie van een ‘België dat aan crisis ontsnapt’.In feite zijn er drie factoren die dat begunstigd hebben:
- Tussen 2008 en 2011 heeft de Belgische economie enkele jaren kunnen parasiteren op de groei van de Duitsland en de relanceplannen van Frankrijk, waarvan het voor 65% afhankelijk is;
- De federale regering is doorgegaan om de ‘lopende zaken’ af te handelen, en heeft aldus de druk op de begroting kunnen vermijden van de klassieke ‘partijgebonden’ uitgaven, die de regeringspartijen doorgaans opleggen om hun traditionele electoraat tevreden te stellen. Aan de andere kant hebben de regionale, niet-demissionaire regeringen, die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van beheer van de staat, zoals het onderwijs, de gezondheidszorg, het milieu en de cultuur, volop bezuinigingsmaatregelen kunnen nemen, die zich op deze terreinen stelden.
- Een hele reeks van kadermaatregelen om de bezuinigingen door te voeren waren reeds in 2009 door de regering Van Rompuy genomen met als doel het begrotingstekort terug te brengen van 6% in 2009 tot 0% in 2015, oftewel 22 miljard euro aan bezuinigen en 2011. Deze worden verder stelselmatig toegepast
1.2. Sinds de herfst van 2011 wordt België hard wakker geschud en de feiten maken duidelijk dat de economische situatie erg precair is, veel moeilijker dan die van haar directe buren:
- De Belgische banken (Fortis, KBC, Dexia) hebben zwaar te lijden gehad onder de bankencrisis en zijn nog steeds instabiel door de twijfelachtige leningen, in het bijzonder naar bepaalde landen in het oosten en zuiden van Europa, iets dat onlangs geleid heeft tot het failliet van de Frans-Belgische bank Dexia.
- Als het BIP van België op dit moment minder hard daalt dan die in de belangrijkste buurlanden, dan is echter het begrotingstekort in 2010 5%, in plaats van de één jaar geleden voorziene 4,8% (+1,3 miljard euro) en de massale steun aan de banken heeft de schuld vandaag doen toenemen tot 96% van het BIP;
- België voelt steeds meer de druk van de markten en de rentevoeten, die door de Belgische staat betaald moeten worden op internationale markt, dreigen het niveau van de PIGGS-landen te benaderen;
- Het ratingbureau Standard en Poor’s (S&P) heeft op 25 november de rating van België van AA+ verlaagd naar AA, met een negatief vooruitzicht.
Ondanks de samenstelling van een nieuwe regering, die de ‘politieke onzekerheid’, zo aangeklaagd door de internationale instellingen van de bourgeoisie, zou moeten laten verdwijnen, onderschat de Belgische bourgeoisie nog steeds de catastrofale situatie, waarin de interne tegenstellingen haar gebracht hebben. Als je het gewicht van de opgelegde bezuinigingen dus met elkaar vergelijkt, dan blijven de maatregelen die sinds 2008 genomen zijn, samen met degene die opgenomen zijn in het nieuwe regeerakkoord, ruim achter bij de bezuinigingsoperatie van het begin van de jaren 1980 (devaluatie van de frank) of die vooraf ging aan de deelname aan de euro aan het eind van de jaren 1990. De wervelwind van de staatsschuld en de wereldwijde depressie zullen de druk verhogen om nog grotere en bredere maatregelen op te leggen op het gebied van de berekening van het salarissysteem, de werkloosheidsuitkeringen en de pensioenen: “België wordt afgeschilderd als het belangrijkste voorbeeld van een bevroren Bismarckse welvaartsstraat. De meeste bronnen vinden dat de hervormingen in België (als ze doorgevoerd worden) marginaal blijven en onvoldoende om effectief te zijn om de uitdagingen van de herstructurering en het ouder worden van de bevolking aan te gaan”. (8th ESPA-net Conference 2010, Social Policy and the Global Crisis: Consequences and Responses).
Hoe kan het dat de bourgeoisie in België 18 maanden lang gefocust was op de spanningen op communautair vlak en op het vlak van de taaltegenstellingen? De verdeling binnen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie drukt voor alles de druk uit van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van alle burgerijen van de planeet. De botsing tussen de republikeinen en de democraten in de VS over de te volgen politiek ten opzichte van de economische depressie, net zoals de spanningen tussen de rijke regio’s in Italië (Noord Italië) en Spanje (Catatonie) en de arme regio’s van deze langen of de opkomst in een land als Nederland van de openlijk anti-Europese fracties: overal zijn dit soort toenemende spanningen vast te stellen. In dit kader zou het verkeerd zijn om de (sub-)nationalistische spanningen tussen Vlaanderen en Wallonië te zien als een ‘Belgische uitzondering’.
Dit gesteld zijnde, is het eveneens onmiskenbaar dat de Belgische bourgeoisie gekenmerkt wordt door een evident gebrek aan homogeniteit; sinds de kunstmatige schepping van de Belgische staat in 1830, bestaan er al spanningen in haar midden. Deze spanningen tussen de regionale fracties zijn vooral toegenomen sinds de WOI en verergerd sinds het begin van de historische crisis aan het einde van de jaren 1960. De laatste uitdrukking van deze spanningen was de toegenomen invloed, bij de laatste verkiezingen, van de autonomistische Vlaamse partij NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie), wat 18 maanden lang het politieke leven van de bourgeoisie geblokkeerd heeft. In deze maanden zijn de verschillende fracties elkaar als hongerige wolven te lijf gegaan om zich zo goed mogelijk een positie te verwerven teneinde hun overleving te verzekeren in de genadeloze strijd op de wereldmarkt, waarbij ze op sommige momenten zelfs het zicht verloren dat deze fractiestrijd het risico met zich meebracht alles te verliezen.
Ook al is de Belgische bourgeoisie echt verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar verscheuren als hun vitale belangen worden bedreigd, dan drukken ze deze conflicten naar de achtergrond en sluiten ze zich wel aaneen om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen. Het zou naïef zijn om te denken dat, als het gaat om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen - het handhaven van hun winsten, van hun deel van de markt dat bedreigd wordt door de verscherpte concurrentie –, deze burgerlijke fractie geen coalities aangaan om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen.
3. De bourgeoisie buit haar zwakheden uit in een intensieve nationalistische tamtam tegen de arbeidersklasse
De geschiedenis van de laatste 50 jaar heeft ons geleerd dat de Belgische bourgeoisie op zeer handige wijze haar interne verdelingen gebruikt tegen de arbeidersklasse met een tweeledig doel:
3.1. De bewustwording afremmen met betrekking tot de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt
Geconfronteerd met het risico dat ze bij afbetaling in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde ‘sociale staat’, in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de ‘democratische Staat’ is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te verbergen voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten moet dan ook precies in deze context gezien worden. De bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de ‘democratische staat’ hierin te doen verdwijnen in een doolhof van instituten.
Het is geen toeval dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid over de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke niveaus. Er ontstond een hele reeks van federale, communautaire en regionale regeringen (zeven in totaal), er werden samensmeltingen doorgevoerd van gemeenten en stedelijke agglomeraties, samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Deze ‘hervorming’ leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuurslagen en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze ‘Staatshervorming’ als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de ‘responsabilisering’ van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio’s. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om ‘performanter’ te werken dan hun Waalse ‘concurrenten’ en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten tegen elkaar uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren in te voeren, enzovoort;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen op de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder de mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
3.2 Elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen
Als de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen, waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie, vooral door middel van haar vakbonden, eens te meer gebruik van de verheviging van een (sub)nationalistische en regionalistische tamtam om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de aanval op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constant element in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen met betrekking tot de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicale syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat, onder leiding van de PS, weerwerk zou kunnen bieden aan het nationale kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou kunnen redden. De arbeiders zouden zwaar betalen voor deze illusie, want het waren juist de regionale regeringen, die in de jaren 1970 en 1980, geleidelijk aan de Waalse mijnen en staalfabrieken zouden sluiten. Sinds het einde van de jaren 1980 kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’ luidt de leuze van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden zoet gehouden met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de ‘strijd van Vlaanderen om Opel te redden’.
Ook vandaag, nu de arbeiders weerstand beginnen te bieden aan de aanvallen, wordt de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda door de bourgeoisie en haar vakorganisaties gebruikt, eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Als de ambtenaren dus worden aangevallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, wordt elke groep opgeroepen om te betogen voor het gebouw van hun eigen overheidsinstituut (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te slepen op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische gemeenschappelijke sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren.redden’.
4.1. Het plan van de nieuwe regering Di Ruppo bevat aanvallen op de arbeidersklasse op twee vlakken.
Het meerjarige begrotingsplan omvat globale aanvallen op de arbeidersklasse, bovenop de maatregelen die al genomen zijn in het kader van het meerjarenplan 2010-2015 van Van Rompuy. Een en ander wordt gerechtvaardigd door noodzaak van de kredietwaardigheid van de Belgische Staat te verdedigen ten opzichte van de markten:
-De verlaging van de uitkeringen voor de langdurige werklozen, het gezinshoofd inbegrepen, vanaf het tweede jaar in de werkloosheid;
-De beperking van de toegang tot het vervroegde pensioen, die verhoogd wordt van 60 naar 62 jaar;
-Het niet langer meetellen van de periodes van werkloosheid, het vervroegde pensioen en de kredieturen voor de berekening van het pensioen;
-De beperking van het recht op kredieturen en loopbaanonderbreking;
-De vermindering van de uitgaven voor de gezondheidszorg, hetgeen een bedreiging vormt voor de kwaliteit van de patiëntenzorg.
De maatregelen in het kader van de Staatshervorming leiden tot een verscherping van de concurrentie tussen regio’s. De communautaire spanningen worden op economisch vlak uitgebuit door de organisatie van een onderlinge concurrentie tussen de regio’s: een gedifferentieerde fiscaliteit tussen de regio’s ‘om bedrijven te lokken’, een financiering van de regio’s die gedeeltelijk verbonden is aan het behalen van criteria van rentabiliteit en van efficiëntie. Zo zal de begroting voor werkloosheidsuitkeringen bijvoorbeeld verbonden worden met de efficiëntie van de politiek van het ‘aan het werk krijgen’ van werklozen. De concurrentie en de prestatie-wedloop tussen de regio’s zullen leiden tot een verhoogde druk op de levens- en arbeidsomstandigheden van de arbeidersklasse.
4.2. Wat zijn de besparingsmaatregelen die door de andere landen van Europa worden genomen? Duitsland 82 miljard euro, Groot-Brittannië 7,2 euro in 2010; Italië 13 miljard euro in 2011 en daarbovenop twee aanvullende bezuinigingsplannen; Spanje 15 miljard euro extra. Deze indrukwekkende aanvallen impliceren massale opheffingen van werk in de openbare sector, de verlaging van de lonen (bijvoorbeeld 5% voor de ambtenaren in Spanje), de verhoging van de pensioenleeftijd en de verlaging van de pensioenen (bij bepaalde pensioenfondsen in Holland bijvoorbeeld) of van de ziekte-uitkeringen. Kortom, ze vormen een consequente verlaging van het levensniveau van de arbeidersklasse, vergelijkbaar met die men heeft gekend in de jaren 1930.
In de context van Europa en in die van de toenemende druk op de banken op de staatsschulden, dringen er zich aanvullende maatregelen op om de ‘kredietwaardigheid van België’ te herstellen. Achter de coulissen, schetsen de economische ‘think tanks’ van de bourgeoisie reeds de grote lijnen van een geduchtig bezuinigingsplan, gebaseerd op een dubbele oriëntatie: een drastische verlaging van de begrotingsuitgaven van de staat om de schuld te doen afnemen en een belangrijke verlaging van de lonen (globaal geschat op 10%) om de concurrentiepositie van de België ten opzichte van Duitsland (door een verhoging in tien jaar van +23% in België tegen +8,8% in Duitsland) te herstellen en delen van de markt te heroveren of de afname van buitenlandse investeringen tegen te gaan (-70%,) waardoor België van de tweede naar de tiende plaats is weggezakt op het vlak van het aantrekken van buitenlandse investeringen (De Morgen, 23.07.10).
5. Context en perspectieven voor de klassestrijd
De intensieve communautaire tamtam van de bourgeoisie, die eigenlijk quasi ononderbroken ontwikkeld werd sinds de zomer van 2008, heeft de werkers het zicht op de realiteit van de crisis en van de inzet ervan ontnomen en heeft moeilijke omstandigheden geschapen voor hun mobilisatie, voor hun strijd en voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de arbeidersreacties tot nu toe minder markant zijn geweest dan die in Frankrijk en Duitsland. Het zou bovendien een illusie zijn te denken, dat de bourgeoisie haar best zal doen om de mist in de huidige periode op te doen lossen. Integendeel, ze probeert van bepaalde opluchting in de klasse, omdat de spanningen op het vlak van het beheer van de staat geregeld schijnen te zijn, gebruik te maken om nu de kaart uit te spelen van de noodzakelijke ‘nationale eenheid’ ten opzichte van de markten. Zij roept op tot ‘nationale solidariteit’ om ‘ons land te verdedigen’ tegen de aanvallen van een ‘agressieve buitenwereld’ en om de ‘fouten van het verleden goed te maken’. Voor de arbeidersklasse in België was de situatie deze afgelopen jaren moeilijk en die zal nog wel enige tijd moeilijk blijven.
De intensiteit van de misleiding en de uiterste voorzichtigheid, waarmee de bourgeoisie tegelijkertijd haar maatregelen naar voren brengt, is ook kenmerkend voor de angst van de bourgeoisie voor een arbeidersklasse, die in de jaren 1970 en 1980 haar strijdbaarheid al getoond heeft. Bovendien, sinds de aankondiging van de maatregelen van de nieuwe regering, heeft het gezamenlijke front van vakbonden een indrukwekkend programma van mobilisaties, manifestaties en stakingen aangekondigd om het sociale terrein stevig te bezetten. Alle elementen, ontwikkeld in dit rapport, laten zien dat het verschil met de sociale situatie in de andere Europese landen meer een kwestie van perceptie en van bewustwording is dan een objectieve realiteit: de economische en sociale werkelijkheid in België loopt geheel parallel met die in landen als Frankrijk en Nederland.
Bijgevolg kan de situatie snel evolueren, zoals de ‘Arabische lente’ heeft laten zien en de gebeurtenissen in Spanje en Groot-Brittannië. Zelfs als er in een eerste periode een periode van aarzeling en ontkrachting van de strijdbaarheid, in een veelvoud van syndicale acties, waarschijnlijk is, is er nu toch al een dynamiek van rijping van de strijdbaarheid en van overdenking in de minderheden van de klasse merkbaar:
- talloze momenten van actie: de staalarbeiders in Luik, de verplegers in Antwerpen en Brussel, de staking in de werkplaatsen van de SNCB in Brussel, de werkonderbrekingen in het openbaar vervoer; enzovoort.
- op verschillende plaatsen verschijnen er van minderheden, die discussiëren over de situatie en de perspectieven die naar voren moeten worden gebracht in de verschillende manifestaties of vergaderingen om het kader van de bewegingen van de ‘Indignados’ of ‘Occupy’s.
Deze laatste bewegingen, die zich de laatste maanden ontwikkelen, laten een oprechte wil zien samen collectief te leven en te strijden, de rug toe te keren aan het individualisme van het kapitalisme om samen een plaats te bezetten en er te discussiëren; deze bewegingen, hoe beperkt ze ook nog zijn, openbaren de wil collectief te discussiëren en collectief na te denken. Het feit dat deze bewegingen zich ontwikkelen op internationaal niveau geeft hun een besslissende betekenis. Ze geven aan dat de arbeidersklasse in België zeer snel de weg van de strijd terug kan vinden. En als de beweging eenmaal op gang is kan ze met meer strijdbaarheid en vastberadenheid dan elders reageren. Ook op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de wat de campagnes van de bourgeoisie beweren, geen uitzondering.
Internationalisme / 18.12.2011
Het hiernavolgende artikel, is geschreven door een sympathisant van onze organisatie, net voor de recente aanval op de Britse ambassade in Iran.
Op 29 november zijn studenten het gebouw van de ambassade binnengevallen en hebben schade veroorzaakt aan het kantoor en aan het wagenpark. Dominick Chilcott, de Britse ambassadeur, heeft in een interview, de Iraanse regering ervan beschuldigd achter deze ‘spontane’ aanvallen te zitten. Als vergelding heeft het Verenigd Koninkrijk de Iraanse ambassadeur het land uitgestuurd. Deze gebeurtenissen vormen een nieuwe episode in de toename van de spanningen in het Midden-Oosten tussen Iran en het Westen, rondom de kwestie van de atoomwapens en van Syrië.
Het recente rapport van het ‘Internationaal Atoom-Energie Agentschap’ heeft verklaard dat Iran een nucleair programma aan het ontwikkelen is. Als antwoord daarop hebben het Verenigd Koninkrijk, Canada en de Verenigde Staten nieuwe sancties opgelegd. De laatste dagen heeft Iran bevestigd dat ze een onbemand Amerikaans vliegtuigje (drone) hebben neergehaald, dat probeerde militaire inlichtingen te vergaren. Met betrekking tot Syrië maakt het artikel gewag van samenwerking in de slachting van de Syrische bevolking tussen het regime van Assad en de Revolutionaire Garde van Iran. Bij de plundering van de Britse ambassade heeft men eveneens de hand gezien van de jongerenafdeling van de Basij, achter de schermen geleid door El-Assad.
Net als de inter-imperialistische rivaliteiten, mogen we de interne rivaliteiten binnen de nationale bourgeoisieën van die landen zelf niet vergeten. Afgelopen zomer is het duidelijk geworden dat er een groeiende kloof bestaat tussen de Iraanse president Mahmoud Ahmedinejad en de ayatollah Ali Khamenei. Ondanks zijn antisemitische misprijzingen en zijn op stang jagende retoriek, vertegenwoordigt Ahmedinejad een fractie van de Iraanse bourgeoisie, die bepaalde banden met het Westen in stand wil houden. Khamenei heeft enkele van diens nauwe bondgenoten gearresteerd en uit de regering ontslagen. Als reactie daarop ging Ahmedinejad elf dagen ‘in staking’, door te weigeren zich te wijden aan zijn taken als hoofd van de regering. De recente gebeurtenissen rondom de overval op de Britse ambassade worden door bepaalde analytici van de media begrepen in het kader van deze twisten. Khamenei en zijn conservatieve medestrijders worden ervan verdacht achter de aanvallen te zitten om de meer verzoenende politiek van Ahmedinejad te ondermijnen en hem dwars te zitten met het oog op de komende verkiezingen in 2012. (zie: http://uk.reuters.com/article/2011/12/02/uk-iran-britain-policy-idUKLNE7... [114] )
Met de verergering van de spanningen tussen Iran en het Westen, speculeren sommigen over de uitbarsting van een derde wereldoorlog. De kwestie die zich stelt is in de werkelijkheid een andere: zijn de arbeiders in het Midden-Oosten en het Westen bereid om zich te laten mobiliseren om een volgende grote oorlog te ondersteunen? De werkers van de hele wereld dragen al de molensteen van de crisis op hun schouders en beginnen te reageren. De oorlog zou nog meer bezuinigingen betekenen, meer geweld tegen de arbeiders, meer wanhoop. De arbeiders hebben geen enkel belang bij deze bloedige imperialistische slachtpartijen en zijn niet bereid om zich er massaal voor laten te inlijven.
IKS / 28.01.2012
Lezersbrief
Na acht maanden van protest, die in oorsprong deel uitmaakte van een regionale en internationale beweging tegen de repressie, werkloosheid en ellende, en waaraan Druzen, Soennieten, Christenen en Koerden, mannen, vrouwen, kinderen meededen, hebben de gebeurtenissen in Syrië een duistere wending gekregen. Waar de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk, ter verdediging van hun eigen belangen en strategieën, terugschrikken voor een directe aanval op Iran, kunnen ze, in het kader van de inter-imperialistische rivaliteiten, wel bijgedragen tot een aanval op zijn meest nauw bondgenoot, het regime van Assad in Syrië.
De gewelddadige veiligheidstroepen van Assad hebben, met de logistieke steun van “300 tot 400 Revolutionaire Gardisten” uit Iran (The Guardian, van 17.11.2011) duizenden personen vermoord en zo voeding gegeven aan een leugenachtige en hypocriete ‘bezorgdheid voor de burgers’ van de kant van de drie belangrijkste machten van anti-Iraanse front, die hierboven genoemd zijn. Net zoals in Libië zijn de Amerikanen de ‘leider op de achtergrond’, door deze keer de Arabische Liga ertoe te bewegen afstand te nemen van de Libanese, Iraakse en Algerijnse bondgenoten van Syrië en ze ertoe aan te zetten Syrië, dat een belangrijk lid was, te schorsen en aan vernederende voorwaarden te onderwerpen.
Op de voorgrond van deze quasi-bezorgdheid over lijf en leden van de bevolking stond het bloeddorstige regime van Saudi-Arabië, dat enige tijd geleden enkele duizenden militaire voertuigen met elitetroepen, opgeleid in Groot-Brittannië, stuurde om het protest in Bahrein de kop in te drukken en ook om de Amerikaanse en Britse belangen en bases daar te beschermen. De grondslag voor de hypocrisie wordt gevormd door de beslissing om Syrië, als straf voor zijn ‘bloedbad’, te schorsen. Deze beslissing was genomen tijdens de vergadering van de Arabische Liga, toen die op 16 november bijeenkwam in de Marokkaanse hoofdstad Rabat, op een moment dat Marokkaanse veiligheidstroepen duizenden protesterende mensen aanvielen en onderdrukten. Er waren meer imperialistische elementen betrokken in de actie van de Arabische Liga, in die zin dat haar besluiten zijn veroordeeld door Rusland, maar ook door China.
Maar het is niet alleen de Arabische Liga die door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië op deze weg gedreven wordt, maar ook de regionale macht Turkije, die eveneens betrokken was bij de bijeenkomst in Rabat. Nadat het Turkije blijkbaar had ontraden om een soort van ‘no-fly zone’ in te stellen aan de Turks-Syrische grens, zijn de Verenigde Staten langzamerhand van inzicht veranderd. Want de door Obama afgevaardigde de nationale veiligheidsadviseur, Ben Rhodes, heeft de afgelopen week gezegd: “Wij begroeten ten zeerste de ferme houding die Turkije heeft aangenomen”. De in het buitenland verblijvende leider van de Syrische Moslim Broederschap vertelde verslaggevers in de afgelopen week dat de Turkse militaire actie (‘natuurlijk om burgers te beschermen’!) wel aanvaardbaar was. (The Guardian, van 18.11.2011). Een mogelijke bufferzone langs de langzamerhand zwaar gemilitariseerde Turks-Syrische grens zou het mysterieuze ‘Vrije Syrische Leger’ voor de dag laten komen. Dit vindt voor het grootste deel zijn basis in Turkije (alsook in Libanon) en is op dit moment, qua aantal, duidelijk in de minderheid ten opzichte van de Syrische leger, dat in staat is om zich te verplaatsen met veel zwaarder wapentuig. In deze convergentie van imperialistische belangen, bestaat deze slangenkuil uit de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, de meerderheid van de Arabische Liga, breed links, de Moslim Broederschap en de Salafi Jihad uit Syrië, die een grote rol hebben veroverd binnen de oppositie tegen Assad. Bovendien zijn een verdere destabilisering en potentieel nog grotere problemen heel duidelijk aanwezig zowel in de waarschuwing van Turkse president Gül, die Syrië waarschuwt dat het zal moeten betalen voor het opdrijven van de spanningen in het Koerdische zuid-oosten van Turkije, als in “de hernieuwde bereidheid van Washington een oogje dicht te doen voor de Turkse inval in Noord-Irak, gericht tegen de Koerdische guerilla-bases”. (The Guardian, van 18.11.2011). Dit geheel van onstabiele toestanden, die gevoed worden door de grootmachten en hun belangen, maakt dat een militaire tussenkomst van Turkije op Syrisch grondgebied steeds waarschijnlijker wordt.
Teheran, het uiteindelijk doelwit
‘Het Vrije Syrische leger’ is zelf betrokken geweest bij sektarische moorden en bij het doden van Syrische burgers (Newsnight, 17.11.2011) en aangezien het in de strijd en aanslagen tegen de regeringstroepen en politiemacht, opereert vanuit schuilplaatsen buiten het land, treffen de vergeldingsmaatregelen de burgerbevolking. De Syrische Nationale Raad, die de afgelopen maand het daglicht zag, heeft ook opgeroepen tot militaire tussenkomst tegen het leger van Assad, terwijl een andere oppositie-kracht, het Nationale Coördinatie Comité, dit standpunt heeft afgewezen. De Franse minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Alain Juppé, heeft in Parijs al een ontmoeting gehad met de oppositie en in een verbetering van de relaties ontmoette de Britse Secretaris van Buitenlandse Zaken, Hague, de oppositie op 21 november in Londen. Het is niet duidelijk geworden wie deze ‘oppositie’ precies was en of zij het Vrije Syrische Leger, de Syrische Nationale Raad, het Nationale Coördinatie Comité, de Koerdische oppositie, de Moslim Broederschap en de Salafi Jihad vertegenwoordigde. De oppositionele ‘coalities’ omvatten onder meer de Stalinisten, elf Koerdische organisaties, stam- en clanstructuren, plus een onthutsend aantal beginnende tegengestelde belangen. In ieder geval heeft Hague opgeroepen tot een ‘verenigd front’ en heeft hen een ‘ambassadeur’ toegewezen. (BBC News, 21.11.2011)!
Al een aantal jaren hebben de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Israël en Saoedi-Arabië de anti-Iraanse hysterie opgevoerd en dit is de werkelijke reden van hun steun aan de Syrische oppositie en hun ‘bezorgdheid voor de burgers’.Deze campagne is behoorlijk toegenomen door een recent rapport van het Internationaal Atoom-Energie Agentschap (IAEA), dat een ‘mogelijke’ militaire dimensie in de Iraanse nucleaire ambities meende gewaar te worden. Maar de Verenigde Staten omsingelen Iran al enige tijd. Aan de oostgrens van Iran liggen honderdduizend Amerikaanse troepen in Afghanistan, in het noord-oosten ligt Turkmenistan met zijn Amerikaanse militaire basis. In het zuiden van Bahrein liggen Amerikaanse en Britse marinebases. En in Qatar, anti-Iraanse marionet van Saoedi-Arabië, bevindt zich het hoofdkwartier van de Amerikaanse Commandotroepen.
De enige ademruimte die er voor Iran nog bestaat, ligt aan de westgrens met Irak en zelfs hier hebben Amerikaanse en Britse commandotroepen hun directe of indirecte invallen uitgevoerd. In 2007 heeft Bush de toestemming van het Congres gekregen voor een programma van 400 miljoen dollar, om ‘etnische’ groepen te steunen, terwijl Seymour Hersch onlangs in de Daily Telegraph en Brian Ross op ABC inlichtingen hebben binnengekregen over een groep Iraanse terroristische gangsters Joundallah. De leider van de groep Abdolmalek Rigi, die door de Iraanse geheime politie gevangen genomen is toen hij naar Doha ging, bevestigt dat hij op de Amerikaanse luchtmachtbasis van Manas, in Kirghizistan, de CIA had ontmoet om zijn steun aan te bieden aan de terroristische aanvallen in Iran.
Langs de hele kust van Iran, in de Perzische Golf, is er een massale opbouw van Amerikaanse oorlogsschepen aan de gang en in de wijdere Golfregio versterken de Verenigde Staten hun troeven in Koeweit, Bahrein en de Verenigde Arabische Emiraten. Recente berichten (The Guardian, 11.03.2011) hebben aangetoond dat het Verenigd Koninkrijk samen met de Amerikaanse troepen noodmaatregelen voorbereidt met het oog op een mogelijke maritieme en luchtaanval op doelen in Iran. Op nauwelijks 1500 kilometer daar vandaan bevindt zich Israël, dat nucleaire wapens bezit, en dat betrokken was bij de aanval met het virus Stuxnet, en er in slaagde om ongeveer een vijfde deel van de atoomcentra van Iran definitief lam te leggen. Het was ook betrokken bij de dood van Iraanse wetenschappers, waaronder op de eerste plaats een atoomexpert, generaal-majoor Moghaddam, die tien dagen geleden, samen 16 anderen, werd gedood in een enorme explosie op een basis van de Revolutionaire Garde, dichtbij Teheran.
Nogmaals, de hypocrisie van de democratie is bijna ongelofelijk: ondanks hun retoriek over ontwapening, bevestigt de Britse Amerikaanse Informatie-Raad van de Veiligheid (BASIC) dat de Verenigde Staten in de loop van het komende decennium 700 miljard uit zullen geven voor de modernisering van hun nucleaire bewapening en dat ”andere landen, China, India, Israël, Frankrijk en Pakistan inbegrepen, reusachtige sommen zouden moeten besteden aan tactische en strategische raketsystemen”(The Guardian, 31.10.2011). Het rapport gaat verder door te stellen dat “de nucleaire wapens een rol worden toebedacht die verder gaat dan alleen afschrikking … een rol als oorlogswapen in de militaire planning”. En wat Israël betreft, verklaart het rapport: “…. De omvang van de nucleaire kernkoppen van de kruisraketten van zijn vloot onderzeeboten is toegenomen en het land schijnt op de goede weg te zijn, dankzij zijn programma van lancering van satellieten, voor de toekomstige ontwikkeling van een intercontinentale ballistische raket (ICBM)”.
Groot-Brittannië, dat heeft bijgedragen om Israël van nucleaire wapens te voorzien, is niet genoemd in het rapport waartoe dit land de opdracht had gegeven. Iedereen weet dat een aanval op Iran stom zou zijn, zelfs in de ogen van de Mossad en de Shin Bet, de externe en interne geheime veiligheidsdiensten van Israël. Gebruikmakend van het kanaal, dat ze gewoonlijk gebruiken om informatie uit te laten lekken, de Koeweitse krant Al-Jarida, hebben de twee agentschappen hun ernstige twijfels geuit en de baas van Mossad, Meir Dagan, die onlangs met pensioen is gegaan, heeft het vooruitzicht van een aanval op Iran ‘de stomste van alle ideeën’ genoemd, waarover hij ooit had horen spreken. Maar het feit dat zoiets stom is of irrationeel maakt het nog niet onwaarschijnlijk: het is voldoende om te kijken naar de oorlog in Irak en de internationale nachtmerrie, totaal irrationeel, in Afghanistan/Pakistan. Syrië wordt een volgende stap in de omvorming van de geheime oorlog tegen Iran. Dat heeft niets te maken ‘de bescherming van burgers’, maar komt volledig overeen met het nastreven van de meest irrationale doelen, opgelegd door een systeem, dat in volledige ontbinding verkeert.
Baboon / 21.11.2011
Internationalisme nr. 354 - 2e kwartaal 2012
Internationalisme 355 - 3e kwartaal 2012
Al meer dan anderhalf jaar bombardeert, vermoordt, verkracht en foltert het bewind van Assad onder de ogen van de ‘internationale gemeenschap’ die een hypocriete klaagzang verspreidt over het lot van de Syrische bevolking die dagelijks al deze verschrikkingen moet ondergaan.
Aan alle kanten vermenigvuldigen de internationale bijeenkomsten, waarin de 16.000 doden van de Syrische repressie worden aangeklaagd, en oproepen worden gedaan tot vrede met dreigementen, de ene meer steriel dan de andere. De ‘filosoof’Bernard Henry Lévi, de niet aflatende vertegenwoordiger van de imperialistische belangen van de Franse bourgeoisie en sinds de oorlog in ex-Joegoslavië een onverzadigbare samoerai van de verschillende televisiekanalen en Parijse salons, kan, in navolging van de Verenigde Staten, die met de vinger aan de trekker, hun rekening willen vereffenen met de Syrische potentaat, niet anders dan oproepen tot een militaire interventie in Syrië
En zes maanden geleden is Mali ook terechtgekomen in een oorlogssituatie, die voorlopig ook geen enkel perspectief biedt op een bijleggen van de strijd. Ook daar hebben de hoogwaardigheidsbekleders, de vertegenwoordigers van de westerse democratische bourgeoisie, zich zonder ophouden geërgerd en ongerust gemaakt over de hel die de bewoners van deze regio wacht, schaamteloos geteisterd door gewapende min of meer islamitische bendes.
Maar wat is er waar van deze besluiteloosheid, deze mediadrukte die geacht wordt een appel op ons te doen met betrekking tot het lot van deze twee landen in het bijzonder? Niets! Wind en niets dan wind!
Niet alleen maken de grote mogendheden zich, zoals overal elders, in feite geen enkele zorg betreffende de barbarij die de bevolking van Syrië of Mali ondergaan, maar is hun enige reële bezorgdheid de inschatting van de mogelijke voordelen en de risico’s van een militaire ingreep. Deze beide situaties zijn een kritieke uitdrukking van de impasse waarin de kapitalistische wereld zich bevindt en de onmacht waarin waarvoor de westerse mogendheden zich gesteld zien.
In Mali betreft het over een verwikkeling, rechtstreeks veroorzaakt enerzijds door de sociale ontaarding, die het Franse kolonialisme heeft achtergelaten en haar onvermogen om een voldoende stabiele Malinese staat in het leven te roepen. De uitbarsting van de verschillende fracties, die de laatste maanden opgedoken zijn, zegt genoeg over de ondergang van deze regio, die verder reikt dan Mali zelf. Van de Aqmi tot en met de Mnla, uitgaande van diverse groepen dissidenten en opposanten van het regime van Bamako, de één meer ‘diepgelovig’ dan de ander, gaat het om bendes gewapende bandieten, die niet gisteren als door een betovering en het daglicht gekomen zijn. Men zegt ons dat de terugkeer is van de Toearegs, die voorheen geronseld waren door Khadafi, met andere woorden honderden krijgshaftig getrainde mannen, die zware wapens met zich meesleuren, de factor zijn die deze nieuwe zone van chaos in de Sahel-regio hebben ontketend.
Alsof zoiets niet was te verwachten! Toppunt van ‘verwondering’! Libië heeft geen gemeenschappelijke grenzen met Mali en de Toearegs hebben dus twee grenzen moeten oversteken: die van Libië-Algerije en die van Algerije-Mali. Ze werden zelfs niet ontwapend(!) toen zij de rangen en krachten van de voortgaande Touareg-rebellie in belangrijke mate kwamen vergroten, waardoor de begeerte van de kleine lokale en regionale boeven alleen maar werd geprikkeld. De larve zat dus al geruime tijd in het fruit. Mali, zoals de hele Sahel, maakt inderdaad deel uit van deze historische, moeilijk te controleren plaatsen door de ontelbare bevolkingsgroepen met verschillende culturen, waaronder de ex-koloniale machten, in concreto Frankrijk, die gedurende meer dan 150 jaar de ongelijkheid heeft onderhouden en aangewakkerd volgens de leuze: ‘verdeel en heers’. En indien de huidige situatie het product is van wat genoemd wordt: ‘Françafrique’, kan ze slechts verergerd worden door de reeds twintig jaar durende schimmige oorlog tussen de Verenigde Staten en Frankrijk, met als inzet de controle over de markt van Afrikaanse grondstoffen. Na Soedan is het niet onmogelijk dat ook Mali opgedeeld gaat worden in twee verschillende staten. Ondertussen verspreidt zich een cholera-epidemie in Goa, waarmee uitzinnige islamieten de omgeving extra hebben ondermijnd, en aldus de ganse bevolking hebben gegijzeld. Maar we mogen gerust zijn, de Veiligheidsraad van de VN heeft in een resolutie, donderdag met unanimiteit aangenomen, opgeroepen tot sancties tegen de rebellen van Noord-Mali terwijl de Cedeao elke westerse militaire inmenging in het land verbiedt!
Stad na stad wordt het land onderworpen aan een intensief artillerie-bombardement en zit de bevolking gedurende dagen of weken opgesloten in hun huizen of kelders, zonder voeding of elektriciteit. Sluipschutters van het leger installeren zich op de daken, iedereen neerschietend die zo gek is om voedsel te gaan halen voor zijn gezin. En als dan uiteindelijk de stad valt, worden alle gezinnen direct en persoonlijk getroffen, hetzij door de soldaten van het reguliere leger of nog vaker - door de massieve deserties van soldaten die walgen van wat ze moesten doen - door bendes vage criminelen, ‘Shabiha’ genoemd, oftewel ‘geesten’. De twee meest bekende moordpartijen hebben plaatsgevonden in Houla en Mazraat al-Qubair, maar ze zijn helemaal niet de enige voorbeelden.
Met de meest schaamteloze arrogantie praten de woordvoeders van het regime de bloedbaden goed door het bestaan van ‘gewapende terroristische groepen’, die zich gevestigd zouden hebben in de desbetreffende steden. Heel dikwijls beschuldigen ze dat de moordpartijen van vrouwen en mannen, die het meest uitvoerig in het nieuws geweest zijn, komen van deze groepen die zogenaamd handelend om de regering in diskrediet te brengen
Tegenover de grote protestacties, die tegen zijn overheersing ontstaan zijn tijdens de andere massabewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, heeft Pasar el-Assad de sporen van zijn vader proberen te volgen: in 1982 heeft Hafez el-Assad weerstand moeten bieden aan een andere opstand geconcentreerd in Hama en geleid door de Moslimbroeders. Het regime heeft toen een gruwelijke slachting aangericht: het dodenaantal werd geschat tussen de 17.000 en 40.000. De opstand werd verpletterd en de dynastie van Assad heeft bijna 30 lang jaar een min of meer gecontesteerde controle over het land kunnen handhaven.
Wat verleden jaar begonnen is als een ongewapende volksopstand tegen het regime van Assad, is veranderd in een lokale oorlog tussen de regionale en mondiale imperialistische mogendheden. De voornaamste geallieerde van Syrië in de regio, Iran, houdt zich aan de zijde van Assad en men weet dat de ‘Bewakers van de Revolutie’ of andere agenten van de islamitische republiek ter plaatse meewerken en medeplichtig zijn aan de terreurcampagne van Assad. Deze laatste blijft bovendien genieten van de bescherming van Rusland en China die, in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, actief de resoluties blokkeren die zijn regering veroordelen en oproepen tot sancties. Zelfs als Rusland zich, ten opzichte van de begaande afschuwelijkheden, genoodzaakt zag zijn houding te matigen, door zijn eerste schuchtere kritiek te uiten over de moordpartijen van Assad, dan vormt haar steun aan de ‘non-interventiepolitiek’ een versterking van de massale hulp met wapens aan Syrië. Hillary Clinton heeft Rusland er recentelijk van beschuldigd aanvalshelikopters te leveren - waarop Sergueï Lavrov, de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, antwoordde dat de helikopters enkel een ‘defensieve’ taak vervullen en dat het Westen in ieder geval de rebellen bewapent. Wat evenzeer waar is.
Want vanaf het moment dat de oppositie zich verenigd had rond het Vrije Syrische Leger en de nationale Syrische Raad tot een belangrijke politieke burgerlijke macht werd, zijn er wapentransporten geweest vanuit Saoedi-Arabië en Qatar.
Wat betreft Turkije, die lange tijd goede relaties heeft onderhouden met het regime van Assad, zagen we in de laatste maanden hoe deze haar houding radicaal veranderde met een veroordeling van de onmenselijkheid, door bescherming te bieden aan dissidente militairen en ontheemden, die deze moordpartij ontvluchten.
Op militair vlak heeft zij een belangrijke macht op de been gebracht aan de Syrische grens en Moskou er tegelijkertijd van beschuldigend Syrië te steunen. Hillary Clinton suggereert dat de massale komst van Syrische troepen rond Aleppo, vlakbij de grens met Turkije “best de rode lijn zou kunnen zijn voor de Turken in de verdediging van hun nationale strategische belangen”. Van de kant van de Turkse staat betreft het een politiek van duidelijke (1) provocatie, bedoeld om in de ogen van de westerse mogendheden een versterkte status te verwerven als voornaamste macht op het regionaal vlak.
De politiek van terreur van Assad, verre van de ijzeren greep op het land te verstevigen, heeft alles tot een kookpunt gebracht in een perspectief van een niet te overzien imperialistisch conflict. De etnische en religieuze verdelingen binnen het land nemen alleen maar toe. De Iraniërs steunen de Alawitische minderheid, oftewel de Saoedi’ s, en zonder enige twijfel een resem aan ongecontroleerde djihadstrijders, die door het conflict worden aangetrokken, om een soort Soennitisch regime op te leggen. De spanning tussen christenen en islamieten en tussen Koerden en Arabieren stijgt ook. Het geheel vindt plaats in een context waarbij Israël de Verenigde Staten onder druk zet om Iran aan te vallen en dreigt om de klus zelf te klaren. Tevens zou een escalatie van de oorlog in Syrië als gevolg hebben dat de Iraanse kwestie nog meer in het daglicht wordt gesteld, met nog meer verstrekkende en verwoestende gevolgen.
De sociale en politieke gevolgen van een nieuw oorlogstoneel, dat zich opent voor de grote mogendheden in deze Syrische regio, zijn niet in te schatten. Hetzelfde geldt voor Mali, waar een reëel risico bestaat dat de gehele Sahel in vuur en vlam wordt gezet door de creatie van een immense haard van conflicten, die Afrika van oost naar west doorkruist.
We kunnen dus niet voorspellen of de westerse mogendheden in de komende periode, hetzij in Syrië hetzij in Mali, gaan tussenkomen, daar de situatie dan waarschijnlijk oncontroleerbaar zou worden. Maar of zij het nu wel of niet doen, de doden stapelen zich op en hun uitvoerige ‘humanitaire’ toespraken tonen aan wat ze waard zijn: leugens, misprijzen voor de bevolking en de inschatting van de verschillende belangen
Wilma / 07.08.2012
(1) De vernietiging van een Turks vliegtuig boven het Libische luchtruim is er een bewijs van.
In de hiernavolgende bijdrage stellen wij de eerste inleiding voor van deze cyclus. De erop volgende discussie was heel levendig en kon zich verheugen op de deelname van alle aanwezigen.
Deze eerste discussie centreerde zich rond vier grote lijnen : het zoeken om definities en gehanteerde begrippen beter te omschrijven (geld en krediet, schulden, afzetmarkten, ruil- en gebruikswaarden, enz.) ; de historische crisis van het kapitalisme ( zijn verval) en de kwestie van de overproductie ; het verband tussen crisis – oorlog – heropbouw en de rol van het imperialisme en thema’s die al een aanloop vormden naar de volgende twee discussie-rondes.Na de cyclus werden alle teksten gebundeld. Deze bundel is ook op aanvraag verkruigbaar.
Om te beginnen is het onloochenbaar dat de crisis zich, en wel het meest spectaculair zelfs, uit op het financiële vlak: de banken hebben vanaf het einde van de jaren 1980 alle ruimte gekregen om hun politiek van financieren en tussenhandel te verruimen en vormen nu – ook al is het virtueel via de computer – een belangrijkere markt dan alle niet-financiële sectoren bij elkaar. In 2008 was de som van de wereldwijde financiële transacties toegenomen tot 2.200.000 miljard dollar, tegen een Bruto Nationaal Product op wereldschaal van 55.000 miljard. De speculatieve economie is daardoor 40 keer groter dan de zogenaamde ‘echte’ economie. En deze miljarden zijn in de afgelopen jaren in toenemende mate geïnvesteerd in doldraaiende en zelfvernietigende beleggingen. De financiële sector is de laatste 25 jaar niet meer gebaseerd op reële of intrinsieke waarden, maar tot een steeds meer op zichzelf gericht fenomeen uitgegroeid. Ze heeft haar contact met de economische realiteit volkomen verloren. Ze staat al lang niet meer ten dienst staan van de reële economie, maar is gebaseerd op irreële overwaarde (lucht). Het is hier, waar de enorm opgeblazen schulden van overheden, financiële instellingen, ondernemingen en particulieren uit voortvloeien.
Op het einde van de 20e eeuw heeft de bourgeoisie de banken alle ruimte heeft gegeven om hogere hypotheekleningen te verstrekken dan gebruikelijk was tegen een hele lage aanvangsrente. De explosie van dit hypothecaire krediet zorgde in een groot aantal landen voor stijgende vastgoed- en huizenprijzen. Door steeds grotere leningen te verstrekken tegen sterk overgewaardeerde prijzen op de huizenmarkt, konden de banken een steeds groter deel van het inkomen van de arbeiders aan rente innen. Tot het moment dat de rente verhoogd werd, om de dreigende inflatie (verhoging van de huizenprijzen leidde tot een oververhitting van de huizenmarkt) een halt toe te roepen. En toen konden plotseling een massa aan arbeidersfamilies de rente op hun hypotheek niet meer opbrengenMaar het verschijnsel van arbeidersfamilies, die met handen en voeten gebonden zijn aan een hypotheek, is altijd al aanwezig geweest binnen het kapitalisme en kan de omvang van de huidige krisis niet verklaren. Tegenwoordig zijn ze met handen en voeten gebonden aan de banken, vroeger waren ze dat aan de patroon, zoals we weten uit de verslagen van Friedrich Engels: ‘De ketening van de arbeider aan een eigen huis’, bestond al in de jaren ‘80 van de 19e eeuw“. (De fabrikant) Dolfuss en zijn collega’s trachtten de arbeiders kleine huisjes te verkopen die in jaarlijkse termijnen afbetaald moesten worden. (….) Op deze manier gingen de arbeiders gebukt onder zware hypotheeklasten (...) en werden daarna pas echt de slaven van hun broodheren; ze waren gebonden aan hun huizen, ze konden niet weg, en moesten alle werkomstandigheden slikken”. (Friedrich Engels 1887)
Het probleem betreft echter niet de immobiliënmarkt op zich maar het gehele marktmechanisme met zijn uitgesproken speculatief karakter.
De extravagante leningen van banken aan huishoudens en bedrijven, die de crisis veroorzaakten, hadden geen productief karakter. Er werd geen echte waarde gecreëerd, alleen de kosten van de al bestaande goederen en diensten werden verhoogd door de politiek van de banken. Op een nog vulgairder wijze verstrekten verzekeraars polissen met gigantische verborgen kosten, de toepasselijk getitelde woekerpolissen. Banken en verzekeraars verdienden dus - figuurlijk - hun geld door tolpoortjes neer te zetten, niet door nieuwe wegen aan te leggen. Hoe de winsten ook gerealiseerd werden door de betreffende banken, alle instellingen (pensioenfondsen, banken, woningcorporaties) in de hele wereld wilden een graantje van meepikken van de winsten die, middels rommelhypotheken, gemaakt werden op de, met name de Amerikaanse, huizenmarkt. Deze rommelhypotheken, deze risicovolle beleningen, werden vermengd met minder risicovolle beleningen en door de betreffende banken op de beurs te koop aangeboden.
En ondanks het feit, of juist vanwege het feit dat de aandelen, obligaties van de betrokken banken en verzekeringsmaatschappijen bleven stijgen, gingen anderen, die daar ook van wilden snoepen, steeds meer risico’s aan. Om mee te kunnen doen aan dit casinospel kregen de banken (eigenlijk gewone nutsbedrijven) toestemming van hun respectievelijke staat hun voorraad liquide middelen tot een minimum terug te brengen. De inkomsten namen inderdaad met grote sprongen toe. De pensioenfondsen in Nederland bijvoorbeeld verdienden er zoveel mee dat de staat in de jaren 1990 hun kas zelfs tweemaal heeft afgeroomd, omdat ze over teveel kapitaalreserves beschikten. De met grote sprongen toegenomen winsten waren op zichzelf het bewijs dat het allemaal geen kwaad kon. Maar toen in de VS de (de virtuele) overwaarde plotseling in rook opging, zaten de instellingen in de rest van de wereld ook met de gebakken peren: hun beleggingen in de rommelhypotheken bleken opeens bijna niks meer waard te zijn.
Ook dit fenomeen is niet nieuw. Ook dit fenomeen hebben we in de geschiedenis ook al eens eerder gezien en zegt niets over de oorzaak van de crisis van vandaag. Eén van de belangrijkste verschijnselen van de Grote Depressie van de jaren 1930 van de vorige eeuw was het aantal banken dat failliet ging. Ook toen daalde het vertrouwen tussen de banken tot een nulpunt (want wie heeft hoeveel onbetrouwbare beleggingen?), waardoor de liquiditeitsverstrekking, het smeermiddel van de economie, tot een nulpunt daalde.
In de laatste jaren is iedere ineenstorting van de beurs gepaard gegaan met affaires over zogenaamde bedrieglijke handelaars. Het waren niet alleen maar fraudeurs: zo zijn de praktijken van Madoffs de laatste zestien jaar wel acht keer tegen het licht gehouden door allerlei toezichthoudende autoriteiten, zoals de Securities en Exchange Commission (SEC). Hoewel onderzoekers getipt waren, stuitten ze nooit op fraude. In feite hebben de volgende voorbeelden met veel risico’s gespeculeerd, maar zijn ze er op een ongelofelijke manier mee de teil in gegaan. In december 2008 was het Bernard Madoff opeens een fraudeur, toen bleek dat de bankenreus Lehman Brothers 65 miljard dollar in lucht had zien opgaan. Hetzelfde gebeurde in september 2011 door toedoen van Kweku Adoboli met een ‘fraude’ van 2.3 miljard dollar bij de Zwitserse bank UBS. In januari 2008 herhaalde dat zich nog eens door Jerome Kirviel met een ‘fraude’ van 4.82 miljard euro’s bij Franse Bank Société Générale. Maar speculatie is geen nieuw fenomeen : “Een zekere Sullivan krijgt op het ogenblik van zijn vertrek — voor een regeringsopdracht — naar een deel van Indië, dat ver verwijderd ligt van de opiumgebieden, een opiumcontract toegewezen. Sullivan verkoopt zijn contract voor £40.000 aan een zekere Binn, Binn verkoopt het contract op dezelfde dag voor £60.000 en de uiteindelijke koper en uitvoerder van het contract verklaart dat hij er daarna nog een enorme winst uit haalde.”
Maar dit fenomeen is ook helemaal niet kenmerkend voor de huidige crisis. Het bestaat al heel lang binnen het kapitalisme. Marx omschreef de destructieve werking van de financiële sector en de speculanten in zijn tijd als de ‘plunderende ridders van het krediet’;‘een parasitaire klasse’. “Het woekerend kapitaal gebruikt de kapitalistische wijze van exploitatie, zonder de kapitalistische wijze van productie,”
Eens te meer dus is speculatie een fenomeen dat aanwezig was doorheen de ganse geschiedenis van het kapitalisme en bijgevolg kan het moeilijk de grondslag vormen voor de huidige crisis van het kapitalisme.
Dat er een enorme kloof gaapt tussen de economieën van zuidelijke en noordelijke Europese landen als Nederland en Duitsland wisten we in 2000 ook al. Een land als Griekenland is niet in staat om te concurreren met de meer noordelijke landen. Het was duidelijk dat de situatie vanaf het begin onhoudbaar was en de fundamenten van de Europese munteenheid wel moest ondermijnen. De verschillende bourgeoisieën uit het Noorden handelden in het verleden echter zeer bewust in overeenstemming met hun economische belangen toen ze landen uit de Europese periferie, die aantoonbaar met begrotingscijfers knoeiden, toch de Eurozone inloodsten. Strenge fiscale regels werden terzijde geschoven omwille van de beloftes van nieuwe, beschermde markten voor hun ondernemingen.
Ook nu proberen de politici mogelijke inzichten te vertroebelen door de boodschapper aan te vallen. Maar dit beantwoordt natuurlijk aan de rol waarvoor ze aangesteld en betaald worden : de bevolking voor te liegen over de grondslag van de gebeurtenissen die de financiële druk veroorzaken op bepaalde Europese landen en de spanningen binnen de Eurozone verscherpen, en vooral te verbergen dat het kapitalisme gekenmerkt wordt door fundamentele tegenspraken, die binnen dit systeem niet op te lossen zijn.
Het kapitalisme is de eerste maatschappijvorm in de geschiedenis wier crisis niet het gevolg van onderproductie, van een product van tekort, maar als gevolg van een overproductie, van een teveel aan goederen. In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken – de epidemie van de overproductie. Het is een crisis van de op loonarbeid gebaseerde kapitalistische productiewijze Het kapitalisme is sinds zijn ontstaan belast met een soort van aangeboren ziekte: het produceert in overvloed een vergif dat niet zijn organisme niet de baas kan, de overproductie. Het vervaardigt meer waren dan zijn markt kan opslorpen. Waarom? Laten we een voorbeeld nemen om dat uit te leggen: een arbeider werkt aan een lopende band of achter een computer en krijgt aan het eind van de maand 800 euro uitbetaald. In feite produceert hij niet het equivalent van de 800 euro, dat hij ontvangt, maar een waarde van wel 1600 euro. Hij heeft waarde voortgebracht die hij niet betaald krijgt of anders gezegd, een meerwaarde. Wat doet de kapitalist met de 800 euro die hij van de arbeider gestolen heeft (op voorwaarde dat hij die waren verkocht krijgt)? Hij gebruikt een deel ervan voor zijn persoonlijke consumptie, laten we zeggen: 150 euro. De overblijvende 650 euro herinvesteert hij in het kapitaal van zijn bedrijf, meestal in de vorm van de aankoop van modernere machines, enzovoort. Maar waarom gaat de kapitalist zo te werk? Omdat hij er economisch toe gedreven wordt. Het kapitalisme is een systeem van concurrentie, de producten moeten goedkoper verkocht worden dan die van de buurman, die dezelfde producten fabriceert. Bijgevolg moet de patroon niet alleen zijn productiekosten – lees: lonen – verlagen, maar bovendien een groeiend deel van de onbetaalde arbeid van de arbeiders opnieuw en, op de eerste plaats, investeren in meer modernere machines om de productiviteit op te voeren. Indien hij dit niet doet, kan hij niet moderniseren en zal zijn concurrent, vroeger of later, wel goedkoper kunnen verkopen en de markt kunnen inpalmen. Het kapitalistisch systeem is behept met een tegenstrijdig fenomeen: door de arbeiders niet volledig te vergoeden voor wat ze effectief als arbeid geleverd hebben en door de bazen te noodzaken af te zien een groot deel van de winst, dat ze zo afgeperst hebben, zelf te verbruiken, produceert het systeem meer waarde dan het kan verhandelen. De arbeiders en kapitalisten kunnen samen nooit alle geproduceerde waren verbruiken. Het kapitalisme moet daarom het overschot aan waren buiten zijn eigen productiesfeer verkopen, op markten die nog niet veroverd werden door de kapitalistische productieverhoudingen, en die we de extra-kapitalistische markten noemen. Als het daar niet in slaagt, wordt het geconfronteerd met een overproductiecrisis.
Dit zijn in grote lijnen samengevat de conclusies waar de werken van Karl Marx in Het Kapitaal en van Rosa Luxemburg in De accumulatie van het kapitaal toe geleid hebben. Om het nog beknopter te zeggen, vatten we de theorie van de overproductie in enkele punten samen:
- Het kapitaal buit zijn arbeiders uit (of anders gezegd: hun lonen zijn minder belangrijk dan de werkelijke waarde die ze met hun arbeid scheppen).- Het kapitaal kan zo zijn waren met winst verkopen, voor een prijs die behalve het loon van de arbeiders en de meerwaarde, ook de afbetaling van de productiemiddelen mogelijk maakt. Maar de vraag is: aan wie?
- Natuurlijk kopen de arbeiders die waren… voor zover hun loon daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal.- De kapitalisten verbruiken zelf ook… en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen.
- Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproductiecrisis’! n
DS
Om die reden stelt de IKS dan ook vandaag dat de arbeidersklasse niets te zoeken heeft op het verkiezingsterrein. Deze houding van de revolutionairen heeft niets te maken met het specifieke karakter van de gemeenteraadsverkiezingen die in oktober in België doorgaan, maar vloeit voort, zoals onderstaande tekst duidelijk maakt, uit de algemene kenmerken van de ontwikkeling van het kapitalisme sedert begin van vorige eeuw.
Geconfronteerd met de angst voor de toekomst, de schrik voor de werkloosheid, het balen van de soberheid en de bestaansonzekerheid, gebruikt de bourgeoisie de verkiezingen om het nadenken binnen de arbeidersklasse te belemmeren.De weigering om deel te nemen aan het verkiezingscircus is geen vanzelfsprekende zaak voor het proletariaat omdat deze misleiding nauw verbonden is met de kern van de ideologie van de heersende klasse: de democratie. Heel het sociale leven van het kapitalisme wordt door de bourgeoisie georganiseerd rond de mythe van de democratische staat. Deze mythe is gegrondvest op het leugenachtige idee dat alle burgers gelijk en vrij zouden zijn om via hun stem, te kiezen voor hun politieke vertegenwoordigers en het parlement, dat voorgesteld wordt als de weerspiegeling van de volkswil. Dit ideologische bedrog is voor de arbeiders moeilijk te ontzenuwen, ook al omdat de verkiezingsmis-leiding gedeeltelijk steunt op bepaalde waarheden. De bourgeoisie misbruikt ze, via het vervalsen van de geschiedenis van de arbeidersbeweging, door de herinnering op te roepen van de heldhaftige strijd van de arbeidersklasse voor de verovering van het stemrecht. Tegen de grove propagandistische leugens is het noodzakelijk om terug te grijpen op de werkelijke standpunten die werden verdedigd door de arbeidersbeweging en haar revolutionaire organisaties. En dat niet op zichzelf, maar met betrekking tot de verschillende perioden van de ontwikkeling van het kapitalisme en van de behoeften van de revolutionaire strijd van het proletariaat.
De negentiende eeuw is de periode van volle ontwikkeling van het kapitalisme, waarbij de bourgeoisie het algemeen stemrecht en het parlement gebruikte in haar strijd tegen de adel en haar eigen reactionaire fracties. Zoals Rosa Luxemburg in 1904 onderstreepte in haar tekst Sociaal-democratie en parlementarisme: Verre van een absoluut product te zijn van de democratische ontwikkeling, van de vooruitgang van het menselijke geslacht of van soortgelijk schoons, is het parlementarisme veeleer de bepaalde historische vorm van de klassenheerschappij van de bourgeoisie en dit is dan de keerzijde van deze heerschappij van de strijd van de bourgeoisie tegen het feodalisme. Het burgerlijke parlementarisme blijft slechts zolang in leven als de strijd tussen de bourgeoisie en het feodalisme duurt. (Rosa Luxemburg, Orde heerst in Berlijn, L.J.C. Boucher, Den Haag) Met de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze, schaft de bourgeoisie de lijfeigenschap af en breidt zij de loonarbeid uit voor de behoeften van haar economie. Het parlement wordt de arena waar de verschillende burgerlijke partijen elkaar bevechten om te beslissen over de samenstelling en de oriënteringen van de regering die belast wordt met de uitvoerende macht. Het parlement wordt tot het centrum van het burgerlijke politieke leven, maar in dit democratisch parlementair systeem, zijn alleen de notabelen kiezers. De proletariërs hebben geen spreekrecht, noch het recht van organisatie.
Onder druk van de Eerste en vervolgens van de Tweede Internationale gingen de arbeiders sociale strijd van grote omvang voeren, dikwijls ten koste van hun eigen leven, om verbeteringen af te dwingen van hun levensvoorwaarden (vermindering van de werktijd van 14 tot 10 uren, verbod op kinderarbeid en op zwaar werk voor de vrouwen ). Aangezien het kapitalisme toen nog een sociaal systeem in volle bloei was, stond zijn omverwerping door de proletarische revolutie nog niet op de dagorde. Dat is de reden waarom de eisenstrijd op het economische vlak, via de vakbonden, en de strijd van zijn politieke partijen op het parlementaire terrein, het voor het proletariaat mogelijk maakten om hervormingen in zijn voordeel in de wacht te slepen. Een dergelijke deelname maakte het voor de arbeidersklasse mogelijk druk uit te oefenen ten gunste van deze hervormingen, en tegelijkertijd de verkiezingscampagnes te gebruiken als propaganda- en agitatiemiddel voor het proletarisch programma en het parlement te gebruiken als tribune om de schandelijke politiek van de bourgeoisie aan de kaak te stellen. Daarom ook was in een groot aantal landen de strijd voor het algemeen kiesrecht gedurende de hele 19e eeuw een van de belangrijkste gelegenheden voor de mobilisatie van het proletariaat (1). Dit zijn de stellingen die Marx en Engels gedurende heel deze periode van de bloei van het kapitalisme verdedigden in goedkeuring van de deelname van het proletariaat aan de verkiezingen.
Aan de dageraad van de twintigste eeuw had het kapitalisme de wereldmarkt veroverd. Toen het opbotste tegen de grenzen van zijn geografische uitbreiding, stuitte het op de objectieve beperkingen van de markten: de afzetmarkten van zijn productie worden steeds meer ontoereikend. De kapitalistische productieverhoudingen vormen zich vanaf dat moment om tot belemmeringen van de ontwikkeling van de productiekrachten. Het kapitalisme komt als een geheel terecht in een periode van crises en oorlogen van wereldomvang.
Een dergelijke omwenteling zal een diepe verandering teweegbrengen in de politieke levenswijze van de bourgeoisie, in het functioneren van haar staatsapparaat en, a fortiori, in de voorwaarden en strijdmiddelen van het proletariaat. De rol van de staat wordt overheersend want hij alleen is in staat om de orde en de samenhang te verzekeren van een kapitalistische maatschappij die wordt verscheurd door haar eigen tegenstellingen. De burgerlijke partijen worden steeds vanzelfsprekender tot instrumenten van de Staat die belast worden met het doen aanvaarden van diens politiek. De politieke macht vertoont de neiging om zich te gaan verplaatsen van de wetgevende naar de uitvoerende macht en het burgerlijke parlement wordt tot een lege huls. Het beschikt niet meer over een werkelijke beslissingsmacht. Deze werkelijkheid werd in 1920, op haar Tweede Congres, door de Kommunistische Internationale duidelijk gekenschetst. "De houding van de 3e Internationale ten overstaan van het parlementarisme wordt niet bepaald door een nieuwe doctrine maar door de verandering van de rol van het parlement zelf. In het voorbije historische tijdperk heeft het parlement als instrument van het kapitalisme in ontwikkeling, in zekere zin, meegewerkt aan de vooruitgang van de geschiedenis. Onder de moderne voorwaarden van ongebreideld imperialisme is het parlement een wapen van valsheid, bedrog, en geweld geworden, een plaats van opgewonden gebabbel.(...) In de huidige tijd kan het parlement, voor de kommunisten, in geen enkel geval, nog dienst doen als de arena voor de strijd voor hervormingen en verbeteringen van de levensstandaard van de arbeidersklasse, zoals dat het geval was op bepaalde momenten in het vorige tijdperk. Het brandpunt van het politieke leven is volledig en voorgoed naar buiten de grenzen van het parlement verschoven.” (2).
Sindsdien was er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toestaan van werkelijke en duurzame hervormingen van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse. Het tegendeel dringt zich op aan het proletariaat: steeds grotere opofferingen, ellende en uitbuiting. De revolutionairen zijn eensgezind in de erkenning van het feit dat het kapitalisme zijn historische grenzen heeft bereikt, en dat het in zijn vervalfase is binnengetreden, zoals bleek uit de ontketening van de 1e Wereldoorlog. Voortaan was het alternatief: socialisme of barbarij. Het tijdperk van de hervormingen was definitief afgesloten en de arbeiders konden niets meer verkrijgen op het terrein van de verkiezingen.
Desalniettemin ging er zich een debat ontwikkelen in de loop van de jaren 1920 in de schoot van de Kommunistische Internationale omtrent de mogelijkheid, verdedigd door Lenin en de Bolsjewistische Partij, van de tactiek van het revolutionaire parlementarisme. Geconfronteerd met de ontelbare vraagstukken die werden opgeworpen door de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode, woog het gewicht van het verleden door op de arbeidersklasse en haar organisaties. De imperialistische oorlog, de proletarische revolutie in Rusland, en vervolgens de terugval van de proletarische strijdgolf op wereldvlak vanaf de jaren 1920 brachten Lenin en zijn kameraden er toe om te denken dat men het parlement van binnen uit zou kunnen vernietigen of het parlement zou kunnen gebruiken als een revolutionaire tribune. In feite zou deze foute tactiek de 3e Internationale steeds verder doen afdrijven naar compromissen met de ideologie van de heersende klasse. Het isolement van de Russische Revolutie, de onmogelijkheid van haar uitbreiding naar de rest van Europa door het neerslaan van de revolutie in Duitsland, zouden eerst de Bolsjewiki en de Internationale, en vervolgens de Kommunistische Partijen, doen afdrijven naar een ongebreideld opportunisme. Dit opportunisme zou hen er toe brengen om de revolutionaire standpunten van de 1e en de 2e Congres van de Kommunis-tische Internationale in vraag te gaan stellen om daarna, tijdens de daaropvolgende congressen, te ontaarden in het verraad van het stalinisme dat tot speerpunt werd van de triomferende contrarevolutie.
Tegen dit opgeven van de beginselen reageerden de meer linkse fracties in de Kommunistische Partijen (3). Te beginnen met de Italiaanse Linkerzijde met Bordiga aan het hoofd ervan die, reeds vr 1918, de verwerping van de verkiezingsactie voorstond. Eerst gekend als Absten-tionistische kommunistische fractie, werd die formeel opgericht na het Congres van Bologna in oktober 1919 en, in een brief gestuurd vanuit Napels naar Moskou, bevestigde zij dat een werkelijke partij die zich moest aansluiten bij de Kommunistische Internationale, alleen kon worden opgericht op basis van antiparlementaire grondslagen. Anton Pannekoek klaagde ook duidelijk de onmogelijkheid voor de revolutionairen aan om het parlement te gaan gebruiken, want een dergelijke tactiek zou enkel kunnen leiden tot het sluiten van compromissen, van toegevingen aan de heersende ideologie. Zij kon er enkel toe leiden om een schijn van leven te verlenen aan deze afstervende instellingen, tot aanmoedigen van de passiviteit van de arbeiders, terwijl de revolutie een actieve en bewuste deelname vereist van het geheel van het proletariaat.
In de jaren 1930, zou de Italiaanse Linkerzijde, via haar tijdschrift Bilan op concrete wijze aantonen hoe de strijd van de Franse en Spaanse proletariërs werd omgebogen naar het verkiezingsterrein. Bilan beweerde terecht dat de tactiek van de volksfronten in 1936, het mogelijk had gemaakt om het proletariaat als kanonnenvlees in te kaderen in de tweede imperialistische wereldslachting. Op het einde van deze afschuwelijke Holocaust was het de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (waar de IKS uit voortkomt) die de revue Internationalisme publiceerde, die op de duidelijkste manier de tactiek van het revolutionaire parlementarisme zou aanklagen: De politiek van het revolutionaire parlementarisme heeft ruimschoots bijgedragen tot het ontaarden van de partijen van de Derde Internationale en de parlementaire fracties hebben gediend als forten van het opportunisme (). De waarheid is dat het proletariaat voor zijn bevrijdingsstrijd geen gebruik kan maken van het politieke strijdmiddel dat eigen is aan de bourgeoisie en bestemd is voor zijn onderwerping. Het revolutionaire parlementarisme heeft als werkelijke activiteit in feite nooit bestaan om de eenvoudige reden dat de revolutionaire actie van het proletariaat, wanneer deze er mee geconfronteerd werd, inhield dat het zich als klasse mobiliseerde op een buiten-kapitalistisch vlak, en niet gebonden aan stellingen binnen de kapitalistische maatschappij (4).
Sindsdien is het niet deelnemen aan de verkiezingen een klassengrens tussen de proletarische en de burgerlijke organisaties. Onder deze voorwaarden worden, sinds meer dan 80 jaar, de verkiezingen op wereldschaal door alle regeringen gebruikt, wat ook hun politieke kleur is, om het ongenoegen van de arbeiders af te leiden naar een steriel terrein en om de mythe van de democratie geloofwaardig te houden. Het is trouwens geen toeval dat vandaag, in tegenstelling tot de 19e eeuw, de democratische staten een verwoede strijd leveren tegen het abstentionisme (het niet-stemmen) en tegen de leegloop van de partijen, want de deelname van de arbeiders aan de verkiezingen is van wezenlijk belang voor het in stand houden van de democratische zinsbegoocheling.
In tegenstelling tot de onpasselijk makende propaganda die ons ervan wil overtuigen dat de stembus regeert, moeten wij opnieuw bevestigen dat de verkiezingen een pure maskerade zijn. Natuurlijk kunnen er meningsverschillen bestaan bij de verschillende fracties die deel uitmaken van de burgerlijke staat over de wijze waarop de belangen van het nationale kapitaal het best verdedigd worden, maar fundamenteel organiseert en controleert de bourgeoisie het verkiezingscarnaval opdat het resultaat zou overeenstemmen met haar behoeften als heersende klasse. Dat is de reden waarom de kapitalistische staat haar dienstbare media organiseert, manipuleert en gebruikt. Zo is er sinds het einde van de jaren 1920 tot op heden, onafhankelijk van het resultaat van de verkiezingen, van het feit of het rechts was of links dat zegevierend uit de verkiezingen kwam, tenslotte altijd dezelfde anti-arbeiderspolitiek gevoerd.
De laatste maanden is het georkestreerd focussen van de bourgeoisie op de presidentsverkiezingen van mei 2007 in Frankrijk er tijdelijk in geslaagd om de aandacht van de arbeiders aan te trekken en hen er van te overtuigen dat deze een inzet vormen voor hun toekomst en voor die van hun kinderen. Niet alleen stort de bourgeoisie de arbeidersklasse in een absolute verpaupering, maar bovendien vernedert ze haar door haar het brood en spelen van het verkiezingscircus te geven. Vandaag blijft er voor het proletariaat geen andere keuze over. Ofwel laat het zich meeslepen op het verkiezingsterrein van de burgerlijke staten die haar uitbuiting en onderdrukking organiseren, een terrein waarop het slechts kan geatomiseerd worden en waarop het geen weerstand kan bieden aan de aanvallen van het kapitalisme in crisis. Ofwel ontwikkelt het zijn collectieve strijd, op een solidaire een eensgezinde wijze, ter verdediging van zijn levensvoorwaarden. Het is alleen op deze wijze dat het proletariaat zijn kracht zal kunnen terugvinden als revolutionaire klasse: zijn eenheid en zijn capaciteit om te strijden buiten en tegen de burgerlijke instellingen om (parlement en verkiezingen), voor de omverwerping van het kapitalisme.
Tegenover de verergering van de aanvallen en de electorale hersenspoeling ten spijt, is het proletariaat bezig met het ontwikkelen van een diepere overdenking van de betekenis van de massale werkloosheid, van de onophoudelijke aanvallen, van de ontmanteling van de pensioensystemen en de sociale bescherming. Op termijn kunnen de anti-arbeiderspolitiek van de bourgeoisie en het proletarisch verzet hiertegen slechts uitmonden in een groeiende bewustwording in de schoot van de arbeidersklasse, van het historisch bankroet van het kapitalisme. Het proletariaat moet niet meewerken aan het smeden van zijn eigen ketenen, maar moet ze stuk breken! De versterking van de kapitalistische staat moeten de arbeiders beantwoorden met de wil om hem te vernietigen!
Het alternatief van vandaag blijft dus hetzelfde als dat wat door de marxistische Linkerzijde in de jaren 1920 werd ontwikkeld: verkiezingen en misleiding van de arbeidersklasse of ontwikkeling van de bewustwording van de klasse en uitbreiding van de strijd naar de revolutie! n
D. (Naar Internationalisme nr, 331, april 2007)
(1) Platform van de IKS
(2) Tweede Kongres van de Kommunistische Internationale
(3) De IKS is de erfgename van deze Kommunistische Linkerzijde en onze standpunten zijn er de voortzetting van.
(4) Lees hiervoor het artikel van Internationalisme nr.36 van juli 1948, opnieuw gepubliceerd in de International Review nr.36 (Engels, Frans, Spaans).
De ontwikkeling van al deze tegenspraken en conflicten bevestigen meer dan ooit de noodzaak van een actieve aanwezigheid van een revolutionaire organisatie, die in staat is de zich snel ontwikkelende situatie te analyseren, duidelijk met één stem te spreken over de grenzen en continenten heen, op directe wijze deel te nemen in de beweging van de uitgebuiten en hulp te bieden bij de verheldering van hun methoden en doeleinden.
Het is onnodig om te verbergen dat de krachten van de IKS uiterst beperkt zijn in vergelijking met de reusachtige verantwoordelijkheid waarvoor we ons gesteld zien. Wereldwijd zien we een nieuwe generatie opkomen, die op zoek is naar revolutionaire antwoorden op de crisis van het systeem. Daarom is het nodig dat al diegenen, die sympathiseren met de globale doeleinden van onze organisatie, contact opnemen met de IKS en onze bekwaamheid om te handelen en te groeien met hun bijdrage ondersteunen.We hebben het hier niet zozeer over het vervoegen van onze organisatie, ofschoon we dat graag zouden zien gebeuren. We waarderen iedere vorm van steun en bijstand die al degenen, die in het algemeen akkoord zijn met onze politiek, kunnen bieden
Op de eerst plaats door met ons te discussiëren. Schrijf ons per brief of email of neem deel aan ons online discussieforum in verschillende talen. Kom naar onze openbare en contactbijeenkomsten. Stel vragen over onze standpunten, analyses, de manier waarop we schrijven, de manier waarop de website functioneert, enzovoort.
Schrijf voor onze website en kranten, hetzij verslagen van bijeenkomsten waar je aan hebt deelgenomen, of over wat er gebeurt op je werk, in je sector, in je wijk of meer uitgebreide artikels, theoretische bijdragen, enzovoort.
Help ons om te vertalen in de vele verschillende talen waarin we schrijven: de IKS heeft websites in verschillende vormen in het Engels, Frans, Spaans, Duits, Nederlands, Italiaans, Portugees, Hongaars, Zweeds, Fins, Russisch, Turks, Farsi, Bengaals, Koreaans, Japans, Chinees en Filipijns. Er zijn altijd veel artikelen om in alle talen te vertalen, waarbij enkele van de basisteksten van onze organisatie inbegrepen. Als je in staat ben om te vertalen naar deze of naar andere talen, laat ons dit even weten.Deelnemen aan onze openbare activiteiten, de verkoop van de pers, het woord nemen en verspreiden van onze pers en pamfletten in stakingsposten, demonstraties en bezettingen. Help ons om tussen te komen in politieke bijeenkomsten, ga er op eigen initiatief heen en verdedig de revolutionaire standpunten, of draag bij aan de discussies op de internetforums, waar we regelmatig aan deelnemen, zoals www.revleft.com [118] (in het bijzonder het linkskommunistische forum op de laatste: http://www.revleft.com/vb/group.php?groupid=9 [119]), www.libcom.org [120] of www.red-marx.com [121], enzovoort.
Als je nog andere kameraden kent, die geïnteresseerd zijn in discussie over revolutionaire politiek en de klassestrijd, zet dan discussiekringen op, forums over de klassestrijd of soortgelijke groepen, die we graag willen helpen opstarten en waar we zelf aan deel willen nemen.Draag bij op het praktische vlak met foto’s, artistieke creaties, computerkennis .
Help om de beperkte financiële mogelijkheden te vergroten door regelmatige financiële bijdragen te geven, een abonnement te nemen op onze pers, extra exemplaren te verkopen aan mensen die je kent, of in de plaatselijke krantenkiosk of boekhandels te plaatsen.
We verwelkomen met enthousiasme ieder verzoek van kameraden die hun hulp willen opvoeren aan de organisatie door lid te worden Terwijl niet iedere sympathisant de organisatie zal vervoegen, beschouwen wij het lid worden toch als een deelname aan de geschiedenis van de proletarische strijd in de volle zin van het word. Het proletariaat is van nature een klasse wier kracht ligt in haar capaciteit tot collectieve organisatie, en dit geldt met name voor haar revolutionaire elementen, die altijd hebben geprobeerd zich te verenigen in organisaties om, als afweer tegen het enorme gewicht van de heersende ideologie, het kommunistisch vooruitzicht te verdedigen
Lid worden van de IKS stelt kameraden in staat om een directe wijze deel te nemen aan de overdenking en discussies, die op permanente basis binnen de organisatie plaatsvinden en die bedoeld zijn om de meest effectieve bijdrage te leveren aan onze interventie in de klassestrijd. Om de analyses en politieke standpunten van de organisatie vorm te geven, is de meest geëigende plaats van de individuele militant binnen de organisatie, omdat de leden voor de organisatie als geheel een onvervangbare bron zijn, waar het op kan rekenen en waardoor ze haar activiteiten op wereldschaal kan ontwikkelen.
Voordat iemand de IKS vervoegt is het van wezenlijk belang voor iedere kameraad een diepgaande discussie voert over onze fundamentele politieke standpunten, die door een algemene marxistische samenhang met elkaar verbonden en vastgelegd zijn in ons platform. Zij die lid worden, doen dat dan op basis van een oprechte overtuiging en, omdat ze er een werkelijk begrip van hebben, zijn ze in staat onze politieke standpunten met argumenten te onderbouwen.Het is eveneens belangrijk om de statuten van de organisatie te bediscussiëren en akkoord te kunnen gaan met onze principes en regels, die ons functioneren richting geven: met onze collectieve wijze van organiseren op lokaal, territoriaal, en internationaal vlak, met de rol van de congressen en de centrale organen, met de wijze waarop we onze interne debatten voeren, wat er verwacht wordt van de leden op het vlak van hun deelname aan het leven van de organisatie, enzovoort. De essentiële benadering, die vervat is in onze statuten, kan gevonden worden in de tekst: Rapport over de structuur en de functionering van de revolutionaire organisatie.
In deze zin plaatsen we ons in de traditie van de bolsjewistische partij, voor wie een lid iemand was die niet alleen instemde met het programma van de partij, maar ook probeerde om het actief te verdedigen doorheen de activiteiten van de organisatie, en daarom bereid was zich te wijden aan haar methoden van functioneren, zoals die in haar statuten waren belichaamd.Dit is geen proces dat zomaar eventjes gedaan wordt, maar dat en tijd en geduld vraagt. In tegenstelling tot allerlei ultralinkse groepen, zoals de trotskisten en anderen, die zich er onterecht op beroepen af te stammen van het bolsjewisme, is het niet onze politiek om tot iedere prijs nieuwe kameraden te rekruteren en dus uiteindelijk leden te werven, die niet meer dan een pion zijn in het spel van een bureaucratische leiding. Een werkelijke kommunistische organisatie kan alleen bloeien als haar leden een diepgaand begrip hebben van haar standpunten en analyses en in staat zijn om deel te nemen aan de collectieve inspanning ze in de praktijk te brengen en te ontwikkelen.
Revolutionaire politiek is geen hobby. Het houdt zowel een intellectuele als een emotionele betrokkenheid in om de eisen van de klassenstrijd confronteren. Maar het is ook geen monnikenwerk dat plaatsvindt geÏsoleerd en afgesneden van het reilen en zeilen en de behoefte van de rest van de werkende klasse. We zijn geen sekte, die ernaar streeft alle aspecten van het leven van onze leden te regelen, en hen te veranderen in fanatici, die niet in staat zijn tot kritisch denken.We verwachten ook niet dat ieder lid een specialist is op alle vlakken van de marxistische theorie, of onze rijen vervoegt met hoogontwikkelde capaciteiten op het vlak van schrijven en spreken. We erkennen dat individuele kameraden onderscheiden capaciteiten hebben op verschillende terreinen. We werken aan het kommunistische principe waarin ieder bijdraagt naar vermogen dat het de taak van het collectief is om al deze individuele energieën op de meest effectieve manier ten nutte te maken
De beslissing om lid te worden van een revolutionaire organisatie moet niet oppervlakkig worden opgevat. Zich bij de IKS vervoegen, betekent deel nemen aan een wereldwijde kameraadschappelijke strijd voor een gemeenschappelijk doel het enige doel dat werkelijk een toekomst aan de mensheid biedt n IKS / 04.2012
(http://discussiegroepspartacus.wordpress.com/2012/03/10/inleiding-imperialisme/#more-1234 [122])
De inleiding geeft een goed beeld van de ontwikkeling van het begrip imperialisme in de loop der eeuwen, van de antieke tot de kapitalistische maatschappijvorm, wat wij op die avond ook hebben benadrukt.Wat naar ons inzien echter ontbrak is de nadruk die moet gelegd worden op de rol, die het imperialisme gaat spelen zodra het kapitalisme over het hoogtepunt van zijn ontwikkeling heen is. Het is vooral Rosa Luxemburg, die in het begin van de 20e eeuw de kwestie van de crisis door overproductie gaat verbinden met de algemene tendens tot imperialistische politiek door alle staten en zo de basis legt om er doeltreffend tegen te strijden.
R. Luxemburg schreef: “Het moderne imperialisme is (… ) slechts het laatste hoofdstuk van het historisch proces van expansie; het is de periode van universeel verscherpte concurrentie tussen de kapitalistische staten voor het laatste overschotje van niet-kapitalistische gebieden op de wereld. In de eindfase, is de economische en politieke catastrofe evenzeer de intrinsieke normale wijze van bestaan voor het kapitaal als dat het geval was bij de ‘primitieve accumulatie’ van zijn ontwikkelingsstadium (…) de economische expansie van kapitaal in zijn imperialistische fase is onafscheidelijk van de reeks van koloniale veroveringen en Wereldoorlog die wij nu meemaken. (…). In deze zin brengt het imperialisme de catastrofe als een bestaanswijze terug van de periferie van de kapitalistische ontwikkeling naar haar beginpunt. De expansie van kapitaal, (…) dompelt de beschaafde volkeren van Europa nu in een reeks van catastrofen waarvan het uiteindelijke resultaat enkel kan leiden tot het verval van de beschaving of de overgang naar de socialistische productiewijze. In dit opzicht is de houding van het proletariaat ten overstaan van het imperialisme deze van een veralgemeende strijd tegen de overheersing van het kapitaal.” (De Anti-kritiek, R. Luxemburg).(zie ook https://nl.internationalism.org/node/473 [123])
Veel in dit werk gaat niet over imperialisme zelf omdat de term imperialisme vaak in een vacuüm wordt gebruikt, en vaak op concrete staatsapparaten of het buitenlands beleid van bepaalde staten. Het is echter belangrijk imperialisme te zien als een historische ontwikkeling, verwant met andere ontwikkelingen, die niet samenvalt met een staat of een object, en onderdeel is van een bepaalde logica. Het doel van deze tekst is dus vooral om die ‘logica’ bloot te leggen, en niet zozeer om imperialisme botweg te definiëren. Het is mij uit deze ervaring duidelijk geworden dat louter definiëren van imperialisme een onderneming is die weinig vrucht draagt voor een beter politiek inzicht. En dat is toch waar we uiteindelijk naar op zoek zijn?
Maar een (of meerdere) wereldrijk(en) lijkt niet genoeg om over imperialisme te spreken. Immers een ‘isme’ verwijst naar een ruimere verbreiding, een algemene trend, een ideologie, een tijdperk of iets dergelijks.[1]
Een tweede poging: staten en strijd.
Maar ik denk dat een dergelijke omschrijving van imperialisme te weinig de ontwikkelingen in de laatste 300 jaar blootlegt, welke de term deden ontstaan. Basis: Imperialisme is een historische periode waarin staten met elkaar in conflict raken omdat zij gebieden op elkaar proberen te veroveren. Maar we moeten twee extra assumpties toevoegen: (1) de betrokken staten zijn eigenlijk niet primair geïnteresseerd in een zo groot mogelijk grondgebied en (2) de gebieden waarover gevochten wordt behoren niet tot het grondgebied van de imperialistische staten, maar tot het territorium van andere, minder machtige, staten (mits staten bestaan op dat grondgebied). De Honderdjarige Oorlog is in die zin geen imperialistische oorlog: Het betrof het gebied van de twee staten zelf, en men was geïnteresseerd in een zo groot mogelijk grondgebied. De reden hiervoor ligt in het specifieke nut van die gebieden gedurende de Honderdjarige Oorlog: meer grondgebied betekende meer schatplichtige heren die op hun beurt de piramide van onderdanigen dienden uit te melken. Het maakte ook niet uit welke gebieden je veroverde: alle gebieden in Europa kenden dezelfde structuur en hun verovering leverde voor een koning simpelweg meer inkomsten op. Als je het graafschap Holland kon verwerven, het koninkrijk Bohemen of graafschap Navarra, het maakte niets uit. Alle gebieden zagen er (ideaaltypisch) in de middeleeuwen hetzelfde uit. Imperialisme veronderstelt daarom een derde zaak: (3) Staten zijn wel degelijk geïnteresseerd in de zeer specifieke economische kenmerken van het betroffen gebied. Het wordt nu steeds duidelijker dat het imperialisme geworteld is het kapitalisme.
Imperialisme en haar voorgangers
Zoals in het modern imperialisme werden er vaak allianties tussen stadstaten gesloten om het eigenbelang gezamenlijk te verdedigen.
In de vroege Europese middeleeuwen was het platteland dominant en waren de steden onderworpen aan plattelandsheren die hen door economisch zwaartepunt en numeriek overwicht wisten te onderdrukken. Maar koningen en keizers, die boven de plattelandsheren stonden, maar er sterk van afhankelijk waren, zagen kansen in de opkomende steden. Omdat de lokale heren zelf organiseerden wat er naar de schatkist van de koning ging, begon de koning of keizer al snel door te krijgen dat de nieuwe steden een mogelijkheid boden om hun eigen macht te verstevigen. Opkomende en groeiende steden werden vrijgesteld van de aanspraken van de lokale heren, werden vrijplaatsen voor horigen om zich te vestigen als zij waren gevlucht, en werden nu direct onderdaan en schatplichtig aan de koning of keizer. Een voorbeeld van een koning die dit proces goed onder de knie had, was bijv. Frederik I of Frederik Roodbaard. Deze steden werden zogenaamde ‘koningssteden’ of ‘kroonsteden’. De steden en haar burgers overtroffen door proto-kapitalistische groei in de eeuwen heen de ‘verarmende’ lokale heren. De stad, maar vooral ook het platteland dat onder invloed was gekomen van de stad groeide veel sneller. In West-Europa, bijv. in Holland, werd in de vijftiende eeuw het platteland gekapitaliseerd (i.p.v. gefeodaliseerd). Land werd verkoopbaar (waar dit vroeger ondenkbaar was), en boeren werden ingeschakeld als vrije werknemer op het eerdere land. De bezitter van het land kan u wel raden: de burgers van de steden. De moderne staten, zoals beschreven met dominante steden en een centrale koning of republiek structuur, kenden een sterke groei. De slagkracht en reikwijdte van de staten werd groter doordat de economie groeide. Dit is de plek waar datgene ontstaat wat wij nu ‘imperialisme’ noemen.
Imperialisme
Marxisten hebben om de beurt verschillende onderdelen van het proces benadrukt, maar er bestaat een logische symbiotische tussen de tweede delen van het proces. Een recente school van marxisten in de sociologie/geschiedschrijving proberen de twee in een beschrijving samen te brengen. Socioloog Immanual Wallerstein stelt dat territoria historisch gezien zijn onder te verdelen in een drievoudige vorm: centrum, semi-perifere staten, en perifere staten. Centrum-staten produceren goederen en diensten met een hoge meerwaarde, waarvan de productie een hoge kapitaalgraad vereist. Centrum-staten proberen actief de kapitaalvoorsprong te behouden op elkaar en de periferie. Centrum-staten hebben een algemene dominante relatie ten opzichte van de perifere staten. De perifere staten verkopen de goedkope noodzakelijke grondstoffen aan de centrum-staten, en importeren de duurdere hoogwaardige producten uit het centrum. Hierdoor ontstaat een wereldhandelssysteem, waarin imperialisme, het veroveren van andere staten met oog op import en expert, een noodzakelijk onderdeel is willen de bourgeois ie van de centra elkaar kunnen aftroeven.
Ik denk hiermee imperialisme tot op een zekere hoogte te hebben gedefinieerd. Ik denk dat er nog ruimte is om hier verder over te discussiëren.
Politieke praktijk.
Een specifieke vorm van de conservatieve benadering is de ‘Clash of Civilizations’ (Huntington). Imperia zouden bestaan uit cultureel homogene groepen die elkaar op leven en dood moeten bestrijden. Ook hier wordt een materiële onderbasis ontkend, de wereld zou bestaan uit ideologieën, religies en culturen die elkaar om nog onduidelijke maar natuurlijk-evidente redenen het licht in elkaars ogen niet gunnen.
De sociaaldemocratische benadering. Hier spreekt men liever niet over imperialisme maar ziet men enkel de concrete gevallen van uitbuiting in landen die zich in een perifere positie bevinden. Men probeert deze gevallen van uitbuiting te remediëren door internationale afspraken vast te leggen, of morele verboden uit te spreken. Men gaat er vanuit dat ‘een bedrijf’ (Nike) of ‘een land’ (Chinese staatsmijnen) haar werkers uitbuit, maar ziet er geen groter verband achter. Hooguit heeft het te maken met oftewel de gierigheid van de bedrijven (sociaaldemocraten), het overmatige consumentisme van Westerlingen (groenen/ethisch consumeren), of het feit dat onze nationale regeringen te weinig doen aan het veroordelen van overtredingen van het internationaal recht (christen-democraten). Geenszins is het verband materieel.Socialistische-nationale benadering (trotskisten/stalinisten). Hierin wordt erkend dat er een materiële basis ten grondslag ligt aan imperialisme, en de oplossing die er voor gezocht wordt is door actieve steun te verlenen aan landen die worden gezien als ‘zwakker’of ‘meer arbeidersklasse-achtig’. Bijv. Anti-NAVO, Voor Chavez Tegen de VS, enz. Het probleem hiermee is dat onderliggend verondersteld wordt dat men in die conflicten tussen staten iets kan terugvinden van ‘de arbeidersklasse’. Dit lijkt simpelweg niet het geval, en zelfs al zou de arbeidersklasse actief zijn betrokken in een conflict (bijv. door een sterk anti-Amerikanisme d.w.z. een verkapt nationalisme), dan is het naïef te veronderstellen dat hun participatie de belangen van de arbeidersklasse behartigt. Er zijn volgens mij veel tegenargumenten in te brengen tegen het idee dat de arbeidersklasse een belang heeft bij welke staat hen overheerst, immers alle staten werken vanuit hetzelfde burgerlijke dwangharnas. Verder kan men door actief te focussen op bijv. Anti-NAVO, ook als instrument werken van de bourgeoisie van Venezuela, China, Iran enz. Tevens is in sommige conflicten het onduidelijk welk land ‘zwakker’ is, omdat ook onderontwikkelde naties onder elkaar proberen om hoger op te komen in de kapitaalladder. Het idee van het ‘kleinste-imperialisme’, waarin wij als socialisten een standpunt zouden moeten innemen in een conflict, lijkt me dus een buitengewoon gevaarlijke en inherent zinloze bedoeling.
Een internationalistische-socialistische benadering. In deze benadering laat men duidelijk zien dat alle staten opereren vanuit een logica die hen wordt aangegeven vanuit de regels van het kapitalisme, en die inherent is aan hun positie in het veld. Het vervangen van het ene imperialisme door het andere is zinloos, omdat er niets veranderd is aan de regels van het internationaal kapitalisme. Het enige wat men kan doen is de arbeidersklasse radicaliseren en hen de futiliteit van het nationalisme in dit spel uitleggen nSP.L.
[1] Een vergelijking: Het is niet omdat we iemand ontdekken in de Middeleeuwen die zijn ganse dag besteedt aan het vergroten van eerder verworven geld, dat we al kunnen spreken over kapitalisme. Om te spreken van kapitalisme moet dergelijke figuren wijdverbreid zijn, en een dominante positie innemen in de maatschappij.
In 1984 voerde de PSOE (Socialistische Partij) de eerste arbeidshervorming door. Net drie maanden geleden voerde de huidige PP-regering ( de rechtse Volkspartij) de zwaarste arbeidshervorming door die er tot nog toe geweest is. In 1985 voerde de PSOE-regering de eerste pensioenhervorming door. In 2011 voerde een andere PSOE-regering weer een andere door. Wanneer zal de volgende komen? In meer dan 30 jaar zijn de levensomstandigheden van de arbeiders systematisch slechter geworden, maar sinds 2010 zijn ze in een duizelingwekkende tempo verslechterd en met de nieuwe maatregelen van de PP-regering hebben deze verslechteringen een niveau bereikt, dat nochtans slechts een voorproefje is van wat er nog in de kast ligt. Er is verder de verscherping van de politie-repressie : geweld tegen de studenten in Valencia in februari, wilde afranseling van de mijnwerkers, het gebruik van rubberen kogels die o.a. kinderen verwondden. In de tussentijd wordt het parlementsgebouw uitdrukkelijk beschermd door de politie met het oog op spontane demonstraties die zich sinds juli voordoen.
Wij, de reusachtige meerderheid, uitgebuiten en onderdrukten, maar ook verontwaardigden, wij werkers van de openbare en privé-sector, werklozen, studenten, gepensioneerden, immigranten .... wij stellen een heleboel vragen over wat er allemaal gaande is. We moeten deze vragen gezamenlijk stellen, in de straten, op de pleinen, in de werkplaatsen, zodat we daarop samen antwoorden en een massale, machtige en duurzame reactie op kunnen formuleren.
Natuurlijk doen sommige landen het beter dan andere, maar we moeten naar de wereld als geheel kijken. Het probleem beperkt zich niet tot Spanje, Griekenland of Italië. Ook beperkt het zich niet tot de ‘eurocrisis’. Duitsland staat op de rand van een recessie en kent 7 miljoen werkers die slechts een mini-baan hebben (met lonen rond de 400 euro per maand). In de VS rijst de werkloosheid met dezelfde snelheid de pan uit als de huizenonteigening. In China is de economie al zeven maanden lang aan het vertragen, ondanks de waanzinnige zeepbel in de bouwsector, die ertoe leidt dat er in Beijing alleen al twee miljoen appartementen leeg staan. Wij ervaren in onze botten de wereldwijde en historische crisis van het kapitalistische systeem dat woedt in elke staat, ongeacht de officiële ideologie, de 'communistische' zoals in China of Cuba, die van 'het socialisme van de 21e eeuw" zoals in Ecuador of Venezuela , de 'socialistische' in Frankrijk, de 'democratische' in de VS, of de 'liberale' in Spanje en Duitsland. Het kapitalisme, dat een wereldmarkt heeft geschapen, is sinds een eeuw een reactionair systeem geworden dat de mensheid onderdompelt in de ergste soort van barbarendom: twee wereldoorlogen, ontelbare regionale oorlogen, de vernietiging van de natuur ..... Na voordeel gehaald te hebben uit de momenten van kunstmatige economische groei, gebaseerd op allerlei financiële en speculatieve zeepbellen, is het sinds 2007 gecrasht en terechtgekomen in de ergste crisis in haar bestaan: bedrijven, banken en staten zinken in bankroet wegzinken. Het gevolg van een dergelijk debacle is een reusachtige menselijke ramp. Terwijl honger en armoede zich verspreiden over Afrika, Azië en Latijns-Amerika, verliezen in de ‘rijke’ landen miljoenen mensen hun baan, worden honderdduizenden uit hun huis gezet, heeft de meerderheid aan het einde van de maand niets over, maken de toenemende onkosten en de steeds moeilijkere toegang tot de sociale voorzieningen het leven steeds meer precair. Hier bovenop drukt nog het gewicht van de directe of indirecte belasting.
Een eerste antwoord kan worden gevonden in het bedrog van de democratisch staat. Deze wordt voorgesteld als iets dat voorkomt uit alle burgers, maar in werkelijkheid is hij uitsluitend een orgaan van de kapitalistische klasse, die verder iedereen uitsluit. Hij dient de belangen van de laatste met beide handen. De rechterhand bestaat uit de politie, de gevangenissen, de rechtbanken, de wetten, de bureaucratie, die hij allemaal gebruikt om ons te onderdrukken en om elke poging tot opstand in de kiem te smoren. De linker- hand bestaat uit partijen die zich baseren op allerlei ideologieën, uit vakbonden, die schijnbaar onafhankelijk zijn, uit sociale centra die ons zgn. moeten beschermen ...kortom, uit illusies om ons te misleiden, te verdelen en te ontmoedigen.
Tot wat leiden de verkiezingen die iedere vier jaar worden gehouden? Leidden die ooit tot een regering die een van haar beloften heeft uitgevoerd? Wat haar ideologie ook was, aan welke kant stond ze? Aan de kant van zij die gestemd hebben of aan de kant van het kapitaal? Wat was het resultaat van de ontelbare hervormingen en veranderingen, die doorgevoerd werden in het onderwijs, in de sociale zekerheid, de economie, de politiek, enz.? Was het niet slechts een uitdrukking van het beginsel dat ‘alles moet veranderen om hetzelfde te blijven’? Zoals de beweging van de 15e mei het stelde: “ze noemen het democratie en het is het niet, het is een dictatuur en we zien het niet”.
Deze kwesties begrijpen, er open en kameraadschappelijk over debatteren, de ervaringen van meer dan 2 eeuwen strijd kritisch toe-eigenen, dat alles kan ons de middelen verschaffen om deze situatie te boven te komen, om te reageren op de aanvallen. Precies op de dag (11 juli) dat eerste minister Rajoy nieuwe maatregelen aankondigde, waren we getuige van een begin van een reactie. Vele mensen trokken op naar Madrid om hun solidariteit te betuigen met de mijnwerkers. Deze ervaring van eenheid en solidariteit uitte zich daarop in spontane demonstraties georganiseerd door sociale netwerken. Het was een initiatief van de werkers van de openbare sectors, buiten de vakbonden om. Wat hebben we nodig om dit verder te zetten, wetende dat de strijd lang en moeilijk zal zijn ?
Verenigde strijd: werklozen, arbeiders van openbare en privé-sector , ambtenaren, gepensioneerden, studenten, migranten: samen lukt het ons. Geen sector mag geïsoleerd en gevangen blijven in haar eigen hoekje. Tegenover een maatschappij van verdeling en atomisatie, moeten we de kracht van de solidariteit tonen.
Algemene vergaderingen: het kapitaal zal sterk blijven zolang we alles overlaten aan de professionele politici en aan de gespecialiseerde vakbondsvertegenwoordigers, die ons altijd verraden. We hebben vergaderingen nodig waar we kunnen overdenken, discussiëren en samen beslissen. Zo worden we verantwoordelijk voor datgene wat overeengekomen is, zo ervaren we de genoegdoening van het één zijn, zo breken we uit de grenzen van de eenzaamheid, van het isolement en cultiveren we empathie en vertrouwen.
Op zoek gaan naar internationale solidariteit: de verdediging van de natie maakt uiteindelijk kanonnenvoer van ons in de oorlog; vreemdelingenhaat en racisme verdelen ons, zet ons op tegen de werkers van de hele wereld, terwijl zij de enigen zijn die we kunnen vertrouwen om een kracht te ontwikkelen die in staat is de aanvallen van het kapitaal terug te drijven.
Samenkomen in de werkplaatsen, in de buurten, in de collectieven, op internet om na te denken over wat er gaande is, om bijeenkomsten en debatten in te richten waarin de komende strijd zal worden voorbereid. Het is niet genoeg om alleen maar te strijden. We moeten strijden met het meest heldere bewustzijn van waar we heengaan, wat onze eigenlijke wapens zijn, wie onze vrienden en wie onze vijanden zijn.
Iedere sociale verandering is onafscheidelijke van de individuele verandering. Onze strijd beperkt zich niet tot een gewone verandering van de politieke en economische structuren. Het is een verandering van het sociale systeem en dus van ons leven, de manier waarop we de dingen zien, onze aspiraties. Dit is de enige manier waarop we de kracht kunnen ontwikkelen om de ontelbare valkuilen te omzeilen, die we op dit pad zullen tegenkomen en de fysieke en morele slagen die ons worden toegebracht. De verandering van mentaliteit in de richting van solidariteit, collectief bewustzijn, die ons streven naar eenheid vandaag zal smeden, zal ook een fundament zijn van een toekomstige maatschappij vrij van de brute competitie en commercie van het kapitalisme n
Internationale Kommunistische Stroming, /16.07.2012
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.21 MB |
Internationalisme nr. 356 - 4e kwartaal 2012
In de discussie legden wij de nadruk op de debatcultuur en spoorden iedereen aan om zich in het debat te mengen. Wij onderstreepten dat het geen zaak is van experten, want de grote burgerlijke economische experten zelf hadden de crisis NIET zien aankomen. En toch domineren zij nu het debat in de media. Er werd gesteld dat het voor ons de hoogste tijd is om naar degelijke argumenten te zoeken over de oorzaken van de steeds weerkerende en erger wordende symptomen van de crisis en waarom het steeds duidelijker lijkt op een crisis van het kapitalisme als systeem, zowel op economisch, sociaal als politiek vlak.
De vraag dringt zich op: hervorming of revolutionaire omwenteling?
In de hiernavolgende bijdrage stellen wij de tweede inleiding voor van deze cyclus. De erop volgende discussie was nogmaals heel levendig en kon zich verheugen op de deelname van alle aanwezigen.
Na de cyclus werden alle teksten gebundeld. Deze bundel is ook op aanvraag verkrijgbaar.
Zijn er landen of systemen die aan de crisis ontsnappen, zoals het ‘socialistische’ China, Korea en Cuba of de fameuze BRICS-landen?
Terwijl de westerse economieën sinds het einde van de jaren 1960 meegesleurd worden door een economische crisis, waar er geen einde aan komt, heeft de bourgeoisie van rechts tot links ons geregeld voorgeschoteld dat niet haar systeem in crisis is, aangezien er nog plaatsen zijn die daaraan ontsnappen.
Haar linkse vertegenwoordigers wezen in de richting van de ‘socialistische landen’ zoals de Sovjet-Unie, China, Cuba, enzovoort ... de meer liberale vertegenwoordigers van haar systeem wezen op andere momenten weer op de veerkracht van het systeem door te wijzen in de richting van de ‘economische wonderen’ zoals in de jaren 1980 en 1990 naar Argentinië en de ‘Aziatische Tijgers’, maar ook recenter naar Ierland, IJsland, Spanje... De laatste voorbeelden, die hetzelfde moeten bewijzen, zijn de zogenaamde BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China.
Leugens die ontmaskerd werden
De socialistische landen, waar men naar verwees, waren de landen van de Sovjet-Unie, die in 1989 waren verdwenen nadat de laatste in elkaar was gestort ten gevolge van de economische crisis en druk van de imperialistische concurrentie - de druk van de gigantische ‘onproductieve kosten’ in de militaire sector - met het Amerikaanse blok.
Ondertussen weten we dat Noord-Korea, waar de bevolking geregeld te kampen heeft met hongersnood, overeind blijft dankzij de Chinese steun en. Cuba liet onlangs weten dat het ook zijn economie wil opengooien voor buitenlands kapitaal, zoals vele anderen al eerder hebben gedaan zoals China, Vietnam ... maar dan wel onder een zware staatscontrole.
Maar we weten dat een leugen moet steunen op een aantal ‘waarheden’ om een zekere geloofwaardigheid te hebben. En dus kon de propaganda van de bourgeoisie steunen op een aantal objectieve feiten om zijn verhaal te verkondigen. Welke ‘objectieve feiten’ waren dit? We nemen hier China als voorbeeld, want ook al zijn er grote verschillen met de andere ‘opkomende landen’ de algemene tendens is identiek:
Tijdens de bijna 30 jaar durende crisis en mondialisering (1980-2008) zag Europa zijn Bruto Binnenlands Product (1) 1,7 keer, de VS 2,2 keer, de gehele wereldeconomie 2,5 keer toenemen, maar India in dezelfde periode 4 keer, Azië in ontwikkeling 6 keer en China 10 keer vermeerderen.
Vandaag is China het productieatelier van de wereld en haar dienstensector heeft een enorme groei gekend. Terwijl het land in 1952 nog hoofdzakelijk ( voor 84%) agrarisch was, is het aantal werknemers in haar industriële sector is met 170 miljoen 40% groter dan in de landen van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), die er 123 miljoen tellen.
De economische groeicijfers zijn jaar na jaar met 8 tot 10% gestegen. Daarenboven produceert China in zijn lage-lonen-ateliers niet alleen meer basisproducten voor de export of assemblageproducten: China produceert en exporteert steeds meer goederen met een grote toegevoegde waarde, zoals elektronica en transportmaterialen.
Daarbij worden de lage lonen en de extreme werkvoorwaarden door de bourgeoisie in de westerse wereld gebruikt als chantagemiddelen te opzichte van de werkgelegenheid (dreiging van delokalisatie) en als middel om druk uit te oefenen op de lonen en werkvoorwaarden in het westen.
Vandaag:
In de tussentijd is het enthousiasme wat bekoeld, de spectaculaire groeicijfers van het BBP van 8,9% of zelfs 10% zijn intussen ook verleden tijd. Vandaag kent de tweede wereldeconomie twee zorgwekkende tegenslagen:
- de recessie van de westerse economieën, die de belangrijkste afzetmarkt is voor haar export, heeft onmiddellijke gevolgen voor haar groeicijfers, die zakken;
- een grote inflatie van meer dan 10% (officieel 6,2%), ondanks de monetaire ingrepen van de Chinese Staat sinds 2008, gecombineerd met een enorme financiële bel (van om bij de 1700 miljard dollars) die ze niet onder controle krijgt.
Hierbij kunnen we dan ook stellen dat de groei in China, maar ook in de andere ‘economische wonderlanden’, alleen mogelijk is geweest door de wereldwijde crisis van de kapitalistische economie. Bij stagnatie of achteruitgang van de reële winstvoet op wereldvlak zoekt het kapitaal naar een geschikte omgeving om die tendens te keren. Dus daar waar de voorwaarden, lage lonen en politieke voorwaarden, het toelaten
De Chinese economie leeft van de export. Ondanks een zekere ontwikkeling van zijn interne markt blijft zij daar in belangrijke mate van afhankelijk.
We kunnen stellen dat China vandaag ook geklemd zit tussen hamer en aambeeld, tussen een buitenlandse markt die krimpt en een binnenlandse markt die ze moet ondersteunen, tussen inflatie en bellen die op springen staan en een teruggang van de economische groei.
En de situatie is hetzelfde voor ‘opkomende landen’ zoals India en Brazilië. Ook voor hen is een reductie van hun economische activiteiten tengevolge van een krimpende wereldmarkt vandaag een feit (van 2010 naar 2011 ging het in India van 9,3% naar 7,2%; in Brazilië van 7,5% naar 3,7%). Ook zij worden geconfronteerd met inflatie en monetaire problemen.
Als voorbeeld geven we het feit dat een van de eerste beleidsmaatregelen van de ‘nieuwe ‘Braziliaanse Presidente D. Rousseff, na haar verkiezingsoverwinning, bestond in het opleggen van een soberheidspakket van 30 miljard dollars en het optrekken van de intresten voor het uitlenen van geld door de centrale Bank van Brazilië naar 12%.
Conclusie:
Geen enkel land kan zich onttrekken aan de wetten van het wereldkapitalisme en zijn gevolgen. De economische crisis, die het kapitalistische systeem altijd maar verder verzwakt, is geen oneindig verhaal (never ending story), het kondigt het einde aan van een systeem, de strijd ertegen en voor een andere wereld: het communisme!
(1) Het BBP is volgens Wikipedia: de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde finale goederen en diensten ((door privé en overheid) gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar). Meestal wordt met dit begrip het bruto binnenlands product tegen marktprijzen bedoeld n
De vakbond, de werkelijke ordedienst van de staat in het bedrijf, vormt de voorhoede in deze tactiek van verdeling, en neemt daarnaast de taak op zich vaderlandslievende campagnes te propageren. Terwijl het in naam van de ‘vermindering van de tekorten’ en de ‘concurrentiepositie’ aanvallen regent, de ontslagen zich vermenigvuldigen, kortom de bourgeoisie de crisis van haar systeem laat betalen door de arbeidersklasse, ondermijnen de vakbonden van bedrijf tot bedrijf, van categorie tot categorie het terrein van het ‘verzet’. Tegenover de algehele aanval van de heersende klasse op onze levensvoorwaarden, versplinteren dezelfde vakbonden systematisch de tegenaanval om ons, doorheen kleinere verspreide kwesties, mee te voeren in een strijd voor de verdediging van het een of ander bijzonder belang. Deze zelfbenoemde specialisten van de arbeidersstrijd zetten de arbeiders onderling tegen elkaar op, en verdelen ze tussen gekwalificeerden en precairen. De bourgeoisie weet perfect dat de crisis en de aanvallen zich zullen voortzetten; met de vakbonden bereidt ze dus het terrein voor, put ze ons uit in zowel steriele als demoraliserende gevechten om het proces naar massale stakingen maximaal te vertragen.
Het vergif van de verdeling heeft vele gedaanten. Zo ervaren we al jaren de toename in kracht van de regionale aanspraken. Terwijl de onafhankelijke Basken en Catalanen lokale verkiezingen winnen in Spanje, werd er in Barcelona een massale manifestatie georganiseerd om ‘een onafhankelijk Catalonië’ te eisen. Zo ook in België waar, na de politieke crisis van 2010-2011, de Nieuwe Vlaamse Alliantie (NVA) bij de gemeentelijke verkiezingen, op basis van een Vlaamse onafhankelijkheid, een overwinning behaalde, met als hoogtepunt die van Bart De Wever, die met gemak de stad Antwerpen veroverde. In Groot-Brittannië zal Schotland, rijk aan minerale grondstoffen, in 2014 een referendum organiseren over haar onafhankelijkheid! In mindere mate eist de machtige Liga Norte in Italië al jarenlang de autonomie van het dal van de Po.
De burgerlijke propaganda gaat dan ook door met het zoeken naar een zondebok om het failliet van haar kapitalistische systeem te verhullen. Zij kanaliseert de woede van de arbeiders en de bevolking door naar ‘schuldigen’ te wijzen die gebruikt worden om te ‘verdelen om beter te kunnen regeren’. Dit reactionaire nationalisme uit zich steeds openlijker ‘ongeremd’ op de televisie en in de dagbladen. Enerzijds beschuldigt de Duitse bourgeoisie de ‘Griekse’ bevolking en arbeiders er bijvoorbeeld van echte ‘bedriegers’ te zijn, ‘luiaards’ die ‘hun belastingen niet betalen’ met als echo de voorstellen van de zogenaamde ‘Troika’ (Commissie, BCE, FMI); beschuldigt zij de ‘Spaanse of Portugese’ bevolking er eveneens van dat zij ‘op de zak’ van de Noord-Europese landen leeft. Anderzijds doen de bourgeoisie en de media van deze gewraakte landen zich voor als ‘slachtoffers van Duitsland’ en van de ‘Merkel-politiek’, eenvoudigweg de stijgende zwarte ellende uitleggend die hen door het ‘egoïsme’ van de ‘welvarende’ buurlanden wordt opgelegd! Wat de Duitse en Franse arbeiders betreft, die nochtans zelf ook slachtoffer zijn van aanvallen, zij worden veroordeeld om ‘inspanningen’ en ‘opofferingen’ te doen om de ‘jaren van laksheid te betalen’ van de zuiderse landen met de grootste schuldenlast, hen te ontlasten die beschuldigd worden van het ‘werk te stelen van anderen en die enkel de schuld bij zichzelf dienen te zoeken’!
El Generico /27.10.2012
Dit laat de militairen aan het hoofd van de Israëlische staat koud. Gaza wordt eens te meer collectief bestraft, net zoals het geval was tijdens de voorafgaande afslachting en door de economische blokkade, die de heropbouw verhinderde na de ravages van 2008 en de bevolking uithongerde.
In vergelijking met de vuurkracht die door de Israëli's wordt aangewend, zijn de militaire capaciteiten van Hamas en de andere jihadistische groepen in Gaza nauwelijks van tel. Maar dankzij de chaos in Libië heeft Hamas de hand kunnen leggen op lange afstandsraketten. Niet alleen Ashdod in het zuiden (waar drie bewoners van een woningblok gedood werden door een raket die uit Gaza werd afgeschoten), maar ook Tel-Aviv en Jeruzalem liggen nu binnen bereik. De verlammende angst die elke dag heerst in Gaza, begint nu ook voelbaar te worden in de voornaamste Israëlische steden.
Kortom: beide bevolkingen worden gegijzeld door de tegenover elkaar staande militaire arsenalen die Israël en Palestina overheersen – met de discrete hulp van het Egyptische leger dat aan de grens van Gaza patrouilleert om ongewenste invallen of ontsnappingen te beletten. Beide bevolkingen zijn het slachtoffer van een toestand van voortdurende oorlog – niet alleen onder de vorm van raketten en bommen, maar ook omdat ze gedwongen worden de groeiende last te dragen van een door de oorlogsnoden verminkte economie. Bovendien drijft de economische wereldcrisis de Israëlische en Palestijnse heersende klasse ertoe om nieuwe maatregelen op te leggen, die de levensstandaard zullen beperken, en de prijzen van basisgoederen op te voeren.
In Israël was vorig jaar de hoge prijs van de woningen een van de vonken die de protestbeweging heeft doen ontvlammen, die de vorm aannam van massale betogingen, bezetting ban straten en algemene vergaderingen – een beweging die direct geïnspireerd werd door de revoltes in de Arabische wereld. Hieruit ontstonden slogans als 'Netanyahou, Assad, Moebarak zijn allen dezelfden' en 'Arabieren en Joden willen betaalbare en fatsoenlijke woningen'. In de loop van de korte, maar stimulerende periode, werd alles in de Israëlische maatschappij aan kritiek en debat blootgesteld – daarbij inbegrepen het 'Palestijnse probleem', de toekomst van de kolonies en bezette gebieden. De grootste vrees van de betogers was dat de regering op deze beginnende betwisting van de nationale ‘eenheid’ zou antwoorden met een nieuw militair avontuur.
Deze zomer veroorzaakten de stijgingen van de brandstof- en voedselprijzen in de bezette Westoever, een reeks van woedende betogingen, wegblokkades en stakingen. Arbeiders uit de transportsector, gezondheidszorg en onderwijs, studenten uit de universiteiten en scholen, net zoals de werklozen, stonden oog in oog met de politie van de Palestijnse Autoriteit om loonsverhogingen te eisen, werk, een daling van de prijzen en een eind aan de corruptie. Ook in het koninkrijk Jordanië waren er betogingen tegen de stijgende levensduurte.
Ondanks alle verschillen in levensstandaard tussen de Israëlische en Palestijnse bevolkingen, in weerwil van het feit dat deze laatsten bovendien de onderdrukking en militaire vernedering moeten ondergaan, zijn de wortels van deze twee sociale revoltes net dezelfde: de groeiende onmogelijkheid om te leven in een kapitalistisch systeem dat in een diepe crisis verzonken is.
Er is veel gespeculeerd omtrent de motieven van de laatste militaire escalatie. Probeerde Netanyahou het nationalisme aan te zwengelen om zijn kansen op herverkiezing te verbeteren? Heeft Hamas haar raketaanvallen opgedreven om haar militaire geloofwaardigheid te bewijzen t.o.v. de uitdaging van meer radicale islamistische bendes? Willen de Israëlische militairen de Hamas uitschakelen of alleen haar militaire slagkracht verminderen? Welke rol gaat het nieuwe Egyptische regime spelen in het conflict? Hoe gaan deze gebeurtenissen de burgeroorlog in Syrië beïnvloeden?
Al deze vragen zijn op zich terecht, maar stellen ons echter niet in staat om het probleem te beantwoorden dat er aan ten gronde ligt: de imperialistische oorlogsescalatie is totaal tegengesteld aan de belangen en noden van de grote massa van de Israëlische en Palestijnse bevolking, en, ruimer gezien, van het Midden-Oosten.
Terwijl de sociale revoltes aan beide zijden aan de uitgebuiten toelaten om te strijden voor hun materiële belangen tegen de kapitalisten en de staat die hen uitbuiten, schept de imperialistische oorlog een valse eenheid tussen de uitgebuiten en hun uitbuiters, en verscherpt het de verdeling van de uitgebuiten aan de beide zijden. Wanneer de vliegtuigen van Israël Gaza bombarderen, maakt dat nieuwe rekruten voor Hamas en de Jihadisten, voor wie alle Israëli's, alle joden, vijanden zijn. Wanneer de Jihadisten hun raketten afschieten op Ashdod of Tel-Aviv, keren nog meer Israëli's zich naar ‘hun’ staat voor bescherming en voor wraak tegen de ‘Arabieren’. De drukkende sociale problemen die achter de sociale revoltes schuilen, worden verpletterd onder een lawine van nationalistische haat en hysterie.
Klein of groot, alle landen zijn imperialistisch; klein of groot, alle burgerlijke fracties hebben nooit enige scrupule om de bevolking te gebruiken als kanonnenvoer in naam van de belangen van het vaderland. De hypocrisie scheert trouwens hoge toppen, wanneer we bij de huidige escalatie van geweld in Gaza zien hoe de 'verantwoordelijke' en democratische regeringen, zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, oproepen tot het 'bijleggen' van het conflict, tot een terugkeer naar het ‘vredesproces’. Het zijn immers diezelfde regeringen die oorlog voeren in Afghanistan, in Pakistan, in Irak. De Verenigde Staten zijn ook de belangrijkste financiële en militaire steun van Israël. De imperialistische grootmachten hebben geen enkele ‘vreedzame’ oplossing, net zomin als staten, zoals Iran, dat de Hamas en de Hezbollah bewapent. De werkelijke hoop op een wereldvrede ligt niet zozeer bij ‘onze’ leiders, maar in het verzet van de uitgebuiten, in hun groeiend begrip dat zij dezelfde belangen hebben in alle landen, dezelfde nood hebben om te strijden en zich te verenigen tegen een systeem dat de mensheid niets anders te bieden heeft dan crisis, oorlog en vernietiging n
Amos / 20.11.2012
We kunnen niet ontkennen dat de arbeidersklasse vandaag aanzienlijke moeilijkheden ondervindt. Er zijn daarvoor minstens vier essentiële redenen voor te vermelden:
• De eerste, veruit de meest centrale, is het feit dat het proletariaat gewoon niet bewust is van zichzelf, dat het zijn eigen klassenidentiteit verloren is. Na de val van de Berlijnse muur werd in de jaren 1990 inderdaad een brede propagandacampagne opgezet om te proberen ons te overtuigen van het historisch bankroet van het communisme. De grootste durvers – en ook de domsten – kondigden zelfs het 'einde van de geschiedenis' aan, de zege van de vrede en de 'democratie'... Door het communisme gelijk te stellen aan de rotte karkas van het stalinistisch monster probeerde de heersende klasse bij voorbaat al elk klassenperspectief in diskrediet te brengen dat het omverwerpen van het kapitalistisch systeem beoogde. De bourgeoisie liet het niet bij die poging om elke notie van revolutionair perspectief te vernietigen, ze heeft ook geprobeerd de proletarische strijd voor te stellen als iets dat compleet uit de tijd is en enkel goed is om bewaard te worden als een 'culturele nagedachtenis' in het museum van de geschiedenis, zoiets als de fossielen van dinosauriërs of de tekeningen in de grotten van Lascaux.
Bovenal bleef de bourgeoisie hameren op het feit dat de arbeidersklasse onder haar klassieke vorm verdwenen was van het politieke toneel. Alle sociologen, journalisten, politici en zondagse filosofen herkauwen het idee dat de sociale klassen verdwenen zijn, weggesmolten in het vormeloze magma van de 'middenklasse'. Het is de onophoudelijke droom van de bourgeoisie, van een maatschappij waarin de proletariërs zich enkel zien als gewone 'burgers', verdeeld in min of meer onderscheiden beroepsgroepen, vooral goed onderscheiden van elkaar – witte boorden, blauwe boorden, bedienden, mensen met een onzekere job, werklozen, enz. – met uiteenlopende belangen en die zich enkel heel even verenigen, passief en geïsoleerd van elkaar, bij de stembusgang. En het is waar, al het gedoe over het verdwijnen van de arbeidersklasse, steeds weer herhaald en met veel tamtam ingehamerd met reportages, boeken, televisie-uitzendingen… heeft als resultaat dat veel arbeiders er momenteel niet in slagen zich als integrerend deel van de arbeidersklasse te beschouwen, nog minder als een zelfstandige sociale klasse.
• Uit dat verlies van klassenidentiteit volgen, in de tweede plaats, de moeilijkheden van het proletariaat om zijn strijd en zijn historisch perspectief te doen gelden. In een context waarin de bourgeoisie zelf geen enkel perspectief te bieden heeft dan bezuinigingen, overheersen het 'elk voor zich', het isolement en het 'redde wie zich redden kan'. De heersende klasse buit die gevoelens uit om de uitgebuiten tegen elkaar op te zetten, hen te verdelen, elk gezamenlijk antwoord te verhinderen en hen tot wanhoop te drijven.
• De derde factor, gevolg van beide voorgaande, is dat de brutaliteit van de crisis de neiging heeft vele proletariërs te verlammen, vanwege hun angst in absolute armoede te vervallen, hun families niet meer te kunnen voeden en op straat terecht te komen, geïsoleerd en blootgesteld aan de repressie. Terwijl sommigen, met hun rug tegen de muur, ertoe gedreven worden hun woede te uiten, zoals de 'Indignados', zien die zich niet als een echte strijd van de klasse. En dit, ondanks de inspanningen en het soms relatief massale karakter van de bewegingen, beperkt hun vermogen om weerstand te bieden aan de misleidingen en valstrikken die uitgezet worden door de heersende klasse, en zich de ervaringen uit de geschiedenis weer eigen te maken, de lessen te trekken met de nodige afstand en diepte.
• Tenslotte is er een vierde belangrijk element dat de huidige moeilijkheden van de arbeidersklasse verklaart om haar strijd tegen het systeem te ontwikkelen: dat is het inkaderingsarsenaal van de bourgeoisie, gaande van openlijk repressief, zoals de politie, tot het meer verraderlijke en doeltreffende, zoals het syndicalisme. Inzake dat laatste aspect is de arbeidersklasse er nog niet in geslaagd zijn vrees te overwinnen om te vechten buiten die inkadering, al vermindert het aantal arbeiders dat nog illusies heeft over het vermogen van de vakbonden onze belangen te verdedigen. Die fysieke inkadering wordt versterkt door een ideologische inkadering die min of meer bestuurd wordt door de vakbonden, de media, de intellectuelen, de linkse partijen, enz. Zonder twijfel slaagt de bourgeoisie er vandaag het best in de democratische ideologie te ontwikkelen. Elke gebeurtenis wordt uitgebuit om de weldaden van de democratie in de verf te zetten. De democratie wordt gepresenteerd als het kader waarin alle vrijheden zich ontwikkelen, waarin alle meningen worden geuit, waarin de macht gelegitimeerd wordt door het volk, waarin initiatieven aangemoedigd worden, waarin iedereen toegang heeft tot kennis, cultuur, verzorging, en waarom niet: macht. In werkelijkheid biedt de democratie enkel een nationaal kader voor de ontwikkeling van de macht van de elite, van de macht van de bourgeoisie, al de rest is enkel illusies, de illusie dat men door langs de stembus te passeren we enige macht kunnen uitoefenen, dat in het parlement de opvattingen van de bevolking geuit worden via de stem van 'vertegenwoordigers'. We mogen het gewicht niet onderschatten van deze ideologie op het bewustzijn van de arbeiders, zoals we de extreme schok niet mogen vergeten die de ineenstorting van het stalinisme teweegbracht in het scharniermoment tussen de jaren 1980 en 1990. Bovenop heel dat ideologisch arsenaal komt dan nog eens de religieuze ideologie. Die ideologie is niet nieuw. Ze heeft de mensheid sinds haar prille begin begeleid in haar behoefte haar omgeving te begrijpen. Ze is evenmin nieuw als we overwegen hoezeer ze doorheen de geschiedenis allerlei regimes gelegitimeerd heeft. Maar wat vandaag origineel is, is dat ze zich ent op de reflecties van een deel van de arbeidersklasse over het destructieve en bankroete kapitalisme. Ze stuurt die reflectie de foute kant uit door de 'decadentie' van de westerse wereld te verklaren uit het feit dat die zich verwijderd van de waarden die sinds duizenden jaren gedragen worden door de religie, in het bijzonder door de monotheïstische religies. De religieuze ideologie heeft dat vermogen om de uiterste complexiteit van een situatie tot niets te herleiden. Ze biedt eenvoudige antwoorden, die gemakkelijk uit te voeren zijn. Onder haar fundamentalistische vormen overtuigt ze slechts een kleine minderheid arbeiders, maar in het algemeen draagt ze bij tot het parasiteren van de overdenking in de arbeidersklasse.
Dit overzicht is eerder ontmoedigend: is er nog plaats om positief denken te ontwikkelen, kunnen we nog hoop koesteren, tegenover een bourgeoisie die haar ideologische wapens goed in de hand heeft, tegenover een systeem dat het grootste deel van de bevolking met ellende bedreigt, als ze er al niet rechtstreeks in gestort is? Bestaat er echt nog een sociale kracht die in staat is een zo omvangrijk werk tot een goed einde te brengen, niets minder dan de radicale omvorming van de maatschappij? Op die vraag antwoorden we zonder aarzelen: ja! Honderd keer ja! Het komt er niet op aan een blind vertrouwen te hebben in de arbeidersklasse, noch een haast religieus geloof in de geschriften van Marx of een wanhopige geestdrift voor een revolutie die op voorhand al verloren is. Het gaat erom afstand te nemen, een weloverwogen analyse van de situatie te maken, die verder kijkt dan wat er onmiddellijk op het spel staat, proberen te begrijpen wat de strijd van de arbeidersklasse echt betekent op maatschappelijk vlak en de historische rol van het proletariaat diepgaand te bestuderen.
In onze pers analyseerden we al dat de arbeidersklasse sinds 2003 weer in een positieve dynamiek zit ten opzichte van de teruggang die ze onderging met de ineenstorting van de landen van het Oostblok. Talrijke uitingen van deze analyse zijn terug te vinden in de min of meer belangrijke gevechten, die echter alle het kenmerk vertonen van een geleidelijk heropnemen door de klasse van haar historische reflexen zoals solidariteit, collectief denken, of gewoonweg: het enthousiasme tegenover tegenspoed.
We konden die elementen aan het werk zien in de strijd tegen de pensioenhervormingen in Frankrijk in 2003 en 2010-2011, in de strijd tegen de CPE, eveneens in Frankrijk, in 2006, maar ook op minder brede schaal in Groot-Brittannië (luchthaven Heathrow, raffinaderijen Lindsay), in de Verenigde Staten (metro van New York), in Spanje (Vigo), Egypte, Dubaï, China, enz. De bewegingen van de Indignados en Occupy, in het bijzonder, vormen een veel algemenere en ambitieuzere uitdrukking dan strijd die zich binnen één bedrijf afspeelt bijvoorbeeld. Wat hebben we gezien, met name in de bewegingen van de Indignados? Arbeiders van allerlei slag, van precairen tot contractuelen, kwamen samen om een collectieve ervaring te beleven met de verwachting daar een beter begrip van wat er vandaag op het spel staat uit te trekken. We zagen hier mensen enthousiast worden, gewoon bij het idee dat ze opnieuw vrij met elkaar konden discuteren. We zagen mensen alternatieve ervaringen bediscussiëren, er de sterke punten en de beperkingen van analyseren. We zagen mensen die niet langer de gelaten slachtoffers willen zijn van een crisis die zij niet veroorzaakt hebben en waar ze niet voor willen opdraaien. Wij hebben mensen gezien die spontane vergaderingen bijeen brachten, waar vormen van expressie gebruikt werden die overdenking en confrontatie van ideeën bevorderen en de mogelijkheid tot verstoren en saboteren van discussies inperken. En tenslotte en vooral heeft de beweging van de Indignados ervoor gezorgd dat een internationalistisch gevoel ontstond, het inzicht dat we overal ter wereld dezelfde crisis ondergaan en dat we die over de grenzen heen moeten bestrijden.
Natuurlijk hebben we niet of slechts heel weinig expliciet over communisme, de proletarische revolutie, arbeidersklasse en bourgeoisie, burgeroorlog, enz. horen praten. Maar wat deze bewegingen getoond hebben, is in de eerste plaats de uitzonderlijke creativiteit van de arbeidersklasse en haar vermogen om zich te organiseren, die voortkomen uit haar onvervreemdbare aard van onafhankelijke sociale kracht. Het zich opnieuw bewust worden van deze kenmerken ligt nog voor ons, na een lange en kronkelige weg, maar ze is nu al onmiskenbaar aan het werk. Ze gaat onvermijdelijk gepaard met een proces van scheiden van kaf en koren, van tijdelijke teruggang, van gedeeltelijke ontmoediging. Maar ze voedt ondertussen op internationale schaal de overdenking bij minderheden, die zich in de voorhoede van de strijd van de arbeidersklasse bevinden en ontwikkeling waarvan de ontwikkeling sinds verschillende jaren zichtbaar en meetbaar is.
Dit is een gezond proces dat bijdraagt aan het verduidelijken van wat er vandaag op het spel staat en waarmee de arbeidersklasse vandaag wordt geconfronteerd.
Tot slot, hoewel de moeilijkheden waar de arbeidersklasse voor staat enorm zijn, is er niets in de huidige situatie dat toelaat te zeggen dat het spel gespeeld is en de arbeidersklasse niet meer over de kracht zal beschikken om massale en dan revolutionaire strijd te ontwikkelen. Wel integendeel, de levende uitdrukkingen van de klasse nemen toe. Als men ontleedt wat die echt zijn en dus niet enkel oppervlakkig, waar enkel hun breekbaarheid evident is, maar in de diepte, dan blijkt het potentieel en de belofte die ze inhouden voor de toekomst. Dat ze een verspreide en sporadische minderheid vertegenwoordigen, herinnert er ons alleen aan dat de voornaamste kwaliteiten van de revolutionairen hun geduld en hun vertrouwen in de arbeidersklasse zijn (en Lenin zou eraan toegevoegd hebben: hun humor!). Dat geduld en dat vertrouwen steunen op het inzicht in wat de arbeidersklasse historisch gezien is: de eerste klasse die tegelijk uitgebuite én revolutionaire klasse is, en die de opdracht heeft de gehele mensheid te bevrijden van het juk van de uitbuiting. Dat is een materialistische en historische visie op lange termijn. Vertrekkende vanuit die visie schreven we in 2003 bij het opmaken van de balans van ons 15de internationale congres: “Zoals Marx en Engels zeiden, gaat het er niet om te beschouwen “wat deze of gene proletariër, of het proletariaat als geheel momenteel als zijn doel beschouwt. Het gaat er om wat het proletariaat is en waartoe het, in overeenstemming met dit wezen, historisch zal worden gedreven.” (De heilige familie, 1844). Een dergelijke visie toont ons namelijk dat, tegenover de zware klappen van de crisis van het kapitalisme die zich vertalen in steeds wredere aanvallen, de arbeidersklasse reageert en noodzakelijkerwijze zal moeten reageren via het ontwikkelen van haar strijd. Deze strijd zal in zijn beginstadium neerkomen op een serie schermutselingen, die de boodschappers zullen zijn van de aanzet tot steeds massaler strijd. Het is eerst in dit proces dat de arbeidersklasse zich weer zal zien als uitgebuite klasse en er naar zal streven haar identiteit terug te vinden, een wezenlijk aspect dat op zijn beurt een stimulans zal zijn voor haar strijd.” n
GD / 25.10.2012
Sinds de publicatie van dit artikel, waren we getuige van de grootste stakingsbeweging in Zuid-Afrika sinds het einde van de apartheid in 1994. Deze stakingen zijn dubbel belangrijk omdat ze aantonen - voor het geval dit nog noodzakelijk was - dat achter het zogenaamde economische mirakel van de ‘opkomende landen’, zoals overal elders, groeiende armoede schuilt. Ze laten ook zien dat de arbeiders overal ter wereld, verre van tegenstrijdige belangen te hebben, vechten tegen de onwaardige levensomstandigheden die het kapitalisme oplegt. Als zodanig maken de stakingen die Zuid-Afrika op zijn grondvesten doen schudden, ondanks de zwakheden waar we op terugkomen, deel uit van de arbeidersstrijd overal ter wereld.
Na het bloedbad van 16 augustus leek de strijd, verpletterd door het gewicht van de manoeuvres van de bourgeoisie, buiten adem te geraken. Inderdaad, terwijl de staking zich met identieke eisen, uitbreidde naar verschillende andere mijnen, werd er een overleg georganiseerd, enkel en alleen tussen de ‘haaien’ van Marikana. Met andere woorden tussen de vakbonden, de directie en de Staat, onder de heilige bemiddeling van vooraanstaande kerkleiders. De manoeuvre was bedoeld om de uitbreiding van stakingen te stoppen door de arbeiders te verdelen tussen enerzijds diegenen die profiteerden van de onderhandelingen en alle media-aandacht kregen en anderzijds diegenen, die in volle onverschilligheid met de staking begonnen, maar wel de aandacht kregen van de (blanke en zwarte) politie die hun campagne van terreur, provocatie en nachtelijke invallen voortzetten.
Op 30 augustus vernam de bevolking via de The Star, de krant van Johannesburg, dat het bericht dat de politie op de mijnwerkers van Marikana hadden geschoten uit ‘wettige zelfverdediging’, een schaamteloze leugen is. De autopsierapporten toonden aan dat mijnwerkers, toen ze probeerden aan hun beulen te ontsnappen, in werkelijkheid in de rug waren geschoten. Volgens verschillende getuigenissen van journalisten ter plaatse zouden de politie zelfs de stakers achterna zijn gelopen om ze koelbloedig te vermoorden. Op nagenoeg hetzelfde moment kondigde de rechtbank van Pretoria aan voornemens te zijn om de 270 mijnwerkers, die tijdens de politieschieting op 16 augustus gearresteerd waren, aan te klagen ... voor de moord op hun kameraden (!) Ze deed dit op grond van een anti-oproerwet, die voorziet in de mogelijkheid om van alle tijdens rellen gearresteerde personen, die ter plaatse waren op het moment van de schietpartij door de politie, in staat van beschuldiging stellen.
Het is inderdaad waar dat men in ‘de grootste Afrikaanse democratie’, grof te werk gaat; terwijl geen van de agenten die de mijnwerkers van Marikana hadden neergeschoten werden lastig gevallen, klaagt de Staat de overlevenden van de schietpartij wel aan. Met een beetje fantasie had de rechtbank van Pretoria de doden voor een tweede keer executeren kunnen voor hun eigen moord! De consternatie was zodanig groot dat, op 2 september, de rechter gedwongen werd een stap terug te doen door de aankondiging van de beschuldigingen te annuleren en alle gevangenen vrij te laten. Vooral de Staat zou zich snel realiseren dat hij een fout had gemaakt: op basis van dezelfde eisen verspreidden de stakingen zich onmiddellijk uit over de meeste mijnen van het land. Zo begonnen er op 31 augustus 15.000 werkers van een goudmijn bij Johannesburg, die wordt uitgebaat door de Gold Fields groep, een wilde staking. Op 3 september, vervoegden de mijnwerkers van Modder-East, in dienst van Gold One, zich op hun beurt de strijd. Op 5 september hielden bijna alle mijnwerkers van Marikana, onder het gejuich van de bevolking, een demonstratie en weigerden om, de dag daarop, akkoord te gaan met de schaamteloze overeenkomst die was ondertekend door de vakbonden en het management van Lomin. Terwijl de productie van vrijwel alle mijnen in het land leek te zijn gestopt, kondigden de bedrijven Amplats, Waterman en Xstrata, die alle drie meerdere mijnen ontginnen, aan hun activiteiten vanaf 14 september op te schorten, De stakingsgolf breidde zelfs uit naar andere sectoren, in het bijzonder naar de vrachtwagenchauffeurs.
Deze dynamiek van uitbreiding werd gedeeltelijk gevoed door de verontwaardiging, opgewekt door de getuigenissen van stakers, die gevangen genomen waren: “Zij [de politie] sloegen ons, trapten met hun laarzen op onze vingers. (…) Ik kan nog steeds niet begrijpen wat mij is overkomen, dit is mijn eerste keer in de gevangenis! We vroegen een loonsverhoging en ze begonnen op ons te schieten, en in de gevangenis sloeg de politie ons, ze hebben zelfs de R200 [€20] gestolen die ik bij me had!”
De langzame teruggang van de strijd
“De politieterreur trof ook stakers in vrijheid door middel van zeer gewelddadige interventies, waarbij onder de meest absurde voorwendsels arrestaties plaatsvonden, veel gekwetsten vielen en een aantal doden (1). Zo verklaarde de regeringswoordvoerder op 14 september: “Het is noodzakelijk om in te grijpen, want we hebben een punt bereikt waar belangrijke keuzes moeten gemaakt worden”. Na dit mooie voorbeeld van holle frasen, waarvan alleen politici het geheim van hebben, voegde de woordvoerder er, veel minder laconiek, aan toe: “Als we deze situatie laten ontwikkelen, zal de economie er erg onder lijden”. De dag daarop, om twee uur ‘s nachts, werd een extreem wrede inval georganiseerd in de slaapzalen waar de arbeiders van Marikana en hun gezinnen verbleven. Politie, gesteund door het leger, verwondde veel mensen, waaronder een aantal vrouwen. ‘s Ochtends braken rellen uit en werden er barricades opgericht op de wegen. Meer had de politie niet nodig om, in naam van de “veiligheid van de burgers” haar geweld te ontketenen tegen de arbeiders van het hele land
Terwijl zijn agenten de bevolking terroriseerden, bracht de Staat, met de medeplichtigheid van de vakbonden, op 18 september een zware klap toe aan de strijd door alleen de arbeiders van Marikana een loonstijging, variërend van 11 tot 22%, te verlenen. Deze schijnoverwinning was duidelijk bedoeld om de arbeiders te verdelen en diegenen aan de beweging te onttrekken die tot dan toe centraal hadden gestaan in de strijd. Met andere woorden: de bourgeoisie offerde een loonsverhoging van 22% op aan de mijnwerkers van Marikana om de strijdbaarheid bij de andere stakers te ondermijnen, de uitbreiding van de strijd te stoppen en het merendeel van de arbeiders de geëiste loonsverhoging te ontzeggen.
Maar op 25 september, gingen de 19.000 werkers van de Beatrix-mijn op hun beurt in staking, terwijl die van Atlatsa zich op 1 oktober in de strijd wierpen. Het politiegeweld nam weer toe, gepaard gaande met wrede arrestaties, mishandelingen en moorden. Op 5 oktober gebruikte het bedrijf Amplats grote middelen de aankondiging van het ontslag van 12.000 mijnwerkers. In de nasleep dreigden verschillende bedrijven, ondersteund door de rechtbank, met behulp van een walgelijke chantage massaal arbeiders te ontslaan: ofwel aanvaarden de arbeiders de miserabele salarisverhoging die de directies voorstelden, of ze werden ontslagen. Gold One zou eindelijk 1400 mensen ontslaan, Gold Field 1500 anderen, enzovoort.
Op het moment van dit schrijven gaan de laatste groepen stakers geleidelijk weer aan het werk. Maar deze strijd, ondanks de zwakke punten die haar hebben gekenmerkt, wijst op een zekere toename van het klassenbewustzijn. De Zuid-Afrikaanse arbeiders hebben de noodzaak aangevoeld om gezamenlijk te strijden, zij hebben duidelijke en unitaire eisen geformuleerd en hebben voortdurend getracht om hun strijd uit te breiden. In een context waarin de crisis en de ellende onvermijdelijk zullen verdiepen, vormt deze beweging een onveranderlijke ervaring in de ontwikkeling van het bewustzijn van het hele proletariaat in de regio en een les voor de arbeidersklasse van de gehele wereld. n
El Generico / 22.10. 2012
1) Het is nog steeds niet mogelijk om het aantal door de Zuid-Afrikaanse politie, vermoorde stakers vast te stellen, maar de pers meldt zeven doden in Rustenburg en ten
Ford-Genk, ooit een bedrijf met meer dan 10.000 werknemers, sluit haar deuren. Sinds de jaren 90 werd de tewerkstelling er systematisch afgebouwd en de productiviteit opgedreven. De lonen werden met 12% verminderd en toch valt het doek voor de 4.300 rechtstreekse werknemers. Daarbovenop worden duizenden werknemers uit de talrijke toeleveringsbedrijven getroffen. Na Renault-Vilvoorde (1997), VW-Vorst (2006) en Opel-Antwerpen (2010) is dit het vierde autoassemblagebedrijf dat zijn deuren sluit in België. Het komt hard aan in een streek die tussen 1987 en 1992 reeds een goede 17.000 jobs zag verdwijnen toen de Limburgse steenkoolmijnbouw definitief geschiedenis.
Ontslagen bij Belfius Bank, Arcelor Mittal staal, Beckaert Zwevegem, Volvo, Duferco, Alcatel, enz. Het nieuwe sociaal drama is dus niet specifiek voor deze sector of provincie. De crisis treft alle sectoren en regio’s. Dat maakt de situatie juist zo dramatisch en uitzichtloos.
In naam van de “competitiviteit” en het “terugdringen van de verliezen” volgt het ene afslankingsplan het andere op. Nog voor de aankondiging van de sluiting van Ford sneuvelden al meer dan 3000 banen van september tot half oktober in alle sectoren, in alle regio’s, van kleine familiebedrijven tot grote multinationals, zowel in binnenlandse als in buitenlandse bedrijven. Anderen saneren drastisch zonder ‘naakte ontslagen’, zoals bij KBC, Brussels Airlines of Delhaize. Vaste contracten worden vervangen door tijdelijke, voltijdse banen door deeltijdse, werknemerscontracten door contracten als zelfstandige. Ook de tijdelijke werkloosheid viert hoogtij. Seizoenarbeid wordt meer en meer het ganse jaar door de standaardprocedure. En bovendien komt de fameuze “jobcreatie”, waar men de mond van vol heeft, voor een groot deel neer op minderwaardige banen of dienstenchequesbanen. Om aan de armoede te ontsnappen moeten veel werknemers nu een 2e of zelfs 3e job zoeken. Een job staat niet langer gelijk met een waardig inkomen!
De staat is in hetzelfde bedje ziek. Zoals de discussie over het tijdelijk opschorten (de index-sprong) of de hervorming van de index aantoont, staat niet de koopkracht centraal. In naam van de verdediging van dezelfde “competitiviteit van de nationale economie” zijn alle burgerlijke partijen, van de NVA tot de PS, het eens dat er voortdurend moet bespaard worden om de kost van de arbeidskracht terug te dringen en het ondernemersklimaat te verbeteren. Het ene “sociaal pakt” volgt het andere “generatie pakt” op. De staat is er immers om de wetten van het kapitalisme toe te passen: winstbejag, concurrentiekracht en uitbuiting mogelijk maken door dwangmaatregelen. De miljarden die de regering(en) zoeken voor hun relancemaatregelen, hun begrotingsevenwicht en de afbouw van de staatsschuld zullen op het einde van de rekening op de kap van dezelfde arbeidersfamilies terechtkomen. Uitkeringstrekkers, gepensioneerden, ambtenaren, onderwijzers, allen gaan hier volop delen in de brokken.
Als we dan nog weten dat volgens de nieuwe Europese armoede-indicator, 21% van de bevolking in België al een risico loopt op armoede of op sociale uitsluiting, begrijpen we maar al te goed de bezorgdheid en de verontwaardiging van een groeiend aantal arbeidersgezinnen.
Ford-Genk is vandaag een pijnlijke uiting van het meedogenloze karakter van deze algemene aanval op de arbeidersklasse: van de talrijke ontslagen, de blokkering en/of verlaging van de lonen (bij Ford leverden ze voorheen 12% in, bij VW-Audi 20%), de verlenging van de arbeidsloopbaan. En zonder reactie van de arbeiders kondigt wat bij Ford-Genk gebeurd nog pijnlijkere aanvallen aan op de gehele arbeidersklasse voor de toekomst.De huidige situatie vraagt dus om verzet tegen de aantasting van de werk- en levensvoorwaarden van de meeste onder ons. Zij bevat echter ook de kiemen van een gezamenlijke weerstand van heel de arbeidersklasse: niet enkel de Ford arbeiders, maar iedereen wordt geviseerd, daarom moet ook iedereen verontwaardigd zijn, solidair zijn, klasse tegen klasse!
Al enkele tientallen jaren doet men ons beloftes om de crisis en de armoede uit de wereld te helpen. Het einde van de tunnel was in zicht, het was de laatste uitzonderlijke ingreep, er zouden duurzame oplossingen komen, rationalisaties zouden enkel in ‘oude industrieën’ plaatsgrijpen, of in ‘zieke dochter- of moederbedrijven’, het kwam door de ‘vergrijzing van de bevolking’, door ‘vluchtelingen’ en ‘ongecontroleerde migratie’ [het gevolg van nog ergere ellende en uitzichtloosheid elders in de wereld!], dan waren het weer de ‘bad Banks’, de fraudeurs, enz.
Vandaag vertelt men dat de topman van Ford dit sociale kerkhof heeft veroorzaakt. In de tijd waren het Vlaams minister en socialist De Batselier en de topman van de mijnen Gijselinck die de zondebok waren voor de mijnsluitingen. Achter al deze schijnbare waarheden en populistische mooipraterij schuilt echter de burgerlijke propaganda die voortdurend probeert zondebokken te vinden zodat het bankroet kapitalistisch systeem zelf niet in vraag zou gesteld worden. Zo kan de woede gekanaliseerd worden en beperkt blijven door ‘schuldigen’ aan te duiden, op maat gemaakt, om beter te” verdelen en te heersen”.
Iedereen kan vaststellen dat hetzelfde bovengeschetst scenario zich afspeelt in zowat alle landen ter wereld. Uiteraard met varianten, net zoals er varianten zijn per regio of sector in België zelf. Zowat overal in de wereld wordt de vraag gesteld wie er de schuld draagt van deze crisis. Deze vraag stond ook centraal in de debatten in de bewegingen van de ‘ Arabische lente’ in Tunesië en Egypte, van de ‘Indignados’ of van de ‘Occupy Wall Street’.
Sinds een aantal jaren volgen op wereldvlak de crises van het vastgoed, van de beurs, van de handel en de industrie, van de banken en van alle soevereine staatsschulden elkaar op. Zo bedraagt de staatsschuld in de eurozone 8.517 miljard euro. Of gemiddeld 90 procent van het bruto binnenlands product van de zone. Een groot deel hiervan zal zo goed als nooit terug betaald worden. Iemand moet die schulden financieren, maar onbetaalbare schulden financieren betekent op termijn zelf insolvabel worden (vb een risico dat Duitsland bedreigt). Hoe gaat het systeem dan wel de absoluut noodzakelijke relance financieren die het bloedbad in de economie zou moeten stoppen? Doet ze dit verder voornamelijk met bezuinigingen en rationalisaties, dan krijgt ze nog minder koopkracht om haar producten aan te slijten en dus nog meer rationalisaties, sluitingen, loondalingen. Schuimt ze de markt van het spaargeld af door super-lage spaarrentes te hanteren, zoals nu in België met rentes die onder de 1% duiken daar waar de inflatie 2,76% bedraagt, dan wordt de buffer die vele arbeidersgezinnen opbouwden tegen potentiële tegenslagen, lopende schulden en armoede razendsnel afgebouwd. Welke de methode ook is, op termijn zal de koopkracht opnieuw sterk dalen. Geld bijdrukken dan maar, zoals in de VS, Japan en GB en met lage leningrentes op de markt gooien? Maar zo creëert het kapitalistische systeem een nog diepere schuldenput. Zo zijn we terug bij af, want als puntje bij paaltje komt is er wel een reële tegenwaarde nodig. Om de schulden terug te betalen moet er dus vers nieuwe gecreëerde waarde tegenover staan. Geen fictief geld, zoals ons spaargeld dat door de bank onder de vorm van een lening nogmaals in circulatie wordt gebracht, terwijl ons wijsgemaakt wordt dat het nog altijd op onze rekening staat. Nieuwe waarde wordt enkel uit gepresteerde arbeid verkregen door er een meerwaarde aan toe te voegen: de productiekosten van een product mogen slechts een fractie kosten van hun totale verkoopwaarde. Maar daarvoor moet er een koopkrachtige afzetmarkt bestaan. Bestaat die amper of niet (zoals de situatie al jaren aantoont) dan komen we in een permanente overproductiecrisis terecht. Daarom sluiten bedrijven hun deuren, verlagen ze de productiekosten (lonen), drijven ze de productiviteit op, worden onproductieve kosten (sociale zekerheid, werkloosheidsuitkering, pensioenen) afgebouwd.
Dit is een algemene wet van de kapitalistische manier van produceren en kan door geen enkele afzonderlijke patroon of regering ontweken worden! Als de bedrijven vandaag stilliggen is het niet omdat de arbeiders niet willen werken of er geen behoeftes zijn, maar omdat de kapitalisten er geen winst meer inzien. Het kapitalistische wereldsysteem zit in het slop: De koopkrachtige afzetmarkten slinken en de winst kan dus enkel behaald worden door nog grotere sociale roofbouw en uitbuiting.
In de loop van de laatste zes maanden werd er in zowat alle werelddelen massaal geprotesteerd, gestaakt, betoogd: van Noorwegen tot Portugal, van Indië tot Turkije, van Egypte tot China. In september nog trokken honderdduizenden de straat op in Portugal, tienduizenden in Spanje, Griekenland en Italië. In Japan was het van 1970 geleden dat men nog demonstraties tegen de levensvoorwaarden had gezien van zo een omvang (170.000 betogers in Tokyo). Overal stelde men zich de vraag hoe men het hoofd kan bieden aan dergelijke aanvallen, hoe de strijd te organiseren, welk perspectief er naar voren gebracht moet worden. Ook in de massale Indignados- en Occupy-beweging, vooral van jongeren en werklozen in 2011, o.a. in Spanje, Griekenland of de USA en Canada, was dit het geval.
Drie centrale noden voor de strijd werden naar voren geschoven: de noodzaak tot uitbreiding en éénmaking van de strijd, het belang van de ontwikkeling van de actieve solidariteit onder de loontrekkers, werklozen en jongeren en de behoefte aan een brede discussie over het alternatief voor het huidige bankroete systeem.
Onze echte kracht is ons aantal, de schaalgrootte van onze strijd, onze lotsgebondenheid, onze eenheid over de grenzen van de sectoren, rassen, de regio’s, en landsgrenzen heen. Tegenover een wereld die opgedeeld en afgescheiden is door de enge privébelangen van arrogante uitbuiters, tegenover het “ieder voor zich”, hun “competitiviteit”, moeten we onze eenheid en solidariteit zetten en mogen we ons niet laten opsplitsen en onze problemen laten reduceren tot specifieke, afzonderlijke problemen, eigen aan het bedrijf, de sector of de regio.
Geen rivaliteit tussen ‘jongeren’ en ‘ouderen’, tussen vasten en tijdelijken, tussen bedienden en arbeiders, tussen werknemers van moeder- en dochterbedrijven, tussen arbeiders die op deze of gene plaats geboren zijn,...
Deze eenheid is niet alleen noodzakelijk maar ook mogelijk vandaag! De uitbreiding van de strijd en van de solidariteit met andere sectoren en bedrijven, die getroffen worden door fundamenteel dezelfde aanvallen en dikwijls ook geïsoleerd in hun hoekje strijd voeren, kunnen we het best smeden door massale afvaardigingen te sturen naar de andere bedrijven, zo leert ons de ervaring uit vorige momenten van strijd hier en elders. Wat we doen moet onze strijd versterken, doen aangroeien en perspectief geven. De straat opgaan om ‘stoom af te blazen’ of een lange uitgerekte uitputtingsslag voeren, ieder geïsoleerd van elkaar in eigen streek, volstaan niet om die algemene, massale strijd op te bouwen.
Ervaring leert ons dat acties zoals gijzeling van patroons, sabotage van de productie, blokkade van de spoorlijnen, of wanhopige acties (zoals het dreigen met het opblazen van de fabriek) niet de manier zijn als we die eenheid en uitbreiding willen bereiken. Ze leiden integendeel tot demoralisatie en nederlaag.
Voorbije strijdervaringen tonen aan dat werkend of werkloos, we onze strijd in eigen handen moeten nemen. Als we een echte collectieve discussie willen ontwikkelen, samen willen nadenken en beslissen, moeten we massale algemene vergaderingen beleggen waar iedereen vrij kan tussenkomen en voorstellen tot actie kan doen die dan in stemming kunnen gebracht worden. Om de eenheid te smeden met anderen moeten ze open staan voor alle arbeiders en werklozen.
Opgelet! Ook de andere klasse, de bourgeoisie, spreekt over “solidariteit” en “eenheid”. Zij roept op tot opofferingen die de ‘sterke sectoren’ moeten doen voor de ‘zwakkere sectoren’, voor een gelijkmatige verdeling van de ellende. Immers, wanneer ‘haar koek kleiner wordt’, kan volgens haar de discussie enkel gevoerd worden over een ‘gelijkwaardige’ verdeling van de ellende en soberheid die ze ons opdringt, over wat ‘gunstig’ zou zijn voor de nationale belangen en de competitiviteit. Zij predikt een eenheid met de belangen van het kapitaal. Alsof het ‘gelijkwaardig’ verdelen van de ellende betekent dat men haar draaglijk maakt! Alsof samen de uitbuiting beheren die uitbuiting zou afschaffen. Zo wordt opnieuw vermeden dat het systeem in vraag wordt gesteld en perspectieven worden gezocht in een andere maatschappij, gebaseerd op het bevredigen van behoeften van allen en niet de eigenbelangen van enkelen!
EENHEID en SOLIDARITEIT - UITBREIDING en VERALGEMENING -VERTROUWEN op EIGEN KRACHT – KLASSE tegen KLASSE
Niet “hun competitiviteit” maar onze “solidariteit” is onze kracht n
Internationalisme / 02.11.12
Afdeling van de IKS in België
Lezersbrief:
Goedendag,
De aanleiding voor deze mail is die vanwege het, onlangs verschenen, pamflet over de ‘crisis van de automobielsector’.
Ten eerste moet gezegd worden: Op de analyse van deze situatie in de automobielbranche is niets aan te merken. Wederom goed werk.
Echter, het slotstuk van het pamflet: Het plan van aanpak, het elan, bleef (bewust?) vaag. Als gijzelingen, sabotage, blokkade, etc. niét de vormen tot antikapitalistisch verzet zijn, wát dan wel?
De mobilisatie, de solidariteit en de eenheid van de arbeidersklasse is zeker ten weten stap één naar een revolutionaire grondslag toe - de vereniging van jongeren, ouderen, werkeloze, proletariërs, precariërs, etc. Dit zal ten eerste op economisch vlak moeten gebeuren (binnenin de fabrieken en op de werkvloer). Dit gehele proces (zoals correct in het pamflet beschreven) zal in de vorm van (wellicht geheime) algemene vergaderingen, desnoods raden of comités genoemd, moeten plaatsvinden. Deze vergaderingen moeten zich verenigingen op massale schaal (Onderling verbonden doormidden van ‘zone-’, ‘gebied-’ en ‘stads-’, raden/comités).
De proletarische democratie van onderop, vanaf de economie (werkvloer), naar boven toe. Uiteindelijk zal dan, in theorie, de massa organisatie ontstaan. Maar wat is het wapen van de arbeidersklasse dan?
Tot hedendaags blijkt alleen de staking een legitiem wapen te zijn van de arbeidersklasse, naast de radicalere mogelijkheden zoals de sabotage, de bezettingen van werkplaatsen en blokkades richting de kapitalistische economie en verraders van de arbeidersklasse toe. (Opties dié zeker toegepast moeten worden(!)).
Een staking brengt mobilisatie van de arbeidersklasse met zich mee, en eindigt, in de periode na staking, de onderlinge verdeeldheid naar elkaar toe.
De algemene massa staking is, kortom, de directe actie jegens de kapitalistische economie toe. Hiervan uit kunnen de politieke eisen richting de Staat, het systeem, de sociaal-democratie en de vakbonden (syndicaten) geuit worden.*
Aldus een korte, en versimpelde, visie van een lezer.
Maar wat is het alternatief voor een socialistische/communistische revolutie dan vanuit het IKS ?**
Met vriendelijke groet.
KW
*Verzet, of deelname, van autoriteiten en militarisme voor het gemak uit het verhaal weg gelaten.
**Als hier geen juridische gevolgen aan vast zitten. Hetgeen wat de onduidelijkheid van de conclusie van het pamflet kan verklaren
Antwoord van de IKS:
Beste kameraad,
Bedankt voor je bijdrage. We verwelkomen iedere poging tot verdieping en verheldering van de discussie, zelfs als die een (fundamentele) kritiek inhoudt van de teksten, die we gepubliceerd hebben.
We zijn het eens met een groot deel van je bijdrage. Maar als je het goedvindt, willen we hier en daar ook enkele kanttekeningen plaatsen bij je opmerkingen.
Aan het eind van je brief schrijf je “het slotstuk, het plan van aanpak bleef (bewust) vaag” en “dit (de mobilisatie, de solidariteit en de eenheid van de arbeidersklasse) zal eerst op economisch vlak moeten gebeuren”.
De kwestie is dat je de economische en politieke strijd wel van elkaar kan onderscheiden, maar niet totaal van elkaar kan scheiden.
“Ook al komt hij ons ook gescheiden voor onder de vormen van economische en politieke klassenstrijd, bij revolutionaire massa-acties zijn politieke en economische strijd één”. Iedere poging tot “scheiding tussen de politieke en de economische strijd en de verzelfstandiging van beide is niets dan een kunstmatig, zij het dan ook historisch noodzakelijk product van de parlementaire periode.(Zie: Rosa Luxemburg: Massa-staking, partij en vakbonden)
In de periode van het verval van het kapitalisme zijn er geen blijvende en duurzame hervormingen meer mogelijk. Dat maakt dat iedere strijd van de arbeiders indirect ook een aanval vormt op het wezen van het systeem. Ieder verzet van de kant van de klasse kan het kapitalisme op zijn grondvesten doen schudden omdat het over weinig of geen manoeuvreerruimte beschikt om de aanval van de kant van de arbeiders te neutraliseren
De arbeidersstrijd in de periode van het verval “ is tegelijkertijd gericht èn op de beperking van de kapitalistische uitbuiting, èn op de afschaffing van die uitbuiting tegelijk met de opruiming van de burgerlijke maatschappij zelf”. Met andere woorden: “[Elke] periode van open klassenstrijd [is] tegelijk van politieke en economische aard”. (Idem)
Het is waar dat het vertrekpunt voor de strijd van de arbeiders – in ieder geval tot aan de periode van de revolutionaire opstand – altijd het verzet is tegen aanvallen op de kwaliteit van haar materiele leven. Daarom is het ook in zekere zin waar dat het er in de strijd niet om gaat wat de arbeiders van hun eigen optreden verwachten, maar om wat de arbeidersklasse is, en wat zij op grond daarvan gedwongen is te doen. Maar als de arbeidersklasse genoodzaakt is om bepaalde dingen te doen, dan doet ze dat niet zonder een bepaald bewustzijn (en zeker niet op een mechanische manier, zoals bijvoorbeeld het hondje bij Pavlov). Daarom is volgens ons ook een essentiële voorwaarde voor de ontwikkeling van een tegenmacht de ontwikkeling van het bewustzijn in de arbeidersklasse: van het bestaan van de loonarbeid, van de geassocieerde, collectieve wijze waarop de arbeiders in de productie staan en van het feit dat de arbeiders op die wijze, als klasse, de voortbrengers zijn van alle rijkdom in de wereld.
Bij een grotere of kleinere minderheid van de klasse bestaat altijd het inzicht en vooruitzicht van een andere, kommunistische maatschappij. Dat komt omdat ze beschikt over een historisch geheugen, over een herinnering aan voorbije perioden (al of niet van de ene op de andere generatie overgedragen) en over een capaciteit te leren van haar strijdervaringen. Dat maakt dat ze de inzet van de strijd, iedere keer als ze deze aangaat, op een steeds algemener vlak kan stellen. In het Frans hebben ze een leuke uitdrukking: “reculer pour mieux sauter”. Dat wil zeggen: enkele passen terugdoen om een betere sprong te kunnen maken. Zo is het ongeveer ook met de arbeidersstrijd. De arbeiders beschikken over de capaciteit om, ieder keer als ze de strijd aangaan, deze met wat meer afstand van hun eigen onmiddellijke belangen in te zetten en op een steeds algemener (en daardoor breder en uiteindelijk ook politiek) vlak te stellen. Deze dynamiek leidt er toe dat de strijd uiteindelijk niet (eens) meer overheersend op direct economisch, maar overheersend op politiek vlak wordt uitgevochten: de strijd om de macht in de maatschappij.
Kameraadschappelijke groeten,
voor de IKS,A.
Wij publiceren hieronder delen uit het eerste hoofdstuk (1) van de brochure van Rosa Luxemburg De Crisis van de Sociaal-democratie (2). Deze meesterlijke tekst van 1915 is bedoeld als een bron van inspiratie voor de problemen waar het proletariaat momenteel mee te kampen heeft. Achtereenvolgens geconfronteerd met een van de ergste slachting in de geschiedenis van de mensheid, de Eerste Wereldoorlog (3) en het verraad van de sociaal-democratie, dat heeft bijgedragen aan de inlijving van de arbeiders van alle landen in het imperialistische bloedbad, geeft Rosa Luxemburg niet toe aan de ontmoediging. Integendeel! Ze pleit voor een levend, niet-dogmatisch marxisme, bepaald door de wetenschappelijke methode, die de fouten en de nederlaag confronteert om de lessen te trekken en de toekomst beter voor te bereiden. Want deze revolutionaire heeft een onwrikbaar vertrouwen in de toekomst en in het vermogen van het wereld proletariaat om haar historische missie te vervullen: bewust te vechten voor de emancipatie van de gehele mensheid.
IKS
Geschonden, onteerd, wadend in het bloed, druipend van het vuil: zo staat de burgerlijke maatschappij voor ons, zo is zij! Niet als ze, keurig en oprecht, cultuur en filosofie, moraal en orde, vrede en recht beoefent, maar als een verscheurend beest, als de heksensabbat van de anarchie, en als een pestadem voor de cultuur en de mensheid zich in haar ware, naakte gedaante vertoont.
Temidden van deze heksensabbat voltrok zich een wereldhistorisch drama: de capitulatie van de internationale sociaaldemocratie. Het zou voor het proletariaat het toppunt van domheid zijn om toe te geven en deze capitulatie of deze catastrofe toe te dekken, dat is het ergste wat het proletariaat zou kunnen overkomen. “De democraat” (d.w.z. de revolutionaire kleinburger), zo zegt Marx, “komt net zo onberispelijk en onschuldig uit de smadelijkste nederlaag te voorschijn, als hij die strijd is aangegaan: met de nieuw verkregen overtuiging, dat moet overwinnen, niet omdat hijzelf en zijn partij het oude standpunt prijsgeven, maar omgekeerd, omdat hij verwacht dat de verhoudingen in de richting van zijn geest evolueren”. Het moderne proletariaat komt anders uit de historische beproevingen te voorschijn. Reusachtig als zijn taken zijn, zijn ook zijn fouten. Er bestaat geen vastgelegd en voor altijd geldig schema, er bestaat geen onfeilbare leider die het proletariaat de weg toont, die het moet gaan. Ze heeft geen andere meesteres dan de historische ervaring De nauwe weg van haar bevrijding is niet alleen geplaveid met een onbegrensd lijden maar ook met onnoemelijke fouten. Het doel van zijn reis, zijn bevrijding, zal hij slechts bereiken als hij uit eigen fouten weet te leren.
Zelfkritiek, niets ontziende, wrede, tot de kern der dingen doordringende zelfkritiek, dat is de adem en het licht van de proletarische beweging, zonder welke ze niet kan leven. In de huidige wereldoorlog is het proletariaat gezonken als nooit tevoren. Het is een ramp voor de mensheid. Maar het socialisme zou alleen verloren zijn als het internationale proletariaat de diepte van die val niet zou willen peilen en daar niet de lessen uit zou willen trekken.
Wat er nu op het spel staat is het gehele laatste hoofdstuk in de vijfenveertigjarige ontwikkeling van de moderne arbeidersbeweging. Wat wij beleven is de kritiek, de balans van onze arbeid van bijna een halve eeuw. De val van de Commune van Parijs had de eerste fase van de Europese arbeidersbeweging en van het einde van de Ie Internationale afgesloten. Toen begon er een nieuwe fase. In plaats van de spontane revoluties, opstanden, barricadegevechten, waarna het proletariaat telkens weer in zijn passieve toestand terug viel, begon de stelselmatige strijd van elke dag. Het gebruik van het burgerlijke parlementarisme, de massaorganisatie, de samensmelting van de economische en de politieke strijd en van het socialistisch ideaal met de hardnekkige verdediging der directe dagelijkse belangen. Voor de eerste keer werd de zaak van het proletariaat en zijn bevrijding geleid door het licht van een ster: van een strenge wetenschappelijke leer. In plaats van de sekten, de scholen, de utopieën, de ervaringen die iedereen op eigen houtje opdeed in eigen land, bestond er een en dezelfde theoretische internationale grondslag, een gemeenschappelijke basis, die de landen in één bundel samenbracht. De marxistische theorie gaf aan de arbeidersklasse der gehele wereld een kompas in handen, om wegwijs te worden in de draaikolk van de dagelijkse gebeurtenissen, om haar dagelijkse strijdtactiek te richten op het onveranderlijke einddoel.
De Duitse sociaaldemocratie was de draagster, de kampvechtster en de behoedster van deze nieuwe methode. […]. Zij heeft ten koste van talloze offers, van een onvermoeide minutieuze arbeid de sterkste en meest voorbeeldige organisatie opgebouwd, de grootste pers geschapen, de doeltreffendste middelen voor scholing en voorlichting in het leven geroepen, de geweldigste kiezersmassa om zich geschaard, de talrijkste parlementaire mandaten bevochten. De Duitse sociaaldemocratie gold als de zuiverste belichaming van het marxistische socialisme. Zij had en maakte aanspraak op een speciale plaats als de leermeesteres en leidster van de IIe Internationale. […]. De Franse, de Italiaanse en de Belgische sociaaldemocratie, de arbeidersbeweging van Nederland, Scandinavië, Zwitserland, de Verenigde Staten traden met steeds grotere ijver in haar voetstappen. De Slavische landen echter, de Russen en de sociaaldemocraten van de Balkan, keken naar haar op met een onbegrensde, bijna kritiekloze bewondering. […] Op de congressen, in de bijeenkomsten van het Internationale Socialistische Bureau werd onderworpen aan de Duitse mening. […] “Voor ons, Duitsers, is dit onaanvaardbaar,” was in de regel voldoende om de oriëntatie der Internationale te bepalen. Met blind vertrouwen gaf zij zich over aan de leiding van de bewonderde, machtige Duitse sociaaldemocratie: zij was de trots van elke socialist en de schrik van de heersende klassen in alle landen.
En wat beleefden wij in Duitsland toen de grote historische beproeving zich aandiende? De diepste val, de meest geweldige ineenstorting. […] Daarom moeten we ook bij haar beginnen, door de analyse van haar val. […] De arbeidersklasse durft de waarheid, zelfs als deze voor haar de bitterste beschuldiging inhoud, zonder vrees in de ogen te kijken, want haar zwakte is slechts een afdwaling en de strenge wet van de geschiedenis geeft haar de kracht terug, en waarborgt haar uiteindelijke overwinning.
De nietsontziende zelfkritiek is voor de arbeidersklasse niet alleen een vitaal recht, zij is voor haar ook de hoogste plicht. Op onze boottocht voeren wij de grootste schatten der mensheid mee, met wier bewaking het proletariaat belast was. En terwijl de burgerlijke maatschappij, geschonden en onteerd door de bloedige orgie, haar noodlot verder tegemoet snelt, moet het internationale proletariaat zich vermannen, en hij zal het doen, om de gouden schatten verzamelen, die het in een ogenblik van verwarring en zwakte in de wilde draaikolk van de wereldoorlog naar de bodem liet afzinken.
Eén ding is zeker: de wereldoorlog betekent een ommekeer voor de wereld. […] De wereldoorlog heeft de voorwaarden van onze strijd veranderd en onszelf het meest. Niet dat de fundamentele wetten der kapitalistische ontwikkeling, de oorlog op leven en dood tussen kapitaal en arbeid een wijziging of ‘verzachting’ zouden hebben ondergaan. […] Maar na de uitbarsting van de kapitalistische vulkaan, heeft het tempo van de ontwikkeling zo’n geweldige stoot gekregen, dat de hevigheid van de botsingen in de maatschappij, de reusachtige omvang van de taken die onmiddellijk voor het socialistische proletariaat oprijzen, dat de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging tot nog toe slechts een tere idylle schijnt te zijn geweest. […] Laten we ons in herinnering roepen hoe wij, kort geleden nog, de toekomst omschreven:
[…] Het officiële vlugschrift van de partij: Imperialisme of Socialisme, dat enige jaren geleden in honderdduizenden exemplaren verspreid werd, besloot met de woorden: “Zo groeit de strijd tegen het imperialisme steeds meer uit tot een beslissende strijd tussen kapitaal en arbeid. Oorlogsgevaar, duurte en kapitalisme. Vrede, welvaart voor allen, socialisme! Zo stelt zich het probleem. De geschiedenis gaat grote beslissingen tegemoet. Onafgebroken moet het proletariaat aan zijn wereldhistorische zaak werken, de macht van zijn organisatie en de klaarheid van zijn bewustzijn versterken. Wat er ook moge gebeuren, oftewel een arbeidersklasse die, door de kracht die ze vertegenwoordigd, er in slaagt de mensheid de vreselijke gruwelijkheden van een wereldoorlog te besparen, hetzij een kapitalistische wereld die in de geschiedenis ten onder gaat, op dezelfde manier als zij daaruit voortgekomen is: in bloed en geweld. Op dit historische moment zal de arbeidersklasse er klaar voor zijn en alles wat telt is dat ze klaarstaat”. […] Nog een week voor het uitbreken van de oorlog, op 26 juli 1914, schreven Duitse partijbladen: “Wij zijn geen marionetten, wij bestrijden met z’n allen een systeem, dat de mensen maakt tot willoze werktuigen van de blinde heersende verhoudingen, dit kapitalisme, dat zich klaarmaakt om het naar vrede hunkerende Europa in een dampend slachthuis te veranderen. Als het verderf doorgaat, als de vastbesloten vredeswil van het Duitse en van het internationale proletariaat, dat zich in de komende dagen in machtige demonstraties zal openbaren, niet in staat zou zijn de wereldoorlog te verhinderen, dan moet de laatste in ieder geval de laatste oorlog, de zonsondergang van het kapitalisme worden”.(Frankfurter Volksstimme). […] En toen kwam het ongehoorde, de buitensporige, nog nooit vertoonde gebeurtenis, de 4de augustus 1914.
Of het zo moest komen? […] Het wetenschappelijke socialisme heeft ons geleerd de objectieve wetten van de geschiedkundige ontwikkeling te begrijpen. De mensen maken hun geschiedenis niet geheel vanaf nul. Maar zij maken de geschiedenis zelf. Het proletariaat is in zijn actie afhankelijk van de bestaande graad van rijpheid der maatschappelijke ontwikkeling, maar de maatschappelijke ontwikkeling voltrekt zich niet buiten het proletariaat om; hij is evenzeer haar drijfveer en oorzaak als haar product en gevolg. Zijn actie maakt deel uit van de geschiedenis door bij te dragen aan haar richting. En wanneer wij ons net zomin kunnen losmaken van de geschiedkundige ontwikkeling als een mens van zijn schaduw, kunnen wij haar val toch bespoedigen of vertragen. Het socialisme is de eerste volksbeweging in de wereldgeschiedenis die tot doel heeft, en door de geschiedenis geroepen is, het maatschappelijke leven van de mensen een bewuste zin, een planmatige gedachte en daarmee een vrije wil te geven. Daarom noemt Friedrich Engels de uiteindelijke overwinning van het socialistische proletariaat een sprong van de mensheid uit het dierenrijk in het rijk van de vrijheid. Maar deze sprong is zelf aan ijzeren wetten van de geschiedenis, aan duizenden voorafgaande spruiten van de evolutie, een smartelijke en al te langzame ontwikkeling gebonden. Doch zij kan nooit volbracht worden, als er uit alle door de evolutie opgehoopte stof van de materiële voorwaarden niet de vonk van de bewuste wil van de grote volksmassa ontvlamd. De overwinning van het socialisme zal niet als een noodlot van de hemel neerdalen. Hij kan slechts door een lange reeks van geweldige krachtproeven tussen de oude en nieuwe machten bevochten worden, […] Friedrich Engels heeft eens gezegd: “De burgerlijke maatschappij staat voor een dilemma, hetzij de overgang naar het socialisme of terugvallen in het barbarendom”. Wat betekent terugvallen in het barbarendom op onze hoogte van de beschaving, die we nu in Europa kennen? Wij hebben allen die woorden tot nu toe gedachteloos gelezen en herhaald zonder hun verschrikkelijke ernst te realiseren. Op dit ogenblik toont een blik om ons heen aan, wat een terugval van burgerlijke maatschappij in het barbarendom betekent. Deze wereldoorlog is een terugval in het barbarendom. De zegepraal van het imperialisme leidt tot vernietiging van de cultuur, sporadisch gedurende het verloop van de moderne oorlog, en definitief als de periode van wereldoorlogen, die nu begonnen is, zich ongehinderd tot haar laatste consequentie zou kunnen ontplooien. Wij staan dus thans voor de keus, precies zoals Friedrich Engels een mensenleeftijd, nu veertig jaar, geleden, voorspelde: hetzij de overwinning van het imperialisme en ondergang van elke beschaving, ontvolking, verwoesting, ontaarding, één groot kerkhof zoals in het oude Rome, dan wel de overwinning van het socialisme, dat wil zeggen de bewuste strijd van het internationale proletariaat tegen het imperialisme en zijn methode: de oorlog.
Dit is een dilemma der wereldgeschiedenis. Afhankelijk van de beslissing van het klassenbewuste proletariaat zal de weegschaal van de wereldgeschiedenis de ene of de andere kant – of nog beter: onbeslist - doorwegen. Het proletariaat moet resoluut het geheime wapen van haar revolutionaire strijd in op de weegschaal werpen. De toekomst van de beschaving en van de mensheid hangt er van af. In deze oorlog heeft het imperialisme overwonnen. Door het hele gewicht van zijn bloedig wapen van de volkerenmoord erop te werpen heeft het de weegschaal doen doorwegen in de richting van de afgrond, van de doodsheid en de smaad. Het hele rookgordijn van de naargeestigheid en de smaad kunnen slechts tenietgedaan worden als wij, in het midden van de oorlog, uit de oorlog de lessen trekken, als het proletariaat erin slaagt om zich te herpakken en ermee stopt een slaaf te zijn die wordt gemanipuleerd door de heersende klassen en meester wordt over zijn eigen bestemming.
De arbeidersklasse moet duur betalen voor elke stap in de bewustwording van haar historische roeping. De weg naar Golgotha van haar klassenbevrijding is met vreselijke offers bezaaid. De Juni-strijders, de slachtoffers van de Commune, de martelaren van de Russische revolutie, wat een eindeloze reeks van bloedige spookbeelden. Maar die mensen waren allemaal op het veld van eer gevallen, zij zijn, zoals Marx over de helden van de Commune schreef “voor altijd bijgezet in het grote hart van de arbeidersklasse”. Nu vallen miljoenen proletariërs van alle landen op het veld van de smaad, van de broedermoord, van de zelfvernietiging, met het slavengezang op de lippen. Ook dat kon ons niet bespaard blijven. Wij lijken werkelijk op de Joden, die Mozes door de woestijn leidt, maar wij zijn niet verloren en wij zullen overwinnen, op voorwaarde dat wij niet verleerd zijn om te leren. En zou de tegenwoordige leidster van het proletariaat, de sociaaldemocratie, niet kunnen leren, dan zal zij ondergaan om “plaats te maken voor de mensen, die tegen een nieuwe wereld opgewassen zijn” n
Junius (1915)
(1) De titel daarvan is: Socialisme of barbarendom.
(2) Hij is ook bekend onder de naam De Juniusbrochure, een pseudoniem dat door Rosa werd gebruikt om hem te ondertekenen; de tekst is integraal beschikbaar op de website marxists.org.
(3) De ergste verschrikkingen komen daarna, zoals die van de Tweede Wereldoorlog.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.35 MB |
Internationalisme nr. 357 - 1e kwartaal 2013
Tacher, Reagan, Milton Friedman, de school van Chicago, kortom het neo liberalisme waren de boemannen die de economische groei aan scherven hadden geschoten. Maar het leek erop dat het tijdperk van het neoliberalisme de uitputting nabij was, schreef Joseph Stiglitz in Freefall.. Hiermee werd de toon gegeven van wat sinds 2008 in koor door alle partijen maar vooral links en uiterst links wordt naar voor geschoven: meer staatsinmenging, regulering, controle, nationalisering.
Een greep uit de verklaringen: “Een staatsbank is een eerste haalbare zet om de crisis op korte termijn te counteren.” (De Standaard, 1/3/09, E. DeBruyn, voorzitter Sp.a Rood); “... dat er een volledige nationalisering moet komen van de financiële sector.” (Alternative Socialiste, april 09 PSL); “de PvdA wil een openbare bank” (Solidair, 26 maart 09 PvdA). “De volledige bankensector dient in gemeenschapsbezit te komen”(ultralinks in Nederland).Hier duiken verschillende vragen op:
-Kan de crisis door staatsinmenging (nationalisering) gecounterd worden en een nieuwe ontwikkeling van de productiekrachten in gang gezet?-Kan een sterke staatsinmenging (nationalisering) er voor zorgen dat de arbeidersklasse gespaard blijft of op z’n minst beschermd wordt?
-De onteigeningen (nationalisaties) zijn toch een verzwakking van het privaat bezit van het kapitalisme. Daarom is ‘meer staat‘ ‘progressief’ en een eis waar de arbeidersklasse moet achterstaan. Is dat zo?
Maar voegt hij er aan toe: “Want slechts in het geval dat de productie- of verkeersmiddelen werkelijk aan de leiding van de aandelenmaatschappijen ontgroeid zijn, waarin dus de overdracht aan de staat economisch onontbeerlijk geworden is, slechts in dat geval betekent zij ook wanneer de tegenwoordige staat daartoe overgaat, economisch een stap vooruit, nl. het bereiken van een nieuwe trap in de richting van het in bezit nemen van alle productiemiddelen door de maatschappij zelf. Er is echter in de laatste tijd, sinds Bismarck zich op dit in staatsbeheer nemen geworpen heeft, een zeker quasi-socialisme ontstaan en hier en daar zelfs in een zekere overgedienstigheid ontaard, dat iedere staatsovername, zelfs die van Bismarck, zonder meer voor socialistisch uitgeeft. Inderdaad, wanneer het in staatsbeheer nemen van de tabak socialistisch zou zijn, dan zou men Napoleon en Metternich onder de stichters van het socialisme moeten rekenen. Wanneer de Belgische staat om heel alledaagse politieke en financiële redenen zijn voornaamste spoorwegen zelf bouwde, wanneer Bismarck zonder enige economische noodzaak de voornaamste spoorlijnen van Pruisen aan de staat bracht, eenvoudig om ze voor het geval van oorlog beter te kunnen inrichten en gebruiken, om de spoorbeambten tot regeringsstamvee op te voeden en vooral, om zich een nieuwe, van parlementsbesluiten onafhankelijke bron van inkomsten te verschaffen, — dan waren dat geenszins socialistische stappen, direct of indirect, bewust of onbewust. Anders zouden ook de koninklijke zeehandel, de koninklijke porseleinmanufactuur en zelfs de compagniekleermaker bij het leger socialistische instellingen zijn.” F.Engels. (“L’Anti-Dühring” II Theoretische kwesties)
Engels toont dus aan dat in de bloeiperiode van het kapitalisme nationalisaties een progressief karakter konden hebben (dwz die de ontwikkeling van het kapitalisme bevorderden).Hoewel volgens Engels vele van die nationalisaties daaraan zelfs niet beantwoorden. Deze kwestie loopt uiteraard parallel met de progressieve rol die de nationale staat speelde in die periode van ontwikkeling van het jonge kapitalisme.
We kunnen hier in de discussie op terugkomen.De omschakeling van de eigendom van de naamloze vennootschappen - die, in die periode de begrenzingen van de nationale staat niet overschreden- in eigendom van de staat, was dus progressief. De ontwikkeling van het kapitalisme in die periode van vooruitgang was gekenmerkt door een overdracht van bezit van individuele kapitalisten naar de naamloze vennootschap op aandelen en dan naar gelang de voorwaarden naar staatsbezit. Toen was de concentratie van de productiekrachten in handen van groepen van kapitalisten (of de staat) een belangrijke stap vooruit. De tekenen van expansie van de productie en van de concentratie van de eigendom waren, in principe, de eengemaakte nationale staat, waarvan de vorming een vooruitgang betekende in vergelijking met de versnipperde feodale entiteiten.
De schaal van concentratie van kapitaal noodzakelijk voor de ontwikkeling was dus een cruciale factor (het geaccumuleerde kapitaal dat niet enkel door reusachtige kredietverstrekking kon verleend worden). En eveneens het algemeen belang van de nationale bourgeoisie, zonder in steriele concurrentie te vervallen. Maar heel snel gaan de productie en de concentratie van de eigendom de grenzen van de nationale staat te boven. De grote internationale anonieme bedrijven nemen steeds meer een internationaal karakter aan, en scheppen op hun manier een internationale verdeling van de arbeid en dat vormt, ondanks haar contradictoir karakter, een van de belangrijkste bijdragen van het kapitalisme aan de vooruitgang van de mensheid. Het to