Sinds een aantal jaren bestaat er een hernieuwde belangstelling voor de klassieke opvattingen zoals die door de mensheid in het algemeen en door de arbeidersklasse in het bijzonder in de loop van haar geschiedenis is ontwikkeld. Meer en grondiger dan ooit is men op zoek naar ideeën, standpunten, opvattingen, methoden die een werkelijke bijdrage kunnen leveren in het ontwikkelen van een fundamenteel alternatief voor de kapitalistische productiewijze, dat nu volkomen aan het vastlopen is in een spiraal van crisis en oorlog. Het kapitalisme verkeert in een staat van permanente crisis, de loonarbeid leidt de mensheid naar de afgrond.
Vandaar de behoefte aan lectuur van en over de belangrijkste theoretici van de arbeidersbeweging en de verschillende revolutionaire organisaties, die deze laatste in de loop van haar geschiedenis heeft voortgebracht. Het aantal personen en organisaties is teveel om op te noemen, maar het behelst (omvat) het hele scala kommunistische theoretici van Marx tot Bordiga en internationalistische organisaties van de Derde Internationale tot aan de IKS <-->
Sinds een aantal jaren bestaat er een hernieuwde belangstelling voor de klassieke opvattingen zoals die door de mensheid in het algemeen en door de arbeidersklasse in het bijzonder in de loop van haar geschiedenis is ontwikkeld. Meer en grondiger dan ooit is men op zoek naar ideeën, standpunten, opvattingen, methoden die een werkelijke bijdrage kunnen leveren in het ontwikkelen van een fundamenteel alternatief voor de kapitalistische productiewijze, dat nu volkomen aan het vastlopen is in een spiraal van crisis en oorlog. Het kapitalisme verkeert in een staat van permanente crisis, de loonarbeid leidt de mensheid naar de afgrond.
Vandaar de behoefte aan lectuur van en over de belangrijkste theoretici van de arbeidersbeweging en de verschillende revolutionaire organisaties, die deze laatste in de loop van haar geschiedenis heeft voortgebracht. Het aantal personen en organisaties is teveel om op te noemen, maar het behelst (omvat) het hele scala kommunistische theoretici van Marx tot Bordiga en internationalistische organisaties van de Derde Internationale tot aan de IKS
Aan het einde van de jaren ‘60 bestond er een vergelijkbare politieke atmosfeer (als momenteel), met dat verschil dat er toen nog veel meer illusies bestonden over de vooruitzichten die het kapitalisme de mensheid kond bieden. Want in de loop van zijn historische heropleving had “het massale karakter van de arbeidersstrijd, vooral de reusachtige staking van mei 1968 in Frankrijk en die van de hete herfst van 1969 in Italië, wel aangetoond dat de arbeidersklasse een kracht van de eerste orde kan zijn in het leven van de maatschappij. En het idee dat zij op een dag het kapitalisme kon omverwerpen behoorde niet tot het rijk der onverwezenlijkbare dromen. Maar omdat de crisis van het kapitalisme zich toen nog in zijn beginfase bevond, beschikte het bewustzijn van de dwingende noodzaak om dit systeem omver te werpen echter nog niet over de materiële grondslagen om gehoor te vinden bij de arbeiders”. 1)
Alhoewel er enthousiast werd gedebatteerd over de vernietiging van het kapitalistische verhoudingen, betekende dat vooral dat men een einde wilde maken aan de uitbuiting, de vervreemding de onderdrukking, de autoritaire structuren en het racisme. Maar slechts werd de kwestie van de loonarbeid daarbij in vraag gesteld. Datgene waar men naar op zoek was, was eigenlijk niet veel meer was dan een kapitalisme met een menselijker gezicht. Er werd veel gesproken over een radicale en structurele veranderingen, maar als het erop aan kwam, dan bleef het toch beperkt tot een ‘mars door de instituten’. Vaak zocht men een antwoord op de kwesties die zich stelden bij burgerlijke theoretici zoals Marcuse, Foucault, Habermas, Fanon, enzovoort.
Toch ontwikkelde er zich tegelijkertijd ook een andere tendens: als tegenhanger van dat verrotte parlementaire en vakbondssysteem en de daartegenover ontwikkelde stalinistische dictatuur, ‘een verkalkt communisme’ 2), ontstond er een hang naar vormen van democratie waarin de arbeidersklasse de toon aangaf. Vandaar de hernieuwde belangstelling aan het einde van de jaren ’60 voor de stromingen die propaganda maakten voor zelfbeheer, radendemocratie, of een ander vorm van syndicalisme. Hierdoor kwam men niet alleen terecht bij anarchisten zoals Kropotkin en Rocker, maar ook bij radenkommunisten zoals Pannekoek, Rühle, Mattick en Korsch.
Als we nu spreken over de hernieuwde belangstelling voor de communistische klassiekers, zoals Marx, Engels, Lenin, Trotski, maar ook voor radencommunistische opvattingen, dan moeten we wel weten waar we het over hebben. Want niet alle radencommunisten hebben dezelfde achtergrond en hanteren eenzelfde methode. Zo steekt Anton Pannekoek, die nu precies vijftig jaar geleden gestorven is, ver uit boven al zijn epigonen die uit zijn naam hebben gesproken en nog spreken. Deze ‘klassieker ‘ onder de marxisten kunnen die we rustig en zonder aarzelen een even grote betekenis toekennen als Rosa Luxemburg of Amadeo Bordiga. En het feit dat hij in zijn latere leven, in de donkerste periode van de contra-revolutie, er steeds meer toe neigde zich tegen te spreken, en in tegenspraken verstrikt te raken, doet aan dit gegeven niets af. Anton Pannekoek was en bleef, ook op hogere leeftijd na de WOII, een ware theoreticus van het socialisme eerst en van het kommunisme daarna, iemand die in zijn leven een essentiële bijdrage had geleverd aan de ontwikkeling van de marxistische methode.
Zo kwam hij aan het begin van de 20e eeuw op voor de belangen van de arbeidersstrijd door de strijd aan te gaan tegen de revisionistische tendensen, binnen de Nederlandse arbeidersbeweging vertegenwoordigd door Troelstra. Samen met Gorter wees hij iedere samenwerking met progressieve liberale fracties van de bourgeoisie in het parlement voorgoed naar de prullenbak. “Niet een tegemoetkomende houding, niet overleg, niet toenadering tot de burgerlijke partijen en afslaan van onze volle eisen zijn de beste middelen om wat te krijgen, maar versterking van onze organisaties, uiterlijk in omvang, innerlijk in kennis en klassenbewustzijn, zodat zij voor de bourgeoisie als een steeds dreigender en vreeswekkender macht verschijnen.” 3)
Toen hij in 1906 naar Duitsland ging, om daar les te geven aan de school van de SPD, kwam hij al na enige tijd in botsing met de leiding van de SPD, en met name met Kautsky over het belang van een zelfstandige massa-actie van de arbeiders. Tesamen met Rosa Luxemburg nam hij de verdediging op zich van de kwestie van de massastaking tegen de door Kaustky verdedigde strategie om niet te snel je kruit te verschieten en maar langzaam de druk op de bourgeoisie op te voeren via lokale demonstratieve stakingen. “Als we over massa-actie en haar noodzaak spreken, bedoelen we darmee een buiten-parlementaire activiteit van de georganiseerde klasse, een activiteit waardoor deze op directe wijze direct op de politiek inwerkt, in plaats van via haar vertegenwoordigers. Deze massa-acties zijn niet synoniem met ‘straatacties’; zelfs als demonstraties op straat een van haar vormen is, kan is de krachtigste vorm, de massa-staking, ook doorgevoerd worden als de straten leeg zijn. Vakbondsstrijd, waarin de arbeiders vanaf het begin zelf optreden, gaat vanzelf over een politieke massa-actie. Als men de massa-actie op een praktische manier bekijkt, gaat het om niets anders dan een uitbreiding van het actieterrein van de proletarische organisaties” 4)
In 1911 was hij de eerste onder de socialisten die, naar het standpunt zoals Marx dat formuleerde na de nederlaag van de Commune van Parijs, dat de strijd de arbeiders tegen de kapitalistische heerschappij hen geen andere keus liet dan de vernietiging van de burgerlijke staat. “De strijd van het proletariaat", schreef hij, "is niet eenvoudig een strijd tegen de bourgeoisie om de staatsmacht als zodanig, maar een strijd tegen de staatsmacht... de inhoud van deze revolutie is de vernietiging en ontbinding (Auflösung) van de machtsmiddelen van de staat door de machtsmiddelen van het proletariaat. (... ) De strijd eindigt pas wanneer als eindresultaat de volkomen vernietiging van de organisatie van de staat bereikt is. De organisatie van de meerderheid heeft dan haar overwicht bewezen doordat zij de organisatie van de heersende minderheid heeft vernietigd.” 5)
Bij het uitbreken van WOI in 1914, nam hij een scherp standpunt in tegen het verraad van de sociaal-democratische leiders binnen de Tweede Internationale: “Door de geweldige groei der partij en der vakverenigingen groeide meteen het leger van beambten, politici, leiders en functionarissen, die als een soort specialiteiten der overgeleverde strijdvormen daarmee zo vergroeid zijn (…) dat zij een hindernis in de weg der verdere ontwikkeling der tactiek worden. (….) In plaats van de verovering der staatsmacht, die zo veraf en moeilijk lijkt, treedt de kleinburgerlijke gedachte, dat door kleine hervormingen het kapitalisme draaglijk is te maken. Zo komt het reformisme op, verdringt de klassenstrijd en beheerst in bijna alle West-Europese landen de socialistische partijen. (…) Ook de Internationale deelde in deze ontaarding. (…) En toen dan ook het ogenblik kwam, dat de regering de oorlog wilden, toen was noch de macht, noch de moed voor de strijd tegen de oorlog voorhanden; het internationalisme vervluchtigde zich in rook en de Internationale viel als een wormstekig wrak in elkaar. (…) De Tweede Internationale is dood; roemloos is zij in de wereldbrand ten onder gegaan. Maar deze dood is geen toeval. Hij drukte slechts uit dat de Internationale zichzelf overleefd had. De ineenstorting van de Internationale is tegelijk de ineenstorting van de tactiek, de methode, de leer, die haar beheerste: het parlementarisme.” 6)
In de oorlog maakte hij zich, als sympathisant van de ISD in Bremen en van de SDP in Nederland, verdienstelijk met het schrijven van artikelen tegen de oorlogspolitiek. In een brief aan Van Ravensteyn van 22 oktober 1915 zet hij uiteen wat hem heeft bewogen zich verbinden aan het initiatief van de Zimmerwalder Linke. Want ondank het heterogene karakter van het initiatief, verklaarde hij zich “op aandringen van Lenin en Radek bereid, samen met mevrouw Roland Holst als redacteur op te treden” van de publicatie van de Zimmerwalder Linke. Ik was “liever onder ons gebleven met geheel gelijkgezinden”. Maar dit is nu “het enige middel om onze denkbeelden over tactiek, imperialisme, massa-actie, enzovoort door bediscussiëring en behandeling van alle nieuwe problemen onder diegenen te verbreiden die in de komende bewegingen de leiding zullen moeten nemen” 7)
Vervolgens sprak hij zijn onvoorwaardelijke solidariteit uit met de Russische arbeiders toen deze, georganiseerd in sovjets, in oktober 1917 de macht grepen en propageerde hij de noodzaak van een wereldwijde revolutie. “Wat wij hoopten is intussen geschied. Op 7 en 8 november hebben de arbeiders en soldaten van Petrograd de Kerenski-regering weggevaagd. En het is waarschijnlijk (…) dat deze revolutie zich over heel Rusland zal uitbreiden. Een nieuwe periode begint, niet slechts van de Russische revolutie, maar van de Europese proletarische revolutie. Voor het eerst sinds de Parijse Commune is het proletariaat, verbonden met de kleinburgerlijke klassen, meester van de staatsmacht, niet slechts in een stad, maar in een grote staat. Voor het eerst zijn werkelijke modern geschoolde socialisten geroepen, als leiders op te treden in de organisatie en opbouw van de maatschappij.” (…) “Inderdaad, de nieuwe tijd is begonnen.“ 8)
Maar zijn enthousiasme duurde niet zo lang, want de Derde Internationale was nog maar nauwelijks opgericht of de revolutionaire arbeiders in Duitsland werden getrakteerd op een politiek geïnitieerd vanuit de KPD, die steeds meer opportunistisch werd. Terwijl de meerderheid de leus aanhing: “Sortez les syndicats!” begon de leiding van de KPD ‘alternatieve’ vakbonden in het leven te roepen in de vorm van bedrijfsorganisaties. Even later begon men onderhandelingen aan te knopen met de USPD en tenslotte werd besloten om het werk in het parlement weer op te nemen. Iedereen die het daar niet mee eens was, werd in het najaar van 1919 van de partij uitgesloten, en dat was de meerderheid binnen de partij. En dat alles vond plaats in de loop van het jaar 1919. Ook in de strijd tegen dit opportunisme stond Pannekoek vooraan en verdedigde hij met verve het proletarisch karakter van de algehele beweging tegen haar ondermijning door de leiding van de KPD.
Toen de meerderheid, welke uitgesloten was uit de KPD, in april 1920 een nieuwe partij, de KAPD, oprichtte, vormde Pannekoek de grote inspirator van het programma van deze politieke organisatie. In dit programma werden de belangrijkste standpunten van de nieuwe periode in één document bijeengebracht. Alhoewel het geen individueel schrijven is, maar een collectief product van de gehele Hollands-Duitse linkerzijde, is het vanwege het enorme hoge niveau van klassenbewustzijn, dat zich uitdrukt, toch belangrijk een aantal elementen eruit te citeren: “Het kapitalisme heeft zijn volslagen fiasco beleefd, het heeft zichzelf in de imperialistische oorlog weerlegd, het heeft een chaos geschapen waarvan het onverdraaglijk voortduren het internationale proletariaat voor een wereldhistorisch alternatief plaatst: terugval in het barbarendom of opbouw van een socialistische wereld.” (….) Uit haar maximalistische doelstellingen trekt de KAPD de conclusie dat ook alle reformistische en opportunistische strijdmiddelen moeten worden afgewezen. (…) Naast het burgerlijke parlementarisme vormen de vakbonden het hoofdbolwerk tegen de verdere ontwikkeling van de revolutie in Duitsland. ( …) Hoe scherper de gedachte van de internationale klassenstrijd door het proletariaat begrepen wordt en hoe konsekwenter deze tot de rode draad van de wereldpolitiek verheven wordt, des te sneller en enormer zullen de klappen van de wereldrevolutie het wereldkapitaal in verval verbrijzelen.” 9)
Kortom: zijn grootse prestaties op het politieke vlak in de bovengenoemde, de belangrijkste periode van zijn politieke leven, kunnen in het kort worden samengevat in de volgende punten:
- Zijn eerste grote prestatie was zijn strijd tegen het opportunisme binnen de Tweede Internationale. Hij voorspelde min of meer het verraad van de sociaal-democratische en de anarchistische organisaties, die tegen ieder marxistische traditie in doel en beweging van elkaar loskoppelden;
- Zijn tweede grote prestatie was zijn verdediging van het proletarisch internationalisme tegenover de nationale hysterie van de WOI; zijn medewerking aan Zimmerwald, de ontwikkeling van een linkerzijde (oppositiewerk) tegenover het verraad van de Tweede Internationale; de strijd om de macht van de arbeidersraden en zijn medewerking aan de oprichting van de Derde Internationale;
- Maar zijn wellicht grootste bijdrage aan het marxisme leverde Pannekoek door zijn medewerking aan de ontwikkeling van de consequenties voor de strijdvoorwaarden van het proletariaat in het kader van het verval van het kapitalisme. Doordat de historische voorwaarden veranderd waren, vanwege de intrede van het verval, konden parlement en vakbonden geen strijdmiddelen meer zijn van het proletariaat voor zijn bevrijding. 10)
Op de eerste plaats door deel uit temaken van de georganiseerde arbeidersbeweging en daarbinnen op een collectieve manier de strijd op te nemen;
Op de tweede plaats door consequent vast te houden aan de marxistische methode, deze in elke nieuwe situatie toe te passen en in polemiek, discussie, met zijn medestrijders te ontwikkelen.
Hij is hierdoor in staat geweest het verraad van de sociaal-democratie aan de vooravond van de WOI te doorzien en genadeloos te bekritiseren. Ook heeft hij de historische betekenis van de Oktoberrevolutie in Rusland en de revolutionaire golf van 1917-1923 op zijn juiste waarde heeft weten te schatten. Tenslotte was Pannekoek (net zoals Luxemburg totdat ze in januari 1919 vermoord werd) aan het begin van de jaren ‘20, een weliswaar kritische, maar een steeds zeer betrokken verdediger van de Oktoberrevolutie.
Zijn grote betrokkenheid en zijn gedegen methode heeft hem echter toch niet voor bewaard om, in tegenstelling tot de Tweede Internationale, uiteindelijk de foutieve lessen te trekken uit het mislukken van de Oktoberrevolutie in 1917 in Rusland. Voor wat dat laatste betreft kwam hij tenslotte zelfs tot de conclusie dat Bolsjewiki eigenlijk leiding hebben gegeven aan een burgerlijke revolutie. Waarom? Niet alleen omdat er in het Rusland van 1917 nog belangrijke overblijfselen van feodalisme, van versnipperde vormen van kleinburgerlijke productie bestond, maar ook omdat Lenin volgens hem het onderscheid tussen proletarisch en burgerlijk materialisme niet goed begrepen had. 11)
Maar het was Lenin, die met zijn de beroemde Aprilstellingen van 1917, aantoonde dat de proletarische revolutie zich pas op de agenda van de geschiedenis plaatst, als de wereldwijde tegenstellingen een bepaalde graad van rijpheid bereikt hebben. Dat Pannekoek deze lessen later vergat, moet niet alleen begrepen worden als uitdrukking van zijn ontgoocheling en verwarring na de nederlaag van de wereldrevolutie. Maar het moet ook en vooral gezien worden als het gevolg van zijn enorme teleurstelling over het afsterven van het geïsoleerde Russische bastion, waar hij immers al zijn hoop op gesteld had na het ineenstorten van de arbeidersstrijd in West-Europa. In het verdere verloop van de jaren ‘20 had hij al zijn verwachtingen gesteld op de opbouw van een kommunistische economie in het Oosten, omdat hij uitging van de illusie dat de klasseheerschappij van bourgeoisie in het Westen erdoor ondergraven zou worden.
Ondanks zijn foutieve inschatting van de Oktoberrevolutie in Rusland, bleef hij, ook hij als gevolg van de periode van contra-revolutie steeds meer in een isolement terecht kwam, trouw aan de historische taak van de arbeidersklasse en vasthouden aan:
- de noodzaak van een massale zelfstandige strijd van de arbeidersklasse, die zich organiseert in stakingscomités, bedrijfsraden en andere vormen die haar eenheid in de strijd tegenover de bourgeoisie tot uitdrukking kunnen brengen;
- de betekenis van een politieke organisatie die “kennis en inzicht verspreid, studeert, discussieert en ideeën formuleert en de geest van de massa door middel van haar propaganda probeert te verhelderen” 12)
Zijn beheersing en ontwikkeling van de marxistische methode heeft Pannekoek bewezen en vastgelegd in verschillende werken die hij in de loop van zijn leven schreef. Begonnen met ‘Marxisme en Ethiek’ in 1906 eindigde hij met ‘Het ontstaan van de mens’ in 1945. In de tussenliggende periode had hij zijn licht doen schijnen op een heel scala van verschillende onderwerpen op basis van een gedegen methode. Een methode die we als kommunisten moeten blijven koesteren en met hand en tand verdedigen tegenover wat zijn epigonen ervan gemaakt hebben en er op dit moment nog van proberen te maken. Om een beeld te geven van zowel de diepgang en als de eenvoud van Pannekoeks methode, hoeven we alleen maar het volgende citaat aan te halen. Daarin zet uiteen, niet alleen hoe het zijn het bewustzijn bepaald, maar het bewustzijn op haar beurt ook weer inwerkt op het zijn:
“Er is dikwijls gezegd, dat de werkelijkheid in de mensenwereld toch hoofdzakelijk van geestelijke aard is; omdat de mens in de eerste plaats een willend en denkend wezen is; overal (…) bestaan de betrekkingen tussen de mensen alleen, doordat zij er zich meer of minder van bewust zijn, door middel van hun bewustzijn, hun gevoel, hun weten, hun wil. (…) De burgerlijke opvatting gaat van de geestelijke bewustzijnsinhoud uit als van iets gegevens, waarvan de oorsprong niet nader behoeft te worden aangegeven, dat uit de “natuur” van de geest of uit een abstract buiten de mens bestaand geestelijk wezen ontspringt. Deze tegenwerping gaat buiten het historisch materialisme om.” 13)
Terwijl vele van zijn radencommunististe tijdgenoten met deze kwestie bleven worstelen en niet in staat waren er een uitweg uit te vinden, wist Pannekoek dat het marxisme deze tegenstelling tussen zijn en bewustzijn, tussen de buitenwereld en binnenwereld, tussen denken en voelen hier en handelen daar, allang had opgelost.
“Wanneer Marx dus zegt dat het maatschappelijk zijn het bewustzijn bepaalt, betekent dit niet dat de ideeën van dit ogenblik bepaald worden door de maatschappij van dit ogenblik. De maatschappelijke werkelijkheid van nu is het ene element, de uit vroegere werkelijkheid ontstane ideeënwereld is het andere element, waaruit tesamen het nieuwe bewustzijn ontstaat”, als de uitdrukking van de geestelijke krachten die op elkaar inwerken. (…)” De marxistische opvatting gaat uit van de overtuiging dat de inhoud van het bewustzijn uit de inwerking van de reële wereld moet zijn ontstaan, en het zoekt daarvan de oorsprong in de vroegere levensomstandigheden van de mensen. En dit geldt niet alleen voor het bewustzijn; ook in de andere eigenschappen van de geest, in de neigingen en aandriften, de instincten en gewoonten, die in de onbewuste diepten van de geest verborgen liggen en als een geheimzinnige ingeschapen menselijke natuur verschijnen, openbaren zich de overgeërfde indrukken van duizenden jaren, vanaf de primitiefste oertijden.” 14)
Tot de hierboven geciteerde opvatting kon Pannekoek slechts komen door het door Marx en Engels ontwikkelde historisch materialisme aaan te vullen en uit te bouwen met de opvattingen van Dietzgen (een sociaal-democraat van de eerste generatie). Deze laatste had vooral uiteengezet hoe het handelen van de mensen geschiedt door tussenkomst en werking van de menselijke geest: “Het historisch materialisme had vastgesteld, dat het bewustzijn door het zijn bepaald wordt; het ze, dat voor de ideeën geen andere bron dan de werkelijke (materiële) inhoud van de geest uit de buitenwereld stamt. Maar daarmee is over de vraag hoe nog niets gezegd (…) De geest ( dat wil zeggen: het bewustzijn) heeft geen ander materiaal dan de indrukken van de wereld; deze neemt hij vooral op en vormt ze om tot iets anders, tot iets geestelijks, zelfs tot gedachten en begrippen. Wat doet hij daarbij nu en waarin bestaat zijn bezigheid, zijn wijze van werking? Met de vraag naar het wezen van de menselijke geest heeft Marx zich niet beziggehouden. Voor de maatschappijleer voldeed het bewijs vanwaar de geest zijn inhoud heeft, dat hij het slechts uit de werkelijke wereld heeft. Daarbij bleef de vraag open wat de inhoud van de geest zelf is en wat zijn betrekking tot zijn materiaal is. Dit probleem heeft Dietzgen opgelost” 15)
Voor iedere revolutionair in de huidige periode blijft het werk van Pannekoek een essentieel referentiepunt, al is het alleen maar omdat hij, tesamen met andere linkskommunisten, een brug heeft weten te slaan tussen het einde van de sociaal-democratische Tweede Internationale en het begin van de kommunistische Derde Internationale, een periode die duurde van 1914 tot 1919. Om dat te bewerkstelligen heeft hij, zoals hierboven al uiteengezet, actief deelgenomen aan de verspreiding van de verschillende versnipperde stemmen tegen de oorlog, zoals die van de ISD (Internationale Socialisten Duitsland in Bremen), van de SDP in Nederland en met name van de ideeën van de zogeheten Zimmerwalder Linke.
Maar toen hij zag dat de revolutionaire golf vanuit Rusland, vanwege haar isolement, op een dood spoor raakte, en van binnen en van buiten begon te ontaarden, haakte hij af. Ook al betreurde hij de opheffing van de Nieuwe Tijd door de CPH (Communistische Partij Holland), ze vormde voor hem een welkome aanleiding om gas terug te nemen. Vanaf het begin van de jaren ’20 kwam bij hem, meer nog dan in de periode daarvoor, de nadruk te liggen op theoretisch werk, waarbij hij nooit meer actief lid is geweest van een revolutionaire groep. “Ik verlangde ernaar mijzelf rustig opnieuw te oriënteren en rekenschap te geven. Weer was het, als vroeger in het socialisme, zo nu in het kommunisme, een partij met zuivere beginselen tot macht en kracht in de arbeidersbeweging te maken. Weer was als uiterlijk machtige massa-partij een opportunistisch reformisme opgekomen, maar nu veel schadelijker dan vroeger, veel oppervlakkiger, beginsellozer, demagogischer, zich sierend met de naam marxistisch en dit marxisme verknoeiend …” 16)
Dat wil niet zeggen dat hij veraf stond met politieke organisaties van het proletariaat, want tot de WOII stond hij meestentijds in nauw contact met de radenkommunistische groep GIC (Groep van Internationale Communisten) in Nederland. Naast actuele onderwerpen die de strijd van de arbeidersklasse van dat moment aangingen, heeft hij de hele periode tot aan de WOII gewijd een verklaring te vinden voor het verraad van de sociaal-democratie en voor de oorzaken van de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917-1923.
In de WOII werd het contact met andere revolutionaire kommunisten voor hem nagenoeg onmogelijk, vandaar dat hij zich in die vijf jaar louter wijdde aan theoretische studie en de totstandkoming van een van zijn meest bekende werken: ‘De Arbeidersraden’. Zodra het echter weer mogelijk was om het contact met de bestaande revolutionaire groepen te herstellen, zoals met de Communistenbond Spartacus in Nederland, nam hij de discussie over zijn standpunten en die van anderen opnieuw op.
In de verschillende – meestal korte - geschriften, die hij na de oorlog schrijft, maakt hij nog eens een keer duidelijk waar hij staat in de strijd voor de verdediging van de klassebelangen van het proletariaat en de taak daarin voor de politiek bewuste minderheden, die door de historische strijd van de klasse worden voortgebracht. Niet dat de standpunten die hij daarin verwoord de meest ontwikkelde, de meest vergevorderde van dat moment waren of altijd in de juiste richting gingen. Niet dat hij ook wel eens twijfelde aan de goede afloop van de strijd voor een maatschappij, waarin wordt ‘gegeven naar behoefte en ontvangen naar vermogen’, maar omdat ze lieten zien dat de strijd voor het communisme hem nog steeds na aan het hart lag. Ze laten zien dat hij nog steeds vertrouwen had in de bekwaamheid van de arbeidersklasse de loop van de geschiedenis een positieve wending te geven en door middel van haar strijd een perspectief kon geven aan de gehele mensheid.
Over de betekenis van de ‘wilde’ stakingen, het belang van de proletarische solidariteit en het bewustzijn dat zich daarin ontwikkelen, schrijft hij met grote betrokkenheid en helderheid. Deels was dat het gevolg van een foutieve inschatting van zijn kant van het historisch perspectief, dat op dat moment zeker niet rijp was voor een algemene heropleving van de arbeidersstrijd. Deels was het echter ook het resultaat van de rijpheid en gedegenheid van de methode, waarmee hij de dagelijkse gebeurtenissen ontleedde.
“In Europa, in Engeland, België, Frankrijk, Holland - en ook in Amerika zien we wilde stakingen oplaaien, nog in kleine groepen, zonder helder bewustzijn van hun rol en zonder verdere bedoelingen, maar ze laten zien uitstekende geest van solidariteit. Ze dagen de ‘Labour’ regering uit in Engeland en staan vijandig tegenover de Communistische Partij in de regering, in Frankrijk en in België. De arbeiders beginnen te voelen dat de staatsmacht hun belangrijkste vijand is. Hun stakingen zijn gericht zowel tegen deze macht als tegen de kapitalistische ondernemers. Stakingen worden een politieke factor en als stakingen uitbreken in zo’n omvang dat ze hele sectoren lam leggen en de maatschappelijke productie tot in kern raken, worden ze eersteklas politieke factoren. De stakers zelf mogen er zichzelf niet van bewust zijn – de meesten van hen zijn geen socialist - ze mogen niet de intentie hebben om revolutionair te zijn, maar ze zijn het. En beetje bij beetje zullen ze zich bewust worden wat zij intuïtief, uit noodzaak, aan het doen zijn en het zal de acties directer en efficiënter maken.” 17)
Pannekoek vatte de taak van de politiek bewuste minderheden van de klasse in latere leven steeds meer op als een opvoedendende, voorlichtende dan als een propagandistische en politiek-leidende taak. Desalniettemin is het diezelfde diepe overtuiging van Pannekoek ten aanzien van het essentiële belang van de theorie, van de revolutionaire kritiek en de revolutionaire betrokkenheid, die hem ertoe brengt nog eens uiteen te zetten wat de bijdrage is van de minderheden aan strijd van de klasse voor de eenheid en de ontwikkeling van haar inzicht in de belangrijke veranderingen die haar strijd in de maatschappij teweeg zal brengen.
“….onze taak is in wezen theoretisch: door studie en discussie uit te vinden en aan te geven wat de beste weg voor actie voor de arbeidersklasse. Desalniettemin moet de opvoeding, die hierop gebaseerd is, niet alleen bedoeld zijn voor de leden van een groep of een partij, maar voor de massa’s van de arbeidersklasse. Zij zullen in de bedrijfsvergaderingen en –raden moeten beslissen wat de beste weg is om te volgen. Maar om hen in staat te stellen om de beste beslissing te kunnen nemen, moeten ze voorgelicht worden door middel van een weloverwogen advies, dat van het grootst mogelijke aantal mensen komt. Als gevolg daarvan zal een groep, die verkondigt dat de zelfstandige actie van de arbeidersklasse de belangrijkste vorm is van de socialistische revolutie is, ervan uitgaan dat haar belangrijkste taak is om naar de arbeiders te gaan, om met hen te praten, bijvoorbeeld door middel van populaire pamfletten. Pamfletten die de ideeën van de arbeiders verhelderen door de belangrijke veranderingen in de maatschappij uit een te zetten, en de noodzaak voor de arbeiders zelf al hun acties in eigen hand te nemen, net als in toekomstige productieve arbeid.” 18)
Tenslotte voert hij ook een regelmatige en gepassioneerde correspondentie met mensen als Alfred Weiland, Paul Mattick en verschillende anderen. Vooral in zijn correspondentie met ‘Socialisme ou Barbarie’ brengt hij nog een keer kernachtig tot uitdrukking wat hij als het wezenlijke karakter van de proletarische revolutie beschouwt. In die zin kan deze correspondentie zo ongeveer als zijn testament beschouwd worden:
“…de bevrijding van de arbeiders zal de taak van de arbeiders zelf zijn. Beter nog: the proletarische revolutie kan niet worden vergeleken met een eenvoudige revolte of met een militaire actie, geleid door een centraal commando. Ook zelfs niet met een periode van strijd vergelijkbaar met, bijvoorbeeld, de grote Franse revolutie, die zelf niets anders was dan een fase in de overname van de macht door de bourgeoisie. De proletarische revolutie is veel omvangrijker en diepgaander; zij vormt de toegang van de massa van de mensen tot het bewustzijn van haar bestaan en tot haar aard. Het zal geen eenvoudige stuiptrekking zijn; het zal de vorm aannemen van de inhoud van een hele periode in de geschiedenis van de mensheid, waarin de arbeidersklasse haar eigen gaven en potentieel moet zien te ontdekken en te verwezenlijken, net als haar doeleinden en strijdmiddelen.” 19)
Pannekoek, die werd geboren op 2 januari 1873, stierf uiteindelijk …. als een oprecht communist op 28 april 1960.
01-09-2010, Dixoff
1) Resolutie over de Internationale Situatie van het 18e Internationale Congres van de IKS.
2) Het anti-stalinisme speelde ook een hele grote rol aan het einde van de jaren ’60, met name door de rol van saboteurs van de arbeidersstrijd die de stalinistische politieke organisaties en vakbonden speelden in de belangrijkste stakingsbewegingen van die tijd, maar ook door de inval in Tsjecho-Slowakije 1968 van de Russische militaire troepen, om de opstand tegen de dictatuur in geweld te smoren.
3) Anton Pannekoek en Herman Gorter, Marxisme en Revisionisme. Nieuwe Tijd 1909.
4) Anton Pannekoek, Massenaktion und Revolution. Neue Zeit, XXX, 2e vol, 1912.
5) Geciteerd in Lenin: Staat en Revolutie, 1917.
6) Anton Pannekoek, De ineenstorting van de Internationale. De Nieuwe Tijd 1914, blz. 677.
7) B.A. Sijes, Anton Pannekoek, 1873-1960. Anton Pannekoek, Herinneringen, 1976. blz.41.
8) Anton Pannekoek, De Russische revolutie III. De Nieuwe Tijd 1917, blz. 560. De Russische revolutie VIII. De Nieuwe Tijd 1918, blz. 125.
9) Programma van de KAPD, april 1921. Revue Internationale 97, 1999.
10) Zie ook: Buchbesprechung zu Cajo Brendels Anton Pannekoek – Denker der Revolution. Weltrevolution 126 en 130; 2005.
11) John Harper (Anton Pannekoek), Lenin als filosoof; 1938.
12) Anton Pannekoek, Vijf stellingen over de strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme. Southern Advocate for Workers Councils, Melbourne, nr. 33, mei 1947.
13) Anton Pannekoek, Het historisch materialisme. De Nieuwe Tijd 1919, blz. 15 en blz. 52. Anton Pannekoek, Partij, raden en revolutie, 1970, samengesteld en van aantekeningen voorzien door Jaap Kloosterman.
14) Idem
15) Anton Pannekoek: Dietzegens Werk. Brochure van Radenkommunisme, Beverwijk, 1980 Serie Herdrukken, blz. 43.
16) Anton Pannekoek, Herinneringen. 1976, blz. 208.
17) Anton Pannekoek, Strikes, in Western Socialist; January 1948.
18) Brief van Pannekoek aan Castoriadis van ‘Socialism ou Barbarie’; 8 november 1953.
19) Idem
De voorbije koude wintermaanden trokken alle caritatieve verenigingen aan de alarmbel want door de groeiende armoede werden velen het slachtoffer van de kou. De sneeuw en de bitterste kou zijn intussen verdwenen. Maar meteen smolt ook de aandacht voor de armoede. Maar de thuis- en daklozen en de armoede in het algemeen zijn niet weg. Zo werden sinds 1 april de daklozen terug op straat gezet. De winterbeelden lieten trouwens maar het topje van de ijsberg zien. Het ontgaat inderdaad niemand meer: de armoede neemt wereldwijd toe. De tijd dat we armoede in verband brachten met gebieden als Sub-Saharaans Afrika, Azië of Latijns-Amerika is lang vervlogen. Vandaag worden ook in Europa miljoenen mensen ermee geconfronteerd. Een Europeaan op de vijf wordt met armoede bedreigd. Dat blijkt uit allerlei recente cijfers zoals die van Eurostat en EU-SILC (Europese Unie/Study on Income and Living Conditions). Volgens de gehanteerde definitie kent ieder die onder de 60% grens valt van het inkomen van een mediaan gezin een verhoogd risico op armoede. In Spanje en Griekenland leeft reeds 20 % van de bevolking onder de relatieve armoedegrens en 4,5 % van de bevolking leeft in extreme armoede. In het Verenigd Koninkrijk groeit een derde van de kinderen op in armoede. Voor België gaat het over een goede 15% (1 op 7 gezinnen) en dit aantal gaat in stijgende lijn (of meer dan 1.500.000 personen). Dit cijfer ligt trouwens hoger dan in de andere ‘rijkere’ West Europese landen.
Bestaansonzekerheid wordt de regel voor een steeds groeiend deel van de arbeidersklasse. En als die bestaansonzekerheid blijft duren hebben ze ook geen middelen meer om voor zichzelf en voor hun kinderen een toekomst uit te bouwen in dit maatschappelijk systeem. Armoede in onze samenleving is niet enkel een financieel drama maar het strekt zich uit naar alle domeinen van de levenssfeer. Huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, maar ook sociale uitsluiting, isolement, perspectiefloosheid en extreme druk treffen daarom een steeds breder gamma van de bevolking. Dit alles vormt als het ware een kringloop waardoor ganse gezinnen de armoede niet meer uitgeraken. Individuele drama’s en uitzichtloze revoltes als gevolg van deze situatie zijn dan ook bijna dagelijkse rubrieken in de media.
Inkomen door werk is uiteraard de hoeksteen in het kapitalistisch systeem. Wegens een slinkende afzetmarkt worden alle problemen met beschikbaar kapitaal en dalende winsten vertaald in een aanval op de loon- en werkvoorwaarden. Winsten en kapitaal zijn immers onbetaald werk. Ofwel wordt het werk productiever ofwel moet het aandeel loon zakken: minder arbeiders per product of minder loon. Deze absolute verarming blijkt reeds duidelijk uit de daling van het aandeel loon in het nationale inkomen in België dat zakt van 60 naar 50% volgens de nationale bank.
De tewerkstellingskansen verslechteren dus en het feit werk te hebben op zich is geen garantie meer om niet in de armoedekringloop terecht te komen.
- Een groeiende proportie van de werkenden (4,4%) loopt een armoederisico. Door een precaire werksituatie of een ontoereikend loon komen vooral alleenstaande ouders (van 32 % in 2005 naar 40% in 2008 volgens EU-SILC), huishoudens met meerdere kinderen en personen met een niet-EU25 nationaliteit eerst in de armoedezone terecht. Ook de vele deeltijdse- en tijdelijke contracten leiden tot een verhoogd armoederisico. In 2006 had 14% van de personen onder de armoedegrens werk als voornaamste activiteit.
- Het armoederisico van niet werkenden bedroeg (24,6%): werklozen (34,2%), gepensioneerden (19,6%) en andere niet-actieven (25,5%). Voor gepensioneerden ligt het Belgische armoederisico hoger dan het Europese gemiddelde (19,6% tegenover 17%). In het algemeen is het gemiddeld risico genoteerd bij bejaarden (65+) hoger: 23%. België scoort daarmee slechter dan het gemiddelde van de 25 Europese lidstaten!(bron: NAPincl 2008-2010: indicatoren, en EU-SILC cijfers over 2008)
De impact van de huidige economische crisis op de arbeidsmarkt is groot.
- Vorig jaar groeide het totale ‘klantenbestand' van de RVA met ruim 10 % tot 1,3 miljoen. Nooit eerder in de RVA-geschiedenis waren er dat zoveel. In Vlaanderen was er een recordstijging op jaarbasis van 23,8 %.
- In landen als Ierland of Denemarken was er sprake in 2009 van een verdubbeling. In Nederland ging de werkloosheid met de helft omhoog, in Frankrijk met een kwart. De relatief lagere score van België heeft alles te maken met het bestaan van het systeem van tijdelijke werkloosheid. Belgische bedrijven kunnen hun overtollige arbeiders – en sinds kort (onder voorwaarden) ook bedienden – een tijdlang bij de RVA ‘parkeren', zonder ze te moeten ontslaan. In de maanden maart en april 2009 bereikten we ongeziene toppen van 25% van de totale arbeidersbevolking die tijdelijk economisch werkloos waren!
- In de formules van loopbaanonderbreking of tijdskrediet blijft het aantal toenemen, van 25.000 twintig jaar geleden tot meer dan 250.000 nu. Wie als niet-behoorlijk-verdienende tweeverdiener hiervan gebruikt maakt zogenaamd om ‘werk en gezin te verzoenen’ wordt arm.
- Maar 2010 kan nog erger worden. De werkloosheidsgraad in de eurozone bereikte in februari 2010 met 10 % het hoogste peil sinds augustus 1998. Volgens Eurostat waren eind februari ongeveer 15,7 miljoen mensen werkloos in de eurozone. (belga, bloomberg) Ook de RVA sprak in maart al over meer dan 1,4 miljoen uitkeringstrekkers. Eind januari was er in Vlaanderen al een stijging op jaarbasis met 15 %. Met prognoses van +40.000 werklozen, volgens de RVA tot +60.000 werklozen volgens het federaal planbureau. Uit berekeningen door het hr-dienstenbedrijf SD Worx blijkt ook dat er sinds de zomer van 2009 sprake is van een nieuwe, gestage toename van het aantal economisch werklozen. Met als (voorlopige?) piek 16 % voor de maand februari. Dat percentage ligt dubbel zo hoog als in de periode vóór de economische crisis.
- Ook krijgen werklozen met een hoger diploma het moeilijk om een baan te vinden. Eind maart telde de arbeidsdienst VDAB 16 % meer dan een jaar geleden midden de ergste crisismanden. Jongeren in het algemeen en 55+(+19,8% op jaarbasis)hebben het steedss moeilijker om een baan te vinden. Dit is een sterke indicatie voor de armoede van morgen!
- Veel statuten vertekenen trouwens de statistieken, precaire jobs en dienstencheques (goed voor 103.000 jobs die de staat geen cent meer kosten dan de werkloosheidsvergoeding) nog daar gelaten.
Ook die andere conjunctuurindicator, over het aantal faillissementen, staat steeds verder in het rood.
- Nooit eerder gingen er in een eerste kwartaal zoveel bedrijven failliet in België. In vergelijking met het eerste kwartaal van 2009, toen al het zwaarste eerste trimester ooit, is dat opnieuw een stijging met 2 % (handelsinformatiekantoor Graydon) en 6.685 banen gingen hierbij verloren (+7%).
- In 2009 werden in de Eurozone ongeveer 2,7 miljoen banen geschrapt. 1,8 % van het totaal en een recordaantal. In de 27 landen van de Europese Unie loopt dit op tot 4 miljoen. In 2008 was dit nog een stijging met 0,7 % voor de EU. (Bron: Eurostat)
De driemaandelijkse arbeidsenquête door de federale overheidsdienst Economie over de werkgelegenheidsgraad maakt nog een globalere analyse mogelijk.
- In het derde kwartaal van 2009 telde België 4.415.000 werkende inwoners. Dat waren er 50.000 minder dan in dezelfde periode van 2008, toen de financieel-economische crisis nog niet doorwoog. Sindsdien heeft die crisis het totale aantal werkende Belgen met 1,1 % doen dalen. Daarmee haalde België in het derde kwartaal van 2009 een werkgelegenheidsgraad van 61,4 %. Tussen de eerste drie kwartalen van 2008 en de eerste drie kwartalen van 2009 zakte de werkgelegenheidsgraad met 0,9 procentpunten.
Maar ondanks die slechte prognoses en de schokkende cijfers heeft de regering geen plannen om het schorsingsbeleid van werklozen aan te passen om de armoedeval te vermijden.
- Sinds 2004 werden al 625.000 werkzoekenden uitgenodigd voor een controlegesprek, wat leidde tot 90.000 (tijdelijke) schorsingen van de RVA-uitkering. (Bron: Belga; woensdag 10 maart 2010)
Maar zal de maatschappij ons niet behoeden voor de armoede door de behoeftigen op te vangen met sociale uitkeringen of tranfers? “De sociale minima zijn ruim onvoldoende. Zelfs als gezinnen met een laag inkomen geen gezondheidsproblemen hebben en zij hun inkomen op de ideale wijze budgetteren, kunnen zij de materiële voorwaarden voor goede gezondheid en autonomie niet realiseren.”,””Wie enkel van een uitkering leeft, zit in ons land bijna automatisch rond of onder de armoedegrens” (Bron: Bea Cantillon hoofd van het Centrum voor Sociaal Beleid, Universiteit Antwerpen, De Standaard 16 mei 2009 en 24 maart 2010)
Zelfs de Vlaamse minister van Armoedebestrijding, Ingrid Lieten (SP.A), zei onlangs aan de armenorganisaties dat ze vindt dat de (federale) minimumuitkeringen, zoals het leefloon en de minimumuitkering bij langdurige ziekte, ‘niet meer fatsoenlijk zijn'. Ze wil dat ze met 150 euro per maand opgetrokken worden. Vlaams Minister Lieten voegt er wel cynisch aan toe: ‘Natuurlijk is die verhoging moeilijk te realiseren in crisistijd. Dat weten wij ook wel.'. Nochtans hebben de beleidsmakers met het Generatiepact (2005) en de Programmawet (2006) met groot vertoon een structureel welvaartsaanpassingsmechanisme voor de sociale uitkeringen ingevoerd. Op papier oogt het mooi, maar in realiteit wordt er nog niks ‘ingevoerd’. Het cynisme waarmee de zwakste bevolkingsgroepen door de regering in het ootje werden genomen blijft stuitend. De paarse excellenties wisten eind 2006 dat een verhoging van de sociale minima budgettair onhaalbaar was. Ze wisten dat een begrotingsoverschot in 2007 onmogelijk zou zijn en dat de federale geldkist leeg was. Bovendien engageerden ze zich tot niets, want het werk en de verplichte begrotingsoverschotten werden naar de volgende regering doorgeschoven. Het leek wel een spelletje ‘Lach eens met de armen’.
- De minimumuitkeringen – het leefloon, de minima in de pensioenen, in de invaliditeitsuitkeringen, enzovoort – liggen in België meer dan 100 euro lager dan de Europese armoedegrens!
- Vergeleken met de minieme stijging van de (laagste) lonen verloren de bijstandsuitkeringen in de loop van de jaren negentig terrein, met 10 % (België) tot 20 % (Zweden) en meer (Nederland).
- In België staan de minimumwerkloosheidsuitkeringen in verhouding tot de gemiddelde lonen zowat 40 procentpunten lager dan in het midden van de jaren zeventig.
De bourgeoisie noemt dit enerzijds de zweepfunctie: lagere sociale uitkeringen dan de arbeidsvergoedingen. Want om de lonen te verlagen mogen ze niet te dicht in de buurt van de uitkeringen komen. En dus houdt dit in dat het streven naar sociale inclusie de uitsluiting betekent van al diegenen die niet geactiveerd (kunnen) worden. En anderzijds wil ze de onproductieve kosten afbouwen: alle kosten die niet rechtstreeks tot haar productieproces behoren.
Sinds '75 steeg het aantal bestaansminimumtrekkenden (of leefloners) constant. Dat zijn mensen met onvoldoende inkomen of bezittingen.
- In 2007 zijn er 89.990, een stijging van ongeveer 10% sinds 2003. In vergelijking met 2008 steeg het aantal leefloners in 2009 met 9 tot 10 %. Intussen is de kaap van 100.000 gerond in maart 2010.
- De stijging laat zich het sterkst voelen bij jongeren tussen 20 en 29 jaar wat de vooruitzichten voor armoede morgen nog vergroot!
Maar ook de leefloners ontsnappen niet aan de neerwaartse spiraal die hen steeds verder in de armoede duwt.
- Ruim negen op de tien langdurig werklozen en zeven op de tien leefloners kampen met één of meerdere medische, psychische of sociale problemen die hun zoektocht naar werk belemmeren.(onderzoek Hiva-instituut, op basis gegevens VDAB en OCMW in Antwerpen).
- Leefloners werden vroeger op dezelfde manier behandeld als langdurige en laaggeschoolde werklozen. Maar het budget om hen (via ‘art. 60') werk te geven, stijgt niet meer.
- Ze kwamen vroeger ook in aanmerking voor alle tewerkstellingsprogramma's en lastenverlagingen. Maar in het groot plan van minister Joëlle Milquet (CDH) voor de tewerkstellingspremies van 1.000 euro en meer per maand, komen de leefloners niet meer voor. En ook minister van Defensie, Pieter De Crem (CD&V) trekt geen leefloners aan voor zijn ‘tewerkstellingsplan'.
Mensen die niet in aanmerking komen kunnen beroep doen op het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH). Het gaat dan in hoofdzaak om vreemdelingen die niet ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, onder wie een grote groep kandidaat-vluchtelingen.
- Het aantal dossiers RMH steeg tussen 1999 en 2002 met 61% tot 51.202 dossiers. (bron: Vranken Jan, Campaert Geert, De Boyser Katrien & Dierckx Danielle (red.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2008, Leuven: Acco,)
Het Belgisch pensioenstelsel tenslotte is al enige tijd aan het aftakelen en totaal ontoereikend. De forfaitaire tussenkomsten van de zorgverzekering zijn ontoereikend voor wie een laag pensioen heeft en een rusthuis betalen zit er voor de meesten niet in.
- Het gemiddeld brutopensioen per werknemer is 925 euro (studie van Assuralia 10/02/2010). België heeft daarmee zowat de laagste pensioenen van West-Europa.
- De aanvullende pensioensystemen verbreden die kloof tussen rijk en arm nog. De tweede en derde pijler creëren niet alleen meer ongelijkheid, maar zijn ook mechanismen van structurele uitsluiting. Honderdduizenden niet-actieve mensen hebben geen toegang tot deze pijlers. Voor werklozen, meer dan 200.000 invaliden, arbeidsgehandicapte mensen of leefloners is er geen tweede pijler, want daarvoor heb je werk nodig. Van welke pijler zouden interimwerknemers dromen? Wat is de bijdrage van het kaderlid-met-alle-pijlers aan de pensioenopbouw van zijn dienstencheque-poetsvrouw?
Nagenoeg alle Europese landen hebben de voorbije jaren hun pensioenstelsel al twee keer hervormd. In de jaren negentig werden ze 'in evenwicht gebracht' en werd het vervroegde pensioen afgeschaft. De hervormingen van de jaren 2000 waren gericht op het inbouwen van de zgn stijgende levensverwachting en het feit dat er te weinig werkenden zijn die afdragen en te veel uitkeringstrekkers. Zoals hoger reeds aangetoond wordt een steeds groter deel van de arbeidersklasse uitgesloten en slaagt de bourgeoisie er niet in wereldwijd de nieuwe generaties in het arbeidscircuit in te schakelen, het inkomen uit loon zakt en dus komen de pensioenkassen in moeilijkheden. Door de pensioenleeftijd op te trekken verlaagt men in feite nogmaals de uitkering. Dit kondigt nog meer armoede aan! In oktober 2008 kondigde de regering-Leterme I ook een Pensioenhervorming aan. Aan de pensioenleeftijd van 65 wordt voorlopig niet getornd. Men vertrekt van het behoud van de erg lage Belgische pensioenen. In de praktijk gaan Belgen gemiddeld op hun zestigste met pensioen. De pensioenminister Daerden wil dat nu opschuiven naar 63. De werknemers zullen ook zelf meer moeten betalen voor hun pensioen. Maar na de komende verkiezingen zal de bourgeoisie nog een stap verder gaan in de aftakeling van de pensioenuitkering. ‘Kleine ingreepjes volstaan niet meer', klinkt het. ‘Niet de pensioenleeftijd maar de loopbaan is van belang’. Cynisch voegen ze er aan toe:‘Ons plan gaat niet over harde inleveringen, wel over de noodzaak om enkele jaren langer te werken.'. Volgens CD&V. ‘volledig pensioen krijg je pas als je 45 jaar hebt gewerkt. Korter werken moet minder pensioen opleveren; Wie langer studeert en later begint te werken, heeft pas op latere leeftijd volledig pensioen dan wie vroeger begon te werken.’ en ‘Een beperkt aantal periodes van niet-werken moet gelijkgesteld blijven met werken’. Oppositiepartij SP.A zijn pensioenplan is in schijn anders maar gaat uiteindelijk de werknemers gegarandeerd evenveel geld kosten. Een nieuw stelsel ‘dat rekening houdt met de manier waarop mensen een loopbaan opbouwen’. Nog niet zo lang geleden stelden zij een gelijkaardig plan als dat van CD&V voor. Werkgevers staan met volle gewicht achter de hervormingen: ‘De solidariteit met wie niet beroepsactief is, gaat veel te ver’. Het stelsel van de brugpensioenen moet eruit. Gelijkgestelde periodes moeten beperkt worden tot ‘werkgerichte en thematische' verloven. Ambtenaren moeten gewone werknemers worden en dus een gewoon wettelijk pensioen krijgen.
De strijd tegen armoede door de bourgeoisie leidt tot…nog meer armoede!
Gedreven door de armoede en gedemotiveerd door voortdurende sociale uitsluiting hebben steeds meer jongeren moeilijkheden in het onderwijs en verlaten ze vroeg de school om te gaan werken. In Brussel verlaat reeds 1/5 van de jongeren vroegtijdig de school. Door hun lage scholing kunnen zij slechts zwaar en laag betaald werk vinden. Nooit eerder in de geschiedenis lagen scholing en levenskansen immers zo dicht bij elkaar als nu. Om sociale redenen en om economische redenen in de sterk gewijzigde kenniseconomie vooral in Europa moet zoveel mogelijk talent ontwikkeld worden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Niet alleen laaggeschoolden komen in de armoede terecht. Mar het risico van mensen zonder diploma of met een diploma lager onderwijs hebben dubbel zoveel kans in de armoede te verzeilen als personen met een diploma secundair en zelfs driemaal zoveel kans als een persoon met een diploma hoger onderwijs.
Steeds meer Belgen leven op krediet en hebben problemen om hun schuldenlast tijdig af te betalen.
- De kredietcentrale van de Nationale Bank van België noteerde eind 2009 4,9 miljoen mensen (op populatie van ±10,5 miljoen) die minstens één krediet hadden lopen.
- Welgeteld 356.611 van hen hadden een betalingsachterstand, een stijging van 3,6 %. Het totale achterstallige bedrag steeg in 2009 met liefst 16,1 % tot 2,16 miljard euro. In 2007 waren er 338.933 personen geregistreerd (schuldoverlast). Dit cijfer heeft enkel betrekking op consumentenkredieten en hypothecaire leningen. Schulden die verband houden met huur, gezondheidszorgen, telecommunicatie, energie... zijn hierin niet opgenomen.
- De contracten voor hypothecair krediet stegen met 38,6 %.
- In 2006 had de afbetaling van consumptieschulden tot gevolg dat het inkomen van 5% van de bevolking (verder) onder de armoederisicogrens daalde.
- Uit een onderzoek van september 2008 van Intrum Justitia bij ruim duizend wanbetalers blijkt dat 6 op de 10 mensen met een openstaande schuld meer dan één factuur niet betaald hebben en dus structureel in financiële moeilijkheden zitten. Bovendien zijn de verschuldigde bedragen sterk gestegen. (intrum/persberichten/20080904)
- In 2006 leefde 6% van de bevolking reeds in een huishouden met 2 of meer betalingsachterstallen voor basisbehoeften zoals huisvesting, energie, lopende uitgaven of gezondheidszorg.
- Een EU-SILC studie tenslote berekende voor 2008 dat 33,5% hun schulden moeilijk kon afbetalen.
De wachtlijsten voor schuldbemiddelingsdiensten nemen snel toe.
- De vraag tot collectieve schuldregeling steeg met 15.904 in 2009 (11 %) tot 78.147 procedures (vooral huur, telecommunicatie, energiefactuur).
- Het laatste kwartaal van 2009 namen de contracten voor afbetalingsleningen met 10,6 % toe in vergelijking met dezelfde periode van 2008.
- Deze trend wordt bevestigd door het stijgend aantal beroepen op de schuldbemiddelings-dienst van het OCMW. Door de stijgende vraag kan het OCMW niet langer alle vragen verwerken.
Een groeiend deel van de arbeidersbevolking heeft weinig geld, daardoor gaan ze op zoek naar een goedkopere woning, moet men huren in het laagste segment van de privé huurmarkt (want het aantal sociale woningen is ontoereikend). Ze komen daardoor terecht in vochtige, kleine, onveilige huizen met onvoldoende sanitaire voorzieningen. Of ze worden helemaal dakloos. In de spiraal van armoede en sociale uitsluiting vormt betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting inderdaad een centraal gegeven.
- Ongeveer 3 miljoen Europeanen zouden dakloos zijn, waarvan volgens officiële tellingen zo'n 20.000 in België volgens een eerste grote studie over dak- en thuisloosheid. (federale dienst Maatschappelijke Integratie en de federale staatssecretaris voor Armoede, Philippe Courard (PS)).
- Uit de ramingen in een studie die het OASeS-centrum van de Universiteit Antwerpen maakte samen met het Institut Sciences Humaines et Sociales van de Luikse universiteit valt af te leiden dat er in Vlaanderen 12 dak- en thuislozen per 10.000 inwoners per jaar zijn (7.000), in Wallonië 25 per 10.000 inwoners (8.000) en in Brussel 30 per 10.000 inwoners (3.000).
Wellicht ontsnappen nog groepen aan de tellingen. Velen zijn maar even dakloos, anderen zijn ‘chronisch dakloos', nog anderen willen helemaal niet in het vizier komen, niet zelden omdat ze illegaal hier zijn. De groep thuis- en daklozen groeit en wordt ook jonger en vrouwelijker. Een snel groeiende groep zijn de uit hun woning gezette huurders. Deze tendens wordt totaal bevestigd door de bevindingen van Dokters van de Wereld dat zich samen met SAMU Social de voorbije winter heeft ingezet voor daklozen in Brussel. Zij deden 2.500 medische en paramedische interventies, een absoluut record. “Dat is een stijging met 100 %” En nog nooit zagen ze zoveel jonge mensen. Ruim 30 % van de mensen waren tussen 20 en 29 jaar. Weeral een hypotheek op de toekomst! Ook het aantal dakloze jonge vrouwen met kinderen neemt toe. Ook benadrukken zij de grote nood bij de asielcrisis, die weegt op de daklozenproblematiek.
De recente studie van EU-SILC onderlijnt dat armoede leidt tot sociaal isolement. Het statuut van vluchteling of dakloze maakt dat een groot deel van hen geen familie of geen contact meer met de familie heeft. Velen verliezen hun sociale vaardigheden en in het algemeen hun werkvaardigheden. Dit houdt hen in het spiraal van de armoede.
- Huurders kennen een armoederisico dat ongeveer driemaal zo hoog is als dat van eigenaars, nl. 28,4% versus 10,2%. Het Belgische percentage voor huurders met armoerisico ligt boven het EU-gemiddelde (23%) en dat voor eigenaars eronder (EU-25: 13%)( NAPincl 2008-2010 [1]: indicatoren [2] en Eurostat).
- De ½ van de mensen die beneden de armoegrens leven vandaag heeft nog een huis door erfenis of verworven toen ze nog voldoende inkomen hadden. Maar 1 op 6 kan het niet verwarmen of onderhouden. (EU-SILC studie). Ook dit is een zoveelste indicatie voor de toekomst!
- Zelfs de eigendomsondersteunende maatregelen (vooral fiscale aftrekken van intresten en/of kapitaal van hypothecaire leningen, allerlei subsidies...) komen vooral terecht bij de hogere inkomens: 40% komt terecht bij de 20% hoogste inkomens, 10% gaat naar de 20% laagste inkomens. Solidariteit op zijn kop dus.
- Het aantal sociale huurwoningen is duidelijk onvoldoende. Veel mensen met een laag inkomen oriënteren zich dan ook noodgedwongen naar het secundaire segment van de private huurmarkt, waar de prijs – kwaliteitsverhouding onevenwichtig is (NAPincl 2003-2005).
- De verhouding tussen het aantal erkende sociale woningen en het aantal private huishoudens beliep in 2004 6,3%. Het Europese gemiddelde bedraagt echter 17,3% (Nederland 34%, Verenigd Koninkrijk 20%, Denemarken 19%, Zweden 18%, Frankrijk 17%) (Housing Statistics in the European Union 2005/2006 [3] en Vranken Jan, De Boyser Katrien & Dierckx Danielle (red.) (2006), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2006, Leuven: Acco).
- Deze alarmerende, stijgende tendens wordt ook bevestigd door de recente atlas van buurten in moeilijkheden (Vandermotten Christian, Kesteloot Christian, Ippersiel Bertrand e.a. (2006), Dynamische analyse van de buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten, ULB, KUL, ICEDD).
- Onderzoek van het Steunpunt Ruimte en Wonen heeft aangetoond dat midden 2007 in Vlaanderen 317.500 gezinnen recht hebben op een sociale woning. 180.500 onder hen krijgen er echter geen. Tot nu toe stond vast dat er 58.000 gezinnen op de wachtlijsten staan. Dit is minder dan een derde van wie er recht op heeft. De 180.500 gezinnen die geen beroep doen op een sociale woning, betalen gemiddeld 431 € per maand voor een woning op de particuliere markt. In een sociale woning bedraagt de gemiddelde huurprijs 258 € per maand (bron: Belga, 25/06/2007). Het Vlaamse Gewest verhuurde op 31 december 2006 ongeveer 132.000 sociale woningen. (Cijfers sociale huisvesting en VMSW (2008), Statistische inlichtingen kandidaat-huurders, toestand midden 2007 [4]). Op 1 januari 2007 telde het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest 36.106 verhuurde sociale woningen. In januari 2007 stonden 25.029 huishoudens op de wachtlijst. (Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, Welzijnsbarometer 2007).Op 31 december 2006 telde het Waalse Gewest 102.462 sociale woningen die effectief werden verhuurd. Er stonden 47.336 kandidaat-huurders op de wachtlijst.(Société wallonne du logement (2008), Rapport d'activités 2007).
- Van alle Vlamingen die een huis, appartement of bouwgrond willen kopen(13 % van de bevolking) heeft één op de twee zijn zoektocht uitgesteld door de crisis in 2009. In 2008 was dat ‘nog maar' één op de drie.
- Huizen staan vandaag zowat vijf maanden te koop op de markt, appartementen bijna zeven maanden. In beide gevallen is dat dubbel zo lang als twee jaar geleden. (Enquête van Het Nieuwsblad uitgevoerd door iVox; 26 februari 2010).
- Een studie van het Centrum voor Sociaal Beleid (UA) toont aan dat tussen 1973 en 2008 een bouwgrond in Vlaanderen viermaal duurder is geworden; de laatste tien jaar alleen al driemaal. In Wallonië werd bouwgrond in 35 jaar 2,5 maal duurder. “Die stijging van de grondprijzen heeft gevolgen op de verdeling van geld en vermogen”, zegt het Centrum. “De dure grond is vooral in handen van ouderen (nvdr hoewel die groep ook steeds kleiner wordt) en wordt gekocht door jongeren. Dat zorgt voor geldstromen van jong naar oud. Ondanks hun welvaart is het voor veel jongeren haast onmogelijk geworden op eigen kracht een woning te verwerven.” Deze tendens kondigt nog maar eens grotere problemen aan voor de nabije toekomst.
Een andere indicatie voor de erbarmelijke toestand waarin mensen moeten wonen is het groeiende aantal geheel of gedeeltelijk afsluitingen van de energievoorzieningen. Recent werden nieuwe cijfers bekend die aantonen hoe erbarmelijk de toestand verslechterd.
- Aardgas is tussen begin 2003 en december 2009 50% tot 70% duurder geworden voor wie klant is bij Electrabel en Luminus. Dus voor de grote meerderheid van de gezinnen. Dat blijkt uit een studie van de Creg, de Belgische energieregulator. Het resultaat is dat voor een gezin met een gemiddeld verbruik dat zich met aardgas verwarmt, de eindprijs in december 2009 uiteindelijk tussen de 35 en 40% hoger lag dan zes jaar geleden.Wat elektriciteit betreft toont de studie aan dat gezinnen met een klein verbruik bijna 40 % meer betaalden dan zes jaar geleden. Een gemiddeld erbruiker als klant bij marktleider Electrabel, betaalde eind vorig jaar gemiddeld 20 % meer dan in 2003. (De Standaard, 09 februari 2010)
- Bijna 80.000 gezinnen betaalden in 2009 systematisch hun elektriciteits- en gas- facturen niet of een toename van 11 % op jaarbais aan niet-betaalde energiefacturen. (De Standaard, 10 maart 2010)
- Deze tendens wordt ook bevestigd door de betalingsproblemen met de watervoorziening, De Antwerpse lokale adviescommissie (LAC), die normaal samenkomt voor de behandeling van wanbetalingen van gas- en elektriciteitsrekeningen, buigt zich voor het eerst over de waterfacturen. In totaal zullen 6.000 dossiers worden bekeken. Het gaat om een totale achterstal van 1miljoen euro.
- Het Waalse Gewest telde in 2008 ongeveer 55.000 aanvragen voor plaatsing van budgetmeters electriciteit. In totaal genoten 37.991 afnemers van het sociaal tarief voor gas en 81.677 voor elektriciteit. (Commission Wallonne pour l’Energie – CwaPE, 2009) De budgetmeters worden geplaatst om een volledige afsluiting van het distributienet te voorkomen. Het perverse van de budgetmeters is dat bij een oplading van de betaalkaart, tegelijkertijd een minimumbedrag aan schuldaflossing moet opgeladen - en dus betaald - worden. Het resultaat hiervan is dikwijls dat deze betrokkenen zichzelf de facto afsluiten.
- In 2008 werden in het Vlaamse Gewest, 60.026 gezinnen door hun energieleverancier aan de deur gezet omwille van wanbetaling van de elektriciteitsrekening en 41.521 voor aardgas. Op 31 december 2008 werden voor elektriciteit uiteindelijk 756 gezinnen afgesloten en voor aardgas 2.845 toegangspunten/gezinnen. Eind 2008 verbruikten 36.059 gezinnen elektriciteit via een budgetmeter.
- Er waren ook 2.728 stroombegrenzers actief, die niet gekoppeld zijn aan een budgetmeter. 143.124 afnemers hadden recht op de sociale maximumtarieven. (Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt – VREG, 2009).
- In oktober 2009 zou Eandis, de grootste netbeheerder in Vlaanderen, meer dan 88.000 toegangspunten (elektriciteit en aardgas samen) op het distributienet hebben als sociale leverancier. De zoveelste stijging op rij. Deze klanten werden dus allemaal gedropt door een commerciële leverancier zoals Electrabel, SPE/Luminus of Nuon, wegens het niet (kunnen) betalen van energiefacturen. De netbeheerders hebben in 2009 79.474 dossiers doorgestuurd naar de Vlaamse OCMW's. Het gaat om gezinnen die maandenlang hun elektriciteits- of aardgasfactuur niet betaalden.
Deze ongezonde woonsituatie, opgedreven werkomstandigheden en een goedkope onevenwichtige voeding zal in vele gevallen gezondheidsproblemen met zich meebrengen. Omwille van de financiële situatie worden de gezondheidszorgen uitgesteld. De gezondheid wordt slechter en bemoeilijkt de tewerkstellingskansen.
Uit cijfers blijkt dat mensen met een lager inkomensniveau vaak in slechtere gezondheid verkeren, een verminderde toegang tot de gezondheidszorg hebben en vroeger sterven dan mensen met een hogere positie op de sociale ladder.
De levensverwachting van de Belgen blijft stijgen en de kindersterfte blijft dalen. Maar de gezondheidsindicatoren bevestigen het bestaan van belangrijke ongelijkheden op het vlak van de gezondheidstoestand en de toegang tot de gezondheidszorg. Zowel op het vlak van kindersterfte, subjectieve inschatting van de gezondheid, de mate van belemmeringen in de dagelijkse bezigheden ten gevolge van ziekte, depressie, overgewicht, alcohol en rookgedrag, participatie in screening van baarmoederhals- en borstkanker.
De eerste bekommernis van de overheid is immers: wie betaalt de gezondheidszorg? Niet: hoe zorgen we dat iedereen aan zijn trekken komt? In België worden de kosten hetzij doorgerekend naar de patiënt, hetzij naar de overheid (dwz de belastingbetaler), die dan moet besparen op andere uitgaven op de kap van de arbeidersklasse. Met als risico dat de gezondheidssector zodanig veel middelen uit de sociale zekerheid wegkaapt dat bijvoorbeeld de pensioenen niet meer kunnen betaald worden (en vice versa!).
- In 8 % van de gezinnen zette afgelopen jaar iemand een medische behandeling stop wegens geldproblemen, in 26 % werd een behandeling uitgesteld en in 9 % zag iemand helemaal af van een behandeling om die reden. In één gezin op de negen (11 %) werd de behandeling niet eens opgestart om die reden. (enquête van Test–Gezondheid/Test–Aankoop).
- 30% van de gezinnen zegt het ‘moeilijk' te hebben met de betaling van de gezondheidszorg. Bij gezinnen met een chronisch zieke loopt dat op tot 47 %, bij eenoudergezinnen tot 61 %.
- 6% van de gezinnen moest geld lenen om de verzorging te kunnen betalen; bij eenoudergezinnen liep dat op tot 33 %. Zelfs van de mensen waarvan officieel gezegd wordt dat ze bijna niets moeten betalen voor hun gezondheidszorg — de mensen met ‘verhoogde tegemoetkoming' — moest nog 20 % gaan lenen.
- Hospitalisatieverzekering wordt trouwens onbetaalbaar voor senioren. 8,3 miljoen Belgen hebben een Hospitalisatieverzekering. Maar 1 op de 3 heeft problemen met het betalen van de premie, en 6 % moet lenen voor de ziekenhuiskosten.
Wie het zich niet kan permitteren (lagere sociale klasse = risicogroep = hogere premie) heeft ook geen hospitalisatieverzekering en moet naar een goedkoper (meestal openbaar) ziekenhuis en heeft dus geen toegang tot de volledige markt. Een hospitalisatieverzekering dekt de kosten die de patiënt moet betalen na de tussenkomst van het ziekenfonds. Ziekenhuisopnames en chirurgische interventies kosten almaar meer, waardoor de verzekeraars de premies fors verhogen. ‘DKV, de marktleider van de hospitalisatieverzekeringen, kondigde recent een premieverhoging met 7,84 % aan voor een verblijf in een eenpersoonskamer, terwijl de prijs van een kamer in 2009 gemiddeld met 3 % is gestegen', zegt Test-Aankoop. “Dat zijn onverteerbare verhogingen. Sommige maatschappijen lokken klanten met een redelijke startpremie. Maar ze trekken die premie buitensporig op wanneer de verzekerde te oud is om nog van verzekeraar te veranderen. Sommige mensen kunnen die premies niet langer betalen en moeten zelfs gaan lenen”.
Inzake goedkope voeding stellen we vooral ook vast dat voor het 14e jaar op rij het klantenbestand voor de voedselbedeling groeit.
- In 1994 klopten 59.461 personen aan en in 2007 deden 108.100 personen een beroep op één van de negen voedselbanken, die verenigd zijn in de Belgische Federatie van Voedselbanken [5].
- In 2006 werden er in de 16 'Restos du Cœur' een derde meer maaltijden uitgedeeld dan in 2005. Ongeveer 230.000 maaltijden in 2004 en meer dan 380.000 in 2006.
- Ook de OCMW's krijgen almaar meer vraag naar voedselpakketten. Maar als de OCMW's de huidige Europese regelgeving respecteren, moeten ze zowat de helft van de aanvragers onverrichter zake wegsturen. “We mogen enkel nog mensen bedienen met bestaansmiddelen die lager liggen dan het leefloon”, zegt het VVSG, de koepelorganisatie van de Vlaamse gemeentebesturen en OCMW's. “Er wordt helemaal geen rekening gehouden met het huidige profiel van wie in armoede leeft. Daar zitten heel wat mensen bij die een inkomen hebben, maar toch met financiële problemen kampen.” (De Standaard; 26 februari 2010)
Het zijn hoe langer hoe meer mensen uit verschillende milieus: werklozen, leefloontrekkenden, mensen die failliet zijn gegaan, arbeiders en bedienden met een laag loon. Wat nogmaals de tendens bevestigd dat de armoede steeds groter delen van de arbeidersklasse raakt.
Ook de bourgeoisie kan er niet meer naast zien. 2010 zou het Europese jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting moeten worden. Edele bedoeling of wil zij enkel de indruk wekken bij de arbeidersklasse dat ze het probleem aanpakt om de aandacht van de werkelijke oorzaak van hun ellende af te leiden?
Op hun traditionele lentetop hebben de premiers en presidenten van de Europese Unie eerder laten zien dat hun ambitie om het aantal mensen in armoede tegen 2020 met 20 miljoen te verminderen louter bluf is. Deze optie werd niet behouden. Verschillende lidstaten vinden dat armoedereductie geen doel op zich moet zijn, maar het gevolg van economische groei (sic!). Met juttemis dus.
Als we de realiteit achter de cijfers analyseren kunnen we niet anders dan besluiten dat alles in het werk wordt gesteld om de ganse arbeidersklasse te misleiden en voor te liegen. De juiste tendensen, de ware dynamiek die vervat zit in de sociale realiteit toont de onomkeerbaarheid aan van de armoedespiraal binnen de grenzen van het huidig systeem. Door de verdieping van de economische crisis wordt de ganse arbeidersklasse hard getroffen en een steeds ruimer deel van haar leden zal nog verder in de armoede terecht komen.
Eén van de meest algemene vooroordelen over armoede die door de burgerlijke media wordt onderhouden is dat de armen zich in die situatie bevinden door hun eigen fout of omdat ze niet hard genoeg werken – wat inhoudt dat ze lui en onverantwoordelijk zijn. Dat is een manier om een steeds groter deel van de arbeidersklasse een schuldgevoel aan te praten en volledig met de verantwoordelijkheid voor hun ellendige situatie op te zadelen. Het laat vermoeden dat de kapitalistische maatschappij geen verantwoordelijkheid draagt en dat er dus niets fundamenteel hoeft gewijzigd te worden. De onvermijdelijke gevolgen van armoede in deze kapitalistische maatschappij geïndividualiseerd en geïsoleerd op zich gelijkstellen met de kringloop waarin deze mensen terecht komen laten de basisoorzaken buiten schot. Om de armoede uit te roeien moeten we haar wortels aanpakken verstrengeld in de winstlogica van de kapitalistische marktwetten, en drooggelegd door de historische crisis waarin het systeem terecht kwam. De campagnes die de bourgesoie opzet zijn inderdaad vooral gericht om de schuldvraag van zich af te schuiven.
In een discussie naar aanleiding van de aanhoudende opstootjes in Anderlecht dit voorjaar verwoorde een groep wetenschappers duidelijk de vraag, enkel vergeten ze dat de beleidsmakers van de bourgeoisie daar geen antwoord op kunnen geven:“Sociale problemen (werkloosheid, armoede, enzovoort) worden als individuele problemen gezien die met een strenger repressief beleid moet worden aangepakt. Dit leidt tot simplistische beleidsmaatregelen, die zich vooral richten op symptoombestrijding: daklozen worden uit de metrostations verjaagd, en spijbelende jongeren (en hun ouders) worden harder aangepakt. En de maatschappij blijft netjes buiten schot.”( Nadia Fadil (KULeuven), Sarah Bracke (KULeuven), Pascal Debruyne (UGent) en Ico Maly (KifKif)). De maatschappij waarover ze spreken die buiten schot blijft heeft een naam: het kapitalisme. Een systeem dat al decennia lang de grenzen van zijn kunnen heeft bereikt en in zijn historisch verval terecht gekomen is.
Het inzicht in de juiste maatschappelijke- en klasse verhoudingen verdoezelen is de bewustwording van de arbeidersklasse willen belemmeren en haar enige perspectief op een uitweg uit de armoede ontnemen. In de dertiger jaren van vorige eeuw riepen de revolutionairen de arbeidersklasse reeds op zich niet te laten vangen:
“ Een kapitalisme, dat gedwongen is de arbeiders te voeden in plaats van door hen gevoed te worden, heeft geen toekomst. (…) Als het kapitaal werk te geven had, wees maar niet bang, dan kregen we dit meer dan ons lief was. (…) Vraag niet om werk; vecht éénvoudig voor voedsel, kleding, onderdak! Verenig je stem met andere! Daar zijn de stempellokalen, daar zijn de straten en daar zijn ook de fabriekspoorten!” (Living Marxisme, USA)
La bourgeoisie essaie bien sûr de se servir de ce "malaise social" pour démoraliser la classe ouvrière : elle veut nous faire croire que le désespoir et la concurrence font partie de la "nature humaine" et que la classe ouvrière ne peut qu'accepter cette situation comme une fatalité. Les révolutionnaires, quant à eux, doivent mettre en avant que c'est la barbarie du capitalisme qui est responsable de la misère et la spirale suicidaire. Les conditions d'exploitation et la concurrence que connaît aujourd'hui le prolétariat dans le monde n'ont pas comme seule perspective le désespoir individuel, les suicides ou les dépressions. Car la dégradation vertigineuse des conditions de vie des prolétaires porte avec elle la révolte collective et le développement de la solidarité au sein de la classe exploitée. L'avenir n'est pas à la concurrence entre les travailleurs mais à leur union grandissante contre la misère et l'exploitation. L'avenir est à des luttes ouvrières de plus en plus ouvertes, massives et solidaires.
In het kielzog van Marx herhalen we echter dat de realiteit van de kapitalistische crisis en de armoedespiraal meer onthuld dan enkel de armoede: “Zoals de economen de wetenschappelijke vertegenwoordigers van de bourgeoisklasse zijn, zo zijn de socialisten en communisten de theoretici van de proletarische klasse. Zolang het proletariaat nog niet voldoende ontwikkeld is om werkelijk een klasse te vormen en daardoor de strijd met de bourgeoisie nog geen politiek karakter draagt, zolang de productiekrachten in de schoot van de bourgeoisie zelf nog niet genoeg ontwikkeld zijn om de materiële voorwaarden vaag zichtbaar te laten worden die nodig zijn voor de bevrijding van het proletariaat en het vormen van een nieuwe maatschappij, zolang zijn deze theoretici slechts utopisten die, om aan de behoeften van de onderdrukte klasse tegemoet te komen, stelsels bedenken en op zoek zijn naar een regenererende wetenschap.
Maar naarmate de geschiedenis voortschrijdt en zich tegelijk de strijd van het proletariaat scherper aftekent, hoeven ze de wetenschap niet meer in hun eigen hoofd te zoeken. Ze hoeven zich alleen maar rekenschap te geven van wat zich voor hun eigen ogen afspeelt om zichzelf tot orgaan daarvan te maken. Zolang ze wetenschap zoeken en alleen stelsels creëren, zolang ze aan het begin van de strijd staan, zien ze in de armoede alleen maar armoede, zonder de revolutionaire, tot een omwenteling leidende kant daarin te ontwaren die de oude maatschappij omver zal gooien. Vanaf dit ogenblik wordt de wetenschap een bewust product van de historische beweging en heeft ze opgehouden doctrinair te zijn. Ze is revolutionair geworden.” (Karl Marx, De armoede van de filosofie, Tweede hoofdstuk: De metafysica van de politieke economie)
Lac / 06.04.2010
Het onderstaande pamflet werd uitgedeeld tijdens op een grote bijeenkomst die op maandag 15 november werd gehouden in King's College, onder auspiciën van de linkervleugel van de vakbond (Education Activists Network). Wij verwelkomen ieder commentaar, en kritiek, en vooral een aanbod om het te verspreiden of te verbeteren en aan te passen in de periode tussen nu en de Actiedag van volgende week.
Het onderstaande pamflet werd uitgedeeld tijdens op een grote bijeenkomst die op maandag 15 november werd gehouden in King's College, onder auspiciën van de linkervleugel van de vakbond (Education Activists Network). Wij verwelkomen ieder commentaar, en kritiek, en vooral een aanbod om het te verspreiden of te verbeteren en aan te passen in de periode tussen nu en de Actiedag van volgende week. Een kameraad van de IKS-afdeling uit Toulouse, die zeer actief is geweest in de beweging voor de strijdcomités en de algemene vergaderingen, heeft op de bijeenkomst kunnen spreken; en ondanks zijn frontale aanval op de strategie van de vakbond werd hij luid toegejuicht. Wij zullen proberen om nog meer elementen uit deze bijeenkomst te vergaren.
Lange tijd leek het erop dat de arbeidersklasse in Groot -Brittannië de mond gesnoerd was door de grofheid van de aanvallen die gelanceerd waren door de nieuwe regering: de invaliden dwingen terug aan het werk te gaan, de verhoging van de pensioenleeftijd, willekeurige besparingen in de onderwijssector, de opheffing van honderdduizenden banen in de openbare sector, een verdrievoudiging van de inschrijfgelden voor de universiteit en de afschaffing van de Education Maintenance Allowance bonus voor 16-18 jarige studenten ... de lijst is eindeloos. De arbeidersgevechten die onlangs hebben plaatsgevonden - British Airways, metro, brandweer - werden allen strikt gescheiden gehouden.
Maar wij zijn een internationale klasse en de crisis van dit systeem is ook internationaal. In Griekenland, Spanje en heel recent in Frankrijk, is er massaal strijd geleverd tegen de nieuwe bezuinigingswoede. In Frankrijk vormde de reactie tegen de ‘pensioenhervorming’ een richtpunt voor een groeiend onbehagen in de hele maatschappij, maar vooral onder de jeugd.
De grote betoging in Londen van 10 november [50.000 mensen] liet zien dat er Groot-Brittannië hetzelfde potentieel aan verzet bestaat. Alleen al de omvang van de betoging, de inbreng, zowel van de studenten als van de leraren, de weigering om zich te beperken tot een wandeling van A naar B, dit alles is de uitdrukking van een wijdverspreid gevoel dat wij de logica, die steekt achter de aanval van de staat op onze levensomstandigheden, niet kunnen aanvaarden. De tijdelijke bezetting van het hoofdkwartier van de Tories [conservatieven] was niet het resultaat van een samenzwering van een handvol anarchisten, maar een gevolg van een veel omvangrijker verspreide woede. En de ruime meerderheid van de studenten en arbeiders, die achter de betoging stonden, weigerde om de veroordeling van deze actie door de leiding van de NUS en de media te aanvaarden.
Velen hebben het al gezegd: deze demonstratie was slechts het begin. Er is reeds een tweede Actiedag gepland en een betoging georganiseerd voor 24 november. Op het moment worden deze acties georganiseerd door 'officiële' organisaties zoals de NUS, die al heeft laten zien dat hij deel uitmaakt van de bestaande orde. Maar dat is geen reden om niet massaal deel te nemen aan de betogingen. Integendeel, samenkomen in grote aantallen vormt de basis voor de schepping van nieuwe organisatievormen, die de werkelijke behoeften van de strijd kunnen verwoorden.
Ten opzichte van dergelijke betogingen of actiedagen: hoe gaan we daarin verder? Wij moeten oproepen tot bijeenkomsten en algemene vergaderingen in de universiteiten, hogescholen en middelbare scholen, open voor alle studenten en arbeiders, en beide middelen gebruiken om steun op te bouwen voor de betogingen en hun doeleinden te bediscussiëren.
Het initiatief van sommige kameraden om in de betogingen blokken van 'radicale studenten en arbeiders' te vormen moet ondersteund worden – maar overal waar mogelijk zouden zij vooraf moeten samenkomen om te bediscussiëren over hoe zij juist hun onafhankelijkheid ten opzichte van de officiële organisatoren tot uiting denken te brengen.
Wij moeten lering trekken uit de ervaringen in Griekenland – waar de bezettingen (inbegrepen de bezetting van het hoofdkwartier van de vakbond) – gebruikt werden om een ruimte creëren, waar algemene vergaderingen konden gehouden worden. En wat was de ervaring in Frankrijk? Wij zagen hoe, in vele steden, een minderheid van studenten en arbeiders algemene vergaderingen hielden op straat, niet alleen aan het einde van de betogingen maar op regelmatige basis, terwijl de beweging voortging.
Wij moeten er ook duidelijk over zijn dat de bestaande machtsorde het in de toekomst niet zal laten bij de halfzachte houding van 10 november. Zij zullen zich bewapenen en uitzien naar een kans om ons te provoceren tot voortijdige botsingen om hen het voorwendsel te geven om hun machtsvertoon te ontplooien – dit was een gangbare tactiek in Frankrijk. De organisatie van de zelfverdediging en van de solidariteit tegen de krachten van de repressie moet voortkomen uit collectieve discussie en beslissing.
De strijd gaat niet alleen een kwestie van de onderwijssector. De hele arbeidersklasse wordt aangevallen en het verzet moet bewust uitgebreid worden naar zowel de openbare als naar de privésectoren. De controle over de eigen strijd is de enige weg om hem uit te breiden.
Internationale Kommunistische Stroming / 15.11.2010
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 323.17 KB |
Griekenland, Portugal, Spanje,Ierland, Italië, Groot- Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Nederland, België,Verenigde Staten, Japan, China...
Bezuinigingen beantwoorden met strijd!
In Griekenland is de woede onmetelijk en staat de toestand op barsten. Op ditzelfde moment brengt de Griekse staat het proletariaat verschrikkelijke slagen toe. Alle generaties van arbeiders worden volop getroffen. De arbeiders uit de privé-sector, de ambtenaren, de werklozen, de gepensioneerden, de precaire studenten... niemand wordt ontzien. De arbeidersklasse wordt bedreigd met een totaal wegzinken in de ellende.
Tegenover deze aanvallen ziet het proletariaat niet lijdelijk toe. Arbeiders komen op straat, staken en tonen op die manier dat ze niet bereid zijn om zonder morren de opofferingen te aanvaarden die het kapitaal vereist.
Maar op dit moment slaagt de strijd er niet in om zich op massale wijze te ontwikkelen. De arbeiders van Griekenland beleven moeilijke uren. Wat te doen als alle media en alle politieke verantwoordelijken beweren dat er geen andere oplossing is dan de broekriem aan te halen om het land te redden van het bankroet? Hoe verzet bieden aan de moloch van de staat? Welke strijdmethoden moeten ingezet worden om de krachtsverhouding te doen overhellen naar de uitgebuiten?
Al deze vragen dringen zich niet alleen op aan de arbeiders in Griekenland, maar aan die van de hele wereld. Men hoeft trouwens zich geen enkele illusie te koesteren omtrent de 'Griekse tragedie', want het is slechts een voorproefje van wat alle arbeiders overal ter wereld te wachten staat. Zo zijn er reeds 'Bezuinigingstherapieën op zijn Grieks’ aangekondigd o.m. in Portugal, Roemenië, Japan en Spanje (waar de regering onlangs het loon van de ambtenaren met 5% heeft verlaagd!).Alle deze aanvallen, die tegelijkertijd plaatsvinden, laten nog eens een keer zien dat de arbeiders, wat ook hun nationaliteit moge zijn, één enkele klasse vormen die overal dezelfde belangen en dezelfde vijanden heeft. De bourgeoisie laat het proletariaat de zware ketens dragen van de loonarbeid, maar deze ketens verbinden alle arbeiders van alle landen, over de grenzen heen.
In Griekenland zijn het momenteel onze klassenbroeders die aangevallen worden en die met pijn en moeitebegonnen zijn de strijd op te nemen. Hun strijd is ook de onze.
Solidariteit met de arbeiders van Griekenland!
Eén klasse, één strijd!
Laten wij alle verdelingen weigeren die de bourgeoisie ons probeert op te dringen. Tegenover het oude beginsel van de heersende klassen 'verdeel en heers', moeten wij de leuze stellen die de uitgebuiten verbindt: 'Arbeiders aller landen,verenigt U!'.
In Europa proberen de verschillende nationale bourgeoisieën de arbeiders te doen geloven dat zij vanwege Griekenland de broekriem aan moeten halen. De oneerlijkheid van de Griekse verantwoordelijken die het land tientallen jaren op krediet hebben laten voortbestaan en de openbare financiën vervalst hebben, zouden de voornaamste oorzaak zijn van een 'internationale vertrouwenscrisis’ van de euro. De regeringen gebruiken dit valse voorwendsel allemaal om de noodzaak van het terugbrengen van de begrotingen en het aanvaarden van drastische bezuinigingsplannen te rechtvaardigen.
Alle officiële partijen in Griekenland, de Communistische Partij voorop, wakkeren nationalistische gevoelens aan en steken de verantwoordelijkheid voor de aanvallen op 'buitenlandse krachten'. 'Weg met het IMF en de Europese Unie', 'Weg met Duitsland', zijn de leuzen die worden geroepen door links en uiterst links, die op die manier het Griekse nationale kapitaal opzettelijk de wind uit de zeilen nemen.
Als in de Verenigde Staten de beurzen dalen zou dat de schuld zijn van de instabiliteit van de Europese Unie; als de bedrijven sluiten zou dat de schuld zijn van de zwakte van de euro, die de dollar en de uitvoer tegenwerkt ...
Kortom, iedere nationale bourgeoisie beschuldigt haar buurman en oefent op het proletariaat, dat ze uitbuit, een schandelijke chantage uit: “accepteer de opofferingen want anders wordt het land verzwakt en zullen de concurrenten er van profiteren”.De heersende klasse probeert het nationalisme, een werkelijk vergif voor de strijd, in te spuiten in de aders van de arbeiders.
Deze wereld, die verdeeld is in concurrerende naties, is niet de onze. De proletariërs hebben niets te winnen door zich vast te ketenen aan het kapitaal van het land waar zij wonen. Vandaag, in naam van de 'verdediging van de nationale economie', opofferingen slikken, komt enkel neer op de voorbereiding van andere, nog grotere opofferingen morgen.
Als Griekenland op de rand van de afgrond staat, als Spanje, Italië, Ierland, Portugal op het punt staan om te volgen, als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten in de storm zitten, dan komt dat omdat het kapitalisme een wegkwijnend systeem is. Alle landen zijn ertoe veroordeeld om onvermijdelijk weg te zinken in dit moeras. Sinds 40 jaar is de wereldeconomie in crisis. De recessies volgen elkaar op. Enkel een vertwijfelde vlucht naar voren in de schuldenlast heeft het kapitalisme, tot nog toe, in staat gesteld om nog wat groei door te maken. Vandaag staan de huishoudens, de ondernemingen, de banken, de staten allemaal in het rood. Het bankroet van Griekenland is slechts een karikatuur van het algemene en historische failliet van dit systeem van uitbuiting.
De heersende klasse wil ons verdelen -Daartegenover stellen wij onze solidariteit!
De kracht van de arbeidersklasse is haar eenheid!
De aangekondigde bezuinigingsplannen betekenen een frontale en algemene aanval op de levensomstandigheden. Het enige mogelijke antwoord is dus een massale beweging van de arbeidersklasse. Het is onmogelijk ze het hoofd te bieden door te strijden in zijn eigen bedrijf, zijn eigen school of kantoor, alleen, geïsoleerd, met een handjevol. Massaal strijden is een noodzaak, willen wij niet worden verpletterd en herleid tot een hoopje ellende.
Maar wat doen de vakbonden, die officiële‘specialisten’ van de strijd'? Zij organiseren stakingen in verschillende bedrijven... zonder ooit een poging doen om ze te verenigen. Zij houden op actieve wijze het corporatisme in stand, door de arbeiders van de openbare sector en die van de privé tegen elkaar op te zetten. Zij laten de arbeiders opdraven van de ene steriele actiedag naar de andere. Het zijn in feite de 'specialisten in de verdeling van de arbeiders'! Ze maken zelfs gebruik van het nationalisme. Eén enkel voorbeeld: de leuze die sinds halfmaart het meest gescandeerd werd in de betogingen van de GSEE (de Griekse ‘stalinistische’ vakbond) is... 'koop Grieks'!
Als je de vakbonden volgt dan betekent dat te allen tijde dat je de weg opgaat van verdeling en nederlaag. De arbeiders moeten dus hun strijd in eigen hand nemen, door zelf algemene vergaderingen te organiseren, door collectief te beslissen over de ordewoorden en de eisen, door afgevaardigden te kiezen die op elk moment afzetbaar zijn en door via massale delegaties te gaan discussiëren met de dichtstbijzijnde arbeiders in de bedrijven, de kantoren, de scholen, en in de nabijgelegen ziekenhuizen... om hen aan te moedigen om zich bij de strijd aan te sluiten.
Aan de vakbonden voorbijgaan, de strijd in eigen handen durven nemen, de stap zetten om andere klassenbroeders te gaan opzoeken... dat kan heel moeilijk lijken. Het is één van de huidige belemmeringen voor de ontwikkeling van de strijd: het proletariaat mist vooral het vertrouwen in zichzelf. Het beseft nog niet welke formidabele kracht het in zich heeft. Op dit moment werken de aanvallen van het kapitaal, de wreedheid van de economische crisis en het gebrek aan zelfvertrouwen van het proletariaat, verlammend. Het arbeidersverzet, zelfs in Griekenland, staat nog ver van wat de ernst van de toestand vereist. Nochtans behoort de toekomst aan de klassenstrijd. Het perspectief tegenover de aanvallen is de ontwikkeling van steeds een massalere strijd.
Sommigen vragen ons: “Waarom zou je een dergelijke strijd voeren? Waartoe leidt dat? Aangezien het kapitalisme bankroet is, is er geen werkelijke hervorming mogelijk. Er is dus geen uitweg”. Inderdaad, binnen dit systeem van uitbuiting is er geen uitweg. Maar collectief strijden en weigeren om als honden te worden behandeld, is ook strijden voor onze waardigheid. Het houdt ook in dat de arbeidersklasse zich er van bewust wordt dat solidariteit in deze wereld van uitbuiting nog bestaat en dat ze er toe in staat is om dit onschatbare menselijke gevoel te doen leven. De mogelijkheid van een andere wereld begint te dagen, een wereld zonder grenzen of vaderland, zonder uitbuiting of ellende, een wereld die gericht is op de mensen en niet op de winst. De arbeidersklasse kan en moet zelfvertrouwen krijgen. Zij alleen kan deze nieuwe maatschappij opbouwen en de mensheid met zichzelf verzoenen door over te schakelen van het 'rijk van de noodzaak naar dat van de vrijheid' (Marx)!
Het kapitalistisch systeem is bankroet.
Maar een andere wereld is mogelijk: het communisme!
Internationale Kommunistische Stroming, mei 2010.
Wereldrevolutie, PB 339, 2800 AH Gouda
Internationalisme, PB 94, 2600 Berchem- Antwerpen
https://nl.internationalism.org/ [9]
Verantw. uitg. H. Deponthière PB 94 – 2600 Berchem
Wij plaatsen hieronder een verslag van de staking van de arbeiders van Tekel, gepubliceerd door de IKS sectie in Turkije.
Op 14 december 2009, verlieten duizenden arbeiders van de Tekel [1] bedrijven uit tientallen steden hun huizen en families om naar Ankara te reizen. Zij ondernamen deze reis met de bedoeling om te strijden tegen de verschrikkelijke omstandigheden die hen worden opgedrongen door de kapitalistische orde. Deze lovenswaardige strijd, die nu al een maand bezig is, wordt gedreven door het idee van een staking waaraan alle arbeiders zouden deelnemen. Door het zo aan te pakken begonnen de arbeiders van Tekel de leiding te nemen van de beweging van de arbeidersklasse in het hele land. Wij zullen hier proberen het verslag te brengen van wat tot dusver is gebeurd in de staking bij Tekel. Men mag daarbij niet vergeten dat dit verslag niet enkel de Tekel arbeiders aangaat, maar de arbeiders van de hele wereld. Wij danken de arbeiders van Tekel omdat zij bijdroegen tot het schrijven van dit artikel door de strijd van onze klasse vooruit gedreven te hebben, door hun vastberaden strijd en door ons te vertellen wat zij hadden meegemaakt, hun ervaringen en gedachten.
Eerst en vooral moeten wij verklaren wat de arbeiders van Tekel er toe bracht om deze strijd te lanceren. Zij strijden tegen de 4-C politiek van de Turkse staat. De staat heeft tienduizenden arbeiders tewerkgesteld onder deze 4-C voorwaarden. Deze voorwaarden zullen ook weldra gelden voor tienduizenden andere arbeiders. De arbeiders van de suikerraffinaderij zullen tot de eerste slachtoffers behoren. Bovendien hebben vele sectoren van de arbeidersklasse gelijkaardige aanvallen meegemaakt onder verschillende namen. Wat is deze 4-C dan wel? Deze praktijk was eigenlijk een soort 'zegen', die door de Turkse staat werd voorgesteld toen het aantal arbeiders toenam die hun job zouden verliezen wegens de privatiseringen. Het bepaalt, behalve een ernstige loondaling, dat arbeiders uit de openbare sector worden overgeheveld naar verschillende sectoren binnen de staat onder verschrikkelijke omstandigheden. De ergste voorwaarden die ingevoerd worden door deze 4-C politiek is dat het aan de bazen van de staat een absolute macht geeft over de arbeiders. Het loon dat bepaald wordt door de staat en al een massale weddeverlaging is voor de arbeiders, is eigenlijk een maximum prijs. Het kan door managers van het staatsbedrijf naar goeddunken verminderd worden. Ook de vaste werkuren zijn volledig afgeschaft voor wie moet werken onder de 4-C voorwaarden. De bazen van de staatsbedrijven hebben willekeurig het recht om de arbeiders zo lang op het werk te houden als zij dat willen, tot de arbeiders 'de taak afgewerkt hebben die hen was toegewezen'. De arbeiders krijgen helemaal niets in ruil voor dit 'extra' werk na de normale uren van werknemers in openbare dienst of gedurende de vakantiedagen. Onder deze politiek hebben de bazen het recht om de arbeiders willekeurig te ontslaan,zonder verplichting tot het betalen van enige vergoeding. Bovendien ligt de periode, die arbeiders kunnen werken in een jaar, tussen de drie en de tien maanden. Er wordt de arbeiders niets betaald in de maanden dat zij niet gevraagd worden te werken en de duur van het werk wordt weer louter arbitrair vastgesteld door de bazen. Desondanks wordt het de arbeiders verboden om een tweede job te zoeken zelfs als zij niet aan het werk zijn in een bepaalde periode. Er wordt niet meer aanbetaald voor de sociale zekerheid onder de 4-C politiek, en alle gezondheidsvoordelen zijn afgenomen. De privatiseringen, net zoals de 4-C politiek zijn lang geleden opgestart. In de Tekel bedrijven, werden oorspronkelijk de sigaretten- en alcohol-afdelingen geprivatiseerd, en daarna leidde het proces tot de sluiting van de bedrijven van de tabaksbladeren.Vandaag hebben wij de indruk dat het duidelijk is dat het niet louter om een probleem van de privatiseringen gaat. Wij denken dat het privé kapitaal, dat de arbeiders van hun jobs berooft, en het staatskapitaal dat er op uit is om dearbeiders uit te buiten door hen te veroordelen tot de meest ondenkbare omstandigheden, onder één hoedje spelen en samen de arbeiders aanvallen. In die zin kunnen wij zeggen dat de strijd van de Tekel-arbeiders de klassebelangen van alle arbeiders vertegenwoordigt en een strijd betekent tegen de kapitalistische orde als geheel.
De blik op de strijd van de Tekel-arbeiders helpt ons om de beweging van de arbeidersklasse in geheel Turkije te begrijpen in de periode waarin de arbeiders hun strijd lanceerden. Op 25 november 2009 vond er een ééndagsstaking plaats, georganiseerd door KESK, DISK en Kamu-sen[2]. Zoals eerder gezegd trokken de Tekel-arbeiders naar Ankara op 14 december, verschillende weken na deze ééndagsstaking. Dezelfde week waarin de Tekel-arbeiders naar Ankara kwamen vonden er twee andere strijden plaats. De eerste was, begin 2010, de betogingen van de brandweer, die hun werk dreigden te verliezen. De tweede was een ééndagsstaking bij de spoorwegarbeiders uit protest tegen het ontslag van enkele van hun werkmakkers wegens hun deelname aan de staking van 25 november. De oproerpolitie, die zag dat de klassenstrijd aan het opkomen was, viel de brandweerlieden en de spoorwegarbeiders aan op een brutale manier. De Tekel-arbeiders werden evenmin gespaard. Het aantal spoorwegarbeiders dat hun job kwijtraakte door hun deelname aan de stakingen steeg tot bijna vijftig. Veel arbeiders werden opgepakt. Het duurde even voor de brandweerlieden zich herstelden van deze aanvallen. De spoorwegarbeiders slaagden er tot nog toe niet in om weer het terrein van de klassenstrijd te vervoegen. Wat de Tekel-arbeiders tot de voorhoede maakte tegen het einde vande week die startte met 14 december, was dat zij in staat waren om weerstand te bieden aan de repressieve maatregelen van de staat, en dat zij er in slaagden hun strijd verder te zetten.
Hoe begon eigenlijk de strijd bij Tekel? Er was eigenlijk al een kleine minderheid die wilde strijden, maar de vonk die de strijd op gang bracht, vond plaats op 5 december, tijdens een openingsplechtigheid die werd bijgewoond door de eerste minister Erdogan [3] .De Tekel-arbeiders, met hun families, richtten zich onverwacht tot Erdogan tijdens deze plechtigheid om hem te vragen wat er met hen zou gaan gebeuren. Zij onderbraken Erdogan's speech met de woorden: “De arbeiders van Tekel wachten op goed nieuws van U”. Erdogan gaf als antwoord: “Jammer genoeg zijn er in Turkije mensen zoals deze. Zij willen geld verdienen zonder ervoor te werken. Wij hebben het tijdperk van geld verdienen zonder er iets voor te doen afgesloten (…) Zij zagen staatseigendom als een zee en wie niet grabbelt is een zwijn. Zo zagen zij de zaken. Wij zien dat anders. Hier is jullie ouderdomsvergoeding. Als jullie willen, kunnen wij jullie gebruiken onder de 4-C regeling, anders hoepelen jullie maar op en starten jullie maar zelf een zaak op. Ook hebben wij gezegd dat er een akkoord was met hun vakbonden. Ik heb met hen gesproken. Ik heb hen gezegd: 'Zoveel tijd hebben jullie, doe het nodige'. Alhoewel wij een akkoord hadden, ging er iets fout, en ondertussen zijn er een jaar of twee verlopen. De mensen staan hier nog altijd en zeggen zaken zoals: 'wij willen onze arbeidsplaatsen behouden, wij willen verder doen zoals voorheen, wij willen dezelfde rechten op andere plaatsen'. Neen, wij hebben het hierover gehad: tienduizend Tekel-arbeiders kosten ons veertig Miljard per maand”.[4] Erdogan kon zich niet voorstellen hoe erg hij zich in nesten had gewerkt. De arbeiders, waarvan de meesten voordien nog de regering ondersteunden, waren nu geërgerd. De arbeiders begonnen te discussiëren over hoe men strijd kon voeren op de werkvloer. Een arbeider uit Adryaman [5], verklaarde in een artikel die hij schreef voor een links dagblad, dat het proces als volgt verliep: “Dit proces stimuleerde de collega's die tot dusver nog niet aan de strijd deelnamen, omdat hij ook nog zo onbeduidend was. Zij begonnen het ware gezicht van de Rechtvaardigheids- en Ontwikkelingspartij [de AKP, nvdv] te doorzien, na de toespraak van de eerste minister. Het eerste wat zij deden was hun partijlidmaatschap opzeggen. In de discussies, die plaatsgrepen op de werkvloer, beslisten wij om samen onze arbeidsplaatsen te verdedigen”. [6] De vakbonden [7], waarmee Erdogan beweerde een akkoord te hebben, en die tot dan toe geen enkele ernstige actie hadden ondernomen, besloten een bijeenkomst tehouden in Ankara. Als resultaat daarvan trokken de arbeiders naar de hoofdstad.
De krachten van de staat voerden van bij de start een geraffineerde aanval tegen de arbeiders. De oproerpolitie stopte de autobussen, die arbeiders vervoerden, en verklaarde dat zij de arbeiders uit de Koerdische steden niet zouden toelaten tot plaatsen waar er de Tekel-werkplaatsen geconcentreerd zijn, maar dat de arbeiders uit de streken van het Westen, de Middellandse Zee, Centraal Anatolië en de Zwarte Zee mochten passeren. Dit was bedoeld om de Koerdische en andere arbeiders tegen elkaar op te zetten en zo de klassebeweging te verdelen volgens etnische verschillen.Deze geraffineerde aanval rukte in werkelijkheid twee maskers af van de staat: dat van de eenheid en de harmonie en dat van de Koerdische hervorming. Maar de Tekel-arbeiders zijn niet in die val van politie getrapt. Met de arbeiders uit Tokat aan het hoofd protesteerden de arbeiders van buiten de Koerdische steden tegen de houding van de politie, en hielden het been stijf om met alle arbeiders samen de stad binnen te trekken zonder dat er iemand zou uitgesloten worden. De oproerpolitie, die niet in staat was om het standpunt van de regering in te schatten, moest tenslotte toelaten dat de arbeiders allen samen de stad introkken. Dit voorval droeg bij tot diepgaande contacten op een klasse-terrein, tussen de werknemers uit de verschillende steden, streken en etnische achtergronden. Na dit voorval brachten de arbeiders uit het Westen, de Middellandse Zee, Centraal Anatolië en de Zwarte Zee tot uitdrukking welke sterkte en inspiratie ze haalden uit het verzet, de vastbeslotenheid en het bewustzijn van de Koerdische arbeiders. Ze hadden veel van deze arbeiders geleerd door hun deelname in de strijd. De arbeiders van Tekel hadden hun eerste overwinning behaald toen ze gezamenlijk de stad introkken.
Eén van de opmerkelijkste teksten die geschreven werd door de Tekel-arbeiders, verscheen in die dagen: een brief geschreven door een Tekel-arbeider aan de arbeiders van de suikerraffinaderij.De Tekel-arbeider uit de stad Batman [12] schreef het volgende: “Aan onze hardwerkende en eerbiedwaardige broeders en zusters van de suikerraffinaderij.Vandaag biedt de eerbare strijd van de Tekel-arbeiders een historische kans aan diegenen wier rechten worden afgepakt. Opdat deze kans niet zou verloren gaan, zou jullie deelname aan onze eerbare strijd ons gelukkiger en sterker maken. Mijn vrienden, ik zou er speciaal willen op wijzen dat voor het ogenblik, de vakbonden beloven dat zij 'jullie zaak ter harte willen nemen'. Maar, aangezien wij hetzelfde proces hebben meegemaakt, weten wij maar al tegoed dat zij er goed voorzitten en zich geen zorgen hoeven te maken over overleven. Jullie zijn daarentegen diegenen wier rechten zullen afgepakt worden. Als jullie niet meedoen aan de strijd vandaag dan zal het morgen te laat zijn voor jullie. In het algemeen zal deze strijd een succes worden ongeacht of jullie er aan deelnemen of niet , en wij twijfelen niet aan onszelf om dat ter harte te nemen. Omdat wij er zeker van zijn dat, als de arbeiders als één lichaam optreden, er niets overblijft waarin zij niet kunnen slagen. Met deze gevoelens, groet ik jullie met mijn diepste achting en respect in naam van alle arbeiders van Tekel”. [13] Deze brief riep de arbeiders van de suikerraffinaderij niet alleen op om zelf in staking te gaan, hij bracht ook zeer helder tot uiting wat er aan de hand was bij Tekel. Tezelfdertijd drukte hij ook het bewustzijn uit dat werd gedeeld door vele Tekel-arbeiders, nl. dat zij niet enkel voor henzelf aan het strijden waren, maar voor de gehele arbeidersklasse.
Op 15 januari kwamen de Tekel-arbeiders naar Ankara om deel te nemen aan de eerder al vermelde sit-in. Het aantal deelnemers op het Sakarya plein bedroeg rond de 10.000. Enkele familieleden waren meegekomen. De arbeiders hadden zich ziek gemeld of hadden verlof genomen om naar Ankara te komen; velen hadden verschillende keren hun verlofaanvraag moeten indienen om vrijaf te krijgen. Nu waren bijna alle Tekel-arbeiders samengekomen. Zaterdag 16 januari was er een grotere betoging voorzien. De ordehandhavers vreesden deze betoging aangezien ze de voedingsbodem kon worden voor de veralgemening en de massale uitbreiding van de strijd. De mogelijkheid, dat de arbeiders die zaterdag aankwamen voor de betoging, de nacht en de hele zondag zouden kunnen doorbrengen met de Tekel-arbeiders zou kunnen resulteren in het leggen van sterke en massale banden tussen de aankomende arbeiders en de Tekel-arbeiders. Daarom drongen de ordehandhavers er op aan om de betoging te verplaatsen naar zondag, en Türk-İş verzwakte de betoging, met een typisch manoeuvre, doordat zij de arbeiders uit de Koerdische steden tegenhield om naar de betoging te komen. Men rekende er ook op dat door twee nachten te doorbrengen in de ijzige winterkou van Ankara, met het houden van een sit-in op straat, de weerstand en de kracht van de Tekel-arbeiders zou gebroken worden. Het zou er op uitdraaien dat deze berekening over de betoging die zou plaatsvinden op 17 januari, een ernstige vergissing was.
De arbeiders bezetten de redenaarstribune, begonnen hun eigen slogans te schreeuwen en ondanks het feit dat de vakbondsbonzen de geluidsinstallatie afzetten, sloten de arbeiders, die naar debetoging gekomen waren, zich aan bij deze slogans. Een tijdlang waren de vakbondsbonzen volledig de controle kwijt, ze lag in handen van de arbeiders. Vakbondsbonzen begonnen naar de tribune te spurten, radicale speechen te geven enerzijds en anderzijds probeerden zij de arbeiders van de tribune te krijgen. Toen dit niet werkte probeerden zij de arbeiders te provoceren en hen tegen elkaar op te zetten en tegen de studenten en de andere arbeiders die gekomen waren om hen te ondersteunen. De vakbondsbonzen probeerden de arbeiders, die van in het begin van de strijd aanwezig geweest waren in Ankara, op te jutten tegen diegenen die pas aangekomen waren, en ze probeerden te mikken op diegenen die hun steun waren komen aanbieden. Op het einde slaagden de vakbondsbonzen er in om de arbeiders, die de tribune bezet hadden, er af te krijgen, en overtuigden zij de arbeiders om snel terug te keren naar de straat tegenover het vakbondsgebouw van Türk-İş. Het feit dat er toespraken waren over de hongerstakingen en het vasten tot de dood, om de slogans over de algemene staking op de achtergrond te dringen, was naar onze mening interessant. Slogans als “Algemene staking, algemeen verzet” , “Türk-İş, test ons geduld niet” , “Wij zullen diegenen uitverkopen die ons uitverkopen” werden nu geschreeuwd tegenover het vakbondsgebouw. Een paar uren later slaagden een groep van rond de 150 arbeiders er in om door de vakbondsbarrikade te breken tegenover de deuren van Türk-İş en het gebouw te bezetten. Tekel-arbeiders die op zoek waren naar Moestafa Kumlu in het gebouw, begonnen te roepen “vijand van de arbeiders, lakei van de AKP”, toen zij de deur van het kantoor van Kumlu bereikten.
Na de betoging van 17 januari , werden er door de arbeiders inspanningen begonnen om een nieuw stakingscomité op te richten. Tot dit comité behoorden arbeiders die niet dachten dat een hongerstaking de juiste weg was en dat de enige weg vooruit bestond in het uitbreiden van de strijd. De inspanning om het te vormen was gekend bij alle arbeiders en de overgrote meerderheid stond er achter. Diegenen die het er niet mee eens waren spraken zich er evenmin tegen uit. Onder de zaken die gezien werden als de taken van het comité, andere dan die van het overbrengen van de eisen naar de vakbond, was er het verwezenlijken van de communicatie en de zelforganisatie onder de arbeiders. Net zoals het vorige stakingscomité, bestond ook dit volledig uit arbeiders en was het volledig onafhankelijk van de vakbond. Dezelfde vastbeslotenheid van de zelforganisatie maakte het mogelijk dat honderden Tekel-arbeiders aan de betoging deelnamen van de bedienden uit de gezondheidssector, die een ééndagsstaking hielden op 19januari. Dezelfde dag, terwijl enkel een honderdtal arbeiders mochten deelnemen aan de driedaagse hongerstaking, werden zij vervoegd door drieduizend arbeiders, ondanks het feit dat de algemene ingesteldheid bij de arbeiders overheerste dat dit niet de juiste weg was om de strijd vooruit te helpen. De achterliggende reden was dat de arbeiders hun makkers niet alleen wilden achterlaten bij hun hongerstaking, dat zij hun solidariteit wilden betuigen met hen, dat zij wilden deelnemen aan wat hun vrienden doormaakten.
Alhoewel de Tekel-arbeiders regelmatige meetings hebben naargelang de steden waar zij vandaan komen, is er toch nog geen massale meeting geweest waaraan alle arbeiders konden deelnemen. Dit gezegd zijnde, gaf de straat tegenover het gebouw van Türk-İş, sinds 17 december het karakter van een informele maar regelmatige massale algemene vergadering. Het Sakaryaplein loopt deze dagen vol met honderden arbeiders uit verschillende steden, die discussiëren over hoe de strijd vooruit te helpen, hoe hem uit te breiden, wat te doen ? Een ander belangrijk kenmerk van de strijd was hoe de arbeiders van verschillende etnische afkomst er in slaagden om zich te verenigen tegen de kapitalistische orde, ondanks alle provocaties van het regime. De slogan “Koerdische arbeiders en Turkse arbeiders samen”, die werd geroepen sinds de eerste dagen van de strijd brengt dit duidelijk tot uiting. In de strijd bij Tekel, dansten vele arbeiders van de Zwarte Zee op de Semamme en dansten vele Koerdische arbeiders de Horon dans voor het eerst in hun leven. [14] Een ander punt waar de aanpak van de Tekel-arbeiders veelbetekenend is, is het belang dat zij hechten aan de uitbreiding van de strijd en de arbeiderssolidariteit, en dit is niet gebaseerd op een eng nationaal perspectief maar het bevat de wederzijdse hulp van arbeiders van de hele wereld.
1. Tekel was vroeger een maatschappij onder staatsmonopolie bestaande uit tabak- en alcoholproducerende bedrijven.
2. Ultra-linkse 'Public Workers Unions Confederation','Revolutionary Workers Unions Confederation' en de grote 'Public Employees Unions Confederation', gekend voor haar fascistische sympathieën.
3. Ook de leider van de AKP, de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling.
4. https://www.cnnturk.com/2009/turkiye/12/05/erdogana.tekel.iscilerinden.p... [11]
5. Een stad in Koerdistan.
6.https://www.evrensel.net/haber.php?haber_id=63999 [12]
7. Tek Gida-Iş, Food, Alcohol,Tobacco Workers Union, lid van de vakbond Turk-Iş.9. Confederatie van Turkse Vakbonden, de oudste en grootste vakbondsfederatie van Turkije, gevormd onder invloed van de USA in de jaren 1950, gemodelleerd naar de AFL-CIO en die sinds die tijd de arbeidersstrijd saboteert.
10. Gekend als de onofficiële hoofdstad van Koerdistan.
11.https://www.kizilbayrak.net/sinifhareketi/haber/arsiv/2009/12/30/select/... [13]
Aan
Anarchistisch Kollektief - Utrecht,
Anarchistische Anti-deportatie Groep Utrecht
Werkgroep Stop Deportaties
Beste kameraden
Op 16 september hebben jullie een Open Brief aan het platform “Rekening Retour” gestuurd. Daarin hebben jullie verklaard dat jullie niet akkoord kunnen gaan met de koers die is gekozen door de verklaring c.q. oproep voor de demonstratie van 23 oktober in Den Haag. Na de brief te hebben gelezen hebben, willen we jullie laten weten dat we jullie initiatief verwelkomen. We waarderen de inhoud en vooral de geest die uit de brief spreekt. De Open Brief drukt op een heldere wijze uit:
- de wil om de beginselen van de strijd van de onderdrukten te verdedigen tegen de gevolgen van het kapitalisme in crisis;
- een open houding en bereidheid om meningen en opvattingen uit te wisselen met andere groepen en organisaties.
Aan het einde van jullie schrijven nodigen jullie anderen uit om hun visie te geven op de Open Brief: “Als er groepen of organisaties zijn die deze Open Brief onderschrijven, dan willen we dat graag horen. Natuurlijk verwelkomen we ook opmerkingen en kritieken.” Jullie vraag naar een discussie is zeer positief, en zoals jullie wellicht zullen begrijpen, maken we graag van de gelegenheid gebruik om alvast enige kanttekeningen bij de brief te zetten. Deze kanttekeningen, die we aan jullie willen voorleggen, moet niet gezien worden als een definitief standpunt, maar als het begin van bijdrage aan de discussie, die we met jullie en alle geïnteresseerden, hopen te kunnen aangaan.
1. Allereerst willen we reageren op enkele van de standpunten die jullie in de brief naar voren brengen:
Over het opheffen van dubieuze banen onderschrijven we wat Ravachol erover zegt: “moet men beseffen dat mensen deze banen (of banen an sich) niet nemen omdat ze dit zo leuk vinden of hier moreel volledig achter staan. Het is een enorme luxe-positie om moralistische zaken volledig boven materiële eisen te laten gaan. Dat hier verschil in zit: zo is iemand die direct dierproeven uitvoert echt wel van een vrij fout kaliber, maar hoe zit het dan met de vrachtwagenchauffeur die de primaten vervoert? Het punt is dat iedereen alles in stand houdt, het systeem reproduceert zichzelf. De enige concrete eis kan dan ook slechts de afschaffing van dit systeem zijn, dat is het enige wat 'dubieuze' banen kan opheffen, geen moralistische overwegingen. Dat ik bepaalde industrieën of industrie-methodes liever gisteren nog afgeschaft zie is waar, maar onder Kapitaal is dit een irreële (en zelfs reformistische!) eis”.
Over de verhouding tussen de onderdrukten in de Derde Wereld en positie van de arbeidersklasse hier, gaan we ook een heel eind met hem mee: “Buiten het feit dat ik denk dat we niet moeten vervallen in een 3e-wereldistische positie waarbij de arbeidersklasse hier volledig genegeerd wordt, vind ik dat de '3e wereld' inderdaad genoemd had mogen worden. Laten we echter niet vergeten dat het feit dat men het daar nog erger heeft, geen excuus is om te snijden in de materiële condities van de arbeidersklasse hier, we willen immers geen 'race to the bottom' lijkt me. Iedere setback in materiële condities van arbeiders waar dan ook is per definitie slecht.” In feite laat de miserabele toestand van de mensen in de Derde wereld en die van de vluchtelingen, zowel daar als hier ons zien, wat ons morgen zelf te wachten staat als we niet als internationale verenigde klasse de strijd opnemen.
2. Voor wat betreft de helderheid in de posities ten opzichte ten opzichte van het kapitalisme zijn we van mening dat het essentieel belang is een heldere lijn te trekken tussen twee vormen van strijd, die gevoerd worden tegen de gevolgen van de crisis:
- aan de ene kant die vorm van strijd waarin wordt gesuggereerd dat “oplossingen binnen het systeem mogelijk zijn” en die zich, zoals jullie schrijven in je Open Brief, dus tevreden stelt met “oppervlakkige, reformistische en een-dimensionale” eisen;
- aan de andere kant die vormen van strijd waarvan de deelnemers geen concessies willen doen aan hun anti-kapitalistische principes en “de voorkeur (geven) aan een aanvankelijk misschien kleiner maar wel serieus verzet, dat op langere termijn opgebouwd wordt en echt een vuist wil en kan maken tegen het kapitalisme”.
Zoals jullie in je brief schrijven proberen de groepen, organisaties en/of platforms, die kiezen voor de eerste vorm van strijd – op de een of andere manier – de strijdwil in de arbeidersklasse en onder de onderdrukte en uitgebuite mensen te gebruiken voor verbeteringen binnen het kapitalisme: “De reformistische eisen worden gepresenteerd als de doelen in zichzelf en schuiven het eigenlijke probleem naar de achtergrond”.
Om dit te kunnen bereiken zijn ze bereid om toegevingen te doen aan iedere fractie (politieke partij of vakbond) die ernaar streeft ook zogenaamde hervormingen van het systeem te bewerkstelligen. Maar gegeven het feit dat “ blijvende verbeteringen” binnen niet mogelijk zijn binnen een systeem dat “de hele wereld al eeuwen in een steeds verstikkendere houdgreep houdt”, kan hun politiek inderdaad nergens anders toe leiden dan “met de staat en bedrijfsleven mee te denken over hoe uit de door hen uitgeroepen crisis te komen, teneinde het kapitalistische systeem weer beter te laten functioneren”.
En hun reacties en de verklaringen van “ Rekening Retour” zijn heel helder over hun bereidheid om toegevingen te doen aan de burgerlijke parlementaire politiek: op dat vlak hebben ze geen scrupules. Wat dit betreft zijn de reacties van bijvoorbeeld Henk op Indymedia en de inleiding bij de verklaring van “Rekening Retour” op de website van Doorbraak zijn geenszins voor tweeërlei uitleg vatbaar.
In de strijd tegen dit verraderlijke systeem, dat kapitalisme heet, is het van het allergrootste belang je vast te houden aan bepaalde principiële standpunten en niet teveel water in de wijn te doen. Tegen die achtergrond kunnen we de principiële houding alleen maar verwelkomen, die jullie overeind houden in je brief, die onder meer zegt: “Binnen een serieus verzet tegen het huidige systeem is overigens per definitie geen leidende rol weggelegd voor een parlementaire partij. Dergelijk verzet moet worden opgebouwd vanuit de basis. (...) Serieus verzet is een kwestie van lange adem en van het richten op de kern van de problemen.”
3. Tenslotte kunnen we over de toon in jullie brief alleen maar heel content zijn, want zij bevat op geen enkele manier formuleringen die vijandschap en/of rancune tot uitdrukking brengen De basisgroep Wilnis slaat de spijker op de kop als ze schrijft: “De toon van het stuk is ook prettig en allerminst denigrerend of afkrakend. De reacties zijn echter weer typisch en beloven weinig goeds.” (…) Zo “zijn er de fans van het bekritiseerde project (Rekening Retour) die als gestoken door een wesp reageren omdat er wat kritiek op geleverd wordt en die verder niet op de inhoud van de kritiek ingaan”.Want in tegenstelling tot jullie brief, bedienen de personen van ‘Rekening Retour”, die onder meer via Indymedia op jullie brief reageren, zich niet alleen van goedkope argumenten, hun reacties zijn soms zelfs niet geheel en al vrij van een denigrerende ondertoon.
Een dergelijke houding is typerend voor leden van dit soort organisaties en groepen: als er niet in slagen om iemand ervan te overtuigen deel te nemen aan hun activiteiten en mobilisaties, verliezen ieder interesse. Als iemand zegt uit principe niet te kunnen deelnemen, dan wordt de persoon in kwestie weer net zo gemakkelijk afgeserveerd. “Het zou van cynisme getuigen om te denken dat zo'n beweging alleen maar richting reformistische kant kan gaan, want dan schrijf je de deelnemers bij voorbaat af.” (…) “omdat de anti-kapitalisten alleen maar hard roepen/schrijven dat het hele systeem verrot is en omver moet”. Stel je de vraag: “waar wordt het kabinet VVD-CDA-PVV bang voor, van een demonstratie van 1000 mensen of van één die het Malieveld kan vullen? Worden ze bang van een enkele directe actie of van een algemene staking in het hele land?” (geleid door de FNV natuurlijk!)
De basisgroep Wilnis heeft groot gelijk als ze zich afvraagt of dit “weer in een recruteringsvehikel van de IS zal muteren. In dat geval zal het (inderdaad) meer schade aan enige ontwikkeling van 'links van onderop' toebrengen dan goed doen. De IS maakt al dit soort platformen kapot zo gauw er weer genoeg krantjes verkocht en nieuwe leden geworven zijn.” Ze kunnen niet omgaan met groepen en/of personen die principiële standpunten verdedigen en keren deze daarom bij de eerste de beste gelegenheid de rug toe.
Aan het einde van de brief schrijven jullie dat jullie inderdaad hopen de “dat deze Open Brief een bijdrage levert aan een verdere discussie, zowel binnen jullie initiatief als binnen breder links, om uiteindelijk gezamenlijk tot een sterkere beweging te komen.” Ons doel is niet zozeer te streven naar een breder links, maar de strijd te versterken tegen de gevolgen van de kapitalistische crisis: verpaupering, klimaatverandering, oorlog, onderdrukking, enzovoort. Toch hopen we, met jullie, dat de Open Brief de discussie over de verschillende kwesties, die van wezenlijk belang zijn voor de strijd, aanmoedigt en stimuleert. Daarom sturen we jullie deze brief met de vraag of jullie een uitwisseling van meningen en standpunten met ons en anderen willen aangaan, bijvoorbeeld tijdens de Vrije Boekenmarkt op 23 oktober in De Karagadoor in Utrecht.
Kameraadschappelijke Groeten,
Wereldrevolutie
Postbus 339
2800 AH Gouda
Met het grootste verdriet melden wij onzelezers de dood van onze kameraad Jerry Grevin (die ook onder de initialen JGpubliceerde) uit de Verenigde Staten. Hij kreeg een plotse zware hartaanval op11 februari in de namiddag en was op slag dood. Voor alle kameraden komt ditals een verschrikkelijke schok en speciaal voor onze Amerikaanse kameraden diedagelijks met hem werkten.
Met het grootste verdriet melden wij onze lezers de dood van onze kameraad Jerry Grevin (die ook onder de initialen JG publiceerde) uit de Verenigde Staten. Hij kreeg een plotse zware hartaanval op11 februari in de namiddag en was op slag dood. Voor alle kameraden komt dit als een verschrikkelijke schok en speciaal voor onze Amerikaanse kameraden die dagelijks met hem werkten.
Vele kameraden hebben kameraad Jerry gekend gedurende meer dan 30 jaar en kenden zijn diepgaand engagement en toewijding voor de zaak van het kommunisme. Dit startte in zijn jeugd via zijn actieve deelname aan de anti-Vietnam oorlogsbeweging, voor hij toetrad tot de IKS in de jaren 1970. In de IKS had hij een centrale plaats in het leven van de Amerikaanse sectie, ook in de moeilijke periode die de IKS kende in de jaren 1990, en hij is de drijvende en enthousiaste kracht geweest bij de recente ontwikkeling van onze contacten in de Verenigde Staten. Alle kameraden die Jerry kenden herinneren zich hem ook voor zijn levenslust en zijn zin voor humor in het licht van alle moeilijkheden die het leven met zich meebrengt. Het verlies vanJerry is niet alleen een verlies voor de Amerikaanse sectie, het is ook een verschrikkelijk verlies voor de ganse IKS en voor onze klasse.
Wij zullen binnenkort een uitgebreidere hulde aan onze kameraad publiceren in onze pers. Intussen willen wij onze solidariteit betuigen aan alle kameraden van Jerry, zijn familie en vrienden en onze vastbeslotenheid uitdrukken om het revolutionaire werk voort te zetten waarin hij zo gepassioneerd geloofde.
Er hebben al een hele reeks herdenkingen plaatsgevonden over de grote staking van 1960-‘61 in België (films, debatten, academische zittingen, enz.), vooral in Wallonië en Brussel maar ook in grote en kleinere steden in Vlaanderen. Bovendien voerde de trotskistische LSP een grote campagne onder de naam van ‘1960-1961: De Staking van de Eeuw’. Voor de revolutionairen is het een gelegenheid om nader in te gaan op deze belangrijke gebeurtenis en vooral om te onderzoeken of de redenen die gegeven worden voor deze herdenking wel degelijk kloppen met de werkelijkheid. Kunnen wij uit deze grote stakingsbeweging lessen trekken voor vandaag en zo ja welke ?
In de pers van de IKS hebben wij er al meermaals aandacht aan besteed in het verleden, maar vandaag is het nodig om daar nog eens op terug te komen, omdat wij geconfronteerd worden met een toestand, die er in sommige aspecten erg op gelijkt (de noodzaak voor de bourgeoisie om harde bezuinigingen door te voeren), maar er in andere aspecten erg van verschilt (opkomende internationale strijd in het kader van een wereldcrisis).
Bij de analyse van deze grote stakingsbeweging stellen zich heel wat vragen: Waarom barstte deze beweging in alle hevigheid en massaal los in België en niet in andere landen van het Westblok? Waarom erkenden de vakbonden deze beweging ? Eindigde deze beweging met een overwinning of met een nederlaag ? Hoe voelden de arbeiders de beëindiging van de strijd aan ? En waarom waren er tegenstrijdige meningen over ? Welke waren de gebruikte strijdmethoden van de arbeiders en slaagden zij er in om de controle over hun strijd te verwerven ? Hoe keken de arbeiders van toen aan tegen de vakbeweging en de linkse partijen ? Hoe analyseerden de Linkskommunisten deze strijdbeweging ?
Dit zijn maar een paar vragen die opduiken bij een beweging van die omvang (een algemene staking die vijf weken duurde, waarbij honderdduizenden tot een miljoen arbeiders, bedienden en ambtenaren uit het hele land actief betrokken waren). Wij hopen dit te verduidelijken aan de hand van de analyse van deze stakingsbeweging en de politieke visies die hier aan gekoppeld werden.
Het internationale kader waarin de beweging zich afspeelde
Heel in het kort moeten wij eerst en vooral de internationale omstandigheden schetsen waarin de beweging zich afspeelde: de contra-revolutie, die gevolgd was op de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917-1927, beheerste nog steeds de geesten van de arbeidersklasse. Deze was daardoor niet in staat geweest om de Tweede Wereldoorlog te stoppen en de bourgeoisie had 'haar' oorlogslogica tot het bittere einde kunnen uitvechten zonder noemenswaardig verzet van de arbeidersklasse. Ze had de weinige gevallen van krachtig klasseverzet weten te isoleren en in de kiem te smoren, dank zij de nazi's en de stalinisten (in Italië in 1943, bij de opstand van het getto van Warschau in 1945 en bij de Commune van Saigon in 1946). De arbeidersklasse kwam verslagen uit de oorlog en werd onmiddellijk en met schamele lonen aan het werk gezet om de wederopbouw te realiseren. Hierop volgde in de industrielanden de periode van de 'economische boom' (ook 'Wirtschaftswunder' of 'Trente Années Glorieuses' genoemd), die de illusie wekte van 'vooruitgang' en zelfs van het idee dat het kapitalisme zijn historische crisis zou overwonnen hebben (mini-crises zoals in België in 1957 werden aan louter lokale omstandigheden toegeschreven). Het hoeft ons niet te verwonderen dat er in dit algemeen klimaat van 'optimisme' een enorm vertrouwen was in de vakbonden. Men geloofde dat die voor de werkende klasse 'verbeteringen' zouden kunnen afdwingen binnen het systeem. Het geruzie tussen de linker- en de rechtervleugel binnen de vakbonden speelde daar op in. Men wilde de arbeidersklasse voor de kar van de 'structuurhervormingen' spannen. Die zouden de 'conservatieve' Belgische bourgeoisie moeten dwingen om meer aandacht te besteden aan de technologische vernieuwing van de industrie dan aan de financiële sector. Zo zou ook de enorme inzet van de werkende klasse, door de verhoging van het werkritme, 'gepast' (maar nooit hoger dan de inflatie) beloond worden. En dat alles mooi ingebed in het 'nationaal belang', dat de sociaal- en christen-democraten zo goed aan wisten te smeren met de smoes van het sociaal overleg.
Wat vooraf ging: structurele crisis van de Belgische economie
In de loop van de jaren had de Belgische bourgeoisie, die met een relatief ongeschonden productieapparaat uit de oorlog gekomen was, haar aanvankelijk voordelige exportpositie niet kunnen blijven handhaven. Een deel van de bourgeoisie had immers aangestuurd op het versterken van het financieel kapitaal (België stond daardoor bekend als de 'Bankier van Europa') ten koste van vernieuwingen in de technologie en het industrieel productieapparaat (Zie hiervoor de interessante studie van A. Meynen, 'Ekonomische en socio-politieke achtergronden van de grote werkstaking (1960-1961)', VUB). In de statistieken van de industriële productie zien wij dat België en Groot-Brittannië, bij een nagenoeg gelijke uitgangspositie in 1954, 6 jaar later nog slechts op ongeveer 60% van de ontwikkelingstendens staan in vergelijking met Italië en de Duitse Bondsrepubliek (1)
Reacties van de arbeidersklasse: stakingen en verzet tegen dreigende werkloosheid
Ook de werkloosheid was nog niet noemenswaardig teruggelopen (2), wat voor een constante wrevel zorgde bij de werkende klasse in de industriële centra en vooral in een mijnstreek zoals Borinage (Henegouwen), waar de tewerkstelling constant achteruitging. Deze toestand, met relatief hoge werkloosheid in vergelijking met de omliggende landen en een sterk gestegen werkritme, leidde tot wrijvingen en confrontaties met de regering, vooral bij metaalarbeiders, dokwerkers en mijnwerkers. Bij deze confrontaties, en met name bij die van 1957 (19 juni-15 juli) met de spontane staking van metaalarbeiders, had de BSP al duidelijk laten zien dat haar eerste minister Achille Van Acker pal aan de kant stond van het patronaat. In 1958 wordt de loonsverhoging beperkt tot 2% per jaar onder de mom van het bestrijden van de ‘misbruiken’ met besparingen op de sociale zekerheid! (3) Maar ook al waren 65% van de verloren arbeidsdagen het gevolg van stakingen in de steenkolensector en in de metaal, met 12.426.760 stakingsdagen in de periode tussen 1954-1960 (4), toch waren er ook nog veel andere sectoren in betrokken zoals onder andere bij de steengroeven, de glasnijverheid en de gas- en elektriciteit. Ongeveer 57% van de verloren arbeidsdagen situeerden zich in het Waalse landsgedeelte, wat er op wijst dat er ook in Brussel en Vlaanderen veel ongenoegen was.
Terwijl deze onvrede op het einde van de jaren vijftig vooral leefde bij de mijnwerkers in de Borinage, de dokwerkers in Vlaanderen en de metaalarbeiders van zowat overal, zou deze overslaan op geheel de arbeidersklasse en ook op het ambtenarenkorps door de aanval die de regering van plan was met de invoering van de Eenheidswet, een wet waarmee de Belgische bourgeoisie met één klap haar opgelopen achterstand, in de industrie en door het verlies van de koloniale winsten uit Congo (door de gedwongen en overhaaste onafhankelijkheid) wilde inlopen via een drastisch bezuinigingsplan op de kap van heel de werkende klasse.
Links, ABVV en BSP doen meer dan stoom laten afblazen voor de 'bom barst' en eisen ‘structuurhervormingen’ om het ongenoegen te kunnen kanaliseren in een reformistisch perspectief
Vanuit het sterk gestegen werkritme en na de opofferingen die onder andere mijnwerkers en dokwerkers zich hadden getroost - onder de 'aansporingen' van Achille 'Charbon' (die deze spotnaam kreeg omdat hij de mijnwerkers zeer hard laten opdraaien voor de naoorlogse heropbouw) en Louis Major (die verschillende stakingen had gebroken aan de havens), twee notoire rechtse figuren binnen de BSP - groeide het ongenoegen aan over de magere lonen die aan de werkende klasse werden betaald. Om dat ongenoegen in te dijken ontstond binnen de BSP en vooral binnen de Waalse ABVV (de FGTB) een radicalisering die zich keerde tegen de regeringsdeelname van de BSP met de liberalen in de periode 1954-1958. Ten koste van deze weinig populaire sociale politiek kwam de ‘ontreddering’ binnen de partij ten goede aan de relatieve ‘verlinksing’ van de partij, die zijn beslag vond in het Buitengewoon Congres van 1959, waarop de voornaamste punten van het ‘programma van ‘structuurhervormingen’ van het ABVV in grote lijnen werden overgenomen (5). Deze duidelijke oriëntering in het ‘belang van de natie’ zou later in staat zijn om de beweging steeds weer de wind uit de zeilen te nemen en te kanaliseren in de richting van een ‘beter beheer van het Belgisch kapitaal’, het grote doel van de ‘linkse socialisten’ in de BSP. Ondanks het feit dat namens het ABVV, Major en Renard op 11 mei 1960 een paritair akkoord hadden getekend dat twee jaar sociale vrede had beloofd aan het patronaat konden deze geheide ‘stakingsbrekers’ de enorme woede bij de arbeidersklasse niet meer indammen.
Rechts wil alleen hakken zonder zalven en … de staking wordt onvermijdelijk
De rechterzijde van de bourgeoisie bij monde van de conservatieve regering had nog gehoopt op een kloof tussen de momenten waarop de verschillende delen van de arbeidersklasse zouden getroffen worden door de maatregelen. Maar daar trapte deze niet in. De werkende klasse begreep zeer goed dat deze besparingen iedereen zouden treffen en er begonnen zich contacten te vormen tussen de belangrijkste sectoren van de arbeidersklasse: ambtenaren, spoormannen, leerkrachten, arbeiders van elektriciteit en gas en van de staalnijverheid, havenarbeiders uit Antwerpen, Gent en Brussel, metaalarbeiders en die van de elektrische constructies, mijnwerkers uit Luik, Charleroi, het Centrum en de Borinage… allen waren op zoek naar globalere eenheidsacties.
Voor de beweging losbarstte had de socialistische Gemeenschappelijke Actie vanaf 20 oktober een informatiecampagne gestart: ‘Operatie Waarheid’. Deze campagne ten voordele van het ‘programma van de structuurhervormingen’, die een aanzienlijk succes kende was bedoeld om verzet tegen de Eenheidswet te beperken tot de 'steun' aan het 'parlementair werk' van de BSP en om stakingen te vermijden (6). Omdat deze campagne 'louter informatief' was en er doelbewust geen concrete voorstellen tot actie geformuleerd werden groeide er bij de basis een algemeen klimaat van agitatie. Alhoewel het de BSP dus niet lukte om de actie te beperken tot steun aan hun parlementaire discussie (7), werd hard werk geleverd om van de inkadering een succes te maken door, via deze hersenspoeling, aan de beweging de eisen van de 'structuurhervormingen' op te dringen. Onder druk van de basis werden twee massa-acties gehouden door de Gemeenschappelijke Actie van Luik met 50.000 betogers op 21 november en op 14 december in Henegouwen waar 140.000 arbeiders het werk neerlegden! Om de beweging de baas te blijven beloofde André Renard op de strijddag van 14 december het principe van de algemene staking voor te stellen op het Nationaal Comité van het ABVV.
Toen de Openbare Diensten (die als eersten geviseerd waren) dan ook op 20 december in staking gingen, waren de gemoederen al zo verhit dat er niet langer gewacht werd op de beloften van de vakbond (ABVV).Ttoen de motie Smets (tegen de staking) het nipt haalde tegen de motie Renard (8) was de algemene staking eigenlijk al een feit. De vakbond was door de basis voor een voldongen feit gesteld, want aan de vooravond van de stakingsdag van de Openbare Diensten waren de arbeiders van ACEC reeds in staking gegaan en met vliegende piketten naar alle bedrijven uit het bekken van Charleroi getrokken.
Het verloop van de staking
En toen was het hek van de dam. Een afgevaardigde die zich nog probeerde te verzetten tegen de staking bij Cockerill-Seraing eindigde in het hospitaal (9). Het was alweer Major die het in zijn eigen brutale taal zo plastisch uitdrukte bij zijn tussenkomst in de Kamer op 21.12.1960: “Wij hebben met alle middelen, zelfs met behulp van de patroons, de staking proberen te beperken tot één beroepscategorie” (10) (Notulen van de Kamer). Op 20 december loopt de ‘spontane’ stakingsgolf als een strovuur door het ganse land, zonder dat enige politieke of vakbondssecretaris daar het ordewoord voor gegeven heeft. Het ordewoord van het ACOD voor de sector ‘Gemeenten en Provincies’ om voor onbepaalde tijd te staken, is voor iedereen ruim voldoende, het wordt niet alleen massaal opgevolgd maar duizenden arbeiders uit de privé volgen ‘spontaan’ hun voorbeeld en op 23 december ligt heel Wallonië plat. Gedurende de vijf koudste winterweken zou het land in een hevige sociale beroering komen (zodat zelfs de pasgetrouwde koning Boudewijn zijn 'wittebroodsweken' moest opschorten). Zelfs het opperhoofd van de christelijke vakbond, A. Cool van het ACV, moest op 24 december aan premier Eyskens verklaren: “Ik heb mijn troepen niet meer in de hand. In weerwil van mijn ordewoorden verbroederen de christelijke arbeiders met hun socialistische collega’s” (11)
Voor het complete verloop van de staking kan men te rade aan bij allerlei bronnen die wij even kort vermelden in een voetnoot (12):
In het bestek van dit artikel moeten wij ons evenwel beperken tot de belangrijkste feiten die ofwel een stuwing of een keerpunt teweeg brachten in de beweging:
* Stakingsweek 1
Terwijl de stakingen zich uitbreidden, probeerde men die met harde repressie in te dijken maar dat werkte averechts en deed de beweging nog meer uitdeinen. Heel Wallonië was lamgelegd. In Gent en Antwerpen volgden één na één alle vitale sectoren.. De ‘neutrale zone’: het Parlement en de Nationale Bank werden afgegrendeld. De rijkswacht werd versterkt.
* Stakingsweek 2
Ook in de tweede stakingsweek breidde de beweging zich nog steeds verder uit (de tiende dag waren er al 700.000 stakers), vooral naar Vlaanderen en ondanks de gewelddadige confrontaties van de stakingspiketten en betogingen met de rijkswacht. De vrouwen speelden hierbij een belangrijke rol en stonden dikwijls vooraan. Het leger en de para’s werden ingezet om de rijkswacht te helpen bij het bewaken van bruggen, wegen, stations. In het teken van internationale solidariteit weigerden Nederlandse en Duitse dokwerkers besmette goederen uit België te lossen en Franse dokwerkers kwamen met financiële steun.
* Stakingsweek 3
In de derde week breidde de staking zich uit in Vlaanderen in het begin van de week (vermoedelijk overschreed men de kaap van 1.000.000 stakers). Toch waren er in de loop van die week ook enkele gedeeltelijke werkhervattingen. Het leger werd ingezet. Ondanks de harde repressie verhardde ook de beweging heel sterk en de bourgeoisie vreesde voor een lokale opstand in Luik, ondanks de militaire bezetting van alle strategische punten. Er werd met scherp geschoten en in Luik vielen de eerste dodelijke slachtoffers onder de stakers.
* Stakingsweek 4
De oproep van Renard voor Waalse autonomie in de derde week (ondanks de uitbreiding van de staking in Vlaanderen) en de weigering van de vakbonden om een mars op Brussel te organiseren deed de beweging aan eenheid en slagkracht verliezen. Steeds meer sectoren begonnen terug aan het werk te gaan terwijl de meest vastberaden arbeiders, vooral in de industriële sectoren in Wallonië, Brussel en Vlaanderen, beslisten door te gaan. Maar het tij was niet meer te keren.
* stakingsweek 5
De metaalarbeiders gingen alléén de vijfde en laatste stakingsweek in. Die week overleed een vierde staker aan de opgelopen schotwonden. De arbeidersklasse had hard gevochten en veel geleden, maar de inzet verloren. De BSP en Renard triomfeerden. Het beest was getemd. De mars op Brussel was afgewend. De misleidingen hadden gewerkt.
“Maar terwijl de economie van het land verlamd is en elke dag een grotere massa in de strijd gemobiliseerd is, is er bijna geen spoor van zelforganisatie. De vakbonden en de politieke apparaten hebben zo de handen vrij. Omdat de overheid voelt dat haar klassevijand niet klaar staat om hard toe te slaan, slaat ze zelf toe. Ze laat de rijkswacht jacht maken op geïsoleerde stakers. Nooit gaat ze in tegen massabetogingen, maar de provocaties komen steevast los zodra die ontbonden is” (13).
Hoe probeerde links de wiek nat te maken?
Eerst en vooral moeten wij duidelijk stellen dat dit vooral mogelijk was doordat de arbeidersklasse haar strijd uit handen gaf, doordat zij nog verwachtingen had van hen die haar al zo dikwijls hadden bedrogen: het ABVV en de BSP. Doordat zij nog geloofden dat dit organisaties van de arbeidersklasse waren in plaats van het linkse gezicht van het kapitaal. Daardoor kon links met allerlei misleidingen de beweging breken door:
● haar ‘spontane’ dynamiek te breken
– nonsens zoals “de Vlaamse arbeiders zijn nog niet klaar”
– of “de Waalse arbeiders kunnen niet langer wachten”
– het afraden en boycotten van de mars op Brussel door Renard en het vakbondsapparaat
● eisen opdringen in verband met het beheer van het kapitaal
– looneisen verdringen door eisen voor 'andere' structuren
– structuurhervormingen voor een ‘beter beheer’ van het nationaal belang
– belofte van een 'andere' koers na de verkiezingen
● het voorop schuiven van het regionalisme om de strijd te misleiden
Het federalisme diende als tweesnijdend zwaard: de Waalse arbeiders werden op hun eigen streek teruggeworpen en de Vlaamse arbeiders die in strijd waren werden afgesneden van hun radicale kameraden. Het versmalde de beweging in plaats van ze uit te breiden. Deze illusie was dodelijk voor de dynamiek van de strijd.
● de nederlaag voorstellen als een overwinning
“De BSP begint haar ontmoedigingswerk af te maken en roept op tot nieuwe verkiezingen in het kader van de ‘wettelijkheid’. Renard komt op voor het Waalse federalisme en raadt de KPB het plan voor een mars op Brussel af. (...) zonder zelfstandige organisatie valt de staking uiteen. En de BSP stelt het einde van de staking voor als een belangrijke overwinning voor de arbeidersklasse! ” (14)
De linkse fractie van de bourgeoisie, was er in geslaagd om de arbeidersklasse voor de kar te spannen van haar 'structuurhervormingen' binnen het kader van het kapitalisme en haalde een klinkende overwinning bij de daarop volgende verkiezingen. Maar de BSP 'vergat' onmiddellijk haar 'belofte' om de Eenheidswet (die op 13 januari door het parlement was gejaagd door de 'conservatieve' meerderheid), terug te schroeven en toonde zo haar ware gelaat van linkse fractie van de bourgeoisie. De BSP verloor duizenden leden, maar het 'nationaal belang' (van het Belgisch kapitaal) was gered op de rug van de arbeiders.
Enkele lessen
“Gedurende 30 dagen heeft de arbeidersklasse op de voorgrond gestaan. Gedurende 30 dagen heeft ze haar kracht getoond, haar solidariteit, wat ze als geheel worden zal. Ze kon in een brede beweging iedereen samenbrengen die zich verzette tegen de kapitalistische uitbuiting; Maar dat was niet genoeg. Het is van belang de beperkingen te zien van de stakingsbeweging van 1960-61. Het is waar dat de arbeiders begonnen zijn met op verschillende plaatsen stakingscomités aan te stellen. Het is waar dat sommige vakbondsleiders op hun kop gekregen hebben. Maar toen de vakbonden de beweging erkenden omdat zij zich er niet tegen konden verzetten, hebben de arbeiders de leiding van de staking aan hen overgelaten. Ze geloofden nog dat de vakbonden organisaties van de arbeidersklasse waren. De arbeiders hebben toen de vakbondsmisleiding niet compleet doorzien. Ze hebben zich niet kunnen verzetten tegen hun manoeuvres, die nochtans door velen onder hen als ‘verraad’ aangevoeld werden.
Berlijn 1953, Polen en Hongarije 1956, België 1960-61, waren belangrijke uitbarstingen van arbeidersstrijdlust. Ze herinnerden de burgerlijke theoretici er aan dat de arbeidersklasse niet verdwenen of geïntegreerd was. Maar die bewegingen speelden zich af in een periode waarin het kapitalisme zijn productieapparaat heropbouwde, waarin het zich voorbereidde op de korte jaren van dolle illusies vóór de huidige crisis.
Ondanks de omvang van de Belgische stakingen, ondanks de vastbeslotenheid van de arbeiders, werd het kapitaal niet rechtstreeks bedreigd. Het beschikte nog over enkele reserves, zowel in België als op internationaal vlak. Dat kan het isolement van de strijd verklaren en ook de moeilijkheden om de laatste politieke illusies, die de bourgeoisie uitdraagt (syndicalisme, federalisme) te doorbreken. Daarom kwam er zo weinig terecht van een zelfstandige politieke uitdrukking in de schoot van de arbeidersklasse. Vandaag is de economische situatie erg veranderd: het kapitalisme zakt weg in een wereldwijde crisis. Werkloosheid en bedrijfssluitingen treffen niet meer alleen de Belgische arbeidersklasse, zoals in de jaren 1950.” (15)
In de periode van 1968-'88 heeft de arbeidersklasse heel veel ervaringen opgedaan met zelfstandige strijd ondanks de sabotage door de vakbonden. En nu begint zij daar sedert 2003 heel stilaan weer mee aan te knopen, na de teruggang in haar bewustzijn als gevolg van de zeer agressieve campagne over de ‘dood van het Kommunisme’. Daardoor was zij zwaar aangeslagen op gebied van haar solidariteit en zelfvertrouwen in haar eigen strijd en haar identiteit als klasse met een eigen perspectief voor de mensheid: het kommunisme.
Vandaag zitten wij sedert 2003 in een opkomende strijdgolf, waarin de arbeidersklasse via haar solidariteit haar eigen identiteit als klasse zal kunnen terugwinnen. Dit proces, in combinatie met het leren om de strijd in eigen handen te houden, ondanks de vakbondssabotage, en de internationale context van de economische wereldcrisis scheppen een heel ander kader voor de mogelijkheid van internationale strijdervaringen over de grenzen heen en vormen nu de grootste verschilpunten met de context van toen.
Ook en vooral voor de jongere generatie van militanten is een grondige analyse van de ervaring uit 1960-61 nodig om te kunnen optornen tegen de campagnes van de gauchisten. Zij maken analyses waarin het ‘hervormen of veroveren van de staat’ voorgesteld wordt als een ‘stap naar het socialisme’: namelijk “het anti-kapitalistische programma … van nationalisatie onder arbeiderscontrole dat regelrecht ingaat tegen de logica van het kapitalisme … gekoppeld aan een strijd voor een socialistische initiatief” (N. Croes op de LSP-site over 1960-’61, 12 dec 2010). Dit is onzin want of je nu wordt uitgebuit door een privé-patroon of door de staat, je blijft een loonslaaf van het kapitalisme.
De kostbare ervaringen uit de verbeten, maar verloren strijd van 1960-1961 moeten de revolutionairen doorgeven aan de nieuwe generatie, die door het politieke milieu van de gauchisten, en vooral door de campagne van de LSP, op het verkeerde been gezet wordt: voor hen telt niet de zelfstandig georganiseerde arbeidersstrijd maar de misleiding van de ‘nationalisatie onder arbeiderscontrole’. Dit is geen streven naar de afschaffing van het kapitalisme maar een bestendiging ervan via een doorgedreven vorm van staatskapitalisme. Aan deze illusie die ons vandaag door alle fracties van de anders-globalisten aangepraat wordt, mogen wij ons niet nog eens laten vangen.
In die zin is 1960-61, 'de staking van de eeuw', vooral als een les voor hoe het niet moet: voor de negatieve lessen die er uit te halen zijn, voor het feit dat een voorbeeldige en moedige strijdbaarheid, zonder eigen zelfstandige organisatievormen en bewustzijn over de eigen klasse-perspectieven, regelrecht naar de nederlaag leidde. Dat zijn de belangrijkste lessen van 1960-61.
KS/ 23.1.2011
Noten
A. Meynen, Indices van de industriële productie:
Jaar 1954: Duitsland 112; Italië 109; Nederland 110; Groot-Brittannië 106; België 106.
Jaar 1960: respectievelijk: 180; 180; 157; 128; 126.
Ibidem: Daggemiddelde van de gecontroleerde werklozen in België: 1954: 224.752 ; 1960: 158.097.
Le Communiste n°9, févr. 1981
Ibidem: Verloren arbeidsdagen tussen 1954-1960 in België, door stakingsacties: Vlaamse arrondissementen: 4.269.618 ; Waalse arrondissementen 7.1333.549 ; Brussel 1.023.593
Ibidem, Le Peuple, Quotidien du Parti Socialiste Belge, 21.9.1959, p.3.
Ibidem, In het totaal waren er 70 meetings waaronder 9 in het Gentse, geciteerd uit V. Feaux, p.50
Ibidem, geciteerd uit Le Drapeau Rouge, 22.11.1960.
Ibidem, geciteerd uit R. Gubbels, Les grèves en Wallonie et en Flandre, 1963 pp. 73-74
Internationalisme, n°49, dec-jan 1980-81, p. 8
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Voornaamste geraadpleegde bronnen :
MEYNEN A., De Grote werkstaking 1960-61? Brussel, VUB
FEAUX V., Cinq semaines de lutte sociale. La grève de l’hiver 1960-61? Bruxelles, Editions de l’Institut de Sociologie, ULB
BRINTON M., For Workers Power, The Belgian general strike diary, 1960.
DACHE Gustave, La Grève Générale Insurrectionnelle et révolutionnaire de l'hiver 1960/61 / De Opstandige en revolutionaire Algemene Staking van de winter van 1960/61, éditions PSL & LSP, 2010.
De kranten of Revues: Internationalisme, krant van de IKS, Le Communiste, revue du GCI.
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Partijen: BSP (Belgische Socialistische Partij, voorloper van de huidige gesplitste SPa en PS). LSP (Links Socialistische Partij, trotskistisch geörienteerde organisatie van het CWI, Committee for the Workers' International)
Vakbonden: ABVV (Algemeen Belgisch Vakverbond, sociaal-democratisch georiënteerde vakbond); ACOD (Algemene Centrale van de Openbare Diensten, sociaal-democratisch gerichte ambtenarenvakbond); ACV (Algemeen Christelijk Vakverbond).
Bloedige repressie in Tunesië en in Algerije: De bourgeoisie is een klasse van moordenaars!
Een aantal weken geleden weken is de arbeidersklasse in Tunesië in opstand gekomen tegen de ellende en de werkloosheid, die in het bijzonder de jeugd treft. Overal in het land waren er spontane betogingen, bijeenkomsten en stakingen uitgebroken tegen het regime van Ben Ali. De betogers eisen brood, werk voor de jeugd en het recht op een waardig leven. Tegenover deze revolte van de uitgebuite klasse en van de jeugd die beroofd wordt van haar toekomst, heeft de heersende klasse geantwoord met kogels en met de mitrailleur. Het zijn onze klassebroeders en hun kinderen die vermoord werden in de betogingen en het is hun bloed dat vandaag vloeit zowel in Tunesië als in Algerije! Aan het hoofd van de Tunesische of Algerijnse staat, laten de moordenaars en hun bevelhebbers in al hun wreedheid het ware gezicht zien van onze uitbuiters en van de overheersing van het kapitalistisch systeem over de hele aarde. Deze moordenaars stellen zich niet tevreden met ons sterven van ellende en honger, zij stellen zich niet tevreden met de zelfmoord tientallen jongeren, die tot wanhoop gedreven waren; neen, zij doden ons ook nog met de kogels van de repressiekrachten die met scherp op de betogers schieten! De politie-eenheden die ontplooid werden in Sidi Bouzid, Tunis en vooral in Kasserine hebben niet geaarzeld om in de menigte te schieten en koudweg mannen, vrouwen en kinderen te vermoorden en maakten, sinds het begin van de botsingen, daarbij tientallen doden. Tegenover dit bloedbad, heeft de bourgeoisie van de 'democratische' landen, en voornamelijk de Franse staat, de trouwe bondgenoot van Ben Ali, geen poot uitgestoken om de barbaarsheid van het regime te veroordelen en een einde te eisen van de repressie. Dat hoeft ons niet te verwonderen. Alle regeringen, alle staten zijn medeplichtig! Heel de wereldbourgeoisie is één klasse van uithongeraars en moordenaars!
Wat is er echt gebeurd in Tunesië en Algerije?
Alles begon op vrijdag 17 december, in het centrum van het land, als gevolg van een zelfverbranding van een jonge 26-jarige gediplomeerde werkloze, Mohamed Bouazizi, wiens karretje met fruit en groenten door de stadspolitie in beslag was genomen. Onmiddellijk ontstond er een brede beweging van solidariteit en verontwaardiging in de hele streek. Vanaf 19 december begonnen er hele vreedzame betogingen tegen de werkloosheid, de ellende en het dure leven (de protesteerders lieten stokbroden zien!). Onmiddellijk antwoordde de regering met repressie, wat de woede van de bevolking nog erger maakte.
Op 22 december begon een tweedaagse staking van de universitaire doctors van de niet-spoedeisende hulp om te protesteren tegen het gebrek aan middelen en tegen de verslechtering van hun werkomstandigheden. Deze sloeg over naar alle universitaire hospitaal-centra van het land. Op 22 december pleegde een andere jongere, Houcine Neji, in Menzel Bouzaiane voor de ogen van de menigte zelfmoord door zich aan een hoogspanningskabel te gaan hangen: “Ik wil niets meer te maken hebben met de ellende en de werkloosheid”, riep hij uit. Andere zelfmoorden versterkten de verontwaardiging en de woede nog meer. Op 24 december schoot de politie een jonge betoger van 18 jaar, Mohamed Ammari, dood. Een andere betoger die ernstig gewond was, Chawki Hidri, overleed op 1 januari. Op moment van dit schrijven is de voorlopige balans: tenminste 65 doodgeschoten mensen!
Als reactie op de repressie breidde de beweging zich heel snel over heel het land uit. Gediplomeerde werklozen betoogden op 25 en 26 december in het centrum van Tunis. Bijeenkomsten en solidariteitsbetogingen breidden zich uit over het hele land: Sfax, Kairouan, Thala, Bizerte, Sousse, Meknessi, Regueb, Souk Jebdid, Ben Gardane, Medenine, Siliana ... Ondanks de repressie, de afwezigheid van vrijheid van meningsuiting, toonden de betogers spandoeken met: “Vandaag hebben wij geen angst meer!”.
Op 27 en 28 december voegden de advocaten zich in de solidariteitsbeweging met de bevolking van Sidi Bouzid. De repressie, die vervolgens op de advocaten neerkwam, met arrestaties en afranselingen, leidde ertoe dat er voor 6 januari een algemene staking uitgeroepen. De stakingsbewegingen brachten ook de journalisten van Tunis en de leerkrachten van Bizerte in beweging. Zoals Jeune Afrique van 9 januari aangeeft, waren de sociale protestbewegingen en de samenscholingen op straat geheel spontaan en ontsnapten ze aan de leiding of de controle van politieke en vakbondsorganisaties: “De eerste zekerheid is dat de protestbeweging vooral sociaal en spontaan is. Geen enkele partij, geen enkele beweging kan beweren dat ze de straat op gang kan brengen of kan doen stoppen”, verklaarde men bij de regionale sectie van de Algemene Tunesische Vereniging van de Arbeid (UGTT).
Er was een totale black-out van de informatie georganiseerd. In de streek van Sidi Bouzid gold in verschillende gemeenten een uitgaansverbod en werd het leger gemobiliseerd. In Menzel Bouzaiane, mochten de gewonden niet vervoerd worden, had de bevolking moeite om zich van voedsel te voorzien en werden de scholen gebruikt om de politieversterkingen te huisvesten.
In een poging de zaken te kalmeren, verbrak Ben Ali zijn stilzwijgen en legde een publieke verklaring af van 13 minuten, waarin hij beloofde om in 2011-2012 300.000 banen te scheppen en alle betogers vrij te laten, behalve diegenen die daden van vandalisme hadden begaan. Hij ontsloeg de Minister van Binnenlandse Zaken, die gebruikt werd als kop van Jut en klaagde tegelijkertijd de 'politieke instrumentalisering' van de beweging aan en de activiteiten van een minderheid van 'extremisten' en van 'terroristen' die de belangen van het land in het gedrang brachten. Deze provocerende verklaring, die de beweging criminaliseerde, kon de woede van de bevolking, en in het bijzonder van de jongeren, alleen nog maar opzwepen. Vanaf 3 januari kwamen de scholieren in beweging en gebruikten internet, gsm's, facebook en twitter om op te roepen tot een algemene staking van de scholieren. De scholieren hielden op 3 en 4 januari een betoging, waar gediplomeerde werklozen in Thala zich bij voegden. De jongere betogers boden het hoofd aan de gummiknuppels en het traangas van de ordestrijdkrachten. In de loop van de betogingen werd er een inval gedaan in de regeringzetel en werd het bureau van de partij, die aan de macht is, in de fik gestoken. De nationale stakingsoproep van de scholieren, die verspreid werd via het internet, werd opgevolgd in verschillende steden. In Tunis, Sidi Bouzid, Sfax, Bizerte, Grombalia, Jbeniana, Sousse, voegden de werklozen zich bij de scholieren. Solidariteitsbijeenkomsten vonden ook plaats in Hammamet en Kasserine.
De revolte breidt zich uit naar de universiteiten
Op hetzelfde moment kwam in Algerije, op dinsdag 4 januari in Koléa, een kleine stad ten westen van de Algerijnse hoofdstad, een hele massa werklozen op hun beurt op straat. Dezelfde dag gingen de dokwerkers van de haven van Algiers in staking om te protesteren tegen een akkoord tussen de beheersmaatschappij van de haven en de vakbonden, die beknotte op de betaling van nachtelijke overuren. De stakers weigerden om gevolg te geven aan de oproep tot opschorting van de staking, die was uitgeroepen door hun vakbondsvertegenwoordigers. Ook bij hen ontstond er woede, bij deze arbeiders die ellendige lonen hebben, voor wie zichzelf en hun familie te eten geven een dagelijkse zorg is, net zoals voor de werkloze jongeren in Tunis of Algiers. De 5de verspreidde de revolte zich in Algerije langs de kust en in Kabilië (Oran, Tipaza, Bejaja, ...) rond dezelfde sociale eisen tegenover de blijvende werkloosheid van de jongeren en de woningschaarste die hen er toe dwingt om bij hun ouders te blijven wonen en zich op te stapelen in krotten (de stadsrand van Algiers puilt uit van slaapsteden, die dateren uit de jaren 1950 en die lijken op de Franse voorsteden, en waar de jongeren er toe worden aangezet om speelterreinen te kraken waar zij regelmatig worden verdreven door krachtdadig optreden van politie-eenheden). Het antwoord van de regering liet niet op zich wachten. De repressiekrachten en het leger hebben onmiddellijk en hard toegeslagen. Alleen al in de wijk Bab el Oued in Algiers, telde men honderden gewonden. Maar ook daar droeg de wrede repressie van de Algerijnse staat bij tot het opzwepen van de woede. Binnen enkele dagen kwamen er twintig departementen (wilayas) in beweging. De officiële balans bedroeg drie doden (in M'Silla, Tipaza en Boumerdès). De betogers waren razend. “Wij willen er niets meer van weten, wij willen er niets meer van weten”, “Wij hebben niets meer te verliezen”. Dat zijn de kreten die men het meeste hoorde in de straten van Algerije. Deze rellen braken uit naar aanleiding van de nieuwe drastische verhoging van de prijzen van het basisvoedsel, die 1 januari jongstleden aangekondigd werd: de graanprijzen werden verhoogd met 30%, de olie met 20% en de prijs van suiker is omhoog geschoten met 80%! Na 5 dagen van repressie en verdachtmakingen van de beweging, kondigde (president) Boutiflika aan een stap terug te doen om de spanning te kalmeren: hij beloofde dat er geen belasting zal geheven worden op de producten die fors gestegen zijn.
In Tunesië vond op 5 januari de begrafenis plaats van de jonge fruitverkoper, die op 17 december in Sisi Bouzid zelfmoord had gepleegd, en waar de woede een kookpunt bereikte. Een menigte van 5000 mensen volgde de rouwstoet en schreeuwde haar woede uit: “Vandaag wenen wij, morgen zullen wij diegenen doen wenen die jouw dood hebben veroorzaakt!”. De stoet nam het karakter aan van een betoging. De menigte scandeerde leuzen tegen de levensduurte “die Mohamed tot de zelfmoord heeft gedreven” en riep: “Schande aan de regering!”. Diezelfde avond ging de politie over tot krachtdadige aanhoudingen van betogers in Jbedania en Thala. Jongeren werden aangehouden en opgejaagd door de bewapende politie.
Op 6 januari werd de algemene staking van de advocaten voor 95% opgevolgd. In alle gemeenten van het centrum, het zuiden en het westen van het land, vonden stakingen, straatbetogingen, botsingen met de politie plaats en de agitatie bereikte zelfs de rijkste steden, die van de oostkust.
De politie werd verspreid opgesteld voor alle hogescholen en universiteiten van het land. In Sfax, Jbeniana, Tajerouine, Siliana, Makhter, Tela, werden de betogingen van scholieren, studenten en inwoners wreed uiteen gedreven door de politie. In Sousse, werd de faculteit van Sociale Wetenschappen stormenderhand ingenomen door de ordestrijdkrachten, die overgingen tot de arrestaties van de studenten. De regering besliste tot de sluiting van alle scholen en universiteiten.
Naar aanleiding van de repressie van de beweging, vonden op 7 januari in de steden Regueb en Saïda, dicht bij Sidi Bouzid, botsingen plaats tussen betogers en ordestrijdkrachten, met als resultaat: 6 gewonden. Betogers schoten projectielen af op de veiligheidsdienst en de politie schoot op de betogers. Drie jongeren werden zwaar gewond.
Op 8 januari verbrak UGTT, de officiële vakbond, eindelijk het stilzwijgen, maar klaagde de repressie niet aan. Haar secretaris-generaal Abid Brigui stelde zich, onder druk van de achterban, tevreden met de verklaring dat hij de “gewettigde eisen van de bevolking van Sidi Bouzid en de binnenlandse regio's van het land” steunde. “Wij kunnen niet buiten deze beweging blijven. Wij kunnen ons alleen maar scharen aan de zijde van de rechten van de behoeftigen en de werkzoekenden”. Over het geweld van de repressie verklaarde hij bedeesd: “Het is tegennatuurlijk om deze beweging te veroordelen. Het is niet normaal om die te beantwoorden met kogels”. Maar hij deed geen enkele oproep tot algemenen mobilisering van alle arbeiders, geen enkel oproep tot de onmiddellijke stopzetting van de repressie, die met nog meer geweld ontketend werd in de loop van het weekeinde van 8 en 9 januari.
In Kasserine, Thala en Regueb liepen de betogingen uit op slachtpartijen. De politie heeft koudweg geschoten op de betogers en maakte daarbij door een kogelregen 25 dodelijke slachtoffers. In de stad Kassernine, die geterroriseerd werd door de gewelddadigheden van de politie en die zelfs geschoten heeft op begrafenisstoeten, heeft het leger, dat verdeeld is, niet alleen geweigerd om op de bevolking te schieten, maar is het ook tussengekomen om het volk te beschermen tegen de anti-oproerpolitie. Dit leidde tot het ontslag van een chef van de generale staf. Ook al is het leger in de voornaamste steden gestationeerd om de openbare gebouwen te beschermen, toch werd het afzijdig gehouden van de directe repressie-operaties, daarbij inbegrepen in de hoofdstad waaruit het uiteindelijk is teruggetrokken. Naar aanleiding van het bloedbad is het overwerkte ziekenhuispersoneel van de spoedeisende hulp van de streek, als teken van protest, in staking gegaan.
Tijdens het bloedige weekeinde van 8 en 9 januari bereikte de woede de hoofdstad. Op 12 januari braken rellen uit in de buitenwijken van Tunis. De repressie doodde acht mensen, waaronder een jongere die gedood werd door een kogel in het hoofd. De regering stelde de avondklok in. De hoofdstad wordt sindsdien bewaakt door een controle-netwerk van de ordestrijdkrachten en de officiële vakbond UGTT riep uiteindelijk op tot een algemene staking van 2 uur op vrijdag de 14 januari. Ondanks de avondklok en de stationering van de ordestrijdkrachten in de hoofdstad, gingen de botsingen in het centrum van Tunis door en werden er overal portretten van Ben Ali verbrand. Op 13 januari bereikte de revolte de badsteden aan de kust en voornamelijk het grote toeristische centrum Hammamet waar winkels geplunderd werden en portretten van Ben Ali aan stukken werden gescheurd, terwijl de botsingen tussen betogers en ordestrijdkrachten in het hart van de hoofdstad doorgingen. Geconfronteerd met het risico van het afglijden van het land naar een chaos, geconfronteerd met de dreiging van een algemene staking, en onder druk van de 'internationale gemeenschap', en voornamelijk de Franse staat, die voor het eerst Ben Ali begint te 'veroordelen', begon deze in te binden. In een toespraak aan de bevolking op de avond van 12 januari, verklaarde hij: “Ik heb jullie begrepen” en hij bevestigde dat hij zich geen kandidaat zou stellen bij de volgende verkiezingen ... die zijn voorzien voor 2014! Hij beloofde de prijs van suiker, melk, brood te verlagen en vroeg eindelijk aan de ordestrijdkrachten om niet meer met scherp te schieten met de motivering dat er “fouten gemaakt waren en doden gevallen waren om niets”.
De medeplichtigheid van de 'democratische' staten
Tegenover de beestachtige repressie hebben alle democratische regeringen zich gedurende enkele weken tevreden gesteld met het onderstrepen van hun 'bezorgdheid' en opgeroepen tot 'kalmte' en 'dialoog'. In naam van respect voor de onafhankelijkheid van Tunesië en van de niet-inmenging in de binnenlandse zaken van het land, heeft geen enkel land de geweldplegingen van de politie en de afslachtingen door de bloedhonden van Ben Ali veroordeeld, zelfs niet op hypocriete wijze. De meerderheid betreurt 'het overmatig gebruik van geweld'. Na het bloedige weekeinde van 8 en 9 januari, betuigde de Franse staat zelfs openlijk haar steun aan de bloeddorstige dictator. Nadat zij op schijnheilige wijze de geweldplegingen had 'betreurd', stelde Michèle Alliot Marie, de Minister van Buitenlandse Zaken, in haar toespraak voor het nationale parlement op 12 januari, voor om Frankrijk 'veiligheidshulp' te laten leveren aan de repressiekrachten van de Tunesische staat: “Wij stellen voor om onze veiligheidstroepen, die over de hele wereld om zijn deskundigheid erkend wordt, toe te staan de veiligheidssituatie van dit land te laten regelen”.
Wij hebben al kunnen zien waarop deze 'deskundigheid' van de ordestrijdkrachten van de Franse staatsveiligheid neerkomt bij de politievergissingen, die in 2005tot de dood leidden van twee jongeren, die zich door elektrocuteerden, toen ze werden achtervolgd door de smerissen. Dit voorval was de belangrijkste aanleiding, die de rellen in de buitenwijken ontketende. Deze 'deskundigheid' hebben wij nogmaals aan het werk gezien bij de jongerenbeweging tegen de CPE, waarbij de anti-rellenbrigade bepaalde universiteiten met honden was binnengevallen om de studenten, die streden tegen het vooruitzicht van de werkloosheid en de precariteit, te terroriseren. Deze gedegen 'veiligheidskennis' van onze goede Franse smerissen werd nogmaals ontmaskerd in de betogingen tegen de LRU-wet in 2007, toen ze flash-kogels afschoten en meerdere scholieren verwondden. En nog onlangs, in de beweging tegen de pensioenhervorming, heeft de repressie die in Lyon werd losgelaten op jonge betogers bewezen hoe doeltreffend de 'veiligheidskrachten' van de Franse democratische staat wel zijn! Honderden jongeren werden reeds veroordeeld tot zware gevangenisstraffen of worden er mee bedreigd. Natuurlijk tomen de democratische staten zich meer in en schieten vandaag niet met echte kogels op betogers. Maar dat is geenszins omdat zij 'beschaafder' zouden zijn, minder barbaars of meer respect zouden hebben voor de mensenrechten en vrijheid van meningsuiting, maar omdat de arbeidersklasse in dit land sterker is, een lange strijdervaring heeft en niet bereid is om een dergelijke graad van repressie te aanvaarden.
Wat betreft de criminalisering van sociale bewegingen als rechtvaardiging voor repressie, hoeft Ben Ali zijn Franse medeplichtigen niet te benijden. Hij was er als eerste bij om de studenten in 2006, net zoals de werknemers van de SNCF en de RATP (spoorwegen), die in 2007 strijd voerden ter verdediging van de speciale pensioenvoorzieningen, aan te klagen als 'terroristen'.
De enige zaak waar de heersende klasse van alle landen zich mee ‘bezighoudt’ is de 'efficiënte' versterking van de politiestaat. Die moet dienen om de kapitalistische orde overeind te houden, een sociale orde die de jongere generaties geen enkele toekomst heeft te bieden. Overal ter wereld wordt het kapitalisme geconfronteerd met een onoverwinnelijke crisis. Deze orde van terreur kan alleen nog maar meer ellende, werkloosheid en repressie voortbrengen.
De medeplichtigheid van heel de bourgeoisie onthult dat het wel degelijk heel het kapitalistische systeem is dat verantwoordelijk is voor het bloedbad in Tunesië, en niet alleen het Tunesische regime, dat een karikatuur is van de kapitalistische staat!
Een revolte die aansluit bij de strijd van de wereldarbeidersklasse
Alhoewel Tunesië gedomineerd wordt door een totalitair regime, dat vermolmd is door corruptie, is de sociale toestand van het land geen uitzondering. Net zoals overal wordt de jeugd in Tunesië geconfronteerd met hetzelfde probleem: de afwezigheid van een perspectief. Deze ‘volksrevolte’ sluit aan bij de algemene strijd van de arbeidersklasse en haar jongere generaties tegen het kapitalisme. Hij is een voortzetting van de strijd die zich sinds 2006 heeft ontwikkeld in Frankrijk, Griekenland, Turkije, Italië en Groot-Brittannië, waar alle generaties elkaar gevonden hebben in een reusachtige golf van protest tegen de verslechtering van de levensomstandigheden, de ellende, de werkloosheid van de jongeren en de repressie. Het feit dat de sociale revolte, sinds de gebeurtenis op 17 december, gekenmerkt werd door een brede solidariteitsbeweging toont aan dat deze revolte, ondanks de moeilijkheden van de klassestrijd in Tunesië en Marokko, ondanks alle democratische illusies verbonden met het gebrek aan ervaring en het loden gewicht van de regimes, die de proletariërs blootstellen aan isolement en bloedbaden, behoort tot de wereldwijde strijd van de arbeidersklasse.
Het samenzwerende stilzwijgen waarmee deze gebeurtenissen zijn omgeven, heeft trouwens niet enkel gelegen aan deze regimes zelf. Ze is gedeeltelijk doorbroken door de activiteit van de jeugd zelf, die internet, twitter of facebook hebben weten te gebruiken als strijdmiddel, als een instrument tot communicatie en uitwisseling om de repressie te laten zien en aan te klagen. Ze hebben gediend als een band onder elkaar, maar ook met hun familie of vrienden buiten het land, voornamelijk in Europa. Maar overal hebben de media van de bourgeoisie bijgedragen tot het instellen van een black-out, vooral met betrekking tot de arbeidersstrijd die met deze beweging gepaard is gegaan en waarvan de echo's maar heel druppelsgewijs naar buiten sijpelen. (1)
Deze media hebben ook, zoals bij elke strijd van de arbeidersklasse, alles in het werk gesteld om deze revolte tegen de ellende en de kapitalistische terreur te verdraaien en in een kwaad daglicht te stellen. En zij hebben ze naar buiten toe voorgesteld als een ‘remake’ van de rellen in de buitenwijken in Frankrijk, als het werk van 'vandalen', onverantwoordelijke elementen en plunderaars, ook daar weer met de totale medeplichtigheid van de regering van Ben Ali, terwijl talrijke betogers de plunderingen hebben aangeklaagd als het werk van de gemaskerde politie-agenten, die de beweging daarmee in een kwaad daglicht probeerden te stellen. De amateursvideo's van de jongeren hebben ook getoond dat politie in burger, op 8 januari in Kasserine, de ruiten hebben ingeslagen om een voorwendsel te hebben voor de verschrikkelijke repressie, die ze in deze stad hebben begaan.
Tegenover het kapitalistische barbarendom, tegenover de wet van het stilzwijgen en van de leugen, moet de arbeidersklasse uit de hele wereld haar solidariteit betonen met haar klassebroeders in Tunesië en Algerije. En deze solidariteit kan enkel bevestigd worden door de ontwikkeling van haar strijd tegen alle aanvallen in alle landen, tegen deze klasse van uitbuiters, uithongeraars en moordenaars, die hun voorrechten slechts in stand kunnen houden door de mensheid steeds dichter naar de afgrond van de ellende te duwen. Enkel een massale ontwikkeling van haar strijd, door de ontwikkeling van haar solidariteit en haar internationale eenheid kan de arbeidersklasse, vooral in de meest geïndustrialiseerde 'democratische' landen, een toekomstperspectief bieden aan de maatschappij. Alleen door de weigering om op te draaien voor het bankroet van het kapitalisme overal in de wereld, zal de arbeidersklasse een eind kunnen maken aan de ellende en de terreur van de uitbuitende klasse De arbeidersklasse moet het kapitalisme omverwerpen en een andere maatschappij opbouwen, gegrondvest op de bevrediging van de behoeften van de hele mensheid en niet op winst en de uitbuiting.
Solidariteit met onze klassebroeders in de Maghreb!
Solidariteit met de jongere generatie proletariërs, overal waar zij strijden tegen een uitzichtloze toekomst!
Willen we een einde maken aan de werkloosheid, de ellende en de schoothopen, dan moeten wij het kapitalism opdoeken!
Tegenover de dreiging van destabilisatie en de uitbreiding van de chaos in het oude geïndustrialiseerde Europa, door de massale toestroom van vluchtelingen uit alle delen van de wereld (1), probeert de bourgeoisie nu uit alle macht om de arbeidersklasse te binden aan haar sinistere politiek van de verdediging van het nationale kapitaal. Door de ontketening van een tegen de immigranten gerichte gigantische campagne, die de ergste burgerlijke ideologieën voedt zoals racisme, vreemdelingenhaat, nationalisme, ‘ieder voor zich’, heeft de heersende klasse slechts één doel voor ogen. Ze probeert een verdeling te scheppen tussen immigrantenarbeiders en autochtone arbeiders en de arbeidersklasse zo te verhinderen haar solidariteit te betuigen en haar eenheid te bevestigen als internationale klasse. Door de illusie te verspreiden dat de autochtone arbeiders tegen de, van overal komende, miserabelen iets te winnen, iets te verdedigen zouden hebben, probeert deze ideologische campagne hen te doen vergeten dat de toestand van de migranten deel uitmaakt van de bestaanswijze van de arbeidersklasse, van de ellende van haar eigen omstandigheden als uitgebuite klasse.
De massale uittocht van honderdduizenden mensen uit hun geboorteland vanwege honger en armoede is geen nieuw verschijnsel. Het beperkt zich ook niet tot de onderontwikkelde landen. Migratie maakt deel uit van het kapitalistische systeem zelf. Het maakt sinds het ontstaan ervan onderdeel uit van deze produktiewijze, dat gebaseerd is op de uitbuiting van de loonarbeid.
Het kapitalisme heeft zich dankzij de migratie kunnen ontwikkelen
Vanaf het begin van het kapitalisme vormde de nieuwe producerende klasse, het proletariaat, een klasse van migranten. Dankzij de migratie kon de bourgeoisie haar systeem van uitbuiting ontwikkelen door de vernietiging van de achterhaalde feodale productieverhoudingen. Zo vond vanaf het einde van de 15e eeuw, met name in Groot-Brittannië, ‘primitieve kapitaalaccumulatie’ plaats door de onteigening van de boeren, die gewelddadig van hun land verjaagd werden om gedwongen te gaan werken in de manufacturen. Onteigend door het opkomende kapitalisme werden ze met geweld gedwongen naar de stad te emigreren om daar hun arbeidskracht te verkopen aan de kapitalisten. Daarmee vormden de geproletariseerde boeren en ambachtslieden vanaf dat moment de eerste gemigreerde arbeiders. Deze door de opkomst van het kapitalisme veroorzaakte massale uittocht van het platteland ging in heel Europa vergezeld van ongekende repressiemaatregelen tegen al diegenen die door het opkomende kapitalisme moedwillig uitgehongerd en tot de bedelstaf veroordeeld werden en zo gedwongen waren zich te onderwerpen aan de loonslavernij. Zo beschreef Marx de terreur die het kapitalisme tegen alle vluchtelingen ontketende, nadat ze tot ronddolende zwervers waren gemaakt, gebrandmerkt, verminkt, in werkkampen opgesloten of opgehangen werden, omdat ze zich niet wilden schikken naar de regels van de kapitalistische dictatuur:“De door het verbreken van de feodale banden en de door de schoksgewijze gewelddadige onteigening van de grond verjaagde personen, dit vogelvrije proletariaat kon onmogelijk even snel door de opkomende manufactuur worden geabsorbeerd als het ter wereld was gebracht. Evenmin konden de plotseling uit hun vertrouwde omgeving verjaagde personen zich even plotseling schikken naar de discipline van de nieuwe situatie. In grote getale werden zij bedelaars, rovers en vagebonden, gedeeltelijk omdat ze daartoe aanleg hadden, in de meeste gevallen echter door de dwang der omstandigheden. Vandaar dat tegen het einde van de vijftiende eeuw en gedurende de gehele zestiende eeuw in geheel West-Europa een wrede wetgeving tegen landloperij werd ingevoerd. De vaders van de huidige arbeidersklasse werden aanvankelijk getuchtigd omdat zij vagebonden en paupers waren geworden, waartoe men hen echter had gedwongen. De wetgeving behandelde hen als ‘vrijwillige’ misdadigers en men nam aan dat het van hun goede wil afhankelijk was of zij bleven werken onder de niet langer bestaande, oude verhoudingen.” (Karl Marx, Het Kapitaal, De primitieve accumulatie en haar geheim)
Door deze wrede uitbuiting van de boeren en hun verandering in loonslaven verschafte het kapitalisme zich een eerste bron van arbeidskrachten. Gedurende de hele periode van opkomst, tot zijn hoogtepunt, aan het eind 19e eeuw, ontwikkelde het kapitalisme zich dankzij een voortdurende toevloed van migranten. In Groot-Brittannië, het oudste kapitalistische land, heeft de nieuwe heersende klasse haar opmars kunnen voortzetten dankzij de wrede uitbuiting van de massa’s havelozen die, met name in Ierland, uit de landbouwgebieden weggepest werden. “De snelle uitbreiding van de Engelse industrie zou niet mogelijk geweest zijn als Engeland niet had kunnen beschikken over een reserve in de vorm van de talrijke en arme bevolking van Ierland.” (Friedrich Engels, De toestand van de arbeidersklasse in Engeland) Dit ‘reserveleger’, dat gevormd werd door de Ierse immigranten, maakte het voor het Engelse kapitaal mogelijk om de concurrentie binnen de arbeidersklasse aan te wakkeren, waardoor het kapitaal de lonen kon drukken en de toch al ondragelijke uitbuitingsomstandigheden verder verslechteren.
Zo maakte het fenomeen migratie in het kader van de ontwikkeling van ieder nationaal kapitaal, vanaf het begin van het kapitalisme, al een integraal deel uit van de bestaanswijze van de arbeidersklasse. De arbeidersklasse is in haar wezen een klasse van migranten, van verdrevenen, die zijn voortgekomen uit de bloedige vernietiging van de feodale productieverhoudingen.
In het midden van de 18e eeuw overstijgt deze migratie de nationale grenzen. In de grote industriële concentraties van West-Europa begon het kapitalisme aan te lopen tegen het probleem van de overproductie van waren. Zoals Marx het in 1857 verwoordde: “ontstaat met de ontwikkeling van de meerarbeid, die de basis vormt voor de kapitalistische uitbuiting, ook de overbevolking, met ander woorden: een massa van proletariërs die niet meer kunnen leven op dezelfde plaats bij een bepaald stadium van de ontwikkeling van de productiekrachten”. (K. Marx, Bijdrage tot de politieke economie)
De cyclische overproductiecrises, die kapitalistisch Europa vanaf het midden van de 19e eeuw teisteren, dwingen miljoenen proletariërs om aan de werkeloosheid en de honger te ontvluchten en naar de ‘Nieuwe Wereld’ te emigreren. Tussen 1848 en 1914 verlieten zo’n 50 miljoen arbeiders het oude continent om hun arbeidskracht elders te verkopen en vooral in Amerika.
Op dezelfde manier waarop in Engeland in de 16e eeuw de ontplooiing van het kapitalisme mogelijk gemaakt werd door de binnenlandse migratie, zo ook vormde de eerste kapitalistische wereldmacht, de VS, zich door de toestroom van tientallen miljoenen immigranten uit Europa (met name uit Ierland, Groot-Brittannië, Duitsland en de Noord-Europese landen).
Tot 1890 kon het Noord-Amerikaanse kapitaal zich, ten koste van een wrede uitbuiting van de immigranten en de rationalisatie van het werk in de fabrieken met behulp van het taylor-systeem in de fabrieken, stapsgewijs op de wereldmarkt waarmaken. Na 1890 werden grond en werk schaars en niet-gekwalificeerde immigranten uit het Middellandse-Zeegebied en Oost-Europa belanden in de getto’s van de grote steden en waren gedwongen om steeds lagere lonen te aanvaarden om te overleven. Toen het kapitalisme zijn hoogtepunt bereikte, was het gedaan met de mythe dat Amerika alle migranten kon opnemen. Vanaf het moment dat Amerikaanse kapitaal niet langer massale hoeveelheden arbeidskrachten nodig had voor de ontwikkeling van haar industrie, begon de bourgeoisie van dat land discriminerende maatregelen te nemen om asielzoekers te selecteren. Na de grote toevloed van proletarische immigranten uit Italië en Oost-Europese landen, die de VS aan het einde van de 19e eeuw binnenstroomden, begon de Amerikaanse bourgeoisie, vanaf 1898, haar grenzen te sluiten, vooral voor Aziatische immigranten. Niet langer kon iedere onbemiddelde migrant in de VS terecht. De nieuwe immigranten moesten bij kunnen dragen aan de winstgevendheid van het kapitaal. Iedere ongewenste immigrant werd meedogenloos afgewezen, naar het land van herkomst terugverwezen om daar te ‘creperen’. Een citaat uit een artikel van Le Figaro van 1903 vermeldt het volgende: “Iedere immigrant laat de 4 euro zien, die als minimum is vastgesteld en als hij 2 dollar belasting kan betalen, die de Amerikaanse regering vereist, wordt hij toegelaten … Degene die geen geld of relaties hebben in Amerika …, jong of oud, worden teruggestuurd naar waar ze gekomen waren. Maar een jongeman, met een goed voorkomen, wordt nooit geweigerd, zelfs als hij geen middelen op zak heeft (…) Deze uitzwermende menigte van ellendige arbeiders, arbeidsters, boeren,veroordeelden…deze vervloekten, verbannen door de tegenspoed van hun ondankbare vaderland, dat is Amerika (…) Het zijn hun broers die, zoals zij, in alle ellende geëmigreerd 60 jaar eerder uit dezelfde landen zijn, Amerika gemaakt hebben zoals het nu is”.
Zo heeft het kapitalisme, dankzij de migratie naar de andere continenten van het overschot aan arbeidskrachten als gevolg van de overproductiecrises in West-Europa, zijn heerschappij over de hele planeet kunnen uitbreiden.
De immigratie in het tijdperk van het verval van het kapitalisme
De afname van de stroom migranten vormde de hele 20e eeuw een steeds opvallender kenmerk voor het kapitalisme in verval, dat gemarkeerd werd door het uitbreken van de Ie Wereldoorlog. Met het uitbreken van de eerste imperialistische slachting van 1914-1918 kwam aan de massale migratie van arbeiders, die de bloei van het kapitalisme vergezeld en mogelijk gemaakt had, een einde. Deze teruggang van de immigratie is niet het gevolg van de capaciteit van het kapitalisme de arbeiders stabiliteit te bieden, maar integendeel, de uitdrukking van een steeds groeiende afname van de productiekrachten. In de jaren voor en tijdens de Ie Wereldoorlog legde het kapitaal de arbeiders grote offers op, die voldoende waren om de oorlogseconomieën van ieder van de oorlogsvoerend landen te kunnen laten functioneren. Na de oorlog heeft de bourgeoisie van de West-Europese landen (vooral die van Duitsland) door de verschrikkelijke uitbuiting van een doodgebloed en verslagen proletariaat in de eerste revolutionaire golf van 1917-1923 haar economie weer op kunnen bouwen zonder een massaal beroep te hoeven doen op de arbeidskracht van immigranten.
Toen in de jaren 1930 de algemene overproductiecrisis in alle industriestaten, van West-Europa tot de VS, wreed uitbrak, en zich een nieuwe wereldoorlog onafwendbaar aftekende, kon een massale uitbarsting van werkloosheid alleen nog worden tegengegaan door de ontwikkeling van de wapenproductie.
Met de wederopbouw na de IIe Wereldoorlog, vooral vanaf de jaren 1950, ontstond er een nieuwe immigratiegolf, essentieel naar de West-Europese landen, een gebeuren dat door de dekolonisatie nog versterkt werd. Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Zwitserland en de Benelux openden al hun grenzen voor arbeiders uit minder onderontwikkelde landen. Spanjaarden, Turken, Joegoslaven en immigranten uit de Maghreb werden voor deze landen goedkope arbeidskrachten, die in dienst gesteld konden worden van de wederopbouw. Zo kon ook de aderlating, die de IIe Wereldslachting in de rijen van de arbeidersklasse van de oorlogvoerende landen had aangericht, gecompenseerd worden. De grote democratieën van West-Europa wierven miljoenen immigranten aan om hen extreem uit te buiten en hen voor karige lonen het vuilste en moeilijkste werk te laten verrichten.
Deze immigratiegolf, die in de jaren 1950 opnieuw opkwam in de centrale landen van het kapitalisme, bereikte echter nooit de omvang van de golf die een eeuw eerder de VS had bereikt, toen het kapitalisme nog een progressief systeem was dat op duurzame wijze de bestaansvoorwaarden van het proletariaat kon verbeteren. De arbeidersmigranten in de 19e eeuw verlieten met hun familie hun geboorteland in de hoop, dankzij de kapitalistische expansie, in de nieuwe wereld asiel en een zekere vorm van stabiliteit te vinden. Maar na de IIe Wereldoorlog betekende de opening van de grenzen van West-Europa voor arbeidersimmigranten nooit meer dan een tijdelijke mogelijkheid voor miljoenen arbeiders uit de onderontwikkelde landen om te overleven. De meesten van hen (vooral de arbeiders uit de Maghreb of uit Azië, die na de dekolonisatie vooral naar Frankrijk en Engeland trokken) waren gedwongen hun families achter te laten om slecht betaalde en ‘precaire’ arbeid te verrichten in de ‘landen van opvang’. Zonder enig toekomstperspectief en alleen met de bedoeling om hun ‘thuis achtergebleven’ vrouwen en kinderen te kunnen voeden, waren zij gedwongen om de slechtste arbeids- en levensomstandigheden te accepteren. Zonder eigen woning, als vee samengedreven in de ongezonde voorsteden, waren zij overgeleverd aan geldzucht van de ‘huisjesmelkers’, de politiecontroles en aan de treiterijen die met de oorlog in Algerije gepaard gingen. De levensomstandigheden van deze ‘goedkope arbeidskrachten’die het Westerse kapitalisme ten behoeve van haar wederopbouw na de oorlog uit de onderontwikkelde landen had geïmporteerd, deden denken aan het verschrikkelijke barbarendom van de primitieve accumulatie. Want de ellende van de immigranten omvat de totale ellende van het proletariaat als klasse, die niets anders bezit dan haar arbeidskracht. De onmenselijke voorwaarden, waaronder de immigranten moeten leven, tonen aan dat haar arbeidskracht slechts een koopwaar is die de burgerlijke slavenhandelaar altijd voor de laagste prijs probeert te kopen om haar kapitaal winstgevend te maken.
Toen aan het einde van de jaren 1960 de wederopbouw van na de IIe Wereldoorlog afgerond was, verklaarden de gastvrije’ West-Europese landen dat ze‘vol waren’ en begonnen ze overal hun grenzen te sluiten. In 1963 was het Zwitserland dat beperkende maatregelen nam, daarna volgden Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland, die na de terugkeer van de economische wereldcrisis en de toename van de werkloosheid begin jaren 1970 besloten de immigratie in haar geheel te blokkeren. Maar het bleef niet bij deze maatregelen. Hoe meer het kapitalisme in crisis raakte, hoe meer het proletariaat als geheel voor de kosten moest opdraaien. Op het moment dat de eerste ontslagrondes plaatsvonden en tienduizenden arbeiders op straat werden gesmeten, werden de eerste immigranten uitgezet en de grenzen van West-Europa overgejaagd. Nadat ‘zachte middelen’ zoals de ‘hulp bij terugkeer’ niet effectief bleken, werd de ‘jacht op illegalen’ geopend en werden ze met duizenden gedeporteerd. Met behulp van speciale chartervluchten of eenvoudigweg door ze met militair geweld de grens over te zetten. Nadat ze meer dan twee decennia als lastdieren zijn gebruikt, worden ze, nu ze niet meer broodnodig zijn, in naam van het ‘recht op terugkeer naar het geboorteland’ door de democratische regeringen, zowel van links als van rechts, teruggestuurd om ‘thuis’ te creperen. En om de arbeidersklasse te verdelen laat de heersende klasse deze lasterlijke praktijken, met een ongekend cynisme, vergezeld gaan van campagnes tegen de migranten. Was het niet zo dat het rapport Dalle, in 1984, de immigratie de schuld gaf van de vertraging van de ontwikkeling in de automobielsector? Anders gezegd: de arbeidersmigranten zouden niet alleen tevreden zijn geweest met het ‘Franse brood, de fransen hun baan af te pikken, maar ze zouden ook nog verantwoordelijk zijn geweest voor het verlies aan concurrentiekracht van het nationale kapitaal, voor de verergering van de crisis en de werkloosheid dus!
Tegen de algemene ellende van het kapitalisme, klassesolidariteit van het wereldproletariaat
In werkelijkheid dienen de campagnes tegen de immigranten, die tegenwoordig overal ontketend worden, er niet alleen toe de arbeidersklasse te verdelen in autochtoon en allochtoon. Ze vormen een frontale aanval op het klassenbewustzijn van het proletariaat. Met behulp van deze smerige propaganda probeert de heersende klasse de alsmaar toenemende ellende van het proletariaat te verbergen achter een ideologische sluier, die door de toenemende ellende van het proletariaat steeds meer blootgelegd wordt: het onafwendbare historische bankroet van de kapitalistische productiewijze. De heersende klasse probeert te verbergen dat zij tegenwoordig niet in staat is om de hele arbeidersklasse ook maar het geringste perspectief te bieden. De uitsluiting van arbeidersmigranten, die door het kapitalisme veroordeeld wordt om ‘elders’ van honger om te komen, is het lot dat dit zieltogende systeem ook in petto heeft voor de miljoenen autochtone arbeiders, die definitief overgeleverd zijn aan de werkloosheid. Want geen enkele anti-vreemdelingenwet zal de onoverkomelijke crisis, die dit stervende systeem teistert, kunnen oplossen. De massaontslagen zullen de arbeiders onverbiddelijk blijven treffen, waar ze ook vandaan mogen komen. Het ‘recht op de eigen grond’, waarmee ze ons om de oren slaan, betekent voor de arbeiders niets anders dan het ‘recht’ om ‘thuis’ van honger of van kou om te komen, zoals al te zien is aan de groeiende massa ‘daklozen’, die door de grote steden zwerven.
Het is niet de immigratie die schuldig is aan de crisis en de werkeloosheid. Crisis en werkeloosheid zijn het gevolg van de onomkeerbare ineenstorting van de wereldeconomie, die ertoe neigt om de leefomstandigheden van de arbeidersklasse steeds te verslechteren en van de uitgebuite klasse steeds meer een klasse van uitgeslotenen, werk- en dakloze migranten zal maken.
Door zijn overheersing over de hele planeet heeft het kapitalisme een wereldarbeidersklasse geschapen. Voorzover hij ze nodig had, heeft hij ruimschoots een beroep gedaan op de arbeidskracht van de immigranten. Nu hij ze op een wrede manier over de grenzen jaagt, nu hij de planeet verandert in ‘no-mans-land’ voor de groeiende massa arbeiders, markeert hij het totale failliet van het systeem.
Als de dreiging van ‘de invasie’ van massa’s vreemdelingen, die op de vlucht gaan voor de ontketening van de chaos in de wereld om samen te stromen aan de grenzen van West-Europa de bourgeoisie van de meest geïndustrialiseerde landen een echte nachtmerrie bezorgt, dan komt dat omdat het kapitalisme aan het einde van zijn Latijn is, en het ter plekke aan ’t verrotten is.
Zoals de immigratiekwestie in het verleden een fenomeen was dat kunstmatig opgezet was, die door het kapitalisme in zijn bloeiperiode volledig beheerst werd, vormt de paniek die de onstuitbare toestroom van gigantische immigratiegolven, nu onder de heersende klasse veroorzaakt wordt slechts één van de vele manifestaties van het ter plekke wegrotten van dit systeem, van de onmogelijkheid van de decadente bourgeoisie om de maatschappij te sturen.
Als de immigratie zich nu, met de intrede van het kapitalisme in haar laatste fase, die van de ontbinding, voordoet als een koudvuur voor de heersende klasse, dan komt dat omdat het kapitalisme zelf is dat een plaag geworden is voor de hele mensheid.
Tegenover de ellende en het barbarendom van deze wereld in volle ontbinding bestaat er voor de arbeidersklasse slechts één perspectief: de logica van de concurrentie, van het ‘ieder voor zich’ van zijn eigen uitbuiters radicaal af te wijzen. Wat ook zijn afstamming, huidskleur of taal is, de arbeidersklasse heeft geen enkel gemeenschappelijk belang met het nationale kapitaal. Haar belangen kan zij slechts werkelijk verdedigen als ze overal haar internationale klassesolidariteit ontwikkelt en weigert zich te laten verdelen in geïmmigreerde en autochtone arbeiders. Deze solidariteit, moet ze laten zien door zich overal te weigeren aan te sluiten bij de burgerlijke campagnes, of die nu racistisch of anti-racistisch zijn, door massaal haar strijd te ontwikkelen op haar eigen klasseterrein, tegen alle aanvallen in die zij dagelijks ondergaat.
Enkel de bevestiging van haar gemeenschappelijke belangen, in haar strijd, zal het proletariaat in staat stellen al haar krachten te bundelen, zich op te stellen als één solidaire internationale klasse, om de kapitalistische moloch verslaan, vooraleer hij de hele planeet vernietigt.
Avril / 20.02.2002
(1) Bijna iedere dag zien we beelden van gestrande, gezonken of door de kustwacht geënterde schepen. Schepen die ontelbare hoeveelheden vluchtelingen naar een buitenpost van Europa hadden moeten brengen. Deze beelden van de Middellandse Zee horen allang bij het leven van alledag. Uitgeputte, uitgehongerde en aan de verdrinkingsdood ontsnapte vluchtelingen worden door de politie opgepakt en meestal gelijk in streng bewaakte kampen opgesloten. Nadien wacht hun uitzetting zonodig met geweld.
In de nasleep van de rellen die deze week in het hele land uitgebroken waren, onderwerpen de woordvoerders van de heersende klasse – regering, politici, media, enzovoort - ons aan een oorverdovende campagne die er op gericht is om ons hun 'programma' voor de toekomst te doen steunen: verregaande bezuinigingen en een toenemende repressie tegen iedereen die zich daarover beklaagt.
Groeiende soberheid, omdat zij geen antwoord hebben op de dodelijke economische crisis van hun systeem. Zij kunnen alleen verder door te snijden in banen, lonen, sociale verworvenheden, pensioenen, gezondheidszorg en onderwijs. Dat kan enkel een verslechtering betekenen van juist die maatschappelijke omstandigheden, die een groot deel van een gehele generatie er van overtuigt dat er voor hen geen enkele toekomst bestaat. Om die reden wordt elke ernstige discussie over de sociale en economische oorzaken van de rellen afgedaan als het 'excuseren' van de relschoppers. Het zijn criminelen, zo wordt ons voorgehouden, en dus zal er tegen hen opgetreden als criminelen. Einde verhaal. Dat komt dan zeer goed uit, omdat de staat geen enkel voornemen heeft om nog geld te pompen in de binnensteden, zoals hij dat deed na de rellen van de jaren 1980.
Verhoogde repressie, omdat dat het enige is wat onze heersers ons kunnen bieden. Zij gaan maximum profijt halen uit publieke bezorgdheid over de vernieling, die veroorzaakt is door de rellen, om de uitgaven voor de politie te verhogen, om hen uit te rusten met rubberkogels en waterkanonnen, zelfs om over te gaan tot de avondklok en het leger op straat te brengen. Deze wapens, samen met de toegenomen bewaking van de sociale netwerken van het internet en het 'snelrecht', dat uitgesproken wordt tegen hen die na de rellen werden aangehouden, zal niet enkel ingezet worden tegen plunderaars en herrieschoppers. Onze heersers weten maar al te goed dat de crisis een opkomend getij van sociale revolte en arbeidersstrijd bewerkstelligd, die zich verbreid heeft van Noord-Afrika tot Spanje en van Griekenland tot Israël. Zij zijn er zich heel goed van bewust dat zij in de toekomst te maken zullen gaan krijgen met zulke massale bewegingen. En ondanks al hun democratisch pretenties zullen zij, net als de openlijk dictatoriale regimes zoals in Egypte, Bahrein of Syrië, bereid zijn om geweld tegen hen te gebruiken. Dat hebben zij vorig jaar in Groot-Brittannië al getoond tijdens de studentenstrijd.
Het 'moreel hoogstaande peil' van de heersende klasse
De campagne over de rellen is gebaseerd op de bewering dat zij een moreel hoogstaande peil hebben. Het loont de moeite om even in te gaan op de kern van deze beweringen. De spreekbuizen van de staat veroordelen het geweld van de rellen. Maar het is diezelfde staat die nu op een veel grotere schaal geweld gebruikt tegen de bevolkingen van Afghanistan en Libië. Geweld dat elke dag wordt voorgesteld als heldhaftig en onbaatzuchtig, terwijl het enkel dient van de belangen van onze heersers te vrijwaren.
De regering en de media veroordelen de wetteloosheid en criminaliteit. Maar het was de wreedheid van hun eigen krachten van rust en orde, die in de eerste plaats de rellen deden ontvlammen: van het neerschieten van Mark Duggan tot de hooghartige behandeling van zijn familie en haar medestanders, die demonstreerden voor het politiebureau van Tottenham om te weten te komen wat er precies was gebeurd. En dit komt bovenop een lange waslijst van mensen uit buurten zoals Tottenham, waar mensen in voorarrest doodgegaan zijn of op straat dagelijks te maken hebben met pesterijen van de politie.
De regering en de media veroordelen de hebzucht en het egoïsme van de plunderaars. Maar zij zijn de bewakers en propagandisten van een maatschappij, die functioneert op basis van de georganiseerde hebzucht, van de opeenhoping van weelde in de handen van een kleine minderheid. Ondertussen wordt de rest van ons niet aflatend gestimuleerd om producten te consumeren die hun winsten realiseren, om onze waardigheid af te meten aan de hoeveelheid spullen die wij kunnen kopen. En aangezien ongelijkheid niet alleen vastgebakken zit in dit systeem, maar ook steeds maar erger wordt, kan het geen verassing zijn dat diegenen die onderaan aan de ladder verkeren en zich de blinkende dingen niet kunnen veroorloven, waarvan men zegt dat zij ze nodig hebben, denken dat het antwoord op hun probleem gelegen is het jatten van wat en wanneer ze maar kunnen.
De heersers veroordelen deze kleinschalige plunderingen, terwijl zij zelf deelnemen aan een uitgebreide operatie van plundering op wereldschaal – de olie- en houtkapmaatschappijen die uit winstbejag de natuur leegroven, de speculanten die rijkelijk beloond worden voor het opdrijven van de voedselprijzen, de wapenverkopers die profiteren van dood en vernieling, de fatsoenlijke financiële instellingen die miljarden witwassen uit de drugshandel. Een wezenlijk deel van deze diefstal maakt dat een toenemend deel van de uitgebuite klasse de armoede, de uitzichtloosheid en de criminaliteit ingeduwd wordt. Het verschil ligt er in dat de wetschenders de onderaan de maatschappij verkeren, gewoonlijk gestraft worden, terwijl de top van de misdaad de dans ontspringt.
Kortom: de moraal van de heersende klasse bestaat niet.
De hamvraag: hoe zich verzetten?
De hamvraag die ons bezighoudt – de grote meerderheid –, die niet profiteert van deze reusachtige plunderoperatie die men kapitalisme noemt, is de volgende: hoe kunnen wij onszelf afdoende verdedigen wanneer dit systeem, dat nu openlijk in de schulden steekt, en verplicht is om alles van ons af te pakken?
Zijn de rellen, zoals wij die de laatste week gezien hebben in Groot-Brittannië, een methode om terug te vechten, om er controle op te krijgen, om onze krachten te verenigen, om voor onszelf een andere toekomst uit te stippelen?
Velen, die deelnamen aan de rellen drukten hun ergernis uit over de politie en over de bezitters van de rijkdom, die zij zien als de belangrijkste oorzaak van hun armoede. Maar bijna onmiddellijk hebben de rellen meer negatieve elementen naar boven gehaald, meer duistere gedragingen die gevoed zijn door tientallen jaren van sociale verloedering in de armste stadswijken, van de cultuur van de bendes, van het zich eigen maken van de heersende filosofie van ieder voor zich en 'wordt rijk of sterf”. Zo ontspoorde het oorspronkelijke protest tegen de politie-repressie in een chaos van anti-sociale en anti-arbeiders acties: intimidatie en achterbaks beroven van individuen, het vernielen van buurtwinkels, aanvallen op personeel van brandweer en ziekenwagens, en het lukraak afbranden van gebouwen, soms nog terwijl de bewoners binnen waren.
Zulke acties bieden absoluut geen perspectief om weerstand te bieden aan het dievensysteem waarin wij leven. Integendeel, ze dienen alleen om de verdelingen nog groter te maken onder diegenen die te lijden hebben onder het systeem. Geconfronteerd met aanvallen op de lokale winkels en gebouwen, bewapenden sommige inwoners zichzelf met baseball-stokken en vormden 'beschermingseenheden'. Anderen namen daags na de rellen als vrijwilligers deel aan de schoonmaakoperaties. Veel gewone mensen beklaagden zich over het gebrek aan aanwezigheid van de politie en eisten strengere maatregelen.
Wie gaat er het meest profiteren van deze verdelingen? De heersende klasse en haar staat. Zoals wij al gezegd hebben: de machthebbers zullen er zich nu op beroepen een mandaat te hebben van het volk om hun machinerie van politie en militaire repressie op te voeren, om alle vormen van protest en politieke onvrede te brandmerken als vormen van criminaliteit. De schuld van de rellen werd al in de schoenen geschoven van 'anarchisten' en pas een week of twee geleden maakte de ‘Met’ (Metropolitan) de vergissing de aanbevelingen van over verlinken van mensen, die een klasseloze maatschappij nastreven, te publiceren.
De rellen vormen een weerspiegeling van het slop waarin het kapitalisme is terechtgekomen. Ze zijn geen vorm van arbeidersstrijd, eerder een uitdrukking van razernij en wanhoop in een toestand waarbij de arbeiders als klasse afwezig is. Plundering is geen stap vooruit naar een hogere vorm van strijd, maar een hindernis op weg daarheen. Vandaar de gerechtvaardigde frustratie van een vrouw die duizenden konden zien op Youtube die de plundering aanklaagde omdat het de mensen belette om bijeen te komen en het te hebben over waarvoor er moet gestreden worden: “Ik wordt ziek van jullie allemaal.. wij komen totaal niet samen om te vechten voor een zaak. Het enige wat we doen is bagagekluizen openbreken...”.
Bijeenkomen en vechten voor een zaak, dat zijn methodes van de werkenden klasse. Dat is de moraal van de proletarische klassestrijd, maar de arbeiders lopen gevaar om zodanig te worden aangevreten door de atomisering en het nihilisme dat hele sectoren van de arbeidersklasse vergeten zijn, wie ze eigenlijk zijn.
Maar er is een alternatief
In de massale en veel omvattende bewegingen in Tunesië, Egypte, Spanje, Griekenland of Israël ontwaren wij dat de arbeidersklasse haar klasse-identiteit hervindt en de klassestrijd weer ontstaat. Ondanks al hun zwakheden, laten deze bewegingen ons een glimp zien van een andere manier van strijden: door bijeenkomsten op straat, waar iedereen een stem heeft; door intensieve politieke discussie waar elk punt bediscussieerd kan worden; door de georganiseerde verdediging tegen politie en tuig, door arbeidersbetogingen en stakingen; door het stellen van het vraagstuk van de revolutie, van een volledige andere maatschappijvorm. Een maatschappij die niet gebaseerd is op ‘oog om oog, tand om tand’, maar op solidariteit onder menselijke wezens, niet op de productie voor verkoop en winst, maar op een productie voor wat wij werkelijk nodig hebben.
Samengevat komt het er op neer dat, gezien de verdelingen, die ontstaan zijn door de rellen, de staat erin geslaagd is zijn boodschap door te duwen dat iedere strijd tegen het huidige systeem alleen maar kan uitlopen op blinde vernieling. Hierdoor ziet het er naar uit dat de ontwikkeling van een echte beweging van de klasse in Groot-Brittannië nog grotere moeilijkheden zal moeten trotseren dan daarvoor. Maar op wereldschaal blijft het perspectief bestaan: een dieper wordende crisis van deze werkelijk zieke maatschappij en een toenemend bewust en georganiseerd verzet van de uitgebuiten. Daar zal ook de heersende klasse in Groot-Brittannië niet van gespaard blijven.
IKS / 14.08.2011
De laatste drie weken zijn er in Israël honderdduizenden mensen op straat gekomen om te protesteren tegen de duizelingwekkende levensduurte, de toenemende onmogelijkheid voor een gemiddelde persoon om zich een woonstede te kunnen veroorloven, de ontmanteling van de sociale zekerheid. De betogers eisen 'sociale rechtvaardigheid', maar velen praten ook over 'revolutie'. Ze maken er geen geheim van dat ze geïnspireerd zijn door de golf van opstanden in de Arabische wereld, die zich nu uitgebreid heeft naar Spanje en Griekenland. De Israëlische Eerste Minister Netanyahoe, wiens keiharde rechtse politiek een populair succes scheen gewonnen te hebben, wordt plotseling vergeleken met dictators van Egypte (Moebarak, die nu berecht wordt voor het neerschieten van protesterende mensen) en Syrië (Assad, die nu het bevel geeft tot moorddadige slachtingen tegen een bevolking die zijn regime steeds meer kotsbeu is).
Zoals de bewegingen in de Arabische wereld en in Europa, lijken de betogingen en tentendorpen, die nu in talloze steden in Israël opduiken, uit de lucht komen te vallen: boodschappen op Facebook, enkele mensen die hun tent neerplanten op stadspleinen... en van toen af aan zijn er in één weekend tussen de 50.000 en 150.000 komen demonstreren in Tel Aviv (met meer dan 200.000 op zaterdag, 6 augustus), en in het hele land waren er misschien wel drie of vier keer zoveel bij betrokken, het merendeel onder hen jonge mensen.
Net zoals in andere landen, zijn de betogers dikwijls slaags geraakt met de politie. Net zoals in andere landen hebben de officiële politieke partijen en de vakbonden geen leidende rol gespeeld in de beweging, zelfs al zijn er zeer wel bij aanwezig. De mensen, die bij de beweging betrokken zijn, worden dikwijls geassocieerd met ideeën over directe democratie en zelfs met anarchisme. Aan een demonstrant, die werd geïnterviewd door RT News Network, werd gevraagd of de protesten geïnspireerd waren door de gebeurtenissen in de Arabische landen. Hij antwoordde: “Er is heel veel invloed van wat er gebeurd is op het Tahrir-plein... Natuurlijk is er grote invloed. Dat gebeurt wanneer de mensen beseffen dat zij macht hebben, dat zij zichzelf kunnen organiseren, dat zij geen regering meer nodig hebben om hen te zeggen wat zij moeten doen. Zij kunnen nu beginnen met de regering te zeggen wat zij willen”. Ook al drukken deze standpunten slechts de bewuste mening van een minderheid uit, dan weerspiegelen ze toch een meer algemeen gevoel van desillusie in het gehele burgerlijke politieke systeem, of het nu dictatoriaal of democratisch is.
Net zoals haar tegenhangers elders, is deze beweging historisch in haar betekenis, zoals wordt opgemerkt door een Israëlische journalist, Noam Sheizaf: “In tegenstelling tot Syrië of Libië, waar dictators hun eigen burgers bij honderden afslachtten, was het, voor wat de Joodse gemeenschap betreft, nooit echt de onderdrukking die de sociale orde in Israël bij elkaar hield. Het was indoctrinatie, een dominante ideologie, om een term te gebruiken die bij voorkeur gebruikt wordt door kritische theoretici. En het was de culturele orde die in vraag gesteld werd in deze protestbeweging. Voor het eerst was een groot deel van de Joodse middenklasse - het is nog te vroeg om in te schatten hoe groot deze groep is – die erkende dat zij een probleem hadden niet met andere Israëli's of met de Arabieren, of met en bepaalde politici, maar met de ganse sociale orde, met het hele systeem”. In deze zin is het unieke gebeurtenis in de geschiedenis van Israël.
Daarom heeft dit protest zo’n geweldig potentieel. Dit is ook de reden waarom wij niet enkel moeten kijken naar de onmiddellijke uitkomst ervan – ik denk niet dat wij de regering in de nabije toekomst zullen zien vallen – maar naar de gevolgen op lange termijn, de onderstroom die zeker naar boven zal komen. ‘De werkelijke betekenis van het tentenprotest’.
En toch zijn er die maar al te gelukkig zijn met het minimaliseren van de betekenis van deze gebeurtenissen. De officiële pers heeft hen in grote mate helemaal genegeerd. De 800 tot 1000 man sterke buitenlandse persstaf in Jeruzalem (tweede in omvang na die in Washington), begon pas enige belangstelling te vertonen nadat de beweging al een paar weken bezig was. Je zou lang moeizaam moeten zoeken om enige vermelding van deze beweging te vinden in 'progressieve' kranten zoals The Guardian en Socalist Worker in Groot-Brittannië.
Een andere aanpak is om de beweging te kenschetsen als een beweging van de 'middenklasse'. Het klopt dat wij, net zoals bij alle andere bewegingen, hier te doen hebben met een brede sociale revolte die het ongenoegen tot uitdrukking brengt van vele verschillenden sociale lagen in de maatschappij, van kleinhandelaars tot arbeiders in het productieproces. Allen worden ze getroffen door de economische wereldcrisis, de groeiende kloof tussen rijk en arm en, in een land als Israël, de verslechtering van de levensomstandigheden door de onverzadigbare eisen van de oorlogseconomie. Maar de 'middenklasse' is zo een vage term geworden, dat iedereen die onderwijs gehad heeft en een baan heeft daarmee bedoeld wordt. En in Israël, net als in Noord-Afrika, Spanje of Griekenland, wordt een toenemend aantal jongeren, die gestudeerd hebben, er toe genoodzaakt de rijen van het proletariaat te vervoegen, en als ze al werk kunnen vinden, te werk gesteld in slecht betaalde banen, waar geen opleiding voor nodig is. In elk geval zijn ook de meer 'klassieke' sectoren van de arbeidersklasse betrokken bij de betogingen: openbare diensten en industrie-arbeiders, de armste delen van de werklozen, sommige zijn niet-Joodse immigranten uit Noord-Afrika of andere Derde wereldlanden. Er was ook een 24-uurs staking toen de Histradut vakbondsfederatie probeerde een regeling te treffen met de ontevredenheid van haar eigen leden.
Een van de grootste lasteraars van de beweging kwam van uiterst links. Zoals een van de posters van libcom schreef: “ik had grote ruzie met een van de leiders van de SWP in mijn vakbondsafdeling, wiens argument er op neerkwam dat Israël geen arbeidersklasse had. Ik vroeg haar wie dan de bussen bestuurde, wie de wegen bouwde, op de kinderen paste, enzovoort. En ze stak een tirade af tegen het zionisme en de bezetting”. (een van de forums op libcom).
Dezelfde bron bevatte ook een link naar een linkse blog, die met een meer ontwikkelde versie aankwam van dit argument: “het is duidelijk dat elk niveau van de Israëlische maatschappij, van de vakbonden tot de onderwijssystemen, de strijdkrachten en de overheersende politieke partners, betrokken zijn bij het apartheidssysteem. Het was zo vanaf het prille begin, in de echte kiemen van de Israëlische staat die opgebouwd werd tijdens de periode van het Britse mandaat. Israël is een land van kolonisten, en dit heeft enorme vertakkingen bij de ontwikkeling van het klassebewustzijn. Zo lang er gestreefd wordt naar het uitbouwen van koloniale buitenposten, zolang de bevolking haar belangen identificeert met de expansie van het nederzettingenkolonialisme, is er weinig hoop op een ontwikkeling van een onafhankelijk revolutionaire kracht bij de arbeidersklasse. Het is niet alleen een kolonialistische nederzettingenmaatschappij, maar ze wordt ook nog ondersteund met de materiële middelen van het VS-imperialisme. (een link naar een linkse blog)
Het idee dat de Israëlische arbeidersklasse een speciaal geval is, heeft velen van uiterst links er toe gebracht om te stellen dat de protestbeweging niet gesteund zou mogen worden, of dat ze enkel gesteund zou mogen worden als ze eerst stelling zou nemen ten aanzien van het Palestijnse vraagstuk: “De sociale protesten in Israël zijn sinds de jaren 1970 sterk in de verf gezet en worden verwacht uit te monden in een hervormingspolitiek of zelfs een herschikking in de regeringsautoriteit. Maar zolang de hervormingen zich niet richten op zaken die de kern van Israëls onderdrukkende en discriminerende huisvestingspolitiek raken, zolang de politiek niet verandert en de Palestijnen niet op gelijke voet behandelt als de Israëli's, zolang de bevelen tot uitzetting niet meer willekeurig uitgevaardigd worden, zijn de hervormingen waardeloos en zijn de protesten zinloos.(…) Israëls eenzijdige, 'liberale' huisvestingsprotest is niet een beweging die het waard is om aan deel te nemen of zelfs maar te verdedigen” (Sami Kishawi, Sixteen Minutes to Palestine blog).
In Spanje vonden er gelijkaardige debatten plaats onder de deelnemers van de '15M'-beweging, bijvoorbeeld rond het voorstel: “... dat de Israëlische beweging enkel kan gesteund worden als ze beweging een standpunt inneemt omtrent het Palestijnse vraagstuk, en duidelijk en openlijk de bezetting, de blokkade van Gaza aanklaagt en {oproept tot} het einde van de nederzettingenpolitiek” (van dezelfde bron op Libcom).
Op deze argumenten van uiterst links wordt in de praktijk geantwoord door de beweging in Israël. Nu al wordt dit in Israël op de straat in vraag gesteld en wordt de verdeling tussen Joden en Arabieren betwist. Enkele voorbeelden: in Jaffa, droegen tientallen Arabieren en Joden borden in het Hebreews en in het Arabisch waarop stond “Arabieren en Joden willen betaalbare huisvesting” en “Jaffa wil niet dat alleen de rijken kunnen meedingen”.
Arabische activisten zetten een kampement op in het centrum van Taibeh en elke avond wordt het door honderden mensen bezocht: “Dit is een sociaal protest dat voortkomt uit het diepe leed in de Arabische gemeenschap. Alle Arabieren lijden onder de kosten voor levensonderhoud en het tekort aan huisvesting”, zei een van organisatoren, Dr. Zoheir Tibi. Een aantal Droesische jongeren zetten een tent op buiten de dorpen Yarka en Julis, in het westen van Galiliea: “Wij proberen iedereen naar de tenten te brengen om zich bij het protest te aan te sluiten”, zei Wajdi Khatar, een van de initiatiefnemers tot het protest. Een gezamenlijk Joods en Palestijns kamp werd opgezet in de stad Akko, evenals in Oost-Jeruzalem, waar er protesten aan de gang waren van zowel Joden als Arabieren tegen de uitzettingen van deze laatsten uit de Sheikh Jarrah buurt. In Tel Aviv, werden er contacten gemaakt met de bewoners van de vluchtelingenkampen in de bezette gebieden, die op bezoek kwamen in de tentenkampen en discussies aangingen met de protestesterenden. (1)
In Lewinsky Park in het zuiden van Tel Aviv, waar het tweede grootste tentenkamp een week lang heeft gestaan, kwamen op 1 Augustus een honderdtal Afrikaanse migranten en vluchtelingen samen voor een discussie over de aan de gang zijnde protesten tegen de levensduurte, die in heel Israël plaatsvonden.
Talrijke betogers hebben hun frustratie tot uitdrukking gebracht met de manier waarop het onophoudelijke refrein van de 'veiligheid' en de 'dreiging van het terrorisme' wordt gebruikt om de bevolking de groeiende economische en sociale ellende te doen slikken. Sommigen hebben openlijk gewaarschuwd voor het gevaar dat de regering militaire botsingen zou kunnen uitlokken of zelfs een nieuwe oorlog om de 'nationale eenheid' te herstellen en de beweging te splijten. (2) Zoals het zich afspeelt lijkt het er op dat de regering Netanyhou de beweging achterna loopt ,en verrast als ze is, probeert door middel van het aanbieden van allerlei zoethoudertjes het vuur uit de beweging te halen. Maar het punt blijft dat er inderdaad een toenemend besef is dat de militaire toestand en de sociale situatie heel nauw met elkaar verbonden zijn.
Zoals altijd is de materiële toestand van de arbeidersklasse de sleutel tot de ontwikkeling van het bewustzijn, en de huidige sociale beweging versnelt in grote mate de mogelijkheid om de militaire situatie te benaderen vanuit een klasse-standpunt. Het Israëlische proletariaat, dat dikwijls bedrogen is geweest door de linkervleugel van het kapitaal als een 'bevoorrechte' kaste die teerde op de ellende van de Palestijnen, draait nu hard op voor de Israëlische oorlogsinspanningen met levens, psychologische schade en materiële verarming. Een heel precies voorbeeld dat verbonden is met een van de centrale kwesties van de huidige beweging is de huisvesting: de regering sluist een zeer onevenredige hoeveelheid geld naar de bouw van nederzettingen in de bezette gebieden, meer dan in een toename van de huisvesting in de rest van Israël.
De betekenis van de huidige beweging in Israël, met al haar verwarringen en twijfels, is dat het heel duidelijk het bestaan bevestigd heeft van klasse-uitbuiting en klassenconflicten binnen de schijnbare nationale monolithische staat Israël. De verdediging van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse zal onvermijdelijk botsen met de opofferingen die geëist worden voor de oorlog. En als resultaat daarvan zullen alle concrete politieke kwesties die gesteld worden door de oorlog boven water komen, bediscussieerd en verhelderd worden: de apartheidswetten in Israël en de bezette gebieden, de brutaliteit van de bezetting, de dienstplicht, tot en met de ideologie van het Zionisme en het valse ideaal van de Joodse staat. Natuurlijk zijn dit vraagstukken die moeilijk zijn en verdeling oproepen en de verleiding is zeer groot geweest te om ze maar niet openlijk te stellen. Maar de politiek heeft de neiging om binnen te dringen elk sociaal conflict. Een voorbeeld hiervan is het groeiende conflict geweest tussen de betogers en uiterst rechts – de Kahanisten, die de Arabieren uit Israël willen bannen, en de fundamentalistische kolonisten die de betogers zien als verraders.
Maar het zou geen vooruitgang zijn als de beweging deze rechtse ideologieën zou verwerpen en de standpunten zou overnemen van de linkervleugel van het kapitaal: de steun voor het Palestijnse nationalisme, voor een twee staten-oplossing of een 'democratische' staat. De huidige internationale golf van revoltes tegen de kapitalistische bezuinigingen opent de deur naar een algehele andere oplossing: de solidariteit van al de uitgebuitenen dwars door de grenzen van religieuze en nationale verdelingen heen. Klassenstrijd in alle landen met als uiteindelijk doel een wereldwijde revolutie zal de negatie worden van alle nationale grenzen en staten. Een jaar of twee geleden zou zo’n perspectief, in het beste geval, nog volslagen utopisch geleken hebben. Vandaag beschouwen toenemende aantallen een globale revolutie als een realistisch alternatief voor het in elkaar stortende systeem van het globale kapitaal.
Amos 7/8/11.
Eindnoten:
(1) Een van de Israëli's die deelnam aan deze meetings beschrijft de positieve effecten die de discussies hebben op de ontwikkeling van bewustzijn en solidariteit: “Onze gasten, sommige met vrome hoofddoeken op, luisterden aandachtig naar het verhaal over de jonge mensen uit de Joodse middenklasse die geen plaats vinden om te wonen, te studeren of te werken. De tenten zijn zo talrijk en zo klein. Ze knikken met verbazing, drukken hun sympathie of misschien zelfs hun plezier uit over het nieuwe potentieel aan solidariteit. De goed gebekte is er vlug bij om te komen met een rake slotzin, waar niemand van ons was opgekomen: “Hada “Muchayem Lajiyin Israeliyin!” – “Een vluchtelingenkamp voor Israëli's!”, riep ze uit.
Wij lachen om deze leuke grap. Gen enkele gelijkenis, zeker weten – of juist een klein beetje, tegen alle verwachtingen in. Van de jonge mensen van Rothschild (moge Allah hem helpen, moge hun protest vrucht dragen), wordt aangenomen dat zij om het even welk moment kunnen wegtrekken en teruggaan naar het grimmige leven, waaraan ze gewend waren voor ze verhuisden naar de griezelige boulevard. Toch zijn ze veroordeeld tot de laagste trede van de Israëlische huisvestingsketen – zonder eigendom, zonder land en geen eigen dak boven het hoofd. Sommige van de vrouwen die die avond bij ons zijn – geestdriftig, heel nieuwsgierig en gepassioneerd door plezier – zijn vrouwen geweest die voor het grootste deel van hun leven in een 'echt' vluchtelingenkamp hebben geleefd. Sommige waren daar geboren, andere trouwden en verhuisden om het lot te delen van grote families die opeengepakt zitten in vervallen huizen, die vele jaren geleden opgezet waren als tijdelijke tenten aan de rand van steden en dorpen op de Westelijke Jordaanoever.
“De boze bewoners van Israëls 'vluchtelingenkampen' over het hele land maken deze dagen een proces door dat hen ontwaakt uit het valse bewustzijn, en dat hen dreef naar deze netelige aansluiting van de zomer van 2011. Het is geen gemakkelijk proces, maar wel waard om een inspanning voor te leveren wanneer je helemaal teruggaat naar de wortels van onze problemen. Diegenen die vorig weekeinde het voorrecht hadden om te dansen, te zingen en te knuffelen op een dak in Tel Aviv met onze vrienden uit de dorpen en vluchtelingenkampen uit de bezette gebieden, zullen nooit akkoord gaan om het warme menselijke contact op te geven met de mensen, die wij ooit beschouwden als onze vijanden. Denk maar even aan hoeveel goede woonsteden gebouwd zouden kunnen worden met de middelen die tientallen jaren lang verspild werden aan de domme opvatting dat alle niet-Joden een 'gevaar voor onze demografie' vormen”.
(2) Zie bijvoorbeeld het interview with Stav Shafir on RT news.
De Kritische Studenten Utrecht (KSU), de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) hebben op 21 juni samen een verklaring uitgegeven om hun solidariteit te onderstrepen met de stakers van Viva! Zorggroep uit de IJmond en Haarlem. Deze verklaring is op grote schaal verspreid tijdens de protestmanifestatie tegen de afschaffing van de PGB, die op 23 juni in Den Haag plaatsvond en waar de actievoerders van Viva!Zorggroep zich uit solidariteit bij aangesloten hadden. De Kritische Studenten Utrecht (KSU), de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) hebben op 21 juni een verklaring onderschreven om hun solidariteit te onderstrepen met de stakers van Viva! Zorggroep uit de IJmond en Haarlem. Deze verklaring is op grote schaal verspreid tijdens de protestmanifestatie tegen de afschaffing van de PGB, die op 23 juni in Den Haag plaatsvond en waar de actievoerders van Viva!Zorggroep zich uit solidariteit bij aangesloten hadden.
Dit initiatief tot het uitbrengen, verspreiden en publiceren van een gezamenlijke solidariteitsverklaring verdient daarom alle aandacht, omdat het eerste keer is dat groepen, die zich baseren op het internationalistische karakter van de strijd, een activiteit hebben ontwikkeld ter ondersteuning en uit solidariteit met een sector van de arbeidersklasse. Of de thuiszorgwerkers de strijd nu winnen (hopelijk wel) of niet, dit geslaagde initiatief van de drie groepen vormt een duidelijke stap vooruit in de politieke versterking van de strijd van de arbeidersklasse.
Na de verspreiding van solidariteitsverklaring van de drie voornoemde groepen en nadat de thuiszorgwerkers hun solidariteit hadden betoont met alle mensen, die hun zorg kwijtraken, is de strijd van de groep actievoerders “Wij zijn de Thuiszorg” onverminderd doorgegaan. Van de 28e tot en met de 30e juni staken ze opnieuw en organiseren ze een bezetting van de Grote Markt in Haarlem.
Hopelijk brengt hun strijdbaarheid hen er ook toe op zoek te gaan naar solidariteit met de arbeiders van het openbaar vervoer, die woensdag de 29e in staking gaan en in Den Haag in protest bijeenkomen. Hopelijk vervoegen ze zich ook, met een delegatie, bij de demonstratie van de brandweer in Amsterdam om hen ervan te overtuigen dat de strijd beter gezamenlijk gevoerd kan worden.
Want het is alleen in solidariteit met andere arbeiders in andere instellingen, in andere bedrijven en in andere sectoren dat er eenheid in de strijd in de klasse gebracht kan worden en de strijd op klasseterrein zelf fundamenteel versterkt kan worden.
De stakingen, de acties, bezettingen: op zoek naar verbreding van de strijd!
Sinds januari van dit jaar voeren de thuiszorgmedewerkers van Viva! Zorggroep in IJmond en in Haarlem actie. Waarom? Omdat hun baas met het idee kwam om hen hetzelfde werk te laten doen voor minder salaris. Op 15 april jongstleden ontving ieder van hen een envelop met daarin een nieuw, zonder meer schandalig salarisvoorstel. Het kwam er op neer dat hun salaris van 13,10 euro (voor sommigen iets minder) bruto per uur naar 9,92 euro per uur bruto omlaag zou gaan. Als ze niet akkoord zouden gaan, dan zou er ontslag volgen!!.
De inmiddels opgerichte actiegroep van de thuiszorgmedewerkers,“Wij zijn de Thuiszorg”, heeft alle 650 collega’s opgeroepen om niet te tekenen en in plaats daarvan actie te gaan voeren. Later is deze oproep ondersteund door AbvakaboFNV en daarna ook de CNV. Ze komen op voor hun rechten en willen niet ontslagen worden. Inmiddels zijn ze al meer dan zeven keer bij de gemeente geweest hun eisen naar voren te brengen of te protesteren op de publieke tribune. De actiegroep“Wij zijn de Thuiszorg”, is met een lijst van vragen naar de informatiebijeenkomst gegaan van de ondernemingsraad, waar hen de toegang werd geweigerd.
Omdat de actiegroep heeft opgeroepen niet te tekenen en niemand van hen ontslagen wil worden, zijn ze samen tot de slotsom gekomen dat er geen andere weg meer overbleef dan te gaan staken. Ze hebben inmiddels al zo’n zeven stakingsdagen achter de rug. Maar staken is een uitzondering in de zorg. Daarom stellen ze ook “Wij gaan daar zo zorgvuldig mogelijk mee om. Wij werken met respect voor onze cliënten. Nu hebben ze respect voor ons.”
Afgelopen donderdagmiddag 16 juni hebben nog ze een geslaagde bijeenkomst gehouden op de Grote Markt in Haarlem. Anita Kuipers van het actiecomité“Wij zijn de Thuiszorg”, gaf een samenvatting van de strijd tot nu toe en deed verslag van het bezoek dat zij, in het kader van het zoeken naar solidariteit, met acht ViVa!-collega’s had gebracht aan andere thuiszorgmedewerkers in Utrecht.
Na 3 keer Haarlem, 2 keer IJmuiden en 1 keer Velsen-Noord hebben ze besloten dat het tijd wordt om daar naartoe te gaan, waar de bezuinigingsmaatregelen gedicteerd worden: Den Haag! Komende donderdag 23 juni gaan ze massaal naar Den Haag om zich te vervoegen bij het protest van de PGB-ers, die daar tegelijkertijd plaatsvindt op Het Plein. Door hun strijd met die van andere andere sectoren te verbinden maken ze duidelijk dat ze zich niet in een hoekje laten drukken, maar de ramen willen openzetten en aan hun protest een bredere basis willen geven. "Zo verbreden we de actie voor goede zorg, voor cliënten en werknemers”.Aldus een van de leden van het actiecomité“Wij zijn de Thuiszorg”,
De thuiszorgmedewerkers van Viva! Zorggroep in IJmond en in Haarlem hebben een moedige en belangrijke stap gezet. Een voorbeeld voor alle andere werkenden in de zorg in Nederland. Want overal gebeurt hetzelfde: loonsverlagingen ontslagen, kaalslag in de zorg en flexibilisering van contracten. We moeten vechten voor een menswaardig zorgcontact, waarin het niet alleen goed werken is, maar waar een warme, menselijke zorg bestaat. Een zorg waar mensen op een kleinschalige manier verzorgd worden door vaste verzorgsters, die een vast contract hebben met voldoende uren en een loon waarvan je kunt wonen en leven.
De acties van de thuiszorgmedewerkers uit Haarlem en de IJmond verdienen onze volledige steun. Kom daarom aanstaande donderdag ook naar Den Haag en geef aan je steun, zowel voor de PGB-ers als voor de thuiszorgmedewerkers een praktische, daadwerkelijke invulling.
Hun werk is nodig! Ze doen hun werk goed!
Daarom: geen verslechteringen meer accepteren!
In het belang van ons leven en dat van de cliënten!
Zij zijn niet het probleem, het systeem is het probleem!
Onderschreven op 21 juni, door de ASB, de KSU en de IKS.
Wat ook de uiteindelijke ontknoping zal zijn van de gebeurtenissen, die aan de gang zijn in Europa en wat ook de verwarringen en illusies zijn van hun hoofdrolspelers, zij schrijven geschiedenis en betekenen nu al een mijlpaal in de evolutie van de klassenstrijd.
Een schakel in de internationale keten van klassenstrijd
De gebeurtenissen kunnen natuurlijk verklaard worden vanuit nationale factoren, die men zou kunnen samenvatten in het beroemde 'Spanish Revolution'.
Wat ook de uiteindelijke ontknoping zal zijn van de gebeurtenissen, die aan de gang zijn in Europa en wat ook de verwarringen en illusies zijn van hun hoofdrolspelers, zij schrijven geschiedenis en betekenen nu al een mijlpaal in de evolutie van de klassenstrijd.
Een schakel in de internationale keten van klassenstrijd
De gebeurtenissen kunnen natuurlijk verklaard worden vanuit nationale factoren, die men zou kunnen samenvatten in het beroemde 'Spanish Revolution'.
Niets is minder waar en bedrieglijker! Het ongenoegen tegenover de ‘politieke klasse’ is een wereldverschijnsel. Het is moeilijk om een land te vinden, waarvan de inwoners vertrouwen hebben in hun 'vertegenwoordigers’, of deze nu geratificeerd zijn middels het verkiezingenscircus of dictatoriaal zijn opgedrongen. De corruptie, waarnaar wordt verwezen als een andere mogelijke verklaring, is eveneens een wereldfenomeen waar geen enkel land aan ontkomt.(1) Natuurlijk is er wel een 'kwaliteitsverschil' onder de politici, zijn er gradaties al naar gelang de landen, maar die verschillen zijn zoals de bomen die ons beletten het bos te zien van de ontaarding en de verrotting van het kapitalisme op historisch en op wereldvlak.
Een ander argument dat wordt aangevoerd, is de massale werkloosheid, vooral onder de jongeren. Men heeft het ook over de precariteit, de algemene bezuinigingen op uitkeringen, die op ons zijn losgelaten en ons na de verkiezingen te wachten staan. Dat alles is niet typisch Spaans. Wij zien het niet alleen in Griekenland, Ierland of Portugal, maar ook in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Ook al is het waar dat die aanvallen op de werkende klasse en de grote meerderheid van de bevolking al naar geland de landen in gradatie verschillen – het kapitalisme is een voortdurende bron van ongelijkheid en vergelijkbare omstandigheden die elkaar versterken – zou het een vergissing zijn om zich vast te pinnen op het feit dat X minder arm is dan Y, terwijl wij er juist allemáál armer op worden!
Het bittere aanzicht van de werkloosheid springt net zo in het oog in Caïro als in Londen, in Athene als in Buenos Aires. Het is absurd en een vruchteloze muggenzifterij alle mogelijke verschilpunten te gaan opsporen, wanneer het er om gaat om juist te zien wat we gemeen hebben en ons verenigt. In de huidige situatie ziet men steeds duidelijker dat de overheersende tendens wordt gevormd door de algemene ontaarding van de levensomstandigheden van de uitgebuiten van de wereld. Wij merken dat wij met z’n allen meegesleurd worden in een val naar de afgrond, die niet alleen tot uiting komt in werkloosheid, inflatie, precariteit, en de opheffing van de sociale dienstverlening, maar eveneens in de toename van kernrampen, oorlogen en een krachtig uit elkaar rukken van de sociale verhoudingen, gepaard gaande met een toenemend moreel barbarendom
Het is vanzelfsprekend dat de druk van de heersende, strikt nationalistische, ideologie probeert om de beweging, die wij doormaken, op te sluiten binnen de vier muren van de 'Spanish Revolution'. Het is zeker dat de moeilijkheden in de bewustwording ertoe leiden dat velen van de hoofdrolspelers de kwestie bekijken door dat vervormende prisma. Zo bestaat er in de Algemene Vergaderingen inderdaad weinig overdenking over de wereldsituatie of over de eigen situatie van de overgrote meerderheid van de werkende klasse. (2)
Maar hoe is het mogelijk dat wij het hebben over een schakel in de internationale beweging van de arbeidersklasse terwijl de grote meerderheid van de aanwezigen, ook al zijn zij arbeiders (werklozen, jonge precaire arbeiders, ambtenaren, gepensioneerden, studenten, migranten...), zichzelf toch niet herkennen als deel van de arbeidersklasse, die dan ook nauwelijks genoemd wordt tijdens de Algemene Vergaderingen? (3)
Er zijn verschillend factoren die een verklaring vormen voor deze moeilijkheid: de arbeidersklasse lijdt aan een ernstig gebrek wat betreft haar eigen identiteit en zelfvertrouwen. Anderzijds tast de algemene ontevredenheid niet alleen de arbeidersklasse aan, maar ook brede lagen van de onderdrukte en niet-uitbuitende bevolking. Dit merkt men in de verproletarisering van de kleinburgerlijke sociale lagen en van de vrije beroepen. (4) Dat alles maakt dat, oppervlakkig gezien, de beweging beschouwd kan worden als inter-klassistisch, en zich op een chaotische wijze laat afleiden door een hele reeks van bekommernissen, en heel ontvankelijk is voor stellingnamen in het kader van de democratie.
Nochtans, als wij er dieper op ingaan, blijkt de beweging volledig deel uit te maken van de internationale strijd van de arbeidersklasse. Wij zijn onderdeel van een proces van een massale strijd, die het proletariaat goed van pas zal komen als een beginnende fase van bewustwording van de eigen krachten om zichzelf uiteindelijk te gaan zien als een zelfstandige sociale klasse, die in staat is om een alternatief te bieden aan deze maatschappij, die afstevent op een teloorgang. De tektonische breuk die loopt over Frankrijk in 2006 (5) naar Griekenland in 2008 (6) om opnieuw op te duiken in Frankrijk in 2010 (7), verder te gaan in Groot-Brittannië in 2010 en een vervolg te vinden in Egypte-Tunesië in 2011 (8), komt tot uiting in de enorme aardverschuiving in Spanje. De basis wordt gelegd voor grote sociale aardbevingen, die uiteindelijk de pijnlijke weg zullen openleggen naar de ontvoogding van de mensheid.
De lont in het kruitvat van de beweging
De internationale en historische analyse wordt duidelijker als ze er in slaagt om bijzondere, nationale en conjuncturele factoren te integreren. Maar als men uitgaat van bijzondere omstandigheden, slaagt men er daarentegen nooit in om de feiten op een juiste manier te plaatsen. De beweging, die wij meemaken, vertrok vanuit een protest 'tegen de politici', georganiseerd door de 'Democracia Real Ya' (‘Echte democratie, Nu’). De betogingen van 15 mei waren een spectaculair succes, omdat de algemene onvrede en het onbehagen over het gebrek aan toekomst daarin onverwacht een bedding vonden.
Op het eerste gezicht zou het daarbij blijven, maar in Madrid en in Granada vonden er op het einde van de manifestaties gewelddadige botsingen plaats met de politie, met meer dan 20 gearresteerden, die op de politiebureau’s hard werden aangepakt. De gearresteerden belegden een algemene vergadering, waarna het communiqué (9) dat ze verspreidden een diepe indruk maakte en een bliksemreactie van verontwaardiging en solidariteit teweegbracht. Een groep jongeren besloot een kampement op te zetten aan de Puerta del Sol in Madrid – het centrale plein van de stad. Maandag sloeg het voorbeeld over naar Barcelona, Granada en Valencia. Een nieuw optreden van de repressie verhardde de geesten nog meer en van toen af aan breidden de concentraties zich uit over meer dan 70 steden en bleef de opkomst duizelingwekkend toenemen.
Dinsdagnamiddag was een beslissend moment. De organisatoren hadden stille protesten of, ter afleiding, ludieke acties gepland (de zogenaamde 'performances'), maar de aanwezigen bleven toestromen en schreeuwden dat er Algemene Vergaderingen moesten worden gehouden. Op dinsdag om 20.00 uur vonden zulke vergaderingen plaats in Madrid, Barcelona, Valencia en andere steden. Maar vanaf woensdag was de lawine toestromende fabelachtig en werden de mensenconcentraties omgevormd tot Open Vergaderingen.
Ook al noemde de beweging, om zichzelf een symbool te geven, zich“de 15e M”(naar “15 mei”), toch lag haar oproep niet aan de basis de beweging, maar verleende ze haar alleen maar een dekmantel. Maar deze dekmantel is ronduit een schulp geworden, omdat het haar zowel een utopische als misleidende doelstelling gaf: de 'democratische vernieuwing’ van de Spaanse staat. (10) Men probeerde de enorme sociale onvrede te kanaliseren naar wat genoemd wordt de ‘Segunda Transición’ (‘Tweede Overgangsperiode’). Na 34 jaar democratie is de grote meerderheid van de bevolking ontgoocheld, maar dat zou ‘verklaard’ kunnen worden door het feit dat “wij te lijden zouden hebben onder een onvolmaakte en beperkte democratie” als gevolg van het verdrag dat indertijd gesloten moest worden met de ‘intelligente fracties’ van het Franquisme. Er zou dus behoefte zijn aan een ‘Tweede Overgang’ die ons naar een 'volwaardige democratie’zou voeren.
Het proletariaat in Spanje is erg gevoelig voor deze misleiding, aangezien rechts in Spanje heel dikwijls autoritair, arrogant en onverantwoordelijk is en de ‘reëel bestaande democratie’ daardoor weinig geloofwaardig maakt. Maar door het ‘volk’ te stimuleren om te ‘rebelleren tegen de politici’ en ‘Echte Democratie Nu’ te eisen, probeert de bourgeoisie te verbergen dat dit de enige democratie is en dat er geen andere mogelijk is.
De regering Zapatero is zeer sluw opgetreden tegenover deze explosieve toestand, waarin meer dan 40% van de jongeren werkloos zijn. Zapatero noemde hen, die durfden te twijfelen aan de ‘Grote Sociale Verworvenheden!’ van zijn regering, ‘bellacos’ (tuig), iets wat de gemoederen van vele jongeren in lichterlaaie zette. Maar het gaat nog verder: het democratische spel schoof, als alternatief voor de PSOE (socialistische partij), de PP (conservatieve volkspartij) naar voren, die bij iedereen gehaat is, omdat men donders goed haar arrogante, brutale en autoritaire reflexen kent. Spanje is niet het Groot-Brittannië waar Cameron – bijgestaan door de ‘moderne’ liberalen – voordien kon genieten van een beter imago. Hier heeft rechts – alhoewel het altijd de PSOE is die de hardste aanvallen onderneemt – de verdiende roem van vijand van de arbeidersklasse te zijn en een broeinest van bekrompen en corrupte personages. (11)
Een grote meerderheid van de bevolking staart verschrikt het programma aan van de overgang van de beestachtigheid van de socialistische ‘vrienden’ naar de nog grotere beestachtigheid, als dat al kan, van de overduidelijke vijandige PP. Dat schept allesbehalve vertrouwen in het democratische spel en de verkiezingsresultaten! Tegenover een ondraaglijke situatie en een meer dan angstaanjagende toekomst, zijn de mensen de straat opgegaan. Hun eigen verwarringen en illusies, net zoals de democratische propaganda, heeft ervoor gezorgd dat er in de Algemene Vergaderingen een groot gehoor was voor de oproep een einde te maken aan het tweepartijenstelsel. Maar daar gaat het om een iets irrealistisch en zuiver misleidend. De Spaanse politieke landkaart is strak twee-partijdig – volgt het spoor van het lange twee-partijentijdperk van de tijd van Canovas (12) – en, zoals blijkt uit de resultaten van de verkiezingen voor de gemeenten en de deelstaten, vertoont ze zelfs nog de neiging om dat te versterken. (13)
De Algemene Vergaderingen, een wapen dat klaarstaat voor de toekomst
Desondanks heeft de beweging in Spanje, tegenover een democratie die zich beperkt tot het vierjaarlijks verkiezen van de politicus van dienst, die zijn beloften nooit inlost en altijd een 'verborgen programma’ uitvoert waarover hij het nooit had gehad, een reusachtig wapen gevonden waarbij de grote meerderheid er in slaagt om tot samen te komen, te denken en te beslissen: de massaal bijgewoonde Algemene Vergaderingen in de stadscentra.
In de burgerlijke democratie berust de beslissingsmacht bij een bureaucratisch korps van beroepspolitici, dat op zijn beurt zonder tegensputteren de orders van de partij opvolgt, en dat enkel en alleen een verdediger en vertegenwoordiger is van de belangen van het kapitaal.
Bij de Algemene Vergadering daarentegen ligt beslissingsmacht direct bij de deelnemers die samen nadenken, discussiëren en beslissen en het zijn zijzelf die zich organiseren om de besluiten om te zetten in de praktijk.
In de burgerlijke democratie wordt de individuele atomisering gesanctioneerd en versterkt, en is de concurrentie en de opsluiting in het ‘ieder voor zich’ het kenmerk voor deze maatschappij. Bij de Algemene Vergaderingen komt een proces op gang van collectief nadenken, waarbij iedereen het beste van zichzelf bijdraagt. Iedereen kan de gemeenschappelijke kracht en solidariteit aanvoelen, er wordt een omgeving geschapen waar het tegengif wordt gebrouwen tegen de verdeelde en de verscheurde vorm van de kapitalistische maatschappij. Daar worden de grondslagen gelegd voor een nieuwe maatschappij, die gebaseerd is op de afschaffing van de uitbuiting en van de klassen, en die kan leiden tot de opbouw van een menselijke wereldgemeenschap.
De burgerlijke democratie is ontegensprekelijk een vooruitgang ten opzichte van de absolute macht van de vorsten. Maar de evolutie van de staat heeft sedert het begin de 20e eeuw de macht eenzijdig toegekend aan een combinatie van wat men de politieke klasse noemt en de economische en financiële machten, met andere woorden: aan het kapitaal in zijn geheel. Hoeveel open verkiezingslijsten men daar ook tegenover stelt, hoeveel men ook het tweepartijenstelsel wil kortwieken, de macht berust in wezen bij deze bevoorrechte minderheid en zij is nog absoluter en dictatorialer dan de meest absolutistische van de feodale vorsten. Maar in tegenstelling tot deze laatsten, legitimeert de dictatuur van het kapitaal zichzelf regelmatig met behulp van de verkiezingsklucht.
De Algemene Vergaderingen gaan terug op de proletarische traditie van de Arbeidersraden van 1905 en van 1917 (14) die zich, tijdens de wereldwijde revolutionaire golf van 1917-1923, uitbreidden naar Duitsland en andere landen. Later doken die weer op in 1956 in Hongarije en in 1980 in Polen.
Wat is de sfeer van een verkiezingsbureau, waar de ‘burgers’ in stilte aanschuiven, dan toch zielig: alsof zij een plicht moeten vervullen waarvan zij het nut betwijfelen en waarbij zij zich schuldig voelen over de uitgebrachte stem die altijd ‘verkeerd’ blijkt te zijn!
Wat een verschil is dat met de sfeer van emoties die wij beleven bij de Algemene Vergaderingen! Men merkt in het grote enthousiasme een enorme zin tot deelname. Talloze sprekers maken gebruik van de kans om het woord te nemen om allerhande vraagstukken aan te kaarten. Wanneer de Algemene Vergadering is afgelopen, worden er commissievergaderingen gehouden, die 24 uur per dag doorgaan. Er worden contacten gelegd, mensen leren elkaar kennen, er wordt hardop nagedacht, alle aspecten van het politieke, sociale, culturele en economische leven komen aan bod.
Men komt tot de ontdekking dat men kan praten, dat men alle zaken collectief kan behandelen. Op de bezette pleinen worden bibliotheken opgezet, men organiseert een ‘tijdsbank’ om les te geven over allerlei thema's, zowel wetenschappelijke als culturele, artistieke, politieke als economische. Er worden gevoelens uitgedrukt van solidariteit, er wordt aandachtig geluisterd zonder dat iemand zich opdringt, een bedding van algemene empathie. Op een nog schuchtere manier wordt er op die manier een massale debatcultuur in het leven geroepen. (15) Veelvuldige overdenkingen, dikwijls interessante voorstellen, ideeën van allerlei slag, het lijkt alsof de deelnemers publiekelijk hun gedachten willen overbrengen, die zij gedurende lange tijd herkauwd hebben in de eenzaamheid van de atomisering. De pleinen worden overspoeld door een reusachtige en collectieve storm van ideeën, de massa slaagt er in het beste en diepste van zichzelf tot uitdrukking te brengen. Die anonieme mensenmassa, die verondersteld wordt, de verliezers te zijn in het leven, beschikt over onverwachte reusachtige en diepgaande intellectuele bekwaamheden, actieve gevoelens, sociale emoties.
De mensen voelen zich bevrijd en genieten hartstochtelijk van het onmetelijke genoegen om collectief te kunnen discussiëren. Ogenschijnlijk loopt heel deze stroom van gedachten uit op niets. Er zijn geen concrete voorstellen. Maar dat is niet noodzakelijkerwijs een zwakte. Na die lange jaren van onderdrukkende kapitalistische gewoonte, waarbij de overgrote meerderheid gebukt gegaan is onder de dictatuur van een misprijzen, de meest vervreemdende routines, negatieve gevoelens van schuld, frustratie en atomisering, is een eerste ongeordende explosieve fase onvermijdelijk. Er bestaat geen andere manier, er bestaan geen pedante plannen waarbij de gedachtegang van de overgrote meerderheid tot uitdrukking kan komen. Hij moet deze weg afleggen – die op het eerste gezicht nergens toe leidt – om zichzelf om te vormen, om het sociale panorama van onder tot boven te transformeren.
Het is ongetwijfeld waar dat de organisatoren telkens opnieuw democratische en nationalistische manifesten voorstellen. Voor een deel verwoorden zij de illusies en de verwarringen, waaronder de meerderheid nog gebukt gaat. Maar tegelijkertijd gaat de gedachtestroom van veel deelnemers de andere kant op en worstelt deze om aan de oppervlakte te komen. Zo was er in Madrid bijvoorbeeld de populair geworden leuze “Alle macht aan de Algemene Vergaderingen”, die niet werd overgenomen door de woordvoerders. Ook waren er nog “Zonder werk, Zonder woning, Zonder schrik”, “Het Probleem is niet de Democratie, Het Probleem is het Kapitalisme”, “Arbeiders, ontwaakt!”. In Valencia zeiden enkele vrouwen: “Ze hebben de grootouders bedrogen, de kinderen bedrogen, hopelijk laten de kleinkinderen zich niet bedriegen” of “60 euro per maand, dat is pas echt geweld!”.
De Algemene Vergaderingen getuigden van een debat, waarbij het leek op een spanningsveld tussen verschillende meningen die, geconcentreerd rondom een drietal oriëntaties, werden benadrukt:
1. Moet men zich beperken tot de democratische vernieuwing (16), of vinden de problemen hun oorsprong in het kapitalisme dat niet meer hervormd kan worden en de van kop tot teen vernietigd moet worden?
2. Moet de beweging op de 22e gestopt worden, of moest ze integendeel verder gezet worden om te vechten tegen de sociale bezuinigingen, de werkloosheid, de precariteit, de uitzettingen?
3. Moeten de vergaderingen niet uitgebreid worden naar de werkplaatsen, naar de woonwijken, naar de werklozenbureau's, naar de scholen en universiteiten opdat de beweging wortel zou schieten in de werkende klasse, de enigen die over de kracht en over de basis beschikt om een veralgemeende strijd te ontwikkelen?
In de Algemene Vergaderingen leven twee ‘overheersende krachten’: de democratische, die een conservatieve rem vormt, en de proletarische, die probeert zich te definiëren als een stellingname van de klasse.
De toekomst kalm tegemoet treden
De Algemene Vergaderingen, die gehouden werden op zondag 22 mei, losten het tweede punt van debat op, door de beweging voort te zetten, waarbij vele in hun tussenkomst verklaarden: “Wij zijn hier niet omwille van de verkiezingen, ook al zijn ze de lont in het kruitvat geweest”. Wat betreft het derde punt waren er veelvuldig tussenkomsten over ‘naar de arbeidersklasse trekken’, waarbij voorstellen gedaan werden om eisen op te nemen tegen de werkloosheid, de precariteit, de sociale bezuinigingen. Op dezelfde wijze werd beslist om de Algemene Vergaderingen uit te breiden naar de woonwijken en een begin te maken met de uitbreiding naar de werkplaatsen, de ziekenhuizen, de universiteiten, en de werklozencentra. In Malaga, Barcelona, en Valencia werd er een betoging gehouden tegen de kortingen op de sociale uitkeringen, met de eis van een algemene staking die deze keer ‘echt’ moest zijn, zoals een van de sprekers het verwoordde.
De aanvankelijke fase van de agora (pleinvergadering), vormt op zichzelf al een grote overwinning voor de beweging. Ze zou verder gezet moeten worden, omdat het betekent dat belangrijke massa’s uitgebuiten, vanwege de verontwaardiging die ze in zich draagt, zich beginnen te verzetten tegen het ‘leven zoals het tot dusver was’. De noodzaak tot morele heropleving, tot een culturele verandering, de voorstellen die gedaan worden – zelfs al lijken ze naïef of bedillerig – laten een nog schuchtere en verwarde drang zien, om ‘op een andere wijze te leven’.
Maar kan de beweging tegelijkertijd op dit peil blijven steken zonder te komen tot een formulering van concrete doelstellingen?
Dat valt moeilijk te beantwoorden: er leven onder de mensen op het plein twee antwoorden die stilzwijgend botsen, die de uitdrukking vormen van de twee ‘overheersende krachten’ waarover we het hiervoor hadden, de democratische en de proletarische. De democratische kracht vindt haar wortels in het gebrek aan zelfvertrouwen van de klasse in haar eigen kracht, het gewicht van de niet-proletarische maar niet-uitbuitende sociale lagen, de impact van de sociale ontbinding (17) die maakt dat men zich vastklampt aan de brandende nagel van een ‘rechtvaardige’en ‘billijke’ staat.
De andere weg, die van de uitbreiding van de vergaderingen naar de werkplaatsen, de studiecentra, de werklozenbureau's, de woonwijken die zich polariseerde in de strijd tegen de gevolgen van de werkloosheid en de precariteit, als antwoord op de ontelbare aanvallen die wij ondergaan hebben en die er nog komen, wordt belichaamd door een heel strijdbare sector. In Barcelona, hebben werknemers van Telefonica, van de hospitalen, de brandweer en studenten van de universiteit zich aaneengesloten in de strijd tegen de sociale bezuinigingen en zich verenigd in vergaderingen en beginnen aan die laatste een andere inhoud te geven. Het lijkt er op dat de Centrale Vergadering van Barcelona zich het verst verwijderd heeft van de stellingnamen over een democratische vernieuwing. De Centrale Vergadering van Madrid heeft vergaderingen bijeengeroepen in de woonwijken en in de districten. In Valencia trokken de bezetters van het plein samen op met een protest van buschauffeurs en ook met een betoging van buurtbewoners tegen de bezuinigingen in het onderwijs. In het centrum van Zaragoza hebben de buschauffeurs zich met groot enthousiasme bij de samenscholing.gevoegd.
Deze tweede weg vertegenwoordigt een bijkomende moeilijkheid. Het is duidelijk dat er een reëel gevaar bestaat dat een‘uitbreiding’ van de beweging leidt tot haar versplintering en opsluiting in sectoriele en corporatieve eisen. Het gaat hier om een werkelijke tegenstrijdigheid. Enerzijds kan de beweging alleen maar verder. als zij er in slaagt om de deelname van de arbeidersklasse te verkrijgen of die tenminste op te wekken. Aan de andere kant kan een dergelijke uitbreiding de vakbonden gelegenheid geven een voet tussen de deur te krijgen en om op de rijdende wagen te springen. Zo kan ze de beweging sectoriele eisen opdringen en de strijd in de wijken laten opslorpen met behulp van localistische eisen, enzovoort. Zonder dit laatste gevaar te ontkennen, dringt zich toch de vraag op: verleent de poging tot uitbreiding, ook al mislukt ze, geen vertrekpunt voor een collectieve strijd die grote kracht kan hebben in de toekomst?
Wat de richting ook moge worden die de beweging inslaat, haar bijdrage tot de internationale strijd van de arbeidersklasse is onmiskenbaar:
- het is een massale en algemene beweging, waarin alle sociale sectoren betrokken zijn;
- het startpunt is geen concrete aanval, zoals in Frankrijk of Engeland, maar een verontwaardiging over de toestand waarin wij leven. Dat maakt het voor haar moeilijk om zich te concentreren op concrete eisen, wat het op haar beurt moeilijk maakt om haar proletarisch karakter te uiting te brengen (18). Maar tegelijkertijd brengt ze duidelijk de wil tot uiting van belangrijke massa’s om zich bewust te worden van de maatschappelijke problemen en maakt ze de weg vrij voor haar politisering;
- de Algemene Vergaderingen zijn het hart van de beweging geweest.
Het begrijpen over wat er aan de gang is, moet ons er toe aanzetten om oude schema’s los te laten. De Russische Revolutie van 1905 toonde duidelijk een nieuwe wijze van actie vande massa's. Dit leidde tot verbazing, later tot verwerping om te eindigen in het verraad van vele vakbondsleiders en sociaal-democraten. Belangrijke theoretici zoals Kautsky en Plechanov, klampten zich wanhopig vast aan de oude schema's van de ‘methodische accumulatie van krachten’ door middel van een geleidelijke ontwikkeling van vakbonds- en parlementair werk.(19)
Vandaag moeten wij een gelijksoortige valkuil vermijden. De feiten verlopen niet overeenkomtig het schema uit de jaren 1970 of 1980. Het staat vast dat het proletariaat zich, met de problemen op het vlak van haar identiteit en zelfvertrouwen, niet luidkeels roepend op de voorgrond dringt. Het is ook duidelijk dat, samen met haar, ook de niet-uitbuitende lagen zich mobiliseren. De voorwaartse stap van de beweging naar de massale, naar een revolutionaire strijd, loopt niet via duidelijk gebaande wegen, die op een duidelijke en vastomlijnde wijze haar klasse-terrein aantonen. Dit brengt risico's met zich mee – een proletariaat dat nog wankel op de benen staat, kan zich gedesoriënteerd en verward voelen te midden van een brede sociale beweging, Ze zou zich zelfs volkomen verloren kunnen voelen, zoals dat gebeurde in 2001 in Argentinië.
Al het voorgaande doet geen greintje afbreuk aan de mogelijkheden die verborgen zijn in wat er aan de gang is:
● Vandaag werpen de grote industriële centra minder gewicht in de schaal en lijken ze op te lossen in een onmetelijk nationaal en internationaal netwerk, wat met zich meebrengt dat het moeilijker is op basis van een traditionele strijd, vanuit de grote fabrieken, te vertrekken. In het overwinnen van deze moeilijkheid wordt de arbeidersklasse, als zij de weg vindt massaal de straat op te gaan, vergezeld door andere sociale lagen. Dat alles maakt dat het klassekarakter ervan niet zo gemakkelijk en niet zo direct tot uitdrukking komt als in het verleden, maar het spoor ervan kan gevolgd worden via een grotere inspanning van bewustwording en verheldering.
● Tegenover de heersende maatschappelijke ontbinding, die de sociale banden teniet doet en het morele barbardendom verergert, wijst de oriëntering van de Algemene Vergaderingen naar een agora (pleinvergadering), waar heel het menselijke leven stof tot overdenking, ook al gebeurt dat op een verwarde manier. Het wijst op een antwoord waarbij sociale banden kunnen worden geweven, het bevestigt de proletarische moraal, de solidariteit, het alternatief tegenover een maatschappij van de dodelijke concurrentie.
● Het ook waar dat wanneer het proletariaat, als gevolg van de uitdrukking van de wanhopige toestand, die al lang aan het verrotten is, zich massaal in een strijd werpt, vergezeld zal worden van niet-uitbuitende sociale lagen, die niet noodzakelijk dezelfde revolutionaire doelstellingen nastreven en die ertoe zullen neigen om het proletariaat onder te dompelen in een verwarde massa. Dit houdt belangrijke gevaren in, maar tegelijkertijd verschaft het een voordeel, omdat het in de strijd een kameraadschap in het leven roept, waarbij de problemen methodisch aangepakt kunnen worden, een groter wederzijds begrip kan worden getoond, allemaal kwesties die van levensbelang zal zijn voor de toekomstige revolutionaire botsingen met de burgerlijke staat.
IKS / 25.05.2011
Noten:
(1) De corruptie maakt deel uit van de genen van het kapitalisme, aangezien zijn ‘moraal’er in bestaat dat ‘alles kan’ zolang het maar maximale winst oplevert. Met deze aangeboren bestaansvoorwaarde en in het kader van de verscherping van de crisis, die een maximale onverantwoordelijkheid verspreid, zowel in de klasse van bedrijfsleiders als bij de politici, wordt de corruptie een onvermijdelijk fenomeen in om het even welke staat, wat ook de wetten zijn die dat moeten voorkomen.
(2) Desalniettemin beginnen er in de Algemene Vergaderingen internationalistische standpunten op te duiken. Een spreker in Valencia riep zich zondag uit tot ‘wereldburger’ en zei dat wij ons niet meer mochten beperken tot Spanje. Men doet een inspanning om de communiqués van de Algemene Vergaderingen te vertalen in alle mogelijke ‘buitenlandse' talen’, wat in schril contrast staat tot de oorspronkelijke 'Spaans-Spaanse' houding. Ook al is het waar dat de mobiliseringen in talrijke landen buiten Spanje zich opstelden als een ‘zaak van Spanjaarden in de wereld’, toch lijkt het er op dat ze een andere richting beginnen in te slaan.
(3) Alhoewel dit zich begint te herhalen na de vergaderingen van 22 mei.
(4) Niet alleen in de landen van de ‘Derde Wereld’ (wat een anachronisme is!), maar ook in de centrale landen. Hooggekwalificeerde informatici, advocaten, journalisten, enzovoort, zien dat ze terechtkomen in een zeer instabiele toestand van precairen of freelancers. Kleine ondernemers worden hun eigen bazen en werken meer uren dan er op de klok zijn.
(5) Zie: Stellingen over de studentenbeweging tegen de Startbanencontracten, https://nl.internationalism.org/node/472 [19]
(6) Zie: De opstand van de jeugd in Griekenland bevestigt de ontwikkeling van de klassenstrijd, https://nl.internationalism.org/ir21/griekenland.html [20]
(7) Zie: Frankrijk, Tunesië, de toekomst is aan de internationale ontwikkeling van de klassenstrijd en hem het in eigen handen te houden, https://es.internationalism.org/Rint144-edito+lucha [21]
(8) Zie: Wat gebeurt er in het Midden-Oosten?, https://nl.internationalism.org/node/853 [22]
(9) Zie bij: https://madrid.indymedia.org/node/17370: [23] het communiqué van de aangehoudenen dat op welsprekende wijze de behandeling weerspiegelt
(10) De staat is het orgaan van de heersende klasse. Ook al doet hij zich voor als democratisch, zijn structuur zelf berust op de delegatie van de macht, wat geen enkel probleem stelt voor de uitbuitende minderheid. Zij bezit immers de productiemiddelen en heeft ‘het roer in handen’ en kan de professionele politici naar haar hand zetten. Het is nochtans heel anders voor de arbeidersklasse en de immense meerderheid van de bevolking: haar ‘deelname’ beperkt er zich toe om een blanco cheque uit te schrijven aan die heren die – zelfs als zij optreden met de grootste eerlijkheid en afzien van ieder persoonlijk belang – totaal verstrikt zitten in het bureaucratisch web van de staat. Bovendien, in een meer specifiek geval, leiden de voorgestelde hervormingen, als die al ernstig genomen zouden worden, enkel tot een lange tijd van parlementair gepalaver – waar ze ook alweer gemakkelijk geneutraliseerd zouden kunnen worden – en hun toepassing zou uiteindelijk verre van zeker zullen zijn.
(11) Het is veelbetekenend dat de aangewende strategie van de leider van de PP, Rajoy, er in bestaat om absoluut met geen woord te reppen over de beweging en een nietszeggende redevoering te houden, dat stijf staat van gemeenplaatsen. Een oorverdovende stilte is blijkbaar de enige vorm waarover hij beschikt om ervoor te verhinderen dat de stemmers van links zich tegen hem zouden keren.
(12) Na de revolutie van 1868 – “De Glorierijke” genaamd – en de turbulente jaren die er op volgden, kwam in 1876 een machtswisseling tussen de conservatieve partij van Cánovas en de liberale van Sagasta, die voortduurde tot 1900.
(13) Vele tussenkomsten tijdens de Algemene Vergaderingen stellen heel veel hoop in de kleine partijen. Maar deze kunnen geen eigen rol spelen, want behalve het feit dat ze een programma hebben ter verdediging van het kapitalisme, dat zo duidelijk is als dat van de grote, hebben ze een interne structuur die even bureaucratisch is. Ze zijn als een soort ballon die af en toe wordt opgeblazen, wanneer een van de grotere een dip heeft, maar die dan weer leegloopt als de twee grote partijen de totale ruimte in de regering en in de oppositie weer innemen.
(14) Zie de serie: Wat zijn de Arbeidersraden?, https://fr.internationalism.org [24],
(15) Zie: De debatcultuur, een wapen in de klassenstrijd, https://nl.internationalism.org/node/655 [25]
(16) Uitgedrukt in de democratische “Tien Geboden”, goedgekeurd door de Vergadering van Madrid: open lijsten, verkiezingshervorming...
(17) Zie: De ontbinding als laatste fase in het verval van het kapitalisme, https://www.fr.internationalism.org/rinte62/decompo.htm [26]
(18) In tegenstelling tot wat er gebeurde in Frankrijk en Groot-Brittannië, waar de mobilisaties als duidelijk oriëntatiepunt hadden een antwoord te geven op de hele harde aanvallen van de bourgeoisie.
(19) Tegenover hen waren Rosa Luxemburg met de Massastaking, Partij en Vakbonden, of Trotski met Balans en Perspectieven, in staat de karakteristieken en de dynamiek te vatten van het nieuwe tijdperk van de klassenstrijd.
Het artikel hieronder is een bijdrage van een contact van de IKS. Wij publiceren deze bijdrage alvast opdat men al kennis kan nemen van een analyse van kommunistische zijde. Binnenkort verschijnt er een uitvoeriger artikel van de IKS in het nederlands, welke in het engels overigens al beschikbaar is. (*)
Wall Street,een van de belangrijkste financiële centra van corruptie en verdorvenheid van imperialistische kapitalisme, het hart van de wereldwijde financiële kapitalisme is omringd door boze jongeren en ondergeschikten, die moe waren van de bestaande orde.
"Bezet Wall Street!" (Occupy#Wallstreet) is de naam voor de beweging die zich in de afgelopen weken door een oproep via het internet heeft aangekondigd. Geïnspireerd door de sociale opstand in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Europa heeft deze beweging zo'n gedurfde stap verwezenlijkt. Volgens het nieuws was de eerste daad van de beweging de bezetting van Wall Street, als een symbool van financiële macht van het kapitalisme. Dit werd gevolgd door de afsluiting voor meerdere uren van de Brooklyn Bridge. De betogers werden na hevig politiegeweld en met de arrestatie van 700 manifestanten teruggeslagen. Bovengenoemde de oproep is geleidelijk aan uitgegroeid tot een sociale beweging. Duizenden protesterende mensen zijn geïnspireerd door het sit-in-protest op “Tahrir Square” in Egypte, op het “Puerta del Sol” in Spanje, de Franse Bastille en hebben al twee weken achtereen in het Freedom Park in Manhattan gezeten. Het protest is in de derde week van haar strijd. De "Bezet Wall Street" beweging is een samensmelting van verschillende sociale lagen, waarin de aanwezigheid van actieve jongeren boven alles de aandacht krijgt.
Zoals de recente sociale bewegingen in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Groot-Brittannië en Chili, is de aanwezigheid van de jongeren in deze protesten overweldigend. Er waren de jonge mensen die als eerste het vuur van de strijd ontstaken en toen nam de klassenstrijd, met de sensationele deelname van de arbeiderklasse, een meer uitgebreide vorm. De protesterende mensen bespreken in verschillende groepen over hun bewegingen en activiteiten in de vorm van de Algemene Vergaderingen. Ze proberen met deelname en oprechte inspanningen in collectieve vorm hun plan voor de komende tijd vooruit te brengen. De betogers kunnen gewoon achter de microfoon staan en het publiek toespreken over hun visie.
Het is vermeldenswaard dat sinds de beweging begonnen is, een tv-programma onder de naam "een wereldwijde revolutie" (1) wordt uitgezonden. Omdat je het verloop van protesten live via internet kunt volgen en er (in een wereldwijde contact) op kunt reageren, lijkt het meer op een anarchistische beweging. Op de plek van de bezetting hangt een sfeer van solidariteit en onder de betogers heerst een goede en menselijke sfeer. Op de site is ook de vloed van de berichten van solidariteit met betogers te volgen vanuit de hele Verenigde Staten van Amerika en elders. Er worden voedselhulp en leveringen uit heel Amerika naar de bezetters gezonden.
Op dit moment staat "The Wall" op internationaal vlak in het centrum van de belangstelling. De reeks van aanhoudende protesten en de gebeurtenissen "Bezet Wall Street" stimuleren en moedigen de mensen aan om aan de strijd deel te nemen. Dit zal ertoe leiden dat de protesten zich naar de andere delen van de Verenigde Staten zullen verspreiden. Afgelopen zaterdag deed de politie een poging om de demonstranten te intimideren. Maar de truc van de politie om een sfeer van intimidatie te scheppen en angst te zaaien werd door de bewustzijn van manifestanten een mislukking. De jeugd is vastberaden en klaar om zijn strijd voort te zetten. En zoals we het eerder hebben vermeld, is deze beweging door de massa-bewegingen die in Egypte, Tunesië en andere Noord-Afrikaanse en landen van het Midden-Oosten en de massabeweging van de jongeren, die op de stadspleinen in Spanje en Griekenland hebben plaatsgevonden, geïnspireerd. Inmiddels protesteren duizenden betogers in de straten van New York tegen wreedheid en overheersing van Wall Street en andere roofzuchtige zakelijke kapitalistische imperialisten over hun levensomstandigheden. Onder de oppervlakte bestaat er in Amerika een enorme sociale woede over de onmenselijke levensomstandigheden.
Het lijkt erop dat de Republikeinse en de Democratische Partij, in het kader van de komende verkiezingen, om de aandacht van de publieke opinie, om meer stemmen, en voor de populariteit van de partij, alles in het werk zullen stellen om uit de huidige crisis de meeste winst te halen. Maar in de tussentijd probeert de nieuwe rechtse stroming genaamd de "Tea Party", dat dicht bij de Republikeinse Partij lijkt te staan, wellicht ook van de woede van de mensen misbruik te maken. En het zal die woede vervalsen en zal die woede zeker aan een van de heersende fracties willen verwijten. En dit gebeurt terwijl er door de mensen op straat leuzen worden geroepen tegen het kapitalisme en de huidige onmenselijke toestand. Het is vermeldenswaard dat de massale beweging van het voorjaar 2011, in de stad Wisconsin, en bezetting van de Wall Street door jongeren juist aantoont dat de huidige beweging het potentieel bezit om deze woede en massale stroom van protesten in een bewuste en gerichte sociale beweging om te zetten.
Bezetting van de Wall Street is niet voldoende om de strijd voort te zetten!
De meeste activisten van de "Bezet Wall Street”-beweging geloven in de instelling van een nieuwe samenleving op basis van gelijkwaardigheid en gelijke rechten voor alle geledingen van de maatschappij en dat verdedigen ze ook. Ze vragen aan de onderdrukte massa’s zich bij hun beweging aan te sluiten en ook stappen in deze richting te zetten. De bezetting van Wall Street is gebaseerd op het symbool van een beweging dat op basis van samenwerking, solidariteit, debat en een gelijkwaardigheid tot stand wordt gebracht. Maar deze beweging, ondanks de positieve component ervan, kan noch leiden tot het ontstaan van een brede massabeweging noch zorgen voor een fundamentele verandering in de maatschappij, omdat ze nog steeds illusies heeft op het vlak van democratie eisen. En ze probeert met de leuze van "democratie nu!" te reageren op de problemen, geworteld in de kapitalistische maatschappij . Deze beweging toonde vrijwel in de eerste stappen van haar verzet aan, dat het haar ontbreekt aan een revolutionair perspectief op basis van communistische oplossingen. Tijdens de gesprekken en discussies werden er door betogers van de "Wall Street"-beweging voortdurend vergelijkingen gemaakt met de massabeweging in Egypte en werd daar voortdurend naar verwezen. Zij benadrukten hoe in Egypte de omverwerping van het regime van Mubarak werd bewerkstelligd. Hier worden echter twee onvergelijkbare situaties herhaaldelijk met elkaar vergeleken. Want het is duidelijk dat deze twee landen, zowel in politiek, als in economische opzicht, compleet van elkaar verschillen. In Egypte bestond, in vergelijking met de Verenigde Staten, een veel complexere situatie. Bijvoorbeeld: een week voordat Mubarak werd afgezet, kon de Egyptische arbeidersklasse in Egypte, via een reeks nationale stakingen, de belangrijkste sectoren van de Egyptische economie verlammen. En in het proces van omverwerping van Mubarak kon ze een actieve rol spelen, iets dat de regering van Mubarak altijd had gevreesd.
Zoals we weten had de bezetting in Griekenland en in Spanje, een bredere omvang dan "Wall Street". Maar volgens de historische noodzaak van de klassenstrijd moest de arbeidersklasse daar ook actief aanwezig zijn! De verschijning op het terrein van de revolutionaire arbeidersklasse zou het lot van een politieke strijd kunnen bepalen. Het zou deze historische strijd naar de overwinning kunnen leiden. In de stad Wisconsin in Amerika was het lokale parlement gedurende drie weken bezet door de massabeweging. Op hetzelfde moment waren er in de nabije omgeving massale protesten door arbeiders en jongeren aan de gang. Als het een massale staking was geworden, dan was een overwinning in Wisconsin binnen handbereik en had de mogelijkheid bestaan om de economische ontwikkelingen lam te leggen. Dit gebeurde echter niet en deze brede sociale beweging werd nagenoeg helemaal omgezet in een marionet van de Democratische Partij en volledig op een dwaalspoor gebracht. De Democratische Partij kon er in de verkiezingscampagne tactisch gebruik van maken om een voorsprong te krijgen, de Republikeinse partij te verslaan en de macht van haar rivaal over te nemen. Eigenlijk zijn beiden (de Republikeinen en de Democratische) partijen in de handen van Wall Street en de grote bedrijven van de imperialistische investeerders, en die geen uitweg meer kunnen bieden om uit de huidige situatie te komen.
Onder dergelijke omstandigheden is er een dringende behoefte aan een onafhankelijke strijd. Dat een groot deel van de arbeidersklasse en de jongeren er actief aan hebben deelgenomen is een objectieve noodzaak. De schepping van de eenheid en een pool van proletarische klassestrijd kunnen de imperialistische investeringen van het economische systeem volledig verstoren en ontwrichten en de heersende klasse tot de ondergang brengen. Met de aanvaarding van een communistische beleid en programma, een internationalistische bewustwording en het ontwikkelen van deze ideeën onder de arbeiders, jongeren, vrouwen, uitzichtlozen en alle onderdrukte lagen van de samenleving, naar de vooruitgang van de klassenstrijd, kan er een gevoel van zelfvertrouwen worden geschapen in de gemeenschap. Met de oproep tot landelijke stakingen en de massale protesten rondom basisbehoeften en centrale eisen, kan het de gezamenlijke vraagstukken aankondigen.
De huidige strijd tegen de onderdrukkende kapitalistische verhoudingen moet verder gaan dan in de regio New York. Het moet zich verspreiden over heel de Verenigde Staten en van daaruit over de hele wereld.
(1) www.livestream.com/globalrevolution [28]
Siawash /2011.10.25
(*) Voor meer informatie over de occupy#wallstreet kan je de volgende sites raadplegen
https://en.internationalism.org/forum/1056/beltov/4515/occupy-wall-stree... [29]
https://en.internationalism.org/internationalismusa/201110/4549/occupy-w... [30]
De huidige gebeurtenissen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn van historisch belang, en de gevolgen ervan zijn nog niet helemaal duidelijk. Toch is het belangrijk om er een discussie aan te gaan, die de revolutionairen in staat zal stellen om een samenhangend analysekader uit te werken. De punten die volgen zijn noch dat kader op zich, en noch minder een gedetailleerde beschrijving van wat er is gebeurd, maar gewoon een aantal fundamentele aanknopingspunten bedoeld om het debat te stimuleren.
Een golf van gevechten ... en hun verschillen
1. Sinds 1848 of 1917-1919 hebben we een dergelijke wijdverbreide, gelijktijdige golf van opstanden niet meer meegemaakt. Hoewel het epicentrum van de beweging in Noord-Afrika ligt (Tunesië, Egypte en Libië, maar ook Algerije en Marokko), zijn protesten tegen de bestaande regimes uitgebroken in de Gazastrook, Jordanië, Irak, Iran, Jemen, Bahrein en Saudi-Arabië, terwijl in een aantal andere repressieve Arabische staten, met name Syrië, de toestand gespannen is. Hetzelfde geldt voor het stalinistische regime in China. De weerklank er van is ook duidelijk waar te nemen in de protesten in de rest van Afrika: Soedan, Tanzania, Zimbabwe, Swaziland .... We zien ook de directe invloed van de opstanden in de demonstraties tegen de corruptie bij de overheid en tegen de effecten van de economische crisis in Kroatië, op de spandoeken en in de leuzen van de studentendemonstraties in het Verenigd Koninkrijk en de arbeidersstrijd in Wisconsin (VS), en ongetwijfeld in vele andere landen. Dit wil niet zeggen dat al deze bewegingen in de Arabische wereld identiek zijn, noch wat betreft hun klasse-inhoud, hun eisen, noch in de manier van reageren van de heersende klasse, maar er zijn blijkbaar een aantal gemeenschappelijke kenmerken, die het mogelijk maken om te spreken van een ondeelbaar fenomeen.
De historische context
2. De historische context waarin deze gebeurtenissen plaatsvinden zijn de volgende:Over het klassekarakter van deze bewegingen ...
3. Het klassekarakter van deze bewegingen is niet uniform en varieert van land tot land en is afhankelijk van et stadium waarin de bewegingen zich bevinden. Over het algemeen kunnen we ze karakteriseren als bewegingen van de niet-uitbuitende klassen, als sociale opstanden tegen de staat. De arbeidersklasse stond in het algemeen niet aan het hoofd van deze opstanden, maar ze speelde zeker een belangrijke rol en oefende een belangrijke invloed uit zoals kan worden opgemaakt zowel in de methoden en organisatievormen van de bewegingen alsook, in bepaalde gevallen, door de specifieke ontwikkeling van de arbeidersstrijd, zoals de stakingen in Algerije en vooral de grote golf van stakingen in Egypte, die een belangrijke factor waren in de beslissing om Moebarak te dumpen. In de meeste van deze landen, is het proletariaat niet de enige onderdrukte klasse. De boeren, en andere lagen, die voortvloeien uit nog oudere vormen van productie, hoewel grotendeels gefragmenteerd en geruïneerd door decennia van het kapitalistisch verval, hebben nog steeds een belangrijk gewicht in de plattelandsgebieden. In de steden echter, waar het centrum van de opstanden lag, bestaat er naast de werkende klasse een grote middenklasse die langzaam aan het verproletariseren is, maar nog steeds zijn specifieke kenmerken heeft, een massa mensen in sloppenwijken, die deels bestaan uit proletariërs en deels uit kleine handelaren, en tenslotte nog een deel uit verpauperde lompenproletariërs. Zelfs in Egypte, waar sprake is van de meest geconcentreerde en ervaren arbeidersklasse, benadrukten ooggetuigen op het Tahrir-plein dat de protesten alle klassen hadden gemobiliseerd, met uitzondering van de bovenste lagen van het regime. In andere landen is het gewicht van de niet-proletarische lagen veel sterker dan in het merendeel van de strijdbewegingen in de centrale landen.
De noodzaak een beter beeld te krijgen van het klassekarakter van de beweging
4. Als men probeert om het klassekarakter van deze opstanden te begrijpen, moeten we daarom twee symmetrische fouten vermijden: aan de ene kant om die massa's in beweging op één hoop te gooien met het proletariaat (een typerende opvatting van de Groupe Communiste Internationaliste), en aan de andere kant de weigering te erkennen dat er ook maar iets positiefs zou zijn in opstanden, die niet zuiver 100% proletarisch zijn. De vraag die hier gesteld wordt is: neemt ons mee terug naar de vroegere gebeurtenissen, zoals die in Iran aan het einde van de jaren 1970, waar we ook een volksopstand zagen waarin, voor een bepaalde tijd, de arbeidersklasse in staat was om een rol te spelen. Dit was uiteindelijk echter niet voldoende om de recuperatie van de beweging te voorkomen door de islamieten. Op een meer historisch vlak houdt de kwestie van de relatie tussen de arbeidersklasse en de meer algemene sociale opstanden ook verband met het probleem van de staat in de overgangsperiode van kapitalisme naar communisme, die ontstaat uit de bewegingen van alle niet-uitbuitende lagen, maar waar tegenover de werkende klasse zijn klasse-zelfstandigheid moet behouden.
De strijdmethoden van de arbeidersklasse - een referentie?
5. In de Russische revolutie van 1917, werden de Sovjets (arbeidersraden) in het leven geroepen door de arbeidersklasse, maar ze heeft ook voor alle onderdrukte lagen een organisatiemodel voor ontwikkeld. Alle proporties in acht genomen - want we zijn nog ver verwijderd van een revolutionaire situatie waarin de arbeidersklasse in staat is om duidelijk politiek leiderschap te geven aan de andere lagen - kunnen we zien dat de strijdmethoden van de arbeidersklasse een impact hadden op de sociale opstanden in de Arabische wereld:
Het is geen toeval dat deze tendensen zich het sterkst ontwikkelden in Egypte, waar de arbeidersklasse een lange strijdtraditie heeft en zij, in een cruciale fase in de beweging, als een afzonderlijke kracht optreedt, die een golf van arbeidersstrijd inzet die, zoals die in 2006-2007, kan gezien worden als 'de kiem' van de toekomst massastaking, met veel van haar belangrijkste kenmerken: de spontane uitbreiding van de stakingen en de eisen van de ene sector naar de andere, de onverzoenlijke afwijzing van de staat, de vakbonden en ook bepaalde tendensen tot zelfstandige -organisatie, de verhoging van zowel de economische en politieke eisen. Hier zien we, in grote lijnen, de capaciteit van de arbeidersklasse om naar voren komen en een tribune te bieden voor alle onderdrukten en uitgebuitenen en het perspectief van een nieuwe samenleving.
Het gewicht van illusies en andere gevaren ...
6. Al deze ervaringen zijn een belangrijke springplank naar de ontwikkeling van een werkelijk revolutionair bewustzijn. Maar de weg in die richting is nog lang, en is duidelijk geplaveid met vele illusies en ideologische zwakheden:De tragedie in Libië ...
7. De huidige situatie in Noord-Afrika en het Nabije en Midden-Oosten is nog steeds in voortdurende beweging. Terwijl we dit schrijven verwacht men protesten in Riyad, hoewel het Saoedische regime al heeft verordend dat alle demonstraties in strijd zijn met de sharia (religieuze voorschriften). In Egypte en Tunesië, waar de 'revolutie' zogenaamd al heeft gezegevierd, zijn er voortdurend botsingen tussen demonstranten en de nu 'democratische' staat, die gedomineerd wordt door min of meer dezelfde krachten die de show stalen voordat de 'dictators' vertrokken. De stakingsgolf in Egypte, die al snel veel van haar eisen zag ingewilligd, lijkt te zijn geweken. Maar noch de strijd van de arbeiders noch de bredere sociale beweging hebben in die landen een terugslag ondervonden, en er zijn tekenen dat er een brede discussie en overdenking plaatsvindt, zeker in Egypte. De gebeurtenissen in Libië echter hebben een heel andere wending gekregen. Wat blijkbaar begon als een echte sociale revolte van onderaf met ongewapende burgers, die dapper militaire kazernes bestormden en het hoofdkwartier van de zogenaamde ‘populaire commissies’ in brand staken, vooral in het oosten van het land, is heel snel ontaard in een zeer bloedige ‘burgeroorlog’ tussen allerlei burgerlijke fracties. De imperialistische machten zweven als aasgieren boven de slachtpartijen. Vanuit een marxistisch oogpunt is dit een voorbeeld van de omvorming van een beginnende burgeroorlog - in de ware betekenis van een rechtstreekse en gewelddadige confrontatie tussen de klassen - in een imperialistische oorlog. Het historische voorbeeld van Spanje - ondanks aanzienlijke verschillen in de globale machtsverhoudingen tussen de klassen en het feit dat het begin van de opstand tegen de staatsgreep van Franco een onmiskenbaar proletarisch karakter had - laat zien hoe de nationale en internationale bourgeoisie inderdaad kunnen ingrijpen in dergelijke situaties, door tegelijkertijd hun nationale en imperialistische rivaliteiten na te streven en door elke mogelijkheid tot sociale opstand te verpletteren.
8. De achtergrond van deze gang van zaken in Libië is de extreme achterstand van het Libische kapitalisme, dat al meer dan 40 jaar geregeerd wordt door de Kadhaffi kliek voornamelijk door middel van een terreurapparaat dat rechtstreeks onder zijn bevel staat. Deze structuur heeft gemaakt dat het leger geen ontwikkeling heeft doorgemaakt als een kracht die in staat is om het nationale belang boven het belang van een bepaalde leider of factie te stellen, zoals we zagen in Tunesië en Egypte. Tegelijkertijd wordt het land verscheurd door de regionale en tribale verdeeldheid en deze hebben een belangrijke rol gespeeld bij het bepalen van steun of verzet tegen Kadhafi. Een 'nationale' vorm van islamisme lijkt ook een factor geweest in de opstand vanaf het begin, hoewel de opstand oorspronkelijk een meer algemeen en sociaal had eerder dan louter tribaal of islamitisch. De belangrijkste industrie in Libië is olie en de onrust heeft zeer ernstige gevolgen voor de olieprijzen op de wereldmarkt. Maar een groot deel van de beroepsbevolking werkzaam in de olie-industrie zijn immigranten uit Europa, de rest van het Midden-Oosten, Azië en Afrika, en hoewel er vroege meldingen waren van stakingen in deze sector, is de massale uittocht van 'buitenlandse' werknemers een duidelijk teken dat ze zich weinig kunnen terugvinden in een 'revolutie' die enkel zwaait met de nationale vlag. Er zijn meldingen geweest van vervolging van zwarte arbeiders door de 'rebelse' strijdkrachten, want er werden op grote schaal geruchten verspreid dat sommige van de huurlingen die door het regime waren ingehuurd om de protesten te verpletteren, gerekruteerd waren in staten van het zwarte deel van Afrika, waardoor het wantrouwen werd uitgebreid naar verdenking van alle zwarte immigranten. De zwakte van de arbeidersklasse in Libië is daarom een cruciaal element in de negatieve ontwikkeling van de situatie daar.
Imperialistische aasgieren in Noord-Afrika ...
9. Duidelijke aanwijzingen dat de 'rebellie' is uitgegroeid tot een oorlog tussen burgerlijke kampen is het haastige vertrek van talrijke hoge ambtenaren van het Kadhaffi-regime (met inbegrip van buitenlandse ambassadeurs, leger- en politie-officieren en ambtenaren). De militaire commandanten treden in de 'regularisatie' van de anti-Kadhafi strijdkrachten in het bijzonder op voorgrond. Maar misschien wel het meest opvallende teken van deze verandering is de beslissing van het merendeel van de 'internationale gemeenschap' om de kant te kiezen van de 'rebellen'. De overgangsregering ‘De Nationale Raad’, gevestigd in Benghazi, is reeds erkend door Frankrijk als de stem van het nieuwe Libië. En een militaire interventie, zij het kleinschalig, heeft al plaatsgevonden in de vorm van het sturen van 'adviseurs' als steun aan de anti-Kadhafi krachten. Nadat ze al diplomatiek tussenbeide waren gekomen om het vertrek van Ben Ali en Moebarak te versnellen, werden de VS, Groot-Brittannië en anderen, door het wankelen van het regime van Kadhafi, al heel snel aangemoedigd: William Hague, bijvoorbeeld, maakte voortijdig bekend dat Kadhafi op weg was naar Venezuela. Toen Kadhaffi's troepen opnieuw de overhand begonnen te krijgen, klonk de roep luider tot het opleggen van een no-fly zone of een directe militaire interventie met behulp van andere middelen. Op ditzelfde moment echter, lijkt er diepe verdeeldheid te bestaan binnen de EU en de NAVO, met Groot-Brittannië en Frankrijk als degene die het sterkst voor militaire actie zijn en de VS en Duitsland als de meeste terughoudende op dat vlak. De Obamaregering is in principe natuurlijk niet gekant tegen een militaire interventie, maar ze wil niet het risico lopen weer betrokken te worden in een andere militaire puinhoop in de Arabische wereld.
Mogelijk dat sommige delen van de wereldbourgeoisie zich afvragen of Kadhafi’s 'gezondmakingsaanpak' met massaterreur een manier is om verdere onrust in de hele regio te ontmoedigen. Eén ding is echter zeker: de Libische gebeurtenissen, en zelfs de hele ontwikkeling van de situatie in de regio, hebben de groteske hypocrisie van de wereldbourgeoisie ontmaskerd. Na jaren Kadhaffi's Libië verguisd te hebben, als een broeinest van internationaal terrorisme (wat het ook was, natuurlijk), waren de leiders van landen als de VS en Groot-Brittannië, die de grootste moeite hadden om hun standpunt over de vermeende massavernietigingswapens van Saddam Hoessein te rechtvaardigen, ontzettend blij met de schijnbare recente ommekeer van Kadhaffi en zijn besluit om in 2006 zijn eigen massavernietigingswapens overboord te gooien. In het bijzonder Tony Blair had erg veel haast om de 'gekke terroristische leider' van gisteren te verwelkomen. Slechts een paar jaar later, is Kadhafi weer een idiote terroristische leider en degenen, die hem steunden, moeten nu niet minder haastig manoeuvreren om opnieuw afstand van hem te nemen. En dit is slechts één versie van hetzelfde verhaal: bijna alle recente of huidige 'Arabische dictators' hebben genoten van de loyale steun van de VS en andere machten, die tot nu toe zeer weinig interesse hebben getoond voor de 'democratische aspiraties' van de mensen in Tunesië, Egypte, Bahrein of Saoedi-Arabië. Het uitbreken van de straatprotesten, uitgelokt door prijsstijgingen en tekorten aan de eerste levensbehoeften, en in sommige gevallen gewelddadig onderdrukt, tegen de VS opgelegde regering van Irak inbegrepen, en eveneens tegen de de huidige heersers van Iraaks Koerdistan, leggen de loze, hypocriete beloftes, gedaan door het 'democratische Westen', verder bloot.
Gaat de democratie een nieuwe opleving doormaken? Over de perspectieven ...
10. Bepaalde internationalistische anarchisten in Kroatië (ten minste vóór ze begonnen deel te nemen aan de protesten die aan de gang zijn in Zagreb en elders) kwamen tussenbeide op libcom.org met het argument dat de gebeurtenissen in de Arabische wereld een soort van herhaling waren van de gebeurtenissen in Oost-Europa in 1989, waarin alle aspiraties voor verandering op een zijspoor gemanoeuvreerd richting 'democratie', en dat leverde helemaal niets op voor de arbeidersklasse. Een zeer legitieme bezorgdheid, gezien de duidelijke kracht van de democratische misleidingen binnen deze nieuwe beweging. Maar ze missen het essentiële verschil tussen de twee historische momenten, vooral op vlak van de verhouding in klassekrachten op wereldschaal. Op het moment van de ineenstorting van het Oostblok in 1989 had de arbeidersklasse in het westen de grenzen bereikt van een reeks van strijdmomenten, die hen niet in staat had gesteld het politieke niveau voldoende te ontwikkelen. De ineenstorting van het Oostblok, met de bijbehorende campagnes over de dood van het communisme en het einde van de klassenstrijd, en het onvermogen van de arbeidersklasse van het Oosten om te reageren op haar eigen klasseterrein, dompelde de arbeidersklasse internationaal onder in een lange periode van terugval. Alhoewel de stalinistische regimes in werkelijkheid tegelijkertijd slachtoffers waren van de wereldwijde economische crisis, was dit toentertijd verre van duidelijk en de westerse economieën beschikten nog over voldoende speelruimte om de indruk te wekken dat een nieuwe heldere dageraad voor het wereldkapitalisme aanbrak.
De huidige situatie ziet er geheel anders uit. Het werkelijk wereldwijde karakter van de kapitalistische crisis is nog nooit zo duidelijk geweest, waardoor het veel gemakkelijker is voor proletariërs overal ter wereld te begrijpen dat ze, in essentie, allemaal geconfronteerd worden met dezelfde problemen: werkloosheid, stijgende prijzen, het gebrek aan een toekomst binnen dit systeem. En de afgelopen zeven of acht jaren hebben wij een langzame maar echte opleving gezien van arbeidersstrijd in de hele wereld, strijdbewegingen die meestal geleid werden door een nieuwe generatie van proletariërs, die minder getekend is door de tegenslagen van de jaren 1980 en 1990, en die opnieuw op wereldschaal een groeiende minderheid van gepolitiseerde elementen voortbrengt. Gelet op deze grote verschillen, is er een reële mogelijkheid dat de gebeurtenissen in de Arabische wereld, verre van een negatief effect te sorteren op de klassenstrijd in de centrale landen, de toekomstige ontwikkeling in het algemeen zal bevorderen:
Deze en andere elementen zullen in eerste instantie veel duidelijker worden bij de gepolitiseerde minderheid dan bij de meerderheid van de werknemers in de centrale landen, maar op lange termijn zullen zij bijdragen tot de echte éénwording van de klassenstrijd over de nationale en continentale grenzen heen. Niets van dit alles, echter, vermindert de verantwoordelijkheid van de arbeidersklasse in de ontwikkelde landen, die jarenlang ervaring hebben opgedaan met de 'geneugten' van de 'democratie' en de 'onafhankelijke vakbeweging', waarvan de historische politieke tradities diep, zo niet op grote schaal, verankerd zijn, en die geconcentreerd zijn in het hart van het imperialistische wereldsysteem. Het vermogen van de arbeidersklasse in Noord-Afrika en het Nabije- en Midden-Oosten, om te breken met de democratische illusies en een eigen weg te bieden aan de onterfde massa van de bevolking, wordt nog steeds fundamenteel bepaald door het vermogen van de arbeidersklasse in de centrale landen om hen te voorzien van een duidelijk voorbeeld van zelf-georganiseerde en gepolitiseerde proletarische strijd.
IKS, 11 maart 2011De „humanitaire“ interventie van de Staten van de NAVO in Libië met het feitelijke doel militaire hulp te bieden aan één partij in een lokale burgeroorlog, heeft alweer laten zien dat er in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten geen „revoluties“ zijn. Er is slechts een koppige en bittere strijd om de macht, de winst, de invloed en de controle over oliebronnen en strategische gebieden.
Grote ontevredenheid en sociaal-economische protesten van de werkende massa’s in het gebied die door de economische wereldcrisis (aanvallen op de levensomstandigheden van arbeiders, verhoging van de werkloosheid en armoede, verspreiding van de precaire arbeid) worden teweeg gebracht, worden door politieke oppositiegroepen gebruikt om staatsgrepen te plegen, waarbij zij de tirannie van de corrupte en seniele dictators omverwerpen en zichzelf in hun plaats verheffen. Door de werklozen, de arbeiders en de armen als kanonnenvoer te mobiliseren, leiden de ontevreden facties van de heersende klasse hen van hun sociale en economische eisen af door hen „democratie“ en „verandering“ te beloven. In werkelijkheid zal het aan de macht komen van dit ranzige blok van „gewone parlementsleden“ van de heersende elite, liberalen en religieuze fundamentalisten, de arbeiders geen veranderingen ten goede brengen. Wij kennen de gevolgen van de overwinning van de liberalen maar al te goed: nieuwe privatiseringen, versterking van marktchaos, de opkomst van nieuwe miljardairs en verdere verergering van de armoede, het lijden en de ellende van de onderdrukten en de armen. De overwinning van de godsdienstige fundamentalisten zou betekenen: toename van de reactie door de geestelijkheid, de genadeloze onderdrukking van vrouwen en minderheden, en het onvermijdelijke afglijden naar een nieuwe Arabisch-Israëlische oorlog, waarvan de ontberingen opnieuw op de schouders van de werkende massa’s zouden worden gelegd. Maar zelfs in „ideale“ optie van de vestiging van representatieve democratische regimes in de landen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten, zullen de werkende mensen helemaal niets winnen. De arbeider, die bereid is om zijn leven voor de „democratie“ in de waagschaal te stellen – is als een slaaf, die zweert te zullen sterven voor zijn “recht” zijn slavenhouder te kiezen. De representatieve democratie is geen druppel menselijk bloed waard.
In de strijd om de macht die nu in dit gebied losbarst, kiezen de Europese NAVO-staten en de Verenigde Staten zelfs openlijker de kant van de politieke oppositiegroepen in de hoop dat de overwinning van deze krachten en het „democratiserings“-model van politieke overheersing hen nieuwe winsten en voorrechten zullen brengen. Met hun steun aan de „democratie“ in Tunesië en Egypte hopen zij hun invloed daar te versterken, hun kapitalistische „ investeerders“ te bevrijden van de corruptie van de dictators en mee te kunnen doen met de opkomende privatisering van rijkdom van de heersende clans. Door de liberale, de monarchistische en de godsdienstig-fundamentalistische oppositie in Libië te helpen, die samenwerkt met een aantal hogere ambtenaren van het Ghadaffi-regime, hopen zij controle over de rijke oliereserves te krijgen. Samen met hen nemen sommige Arabische staten deel aan de strijd om invloed te verwerven, waarbij zij voor het gebied hun eigen ambities hebben.
De toekomstige machten gaan alweer met bommen en granaten te werk om het leven van mensen te “redden” en hen van dictaturen te “bevrijden”, door mensen te doden. De regeringen van de Westeuropese landen en de V.S. zijn leugenachtig en schijnheilig: gisteren hielpen zij dictators, koesterden zij hen en verkochten ze hen wapens. Vandaag eisen zij de dictators te vertrekken, „want zij luisteren naar de eisen van het volk”, maar zij aarzelen niet om de protesten van het volk in „hun eigen“ landen te onderdrukken en haar eisen volledig te negeren. Wanneer de overgrote meerderheid van inwoners van Frankrijk of Groot-Brittannië, Griekenland of Spanje, Portugal of Ierland zeggen dat zij de overheidssteun aan banken en ondernemingen niet uit hun zak willen betalen, en eisen dat van de bezuinigingsmaatregelen, het asociale pensioen- en de arbeidshervormingen wordt afgezien, dan geven de autoriteiten hen als antwoord dat de democratie „niet door straat wordt geregeerd“.
Een „humanitaire“ interventie biedt de heersers van Westelijk Europa en de Verenigde Staten de grote kans om de bevolking van landen in hun macht van de gevolgen van de werkelijke crisis af te leiden. De korte gewonnen oorlog om „het volk en de democratie te redden“ is bedoeld om ervoor te zorgen dat de Europese en Noordamerikaanse arbeiders het a-sociale beleid van de regeringen en de kapitalisten vergeten en opnieuw trots worden op hun „menselijke “ en „eerlijke“ heersers in de volgende uitgave van de „heilige alliantie ” tussen de onderdrukkers en onderdrukten.
Wij roepen de arbeiders van de wereld op niet toe geven aan een „ democratisch” en „humanitair“ bedrog en fel verzet te plegen tegen een nieuwe escalatie van kapitalistische barbarij in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Als wij onze stem voor de onderdrukte en uitgebuite armen in het gebied, over duizenden kilometers lange afstanden en taalbarrières konden verheffen, dan zouden wij hen aansporen om terug te keren naar de oorspronkelijke sociale en economische motieven en de thema’s van hun protest, om in opstand te komen, om verder te gaan met stakingen en demonstraties tegen lage lonen, hoge prijzen en werkloosheid, voor sociale bevrijding – maar zich niet in te laten met politieke spelletjes van een machtsstrijd tussen verschillende facties van de heersende klassen.
Wij nodigen de arbeiders van Europa en Amerika uit om de straat op te gaan om te protesteren tegen de nieuwe „humanitaire“ oorlog die in het belang is van staten en kapitalisten. Wij roepen de afdelingen van de Internationale Arbeidersassociatie (IAA/AIT) op om hun internationalistische en anti-militaristische agitatie te verhogen en demonstraties en stakingen tegen de oorlog te beginnen .
WEG MET DE OORLOG!
WEG MET ALLE STATEN EN LEGERS!
GEEN ENKELE DRUPPEL BLOED VOOR DICTATUUR OF DEMOCRATIE!
NEE TEGEN ALLE REGERINGEN EN „OPPOSITIES“!
VOOR SOLIDARITEIT MET DE STRIJD VAN HET WERKENDE VOLK VOOR SOCIALE BEVRIJDING.
LANG LEVE HET ALGEMENE ZELFBEHEER VAN DE ARBEIDERS!
Bond van revolutionaire anarcho-syndicalisten KRAS,
Sectie van de IWA/AIT/IAA in Rusland
(Dit pamflet is ook te vinden op de website van ASB)
Zoals wij al aangestipt hebben in verschillende artikels van onze territoriale publicaties en op onze website is er sinds een aantal maanden een groeiende tendens onder groepen werkers om bijeen te komen om te debatteren en samen na te denken over de sociale toestand. En dan heel in het bijzonder over de gevolgen van de economische crisis op onze levens- en werkomstandigheden. Wij hebben de ervaring van de arbeiders van TEKEL in Turkije, de arbeidersvergaderingen in verschillende steden van Frankrijk, de bijeenkomsten van werkers in Alicante of Valencia, de bijeenkomst tussen ‘ouderen’ en jongeren in de discussiekring in België. In al die bijeenkomsten van de werkende klasse stond er dikwijls één thema centraal: Hoe moeten wij te werk gaan om onze eenheid, ons bewustzijn en onze strijd als werkende klasse te versterken?
Wij publiceren hieronder een artikel van onze afdeling in Italië, dat een bevestiging vormt van deze steeds meer algemene en internationale tendens van minderheden van arbeiders die een inspanning leveren om zich te groeperen en actief deel te nemen aan de strijd van onze klasse. Wij hopen dat deze ervaring nieuwe elementen aandraagt in de ontwikkeling van een doorzettingsvermogen om daar steeds meer arbeiders bij te betrekken.
De voorbije 8e en 9e oktober van 2010 werd er in Milaan een belangrijke bijeenkomst gehouden, waartoe was opgeroepen vanwege de noodzaak van “de coördinatie van strijdende arbeiders in het verzet tegen ontslagen en de precariteit”, beter bekend als de 'IIe Nationale Zelfstandige Bijeenkomst in strijd tegen de Crisis en de Veralgemeende Precariteit' (1). In het artikel 'Italië : de rijping van de klassestrijd ’, gepubliceerd in het nummer 167 (2) van onze krant kan men informatie vinden over de sociale en politieke context waarin deze bijeenkomst in Milaan plaatsvond.
In de oproep voor de bovengenoemde bijeenkomst (3) werd gesteld dat “... [wij moeten] kunnen bijeenkomen en proberen op een zelfstandige en onafhankelijke manier na te denken over de internationale crisis van het kapitalisme, die nog lang niet ten einde is. Bijgevolg moeten wij een zo breed mogelijk discussie voeren over hoe te strijden tegen de geplande ontslagen die zich voordoen in een nog nooit vertoonde aanval op onze levens- en werkomstandigheden. Wij moeten opnieuw onze capaciteit ontwikkelen om ons doeltreffend te organiseren, ons verzet ontwikkelen tegen de uiterst belangrijke aanval op onze lonen...” ; “ … Geconfronteerd met deze toestand voelen wij ons nog enorm ontredderd... en moeten wij allen samen opkomen tegen de herstructureringsplannen van de bazen en de regering...”.
Aan deze bijeenkomst namen een 500-tal personen deel, die debatteerden over verschillenden kwesties die werden voorgesteld voor de dagorde om bediscussieerd te worden, ook al werden ze per thema behandeld en niet allemaal in de voltallige vergadering. (4) In de voltallige bijeenkomst van alle deelnemers, zoals de 'Werkers Verenigd tegen de Crisis', konden wij vaststellen dat de zaal gevuld was met werkers uit verschillende steden uit het centrum en het noorden van Italië. Bij de debatten zagen wij ook vertegenwoordigers van de officiële vakbonden als ook van de basis-syndicalisten. Nochtans was de doelstelling van het debat in de oproep duidelijk gesteld en bijna allen onder hen kwamen dan ook tussen als werkers om met hun voorstellen te antwoorden op de vraag hoe de aanvallen van de bazen en de staat op onze levensomstandigheden tegen te houden. De bijeenkomst is er in geslaagd om die onderwerpen in het verloop van de discussies overeind te houden.
De discussie werd ingeleid door een hele interessante voorstelling over de economische en sociale toestand die onder andere de volgende zaken vaststelde:
In de afgelopen anderhalf jaar hebben de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming in Nederland (IKS) verschillende keren gelijksoortige of gedeelde initiatieven genomen met betrekking tot kwesties als de arbeidersstrijd en de oorlog. Zo hebben beiden het pamflet van de KRAS over de oorlog in Libië "Weg met de nieuwe oorlog in Noord-Afrika", gepubliceerd. Tesamen hebben ze ook een solidariteitsverklaring onderschreven met de strijd van de werkers van de VIVA!-Zorggroep. Verder hebben we in Wereldrevolutie nr. 125 onder de titel "Het Internationalisme van de ASB" de brochure "Klasse en revolte", waarin de ASB haar beginselen heeft uiteengezet, kritisch onder de loep genomen maar vooral ook begroet.
Nu is er op de site van de ASB en in Buiten de Orde jaargang 23 nr. 1 een artikel verschenen van K. Fotia van de ASB over "Perspectieven in klassenstrijd en zelforganisatie".(1) Het artikel vertrekt vanuit de vraag: "Wat betekent alles (de strijd van de afgelopen anderhalf jaar) voor de perspectieven van de klassenstrijd in Nederland en wat betekent dat voor de perspectieven van revolutionairen?" Volgens de schrijver: "biedt dit alles de mogelijkheid op het ontwikkelen van zelforganisaties met slagkracht en een hoger niveau van militantie door de hele klassenstrijd heen."
Dit artikel verdient aller aandacht: van anarchisten, van communisten, maar vooral van internationalisten, omdat het een aantal elementen bevat, die niet alleen gaan over de noodzaal tot strijd, maar ook en vooral over de manier waarop de werkers hun strijd moeten organiseren. Dit is een cruciale kwestie, omdat de klasse als geheel daar in de huidige periode door een gebrek aan zelfvertrouwen en door de moeilijkheden die ze heeft om haar eigen identiteit als klasse te bevestigen, niet echt een antwoord op weet te vinden. Hier ligt een grote verantwoordelijkheid voor de meer ‘gepolitiseerde’ kameraden, want zij kunnen er op een georganiseerde wijze toe bijdragen de valse praatjes van de heersende klasse over de onoverwinnelijkheid van het kapitalisme door te prikken en de illusies onder de werkers over het eeuwigdurende karakter van dit verrotte systeem, af te breken.
Als uitdrukking van ons respect voor dit artikel publiceren we hier een eerste reactie in de hoop de discussie over dit onderwerp hiermee een impuls te geven onder iedereen die oprecht begaan is met de strijd van de arbeidersklasse.
In deze eerste wil ik niet op alle punten en komma’s van de tekst van K Fotia ingaan – dat zou de discussie vooraf teveel bestempelen en mogelijke richtingen, waarin de ‘oplossing’ te vinden is, afsluiten. Verder is het ook nagenoeg onmogelijk, omdat mijn reactie dan net zo lang, en misschien wel langer zal worden dan de tekst waarop ik wil reageren. Maar het artikel van K. Fotia bevat mijn inziens diverse interessante elementen en als zodanig zou ik hem ook ten zeerste willen begroeten.
Een allereerste voorbeeld van een passage, die ik kan nagenoeg geheel kan onderschrijven: "In een dergelijke situatie, waar een grote groep militante arbeiders tegen het limiet van de vakbondsstructuren aan loopt, bestaat de mogelijkheid om uit deze structuren te breken en de strijd zelf voort te zetten. De rol van revolutionairen hierin is het bevorderen van dergelijke initiatieven, het ondersteunen van pogingen om los te komen van de vakbondsstructuren en het ondersteunen van acties en initiatieven die de zelforganisatie en militantie van de betrokken arbeiders bevorderen en de grip van de bureaucraten verzwakt. Onderlinge steun tussen diverse groepen arbeiders versterkt elkaars zelfvertrouwen en kan een conflict meer slagkracht geven. Het voorkomt isolatie en biedt daarbij een breder perspectief dan alleen een specifiek werkvloer conflict, het overstijgt de hokjes waarin het kapitalisme ons opdeelt".
Naar mijn inzicht - en die van Internationalisme/Wereldrevolutie - bestaat de strijd van de arbeidersklasse (die van de precairen inbegrepen) globaal genomen uit twee dimensies: aan de ene kant de strijd voor de zelfstandige eenheidsorganisatie (strijdcomités, algemene vergaderingen, massale delegaties naar andere bedrijven, stakersbijeenkomsten met deelname van de werklozen, enzovoort); aan de andere kant de organisaties waarin de kameraden die zich, op grond van eerdere ervaringen in de strijd tegen de ondernemers, de democratie, de staat en het kapitalisme en haar verschillende onderdrukkings- en misleidingsinstrumenten (vakbonden, politie, media, politici, enzovoort), aaneengesloten hebben om de algemene vooruitzichten van de strijd van de klasse te verdedigen en te propageren. Dat is volgens mij de meest natuurlijke wijze waarop de klasse haar strijd ontwikkelt, versterkt en vooruithelpt. In dat kader lijkt het organisatiemodel van de FAI-CNT nog het meest op de natuurlijke organisatie van de arbeiders en de overige (delen van de) uitgebuite klassen. Er is echter één maar: een permanente eenheidsorganisatie kan tegenwoordig niet meer bestaan, omdat de strijd van de klasse in de huidige periode gekenmerkt wordt door een voortdurende op- en neergang, door een situatie van verhevigde, intensieve, massale strijd gevolgd door relatieve perioden van terugval en kalmte, waarin de overdenking binnen de klasse haar werk doet. Vanwege de ongekende historische crisis van het kapitalisme bestaan in de huidige periode niet langer de omstandigheden waarin de arbeidersklasse stukje voor stukje stappen vooruit kan doen in het verwerven van blijvende verbeteringen van haar levensomstandigheden.
In dit kader heeft de kameraden groot gelijk als hij zegt dat het nodig is dat de arbeiders (de schoonmakers bijvoorbeeld) uit de vakbondskaders moeten breken. Deze houden hen "stevig ingemetseld in de verstikkende structuren van de traditionele vakbonden."Verder schrijft hij: "Hoeveel concessies de traditionele vakbonden ook winnen (als dat al het geval is), ze uiteindelijk geen enkel perspectief bieden. Alle concessies die door de vakbeweging zijn afgedwongen over een periode van decennia worden nu in enkele jaren tijd afgebroken en diezelfde vakbeweging is niet in staat dat te stoppen." Vervolgens bevestigt zijn bijdrage wat ik hierboven ook al heb aangegeven: "Het langzaam opbouwen van kleine overwinningen via conflict en onderhandeling, zoals de sociaaldemocraten en vakbonden al eeuwen nastreven, biedt geen revolutionair perspectief en heeft dat ook nooit geboden. Belangrijk hierbij is het besef dat de kleine, tijdelijke overwinningen die we wel of niet boeken precies dat zijn, tijdelijk. Zolang kapitalisme in stand blijft, zullen alle concessies vroeg of laat worden afgebroken."
"Een belangrijk verschil tussen reformistische- en revolutionaire organisaties is de bereidheid tot compromis. De reden waarom de arbeidersklasse in zo’n historisch zwakke positie zit is voor een deel te wijten aan het poldermodel, wat vertegenwoordigers en bureaucraten concessie na concessie laat maken, arbeiders passieve toeschouwers maakt in hun eigen ‘strijd’.(…) Zodra een rustpauze of eind van de strijd gepaard gaat met de belofte om de ‘sociale vrede’ te handhaven, verwordt elke organisatie, hoe basisdemocratisch en radicaal ze ook is, tot een disciplinerend instituut en een verlengstuk van de bazen."
Escalatie - of volgens mij beter gezegd: het op de spits drijven van de confrontatie met de ondernemers en de staat - biedt volgens de schrijver "perspectieven op iets dat buiten de door hen gebouwde hekwerken kan treden." Want "Op het moment dat arbeiders weigeren de knie te buigen, zullen ze zoeken naar methodes die ze gezamenlijk kunnen ondernemen en die daadwerkelijk druk op de bazen zetten, door hen te raken waar ze het voelen: de winsten. Dit soort acties kunnen variëren van wilde stakingen, picketlines en sabotage tot blokkades".(….) Door middel van actie kunnen we de arbeiders inspireren "aangezien het ondernemen van actie altijd een zeker zelfvertrouwen vereist, iets wat (nog) niet grootschalig aanwezig is. Belangrijk is echter dat het hier niet bij blijft en dat men haar acties zo snel mogelijk, zo breed mogelijk probeert te laten verspreiden."
De citaten uit de tekst van K. Fotia heb ik niet integraal overgenomen. Om eerlijk te zijn: sommige gedeelten, waarover ik het niet voor honderd procent mee eens ben met de kameraad heb ik eruit weggelaten. Bijvoorbeeld over het punt van sabotage en blokkades. Het is mij niet duidelijk wat daar precies mee bedoeld wordt, maar als het de bedoeling is het bedrijf economisch te treffen, dan betreft dat een punt waar we al eens eerder een discussie over hebben gehad. Tegen de achtergrond van de wereldomvattende economische crisis, waarbij de hele kapitalistisch wereld zich in de staat verenigd om haar bestaande orde te verdedigen is de sabotage of blokkade van een enkel bedrijf een vorm van strijd die van geen doorslaggevend belang meer kan zijn
Naast de hierboven geciteerde en andere delen c.q. zinsneden van het artikel kan ik nog veel meer delen uit het artikel citeren, die ik voor het grootste gedeelte kan onderschrijven. Onder het kopje ‘Tot slot’ staan echter een aantal punten, die naar mijn idee een beetje te ver gaan in het voorschrijven van een soort van "recept tot actie". Het gevaar van dat laatste – "recepten tot actie" - is dat het de discussie over de organisatiekwestie al op voorhand steriel dreigt maken, terwijl het juist de bedoeling zou moeten zijn om, aan de hand van de bijdrage van K. Fotia, de discussie open te gooien voor het hele internationalistische milieu. Desondanks vormt deze bijdrage van K. Fotia voor de eerste keer sinds lange tijd een kans en uitstekende gelegenheid een open en gemeenschappelijke discussie te doen plaatsvinden onder anarchisten, kommunuisten, anarcho-kommunisten, etc. die zich, niet alleen op een anti-kapitalistisch, maar vooral ook op een internationalistisch standpunt stellen.
2012-07-02, AdG
Deze oproep tot solidariteit is overgenomen uit Weltrevlolution; de publiatie in Duitsland van de IKS.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 91.5 KB |
In het zomernummer van 2011 Buiten de Orde is een artikel verschenen van de hand van Jan Bervoets, getiteld: ”Over Bolsjewisme en anarchisme. Een individueel antwoord op een uitnodiging tot een collectieve uitnodiging van de IKS.” In dit zomernummer reageert Jan Bervoets op de driedelige reeks, verschenen in Wereldrevolutie: “Kommunistische linkerzijde en internationalistisch anarchisme”.
Allereerst willen we onze excuses maken voor de wat late reactie onzerzijds op het artikel. Dat de reactie pas nu verschijnt, moet geenszins opgevat worden als een teken van onderschatting of misprijzen van de bijdrage in Buiten de Orde. De verschijning van het artikel in Buiten de Orde kan alleen maar onze waardering wegdragen. En we hopen dat de rest van deze reactie dit ook kan aantonen.
In het artikel van Buiten de Orde verwijst de schrijver naar een aantal andere artikels, die de belangstelling van de anarchisten zou moeten opwekken: “Ook andere artikels lezen die in het blad lezen die in het blad voorkomen, waarin de arbeidersklasse langs allerlei wegen wordt opgeroepen te vechten tegen de staat en voor de massastaking. Karakteristieke titels zijn “De beweging tegen de CPE in 2006 is een voorbeeldige strijd voor de arbeidersklasse.” “Algemene vergaderingen en zelfgekozen stakingscomités bieden uitzicht op uitbreiding.” “Strijden achter de vakbonden is recht op de nederlaag afgaan”.
“Wanneer men mij vraagt hoe een anarchist zou kunnen reageren op het voorstel van de IKS om een gesprek aan te gaan, dan zal ik mijn kameraden voorstellen in ieder geval bladen als Wereldrevolutie te lezen omdat men daarin tal van oproepen vindt aan de arbeidersklasse om zichzelf te organiseren tegen het kapitalisme, de staat en de vakbondsbureaucratie.”
Wij kunnen de reactie van de schrijver van het artikel enkel begroeten, net zoals we in Internationalisme 351 hebben gedaan in reactie op een artikel “Linkse communisten over het internationalistische anarchisme”,
dat verschenen was in De Vrij Communist nr 8.(1) We beschouwen de reactie in Buiten de Orde als een serieuze poging om te beantwoorden aan de oproep dat “de Linkskommunisten en de internationalistische anarchisten de plicht hebben om het debat aan te gaan en zelfs om samen te werken.”
Zoals het artikel in Buiten de Orde duidelijk aantoont, zijn echter ook een aantal kwesties waar anarchisten en kommunisten elkaar moeilijk kunnen vinden. En die punten liggen niet alleen op het theoretische vlak, maar ook en met name op het vlak van de moeite die de kommunisten hebben (gehad) om toe te geven dat er door hen tragische fouten gemaakt zijn, en dat vele oprechte, revolutionaire klassebroeders, anarchistische kameraden daar het slachtoffer van geworden zijn. In die zin is het heel begrijpelijk dat de kommunisten nog een pedanterie wordt verweten door de anarchisten:
“Soms kijken we wat vreemd aan tegen de uitspraken zoals het is de plicht van het proletariaat en reageren wij op zin zachts gezegd geërgerd op (…) de claim van de IKS alsof zij de enige wijsheid in pacht heeft ten aanzien van de verbanden tussen van het precariaat met de gehele arbeidersklasse.” Voor de anarchisten waren de kommunisten (Trotsky b. v.) lange tijd onbereikbaar als het ging om een discussie aan te gaan over de wijze waarop er leiding is gegeven aan de Ie Internationale en over de pijnlijke gebeurtenissen die ten tijde van de revolutie van October 1917 in Rusland hebben plaatsgevonden.
Dat we op het punt van het toegeven van de fouten, die door onze klassebroeders in het verleden zijn begaan, stappen vooruit aan het maken zijn, mag blijken uit de volgende passages uit de reeks: “Wij respecteren de diepgaande revolutionaire aard van de internationalistische anarchisten, wij weten dat wij zij aan zij zullen strijden als er bewegingen van massale strijd zich zullen voordoen. (…) “De houding van de meerderheid van de Bolsjewistische Partij in de jaren 1918-1924 (het verbod zonder onderscheid van iedere anarchistische publicatie, de botsing met het leger van Machhno, het bloedig neerslaan van de opstandige matrozen van Kronstadt...) heeft een kloof geslagen tussen de revolutionaire marxisten en de anarchisten. Maar vooral de afslachting van duizenden anarchisten in naam van 'kommunisme', heeft tientallen jaren lang een waar trauma veroorzaakt.” (Wereldrevolutie 124)
De stappen vooruit mogen ook blijken uit de toegeving die gedaan wordt in de volgende passage: “De vervelendste fout die door dit artikel begaan wordt, betreft de opstand in Barcelona in mei 1937. We schreven inderdaad: “De anarchisten werden medeplichtigen van de repressie door het Volksfront en de regering van Catalonië”. In werkelijkheid vormden de militanten van de CNT en de FAI daarentegen de grote meerderheid van de opstandige arbeiders van Barcelona en waren zij de voornaamste slachtoffers van de repressie, die georganiseerd werd door de stalinistische horden! Het was veel juister geweest de collaboratie van de leiding van de CNT aan de slachting aan te klagen dan die van ‘de anarchisten’. (Wereldrevolutie 122)
Betekent deze houding dat we onszelf dus nog steeds beschouwen “als een verlichte minderheid die anderen de waarheid, het goede geweten en bewustzijn moet influisteren?” (…) “Een dergelijke opvatting zou totaal in tegenspraak zijn met de eigenlijke traditie van het Linkskommunisme. En nog diepgaander toont zij die tegenspraak in de band die de kommunistische revolutionairen verbindt met hun klasse. (Wereldrevolutie 124).
Nee, we beschouwen ons verre van een verlichte minderheid:“Reeds de Socratische Dialoog begreep dat de ontwikkeling van debat niet enkel een kwestie is van denken; het is een ethische kwestie. Vandaag dient het streven naar verheldering de zaak van het proletariaat, terwijl de sabotage van verheldering het schade toebrengt. In die zin zou de arbeidersklasse het motto kunnen aannemen van de Duitse verlichte Lessing, die zei dat er één zaak was die hij nog meer liefhad dan de waarheid, namelijk het op zoek gaan naar de waarheid” (De Debatcultuur: Een wapen in de klassenstrijd)
Dat de schrijver nog niet helemaal overtuigd is en dat het oude gevoel ten opzichte van de kommunisten nog doorwerkt in zijn bijdrage, blijkt wel uit zijn reactie op een artikel in Wereldrevolutie: “De solidariteit met het precariaat kan alleen door de solidariteit met en in de hele arbeidersklasse te versterken”. Refererend aan het artikel krijgen de negatieve gevoelens van de schrijver ten opzichtige van de linkskommunisten, ondanks alle pogingen op een positieve manier te antwoorden op onze oproep, toch weer even de overhand:
De kameraad van Buiten de Orde stelt dat dit een titel zou “kunnen zijn van een artikel uit de anarchistische of anarcho-syndicalistische pers” (…) “ware het niet dat Wereldrevolutie deze leuze “solidariteit met het precariaat kan enkel door solidariteit met de hele arbeidersklasse te versterken” voor zichzelf claimt en met name de kameraden van Doorbraak en de AAGU verwijt, dat die zich exclusief zouden beperken tot het precariaat.” Is dit ook weer een vorm van ”pedanterie, die geen onderscheid weet te maken tussen het werkelijk zoeken naar kennis en het vervormen van kennis tot ideologie.”?
We kunnen de kameraad misschien niet overtuigen met een citaat van Marx, maar we willen hem deze toch niet onthouden. In zijn Frans-Duitse Annalen beweerde hij namelijk het tegendeel: “Wij stellen ons niet voor aan de wereld als doctrinairen, gewapend met een nieuw beginsel: hier is de waarheid, op de knieën ervoor! Wij vertegenwoordigen voor de wereld nieuwe beginselen die wij halen uit de beginselen van de wereld zelf. Wij zeggen hem niet: “Stop met je strijd, het zijn kinderachtigheden; het is aan ons om de werkelijke raadgevingen voor de strijd te geven”. “Al wat wij doen is aan de wereld laten zien waarom hij in werkelijkheid strijdt ”. (Wereldrevolutie 124)
Onze oproep tot een discussie tussen de internationalistische anarchisten en de linkskommunisten in Wereldrevolutie is welgemeend. En we hopen in het bovengenoemde gedeelte een bijdrage te hebben geleverd om de internationalistische anarchisten, die zich oprecht en uit solidariteit inzetten voor de strijd van de klasse ervan te overtuigen dat, zonder de meningsverschillen, misverstanden en/of onbegrip te verdoezelen en een kunstmatig front te vormen, samenwerking in de strijd tegen het kapitalisme, de staat en de vijandige burgerlijke partijen op dit moment niet mag leiden onder feit dat er nog belangrijke, ernstige meningsverschillen bestaan over bepaalde episodes in de geschiedenis.
Allereerst over hoe de IKS wordt karakteriseert. In de titel wordt gesproken: “Over Bolsjewisme en anarchisme….”. Verderop in het artikel zelf schrijft men: “De IKS (…) beschouwt zichzelf als erfgenaam van het bolsjewisme, maar beschouwt zich niet expliciet als een stroming van de IVe Internationale.”
Wat dat laatste betreft heeft de schrijver helemaal gelijk, alhoewel er nog de suggestie in zit dat Wereldrevolutie toch nog zo half en half trotskistische standpunten verdedigt. De IKS is echter noch trotskistisch noch bolsjewistisch. De IKS is kommunistisch of, noch beter gezegd, links-kommunistisch. Het baseert haar uitgangspunten op politiek van de kommunisten die in de loop van de jaren 1920 uit de Kommunistische Internaionale zijn gezet of zijn gegaan: met name de Duits-Hollandse en Italiaanse Linkerzijde
We zijn geen bolsjewisten, want bolsjewisme is het proces dat gekenmerkt wordt door “Het stalinistische offensief om de controle te verwerven over de verschillende nationale kommunistische partijen, rond de ‘bolsjewisering’ van deze partijen en de uitsluiting van militanten, die weigerden om deze nieuwe politiek te accepteren”. (Have we become "Leninists? - part 1, International Review 96). We hebben ons altijd gedistantieerd van de politiek van het socialisme in één land, zoals is die werd aangenomen op het Vde Congres van de Kommunistische Internationale. Kommunisme is internationalistisch of het is niets.
Alhoewel we Trotsky tot aan zijn dood zijn blijven beschouwen als deel uitmakend van de arbeidersklasse, zijn we ook geen trotskisten. Voor ons is Trotsky’s kritiek van het bolsjewisme altijd halfslachtig gebleven omdat hij de Sovjetmaatschappij in de grond beschouwde als een arbeidersmaatschappij. Zijn kritiek op het proces van staatskapitalistische ontwikkeling, dat in de Sovjet-Unie vanaf het begin van de jaren 1920 plaatsvond, op het neerslaan van de opstand van Kronstad,.op de politiek van het socialisme in één land, enzovoort, zijn altijd dualistische geweest.
Als de kameraad dan ook Mao Ze Dong en Lin Piao Rode Khmer aanhaalt als voorbeelden van het Bolsjewisme, suggerend dat de IKS daar dus ook politieke verwantschap mee zou hebben, dan is hij volledig de verkeerde weg ingeslagen. Het Stalinisme en de bolsjewisering van de respectievelijke kommunistische partijen (dat wil zeggen: hun onderwerping aan de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie) is door de voorlopers van de IKS altijd grondig afgewezen. En het Chinese en Cambodjaans staatskapitalisme zijn nooit een uitdrukking geweest van het kommunisme en door de Wereldrevolutie nooit en te nimmer als zodanig beschouwd.
Dan over de kwestie van het precariaat. Er is geen sprake van dat Wereldrevolutie de leuze“solidariteit met het precariaat kan enkel door solidariteit met de hele arbeidersklasse te versterken” voor zichzelf claimt. De vraag die zich alleen stelt is de volgende: “omdat een deel van de arbeidersklasse hierin (het precariaat) terechtkomt, moet deze dan ook als aparte klasse, als onderklasse beschouwd worden? Moeten we onze solidariteit tot haar beperken, zoals Doorbraak en verschillende anarchistische groepen doen? Kan zoiets een perspectief bieden aan de gezamenlijke strijd voor hun en onze belangen en de strijd tegen het kapitalisme?” (Wereldrevolutie 123)
De IKS is van mening dat dit geen perspectief biedt: want de onderdompeling in de totale armoede is niet iets dat alleen de ‘preciaren’ van nù treft: ‘de opperste ellende’ is een verschijnsel dat ons in de toekomst allemaal te wachten staat, als we niet een bewust en eendrachtig verzet organiseren tegen de staat en de ondernemers, tegen links en de vakbonden. (Wereldrevolutie 123)
“Het anarchisme heeft altijd de leus hoog gehouden ‘de bevrijding van de arbeider, zal het werk van de arbeiders zelf zijn’. Desalniettemin hebben ze daarbij vaak hun verwachtingen gericht op de het revolutionaire potentieel van de ‘marginalen’ in de maatschappij, zoals de lompenproletariërs, en anderen die op de een of andere manier op de onderste ladder van de maatschappij vertoeven. Nu er zich daadwerkelijk een materiële grondslag ontwikkelt, waarbij steeds grotere delen van de arbeidersklasse in absolute armoede geworpen worden, gaan ze steeds meer hun aandacht op deze groepen richten. (Wereldrevolutie 123)
Je kunt er inderdaad van mening zijn dat de precairen de katalysator zijn voor een radicale strijd tegen het kapitalisme, en dat zij dus het subject van de revolutie zijn. Maar de volgende vraag die zich dan stelt is: hoe breng je uiteindelijke een eenheid tot stand met andere delen van de arbeidersklasse, en de niet-uitbuitende bevolking als je als basis voor de mobilisatie bent uitgegaan van een fundamenteel onderscheid tussen de onderklasse en de rest? Als je dus andere delen van de arbeidersklasse van de bevolking daarvan dus bij voorbaat uitsluit?. Een zo groot mogelijke eenheid in de strijd is dan nog moeilijk te bewerkstelligen, als het ene deel als bijzonder naar voren geschoven wordt en als fundamenteel (Ravachol; ASB) anders gekarakteriseerd wordt en de andere delen vol schaamte genegeerd worden, alsof ze behoren tot een arbeidersaristocratie, die alleen maar profiteert van de ellende van de onderklasse.
Een tweede kwestie die in dit standpunt van de precairen over het hoofd gezien wordt, is dat iedere uitgebuite klasse nog geen revolutionaire klasse is. En in het verlengde daarvan kan je ook niet stellen dat hoe harder een klasse uitgebuit, en hoe lager zij op de ladder van de maatschappij staat, des te revolutionairder zij kan of zal optreden. Om een revolutionaire klasse te zijn binnen het kapitalisme komt er wel meer voor kijken dan alleen tot op het bot uitgebuit te worden. Een voorwaarde om als een revolutionaire klasse aangemerkt te worden, is niet alleen dat je binnen het kapitalisme niets te verliezen hebt, maar ook dat je een centrale positie inneemt in het productieproces.
De arbeidersklasse is revolutionair, niet als gevolg van het feit dat ze het meestal (maar niet altijd: sommige delen van de wereldbevolking hebben nog meer te lijden) het hardst onderdrukt wordt en vaak het meest te lijden heeft onder barbaarse levensomstandigheden, maar vanwege haar plaats in het produktieproces: door te beseffen dat zij de voortbrengster is van de meerwaarde en door tot begrip te komen van haar eigen wezen. Namelijk die van een klasse met een collectief karakter, georganiseerd, gedisciplineerd, methodisch, eensgezind, en vóór alles bewust, een kenmerk dat zowel merkbaar is in het arbeidsproces zelf als in de collectieve strijd.
Burgerlijke ideologen, met hun moderne sociologische theorieën proberen een meer verfijnde onderverdeling aan te brengen binnen de arbeidersklasse en ons wijs te maken dat er niet langer één ondeelbare arbeiderklasse bestaat. Maar “Kommunisten gaan niet uit van de een of andere bijzondere situatie van de arbeidersklasse. Ook al beweren sociologen honderd keer dat ze wel bestaan, voor kommunisten bestaan er geen zwarte, witte of gele arbeidersklasse. Voor kommunisten maakt het geen enkel verschil of een arbeider toevallig wel een eigen huis of geen eigen huis bezit. Kommunisten beseffen maar al te goed dat de nog-werkenden van vandaag de werklozen van morgen kunnen zijn. Waar de arbeiders ook hun leven proberen op te bouwen, in China of in Peru, in Roemenië of in Holland, overal heeft ze te maken met dezelfde aanval op haar leefomstandigheden. Daarom kan ze alleen in haar eenheid tegenover het kapitalisme de basis kan leggen voor een maatschappij zonder uitbuiting en armoede”. (Wereldrevolutie 123)
Een derde kwestie waar het anarchisme en het kommunisme behoorlijk van elkaar verschillen is die betreffende de revolutionaire aard van de boeren. De anarchisten proberen de kommunisten ervan te overtuigen dat de boeren een zelfstandige revolutionaire klasse vormen: “… ook een zelfde vorm van uitbuiting bestaat in de agrarische sector ( …) De bezielde revolutionaire adem bestaat daar ook en daarin vindt men dezelfde potentiëlen als die van de arbeidersklasse…”
Volgens de kommunisten bestaat de ‘revolutionaire’ aard van de boeren slechts daarin dat ze zich, naar Lenin’s overtuiging, uiteindelijk ongetwijfeld aan de zijde van de soldaten en arbeiders zullen scharen: “Kameraden, de revolutie van de arbeiders en boeren, waarover de bolsjewieken steeds gesproken hebben, is nu een feit”. (“Rapport over de taken van de Sovjetmacht”) Lenin, de bewonderaar van de creatieve kracht van de massa’s, ging ervan uit dat de boeren zouden inzien dat ze beter af waren met de dictatuur van het proletariaat dan met de dictatuur van de bourgeoisie en dus het zegevierende revolutionaire proletariaat zouden vervoegen.
Dellix / 2012.01.15
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 858.85 KB |
In tal van discussies en acties blijven velen met een pak vragen zitten die maar zelden op een open en ernstige manier worden opgeklaard. De Internationale Kommunistische Stroming wil met deze dag tegemoet komen aan deze vragen en een moment creëren waar belangrijke kwesties kunnen uitgediept worden.
Wars van doctrinaire "waarheden". Het is immers niet omdat Marx of een ander historisch of hedendaags figuur iets gezegd heeft dat dit als contant geld moet aanvaard worden. Het is niet omdat een stelling het etiket "progressief" opgeplakt krijgt dat dit iets aan de oorzaken van de ellende en crisis van het kapitalistisch systeem wijzigt. Het is niet omdat men anders consumeert of in eigen beheer produceert dat het winstbejag automatisch -vervalt.
Maar het is volgens ons even belangrijk om voorbij de loutere feiten de mechanismen te begrijpen achter de gebeurtenissen.
Stel vrij je vragen, kom argumenten uitdiepen of gewoonweg luisteren naar elkaars visies. Het is vooral ook een geschikte gelegenheid om de IKS beter te leren kennen. Blijf vooral niet alleen, geïsoleerd zitten met je vragen, stel ze!
Wil je aan deze samenkomst deelnemen (een volledige dag of slechts een gedeelte ervan), stuur ons een mail of een briefje, en wil je zelf het onderwerp inleiden, laat het ons weten.
Voor uitgebreide informatie zie BIJLAGE in PDF.
9.00 - 10.00 Korte intro
10.00 - 12.30 Van verontwaardiging tot hoop: Lessen uit de Indignados en de Occupy bewegingen
Met inleiding door Spaanse kameraden
12.30 - 14.00 Broodjesmaaltijd
14.00 - 16.30 2e Discussie
Onderwerp naarkeuze te bepalen voor 1 augustus.
16.30 - 17.00 Pauze
17.00 - 18.00 Synthese en evaluatie van de dag
18.00 - 19.00 Samen de BBQ voorbereiden
19.00 - 23.30 Gezellig samenzijn
De schoonmakers hebben al met al drie en een halve maand actie gevoerd. Na de acties bij schoonmaakbedrijven als ISS, Hago en bij opdrachtgevers als Philips, de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit in Amsterdam, werden op 27 februari eerst de Universiteit in Utrecht en op 5 maart daarna de Universiteit in Amsterdam door de schoonmakers bezet. Op 28 maart bezetten de schoonmakers opnieuw het Centraal Station in Utrecht. Honderden schoonmakers hielden die middag een zit-actie in de hal van het station.
Het is niet meer dan terecht dat de schoonmakers zich verzetten tegen de verslechtering van hun werkomstandigheden. Zeker is dat de schoonmakers op een manier worden uitgebuit, die tegen ‘onmenselijke’ af is. Zo worden ze niet doorbetaald bij ziekte; moeten ze twee keer zoveel doen voor hetzelfde loon; mogen ze tijdens hun werk niet praten; krijgen ze geen handschoenen bij het schoonmaken van de wc’s en worden ze geïntimideerd als ze voor hun rechten proberen op te komen.
De schoonmakers maken, net als de leraren, de jonggehandicapten en de werkers in de gezondheidzorg, deel uit van de arbeidersklasse. Hun acties vinden plaats tegen de achtergrond van een klasse, die niet geheel en al met stomheid geslagen is.
- Zo heeft het gedwongen ontslag van het kantinepersoneel op het BEL-kantoor in Eemnes een ruime meerderheid van de daar werkenden beambten ertoe aangezet om in de week van 25 maart het initiatief te nemen tot een handtekeningactie. Ze vinden dat het besluit teruggedraaid moet worden.
- Zo boden ruim 600 werkers van sociale werkplaats Soweco in Almelo, uit protest tegen aangekondigde bezuinigingsplannen, en het bestuur op 4 april een petitie aan, ondertekend door 1500 medewerkers.
- Zo zijn de arbeiders bij Cargill in de haven van Amsterdam op 18 april in staking gegaan tegen de aangekondigde sluiting van het bedrijf en het ontslag van 30 arbeiders die daar werkzaam zijn;
- Zo organiseerde op 25 april de Abvakabo FNV een landelijke bijeenkomst voor de werkers uit verpleeg- en verzorgingshuizen en de thuiszorg, nadat hier en daar al korte prikacties hadden plaatsgevonden tegen de toenemende flexibilisering van het werk, tegen het tekort aan personeel en tegen de onderhand onfatsoenlijke verzorging van de cliënten. (Zie Wereldrevolutie 128 over de actie van de werkers bij Amsta in de week van 25 januri)
Maar of ze nu meer of minder onmenselijk uitgebuit worden: dat op zich is geen criterium om de acties zelf ook te steunen. De essentiële vraag die zich hier stelt is: wie trekt er in werkelijkheid aan de touwtjes, en wat zijn de mogelijkheden voor de schoonmakers om zich los te maken uit het vakbondsnet waarin ze verstrikt zitten, zodat ze zelf in alle vrijheid de vorm en de richting van de strijd kunnen bepalen?
De schoonmakers zijn er, ondanks hun grote strijdwil, vanaf het allereerste begin niet in geslaagd de valstrik te ontlopen die, met behulp van ultralinks, is opgezet door FNV-Bondgenoten. Deze manoeuvre van de organen van de burgerlijke staat heeft vooral tot doel een strijdbaar deel van de arbeidersklasse naar de nederlaag te voeren en daarmee een voorbeeld te stellen. De boodschap die ze aan de arbeidersklasse in Nederland daarmee afgeeft, is: ‘strijd loont niet’, hoe lang je hem ook doorzet.. Zelfs niet als je hem zogenaamd zelfstandig (met een eigen schoonmakersparlement) voert, of bezettingen organiseert (zoals de studenten).
De machteloosheid van de strijdenden werd onder meer onderstreept toen de televisie liet zien hoe de ‘presidente’ van het ‘parlement van de schoonmakers’ stond toe te kijken hoe het werk op de stations van de NS, ondanks de staking, met behulp van extra ingehuurde schoonmakers, toch gewoon doorging.
De economische crisis heeft zijn weerslag op het hele Nederlandse bedrijfsleven, en het is genoodzaakt om de loonkosten drastisch te verlagen. Een van de speerpunten daarbij zijn de schoonmaakkosten. Steph Feijen, topman bij Hago geeft toe dat er in de schoonmaakbranche inderdaad een moordende concurrentiestrijd gaande is.
De NS is met 1200 schoonmakers een van de grootste opdrachtgevers in de schoonmaakbranche, waarvan zo’n tweederde meedoet aan de acties. In ruil voor zogenaamd goed ondernemersschap en steun voor de schoonmakers (sic) heeft de FNV Bondgenoten de besloten de NS tijdens de acties te ontzien. Tijdens de actieweken mocht ‘de hoogst noodzakelijke schoonmaak’ op de stations toch plaatsvinden. De NS maakte onmiddellijk gebruik van deze afspraak door schoonmaakkrachten van elders in te huren.
In de tussentijd heeft de NS tevens een nieuw schoonmaakcontract afgesloten met Hago, één van de meest beruchte schoonmaakbedrijven. Hago is bereid om 1 miljoen op het schoonmaken bij de NS te bezuinigen. Dat zijn ongeveer 120.000 werkuren, waardoor de werkdruk voor de schoonmakers bij de NS ongemeen zal toenemen.
Er was tussen de NS en de FNV ook afgesproken dat de laatste betrokken zou worden in de keus voor het schoonmaakbedrijf dat bij de NS aan de slag zou gaan. Dat het contract met Hago werd afgesloten terwijl de acties nog gaande waren, werd door de schoonmakers als een enorme klap in het gezicht ervaren. Waar de schoonmakers zich aan de afspraak hielden, ervaarden de schoonmakers de schending van de belofte van de kant van de NS als een klap in het gezicht.
Deze politiek door de schoonmakers duidelijk als een provocatie ervaren en zette zoveel kwaad bloed dat ze besloten om op 28 maart hun pijlen richtten op de NS en actie voerden op het Centraal Station van Utrecht. De ongerichte, machteloze woede, die zich tijdens die sit-in uitte, was natuurlijk een korreltje naar de hand van ultralinks en werd door haar volop uitgebuit. Zelfs de kameraden van groepen, die hadden kunnen weten dat ze voor een karretje gespannen werden, lieten zich erin meeslepen.
In de schoonmaakbranche werken in totaal zo’n 150.000 schoonmakers. En er doen in al die weken over het algemeen maar een paar duizend schoonmakers mee aan de acties. En elke keer zijn het de schoonmakers van een andere regio, wonende in een andere stad of werkzaam bij een ander bedrijf. En sinds 3 januari is slechts enkele keren het werk werkelijk neergelegd. In die zin is het een sprookje om deze versnipperde acties van de schoonmakers, opgesloten in hun eigen sector en regio, als ‘de langste staking sinds de jaren dertig’ te betitelen.
Alle politieke groepen hebben, zonder uitzondering, de acties van de schoonmakers gesteund, terwijl deze, net als de vorige keer, van ‘a tot z’, door FNV-Bondgenoten gemanipuleerd werden. Van ultralinks weten we dat: van de GIS, de SP, GroenLinks, de SP en zelfs van Doorbraak. Maar van de andere groepen mocht wel een beetje meer zelfkritiek en een beetje meer inzicht verwacht worden: zoals van de Vrije Bond en de ASB en van groepen als de KSU.
Zo verklaarde de Vrije Bond onder meer: "Daarom roepen wij iedereen op om de schoonmakers te ondersteunen. Sympathisanten, vrienden, kameraden, familie of kennissen kunnen de schoonmakers in hun strijd steunen door bijvoorbeeld het imago van opdrachtgevers te schaden, schoonmaakbedrijven te achtervolgen met acties waardoor potentiële schoonmakers met deze bedrijven niet met ze in zee willen gaan en schoonmakers praktisch en actieve solidariteit te verlenen.
Terwijl de Anarcho-Syndicalistische Bond geen ongelijk hebben als ze stelt: "Juist in deze tijd van crisis, met niks dan meer bezuinigingen, meer ontslagen, meer loonsverlagingen en algehele malaise in het vooruitzicht is het van belang om te strijden voor onze eigen belangen", heeft ze tegelijkertijd te hoge verwachtingen van de mogelijkheden van de strijd van de schoonmakers als ze zich solidair verklaart met hun acties: …de strijd van de schoonmakers is van groot belang voor de strijd van de hele arbeidersklasse in Nederland (en) een succesvolle uitkomst van dit conflict kan de toon zetten voor toekomstige conflicten die er onvermijdelijk gaan komen."
Ondanks het feit dat de verklaring van de KSU ook redelijk kritiekloos is ten opzichte van de vorm van de acties, bevat zij toch een positief aspect. Ze refereert in ieder geval aan de arbeidersklasse als geheel: "De KSU staat achter de eisen van de schoonmakers, is solidair met hun strijd, en is bereid om (nu en in de toekomst) zij aan zij te staan met wie opkomt voor onze rechten als mensen, als werknemers, rechten die juist nu in deze onnodige crisistijd extra onder druk komen te staan, voor schoonmakers, andere arbeiders en studenten wereldwijd."
Maar dat het hele politieke milieu de weg een beetje kwijt is, blijkt ook wel uit een reactie van een kameraad van de Vrije Bond: "Aangezien we geen glazen bol hebben, betekent dat dat we er, wanneer mogelijk, altijd moeten zijn.". Met andere woorden: als de vakbond de schijn wekt dat de schoonmakers de acties zelf organiseren (via hun ‘parlement’ of middels de organizers), dan slagen de bovengenoemde groepen er niet in die ‘truc’ te doorzien.
Voor een maximale doeltreffendheid van de ‘actie’ is het belangrijk om te leren wanneer en hoe het initiatief te nemen, maar ook te weten wanneer rustig te blijven en de ontwikkelingen van een zekere afstand prolberen te overzien en te analyseren. Maar de Vrije Bond is net als de ASB en de KSU niet in staat om in te schatten wat, de huidige periode, de verhouding is op het vlak van de krachten tussen de heersende en de uitgebuite klasse. Daarom blijft hen geen andere keuze dan blind te varen op het uitgangspunt dat zegt: "Als er tendensen ontstaan die buiten de kaders van de vakbond kijken, dan moeten we er juist zijn". (idem)
Toch bestaan er ook nog tendensen binnen het politieke milieu, die de betekenis van de werkelijk uitdrukkingen van solidariteit binnen de klasse enigszins kunnen inschatten: "Hoopgevend was ook de actie van het kantinepersoneel. (…) hun werk nu overgeheveld naar een cateringbedrijf en dreigen hun arbeidsvoorwaarden ondergebracht te worden in de horeca-cao. Dit betekent in de praktijk dat zij van vaste contracten over zullen gaan tot flexwerk contracten en er veel slechter voor komen te staan. Hierdoor besloot het kantinepersoneel om zich bij de staking aan te sluiten en werden hun eisen opgenomen in de lijst van de eisen van de schoonmakers. Na anderhalve dag bezetting en de groeiende solidariteit (…) wist het College van Bestuur niet hoe snel zij aan de eisen van de bezetters moest voldoen. En dit geeft aan hoe belangrijk een gezamenlijke strijd is." (Een kameraad van de KSU)
Maar de vakbond, die zich als orgaan van de staat de meeste feeling heeft met en het meest bewust is van de dreiging die uitgaat van ieder vorm van werkelijke solidariteit binnen de arbeidersklasse, draaide deze hoopvolle tendens zo snel mogelijk de nek om. De ABVAKABO-leiding voorkwam een 2-uur durende staking van het kantinepersoneel op de tweede dag door de ‘actie’ van de schoonmakers direct af te blazen. Tevens besloot ze om maar direct geheel en al een einde te maken aan de staking, want van mogelijke solidariteit van de werkers van andere sectoren (de kantinewerkers nu, de zorgwerkers misschien straks) wel eens een ‘aanstekelijke’ werking zou kunnen hebben.
Ook al sluiten we ons deze keer niet aan bij de acties van de schoonmakers, dan betekent dat nog niet dat we onze solidariteit met de strijd van de arbeidersklasse praktisch geen vorm geven. We hoeven hiervoor alleen maar te refereren aan de solidariteitsverklaring met het actiecomité van Viva! Zorggroep; aan het pamflet van de IKS, verspreid tesamen met twee anarchistische groepen, uit solidariteit met de arbeiders van de fabriek Luz y Fuerza del Centro in Mexico, aan de solidariteitsacties van de afdeling van de IKS in Turkije met de stakende arbeiders van Tekel, enzovoort. En dat waren niet slechts loze verklaringen, maar activiteiten waarin concrete oproepen gedaan werden en het engagement praktisch vorm werd gegeven.
De acties van de schoonmakers zijn inmiddels beëindigd zijn door de vakbonden. Dat moet geen groep ertoe aanzetten om zich maar onmiddellijk in andere acties storten, zodat er niet nagedacht hoeft worden over ieders specifieke rol met betrekking tot de acties van de schoonmakers. Het is nu de tijd om openheid te betonen en een zo breed mogelijke discussie te voeren over de steun aan hun acties: is er goed of niet goed aan gedaan solidariteit te betonen met de acties van de schoonmakers.
In dit artikel brengen de IKS haar opvatting naar voren over de strijdperspectieven in de afgelopen periode en met name die ten aanzien van de vorm van de strijd, die door de schoonmakers ter hand is genomen. We willen onze opvatting echter graag met die van andere groepen van de werkende klasse confronteren. Want alleen door een open debat te voeren en ieders inzicht te verhelderen over de omstandigheden waarin de acties plaatsvonden, kunnen we beter voorbereid zijn op komende perioden van strijd. We hoeven ons dan wellicht niet te langer verontschuldigen dat we geen glazen bol hebben om in te schatten wat de vooruitzichten voor de toekomstige strijd zal zijn.
Dixoff / 2012.04.25
Kameraden,
De komende maand maart zal er een worden van serieuze mobilisatie van allerlei – al of niet preciare - delen van de klasse.
- Op 6 maart is er, uit protest tegen de maatregelen voor het aangepast onderwijs, een grote manifestatie in Amsterdam waar de werkers van het vmbo het aangepast-, basis- en voortgezet onderwijs aan deelnemen.
- Op 22 maart is er voor de mensen in de Wajong een manifestatie op het Malieveld in Den Haag tegen de nieuwe Wet Werken naar Vermogen.
- Van 17 tot 23 maart is er een week van studentenprotest aangekondigd door de LSVB om een duidelijke afwijzing te tonen tegen de afschaffing van de studietoelage voor de masterfase.
- Verder zijn de schoonmakers officieel nog steeds in actie en is er bijvoorbeeld in de zorg (Amsta Amsterdam), maar ook in de privé-bedrijven (APM Terminals in de Rotterdamse haven) een onrust die regelmatig tot acties leiden.
De studenten en scholieren van het hoger onderwijs zijn al begonnen zich voor te bereiden op een serieus verzet tegen de regeringsmaatregelen. In dat kader heeft de werkgroep ‘Ons Kritisch Alternatief’ in Amsterdam het initiatief genomen tot een open actievergadering (open voor werkenden en werklozen, studenten en scholieren, migranten en niet-migranten) om de discussie aan te zwengelen wat te doen tegen de afschaffing van de studietoelage voor de masterfase. Op de open vergadering, waar studenten en scholieren aanwezig waren uit Rotterdam, Arnhem-Nijmegen; Utrecht, Amsterdam en enkele geïnteresseerde individuen, is uiteindelijk besloten om onder de leus “Goed en Toegankelijk Onderwijs” in eerste instantie een zo breed mogelijke reeks van activiteiten te organiseren.
Bijna alle delen worden in steeds grotere armoede geduwd, ontmoeten steeds minder respect voor hun bijdrage en worden steeds meer opgejaagd en onder druk gezet: preciaren en nog-niet precairen, werkers in de pivé-sector en die in de publieke sector, jongeren en ouderen, werkende en werklozen, enzovoort.
Nu lijkt het ons van het allergrootste belang dat iedereen die zich betrokken voelt – in dit geval - bij de strijd van de studenten en scholieren van het hoger op de tweede open vergadering van “Het Platform Goed en Toegankelijk Onderwijs”aanwezig is om daar actief deel te nemen aan de discussie.
Wat kunnen we daar doen? Hoe kunnen we bijdragen aan de versterking van de strijd van de studenten en scholieren zodat dat de maatregelen niet doorgezet worden. Laten we duidelijk zijn: een garantie is er nooit. Enkele groepen hebben al wat acties gevoerd. Maar we weten nagenoeg zeker dat, als het daar bij blijft, de maatregelen zo goed als zeker doorgezet gaan worden. Daarom, om meer effectief verzet te ontwikkelen is het noodzakelijk dat aan de strijd een breder en radicaler vervolg gegeven gaat wordt.
Op de eerste plaats is het belangrijk dat er meer kritische studentengroepen door het hele land zich bij het initiatief aansluiten.
Op de tweede plaats is het essentieel om zowel solidariteit betonen als solidariteit te zoeken bij andere werkers in actie en –- wat ligt er dan meer voor de hand dan dit te doen bij de werkers in het onderwijs - overigens zonder andere mogelijkheden uit te sluiten!
In dat kader is het belangrijk om al onze krachten in te zetten en iedereen te mobiliseren om naar de tweede vergadering van “Het Platform Goed en Toegankelijk Onderwijs”te komen en de vergadering het belang voor te leggen van de aanwezigheid bij de manifestatie van het onderwijs in de ArenA in Amsterdam teneinde om contacten te leggen met andere militante werkers uit het vmbo, het basis-, voortgezet- en aangepast onderwijs. En indien mogelijk op roepen om na afloop van de manifestatie bijvoorbeeld tesamen een bijeenkomst te beleggen om verdere gezamenlijke (met de een aantal daar aanwezige werkers) acties te bespreken.
21 februari 2012,
Wereldrevolutie/Internationalisme (Publicaties van de IKS)
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 742.59 KB |
Op dit moment vormt de economische crisis de kern van de bezorgdheid in de maatschappij. Iedereen maakt zich bezorgd over zijn toekomst, die van zijn kinderen, die van zijn gepensioneerde ouders, goede buren, vrienden, collega’s,... Bestaat er nog een menswaardige toekomst voor ons of komen we allemaal in de grootste armoede en precariteit terecht?
Is deze situatie te wijten aan inhalige, hebzuchtige bankiers en ratingbureaus? Of aan de onverantwoordelijke regeringen en centrale banken? Indien het antwoord positief is zou het uitbuitingssysteem hervormd kunnen worden. In het andere geval begrijp je dat het kapitalisme geen toekomst heeft en totaal vernietigd moet worden en vervangen door een andere maatschappij. Daarom is deze discussie zo belangrijk om de perspectieven en doelen van de strijd tegen de effecten van de crisis te bepalen.
1e avond : Vrijdag
27 april :
Is de crisis tijdelijk en dus te
wijten aan een ontsporing, een onevenwicht in het economisch bestel?
Wat voor soort crisis is
het eigenlijk waarmee we geconfronteerd worden?
(schuldencrisis, bankencrisis, huizencrisis, eurocrisis, historische crisis van
het kapitalistische productiesysteem?)
De vastgoedcrisis is uitgelopen op een open crisis van wereldomvang, een terugval van de economische activiteit die men niet meer meegemaakt had sinds 1929. In Griekenland, Spanje, Italië en Portugal worden ongeziene bezuinigingen opgelegd. Ook in tal van andere Europese landen worden nieuwe aanvallen gepland. Is deze situatie te wijten aan inhalige, hebzuchtige bankiers en ratingbureaus? Of aan de onverantwoordelijke regeringen en centrale banken? Of een zwak Europa?
Marx stelde: “laten we in de armoede niet slechts de ellende zien”. De economische crisis is geen fataliteit. Het is geen natuurlijke wetmatigheid. Het is geen lot wat ons overkomt. Het is het gevolg van een systeem dat verstrikt is geraakt in haar eigen tegenspraken: zoals die tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen, of anders gezegd: tussen het maatschappelijk karakter van het productieproces en de private toe-eigening van de producten ervan door de kapitalistische eigenaars.
2e avond : Vrijdag
11 mei
Is de crisis plaatselijk en zijn er
dus landen of beleidsvormen die er aan ontsnappen?
Zijn er landen of systemen
die ontsnappen aan de crisis?
(het "socialistische" China, Korea, Cuba? of de fameuze BRICS landen?)
Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika (de BRICS) hebben in de laatste jaren een opmerkelijk economisch succes laten zien. China in het bijzonder wordt nu beschouwd als de tweede economische macht in de wereld en velen denken dat het de VS spoedig zal onttronen. Deze flamboyante prestatie bracht de economen ertoe hun hoop te stellen op deze groep landen als de nieuwe locomotief voor de wereldeconomie. De opkomst van de BRICS zou leiden tot een meer evenwichtige eerlijkere wereld. Er is een vleugje déjà-vu wat betreft dit ‘economische wonder’ gedoe. Argentinië en de Aziatische tijgers in de jaren 1980 en 1990, of meer recent Ierland, Spanje, IJsland werden allen op verschillende momenten voorgesteld als ‘economische wonderen’. Al deze landen dankten deze snelle groei aan de ongebreidelde toename van de schulden. Ze kwamen daarom allemaal aan hetzelfde hachelijke einde: recessie en faillissement.
3e avond : Vrijdag
25 mei
Is de
crisis structureel en dus op te
vangen door een aantal hervormingen en regularisaties?
Bieden hervormingen zoals
meer staatsinmenging, nationalisaties, financiële regularisatie of coöperatieven
en zelfbeheer een soelaas of oplossing?
Zijn dit eisen waar de arbeidersklasse moet achterstaan?
Zij die strijden tegen het neo-liberalisme zijn het er ook mee eens dat de werkelijke economie in diepe moeilijkheden verkeert. Maar tegen de graaicultuur van de financiële sector moet een sterke staat staan.. Zij zetten zich in voor meer staat, meer legale kaders, meer sociale politiek. “Met meer staatscontrole over de financiën, kunnen we een nieuwe economie opbouwen, socialer en meer welvarend”. Maakt meer staatsinmenging het mogelijk om de economische problemen van het kapitalisme op te lossen? Huishoudens, ondernemingen, banken en staten gaan gebukt onder een grote berg schulden. Wat hebben de staten, sinds de ineenstorting van Lehman Brothers nu gedaan via hun centrale banken? Ze hebben miljarden dollars in de economie gepompt om verdere faillissementen te voorkomen. En waar komen al die miljarden vandaan? Van nieuwe schulden! Hoe kan een hervorming van het financieel systeem hier dan een antwoord bieden?
Maar nationaliseringen dan? Sinds de ervaring van de Commune van Parijs in 1871 hebben de kommunisten altijd de nadruk gelegd op de onredelijke rol van de staat tegen de arbeiders. “De moderne staat is, hoe zijn vorm ook moge zijn, in wezen een kapitalistische machine, de staat van de kapitalisten, de ideële universele kapitalist. Hoe meer productiekrachten hij als eigendom overneemt, des te meer wordt hij werkelijk universeel kapitalist en des te meer staatsburgers buit hij uit. De arbeiders blijven loonarbeiders, proletariërs. De kapitaalsverhouding wordt niet opgeheven, zij wordt veeleer op de spits gedreven.” Engels schreef deze regels in 1878, die laten zien dat de staat toen al bezig was de hele economie over te nemen. Sinds die tijd is het staatskapitalisme alleen maar sterker geworden: elke nationale bourgeoisie is gerangschikt achter haar staat om de ongenadige internationale handelsoorlog te voeren.
In de jaren 1990 was het territorium van de voormalige Joegoslavische staat het toneel van een verschrikkelijke slachting, dat werd gerechtvaardigd door de ideologie van het etnische chauvinisme. De oorlog op de Balkan bracht de imperialistische slachtpartijen dichterbij de centrale landen van het kapitalisme dan het ooit gedaan had sinds 1945. De lokale bourgeoisieën deden alles wat ze konden om hun bevolking te geselen met de waanzin van ethische en nationalistische haat, de voorwaarde voor de steun of de deelname aan de bloedige slachtpartij in de Joegoslavische oorlog.
De haat is niet verdwenen door de ongemakkelijke vrede die nu heerst in de regio, dus het is des te bemoedigender om te zien dat er enkelen zijn in de regio die op zoek zijn naar een weg vooruit in de sociale beweging tegen het kapitalisme en niet in bepaalde dromen van nationale zelfverheerlijking. We hebben bijvoorbeeld een aantal strijdbewegingen gezien door de studenten van Servië en Kroatië, die beschouwd moeten worden als een zoveelste uitdrukking van dezelfde internationale tendens zoals we gezien hebben in West-Europa en in de VS met de beweging van de Indignados en de Occupy. En nu zijn we getuige van de ontwikkeling van een echte internationalistische gepolitiseerde minderheid in beide landen, die de nationale verdelingen openlijk verwerpen en samenwerking zoeken tussen alle internationalistische revolutionairen.
Een van de uitdrukkingen van de nieuwe beweging is de ‘Verklaring van het Birov-Collectief’ in Servie, een collectief dat onlangs is voortgekomen uit een zich uitbreidende kern daar (zie hun website, https://www.birov.net/ [50]). We publiceren het hier. Het belangrijkste aan de Verklaring, zo lijkt het ons, is de helderheid en de directheid waarmee ze een reeks van fundamentele klassestandpunten naar voren brengt
- de bevestiging van de revolutionaire aard van de arbeidersklasse tegenover alle ‘postmarxistische misleidingen’;
- de noodzaak van zelforganisatie van de arbeidersklasse tegenover de vakbonden, gedefinieerd als organen van de burgerlijke staat;
- de onderstreping dat de algemene arbeidersvergaderingen en arbeidersraden als de instrumenten voor de massale strijd tegen het kapitalisme
de verwerping van de nationale bevrijdingsstrijd en kapitalistische oorlogen, gezien als een fundamentele “scheidslijn tussen revolutionairen en de patriottische, sociaal-democratisch links”;
- de karakterisering van de zogenaamde ‘socialistische staten’ als kapitalistische regimes
De laatste twee punten zijn duidelijk bijzonder belangrijk, gegeven de recente conflicten in de regio en het toenemende gebruik van nationalistische retoriek door de heersende klasse. Aan deze revolutionaire standpunten ligt de erkenning ten grond slag dat het kapitalisme niet langer in haar progressieve periode verkeert en niet langer duurzame hervormingen kan realiseren: met andere woorden, dat het systeem in verval is. (1)
De Verklaring doet ook een interessante observatie met betrekking tot de overgangsperiode, daarmee het probleem erkennende van de conservatieve ‘rem’, die uitgeoefend wordt door bepaalde organen van de semi-staat. Duidelijk is dat er nog punten van discussie en verheldering blijven tussen internationalisten, bijvoorbeeld over de kwestie van de organisatie, de vooruitzichten voor de klassenstrijd en de betekenis van het anarchosyndicalisme vandaag de dag. Maar het allerminste dat we kunnen doen is het verwelkomen van het gezonde realisme in de vaststelling van de Verklaring dat “geen enkele revolutionaire organisatie groter of sterker kan zijn dan de bestaande algemene posities van de werkers voorschrijft”. Dit en andere kwestie kunnen ongetwijfeld alleen opgehelderd worden in een open en kameraadschappelijk debat.
IKS, februari 2012
“Als er hoop was, dan moet dat liggen in het prolest” – George Orwell
Ons bewust zijnde van de klasseverdelingen binnen het kapitalisme, de wrede uitbuiting waar we allemaal het slachtoffer van zijn, de onderdrukking door de staat, die de uitbuiting mogelijk maakt, en ook de ondraaglijke aard van huidige militaire orde, die onvermijdelijk tot een catastrofe leidt, organiseren we ons in ‘Birov’, een organisatie die tot doel heeft om deze sociale verschijnselen te bestrijden en hun uiteindelijke verdwijning te bereiken door de klassestrijd.
Door ons te realiseren dat de arbeiders, als klasse die het meeste getroffen wordt door de huidige sociale structuur, het grootste revolutionaire potentieel bevat, organiseert ‘Birov’ het klassebewustzijn, militante arbeiders met de intentie het klassebewustzijn te verbreiden in de arbeidersklasse en het te richten op de georganiseerde arbeidersstrijd, verwezenlijkt door middel van de arbeidersraden..We verwerpen alle ‘post-marxistische’ misleidingen, die het hebben over de dood of het niet-bestaan van de arbeidersklasse, daarom de klassenstrijd negeren en daarmee de cruciale rol van de arbeiders als agent van de revolutionaire verandering. Een lid van de arbeidersklasse is iemand die zijn arbeidskracht moet verkopen aan het kapitaal: of het nu een slachter is, een werkster in de sex-industrie of een vrouw die werkt in een printshop.
Emancipatorische acties moeten gebaseerd zijn op de zelfactiviteit van de onderdrukten en op zelfstandige arbeidersraden, die streven naar de schepping van een zelfbestuurde maatschappij, zonder een staat, zonder klassen en zonder de dwingende instituten van de burgerlijke maatschappij. Iedere nieuwe poging de oude maatschappij te overwinnen moet gericht zijn op de organisatie van een radensysteem op internationale vlak, want alleen een radicale verandering in de verhouding tussen de klassekrachten kan een progressieve verandering inzetten. De radenvorm, die opgezet wordt na de opheffing van de traditionele, hiërarchische kapitalistische staatsmachine is niet iets waar de revolutie naar moet streven – hier bestaat het slechts als een conservatief orgaan dat bestaat tijdens de revolutie en de uiteindelijke zelforganisatie en emancipatie van de arbeidersklasse zal onmiddellijk zowel haar macht, als het bestaan van die orde zelf bedreigen. In dit nakende conflict moeten de revolutionairen de autonoom georganiseerde arbeiders erkennen als de revolutionaire voorhoede in de laatste en beslissende strijd tegen de oude orde en voor de maatschappij van vrije producenten.
Alleen de open en onbeperkte oppositie tegen verdelingen, geschapen door deze maatschappij, zal een subversief potentieel losmaken, dat in de tegenwoordige arbeiderstrijd zit besloten. De arbeiderstrijd moet gegrond worden in de werkplaatsen, waar arbeiders zichzelf herkennen als producenten en waar de klasseverschillen zijn geprojecteerd en hun wezen wordt opgeheven. We verwerpen de partij als volkomen inadequaat voor de organisatie van de arbeidersklasse. Oude hervormingspartijen, die we ons herinneren van het realiseren van politieke vrijheid en een kortere arbeidsdag, waren dat in de eerste plaats niet: hun eerste doel was een strijd voor economische en politieke hervormingen, waarbij nog een anti-politiek bewustzijn bestond en waarbij ze nog streefde naar traditionele hiërarchische vormen van vertegenwoordiging.
We kunnen concluderen dat ‘Birov’ gekarakteriseerd kan worden als een anarcho-syndicalistische propaganda-organisatie. Ze richt zich tot te arbeiders in strijd en verzamelt anarcho-syndicalisten, die handelen door militante klassegroepen te formeren in de werkplaats. Deze groepen moeten niet worden verward met vakbonden omdat hun bedoeling niet is om te groeien in aantal maar om deel te nemen aan de vergaderingen van de beweging. Ze hebben geen formele structuur en politiek programma. Deze groepen worden gevormd in de werkplaatsen, waar al een traditie van zelfstandige arbeidersorganisatie bestaat en waar een netwerk van arbeiders er toe neigt om haar activiteiten voort te zetten en nieuwe manieren van strijd te ontwikkelen.
Onze opvatting is dat de huidige vakbonden geen politiek programma kunnen hebben, dat niet reactionair is en dus vormen de (algemene) vergaderingen de enige mogelijkheid voor de massa van de arbeiders om zichzelf te organiseren. Massaal organiseren in ‘permanente’ vormen van organisatie is niet mogelijk tot dat de revolutie een onmiddellijk doel wordt. Vakbonden hebben, als instrumenten van de hervormingsstrijd en een gescheiden economische organisatie, hun reden van bestaan verloren in omstandigheden waarin zij niet langer de aspiraties van de arbeidersklasse kunnen weerspiegelen. Momenteel zijn zij niet veel meer dan een instrument dat door de staat is opgeslokt, dat de arbeidersstrijd gedepolitiseerd houdt en in strikt beperkt kader. Ze vertegenwoordigen een soort van gevangenis voor de arbeidersklasse, zonder welke deze vrij zouden zijn in hun ontwikkeling naar zelforganisatie. Betaalde en vaak corrupte vakbondsbureaucraten zijn niet meer dan bewakers en hoeders van deze gevangenissen. Daarom zijn vakbonden gewoon de arm van een staat, die een andere vorm van onderdrukking van de arbeidersklasse oplegt.
Het kapitalisme kan permanente hervormingen niet langer toestaan: iedere strijd voor onmiddellijke en dagelijkse belangen van het proletariaat, waarbij ze niet wordt onderdrukt door de vakbonden en de partijen, evolueert noodzakelijkerwijs naar een revolutionaire begeestering van de massa’s en naar actie tegen de onderdrukkende en uitbuitende fundamenten van de kapitalistische maatschappij. Daarom is ieder verschijnsel, dat ertoe neigt de arbeidersstrijd te depolitiseren en haar vast te houden in het opgelegde kader, noodzakelijkerwijs reactionair. Claims over anarcho-syndicalistische organisaties die‘niet-ideologisch’ zouden zijn, vormen geen alternatief voor de valse verdeling opgelegd door het kapitalisme, maar alleen maar een heropleving van de oude (niet van buiten op te leggen) idee van de scheiding van de economische organisatie en in de praktijk meestal eindigt als een links activistisch netwerk dat de ideologie van de hoofdstroom, van nationalistisch ‘links’, reproduceert. In tegenstelling tot deze claims zijn anarcho-syndicalisten klassemilitanten en politieke organisaties: de enige beginselen van het anarcho-syndicalisme, die worden aanvaardt door alle leden, zijn kwa inhoud noodzakelijkerwijs politiek.
We beschouwen ons niet als een organisatie, die zo nodig in aantal zal groeien en zich dat tot doel stelt, een idee dat vaak leidt tot radicaal activisme. We beschouwen ons ook niet als een soort voorhoede van de arbeidersklasse die haar belangen oplegt. Ons doel is om een organisatie te ontwikkelen die in staat is in de arbeidersklasse tussen te komen. We delen onze opgedane ervaring met de arbeiders en daardoor kunnen we de bekwaamheid van de arbeidersstrijd doen toenemen, dus bij te dragen tot haar uitbreiding en haar verdere organisatie. Een dergelijke verhouding schept een wederzijdse afhankelijkheid en daarom kan geen revolutionaire organisatie groter of sterker zijn dan de bestaande algemene posities van de werkers voorschrijven. We zijn daarom niet bang van de zelforganisatie van de arbeiders en het ‘verlies van controle’, het is daarentegen ons doel. Bijgevolg zal de basis voor de éénwording van de onderdrukte groepen in het kapitalisme noch gelegd worden door een of andere partij of ‘front’, noch door een massale vakbond of een anarchistische groep die handelt in de fase van voorbereiding, die van de hergroepering van revolutionaire krachten, maar door een massale antikapitalistische strijd georganiseerd in arbeidersraden onder wier vleugels alleen de werkelijke emancipatorisch visie wordt uitgedrukt. Daarom is de ontwikkeling van onze strijd in de werkplaats en in voortdurende opvoeding over de vraagstukken van onderdrukking de beste manier om onze solidariteit tot uitdrukking te brengen met de onderdrukte groepen
We veroordelen als totaal reactionair iedere benadrukking van het revolutionaire karakter van de ‘nationale bevrijdingsstrijd’. Een vergelijking maken met de nationale burgerlijk-revolutionaire bewegingen is verkeerd en in deze periode is het antinationalisme een scheidslijn tussen revolutionairen en patriottische, sociaal-democratisch links. In de huidige kapitalistische maatschappij is iedere staat imperialistisch en de toename van het nationalistische bewustzijn kan alleen maar beschouwd worden als een middel om de kapitalistische orde te bewaren in omstandigheden van een permanente crisis en dreigende ondergang. Iedere aanvaarding van nationalistisch, populistische taalgebruik kan de arbeiders alleen meevoeren in een bloedige imperialistische oorlog; het is een voorbode van een historisch ogenblik, dat we al meegemaakt hebben aan het begin en het midden van de 20e eeuw.
Geheel in tegenstelling tot de ideeën van antioorlogsbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog, onderwerpt de contrarevolutionaire ideologie de arbeiders aan de noden van de bourgeoisie en dat allemaal in naam van het ‘anti-imperialisme’ en de ‘bevrijding van de volkeren’. De resultaten zijn historisch bekend en kunnen worden gezien in de ‘socialistische revoluties’ aan het einde van de revolutionaire Octoberperiode, welke de slachtoffers waren van de partij-instrumenten en onderdrukking van allerlei vormen van zelforganisatie en hebben geleid tot de totalitaire regimes van staatskapitalisme, het zogeheten ‘reëel bestaande socialisme’.
De bevrijding van de arbeidersklasse zal het werk van de arbeiders zelf zijn, of het zal er helemaal niet zijn.
Belgrado, Servie, October 2011
(1) Zie hun FAQ, die ook meer uitleg geeft van dit en andere aspecten van de politiek van de groep
Ultralinks roert weer flink de trom in verband met de banken in Cyprus, die door hun onverantwoorde financiële manoeuvres zwaar in de problemen zijn gekomen en de rekening verhalen op de Cypriotische spaarders en/of die van de rest van Europa.
De SP in Nederland heeft haar verontwaardiging gericht op het zogenaamde ‘zwarte geld van de Russische maffia’ (is er een fundamenteel verschil met het virtuele geld van de banken?): ‘de leiders van de Euro hebben miljarden aan steun gegeven aan banken op Cyprus. We weten allemaal wat dat betekent. Ons belastinggeld gaat gebruikt worden om het zwarte geld van Russische maffiosi te beschermen'. (1)
De LSP in België concentreert haar aanval vooral op het feit:
- dat de trojka, die zich op een arrogante manier gedraagt en als een koloniale heerser
- dat Cyprus het eerste land is dat zich niet door de trojka heeft laten afbluffen
In dat kader dringt de LSP er bij de werkers en de armen op Cyprus, die worden uitgebuit door het kapitalisme, op aan om te vechten voor een alternatieve regering van de arbeiders en anderen. Ook is het duidelijk dat een dergelijke regering, aldus de LSP, onmiddellijk uit de EU verwijderd dient worden. (2)
Een nieuwe bankencrisis treft Europa. Nu er van alle kanten geruststellend wordt verzekerd dat er tekenen van herstel zijn, dat het dieptepunt in de economische crisis achter de rug is, wordt een volgend land (en niet het laatste) door een acute bankencrisis getroffen.
Wat is er in Cyprus aan de hand? Het is een ontwikkeling die ons eigenlijk bekend voorkomt. In de loop van de afgelopen twintig jaar hebben de Cypriotische banken met aantrekkelijke rentes en gunstige voorwaarden talloze spaarders uit binnen- en buitenland en heel veel kapitaal aan aangetrokken. In totaal behoren 37% van de tegoeden van de Cypriotische banken toe aan buitenlandse investeerders.
De bankensector in Cyprus heeft in die tijd, in verhouding met de totale economie van Cyprus, een onverantwoord grote omvang aangenomen.Het Cypriotische bankwezen is zodanig opgezwollen dat het de omvang heeft aangenomen van bijna viermaal (sommigen spreken zelfs van achtmaal) het totale BNP van de Cypriotische economie (18 miljard euro). Laki (de tweede bank) heeft een balans van meer dan 30 miljard euro en de grootste bank (Bank of Cyprus) een balans van bijna 40 miljard euro, waarvan het overgrote deel uit ‘rotte’ investeringen bestaat.
Waar komen die problemen bij de Cypriotische banken uit voort? Welnu, banken zijn niet alleen instanties waar geld geparkeerd wordt, het zijn ook instanties die geld uitlenen, krediet verschaffen. En daar is het volledig misgegaan. “Wat de Cypriotische banken onder meer kwetsbaar maakte, was hun grote aandeel in de aankoop van Griekse schuldpapieren. Toen deze papieren na de Griekse bail-out aan waarde verloren (3), zagen de banken een enorm groot deel van hun kapitaal verdampen.” In 2011 moesten de Cypriotische banken meer dan 75% op de nominale waarde van deze obligaties afwaarderen.
De ontstane verliezen van de banken wegen dus te zwaar op die nationale economie. Zeker nu de economie van Cyprus niet goed draait, en ook de gebukt gaat onder een omvangrijke staatsschuld “Zelfs als de economie goed had gedraaid, dan nog was het land niet in staat geweest de banken te redden. Daarvoor was de bankensector in verhouding tot de Cypriotische economie simpelweg te groot”, aldus dagblad Trouw.
Om de twee belangrijkste systeembanken op Cyprus overeind te houden, vroeg Cypriotische regering in het afgelopen jaar een noodlening aan bij het Europese Noodfonds. Volgens de Cypriotische minister van Financiën Shiarly heeft hij zo'n 17 miljard euro nodig. Dat is een relatief klein bedrag voor het fonds, maar het is bijna even groot als het BNP van Cyprus.
Na de verschillende voorgaande steunoperaties, heeft de leiding van Europa besloten tegemoet te komen aan aanvraag voor een noodlening van de Cypriotische regering, in een poging de belangrijkste Cypriotische banken overeind te houden. Omvallende Cypriotische banken zouden zeker grensoverschrijdende ontwrichting te weeg kunnen brengen, en banken en bedrijven in andere landen in hun val meeslepen.
Maar de angst voor de ontwrichting in de andere landen van Europa is niet de enige reden geweest voor de toekenning van een financiële steun aan Cyprus. Ondanks haar toetreding tot de EU in 2004 in het land de laatste 20 jaar steeds meer in de Russische invloedssfeer terecht gekomen. Zo stond stond Grieks-Cyprus tijdens de oorlog in Joegoslavië al bekend als een ‘safe haven’ voor terroristen uit Belgrado.
In de VN-Veiligheidsraad staat Rusland altijd pal achter Cyprus en is ze tegenstander van de niet-erkende en door Ankara gesteunde Turkse Cypriotische 'staat' in het noorden van het verdeelde eiland.
In januari van dit jaar nog hebben douaneambtenaren in de haven van Limassol een Russisch schip te laten uitvaren, terwijl ze op de hoogte waren van het feit dat er zich aan boord vier containers bevonden met daarin zestig ton munitie voor kalasjnikovs en raketwerpers. De zending was afkomstig van het Russische staatsbedrijf Rosoboronexport; en bedoeld voor de Syrische regering van Al-Assad. (The Guardian Londen, 02-02-2012, Luke Harding)
In de afgelopen tien jaar heeft zich een omvangrijke Russische gemeenschap gevestigd op Cyprus. In Limassol bijvoorbeeld wonen nu zoveel Russen, dat het vakantieoord de bijnaam 'Limassolgrad' heeft gekregen. Je hebt er een Russischtalige krant, twee Russische scholen en een Russisch radiostation.
Uiteindelijk heeft de keuze van de Grieks-Cypriotische regering om te kiezen voor de steun van de EU wel de woede opgewekt van de Russen. De laatste beschuldigen de Cyprioten ervan dat ze geprobeerd hebben “op twee paarden te wedden" (Rusland en de EU), toen zij eind vorige week een plan presenteerden om hun economie weer gezond te maken met behulp van Russisch kapitaal.
Maar met de voorwaarden die de Trojka (ECB, Europese Commissie, IMF) in eerste instantie aan de noodlening verbond, heeft ze een gevaarlijk precedent geschapen. In die voorwaarden mochten de kleine spaarders – 20 duizend euro en lager – nog ontzien worden. Maar spaarders met een spaartegoed tussen de 20 tot 100 duizend euro zouden echter 6,75 procent van hun tegoed moeten inleveren. Dit is de eerste keer dat de EU en het IMF hun toevlucht hebben gezocht tot een directe aanval op de spaartegoeden onder de 100.000 euro.
Deze veranderingen in de voorwaarden aan de steunoperatie, liggen in het verlengde van de voorwaarden die opgelegd zijn bij de nationalisatie van de SNS-Reaal in Nederland. Want hier was het voor de eerste keer dat een bank overeind werd gehouden, waarbij niet alleen de aandeelhouders en maar ook de zogeheten achtergestelde obligatiehouders de rekening moesten betalen.
En dat in het geval van Cyprus niet de laatste is, waarbij de maatregelen niet langer beperkt zullen blijven tot de aandeelhouders, blijkt wel uit een interview van Dijsselbloem met het Financieel Dagblad. Daarin weigert expliciet uit te sluiten dat het ‘afromen’ van spaartegoeden ook in andere landen een optie zou kunnen zijn. Hij stelde dat het op Cyprus noodzakelijk was vanwege de uit zijn krachten gegroeide bankensector. Maar landen als Slovenië, Letland, en zelfs Nederland, hebben ook een bankensector met een waterhoofd!
Dixon, 2013-04-02
(1) Gedurende de onderhandelingen tussen de EU en de Cypriotische regering waren de banken op Cyprus gesloten. Maar dat buitenlandse filialen van diezelfde Cypriotische banken zijn gewoon opengebleven
Laiki, de bank die nu wordt weggesaneerd, heeft via haar Londense dochteronderneming honderden miljoenen laten weglekken. Bank of Cyprus heeft een Russische bank in Moskou (een dochteronderneming die voor 80% in haar bezit is), die eveneens gewoon bleef uitkeren. De omvang van het bedrag dat de afgelopen tien dagen verdwenen is nog onbekend. Volgens XanderNieuws (24-03-2013) zouden de meeste Russische oligarchen hun geld al lang uit Cyprus hebben weggehaald en in andere belastingparadijzen - zoals de Britse Maagdeneilanden - hebben ondergebracht.
(2) Volgens de LSP zou er een beroep gedaan moeten worden gedaan op de werkende mensen van Griekenland, Spanje, Italië en Portugal om dit voorbeeld van Cyprus te volgen tot de vorming van een alternatieve regering van de arbeiders en anderen. Samen kunnen de volkeren van deze landen werken aan een democratische, vrijwillige Federatie van het Middellandse Zeegebied en de Iberische staten.
(3) De financiële banken van Cyprus vormden de grootste houder van Griekse schulden. Cypriotische banken hebben meer dan 22 miljard euro aan leningen in de Griekse privé-sector. Dat is meer dan het totale BBP van Cyprus, dat 18 miljard euro bedraagt. De Cypriotische financiële sector is dan ook hard geraakt door de herstructurering van Grieks waardepapier (met een afwaardering van 50%), waarover Griekenland in februari 2012 een overeenkomst bereikte met de private schuldeisers.
Een golf van protesten tegen de verhoging van de kaartjes voor het openbaar vervoer vindt op dit moment plaats in de grote steden van Brazilië, in het bijzonder in Sāo Paulo, maar ook in Rio de Janeiro, Porto Alegre, Goiânia, Aracaju and Natal. Deze mobilisatie heeft in het bijzonder jonge mensen samengebracht: studenten en leerlingen van school, en in mindere mate maar toch vol van betekenis, arbeiders en werklozen. Ze verzetten zich allemaal tegen de verhoging van een reeds te dure service van lage kwaliteit, waar te veel voor betaald moet worden en die bovenop de verlaging van de levensstandaard voor grote delen van de bevolking komt.
De Braziliaanse bourgeoisie, met aan het hoofd de ArbeidersPartij (PT), en haar bondgenoten hebben benadrukt dat alles in orde is in Brazilië, ondanks de duidelijkheid van groeiende moeilijkheden de inflatie onder controle te houden, die veroorzaakt is geworden door de maatregelen om de consumptie aan te zwengelen teneinde te voorkomen dat het land in een recessie terecht zou komen. Omdat de bourgeoisie geen manoeuvreerruimte heeft, is de enige manier waarop ze de inflatie kan proberen te beperken de verhoging van de rente tegelijkertijd met de verlaging van de uitgaven voor de openbare diensten: onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerhei, allemaal terreinen waardoor de levensomstandigheden verder verslechteren van degenen die daar van afhankelijk zijn.
De laatste jaren waren er veel stakingen tegen de verlaging van de lonen, de toenemende onzekerheid van de werkloosheid en de bezuinigingen in het onderwijs en de sociale zekerheid. Maar in de meerderheid van de gevallen bleven de stakingen geïsoleerd door een ‘cordon sanitair’ opgezet door de vakbonden, die verbonden waren met de regering van de PT. De ontevredenheid is ingekaderd, zodat het niet de sociale vrede bedreigt ten koste van de nationale economie. Dit is de achtergrond voor de verhoging van de prijzen van het openbaar vervoer in Sāo Paulo en de rest van Brazilië: de eis om steeds meer offers te brengen ten gunste van de nationale economie, oftewel het nationale kapitaal.
Zonder enige twijfel zijn de bewegingen die in de afgelopen jaren in de wereld zijn uitgebarsten, met een sterke deelname van jonge mensen, het bewijs dat het kapitalisme geen andere toekomst te bieden heeft aan de mensheid dan onmenselijkheid. Daarom had de recente mobilisatie in Turkije ook zo’n grote weerklank in de protesten tegen de verhoging van de vervoerskosten. De jonge mensen uit Brazilië hebben laten zien dat ze niet bereid zijn de logica van de opofferingen te aanvaarden die opgelegd worden door de bourgeoisie. Ze hebben zich vervoegd bij de gevechten, die de wereld de laatste jaren dooreengeschud hebben, zoals de strijd van de kinderen van de arbeidersklasse in Frankrijk (de strijd tegen de CPE in 2006), van de jeugd in Griekenland, Egypte en Noord-Afrika, de Indignados in Spanje en de Occupy in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.
Aangemoedigd door het succes van de demonstranten in de steden van Porto Alegre en Goiânia, die geconfronteerd werden met een wrede repressie en die er, desondanks, in slaagden een opschorting van de verhoging van de vervoerskosten te realiseren, begonnen er op 6 juni ook demonstraties in Sāo Paulo. Daartoe werd opgeroepen door de Beweging voor Vrije Toegang tot het Vervoer (MPL, Movimeto Passe Livre), een groep die hoofdzakelijk gevormd werd door jonge studenten, die beïnvloed waren door de standpunten van links en ook van het anarchisme. De MPL zag een verrassende toename van het aantal aanhangers, tussen de 2000 en 5000. Er waren ook andere mobilisaties op de 7e, 11e en de 13e juni. Vanaf het begin was de repressie wreed en had talloze arrestaties en verwondingen tot gevolg. Hier moeten we de moed en de vechtlust van de demonstranten benadrukken en de sympathie die ze vrij vlug teweegbrachten onder de bevolking, iets waar de organiserende zelf door verrast waren.
Geconfronteerd met deze demonstratie ontketende de bourgeoisie een schaal van geweld nog nooit vertoond in de geschiedenis van dit soort bewegingen, met de algehele medewerking van de media die zich haastten om de demonstranten te betitelen als vandalen en onverantwoordelijke elementen. Een woordvoerder van de staat, de openbare aanklager, adviseerde de politie om de protesterende te slaan en zelfs te doden.
“Ik heb twee uur lang geprobeerd om terug thuis te komen, maar er is een bende van revolterende apen die de stations van Faria Lima en Marginal Pinheiros blokkeren. Iemand zou de Tropa de Choque (een elite-eenheid van de militaire politie) moeten vertellen dat deze zone deel is van mijn jurisdictie. De eenheden zouden moeten komen en deze hoerenzonen moeten doden en ik zal de politie instrueren om onderzoek te doen … Ik denk met nostalgie terug aan de tijd dat dit soort dingen werd opgelost door een rubberen kogel in de rug van elk stuk stront.”
Daarenboven is er een reeks van toespraken geweest van publieke personen die behoren tot de rivaliserende partijen, zoals van de gouverneur van de staat Geraldo Alckmin van de PSDB (de Braziliaanse sociaal-democratische partij), en van de burgemeester van Sāo Paulo, van de PT, die beiden even razend en tierend waren in hun verdediging van de politie-repressie en in de veroordeling van de beweging. Een dergelijke overeenstemming is niet erg gewoon, gegeven het feit dat het politieke spel van de bourgeoisie er typisch in bestaat om de verantwoordelijkheid voor welk probleem dan ook toe te schrijven aan de partij die aan de macht is.
In reactie op de groeiende repressie en het rookgordijn dat door de belangrijkste kranten, de televisie en de radiostations was opgetrokken, begonnen steeds meer mensen deel te nemen aan de demonstraties (20.000 op 13 juni, een aantal dat nu ver voorbijgestreefd is – noot van de vertaler). De repressie was zelfs gewelddadiger en leidde tot 232 arrestanten en talloze gewonden.
Het is belangrijk om de opkomst van een nieuwe generatie journalisten te onderstrepen. Alhoewel ze een minderheid vormen, hebben ze duidelijke solidariteit betoond met de beweging door het geweld van de politie te openbaren, waar velen van hen zelf slachtoffer van werden. Bewust geworden van de manipulatieve methoden van de grote media zijn deze journalisten er tot op zekere hoogte in geslaagd te begrijpen dat de gewelddadige acties van de jongeren een daad van zelfverdediging was en dat de plundering van de regeringsgebouwen en rechtbanken een niet gecontroleerde uitdrukking was van verontwaardiging tegen de staat. Bovendien zijn er ook activiteiten gerapporteerd van provocateurs, die de politie gewoonlijk in demonstraties inzet.
De ontketening van een hele reeks van manipulaties en leugens door officiële bronnen, de media en de politie, die erop gericht zijn de legitieme beweging te demoraliseren en te criminaliseren, heeft tot resultaat gehad dat het aantal deelnemers in de demonstraties en de steun van de bevolking is toegenomen. Hier is het belangrijk om de belangrijkste bijdragen, gedaan door actieve elementen in de beweging of sympathisanten ervan via de sociale media te belichten. Uit angst dat de situatie uit de hand gaat lopen, zijn bepaalde delen van de bourgeoisie begonnen hun toon te veranderen. De grote communicatiebedrijven, die eigenaar zijn van kranten en televisiekanalen, begonnen na een week van stilte over de politierepressie, eindelijk te praten over de “excessen” in de acties van de politie. Bepaalde politici hebben dit soort ‘excessen’ ook bekritiseerd en gezegd dat ze deze gaan onderzoeken.
Het geweld van de bourgeoisie door middel van de staat, welk gezicht het ook aanneemt, ‘democratisch’ of ‘radicaal’, is gebaseerd op een totalitaire terreur tegen de klasse die uitgebuit en onderdrukt wordt. In de ‘democratische’ staat is dit geweld niet zo openlijk als in een ‘naakte’ dictatuur; het is meer verborgen opdat de uitgebuiten, door een identificatie met de staat, de omstandigheden van hun uitbuiting aanvaarden. Maar dit wil niet zeggen dat de democratische staat afziet van de meest gevarieerde en moderne vormen van repressie als de situatie dat vereist. Het is daarom niet verrassend dat de politie dit soort geweld inzet tegen de beweging. Maar, net als in het geval van de bedrieger, hebben we gezien dat een toenemende repressie in Brazilië alleen maar een groeiende solidariteit heeft ontlokt en zelfs elders in de wereld, zelfs als het daar alleen maar tot een kleine minderheid beperkt bleef.
Er zijn een aantal solidariteitsdemonstraties geweest buiten Brazilië, voornamelijk in gang gebracht door Brazilianen die in het buitenland leven. Het mag duidelijk zijn dat het politiegeweld deel uitmaakt van de aard van de staat en geen geïsoleerd geval is of een uitzondering, zoals de burgerlijke media en autoriteiten beweren. Het is geen tekortkoming van de kant van de leiders en we zullen niets bereiken als we ‘gerechtigheid’ of een meer beleefd optreden van de politie vragen. Om de repressie het hoofd te kunnen bieden en een krachtsverhouding in ons voordeel op te bouwen bestaat er geen andere methode dan de uitbreiding van de beweging naar een groter aantal sectoren van de werkers. Om dit te bereiken kunnen we ons niet richten tot de staat en vragen om liefdadigheid. De afwijzing van de repressie en van de verhoging van de vervoerskosten moet door de arbeidersklasse als geheel in handen genomen worden door een oproep te doen de protestacties en de gemeenschappelijke strijd tegen de repressie en de levensomstandigheden op te voeren.
De demonstraties zijn nog lang niet voorbij. Ze hebben zich uitgebreid over heel Brazilië en er waren protesten bij de start van de 2013 Confederations Cup: voordat het openingsduel tussen Brazilië en Japan begon werd staatspresident Dilma Rousseff uitgejouwd net als de president van de FIFA, Sepp Blatter. Beiden waren niet in staat om te verbergen hoe ongemakkelijk ze zich voelden onder deze uiting van vijandschap en hielden hun toespraken kort om de schade te beperken. Rondom het stadion was een demonstratie van 1200 mensen in solidariteit met de beweging tegen de verhoging van de vervoerskosten. Ook zij werden hardhandig onderdrukt door de politie, die 27 mensen verwondde en 16 opsloten. Om de repressie verder te versterken verklaarde de staat, onder het voorwendsel dat het toernooi, het vervoer en de functionering van de publieke diensten niet mag worden verstoord, dat iedere demonstratie in de nabijheid van de stadions tijdens de Confederations Cup verboden is.
Zoals we weten heeft deze beweging een nationaal karakter aangenomen door de bekwaamheid van de studenten en de leerlingen van de hoge scholen om een mobilisatie tegen de verhoging van kosten van het openbaar vervoer op de been te brengen. Het is echter belangrijk om te onthouden dat het doel van de mobilisatie, op middellange en lange termijn, er in bestond om vrij vervoer, verzorgd door de staat voor de hele bevolking, te onderhandelen.
En dit is precies waar we de grenzen zien van de belangrijkste eisen, daar algemeen vrij vervoer binnen de kapitalistische maatschappij niet kan bestaan. Om dat te realiseren zou de bourgeoisie en de staat de uitbuiting van de arbeidersklasse nog verder moeten opvoeren, bijvoorbeeld door de verhoging van de belasting op de lonen. We moeten ons realiseren dat de strijd niet gevoerd kan voor een onmogelijke hervorming, maar veeleer moet worden gericht op het terugdringen van de staat.
Op dit moment lijkt het vooruitzicht voor de beweging verder te gaan dan de eenvoudige eisen tegen de verhoging van de vervoerskosten. Er zijn nu al voor de komende week demonstraties in tientallen grote en middelgrote steden aangekondigd.
De beweging moet waakzaam blijven ten opzichte van de linkerfractie van het kapitaal, die gespecialiseerd is in het recupereren van demonstraties om ze in een doodlopend straatje te leiden, zoals ze bijvoorbeeld gedaan hebben met de oproep aan de rechtbanken om de problemen op te lossen zodat de demonstranten weer naar huis kunnen gaan.
Om ervoor te zorgen dat de beweging zich ontwikkelt, moeten we plaatsen scheppen waar we collectief kunnen luisteren naar en debatteren over de verschillende visies. Dit kan alleen gedaan worden in algemene vergaderingen, die open staan voor iedereen, waar aan alle demonstranten het recht is gegarandeerd om te spreken. Bovendien is het van levensbelang de werkende arbeiders op te roepen zich bij de algemene vergaderingen en protesten te vervoegen omdat zij en hun gezinnen net zo door de prijsstijgingen getroffen worden.
De protestbeweging, die zich in Brazilië ontwikkelt, is een duidelijk antwoord op de campagne van de Braziliaanse bourgeoisie, die geruggensteund wordt door de wereldbourgeoisie, dat Brazilië een ‘opkomend natie’ op weg is om de armoede te overwinnen. Deze campagne is in het bijzonder gepromoot door Lula, die in de wereld bekend staat als de persoon die erin geslaagd zou zijn om miljoenen Brazilianen uit de armoede te halen. In werkelijkheid bestond zijn grote dienst aan het kapitaal erin om de kruimels onder de armen te verdelen om de illusies onder hen overeind te houden en de precaire situatie van Braziliaanse proletariaat als geheel te accentueren.
Geconfronteerd met de verergering van de wereldcrisis en de aanvallen van het kapitaal op de levensomstandigheden van het proletariaat, bestaat er geen andere uitweg dan te strijden tegen het gehele kapitalistische systee.
Revoluçāo Internacional (IKS in Brazilië) / 16.6.2013
In de afgelopen tien jaar was het proletariaat van China en van de rest van Oost-Azië - Birma, Cambodja, de Filippijnen, Indonesië, Thailand en Vietnam - betrokken in een golf van stakingen en protest tegen de kapitalistische uitbuiting. We willen ons hier concentreren op China en daarbij maken we uitvoerig gebruik van de informatie die gegeven wordt door het Chinese Labour Bulletin (CLB), de publicatie van een niet-regeringsgezinde organisatie, die haar basis heeft in Hong Kong en banden heeft met mensenrechtenorganisaties en Radio Free Asia. Het Bulletin maakt publiciteit voor het idee van een ‘eerlijkere’ Chinese staat, en pleit daarbij voor de aanvaarding van ‘vrije vakbonden’.
In het afgelopen decennium heeft de arbeidersklasse in China een golf van stakingen en protesten, waar honderdduizenden arbeiders aan in betrokken waren, ondernomen vanwege de groeiende woede en strijdwil onder het gewicht van de kapitalistische uitbuiting. De spontane stakingen, op initiatief van de stakers zelf, hadden allerlei verschillende kwesties als inzet: uitbetaling van overuren, verhoging van de lonen, corruptie van de bestuurders, vergoeding voor verhuizing, verlaging van de lonen en de pensioenen, verbetering van de werkomstandigheden verkorting van de werkdag, en uitkering voor scholing en gezondheid. In ’t kort, het hele gamma van de omstandigheden, waarin de hoge graad van uitbuiting door de Chinese staat tot uitdrukking komt. Terwijl ze ver van elkaar verwijderd waren, hebben deze stakingen zo’n daadwerkelijke dynamiek en een groeiende kracht laten zien dat de China Briefing van 29.11.2011 de investeerders waarschuwde dat ze rekening moeten houden met arbeidsonrust.
Enkele dagen geleden vonden er in de stad Chongqing, het voormalige rijk van de in ongenade geraakt partijleider Bo Xilai, stakingen plaats – die niets te maken hadden met manoeuvres van het Politbureau – die gingen over lonen en verlaging van de pensioenen. Deze stad van 30 miljoen inwoners in het zuiden van China staat, net als vele andere steden, op de rand van het bankroet, wat een groeiende zorg vormt (plaatselijke faillissementen vormen een groot probleem voor het kapitalisme, kijk maar naar bepaalde staten in de VS, bepaalde regio’s in Spanje, enzovoort). Net zoals elders hebben de autoriteiten, als maatregel tegen de strijd in Chongqing, de blogs geblokkeerd die arbeiders hebben gebruikt om, met het oog op de black-out door de staat, op effectieve wijze met elkaar te communiceren en het nieuws te verspreiden.
Het Chinese Labour Bulletin van 05.03.2012 rapporteerde dat in de maand februari 2012 de stakingen en protesten in het hele land voortduurden. Het grootste deel daarvan vond plaats in de industrie en het transport, met voornamelijk eisen voor hogere lonen en tegen de verlagingen van extra bonussen. Vijfduizend arbeiders van de Hanzhong Steel Co. in Shaanxi in het noorden, staakte tegen lage lonen en lange werkdagen. Duizenden arbeiders verlieten het fabrieksterrein en gingen de straat op om te demonstreren. Het rapport merkt op dat de arbeiders hun eigen vertegenwoordigers kozen. Het nummer van het Bulletin van maart registreert het hoogste totaal aantal stakingen in één maand sinds ze 15 maanden geleden het aantal stakingen begon bij te houden. Ze noteert een escalatie van stakingen voor hogere vergoedingen voor werk en verhuizingen.
In vele gevallen zijn de mobiele eenheid en de militia actief aanwezig en, buiten het feit dat ze ontslagen worden, worden veel arbeiders ‘opgesloten’ – over dit gebeuren hoort men geen enkel gejammer van de kant van de ‘mensenrechtenindustrie’ in het Westen. In China is onderdrukking en toezicht natuurlijk de specialiteit van een stalinistische staat en, net zoals de Arabische regimes, gebruikt deze staat ook bendes van gewapende schurken die ze betaalt en door het land vervoert om in te zetten tegen de arbeiders. In China gingen de uitgaven voor de politie voor 2010 en die geschat worden voor 2011 het defensiebudget te boven – iets wat niet onwaarschijnlijk is (1)
Aan het begin van de 21e eeuw stroomden miljoenen arme, jonge werkers van het platteland naar de fabrieken in de stad in het zuiden van China, op zoek naar werk. Deze jonge jongens en meisjes werkten lange dagen voor een laag loon in vaak gevaarlijke en ongezonde omstandigheden. Ze vormden voor een groot deel hulploze lammeren die geslacht werden. Op deze basis werd het ‘Chinese economische wonder’ gegrondvest. Maar deze afgedwongen berusting duurde niet lang. Opgehitst door de hitte van de klassestrijd, was het tijdperk van de goedkope en gedweeë arbeidskracht aan het einde van het eerste decennium, goed en wel over. Een aanzienlijk aantal arbeiders, nog jong maar wijzer, beter geschoold, met meer vertrouwen en militant, organiseerden stakingen en ondernamen protesten. In de zomer van 2010 leidde dit in een golf van stakingen in de industrie. (2)
In het midden van het eerste decennium schatte het Chinese Ministerie van Menselijke Reserves en Sociale Zekerheid het aantal migrantenarbeider op 240 miljoen, de 150 miljoen arbeiders die van huis weg zijn, waarvan 70% in de industrie werkt, inbegrepen. Zelfs met dat aantal was er rond 2005 een tekort aan arbeiders, wat de arbeiders in staat stelde een stap vooruit te zetten in een ‘offensieve’ strijd en eisen met bijzondere uitbarstingen. Hiermee gaven ze anderen de moed om hun eigen protest te beginnen. De Chinese staat telde in 2007 80.000 incidenten – het laatste jaar dat er officiële cijfers werden gepubliceerd. (3) De CLB schat dat deze cijfers sindsdien elk jaar zijn toegenomen en dat de stakingen een ander karakter hebben aangenomen. In augustus 2011 bijvoorbeeld voegden duizenden ontslagen arbeiders, slachtoffer van de reorganisatie bij het Nationale Petroleum Bedrijf van China, zich bij een demonstratie van duizend arbeiders in de olie-industrie, die in staking waren voor hun eigen eisen.
Deze gebeurtenissen onderstreepten de sterkere tendens van bezetting van de straat, het blokkeren van de wegen en demonstraties, en sit-ins op pleinen.Een ander aspect van het ‘bloggen’, dat we hierboven vermeld hebben, was de manier waarop het gebruikt werd in de staking bij Nanhai Honda in 2010. Er werden daar vormen van communicatie bewerkstelligd waarmee een kleine groep arbeiders de leuze rondbazuinde “eenheid is overwinning”. Onder het mom van het voorkomen van “ongegronde geruchten” probeerden de Chinese autoriteiten deze vorm van communicatie stop te zetten. (4) Een van de leiders van de staking bij Honda vertelde de New York Times dat een kleine groep arbeiders, ongeveer 40, voor de staking met elkaar communiceerden en bijeenkwamen om te overleggen over de actie en de eisen. Bij de staking bij PepsiCola, in november 2011, kozen de arbeiders hun eigen vertegenwoordigers voor de algemene vergadering. Ondanks loonsverhogingen, aangeboden door het management, gingen ze door met de actie en breidden ze hem uit. (5)
Vele stakingen eindigen met een loonsverhoging en de inwilliging van een aantal eisen, maar heel veel eindingen niet zo. In beide gevallen worden arbeiders ontslagen en gearresteerd. En waar loonsverhogingen worden gegeven, worden die vaak weggevaagd door de inflatie die een belangrijke vervloeking wordt voor de Chinese economie. Loonsverhogingen nemen toe, niet alleen in de kustgebieden maar, sinds 2010, ook in het achterland, waar de actievoerende arbeiders familie, vrienden, enzovoort, hebben. Dit schept de mogelijkheid een staking gepaard te laten gaan met sociaal protest en dus met een uitbreiding van het strijdterrein. Aan de andere kant worden de migrantarbeiders, die zich gevestigd hebben in de stad, vaak uitgesloten van basisonderwijs en gezondheidszorg voor henzelf en voor hun kinderen – voorzieningen die hun bazen zouden betalen, maar het niet doen. Dit heeft de basis gelegd voor een andere confrontatie. Dit is heel ver weg van wat er een decennium geleden gebeurde, toen deze jonge elementen van het platteland willekeurig gebruikt en afgedankt werden door de Chinese staat. Werkloosheid doemt ook op in al haar omvang in de Federatie van Hong Kong Bedrijven, die meldde dat “eenderde van de industriële bedrijven, die Hong Kong in haar bezit heeft, zullen reorganiseren of sluiten”, iets wat op zijn minst tienduizenden arbeiders zal treffen.
Het Chinese Labour Bulletin stelt dat de arbeiders “geen vertrouwen hadden in de Al-Chinese Federatie van Vakbonden” (6) en dat hun “bekwaamheid om te onderhandelen over een redelijke loonsverhoging toenemen”. Daarom “namen ze de zaak in eigen hand en organiseerden ze een hele reeks van toenemend effectieve collectieve acties…” De ACFTU is duidelijk verbonden met de Partij en bestaat uit leden en kaders van de Partij, en de CLB vestigt de aandacht op een groot probleem waar de Chinese heersende klasse geconfronteerd wordt: het gebrek aan vakbonden om de arbeiders effectieve te disciplineren en te controleren. Repressie is nooit genoeg en kan alleen olie op het vuur gooien. Zoals de CLB rapporteert over de staking bij Honda, die hierboven is genoemd: “Iedere arbeidersorganisatie die zich ontwikkelt tijdens een protest wordt gewoonlijk ontbonden nadat de eisen, die er aanleiding toe gaven, waren ingewilligd”. De CLB, die pro-staat is, zou willen dat deze arbeiders permanente organisaties oprichten en deze doen opgaan in een organisatie van vrije vakbonden op basis van ‘vredelievende’ verhoudingen met de staat.
De verschillende bonden, aangesloten bij de ACFTU, worden soms uitsluitend geleid door managers, zoals die bij de Ohms Electronics fabriek in Shenzhen, waar de twaalf managers allemaal vakbondsbestuurders zijn! En in een pathetisch wanhopige poging, iets wat ook de grenzen aangeeft van de Stalinistische staat, heeft de Shanxi Federatie van Vakbonden haar bestuurders in de provincie de opdracht gegeven hun telefoonnummers openbaar te maken, zodat de arbeiders met hen in contact kan komen!! Doorheen het hele land heeft de ACFTU arbeiders ontslagen, onderkruipers ingezet en de politie en militia ingeschakeld tegen de arbeiders. De ACFTU maakt volledig deel uit van het ongeloofwaardig geworden partij-apparaat. De bourgeoisie, niet alleen in China maar wereldwijdd, heeft nieuwe, soepele en geloofwaardige vakbonden nodig en dit is waar het China Labour Bulletin en door haar streven voor vrije vakbonden voor opkomt. We kunnen dat zien in zijn oproep voor een “grotere deelname”(van de arbeiders) “in comité’s en andere vakbondsorganisaties” en “nieuwe beambten om informatie te geven over de activiteiten van de vakbonden”, zoals na de recente stakingen bij Foxcomm.
De vakbonden in China – in tegenstelling tot hun hoog ontwikkelde zusterorganisaties in het Westen – zien in het algemeen zelfs geen stakingen aankomen, laat staan dat ze in staat zijn ze versnipperen en te verdelen. Dit was de afgelopen zomer het geval bij de Honda autofabriek in Foshan, in het zuidwesten van China. Het duurde twee weken en een grote loonsverhoging om de arbeiders opnieuw aan het werk te krijgen. Kong Xianghong, een voormalige arbeider en veteraan-lid van de CP en nu lid van de ACFTU, zei na de stakingen (en een volgende doldrieste reeks van stakingen die het uitlokte): “We realiseerden het gevaar van onze vakbond, die gescheiden is van de massa’s”. Kong voegde eraan toe dat China: “De lessen van de revoltes in de Arabische landen” moet trekken. (7)
Terwijl de arbeiders in China het aantal stakingen opvoeren, nemen voor de bourgeoisie de problemen toe. De laatste zou, als de al mogelijk is, en dit moet worden betwijfeld, een grotere controle kunnen krijgen door de oprichting van vrije vakbonden. Voor de arbeiders is de les van de vrije vakbond Solidarnosc in Polen dat deze organisaties verraderlijker en meer vernietigend zijn voor de zaak van de arbeiders dan de vakbondsstructuren van de Partij/Staat. Die vakbonden laten tenminste zien wat ze zijn: tegen de arbeidersklasse.
Baboon / 15.04.2012
(1) Bloomberg News, 06.03.2011
(2) Er waren in 2010 een geschat aantal van 180.000 ‘incidenten’ Financial Times, 02.03.2011.
(3) CASS, Social Trends Analysis and Projection Topic Group, 2008-2009.
(4) BBC News, 16.03.2012.
(5) World Socialist Web: “Signs of a new strike wave in China”.
(6) “A Decade of Change: The Workers' Movement in China 2000-2010”.
(7) Washington Post, 29.04.2011
De IKS heeft onlangs haar 20e Internationaal Congres gehouden. Het Congres van een communistische organisatie is één van de belangrijkste momenten in haar leven en activiteit. Via delegaties, aangeduid door elk van haar afdelingen, maakt heel de organisatie de balans op van haar activiteiten, analyseert ze op diepgaande wijze de internationale situatie, stelt ze perspectieven op en kiest ze een centraal orgaan, dat tot taak heeft ervoor te zorgen dat de beslissingen van het congres uitgevoerd worden.
Omdat wij overtuigd zijn van de noodzaak van debat en samenwerking tussen organisaties, die strijden voor de omverwerping van het kapitalistisch systeem, nodigden we drie groepen uit – twee uit Korea en OPOP uit Brazilië, dat al eerder deelnam aan onze internationale congressen. Omdat het werk van een congres van een kommunistische organisatie geen 'interne' aangelegenheid is, maar van belang is voor de arbeidersklasse als geheel, willen wij hierbij onze lezers informeren over de essentiële kwesties die bediscussieerd werden.
Het Congres had plaats tegen de achtergrond van toenemende spanningen in Azië, de voortdurende oorlog in Syrië, een erger wordende economische crisis en een klassenstrijd die gekenmerkt wordt door de trage ontwikkeling van 'klassieke' strijd tegen de economische aanvallen van de bourgeoisie, maar ook door de wereldwijde opkomst van sociale bewegingen, waarvan de meest kenmerkende voorbeelden de Occupy-beweging in de VS en de 'Indignados' in Spanje zijn.
Analyse van de wereldsituatie – een uitdaging die een belangrijke theoretische inspanning vereist
De Resolutie over de Internationale Situatie, aangenomen op het 20 Congres, vat de analyses samen die voortkwamen uit de discussies. De tekst ervan is gepubliceerd op de site van de IKS, dus komen we er hier niet in detail op terug.
De Resolutie herinnert aan het historisch kader waarin we de huidige situatie van de maatschappij moeten begrijpen – het verval van de kapitalistische productiewijze, wier begin gemarkeerd werd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog I; en de finale fase van het verval, die door de IKS sinds het midden van de jaren 1990 gedefinieerd werd als de fase van ontbinding, van een maatschappij die totaal aan het verrotten is. De sociale ontbinding wordt duidelijk geïllustreerd door de vorm die de imperialistische conflicten vandaag aannemen, met de situatie in Syrië als een bijzonder tragisch voorbeeld, zoals we kunnen zien in het verslag over de imperialistische spanningen dat door het Congres aanvaard werd en dat gepubliceerd werd op de website. Dit wordt echter eveneens geïllustreerd door de rampzalige aftakeling van het milieu, die de heersende klasse, ondanks al haar alarmerende verklaringen en campagnes, niet in staat is te voorkomen, of zelfs maar af te remmen.
Het Congres hield geen specifieke discussie over de imperialistische conflicten omdat onze voorbereidende discussies al een uitgebreide mate van overeenstemming over deze kwestie hadden laten zien. Maar het Congres hoorde een presentatie aan van de Koreaanse groep Sanoshin over de imperialistische spanningen in het Verre Oosten, die wij als een bijlage op onze website hopen te publiceren.
Omdat ze de tegenstellingen van de kapitalistische productiewijze niet kan overwinnen, verkeert de bourgeoisie -zoals de Resolutie aangeeft - in een patstelling, een overtuigende bevestiging van de marxistische analyse. Alle 'deskundigen', of ze het 'neo-liberalisme' nu ondersteunen of verwerpen, bekijken de marxistische analyse met de minachting van de onwetenden. Maar bovenal bestrijden ze haar, juist omdat ze het historisch bankroet van deze productiewijze voorspelt en de noodzaak vooropstelt om die te vervangen door een maatschappij waarin de markt, de winst en loonarbeid naar het museum van de geschiedenis verwezen worden. De Resolutie stelt een maatschappij voor waarin de mensheid vrij zal zijn van de blinde wetten die haar vandaag naar de barbaarsheid slepen, en waarin ze zal kunnen leven volgens het principe “van ieder naar zijn mogelijkheden, aan ieder naar zijn behoeften!”.
Wat betreft de huidige toestand van de crisis van het kapitalisme stelde het Congres zeer duidelijk dat de huidige ‘financiële crisis’ in geen geval aan de basis ligt van de tegenstellingen die de wereldeconomie teisteren, noch liggen de wortels ervan in de ‘financialisering van de economie’ en in de obsessie voor snelle winst en speculatie. “Integendeel: de bron van de ‘financialisering’ is gelegen in de overproductie en het feit dat het steeds riskanter wordt om te investeren in de productie. De wereldmarkt raakt steeds meer verzadigd en dit gegeven stuurt de vloed van financiële middelen steeds meer in de richting van speculatie. Dit is de reden waarom alle ‘linkse’ economische theorieën, die oproepen tot een ‘beteugeling van de internationale financiën’ om uit de crisis te komen, onbetekende dromen zijn daar ze de werkelijke oorzaken ‘vergeten’ van deze opzwelling van de financiële sfeer.” (Resolutie over de Internationale Situatie, punt 10)
Het Congres erkende ook dat “De crisis van de ‘rommelhypotheken’ in 2007, de reusachtige financiële paniek en de recessie van 2009 markeerden een nieuwe en zeer belangrijke etappe in de neergang van het kapitalisme naar een onomkeerbare crisis”. (idem, punt 11)
Nadat dit is geconstateerd, concludeerde het Congres dat onze organisatie verre van unaniem is over de economische crisis en dat het nodig zal zijn de discussie voort te zetten over een aantal kwesties, zoals de kwestie of de verergering van de crisis in 2007 een kwalitatieve breuk betekende, die een nieuw hoofdstuk opent in de geschiedenis doordat de economie naar een onmiddellijke en snelle ineenstorting wordt gedreven? Wat was de betekenis van de gebeurtenissen in 2007? Meer in het algemeen: wat voor soort ontwikkeling van de crisis mogen we verwachten: een plotselinge ineenstorting of een trage, politiek 'beheerde' neergang? Welke landen zullen het eerst wegzinken en welke het laatst? Heeft de heersende klasse nog keuzes, manoeuvreerruimte, en welk fouten probeert ze te vermijden? Of algemener: wanneer ze de economische crisis en haar perspectieven analyseert, kan de heersende klasse de te verwachten reacties van de arbeidersklasse dan veronachtzamen en doet ze dat ook? Met welke criteria houdt de heersende klasse rekening wanneer ze in verschillende landen soberheidsprogramma's doorvoert? Bevinden we ons in een situatie waarin de heersende klasse de arbeidersklasse overal op dezelfde wijze kan aanvallen, zoals dat in Griekenland is begonnen? Moeten we een herhaling verwachten van de aanvallen op dezelfde schaal (loonsverminderingen tot 40%, enzovoort) in de oude centrale industrielanden? Wat is het verschil tussen de crisis van 1929 en die van vandaag? Hoever is de verpaupering in de grote industrielanden gevorderd?
De organisatie herinnerde eraan dat we, na 1989, spoedig in staat waren de fundamentele veranderingen te voorspellen op imperialistisch vlak en met betrekking tot de klassenstrijd, die zich aandienden na de ineenstorting van het Oostblok en de zogenaamde 'socialistische' landen (1) We voorzagen echter niet de grote economische veranderingen die er sindsdien plaatsgevonden hebben.. Wat was bijvoorbeeld het effect op de wereldeconomie van China's en India's keuze om hun vroegere mechanismen, van relatieve economische autarkie, op te heffen?
Zoals we dat deden in verband met het debat, dat we enkele jaren geleden in onze organisatie voerden over de mechanismen die de 'boom' na de Tweede Wereldoorlog mogelijk gemaakt hadden (2), zullen we onze lezers vanzelfsprekend de voornaamste elementen van dit debat uiteenzetten zodra de discussie erover een voldoende niveau van helderheid bereikt heeft.
Het rapport over de klassenstrijd voor dit Congres maakte de balans op van de laatste twee jaar (van de Arabische lente, de Indignados, de Occupy-bewegingen, tot de strijd in Azië) en de moeilijkheden van de klasse om een antwoord te geven op de steeds verder toenemende aanvallen van de kapitalisten in Europa en de VS. De discussies op het Congres gingen vooral over twee kwesties: hoe kunnen we de moeilijkheden van de arbeidersklasse verklaren om op ‘gepast wijze’ op de toenemende aanvallen te reageren? Waarom evolueren we nog niet naar een revolutionaire situatie in de oude centrale industrielanden? Welke beleidslijnen stelt de heersende klasse op om massale strijd te vermijden in de oude industriecentra? Wat zijn de voorwaarden voor de massastaking?
Welke rol speelt de arbeidersklasse in Oost-Azië, in het bijzonder in China, in de globale krachtsverhouding tussen de klassen? Wat kunnen wij verwachten van de klasse? Heeft het centrum van de wereldeconomie, en van het wereldproletariaat, zich verplaatst naar China? Hoe moeten we de veranderingen opvatten in de samenstelling van de arbeidersklasse wereldwijd? Het debat bracht ons standpunt in herinnering over de ‘zwakke schakel’ dat we in de jaren 1980 ontwikkelden tegen Lenins idee dat de keten van kapitalistische overheersing zou breken op zijn ‘zwakste schakel’ (3), dat wil zeggen de minst ontwikkelde landen.
Ook al legden de discussie geen meningsverschillen bloot over het rapport (dat samengevat is in de het deel van de Resolutie over Klassenstrijd), dan waren we toch van mening dat de organisatie dieper moet ingaan op deze kwestie, in het bijzonder door het volgende thema te bediscussiëren: “welke methode moeten we gebruiken om de klassenstrijd in de huidige historische periode te analyseren?”
Discussies over het leven van de organisatie, over de balans en de perspectieven van zijn activiteiten en functionering namen een belangrijk deel in beslag van de agenda van het 20e Congres, zoals dat ook het geval was op eerdere congressen. Dit is een uitdrukking van het feit dat de organisatiekwestiee niet zomaar ‘technische’ kwesties zijn, maar een politieke kwestie op zich en dat ze met zoveel mogelijk diepgang benaderd moet worden. Wanneer we terugblikken op de geschiedenis van de drie Internationales, die de arbeidersklasse heeft gecreëerd, dan kunnen we zien dat deze kwesties altijd resoluut ter harte genomen werden door hun marxistische vleugel, zoals - naast vele andere - door volgende voorbeelden geïllustreerd worden:
• de strijd van Marx en de Centrale Raad van de Internationale Arbeiders Associatie tegen de Alliantie van Bakoenin, vooral op het Congres in Den Haag in 1872;
• de strijd van Lenin en de Bolsjewiki tegen de kleinburgerlijke en opportunistische opvattingen van de Mensjewiki tijdens het Tweede Congres van de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in 1903 en daarna;
• de strijd van de Linkerfractie van de Kommunistische Partij van Italië tegen de degeneratie van de Internationale en om de politieke en programmatische voorwaarden voor te bereiden voor een nieuwe proletarische partij, als de historische voorwaarden daarvoor rijp zullen zijn.
De historische ervaring van de arbeidersbeweging heeft aangetoond dat specifieke politieke organisaties, die het revolutionair perspectief verdedigen binnen de arbeidersklasse, onmisbaar zijn om de klasse in staat te stellen het kapitalisme omver te gooien en een kommunistische maatschappij te scheppen. Maar de proletarische politieke organisaties kunnen niet zomaar uitgeroepen worden, ze moeten opgebouwd worden. Omdat het doel de omverwerping van het kapitalistisch systeem is, en omdat een kommunistische maatschappij enkel opgebouwd kan worden als de macht van de bourgeoisie omvergeworpen is en een einde gemaakt is aan het kapitalisme, moet een revolutionaire organisatie opgebouwd worden binnen de kapitalistische maatschappij. Daarom moet de opbouw van de organisatie allerlei soorten druk en hindernissen confronteren, die voortkomen uit het kapitalistisch systeem en zijn ideologie. Dit betekent dat dit proces van opbouw niet in een vacuüm plaatsvindt. Revolutionaire organisaties zijn als een vreemd lichaam binnen de kapitalistische maatschappij, die het systeem voortdurend willen vernietigen. Een revolutionaire organisatie is daarom voortdurend gedwongen zich te verdedigen tegen een hele waaier van bedreigingen vanuit de kapitalistische maatschappij. Vanzelfsprekend moet het weerstaan aan de repressie. De heersende klasse heeft nooit geaarzeld, als ze zich ertoe genoodzaakt zag, haar politie en ook haar militaire strijdkrachten te ontketenen om de stemmen van de revolutionairen het zwijgen op te leggen. De meeste organisaties in het verleden hebben lange tijd bestaan onder repressieve omstandigheden: zij werden ‘buiten de wet’ gesteld en vele militanten werden in ballingschap gedreven. Maar deze repressie heeft hen zelden verpletterd; integendeel: het heeft hun vastberadenheid vaak gesterkt en hen geholpen zich te verdedigen tegen democratische illusies. Dat was bijvoorbeeld het geval met de SPD in Duitsland gedurende de anti-socialistische wetten, die veel beter weerstond aan het gif van ‘democratie’ en ‘parlementarisme’ dan ze deed gedurende de periode waarin ze legaal was.
De revolutionaire organisatie moet ook bestand zijn tegen een vernietiging van binnenuit – infiltratie van spionnen, informanten, avonturiers enz. die vaak meer schade kunnen toebrengen dan openlijke repressie.
Tenslotte en bovenal moet ze de druk weerstaan van de heersende ideologie, in het bijzonder democratisme en ‘gezond verstand’, dat openlijk bestreden werd door Marx. Zij moeten vechten tegen alle ‘waarden’ en ‘principes’ van de kapitalistische maatschappij. De geschiedenis van de arbeidersbeweging leert ons, met het opportunistische koudvuur, dat de 2e en 3e Internationale aantastte, dat de voornaamste bedreiging voor revolutionaire organisaties juist ligt op het vlak van hun onvermogen het binnendringen van ‘waarden’ en denkgewoontes van de bourgeoismaatschappij te bestrijden.
Daarom kan een revolutionaire organisatie niet op dezelfde wijze functioneren als de kapitalistische maatschappij; ze moet op een associatieve wijze functioneren.
De kapitalistische maatschappij werkt door concurrentie, vervreemding, het ‘vergelijken’ met elkaar, het vaststellen van normen, stroomlijning. Een kommunistische organisatie vereist samenwerking en het overwinnen van de competitiegeest. Ze kan enkel functioneren als haar leden niet handelen als een kudde schapen, die in de pas lopen en blindelings aanvaarden wat de centrale organen of andere kameraden zeggen. Het zoeken naar waarheid en helderheid moet voortdurend alle activiteiten van de organisatie stimuleren. Onafhankelijk denken, het vermogen tot overdenking, dingen in vraag te stellen zijn vitaal. Dit betekent dat we ons niet kunnen verschuilen achter een collectief, maar dat we onze individuele verantwoordelijkheid moeten opnemen door onze opinies uit te drukken en aansturen op verheldering. Conformisme is een grote hindernis voor onze strijd voor kommunisme.
Als je je in de kapitalistische maatschappij niet conformeert aan de norm, word je al snel ‘uitgesloten’ en tot zondebok gemaakt, degene die de schuld krijgt van alles. Een revolutionaire organisatie moet een wijze van functioneren invoeren, waarbij allerlei verschillende individuen en persoonlijkheden geïntegreerd kunnen worden in één groot geheel. Dat vereist de kunst van het putten uit de rijkdom van alle persoonlijkheden. Dat betekent een gevecht tegen persoonlijke trots en andere ideeën die verband houden met competitie. Het betekent dat de bijdrage van elke kameraad op prijs gesteld wordt. En tegelijk betekent het dat de organisatie een stel regels moet bezitten die steunen op ethische principes. Die moeten uitgewerkt worden en dat is een politieke strijd op zich. Terwijl de ethiek van de kapitalistische maatschappij geen scrupules kent, moet het doel van de proletarische strijd in harmonie zijn met de middelen van die strijd.
De bouw en functionering van een organisatie omvat dus een theoretische en een morele dimensie, die beide een constante en bewuste inspanning vergen. Iedere traagheid of twijfel, elke vermindering van de inspanningen en gebrek aan waakzaamheid op het ene vlak maakt de weg vrij voor een verzwakking op het andere. Deze beide dimensies zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden en bepalen elkander wederzijds. Hoe minder theoretische inspanningen een organisatie doet, hoe gemakkelijker en sneller de morele achteruitgang kan plaatsvinden. Tegelijkertijd zal het verliezen van het morele kompas onvermijdelijk leiden tot een verzwakking van de theoretische capaciteiten. Zo toonde Rosa Luxemburg, op het keerpunt van de 19e en 20e eeuw, aan dat de opportunistische koers van de Duitse Sociaal-Democratie hand in hand ging met haar morele en theoretische terugval.
Eén van de meest fundamentele aspecten van het leven van een kommunistische organisatie is haar internationalisme, niet enkel op het vlak van de principes, maar ook op het vlak van de opvatting die ze heeft van haar eigen levenswijze en haar wijze van functioneren.
Het doel – een maatschappij zonder uitbuiting en die produceert voor de behoeften van de mensheid – kan enkel bereikt worden op internationaal vlak en vereist de eenmaking van het proletariaat over alle grenzen heen. Dat is waarom internationalisme, sinds zijn eerste verschijnen, de leuze van het proletariaat is geweest. Revolutionaire organisaties moeten de voorhoede zijn door een internationaal standpunt in te nemen en elk 'lokalistisch' perspectief te bestrijden.
Hoewel het proletariaat vanaf zijn ontstaan altijd geprobeerd heeft zich internationaal te organiseren (de Kommunistenbond 1847-1852 was de eerste internationale organisatie), is de IKS de eerste organisatie die internationaal gecentraliseerd is, en waarin alle afdelingen dezelfde standpunten verdedigen. Onze afdelingen zijn geïntegreerd in de internationale debatten in onze organisatie, waarbij al onze leden – over de continenten heen – kunnen leren van de ervaring van de gehele organisatie. Dit betekent dat we moeten leren militanten van uiteenlopende achtergronden bijeen te brengen, leren hoe debatten te voeren ondanks de vele talen – wat het tot een inspirerend proces maakt - waarbij de verheldering en verdieping van onze standpunten verrijkt wordt door de bijdragen van de kameraden verspreid over de hele planeet.
Last but not least is het van levensbelang voor de organisatie om een duidelijk begrip te hebben van de rol die ze moet spelen in de proletarische emancipatiestrijd. Zoals de IKS al vaak benadrukt heeft, is het vandaag niet de taak van de revolutionaire organisatie ‘de klasse of haar strijd te organiseren’ (zoals dat wel het geval kon zijn tijdens de eerste stappen van de arbeidersbeweging in de 19e eeuw). Haar essentiële rol, die al bepaald werd in het Kommunistisch Manifest in 1848, volgt uit het feit dat de kommunisten “vergeleken bij de grote massa van het proletariaat het voordeel hebben een helder begrip te hebben van de marsroute, van de voorwaarden en de uiteindelijke algemene resultaten van de proletarische beweging”. In die zin is de uitwerking van politieke standpunten de permanente en essentiële functie van de organisatie, en om dit te doen kan ze het zich niet veroorloven volledig opgeslorpt te worden door haar taken van interventie in de klasse. Ze moet in staat zijn een stap terug te zetten en zich een algemeen beeld te vormen. Ze moet voortdurend begaan zijn met het uitdiepen van de kwesties die door de klasse als geheel gesteld worden en met het plaatsen van daarvan in een historisch perspectief. Dit betekent dat ze er zich niet toe kan beperken een analyse van de wereldsituatie te maken. Ze moet bredere, onderliggende theoretische kwesties onderzoeken, oppervlakkigheid en de misvormingen door de kapitalistische maatschappij en haar ideologie verwerpen. Dit is een permanente strijd, met een visie op lange termijn, die een hele reeks aspecten omvat die veel verder gaan dan de kwesties, die door de klasse op een of ander moment in de strijd gesteld worden
Omdat de proletarische revolutie niet zomaar een strijd is om ‘brood en boter’, zoals Rosa Luxemburg onderstreepte, maar wel de eerste revolutie in de geschiedenis van de mensheid waarin alle ketenen van uitbuiting en onderdrukking gebroken worden, impliceert deze strijd noodzakelijkerwijs een grote culturele transformatie. Een revolutionaire organisatie heeft niet alleen te maken met kwesties van de politieke economie en de klassenstrijd in een enge zin. Ze moet haar eigen visie ontwikkelen over de meest belangrijke vragen waarmee de mensheid geconfronteerd wordt, haar visies steeds verbreden en openstaan voor en voorbereid zijn opnemen van nieuwe kwesties. Theoretische uitwerking, het zoeken van de waarheid, de wens tot verheldering, dat moet onze dagelijkse passie zijn.
En tegelijkertijd kunnen we onze rol enkel vervullen wanneer de oude generatie van militanten haar ervaring en de lessen die zijn verworven heeft aan de nieuwe militanten doorgeeft. Als de oude generatie geen ‘schat’ aan ervaring en lessen heeft om door te geven aan de nieuwe generatie, dan heeft ze in haar taak gefaald. De opbouw van de organisatie vereist dus de kunst lessen te trekken uit het verleden om de toekomst voor te bereiden.
Zoals we kunnen zien is de opgave om de revolutionaire organisatie op te bouwen uiterst complex en vraagt ze om een permanente strijd. In het verleden heeft onze organisatie al belangrijke gevechten gevoerd voor de verdediging van haar principes. Maar de ervaring leert dat deze gevechten onvoldoende geweest zijn en dat ze voortgezet moeten worden geconfronteerd de moeilijkheden en zwakheden die het resultaat zijn van de oorsprong van onze organisatie en de historische omstandigheden waarin ze haar activiteit voortzet: “Er valt geen unieke exlusieve oorzaak aan te geven voor de verschillende zwakheden van de organisatie. Ze zijn het resultaat van verscheidene factoren die, hoewel ze verband met elkaar houden, duidelijk geïdentificeerd moeten worden:
• Het gewicht van onze oorsprong in de historische heropkomst van het wereldproletariaat aan het einde van de jaren 1960, en in het bijzonder de gevolgen van de breuk in de organische continuïteit;
• Het gewicht van de ontbinding die een impact begon te krijgen halverwege de jaren 1980;
• De druk van de ‘onzichtbare hand van de markt’, van de verdinglijking, wier stempel op de maatschappij, met het langer voortbestaan van de kapitalistische productieverhoudingen, alleen maar intenser geworden is.
De verschillende zwakheden die we geïdentificeerd hebben, ook al beïnvloeden die elkaar wederzijds, komen in laatste instantie voort uit volgende drie factoren of een combinatie ervan:
• De onderschatting van de theoretische uitwerking, en in het bijzonder met betrekking tot de organisatorische kwesties, vindt haar bron in onze eigen oorsprong zelf: de impact van de studentenrevolte met zijn component zoals kleinburgerlijk academisme, waartegen zich een tendens verzette die anti-academisme verwarde met een minachting voor theorie, en dit in een sfeer van contestatie van de autoriteit, inclusief die van een ‘ouwe rot’ zoals kameraad MC, die veel jonge militanten en dus de organisatie aangetast heeft. Later werd deze onderschatting van theorie gevoed door de algemene sfeer van vernietiging van de overdenking, die kenmerkend is voor de periode van ontbinding, en het toenemende doordringen van het ‘gezond verstand’, een uiting van het verraderlijk binnendringen van de verdinglijking in onze rangen;
• Het verliezen van verworvenheden is een direct gevolg van de onderwaardering van de theoretische uitdieping: de verworvenheden van de organisatie, zij het op het vlak van het programma, van de analyse of van de organisatie, kunnen zich niet handhaven tegen de constante druk van de burgerlijke ideologie, behalve als ze constant gevoed en ondersteund worden door de theoretische discussie. Een overdenking die niet vooruit gaat, die zich tevreden stelt met het herhalen van vastgeroeste formules, wordt niet enkel bedreigd met stilstand, ze kan enkel achteruitgaan. De oppervlakkigheid in de assimilatie van onze standpunten, dat in het verleden al vaak vastgesteld werd, is de beste waarborg voor het verliezen van onze verworvenheden;
• Immediatisme is een van de jeugdzonden van een organisatie die opgericht werd door jonge militanten die politiek bewust werden op het moment van een spectaculaire heropkomst van de klassenstrijd, en velen van hen dachten dat de revolutie reeds binnen handbereik was. De meest immediatistische kameraden onder ons hielden het niet vol en raakten uiteindelijk ontmoedigd, gaven de strijd op.Maar deze zwakte heeft zich eveneens gehandhaafd onder degenen die zijn gebleven; zij bleef de organisatie doordringen en drukte zich uit bij talrijke gelegenheden. Het is een zwakheid die fataal kan worden omdat ze, gekoppeld aan het verlies van verworvenheden, onvermijdelijk leidt tot opportunisme, een benadering die herhaaldelijk de grondslagen van onze organisatie ondermijnd heeft;
• Routinisme,van zijn kant, is een van de voornaamste uitdrukkingen van het gewicht van vervreemde, verdinglijkte relaties in onze rijen, die overheersen in de kapitalistische maatschappij en die de organisatie in een machine dreigen te veranderen en de militanten in robots. Ze wordt vanzelfsprekend versterkt door de armoede n op het vlak van de theoretische overdenking, die ertoe leidt de bestaansreden van de organisatie uit het oog te verliezen;
• De verkalking volgt voor een groot deel uit het routinisme, zij voedt zich eveneens met het verlies aan de verworvenheden en de theoretische armoede en vormt, derhalve, de tegenhanger van het opportunisme. Zelfs wanneer zij niet leidt tot het verraad zoals laatstgenoemde ziekte (beiden kunnen ook gelijktijdig voorkomen) leidt de verlamming die zij veroorzaakt met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de organisatie, tot de dood van de bekwaamheid van de laatste als actieve factor in de bewustwording van het proletariaat
• De kringgeest vormt, zoals heel de geschiedenis van de IKS bevestigt, net zoals die van de arbeidersbeweging, een van de gevaarlijkste vergiften voor de organisatie. Ze draagt in zich de neiging niet alleen om een instrument van de proletarische strijd tot een ‘stelletje maten’’; niet alleen om de personalisering van politieke kwesties die de debatcultuur verzieken; maar ook om de vernietiging van het collectieve werk en de eenheid van de organisatie, vooral in de vorm van clanisme. Zij is ook verantwoordelijk voor de jacht op zondebokken, die haar morele gezondheid ondermijnt, net zoals ze een van de ergste vijanden is van de cultuur van theorie omdat ze diep en rationeel denken afbreekt ten voordele van gekonkel en roddel. Op dezelfde manier is ze een vaak gebruikte drager van opportunisme, het voorportaal van verraad.” (Resolutie over activiteiten, aanvaard op het Congres, punt 4)
En de IKS is er niet in geslaagd om zich juist van dit vergif te ontdoen tijdens de gevechten die ze sinds bijna veertig jaar heeft gevoerd, zoals men het nog op het 20e congres van haar afdeling in Frankrijk heeft gezien. Het voortbestaan van dit vergif onder ons moet verklaard worden door ons ontstaan uit kringen, maar ook door de verderfelijke gevolgen van de ontbinding (zoals aangestipt wordt door de Orientatietekst van 1993) en het binnendringen van kapitalistische verdinglijking. Dit zijn de drie voornaamste oorzaken voor de moeilijkheden die IKS momenteel ondervindt.
Er bestaan geen magische formules om de strijd aan te gaan tegen de zwakheden en de gevaren die de organisatie bedreigen en we moeten onze inspanningen in verschillende richtingen tegelijk sturen. Een van de punten die bijzondere nadruk kreeg was de noodzaak het routinisme en het conformisme te bestrijden, waarbij erop aangedrongen werd dat de organisatie geen anoniem, uniform lichaam is, maar een associatie van verschillende militanten, die elk hun specifieke bijdrage moeten leveren aan het gemeenschappelijke werk.
Om te kunnen werken aan de opbouw van een echte internationale associatie van kommunistische militanten waarbij iedereen zijn steentje moet kunnen blijven bijdragen aan de collectieve opbouw, verwerpt de organisatie de reactionaire utopie van ‘modelmilitant’, van ‘de standaardmilitant’, van onkwetsbare en onfeilbare ‘supermilitant’.(…) De militanten zijn noch robotten noch ‘Übermenschen’, maar menselijke wezens die verschillende karakters, geschiedenissen hebben en van verschillende sociaal-culturele oorsprong zijn. Alleen door een beter inzicht in onze ‘menselijke aard’ en in de specifieke verscheidenheid van onze soort zal het vertrouwen en de solidariteit tussen de militanten opgebouwd en versterkt kunnen worden.(….) Iiedere kameraad heeft het vermogen een ‘unieke’ bijdrage te leveren aan de organisatie. Hij heeft ook de verantwoordelijkheid om het te doen. In het bijzonder is het de verantwoordelijkheid van iedereen om in het debat zijn standpunt te uiten, in het bijzonder zijn meningsverschillen en vragen, zonder welke de organisatie niet in staat zal zijn om de debatcultuur en de theoretische uitwerking te ontwikkelen. (Resolutie over Activiteiten, punt 9)
Het Congres benadrukte dus in het bijzonder de noodzaak om de taken van theoretische uitwerking vastberaden en doortastend aan te pakken.
De eerste uitdaging voor de organisatie is de bewustwording van de gevaren die voor ons liggen. We kunnen die gevaren niet overwinnen door, op het laatste nippertje, onze toevlucht te zoeken tot ‘blusoperaties’. We moeten alle problemen onderzoeken op basis van een theoretisch-historische benadering en elk pragmatisch, oppervlakkig oordeel verwerpen. Dit betekent dat we een visie op lange termijn moeten ontwikkelen en niet vervallen in een ‘dag-per-dag’ en empirische benadering. Theoretische studie en politieke strijd moeten opnieuw in het middelpunt van de organisatie geplaatst worden van het leven, niet enkel wat betreft onmiddellijke interventie, maar - nog belangrijker - door ons bezig te houden met de diepere theoretische kwesties over het marxisme zelf, zoals die de laatste 10 jaar gesteld werden door de oriëntaties die we onszelf gegeven hebben maar die door de organisatie te weinig ontwikkeld werden. Dit betekent dat we ons de nodige tijd moeten geven om te verdiepen en te strijden tegen conformisme in onze rangen. De organisatie moet het kritisch in vraag stellen van de kwesties, dat de uitdrukking van twijfels en pogingen om de zaken dieper te onderzoeken, aanmoedigen.
We mogen niet vergeten dat “theorie niet de passie van het hoofd, maar wel het hoofd van de passie” is en dat “de theorie een materiële macht wordt zodra zij zich van de massa’s meester maakt.” (Marx) De strijd voor het kommunisme omvat niet alleen een economische en een politieke dimensie, maar ook en boven alles een theoretische dimensie (‘intellectueel’ en moreel). Door de ontwikkeling van de ‘cultuur van de theorie’, dat wil zeggen het vermogen om alle activiteiten van de organisatie voortdurend in een historisch en/of theoretisch kader te plaatsen, kunnen we de debatcultuur ontwikkelen en verdiepen in onze rangen en de dialectische methode van het marxisme beter assimileren. Zonder de ontwikkeling van deze ‘cultuur van de theorie’ zal de IKS op lange termijn niet in staat zijn haar koers te behouden. Alleen zo kan ze zich oriënteren, aanpassen aan onvoorzien situaties, het marxisme doen evolueren en verrijken, dat geen onveranderlijk en onveranderlijk dogma is, maar een levende theorie gericht op de toekomst.
Deze ‘cultuur van de theorie’ is geen kwestie van het opleidingsniveau van de militanten. Ze draagt bij tot de ontwikkeling van een rationeel, zorgvuldig en samenhangend denken dat onmisbaar is voor het vermogen een argumentatie te ontwikkelen, om het bewustzijn van alle militanten vooruit te helpen en de marxistische methode in onze rangen te versterken.
Dit werk van theoretische overdenking kan de bijdrage van de wetenschappen niet ontkennen (en met name de menswetenschappen, zoals psychologie en antropologie), de geschiedenis van de menselijke soort en de ontwikkeling van haar beschaving. Om deze reden was de discussie over het thema ‘Marxisme en wetenschap’ van het grootste belang en de vooruitgang die ze mogelijk gemaakt heeft, moet aanwezig blijven en versterkt worden in het denken en leven van de organisatie.
Deze interesse voor de wetenschappen is niet nieuw voor de IKS. Vooral in de artikels over onze vorige congressen hebben we gesproken over het uitnodigen van wetenschappers die, door de overdenkingen uit hun eigen studieterreinen aan te dragen, een bijdrage geleverd hebben aan de overdenking binnen de hele organisatie. Dit keer nodigden we de Britse antropologen Camilia Power en Chris Knight uit, die al aan eerdere congressen deelgenomen hadden en die we hartelijk danken om naar dit congres te komen. Deze twee wetenschappers gaven samen een presentatie over ‘het geweld in de prehistorie’, in samenlevingen die nog niet in klassen verdeeld waren. Kommunisten hebben uiteraard een fundamentele belangstelling voor deze kwestie. Het marxisme heeft veel onderzoek gewijd aan de rol van het geweld. Vooral Engels heeft een belangrijk deel van de Anti-Dühring gewijd aan de rol van geweld in de geschiedenis. Vandaag, nu we ons voorbereiden op de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog, een eeuw gekenmerkt door het ergste geweld dat de mensheid ooit gekend heeft, en nu geweld overdadig aanwezig is in het maatschappelijk leven, is het van belang dat degenen, die strijden voor een samenleving die zichzelf bevrijd heeft van de littekens van de kapitalistische maatschappij, van oorlog en onderdrukking, zich bezighouden met de plaats van geweld in de verschillende maatschappijvormen. Geconfronteerd met het standpunt van de burgerlijke ideologie, die stelt dat het geweld van vandaag overeenstemt met de ‘menselijke natuur’, wier regel is ‘iedereen voor zich’ en de heerschappij van de sterkeren over de zwakkeren, is het met name nodig te kijken naar de rol van samenlevingen die nog niet verdeeld waren in klassen, zoals het primitieve communisme.
We kunnen hier geen verslag geven van de bijzonder rijke presentaties door Camilia Power en Chris Knight (we zijn van plan ze als podcast op onze website te publiceren). Maar het is waard erop te wijzen dat deze beide wetenschappers beargumenteerd standpunt ingenomen tegen de theorie van Steven Pinker (4), die beweert dat dankzij de ‘beschaving’ en de invloed van de staat het geweld afgenomen is. Camilia Power en Chris Knight toonden aan dat in de samenlevingen van de jagers-verzamelaars een veel lager niveau van geweld bestond dan in de eropvolgende sociale formaties.
De discussies die op de presentatie door Camilia Power en Chris Knight volgde was, zoals tijdens voorgaande congressen, bijzonder levendig. Ze illustreerde in het bijzonder hoe de bijdrage van de wetenschappen het revolutionaire denken kan verrijken, een idee dat Marx en Engels anderhalve eeuw geleden al verdedigden.
Het 20e Congres van de IKS heeft, door de hindernissen die de arbeidersklasse moet nemen in haar emancipatiestrijd duidelijk te maken, zowel als de hindernissen die de organisatie van revolutionairen ontmoet bij het uitoefenen van haar specifieke verantwoordelijkheden binnen deze strijd, de moeilijkheid en de lengte van de weg die voor ons ligt. Maar dat mag geen bron voor ontmoediging zijn. Zoals de resolutie, die door het Congres werd aangenomen, het stelt: “De taak die voor ons ligt is lang en moeilijk.Wij hebben geduld nodig. Lenin beschouwde dit als een van de voornaamste kwaliteiten van de bolsjewiek. Geconfronteerd met de moeilijkheden, moeten wij ons verzetten tegen de ontmoediging. Deze zijn onvermijdelijk en wij moeten ze niet beschouwen als een vervloeking, maar integendeel als een aanmoediging om het gevecht voort te zetten en te intensiveren. De revolutionairen, en het is een van hun fundamentele eigenschappen, zijn geen mensen die het comfort of het gemak beogen. Het zijn strijders die zich als doel stellen om op beslissende wijze bij te dragen aan de meest reusachtige en moeilijkste taak die de menselijke soort te vervullen heeft, maar ook het meest enthousiasmerend, daar ze de bevrijding betekent van de mensheid van de uitbuiting en de vervreemding en het begin van haar ‘werkelijke geschiedenis’ ”. (Idem, Punt 16)
IKS
1. Sinds een eeuw is de kapitalistische productiewijze zijn periode van historische achteruitgang, zijn periode van verval ingegaan. De uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1914, heeft de overgang gekenmerkt van ‘La Belle Epoque’, het hoogtepunt van de burgerlijke maatschappij, en ‘het tijdperk van de oorlogen en de revoluties’, zoals de Kommunistische Internationale het tijdens haar eerste congres, in 1919 heeft gekwalificeerd. Sindsdien heeft het kapitalisme zich slechts in een barbarendom gestort, met ‘op zijn geweten’ in het bijzonder de Tweede Wereldoorlog, die meer dan 50 miljoen doden heeft gekost. De periode van ‘welvaart’, die op deze afschuwelijke slachtpartij volgde, heeft de illusie kunnen verspreiden dat dit systeem uiteindelijk in staat was geweest zijn tegenspraken te overwinnen. Maar de open crisis van de wereldeconomie, aan het einde van de jaren 1960, heeft het vonnis bevestigd dat de revolutionairen al een halve eeuw eerder onder woorden hadden gebracht: de kapitalistische productiewijze ontsnapt niet aan het lot van de productiewijzen die haar zijn voorafgegaan. Nadat ze een progressieve etappe vormde in de menselijke geschiedenis, was het kapitalisme eveneens een belemmering geworden voor de ontwikkeling van de productiekrachten en de vooruitgang van de mensheid. Het uur van haar omverwerping en vervanging door een andere maatschappij was gekomen.
2. Gelijk met de ‘ondertekening’ door het kapitalistische systeem van haar historische impasse, plaatste deze open crisis, net als die van de jaren 1930, de maatschappij nogmaals voor het alternatief: de veralgemeende imperialistische oorlog of de ontwikkeling van beslissende gevechten van het proletariaat, met als vooruitzicht de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme. Geconfronteerd met de crisis van de jaren 1930 was het wereldproletariaat, dat na de nederlaag van de revolutionaire golf van de jaren 1917-‘23 door de bourgeoisie ideologisch was verpletterd, niet in staat geweest zijn eigen antwoord te geven, waardoor de heersende klasse de zijne kon opleggen: een nieuwe wereldoorlog. Vanaf de eerste oprispingen van de open crisis echter, aan het einde van de jaren 1960, is het proletariaat gevechten van grote omvang aangegaan: Mei 1968 in Frankrijk, de Italiaans ‘hete herfst’ van 1969, de massale stakingen van de Poolse arbeiders aan de Oostzee in 1970 en vele andere, minder spectaculaire, maar net zo belangrijke tekenen van een verandering in de maatschappij: de contrarevolutie was geëindigd. In deze nieuwe situatie had de bourgeoisie de handen niet vrij om de weg van een nieuwe wereldoorlog in te slaan. Hierop volgde meer dan vier decennia van stagnatie van de wereldeconomie, die gepaard ging met steeds heftigere aanvallen op het niveau en de levensomstandigheden van de uitgebuiten. In de loop van deze decennia heeft de arbeidende klasse talloze vormen van verzet gevoerd. Nochtans, zelfs als zij geen beslissende nederlaag heeft ondergaan die de historische koers had kunnen keren, is zij niet in staat geweest om haar strijd en haar bewustzijn te ontwikkelen om aan de maatschappij een ruwe schets te laten zien van een revolutionair vooruitzicht. "In een dergelijke situatie waarin beide fundamentele en tegenstrijdige klassen van de maatschappij, die elkaar confronteren, er niet in slagen om hun eigen beslissend antwoord op te leggen, kan de geschiedenis nochtans niet kunnen stoppen. Nog minder dan voor de andere productiewijzen die aan het kapitalisme zijn voorafgegaan, kan er voor het kapitalisme” een bevriezing“, een ”stagnatie“ van het sociale leven bestaan. Terwijl de tegenspraken van het kapitalisme in crisistijd slechts verergeren, kan het onvermogen van de bourgeoisie om het minste vooruitzicht te bieden aan het geheel van de maatschappij en het onvermogen van het proletariaat om onmiddellijk het zijne openlijk te verzekeren slechts op een verschijnsel van veralgemeende ontbinding, van verrotting van de maatschappij uitlopen”. (“Ontbinding, laatste fase van het kapitalistische verval“, Internationale Revue nr. 13). Sinds een kwarteeuw is dus een nieuwe fase van het verval van het kapitalisme dat is begonnen. De fase waarin het verschijnsel van de sociale ontbinding een beslissende component van het leven van de hele maatschappij is geworden.
3. Het terrein waarop de ontbinding van de kapitalistische maatschappij zich op meest spectaculaire wijze voordoet is dat van de oorlogsconfrontaties en meer in het algemeen dat van de internationale betrekkingen. De opeenvolging van moorddadige aanslagen die grote Europese steden, met name Parijs, in het midden van het decennium hadden getroffen, heeft de IKS er in de tweede helft van de jaren 1980 toe aangezet om zijn analyse over de ontbinding uit te werken. Aanslagen die niet gepleegd werden door eenvoudige, geïsoleerde groepen maar door bestaande staten. Het was het begin van een vorm van imperialistische confrontaties, vervolgens gekwalificeerd als ‘asymmetrische oorlogen’, die een diepgaande verandering tot uitdrukking brachten in de betrekkingen tussen staten en, meer in het algemeen, in het geheel van de maatschappij. De eerste grote historische manifestatie van deze nieuwe en laatste etappe in het verval van het kapitalisme werd gevormd door de ineenstorting van de stalinistische regimes van Europa en het Oostblok in 1989. Onmiddellijk zette de IKS uiteen wat de betekenis deze gebeurtenis, vanuit het oogpunt van de imperialistische conflicten, tot uitdrukking bracht: “De verdwijning van de Russische imperialistische politieagent, en die, wat eruit zal voortvloeien, van de Amerikaanse politieagent ten aanzien van zijn voornaamste ‘bondgenoten’ van gisteren, openen de deur voor de uitbarsting van een hele reeks van plaatselijke rivaliteiten. Deze rivaliteiten en confrontaties kunnen momenteel niet, in een wereldconflict ontaarden (...).Ten gevolge van de verdwijning van de discipline, die door de aanwezigheid van de blokken wordt opgelegd, dreigen deze conflicten echter heftiger en talrijker te worden en in het bijzonder, natuurlijk, in de zones waar het proletariaat het zwakste is“ (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave nr. 62 “Na de instorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos”) Sindsdien heeft de internationale situatie deze analyse slechts bevestigd:
- de eerste Golfoorlog in 1991;
- de oorlog in ex-Joegoslavië tussen 1991 en 2001;
- de twee oorlogen in Tsjetsjenië (in 1994-1995 en in 1999-2000);
- de oorlog in Afghanistan vanaf 2001 die, 12 jaar daarna, nog voortgezet wordt;
- de oorlog in Irak van 2003, waarvan de gevolgen op dramatische wijze op dit land, maar ook op initiatiefnemer van deze oorlog, de Amerikaanse macht blijven wegen;
- de talrijke oorlogen die niet hebben opgehouden het Afrikaanse werelddeel te verwoesten (Rwanda, Somalië, Kongo, Soedan, Ivoorkust, Mali, enz.);
- de talrijke militaire verrichtingen van Israël tegen Libanon of de Gazastrook die een antwoord vormden op het afschieten van raketten door Hezbollah of Hamas
4. In feite maken deze verschillende conflicten op dramatische wijze duidelijk in hoeverre de oorlog een volkomen irrationeel karakter heeft aangenomen in het verval van het kapitalisme. De oorlogen van 19e eeuw, hoe moorddadig zij ook geweest zijn, hadden vanuit het oogpunt van de ontwikkeling van het kapitalisme een rationaliteit. Door de koloniale oorlogen maakten de Europese staten het mogelijk om een imperium te vormen, waaruit ze grondstoffen konden putten of waarheen ze hun goederen konden laten wegstromen. De Burgeroorlog van 1861-‘65 in Amerika, dat door het Noorden werd gewonnen, heeft de deuren geopend voor een volledige industriële ontwikkeling van wat de eerste wereldmacht ging worden. De Frans-Pruisische oorlog van 1870 is bepalend geweest voor de Duitse eenheid en dus voor de totstandkoming van het politieke kader van de toekomstige eerste economische macht van Europa. De Eerste Wereldoorlog daarentegen heeft de Europese landen, zowel ‘de overwinnaars’ als ‘de overwonnenen’, bloedeloos achtergelaten en met name de meer ‘oorlogszuchtigen’ (Oostenrijk, Rusland en Duitsland). De Tweede Wereldoorlog heeft de achteruitgang van het Europese werelddeel bevestigd en vergroot, met de speciale vermelding dat Duitsland, naar het voorbeeld van de eveneens andere ‘agressieve’ macht, Japan, in 1945 één grote puinhoop geworden was. De Verenigde Staten was het enige land dat in feite van deze oorlog heeft geprofiteerd, omdat ze er later was ingegaan en, als gevolg van hun geografische positie, heeft kunnen vermijden dat zij zich niet op haar grondgebied afspeelde. Trouwens de belangrijkste oorlog die dit land na de Tweede Wereldoorlog heeft gevoerd, die van Vietnam, heeft heel goed het irrationale karakter ervan aangetoond, aangezien zij, ondanks de aanzienlijke kosten vanuit economisch, maar vooral menselijk en politiek oogpunt, niets aan de Amerikaanse macht heeft toegevoegd.
5. Maar het irrationale karakter van de oorlog is in de fase van de ontbinding op een nog hoger niveau gebracht. Dat wordt bijvoorbeeld heel goed geïllustreerd door de militaire avonturen van de Verenigde Staten in Irak en in Afghanistan. Deze oorlogen hebben aanzienlijke kosten met zich meegebracht, in het bijzonder vanuit economisch oogpunt. Maar de voordelen ervan zijn uiterst beperkt, zo niet negatief. In deze oorlogen heeft de Amerikaanse macht zijn enorme militaire superioriteit kunnen uitstallen, maar dat heeft hem niet in staat gesteld om de doelstellingen te verwezenlijken die hij beoogde: Irak en Afghanistan stabiliseren en zijn vroegere bondgenoten van het westerse blok verplichten om de rijen rondom hem te sluiten. Vandaag laat de geprogrammeerde terugtrekking van de Amerikaanse troepen en de NAVO uit Irak en Afghanistan een instabiliteit zonder weerga achter in deze landen, met het risico dat zij onderdeel gaan uitmaken van de verergering van de instabiliteit van de hele regio. Tegelijkertijd hebben de andere deelnemers aan deze militaire avonturen het schip in verspreide orde verlaten. Voor de Amerikaanse imperialistische macht is de situatie steeds meer verslechterd: terwijl zij er in de jaren 1990 nog in slaagde om haar rol van ‘politieagent van de wereld’ te behouden, is zijn belangrijkste zorg momenteel zijn onmacht te verbergen tegenover de toename van de wereldchaos, zoals de situatie in Syrië die bijvoorbeeld manifesteert.
6. In de loop van de laatste jaren heeft het chaotische en oncontroleerbare karakter van de imperialistische spanningen en conflicten zich met de situatie in Verre Oosten en, natuurlijk met de situatie in Syrië, zich nogmaals geïllustreerd. In beide gevallen worden wij geconfronteerd met conflicten, die de dreiging in zich dragen de regio in vuur en vlam te zetten en een veel aanzienlijkere destabilisatie te veroorzaken.
In het Verre Oosten zijn we getuige van een toename van de spanningen tussen regionale staten. Zo heeft men in de loop van de laatste maanden spanningen zien ontwikkelen waar talrijke landen bij betrokken zijn: Filippijnen in Japan. China en Japan ruziën bijvoorbeeld over de eilanden Senkaku/Diyao, Japan en Zuid-Korea over het eiland Take-shima-Dokdo, terwijl andere spanningen aan de oppervlakte treden waar ook Taiwan, Vietnam of Birma bij betrokken zijn. Maar het meest spectaculaire conflict is natuurlijk dat van Noord-Korea enerzijds en Zuid-Korea, Japan en de Verenigde Staten anderzijds. Bij de keel gegrepen door een dramatische economische crisis, heeft Noord-Korea de militaire inzet opgevoerd. Dit heeft natuurlijk tot doel chantage uit te oefenen, vooral op de Verenigde Staten, om van deze macht een zeker aantal economische voordelen te verkrijgen. Maar dit avonturistische beleid bevat twee heel ernstige factoren.
Enerzijds het feit dat zij, zelfs als het op indirecte wijze is, de Chinese reus erin betrekt, die een van de enige bondgenoten van Noord-Korea blijft, terwijl deze macht er steeds meer naar streeft om, overal waar ze kan, zijn imperialistische belangen te doen gelden. Natuurlijk in het Verre Oosten, maar ook in het Midden-Oosten dankzij haar bondgenootschap met Iran (dat bovendien zijn voornaamste leverancier is van koolwaterstoffen), en eveneens in Afrika waar een toenemende economische aanwezigheid tot doel heeft een toekomstige militaire aanwezigheid voor te bereiden, wanneer zij de middelen ervoor heeft.
Anderzijds behelst dit avonturistische beleid van Noord-Korea, een staat waarvan de wrede politieheerschappij van een fundamentele kwetsbaarheid getuigt, het risico van een ‘ongeluk’, van het begin van een ongecontroleerd proces, dat een nieuwe haard van rechtstreekse militaire conflicten veroorzaakt met moeilijk in te schatten gevolgen. Toch kan men al indenken dat zij een andere tragische episode zullen vormen, die, gevoegd bij alle uitingen van oorlogsbarbarij, de planeet vandaag de dag overstelpen.
7. De burgeroorlog in Syrië volgt op ‘de Arabische lente’ die, door de regering van Assad te verzwakken, de doos van Pandora heeft geopend van een groot aantal aan tegenstellingen en conflicten, die door de ijzeren hand van deze regering gedurende decennia onder de duim was gehouden. De westerse landen zijn akkoord gegaan met het vertrek van Assad, maar beschikken ter plaatse niet over een oplossing ter vervanging van hem, terwijl de oppositie tegen zijn regime volkomen is verdeeld en de belangrijkste sector hiervan wordt gevormd door islamieten. Tegelijkertijd geeft Rusland de regering van Assad onophoudelijk militaire steun, omdat hij hem, met de haven van Tartus, de aanwezigheid van zijn oorlogsvloot in de Middellandse Zee garandeert. En het is niet de enige staat, aangezien zowel Iran als China niet achterblijven: Syrië is een nieuwe bloedige inzet van de talloze rivaliteiten tussen imperialistische machten van de eerste of tweede orde geworden. En de volkeren van het Midden-Oosten moeten al decennia achtereen de kosten ervan betalen. Het feit dat de manifestaties van ‘de Arabische Lente’ in Syrië niet is uitgelopen op de geringste verovering van de macht door de uitgebuite en onderdrukte massa’s, maar op een oorlog die meer dan 100.000 doden heeft veroorzaakt, vormt een sinistere illustratie van de zwakte van de arbeidende klasse in dit land, de enige kracht die een einde kan maken aan de barbarij van de oorlog. En het is een situatie die eveneens geldt, zelfs wanneer het minder tragische vormen aanneemt, voor de andere Arabische landen, zoals in Egypte of in Tunesië, waar het afzetten van de vroegere dictators heeft geleid tot een overname van de macht door de islamieten, de meest achterlijke fracties van de bourgeoisie, of tot een nog nooit vertoonde chaos zoals in Libië.
Op die manier biedt Syrië ons op dit moment een nieuw voorbeeld van het barbarendom van het kapitalisme in ontbinding, zoals dat zich over de planeet ontketent, een barbarendom dat de vorm aanneemt van bloedige militaire botsingen. Een barbarendom dat eveneens de gebieden treft waar de oorlog kan worden voorkomen, maar waar de maatschappij zich toch in een steeds grotere chaos stort zoals in Latijns-Amerika, waar de drugskartels, met medeplichtigheid van de sectoren van de staat, een terreur uitoefenen.
8. Maar is het in het bijzonder op het vlak van de vernietiging van de leefomgeving neemt de ineenstorting van de kapitalistische maatschappij op de korte termijn een compleet apocalyptische vorm aan. De ontwikkeling van het kapitalisme werd vanaf het begin af aan gekenmerkt door een extreme roofzucht in de zoektocht naar winst en accumulatie. In the naam van de ‘verovering van de natuur’, bereikten de plunderingen in de laatste 30 jaar een niveau van vernietiging dat nog nooit gezien is, noch in voorgaande maatschappijvormen noch in de tijd van zijn ontstaan ‘in bloed en ellende’. Geconfronteerd met het destructieve wezen van kapitalisme is de zorg van het revolutionaire proletariaat zo oud als the dreiging zelf. Marx en Engels waarschuwden reeds tegen de negatieve impact – zowel op de natuur als op de mensen – van de agglomeratie en de opsluiting van mensen in de eerste industriële concentraties in Groot-Brittannië in het midden van de 19e eeuw. In dezelfde geest hebben revolutionairen in verschillende periodes de gemene aard begrepen en verworpen van de kapitalistische ontwikkeling, die het gevaar liet zien die ze vertegenwoordigt; niet alleen voor de arbeidersklasse, maar voor de hele mensheid en nu voor de overleving van de planeet zelf.
De huidige tendens naar een definitieve en onomkeerbare verslechtering van de natuurlijke omgeving is rondom alarmerend, zoals aangetoond wordt door de voortdurende verschrikkelijke scenario’s over the wereldwijde opwarming, de vervuiling van de planeet, de ontbossing, de erosie van de grond, de vernietiging van de soort, de vervuiling van het waterbronnen, zeeën en de lucht en (met de ontbinding) kernrampen. De laatste is een voorbeeld van het latente gevaar van de vernietiging die het gevolg is van het potentieel dat het kapitalisme ingezet heeft in dienst van haar dolle logica, en die het maakt tot een ‘Zwaard van Damocles’, dat hangt boven het hoofd van de mensheid. De bourgeoisie probeert de vernietiging van het milieu toe te schrijven aan de misdadigheid van de individuen die een gebrek aan ecologische besef zouden hebben, en zo een atmosfeer van schuld en angst te scheppen. De werkelijkheid, die zich openbaart in haar vergeefse en hypocriete pogingen om het probleem op te lossen, is echter dat het geen probleem is van individuen of zelfs van individuele bedrijven of landen, maar van de vernietigende logica, dat een integraal onderdeel uitmaakt van het systeem. Het is een systeem dat, in naam van de accumulatie, als beginsel en doel heeft winst, en dat geen scrupules heeft met betrekking tot het, voor eens en altijd, ondermijnen van de materiële voorwaarden voor de metabolische uitwisseling tussen leven en aarde, zolang het er een onmiddellijk voordeel uit kan halen.
Dit is het onvermijdelijke gevolg van de tegenstelling tussen de menselijke en natuurlijke productiekrachten, die het kapitalisme heeft ontwikkeld en die wordt opgedreven tot op het punt van uitbarsten, en de tegengestelde verhoudingen, gebaseerd op de verdeling tussen de klassen en op kapitalistische concurrentie
Dit dramatische scenario moet ook het proletariaat stimuleren in haar revolutionaire inspanningen, omdat alleen de vernietiging van het kapitalisme het leven weer op kan fleuren.
9. Fundamenteel vindt dit onvermogen van de heersende klasse, geconfronteerd met het fenomeen van de vernietiging van het milieu en de bewustwording welk een bedreiging dat inhoudt voor de hele mensheid, zijn oorzaak in haar onvermogen om de economische tegenstellingen te overwinnen, die de kapitalistische productiewijze teisteren. Het is de onomkeerbaarbare verergering van de economische crisis die de fundamentele oorzaak vormt van het barbarendom, dat zich steeds meer verbreidt in de maatschappij. Voor de kapitalistische productiewijze is er geen uitweg. Haar eigen wetten hebben haar in een impasse geleid en ze kan er niet uitkomen zonder haar eigen wetten op te heffen, dat wil zeggen: zonder zichzelf op te heffen. Concreet: vanaf haar begin is de verovering van nieuwe markten buiten de eigen sfeer de motor van de kapitalistische ontwikkeling. De handelscrises, die het vanaf het begin van de 19e eeuw teisterde en drukte zich in het feit dat de waren, die geproduceerd waren door een kapitalisme in volle ontwikkeling, niet genoeg kopers kon vinden om zijn producten op te nemen. Deze crises werden te boven gekomen door de vernietiging van het overbodige kapitaal maar ook, en vooral, door de verovering van nieuwe markten, met name in de gebieden die vanuit de kapitalistische gezichtspunt nog niet ontwikkeld waren. Dat is de reden waarom deze eeuw de eeuw van de koloniale veroveringen was: voor alle ontwikkelde machten was het essentieel zones te vormen, waar ze goedkope grondstoffen konden bemachtigen, maar die ook en vooral konden dienen als afzet voor haar waren. De Eerste Wereldoorlog was fundamenteel het gevolg van de verdeling van de wereld tussen de kapitalistische machten. Dit betekende dat iedere verovering van nieuwe gebieden, die gedomineerd werden door deze of gene macht, alleen kon leiden tot een confrontatie met andere koloniale machten. Dit betekende echter niet dat er geen extra-kapitalistische markten meer bestonden die in staat waren om het overschot aan waren, geproduceerd door het kapitalisme, op te nemen. Zoals Rosa Luxemburg schreef aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog: “Hoe meedogenlozer het kapitaal de niet-kapitalistische lagen vernietigt, in eigen land en in het buitenland, hoe meer het de levensstandaard van alle arbeiders verlaagt, des te groter is ook de verandering in de dagelijkse geschiedenis van het kapitaal. Geteisterd door een reeks van politieke en maatschappelijke rampen en schokken, en onder deze voorwaarden, waarbij het kapitaal wordt geraakt door de periodieke economische rampen en crises, kan de accumulatie niet voortgaan. Maar zelfs voordat de natuurlijke economische impasse, die het kapitaal zelf geschapen heeft, eigenlijk bereikt is, wordt het noodzakelijk voor de internationale arbeidersklasse om tegen de heerschappij van het kapitaal in opstand te komen.” (Rosa Luxemburg, Accumulation of Capital, Chapter 32)
De Eerste Wereldoorlog was juist de meest verschrikkelijke uitdrukking van deze eeuw van ‘rampen en schokken’, die het kapitalisme doormaakte ‘zelfs voordat de natuurlijke economische impasse, die het kapitaal zelf geschapen heeft, eigenlijk bereikt was’. En tien jaar na de imperialistische slachting, was de grote crisis van de jaren 1930 de tweede uiting van een crisis die zou leiden tot een tweede algemene imperialistische slachting. Maar de periode van ‘welvaart’, die de wereld doormaakte in de periode na de Tweede Wereldoorlog, werd aangestuurd door mechanismen geschapen door het Westerse Blok, zelfs voor het einde van de oorlog (in het bijzonder het akkoord van Bretton Wood in 1944). Deze waren gebaseerd op de systematische interventie van de staat in de economie en maakten duidelijk dat deze ‘natuurlijke economische impasse’ nog niet bereikt was. De open crisis aan het einde van de jaren 1960 toonde aan dat het systeem haar grenzen dicht naderde, in het bijzonder met het einde van het proces van dekolonisatie die het, paradoxaal genoeg, mogelijk had gemaakt om nieuwe markten te openen. Van toen af aan heeft de beperktheid van de extra-kapitalististische markten het kapitalisme gedwongen om steeds meer haar toevlucht te zoeken in krediet, een werkelijke vlucht vooruit in de schulden. Want hoe meer schulden zich ophopen des the minder de mogelijkheid bestaat om deze terug te betalen.
10. De toenemende invloed van de financiële sectoren van de economie, ten koste van de eigenlijke productieve sfeer, en die op dit moment wordt gestigmatiseerd door politici en journalisten van allerlei pluimage als de sector die verantwoordelijk is voor de crisis, is geenszins het gevolg van de overwinning van een of andere soort van economisch denken (‘monetarisme’ tegen keynesianisme of ‘neo-liberalisme’ tegen ‘interventionisme’). Het is fundamenteel het gevolg van de vlucht naar voren in het krediet, dat een groeiend gewicht heeft gegeven aan die instituten wier functie is krediet te verlenen, de banken. De financiële crisis is dus niet de oorzaak van de economische crisis en de recessie. Integendeel: de bron van de ‘financialisering’ is gelegen in de overproductie en het feit dat het steeds riskanter wordt om te investeren in de productie. De wereldmarkt raakt steeds meer verzadigd en dit gegeven stuurt de vloed van financiële middelen steeds meer in de richting van speculatie. Dit is de reden waarom alle ‘linkse’ economische theorieën, die oproepen tot een ‘beteugeling van de internationale financiën’ om uit de crisis te komen, onbetekende dromen zijn daar ze de werkelijke oorzaken ‘vergeten’ van deze opzwelling van de financiële sfeer.
11. De crisis van de ‘rommelhypotheken’ in 2007, de reusachtige financiële paniek en de recessie van 2009 markeerden een nieuwe en zeer belangrijke etappe in de neergang van het kapitalisme naar een onomkeerbare crisis. Decennia lang heeft het kapitalisme krediet gebruikt en misbruikt om de groeiende tendens tot overproductie tegen te gaan, die zich in het bijzonder uitte in een reeks van recessies die steeds dieper en vernietigender waren, gevolgd door ‘oplevingen, die steeds bescheidener waren. Het gevolg van dit alles was dat, de variatie in de groeivoeten van jaar tot jaar daargelaten, de gemiddelde groei van de wereldeconomie van het ene tot het andere decennium steeds minder werd, terwijl de werkloosheid tegelijkertijd toenam. De recessie van 2009 was meest belangrijke die het kapitalisme sinds de Grote Depressie van de jaren 1930 heeft geteisterd. Het bracht het werkloosheidpercentage in vele landen tot op een niveau dat na de Tweede Wereldoorlog nog nooit gezien was. Alleen een massale interventie van de IMF, beslist tijdens de top van de G20 van maart 2009, heeft de banken gered van een algemeen bankroet, door hen te vrijwaren van een opeenhoping van ‘giftige schulden’, oftewel leningen die nooit zullen worden terugbetaald. Door deze ingreep werd de ‘schuldencrisis’, zoals de burgerlijke commentaren het beschreven, op een hoger niveau gebracht. Het waren niet langer alleen privé-personen (zoals in de Verenigde Staten met de huizencrisis), of bedrijven of banken, die niet in staat waren om hun schulden af te betalen of zelfs de rente over hun schulden te betalen. Nu waren het hele staten die geconfronteerd werden met het toenemende verpletterende gewicht van schulden, ‘soevereine schulden’ die hun vermogen aantastte om tussenbeide te komen om hun respectievelijke nationale economieën door middel van begrotingstekorten te stimuleren.
12. In deze context zagen we in de zomer van 2011 wat van toen af aan bekend werd als de ‘Eurocrisis’. Net zoals de Japanse of the Amerikaanse staat, was de schuld van de Europese staten op spectaculaire wijze gegroeid, in het bijzonder in die landen van de Eurozone waar economieën het meest kwetsbaar of het meest afhankelijk was van de illusoire lapmiddelen, die in werking gesteld waren in de periode die daaraan voorafging – de PIIGS (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland and Spanje). In de landen die hun eigen munt hebben, zoals de Verenigde Staten, Japan of Groot-Brittannië, kan de staatsschuld gedeeltelijk gecompenseerd door geld te drukken. Zo heeft de Amerikaanse FED een grote hoeveelheid Amerikaanse staatsobligaties opgekocht, staatsschulden erkend, om deze vervolgens om te zetten in dollars. Maar een dergelijke mogelijkheid bestaat er niet voor de afzonderlijke landen, die hun nationale munt hebben laten vallen ten gunste van de Euro. Afgesloten van de mogelijkheid om de schuld te ‘monetiseren’ (om te zetten in klinkende munt), bestaat er voor de landen in de Eurozone geen andere toevlucht dan nog meer te lenen om het gat in hun staatsfinanciën te dichten.
En als de landen van Noord-Europa nog in staat zijn, tegen een redelijke rente, fondsen te verwerven van privé-banken, is zoiets onmogelijk voor de PIIGS wier leningen onderworpen zijn aan buitengewone rentes vanwege hun flagrante gebrek aan betalingsvermogen. Dit noodzaakt hen een reeks ‘reddingsplannen’ in werking te stellen, opgelegd door de Europese Central Bank en door de IMF, die vergezeld gaat van de eis tot drastische bezuinigingen in hun staatsuitgaven. De gevolgen van deze drastische verminderingen betekenen dramatische aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse; maar ze geven de staten nog steeds geen werkelijke vermogen hun staatstekorten te beperken, daar de recessie die erdoor veroorzaakt wordt, tot gevolg heeft dat de gelden verminderen die via belastingen kunnen worden geïnd. De surrogaatremedie, die bedoeld is om de ‘zieke te genezen’ dreigt de patiënt dus steeds meer te doden. Dit is ook een van de redenen waarom de Europese Commissie onlangs besloten heeft de eisen voor de vermindering van de tekorten in landen als Spanje en Frankrijk, af te zwakken. We kunnen dus nog een keer vaststellen wat de impasse is waar het kapitalisme in terecht is gekomen: schuld is gebruikt als een middel om de onvoldoende koopkrachtige markten te compenseren, maar zoiets kan niet oneindig doorgaan zoals de financiële crisis, die begon in 2007, heeft laten zien. Alle maatregelen die opnieuw kunnen worden genomen lopen op tegen het kapitalisme met zijn overproductiecrisis, en dit in een internationale context die voortdurend verslechterd en wier manoeuvreerruimte steeds meer wordt verkleind.
13. Het geval van de ‘opkomende’ landen, in het bijzonder de ‘BRIC’s’ (Brazilië, Rusland, India en China) wier groeivoeten duidelijk hoger bleven dan die van de Verenigde Staten, Japan of West-Europa, weerspreken geenszins de onoplosbare aard van de tegenspraken van het kapitalistisch systeem. In werkelijkheid is het ‘succes’ van deze landen (de verschillen tussen hen moet onderstreept worden, daar het succes van een land als Rusland voornamelijk het gevolg is van de uitvoer van grondstoffen, in het bijzonder koolwaterstof) gedeeltelijk het gevolg geweest van de algemene kapitalistische overproductiecrisis. De verscherping van de concurrentie tussen de bedrijven dwingen de BRIC’s de kosten van de arbeidskracht drastisch te verlagen, wat heeft geleid tot de ‘verplaatsing’ van belangrijke delen van het productieve apparaat (auto, textiel en kleding, elektronica, enzovoort) van de oude industriële landen naar regio’s waar de lonen van de arbeiders veel lager zijn. Dit nieuwe element in de uitbuiting van de arbeidskracht werd aanzienlijk vergemakkelijkt door de ineenstorting van de Stalinistische regimes aan het einde van de jaren 1980. Dit bracht een beslissende slag toe aan autarkie als de vorm voor de ontwikkeling van de onderontwikkelde landen. Het einde van dit model heeft het ook mogelijk gemaakt toegang te verkrijgen tot de overgebleven extra-kapitalistische markten die daarvoor, vanwege die autarkie, buiten bereik waren en die de wereldeconomie een kort uitstel geeft, zoals voor een land als Duitsland dat profiteert van zijn uitvoer. Dit betekent dat de nauwe afhankelijkheid van deze ‘opkomende’ landen van de uitvoer in de richting van de ontwikkelde landen op een bepaald moment ook leidt tot schokken in de economie van deze landen, als de verkopen naar de eerste eenmaal aangetast worden door de verdieping van recessie, die zal blijven verergeren.
14. Zoals we vier jaar geleden dus gezegd hebben: “Zelfs als het kapitalistische systeem niet als een kaartenhuis ineen zal storten, zelfs als de abrupte daling van de productie zich niet oneindig doorzet, dan heeft het geen ander perspectief dan het steeds verder wegzinken in het slop, dan de terugkeer op steeds grotere schaal van de stuiptrekkingen die het vandaag teisteren. Meer dan vier decennia heeft de bourgeoisie de voortdurende verergering van de crisis niet kunnen beletten. Vandaag vertrekt zij vanuit een veel ongunstigere toestand dan in de jaren 1960. Ondanks alle ervaring die zij in de loop van deze decennia heeft opgedaan, zal zij het er niet beter, maar nog slechter afbrengen.” (Resolutie over de Internationale Situatie, 18e Congres van de IKS) Dit betekent echter niet dat we teruggaan naar een situatie zoals in de jaren 1929 en 1930. 70 jaar geleden was de bourgeoisie, geconfronteerd met de ineenstorting van haar economie, compleet uit het veld geslagen. En de politiek die ze voerde, waarbij ieder land zich terugtrok op eigen terrein, leidde er alleen maar toe dat de gevolgen van de crisis werden verergerd. De ontwikkeling van de economische situatie over de laatste vier decennia heeft aangetoond dat, zelfs als de heersende klasse duidelijk niet in staat is om te voorkomen dat het kapitalisme steeds dieper in de crisis terechtkomt, ze wel de bekwaamheid heeft deze neergang af te remmen en te voorkomen dat er een situatie van algemene paniek ontstaat, zoals op de ‘Zwarte Donderdag’, op de 24e oktober 1929. Er is ook een andere reden waarom we niet een zelfde situatie gaan meemaken als die van de jaren 1930. Toen kwam de schokgolf van de crisis van de leidende macht in de wereld, van de Verenigde Staten, en breidde zich vervolgens uit naar de twee wereldmacht, Duitsland Het waren deze twee landen waar we de meest dramatische gevolgen van de crisis meemaakten, zoals de massale werkloosheid die 30% van de actieve bevolking raakte, zoals de eindeloze rijen voor de werkloosheidskantoren of de gaarkeukens. Daarnaast bleven landen als Groot-Brittannië en Frankrijk nog relatief gespaard. Momenteel ontwikkelt zich een vergelijkbare situatie in de landen van Zuid-Europa (vooral in Griekenland), zonder echter hetzelfde niveau van ellende te bereiken als in de Verenigde Staten en Duitsland in de jaren 1930. Tegelijkertijd zijn de meest ontwikkelde landen in Noord-Europa, de Verenigde Staten en Japan nog veraf van een dergelijke situatie en is het uiterst onwaarschijnlijk dat dit plotseling zal gebeuren. Aan de ene kant, omdat hun nationale economieën beter in staat zijn om weerstand te bieden aan de crisis, maar ook en vooral omdat het proletariaat van die landen, en vooral in Europa, momenteel niet bereid is om dergelijk niveau van aanvallen op haar levensomstandigheden te aanvaarden. Zo gaat een van de belangrijkste aspecten van de evolutie van de crisis het strikt economische determinisme te boven en beweegt zich op het sociale vlak, op het vlak van de krachtsverhouding tussen de twee belangrijkste klassen in de maatschappij, bourgeoisie en proletariaat.
15) Terwijl de heersende klasse ons wil doen voorkomen alsof haar etterende abcessen schoonheidsvlekjes zijn, begint de mensheid te ontwaken uit een droom die een nachtmerrie is geworden en die het totale historische failliet van haar maatschappij aantoont. Maar terwijl de intuïtie van de noodzaak van een andere ordening van zaken terrein wint tegenover de wrede realiteit van een wereld in verval, betekent dit vage besef niet dat het proletariaat overtuigd is van de noodzaak deze wereld af te schaffen, laat staan van het ontwikkelen van het vooruitzicht een nieuwe op te bouwen. De ongekende verslechtering van de kapitalistische crisis in het kader van van de ontbinding is dus het kader waarin de klassenstrijd momenteel tot uitdrukking komt, al is het nog op een onzekere manier in die mate dat deze strijd zich niet ontwikkeld in de vorm van open confrontaties tussen de twee klassen.
In dit verband moeten wij het nog nooit vertoonde kader onderstrepen van de huidige strijd, daar ze plaats vindt tegen de achtergrond van een crisis die bijna 40 jaar duurt en waarvan de geleidelijke effecten in de tijd buiten dan momenten van stuiptrekkingen- het proletariaat heeft doen 'wennen' aan het langzaam, onvermijdelijk verslechteren van zijn levensomstandigheden, waardoor het moeilijker is om de ernst van de aanvallen te zien en overeenkomstig te reageren. Nog belangrijker is het feit dat het ritme van de crisis, vanwege haar traagheid en haar spreiding, het moeilijk maakt om te begrijpen wat er schuilt achter dergelijke 'natuurlijk' geworden aanvallen. Dit is een heel andere context dan die van duidelijke en directe stuiptrekkingen en omwentelingen van het geheel van het maatschappelijk leven zoals wij die kennen in het geval van een oorlog. Zo is er - op het niveau van de mogelijke reacties, hun omvang, hun diepte, hun uitbreiding en inhoud - een verschil tussen de ontwikkeling van de klassenstrijd in een context van oorlog, die de noodzaak om te strijden dramatisch dringend en van vitaal belang maakt (zoals dit het geval was tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het begin van de 20e eeuw, zelfs al was er geen onmiddellijke reactie op de oorlog) en van de klassenstrijd in een context van crisis die een langzaam ritme kent.
Het uitgangspunt voor de strijd van vandaag is dus net de afwezigheid van klassenidentiteit van een proletariaat dat sinds de intrede van het kapitalisme in de fase van ontbinding grote moeilijkheden heeft ervaren niet alleen in de ontwikkeling van zijn historisch perspectief, maar zelfs om zichzelf te herkennen als een maatschappelijke klasse. De zogenaamde 'dood van het communisme' die in 1989 de val het Oostblok aankondigde, ontketende een ideologische campagne die tot doel had om het bestaan zelve van het proletariaat te ontkennen, heeft een zeer harde klap toegebracht aan het bewustzijn en de strijdbaarheid van de arbeidersklasse. Het geweld van de aanval van deze campagne heeft sindsdien zwaar gewogen op het verloop van haar strijd.
Maar desondanks heeft de tendens naar klassenbotsingen zich bevestigd, zoals we vanaf 2003 zagen, door de ontwikkeling van verschillende bewegingen waarin de arbeidersklasse 'haar bestaan heeft aangetoond' aan een bourgeoisie die 'haar levend had willen begraven'. De arbeidersklasse over de hele wereld is dus niet gestopt met de strijd, ook al heeft haar strijd niet de gehoopte omvang of diepte bereikt in de kritieke situatie waarin ze zich bevindt. Maar de klassenstrijd overdenken vertrekkend van het idee van 'wat zou moeten zijn', alsof de huidige situatie 'uit de hemel is gevallen' is de revolutionairen niet toegestaan.
Het begrijpen van de moeilijkheden en het potentieel van de klassenstrijd is altijd al een taak geweest die een geduldige materialistische en historische benadering vereist om een 'zin' te vinden in de schijnbare chaos, om te begrijpen wat nieuw is en moeilijk, wat veelbelovend is.
16) Het is in deze context van crisis, ontbinding en verzwakking van de toestand van het proletariaat op het subjectieve vlak dat hun zwakheden, tekortkomingen en fouten hun volle omvang nemen. Net zoals het potentieel en de kracht van haar strijd ons bevestigen in de overtuiging dat de communistische vooruitzichten niet automatisch of mechanisch uit de omstandigheden voortvloeien. We hebben dus tijdens de afgelopen twee jaar, de ontwikkeling van bewegingen meegemaakt die we hebben gekenmerkt met de metafoor van de 5 richtingen:
1. sociale bewegingen van jongeren, precair, werkloos of nog student, die beginnen met de strijd tegen de CPE in Frankrijk in 2006, voortgaat met de jongerenopstanden inGriekenland in 2008 die uitmonden in de bewegingen van de Verontwaardigden en Occupy in 2011;
2. massale bewegingen, maar heel goed ingekaderd door de bourgeoisie die het terrein van tevoren had voorbereid, zoals in Frankrijk in 2007, Frankrijk en Groot-Brittannië in 2010, in Griekenland in 2010-2012, enzovoort;
3. bewegingen die gebukt gaan onder het gewicht van het interklassisme, zoals in Tunesië en Egypte in 2011;
4. kiemen van massale stakingen in Egypte in 2007, Vigo (Spanje) in 2006, China in 2009:
5.de voortzetting van bewegingen in de bedrijven of gedelokaliseerde industriële sectoren met veelbelovende kiemen zoals Lindsay (GB) in 2009, Tekel (Turkije) in 2010, de elektriciens in Groot-Brittannië in 2011.
Deze 5 richtingen behoren tot de arbeidersklasse omdat, ondanks hun verschillen, ze elk op hun eigen niveau de inspanningen van het proletariaat om zichzelf terug te vinden tot uitdrukking brengen, ondanks de moeilijkheden en de hindernissen die de bourgeoisie hem in de weg legt. Elk op hun eigen niveau maken ze deel uit van een dynamiek van zoeken, van verheldering en voorbereiding van het sociale terrein. Op verschillende niveaus vormen ze een deel van het zoeken 'van de term die ons leidt naar het socialisme' (zoals Rosa Luxemburg schreef toen ze het had over de arbeidersraden) door middel van algemene vergaderingen. De meest geavanceerde uitingen van deze tendens waren de bewegingen van de Verontwaardigden en de Occupy, vooral in Spanje – want zij zijn degenen die het duidelijkst de spanningen, de tegenspraken en de mogelijkheden van de actuele klassenstrijd gesteld hebben. Ondanks de aanwezigheid van lagen uit de verarmde kleinburgerij, heeft de proletarische voetafdruk van deze bewegingen zich gemanifesteerd in de zoektocht naar solidariteit, in de vergaderingen en in een beginnend debatcultuur, in de bekwaamheid om de valkuilen van de repressie te vermijden, in de kiemen van internationalisme, in een scherpere gevoeligheid voor de subjectieve en culturele aspecten. Door deze dimensie, dat van de voorbereiding van het subjectieve veld, tonen deze bewegingen hun hele belang voor de toekomst.
17) Wat de bourgeoisie betreft, zij heeft tekenen van bezorgdheid vertoond ten opzichte van deze 'opstand' van haar wereldwijde doodgraver die reageert op de verschrikkingen die hem dagelijks worden opgelegd om het systeem in leven te houden. Het kapitalisme heeft haar offensief dus uitgebreid door haar vakbondsinkadering te versterken, door het zaaien van democratische illusies en door het vuurwerk van het nationalisme aan te steken. Het is geen toeval dat haar tegenoffensief is geconcentreerd op deze kwesties: de verslechtering van de crisis en de gevolgen ervan voor de levensomstandigheden van het proletariaat veroorzaken een verzet dat de vakbonden proberen in te kaderen door acties te voeren die de eenheid van de strijd versnipperen en het gebrek aan vertrouwen van het proletariaat in zijn eigen kracht nog lander doet voortleven. De ontwikkeling van de klassenstrijd, waar wij heden getuige van zijn, realiseert zich in het kader van de open crisis van het kapitalisme, die al bijna 40 jaar duurt – dit is in zekere mate een ongekende situatie in vergelijking met de voorgaande ervaringen van de arbeidersbeweging. De bourgeoisie probeert te voorkomen dat het proletariaat zich bewust wordt van het wereldwijde en historisch karakter van de crisis, door haar aard te verbergen. Zo belemmeren het idee van 'nationale' oplossingen en de toename van een nationalistische retoriek dus het begrijpen van de ware aard van de crisis, begrip dat noodzakelijk is opdat de strijd van het proletariaat een radicale richting zou inslaan.
Aangezien het proletariaat zichzelf niet herkent als een klasse, neigt het verzet te beginnen als een algemene uitdrukking van verontwaardiging tegen wat er in de hele samenleving gebeurt. De afwezigheid van een klassenidentiteit en dus van een klassenperspectief stelt de bourgeoisie in staat misleidingen te ontwikkelen over 'burgerschap' en de strijd voor een 'echte democratie'. En er zijn andere bronnen voor dit verlies aan klassenidentiteit die geworteld zijn in de structuur van de kapitalistische samenleving en de vorm die de verergering van de crisis momenteel aanneemt. De ontbinding, die resulteert in een drastische verslechtering van de minimale overlevingsvoorwaarden van de mensheid, gaat gepaard met een verraderlijke vernietiging op het persoonlijke, geestelijke en sociale vlak. Dit vertaalt zich in een 'vertrouwenscrisis' van de mensheid. Bovendien verzwakt de verslechtering van de crisis, met de uitbreiding van de werkloosheid en precariteit, de socialisatie van de jongeren en vergemakkelijkt de vlucht in een wereld van abstractie en atomisering.
18) De bewegingen van de afgelopen twee jaren, en met name de 'sociale bewegingen', werden dus gekenmerkt door meerdere tegenstellingen. Het zeldzame karakter van specifieke eisen in het bijzonder, komt blijkbaar niet overeen met het klassieke 'pad' dat we verwachten van de klassenstrijd: dat van het bijzondere dat overgaat naar het algemene. Maar we moeten ook rekening houden met de positieve aspecten van deze algemene aanpak, die voortkomt uit het feit dat de gevolgen van de ontbinding zich doen gevoelen op een algemeen vlak en vanuit het universele karakter van de economische aanvallen, geleidt door de heersende klasse. Vandaag heeft het proletariaat het pad genomen dat zijn vertrekpunt heeft in 'het algemene', wat ertoe leidt om de kwestie van de politisering op een veel directere manier te stellen.
Geconfronteerd met het duidelijke bankroet van het systeem en de schadelijke gevolgen van de ontbinding, komt de uitgebuite massa in opstand, maar het kan alleen vooruitkomen als ze deze kwesties begrijpt als producten van het verval van het systeem en de noodzaak daaraan voorbij te gaan. Het is op dit niveau dat de eigenste proletarische strijdmethoden die we zien (algemene vergaderingen, kameraadschappelijke en open discussies, solidariteit, de ontwikkeling van een steeds meer politiek perspectief) hun belang bewijzen want het zijn deze methoden die een kritische reflectie en conclusie mogelijk maken dat het proletariaat niet alleen het kapitalisme kan vernietigen maar ook kan bouwen aan een nieuwe wereld. Een beslissend moment in dit proces zal zijn als de arbeiders op hun werkplek zich vervoegen bij de meer algemene mobilisaties, een perspectief dat zich wel begint te ontwikkelen, ondanks de moeilijkheden die we in de komende jaren zullen moeten confronteren. Dit is de inhoud van het perspectief van de convergentie van de 'vijf richtingen' waarover we eerder spraken en deze 'oceaan van fenomenen', zoals Rosa Luxemburg de massastaking beschrijft.
19) Om dit perspectief naar convergentie te begrijpen is de verhouding tussen de klassenidentiteit en klassenbewustzijn van het allergrootste belang en de vraag stelt zich: kan het bewustzijn zich ontwikkelen zonder klassenidentiteit of zal deze laatste ontstaan met de ontwikkeling van het bewustzijn? De ontwikkeling van het bewustzijn en van een historisch perspectief worden terecht geassocieerd met het herstel van de klassenidentiteit, maar we kunnen dit proces, dat zich beetje bij beetje ontwikkelt, niet in een al te rigide wijze opvatten: eerst het smeden van de identiteit, dan de strijd, vervolgens de bewustwording en tenslotte de ontwikkeling van een perspectief, of welke andere volgorde van deze verschillende elementen dan ook. Vandaag verschijnt de arbeidersklasse niet als een steeds massaler oppositiepool. De ontwikkeling van een kritische houding door een proletariaat dat zichzelf nog niet herkent is dan ook het meest waarschijnlijke.
De situatie is complex, maar het is waarschijnlijker dat we een reactie zien in de vorm van een algemene invraagstelling, in politieke termen gesproken potentieel positief, dat niet vertrekt van een scherp onderscheiden klassenidentiteit, maar van bewegingen die ertoe neigen hun eigen perspectief te vinden doorheen hun eigen strijd. Zoals we al zeiden in 2009 “Om ervoor te zorgen dat het bewustzijn van de mogelijkheid van de communistische revolutie een belangrijke vooruitgang kan maken binnen de arbeidersklasse is het nodig dat deze vertrouwen krijgt in haar eigen krachten en dit wordt bereikt door de ontwikkeling van de massale strijd.” (Resolutie over de internationale situatie, punt 11, 18e Congres van IKS). De formulering “ontwikkelen van haar strijd om opnieuw vertrouwen te krijgen in zichzelf en in haar perspectief” is volkomen adequaat, want dat betekent de erkenning van een 'zelf' en een perspectief, maar de ontwikkeling van deze elementen kan slechts voortkomen uit de strijd zelf. Het proletariaat 'schept' niet zijn bewustzijn, maar 'wordt' bewust van wat het werkelijk is.
In dit proces vormt het debat de sleutel voor de kritiek van de tekortkomingen van de gedeeltelijke visies, om de valkuilen te ontmantelen, de jacht op de zondebokken te verwerpen, de aard van de crisis te begrijpen, enzovoort. Voor het proces van politisering, dat de klasse zal moeten bevorderen, zijn de de open en kameraadschappelijke debatten van de laatste jaren zeer beloftevol. De wereld veranderen door onszelf te veranderen begint vorm te krijgen in de evolutie van de initiatieven tot debat en in de ontwikkeling van bezorgdheden die zich baseren op de kritiek van de sterke ketens die het proletariaat verlammen. Het proces van politisering en radicalisering heeft het debat nodig om de bestaande orde te bekritiseren en om een historische verklaring te geven voor de problemen. Op dit vlak blijft geldig dat “het de verantwoordelijkheid is van de revolutionaire organisaties en van de IKS in het bijzonder, om actief deel te nemen aan het overdenkingsproces dat binnen de klasse aan de gang is. Dit niet alleen door actief tussen te komen in de strijd die zij begint te ontwikkelen, maar ook en vooral door de ontwikkeling van groepen en elementen te stimuleren, die zich bij haar strijd willen aansluiten.” (Resolutie over de internationale situatie van het 17e Internationale Congres van de IKS, 2007). We moeten er vastberaden van overtuigd zijn dat de verantwoordelijkheid van de revolutionairen, in de fase die zich opent, bestaat in het bijdragen, in het katalyseren van de beginnende ontwikkeling van het bewustzijn dat zich uitdrukt in de twijfel en de kritieken die zich nu al in de arbeidersklasse beginnen te uiten. De voortzetting en verdieping van de theoretische inspanning moet in het centrum staan van onze bijdrage , niet alleen tegen de gevolgen van de ontbinding maar ook als middel om, met geduld, het sociale terrein te bevruchten, als een antistof tegen het immediatisme in onze activiteiten, want zonder de radicaliteit en de verdieping van de theorie door de minderheden, zal de theorie zich nooit meester maken van de massa's.
IKS
Begin oktober zonk er bij Lampedusa een boot, die veel te vol was. Bij deze tragedie zijn meer dan 350 migranten omgekomen. Een paar dagen later zonk er bij de kust van Malta een ander onfortuinlijk schip, waarbij enkele tientallen slachtoffers vielen. Elk jaar vinden bijna 20.000 mensen de dood in de Middellandse Zee, voordat ze het zo begeerde Fort-Europa bereiken! Sinds de jaren 1990 hebben de lijken zich opgehoopt aan de grenzen, langs de kusten, zoals in de meest gevoelige delen van de wereld waar groeiende stromen mensen, door honger en ellende geteisterd, zich concentreren om te proberen door het schild van de staten heen te dringen.
Als de bourgeoisie vandaag doet alsof zij er aanstoot aan neemt en krokodillentranen huilt, terwijl duizenden mensen al lange tijd sterven doordat ze vast te lopen op de oevers, dan is het gewoon omdat de omvang van de hopeloosheid en vooral van het grote aantal slachtoffers op één dag te opzichtig is. Dit kan de woede en vooral de overdenking onder de mensen doen toenemen.
Bovendien is de smerige polemiek over de ‘niet geleverde bijstand’ van de Italiaanse vissers een goede gelegenheid om de aandacht af te leiden en onmiddellijk op zoek te gaan naar zondebokken. Tegelijkertijd gaat men door om, aan men doorgaat de hand van de betreffende wetten, iedereen te criminaliseren, die probeert om immigranten helpen! (1) Dit verklaart grotendeels alle media-aandacht voor het gebeuren: het doel hiervan is onze hersenen te spoelen, om een rookgordijn op te trekken voor een repressief arsenaal, dat op een gecoördineerde manier door staten is opgezet. De klassieke ideologische valstrik, die ermee gepaard gaat, is aan de ene kant samengesteld uit dezelfde openlijke xenofobe propaganda en aan de andere kant uit de burgerlijke ‘humanitaire’ campagnes over de ‘mensenrechten’, en het de facto doen isoleren van de immigranten van de andere proletariërs.
Eén ding moet duidelijk zijn, het kapitalisme in crisis en zijn politici zijn in feite verantwoordelijk voor deze nieuwe tragedie, omdat ze de honderdduizenden hongerigen verplichten om tot steeds meer suïcidale avonturen over te gaan in een poging de hindernissen te omzeilen, die tegen hen worden opgeworpen! Het is niet verwonderlijk dat dezelfde politici, die naar Lampedusa kwamen, om daar schijnheilig te rouwen, op de luchthaven uitgejouwd werden door de gechoqueerde lokale bevolking. (2)
Net als de immigranten, zijn alle proletariërs eigenlijk ‘ontwortelden’. Vanaf haar oorsprong heeft het kapitalisme mensen onder dwang weggevoerd van de grond en van de ambachten. Terwijl uitgebuiten tijdens de middeleeuwen nog aan de bodem gekluisterd waren, verdreven de opkomende krachten van het kapitaal hen in een gewelddadige uittocht van het land. “De door het verbreken van de feodale banden en de door de schoksgewijze gewelddadige onteigening van de grond verjaagde personen, dit vogelvrije proletariaat kon onmogelijk even snel door de opkomende manufactuur worden geabsorbeerd als het ter wereld was gebracht. Evenmin konden de plotseling uit hun vertrouwde omgeving verjaagde personen zich even plotseling schikken naar de discipline van de nieuwe situatie.” (3) Historisch gezien hangt de ontwikkeling van het kapitalisme af van de vrije beschikking over de arbeidskracht. Om meerwaarde te onttrekken, voert het de talloze verplaatsingen en migratiepatronen op tot ongekende hoogte. De vereniging van deze nieuwe voorwaarden van de uitgebuiten heeft in de arbeidersbeweging de opvatting doen postvatten dat "de arbeiders hebben geen vaderland hebben".
Zonder de slavenhandel van de zeventiende en achttiende eeuw in Afrika zou de ontwikkeling van het kapitalisme in de industriële centra niet zo’n snelle vooruitgang hebben geboekt en zeker ook niet de opkomst van de grote havens voor de slavenhandel zoals Liverpool, Londen, Bristol, Zeeland (in Nederland), Nantes of Bordeaux hebben bewerkstelligd. In de loop van de 19e eeuw, en als gevolg van de ‘voordelen’ van een zwarte arbeid, ‘bevrijd’ door de loonarbeid, en andere economische factoren die gepaard gingen met de kapitalistische accumulatie, heeft de plattelandsvlucht zich daarna versneld en een massale migratie bevorderd, vooral naar het nieuwe continent. Alleen al in de periode van de 19e eeuw tot 1914, zijn 50 tot 60 miljoen Europeanen richting de Verenigde Staten gegaan om werk te vinden. In het begin van de 20e eeuw, trokken elk jaar bijna een miljoen migranten naar de Verenigde Staten. Voor Italië alleen al emigreerden er tussen 1901 en 1913 bijna 8 miljoen mensen. De economische druk, die tijdens de opgaande fase van het kapitalistische systeem werkte, laat hem toe een groeiend aantal werknemers op te nemen, dat het nodig had voor zijn krachtige expansie.
Met het historische verval van het systeem zijn de verplaatsingen en migraties van de volkeren niet geëindigd. Integendeel! De imperialistische oorlogen, waaronder twee wereldoorlogen, de economische crisis, die verpaupering veroorzaakt, en de rampen in verband met de klimaatverandering, veroorzaken steeds meer migratie. In 2010 werd het aantal migranten in de wereld geschat op 214 miljoen (3,1% van de totale wereldbevolking) (4). Een aantal schattingen gaat ervan uit dat er rond 2050, alleen al door de klimaatverandering, tussen de 25 miljoen en 1 miljard extra immigranten zullen zijn! (5)
Vanwege de aanhoudende crisis van het kapitaal en de overproductie van goederen, lopen de immigranten nu op tegen de grenzen van de markt en de steeds meer gereglementeerde wrede krachten van de staten. Het kapitaal kan de arbeidskracht niet meer integreren en moet deze voor het grootste deel tergsturen! Zo hebben de Verenigde Staten, na een periode van openheid voor de Eerste Wereldoorlog, door de instelling van een systeem van ‘quota’, het aantal dat het land binnenkomt drastisch geblokkeerd en uitgefilterd. Zo betalen, na het tragische tijdperk van bootvluchtelingen uit Azië, door de bouw van een echte muur aan de Mexicaanse grens, nu de Chicanos met hun leven. De economische crisis, die begon aan het einde van de jaren 1960 en begin jaren 1970, heeft alle regeringen, met name die in Europa, ertoe aangezet hun spieren te vertonen op de Middellandse Zee door met behulp van een armada aan schepen en patrouilles de migranten te weren. Het onuitgesproken doel van de heersende klasse is duidelijk: ‘laat de migranten thuis maar verrekken’. De ijverige democraten in Europa, waaronder Frankrijk, zijn er hierbij de laatste jaren niet voor teruggeschrokken om gebruik te maken van de gespierde diensten van Kadhafi in Libië, of van de Marokkaanse autoriteiten op het continent, om degenen, die uit de hel wilden ontsnappen, te laten sterven in de woestijn.
Deze politiek van ‘controle’ aan de grenzen, die zich voortdurend verhardt, is een product van verval en van staatskapitalisme. Ze zijn niet nieuw. In Frankrijk, bijvoorbeeld: "vormde de invoering van een identiteitskaart in 1917 een ware omwenteling in de administratieve en politionele gewoonten. De hedendaagse mentaliteit is aan gewend geraakt deze persoonlijke stempelpraktijk, waarvan de politionele oorsprong niet langer als zodanig wordt opgevat. Hij is echter niet neutraal daar de instelling van de identiteitskaart in eerste instantie erop gericht was toezicht te houden op de buitenlanders, en dat in volle staat van oorlog".(6)
Momenteel heeft de achterdocht van de staten ten opzichte van de vreemdelingen, die voortdurend worden verdacht van ‘verstoring van de openbare orde’ haar hoogtepunt bereikt. De gigantische betonnen en metalen muren aan de grenzen (7), ‘versierd’ met prikkeldraad of onder stroom, doen ons denken aan de omheiningen van de sinistere vernietigingskampen van de Tweede Wereldoorlog. Terwijl de Europese staten in naam van de ‘vrijheid’ de val van de ‘muur van de schande’ in Berlijn gevierd hadden, en terecht aanstoot namen aan het barbaarse symbool dat door ‘het ijzeren gordijn’ belichaamd werd, moeten ze nu, meer dan ooit verbergen, dat zij zelf de hypocriete bouwers van muren zijn!
Het verval van het kapitalisme is de periode van de grote verplaatsingen geworden, die men moet ‘beheersen’; het tijdperk van gedeporteerden, concentratie- en ook vluchtelingenkampen (het aantal Palestijnse vluchtelingen is gegroeid van 700.000 in 1950 naar 4,8 miljoen in 2005!). De genocide op de Armeniërs in 1915 leidde tot de eerste grote massale vluchtelingenstroom van de 20e eeuw. Tussen 1944 en 1951 zijn er in Europa bijna 20 miljoen mensen geëvacueerd of ontheemd geraakt. De opdeling van de staten en verdelingen leidde tot een massale ontheemding. Daar het ‘IJzeren Gordijn’ een rem zette op de uittocht uit Oost-Europese landen, gingen de Europese landen op zoek naar goedkope arbeidskrachten in het zuiden, in het Middellandse Zeegebied en Afrika.
De zogenaamde ‘nationale bevrijdingsstrijd’, die het gevolg was van de crisis en het imperialisme tijdens en na de Koude Oorlog, maakte de ellende en de verdrijving van de geruïneerde boeren alleen nog erger. Deze stroomden de toch al opgeblazen megasteden, vooral in perifere landen binnen, vermenigvuldigden op die manier de sloppenwijken, en deden zo de handel van allerlei aard, in de handen van de maffia, explosief toenemen: van drugs en wapenhandel tot prostitutie. De plagen van de 20e en 21e eeuw, in het bijzonder in het Midden-Oosten en in Afrika, hebben de permanente vluchtelingenkampen doen groeien als paddestoelen, door een toenemende massa (Palestijnen, Afrikanen ...) op te sluiten in omstandigheden van extreme ontberingen, zelfs van louter overleven, ten prooi aan ziekte, honger en maffiabendesSinds de val van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van het Oostblok, hebben zich, naast de toename van conflicten, twee belangrijke gebeurtenissen voorgedaan, die van invloed zijn op de mondiale arbeidsmarkt en op de stroom van migranten:
- verdieping van de economische crisis, vooral in de centrale landen;
- de opkomst van China.
In de eerste periode kwamen er arbeiders uit de voormalige Oostbloklanden naar het Westen, met name naar Duitsland, een gebeurtenis die samenviel met de eerste delokalisaties en druk op de lonen. Daarna openden de landen, die tot dan toe het meest gemarginaliseerd waren gebleven van de wereldmarkt, zoals India en China, de mogelijkheid om miljoenen arbeiders van hun land te ontwortelen, zodat er een reusachtig reserveleger van werklozen uit vrijelijk toegankelijke arbeidslozen geschapen werd. De extreme lage lonen in een verzadigde wereldmarkt, stelde het kapitaal in staat de druk op de kosten van de arbeidskracht opnieuw op te voeren, wat tot nieuwe delokalisaties leidde. Dit is de reden waarom in de centrale landen, sinds de jaren 1990, het aantal illegale en clandestiene werknemers in sommige gebieden explosief is toegenomen, ondanks verscherpte controles, om lagere kosten voor de productie en voor de arbeidskrachten mogelijk te maken. In 2000 waren er ongeveer 5 miljoen illegale immigranten in Europa, 12 miljoen in de Verenigde Staten en 20 miljoen in India! Het merendeel van de centrale staten plunderen het ‘brein’, bovendien een filter voor de kwetsbare handarbeid die, zonder papieren of kwalificatie, bereid om alles te doen om zich te verkopen en te overleven.
Langzamerhand ontwikkelt er zich in talrijke sectoren, onder de welwillende leiding van de staat, een parallelle en clandestiene arbeidsmarkt, die een toevloed veroorzaakt van migranten en vluchtelingen, onderworpen aan chantage, waarvan de papieren worden afgenomen en die worden geïsoleerd in geïmproviseerde onderkomens. Vandaar dat de meeste de landbouwgewassen nu worden geoogst door vreemde arbeiders, vaak verkerend in de illegaliteit. In Italië is 65% van de agrarische arbeid illegaal! Na de val van de Berlijnse Muur zijn 2 miljoen Roemenen geëmigreerd naar de zuidelijke regio’s van Europa om te werken in de landbouw. In Spanje werd de ‘boom’, voor de ineenstorting van de vastgoedsector, grotendeels gebouwd met het zweet van onderbetaalde illegale immigranten, met name uit Latijns-Amerika (Ecuador, Peru, Bolivia, etc..).
Hieraan moet het ‘grijze’ gebied van activiteiten, zoals de prostitutie worden toegevoegd. In 2003 is, in een land als Moldavië, 30% van de vrouwen in de leeftijd 18 tot 25 jaar, verdwenen! In hetzelfde jaar waren er 500.000 prostituees, afkomstig uit de Oost-Europese landen, in West-Europa aan het werk. In Azië en de Golfstaten zien we hetzelfde fenomeen in de huishoudens. In een land als Quatar vertegenwoordigen immigranten 86% van de bevolking! Jonge Chinese en Filippijnse meisjes worden opgeleid om naar Hong Kong of Saudi-Arabië te gaan werken in omstandigheden, die weinig verschillen van die van de slavernij.
Momenteel, met de toename van de oorlogspanningen, moeten we ervan uitgaan dat er een grote toestroom van mensen en van dit type arbeiders gaat ontstaan, vooral uit Afrika, Azië en het Midden-Oosten.
Geconfronteerd met de barbarij die zich ontketend, met het wrede politie-optreden tegen de immigranten en xenofobe campagnes die een deel van de bourgeoisie door middel van haar populistische praatjes tracht te verspreiden, kan het proletariaat slechts zijn eigen verontwaardiging en internationale klasse-solidariteit stellen. Hiervoor is het nodig het officiële standpunt te verwerpen dat ernaar streeft angstreacties te ontlokken, door immigranten en ‘buitenlanders’ als de oorzaak van de crisis en de werkloosheid aan te wijzen.
Nadat de aandacht eerst gevestigd was op het ‘gele gevaar’, de gevaren van de ‘invasie’, spelen de media en politici van diverse pluimage nu in op de angsten door voortdurend het thema van ‘de criminaliteit’ en van ‘de aantasting de openbare orde’ ter sprake te brengen. Ze blijven ons hersenspoelen door de stigmatisering van de ‘vreemdelingen’, de ‘illegalen’ die ‘oneerlijke concurrentie’ zouden bedrijven en de ‘sociale rechten zouden lamleggen’ ... Dit, terwijl ze in werkelijkheid de eerste en belangrijkste slachtoffers zijn van het systeem! Een dergelijke onbeschofte en vuile tactiek is altijd al gebruikt om het proletariaat te verdelen. Maar de meest slinkse valkuil, die in het bijzonder moet worden vermeden, is die van het ‘gezonde verstand’ en de pseudo-vrijgevigheid van de linkse of ‘humanitaire’ organisaties. Die maken van de immigranten een ‘maatschappelijk zaak’, een onderwerp van ‘speciaal beleid’, dat als zodanig ‘apart’ behandeld zou moeten worden in het kader van het burgerlijk recht.
Vandaag, terwijl de fabrieken de ene na de andere sluiten, terwijl de orderboeken voor de helft gevuld zijn, ondanks de aankondiging van een ‘herstel’, wordt het duidelijk dat alle arbeiders worden getroffen door de crisis en de toenemende armoede, immigranten of niet. Wat is dan de zin van het idee dat de illegale arbeiders een concurrent vormen voor de banen, als alle banen toch verdwijnen?
Geconfronteerd met de ideologische offensieven en de politiek van repressie, moet het proletariaat zijn historisch perspectief bevestigen. Om te beginnen moet ze dit doen met door het uitspreken van zijn solidariteit, door het herkennen van de revolutionaire kracht in de maatschappij die het vertegenwoordigt. Alleen het proletariaat zal in staat zijn om door de strijd opnieuw te bevestigen dat “de arbeiders geen vaderland hebben”!
WH / 21.10.2013
(1) Vanwege hun ‘hulp aan de illegale binnenkomst op het grondgebied’ worden de kapiteins van de vissersboten, die de bootvluchtelingen te hulp zijn gekomen, op basis van de Bossi-Fini wet nog harder vervolgd dan de mensen die probeerden om de migranten bij Sangatte te helpen!
(2) De Italiaanse premier A. Alfano, begeleid door M. Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie, en C. Malmström, de Commissaris van Binnenlandse Zaken, kwamen vooral om, in de naam het ‘humanitaire’, een verdere aanscherping van de grenscontroles door het systeem van ‘Frontex’, te ondersteunen.
(3) K. Marx, Het Kapitaal, Boek I, Hoofdstuk XXVIII
(4) Bron : INED
(5) In 1980 werden 133 natuurrampen geregistreerd. Het aantal is de laatste jaren toegenomen tot meer dan 350 per jaar. Zie de website : https://www.unhcr.org [53]
(6) P-J Deschott, F. Huguenin, La république xénophobe ; JC Lattès, 2001.
(7) Aan de zuidkant van Europa (Ceuta, Melilla), in het zuiden van de Verenigde Staten aan de Mexicaanse grens, en net als in Israël tegen de Palestijnen, zijn de autoriteiten van Gaborone in Zuid-Afrika bezig om, gericht tegen de rest van het continent, een muur te bouwen van 2.40m hoog en 500 km lang, die onder stroom staat.
Ter gelegenheid van de tweehonderdste geboortedag van Charles Darwin, heeft de IKS meerdere artikelen gepubliceerd over deze grote wetenschapper en zijn theorie over de evolutie van soorten.(1) Deze artikelen maken onderdeel uit van iets dat altijd aanwezig is geweest in de arbeidersbeweging: een interesse in de wetenschappelijke vragen, die uitgedrukt is tot op het hoogste niveau in de revolutionaire theorie van het proletariaat, het marxisme. Het marxisme ontwikkelde een kritiek op de idealistische en religieuze opvattingen van de menselijke samenleving en de geschiedenis, die de overhand had in het feodale en kapitalistische maatschappij maar die, aan het begin van de 19e eeuw, ook haar stempel drukte op de socialistische theorieën, welke de eerste stappen van de arbeidersbeweging vormden. In reactie op deze religieuze opvattingen zag het marxisme het als een van zijn eerste noodzakelijke prioriteiten om het perspectief van de toekomstige maatschappij, waarin de mensheid zich zou bevrijden van uitbuiting, onderdrukking en alle plagen, die ze millennia lang had ondergaan, een andere basis te geven. Deze laatste bestond niet ter verwezenlijking van abstracte beginselen van gelijkheid en rechtvaardigheid, maar als een materiële noodzaak welke voortvloeide uit de werkelijke evolutie van de menselijke geschiedenis, en van de natuur, die in laatste instantie voortgestuwd wordt, niet door spirituele, maar door materiële krachten. Dit is waarom de arbeidersbeweging, te beginnen met Marx en Engels zelf, altijd bijzondere aandacht besteedde aan de wetenschap.
Wetenschap ontstond ruim vóór het begin van de arbeidersbeweging en de arbeidersklasse zelf. We kunnen zelfs zeggen dat de laatste alleen in staat was om zich op grote schaal te ontwikkelen dankzij de vooruitgang van de wetenschap, welke een van de voorwaarden was voor de opkomst van het kapitalisme, de productiewijze die gebaseerd is op de uitbuiting van het proletariaat. In die zin is de bourgeoisie de eerste klasse in de geschiedenis die een onmisbare behoefte heeft aan wetenschap om haar eigen ontwikkeling te verzekeren en haar eigen macht te bevestigen over de samenleving. Door een beroep te doen op de wetenschap was ze in staat om zich los te maken uit de greep van de religie, die het fundamentele ideologische instrument vormde voor de verdediging en rechtvaardiging van feodale maatschappij. Maar nog meer dan dit leverde de wetenschap de onderbouwing voor de beheersing van de technologie van de productie en het vervoer dat een voorwaarde was voor de expansie van het kapitalisme Toen de laatste zijn hoogtepunt had bereikt, door de kracht op het toneel te brengen die in het Kommunistisch Manifest zijn ‘doodgraver’ wordt genoemd, het moderne proletariaat, keerde de bourgeoisie terug naar religie en de mystieke visies op de samenleving, die de grote verdienste hebben een maatschappelijke orde, gebaseerd op uitbuiting en onderdrukking, te rechtvaardigen. Door deze ommekeer verwijderde ze zich van de wetenschappelijke aanpak, die het mogelijk maakt om te begrijpen hoe de menselijke samenleving werkt. Tegelijkertijd blijft zij al het onderzoek bevorderen en financieren dat nodig is om haar winsten te garanderen, om de productiviteit van de arbeidskracht en de verbetering van de effectiviteit van haar militaire krachten te vergroten,
Het was de taak het proletariaat om in zijn strijd tegen het kapitalisme en voor zijn omverwerping, het vaandel van het wetenschappelijke kennen, waar de bourgeoisie zich van afgekeerd had, over te nemen. Dit deed het in het midden van de 19de eeuw door in te gaan tegen de apologetiek, waarin de studie van de economie, die van het geraamte van de maatschappij, veranderd was en door een kritische en revolutionaire benadering van deze materie naar voren te brengen, een noodzakelijkerwijs wetenschappelijke visie, zoals is uitgedrukt in Het Kapitaal van Karl Marx. Dit is de reden waarom de revolutionaire organisaties van het proletariaat de verantwoordelijkheid hebben een belangstelling voor de wetenschappelijke kennis en onderzoek aan te moedigen, met name op die terreinen die betrekking hebben op de menselijke samenleving, de menselijke soort en de psyche, terreinen waarin de heersende klasse een belang heeft het obscurantisme te kweken. Dit betekent niet dat een kommunistische organisatie van haar leden vereist dat ze wetenschap hebben gestudeerd, in staat zijn Darwin's theorie te verdedigen of om tweede graads-vergelijkingen op te lossen. De grondslag voor het vervoegen van onze organisatie is opgenomen in het platform, waarmee elke militant akkoord moet gaan en die hij geacht wordt te verdedigen. Ook op een hele reeks van vraagstukken, bijvoorbeeld een analyse van dit of dat aspect van de internationale situatie, moet de organisatie een standpunt hebben dat, in het algemeen, tot uitdrukking komt in de resoluties aangenomen door onze congressen of door plenaire vergaderingen van ons centraal orgaan. In deze gevallen is niet elke militant verplicht om met dergelijke standpunten akkoord te gaan. Het eenvoudige feit dat deze resoluties worden aangenomen na discussie en een stemming betekent dat er perfect verschillende gezichtspunten kunnen bestaan die, als ze blijven bestaan en voldoende zijn ontwikkeld, in onze pers kunnen worden gepubliceerd. Dit hebben we bijvoorbeeld kunnen zien met het debat over de economische basis van de “boom” die volgde op de Tweede Wereldoorlog.
Met betrekking tot de kwesties die handelen over culturele (filmkritiek bijvoorbeeld) of wetenschappelijke kwesties, hoeven ze niet de goedkeuring te hebben van elke militant (zoals het geval is met het platform). Bovendien kunnen ze ook niet beschouwd worden als het standpunt van de organisatie, zoals dat het geval is met de resoluties van congressen. Dus, net zoals de artikelen die wij gepubliceerd hebben over Darwin, is het hiernavolgende artikel, dat geschreven is ter gelegenheid van het 70ste verjaardag van de dood van Sigmund Freud, als zodanig niet uitdrukkelijk het standpunt van de IKS. Het moet worden gezien als een bijdrage aan een discussie waar niet alleen militanten binnen de IKS al of niet akkoord kunnen gaan met de inhoud ervan, maar ook de militanten buiten onze organisatie. Het maakt deel uit van een rubriek in de Internationale Revue, die wetenschappelijke kwesties zo levendig mogelijk wil maken en die tot doel heeft een overzicht van overdenkingen en discussies weer te geven, die culturele en wetenschappelijke kwesties betreffen. In deze zin vormt ze een oproep tot het leveren van bijdragen, die een andere mening tot uitdrukking kunnen brengen dan degene die tot uitdrukking komt in dit artikel.
Sigmund Freud overleed op 23 september 1939, een paar weken voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, in het Hampsteadhuis in Londen, waarin nu het Freud-Museum is gevestigd. Er doet een verhaal de ronde dat de Freud, ofwel luisterend naar een debat op de radio of antwoord gevend op een vraag van zijn kleinzoon (de versies variëren), op de brandende vraag "Zal dit de laatste oorlog zijn?" op laconieke wijze antwoordde: "Het is in ieder geval mijn laatste oorlog".
Freud was verbannen uit zijn huis en praktijk in Wenen, kort nadat de nazi-misdadigers zijn appartement hadden betreden en zijn dochter Anna Freud arresteerden, die snel daarna werd vrijgelaten. Freud, geconfronteerd met de vervolging door macht van de nazi’s, ingesteld na de ‘Anschluss’ tussen Duitsland en Oostenrijk, werd niet alleen vervolgd omdat hij een Jood was, maar ook omdat hij de oprichter was van de psycho-analyse, een wetenschap die door het regime werd veroordeeld als een voorbeeld van ‘ontaard Joods denken’. Freuds werk had de eer om, naast die van Marx, Einstein, Kafka, Thomas Mann en anderen, een van de eerste te mogen zijn om te worden vernietigd in de orgie van de boekverbranding in 1933.
Maar de nazi's waren niet de enigen in hun haat naar Freud. Hun gelijkgestemden, de stalinisten, hadden ook besloten om Freuds theorieën van de kansels van de staat aan de kaak te stellen. Net zoals de triomf van het stalinisme een eind had gemaakt aan alle experimenten op het gebied van de kunst, onderwijs en andere terreinen van het sociale leven, zo leidde dit binnen de Sovjet-Unie ook tot een heksenjacht op de aanhangers van de psycho-analyse, vooral op degenen die Freuds theorieën onverenigbaar beschouwden met het marxisme. De vroege Sovjet-macht had een heel andere houding. Hoewel de Bolsjewiki geenszins monolithisch waren in hun aanpak van deze kwestie, stonden een aantal vooraanstaande Bolsjewiki, met inbegrip van Loenatsjarsky, Boecharin en Trotski zelf, sympathiek tegenover de doelstellingen en de methoden van de psycho-analyse, wat tot gevolg had dat de Russische tak van de Internationale Psychoanalytische Vereniging de eerste in de wereld was die steun en subsidie kreeg van een staat.
In deze periode was een van de belangrijkste aandachtspunten van deze tak van psychologie de oprichting van een ‘school voor wezen’, gewijd aan de opvoeding van en de behandeling van kinderen die getraumatiseerd waren door het verlies van hun ouders in de burgeroorlog. Freud zelf had een levendige belangstelling voor deze experimenten: hij was vooral nieuwsgierig in hoeverre de diverse pogingen om kinderen op te voeden op een gemeenschappelijke basis, in plaats van binnen de grenzen van het tirannieke kerngezin, een impact zou hebben op het Oedipus-complex, die hij had geïdentificeerd als een centrale kwestie in de individuele psychologische geschiedenis. Ondertussen leverden Bolsjewiki als Lev Vygotsky, Alexander Luria, Tatiana Rosenthal en M. A. Reisner bijdragen aan de psycho-analytische theorie en onderzochten ze de relatie met het historisch materialisme. (2)
Aan dit alles kwam een einde aan toen de stalinistische bureaucratie haar greep op de staat versterkte. Freuds ideeën werden in toenemende mate aan de kaak gesteld als kleinburgerlijk, decadent en vooral idealistisch, terwijl de meer mechanistische aanpak van Pavlov en zijn theorie van de ‘geconditioneerde reflex’ bleef voortbestaan als een voorbeeld van materialistische psychologie. In de latere jaren van 1920 was er een enorme toename van venijnige teksten tegen Freud, geschreven door woordvoerders van het regime. Als onderdeel van een meer algemene ‘Thermidor in de Familie’ (een zin van Trotski's) ‘vielen’ voormalige aanhangers van Freud, zoals Aron Zalkind, Freud af en ontketenden ze zelfs een reeks van hysterische aanvallen op de ‘losse moraal’, die bot in verband werd gebracht met ideeën van Freud.
De uiteindelijke overwinning van het stalinisme op de opvattingen van Freud werd ingewijd op het ‘Congres over Menselijke Gedrag’ in 1930, met name in de toespraak van Zalkind, die laster uitgoot over de hele aanpak van Freud en stelde dat zijn opvattingen over het menselijk gedrag volledig in strijd waren met de behoeften van de ‘socialistische opbouw’: "Hoe kunnen we de opvatting van Freud over de mens gebruiken voor de socialistische opbouw? We hebben behoefte aan een sociaal 'open’ mens, die gemakkelijk wordt gecollectiviseerd, en snel en grondig verandert in zijn gedrag - een mens die kan worden gemaakt tot een constante, bewuste en onafhankelijke persoon, politiek en ideologisch goed opgeleid ... " (3) We weten heel goed wat deze ‘omvorming’en ‘opleiding’ eigenlijk inhield: het breken van de menselijke persoonlijkheid en de weerstand tegen de arbeid in dienst van het staatskapitaal en haar meedogenloze vijfjarenplannen. In deze visie was er duidelijk geen plaats voor de subtiliteiten en complexiteiten van de psycho-analyse, die kon worden gebruikt om te laten zien dat het stalinistisch ‘socialisme’ geen enkele van de menselijke kwalen genezen had. En het feit dat de psycho-analyse een zekere mate van steun had genoten van de inmiddels verbannen Trotski werd natuurlijk maximaal uitgemolken in het ideologische offensief tegen Freuds theorieën.
Maar hoe zat het met de vertegenwoordigers van het democratisch kapitalistische kamp? Heeft het Amerika van Roosevelt geen druk uitgeoefend om Freud en zijn directe familieleden uit Wenen weg te krijgen? En voorzag Groot-Brittannië de eminente professor dokter Freud niet van comfortabele woning? Werd de psycho-analyse in het Westen, en vooral in de VS, niet een nieuw soort van psychologische orthodoxe kerk, en in ieder geval een winstgevende voor veel van haar beoefenaars? De reactie op Freuds theorieën onder de wetenschappers en intellectuelen in de democratieën was altijd zeer gemengd: eerbied, fascinatie en respect royaal vermengd met verontwaardiging, verzet en hoon. Maar in de jaren die volgden op die van Freud waren er twee belangrijke trends in de receptie van de psycho-analytische theorie:
- Aan de ene kant een tendens onder veel van haar woordvoerders en deskundigen om sommige van haar meest subversieve gevolgtrekkingen (zoals de idee dat de huidige cultuur noodzakelijkerwijs is gebaseerd op de onderdrukking van de diepste menselijke instincten) af te zwakken ten gunste van een meer pragmatische, revisionistische benadering, waardoor deze meer kans had om maatschappelijk en politiek aanvaard te worden door diezelfde beschaving.
- Aan de andere kant, onder een aantal van filosofen, psychologen van rivaliserende scholen en min of meer commercieel succesvolle auteurs een groeiende afwijzing van het gehele corpus van de ideeën van Freud als subjectief, oncontroleerbaar en in wezen onwetenschappelijk.
De overheersende trends in de moderne psychologie (er zijn uitzonderingen, zoals de ideeën van ‘neuro-psycho-analyse’ die Freuds model van de psyche opnieuw hebben onderzocht in termen van wat we nu begrijpen over de structuur van de hersenen) hebben Freuds reis langs de ‘koninklijke weg naar het onbewuste’, zijn nadruk op het verkennen van de betekenis van dromen, grappen, versprekingen en andere niet-substantiële schimmen verlaten, ten voordele van de studie van meer waarneembare en meetbare verschijnselen: de uiterlijke, fysiologische uitingen van mentale toestanden, en de concrete vormen van gedrag van mensen, ratten en andere dieren, waargenomen in laboratoriumomstandigheden. De verzorgingsstaat is er happig op om de potentieel enorme kosten te verminderen, die inherent is aan de behandeling van de groeiende pandemie van stress, neurose en duidelijke oude krankzinnigheid, veroorzaakt door het huidige sociale stelsel. Ze verkiest een psychotherapie die kant-en-klare oplossingen biedt, zoals de ‘cognitieve gedragstherapie’, boven de inspanningen van de psycho-analyse, die probeert door te dringen tot de diepste wortels van de individuele neurosen.(4)
Vooral, en dit is in bijzonder het geval in de laatste decennia, zien we een ware stortvloed van boeken en artikelen, die hebben geprobeerd om Freud af te doen als een leugenachtige charlatan, iemand die fraudeerde met bewijs in zijn onderzoek, een tiran tegenover zijn volgelingen, een hypocriet en (waarom niet?) een perverse persoon. Deze aanval is meer dan een toevallige gelijkenis met de anti-Marx campagne, die gelanceerd is na de ineenstorting van de zogenaamde ‘kommunisme’ aan het eind van de jaren 1980. Net als de laatste campagne heeft geleid tot haar Zwartboek van het kommunisme, zijn we nu getrakteerd op een Zwartboek van de psycho-analyse(5) dat niet minder dan 830 pagina’s wijdt aan de zoektocht naar vuil bij Freud en de psycho-analytische beweging.
Freud was niet verbaasd over de vijandigheid ten opzichte van de psychoanalyse: het bevestigde hem dat hij het juiste punt aanraakte. Immers, waarom zou hij populair zijn door het idee te ontwikkelen dat de beschaving (tenminste zoals hij momenteel bestaat) zo tegengesteld is aan instincten van de mens, door een verwonding toe te brengen, door een nieuwe slag toe te brengen aan de ‘naïeve eigenliefde’, zoals hij het verwoordde.
"Maar door het benadrukken van het onbewuste in het geestelijke leven hebben we de meest boze geesten van kritiek opgeroepen tegen de psychoanalyse, Wees hier niet over verbaasd, en denk niet dat de weerstand tegen ons alleen rust op de begrijpelijke moeilijkheden van het onbewuste of de relatieve ontoegankelijkheid van de ervaringen, die daar het bewijs van zijn. De bron, denk ik, ligt dieper. In de loop der eeuwen heeft de naïeve eigenliefde van de mensen door de wetenschap twee grote slagen toegediend gekregen. De eerste was toen zij vernamen dat onze aarde niet het middelpunt was van het heelal, maar slechts een klein fragment van een kosmisch systeem van een nauwelijks voorstelbare uitgestrektheid. Dit is in onze geest verbonden met de naam van Copernicus, ofschoon iets dergelijks was al beweerd door de Alexandrijnse wetenschap. De tweede slag werd toegebracht toen biologisch onderzoek de zogenaamd bevoorrechte plaats van de mens in de schepping vernietigde en zijn afkomst bewees uit het dierenrijk en zijn onuitroeibare dierlijke natuur. Deze herevaluatie is bereikt in onze eigen dagen door Darwin, Wallace en hun voorgangers, maar niet zonder de meest gewelddadige oppositie die ze vandaag de dag ontmoet. Maar de menselijke grootheidswaanzin zal zijn derde en meest gewond klap hebben ondergaan door het huidige psychologisch onderzoek, dat tracht te bewijzen dat het ego niet eens meester is in eigen huis, maar zich tevreden moet stellen met schaarse informatie van wat er onbewust in zijn geest gebeurt." (6)
Voor marxisten moet het geen schok geweest te zijn om te horen dat het bewuste leven wordt - of tot nog toe werd - gedomineerd door onbewuste motieven. Het marxistische begrip ideologie (die in haar inzicht alle vormen van sociaal bewustzijn voorafgaand aan de opkomst van het proletariaat omvat) is gebaseerd op precies zo’n zelfde begrip.
"Iedere ideologie, zodra zij eenmaal voorhanden is, ontwikkelt zich echter in aansluiting aan het gegeven voorstellingsmateriaal en bouwt dit verder uit. Zij zou anders geen ideologie zijn, dat wil zeggen bezig zijn met gedachten als met zelfstandige wezenheden die zich onafhankelijk ontwikkelen en slechts aan hun eigen wetten onderworpen zijn. Dat de materiële levensvoorwaarden van de mensen in wier hoofden dit gedachteproces zich afspeelt, het verloop van dit proces uiteindelijk bepalen, blijft voor deze mensen noodzakelijk onbewust, want anders zou het met de hele ideologie gedaan zijn..” (7)
Het Marxisme erkent dus dat het bewustzijn van de mens van zijn positie in de echte wereld tot nu toe is gehinderd of vervormd door factoren waarvan hij zich niet bewust was, dat het sociale leven zoals dat zich tot nu toe gevormd heeft fundamentele blokkades in de mentale processen van de mens heeft geschapen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het historische onvermogen van de bourgeoisie een hogere vorm van samenleving te zien dan het kapitalisme, omdat dit haar eigen ondergang zou betekenen. Dit is wat Lukacs noemt een "klasse geconditioneerd onbewuste". (8) En dit vraagstuk kan ook worden benaderd vanuit het standpunt van de theorie van Marx over vervreemding: de vervreemde mens is vervreemd van zijn medemens, van de natuur en van zichzelf, terwijl het communisme deze vervreemding zal overwinnen en de mens zich ten volle bewust zal worden van zichzelf.
Van alle marxisten van de 20e eeuw was Trotski misschien degene die het meest streefde naar het scheppen van een opening voor een dialoog met de theorieën van Freud, die hij was tegengekomen tijdens zijn verblijf in Wenen in 1908. Hoewel hij nog steeds betrokken was bij de Sovjet-staat, maar in toenemende mate gemarginaliseerd raakte, verdedigde Trotski de opvatting dat Freuds benadering van de psychologie in wezen was materialistisch was. Hij was erop tegen dat een bepaalde school in de psychologie tot de ‘officiële’ lijn van staat of de partij verklaard werd, en riep in plaats daarvan op tot een open en brede discussie. In Cultuur en Socialisme, geschreven in 1925-1926, overweegt Trotski de verschillende benaderingen van de scholen van Pavlov en die van Freud en schetst hij wat volgens hem de houding van de partij moet zijn ten opzichte van deze kwesties:
"Marxistische kritiek op de wetenschap moet niet alleen waakzaam zijn, maar ook voorzichtig, anders kan het ontaarden in louter hielenlikkerij ... Neem bijvoorbeeld de psychologie. Pavlov’s reflexologie gaat volledig langs de paden van het dialectisch materialisme. Het breekt definitief de muur af tussen de fysiologie en de psychologie. De eenvoudigste reflex is fysiologisch, maar een systeem van reflexen geeft ons 'bewustzijn'. De accumulatie van fysiologische hoeveelheid geeft een nieuwe 'psychologische' kwaliteit. De methode van de school van Pavlov is experimenteel en nauwgezet. Algemeenheden worden stap voor stap gewonnen: van het speeksel van de hond tot de poëzie, dat wil zeggen, tot de geestelijke mechanismen van de poëzie, niet haar sociale inhoud – want de paden die ons leiden tot de poëzie zijn tot op heden nog niet geopenbaard.
"De school van de Weense psycho-analyticus Freud gaat op een andere manier te werk. Hij veronderstelt bij voorbaat dat de drijvende kracht achter de meest complexe en delicate psychische processen een fysiologische behoefte is. In deze algemene zin is het materialistisch, tenminste als je de vraag buiten beschouwing laat of zij niet een te grote plaats toekent aan het seksuele aspect ten koste van andere, want dit is al punt van debat binnen de grenzen van het materialisme. Maar de psycho-analyticus benadert de problemen van het bewustzijn niet op een experimentele manier, van de laagste tot de hoogste verschijnselen, van de eenvoudige tot de ingewikkelde reflex. In plaats daarvan probeert hij al deze tussenliggende stadia in één sprong te nemen, van boven naar beneden, van de religieuze mythe, het lyrische gedicht, of de droom, rechtstreeks naar de fysiologische basis van de psyche.
“De idealisten vertellen ons dat de psyche een onafhankelijke entiteit is, dat de 'ziel' een bodemloze put is. Zowel Pavlov en Freud denken dat de fysiologie de bodem van de 'ziel’ is. Maar terwijl Pavlov, als een duiker, naar de bodem afdaalt en van beneden naar boven moeizaam de bron onderzoekt, buigt Freud zich over bron en probeert met een doordringende blik het steeds veranderende en onrustige water te doorboren om daaruit op te maken of te raden wat de vorm van de dingen daar beneden is. De methode van Pavlov is experimenteel; de methode van Freud is die van gissingen, soms fantastische. De poging om de psycho-analyse ‘onverenigbaar’ te verklaren met het marxisme en de methode van Freud de rug toe te keren is te eenvoudig, of beter gezegd, te simplistisch. Maar we zijn in ieder geval niet verplicht om de methode van Freud te accepteren. Het is een werkhypothese die deducties en vermoedens kan voortbrengen en ongetwijfeld voortbrengt, welke voortgaan langs de lijnen van de materialistische psychologie. De experimentele procedure zullen deze vermoedens te zijner tijd bewijzen. Maar we hebben noch redenen en noch het recht om de andere procedures te verbieden die, hoewel zij minder betrouwbaar zijn, toch proberen te anticiperen op de conclusies die via de experimentele procedure slechts zeer langzaam vorderen.”
In feite begon Trotski zeer snel kritiek te leveren op de enigszins mechanistische benadering van Pavlov, die de neiging had om bewuste activiteit terug te brengen tot de beroemde ‘geconditioneerde reflex’. In een toespraak, die hij kort na de publicatie van de bovenstaande tekst hield, vroeg Trotski zich af of we werkelijk kennis konden verkrijgen van de bronnen van de menselijke poëzie door de bestudering van het speeksel van honden. (9) En in zijn latere overdenkingen over de psycho-analyse, in de ‘filosofische aantekeningen’,die hij had opgesteld in ballingschap, legde hij veel meer de nadruk op de noodzaak om te begrijpen dat de erkenning van de relatieve autonomie van de psyche, die strijdig is met een mechanische versie van het materialisme, perfect verenigbaar is met een meer dialectische visie van het materialisme:
"Het is bekend dat er een hele school in de psychiatrie bestaat (psychoanalyse, Freud), die zich in de praktijk volledig verwijdert van de fysiologie, en die zich baseert op de innerlijke bepaaldheid van psychische verschijnselen, zoals ze zijn. Sommige critici beschuldigen de Freudiaanse school daarom van idealisme .... Maar op zichzelf is de methode van de psychoanalyse, met als uitgangspunt 'de autonomie van psychologische verschijnselen’, geenszins in tegenspraak met materialisme.Integendeel, het is juist het dialectisch materialisme dat ons aanzet tot de idee dat de psyche zelfs niet gevormd kan worden, tenzij zij een autonoom, dat wil zeggen, binnen bepaalde grenzen, onafhankelijke rol speelt in het leven van het individu en de soort. Tegelijkertijd naderen we hier een soort van cruciaal punt, een breuk in de geleidelijkheid, een overgang van kwantiteit in kwaliteit: de psyche, die voortvloeit uit materie, en 'bevrijd' is van het determinisme van de materie, kan onafhankelijk - door haar eigen wetten - de materie beïnvloeden ". (10)
Trotski beargumenteert hier dat er een reële convergentie bestaat tussen het marxisme en de psychoanalyse. Voor beiden is het bewustzijn, of liever gezegd, het geheel van de psyche een materieel product van de werkelijke beweging van de natuur, en niet een kracht die buiten de wereld huist. Het bewustzijn is het product van onbewuste processen, die eraan voorafgaan en het bepalen. Maar het bewustzijn wordt op zijn beurt een actieve factor die, tot op zekere hoogte, zijn eigen dynamiek volgt en die, belangrijker nog, in staat is om in te werken op het onbewuste en het te veranderen. Dit is de enige basis voor een benadering, die van de mens iets meer maakt dan het product van objectieve omstandigheden, en hem de bekwaamheid geeft de wereld om hem heen te veranderen.
En hier komen we bij wat misschien wel de belangrijkste conclusie is, die Trotski trekt uit zijn onderzoek naar Freuds theorieën. Freud, zo herinneren we ons, had aangevoerd dat de belangrijkste slag die de psycho-analyse had toegebracht aan de ‘naïeve eigenliefde’ van de mens de bevestiging was dat het ‘Ik’ niet de baas in huis is en dat haar visie op en benadering van de wereld, voor een groot deel wordt bepaald door instinctieve krachten die zijn verdrongen naar het onbewuste. Freud liet zich, tijdens één of twee gelegenheden, verleiden zich een samenleving voor te stellen die de eindeloze strijd tegen de materiële schaarste had overwonnen en deze onderdrukking daarom ook niet meer hoefde op te leggen aan haar leden. (11) Maar over het geheel genomen bleef zijn vooruitzicht voorzichtig pessimistisch, daar hij geen gemakkelijke weg zag die kon leiden tot een dergelijke samenleving. Trotski, als revolutionair, was verplicht de mogelijkheid naar voren te brengen van een volledig bewuste mensheid, die werkelijk baas was geworden in eigen huis. In feite wordt de bevrijding van de mensheid van de overheersing van het onbewuste voor Trotski het kernproject van de kommunistische maatschappij:
"De mens zal zich er eindelijk serieus toe zetten om te harmoniseren. Hij zal zich ten doel stellen om bij het bewegen van zijn ledematen – bij het werk, bij het lopen, bij het spel – de grootste mate van precisie, doelgerichtheid en economie en daardoor schoonheid te bereiken. Hij zal de half-onbewuste en vervolgens ook de geheel onbewuste processen in zijn eigen organisme - ademhaling, bloedsomloop, spijsvertering, voortplanting, en bevruchting – willen beheersen en ze, binnen bepaalde grenzen, aan de controle van de rede en de wil onderwerpen. Het leven, ook het zuiver fysiologische, zal collectief en experimenteel worden. De menselijke soort, de verstarde Homo Sapiens, zal opnieuw een radicale transformatie ondergaan en – onder zijn eigen handen – tot object van de meest ingewikkelde methoden van kunstmatige selectie en psycho-fysieke training worden. Dit ligt volkomen in lijn met de ontwikkeling. Eerst verjoeg de mens het duistere element uit de industrie en de ideologie, door de barbaarse routine door wetenschappelijke techniek vervangen en de religie door wetenschap. Daarna verjoeg hij het onbewuste uit de politiek, door democratie, rationalistisch parlementarisme en vervolgens een open Sovjet-dictatuur in de plaats te stellen van monarchie en standenstelsel. Het blinde element had zich het stevigst in de economische verhoudingen genesteld – maar ook daaruit wordt het door de mens verwijderd door middel van de socialistische organisatie van de economie. Hierdoor wordt een ingrijpende herstructurering van de traditionele gezinsstructuur mogelijk. Tenslotte verbergt de natuur van de mens zelf zich in de diepste en donkerste hoek van het onbewuste, het elementaire, het ondergrondse. Is het dan niet duidelijk dat de grootste inspanningen van het experimentele denken en het scheppende initiatief daarop gericht zal zijn?" (12)
Natuurlijk kijkt Trotski in deze passage heel ver in de kommunistische toekomst. De prioriteit van de mensheid zal, in de fasen die voorafgaan aan het kommunisme, zeker gericht zijn op die lagen van het onbewuste, waar de oorsprong van de neurose en geestelijk lijden opgespoord kan worden. Het bereiken van een controle over nog meer fundamentele fysiologische processen zal echter nieuwe vragen oproepen, die buiten het bestek liggen van dit essay, en die waarschijnlijk gesteld zullen worden in een verder gevorderd stadium van de kommunistische cultuur.
Hedendaagse kommunisten kunnen het eens zijn of niet eens zijn met Freuds opvattingen. Maar we moeten zeker met het uiterste wantrouwen reageren op de huidige campagnes tegen Freud en aan de ‘open-mind’ benadering, die Trotski bepleitte, vasthouden. Op zijn minst moet we toegeven dat, zolang we leven in een wereld waarin ‘kwade hartstochten’ van de mens zich nog steeds met een angstaanjagende kracht kunnen ontploffen; waar seksuele relaties tussen mensen, ongeacht de brute wijze waarmee ze door middeleeuwse ideologieën in bedwang gehouden of gedevalueerd en op de markt verkocht worden, een bron blijven van ongekende menselijke ellende, waarbij de creatieve krachten van de geest, voor de overgrote meerderheid van de mensheid, grotendeels begraven en ontoegankelijk blijven. De kwesties die door Sigmund Freud opgerakeld zijn, blijven niet alleen nog even relevant als toen ze voor de eerste keer opgeworpen werden, maar de oplossing ervan zal zeker ook een onvervangbaar element zijn in de opbouw van een werkelijk menselijke samenleving.
Amos
Voetnoten:
(1) Zie Anton Pannekoek's Darwinisme en Marxisme, in de International Revue nr. 21 en 22 alsmede de artikels: Darwin and the workers' movement; On the book The Darwin Effect: A materialist conception of the origins of morals and civilisation; en Social Darwinism, a reactionary ideology of capitalism; op ICC-Online.
(2) De volgende woorden van Lenin, geciteerd door Clara Zetkin in Herinneringen aan Lenin (1924) laten zien dat de Bolsjewiki geen eensluidende benadering hadden van de theorieën van Freud – ook al lijkt het erop dat de kritiek van Lenin meer was gericht tegen de verdedigers van deze theorieën dan tegen de theorieën zelf:
“De toestand in Duitsland zelf vereist de grootst mogelijke aaneensluiting van alle revolutionaire proletarische krachten om zich te verdedigen tegen de steeds verder oprukkende contrarevolutie. En de actieve communistes houden zich dan bezig met problemen van seks en huwelijk en met huwelijksvormen in heden, verleden en toekomst! Zij beschouwen het als hun hoogste plicht om de werkende vrouw op dat gebied voor te lichten. Er wordt verteld dat een brochure van een communiste uit Wenen daarbij het meest wordt verspreid. Wat is dat een onzinnig boekje! Wat daar juist in is, hebben de arbeiders allang bij Bebel gelezen. Maar dan niet in de vorm van een houterig schema, zoals in die brochure, maar in de vorm van pakkende agitatie, vol van aanvallen op de burgerlijke samenleving. Het vermelden van de theorie van Freud moet het een zogenaamd “wetenschappelijk” tintje geven, maar toch is het amateuristisch geklungel. De theorie van Freud is nu ook al zo’n modeverschijnsel geworden. Ik sta wantrouwend tegenover die seksuele theorieën, die worden uiteengezet in artikelen, verslagen, brochures en dergelijke — om kort te gaan in die speciale literatuur die weelderig is gaan gedijen op de goed bemeste ondergrond van de burgerlijke samenleving. Ik heb geen vertrouwen in mensen die voortdurend en altijd worden geabsorbeerd door seksuele vraagstukken”
“Het lijkt me toe dat die overvloed aan seksuele theorieën, die voor het grootste deel hypothese zijn, en dan nog vaak willekeurige ook, voortvloeien uit een persoonlijke behoefte. Uit een drang om jegens de burgermoraal het eigen abnormale of buitengewone seksuele leven te rechtvaardigen en om tolerantie te vragen voor zichzelf. Die gemaskeerde hoogachting voor de burgerlijke moraal vind ik net zo walgelijk als het willekeurige snuffelen in seksuele vraagstukken. Hoe rebels en revolutionair die bezigheid zich ook probeert te laten schijnen, toch is ze als puntje bij paaltje komt volledig burgerlijk. Dat is een bijzonder geliefde bezigheid onder de intellectuelen en de daar dichtbij staande lagen. In de partij, onder het klassenbewuste en strijdende proletariaat, is daarvoor geen plaats.”
(3) Geciteerd in Miller, Freud and the Bolsheviks; Yale; 1998; blz. 102.
(4) We moeten echter benadrukken dat we er in dit artikel niet op uit zijn een beoordeling te geven van de therapeutische effectiviteit van Freuds benadering. We zijn nauwelijks bekwaam om zoiets te doen, en in ieder geval bestaat er geen mechanisch verband tussen de praktische toepassing van Freuds therapie en de theorie over de geest, die daaraan ten grondslag ligt – niet in het minst omdat de ‘genezing’ van een neurose in een maatschappij, die deze voortdurend voortbrengt, uiteindelijk meer moet liggen op het maatschappelijke dan op het individuele vlak. Hier zien we de fundamenten van Freuds theorie van de geest en het zijn vooral deze fundamenten die we beschouwen als een werkelijke erfenis voor de arbeidersbeweging.
(5) Le Livre Noir de la Psychoanalyse. The Black Book of Psychoanalysis: To Live, Think and Feel Better Without Freud Catharine Meyer, Mikkel Borch-Jacobsen, Jean Cottraux, Didier Pleux & Jacques Van Rillaer (Ed). Paris; France; Les Arènes; 2005.
(6) Sigmund Freud: Inleiding tot de Psycho-analyse, Hoofdstuk 18, “De fixering aan het trauma. Het onbewuste”; 1917.
(7) Friedrich Engels: Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie; 1886.
(8) Georg Lukacs: History and Class Consciousness; 1923.
(9) Zie Trotski's Aantekeningen, 1933-1935, Writings on Lenin, Dialectics and Evolutionism, vertaald en geintroduceerd door Philip Pomper, New York 1998, blz. 49.
(10) Trotski: Culture and Socialism; 1925; blz. 106.
(11) In tegenstelling tot het vaak herhaalde cliché dat Freud ‘alles herleidde tot sex’, maakte hij duidelijke dat “de basis van de menselijke maatschappij in laatste instantie een economische is, daar ze niet over genoeg voorraden beschikt om haar leden in leven te houden, tenzij ze werken, moet ze het aantal leden beperken en hun energie omzetten van seksuele activiteit in werk. We worden dus geconfronteerd met de eeuwige, vitale behoefte die, vanaf het ontstaan van de mens tot op de huidige dag blijft bestaan.” (Sigmund Freud: Introductory Lectures , Lecture 20, "The sexual life of human beings").
Met andere woorden: onderdrukking is het resultaat van de menselijke organisatie, beheerst door materiële schaarste. In een andere passage, deze keer uit De toekomst van een illusie (1927), liet Freud zien een begrip te hebben van de de klasse-aard van de ‘beschaafde’ maatschappij en stond zichzelf zelfs toe een fase voor te stellen die daaraan voorbij gaat:
“Indien echter een cultuur in die fase blijft steken waarin de bevrediging van een aantal deelnemers de onderdrukking van een ander aantal, wellichte de meerderheid, als premissie heeft, en dit is bij alle contemporaire culturen het geval, dan valt het te begrijpen dat deze onderdrukten een intensieve vijandigheid ontwikkelen tegen de cultuur die zij door hun arbeid mogelijk maken, terwijl zij in de goederen ervan een te gering aandeel hebben (….) De cultuurvijandigheid van deze klassen is zo openlijk dat men daardoor de veeleer latente vijandigheid van de beter bedeelde lagen in de maatschappij over het hoofd heeft gezien. Het hoeft geen betoog dat een cultuur die een zo groot aantal deelnemers onbevredigd laat en tot rebellie drijft, geen kans heeft duurzaam stand te houden, en dat ook niet verdient.” (Sigmund Freud: De toekomst van een illusie; Hoofdstuk 2; 1927)
Het huidige systeem heeft dus niet alleen ‘geen uitzicht op een blijvend bestaan’, maar er zou misschien een cultuur kunnen zijn die voorbijgaat aan het punt waar klasseverdelingen (en dus de tot nu toe bestaande mechanismen van geestelijke onderdrukking) overbodig kunnen zijn.
(12) Trotski: Literatuur en Revolutie; 1924; blz 140.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 183.35 KB |
Via internetforums, discussiegroepen, directe contacten en tussenkomsten tijdens belangrijke politieke of sociale mobilisaties zien en horen we veel gelijklopende discussies over de huidige toestand. Over hoe we die moeten inschatten, welke lessen er uit trekken, over hoe we onze rol daarin zien, als enkelingen, als georganiseerde minderheid, als politieke stroming...
De vraag die we dikwijls gesteld wordt is of we schrik moeten hebben dat we terug in een schema vervallen van de jaren 30? Wat is er gemeenschappelijk tussen huidige tijden en die van toen en wat is er nu net verschillend aan? En vooral: waarom dan? Wat betekent dit voor ons?
Hierbij reeds enkele ideeën als aanzet voor de discussie:
· De actualiteit, de feiten op zich, overtuigen niet: is wat we beleven in Egypte of in Turkije vandaag allemaal op eenzelfde lijn te stellen met wat we in 2011 in Egypte of Spanje hebben gezien?
· Wat is de kans op een nog diepere val van de economie? Is een beurscrash en/of failliete banken te verwachten zoals in de jaren 30?
· Is extreemrechts zoals het zich in Griekenland manifesteert een voorafspiegeling van de rol die extreemrechts speelde in de jaren 30?
· Is het regionaal nationalisme van Vlaanderen, Catalonië of Schotland te vergelijken met het oorlogszuchtige nationaal-patriotisme van de dertiger jaren?
De geschiedenis bestaat uit rustige en bewogen tijden. Wij kennen haar echter vooral uit bewogen tijden, periodes van strijd en omwenteling. Dit is geen toeval. “Revoluties zijn de locomotieven van de geschiedenis.”[1] Het zijn de momenten waarop de geschiedenis in een stroomversnelling belandt: oude maatschappijen, verstrikt in tegenstellingen, worden vervangen door nieuwe, die een nieuwe periode van ontwikkeling inluiden. Revoluties uit het verleden hebben de maatschappij van vandaag gemaakt. Een diepgaande maatschappelijke omwenteling gebeurt niet louter ‘van bovenaf’, maar vraagt de steun en deelname van de massa’s ‘van onderop’. Een omwenteling vraagt ook om strijd, gezien binnen de omstreden maatschappij belangengroepen heersen, die geen directe baat hebben bij een verandering. Deze belangengroepen zijn binnen uitbuitingsmaatschappijen noodzakelijkerwijze de heersers. Zij hebben er belang bij de uitbuiting steeds op te drijven, om zich steeds meer de meerarbeid[2] toe te eigenen, waardoor hun bestaan binnen een maatschappij van schaarste is verzekerd. Zonder verzet, doen de heersers hun zet.
Het kapitalisme is echter een bijzondere uitbuitingsmaatschappij, omdat zij de voorwaarden schept om de schaarste voor eens en voor altijd tot het verleden te maken. Haar eigen bewegingswetten drijven haar tot het overspoelen van de aardbol en de constante revolutionering van de productiekrachten. Met het kapitaal ontstond een productieapparaat dat enkel door (gedwongen) samenwerkingsverbanden kan blijven draaien. Van de meeste producten van vandaag, kan niemand nog zeggen dat het zijn/haar individuele product is. Zo socialiseerde het kapitalisme de productie, maar niet de productieverhoudingen.[3]
Het kapitalisme heeft echter ook de klasse mensen voortgebracht die haar kan vernietigen: de arbeiders of proletariërs. Zij zijn de producenten en maken het hart uit van het productieapparaat. Zij weten hoe de productie beter kan en moet. Het is hun capaciteit tot het uitbouwen van een nieuw productiesysteem dat hen tot drager van een nieuwe maatschappij maakt, niet hun vermogen tot het lamleggen van de productie, hoe belangrijk dit laatste wapen ook kan zijn. Maar niet alleen hun technisch inzicht, maar vooral hun sociaal karakter maakt hen tot revolutionaire klasse. Het kapitalisme dwingt hen elke dag tot samenwerking, tot geassocieerde, maar vervreemdende, arbeid. Zij zijn deel van de gesocialiseerde productiekrachten. In die zin denken we dat arbeidersstrijd een perspectief biedt aan een hopeloos systeem.
In de geschiedenis van het kapitalisme kennen we vele momenten van arbeidersstrijd en -verzet tegen allerlei gevolgen van het kapitalistische systeem en zelfs tegen het systeem zelf. Sinds 1900 zijn de bewegingen van 1905, 1917, 1968, 1980 de bekendste en belangrijkste periodes geweest, waardoor zij tot symbolen werden, maar ook tot slachtoffers van de meest grove propaganda van vervalsing. Al deze bewegingen hebben in een zekere zin een nederlaag gekend, aangezien we nog steeds in het kapitalisme met al haar sociale en ecologische rampspoed leven. Strijd loont dus niet. Of toch? In de jaren 2011 en 2012 staken opnieuw protestbewegingen tegen de uitspattingen van het wereldwijde kapitalistische systeem de kop op. Deze wereldwijde bewegingen zijn een schakel geworden in de geschiedenis van de arbeidersstrijd, het voortzetten van een nog steeds noodzakelijke traditie. Er bestaat een verbondenheid met voorgaande bewegingen, maar haar actoren zijn zich ervan nog niet bewust genoeg. Die bewuste verbondenheid moet opnieuw gesmeed, indien we het kapitalisme willen doen verdwijnen en een betere maatschappij in de plaats stellen. Want elk van deze bewegingen, van 1905 tot vandaag, bevat waardevolle lessen voor de hedendaagse en vooral toekomstige strijdbewegingen. Die verbondenheid tussen strijdbewegingen uit verleden en heden ligt hem zowel in de inhoud als in de vorm.
Als we kijken naar de inhoud van de strijdbewegingen van 2011-2012, dan kunnen we de verschillende uitdrukkingen ervan grofweg opdelen in twee types, aspecten of luiken, die beide belangrijke sterktes en zwaktes vertoonden.
Enerzijds zagen we economische strijd tegen sluitingen, ontslagen, de levensduurte, de werkloosheid… en dit zowel vanuit de productie-eenheden (kantoren, fabrieken, delfplaatsen, scholen, ziekenhuizen…), als vanuit bezette straten en pleinen. Anderzijds was er ook politieke strijd, vooral vanuit de bezette openbare plaatsen, hoewel de manifestanten zich vaak “apolitiek” noemden. Wat is politiek dan? Vaak begrijpt men hieronder de twisten tussen de burgerlijke partijen over het beheer van de nationale staat en economie en/of de verdediging van de nationale belangen in allerlei oorlogen. Het is echter meer dan dat. Politiek omvat verschillende betekenissen. In een brede zin gaat politiek om de structuur en de functionering van een sociale groep, een gemeenschap, een maatschappij… Het gaat om de maatschappelijke verhoudingen: economische, juridische, sociologische, morele, culturele, seksuele… In een nauwe zin gaat politiek over de machtsvraag m.a.w. over de staat haar structuur, functionering, beheer en invloed op het maatschappelijke leven.[4]
Deze twee aspecten van de strijd, economie en politiek, zijn volledig met elkaar verstrengeld. Ze zijn dan ook niet nieuw. Eisen naar meer zeggenschap, participatie, rechten, vrijheden, beslissingsrecht… m.a.w. eisen naar meer politieke macht, stonden al centraal in de massastaking van 1902 in België, waarin hard werd gevochten voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. Tegelijkertijd ontwikkelde zich in Rusland een strijdbeweging dat haar hoogtepunt in 1905 bereikte. Het was een maalstroom van al dan niet georganiseerde kleine en grote stakingen, waarin zowel economische als politieke eisen werden gesteld.[5] Over deze zogenaamde eerste Russische revolutie werd heftig gedebatteerd binnen de 2de internationale. Rosa Luxemburg schreef naar aanleiding hiervan het boekje “Massastaking, partij en vakbonden”. Daarin stelde zij:
“Er zijn geen twee verschillende soorten kassenstrijd van de arbeidersklasse: een economische en een politieke, maar er is slechts één klassenstrijd, die zowel op het indammen van de kapitalistische uitbuiting binnen het kader van de burgerlijke maatschappij, als op de afschaffing van de uitbuiting tegelijk met de burgerlijke maatschappij is gericht.” [6]
Voor de arbeidersklasse heeft arbeidersstrijd alles te maken met vorm én inhoud. Elke inhoudelijke strijd vraagt om een gepaste strijdvorm. Betogingen, optochten, stakingen, straatgevechten, barricades, comités, enz. kunnen erg vruchtbaar zijn, indien zij beantwoorden aan de noden van de strijd. Zij bestaan dus nooit an sich. In elke sociale beweging leven ideeën, leeft een dynamiek naar meer of minder eenheid binnen de arbeidersklasse, naar een versterking of verzwakking van de klassensolidariteit. De vormen van strijd zijn daar nauw mee verbonden. Soms zijn de vormen remmend of beklemmend voor de inhoudelijke dynamiek, soms versnellen ze net de ontwikkeling van de inhoudelijke strijd voor een post-kapitalistische maatschappij. “Het eigenlijke resultaat van hun strijd is niet het onmiddellijke succes, maar de steeds verder om zich heen grijpende vereniging van de arbeiders.” [7] In de globale strijdbeweging van 2011-2012, zagen we tussen de verschillende delen duidelijke verschillen in kracht en impact. Welke delen waren nu het sterkste? Welke hadden de meeste macht? Welke hebben de meeste invloed uitgeoefend op het verloop van de bewegingen? Waar heeft de strijd het meest “geloond”? Waar en in welke dynamiek vonden we de grootste en machtigste massa’s? Waar was er een steeds verder om zich heen grijpende vereniging van de arbeiders?
Zonder twijfel was dit tijdens de Arabische Lente in Tunesië en Egypte, de Indignados in Spanje, Griekenland en Israël, de Occupy-beweging aan de Westkust van de VS. Waarom echter? Wij stellen dat hier inhoud en vorm elkaar vonden, waardoor een ontwikkeling van een politiek luik mogelijk werd. Wat was die inhoud dan? Een maalstroom van economische en politieke eisen die elkaar soms versterkten, soms verzwakten. Wat was die vorm dan? Dat waren de algemene vergaderingen (AV’s). Zij waren het inhoudelijke en organisatorische centrum van deze brede strijdbewegingen, waarin de arbeidersklasse een relatief sterke impact had. Zij boden een kader voor de ontwikkeling van arbeidersstrijd, voor een politisering van hun strijd.
Daar waar inhoud en vorm niet samenkwamen waren de bewegingen zwak, niet massaal… en kon zich geen krachtsverhouding opbouwen tegen het systeem. Zo bleven een heleboel stakingen opgesloten in een vakbondslogica: strijd per bedrijf, sector, regio, natie… Zo was impact van vele verontwaardigden en/of bezetters in vele regio’s zwak, door een beperkt begrip van de problematiek, het gewicht van illusies en daardoor ook geen aansluiting zocht met de arbeidersklasse, die als enige een ware uitdaging voor het kapitalisme kan betekenen.
Hoe is het economische strijdaspect verbonden met het politieke? Hoe kan het ene het andere versterken? Hoe uit een politisering van strijd zich? In 1981 beschreef de IKS de politisering van de arbeidersstrijd in Polen in 1980-1981 als volgt: “Wanneer het proletariaat op klasseterrein vecht, worden bijzondere eisen al snel voorbijgestreefd door een steeds bredere aanval op het socio-economisch systeem zelf. Die dynamiek is eigen aan de strijd, door zijn massaal karakter, doordat de arbeiders zich steeds meer bewust worden van hun klassemacht, die ertoe kwam heel het weefsel van de Poolse ‘natie’ in vraag te stellen. De stakingen begonnen om economische eisen kracht bij te zetten. Maar ze hielden niet op toen de bourgeoisie probeerde hen de wind uit de zeilen te halen door toe te geven aan de eisen van een of ander beperkt deel van de klasse. (…)
Dankzij de krachtsverhouding konden ze de bourgeoisie ertoe dwingen haar vertegenwoordigers af te zetten die zich duidelijk bloot gegeven hadden door repressie, door te openlijk misbruik te maken van hun privileges of door corruptie enz. De klasse oefende druk uit op verschillende aspecten van het maatschappelijk leven: op de lonen natuurlijk, maar ook op de politiebegroting, op de voorrechten van militairen en partijkaders, inzake het openbaar gebruik van gebouwen die vroeger gereserveerd waren voor de heersende klasse enz. Enkele weken geleden lagen de bedrijven plat door een staking, waarin onder meer geëist werd dat een gezondheidskompleks dat enkel gebruikt werd door kaderleden voor het publiek zou opengesteld worden. (…)
De revolutionairen zien in dat –ook al blijven er nog illusies overeind- hoe massaler en beslister de strijd is, hoe meer de hij ertoe zal komen de burgerlijke maatschappij in vraag te stellen. Enerzijds aanvaardt de arbeidersklasse de logica niet van de beperkingen en de rentabiliteit. Rendabel of niet, zij eiste de vrije zaterdag. Zolang de economie tonnen wapens kan produceren, zien de arbeiders niet in waarom ze in armoede zouden moeten leven.
‘Solidariteit’ en de staat in het algemeen, wil alleen problemen (en ‘oplossingen’) zien op het vlak van de ‘distributie’ van wat beschikbaar is. De arbeidersklasse echter stelt het probleem van het doel van de productie. Het standpunt van de arbeidersklasse is niet de verdeling van de ellende die opgelegd wordt door noden die haar vreemd zijn, maar de productie in functie van haar behoeften, om die te bevredigen.” [8]
Een politisering van strijd concretiseert zich dus wanneer de arbeidersklasse steeds bredere eisen stelt, die bijgevolg tenderen naar een steeds verdere invraagstelling van het volledige systeem in al haar facetten (economie, recht, cultuur, moraal…). Met een groeiende klassensolidariteit en klassenbewustzijn, wordt het proletariaat steeds meer klasse für sich, en niet enkel an sich. Zo ontstaat een groeiende krachtsverhouding en stelt zich ook steeds explicieter de vraag: wie heeft de macht? Wie beslist over wat? Hoe komt strijd echter tot een dergelijke dynamiek van politisering? Welke factoren bepalen dit?
Wanneer komen de werkende, werkloze of studerende arbeiders in actie? Waarom voeren zij hun strijd soms zus en soms zo? Volgens ons hangt dit erg af van hun bewustzijn over hun eigen situatie van uitbuiting, maar ook het bewustzijn over en het vertrouwen in eigen kracht als klasse, in staat om de vernietiging van de planeet en hun eigen levensvoorwaarden te voorkomen door een nieuwe maatschappij op te bouwen. Dit klassenbewustzijn ontwikkelen is volgens ons een essentieel deel van de arbeidersstrijd. Hoe die ontwikkeling dan gebeurt en hoe we die kunnen versnellen is een vraag die zich steeds opnieuw aan de revolutionairen opdringt. Alex & Lac/ februari 2013
· Luxemburg, 1906, Massastaking, partij en vakbonden, https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/index.htm [57]
· ICC, What are workers’ councils (part 1),
https://en.internationalism.org/ir/140/workers-councils-01 [58]
Rusland 1905
· ICC, 100 years ago: the 1905 revolution in Russia,
https://en.internationalism.org/series/340 [59]
Mei 68
· ICC, May 68 and the revolutionary perspective,
https://en.internationalism.org/series/504 [60]
Polen 1980
· IKS, Internationalisme nr. 51, 1981, Massastaking,
· IKS, Internationalisme nr. 52, 1981, Arbeidersstrijd in Polen: het land staat op zijn kop
· ICC, "Poland, August 1980: The proletariat rediscovers the weapon of the mass strike [61]",
· ICC, Mass strikes in Poland 1980: the proletariat opens a new breach,
https://en.internationalism.org/ir/023/mass-strikes-in-poland-1980 [62]
· ICC, Poland 1980: lessons still valid for the struggle of the world proletariat,
https://en.internationalism.org/ir/103_poland80.htm [63]
Occupy/Indignados
· CCI, Dossier spécial sur le mouvement des Indignés et des Occupy
https://fr.internationalism.org/icconline/2011/dossier_special_indignes.html [64]
· ICC, Occupy movement,
https://en.internationalism.org/tag/7/1230/occupy-movement [65]
· ICC, Occupy London,
https://en.internationalism.org/tag/7/1231/occupy-london [66]
· ICC, The Indignados,
https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1219 [67]
· ASB, De Indignados beweging in Griekenland,
anarcho-syndicalisme.nl/wp/?p=1789
ASB, griekenland: “Burdened with debt”,
anarcho-syndicalisme.nl/wp/?p=1732
· ICC, Oakland: Occupy movement seeks links with the working class,
· ICC, The Occupy Movement on the West Coast: how "organizing the unorganized" led to division,
· ICC, "Occupy Wall Street protests: the capitalist system itself is the enemy [70]",
Arabische lente
· ICC, What is happening in the Middle East?, https://en.internationalism.org/ir/145/what-is-happening-in-the-middle-east [71]
· ICC, Understanding the period – class analysis and events in the Arab world,
· ICC, Revolt in Egypt and Tunisia,
https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1136 [73]
· ICC, Egypt,
https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1125 [74]
· ICC, Tunisia,
https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1123 [75]
Enkele citaten
[1] Marx, 1850, Klassenstrijd in Frankrijk, https://www.marxists.org/archive/marx/works/1850/class-struggles-france/index.htm [76]
[2] Surplus-labour, Wikipedia, https://en.wikipedia.org/wiki/Surplus_labour [77]
[3] Engels, 1876, Anti-Dühring, https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1877/anti-duhring/26.htm [78]
[4] Politique, Wikipedia, https://fr.wikipedia.org/wiki/Politique [79]
[5] Revolution of 1905, Wikipedia, https://en.wikipedia.org/wiki/Revolution_of_1905 [80]
[6] Luxemburg,1906, Massastaking, partij en vakbonden, https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/8.htm [81]
[7] Marx, 1848, Communistisch Manifest, www.vonk.org/klassiekers/marx-engels/1848/manifest/manif1.htm [82]
[8] Internationalisme nr. 52, 1981, “Arbeidersstrijd in Polen: het land staat op z’n kop”
Discussiecyclus: strijdvormen en organisatie
Inleiding 2e avond: bewustwording en organisatie
In de vorige discussie op de 1e dag hebben we vooral de kwestie bekeken van de verschillende strijdvormen tegen het kapitalisme en zijn uitwassen, van het belang van inhoud en vorm van deze strijd. Ook onderlijnden we: · dat deze botsingen verschillende vormen aannemen, naargelang de historische periode, de objectieve en subjectieve voorwaarden en omstandigheden voor de strijd, en naargelang welke sociale lagen in verzet komen. Want niet alle botsingen en strijd slagen er in een echte krachtsverhouding op te bouwen, of een perspectief te geven voor de oplossing van de problemen. Naarmate de arbeidersklasse betrokken partij is in deze strijd neemt de krachtsverhouding toe en ook de overdenkingen over de finaliteit van het productiesysteem.
· Dat we in de strijd daarom ook steeds weer de wisselwerking zien tussen de 2 dimensies van deze arbeidersstrijd: de economische en de politieke. En dat politisering van de strijd een voorwaarde is voor een echte verandering. Dat er daarom een band is tussen inhoud en vorm van de strijd, tussen middelen en doel.
We onderlijnden in de inleiding dat het kapitalisme de klasse mensen heeft voortgebracht die haar kan vernietigen: de arbeiders of proletariërs. Het is hun capaciteit tot het uitbouwen van een nieuw productiesysteem dat hen tot drager van een nieuwe maatschappij maakt [1]. Daarom is er een schijnbare tegenstelling binnen de klasse tussen hun wezen als economisch uitgebuite klasse en hun revolutionaire karakter die net alle uitbuiting zal afschaffen. Dit geeft aan de klassenstrijd twee gezichten: de economische en de politieke. De economische is uiteraard direct bepaald door de mogelijkheden die het kapitalisme materieel nog kan bieden tot verdere ontwikkeling van de productiekrachten. Van zodra deze mogelijkheden afkalven, stelt zich al gauw de kwestie van de krachtsverhouding klasse tegenover klasse, van de solidariteit en eenheid van de klasseactie en dus ook van de politisering van de strijd.
“De economische verhoudingen hebben eerst de massa van de bevolking in arbeiders veranderd. De heerschappij van het kapitaal heeft voor deze massa een gemeenschappelijke situatie en gemeenschappelijke belangen geschapen. Deze massa is daarmee al een klasse tegenover het kapitaal, maar nog niet voor zich zelf. (…). De strijd van klasse tegen klasse is echter een politieke strijd.(…) Er is geen politieke beweging die niet tegelijk ook een maatschappelijke is. “ (K. Marx, De armoede van de filosofie, 1847).
De kwestie zoals die nu duidelijker naar voor komt draait dus rond hoe men van een “klasse op zich”(an sich, een sociologische entiteit, een uitgebuite economische entiteit door haar objectieve plaats in het productieproces), een “klasse voor zichzelf” (fur sich, een politieke entiteit, een revolutionaire entiteit met een visie voor de toekomst) wordt. [2]
Dat is wat we vandaag in deze tweede discussie gaan proberen uit te diepen.
Laat ons duidelijk zijn dat we hier niet alle aspecten kunnen behandelen. We gaan er ook geen opsommingslijst van voorbeelden van maken. We kunnen ook niet het effect, het nut van iedere actie afzonderlijk behandelen. Het gaat over grote lijnen, een proces, Niet enkel over hoe een motor draait, maar vooral waarom hij draait.
Er zullen wellicht nog meer vragen rijzen dan er eerst waren, maar dat is nu net waar het om gaat in deze discussiecyclus. “Het zoeken naar de waarheid is belangrijker dan de waarheid zelf”.
Politisering heeft duidelijk alles te maken met het bewustwordingsproces. Hoe wordt de klasse zich bewust van zijn revolutionaire aard, van zijn historische rol, als drager van de toekomstige maatschappij? Hoe ontwikkelt een strijd zich eigenlijk? De start is meestal toevallig en zuiver economisch en is ook meestal een gedeeltelijke aangelegenheid. Maar van zodra de actie grotere proporties aanneemt, worden de eisen breder. Daar waar nodig worden rechten opgeëist (recht van vergaderen en van meningsuiting, stakingsrecht, openstelling van de stakingskassen, enz.) , solidariteitsoproepen worden geformuleerd, men trekt van arbeidsplaats tot arbeidsplaats, er komt verzet tegen de repressie. Daar waar het spreken en onderlinge discussie wordt verboden, begint het handelen. De krachtsverhoudingen tonen zich. De economische factor en de versplintering worden gebundeld tot klasse actie en worden politiek, een algemene eisenbeweging voor rechten, die dan weer uitvloeit in een reeks van plaatselijke, gedeeltelijke, economische gevechten. Dit wekt het klasse gevoel op (klasse-identiteit) en het klassenbewustzijn.
“De vooruitgang van de beweging in haar geheel uit zich niet hierin dat het economische beginstadium wegvalt, veeleer echter in de snelheid waarmee de ontwikkelingsstadiums tot politieke manifestatie doorlopen worden en (…) tot waar zich de massastaking voortbeweegt.
De beweging in haar geheel echter ontwikkelt zich niet enkel van economische tot politieke strijd, maar ook omgekeerd. (…) Met de uitbreiding, loutering en potentialiteit van de politieke strijd treedt niet alleen de economische strijd niet op het achterplan, maar breidt zich uit, loutert en is er potentiëring in gelijke mate. Er bestaat tussen beide voortdurende wisselwerking.”(R.Luxemburg, Massastaking, partij en vakbonden, 1906)
Dat is de les die toen al getrokken werd uit de massastakingen die einde 19e eeuw en begin 20e eeuw verliepen. De bewegingen sindsdien zijn fundamenteel niet anders, zoals die in 1968 in Frankrijk of in 1969 in Italië aantonen, of die van 1980 in Polen, of de bewegingen van de recentere periode in Tunis, Egypte, Spanje of de USA. (daar spraken we in de eerste discussie al over).
De fundamentele tegenstelling, als energiebron voor onze motor, is dat de arbeidersklasse de eerste klasse is in de geschiedenis die tegelijk uitgebuit is én drager van de nieuwe maatschappij. Door de groeiende tegenstellingen in de reële wereld waarin we leven, het tot stand komen van de voorwaarden voor een andere, hogere vorm van samenleving en daardoor een verheviging van de strijd wordt het bewustzijn aangescherpt.
“De productie van ideeën, voorstellingen, bewustzijn, is in eerste instantie direct vervlochten met de materiële activiteit en het materiële verkeer van de mens, de taal van het werkelijke leven. (…)Niet het bewustzijn bepaalt het leven, maar het leven bepaalt het bewustzijn. (…); uit deze hele santenkraam houden we alleen dit ene resultaat over, dat deze drie momenten: de productiekracht, de maatschappelijke toestand en het bewustzijn met elkaar in tegenspraak kunnen en moeten komen(...)Deze ‘vervreemding’(…) kan natuurlijk slechts onder twee praktische voorwaarden opgeheven worden. Wil zij een ‘ondraaglijke’ macht worden, d.w.z. een macht waartegen men een revolutie begint, is het nodig, dat zij de massa der mensheid tot volstrekte ‘bezitsloosheid’ gebracht heeft en haar tegelijkertijd in contradictie met een voorhanden wereld van rijkdom en cultuur heeft gebracht; beide voorwaarden vooronderstellen een grote stijging, een hoge ontwikkelingsgraad van de productiekracht.” (K.Marx, De Duitse Ideologie, 1845)
Hieruit blijkt dat de revolutionaire omwenteling niet zomaar een kwestie is van voluntarisme, iets dat men ‘wil’ en dat dus op ieder moment mogelijk zou zijn. Of dat het een zuivere kwestie is van agitatie en propaganda.
Als we nu terug concreet over de sluiting van de Ford, Opel, VW of Renault fabrieken in België spreken van de laatste jaren of over de steenkoolmijnen, de scheepsbouw, de staalindustrie of wat voor industrietak dan ook, zien we dat de arbeiders vechten voor het behoud van hun “job”, voor het behoud van hun “loon”, voor het behoud van hun “werk en levensvoorwaarden”, dat ze daar de nodige toegevingen in doen, indien ze geen alternatief zien. In deze economische strijd botsen ze op grenzen, die niet enkel te maken hebben met de winsthonger van één of andere individuele kapitalist, maar met de grenzen van een systeem, van het gehele kapitalisme. Deze botsing roept vragen op. Maar zij zien ook het groeiend contrast tussen wat er allemaal kan, waaraan er allemaal behoefte is en wat er uiteindelijk is en waar het terecht komt. Zij zien de scheiding tussen wat ze produceren (hun arbeid) en de bestemming ervan (winst realiseren). De vervreemding tussen de arbeid en het product ervan. Ze zien dat deze toestand de hele arbeidersklasse te beurt valt overal in de wereld. Deze kloof wordt steeds groter, deze verontwaardiging wordt steeds feller. Het verscheurt hen als “individuen” want het verplicht hen individueel keuzes te maken die niet de hunne zijn. De aparte leden van de klasse zitten gevangen tussen hun objectieve sociologische positie waar ze allen concurrenten zijn van elkaar en zich machteloos voelen, en de opkomst als collectieve, geassocieerde belangengemeenschap, als klasse voor zichzelf. Eerst in deze beweging als collectieve klasse, als autonome belangengemeenschap tegenover het kapitaal kan zij een bredere visie ontwikkelen, een politieke visie, een hoger bewustzijn en een grotere eenheid door de toename van het klasse-gevoel. Zo niet blijven zij steken, ieder op zich, in een vals bewustzijn, doorspekt met beelden en ideeën die hun oorsprong vinden in de dominante burgerlijke ideologie.
Daarom neemt haar strijd steeds twee gezichten aan: de economische verzetsstrijd om de effecten van de uitbuiting te bekampen en de politieke om de uitbuiting op te heffen.
De genetisch gemanipuleerde aardappel, de vervuilde natuur, de gedwongen migratie, de groeiende risico’s die er steeds meer worden genomen om de winstmarges te garanderen, terwijl de techniek en de wetenschap ons toelaten echt rekening te houden met de behoeften van allen, dat is wat wij, de bezitloze, zien, het echte leven rondom ons. De irrationaliteit van een systeem in verval, de bloedige slachtingen van het gevecht voor invloedssferen en afzetmarkten, dat alles is de materiele wereld die ons bewustzijn beïnvloed maar daarom nog niet ons klasse-gevoel aanwakkert, onze drang naar eenheid kan smeden. Of ons het voldoende vertrouwen geeft om een toekomstige samenleving op te bouwen, een universele mensengemeenschap zonder uitbuiting, in harmonie met de natuurlijke omgeving. Het kan een schat van ideeën voortbrengen, maar opdat dit zaad zou opschieten, moet de strijd en het bewustzijn op klasse-terrein plaatsvinden. [3]
“De maatschappelijke krachten werken net als de natuurkrachten: blindelings, gewelddadig, vernielend zolang wij ze niet begrijpen en er geen rekening mee houden. Maar hebben wij ze eenmaal leren kennen en hun werkzaamheid, hun richting, hun uitwerkingen begrepen, dan hangt het slechts van ons af, om ze steeds meer aan onze wil te onderwerpen en om door middel van die krachten ons doel te bereiken. En dit geldt zeer in het bijzonder voor de huidige, geweldige productiekrachten. Zolang wij hardnekkig weigeren hun aard en karakter te begrijpen — en daartegen verzetten zich de kapitalistische productiewijze en haar verdedigers — zolang oefenen deze krachten hun werking uit ondanks ons, tegen ons. (…) Maar eenmaal in hun aard en wezen begrepen, kunnen zij in handen van samenwerkende producenten van duivelse heersers tot gewillige dienaren gemaakt worden. Het is het onderscheid tussen het vernielende geweld van de elektriciteit in de bliksem van het onweer, en de beteugelde elektriciteit van telegraaf en booglamp. (…)Met zulk een behandeling van de huidige productiekrachten op grond van hun eindelijk begrepen natuur, treedt in de plaats van de maatschappelijke anarchie in de productie een maatschappelijk planmatige regeling van de productie naar de behoeften van de gemeenschap, en tevens van iedere enkeling.”
“Deze wereldbevrijdende daad te volbrengen, is de historische roeping van het moderne proletariaat. Haar historische voorwaarden en daarmee haar natuur zelf te doorgronden en zo aan de tot actie geroepen, thans onderdrukte klasse de voorwaarden en de aard van haar eigen actie tot bewustzijn te brengen, dat is de taak van de theoretische uitdrukking der proletarische beweging, van het wetenschappelijk socialisme.” (Engels, 1876, anti-Dühring, II.Theoretische kwesties )
Deze laatste paragraaf laat duidelijk uitschijnen dat de bekwaamheid de wereld om te vormen een zekere graad van bewustzijn vereist.
De vraag die zich dus stelt is: Hoe ontwikkelt zich dan wel deze bewustwording en die eenheid door de toename van het klasse-gevoel?
Uit wat we voordien al zagen kan er geen sprake zijn van twee afzonderlijke processen: van de georganiseerde strijd als uitgebuite klasse (sociologisch) en van de georganiseerde strijd als drager van de toekomstige maatschappij (politiek). Er is geen tegenstelling tussen de economische strijd en de politisering ervan. Er is ook geen tegenstelling tussen de inzet voor eenmaking van de strijd als klasse en voor de overdenking van de opgedane ervaringen. Zij maken deel uit van dezelfde strijd als klasse. Dat de verscherping van de klassentegenstelling het proletariaat tot bewustzijn zal brengen, is een algemeen aanvaarde stelling in brede kringen. Maar de ontwikkeling van het bewustzijn en haar eenheid is niet zomaar een automatisch, mechanisch proces dat zich tegelijk en eenvormig in de hele arbeidersklasse en onder de bezitloze ontwikkeld. Het verloopt heterogeen, ongelijkmatig. In plaats en ruimte.
Het trekt de lessen uit voorbije strijd, bestudeerd de omstandigheden waarin strijd zich ontwikkeld (de crisis, de oorlogen, enz), hoe eenheid en solidariteit te versterken voor de volgende strijdperiode voor te bereiden, de leugens en campagnes van de uitbuiters te ontmaskeren om vijanden van medestanders te onderscheiden.
Het heeft een vorm (de georganiseerde politieke activiteit en het streven naar eenheidsorganisaties in de strijd) en een inhoud (theoriesering gebaseerd op het verleden, het heden en de toekomst van de strijd).
Laten we proberen enkele kenmerken op te lijsten voor het opwekken van het klassegevoel (klasse-identiteit) en het klassebewustzijn:
· -We zagen dus dat het geen zuiver intellectueel, theoretisch proces is, iets dat buiten de algemene strijd staat. Bewustwording en de realisatie van haar eenheid is in de eerste plaats een praktisch proces dat zich uit in de strijd. Het is een samenvloeien van theorie en praktijk, van overdenken en handelen. Beide zijn onverbrekelijk onderdeel van hetzelfde praktische geheel van strijd. Handelen zonder discussie en studie is blind. Kennis en discussie zonder handelen is steriel. Bewustzijn rijpt niet volledig buiten de strijd. Anders wordt de strijd een spiegel van een vooraf gerijpt bewustzijn. Als een soort kwalitatieve stap die iedere keer gezet wordt.
· Het is ook niet iets dat zich in de hoofden van ieder arbeider afzonderlijk afspeelt. De ontwikkeling verloopt niet ieder afzonderlijk, maar collectief (geen kwestie van wat iedere arbeider afzonderlijk denkt of doet, zoals in een stemhokje).
· We zagen dat het ook geen zuiver spontaan proces is, dat politisering van de strijd plots zou uitbarsten vanuit de blauwe lucht zonder dat er een of andere vorm van organisatie en continuïteit is in dit proces.
· Maar het is zeker ook geen proces dat “door een besluit” van een of andere centrale partijinstantie kan uitgelokt worden: alsof het een zuiver technische kwestie is. Een kwestie van vorm (zonder inhoud). Of dat moed en goede wil volstaan om bewust te handelen, het bewustzijn kan uitgelokt worden met directe actie, revolutionair in de meest directe (immediatistische) zin van “er met de hooivork op los gaan”.
Veel van de voorgaande stellingen zien de revolutionaire arbeidersbeweging alsof die door enkele opruiers en ophitsers wordt veroorzaakt, of door zuivere theoretische propaganda en studie.
· De klasse-identiteit of het klassenbewustzijn ontwikkelt zich ook niet omdat men fysiek eenzelfde arbeidsplaats of bedrijf deelt, maar in het objectief behoren en subjectief herkennen van de voorwaarden van ieder zijn bestaan in de gemeenschappelijke belangenstrijd van de ganse wereldklasse. Daarom zal haar bewustzijn groeien met haar streven naar eenheid en vice versa, en daarom zal ze iedere versnippering , iedere scheiding, iedere grens van welke aard ook (racisme, sexisme, lokalisme, regionalisme, nationalisme of eigen bedrijf of sectorialisme) moeten doorbreken. “de arbeidersklasse is niet zwak omdat ze innerlijk verdeeld is, maar ze is innerlijk verdeeld omdat ze zwak is” (A. Pannekoek, Partij en arbeidersklasse, 1936))[4]
· We zagen ook dat de ontwikkeling niet ogenblikkelijk maar historisch verloopt. (geen hier en nu, of nu of nooit). Er is iets als een collectief geheugen. De historische ervaringen worden getoetst en in een kader geplaatst om ze beter te begrijpen en er lessen uit te trekken. Het klassenbewustzijn en de georganiseerde uitdrukking ervan is dus geen zuivere afspiegeling van de sociologische samenstelling van de klasse als uitgebuite entiteit, maar van zijn bestaan als historisch wezen.[5]
· Het bewustwordingsproces verloopt ook via ondergrondse rijping ervan buiten de momenten van open directe strijd. Want de klasse ontbindt zich niet tussen de periodes van strijd, niet sociologisch, maar ook niet als politiek wezen. Dit ontkennen maakt dat men de ontwikkeling van het bewustzijn enkel van de objectieve omstandigheden doet afhangen als een soort mechanisch proces. Uiteraard is dit proces beperkt in de breedte, in de draagwijdte. Maar het kan in de diepte evolueren. (enkele voorbeelden zijn: het ontwikkelen van de analyses in “Het kapitaal” in ‘kalme’ periode in de 19e eeuw, de bijdrages van de kommunistische linkerzijden in de ‘zwarte’ periode tussen de 2 wereldoorlogen, de bijdrages van talrijke stromingen in de terugval periode van de strijd tussen 1989 en 2005, enz.).
We kunnen dus twee dimensies onderscheiden in het proces van het klassenbewustzijn in de ganse klasse: de draagwijdte en de diepgang.
Grosso modo kunnen we dit zeggen dat deze ondergrondse rijping:
- bij een brede laag, waar de diepgang beperkter is, doet het de tegenstelling toenemen tussen het historisch wezen, de reële behoeften van de klasse en de oppervlakkige aanhang door de arbeiders van de dominante burgerlijke ideeën. Dit kan lang sluimeren, of zich uiten in desillusies, en het zich losmaken van de voornaamste ideologische campagnethema’s van de bourgeoisie. (sexisme, racisme, migratie, religie, nationalisme, armoede is je eigen fout, kapitalisten verdienen meer omdat ze meer verantwoordelijkheid dragen,…). [6]
-bij een minder brede laag, waar de diepgang dus groter is, doet het een overdenking groeien over de lessen uit de voorbije strijdmomenten, met min of meer formele discussies aangaande de komende gevechten, met de opkomst van strijdbare kernen en discussiekringen. Een soort manifestatie van het collectief geheihgen van de klasse. (duidelijk terug te vinden in verschillende landen na de Indignadosbeweging, de Occupybeweging, of in Kroatië, Servië, Canada, Italië en Oostenrijk na de massale studentenbewegingen, of in Polen 1980, of de vele kringen en strijdcomités in de jaren 1970 en 1980)
-bij een minderheid van de klasse, waar de diepgang het grootste is, zien we een uitdrukkelijke verdediging van politieke standpunten en oriëntaties en een bewuste hergroepering met het oog van een georganiseerde activiteit in de strijd.
De kakofonie van interpretaties op dit vlak is groot, maar dat mag ons niet afschrikken. We zullen hier zeker niet ingaan op alle facetten maar ons beperken tot enkele kenmerken.
In dit proces gaan minderheden in de klasse zich dus groeperen omdat er ALTIJD, in de periodes van open strijd en tijdens de momenten van ondergrondse rijping, een proces van bewustzijnsontwikkeling is. Op dat moment verheffen ze zich echter van louter product van de strijd, tot een actieve factor in de strijd.
Welke rol:
· De klassenstrijd leiden en organiseren als een militaire generale staf of het bewustzijn van buitenaf implementeren en opleggen aan de klasse?
Deze visie die ook wel Substitutionisme wordt genoemd (-daaronder wordt begrepen: de praktijk van groepen die zich in de plaats van de arbeidersklasse willen stellen, haar leiden en de macht grijpen in haar naam-) is een erfenis uit de oude arbeidersbeweging van de 19e eeuw. Het is vooral de erfenis van de sociaal-democratische opvatting van de partij, als enige drager van het bewustzijn, die dan weer van buitenaf door “intellectuele bourgeois” moest binnengebracht worden.
Kautsky bijvoorbeeld stelt: “Het socialisme als leer wortelt weliswaar, evenals de klassenstrijd van het proletariaat, in de huidige economische verhoudingen, ontspruit evenals deze uit de strijd tegen de massale armoede en de massale ellende, die het kapitalisme voortbrengt, maar beide ontstaan naast elkaar, niet uit elkaar en onder verschillende voorwaarden. (…) Het socialistisch bewustzijn is dus iets, dat in de klassenstrijd is binnen gedragen, niet iets, dat oorspronkelijk daaruit is ontstaan” (geciteerd in Wat te doen van Lenin).
Velen tot in de kommunistische linkerzijde namen gedeeltelijk of volledig deze visie over (zoals vooral Lenin). Zeker tot 1905 zagen we weinig kritiek en invraagstelling hiervan. En deze vergissing heeft zwaar gewogen op de voorbije strijdbewegingen van die periode.
Maar sinds 1905 nam de revolutionaire ervaring van de klasse toe en werd het bewustzijn op dit vlak verdiept zoals R. Luxemburg aantoont:
“Verlaten we namelijk het pedante schema van een kunstmatig door partij en syndicaat gecommandeerde demonstratieve massastaking van de georganiseerde minderheid, en beschouwen we het levende beeld van een uit de scherpste toespitsing van de klassentegenstellingen en de politieke toestand met oerkracht ontstane volksbeweging, die zich zowel in politieke als in economische stormachtige massakampen en massastakingen ontlaadt, zo moet klaarblijkelijk de taak van de sociaaldemocratie niet in de technische voorbereiding en leiding van de massastaking, veeleer echter in de politieke leiding van de hele beweging bestaan.” (R.Luxemburg, idem)
Het is trouwens vooral na 1920, met de tragische isolatie van de revolutie en de ontbinding van de raden dat de theorie van de “dictatuur van de partij” echt vorm krijgt en tot partijfetishisme wordt verheven.
Het zijn de kommunistische linkerzijdes, waaronder A. Pannekoek, die hier sinds de jaren 1920 een belangrijke bijdrage hebben geleverd om deze visies fundamenteel te bekritiseren. De Kautskaanse opvatting werd radikaal opzij geschoven en het doorslaggevend belang van de “zelf-organisatie” van de arbeidersklasse werd aangetoond.[7]
Niet het hoofd breken over de tactiek, strategie, het technische probleem, als generale staf, maar de richting aangeven, oriënteren, achtergrond geven, kader schetsen, het klassekarakter onderlijnen en aanduiden. Als georganiseerde minderheid optreden binnen de klasse en niet boven de klasse. Niet de leiding nemen over de klasse, maar bijdragen opdat deze in handen van de klasse zelf blijft.
· De apart georganiseerde politieke formaties bestrijden of enkel deelnemen als individuele (sociologische) leden van de klasse aan de strijd?
Al vanaf 1924 zien we dan de keerzijde van dezelfde medaille, en dreigt men het kind met het badwater weg te gooien. Er ontstaat binnen de kommunistische linkerzijde een tendens om alle politieke organisaties te bestrijden en als burgerlijk te bestempelen. (vb Rühle). Deze stelling noemt men ook wel radenisme. Iedere georganiseerde politieke stroming, los van de eenheidsorganisatie van de klasse moest bestreden worden. Daarom werden er een soort ‘eenheidsorganisaties’ met tegelijk politieke inslag opgericht (AAUD-E). De vorm op zich wordt aangevallen, niet de realiteit van het politiseringsproces of de bewustwording. Men denkt de arbeiders op die manier te beschermen tegen manipulatie, zelf-geproclameerde chefs, ideeën die van buitenaf zouden opgelegd worden. De realiteit heeft aangetoond dat het net andersom werkte.
In ons voorgaande stukken van deze uiteenzetting hebben we uitvoerig aangetoond dat het de strijd als uitgebuite klasse met haar specifieke organisaties gericht op haar eenheid (als sociologisch gedefinieerde) klasse, niet mag gelijk gesteld worden met de minderheid die uitdrukking is van haar politiek bewustwordingsproces. De beslissingsbevoegdheid is fundamenteel anders, de grond van hun samenstelling uiteraard ook.
· In de korte voorstelling van de standpunten van onze organisatie schrijven we in verband met de rol van de organisatie en haar activiteit het volgende:
* De revolutionaire politieke organisatie is de voorhoede van het proletariaat, een actieve factor in het proces van veralgemening van het klassebewustzijn in het proletariaat. Haar rol bestaat er niet in 'de arbeidersklasse te organiseren' of in haar naam 'de macht re grijpen', maar wel actief bij te dragen tot de eénmaking van de strijd, tot het in eigen har1den nemen van de strijd door de arbeiders, en een revolutionaire politieke oriëntatie uit te stippelen voor de strijd van het proletariaat.
ONZE AKTIVITEIT
· De theoretische en politieke verheldering van het doel en de middelen van de strijd van het proletariaat, van de historische en onmiddellijke voorwaar den ervan.
· De georganiseerde, verenigde en gecentraliseerde tussenkomst op internationaal vlak, om bij te dragen tot het proces dat leidt naar de revolutionaire akte van de arbeidersklasse.
· De hergroepering van de revolutionairen in het vooruitzicht van de vorming van een echte kommunistische wereldpartij, die onmisbaar is voor proletariaat om tot omverwerping van de kapitalistische heerschappij komen en voor zijn ontwikkeling naar een kommunistische samenleving.
Lac / 07.03.2013
[1] Niet alleen hun technisch inzicht of fysiek, intellectuele arbeid, maar vooral hun sociaal, geassocieerd karakter maakt hen tot revolutionaire klasse. “De associatie van arbeiders is een revolutionaire daad, die tegelijk de werkelijkheid en de arbeiders zelf verandert. Het creëert de andergerichtheid en wederzijdsheid waardoor het Gemeinwesen wordt geaffirmeerd” ( Marx, K., Economisch-filosofische manuscripten, 1844). Het gaat om een nieuwe mens die zijn medemens nodig heeft, waarvoor sociabiliteit een doel op zich wordt.
[2] Vooral R. Luxemburg in 1906 komt uitvoerig terug op de eenheid van de economische en politieke strijd: “In een woord: de economische strijd leidt van het ene politieke knooppunt tot het andere, de politieke strijd is de periodieke bevruchting van de bodem voor de economische strijd. Oorzaak en werking verwisselen hier ieder ogenblik van plaats, en zo vormen de economische en de politieke factoren in de massastakingsperiode, ver van zich scherp te scheiden of wederkerig uit te sluiten, zoals het schema het wil, veel meer slechts twee vervlochten zijden van de proletarische klassenstrijd in Rusland. En hun eenheid is juist de massastaking. “ en “Inderdaad. De scheiding tussen de politieke en de economische strijd en de verzelfstandiging van beide is niets dan een kunstmatig, zij het dan ook historisch noodzakelijk product van de parlementaire periode. Aan de ene kant wordt hier bij de rustige normale gang van de burgerlijke maatschappij de economische strijd versnipperd, in een veelvuldigheid van afzonderlijke geschillen in elke onderneming, in elke productietak, opgelost. Aan de andere kant wordt de politieke strijd niet door de massa zelf door middel van een direct optreden gevoerd, maar wel in overeenstemming met de vormen van de burgerlijke staat, langs representatieve weg. Door drukking op de wetgevende vertegenwoordiging. (…) De klassenstrijd van de arbeidersklasse is één, al komt hij ons ook gescheiden voor onder de vormen van economische en politieke klassenstrijd. Hij is tegelijkertijd gericht èn op de beperking van de kapitalistische uitbuiting, èn op de afschaffing van die uitbuiting tegelijk met de opruiming van de burgerlijke maatschappij zelf.(…)” (R Luxemburg, Massastaking, partij en vakbonden, 1906)
[3] Daarom is deelstrijd een glibberig pad, omdat het meestal enkel het probleem met de vinger wijst, en zelden de oorzaak, laat staan de oplossing aantoont. (Hier kunnen we ook verwijzen naar de discussies tijdens de eerste discussieavond over de beweging van de Indignados en Occupy).
[4] “Om echter, als massa, een directe politieke actie aan te binden, moet zich het proletariaat eerst weer tot een massa scharen, en te dien einde moet het voor alles uit fabrieken en werkplaatsen, uit schachten en mijnen naar buiten, moet het de verpulvering, de verbrokkeling in de afzonderlijke werkplaatsen overwinnen, waartoe het onder het dagelijkse juk van het kapitalisme veroordeeld is.”(R.Luxemburg, De massastaking, idem)
[5] In de Heilige Familie voegt Marx er aan toe: “It is not a question of what this or that proletarian, or even the whole proletariat, at the moment regards as its aim. It is a question of what the proletariat is, and what in accordance with this being, it will historically be compelled to do”
[6] Een beetje zoals Antonio Gramsci (1891-1937) sprak over het ‘dubbel bewustzijn’ van iedere arbeider, een mengelmoes van ‘common sense’ (gezond verstand) ideeën overgenomen van de dominante bourgeosie en ‘good sense’ (goed verstand) ideeën die de reële ervaringen en belangen van arbeiders uitdrukken.
[7] De organisatie die Marx op het oog heeft is expliciet antisubstitutionistisch: “de emancipatie van de arbeidersklasse zal het werk zijn van de arbeidersklasse zelf”. Hij keert zich tegen het idee van een revolutie gedragen door een minderheid: “The point of view of the minority is dogmatic instead of critical, idealistic instead of materialistic. They regard not the real conditions but a mere effort of will as the driving force of the revolution. Whereas we say to the workers: ‘You will have to go through 15, 20, 50 years of civil wars and national struggles not only to bring about a change in society but also to change yourselves, and prepare yourselves for the exercise of political power’, you say on the contrary: ‘Either we seize power at once, or else we might as well just take to our beds’.” (Marx, K., Revelations concerning the communist trial in Cologne).
Wat bepaalt de kracht van een sociale beweging? Hoe wordt eenheid en solidariteit opgebouwd? Waarom is klassestrijd nog steeds de sleutel tot de toekomst? Sinds het ontstaan van dit kapitalistisch systeem is deze vraag “welke strijd loont?” en vooral ook “wat zijn dan de organisatievormen van deze strijd?” een centraal en essentieel thema dat voortdurend de gemoederen verhitte. Wat is de rol van economische strijd voor onmiddellijke eisen en van politieke strijd voor een bepaald maatschappijmodel en wat is hun onderlinge relatie? Wat is de rol van een theoretische onderbouw in de strijd? Hoe moeten we de band tussen strijd en ontwikkeling van bewustzijn begrijpen? Welke verschillen en gelijkenissen zijn er tussen de strijdorganen (eenheidsorganisaties) van vroeger en nu? Welke rol kunnen politieke organisaties spelen? Zijn ze noodzakelijk? Het jaar 2011 werd gekenmerkt door een ganse reeks van manifestaties tegen de uitwassen van het kapitalistisch systeem (Arabische lente, Indignados, Occupy Wall Street, ..). In veel landen namen ze de vorm aan van sociale revoltes, waar allerlei lagen van de maatschappij in betrokken waren. Was dit nu een sterkte of een bron van verdeling? In veel gevallen namen zelfs de nationalistische, religieuze en democratische illusies de overhand in de bewegingen, wat handig gekanaliseerd werd naar een gewelddadige strijd tussen fracties van het kapitaal. Wat is het verband tussen deze illusies, ideologie en bewustzijn in de strijd?
Wat ook opviel was dat hoe sterker de beweging zich voordeed als een strijd van uitgebuitenen tegen de kapitalistische uitbuitingsmaatschappij, hoe meer perspectief zij bood, hoe meer solidariteit en eenheid zij opriep: klasse tegen klasse. Dit vloekt met de beweringen van sociologen, journalisten, politici en zondagse filosofen die verkondigen dat de sociale klassen zouden verdwenen zijn. De bourgeoisie droomt immers van een maatschappij waarin iedereen zich enkel ziet als gewone ‘burger’, met uiteenlopende belangen, die zich enkel heel even kunnen verenigen, passief en geïsoleerd van elkaar, vooral bij de stembusgang, rond onmiddellijke eisen ter hervorming van het systeem. Dat brengt ons bij de hamvraag: Wat bepaalt immers de kracht van een sociale beweging? Hoe wordt eenheid en solidariteit opgebouwd? Waarom is klassestrijd nog steeds de sleutel tot de toekomst?
Sinds het ontstaan van dit kapitalistisch systeem is deze vraag “welke strijd loont?” en vooral ook “wat zijn dan de organisatievormen van deze strijd?” een centraal en essentieel thema dat voortdurend de gemoederen verhitte. Wat is de rol van economische strijd voor onmiddellijke eisen en van politieke strijd voor een bepaald maatschappijmodel en wat is hun onderlinge relatie? Wat is de rol van een theoretische onderbouw in de strijd? Hoe moeten we de band tussen strijd en ontwikkeling van bewustzijn begrijpen? Welke verschillen en gelijkenissen zijn er tussen de strijdorganen (eenheidsorganisaties) van vroeger en nu? Welke rol kunnen politieke organisaties spelen? Zijn ze noodzakelijk?
“De economische verhoudingen hebben eerst de massa van de bevolking in arbeiders veranderd. De heerschappij van het kapitaal heeft voor deze massa een gemeenschappelijke situatie en gemeenschappelijke belangen geschapen. Deze massa is daarmee al een klasse tegenover het kapitaal, maar nog niet voor zich zelf. (…). De strijd van klasse tegen klasse is echter een politieke strijd.(…) Laat men niet zeggen dat de maatschappelijke beweging de politieke uitsluit. Er is geen politieke beweging die niet tegelijk ook een maatschappelijke is. Alleen bij een stand van zaken, waar geen klassen en geen klassentegenstellingen bestaan, zullen maatschappelijke evoluties ophouden politieke revoluties te zijn. “ (Karl Marx, De armoede van de filosofie)
Deze vragen en nog meer komen aan bod op een nieuwe discussiecyclus gespreid over twee avonden: op vrijdagavond 22 februari en 8 maart2013 van 19.30 tot 22.30
Plaats: Nog te bepalen maar zeker in het centrum van Antwerpen (België).
Contacteer ons!
In het verloop van 2014 zullen we een serie teksten uitbrengen over de 'Grote Oorlog' om in te gaan tegen de propaganda van de heersende klasse. Volg de serie via deze speciale rubriek.
In het artikel over “Oorlog, pogroms en vernietiging van klassebewustzijn”, dat gepubliceerd is in Internationalisme nr. 361 & Wereldrevolutie nr. 136 is een hinderlijke fout geslopen. Er staat in het artikel:
Maar wat ook de drijfveren van de Israëlische regering mogen zijn bij het ‘ingaan’ op de Hamas-provocatie (die natuurlijk ook het constante afvuren van raketten op Israël inhoudt), het lijdt geen twijfel dat de actuele opleving van nationalisme en etnische haat in Israël en Palestina een dodelijke klap is voor de prille groei van het sociaal bewustzijn en klassebewustzijn die we zagen in 2011.
De juiste versie moet echter zijn:
Maar wat ook de drijfveren van de Israëlische regering mogen zijn bij het ‘ingaan’ op de Hamas-provocatie (die natuurlijk ook het constante afvuren van raketten op Israël inhoudt), er is geen sprake van dat de actuele opleving van nationalisme en etnische haat in Israël en Palestina een dodelijke klap betekent voor de prille groei van het sociaal bewustzijn en klassebewustzijn die we zagen in 2011.
Van het Noord- tot het Zuid-Station, waren de straten gevuld met rode, groene en blauwe kleuren. Een bonte verzameling van zowat 120.000 mensen afkomstig uit alle regio’s, over de taalgrens heen, die opstapten achter het gemeenschappelijk vakbondsfront. Die donderdag 6 november leek het wel alsof het centrum van het kapitalistische Europa, Brussel, veranderd was in een stad van de “socialistische” werkers.
Een vakbondsdelegatie van het ACV, AVLVB en ABVV eiste een onderhoud met de regeringstop in de Wetstraat. Want daar willen ze met de ministers in debat gaan over “alle a-sociale maatregelen, die de gezinnen en werknemers pijn doen”. In plaats van “de indexsprong door de strot te duwen” hebben ze het voornemen Michel te laten zien “waar het geld zit” en hem te zeggen: “ga het daar maar halen!” (Toespraak van ABVV vakbondsleider de Leeuw aan het einde van de betoging)
Op het eerste zicht stoere taal en spierballengerol door de vakbonden op deze eerste van een reeks aangekondigde acties. Hierna plannen ze nog drie regionale maandagstakingen en tenslotte een nationale 24 urenstaking op maandag 15 december, nog netjes voor het kerstbestand.
De acties van de vakbonden willen een ‘geschikte’ vorm geven aan het diepe ongenoegen en de verontwaardiging over de drastische besparingen van de nieuwe federale regering Michel, maar ook tegen die van de regionale regeringen. Zoals onder meer: De indexsprong van 2% op de lonen en uitkeringen; De verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar en van de leeftijd van het brugpensioen; De beknotting op uitkeringen voor werklozen en gepensioneerden; De verlaging van de toelagen voor de gezondheidszorg, duurdere kinderopvang en forse beknotting op de cultuurtoelagen; De verhoging van het inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs; De afbouw van het tijdskrediet, de woonbonus, de reducties voor openbaar vervoer, elektriciteit en gaslevering, en van allerlei fiscale aftrekposten; Het ondergraven van het arbeidsstatuut van de havenarbeiders.
Het kapitalisme is in crisis en er is een internationale handelsoorlog gaande. Als België niet verpletterd wil worden door deze moordende internationale concurrentie en eindigen als een industrieel woestijn, dan moet ze maatregelen nemen om de concurrentiekracht van de nationale economie op peil te houden. Overheidsbesparingen zijn in deze logica onvermijdelijk om bijvoorbeeld de loonkosten omlaag te brengen. Het kapitalistisch productiesysteem overleeft op basis van de uitbuiting van de arbeidskracht. Het zuigt de werkenden uit totdat ze geen energie en puf meer over hebben om ze vervolgens als oud vuil af te danken. Het “beloont” ze precies met wat ze nodig hebben om dit zo lang mogelijk vol te kunnen houden en geen cent meer.
Volgens de Europese Commissie hebben: “De zwakke economische groei in de eurozone en de staatschuldencrisis ernstige gevolgen gehad voor de groei en de werkgelegenheid in de open Belgische economie. (…) Ze wordt met name geconfronteerd met een verlies aan exportmarktaandeel, een ontwikkeling die onder meer met de loonkosten en het hoge niveau van de overheidsschuld van het land in verband kan worden gebracht.” Daarom moet België volgens Europa “structurele maatregelen nemen die de groei bevorderen, en de aanpassingen spreiden over de verschillende overheidsniveaus.”
De bourgeoisie weet wel raad met deze situatie, ook als het reacties betreft, die door de aanvallen eventueel vanuit de arbeidersklasse of andere delen van de bevolking zullen oprijzen
De vakbonden wekten de indruk dat er in Brussel en de volgende stakingsacties spijkers met koppen geslagen zouden worden. De arbeiders zouden zich niet langer laten pluimen. Volgens de vakbonden is het “nu genoeg geweest” en wordt het tijd dat de arbeiders nu laten zien dat het hen menens is.
Maar de demonstratie bleek niet anders dan een groots opgezette manoeuvre om diezelfde arbeiders in de valstrik te lokken.
In de weken voorafgaande aan de grote betoging hebben ze hun mond vol van “De regering van de patroons”; “De meest rechtse regering ooit”. De gezamenlijke vakbonden zouden “de oorlog hebben verklaard” omdat de “Monacoregering” hen het recht zou hebben ontzegd om mee te beslissen over de komende regeringsplannen. Maar hoe vaak ze het ook heeft aangekondigd, in werkelijkheid is het nooit tot een oorlog gekomen tegen de regering. Maar dit keer is het wel tot “een kleine oorlog” gekomen met een kleine groep geprovoceerde arbeiders, in woede ontstoken, toen deze aan het einde besefte dat de betoging als een kaars zou uitgaan.
Op weg naar de betoging kregen verschillende groepen vakbondsleden ruim de gelegenheid allerlei – al of niet gratis verstrekte - versnaperingen te nuttigen, waaronder alcoholische dranken. In het kader van dezelfde manoeuvre werden de demonstraten tijdens de wandeling van het Noord- naar het Zuid-Station ondergedompeld in golven van keiharde muziek en gierende luidsprekers en kregen dus geen moment de gelegenheid om met elkaar in discussies te treden over wat te doen na deze betoging. En dit gebeurde niet toevallig.
De vakbonden hebben zich in hun “oorlogscampagne” vooral gericht op de dokwerkers van Antwerpen. Dat de dokwerkers (en metaalarbeiders) zich zouden laten verleiden tot het gebruik van geweld was natuurlijk niet zeker. Maar gezamenlijke krachten van het kapitaal hebben wel alle voorwaarden geschapen om dit tot een zeer grote waarschijnlijkheid te maken.
En vervolgens schromen diezelfde vakbonden natuurlijk niet om als verklikkers op te treden en een aantal van de in de val gelokte arbeiders aan het parket uit te leveren. "Uiteraard willen we getuigen. Dit was geen klein incident zoals we vroeger wel eens meemaakten. Dit kunnen we echt niet tolereren", aldus hun nationaal secretaris voor havens, Marc Soens van de ACV. Ook is men bereid om foto's van de relschoppers te bekijken. "We kennen onze havenarbeiders perfect, we zouden hun gezichten meteen kunnen herkennen." (Idem)
Als we de klasse-oorlog verklaren aan het kapitalisme dan is het aanwakkeren van de woede en de haat binnen de klasse een zeer gewaagde onderneming. De groepen en elementen die dat propageren en doen, die dus het geweld verheerlijken, vormen groot gevaar voor de strijd van de arbeidersklasse. Zo stonden enkele tientallen vakbondshaters, anti-kapitalisten, supernationalisten, tezamen met geprovoceerde boze werkers, zij aan zij, in één en eenzelfde gevecht tegenover de politie.
Het massale karakter van de demonstratie van 6 november in Brussel was niet de uitdrukking van de strijdbaarheid, van de welke deel van de arbeidersklasse dan ook. De 120.00 demonstranten liepen niet met elkaar, maar slechts naast elkaar. Dat een deel van hen, uit louter onmacht, hun woede de vrije loop liet aan het einde van de betoging is niet onbegrijpelijk. Maar tot tevredenheid stemt het ons allerminst, integendeel. Dit in tegenstelling tot de stelling van een Nederlandse anarchistische goeroe op een internetforum: “De demonstratie liet de woede zien (… ) plus de bereidheid (….) van de vakbonden om die woede ruim baan te geven”. (Ravotr)
Nog voordat de volgende stappen in de reeks van vakbondsacties van start gaan is al duidelijk hoe verziekt de sfeer is bij de arbeiders. In reactie op het feit dat ze worden gebruikt als het pispaaltje van de vakbondsprovocaties en beschouwd als de zondebok, verklaarden op 13 november al dat ze klaar zijn voor de confrontatie: "op 24 november ga je pas echt wat zien".. Daarbij valt zelfs het woord 'Zwartberg', waar in 1966 bij het protest tegen de sluiting van de mijnen twee doden vielen. "Dan wordt er misschien eindelijk naar ons geluisterd." (De Morgen, 10-11-2014)
Het belangrijkste wat de bourgeoisie met het manoeuvre van 6 november, en de verschillende beurtstakingen daarna, wil bereiken is aan alles en iedereen goed duidelijk maken (inpeperen) dat
klassestrijd niet meer bestaat: “Je moet wel stilaan beseffen dat de klassenstrijd gestreden is.” (Open brief Jean-Marie Dedecker aan Rudy de Leeuw)
arbeidersstrijd is anti-democratisch, om ze geen respect toont voor de wil van de meerderheid van de bevolking, die deze regering gekozen heeft
arbeidersstrijd alleen maar leidt tot geweld waarmee ze, als de minderheid, haar wil opleggen aan de meerderheid van de bevolking
Eenstemmig kunnen we lezen in de media dat dit een van de grootste betogingen is in dertig jaar, in het verlengde van die van 1986 tegen de besparingsronde van de toenmalige regering. Maar is deze betoging wel vergelijkbaar met die van 31 mei 1986?
Kenmerkend voor de beweging van 1986 was dat ze plaatsvond in de context van een internationale strijdgolf. Vlak daarvoor waren er in “Noorwegen 120.00 arbeiders in staking gegaan en stelden in Finland een kwart miljoen arbeiders zich gezamenlijk op tegen de staat.” (Internationalisme nr. 111) Nadat de strijd in België op haar einde kwam, volgden er nog allerlei andere stakingsbewegingen in de verschillende andere landen van West-Europa.
De strijdbeweging in België van 1986, die een ware uitdrukking was van de potentiële kracht van de arbeidersklasse, begon met “spontaan opgezette stakingen, die het vuur aan het lont staken. Het waren algemene vergaderingen en actiecomités in de staking die de dynamiek tot uitbreiding en eenmaking van de gevechten hebben bepleit. Het waren de arbeiders zelf die de mars op Brussel lanceerden als poging tot eenmaking van hun strijd.” (Internationalisme nr. 117)
Wat wel vergelijkbaar is tussen de situatie nu en toen is dat de vakbonden toen ook al tot taak hadden om te fungeren als de speerpunt van de kapitalistische staat, genesteld in de schoot van de arbeidersklasse.
Want het waren niet de vakbonden of ultralinks, maar “de arbeiders zelf die delegaties stuurden naar andere bedrijven (mijnwerkers, spoorarbeiders, MIVB??? ….) We zagen ook serieuze pogingen om de vakbonden de controle over de strijd te betwisten, om die controle in handen van de stakers te houden, zoals bijvoorbeeld met de coördinatie van de stakende leraren “Malibran” te Brussel.” (Internationalisme nr. 117)
“De strijdwil kreeg de vorm van de straat als een geschikte plaats om tot een eenheid in strijd te komen, werkenden en werklozen samen. Naast de betoging van 31 mei in Brussel waren er twee maanden lang talloze massale bijeenkomsten en betogingen in de grote industriesectoren, ondanks onophoudelijke pogingen van de vakbonden om de arbeiders geïsoleerd te houden.” (Internationalisme nr. 111)
De vakbonden waren niet van zins om zich niet zomaar buitenspel te laten zetten. Zo stelden ze alles in het werk om de dynamiek in de beweging te stokken, af te leiden en op een dood spoor brengen. Met behulp van de meer “radicale” vakbondsbasis lukte ze dat uiteindelijk. “Door de perspectieven, die uit de strijd naar voren komen (uitbreiding naar andere sectoren, zelforganisatie, mars naar Brussel, enzovoort) over te nemen, kon [deze laatste] ze van elke proletarische inhoud ontdoen.” (Internationalisme nr. 111)
In feite vormde de grote betoging van 31 mei 1986 voor de vakbonden de beste gelegenheid om op de rijdende trein te springen om er vervolgens de besturing, die ze zo half en half verloren waren, opnieuw van over te nemen. De vakbonden slaagden in hun manoeuvre omdat de arbeidersklasse, aan het einde van de massale betoging, niet zo goed wist hoe verder te gaan. De enige optie die haar nog overbleef was een politieke, een aanval op de staat, maar dat kwam niet in haar op.
In vergelijking tot de massale betoging in 1986 was de strijdbaarheid in de laatste betoging, in Brussel, totaal afwezig. Het gros van de demonstranten liep gedwee mee in de pas en de leuzen die ze meevoerden stelden vaak meer een vraag of een verzoek, dan een eis. “Waarom langer werken? Drie werknemers op de vier (toch al) ziek voor hun 65e jaar!” ;“Eendracht maakt zacht”;”Onderwijs, een recht?” en nog meer van dit soort spandoekteksten. Sommige officiële leuzen riepen zelfs op de “gemeenschap” op te laten draaien voor de politiek van de ondernemers:“Geen afdankingen, zeker niet met overheidsgeld”.
Op dit moment worden de werkers geconfronteerd met een systeem dat zich kenmerkt door steeds meer verpaupering, steeds meer vernietiging van de natuur, steeds meer oorlogen, steeds meer onverschilligheid en een steeds meer ongenadige uitbuiging van de werkers. Hoe is het mogelijk dat de arbeidersklasse in de huidige periode haar ontevredenheid zo weinig maal en op zo’n geringe schaal omzetten in een daadwerkelijke confrontatie met de vertegenwoordigers van een systeem dat niets meer te bieden heeft en steeds opnieuw haar onmenselijke karakter laat zien?
Dat komt hoofdzakelijk omdat de omstandigheden in de periode rond de val van de muur (die nu zo uitgebreid feestelijk herdacht wordt in de media) nogal radicaal zijn veranderd voor de arbeidersklasse. Er waren al moeilijkheden op het vlak van de strijdbaarheid, zoals dat in België na de massale betoging van 1986 ook al enigszins te zien was. De arbeidersklasse stootte op een muur van vakbondsmanoeuvres (zoals de versterking van het corporatisme) en was niet in staat om de strijd een kwalitatieve stap vooruit te zetten door het historische karakter, de politieke en culture dimensie, ervan in haar strijd op te nemen.
Langzamerhand ontstond er een soort van patstelling in de strijd tussen de arbeidersklasse aan de ene kant en de kapitalistische klasse met haar burgerlijke staat aan de andere kant. Beiden slaagden er niet in hun historisch perspectief door te zetten. Het gevolg was dat de maatschappij, door een verlies van interne samenhang, steeds meer begon te ontbinden. Het “ieder voor zich” werd steeds meer de meest karakteristieke eigenschap voor het kapitalisme in verval.
De val van de muur en de daaropvolgende ineenstorting van de diverse regimes in het oosten van Europa, deden er nog eens een flinke schep bovenop. Hele staten begonnen uiteen te vallen en de chaos begon steeds meer de overhand te nemen op het wereldtoneel. Alleen de meest dictatoriale en de grote democratische kapitalistische staten in het Westen wisten zich nog enige vorm van stabiliteit te verzekeren. De alledaagse praktijk scheen duidelijk te maken dat er werkelijk geen alternatief mogelijk was voor het democratische kapitalisme.
Vanaf dat moment ontstaat er ook een campagne om zo radicaal mogelijk democratisch te zijn. De democratie slaat de trom en doet, alomtegenwoordig, zijn invloed gelden. Democratie staat vanaf dat moment gelijk met de absolute vrijheid voor ieder individu en voor autonomie voor alle onderdrukte minderheden. Kommunisme, het historische perspectief van de arbeidersklasse, wordt vanaf dan gelijkgesteld met anti-democratie en geplaatst in de hoek van geheim gekonkel, achterbakse praktijken, van sektarisch gedoe en duistere krachten.
De ineenstorting van de stalinistische regimes in het bijzonder “leidde tot een belangrijke terugval van het proletariaat, zowel op het niveau van zijn bewustzijn als zijn militantisme. Deze terugval was diep en het duurde meer dan 10 jaar” (Internationale Revue nr. 130, 2007), alvorens de arbeiders opnieuw begonnen om het verzet weer enigszins vorm te geven.
Nochtans, in de loop van de tijd, vormden de diverse verschijnselen van de ontbinding, zowel op het materiaal als op ideologisch niveau, een belangrijke hinderpaal voor de ontwikkeling van de strijd van de arbeidende klasse:
op het economische en sociale vlak, neigden de materiële processen van decompositie om het identiteitsgevoel van het proletariaat te ondermijnen - de traditionele industriële concentraties van de arbeidersklasse zijn steeds in stukken gebroken; het sociale leven is steeds meer geatomiseerd; de werkloosheid op lange termijn, vooral onder de jeugd, versterkt deze atomisering en vergroot steeds meer de band met tradities van collectieve strijd;
de onophoudelijk ideologische campagnes van het de heersende klasse, het verkopen het nihilisme, het individualisme, het racisme, het occultisme en het godsdienstige fundamentalisme, die helpen om de werkelijkheid van de maatschappij te verduisteren, waarvan de fundamentele verdeling die tussen de klassen blijft;
De gevolgen van deze ontbinding leidden heel regelmatig tot wanorde en zelfs demoralisatie, en tekende een hele generatie van arbeiders.
De leef- en werkomstandigheden zijn de afgelopen jaren al dramatisch verslechterd ondanks de grote mond van de vakbonden, zoals in 2013 en de jaren daarvoor. Volgens de vakbonden is “Nu is het erop of eronder: de waarheid moet boven tafel komen”. Maar welke waarheid willen de vakbonden boven tafel krijgen: de kapitalistische of de menselijke? De vakbonden hebben, sinds het begin van de eerste wereldoorlog, dus al meer dan honderd jaar, meegespeeld in het huichelachtige spel van het bestaande systeem en zeker niet voor de waarheid van een wereld zonder concurrentie, zonder klassen, zonder uitbuiting, zonder onderdrukking.
Nee, ook deze keer gaat het hen niet om de waarheid. Met de betoging in Brussel hebben de vakbonden een offensief gestart, die erin bestaat om via een reeks van versnipperde stakingen, monddode demonstraties, en andere specifieke acties (zoals de aparte demonstraties van welzijnswerkers, studenten en de staking van de treinbestuurders op 11 december), de arbeidersklasse mee te slepen naar de afgrond van de uitzichtloosheid. Hun enige doel is nog dieper het besef te doen postvatten, onder de actieve en werkloze arbeiders en bedienden, de studenten, jongeren en gepensioneerden, dat strijd nergens toe leidt, dat de soberheidsmaatregelen onvermijdelijk zijn en dus niet anders dan geslikt kunnen worden. Het aanvaarden van de onmenselijke, in ontbinding verkerende, kapitalistische logica
De massale besparingen, die over ons heen gestort worden, hebben we dus niet alleen te wijten aan de regering, de ondernemers, gesteund door uitgebreide campagnes in de media, maar net zozeer aan de vakbonden, de eigenlijke wolf in schaapskleren. Want, zoals alle linkskommunisten weten, vormen de vakbonden al sinds de publicatie van dit programma in 1920 “naast de burgerlijke fundamenten, één van de belangrijkste steunpilaren van de kapitalistische klassenstaat.” (Programma van de "Kommunistische Arbeiter-Partei Deutschlands" [KAPD] van mei 1920)
Al 100 jaar lang staan de vakbonden niet meer aan de kant van de arbeidersklasse. Al een eeuw lang vormen de vakbonden geen strijdorganisatie meer van de arbeiders. Als de vakbonden momenteel hoog van de toren blazen, dan is dat niet om de belangen van de arbeiders, maar om die van de staat, van het kapitaal en die van de nationale economie te verdedigen. Om het verzet lam te leggen nog voor het echt de kans krijgt te rijpen, en een vorm aan te nemen die echt het gevecht aangaat met de oorzaken van al die ellende.
Zyart/ 25.11.2014
Toen Russische troepen belangrijke gebouwen in de Krim bezetten, sprak John Kerry, de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken deze gewichtige woorden van veroordeling:
“Je kan in de 21e eeuw niet handelen zoals in de 19e eeuw en een ander land binnenvallen onder compleet verzonnen voorwendsels.”
Poetin leende ondertussen een woord uit de collectie van Tony Blair en benadrukte dat de semi-invasie van de Oekraïne een 'humanitaire interventie' is en dat de troepen, die het parlement van de Krim bezetten, gewoon plaatselijke 'zelfverdedigingseenheden'' waren die hun Russische uniformen in een tweedehandswinkel gekocht hadden.
Het is niet moeilijk om de holle frase en schijnheiligheid te doorzien van deze woordvoerders van het kapitaal. Kerry’s verklaring werd beantwoord met een storm van on-line protesten van ultralinks, die erop wees dat het verzinnen van voorwendsels en het binnenvallen in andere landen juist een uitdrukking was van de politiek van de VS van de laatste twintig jaar en langer, met de invasie van Irak in 2003 onder het voorwendsel van de zoektocht naar massavernietigingswapens als hoogtepunt van het “Amerikaanse 19e-eeuws gedrag”. Poetins aanspraak op humanitaire motieven werd overal ter wereld op hoongelach onthaald, niet in het minst in Grozny, dat in de jaren 1990 tot puin gereduceerd werd toen het Russische leger meedogenloos de Tsjetsjeense stappen onderdrukten om los te breken uit de Russische Federatie.
19e-eeuws gedrag is een codewoord voor imperialisme. In die periode van de geschiedenis van het kapitalisme bouwden de ontwikkelde mogendheden enorme rijken op door de invasie van grote delen van de omringende pre-kapitalistische wereld in hun zoektocht naar markten, grondstoffen en goedkope arbeidskrachten. De meeste van die gebieden werden als kolonies geregeerd door de veroverende mogendheden, en de wanhopige drang om de laatste van die landstreken te veroveren, vast te houden en op te delen was de belangrijkste drijfveer voor de Eerste Wereldoorlog.
Rosa Luxemburg, die naar onze mening van alle marxisten het helderste inzicht had in de oorzaken en de aard van het imperialisme, verduidelijkte de betekenis van de overgang van het '19e-eeuwse imperialisme' naar het imperialisme van de 20e eeuw:
“Bij de hoge ontwikkeling en de steeds heviger concurrentie van de kapitalistische landen voor het verkrijgen van niet-kapitalistische gebieden neemt het imperialisme in geweld en wetteloosheid toe, zowel in het agressieve optreden tegen de niet-kapitalistische wereld, alsook in de verscherping van de tegenstellingen tussen de concurrerende kapitalistische landen onderling. Maar hoe gewelddadiger, energieker en grondiger het imperialisme de ondergang van niet-kapitalistische beschavingen teweeg brengt, des te sneller verliest de kapitaalaccumulatie daarmee grond onder de voeten. Hoewel het imperialisme een historische methode is voor het verlengen van het bestaan van het kapitaal, is het tevens het meest probate middel om dit tot een spoedig einde te brengen. Daarmee is niet gezegd dat de kapitalistische ontwikkeling absoluut zal worden voltooid tot aan het einddoel. Reeds de tendens naar dit einddoel, het imperialisme, neemt vormen aan die de eindfase van het kapitalisme maken tot een periode van catastrofes.”
Deze woorden werden een jaar of twee voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog geschreven. En we leven nog steeds in die 'periode van catastrofes', gekenmerkt door wereldwijde economische crises, twee wereldoorlogen, moordende oorlogen door plaatsvervangers (vaak uitgevochten in naam van de dekolonisatie) tijdens de Koude Oorlogsperiode, de chaotische conflicten die over de wereld getrokken zijn sinds de ineenstorting van het oude systeem met twee machtsblokken.
In die conflicten kan het imperialisme van vorm veranderd zijn – vasthouden aan kolonies, zoals in het geval van Groot-Brittannië en Frankrijk, werd eerder een teken van neergang van hun rijk dan van kracht, en de sterkste kapitalistische natie, de VS verdrong de oude rijken door hun enorme economische middelen te gebruiken om hun heerschappij over grote delen van de planeet kracht bij te zetten. Maar zelfs de VS werden er keer op keer toe verplicht hun economische invloed met militaire actie te ondersteunen, met inbegrip van de invasie van andere landen, gaande van Korea en Grenada tot Vietnam en Irak. En wat betreft hun voornaamste rivaal tijdens de Koude Oorlog, de USSR, die economisch veel zwakker waren, was brutale militaire controle het enige middel om hun blok bijeen te houden, zoals we konden zien met de invasies van Hongarije en Tsjecho-Slowakije. En al bestaat de USSR niet langer, dan rekent Poetin’s Rusland evenzeer op de militaire optie om zijn nationale belangen te verdedigen.
Kortom: het imperialisme is geenszins een verschijnsel van de 19e eeuw alleen, maar heerst nog steeds over de wereld. En zoals Luxemburg schreef vanuit de gevangenis waar ze opgesloten zat omdat ze zich verzet had tegen het bloedbad van 1914:
“De imperialistische politiek is niet het werk van een of enige staten, zij is het product van een bepaald stadium van rijpheid in de ontwikkeling van kapitaal op wereldvlak, een van huis uit internationaal verschijnsel, een ondeelbaar geheel, dat slechts te vatten is in zijn wederzijdse verhoudingen en waaraan geen enkele natie zich kan onttrekken” (Junius-brochure, p. 137).
Met andere woorden: vandaag alle naties zijn imperialistisch, van de kleinste tot de grootste. ze worden allemaal door de knellende voorwaarden van de kapitalistische accumulatie gedwongen zich uit te breiden ten koste van hun rivalen. Allen zijn gedwongen om oorlog, slachtingen en terrorisme te gebruiken om hun eigen economische en diplomatieke belangen te verdedigen. En wat betreft patriottisme en nationalisme: die zijn niets meer “dan een gebrekkige dekmantel van imperialistische neigingen en als krijgskreet voor imperialistische rivaliteit, het enige en laatste ideologische middel waarmee de massa's overgehaald kunnen worden om de rol te spelen van kanonnenvoer in de imperialistische oorlog.” (Junius-brochure)
Luxemburg was, net als Lenin, Trotsky, Pannekoek, Rosmer en anderen, een internationalist. Ze bekeek de maatschappij niet vanuit het standpunt van 'mijn land', maar van 'mijn klasse', de arbeidersklasse, die de enige waarachtig internationale klasse is omdat ze door het kapitalisme uitgebuit en aangevallen wordt in alle landen. Ze wist dat nationalisme altijd al een manier was om de fundamentele werkelijkheid te verbergen van de kapitalistische maatschappij, die verdeeld is in klassen – de ene klasse die de nationale economie bezit en de natie-staat controleert, en de andere klasse die niets anders bezit dan haar vermogen om te werken. In het verleden, toen het kapitalisme een stap vooruit betekende tegenover de oude feodale maatschappij, kon het ideaal van nationale bevrijding beantwoorden aan de behoeften van een progressieve burgerlijke revolutie, maar in de periode van neergang van het kapitalisme blijft er niets positiefs over van het nationalisme, behalve dan om de uitgebuite massa's in dienst van hun uitbuiters naar de oorlog te slepen.
Daarom ijverden de internationalisten, in 1914, voor de voortzetting en uitdieping van de klassestrijd tegen hun eigen heersende klasse; voor solidariteit met de arbeiders in andere landen die tegen hun heersers vochten; voor de uiteindelijke eenmaking van de arbeiders van de hele wereld in een revolutie tegen de alom bestaande kapitalistische heerschappij. Om dezelfde reden namen ze dezelfde positie in met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog, met betrekking tot de oorlog tussen VS en USSR via tussenpersonen, en dat is nog steeds de reden waarom wij datzelfde standpunt innemen tegenover alle oorlogen van vandaag. Wij kiezen niet de kant van het 'mindere gevaar' tegen 'vijand nummer één'; we steunen geen 'kleine naties’ tegen de grotere. Evenmin verdedigen we dat er een ‘nationalisme van de onderdrukten' zou bestaan dat moreel superieur is aan het ‘nationalisme van de onderdrukkers’. Alle vormen van nationalisme zijn vandaag even reactionair en even moorddadig.
In het conflict vandaag in Oekraïne, verdedigen we noch de 'soevereiniteit' van Oekraïne, dat gesteund wordt door het imperialisme van de VS, noch het Russisch militarisme dat opgezet wordt tegen de invloed van de VS of Europa aan zijn zuidelijke flank. Wij zijn geen ‘neutralen’ en evenmin pacifisten. Wij zijn aanhangers van de klassestrijd in alle landen, ook als, zoals in Oekraïne en Rusland vandaag, die klassestrijd verdronken wordt in een gevecht tussen concurrerende fracties van de heersende klasse.
Tegen de barricades van nationale vlaggen, die de arbeiders van Oekraïne en Rusland verdelen, tegen de dreiging dat patriottische vergiftiging hen zal meesleuren naar een vreselijke slachtpartij, is er voor de internationalisten geen enkele reden om af te wijken van het oude ordewoord van de arbeidersbeweging: “de arbeidersklasse heeft geen vaderland! Arbeiders van de hele wereld, verenigt u!”
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 8.55 KB |
Vier decennia achtereen is Irak in een haast permantente staat van oorlog. Sinds 1980 is hij het toneel geweest van drie imperialistische oorlogen. Maar de geschiedenis is niet louter herhaling. Dit nieuwe conflict, na honderd jaar kapitalistisch verval, is de uitdrukking van de ontbinding van een maatschappijvorm die volstrekt irrationaal geworden is. De tragedie zich in Irak afspeelt, gaat de grenzen van dat land te buiten. Tijdens het schrijven van dit artikel blijven de spannen stijgen - door de moord op drie jonge Israëliers, door de wraak op een jonge Palestijn, door Netanyahu die deze gebeurtenissen gebruikt om het sluimerende conflict met Hamas en Iran op te voeren.
In de afgelopen eeuw heeft het kapitalisme twee wereldoorlogen veroorzaakt, die tientallen miljoenen mensen de dood hebben gekost. Sinds 1945 heeft er zich een reeks van lokale imperialistische conflicten plaatsgevonden.
De oorlog in Korea en in het bijzonder die in Vietnam van de jaren 1950 tot de jaren 1970; in het Midden-Oosten zoals de Yom Kippur-oorlog van 1973 and het conflict in Libanon van de jaren 1980; de Intifada tussen Palestina en Israël; the oorlog in Somalië in 1992; Rwanda in 1994; in Congo tussen 1998 en 2000; maar ook in de Ivoorkust, Soedan, en de meest recente in Mali … de lijst van imperialistische oorlogen stopt hier niet. Voor een groot deel van de mensheid is verschrikking een dagelijkse aangelegenheid geworden.
Het begin van de 21e eeuw heeft geen verbetering gebracht, verre van dat. Volgens de VN zijn er officieel meer dan 50 miljoen vluchtelingen in de wereld. Deze massa’s mensen op de vlucht voor de oorlog moeten het meestal doen met verblijf in kampen waar men, in het beste geval, leeft van dag tot dag met weinig voedsel, geen toegang tot medicijnen en een totaal gebrek aan hygiëne. Maar dat interesseert de bourgeoisie niet, en de oorlog gaat door en breidt zich uit. Syrië ligt in puin en een groot deel van de geterroriseerde bevolking leeft in kelders en verwoeste gebouwen. En voor de vierde keer sinds 1980, wordt Irak verwoest door een openlijke oorlog. Deze onmenselijkheid bevestigt het bloed en de tranen die de revolutionairen een eeuw geleden vaststelden:
“De burgerlijke maatschappij staat voor een dilemma, of de overgang naar het socialisme of terugvallen in het barbarisme.” (1) Tussen 1914 en 1945 werd dit afglijden naar barbarisme geïllustreerd door de uitbraak van de twee wereldoorlogen. Sindsdien uit het barbarisme zich door de uitbraak van lokale oorlogen, een uitdrukking van een maatschappij die totaal verrot is. Waarom? Sinds de jaren 1960 zijn geen van de beide fundamentele maatschappelijke klassen, de bourgeoisie en de arbeidersklasse, in staat geweest hun perspectief op te leggen: de wereldoorlog aan de ene kant en de wereldrevolutie aan de andere kant. Aan het einde van de jaren 1960 kwam de arbeidersklasse de Stalinistische contra-revolutie te boven - met Mei ’68 in Frankrijk als het symbool van deze terugkeer van het vermogen van de arbeidersklasse om te strijden - waardoor de bourgeoisie niet langer stond tegenover een arbeidersklasse die ideologisch en fysiek was verpletterd. Ze had dan ook geen kans meer om de arbeiderklasse mee te slepen in een nieuwe imperialistische slachting, zoals ze nog kon doen in de jaren ‘30 van dezelfde eeuw. Aan de andere kant is het proletariaat ook niet in staat geweest om haar eigen revolutionaire perspectief op te bevestigen. Sinds 1989 betekende de leugenachtige, maar angstwekkend effectieve propaganda, die het stalinisme vereenzelvigt met het communisme, en de ineenstorting van het “Sovjet” blok, ook het einde van de droom van een betere samenleving, en bracht ze een enorme klap toe aan het klassebewustzijn en het zelfvertrouwen van de uitgebuitenen. De situatie lijkt daarom in een impasse: geen wereldoorlog, maar ook geen revolutie. Maar niets blijft zoals het is, en de ontbinding blijft de maatschappij aantasten. Irak is een pijnlijke illustratie van dit gegeven.
Sinds het begin van de jaren 1980 is Irak haast in een permanente staat van oorlog.
Aan het begin van dat decennium heeft zich, 8 jaar lang, het moorddadige conflict voltrokken tussen Irak en Iran, waarbij de VS Saddam Hussein steunden in zijn strijd tegen Iran. De VS duwden Irak in de oorlog nadat de Sjah van Iran de macht verloor en deze was overgenomen door Khomeini. Het gevolg was tussen de 500.000 en 1,2 miljoen doden.
Na de val van het Russische imperialistische blok in 1989 lokte de VS, onder leiding van George Bush sr., de Golfoorlog uit om haar eigen blok bijeen te houden. Maar op dat moment was het doel van de VS niet om een einde te maken aan het regime van Saddam Hussein. De angst dat Irak uit elkaar zou vallen bracht de VS en haar westerse bondgenoten ertoe om het regime, na de oorlog, te laten zitten. Voor de VS was het genoeg haar militaire kracht om te demonstreren aan haar voormalige bondgenoten. Maar de voordelen van deze demonstatie duurde niet lang. Bij afwezigheid van een gemeenschappelijke vijand viel het westerse blok snel uit elkaar. Elk imperialisme, groot en klein, begon steeds meer en steeds openlijker zijn eigen kaarten uit te spelen. Het werd een zaak van ieder tegen allen.
In 2003 vielen de VS Irak binnen. De bezetting zou in totaal 8 jaar duren. De kracht van de Baath partij en Sadam Hussein werd vernietigd. In hun plaats werden Nouri al-Malaki en zijn shiitische clan geïnstalleerd. Het idee was om een politioneel en militair apparaat te installeren dat de orde kon bewaren en een directe invloed van de VS op het land mogelijk zou maken. Het was een treurige mislukking. De oorlog duurde 8 jaar voort. Het land werd in de chaos gestort. Malaki duwde de Soennieten uit de regering om plaats te maken voor zijn eigen clan. Dit tot de frustratie van de Amerikanen, die er echter niets aan konden doen. De voormalige partizanen van Saddam Hussein en de meest extreme jihadisten voerden een niet afzienbare reeks terroristische aanvallen uit. Totaal machteloos iets aan de situatie te doen, vertrokken de westerse bondgenoten, en uiteindelijk ook de VS, weg uit Afghanistan en Irak, terwijl ze het de verschillende etnische en religieuze groepen zelf lieten uitvechten.
Dit toename van de tegenstellingen en de wederzijdse haat tussen de soennieten en de shiiten is noch alleen het resultaat van het vastpinnen op de religieuze verschillen, noch van de eenvoudige verdediging door de burgerlijke klieken, die in deze gemeenschappen opereren. Natuurlijk is de wereldwijde uitbraak van het obscurantisme en de irrationaliteit een vruchtbare grond voor religieuze en etnische haat. Maar het feit dat dergelijke religieuze vooroordelen zo’n krachtig fenomeen kunnen worden in deze en andere oorlogen, is op zich al een teken dat het kapitalisme in een tijdperk van diepgaande achteruitgang verkeert. De deur staat wijd open voor de ontketening van een nieuwe serie pogroms tussen verschillende bevolkingsgroepen, zoals we nu zien in Syrië.
Op dit moment zijn de gewapende troepen van ISIS bezig aan een offensief en op weg naar Bagdad. (2) Oorspronkelijk kwam de ISIS voort uit een soennitische stammenmilitie, verbonden met de schimmige Al-Qaida. Nadat Al-Qaida zich had gedistantieerd van ISIS, verklaarde ISIS het tot haar doel een Islamitische staat te vestigen in Iraq, Syrië, Libanon en Palestina. Echter, ISIS bestaat niet alleen uit radicale islamisten, maar ook van oud-officiëren en soldaten uit Saddam Hussein’s Baath Partij. Hun doel is niets anders dan wraak nemen op hen, die hen van de troon hebben gestoten. Daarbij komt nog de militaire versterking van de Koerdische strijders (Peshmergas) die de Iraaks-Koerdische regio nu militaire en politieke overheersen. Al met al is vormt dit gebied een heel complex van gewapende krachten met tegengestelde belangen, een situatie die zwanger is van toekomstige conflicten.
Sinds het einde van de jaren ’90 is het wereldleiderschap van de VS steeds zwakker geworden. Geconfronteerd met het Chinese imperialisme, nu vijand nummer één, zijn de VS genoodzaakt om een grote militaire macht in Zuid-Azië samen te brengen. Tegelijkertijd moet ze rekening houden met een poging van het Russische imperialisme haar invloed te doen toenemen, zoals in Syrië. In deze omstandigheden is het Amerikaanse imperialisme genoodzaakt om akkoorden te sluiten met voormalige aartsvijanden. Het Iraanse presidentschap van Rohani, dat op dit moment ‘gematigder’ is dan zijn voorganger, heeft een opening gegeven voor onderhandelingen. Dit heeft tot groeiende spanningen geleid met Rusland, dat altijd een van de belangrijkste steunpunten voor Iran was. Het heeft eveneens geleid tot een aanvaring met Israël, die Iran ziet als haar belangrijkste vijand. De nieuwe oorlog in Irak heeft echter bovenal Saudi-Arabië geraakt, hoewel dat land tientallen jaren een van de belangrijkste bondgenoten van de Verenigde Staten was. Deze belangrijke staat in het Midden-Oosten, die zelf ook een groot aantal interne spanningen kent, is niet gelukkig met een VS, die Iran een hand toesteken, en evenmin met het ongecontroleerde offensief van de ISIS. Haar imperialistische positie wordt in de gehele regio bedreigd. De recentelijk gesloten Chinees-Saudische overeenkomst over energie is niet alleen gemotiveerd door economische overwegingen. Het is een deel van een algehele toenadering tussen Saudie-Arabië en China. Saudi-Arabië wordt steeds openlijker uitgedaagd in het Midden-Oosten, en dat kan ze niet laten gebeuren zonder reactie: niet in Syrië en waarschijnlijk ook niet in Irak.
Het feit dat de Verenigde Staten in een duidelijke impasse verkeren met de situatie in Irak illustreert dat hun positie als de imperialistisch wereldleider alsmaar zwakker wordt. Niet in staat om met alle mogelijke middelen in Irak terug te keren, nadat ze het eerder in een totaal verloren situatie hadden verlaten, zijn ze alsnog verplicht om, op zijn minst in woorden, het huidige regime in Bagdad te steunen. Het is duidelijk dat de Amerikanen de totale opsplitsing van Irak proberen te voorkomen, zoals ze ook hopen dat Syrië niet uit elkaar valt. Maar hun groeiende onbekwaamheid om de situatie te stabiliseren is zelf ook een factor geworden die de chaos in de regio opdrijft. Op dit moment is niemand de baas in de regio. Iran en Saudi-Arabië weten dit, net zoals de jihadisten en krijgsheren in de regio. Het Midden-Oosten is hoe langer hoe meer aan het fragmenteren in een groot aantal permanente oorlogsgebieden. Overal gaan de religieuze, nationale en etnische verschillen een grotere rol spelen in dit proces van wegglijden in het barbarisme.
De huidige oorlog in Irak is een dramatische illustratie van de decompositie van deze maatschappij. Dit is wat we schreven na de val van het Russische blok in 1989:
“De verdwijning van de Russische imperialistische politieagent, en die, wat eruit zal voortvloeien, van de Amerikaanse politieagent ten aanzien van zijn voornaamste ‘bondgenoten’ van gisteren, openen de deur voor de uitbarsting van een hele reeks van plaatselijke rivaliteiten. Deze rivaliteiten en confrontaties kunnen momenteel niet, in een wereldconflict ontaarden (...).Ten gevolge van de verdwijning van de discipline, die door de aanwezigheid van de blokken wordt opgelegd, dreigen deze conflicten echter heftiger en talrijker te worden en in het bijzonder, natuurlijk, in de zones waar het proletariaat het zwakste.” (Resolutie over de Internationale Situatie van het 20e Congres van de IKS; https://nl.internationalism.org/node/1073 [92])
Zelfs als we niet de precies kunne voorzien in welke richting de gebeurtenissen zullen gaan, kunnen we met zekerheid stellen dat dit deel van de wereld onverbiddelijke zal worden meegetrokken in een afgrond van de ontbinding.
Tino, 2014.07.04
(1) Rosa Luxemburg in 1915, in haar Junius Pamflet, waar ze de woorden van F. Engels herhaalt.
(2) De financiële en militaire steun van Saudi-Arabië aan ISIS, welke voorheen betrekkelijk groot was, stopte in januari plotseling toen ISIS ten strijde trok tegen andere Syrische rebellengroepen, die door de Golfstaten werden gesteund.
We publiceren een verklaring die door de KRAS, een internationalistische anarchistische groep in Rusland, en door diverse andere groepen en individuen is ondertekend. Wij denken dat het de elementaire plicht van internationalisten is om zich te verzetten tegen imperialistische oorlog, niet door steun te geven aan het ene kamp tegen het andere, maar door de belangen van de internationale arbeidersklasse tegen alle uitbuiters te steunen en door de nationalistische hysterie, die de heersers altijd proberen aan te wakkeren als oorlog dreigt of uitbreekt, af te wijzen en te verwerpen.
We denken niet dat, zoals de verklaring veronderstelt, dat het conflict tussen Rusland en Oekraïne een derde wereldoorlog zal ontketenen. De voorwaarden voor een dergelijk conflict zijn niet aanwezig in de huidige periode: de vorming van stabiele imperialistische blokken en een verslagen arbeidersklasse in de belangrijkste kapitalistische landen .
Toch drukt het conflict een ernstige verdieping uit van de wereldwijde imperialistische spanningen en de verdere neergang van het kapitalisme in chaos en militarisme. En toch - in duidelijke tegenspraak met het idee dat dit conflict de voorloper van een wereldwijde brand zou kunnen zijn - geeft de verklaring ook de indruk dat een centrale motivatie voor het optreden van Rusland is om een proletarisch antwoord op de crisis af te leiden of te voorkomen. Nationalisme is inderdaad op deze manier gebruikt tijdens een situatie van oorlog, maar het is niet het gevaar van de klassenstrijd, dat de bourgeoisie naar oorlog stuwt: het tegenovergestelde is eerder het geval.
Ondanks deze kritiek, willen we onze solidariteit betuigen met de kameraden van KRAS en met die in Oekraïne, die deze verklaring hebben ondertekend, omdat ze worden geconfronteerd met een bijzonder moeilijke situatie: een sfeer van ongebreideld nationalisme, alomtegenwoordige staatsrepressie tegen andersdenkenden, en het niet officieuze geweld van de bendes van het ‘nieuwe rechts’, dat gewoon een opgewarmde versie is van het oude fascism
Hieronder volgt de verklaring in zijn geheel:
De machtsstrijd tussen oligarchische1 clans in Oekraïne dreigen tot een gewapend internationaal conflict te escaleren. Het Russische kapitalisme heeft tot oog de Oekraïense staatsmacht opnieuw in te richten om hun lang geplande imperialistische en expansionistische agenda in de Krim en het oosten van Oekraïne door te voeren – zij hebben sterke economische, financiële en politieke belangen in deze regio.
Tegen de achtergrond van een nieuwe ronde van dreigende economische crisis in Rusland probeert het regime Russisch nationalisme op te stoken om de aandacht af te leiden van de groeiende sociaal-economische problemen van de werkers: armzalige lonen en pensioenen, de ontmanteling van de beschikbare gezondheidszorg, het onderwijs en de andere sociale diensten. Onder dekking van het gedonder van nationalistische en militante retoriek is het makkelijker om, gebaseerd op reactionaire, conservatieve waarden en repressieve wetgeving, de formatie van de autoritaire ondernemingsstaat2 af te ronden.
De acute economische en politieke crisis in Oekraïne hebben tot een vergrootte confrontatie geleid tussen de 'oude' en 'nieuwe' oligarchische clans waarvan de eerstgenoemde gebruik heeft gemaakt van ultra-rechtse en ultra-nationalistische formaties om een coup te plegen in Kiev. De politieke elites op de Krim en van oost-Oekraïne hebben niet de intentie hun macht en bezit te delen met de opvolgende regeerders uit Kiev en proberen te steunen op hulp van de Russische overheid. Beide zijden hebben naar de heersende nationalistische hysterie gegrepen: respectievelijk Oekraïens en Russisch. Er zijn gewapende botsingen en bloedvergieten. De westerse machten hebben hun eigen belangen en aspiraties en hun interventie in het conflict zou kunnen leiden tot een Derde Wereldoorlog.
Oorlogvoerende klieken van bazen laten zoals altijd ons gewone mensen: de loonarbeiders, werkelozen, studenten, pensioengerechtigden, vechten voor hun belangen... Ons drogerend met de nationalistische drugs, zetten ze ons tegen elkaar op waarbij we onze werkelijke behoeften en belangen vergeten. Wij geven niet om hun 'naties'. Waar we om geven zijn vitalere en drukkendere problemen – hoe we de eindjes aan elkaar knopen in het systeem dat zij hebben gesticht om ons tot slaaf te maken en te onderdrukken.
We zullen niet zwichten voor de nationalistische vergiftiging. Naar de hel met hun staat en 'natie', hun vlaggen en ministeries! Dit is niet onze oorlog, en we zouden er niet op in moeten gaan, betalend met ons bloed voor hun paleizen, bankrekeningen en het genot om in het pluche te zitten van de autoriteiten. Als de bazen in Moskou, Kiev, Lviv, Kharkiv, Donetsk, Simferopol, [Washington en Brussel]3 met de oorlog beginnen, is het onze taak ons hier met alle middelen tegen te verzetten!
Geen oorlog tussen de 'naties' – Geen vrede tussen de klassen!
KRAS, Sectie van de Internationale Arbeiders Associatie (AIT/IWA) in Rusland
Internationalisten uit Oekraïne, Rusland, Moldavië, Israël, Litouwen
Anarchistische Federatie Moldavië
Fractie van Revolutionaire Socialisten (Oekraïne)
De verklaring wordt ondersteund door:
Workers Solidarity Alliance (Noord Amerika)
Een Internationalist uit de USA
Anarcho-Syndicalist Initiative uit Roemenië
Libertairen uit Barcelona
Links Communisten en Internationalisten uit Ecuador, Peru, Dominicaanse Republiek, Mexiko, Uruguay en Venezuela
Workers-Communist Initiative (Frankrijk)
Leicester group of Anarchist Federation (Engeland)
An Internationalist uit Ierland
Franstalige Anarchist Federation (FAF)
International of Anarchist Federations (IFA)
vakbondsleden en precairen uit Clermont-Ferrand CNT-AIT (Frankrijk)
“World Revolution” (Kroatië)
Een Libertair Socialist (Egypte)
libcom.org groep
World in Common network
https://www.aitrus.info/node/3608 Individuen [94] of organisaties die de verklaring mee willen ondersteunen kunnen dit doen door te schrijven naar: KRAS per e-mail aan [email protected] [95]
“Maar de Duitse sociaaldemocratie was niet alleen de sterkste voorhoede, zij was het denkende brein van de Internationale. Daarom moet de analyse, het proces van bezinning, beginnen bij haar val. Zij heeft de plicht vooraan te gaan met de redding van het Internationale socialisme, dat wil zeggen met nietsontziende zelfkritiek. Geen andere partij, geen andere klasse der burgerlijke maatschappij kan de eigen fouten, de eigen zwakheden in de klare spiegel der kritiek van de gehele wereld tonen, want de spiegel weerkaatst tegelijk de voor haar staande historische grens en het achter haar staande historische noodlot. De arbeidersklasse kan steeds onbeschroomd de waarheid, ook de bitterste zelfbeschadiging in het gezicht zien, want haar zwakte is slechts een afdwaling en de strenge wet van de geschiedenis geeft haar de kracht terug, waarborgt haar uiteindelijke overwinning. De nietsontziende zelfkritiek is niet alleen noodzakelijk voor haar bestaan, zij is ook de hoogste plicht van de arbeidersklasse.”
Dit schreef aldus Rosa Luxemburg in 1915, in de Crisis van de Sociaaldemocratie, beter bekend als het Junius Pamflet, in haar onderzoek naar het verraad van de meerderheid van de Duitse SPD, en de meerderheden van de andere socialistische partijen, toen deze partijen geconfronteerd werden met de opperste test van wereldimperialistische oorlog. In deze passage maakt zij een centraal element duidelijk van de marxistische methode: het principe van de voortdurende, ”nietsontziende zelfkritiek“, die zowel noodzakelijk als mogelijk is voor marxisme, omdat het marxisme het theoretische product is van de eerste klasse in geschiedenis die de “waarheid rechtstreeks in de ogen kan kijken”. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog was deze poging, om te gaan tot de wortels van de ineenstorting van Tweede Internationale, een onderscheidende eigenschap van de linkse stromingen die uit de sociaal-democratische partijen waren voortgekomen die nu een nieuwe en uitdrukkelijke Kommunistische Internationale gingen vormen. En aangezien met de neergang van de naoorlogs revolutionaire golf de nieuwe Internationale op haar beurt ook in het opportunisme was gegleden - een regressie die zich het duidelijkst symboliseerde in de eenheidsfrontpolitiek met de sociaal-democratische verraders – werd dezelfde kritiek uitgeoefend door de linkskommunistische fracties binnen de Derde Internationale, in het bijzonder de Duitse, Italiaanse en Russische Linkerzijde.
In 1914 raakte de anarchistische beweging ook in crisis na het besluit van de veel gerespecteerde anarchist Peter Kropotkin, en de groep rond hem, om steun te verlenen aan het imperialisme van de Entente tegen het imperialistische blok dat door Duitsland werd geleid, en de goedkeuring van datzelfde beleid door de Franse ‘revolutionaire syndicalistische’ vakbond, CGT. (1) In de rijen van de anarchistische beweging waren er velen die loyaal bleven aan internationalisme en die de houding van Kropotkin en andere ‘loopgraafanarchisten’aan de kaak stelden. Waarschijnlijk weigerde een meerderheid van de anarchisten om aan de imperialistische oorlogsinspanning deel te nemen. Maar in tegenstelling tot de marxistische linkerzijde, waren er weinig pogingen om een theoretische analyse te maken van de capitulatie van een betekenisvolle vleugel van de anarchistenbeweging in 1914. En terwijl de marxistische linkerzijde de achterliggende methode en de praktijk van de sociale democratische partijen tijdens de gehele periode vóór de oorlog in vraag kon stellen, toonden de anarchisten niet die dergelijke capaciteit van de “niets ontziende zelfkritiek”, omdat de anarchisten niet de historische materialistische methode aanhangen, maar zich op min of meer tijdloze en abstracte principes baseren die doorspekt is van de conceptie van een soort familie, verenigd rond de strijd voor vrijheid tegen autoriteit. Er kunnen uitzonderingen, ernstige pogingen voorkomen die dieper ingaan op de kwestie, maar over het algemeen komen zij voort uit de anarchisten die in staat zijn geweest bepaalde elementen van de theoretische methode van marxisme te integreren.
Dit onvermogen om in zichzelf diepgaand in vraag te stellen komt voort uit de originele klassenaard van het anarchisme, d.w.z. uit de weerstand van de kleine bourgeoisie, vooral van de zelfstandige ambachtslieden, tegen het proces van verproletarisering die de klassenstructuur van de oude feodale maatschappijen van 19de eeuw Europa deed desintegreren. Van deze stroming was de Franse anarchist Pierre-Joseph Proudhon de duidelijkste belichaming, met zijn verwerping van kommunisme ten gunste van de maatschappij van zelfstandige producenten, verbonden door de ruil van gelijke waarden. Het is zeker waar dat de Proudhonisten ook de uitdrukking waren van een beweging die ‘overging’ naar het proletariaat door zich bij Eerste Internationaal aan te sluiten. Maar zelfs de meest uitgesproken anarchistische proletarische stromingen, zoals het anarcho-syndicalisme dat zich tegen het eind van de 19e eeuw ontwikkelde, kon de onsamenhangende, idealistische en a-historische politieke concepties nooit volledig overwinnen die zo kenmerkend waren voor de kleinburgerlijke kijk op de wereld.
De prijs voor dit falen om echte lessen te trekken van 1914 werd betaald in de nieuwe crisis die de anarchistische beweging trof in reactie op de gebeurtenissen in Spanje in 1936-37. De belangrijke elementen van de anarchistische beweging die in 1914 - vooral de Spaanse CNT – geen verraad hadden gepleegd, storten zich nu op de steun voor een nieuwe imperialistische oorlog. In dat conflict tussen twee kapitalistische facties, de Republikeinse regering die door de linkse fracties van de bourgeoisie werd overheerst, en de rechtse krachten die door Franco werden geleid, maakte deel uit van een bredere inter-imperialistisch gevecht, dat het meest openlijk werd gevoerd tussen de fascistische staten van Duitsland en Italië en het nieuwe imperialisme van de USSR. Onder het vaandel van de anti-fascistische eenheid integreerde de CNT zich snel op alle niveaus in de Republikeinse staat, met inbegrip van deelname aan de Catalaanse en Madrileense regering. Het belangrijkste was de centrale rol van CNT in het afleiden van wat aanvankelijk een authentieke proletarische reactie was op de Franco’s staatsgreep, een reactie die de methodes van de klassenstrijd - algemene staking, verbroedering met de troepen, fabrieksbezettingen en de bewapening van de arbeiders - had gebruikt voor de militaire defensie van de kapitalistische Republiek.
Gezien de sterkte van deze aanvankelijk proletarische reactie werden niet alleen de anarchisten maar ook talrijke marxistische stromingen niet gelieerd aan het Stalinisme op één of andere manier meegesleurd in een steun voor het anti-fascistische front; en dit omvatte niet alleen de opportunistische tendens rond Trotsky maar ook belangrijke elementen binnen de Kommunistische Linkerzijde, met inbegrip van een minderheid in de Italiaanse Linkerzijde. Aan de andere kant waren er zeker ook binnen het anarchisme klassenreacties op het verraad van CNT, zoals de Vrienden van Durruti en Camillo Berneri’s Guerra Di Classe. Maar de echte duidelijkheid over de aard van de oorlog kwam alleen voort uit een kleine minderheid van de marxistische linkerzijde, vooral de Italiaanse Fractie, die Bilan publiceerde. De laatstgenoemde stond bijna alleen in de afwijzing van de claim dat de oorlog in Spanje een conflict was in het belang van het proletariaat: in feite was voor Bilan de oorlog een soort generale repetitie voor de de naderende wereld-imperialistische slachting. Voor Bilan was Spanje een nieuwe 1914, voor de anarchistische beweging in het bijzonder. (2)
En in 1939, geconfronteerd met de nieuwe wereldoorlog, die Bilan had voorspeld, was het nu een meerderheid van de anarchisten die werd bedwelmd door anti-fascisme, die het pad volgde van de capitulatie voor de Geallieerde oorlogsinspanning. Hetzij als deel van ‘Het Verzet’ of direct als deel van de officiële geallieerde legers: aan het hoofd van de van de ‘Bevrijdingsparade’ in Parijs in 1944 reed een pantserwagen, versierd met de vlaggen van de CNT, die had gevochten in een divisie van het Vrije Franse leger dat geleid werd door generaal Leclerc.
Opnieuw waren er tussen 1939-45 anarchistische groepen en individuen die trouw bleven aan internationalistische principes, maar nogmaals: er is nagenoeg geen bewijsmateriaal dat zij een systematisch onderzoek hebben gedaan naar het historische verraad van de meerderheid van de anarchistische stroming, waarvan zij zich desondanks als een deel bleven beschouwen. Het gevolg was dat zij, net zoals na het verraad van 1914, faalde ook maar enige klassengrens te trekken tussen internationalisten en de anarcho-patriotten: in veel gevallen werden de laatstgenoemden eenvoudig gereïntegreerd in de ‘affiniteitgroep’, die de anarchistische beweging feitelijk is zodra de zaken weer naar ‘normaal’ worden, zoals na de oorlog. Achter dit onvermogen om op een onverzettelijke manier de principes van de klasse te verdedigen is niet alleen een diepgaande intellectuele zwakte, maar ook een gebrek aan morele verontwaardiging: alles wordt vergeven zolang het binnen de familie blijft.
Vandaag wordt het wereldproletariaat nog een keer geconfronteerd met de kwestie van oorlog. Niet een wereldoorlog rond reeds gevormde blokken, maar een meer algemene, chaotischere neergang in militair barbarij over de hele planeet, zoals de voorbeelden van de oorlogen in Afrika, het Midden-Oosten en de Oekraïne ons laten zien. Deze oorlogen zijn opnieuw imperialistische oorlogen, waarin de grotere kapitalistische staten tegen hun rivalen vechten middels de diverse lokale of nationale facties, en zij zijn allemaal uitdrukkingen van de versnelde val van het zelfvernietigende kapitalisme. En nog een keer neemt een deel van de anarchistische beweging openlijk aan deze imperialistische conflicten deel:
Er zijn natuurlijk elementen binnen het anarchisme die zeer consistent zijn geweest in hun afwijzing van deze steun aan nationalisme. Wij hebben reeds de internationalistische verklaring gepubliceerd van de KRAS, de Russische afdeling van de anarcho-syndicalistische Internationale Arbeiders Associatie (IAA), tegen de oorlog tussen Rusland en de Oekraïne (9). Wij hebben bovendien gewezen op een lid van de KRAS, die ondertekent met foristaruso, die enkele zeer stevige kritieken op de standpunten van Autonomous Workers Union (AWU) heeft gepubliceerd op libcom (zie voetnoot 3). Op een van de belangrijkste forumtopics op Libcom over de situatie in het Midden-Oosten hebben enkele individuele kameraden, met name een lid van de Britse tak van IWA (Solidarity Federation) die zich AES noemt, krachtig gedebatteerd tegen de pro-PKK lijn. Het Collectief dat de website Libcom beheert, heeft twee artikelen geplaatst over de PKK en Rojava, geschreven vanuit een linkskommunistisch perspectief: de waarschuwing van IKS tegen de nieuwe libertaire facelift van de PKK (zie voetnoot 4), en het artikel The Bloodbath in Syria: Class war or Ethnic war (10) geschreven door Devrim en dat al eerder was gepubliceerd op de website van de Internationalistische Communistische Tendens. Onder de commentaren, die op het laatstgenoemde artikel volgen, zijn woedende en lasterlijke reacties door inzenders, die lid of verdedigers van Turkse DAF schijnen te zijn.
Op het moment van schrijven heeft de Anarchist Federation in Groot-Brittannië (AF) een verklaring gepubliceerd dat ze geen illusies heeft in de linkse, nationalistische aard van PKK en aantoont dat de draai naar ‘federatieve democratie’ van Bookchin van bovenaf is ingevoerd door zijn grote leider Ocalan, die ook gelijksoortige toenaderingen heeft gedaan naar het regime van Assad, de Turkse staat en de Islam (11). De AF heeft de moed om toe te geven dat het standpunt dat ze heeft ingenomen, gezien het grote aantal anarchisten dat steun verleent aan de ‘revolutie in Rojava', niet populair zal zijn. Maar hier zien wij opnieuw een totaal gebrek aan coherentie binnen dezelfde ‘internationale’ tendens. De verklaring van de AF bevat helemaal geen kritiek op DAF of op IAF en in haar lijst van concrete ‘acties’ die aan het eind van de verklaring is opgesteld, wordt het verzoek gedaan om “via de IFA, die in direct contact staat met DAF, humanitaire hulp te verlenen aan Rojava”. Dit schijnt een concessie te zijn aan de druk van “het iets moeten doen”, dat in het anarchistische milieu zeer sterk is, zelfs als de hulp (hetzij militair of humanitair) die door een kleine groep in Turkije wordt georganiseerd, onvermijdelijk ten voordele zou zijn van grotere organisaties, zoals de PKK.
En dit is in werkelijkheid wat de DAF voorstelt, aangezien het vrijwilligers aanbood aan de door de PKK gecontroleerde ‘Volksbeschermingseenheden’ of YPG. De AF schrijft ook dat het probeert “iedere onafhankelijke actie van arbeiders en boeren in de Rojava regio aan te moedigen en te steunen. Het spreekt zich uit tegen iedere nationalistische agitatie en de eenheid van Koerdische, Arabische, Moslim, Christelijke en Yezidi arbeiders en boeren. Dergelijke onafhankelijke initiatieven moeten zich losmaken van de controle van de PKK/PYD, eveneens van de hulp door de Westerse bondgenoten, van hun volgers zoals het Vrije Syrische Leger, de Democratische Partij van Koerdistan van Barzani, en de Turkse staat”. Maar ze kan dit nauwelijks doen zonder ook een standpunt in te nemen tegen de pro-PKK standpunten van DAF zelf.
Het is zeker opmerkelijk dat de meest consistente reacties op de situatie in Rojava zijn geschreven vanuit de traditie van het linkskommunisme. Wat de meer algemene reactie van de anarchisten kenmerkt is hun totaal gebrek aan coherentie. Wanneer u de websites van IAA bekijkt, CNT-AIT, of de Solidarity Federation, dan ziet u dat ze dwangmatig gericht blijven op directe en lokale arbeidersstrijd waarin ze zijn betrokken (12), nogal in de stijl van de economistische stroming die Lenin honderd jaar geleden al bekritiseerde. De grote economische, politieke en sociale gebeurtenissen in de wereld worden nauwelijks vermeld, en er is geen teken van enig debat over dergelijke fundamentele kwesties als internationalisme en imperialistische oorlog, zelfs wanneer er toch duidelijk diepgaande verschillen van mening bestaan binnen deze stroming, gaande van internationalisme tot nationalisme. Dit gebrek aan debat, dit vermijden van de confrontatie van standpunten - die wij in IAF kunnen ook waarnemen - is veel gevaarlijker dan de crises die de anarchistische beweging in 1914 en 1936 troffen, toen er in de rijen van deze beweging nog veel grotere reacties ontstonden op het verraad van principes.
Het anarchisme blijft een soort familie, die de posities van de bourgeoisie en het proletariaat gemakkelijk in elkaar kan passen en in dit kader nog de vaagheid, de aarzelingen reflecteert van de sociale lagen, die gevangen zitten tussen de twee belangrijkste klassen van de maatschappij. Deze atmosfeer is een echte hindernis voor verduidelijking, die zelfs de helderste, meest vatberaden internationalistische individuen of groeperingen verhindert om naar de wortels te gaan van dit meest recente voorbeeld van anarchistische samenwerking met de bourgeoisie. Het doortrekken van haar standpunten tot hun logische conclusie vereist een nieuw grondig onderzoek van afgelopen crises in het anarchistisch milieu, vooral die van 1936 waar, zoals wij in onze recente artikelen in de Internationale Revue aangetoond hebben, de fatale tekortkomingen van anarchisme op de meest spraakmakende wijze werden geopenbaard. In laatste instantie zou dit een fundamentele kritiek van anarchisme zelf en een echte assimilatie van de marxistische methode vereisen.
Amos; 3/12/14
(1) Zie het artikel over de CGT in onze serie over het anarcho-syndicalisme: https://en.internationalism.org/ir/120_cgt.html [96]. De link voor de hele reeks is: https://en.internationalism.org/series/271 [97]
(2) Zie in het bijzonder de artikels: https://en.internationalism.org/ir/2008/132/spain_1934 [98]; https://en.internationalism.org/ir/133/spain_cnt_1936 [99]; https://en.internationalism.org/content/10367/war-spain-exposes-anarchisms-fatal-flaws [100]. Een vervolg op het laatste artikel, dat gaat over de dissidente anarchisten in Spanje en elders, zal spoedig verschijnen.
Zie ook bijvoorbeeld: "Spanje 1936: Links misleidt het proletariaat en onderwerpt het aan de burgerlijke staat [101]".
(3) Zie de bijdragen van foristaruso, een lid van de Russische anarcho-syndicalistische groep KRAS, afdeling van de IAA: https://libcom.org/news/about-declaration-awu-confrontation-ukraine-23062014 [102]; https://libcom.org/news/when-patriotic-anarchists-tell-verity-02072014 [103]; https://libcom.org/forums/news/ukrainian-crisis-left-necessary-clarification-28092014 [104]
(4) https://nl.internationalism.org/node/1045 [105]: Internationalisme als antwoord op de Koerdische kwestie - Nationalisme ligt nooit aan de basis van een klasseloze samenleving
(5) https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/oct/08/why-world-ignoring-revolutionary-kurds-syria-isis [106]. Een reactie door ICT kan hier worden gevonden: https://www.leftcom.org/en/articles/2014-10-30/in-rojava-people%E2%80%99s-war-is-not-class-war [107].
Deze tekst verdedigt duidelijk een internationalistisch standpunt tegen de linkse ideologie van Graeber, maar het doet ook een concessie aan anarchisme: het idee dat er een “sociale revolutie” was in Spanje in 1936. De “militaire staatsgreep van 18 juli 1936 tegen de Tweede Spaanse Republiek kwam na jaren van klassestrijd. Het Volksfront van socialisten en liberalen wist niet het hoe te antwoorden, maar de arbeiders wisten dat wel. Toen de liberale ministers weigerden om de arbeiders te bewapenen, vielen zij de barakken van het regime aan en bewapenden zich. Dit ontketende een sociale revolutie die in diverse delen van Spanje die bijna de vorm aannam zoals Graeber het beschrijft. Nochtans raakte het niet de politieke macht van de burgerlijke Spaanse Republiek. De staat werd niet vernietigd”.
Het laatste punt is correct, maar het idee van een ‘sociale revolutie’ werd toentertijd niet gedeeld door de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde (die Bilan publiceerde en waar zowel IKS als de ICT zich op beroepen) – het lijkt eerder bij het standpunt te staan van de minderheid van de Fractie, die vertrok om te vechten in de milities van POUM ‘ter verdediging van de Spaanse revolutie’. Bilan beschouwde Juli 1936 en Mei 1937 als arbeidersopstanden, maar gebruikte nooit de term sociale revolutie om de gebeurtenissen in Spanje precies te beschrijven, omdat de burgerlijke staat niet was vernietigd en de arbeiders niet de macht hadden gegrepen of zelfs geen dubbelmacht had gevestigd. Het gevolg was dat alle ‘sociale maatregelen’ (collectivisaties van landbouwbedrijven en fabrieken, enz.), door de arbeiders en de boeren zeer snel werden geïntegreerd in een nieuwe vorm van oorlogseconomie, erop gericht om een imperialistisch conflict te dienen met de anarcho-syndicalistische CNT als het belangrijkste instrument, zowel voor de omvorming van de aanvankelijke proletarische reactie in een anti-fascistische front als voor het beheer van de oorlogseconomie ‘onder arbeiderscontrole’. De ‘Stellingname over Spanje' van de minderheid - die door Eiffel in de V.S. wordt voorgesteld en in 1937 de Revolutionary Workers League (RWL) groepeert - heeft hetzelfde uitgangspunt als dat van Bilan.
Deze kwestie is belangrijk omdat er veel internationalisten in de anarchistische beweging zijn die een duidelijk standpunt over de huidige oorlog in het Midden-Oosten hebben ingenomen, linkskommunisten deze kameraden moeten aanmoedigen om een grondige analyse van te maken hoe het mogelijk is het anarchisme zo vaak de test van imperialistische oorlog niet heeft doorstaan, en dan vooral in 1936. Het idee van een ‘Spaanse revolutie’ in 1936 vertegenwoordigt een soort heilig icoon voor bijna alle anarchisten. Maar zolang ze niet bereid zijn om tot de wortel te gaan om een antwoord te vinden op de vraag waarom een zo significant deel van de anarchistische beweging de klassengrens op dat ogenblik doorkruiste, zullen zij noch vandaag noch de toekomst, in staat zijn samenhangende internationalistische standpunten te verdedigen.
(6) De anarchistische goeroe in Nederland, Peter Storm, verdedigt intussen ook dat ‘het doel de middelen heiligt’. Op zijn weblog “Ravotr” heeft hij, zonder enige vorm van commentaar, een reactie geplaatst waarin, tegen het fascisme van de IS in Kobane, de noodzaak van een soort libertair ‘counterfascisme’ wordt gepropageerd.
(7) https://libcom.org/forums/news/isis-17062014 [108]
(8) De AIT ‘Association International des Travailleurs’ is Frans voor de Internationale Arbeiders Associatie
(9) https://nl.internationalism.org/node/1088 [109]; Verklaring van Internationalisten over het Russisch-Oekraïens conflict
(10) https://libcom.org/article/bloodbath-syria-class-war-or-ethnic-war-0 [110]
(11) https://libcom.org/article/anarchist-federation-statement-rojava-december-2014 [111]
(12) De foto van de vlag van de CNT-AIT, die bij dit artikel wordt getoond, is typisch voor de stijl van veel van deze artikels die, als het maar even mogelijk is, een beeld laten zien van een picket van de IAA. Daarmee wil men laten zien welke cruciale rol ze heeft gespeeld in de strijd – een benadering die overeenkomt met hun visie op de organisatie van de klasse in revolutionaire vakbonden.
Een pertinente wil om een maximum aan mensen te doden. Een bloedbad. Vrijdag 13 november zijn Parijs en zijn voorsteden het macabere toneel geweest van een bloedige daad, begaan door een handvol terroristen, omgord met explosieven en voorzien van oorlogswapens. Hun doelwit? Alle mensen die zijn “bedorven” door de“westerse levensstijl” (1) en de jeugd in het bijzonder (2).
Op 11 januari van dit jaar had Daesh door de tekenaars van de satirische krant Charlie Hebdo te executeren de “opa’s” (3) van het libertaire slag gedood, die getekend waren door de sociale beweging van mei 1968. Deze keer had Daesh door feestelijke en modieuze plaatsen aan te vallen (het Stade de France van Saint-Denis, de bars en restaurants van het 10de en 11de arrondissement van Parijs, de concertzaal Bataclan (4)), het opzettelijk gemunt op een generatie die volgens haar de afschuwelijke misdaad begaat elkaar graag te ontmoeten, te discussiëren, te drinken, te dansen en te zingen, kortom te genieten van het leven (wat de bourgeoisie, gebruikmakend van de emoties en de hersenspoeling door de media, probeert te linken aan het patriottisme!). Het is dezelfde generatie die bij de sociale beweging van 2006 in Frankrijk droomde om de fakkel van mei 68 opnieuw op te nemen (5) en die juist haar solidariteit tot uitdrukking had gebracht met de vermoorde artiesten van Charlie Hebdo door zich massaal te mobiliseren in de manifestaties van afgelopen januari. (6)
Deze nieuwe, koelbloedig geplande misdaden, die door een ziekelijke obscurantistische ideologie worden gemotiveerd, het nazisme waardig, zijn niet de vrucht van enkele “monsters” die men alleen maar zou hoeven uit te roeien. (7) Deze logica is die van de bourgeoisie en dient slechts om de oorlog te rechtvaardigen, die op haar beurt meer haat en misdaden veroorzaakt. Maar vooral dient deze logica om de echte oorzaken van de gruweldaden te verbergen, want in werkelijkheid vinden we de wortel van dit kwaad in het hele kapitalistische systeem terug, een systeem zonder toekomst, zonder vooruitzicht, dat zich beetje bij beetje ontbindt en de hele mensheid in zijn moorddadig proces met zich mee sleept.
Daesh of Islamitische Staat (IS) is een bijzonder onthullende manifestatie van deze zelfmoorddynamiek van het kapitalisme. Het is een zuiver product van het verval, direct voortgekomen uit de huidige fase van ontbinding van het kapitalisme.
In dit kader is de afwezigheid van elk sociaal vooruitzicht op historisch vlak de voornaamste grondslag voor zowel de verergering en de vermeerdering van de imperialistische conflicten als voor de versnelde ondergang van de maatschappij. Geen van beide fundamentele en tegengestelde klassen, noch de bourgeoisie noch het proletariaat, slagen er in om hun historisch project op te leggen, respectievelijk de wereldoorlog of de communistische revolutie. Sinds het midden van de jaren 1980 blijft de hele maatschappij op die manier gevangen in het onmiddellijke, lijkt ze zonder toekomst en rot ze ter plekke en beetje bij beetje weg. (8)
De ineenstorting van de USSR in 1990, product van deze dynamiek, heeft alle tegenstellingen van dit systeem doen toenemen. De manifestaties van deze fase van ontbinding zijn veelvoudig: individualisme en het ieder-voor-zich, gangsterpraktijken, identitaire en sektarische terugtrekking, obscurantisme, nihilisme en, vooral, versterking van de oorlogschaos. En wel in die mate dat ze de zwakste staten destabiliseert en hun ineenstorting veroorzaakt. Zo zet de logica van de conflicten zich door tot en met de verwoesting van hele zones van de planeet. Hierbij dragen de grote imperialistische machten de grootste verantwoordelijkheid, in het bijzonder in Afrika en in het Midden-Oosten.
Een kort overzicht van de geschiedenis van de conflicten van de laatste decennia in deze gebieden verduidelijkt deze realiteit heel goed. Sinds de instorting van de USSR hebben de Verenigde Staten steeds meer moeite hun rol als “politieagent van de wereld” op te leggen. Dat kan paradoxaal lijken, maar het bestaan van de Russische vijand legde aan haar tegenstanders de noodzaak op om bescherming te zoeken achter de Amerikaanse macht. De volkeren van het Westerse blok werden dus verplicht om de “blokdiscipline” van Uncle Sam te aanvaarden. Zodra de USSR was ineengestort, heeft het Westerse blok zich ontbonden en heeft iedereen meteen geprobeerd om zijn eigen imperialistische kaart te spelen. De Verenigde Staten hebben dus steeds meer met brute kracht hun leiderschap moeten opleggen. Dat is de betekenis van de enorme militaire demonstratie van de Golfoorlog in 1990, een moment waarop de Amerikaanse bourgeoisie er tijdelijk in was geslaagd om al haar “bondgenoten” te dwingen om zich bij haar aan te sluiten.
Maar voor de Verenigde Staten is de situatie voortdurend erger geworden. De oorlog in Afghanistan in 2001 en vervolgens in Irak in 2003 hebben ze steeds meer alleen moeten voeren, met als enige resultaat de geopolitieke destabilisatie van de twee gebieden. Deze dynamiek kondigden wij al aan vanaf oktober 1990: “De oorlog in de Golf toont dat het kapitalisme, in een poging haar verschillende delen bijeen te houden tegen de tendens van de algehele chaos, geen andere uitweg heeft dan een stalen dwangbuis van militaire macht op te leggen, die specifiek is voor het stadium van de ontbinding, en die nog eens versneld wordt door de ineenstorting van het Oostblok. In deze zin zijn de methoden die het kapitalisme gebruikt, in een poging om een toenemende mate van bloedige chaos te beheersen, zelf een factor in de versnelling van de militaire barbaarsheid waarin het wereldkapitalisme is gestort.” (9)
Zo heeft de Amerikaanse tussenkomst in Irak in 2003, naast de 500.000 doden, de val van de soennitische regering van Saddam Hussein veroorzaakt (10) zonder in staat te zijn om haar te vervangen door een nieuwe stabiele staat. Integendeel, zij hebben door het terzijde schuiven van de macht van de soennitische fractie, en haar vervanging door de sjiitische fractie, een permanente chaos gecreëerd. Op deze ruïnes, op de leegte die door de ondergang van de Iraakse staat is achtergelaten, is Daesh ontstaan. Haar oprichting gaat terug tot 2006, wanneer Al-Qaida met vijf andere jihadistische groepen “de Adviserende Raad van de Mudjahedien in Irak” oprichtte. En op 13 oktober 2006 riep deze raad de “Islamitische Staat van Irak” uit, die zich vanaf die datum als de “echte staat” beschouwde. Talrijke bekwame ex-generaals van Saddam Hoessein koesterden wraakgevoelens tegen “het Westen“ en zijn in deze periode in groten getale overgelopen naar wat Daesh ging worden. De destabilisatie van Syrië zou daarop de gelegenheid scheppen tot een nieuwe ontwikkeling van IS. In 2012 begon zij zich immers tot in Syrië uit te strekken en op 9 april 2013 werd zij “Islamitische Staat in Irak en van de Levant”.
Elk nieuw imperialistisch conflict, waarin de grote mogendheden allen een onbetwistbare rol spelen, zal een gelegenheid vormen voor Daesh om haar invloed uit te breiden door voort te stuwen op de voor haar vruchtbare grond van haat en wraakgevoelens. Zo verlenen verschillende jihadistische groepen, zoals Boko Haram in het Noord-Oosten van Nigeria, Ansar Maqdis Chouras Chabab al-islam in Libië, Jund al-Khalifa in Algerije en Ansar Dawlat al-Islammiyya in Jemen hun trouw aan haar. Ontegenzeggelijk heeft de imperialistische oorlog IS gevoed. Dit verschijnsel heeft zich ontwikkeld en uitgebreid sinds het midden van de jaren 1980: onder het gewicht van zowel de economische tegenspraken, de interne politiek als de imperialistische conflicten, storten de zwakste staten in.
In de jaren 1990 heeft zich dat in het Oosten geconcretiseerd in een versnippering van de naties en in bloedige conflicten, in het bijzonder in de Balkan tijdens de explosie van Joegoslavië. Van de Kaukasus (Tsjetsjenië) tot in Centraal Azië (Afghanistan) of in Afrika (met ex-Zaïre, de Hoorn van Afrika, enz.), heeft de staatsinstabiliteit ruimte gegeven aan de verschijning van parallelle en oncontroleerbare proto-staten, die door krijgsheren worden geleid. Daesh is een nieuwe uitdrukking van dit verschijnsel dat voortwoekert, maar op een tot nu toe ongekende geografische schaal.
De verantwoordelijkheid van de grote mogendheden stopt niet bij de destabilisatie van de gebieden door hun militaire interventies van strategische aard of eenvoudigweg voor de verdediging van smerige belangen. Ze staan vaak aan de oorsprong van al deze moorddadige en obscure klieken, maar proberen hen net zozeer als haar instrumenten te gebruiken. IS is uit de radicaalste delen van het soennisme samengesteld en heeft dus als eerste vijand de grote natie van het sjiisme: Iran. Daarom hebben alle vijanden van Iran (Saoedi-Arabië, de Verenigde Staten (11), Israël, Qatar, Koeweit…), Daesh politiek, financieel en soms militair ondersteund. Turkije heeft IS gesteund teneinde ze te gebruiken tegen de Koerden. Deze wisselende allianties tonen aan dat de religieuze verschillen niet de werkelijke gisting van dit conflict is: het zijn de vele imperialistische en kapitalistische nationale belangen die de scheidingslijnen bepalen en die de blessures van het verleden veranderen in de tegenwoordige haat.
Hoe het ook zij, al deze staten zijn uiteindelijk genoodzaakt geworden zich te bedenken. Saoedi-Arabië heeft elke financiële steun aan Daesh verboden en al degenen tot gevangenisstraf veroordeeld, die als haar sponsor bleven optreden. En om tegen IS te strijden, zijn de Verenigde Staten officieel aan een zekere toenadering begonnen met… Iran! Waarom zo'n ommekeer? Het antwoord zegt veel over de staat van verwording van het kapitalistische systeem. De obscurantistische, religieuze en vooral verwoestende dimensie van Daesh is dermate groot dat deze groep aan elke controle ontsnapt. Dergelijke staten zonder toekomst en beheerst door de Sharia hebben reeds bestaan, met name in centraal Afrika, maar zij bleven altijd beperkt tot een bepaalde regio. Het verschijnsel Daesh bestrijkt daarentegen een veel uitgebreidere zone en vooral in het belangrijke geostrategische en problematische deel van het Midden-Oosten. (12)
De onophoudelijke wisseling van allianties, dit steeds vernietigender kortetermijnbeleid is evenals het bestaan van deze islamitische proto-staat kenmerkend voor de ontbinding van het hele systeem, voor de kapitalistische impasse, voor de afwezigheid van duurzame oplossingen en enig vooruitzicht voor alle naties.
Ook op dat punt heeft het kompas van het marxisme ons in staat gesteld om vanaf 1990 te begrijpen dat de hele maatschappij deze richting nam: “In de nieuwe historische periode die we bereikt hebben, en de gebeurtenissen in de Golf hebben dit bevestigd, vertoont de wereld zich als een reusachtige boksring, waarin de tendens van het “ieder voor zich” volledig tot uiting komt, en allianties tussen staten gedomineerd worden door de onmiddellijke behoeften van het moment en bij lange na niet de stabiliteit zullen kennen, die de imperialistische blokken kenmerkte. Een wereld van moordende wanorde, van bloedige chaos, waarin de Amerikaanse politieagent zal trachten een minimum aan orde te garanderen door steeds massaler en wreder militair ingrijpen”. (13)
De laatste terloopse verandering: momenteel is Frankrijk bereid om, vanwege haar toenadering tot Rusland, Bachar el-Assad (officieel verantwoordelijk voor 200.000 doden sinds het begin van de burgeroorlog!) tegen Daesh te steunen. Niettegenstaande het feit dat ze zich sinds 2011 met heel haar diplomatieke gewicht had ingezet voor de “Syrische oppositie”. Poetin en zijn laaghartig machtsmisbruik in Tsjetsjenië en daarna in de Oekraïne worden weer “respectabel”!
Door al deze oorlogen te voeren, door dood en de droefheid te zaaien, door de terreur van de bommen op te leggen en door de haat aan te wakkeren, in naam van de “legitieme verdediging”, door dit of dat moordenaarsregime te ondersteunen, al naar gelang de omstandigheden, door geen enkele andere toekomst voor te stellen dan altijd meer conflicten, en dat alles enkel en alleen om hun smerige imperialistische belangen te verdedigen, zijn de grootmachten de voornaamste verantwoordelijken van de wereldwijde barbarij, met inbegrip van Daesh. En als deze zogenaamde “Islamitische Staat“ als heilige drie-eenheid de aanranding, de vlucht en de bloedige repressie heeft, als zij elke cultuur vernietigt (dezelfde haat tegenover de cultuur als het nazi-regime (14)), als zij vrouwen en kinderen verkoopt, soms voor hun organen, is zij niets anders dan een bijzonder karikaturale vorm, zonder kunstgreep of opsmuk, van de kapitalistische barbarij, waar alle staten en naties van de wereld, klein of groot, toe in staat zijn
“Geschonden, onteerd, wadend in bloed, druipend van vuil zo staat de burgerlijke maatschappij voor ons, zo is zij! Niet als zij keurig en zedelijk cultuur, filosofie en ethiek, orde, vrede en rechtstaat presenteert maar als verscheurend beest, als heksensabbat van de anarchie, als pestadem voor cultuur en mensheid zo vertoont zij zich in haar ware, naakte gedaante. Midden in deze heksensabbat voltrok zich een wereldhistorisch drama: de capitulatie van de internationale sociaaldemocratie. Zich daarover om de tuin te leiden, haar te camoufleren zou het domste, het noodlottigste zijn, dat aan het proletariaat zou kunnen overkomen.” (15)
Het zijn dus duidelijk vooral de grote mogendheden, die hun eigen barbarij ontketenen op de grond en in de lucht boven de kleinere kapitalistische naties (allen net zo barbaars). En het is dezelfde barbarij die tenslotte aan hun controle ontsnapt en als een boemerang het systeem vol in het hart treft. Dat is de reële betekenis van de aanslagen van 13 november in Parijs. Zij zijn niet slechts een zoveelste terroristische actie, maar zij maken duidelijk dat er een extra stap is gezet in de verergering van de imperialistische spanningen en de verrotting van de kapitalistische maatschappij. Ook als de bevolkingen van Afrika en het Midden-Oosten (16) regelmatig door aanslagen worden geteisterd, dan vormt de aanslag in het historische hart van het kapitalisme een bijzonder belangrijk verslechtering van de wereldsituatie. Bij de aanslagen die Parijs in 1985 en 1986 hadden getroffen, schreven wij:
“De huidige golf van terroristische aanslagen brengt tot uitdrukking dat deze ontbinding van de maatschappij vandaag een dergelijk niveau bereikt dat de grootmachten steeds minder gevrijwaard zijn van de meest barbaarse manifestaties, dat zij steeds meer moeilijkheden ondervinden om deze extreme vormen van stuiptrekkingen van een systeem in doodsstrijd gevangen te houden in de Derde Wereld. Ondanks het feit dat de oorsprong van de crisis zich bevindt in het hart zelf van het systeem, in zijn metropolen, hebben deze zelfde kapitalistische metropolen de meest rampzalige manifestaties van de crisis aanvankelijk naar de periferie kunnen terugdringen. Maar de crisis, die met een vertienvoudigde kracht op de centrale landen van het kapitalisme terugslaat, brengt momenteel ook een deel van deze barbaarsheid die zij in de Derde Wereld had ontketend terug met zich mee.” (17)
Dit proces vindt plaats sinds het midden van de jaren 1980 en vooral sinds de aanval op het World Trade Center in 2001 heeft het zich ononderbroken ontwikkelt. De aanslagen van 13 november zullen dus een belangrijke kwalitatieve en aanvullende stap betekenen, ook ten opzichte van de aanslagen van Madrid (2004), Londen (2005) of Boston (2013). Momenteel is de voorlopige balans 130 doden en 351 gewonden, waarvan 98 ernstig. Deze verschrikkelijke slachting behoort tot de ergste aanslagen die sinds de Tweede Wereldoorlog het hart van Europa hebben getroffen, zelfs al zijn de bomaanslagen in het Stade de France niet gelukt. (18) Maar het werkelijke verschil is niet enkel kwantitatief. De aanslag in Madrid was immers eveneens van een enorme omvang (200 doden, 1400 gewonden). Deze keer gaat het echter niet om een geïsoleerde en korte handeling. IS is er daarentegen in geslaagd het aantal plaatsen van de aanslag te vermeerderen en drie uur lang in heel Parijs mensen af te slachten! Op die manier heeft ze in het Westen een hele avond lang een sfeer van oorlog geïmporteerd, welke de bevolking in Syrië, Irak, Afghanistan, Pakistan, Nigeria, enz. dagelijks beleeft (en waaraan zij trouwens wanhopig probeert te ontvluchten).
De “minutieus” voorbereide uitvoering (19) van deze aanslagen heeft het dus mogelijk gemaakt om een echte golf van choquering en paniek te veroorzaken. De live uitzending door alle televisiezenders ter wereld van de gebeurtenissen, van deze beelden van de stadsoorlog, van de onzekerheid met betrekking tot het aantal slachtoffers, van het aantal aanvallen en betrokken terroristen … dat alles heeft een ondraaglijk klimaat van terreur geschapen. Bij miljoenen zijn de machteloze toeschouwers, genageld in hun stoel voor hun scherm blijven zitten en daarna niet in staat geweest om die nacht nog één oog dicht te doen. IS is erin geslaagd te bewijzen dat een grote economische en militaire macht zoals Frankrijk niet in staat is deze daden te verhinderen. En ondanks het feit dat nakende aanvallen werden verwacht is de Franse staat werkelijk machteloos gebleken om het bloedbad te vermijden.
Erger nog, Daesh heeft kunnen steunen op mannen en vrouwen die zijn geboren en getogen in Frankrijk en België, en die in staat waren om de ergste misdaden te begaan namens een irrationele, walgelijke en ziekelijke ideologie. Anders gezegd, de ontbinding van de maatschappij zelf, die het hart van het kapitalisme aantast, heeft rechtstreeks zo'n gruweldaad veroorzaakt.
Talrijk zijn de overlevenden die de terroristen van nabij hebben gezien. Ze hebben getuigd van de banale verschijning van hun beulen: jongeren tussen 20 en 30 jaar, bevend van angst en druipend van zweet, (20) maar vastberaden in het rechtvaardigen van hun ongehoorde moorddadige handelingen vanwege de noodzaak om “de misdaden te wreken die zijn begaan door het Franse leger in Syrië”. Deze afschuwelijke handelingen werden niet begaan door monsters, maar door compleet fijngemaalde en geïndoctrineerde mensen, die voor het merendeel zijn geboren in het “beschaafde” Europa.
Een groot deel van de Europese jihadisten die zich vandaag in Syrië bevinden, zijn afkomstig uit de kleinburgerij. Bij afwezigheid van een ander vooruitzicht dan de declassering zijn deze vol van jaloezie ten opzichte van de modellen van de grootbourgeoisie. Bovendien staan ze vreemd tegenover wat voor alternatief project voor de maatschappij dan ook en zijn ze aangetast door het nihilisme en de haat. Het is trouwens dezelfde laag van de maatschappij die reeds in de jaren 1930 en 1940 het grootste deel van de stoottroepen van het nazisme had gevormd.
Een ander niet onbelangrijk deel van het leger van Daesh is afkomstig uit de arme voorsteden. Het gaat om kinderen met een chaotisch traject, die vernederd zijn door een systeem dat ze van zijn economische, alsook zijn culturele en sociale sfeer uitsluit. Ook daar vormen de wens tot wraak enerzijds en het nihilisme anderzijds, allebei uitdrukkingen van een maatschappij zonder toekomst, waarschijnlijk de essentiële grondslagen van hun traject. Door deze laffe, oneerbare en absurde moordpartijen hebben de meest extremen onder hen de indruk eindelijk te bestaan en het systeem aan te vallen dat hen voordien had uitgesloten. De dood is de prijs die ze bereid zijn te betalen, aangezien het leven voor hen geen enkele waarde meer heeft.
Een laatste deel tenslotte wordt (vooral onder de kamikazes) direct gerekruteerd uit misdadig gespuis. Het zijn vaak zij die na vele diefstallen en herhaaldelijke geweldpleging enkele jaren later met de kalasjnikov in de hand overgaan tot uitroeiing, waarbij ze één van de meest afschrikwekkende religieus geïnspireerde ideologieën als voorwendsel gebruiken.
Anders gezegd, van Europa tot het Midden-Oosten, zoals over de hele wereld, vormt in de eerste plaats de afwezigheid van elk vooruitzicht, vervolgens zijn ernstigste gevolgen (de sociale verrotting, de gangsterpraktijken, de ontwikkeling van de moraal van lompenproletariaat), de vruchtbare grond voor deze morbide praktijken. De ontmoeting van deze in Europa geboren jongeren met Iraakse en Syrische obscurantistische en moorddadige groepen, die in staat zijn een strategie en een militaire know-how te ontplooien, is dus in geen enkel opzicht een toevalligheid.
Om kort samen te vatten, zijn het imperialisme en de ontbinding de twee ouders die, als koppel, het huidige terrorisme veroorzaken. Oorlog, no-future, angst en haat, morele ineenstorting, terrorisme… vervolgens opnieuw de oorlog. Het gaat om een vicieuze cirkel zonder einde. Het kapitalisme zal de hele mensheid meeslepen in dit verval en deze neergang tot aan de vernietiging van ieder leven, als het niet wordt vernietigd en door een andere maatschappij wordt voorbijgestreefd.
Wat was dus de reactie van alle grote naties op de avond zelf van de aanslagen van 13 november? Op de dag volgend op het drama gaven de woorden van de socialistische Franse minister-president Manuel Valls de toon aan op de grootste televisiekanalen in het land: “wil om Daesh vernietigen”; “wij zullen slag voor slag van repliek dienen”; “wij zullen meedogenloos zijn”; “wij zullen antwoorden op hetzelfde niveau”; “wij zijn in oorlog”, een oorlog die “maanden en misschien zelfs jaren in beslag gaat nemen” en die “uitzonderlijke middelen” vereist. Daaraan voegde hij toe: “Ik zal alles doen opdat de eenheid, opdat de heilige eenheid wordt behouden” en hij eindigde met deze oorlogszuchtige oproep: “laats on patriotten zijn om het terrorisme te verslaan”.
En alle nationale kranten antwoordden in koor: “Nu is het oorlog!”; “Frankrijk wordt aangevallen!”, enz. Deze patriottische en nationalistische campagne werd op internationale schaal georkestreerd rond de Franse driekleur en de Marseillaise. Over de hele wereld, op alle grote monumenten, maar ook op de sociale netwerken, in de sportstadions … werd met de Franse vlag gezwaaid. De woorden van de Marseillaise werden in alle Engelse kranten gepubliceerd zodat het publiek het op 18 november bij de wedstrijd Engeland-Frankrijk in Wembley kon meezingen. Er bestaat natuurlijk geen enkele reële solidariteit van de grootmachten jegens Frankrijk. Al deze naties voeren een economische en soms militaire concurrentie zonder genade. Nee, elke nationale bourgeoisie heeft alleen maar de 130 doden van Parijs en de veroorzaakte angst gebruikt om het rotte idee ingang te doen vinden dat de nationale eenheid het mooiste en het hoogste van de mogelijke eenheden is, die het “samen leven” mogelijk maakt en ons beschermt tegen “buitenaf”.
Maar in werkelijkheid zijn de nationale vlaggen altijd de vlaggen van de oorlog! Ze zijn het symbool van de ideologie die de verschillende klassen van de natie aaneensmeden tegen andere naties. Het is fundamenteel dezelfde ideologie als die van IS! En in Frankrijk is het vandaag de socialistische partij aan de macht die aan de spits staat van deze oorlogszuchtige geest. De resultaten: de Franse militaire staf heeft “als represaille voor de aanslagen” in enkele dagen tientallen bommen gegooid en haar vliegdekschip Charles De Gaulle gestuurd om de slagkracht van het Franse leger in Syrië te verdrievoudigen. Deze aanvallen komen bovenop de, onder andere, 4111 doelwitten die door het Russische leger in de laatste achtenveertig laatste dagen wordt geraakt. Terwijl de pers elke dag massaal (21) verhaalt over de “collaterale” slachtoffers van deze bombardementen, is het vandaag onmogelijk om een goed beeld ervan te krijgen. Het gaat dus zoals in elke oorlog die wordt geleid door de grote democratische naties, die ingrijpen in naam van de “vrede“, het “humanitaire”, de “veiligheid van de bevolking”, enz. En elke keer is de balans van het aantal getroffen mensen, die enkele jaren later wordt gepubliceerd, verschrikkelijk.
Eén voorbeeld. Volgens het verslag: Body Count, Casualty Figures after 10 years of the ‘War on Terror’ (22), heeft “de oorlog tegen het terrorisme” die na de aanslagen van 11 september 2001 door de Verenigde Staten werden gelanceerd, in twaalf jaar de dood veroorzaakt van minstens 1,3 miljoen personen in drie landen (Irak, Afghanistan en Pakistan). Ze preciseert dat het hier om een “lage schatting” gaat die geen rekening houdt met de andere conflicten (Jemen, Somalië, Libië, Syrië). Het is Irak dat het zwaarste gelag zou hebben betaald voor de oorlog tegen het terrorisme, met ongeveer één miljoen doden tegen 111.000 volgens de Amerikaanse media en 30.000 volgens ex-president George W. Bush. Het rapport spreekt over een “misdaad tegen de menselijkheid, die bijna een genocide is”. Daar zien we het echte gezicht van de imperialistische oorlog! Daar is het echte en zware gelag van de “chirurgische” aanvallen te zien!
De huidige aanvallen op Syrië zullen Daesh misschien kwaad doen, iets wat deze proto-staat trouwens alleen nog meer suïcidaal en moorddadig zal maken, maar ze zullen in deze gebieden en over de hele wereld vooral de angst en de haat voeden. Het verschijnsel dat door Daesh wordt vertegenwoordigd en dat haar heeft doen ontstaan, komt er dus sterker uit te voorschijn. Het “antwoord” van de staten op het “terrorisme“ betekent slechts een escalatie van het militarisme en een ontketening van steeds meer dezelfde irrationale barbaarsheid, in een helse spiraal van bloedige chaos.
De bourgeoisie heeft geleerd sinds de aanslagen op Charlie Hebdo van afgelopen 7 januari. Toen werd ze verrast door de spontane manifestaties en was ze genoodzaakt om snel op de rijdende trein te springen. Deze keer heeft de Franse staat verhinderd dat er zich gelijkaardige spontane uitingen van solidariteit gaan voordoen, die de overdenking en de discussies bevorderen en het idee kan doen rijzen dat “de straat” een politieke kracht vertegenwoordigt. Daarom is nu elke samenkomst verboden geworden en is iedereen gedwongen “thuis” te blijven en zich te identificeren met de “natie”, het “vaderland“ en de logica van de oorlog! Vandaag duikt zelfs het idee van de nationale dienst en een “nationale garde” opnieuw op. De Franse socialistische partij heeft van de aanslagen geprofiteerd om de versterking van het toezicht en het repressieve instrumentarium te rechtvaardigen.
Er is in het bijzonder de noodtoestand die werd uitgeroepen en al snel voor 3 maanden werd verlengd. Het is de eerste keer sinds de Algerijnse oorlog (in 1958 en in 1961) dat op het hele grondgebied van de metropool en de overzeese gebieden (Guadeloupe, Martinique, Guyana, Réunion en Mayotte) de noodtoestand is uitgeroepen. Deze noodtoestand is een speciale situatie, een soort uitzonderlijke toestand waarbij de “vrijheden” worden beperkt. Zij “vertrouwt aan de burgerlijke autoriteiten, in het geografische gebied waarop zij van toepassing is, uitzonderlijke politionele bevoegdheden toe” (23), zoals de mogelijkheid om massaal huiszoekingen te doen. Het gaat er in feite om de bevolking te doen wennen aan deze drastische versterking van de aanwezigheid van politie en repressie, die de bourgeoisie morgen pertinent tegen de arbeidende klasse zal gebruiken. Er zijn reeds een hoeveelheid wetten ter discussie voorgelegd om de “nationale veiligheid” te versterken. Dezelfde campagne op vlak van openbare veiligheid wordt momenteel over de hele wereld gevoerd.
Kort samengevat profiteert de staat van het terrorisme om zich voor te doen als de garant van de vrede om beter… de oorlog te voeren, als de beschermer van de mensenrechten om… de controle van de bevolking te versterken en, natuurlijk, als de borg van de sociale eenheid om… de haat aan te wakkeren. Zo wordt permanent de haat tegen vreemdelingen en moslims aangewakkerd, net als elke andere verdeling die het de kapitalistische orde mogelijk maakt om als meester over haar uitgebuitenen te regeren. Overal in Europa kennen de xenofobe burgerlijke politieke stromingen een opleving. Acties tegen anti-immigranten nemen trouwens zo’n beetje overal toe, zoals in Duitsland, waar opvangcentra in brand worden gestoken en georganiseerd racistisch geweld wordt gepleegd. In Frankrijk speelt het taalgebruik van het Front National en een deel van de rechtse partijen, naar het voorbeeld van Nadine Morano, op dezelfde grondtonen als die van IS: de terugtocht, de angst, de uitsluiting en de haat ten opzichte van de ander.
In een dergelijke sociale context moeten de enkele uitingen van reële solidariteit als heldhaftig worden beschouwd. Op de avond van 13 november hebben mensen, ondanks de risico's en het gevaar, direct bijstand verleend en spontaan de gewonden geholpen. In de getroffen wijken hebben de bewoners niet geaarzeld hun deuren te openen om schuilplaatsen te verlenen aan de mensen op straat die in paniek waren geraakt. Zo’n beetje overal heeft een korte tendens tot verzameling van solidariteit en verontwaardiging zich uitgedrukt dat door het verbod om te manifesteren evenwel snel werd gesmoord. Dat alles toont aan dat de “onverschilligheid” en de “onwetendheid over de ander”, die normaliter in de kapitalistische maatschappij heersen, kan worden overwonnen wanneer de bewuste wil tot solidariteit zich uit, d.w.z. de wil van de bijstand in harde en moeilijke omstandigheden.
Het is iets dat wij de laatste maanden eveneens hebben kunnen zien onder een belangrijk deel van de arbeidersklasse met betrekking tot de ontvangst van de migranten, met name aan het begin van hun komst in Duitsland. Maar zoals de huidige situatie ook aantoont, kan dit kwetsbare begin ten gevolge van de belangrijke zwaktes van de arbeidersklasse zeer gemakkelijk afgeleid worden naar het valse terrein van het patriottisme en het nationalisme, achter de moorddadige en uiteindelijk xenofobe logica van de meest democratische staten. Het klimaat van ontzetting en angst en de propaganda na de aanslagen van Parijs zullen zwaar wegen op het bewustzijn van de arbeidersklasse. De heilige eenheid die rond de staat en de natie in gevaar wordt geëist, kan slechts het gewicht versterken van de dodelijke illusies met betrekking tot de bescherming van de democratie en de bezetenheid op het vlak van de openbare veiligheid op internationaal niveau. Dat zal nog een beetje meer bijdragen elk vooruitzicht af te sluiten en de zelfmoordkrachten van dit wegrottende kapitalisme te versterken.
De enige echte solidariteit voor de arbeidersklasse kan zich slechts uiten op autonome wijze, buiten alle invloeden van de weldenkende burgerlijke ideologie, vooral op momenten van arbeiderstrijd. Juist de generatie die het belangrijkste doelwit is geweest van de aanslagen van 13 november had in de sociale beweging van 2006 trouwens een stemming van solidariteit binnen de hele arbeidersklasse van start laten gaan. En wanneer enkele afdrijvende jongeren uit de arme banlieues de demonstranten kwamen afpersen, had deze generatie van onzekere studenten en arbeiders geweigerd om in de valstrik van de verdeling te vallen. Zij hadden een samenkomst gehouden met diezelfde jongeren in de buitenwijken in een poging om ze te winnen voor de algemene strijd. Als zij deze intelligentie hadden, dan komt dat doordat deze sociale beweging zich een algemene vergadering had geschonken die het mogelijk maakte de overdenking, de discussie, de collectieve uitwerking, kortom het politieke bewustzijn te ontwikkelen. De enige mogelijke remedie tegen de ergste gevolgen van de ontbinding is de solidariteit in de strijd, het oprechte en open debat en de ontwikkeling van het arbeidersbewustzijn.
Op termijn zal alleen deze logica het voor de klasse mogelijk maken een politieke identiteit en een historisch vooruitzicht op een andere maatschappij terug te vinden. Dan zal zich de mogelijkheid openen van een wereld zonder klassen, zonder oorlogen, noch grenzen, waar de bevrediging van de menselijke behoeften (in het bijzonder de smaak voor kunst, wetenschap en cultuur) en niet het winststreven het centrum van de menselijke wereldgemeenschap zullen vormen. “De waanzin zal eerst ophouden en het bloedige spook van de hel verdwijnen als de arbeiders in Duitsland en Frankrijk in Engeland en Rusland, eindelijk uit hun roes ontwaken, elkaar broederlijk de hand reiken en het beestachtige koor van de imperialistische oorlogsophitsers zowel als het hese geschreeuw van de kapitalistische hyena’s door de oude, machtige krijgskreet van de arbeiders overdonderen: proletariërs aller landen verenigt u!” (24)
IKS, 21 november 2015.
(1) Het communiqué van Daesh dat de aanslagen opeist.
(2) Een groot deel van de slachtoffers waren tussen de 25 en 35 jaar oud. Lees bijvoorbeeld: "A Paris, une génération visée", (Le Monde) of: "La jeunesse qui trinque", (Libération du 15.11.2015).
(3) Cabu (76 jaar), Wolinski (80 jaar), Bernard Maris (68 jaar).
(4) …“waar honderden verafgoders verzameld waren in een feest van perversiteit”, nog altijd volgens het communiqué van Daesh.
(5) Lees het artikel op onze website: “Salut aux jeunes générations de la classe ouvrière”, Révolution Internationale nr. 367, april 2006.
(6) Lees: “Les portraits poignants des victimes du 13 novembre”, gepubliceerd op de website van Libération.
(7) “Als alle landen van de wereld tezamen niet in staat zijn om 30.000 personen uit te roeien, die monsters zijn, is er niets meer te bevatten.”, Laurent Fabius, Minister van Buitenlandse Zaken van de socialistische regering in Frankrijk (verklaring op radio “France Inter” op 20 november).
(8) “De ontbinding, de laatste fase van het kapitalistisch verval”, Internationale Revue nr. 13.
(9) “Militarisme en ontbinding”, Internationale Revue nr. 13.
(10) Laten we niet vergeten dat dezelfde Verenigde Staten in 1979 in ruime mate hadden bijgedragen tot machtsovername van Saddam Hoessein in Irak, die hun bondgenoot was tegen Iran.
(11) “Daesh beschikt over een werkelijke “oorlogsschat” (2 miljard dollar volgens de CIA), over omvangrijke eigen inkomsten, onvergelijkbaar met de middelen waarover Al-Qaida beschikte. Daesh beschikt over talrijke wapens, maar ook over een zwaar en geavanceerd militaire apparaat. Meer dan een terroristische beweging, worden wij geconfronteerd met een echt leger dat door professionele militairen wordt geleid. Wat is de dokter Frankenstein die dit monster heeft gecreëerd? Laten we het duidelijk stellen, aangezien dit gevolgen heeft: het zijn de Verenigde Staten. Door het politieke belang op korte termijn, hebben andere spelers - van wie sommige zich voordoen als vrienden van het Westen - uit mededogen of opzettelijk, bijgedragen tot deze constructie en haar versterking. Maar de eerste verantwoordelijken zijn de Verenigde Staten.” (volgens de woorden van Generaal Vincent Desportes, als hoogleraar verbonden aan de “Sciences Po Parijs”, zoals hij die heeft uitgesproken tijdens zijn ondervraging door de Franse Senaat over de operatie “Chammal” in Irak en beschikbaar op de website van de Senaat).
(12) Het kalifaat dat IS gewapenderhand wil veroveren omvat dus: Irak, Syrië, Libanon, Koerdistan, Kazachstan, de Golfstaten, Jemen, de Kaukasus, de Maghreb, Anatolië, Egypte, Ethiopië, Libië, de hele Hoorn van Afrika, Andalusië en een deel van Europa. Dit onuitvoerbare project is niets anders dan een zelfmoordonderneming, maar daarmee niet minder vernietigend.
(13) “Militarisme en ontbinding”, Internationale Revue nr. 13.
(14) Een ander punt van overeenkomst met IS is het feit dat het nazi-regime zelf ook een onrealistische veroveringspolitiek had, dat alleen maar kon leiden tot zelfmoord. Daarom is het gebruik van de term “islam-fascisme” gepast om de ideologie van Daesh te kwalificeren.
(15) Rosa Luxemburg, Juniusbrochure, 1915.
(16) Sinds de aanslag op het World Trade Center in september 2001 is de macabere lijst van aanslagen in de wereld eindeloos geworden. Het voldoet om de aanval en de gijzelneming te vermelden van de internationale gasten en het plaatselijke personeel in een hotel in het centrum van Bamako in Mali, een week na de moordpartijen in Parijs, die er weer minstens 27 doden aan heeft toegevoegd. Dit was het werk van een groep verbonden aan Al-Qaida.
(17) Attentats terroristes en France : une expression de la barbarie et de la décomposition du système capitaliste (Révolution internationale nr. 149, oktober 1986).
(18) De omvang van de moordpartijen die regelmatig de markten van het Midden-Oosten treffen tijdens hetzelfde soort zelfmoordaanslagen, geven een beeld van het verschrikkelijke bloedbad dat zou zijn aangericht als de terroristen erin waren geslaagd tot in het stadion door te dringen.
(19) Communiqué van Daesh dat de aanslagen opeist.
(20) Als deze kamikazes overgaan tot actie zijn ze trouwens vaak sterk gedrogeerd, zoals het geval was bij hen die in juni de moordpartij begingen in het hotel Sousse in Tunesië.
(21) Een voorbeeld tussen de talloze andere: “Gisteren “werden minstens 36 personen, waarbij 10 kinderen, gedood en tientallen anderen verwond bij meer dan 70 raids tegen verschillende plaatsen in Deir Ezzor, uitgevoerd door Russische en Syrische militaire troepen”, volgens Rami Abdel Rahmane, Directeur van het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten.” (L’Express van 20 november).
(22) Gepubliceerd door de organisaties De Internationale Vereniging van Artsen voor de Preventie van een Atoomoorlog, (Nobelprijs voor de Vrede, 1985), Natuurkundigen voor Maatschappelijke Verantwoordelijkheid en Natuurkundigen voor een Wereldwijde Overleving.
(23) Senaat, Studie van vergelijkbare wetgeving nr. 156, januari 2006, De noodtoestand.
(24) Rosa Luxemburg, Juniusbrochure, 1915.
De gezondheidszorg staat op instorten. De medische voorzieningen zijn onbetaalbaar duur geworden. Bezuinigingen in de medische zorg zijn onvermijdelijk – dit zijn de stemmen die we horen uit het burgerlijke kamp. Inderdaad, achter de ineenstorting van de gezondheidszorg verbergt zich het onvermogen van het kapitalisme om de medische kennis ter beschikking te stellen aan de mensheid
In de opkomstperiode had het kapitalisme nog grote verwezenlijkingen gerealiseerd. In het kader van de industriële revolutie werden niet alleen nieuwe machines en productietechnieken ontwikkeld. Vooruitgang in de wetenschap hielp ook de geneeskunde grote doorbraken te realiseren, want voornamelijk dankzij een betere hygiëne en een uitgebreide ziektebestrijding kon de levensverwachting worden verhoogd en kindersterfte worden teruggebracht. Stierven er rond de eeuwwisseling, van de 19e op de 20e eeuw, nog tweederde van de mensen vóór hun zestigste, 100 jaar later is dat slechts een tiende.
Terwijl de mensen tot die tijd hulpeloos stonden tegenover de vele ziekten, was er later een betere kans op een genezing dankzij de, op de wetenschap gebaseerde, behandelingsmethoden. "De aanleg van een systeem van schoon drinkwater en riolering en de bouw van gemeentelijke slachthuizen verhoogde de openbare hygiëne, en ook de levensomstandigheden verbeterden zich langzaam. Tegen het einde van de 19e eeuw leidden de vooruitgang op wetenschappelijk gebied, zoals de ontstane bacteriologie, tot aanzienlijke verbeteringen in de gezondheidszorg. Asepsis en antisepsis (voorkomen en elimineren van besmettingen met bacteriën), het pasteuriseren van voedsel en de ontwikkeling van vaccins kunnen nu veel van de eerdere doodsoorzaken uitsluiten. De mensen leefden langer en stierven uiteindelijk aan andere ziekten: in de industriële maatschappij [van de twintigste eeuw] zijn de degeneratieve ziekten, zoals de aandoeningen aan de hart- en bloedvaten en kanker, de belangrijkste doodsoorzaak geworden." (www.berlin-institut.org/pdfs/Kroehnert_Sterblichkeit.pdf [118])
Nadat de gezondheidssituatie van de arbeidersklasse snel was verslechterd in de opkomstperiode van het kapitalisme, als gevolg van de enorme slijtage van de arbeidskracht en ziekmakende levensomstandigheden in de steden, verbeterde zich de gezondheidstoestand in de late 19e eeuw langzaam. In deze periode kon de arbeidersklasse het kapitaal vele hervormingen afdwingen. Naast de verkorting van de arbeidstijd, de officiële afschaffing van kinderarbeid, de vermindering van nachtarbeid voor vrouwen, loonsverhogingen, enz., werd in de jaren 1880 in een land als Duitsland de sociale zekerheid ingevoerd (1883: ziekteverzekering; 1884: ongevallenverzekering), waardoor een gestaag groeiend aantal arbeiders het genot leerde kennen van een ziekteverzekering.(1)
"De medische sector moest zich van nu af richten op de patiënten van de ziekteverzekering, die weldra de belangrijkste bron van inkomsten werden en in tegenstelling tot de eerdere “armenziektezorg” het recht op vrije artsenkeuze inhield. De nieuwe generatie artsen werd aan de hand van natuurwetenschappelijk kennis en exacte bewijsvoering, en met behulp van voldoende praktische oefening, opgeleid voor de medische praktijk. Ze keken vol medelijden neer op de oudere artsen, wier belangrijkste middelen uit de studietijd de waarneming, de aanmoediging, het aderlaten en het braakmiddel waren. Het percentage van artsen, dat rechtstreeks afhankelijk was van de behandeling van arbeiders, nam toe. In 1908 wijdde 90 procent van alle gevestigde artsen 75 procent van hun werktijd aan de zogenaamde werknemersverzekering." (Sozialversicherung und medizinische Betreuung; Zum Stand der Medizin im ausgehenden 19. Jahrhundert; Bernhard Meyer) (https://berlingeschichte.de/bms/bmstxt99/9910prod.htm [119])
Maar deze medische kennisverwerving en de overeenkomstige gezondheidszorg werden niet uitgebreid over de hele wereld. In plaats daarvan ontstond er reeds aan het einde van de 19e eeuw een enorme kloof tussen de geïndustrialiseerde landen (zelfs met grote verschillen tussen hen onderling) en de zogenaamde ontwikkelingslanden. Want terwijl de arbeiders in enkele geïndustrialiseerde landen van deze medische kennis konden profiteren, bleef de toegang ertoe grotendeels geblokkeerd voor de overgrote meerderheid van de arbeiders en de boeren in de zogenaamde ontwikkelingslanden. En dat meer dan een eeuw lang. Vanwege ruimtegebrek kunnen we hier niet gedetailleerd ingaan op de verschillen in de situatie van de arbeiders en de toenmalige sociale verzekeringsstelsels op de verschillende continenten (op dit punt vernoemen we enkel dat de kapitalisten niet genoeg speelruimte hadden om dergelijke hervormingen in te voeren en de arbeidersklasse in deze staten onvoldoende druk heeft kunnen opbouwen om dergelijke verbeteringen af te dwingen).
De meeste van de voormalige koloniën, die in de 19e eeuw door de koloniale machten waren veroverd, werden toentertijd economisch kreupel geslagen. Voor de arbeidersklasse in deze landen was het sindsdien onmogelijk zulke substantiële verbeteringen te bewerkstelligen, zoals de arbeidersklasse in de geïndustrialiseerde landen vooralsnog heeft kunnen realiseren. Sindsdien bestaat de enorme kloof in medische verzorging tussen de bevolking van de Europese geïndustrialiseerde landen en de zogenaamde ontwikkelingslanden. "Dit leidt, met name tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden, tot een zeer verschillende structuur van doodsoorzaken. In 1997 waren besmettelijke en parasitaire ziekten verantwoordelijk voor 43 procent van alle sterfgevallen in ontwikkelingslanden, in de geïndustrialiseerde landen, daarentegen, slechts ongeveer 1 procent. Aan de andere kant waren in de industrielanden, 46 procent van alle sterfgevallen veroorzaakt door hart- en vaatziekten, tegen slechts 24 procent in de ontwikkelingslanden." (Kröhnert)
De realiteit in de landen van de zogenaamde “Derde Wereld” is bekend. De grote doorbraken in de ontwikkeling van voldoende hygiëne, de aanleg van sanitaire voorzieningen, een rioolsysteem, zoals dat aan het einde van de 19e eeuw in de industriële centra werd gerealiseerd, en de stijging van de levensverwachting mogelijk maakten, bleven voor de meeste mensen in de perifere landen buiten bereik.
Aan het begin van dit millennium had van de 6 miljard mensen nog steeds 3,3 miljard geen toegang tot zuiver drinkwater en 2,5 miljard (meer dan een derde) geen sanitaire basisvoorziening tot haar beschikking. In de "ontwikkelingslanden" wordt ongeveer 90% van het afvalwater ongezuiverd in rivieren en meren geloosd, waardoor ieder jaar 250 miljoen mensen ziek worden door verontreinigd water, wat in 5 tot 10 miljoen gevallen tot de dood leidt (bron WWF). De WHO schat dat ongeveer 80% van de ziekten in de “ontwikkelingslanden” rechtstreeks verband houdt met een ontoereikende watervoorziening. Jaarlijks sterven er ongeveer 4 miljoen kinderen aan diarree-gerelateerde ziekten.
En juist in de nieuwe “rijzende ster” van de kapitalistische groei, in China, heersen catastrofale toestanden. Ongeveer de helft van de bevolking, bijna 600 miljoen mensen, moeten zwaar verontreinigd water drinken. Tweederde van de 338 grootste steden zijn geclassificeerd als vervuild. Ziekten van de luchtwegen en het hart zijn de belangrijkste doodsoorzaak in China. De fenomenale groeicijfers laten de kas van de ondernemers weliswaar rinkelen, maar voor veel mensen zijn ze ook een uitdrukking van de sterftecijfers. In Peking zijn 70 tot 80% van alle kankergevallen toe te schrijven aan luchtverontreiniging.
In de tweede helft van de 19e eeuw konden de ziekmakende en dodelijke factoren van de feodale en de vroegkapitalistische werkomstandigheden, dankzij een verbeterde hygiëne, worden ingedamd of overwonnen en werd een hogere levensverwachting dus mogelijk. Nu heeft het kapitalisme, vanwege zijn de destructieve wijze van produceren, die hem eigen is, nog meer ziekmakende factoren voortgebracht. De reden is: het kapitalisme zelf pleegt een ongebreidelde roofbouw op de menselijke gezondheid. Het kan niet anders dan slijtage plegen op de arbeidskracht van zijn werkernemers. Wie tientallen jaren zijn lichaam aangetast heeft onder de kapitalistische arbeidsomstandigheden, wie zich bijvoorbeeld jarenlang aan het moorddadige tempo van de lopende band heeft moeten onderwerpen, wie door ploegendienst zijn slaappatronen heeft geruïneerd, zal onvermijdelijk lijden onder de gebruikelijke werk-gerelateerde ziekten.
Zelfs de burgerlijke politici, die zich bezighouden met gezondheidszorg, geven toe dat de helft van de uitgaven in de gezondheidssector zouden bespaard kunnen worden, als het mogelijk zou zijn om binnen dit systeem preventie toe te passen, in plaats van de ziekten pas te behandelen als ze al zijn opgetreden.
Dit geldt vooral voor de zogenaamde beschavingsziekten zoals de hart- en vaatziekten of, bijvoorbeeld, diabetes (suikerziekte). Want de beschaving, die tot deze ziekten leidt vanwege een gebrek aan fysieke inspanning, slechte voedingspatronen, enz., is een kapitalistische, waarvan de wortels veel te diep gaan om door een hervorming van de gezondheidszorg te kunnen worden uitgeroeid – vooral vanwege het op de spits drijven van de urbanisatie. "Al dadelijk veroordeelde de eerste grote arbeidsdeling, de scheiding tussen stad en platteland, de plattelandsbevolking tot duizenden jaren lange afstomping en de stedelingen tot onderwerping van ieder van hen aan zijn eigen handarbeid. Zij vernietigde de grondslag voor de geestelijke ontwikkeling van de een en voor de lichamelijke van de ander." (Anti-Dührung, Socialisme, III Productie; Friedrich Engels,).
Daar komt nog de maar moeilijk meetbare, maar steeds meer in gewicht toenemende factoren van milieuverontreiniging bij en de gevolgen van een meedogenloze concurrentie, die aanzet tot het gebruik van chemisch bereide voeding. Levensmiddelen worden steeds meer met chemie bereid, wat een essentiële rol speelt in de ontwikkeling van bepaalde ziekten (kanker, allergieën, enz.). Deze factoren kan het kapitalisme niet onder controle krijgen, terwijl ze toch de werkelijke voedingsbodem voor deze ziekten is.
Nadat het kapitalisme in zijn opkomstperiode de plagen van het feodale tijdperk (gebrek aan hygiëne, epidemieën, enz.) in de industriële centra wist te verdrijven of in te dammen, is het niet meer in staat om deze plagen, die al lange tijd goed zijn te behandelen, uit te roeien. Zijn functioneringswijze, zijn economische wetten dragen bovendien ook bij aan de verspreiding en de verergering van bepaalde ziekten, die hun wortels vinden in het systeem van de winst-economie zelf. Geen wonder dat de kosten van de gezondheidszorg binnen het kapitalisme exploderen.
In de Verenigde Staten werkt 10% van de beroepsbevolking in de gezondheidszorg, wordt 15% van het BBP besteed aan medische zorg, zogezegd $ 5635 per hoofd van de bevolking. Globaal genomen wordt in West-Europa duidelijk meer dan 10% van het BBP besteed aan medische zorg. Tegelijkertijd is het percentage dat er werkt net zo groot als in de Verenigde Staten. In Duitsland bijvoorbeeld werkt bijna elke 9. werknemers (4,2 miljoen) in de gezondheidszorg. (nvdr: deze cijfers zijn sindsdien nog fors gestegen).
Er wordt beweerd dat de toegenomen levensverwachting de belangrijkste kostenfactor is (mensen van 65 jaar en ouder – in West-Europa ongeveer 17% van de bevolking - veroorzaakt bijna 43% van de totale kosten). Het is moeilijk om te beoordelen in welke mate een ouder wordend lichaam noodzakelijkerwijs ziek wordt en medische behandeling vereist. Maar er is geen twijfel aan dat een groot deel van de ouderen lijdt aan ziekten, die voortvloeien uit hun eerdere levensfase. Bovendien is, volgens de kapitalistische logica, een uitgave om iemand te voeden en te behandelen die niet langer werkbekwaam is, een verspilde kostenpost.
De “vingerwijzing” naar de ouderen is daarom een poging om een zondebok te vinden voor het dilemma. En de klaagzangen over de hoge kosten moeten de aandacht afleiden van een andere, door het kapitalisme veroorzaakte omstandigheid. Hoewel het veel goedkoper en verstandiger zou zijn voor een samenleving om de uitbraak en de verspreiding van ziekten te voorkomen door middel van preventieve maatregelen, is de gezondheidszorg zelf een enorme markt. De geneeskunde verdient meestal pas haar "gelijk" (dat wil zeggen: de meeste fondsen), als een ziekte moet worden gediagnosticeerd en behandeld. De farmaceutische industrie maakt pas winst als ze medicijnen kan verkopen. Alleen al in Duitsland voor meer dan 60 miljard euro. Over het algemeen bedraagt die winst circa 20% van hun geïnvesteerd kapitaal.
Terwijl de explosieve groei van de kosten van de gezondheidszorg aan de kaak gesteld wordt, verbergt men dat, binnen het kapitalisme, de geneeskunde zelf een markt geworden is, waaraan de aanbieders willen verdienen. Omdat gezondheidszorg onderworpen is aan de wetten van de markt, zijn de artsen gedwongen "economisch" te handelen. Dat betekent dat aan alle medische diensten een waarde wordt toegekend, die wordt berekend, geboekt en betaald. De patiënt is niet langer eerst en vooral een patiënt, maar is al lang een klant geworden. Medische behandeling is een betaalde dienst. Het kapitalisme doordringt alle sociale verhoudingen en maakt alles tot waar.
Voor de eerste keer wordt de mensheid geconfronteerd met een krankzinnige situatie: aan de ene kant de moderne geneeskunde die de basis legt voor een hogere levensverwachting, een betere gezondheid en betere gezondheidszorg (verworvenheden waarvan miljarden mensen in de onderontwikkelde landen grotendeels uitgesloten zijn gebleven), aan de andere kant drijven de kapitalistische voorwaarden de gezondheidszorg vandaag naar de financiële ineenstorting. Dit heeft ertoe geleid dat, onder het regime van het kapitaal de mensen, voor de eerste keer in de geschiedenis, zich niet langer kunnen laten behandelen. En dit komt niet omdat er geen medisch personeel of geen gezondheidszorg is, maar omdat de middelen niet ter beschikking worden gesteld.
Net als de honger niet een probleem is van gebrek aan voedsel (in werkelijkheid verstikt de markt door de overproductie), maar door gebrek aan koopkracht, zullen talloze mensen van voldoende medische zorg beroofd blijven, omdat de wetten van de markteconomie hen geen toegang geven tot de kennis en de middelen van de geneeskunde.
We worden dus geconfronteerd met het perspectief dat veel mensen ziek worden, lijden en sterven, hoewel de kennis en middelen ter behandeling beschikbaar zijn. De tegenstelling tussen de medische mogelijkheden en het op de markt betaalbare, wordt steeds flagranter. Dialysebehandelingen bijvoorbeeld zijn medisch mogelijk, maar voor bepaalde patiënten financieel niet langer " te dragen" (zelfs in de geïndustrialiseerde landen, zoals Groot-Brittannië).
Moeten de patiënten en het behandelend en verplegend personeel het verschrikkelijke lijden, en in laatste instantie verlies van leven, aanvaarden omdat behandeling als gevolg van de wetten van de markt, hen ontzegd wordt? Moeten de kennis en de mogelijkheden, die de geneeskunde vandaag biedt, ondergeschikt gemaakt worden aan de winstbelangen van het kapitaal?
Net zoals iedere arbeider werkloos kan worden, kan iedereen ziek worden. Dus, alle loontrekkenden worden getroffen door deze ontwikkeling. Daarom heeft het aan banden leggen en de onderwerping van de geneeskunde aan de wrede wetten van de markt een speciaal belang in zich. Als geen adequate medische zorg wordt verkregen, omdat de wetten van de markt dit niet toestaan, zal hierdoor bij de werkende bevolking grote verontwaardiging ontstaan, die uiteindelijk het bewustzijn over de uitzichtloosheid van deze maatschappij zal bevorderen.
De werknemers in de gezondheidssector worden door deze ontwikkeling niet enkel geconfronteerd met het verlies van hun baan en nog ondragelijkere werkomstandigheden, die hen vroeg of laat aanzet tot defensieve strijd. Maar ze zullen, net als vele andere beroepsgroepen in de diensten- en verzorgingssector, in een gewetensconflict terechtkomen: hetzij, tegen hun wil, als blinde uitvoerders van de kapitalistische wetten, en de gezondheid van de mensen opofferen aan de winst, hetzij de mechanismen van dit systeem in vraag stellen.
Daarmee onthult het groeiende bankroet van het kapitalisme een fundamentele, onoverkomelijke tegenstelling tussen twee ethische "werelden": aan de ene kant de zuivere winstbelangen van het kapitaal, waaraan de mensen, ja de mensheid opgeofferd moet worden en aan de andere kant de strijd van de arbeidersklasse voor een maatschappij waarin niet wordt geproduceerd voor winst, maar voor de behoeften van de mensen. Daarom zal alleen een maatschappij, die niet voor winst, maar voor de behoeften van de mensen produceert, een basis bieden voor ware ontplooiing van de menselijke kennis en menselijke ontwikkelingsmogelijkheden.
Dv/ 6.09.2006
(1) Zeker zouden deze verzekeringen vanuit het perspectief van de heersende klasse ertoe bijdragen om een radicalisering van de arbeiders te voorkomen en bij veel werkers leidden deze verbeteringen tot de illusie van een "aangename situatie” in het kapitalisme.
De overstromingen die Groot-Brittannië de afgelopen winter teisterden, met name in het Zuidwesten van dat land, vormen een nieuw bewijs dat de gevolgen van de klimaatverandering nu al merkbaar zijn, en niet alleen in arme en laaggelegen landen zoals Bangladesh en de Malediven, maar ook in het rijke deel van de wereld. In de afgelopen zomer werden Australië alsmede sommige delen van Europa getroffen droogte en bosbranden, maar ook droogte en ongewone stormactiviteit vond zijn weg naar de VS. Nu worden zelfs “de kerngebieden van de Tory”* in Groot-Brittanië, zoals Surrey en Somerset, geteisterd door weersomstandigheden die steeds meer onvoorspelbaar lijken te zijn.
De Daily Telegraph - een krant die gewoonlijk niet het minste kabaal maakt over de ecologische crisis - schreef over een nieuw rapport, dat een verband legt tussen de overstromingen en de klimaatverandering, die door de mens wordt veroorzaakt: "Volgens de eerste studie, die een verband legt tussen de overstromingen in dit land en klimaatverandering, zijn de overstromingen die in 2000 in heel Groot-Brittannië verwoestingen aanrichtten waarschijnlijker geworden door de opwarming van de aarde. De studie van de Universiteit van Oxford stelde dat de overstromingen, die bijna 10.000 woningen beschadigden en £1,3 miljard kostte, twee keer zo waarschijnlijker waren geworden door de opwarming van de aarde. Dit komt omdat warme lucht meer vocht bevat, waardoor het uitbreken van zware regenbuien vaker voorkomt".
De grappen over “de zogenaamde opwarming van de aarde” zijn hun effect te verliezen tijdens de ongebruikelijk koude winters en de aanhoudende regenbuien. De Daily Mail, alsmede andere rechtse roddelbladen, bedenken zich nu wel twee keer voordat ze dit soorten schertsen gebruiken als hoofdartikel. Er bestaat een groter wordend inzicht dat klimaatverandering, zelfs als dit te wijten is aan een algemene toename van de temperatuur op wereldvlak, zich zal laten voelen door allerlei weersschommelingen en extreme weersomstandigheden.
De klimaatsceptici leken vooruitgang te boeken door de gewijzigde bezorgdheden van de mensen, die steeds meer moeite hadden voor zichzelf op te komen. De verdieping van de economische crisis deed de neiging ontstaan om “groene zorgen” lager op de agenda te zetten dan de meer directe noden, zoals het verlies van een baan of de drastische verlaging een salaris of uitkering. Velen van deze klimaatsceptici aanvaarden dat het klimaat aan het veranderen is maar ontkennen dat dit iets te maken heeft met menselijke activiteiten: het is gewoon het gevolg van zonnesterkte of andere verre kosmische processen. Deze ‘analyse’ gaat vrolijk voorbij gaan aan het feit dat de meest consistente temperatuurstijging van het klimaat ook samenvalt met de opkomst van de “industriële beschaving” en dan vooral met de periode die begon na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Als de "hand van de mens” (of liever gezegd, van het kapitalisme) steeds meer herkenbaar wordt in het algemene patroon van de klimaatverandering, dan is het nog duidelijker dat dezelfde hand een heel omvangrijk instrument inzet tegen iedere poging om het hoofd te bieden aan de gevolgen ervan. Met betrekking tot de huidige Britse regering, zien we bijvoorbeeld dat:
ze de afgelopen tijd massale bezuinigingen heeft doorgevoerd op het vlak van waterverdedigingswerken wat leidde tot de overstromingen, ondanks de groeiende bewijslast dat overstromingen in bepaalde delen van het land een jaarlijkse terugkerende nachtmerrie zijn geworden
ze een landbouwbeleid heeft aangemoedigd, dat de risico's van overstromingen sterk heeft vergroot. George Monbiot schreef twee artikelen in The Guardian, waarin hij aanvoerde dat de regering het rooien van bomen en andere begroeiing in heuvelachtige gebieden subsidieerde om de focus in de landbouw te verleggen op de veeteelt. Het gevolg is dat de natuurlijke “opzuigende werking” in de heuvels niet meer functioneert en meer water, dat door de toenemende regenval voortdurend aanzwelt, nu naar beneden de dalen instroomt. (1) Intussen worden de boeren in de lager gelegen gebieden eveneens aangemoedigd een beleid te voeren waardoor het overstromingsgevaar nog verder toeneemt:
"Zes weken voordat de overstromingen plaatsvonden publiceerde een wetenschappelijk tijdschrift “Soil Use and Managment” [Nederlands: Grondgebruik en Beheer] een artikel dat er een ramp aanstaande was. Het oppervlaktewater in Zuidwest Engeland, waar de Somerset Levels zijn gelegen, bereikte een kritiek punt. Als gevolg van een grootschalige verandering in de manier waarop de grond wordt bebouwd, roomt het water nu in 38% van de locaties die de onderzoekers inspecteerden de grond af in plaats van in de grond te sijpelen.
Boeren hebben het land bewerkt dat voorheen onbebouwd was en hun zaaiperiode verplaatst van de lente naar winter, zodat de grond braak blijft liggen tijdens de regentijd. Het ergste van alles is de verschuiving naar de teelt van maïs, waarvan de bebouwde grond in dit land sinds 1970 is gestegen van 1.400 naar 160.000 hectaren. In driekwart van de maïsvelden in het Zuidwesten is de bodemstructuur dermate afgebroken dat ze de overstromingen doen toenemen. In veel van deze gebieden worden de grond, de meststoffen en de bestrijdingsmiddelen weggespoeld met het water. En er wordt niets wezenlijks ondernomen om het te stoppen, zo waarschuwde de krant. " (2)
Dit soort onthullingen hebben bijgedragen tot een kleine politieke catastrofe voor de Tories, die is geëvolueerd van een partij die aan het begin van de coalitie pochte leiding te geven aan "de groenste regering ooit", naar een David Cameron die verstrikt is geraakt in een gemor over de wens om "van al deze groene onzin af te komen". Want deze politiek werd steeds meer werd beschouwd als een belemmering voor wat de nummer één eis vormt voor elke serieuze regering: de beperking van de staatsuitgaven in combinatie met een economische groei. De aanstelling van Owen Paterson als Minister van Milieu, die een reputatie had opgebouwd als een klimaatscepticus, heeft opnieuw bevestigd dat "stemmen op blauw die gaat voor groen" nooit zou gaan werken.
Een andere linkse auteur op de opiniepagina’s van The Guardian, Seamus Milne, publiceerde een artikel over de overstromingen en koppelde deze aan een groeiende lijst van fenomenen uit de hele wereld die bevestigen dat de gevolgen van de klimaatverandering al bestaan. (3) Hij legde ook de leugenachtigheid bloot van de argumenten van de rechtse ontkenners van de klimaatverandering die in de meeste gevallen de agenda volgen van de olie- en gasindustrie. Deze industrie subsidieert rijkelijk de propaganda tegen de inmiddels overweldigende omvang van het wetenschappelijk bewijs over de door de mens veroorzaakte klimaatverandering.
Milne betoogt dat de vijandige houding van veel rechtse, vrije markt-ideologen tegenover de theorie van de door de mens veroorzaakte klimaatverandering het gevolg is van een diepe ongerustheid: als kan worden aangetoond dat een ongeremde, marktgerichte economische groei leidt ons tot een ecologische ramp, dan moet hij worden ingeperkt en de enige kracht die dat kan doen is de staat. Daarom houdt links van de klimaatverandering omdat het hen een excuus geeft om aan te dringen op meer staatsdictatuur. Natuurlijk ziet Milne zelf niet dat staatsmaatregelen synoniem is met tirannie omdat hij gelooft in controle door het volk van de staat en de economie.
Milne toont niet aan dat de ecologische crisis, zoals de economische crisis en de verspreiding van oorlog en militarisme, een verder bewijs is dat het kapitalisme als een historische productiewijze aan het einde van haar mogelijkheden is. Ze moet van top tot teen moet worden vernietigd als de mensheid deze onderling verweven crises te boven wil komen. We schreven dit al in de Resolutie over de Internationale Situatie, opgemaakt tijdens ons laatste internationale congres:
“De bourgeoisie probeert de vernietiging van het milieu toe te schrijven aan de misdadigheid van de individuen die een gebrek aan ecologisch besef zouden hebben, om zo een atmosfeer van schuld en angst te scheppen. De werkelijkheid, die zich openbaart in haar vergeefse en hypocriete pogingen om het probleem op te lossen, is echter dat het geen probleem is van individuen of zelfs van individuele bedrijven of landen, maar van de vernietigende logica, dat een integraal onderdeel uitmaakt van het systeem. Het is een systeem dat, in naam van de accumulatie, als beginsel en doel heeft winst, en dat geen scrupules heeft in het, voor eens en altijd, ondermijnen van de materiële voorwaarden voor de metabolische uitwisseling tussen leven en aarde, zolang het er een onmiddellijk voordeel uit kan halen.
Dit is het onvermijdelijke gevolg van de tegenstelling tussen de menselijke en natuurlijke productiekrachten, die het kapitalisme heeft ontwikkeld en die wordt opgedreven tot op het punt van ontploffen, en de tegengestelde verhoudingen, gebaseerd op de verdeling tussen de klassen en op kapitalistische concurrentie".
Dit is de fundamentele kwestie, die geworteld in de sociale verhoudingen van burgerlijke beschaving, verhindert dat zowel de rechtse als van de linkse kapitalistische regeringen ook maar enige effectieve actie ondernemen tegen klimaatverandering. In een wereld, die opgebouwd is uit nationale eenheden, die elkaar op leven en dood beconcurreren om de markten en winsten, zou de beteugeling van "de economische groei" (d.w.z. accumulatie) dodelijk zijn.
De inherente drang van het kapitalisme om de natuur te vernietigen is voor de marxisten niet iets nieuws. In de jaren 1950 schreef de Italiaanse linkscommunistist Amadeo Bordiga, ingenieur van beroep, een aantal artikelen over de hedendaagse kapitalistische rampen, zoals de overstroming van de rivieren de Po en de Piave en de ondergang van het schip Andrea Doria. Deze essays zijn verzameld in een deel genaamd Murdering the Dead: Amadeo Bordiga on Capitalism and Other Disasters (Antagonism Press, 2001, een iets andere versie van de collectie is ook gepubliceerd op de website).
Bordiga verwierp het kapitalistische argument dat de ongebreidelde economische groei - die tijdens de naoorlogse “welvaart” alle limieten scheen te overschrijden - moet worden gezien als “vooruitgang”. Hij liet bijvoorbeeld zien dat de ontbossing en de opoffering van vele traditionele verdedigingsmiddelen tegen het water de impact van de overstromingen van de Po eigenlijk hadden verergerd (een soortgelijke opmerking als die van Monbiot). Hij betwist eveneens het kapitalistische idee van vooruitgang, door aan te tonen dat zij noodzakelijkerwijs een blinde beweging is, bij de volledige afwezigheid van een samenhangend plan voor de toekomst, zelfs voor de korte termijn.
De drang naar het ‘snelle geld’ noodzaakt het kapitaal te korten op de veiligheid van de mensen, zoals in het geval van de Vajont stuwdam in de Piave, waarvan het slordige ontwerp leidde tot een desastreuze breuk en tot verwoestende overstromingen in de lager gelegen vallei. In een ruimere zin, de onlesbare dorst naar winst van het kapitalisme ondermijnt noodzakelijkerwijs elke poging tot harmonisatie van de economische noden met de gezondheid van de natuurlijke wereld, waarvan wij afhankelijk zijn. En Bordiga twijfelde ook niet over het feit dat de linkervleugel van het politieke spectrum binnen het kapitalisme eveneens afhankelijk is van het winstbejag: zij wil dat de accumulatie van waarde wordt geleid door de staat, maar ze stelt de noodzaak om te accumuleren niet in vraag.
Bordiga ging verder in zijn argumentatie. Hij zag dat het kapitalisme de drang naar winst ook een ingebouwde neiging tot vernietiging in zich draagt. Aangezien de kapitalistische winst kan alleen kan worden voortgebracht door de levende arbeid is het er periodiek toe genoodzaakt dode arbeid te vernietigen om zich opnieuw op te bouwen door de exploitatie van de levende arbeid. "Modern kapitaal, die net zozeer consumenten nodig heeft als een steeds grotere productie, heeft er een groot belang bij om de producten van de dode arbeid in onbruik te laten raken om hun vernieuwing met levende arbeid op te leggen, het enige type waaraan het winst kan “onttrekken”. Daarom is het in de zevende hemel als de oorlog uitbreekt en daarom is het zo goed opgeleid voor de praktijk van rampen. De autoproductie in Amerika is enorm, maar alle of bijna alle gezinnen hebben een auto, dus kan de vraag uitgeput raken. Dan is het dus beter dat de auto slechts een korte tijd meegaan." ("Murdering the Dead”, p35)
Maar wat Bordiga niet zo duidelijk ziet is dat, zelfs als hij zich in bepaalde gevallen in die richting uitging, op een bepaald punt in haar evolutie de vernietiging van dode arbeid niet als een stimulans dient voor nieuwe accumulatie, maar alleen de accumulatie van ruïnes voortbrengt. Dit was de onderliggende logica die, in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, door Gauche Communiste de France (GCF) werd opgespoord. Zij zag dat de tendens tot vernietiging, belichaamd in oorlog en militarisme, tot op een punt leidde waarop alle economische voordelen van de oorlog zou worden opgeslokt, teniet gedaan - zoals dat zeker het geval zou zijn geweest in een Derde Wereldoorlog.
Dit is een uiting van de irrationaliteit en het verval van een productiewijze die haar eigen economische noden en haar eigen toekomst steeds verder ondermijnt. Vandaag de dag heeft het kapitalisme in verval aan de dreiging van de vernietiging van de mensheid door imperialistische oorlog ook de dreiging van planetaire ecologische ramp toegevoegd. In feite is de onoplosbaarheid van de ecologische crisis een extra factor in de verscherping van de imperialistische competitie over slinkende materiële middelen - waaronder een van de meest essentiële voor het leven, water:
"De Amerikaanse veiligheidsinstanties waarschuwen al voor mogelijke conflicten - waaronder terroristische aanslagen - over water. In een rapport uit 2012 waarschuwt de Amerikaanse directeur van de nationale inlichtingendienst dat overmatig gebruik van water - zoals in India en andere landen - was een bron van conflict dat mogelijk compromis US nationale veiligheid". (4)
Naar aanleiding van de overstromingen in het zuiden van Engeland hebben sommige linkse komieken geprobeerd om ons te vermaken met spottende grapjes over de “conservatieve kiezers”, die het nu hard te verduren hebben in hun eens zo comfortabele buitenwijken. Dit is echt belachelijk: in al deze situaties is het de rijke minderheid die het minste te lijden heeft, en de meerderheid van minder bedeelden die het meeste te lijden heeft. Maar de les, die de communisten moeten trekken uit deze gebeurtenissen, is dat ze een klein voorproefje vormen van de mondiale nachtmerrie die het kapitalisme voor ons allemaal in petto heeft als we het laten voortbestaan.
Amos / 08.03.2014
* ‘Tory’ is een benaming om leden of sympathisanten van de Conservatieve Partij in Groot-Britannië aan te duiden.
(1) https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/jan/13/flooding-public-sp... [120]
(2) https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/feb/17/farmers-uk-flood-m... [121]
(3) https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/feb/20/climate-change-den... [122]
(4) https://www.theguardian.com/environment/2014/feb/09/global-water-shortag... [123]
Het Zuidwesten van Engeland kampte vanaf december 2013 met massale overstromingen. De regen kwam wekenlang met bakken naar beneden. Januari 2014 was zelfs de natste eerste maand van het jaar in de laatste 250 jaar. Door de storm in februari kwamen in heel Ierland, Engeland, en vooral in Wales, ook nog eens honderdduizenden woningen zonder stroom te zitten.
Op het einde van dit jaar zal er in Parijs een nieuwe internationale top over de klimaatverandering plaatsvinden. Onder auspiciën van de Franse president François Hollande zullen bijna alle wereldleiders bijeenkomen om “voor de eerste keer, tot een wereldwijd en bindend akkoord te komen om doeltreffend de strijd op te nemen tegen de klimatologische ontregeling en een overgang te stimuleren en/of te versnellen naar veerkrachtige en koolstofarme maatschappijen en economieën.”
Al tientallen jaren volgen de “beslissende” milieuconferenties elkaar op, vermenigvuldigen de beloftes en de akkoorden zich zonder dat er ook maar één enkele krachtige milieumaatregel wordt toegepast. De “goede cijfers” en de maatregelen die soms worden aangevoerd om de goede bedoeling van de staten en de ondernemingen aan te tonen, worden systematisch vervalst, als ze al niet ronduit gekonkel tot uitdrukking brengen. De Conferentie van Parijs (COP 21) ontsnapt natuurlijk niet aan deze logica. Gaat het erom de dampkring voor de toekomstige generaties te behouden? Wat een onzin!
Zelfs de burgerlijke media verbergen niet dat het doen en laten van François Hollande in verband met COP 21 getuigt van de meest banale politieke manoeuvres en de meest schrijnende mediacampagnes. Enkele feiten voldoen trouwens om het werkelijke engagement van de heersende klasse ten opzichte van het milieu vast te stellen. In 1997 werd in Kyoto een eerste internationale akkoord getekend, dat als historisch werd gekwalificeerd. Het beoogde een vermindering van de concentratie van broeikasgassen met 5% tegen 2012. Dit belachelijke en volkomen ontoereikende “historische” doel, dat door 184 Staten werd ondertekend, is in 2013 afgesloten met een verslag van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) (1) dat aantoonde dat de concentratie van broeikasgassen nog nooit zo hoog is geweest. Volgens het Intergouvernementele Panel over Klimaatwijziging (IPCC) is zij zelfs met 45% gestegen sinds 1990, het basisjaar voor het protocol van Kyoto.
Het klimaat is niet het enige terrein waar de bourgeoisie haar talenten van opschepperij etaleert: volgens de Verenigde Naties verdwijnt er op de planeet elk jaar ongeveer 13 miljoen hectare aan bossen ten behoeve van voeding en landbouw, ondanks de reglementering en het vermeende “duurzame” beleid in het beheer van de hulpbronnen. Op dezelfde wijze is, volgens een studie die in juni 2015 door deskundigen van de Amerikaanse universiteiten van Stanford, Princeton en Berkeley werd gepubliceerd, de verdwijning van de diersoorten momenteel zo erg dat we getuige zouden zijn van de zesde golf van massale uitroeiing na die van de dinosaurussen! Welke politicus heeft nochtans niet de noodklok geluid voor de bescherming van de ijsbeer?
Rampzalig beheer van de afvalstoffen, verontreiniging op grote schaal van de oceanen, waanzinnige plundering van de natuurlijke hulpbronnen, de sterilisatie van de landbouwgronden, …: wij zouden talloze voorbeelden aan kunnen halen van de schadelijkheid van de kapitalistische productiewijze voor de planeet. Want in tegenstelling tot de geruststellende redevoeringen van de bourgeoisie die garanderen dat het, met een beetje welwillendheid, nog mogelijk is alles te regelen en dat het kapitalisme alles in huis heeft om een “ecologische overgang” te realiseren, is de werkelijkheid van de milieucrisis uiterst verontrustend en bedreigt ze steeds meer het voortbestaan van de menselijke soort. (2)
De versnelde systematische plundering van de natuur en de exploitatie ervan op zeer grote schaal hebben ertoe geleid dat de milieuverontreiniging en de vernietiging van de natuurlijke hulpbronnen een wereldwijde dimensie aannemen. De bedreiging van het milieu beperkt zich dus niet alleen tot een bepaald geografische gebied of een bepaalde maatschappij, zoals in het verleden het geval was, maar is geldig voor de hele mensheid.
De ontwikkeling van de productiekrachten betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat ze onbeheersbaar zijn geworden voor de mensheid. Waarom tonen deze krachten zich op dit punt dan machteloos? Afgezien van de onverantwoordelijkheid of de goede wil van deze of gene bourgeois zijn het in werkelijkheid de tegenspraken van het kapitalistisch systeem die ten grondslag liggen aan de belangrijkste milieuproblemen,
Zoals Rosa Luxemburg reeds aan het begin van de 20e eeuw schreef, bestaat het kapitalisme slechts door de vernietiging van het milieu: “de onophoudelijke groei van de arbeidsproductiviteit, die de belangrijkste factor vormt voor de groei van de meerwaardevoet, impliceert en vereist het onbegrensde gebruik van alle grondstoffen en alle hulpbronnen van de natuur. In verband met zijn wezen en bestaanswijze tolereert het kapitalisme geen beperkingen.” (3)
Inderdaad ontwikkelt het kapitalisme zich onder de voorwaarden van een toenemende accumulatie van handelswaar die als logisch gevolg de plundering van de natuurlijke hulpbronnen heeft op een steeds grotere schaal. Eén van de algemeen bekende gevolgen van deze productiewijze is de overproductie en haar steeds stuitender algemene verspilling van de hulpbronnen, die daarmee gepaard gaat.
De milieuproblemen zijn alarmerend en kostbaar, maar zij worden door de staat en haar klieken vooral gebruikt met het oog op commerciële en politieke manoeuvres. Meer zelfs, dit geeft hen nog maar eens een mogelijkheid om een nieuwe mediacampagne te lanceren die het bewustzijn van de arbeidersklasse moet bedwelmen. Men zegt ons dat we meer wetgeving, meer verdragen, meer regels nodig hebben. In werkelijkheid probeert de staat te verbergen dat hij de voornaamste verantwoordelijke is voor de grote rampen! Als hij de productie coördineert, legaliseert, is dit altijd om beter zijn nationale kapitaal te verdedigen binnen de internationale arena en zich het recht toe te eigenen om meer te verontreinigen (op voorwaarde natuurlijk dat vooral de bevolking meer belasting wordt opgelegd!).
Het doel van de staat is in wezen beter te antwoorden op een verscherpte concurrentie. Om dit te doen kan hij niet anders handelen dan zijn plunderingen, zijn verspillingen en zijn verschillende vormen van verontreiniging voort te zetten. Het is wat alle meest democratische geïndustrialiseerde staten doen. Buiten de hypocriete redevoeringen om, zoeken zij wanhopig een uitweg ten opzichte van de economische wereldcrisis en het historische bankroet van hun systeem. Zij doen dit met een totale minachting voor de mensheid en haar toekomst.
R.B. / 23.06.2015
(1) Teneinde elke betwisting te vermijden, zal het artikel slechts de officiële gegevens vermelden die door de burgerlijke instanties worden gegeven, hoewel talrijke wetenschappers regelmatig verzekeren dat deze cijfers niet overeenstemmen met de waarheid.
(2) Cf. Le monde à la veille d'une catastrophe environnementale, Internationale Revue (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave) nr. 135.
(3) Rosa Luxemburg, De Accumulatie van het Kapitaal: De historische voorwaarden van de accumulatie: De reproductie van het kapitaal en haar milieu.
Enkele feiten, die voldoen om de huidige afschuwelijke situatie van de migranten te verduidelijken:
- de ontdekking, op 27 augustus in Oostenrijk, vlakbij de Hongaarse grens, van 71 lichamen (waarvan 8 vrouwen en 4 kinderen) in staat van vergevorderde ontbinding, opgesloten in een vrachtwagen, die was achtergelaten aan de rand van snelweg
- Enkele dagen daarna, het lichaam van een kleine jongen van drie jaar op een strand van Bodrum in Turkije, die tegelijk met zijn moeder en zijn broer was verdronken,.
Het ging in beide gevallen om migranten uit Syrië, die gevlucht waren voor de verschrikkingen van vier jaar oorlog. Dit verschijnsel van de vluchtelingen, dat een nog nooit vertoond wereldwijd karakter aanneemt, overtreft kwa omvang de uittochten, die plaatsvonden in de donkerste uren van de twintigste eeuw.
Eén ding moet echter de aandacht trekken en vragen oproepen: de media proberen niet om de ondragelijke verschrikkingen te verbergen. Integendeel zij smeren het uit op de eerste pagina's van de kranten en vermenigvuldigen de schokkende beelden, zoals die van deze kleine jongen van drie jaar. Waarom?
In feite gebruikt de bourgeoisie voor haar propaganda zowel de barbarij, waarvoor zijzelf verantwoordelijk is, en het gevoel van verontwaardiging die erdoor wordt veroorzaakt, alsook de geest van spontane solidariteit tussen de plaatselijke en migrante arbeiders die de afgelopen maanden op verschillende plaatsen in Europa tot ontwikkeling is gekomen. Het gaat haar er niet alleen om elke mogelijkheid van zelfstandige overdenking in de kiem te smoren, maar ook om op verraderlijke wijze de nationalistische ideologieën te stimuleren teneinde het bewustzijn te verrotten. In de ogen van de heersende klasse, handelen de arbeiders “op een eigenaardige wijze” en zelfs “onverantwoordelijk” wanneer zij aan zichzelf worden overgeleverd: zij zijn solidair, helpen en ondersteunen elkaar.
Ondanks het onophoudelijke ideologische bombardement en geconfronteerd met de diverse vormen van burgerlijke druk, brengen de arbeiders, als ze in rechtstreeks contact komen met de vluchtelingen, vaak wat deze nodig hebben om te overleven (eten, drinken, dekens…) en verlenen ze soms ook onderdak. Voorbeelden van solidariteit hebben zich dan ook voorgedaan, zowel op Lampedusa in Italië als in Calais in Frankrijk of in verschillende steden in Duitsland en in Oostenrijk. Bijvoorbeeld, bij de komst van treinen met vluchtelingen, nadat ze uiteindelijk waren bevrijd van hun opsluiting door de Hongaarse Staat, werden de afgematte migranten verwelkomd door duizenden mensen, die troost en materiële steun kwamen brengen. Oostenrijkse spoorwegarbeiders hebben zelfs voorgesteld gratis overuren te maken om de vluchtelingen naar Duitsland te vervoeren. Op zaterdag 5 september hebben duizenden mensen in Parijs gedemonstreerd uit protest tegen de behandeling van de vluchtelingen. Er waren leuzen te lezen zoals: “wij zijn allemaal kinderen van migranten”.
Terwijl de Staten de vluchtelingen slechts tegenhielden en terroriseerden, heeft de heersende klasse tenslotte de massale en internationale reactie van solidariteit moeten beantwoorden, die door de burgerbevolking werd getoond. De bourgeoisie werd zowat overal verplicht om haar anti-migrantentaal van de afgelopen jaren te wijzigen omzich aan te passen. In Duitsland heeft de ommezwaai de bourgeoisie in staat gesteld om haar politieke beeld van “zeer geavanceerde” democratie te versterken en om, tegenover haar rivalen, de spoken van het verleden te bezweren, die geen enkele gelegenheid voorbij laten gaan om deze terloops te vermelden. Het is trouwens het trauma van de Tweede Wereldoorlog, die de verklaring vormt voor de grotere gevoeligheid van het proletariaat in Duitsland tegenover het vluchtelingenvraagstuk en voor de noodzakelijke solidariteit.
De Duitse autoriteiten hebben daarop het akkoord van Dublin moeten opschorten, dat voorziet in de uitwijzing van de asielzoekers. In de ogen van de migranten en de wereld, is Merkel de “kampioene van de openheid” en Duitsland een “model van menselijkheid” geworden. In Groot-Brittannië heeft Cameron zijn “onverzettelijk” taalgebruik moeten wijzigen, evenals de ergste tabloids die de migranten onlangs nog vergeleken met “kakkerlakken”. Voor de bourgeoisie was het belangrijk om te reageren en om te verdoezelen dat er twee volkomen tegenstrijdige logica bestaan, die botsen: de uitsluiting en het “ieder voor zich” van de kapitalistische concurrentie tegenover de proletarische solidariteit; een systeem dat ten onder gaat aan barbarij tegenover de bevestiging van een klasse die de drager is van de toekomstige ontplooiing van de mensheid. De bourgeoisie kon niet anders doen dan te reageren op de reële gevoelens van verontwaardiging en solidariteit, die zich in de centrale landen manifesteren.
De situatie is niet volkomen nieuw. In 2012 nam het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR) reeds 45,2 miljoen “verplaatsten” op in de boeken en luidde de noodklok over de omvang van de humanitaire ramp. In 2013 waren er 51,2 miljoen vluchtelingen op de planeet die de diverse verschrikkingen ontvluchtten. Voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog werd de drempel van 50 miljoen daarmee overschreden! De UNHCR verklaart deze verschrikkelijke dynamiek door “de vermenigvuldiging van nieuwe crises” en “het voortduren van de oude crises die nooit schijnen te willen voorbijgaan”. Het jaar 2015 is bezig om een nieuw record te vestigen: 60 miljoen vluchtelingen voor Europa alleen. Sinds januari zijn de asielverzoeken met 78% toegenomen. In Duitsland zijn de asielverzoeken, volgens de Minister van Binnenlandse Zaken, verviervoudigd ten opzichte van het vorig jaar, en bereikt ze het recordcijfer van 800.000 .
Macedonië heeft de noodtoestand uitgeroepen en voor even zijn grenzen gesloten. De laatste maanden zijn er officieel meer dan 2800 van deze bannelingen, mannen, vrouwen en kinderen, verdronken in de Middellandse Zee. In Azië, is het verschijnsel net zo massaal. Zo ontvluchten bijvoorbeeld een toenemend aantal mensen, afkomstig uit Myanmar, de repressie en proberen ze wanhopig andere landen van Zuid-Oost-Azië te bereiken. In Latijns-Amerika hebben de criminaliteit en de armoede een dermate omvang bereikt , dat honderdduizenden personen in de Verenigde Staten een schuilplaats zoeken om te overleven.
Een goederentrein, genaamd “Het Beest”, die heel Mexico van het zuiden naar het noorden doorkruist, is regelmatig volgeladen met duizenden migranten. Zij lopen niet alleen het gevaar om van het dak van de wagons af te vallen of eraf gegooid te worden in de tunnels, maar ook belegerd te worden door de autoriteiten. Ze zijn echter vooral overgeleverd aan de genade van de drugsdealers of van bandieten die hen gijzelen, verkrachten, aan prostitutienetwerken afleveren en ze meestal doden. En, voor degenen die het geluk hebben om eraan te ontsnappen, zien zij langs de hele Amerikaanse grens een “muur” van de prikkeldraadversperringen en uitkijktorens opdoemen, van waaruit tot de tanden gewapende wachters permanent de boel bewaken, en niet aarzelen hen als konijnen te beschieten!
In feite gaan de hypocriete houding van de democratische Staten, en hun beschaafd taalgebruik, heel goed samen met het ergste xenofobe taalgebruik, Het voedt gevoelens van angst bij de enen, bij de ander gevoelens van onmacht. Uiteindelijk verlamt het bij iedereen de overdenking. Deze propaganda van de goot probeert immers om elke geest van solidariteit te breken door te benadrukken dat het onmogelijk is om dit “te grote aantal migranten” toe te laten. De enige oplossing, die vervolgens gepresenteerd wordt, is ze bij vertrek tegen te houden, om ze liefdevol de gevaren van de reis te besparen, als ze al niet direct de legitieme reacties van zelfverdediging en de “efficiënte veiligheidsmaatregelen” tegen deze “invasie” aanmoedigt. Deze campagne heeft dus tot doel de geesten af te leiden van het inzicht in de werkelijke oorzaken van dit verschijnsel.
Langzamerhand zijn hele zones van de planeet verwoest en onbewoonbaar geworden. Dit is in het bijzonder het geval voor de gordel die loopt van de Oekraïne tot Afrika, via het Midden-Oosten. In sommige van deze oorlogszones is het meer dan de helft van de bevolking die op de vlucht is en die zich samendringen in reusachtige kampen, overgeleverd aan smokkelaars zonder scrupules, wier handel op industriële schaal georganiseerd is. De werkelijke oorzaak van deze hel, is de verrotting van dit wereldsysteem, gebaseerd op uitbuiting en oorlog: die van het kapitalisme in verval. De omvang van het verschijnsel van de vluchtelingen is vandaag een duidelijke uitdrukking van de neerwaartse spiraal van de kapitalistische maatschappij die de diverse conflicten, pogroms en allerlei vormen van geweld, de toenemende verarming ziet vermenigvuldigen door de economische crisis en de ecologische rampen.
Natuurlijk zijn de oorlogen, de crises en de milieuverontreiniging geen nieuwe verschijnselen. Elke oorlog betekende reeds dat mensen moesten vluchten om hun huid te redden. Nochtans zijn de reikwijdte en de intensiteit van deze verschijnselen slechts toegenomen, die een helse spiraal van barbarij en vernietiging voedt. Tot de Eerste Wereldoorlog was het aantal vluchtelingen betrekkelijk beperkt gebleven. Met de laatstgenoemde zijn de massale verplaatsingen begonnen: “hervestigingen” “volksverhuizingen”, enz. Deze spiraal van oorlogen en vernietigingen heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog een andere dimensie aangenomen, met een ongekend aantal ontheemden en vluchtelingen. Vervolgens hebben ook de diverse conflicten tijdens de Koude Oorlog, die via de periphere machten plaatsvonden tussen het Oost- en het Westblok, een aanzienlijke hoeveelheid vluchtelingen, evenals grote hongersnoden in de jaren 1970 en 1980, bezuiden de Sahara, gecreëerd.
Maar sinds de instorting van het Oostblok in 1990, is een echte doos van Pandora geopend. De tegenstelling tussen de imperialistische machten legden zowel het oost- als het Westblok een zekere orde en een zekere discipline op: het merendeel van de naties gehoorzaamden aan de bevelen van hun respectievelijke blokleider, de Verenigde Staten of Rusland. De oorlogen in deze periode zijn onmenselijk en moorddadig geweest, maar ook “klassiek” en “overzichtelijk”. Sinds de Sovjet-Unie is ingestort, hebben de instabiliteit en de ontwikkeling van de chaos geleidelijk aan geleid tot een vermenigvuldiging van de plaatselijke conflicten, tot voortdurend verschuivende allianties. Gevechten zonder uitkomst en einde, die leiden tot de ontbinding van Staten, de opkomst van de krijgsheren en andere soorten gangsters, en tot het uiteenvallen van elke sociale samenhang.
En de tegenstrijdigheden tussen de imperialistische machten (gekenmerkt door de opkomst van het “ieder voor zich”, iedere natie die zijn eigen imperialistische kaart speelt, en bovendien, met steeds meer korte termijn doelstellingen) hebben deze laatste vandaag gebracht tot militaire acties op een steeds regelmatiger en zelfs permanente wijze. Elk van de grootmachten steunt deze of gene maffiakliek, deze of gene krijgsheer, deze of gene groep fanatici, in de steeds irrationelere verdediging van hun imperialistische belangen. Wat momenteel de kapitalistische maatschappij beheerst, is de ontbinding van gehele gebieden waar de meest ijzingwekkende uitdrukkingen van de sociale ontbinding tot ontplooiing komen: geografische zones volledig aan de handen van drugsdealers, de opkomst van de Islamitische Staat met zijn barbaarse wreedheden, enzovoort.
Deze Staten, die de voornaamste verantwoordelijken zijn voor de sociale, ecologische en militaire ontbinding van de wereld, zijn tegelijkertijd echte “vestingen“ geworden. Tegen de achtergrond van crisis en massale werkloosheid, hebben de maatregelen op vlak van openbare veiligheid zich op drastische wijze versterkt en de Staten letterlijk “in bunkers” veranderd. Enkel de meest gekwalificeerde migranten worden toegelaten om uitgebuit te worden, om de kosten van de arbeidskracht te doen dalen en om gebruikt te worden om het proletariaat te verdelen. De meerderheid van de vluchtelingen en migranten, de “ongewensten”, de hongerigen zonder middel van bestaan, worden cynisch verzocht thuis te blijven om er te sterven zonder iemand in verlegenheid te brengen.
De Noordelijke staten verjagen ze, letterlijk, zoals bijvoorbeeld deze zomer nog gebeurde in Frankrijk, dichtbij de “jungle” van Calais, dichtbij de tunnel onder het Kanaal. De industriële maatschappij, aangetast door de economische crisis van overproductie, kan geen vooruitzicht meer bieden. In plaats van zich te openen, sluit zij zich letterlijk; de Staten barricaderen hun grenzen, vermenigvuldigen de afsluitingen en zetten ze onder stroom, bouwen steeds meer muren. Tijdens de Koude Oorlog, ten tijde van de Berlijnse Muur, bestonden er een vijftiental muren om de grenzen te verdedigen. Vandaag zijn het er meer dan zestig, die gebouwd zijn of in aanbouw zijn.
Vanaf de “muur van de apartheid”, die door Israël gebouwd is tegen de Palestijnen, tot aan de 4000 kilometers lange prikkeldraadversperring, die India en Bangladesh scheiden, zijn de Staten ten prooi aan een echte veiligheidsparanoia. In Europa is de zuidgrens, die van de Middellandse Zee, voorzien van allerlei barrières en muren. In juli begon de Hongaarse regering met de bouw van een nieuwe hoog hekwerk van vier meter. Wat betreft het Schengengebied in Europa, het werk van het Frontex agentschap of het Triton dispositief, hun militair-industriële doeltreffendheid is afschrikwekkend; een permanente bewakings- en oorlogsvloot die de vluchtelingen verhindert om de Middellandse Zee over te steken. Een gelijkaardige militaire machine is ingesteld langs de Australische kust. Al deze hinderpalen verhogen heel sterk het sterftecijfer onder de migranten, die gedwongen zijn om steeds meer risico's te nemen bij de oversteek.
Enerzijds barricadeert de burgerlijke Staat zich. Hij voedt maximaal de doemscenario’s van de meest xenofobe populistische fracties, wakkert altijd meer haat, angst en de verdelingen aan. Geconfronteerd met de gedaalde levensomstandigheden ondergaan de zwakste sectoren van het proletariaat de volle laag van deze nationalistische en xenofobe propaganda. In talrijke landen zijn protesten, fysieke aanvallen of misdadige brandstichtingen van vluchtelingencentra door mensen van extreem-rechts gesignaleerd.
De vluchtelingen worden het mikpunt van campagnes tegen de “buitenlanders”, tegen degenen die “onze levensomstandigheden bedreigen”. De Staat rechtvaardigt op die wijze zijn acties ter “bescherming”: de internering in de detentiecentra (meer dan 400 in Europa), het steunen van de ergste folteraars om de bevolking te controleren en in te sluiten, het garanderen van deportaties en, vandaag de dag, het terugzenden aan de grenzen ….
Aan de andere kant veroorlooft diezelfde burgerlijke Staat zich de luxe, doorheen de stem van zijn politici, een bedrieglijke verontwaardiging te uiten. Politici die spreken over de “morele uitdaging”, gesteld door de tragedie, die garant staan voor de “beschaving” door zogenaamd “bijstand” te bieden en “de ontvangst van de migranten” zo goed mogelijk te regelen. Kortom de burgerlijke Staat, deze sinistere misdadiger, omkleedt zich met de deugd van de redder.
Maar zolang het kapitalisme bestaat, zal er geen enkele werkelijke oplossing mogelijk zijn voor de vluchtelingen en de migranten. Als wij niet op kritische wijze tot de wortel gaan van het probleem, zullen onze verontwaardiging en solidariteit niet verder gaan dan een eerste reflex tot hulp. Als wij niet tegen dit systeem strijden, zal dit edele en diepmenselijke gevoel, onder luid geschal en uitvoerige camerabeelden, door de bourgeoisie vervolgens worden gereduceerd tot een eenvoudige liefdadigheidsactie en ondergedompeld in de walgelijke geest van een verraderlijk nationalisme. Wij moeten dus proberen tot de wortel van het probleem te gaan om een kritische en revolutionaire visie te kunnen bieden. Het proletariaat moet zo’n kritisch denken over deze kwesties ontwikkelen.
WH (RI), 29 augustus 2015
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 286.62 KB |
Langzamerhand zijn hele zones van de planeet verwoest en onbewoonbaar geworden. In sommige van de oorlogszones is meer dan de helft van de bevolking op de vlucht en dringen samen in reusachtige kampen, overgeleverd aan smokkelaars zonder scrupules. De omvang van het verschijnsel van de vluchtelingen is vandaag een duidelijke uitdrukking van de neerwaartse spiraal van de kapitalistische maatschappij die de diverse conflicten, pogroms en geweld, de toenemende verarming ziet vermenigvuldigen door de economische crisis en de ecologische rampen.
Sinds de Sovjet-Unie is ingestort, heeft de ontwikkeling van de chaos geleidelijk aan geleid tot een vermenigvuldiging van de plaatselijke conflicten, tot voortdurend verschuivende allianties. Gevechten zonder uitkomst en einde, die leiden tot de ontbinding van Staten, de opkomst van de krijgsheren en andere soorten gangsters, en tot het uiteenvallen van elke sociale samenhang.
En de tegenstrijdigheden tussen de imperialistische machten (zowel de grootmachten, als de kleinmachten, die allen hun eigen imperialistische kaart spelen) drijven hen allen tot militaire acties op een steeds regelmatiger en zelfs permanente wijze, waarbij ze steeds meer korte termijn doelstellingen nastreven. Elk van hen steunt deze of gene dergelijk maffiakliek, deze of gene krijgsheer, deze of gene steeds irrationelere groep fanatici, in verdediging van hun imperialistische belangen.
Net deze Staten, die allen mee verantwoordelijk zijn voor de sociale, ecologische en militaire ontbinding van de wereld, zijn echte "vestingen" geworden. Tegen de achtergrond van crisis en massale werkloosheid, hebben de maatregelen inzake openbare veiligheid zich op drastische wijze versterkt en de Staten letterlijk “in bunkers” veranderd. Enkel de meest gekwalificeerde migranten worden toegelaten om uitgebuit te worden, om de kosten van de arbeidskracht te doen dalen en om gebruikt te worden om het proletariaat te verdelen. De meerderheid van de vluchtelingen en migranten, de “ongewensten”, zonder middel van bestaan, worden cynisch verzocht thuis te blijven om er te sterven zonder iemand in verlegenheid te brengen.
In Europa is de zuidgrens, die van de Middellandse Zee, voorzien van allerlei barrières en muren. De Hongaarse regering bouwde een hekwerk van vier meter hoog rond zijn grens met Servië. Wat betreft het Schengengebied in Europa, het werk van het agentschap Frontex of Triton, hun militair-industriële doeltreffendheid is afschrikwekkend; een permanente oorlogsvloot die toezicht houdt en de vluchtelingen verhindert om de Middellandse Zee over te steken.
De vluchtelingen worden het mikpunt van campagnes tegen de “buitenlanders”, tegen degenen die “onze levensomstandigheden bedreigen”. De Staat rechtvaardigt op die wijze zijn acties ter “bescherming”: de internering in de detentiecentra (meer dan 400 in Europa), het steunen van de ergste folteraars om de bevolking te controleren en in te sluiten, het garanderen van deportaties en, vandaag de dag, het terugzenden aan de grenzen ….
Terwijl de Staten de vluchtelingen slechts tegenhielden en terroriseerden, heeft de heersende klasse tenslotte de massale en internationale reactie van solidariteit moeten beantwoorden, die door de burgerbevolking werd getoond. De bourgeoisie werd zo’n beetje overal verplicht om zich aan te passen en haar anti-migrantentaal van de afgelopen jaren te wijzigen.
In feite gebruikt de bourgeoisie voor haar propaganda zowel de barbarij, waarvoor zijzelf verantwoordelijk is, en het gevoel van verontwaardiging die erdoor wordt veroorzaakt, als de geest van spontane solidariteit tussen de ‘allochtone’ en ‘autochtone’ arbeiders die de afgelopen maanden op verschillende plaatsen in Europa tot ontwikkeling is gekomen.
De zelfstandige overdenking door de arbeidersklasse wordt op allerlei manieren gesaboteerd door de bourgeoisie en op verraderlijke wijze worden nationalistische ideologieën gestimuleerd teneinde het bewustzijn te verrotten.
Toch zagen we heel wat diverse uitingen van solidariteit. Hoe diepgaand en broos waren deze solidariteitsacties? Hoe kan de solidariteit zich ontwikkelen en het systeem in vraag stellen, en wordt ze niet gereduceerd tot liefdadigheid? Zal de xenofobie de overhand krijgen? Welke invloed heeft de vluchtelingenstroom op het klassebewustzijn op zowel korte- als lange termijn?
Daarover willen we de discussie aangaan op onze volgende openbare bijeenkomst van 31 oktober te Antwerpen.
Wij verwijzen voor verdere uitdieping naar het artikel “Migranten en de vluchtelingen: de wreedheid en de hypocrisie van de heersende klasse"
PRAKTISCH
Datum: zaterdag 31 oktober, 14u00- 18u00
Adres: Café Multatuli, Lange Vlierstraat 9, Antwerpen
Een gezamenlijk initiatief van:
Internationalisme, Afdeling in België van de IKS, [email protected] [129]
Wereldrevolutie, Afdeling in Nederland van de IKS, [email protected] [130]
De gebeurtenissen aan de grenzen van de EU, met de toename van het aantal migranten dat de laatste maanden vlucht voor armoede en oorlog en ‘natuurrampen’, typeren in geconcentreerde vorm de tegenspraken, de tegenstellingen en de dynamiek van het kapitalisme in de huidige historische periode. Om deze reden en omdat de bourgeoisie de zoektocht naar zondebokken gebruikt als een van haar belangrijkste instrumenten, moeten minderheden, die op een oprechte manier op zoek zijn naar theoretische en praktische antwoorden, op een collectieve manier nadenken over een reeks van aspecten die met deze gebeurtenissen te maken hebben.
Als wij kijken naar de gebeurtenissen van de laatste maanden, dan zijn het vooral de uitingen van solidariteit onder de bevolking van de Europese landen die het meest in het oog springen. Deze uitingen staan in scherp contrast tot de criminalisering en ontmenselijking door de bourgeoisie. Het is een vorm van solidariteit die tot uiting komt in betogingen ter ondersteuning van de vluchtelingen, in ontvangstbijeenkomsten, in privé-initiatieven om vluchtelingen te helpen bij de ‘illegale’ oversteek van de grenzen richting Oostenrijk, in massale hulp die vrijwilligers aanbieden in de vorm van materiaal, huisvesting en andere diensten.
Vooral de laatste maanden hebben de ‘respectabele’ en ‘democratische’ heersende klassen van West-Europa, via hun massa-media en hun politieke apparaten, hun geniepige campagnes van nationalisme en hun zondebokkenpolitiek ten aanzien van de migranten, opgedreven. (De Britste premier Cameron en leden van zijn regering betitelden de migranten in Calais als een ‘horde’, en beschuldigden hen ervan de Europese ‘levensstandaard’ te ondermijnen. De racistische burgerbeweging Pegida, die door de media sterk in de kijker geplaatst wordt, ontmoet bijvoorbeeld begrip en goedkeuring van het ‘democratische’ politiek apparaat).
Geconfronteerd met de ‘publieke opinie’ hebben de heersende klassen van Europa hun houding echter tijdelijk moeten aanpassen om niet al te openlijk de tegenstelling te openbaren tussen hun eigen positie en de spontane uitdrukkingen van solidariteit. Deze twee stellingnames verschaft de Europese heersende klassen de basis voor een (kunstmatige) verdeling tussen, aan de ene kant, het zoeken naar zondebokken en, aan de andere kant, het verdedigen van de ‘mensenrechten’. Met deze aanpassing van hun politiek doen de Europese regeringen tegelijkertijd ernstige inspanningen om ervoor te zorgen dat het vuile werk - de tijdelijke, slechte behuizing en het blokkeren van de stroom van migranten - wordt gedaan door de staten in Zuid-Oost-Europa of in landen als Turkije, Libanon of Jordanië, die al vol zitten met vluchtelingen.
De houding van de heersende klasse is ook een uitdrukking van de huidige historische periode waarin wij leven. Enerzijds heeft de bourgeoisie niet volkomen de handen vrij om, in het belang van de ‘natie’, het proletariaat en de bevolking de offers en het lijden passief te doen aanvaarden. Anderzijds is het proletariaat op dit moment niet in staat om op te treden als een massale sociale kracht, die de confrontatie aan kan gaan met het kapitalisme en haar eigen visie en haar kommunistisch project voor de maatschappij naar voren kan schuiven. Het is een periode van de ‘tijdelijke sociale patstelling’ in de klassestrijd, een periode die wij de ontbinding van het kapitalisme noemen. Dit is een bijzonder gevaarlijke periode want tegelijkertijd gaat de verdieping van de tegenspraken van het kapitalisme onverminderd voort; een proces dat wereldwijd tot uiting komt in een chronische economische crisis en voortdurende militaire conflicten. Toch kan de bourgeoisie de gevolgen ervan (zoals de massale werkloosheid, het ineenstorten van de sociale samenhang in de arbeiderswijken, het terrorisme, het geweld en de onconventionele oorlog, de groei van allerlei soorten reactionaire ideologieën zoals nationalisme, religieus fanatisme, racisme, enzovoort) nog steeds politiek gebruiken (en inzetten) tegen de dreiging, die van het proletariaat uitgaat
Bij afwezigheid van een massale politieke beweging van de arbeidersklasse, kunnen de beste uitingen van menselijke solidariteit - zelfs als ze een opsteker zijn en getuigen van de weigering om te leven onder het juk van het ‘ieder voor zich’ in het dagelijkse leven onder kapitalistische verhoudingen - op een gevaarlijke manier gekanaliseerd worden, door de benadering ervan vanuit een zuiver ‘humanitaire’ en ‘mensenrechten’ perspectief. En dergelijke insteek leidt tot machteloosheid en versterkt, op ideologisch en legaal vlak, de kapitalistische staat en dienen zelfs om militaire campagnes te rechtvaardigen. Alleen een zoektocht naar het begrijpen van de verschijnselen, door naar de wortels ervan te gaan, kan de noodzakelijke antwoorden verschaffen om deze uitingen van solidariteit om te zetten in actie.
Het globaal groeiende verschijnsel van miljoenen mensen, die op de vlucht zijn voor ellende en geweld over de hele wereld, moet leiden tot een diepe overdenking die verder moet gaan dan de migratie zelf. Het vluchtelingenprobleem vormt een uitdrukking van het kapitalisme, dat in toenemende mate niet meer in staat is, om voor een groeiend deel van de wereldbevolking, de minimale levensomstandigheden, ook het leven zelf, te verzekeren. Op globaal vlak is de kapitalistische economie steeds minder in staat om arbeidskracht op te nemen. Integendeel, de arbeidskracht wordt steeds meer veroordeeld tot werkloosheid en uitgespuwd.
Terwijl de migranten in de 19e eeuw er redelijkerwijs vanuit konden gaan mogelijkheden te vinden in de ontvangende landen, worden de migranten momenteel geconfronteerd met de bunkerisatie van de staten (de afbakening van de grenzen met metershoge versperringen en de omvorming van de nationale staten in bunkers). Militaire conflicten en geweld, verre van te worden opgelost, nemen een chronisch karakter aan en breiden zich voortdurend uit. De oorlogen in het hedendaagse kapitalisme leggen niet langer de basis voor de ontwikkeling van maatschappelijke en economische structuren, zoals meestal het geval was in de 19e eeuw. Integendeel, ze vernietigen deze structuren op het niveau van hele landen en regio's, zelfs waar er officieel geen oorlog bestaat. Deze voortdurende crises en oorlogen zijn dan ook uitdrukkingen van een crisis van de beschaving, van een decadent kapitalisme dat niet in staat is om haar tegenspraken te boven te komen.
De historische heropkomst van het internationale proletariaat als sociale en politieke kracht (eind jaren zestig van de vorige eeuw) is zonder twijfel de belangrijkste factor van onze tijd om de mogelijkheid te doen rijzen van een andere maatschappij dan (de maatschappij) die het kapitalisme te bieden heeft. De 200 jaar lange strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitaal heeft altijd een universele menselijke dimensie in zich gehad en openlijk verdedigd.
Er bestaat geen tegenspraak tussen een klasseperspectief en de verdediging van de menselijke behoeften. Integendeel: de verdediging van de menselijke waardigheid en de weigering om zich te onderwerpen aan de onmenselijke kapitalistische verhoudingen kunnen slechts een samenhang verkrijgen vanuit een proletarische klassepersepectief. Alleen vanuit dit perspectief, door de weigering om als "gelijkwaardige burgers" deel uit te maken van een zogenaamde "nationale gemeenschap", kan een eigen project van de maatschappij worden bevochten. Algemene gevoelens van solidariteit met migranten en vluchtelingen kan alleen een toekomst hebben als ze deel uitmaken van een groeiende klassesolidariteit tussen allen die door het kapitalisme worden uitgebuit en onderdrukt. Het opnieuw opnemen en kritisch bediscussiëren van de ervaringen van solidariteit van de proletarische strijd van het verleden en heden vormt de sleutel voor (de versterking van) de strijd in de huidige en toekomstige periode.
Een tekst van de voormalige leden van de afdeling in Turkije van de IKS met als titel: “Onze ontslagname uit de Internationale Kommunistische Stroming”, is sinds kort gepubliceerd op hun nieuwe website https://palebluejadal.tumblr.com/ [131]
De IKS betreurt dat deze kameraden de IKS vroegtijdig hebben verlaten en niet zijn ingegaan op ons herhaald verzoek hun kritieken op een geduldige manier binnen de organisatie naar voren te brengen, overeenkomstig de historische traditie van de Kommunistische Linkerzijde. We betreuren bovendien dat deze kameraden onze uitnodiging afgewezen hebben voor het komende Internationale Congres van de IKS – het hoogste orgaan van onze organisatie –, om daar de andere kameraden hun kritiek te presenteren en hen ervan te overtuigen.
We moeten duidelijk stellen dat, naast het ontbreken van voldoende verantwoordelijkheid voor het politieke debat binnen de organisatie en een ontslagname zonder voldoende helderheid vooraf, de tekst die nu gepubliceerd is een heleboel weergaven bevat van gebeurtenissen, die vaak tegengesteld zijn aan de indrukken van de andere leden van de IKS.
Binnen enkele weken zal de IKS in detail op deze tekst antwoorden.
We roepen de voormalige leden van de afdeling in Turkije op opnieuw een ernstig debat met ons aan te gaan.
"Niets is zo opvallend vandaag, niets heeft zo'n doorslaggevende betekenis voor de hele vorm van het hedendaagse sociale en politieke leven, als de gapende tegenspraak tussen een economisch fundament dat iedere dag strakker en steviger wordt, en die alle volkeren en landen in een groot geheel aaneensmeedt, en de politieke bovenbouw van de staten die, door middel van grensposten, tariefmuren en militarisme, probeert naties kunstmatig op te splitsen in zoveel vreemde en vijandige gebieden." [1]
Grenzen als een afbakening van de eigendom van grond zijn zo oud als het bestaan van de eigendom zelf. Er is gewoon geen bestaan van eigendom zonder de afbakening en de verdediging ervan. Met de opkomst van grote keizerrijken, zoals Rome of China, werden gigantische versterkte grenzen opgericht: De Muur van Hadrianus, de [Romeinse] Limes, de grote Chinese Muur. Het bestaan van die grenzen om een keizerrijk te verdedigen tegen de invasie van rivalen, is niets nieuws.
Echter, zolang de planeet nog niet was ‘verdeeld’ tussen de grote kapitalistische rivalen, bleef het afbakenen van grenzen meestal beperkt of werden [grensgeschillen] zelfs opgelost aan de onderhandelingstafel via verdragen. Zo konden, tijdens de conferentie van Berlijn in 1884, de grenzen in Afrika bijvoorbeeld nog getrokken worden op een landkaart; zo werd in het begin van de 19e eeuw een gebied, zo groot als Alaska, door de Russische tsaar verkocht aan de VS. Aan het begin van de 19e eeuw had de grens tussen Mexico en de VS bijna geen bewakers. En voor de Eerste Wereldoorlog werden de grenzen in Europa nog niet zwaar bewaakt.
Pas toen de wereld aan het begin van de 20e eeuw werd verdeeld tussen de grote kapitalistische rivalen, werd de verdediging van het grondgebied een strijd van een ander niveau. Maar hoewel er in WO1 uitgebreid gevochten werd om gebieden - zoals de loopgravenoorlog in België en Frankrijk met hun verschrikkelijke kosten aan mensenlevens en materiaal – bleven de grenzen na de oorlog opmerkelijk ‘open’. De herstelbetalingen, door het Verdrag van Versailles opgelegd aan de verslagen landen, betekenden een relatief gering verlies van grondgebied (het Duitse deelstaat Saarland ‘verloren’ aan Frankrijk, of de voormalige Duitse koloniën, die van eigenaar wisselden) of waren samengesteld uit omvangrijke herstelbetalingen. Hele landen waren nog niet opgedeeld en versterkte grenzen, zoals die plaatsvonden na de Tweede Wereldoorlog, bestonden nog niet.
Met de intensivering van de imperialistische rivaliteiten is de verdediging van de grenzen en territoria in kwalitatieve zin veranderd. Er kwam hevige strijd over elk stukje grondgebied. Na de Tweede Wereldoorlog werden een aantal landen verdeeld (Duitsland, Korea, China, Vietnam, India-Pakistan), allemaal verzekerd door middel van de meest gemilitariseerde afscheidingen, uitgerust met mijnen, hekken, muren, gewapende bewakers en honden. De oprichting van de staat Israël in 1948 betekende de verplaatsing van honderdduizenden Palestijnen en de noodzaak om zich te verschansen achter de meest geavanceerde muren. Dit heeft nu geleid tot een van de meest zwaarbewaakte en ommuurde grenzen in de wereld.
“Symbolisch gezien is de Palestijnse muur de Berlijnse muur van deze eeuw, hij is vier keer zo lang als dat gehate Koude Oorlog icoon en meer dan tweemaal zo hoog - 8 m. Al in aanbouw sinds 2002 wordt er verwacht dat hij zich uiteindelijk zal uitstrekken over 709 kilometer door de Westelijke Jordaanoever. Een reeks betontegels, met prikkeldraad afgezette ‘bufferzones’, loopgraven, onder stroom staande omheiningen, wachttorens, thermische videocamera's, torens met sluipschutters, militaire controleposten en wegen voor patrouillevoertuigen hebben steden op de Westelijke Jordaanoever in stukken gehakt en ze gescheiden van bezet Oost-Jeruzalem. (…) Tot nu toe kostte de muur meer dan $2,6 miljard, terwijl de kosten van het jaarlijks onderhoud $260 miljoen bedragen”.[2]
Kortom: sinds WO1 zijn alle landen imperialistisch en moeten gehoorzamen aan de wet van de verdediging van hun belangen ook door middel van de meest weerzinwekkende grensverdedingsystemen.
En de recente reeks van oorlogen, overal ter wereld, betekende dat de grenzen versterkt zijn om het binnendringen van vijandelijke troepen te voorkomen - vaak terroristische bendes die geruggensteund worden door verschillende staten.
Een heel systeem is opgezet om iedere persoon te screenen die een visum nodig heeft, en Orwelliaanse toezichthoudende instellingen zoals de Homeland Security Authority in de Verenigde Staten zijn opgezet om mogelijke vijanden op te sporen en te voorkomen dat ze het land binnenkomen.
Tegelijkertijd, terwijl migratie in de negentiende eeuw niet zozeer belemmerd werd door een complexe wetgeving en een verfijnd politiesysteem, betekende de 20ste eeuw dat de grenzen nu ook een tweede functie kregen naast de ‘traditionele’ militaire: om de instroom te voorkomen van arbeidskracht die niet nodig is. Vergelijk dit met de Amerikaanse vraag naar arbeidskrachten aan het einde van de negentiende eeuw - de echte reden voor de oproep “stuur ons uw armen, uw opeengepakte massa's”. Vandaag heeft de VS zich gevoegd in de race om de zuidelijke grens af te sluiten tegen golven van Latijns-Amerikaanse proletariërs, die op de vlucht zijn voor de armoede en de criminaliteit in Midden- en Zuid-Amerika.
In de jaren 1960 ontstond er een nieuw fenomeen. Vele landen, die werden gedomineerd door het Russische blok, hadden een tekort aan arbeidskrachten, met name Oost-Duitsland. Dus moest de door Oost-Duitsland opgetrokken Berlijnse muur voorkomen dat zijn arbeidskrachten zijn grondgebied verlieten. De economische underdog sloot zijn grenzen om zijn burgers binnen te houden.
Dus hebben we nu meer en meer een gelijktijdigheid of dubbele functie van grenzen: naast de klassieke militaire functie van verdediging van het grondgebied, zijn de meest geavanceerde muren gebouwd om te voorkomen dat vluchtelingen binnendringen en het voorkomen of filteren van ongewenste ‘economische migranten’.
Hoewel het IJzeren Gordijn in 1989 eraan ging, betekende de verdwijning van de confrontatie tussen de machtsblokken geen nieuwe wereld, zonder grenzen. In tegendeel!
“Tussen 1947-1991 werden er elf muren gebouwd, die het einde van de koude oorlog overleefden: tussen Zuid-Afrika en Mozambique; Zimbabwe; Noord en Zuid-Korea; India en Pakistan; Israël; Marokko en West-Sahara; Zimbabwe en Zambia. Tussen 1991-2001werden er zeven muren opgetrokken: rond de exclaves Ceuta en Melilla, tussen VS en Mexico; Maleisië en Thailand; Koeweit en Irak; Uzbekistan en Afghanistan/Kirgizstan). Sinds 2001 zijn er 22 muren opgetrokken: tussen Saoedi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten; Irak; Oman; Qatar; Jemen; Birma en Bangladesh; Botswana en Zimbabwe, Brunei en Maleisië, China en Noord-Korea; Egypte en de Gazastrook; Verenigde Arabische Emiraten en Oman; India en Bangladesh; Birma en Pakistan; Iran en Pakistan; Israël en de Westelijke Jordaanoever; Jordanië en Irak; Kazakstan en Oezbekistan; Pakistan en Afghanistan; Thailand en Maleisië; Turkmenistan en Uzbekistan, Israël en Egypte.” [3]
Tussen de bijna 200 landen in de wereld zijn er ongeveer 250.000 kilometers aan grenzen. Een maatschappij in loopgraven![4]
Dit bewijst het volstrekt irrationele karakter van het kapitalistische systeem. Terwijl het kapitalisme alleen kan “bloeien” als er vrij verkeer is van goederen en arbeid, is de beweging van de menselijke arbeid onderworpen aan de meest meedogenloze controles en obstakels. Dit betekent niet alleen een ongekende hoeveelheid geweld langs de grenzen, maar ook de volkomen krankzinnig hoge kosten. De massale grensbewaking tussen Mexico en de Verenigde Staten kost een fortuin:
“Maar dat leidt tot de nodige kosten. De meeste schattingen denken dat de inspectie, de patrouilles, en de infrastructuur de belastingbetaler ergens tussen de $12 miljard en $18 miljard per jaar kosten. Dat is een toename van ongeveer 50% in vergelijking met de vroege jaren 2000, volgens ‘The Journal’, dat zegt in de uitgaven te hebben opgenomen ‘alles, van 650 mijl hekwerk tot militaire vliegtuigen, zeeschepen, drones, bewakingsapparatuur, torens met infrarode camera’s en detentiecentra’. Meer in het algemeen bedroegen de kosten voor grensbewaking $90 miljard, volgens een verzoek gedaan door Associated Press op grond van de Wet op de Openbaarheid van Bestuur, in de periode tussen 2002 en 2011. Het nieuwsbericht meldt dat de jaarlijkse uitgaven variëren van drugshonden - 4.500 dollar voor elke hond – tot troepen van de ‘National Guard’ - ongeveer $91.000 per soldaat.” [5]
Als je je een voorstelling maakt van het totale aantal bewakers dat is opgesteld langs de grenzen in de wereld, dan moeten de kosten [, die daarmee gepaard gaan,] de meest absurde cijfers bereiken - en het laat op een beeldende wijze zien waar het huidige systeem zijn middelen aan verkwist![6]
We moeten hieraan toevoegen dat, samen met de meest geavanceerde grenscontroles, er in ieder land steeds meer afgesloten woonwijken worden ingesteld, met hekken en vaak gewapende beveiligingssystemen voor de geprivilegieerden. Hele buurten zijn ‘no-go-areas’ geworden voor de niet-ingezetenen.
Maar de industrielanden vormen niet alleen steeds echte ‘bunkers’. Ze zijn ook de grootste ‘verschepers’ van arbeidskracht. Het totale aantal slaven dat, in de periode 1445-1850, met geweld werd meegenomen, vooral van het Afrikaanse continent, bedraagt 10 tot 20 miljoen. Het huidige uitwijzingsbeleid van de geïndustrialiseerde landen, en ook van andere landen, zal waarschijnlijk leiden tot een vergelijkbaar aantal in een veel kortere tijd.
Enkele voorbeelden: meer dan 5 miljoen ‘illegale’ immigranten zijn gedeporteerd uit de VS - onder G.W. Bush ongeveer 2 miljoen, onder Clinton bijna 900.000 en onder Obama meer dan 2 miljoen. In Europa worden de maatregelen steeds harder en bestaan er momenteel ongeveer 400 detentiecentra voor ‘illegalen’, die hun uitwijzing afwachten. Mexico zelf deporteert 250.000 buitenlanders per jaar naar Centraal-Amerika. Saoedi-Arabië staat op het punt meer dan één miljoen mensen te deporteren, die illegaal in het koninkrijk leven en werken.
Geconfronteerd met de recente golf van vluchtelingen uit, door oorlog, verscheurde gebieden van het Midden-Oosten, Afghanistan, Noord Afrika... heeft het systeem van grensbewaking een nieuwe dimensie bereikt. De autoriteiten zetten steeds meer troepen en materiaal in om vluchtelingen te arresteren en uit te zetten. Meer dan een kwart eeuw na de ‘opening’ van het IJzeren Gordijn in Hongarije heeft datzelfde land, Hongarije, de grens met Servië afgesloten met prikkeldraad om te voorkomen dat ‘De pechvogels’ ‘veilige havens’ bereiken. Bovendien bestaat het plan om een nieuw ijzeren gordijn langs de grens met de Roemenië op te richten.
Soortgelijke maatregelen worden genomen in andere Europese landen. De eerdere ‘open’ Schengen-grenzen worden nu gecontroleerd door de grenspolitie; ‘hot spots’ (centra voor de ‘selectie’ van vluchtelingen) worden opgericht in Griekenland en Italië, met de mogelijkheid vluchtelingen terug te sturen naar de hel, waar ze vandaan kwamen. En voorposten voor vluchtelingen worden uitgebreid naar Afrika zelf, waar afspraken worden gemaakt om grenscontroles op te zetten aan de doorgaande routes van vluchtelingen in Afrika zelf.
De afbeeldingen van de vluchtelingenstromen en duizenden gedetineerde of teruggedrongen vluchtelingen op de Balkan en elders, zonder voedsel en onderdak, herinneren ons aan de manier waarop de Joodse bevolking werd behandeld onder het Nazi-regime of het lot van de vluchtelingen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ze tonen de continuïteit van barbaarsheid aan van dit systeem. Een eeuw van oorlogsvluchtelingen, van kampen, van deportaties, van ijzeren gordijnen, van illegale migratie en deportatie van degenen die het lef hebben om alleen maar te komen ‘om hun buik vullen’.
Op dit moment hebben we de hoogste en langste muren ooit om te voorkomen dat vluchtelingen uit oorlogsgebieden en wanhopige ‘economische’ migranten binnenkomen, maar ze kunnen nog steeds niet het toegenomen aantal slachtoffers keren, die het gecombineerde gevolg zijn van de onstuitbare ontbinding van het kapitalisme.
Door het creëren van een globale economie, heeft het kapitalisme de voorwaarden geschapen voor een wereldwijde menselijke associatie. Maar het totale onvermogen om dit te realiseren wordt geïllustreerd door de wereldwijde versterking van haar grenzen. Oproepen tot ‘no borders’ door goedwillende activistische groepen zijn dus een utopie. Grenzen kunnen alleen worden opgeheven door de internationale proletarische revolutie, die de onmenselijke gevangenis van de natie-staat zal ontmantelen.
Dv / 09.09.2015
[1] Rosa Luxemburg, ‘Inleiding tot de Politieke Economie’, in: The Complete Works of Rosa Luxemburg, Volume 1, Verso, London 2013, p 121.
[3] www.dandurand.uqam.ca/evenements//evenements-passes/440-fences-and-walls... [133] also Chaire Raoul-Dandurand _ Fences and Walls in International Relations.html, Berlin Wall is Gone but Separation Walls are a Growth Industry _ Burning Billboard.org.htm
[4] Wereldwijd wordt er ieder jaar 500.000 ton prikkeldraad geproduceerd. Dit is goed voor 8 miljoen kilometer prikkeldraad, oftewel 200 keer de omtrek van de aarde.
[5] https://www.fool.com/investing/general/2014/08/06/the-migrant-crisis-could-cost-billions-but-border.aspx [134]
[6] En de hoeveelheid geld die vluchtelingen moeten betalen aan mensenhandelaren bereikt ook ongekende hoogten.
In ons artikel van augustus naar aanleiding van de verkiezingen schreven wij: ‘Boycot de verkiezing: het marxistische standpunt in het tijdperk van het verval van het kapitalisme’ (1):
“De mislukking van het Aquino regime is niet enkel te wijten aan BS Aquino en de Liberale Partij. Al lang voor de huidige heersende factie was het kapitalistische systeem in de Filippijnen al een mislukking.
Samen met de verrotting van de huidige regering, de oppositie die geleid wordt door de sterkste uitdager voor het presidentschap, vice-president Jojimar Binay, stinkt het van corruptie en zelfverrijking.
Ieder van hen onthult de schandalen van hun politieke rivalen. In het kapitalisme in verval is er geen nood aan radicalen en progressieven die binnen het parlement het verval van het kapitalisme blootleggen”.
Eén negatief gevolg van het kapitalisme in haar fase van ontbinding is de opkomst van de wanhoop en hulpeloosheid onder de straatarme massa’s. Een aanwijzing daarvan is de verlumpenisering van delen van de werkende massa’s, de toename van zelfmoorden, de verrotte cultuur onder de jongeren en het gangsterdom. Dit zijn allemaal uitingen van toenemende onvrede onder de massa’s in het huidige systeem, maar ze weten niet wat ze moeten doen en hoe dit te vervangen. Met andere woorden: een groeiend ongenoegen zonder perspectief op een toekomst. Dat is de reden waarom de mentaliteit van het ‘ieder-voor-zich’ en ‘ieder tegen allen’ zo’n sterke invloed heeft op een belangrijk deel van de arbeidersklasse.
Maar het ergste scenario, dat kan ontstaan bij perspectiefloosheid als gevolg van de demoralisering is de hoop dat één man de toestand kan rechttrekken en de meerderheid uit de ellende kan redden. Hopen op een sterke man en een ‘goedwillende’ dictator. Dat is niet anders dan de hoop op een machtige god, die op aarde zou moeten neerdalen om diegenen te redden die in hem geloven en de anderen, die dat niet doen, te straffen. De klasse die deze mentaliteit voornamelijk voortbrengt is de kleinburgerij”.
In grote lijnen was onze analyse niet onjuist.
Verschillende burgerlijke ‘politieke analisten’ gaven toe dat de stemmen voor Rodrigo Duterte stemmen waren tegen de flaters van de regering van BS Aquino. Wat zij niet zeggen en ook niet willen zeggen is dat de haat en het ongenoegen van het volk is gericht tegen het hele burgerlijke democratie die, zo geloofden ze, in 1986de plaats had ingenomen van de dictatuur van Marcos Sr. De laatste 30 jaar zijn de fiasco’s en de corruptie van de democratische instellingen blootgelegd, en worden ze beschouwd als niet wezenlijk verschillend van de dictatuur van Marcos. Ze voelen dat de huidige tot stand erger is dan tijdens de dictatuur van Marcos.
Duterte verklaarde dat hij een ‘ultralinkse socialist’ is. Hij ging er prat op dat hij de eerste ultralinkse Filipijnse president zou zijn. Bijna alle linkse facties in de Filippijnen zijn het eens met Duterte en bieden zijn regime hun steun aan. En in die steunverlening staat de maoïstische Communistische Partij van de Filippijnen en haar wettelijke organisaties de vooraan. (2)
Wat ook het ‘socialisme’ van Duterte moge zijn, het is duidelijk geen wetenschappelijk socialisme of marxisme. Het is zeker en vast een ander merk van het burgerlijk ‘socialisme’ om de massa’s om de tuin te leiden en de leugens van de bourgeoisie tegen socialisme/communisme nieuw leven in te blazen. Het ‘socialisme’ van Duterte is staatskapitalisme. (3)
Gebaseerd op voorafgaande uitspraken van Duterte voor en tijdens zijn campagne, is het duidelijk dat het wezenlijke van zijn regeringsprogramma de belangen dient van de kapitalistische klasse en niet die van de werkende massa’s. In verband daarmee heeft hij militante arbeiders al gewaarschuwd om geen stakingen te lanceren onder zijn bewind en ermee gedreigd hen te doden als ze dat wel zouden doen.
Erger nog, Duterte’s taal (net zoals zijn daden) zijn die van een bullebak van een straatbende. Dit is een uitdrukking van het feit dat hij de regering beschouwt als een grote maffiabende, waarvan het de ‘Peetvader’ is. Zijn vage politiek van ‘federalisme’, die lijkt gebaseerd te zijn op de grootspraak dat het inkomsten van de lokale regeringen groter zijn dan die van de nationale regering, ligt in werkelijkheid dichter bij de opvatting van de autonomie van lokale maffia’s op hun eigen territorium.
Voor de kommunistische organisatie en de revolutionaire arbeiders is het Duterte regime een hardnekkige verdediger van het nationale kapitaal (4), maar is zij totaal afhankelijk van buitenlands kapitaal.
De ‘boute’ belofte van Duterte om binnen de eerste 3 tot 6 maanden van zijn presidentschap een einde te maken aan corruptie, criminaliteit en drugs kende een brede aantrekkingskracht bij de kiezers, bij de kapitalisten en bij de ‘middenklasse’, die het voortdurende doelwit zijn van de misdaad. Kapitalisten wensen vreedzame en vlot lopende zaken om meer winst te kunnen maken. Om die reden zijn voor kapitalisten arbeidersstakingen net zulke duidelijke uitingen van ‘chaos’ als de plaag van de misdaad.
De nieuwe regering kan geen oplossing bieden voor de problemen van de massale werkloosheid, de lage lonen en het wijdverspreide tijdelijke werk. Te midden van een verergerende overproductiecrisis, is het grootste probleem van de kapitalisten een voorspong te verkrijgen op hun rivalen in een verzadigde wereldmarkt. De arbeidskosten drukken door ontslagen en tijdelijke contracten is de enige weg om hun producten goedkoper te maken dan die van hun concurrenten. (5)
In wezen is de oplossing van het regime , om via propaganda en repressie, de controle over het maatschappelijke leven te versterken en de bevolking te verplichten om de wetten van de staat strikt in acht te nemen.
Naarmate de crisis van het systeem erger wordt zal de factiestrijd binnen de heersende klasse alleen toenemen onder het nieuwe regime. Oppervlakkig gezien betuigen de meeste verkozen politici van alle andere partijen, en in het bijzonder die van de heersende Liberale partij van Duterte’s voorganger, het Aquino regime, hun loyaliteit aan het nieuwe regime. Maar in werkelijkheid heeft elke factie haar eigen agenda, waar ze onder de nieuwe regering aan vast willen houden. Bovendien wedijveren er binnen het Duterte kamp verschillende facties om gunsten en posities: de pro-Duterte maoïstische factie, de anti-CPP/NPA factie, de krijgsheren uit Midanao/Visayas, de krijgsheren uit Luzon, in het bijzonder de groep rond Cayetano, de vice-presidentskandidaat van Duterte.
Wij schreven in ons artikel ‘Boycot de verkiezingen…’ ook:
“Als Duterte zich verkiesbaar stelt voor het presidentschap in 2016 en de heersende klasse beslist dat het land een dictator nodig heeft, zoals ten tijde van Marcos, om het zieltogende kapitalisme in de Filippijnen te redden en de straatarme massa’s angst en onderwerping aan de regering op te leggen, dan zal hij zeker winnen. Tenslotte geeft de heersende (lokale of buitenlandse) klasse er niet om onder wat voor soort beheer de Filipijnse staat komt. Het belangrijkste voor hen is om winst te accumuleren”.
Er zijn zeker bepaalde aanwijzingen dat Duterte een psychologisch gestoorde persoon is die hunkert naar het dictatorschap. Maar of hij nu regeert als een dictator of als een liberaal hangt enkel af van de algemene beslissing van de heersende klasse (zowel lokaal als internationaal) en de solide steun die hij krijgt van de AFP/PNP en zelfs van de maoïstische factie die hem steunde.
Voor ons is het belangrijk om als kommunisten te analyseren en te begrijpen waarom belangrijke delen van de bevolking bereid zijn om Duterte te aanvaarden als dictator en ‘Peetvader’. Die analyse is van doorslaggevende betekenis omdat in andere landen, en speciaal in Europa en de VS, uiterst rechtse personen, die zich keihard opstellen en mensen afbekken (zoals Donald Trump) aan populariteit winnen. Een belangrijk aantal jongeren wordt ook aangetrokken door het geweld en het fanatisme van ISIS.
Als wij de fenomenale populariteit van Rodrigo Duterte en van Ferdinand Marcos Jr., de zoon van de dictator willen analyseren, dan moeten het doen vanuit een wereldwijde visie.
Globaal genomen heeft de ontbinding van het kapitalisme al meer dan 30 jaar het bewustzijn van de bevolking aangetast. Deze besmetting beslaat vele terreinen: economie, politiek en cultuur/ideologie. De populariteit van Duterte of Marcos Jr. is een aanwijzing van de hulpeloosheid, de wanhoop en het verlies aan perspectief en vertrouwen in de klasse-eenheid en de strijd van de werkende massa’s. Vandaar het zoeken naar een ‘redder’ in plaats van naar de klasse-identiteit. De achtergrond hiervan is de onoplosbare crisis van het kapitalisme, die tot uitdrukking komt in toenemende armoede, de toenemende chaos, de uitdeinende oorlogen, de vernietiging van het milieu, schandalen en corruptie in regeringen.
Maar een veelbetekenende factor is ook dat er 20 jaar lang vrijwel geen sterke klasse-beweging is geweest in de Filippijnen. De militante strijd ten tijde van de dictatuur van Marcos Sr. werd door ultralinks afgeleid naar de guerrilla en naar het verkiezingscircus. En vanwege de sterke invloed van het nationalisme in de Filippijnen is de arbeidersbeweging geïsoleerd ten opzichte van de internationale strijd van de arbeidersklasse.
Bijna 50 jaar lang hebben de Filipijnse werkende massa’s het bankroet meegemaakt van zowel de guerrillaoorlogen van de Maoïsten als de loze beloften van hervormingen van elke factie van de heersende klasse, die zitting had in het Malacañang Paleis. Daarbij komt nog de militarisering van de landelijke gebieden, zowel door gewapende rebellen als de staat, die leidden tot massale verplaatsingen waardoor een uitbreidende en groeiende bevolking van armen en werklozen ontstaat, die leeft in de krottenwijken van de steden. De misdaadsyndicaten maken misbruik van deze toestand. Vandaar dat de criminaliteit als gevolg van drugs, diefstal, kidnappings en autodiefstallen elk jaar hand over hand toeneemt. Bendemoorden en benderellen, verkrachting en andere vormen van geweld zijn dagelijkse kost in de steden. En steeds meer zijn jongeren en zelfs kinderen diegenen die ze plegen of er het slachtoffer van zijn.
Daar een aantal militaire en politie-officieren de beschermheren zijn van deze syndicaten, is de staat totaal onmachtig geworden om de misdaad en het geweld onder controle te brengen.
Alhoewel de rijken de eersten zijn die aangetast worden door de toename van de misdaad, in het bijzonder in het geval van diefstal en kidnapping, zijn het bovenal de armen die het meest te lijden hebben onder de last van deze misdaden, aangezien de meeste van de ‘soldaten’ of het kanonnenvoer van deze syndicaten geronseld worden onder de hongerlijdende en werkloze bevolking.
Er heerst een wijdverbreid gevoel van wanhoop onder de bevolking. Geatomiseerd en geïsoleerd vragen ze zich af wie hen kan beschermen. Achter deze gedachte schuilt de verwachting dat de staat hen in bescherming moet nemen. Maar de staat laat hen vallen. Wanhoop en atomisering zijn de voedingsbodem voor het verlangen naar een redder, een persoon of groep van personen die hen kan redden uit hun ellende, die sterker is dan de som van de geatomiseerde bevolking. En die redder zou de regering moeten controleren, aangezien enkel de regering hen kan beschermen.
Deze hulpeloosheid is tevens een voedingsbodem voor het zoeken naar zondebokken en personalisering. Iemand de schuld geven voor hun ellende: de corrupte regeringsbeambten en de misdadigers. Het verlies aan perspectieven en het groeiende gevoel van wanhoop katapulteren de populariteit van Duterte en Marcos Jr. De populariteit van deze sujetten is een gevolg van het wegrottende systeem, niet van een opkomend bewustzijn van de massa’s. Dit soort verrotting was ook de reden van de populariteit van Hitler en Mussolini vóór de Tweede Wereldoorlog.
Naarmate deze tendens tot personalisering en het zoeken naar zondebokken toeneemt, groeit ook het aantal mensen dat de fysieke eliminatie steunt van corrupte ambtenaren en misdadigers, met om het even welke middelen. Telkens als ze Duterte horen verklaren ‘Dood ze allemaal!’, klappen ze in hun handen.
In de huidige politieke toestand is het voor ons nu moeilijker om tegen de gevolgen van de ontbindende maatschappij te vechten. Desalniettemin strijden we niet alleen of geïsoleerd. Wij maken deel uit van het internationale proletarische verzet dat losbarstte sedert 1968. De internationale arbeidersklasse, die ondanks haar moeilijkheden om haar eigen klasse-identiteit en solidariteit als onafhankelijke klasse terug te vinden, strijdt nog altijd tegen de aanvallen van het kapitalisme in verval.
Wij kunnen ons alleen een stralende toekomst voor ons zien, als wij alle vormen van nationalisme verwerpen. Wij kunnen de proletarische strijd niet vatten als we ons blindstaren op de ‘nationale situatie’. We mogen niet vergeten dat sinds 2006 onze klassebroeders en -zusters in Europa, in sommige delen van het Midden-Oosten en in de VS gestreden hebben tegen de ontbinding via solidariteitsbewegingen (de anti-startbanen beweging in Frankrijk, de Indignados in Spanje, de klassestrijd in Griekenland, de Occupy-beweging in de VS). Wij moeten in herinnering brengen dat honderdduizenden van onze klassebroeders en -zusters in China wijdverbreide stakingen hebben gelanceerd.
Wij moeten volharden in de theoretische verheldering, de internationale versterking en de militante tussenkomsten om de toekomstige strijd op internationaal vlak voor te bereiden. Wij zijn geen nationalisten zoals de verschillende ultralinkse facties. Wij zijn proletarische internationalisten. Laten wij ons de laatste paragraaf herinneren van het Kommunistisch Manifest: “De kommunisten versmaden het hun overtuiging en hun bedoelingen te verhelen. Zij verklaren openlijk dat hun doel slechts bereikt kan worden door de gewelddadige omverwerping van iedere tot nu toe heersende maatschappelijke orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een kommunistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen”.
Internasyonalismo (ICC section in the Philippines) June 2016
Internasyonalismo (Afdeling van de IKS in de Philippijnen) juni 2016
(1) "Boykot Eleksyon[1]: Marxistang Paninindigan sa Panahon ng Dekadenteng Kapitalismo [135]".
(2) Ondanks het aanvankelijke "protest" van de maoïsten tegen de neoliberale economisch programma van het regime, dat bestaat uit 8-punten, ze zijn allen verenigd in hun steun aan de 'slager' Duterte. Bewijs hiervan is dat er maoïstische vertegenwoordigers het kabinet van Duterte zitten.
(3) Regimes zoals die in Vietnam, China, Cuba, die beweren "socialistische" te zijn, zijn ook een versie van staatskapitalisme. Zelfs de kapitalistische barbaarse regimes van Hitler (nazisme), Saddam Hussein en Assad verklaard en zonder enige schaamte dat hun regeringen "socialistisch" waren. Zelfs nu gelooft een meerderheid van de bevolking in de Filippijnen nog steeds dat de "kommunistische" partij van de Filippijnen is een kommunistische organisatie.
(4) Niet wezenlijk verschillend van het programma van de Maoistische CPP-NPA.
(5) In de 8 punten tellende economische agenda van het Duterte-regime is het duidelijk dat haar doel is de versterking van het nationale kapitalisme door middel van directe buitenlandse investeringen. En dat betekent meer aanvallen op de levensomstandigheden van de werkende massa's. In principe is het economisch programma een vorm van neoliberalisme. (https://www.rappler.com/philippines/elections/132850-duterte-8-point-economic-agenda/ [136])
“Eén ding is zeker: de wereldoorlog betekent een ommekeer voor de wereld. […] na de uitbarsting van de kapitalistische vulkaan, heeft het tempo van de ontwikkeling zo’n geweldige stoot gekregen, dat de hevigheid van de botsingen in de maatschappij, de reusachtige omvang van de taken die onmiddellijk voor het socialistische proletariaat oprijzen, dat de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging tot nog toe slechts een tere idylle schijnt te zijn geweest.” (Rosa Luxemburg; Juniusbrochure, 1916)
De plotselinge en heftige opstoot van het kapitalisme in verval, zoals door Rosa Luxemburg ter sprake gebracht, wordt op treffende wijze bevestigd door het tragische lot van de burgerbevolking in de 20e eeuw, die onderworpen wordt aan gebeurtenissen van een ongekende omvang: opsluiting in kampen, verplaatsingen, deportaties en massale liquidaties. Het gecombineerde effect van oorlogen, economische crisis en onderdrukking in de vervalperiode van het kapitalisme heeft een irrationele dynamiek van blind geweld, pogroms, ‘etnische zuivering’ en een buitensporige militarisering veroorzaakt. De 20e eeuw is inderdaad één van de meest barbaarse eeuwen van de geschiedenis!
Het jaar 1914, met zijn chauvinistische hysterie, vormde het begin van een spiraal van geweld zonder weerga. De oorlogen in de voorbije maatschappijvormen leidden vaak tot plaatselijke moordpartijen en onderdrukking, maar zij veroorzaakten nooit massale uittochten, de verplaatsing van hele bevolkingen en de paranoïde obsessie om deze laatste tot iedere prijs te onderwerpen aan een absolute controle door de staat. De moderne oorlog is een totale oorlog geworden. Hij mobiliseert jarenlang de hele bevolking en de economische machine van de oorlogvoerende landen, brengt de menselijke arbeid van decennia terug tot niets, offert tientallen miljoenen levens op, en laat honderden miljoenen mensen te prooi aan de hongersnood. Zijn gevolgen blijven niet meer beperkt tot de veroveringen op zich maar leiden, met hun nasleep van verkrachtingen en plunderingen, tot reusachtige vernietigingen op wereldschaal.
De kapitalistische maatschappelijke verhoudingen hebben geleid tot de ontworteling, de ontvolking van het platteland. De totale oorlog voegde daaraan de mobilisatie toe van de hele burgermaatschappij ten dienste van het front of direct in de loopgraven. Het gaat hier om een echte kwalitatieve omslag. De bevolkingen, waaronder een belangrijk deel van de jeugd, werden met geweld verplaatst om elkaar als soldaten, zonder enige keuze, in een bloedbad te lijf te gaan. Voor de burgers, in het achterland, vormden de oorlogsinspanningen een hele aderlating en de gevangenen van de vijandige volkeren vonden elkaar terug in de eerste kampen. Hoewel er tijdens de Grote Oorlog nog geen sprake was van vernietigingskampen, kunnen wij niettemin al spreken van massale internering en deportatie. Iedere buitenlander was onmiddellijk verdacht. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, werden buitenlanders op de renbaan van Newbury of op het eiland Man opgesloten.
In Duitsland werden krijgsgevangenen en burgers opgesloten in de kampen van Erfurt, Munster of Darmstadt. In Frankrijk waren er 70 interneringskampen op de westkust (zoals op de rede van Brest) en in zuidelijke departementen die gebruikt werden van 1914 tot 1920. Het ging om bestaande gebouwen of terreinen die omgeven waren door prikkeldraad en goed bewaakt werden. Het transport van het ene naar het andere kamp gebeurde reeds met veewagens en elke opstand werd met geweld neergeslagen. Onnodig te zeggen dat iedere kommunistische militant werd opgesloten, net zoals de vrouwen die ‘met de vijand heulden’ en andere ‘ongewensten’. Een kamp, zoals dat van Pontmain, maakte het mogelijk om Turken, Austro-Hongaren of Duitsers (die het talrijkst waren) op te sluiten. Het gaat hier om de voorbode van de wereld van de concentratiekampen, die in de jaren 1930 werd opgezet en haar hoogtepunt bereikte tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Xenofobe vooroordelen werden aangemoedigd, en tegelijkertijd werden inheemse bewoners van verafgelegen streken door ronselaars opgejaagd en naar Europa gebracht, waar ze met geweld ingelijfd werden om zich als lammeren te laten afslachten. Vanaf 1917-1918 worden, op bevel van Clemenceau in Frankrijk, 190.000 mensen uit de Maghreb naar het front gestuurd. 170.000 mannen uit West-Afrika, bekend als de ‘Senegalese scherpschutters’, werden in de meeste gevallen met geweld gemobiliseerd. Chinezen werden eveneens ingelijfd door Frankrijk en Groot-Brittannië. Groot-Brittannië zond ook Afrikanen en Indiërs naar de slachtbank (van het Indische subcontinent alleen al 1,5 miljoen). De oorlogvoerende machten, zoals ook de ‘wilde divisies’ uit de Kaukasus van het Russische leger laten zien, gebruikten al deze ‘inheemsen’ als gespecialiseerd kanonnenvoer voor de gevaarlijkste militaire ondernemingen. Behalve de geïmporteerde soldaten, waren ook meer dan 12 miljoenen Europeanen genoodzaakt ‘vluchteling’ te worden om de oorlog te ontvluchten.
De Armeense bevolking onderging een van de opvallendste tragedies van de oorlog, die als de eerste ware genocide van de 20e eeuw wordt beschouwd. In de loop van de 19e eeuw vormde de drang tot zelfstandigheid van de Armeniërs (net als die van de Grieken) al een van de voornaamste redenen voor vervolging door de Ottomanen. Een politieke beweging, genaamd de ‘Jonge Turken’, die zich bediende van een sterk nationalisme en van de Panturkse ideologie, bereidde deze verschrikkelijke catastrofe voor. Bestempeld als zondebokken tijdens de oorlog, met name na de nederlaag tegen de Russen, werden de Armeniërs het slachtoffer van een zorgvuldig geplande en geprogrammeerde slachtpartij, die plaatsvond tussen april 1915 en de herfst van 1916.
Nadat eerst de intellectuelen waren gearresteerd, werd de rest van de Armeense bevolking systematisch gedeporteerd en massaal door de Turkse staat uitgeroeid. De vrouwen en kinderen werden per boot vervoerd en buiten de kust verdronken of als slaven verkocht. De spoorwegen en de lijn naar Bagdad werd gebruikt voor de massale deportatie naar de woestijn of de kampen, waarvan sommige reeds waren gebruikt om mensen uit te roeien.
Een groot aantal Armeniërs stierf van dorst in de woestijn van Mesopotamië. Degenen die konden ontkomen aan de moordpartij werden miserabele vluchtelingen, waaronder duizenden wezen. Zij vormden een ware diaspora (een groot aantal zijn bijvoorbeeld naar de Verenigde Staten gegaan, waar vandaag nog een belangrijke gemeenschap bestaat). Dat alles werd natuurlijk zeer snel vergeten door de ‘grote democratieën’. Nochtans werden meer dan een miljoen Armeniërs vermoord!
De ineenstorting van de laatste grote rijken, tijdens deze verschrikkelijke oorlog, schiep een veelheid van nationalistische spanningen met even rampzalige gevolgen voor talrijke andere minderheden. De vorming van natie-staten, die voor de Eerste Wereldoorlog zijn einde vond, ging gepaard met een fragmentatie van de oude stervende imperiums. Dat was met name het geval voor het Austro-Hongaarse en Ottomaanse rijk, die samengesteld en opgedeeld waren als een mozaïek, en omgeven werden door een stel hongerige gieren: de Europese imperialistische machten.
In de strijd om hun eigen voortbestaan hebben deze geruïneerde imperiums, in een laatste opwelling, geprobeerd om hun grenzen te versterken, wanhopige militaire allianties af te sluiten, een uitwisseling van bevolkingen te bewerkstelligen, geforceerde pogingen tot assimilatie door te voeren, die leidden tot nog grotere verdeling en vormen van ‘etnische zuivering’. Het Grieks-Turks conflict, dat vaak werd voorgesteld als het gevolg van een ‘spontane’ reactie van Turkse menigten, werd perfect georkestreerd door de nieuwe ontluikende staat en zijn moderne leider Mustafa Kemal Atatürk. Hij vestigde een Turkse natie die een lange en moorddadige oorlog voerde tegen de Grieken.
Tijdens dit conflict hebben de Grieken ook plunderingen begaan; Griekse bendes trokken naar de Turkse dorpen, staken deze in brand en begingen allerlei gruweldaden tegen hun inwoners. Van hun kant begingen de Turkse strijdkrachten, tussen 1920 en 1923, eveneens allerlei soorten machtsmisbruik en wrede moordpartijen tegen de Grieken en Armeniërs. Vanaf het begin vonden volksverhuizingen plaats, van Grieken die in Turkije leefden en omgekeerd (1.300.000 Grieken verlieten Turkije en 385.000 Turken verlieten Griekenland). In 1923 bekrachtigde het verdrag van Lausanne deze gewelddadige praktijken door een geheel van administratieve maatregelen. Door deze officiële uitwisseling werden duizenden Grieken en Turken dus uitgewezen en een groot aantal onder hen is tijdens deze uittocht gestorven.
Breder bekeken was het niet verwonderlijk dat in deze omstandigheden, met dergelijke volksverplaatsingen en een concentratie van een verzwakte en hongerige bevolking over het gehele continent, het aantal haarden van besmettelijke ziekten sterk toenam. Centraal en Oost-Europa werd snel door vlektyfus getroffen. Nog spectaculairder was de wijze waarop de wereld getroffen werd door de ‘Spaanse griep’. Door de wijdverbreide verzwakking van de bevolking als gevolg van de oorlog, verspreidde deze epidemie zich als lopend vuur en veroorzaakte tussen de 40 en 50 miljoen doden. De ergste epidemie die voordien had plaatsgevonden, was die van cholera in de 19e eeuw. We moeten teruggaan tot de Middeleeuwen, tot de pest (de zwarte dood), om een epidemie van een dergelijke grote omvang (30% van de bevolking werd uitgeroeid) terug te vinden.
Deze barbaarse werkelijkheid kon alleen ontstaan doordat de arbeidersklasse was ingekapseld door het nationalisme en bevuild met het patriottisme. Maar geconfronteerd met deze gruwelijke omstandigheden richtte het proletariaat zich weer op, bewees door zijn kracht dat het als enige in staat is een einde te maken aan het bloedbad, door de oorlogsmachine tot staan te brengen. Als gevolg van de muiterijen van 1917 en de revolutionaire golf die in Rusland begon, door de arbeidersopstanden in Duitsland (de muiterij van de zeelieden van Kiel in 1918 en de opstanden in de grote steden, zoals in Berlijn) waren de voornaamste oorlogvoerende naties genoodzaakt de wapenstilstand te ondertekenen. Geconfronteerd met de dreiging van een op handen zijnde wereldrevolutie moest er snel een einde gemaakt worden aan de oorlog.
De heersende klasse had slechts één obsessie tegenover de desertie, de demobilisatie en vooral tegenover het gevaar van de sociale ontbranding: de verplettering van de haarden van de kommunistische revolutie. Om het proletariaat te verpletteren werd een nieuwe golf van geweld ontketend. Een diepe haat dreef de reactie ertoe bolsjewistisch Rusland te omsingelen met de troepen van de Entente. De ‘Witte Legers’ lanceerden een verschrikkelijke burgeroorlog. De legers van de kapitalistische staten van Europa, de Verenigde Staten en Japan maakten met hun oorlog tegen de arbeidersklasse in Rusland ontelbare slachtoffers. Een blokkade veroorzaakte grote hongersnood in Rusland zelf.
Het proletariaat was de gemeenschappelijke vijand van alle kapitalistische machten geworden. Tegenover de proletarische dreiging, moest men ‘samenwerken’. Maar in tegenstelling tot die van de zegevierende landen, had de bourgeoisie en vooral de kleinburgerij van de overwonnen landen, zoals in Duitsland, een diep gevoel een ‘dolksteek in de rug’ te hebben gekregen, ‘vernederd’ te zijn door de ‘vijand van binnenuit’. De drastische voorwaarden van het verdrag van Versailles versnelden de zoektocht naar zondebokken. Dit leidde tot de ontwikkeling van het antisemitisme en de ontketening een ware mensenjacht op de kommunistische leiders (zoals de openlijke jacht op de Spartakisten), die eveneens verantwoordelijk gehouden werden voor al het kwaad.
De climax daarvan vond plaats in 1919, tijdens de Commune van Berlijn en de reeks van uiterst wrede slachtpartijen die daarop volgden: “Zo gingen de beulen aan het werk. Hele huizenblokken stortten in onder het vuur van de artillerie en de mortieren, waarbij hele families onder het puin werden bedolven. Andere arbeiders vielen voor hun woningen, op de binnenplaatsen van de scholen, in de stallen, gefusilleerd, gedood onder de slagen van geweerkolven, doorboord door bajonetten, meestal aangegeven door anonieme verklikkers. Tegen de muur gezet, alleen, met z’n tweeën, in groepen van drie en meer; of afgemaakt met een schot in de nek, in het midden van de nacht, aan de oevers van de Spree. Wekenlang wierp de rivier lijken op de oevers.” [1]
De reeks van nederlagen van de arbeiders werd onderstreept door de moord op de grote figuren van de arbeidersbeweging, waarvan Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht de beroemdste waren. De wrede repressie tegen elke vorm van oppositie in de jaren 1920 kon des te gemakkelijker plaatsvinden door de stalinistische contrarevolutie, door uitwijzingen en moorden, de oprichting van werk- en interneringskampen, de Goelags, waarbij jacht werd gemaakt op de revolutionairen en arbeiders, verdacht van ‘opruiing’, op een steeds systematischer wijze gevangen werden gezet.
In het kader van het verval van het kapitalisme en de context van deze contrarevolutie, leidde de haat ten opzichte van het kommunisme en de assimilatie met de staatloze Jood tot een kwalitatieve verandering van de antisemitische pogroms. In de 19e eeuw vonden er reeds een hele reeks pogroms plaats tegen de Joden, met name in Rusland, na de annexatie van Polen. Golven van geweld tegen de Joden waren bijvoorbeeld een terugkerend fenomeen in Odessa, in de eerste helft van de 19e eeuw. Tussen 1881 en 1884 leidden heftige pogroms tot moordpartijen. De plaatselijke bevolkingen werden opgejut en aangemoedigd door de autoriteiten om zich te goed te doen aan de plunderingen, verkrachtingen en moorden.
In 1903 trof een verschrikkelijk golf van pogroms de stad Kichinev, nadat de Joden op volledig irrationale en obscurantiste wijze ervan waren beschuldigd ‘rituele misdaden te begaan’. Van 1879 tot 1914 zijn bijna 2 miljoen Joden vluchteling geworden. Aan het begin van de jaren 1920 trof een nieuwe golf van pogroms Europa. Tijdens de burgeroorlog in Rusland werden tienduizenden Joden, met name in de Oekraïne en in Wit-Rusland, door de ‘Witte Legers’ afgeslacht, in het bijzonder door de troepen van Denikin. [2] In deze periode leidden de pogroms in het voormalige Russische keizerrijk tot de dood van 60.000 tot 150.000 Joden. [3]
De nederlaag van het proletariaat in Duitsland leidde tot toenemende spanningen jegens de Joden, net zoals een beetje overal in Europa, waardoor de eerste golven van exodus ontstonden. Het programma van NSDAP (de nazi-partij), dat van 24 februari 1920 dateert, kon zich dus permitteren te onderstrepen dat “alleen zij die van Duitsen bloede zijn, ongeacht hun geloof, kunnen tot de natie behoren. Joden kunnen derhalve geen deel uitmaken van de natie”.
Met de voorbereiding en de start van de oorlog was een nieuw tijdperk aangebroken: dat van de neergang van het kapitalisme en zijn universele tendens tot staatskapitalisme. Van toen af aan begon elke staat een bureaucratische controle uit te oefenen op het geheel van het maatschappelijk leven. In naam van de militaire belangen of van de veiligheid van de staat namen de verscherping aan de grenzen, de controles en de knevelarij van de verbannen bevolking en de vluchtelingen toe. In tegenstelling tot de periode die voorafging aan de Eerste Wereldoorlog, werden de migranten van toen af aan allerlei beperkingen onderworpen. Op dat moment werden de voornaamste administratieve maatregelen tegen de migratie in werking gesteld. De verplaatsing van bevolkingen tijdens de oorlog bracht de staat ertoe een echte identiteitscontrole in te voeren, buitenlanders systematisch onder verdenking te stellen en hen op te lijsten.
Bijvoorbeeld in Frankrijk: “de instelling van een identiteitsbewijs, in 1917, is een echte ingrijpende verandering op het vlak van de administratie en de politie. Onze huidige mentaliteit heeft deze individuele stempel geïntegreerd, waarvan de politionele oorsprong niet meer als zodanig wordt begrepen. Het is nochtans niet neutraal, daar de instelling van het identiteitsbewijs eerst de buitenlanders betrof, met het oog op toezicht tijdens de staat van oorlog”. [4] Van het begin af aan hebben de legers de verplaatsingen van burgers (spontaan of uitgelokt) beschouwd als een reële bedreiging, een ‘belemmering’ voor de activiteiten van de troepen en de militaire logistiek. De staat heeft vanaf het begin getracht om evacuatie-orders uit te vaardigen, waardoor burgers of vluchtelingen ‘instrumenten’ werden; dat wil zeggen: ze werden ingezet als wapen in de oorlog, zoals het geval was bij het Grieks-Turkse conflict.
De ‘oplossing’ die zich begon te ontwikkelen en die zich steeds meer opdrong was, zoals wij hierboven gezien hebben, die van de toename van het aantal interneringskampen. Toen vluchtelingen de gevechtszones moesten ontvluchten (zoals het geval was met de Belgen in 1914 na de Duitse invasie), genoten die soms de solidariteit en de hulp van vrijwilligersorganisaties; maar een groot aantal burgers werd direct onder de controle van de autoriteiten geplaatst en kwam in kampen terecht. Gevangenen werden al naar gelang de nationaliteit of het ‘gevaar’ dat ze vertegenwoordigden in groepen opgedeeld. Dit waren beslissingen van de staten, die hun walgelijke kapitalistische belangen verdedigen, de meest ‘democratische’ voorop, die klaarstonden om als echte scherprechters van de burgerbevolking op te treden, die erdoor in gijzeling werd genomen.
Na de oorlog, na de ideologische en fysieke nederlaag van het proletariaat, werd een nieuwe stap gezet in de vergelding. Deze luidde een tijdperk in dat een nog moorddadiger en barbaars conflict voorbereidde. In een veld van ruïnes waren de staten in Europa, door het grote aantal arbeidskrachten dat was vernietigd, in een moeilijke situatie terechtgekomen. Overeenkomsten moesten het dus mogelijk maken om economische migratie te bevorderen. In de jaren 1920 heeft Frankrijk bijvoorbeeld Italiaanse, Poolse en Tsjecho-Slowaakse immigranten gerekruteerd, het voorspel tot een nieuwe xenofobe campagne als gevolg van de economische crisis en van de verschrikkelijke depressie die zou volgen, net voor de koers naar een nieuwe wereldoorlog zich opende.
Het begin van een tweede wereldwijde holocaust zou de barbaarsheid voor de burgerbevolking en de vluchtelingen tot ongekende hoogte opdrijven. In een tweede deel zullen wij deze tragedie behandelen.
WH, 28/06/2015
[1] Fröhlich , Lindau, Schreiner, Walcher, Révolution et contre-révolution en Allemagne 1918-1920, Ed. Science marxiste.
[2] Ten gevolge van deze pogroms moest onze kameraad MC en een deel van zijn familie bijvoorbeeld zijn toevlucht zoeken in Palestina. (zie Internationale Revue nr. 65 en nr. 66; (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave) tweede en derde kwartaal 1991).
[3] Uit Le livre des pogroms, antichambre d'un génocide, uitgegeven onder leiding van Lidia Miliakova.
[4] P. J. Deschodt en F. Huguenin, La République xénophobe, Ed. JC Lattès.
Aan het begin van de jaren 1930 was de fysieke nederlaag van het proletariaat een feit, de wereldrevolutie was volledig verpletterd. De opeenvolgende bloedbaden in Rusland en Duitsland, na de nederlaag van het proletariaat in Berlijn in 1919, het zoeken van zondebokken, de vernedering als gevolg van het verdrag van Versailles en de behoefte aan vergelding, dat alles leidde tot een nieuwe stap in de spiraal van de kapitalistische verschrikkingen in de 20e eeuw.
Met de afkondiging van ‘het socialisme in één land’ toonde het nieuwe stalinistische regime in Rusland bereid te zijn om, in een poging zijn achterstand in te halen, zich in een mateloze wedloop van industrialisatie te storten. Door de planning van de zware industrie en de productie van wapens werd de uitbuiting tot het uiterste opgedreven. Tot aan de verschrikkelijke depressie van de jaren 1930 zochten de Westerse ‘zegevierende’ landen ook goedkope arbeidskrachten die ze moesten verdelen en controleren. Maar door de economische crisis en de massale werkloosheid werden de migranten en vluchtelingen meer openlijk ‘ongewenst’. Vanaf 1929 werd de migratiegolf, met name in de Verenigde Staten, vrij bruut afgeremd. [1] Lees ons artikel Immigratie en arbeidersbeweging, Internationale Revue nr. 140, eerste kwartaal 2010.
Deze laatste hadden quota's vastgesteld en “filterden” de migranten door ze op te delen en te scheiden van de andere proletariërs. In een dergelijke context, waarbij hele bevolkingen waren ontheemd, werden de gedeporteerden en vluchtelingen (tijdens en na de oorlog) onder verschrikkelijke omstandigheden op transport gezet: vaak eindigden ze in concentratiekampen, die zo’n beetje overal begonnen te ontstaan. Terwijl de crises en de imperialistische spanningen toenamen, was de verslagen arbeidersklasse niet in staat om daar enig verzet tegenover te stellen.
Dat kwam tot uiting in Spanje in 1936 waar, in naam van het ‘antifascisme’, de inlijving begon van het proletariaat in de oorlog. Deze nieuwe totale oorlog mobiliseerde veel wreder en massaler de burgerbevolking (vrouwen, jongeren, ouderen) dan de eerste Grote Oorlog. Hij zou veel vernietigender en barbaarser blijken te zijn. De staat luidde, door op een directere manier op het geheel van het sociale leven in te grijpen, een soort tijdperk van concentratiekampen in. Dat alles leidde tot deportaties, ‘etnische zuiveringen’, hongersnoden en massale uitroeiing.
Het stalinistische geweld, even wreed als onvoorspelbaar, was daar een eerste voorbeeld van. De staat aarzelde niet om bij zuiveringsacties authentieke kommunisten te arresteren, om 95% van de leiders van een regio te executeren, voor de controle en de beheersing van zijn territorium hele bevolkingen te deporteren. In de jaren 1931-1932 gebruikte Stalin koeltjes ‘het wapen van de honger’ om de weerstand te breken van de Oekraïners, die gericht was tegen de gedwongen collectivisatie. De verschrikkelijke hongersnood, opzettelijk veroorzaakt, leidde in totaal tot bijna 6 miljoen doden! In Siberië en elders waren miljoenen mannen en vrouwen veroordeeld tot dwangarbeid.
In de loop van 1935 bijvoorbeeld, groeven 200.000 gevangenen het kanaal Moskou-Volga-Don en 150.000 anderen legden de tweede Trans-Siberische route aan. De plotselinge collectivisatie van de landerijen, waarbij miljoenen koelaks werden gedeporteerd naar onleefbare plaatsen van hervestiging, de plannen voor de zware industrie en de uitbuiting door de dwangarbeid waar de arbeiders zich op het werk (in de ware zin van het woord) doodwerkten, voedde de obsessie van Stalin om “de achterstand op de kapitalistische landen in te halen” [2]. Hier moeten we preciseren dat Rusland zelf in feite een kapitalistisch land was, een karikaturale uitdrukking van de tendens tot staatskapitalisme in de vervalperiode van dit systeem.
Zelfs vóór zijn actieve deelname aan de oorlog, in 1941, ging de stalinistische staat over tot een echte ‘etnische zuivering’ aan zijn grenzen teneinde zijn veiligheid te waarborgen. Verschillende bevolkingen, die werden verdacht van ‘collaboratie’ met de Duitse vijand, werden daarom met geweld onderworpen aan massale collectieve verplaatsingen. De deportatie, omwille van zuiver etnische redenen, van 170.000 Koreanen naar Centraal Azië, in 1937 – een deportatie die tot zware menselijke verliezen leidde - vormde een voorproefje van wat nog zou komen. Onder de verplaatsingen die daarop volgden, waren er 60.000 Polen, die in 1941 naar Kazachstan werden gedeporteerd.
Na de breuk in het Duits-Russische pact vonden verschillende golven van deportatie plaats, in het bijzonder van de bevolking van Duitse origine. Met name de mensen in de Baltische Republieken waren openlijk ‘vijanden van het volk’ geworden: 1,2 miljoen van hen werden van de ene dag op de andere verbannen naar Siberië en Centraal-Azië. Tussen 1943 en 1944 was het de beurt aan de bevolkingen van de Noordelijke Kaukasus (Tsjetsjenen, Ingoetsjenen…) en van de Krim (Tartaren) om op wrede wijze verplaatst te worden. Vele van deze slachtoffers, uitgehongerd, gecriminaliseerd en verbannen door de ‘socialistische’ staat, stierven tijdens het transport in veewagens (bij gebrek aan water, voedsel of door ziektes zoals vlektyfus).
Terwijl de plaatselijke bevolking over het algemeen een grote solidariteit aan de dag legde ten opzichte van deze ongelukkige bannelingen, onderhield de officiële propaganda een klimaat van haat ten opzichte van deze nieuwe slaven. Tijdens het vervoer werden ze vaak bekogeld met stenen, vergezeld van de ergste verwensingen. Bij hun aankomst, volgens een verslag van Beria van juli 1944, “organiseerden bepaalde voorzitters van de kolchozen kloppartijen om hun weigering te rechtvaardigen de gedeporteerden in dienst te nemen, wier lichamelijke conditie erg verslechterd was” [3]. Isabelle Ohayon, La déportation des peuples vers l’Asie centrale. Le XXe siècle des guerres, Editions de l’Atelier, 2004.
Onder deze extreme omstandigheden werden tenslotte “tien tot vijftien miljoen Russen” naar de “heropvoedingskampen door werk” gestuurd, die officieel vanaf de jaren 1930 door het regime waren ingesteld [4]. Marie Jego, Le Monde, 3 maart 2003.
In Duitsland nam, toen de nazi’s aan de macht kwamen, het aantal concentratiekampen overal in het land en vooral in Polen, sterk toe. Maar voordat ze uitgroeiden tot vernietigingsindustrie, waren het werkkampen. Deze tendens tot ontwikkeling van kampen voor gevangenen of vluchtelingen, die zo ongeveer overal sterker werd, ook in democratische staten zoals Frankrijk en de Verenigde Staten, beoogde zowel de controle over de bevolking als een nagenoeg gratis gebruik van arbeidskrachten.
Normaal gesproken stelt de proletariër, bij de verkoop van zijn arbeidskracht, de kapitalist in de gelegenheid om meerwaarde, dat wil zeggen winst, te onttrekken. De voorwaarden van dit ‘contract’ waarborgen dat de uitbuiting de maximale productiviteit bereikt, en tegelijkertijd, door het lage niveau van het loon, de eenvoudige reproductie van de arbeidskracht. In de concentratiekampen werd de arbeidskracht op bijna absolute wijze uitgebuit. In Duitsland werkten de gedeporteerden meer dan 12 uur per dag, onder alle omstandigheden, onder bevel van ‘kapos’.
In de concentratiekampen of in de nabijheid ervan bevonden zich geheime wapenfabrieken of dochtermaatschappijen van grote Duitse bedrijven. Deze oorlogsindustrieën profiteerden van bijna gratis arbeidskrachten, zeer overvloedig en gemakkelijk te vervangen. Aangezien de reproductie van de arbeidskracht was teruggebracht tot het eenvoudige voortbestaan van de werker/gevangene, werd de zeer geringe productiviteit van deze arbeidskrachten gedeeltelijk door zeer lage onderhoudskosten gecompenseerd. Het voedsel werd teruggebracht tot het minimum om te overleven, net als het vervoer, vaak beperkt tot de eenvoudige verplaatsing naar een afgelegen en geïsoleerde plaats, die van het kamp.
In de democratische staten werden de kampen eveneens gebruikt ter versterking van de staatscontrole over de gevangen bevolking en/of voor de uitbuiting van hun arbeidskracht. Geconfronteerd met de toestroom van Spaanse vluchtelingen (120.000 tussen juni en oktober 1937. 440.000 in 1939) reageerde de Franse regering op dezelfde manier ten aanzien van deze ‘ongewensten’, verantwoordelijk voor ‘revolutionaire activiteiten’. [5] P.J Deschodt, F. Huguenin, La République xénophobe, JC Latten, 2001.
In Noord-Afrika werden 30.000 van hen ingezet voor dwangarbeid. De Spaanse vluchtelingen leefden, gestationeerd op Franse bodem, in interneringskampen (de autoriteiten spraken zelf van “concentratiekampen”), die in alle haast waren opgezet in het zuiden van het land (met name op de stranden van Roussillon). Het aantal van deze vluchtelingen in Argelès beliep bijvoorbeeld 87.000. Ze werden onder ellendige omstandigheden uitgebuit als slaafse arbeidskrachten, die op het zand sliepen, en in het oog werden gehouden door ‘kapos’ van de Republikeinse Garde of Senegalese scherpschutters. Tussen februari en juli 1939, zijn ongeveer 15.000 Spaanse vluchtelingen in deze kampen gestorven, het merendeel door uitputting of als gevolg van dysenterie.
Onder vele andere voorbeelden kon men een tijdje later, tijdens de oorlog, vaststellen hoe de Verenigde Staten, tussen maart 1942 en maart 1946, eveneens meer dan 120.000 personen geïnterneerd hebben. Het ging om een Japans-Amerikaanse bevolking, gestationeerd in concentratiekampen in het noorden en oosten van Californië. Deze mannen, die onderworpen werden aan de vreemdelingenhaat van de staat, werden op verschrikkelijke wijze behandeld, net als de ergste misdadigers. [6] Volgens een veteraan van Guadalcanal: “de Japanner kan niet beschouwd worden als een intellectueel (...), het is eerder een dier” en een generaal van de Marines verklaarde eveneens dat “het doden van een Japanner hetzelfde was als een adder doden”. Zie Ph Masson, Une guerre totale, coll. Pluriel.
Wij hebben benadrukt dat de concentratiekampen in Duitsland in eerste instantie werkkampen waren. De grootste volksverplaatsingen in de richting van Duitsland vond plaats door geweld, door maatregelen zoals de verplichte arbeidsdienst in België en Nederland, de plundering, de massieve deportaties van Joden en de razzia's een beetje overal in Europa. In de fabrieken, de landbouw of de mijnbouw maakte dwangarbeid een kwart van de arbeidskracht uit, met name in het kader van ‘Generalplan Ost’.
Om zijn oorlogsmachine draaiende te houden, werden door Nazi-Duitsland in totaal 15 tot 20 miljoen mensen gedeporteerd! Een dergelijke politiek verhoogde het aantal vluchtelingen die het regime en zijn mensenjacht ontvluchtten. In de jaren 1930 werden ongeveer 350.000 vluchtelingen geteld afkomstig uit Nazi-Duitsland, 150.000 uit Oostenrijk (na de Anschluss) en Sudeten-Duitsland (na de aansluiting bij Nazi-Duitsland).
Vanaf het jaar 1942 en het project van ‘definitieve oplossing’, worden de concentratiekampen zoals die van Auschwitz-Birkenau, Chelmno, Treblinka, Belzec, Sobibor, Maidanek… veranderd in vernietigingskampen. Onder gruwelijke omstandigheden werden onder de zeer talrijke slachtoffers, zes miljoen Joden in konvooien getransporteerd en afgeslacht; het merendeel werd vergast en verbrand in crematoria. Het meest sinistere en meest imposante aantal slachtoffers werd geleverd door Polen (300.0000) en de USSR (100.0000).
De vernietigingskampen, zoals Auschwitz (1.200.000) en Treblinka (800.000) draaiden op volle toeren. Deze barbaarsheid is goed gekend door het feit dat zij, na de oorlog, langdurig werd getoond en tot uit den treuren ideologisch werd uitgebuit door de Geallieerden, en aldus diende als alibi om hun eigen misdaden te rechtvaardigen of te verbergen.
In de jaren 1920 had zich een pogrommentaliteit geïnstalleerd die de bloedige nederlaag van het proletariaat bezegelde en zijn grote revolutionaire figuren identificeerde met het ‘Jodendom’: “Ofschoon vele Joodse revolutionairen, zoals Trotski of Rosa Luxemburg, zich beschouwden als niet-Joods (...) wordt de Jood gezien als de aankondiger van de subversie, als een vertegenwoordiger van de vernietiging van de fundamentele waarden: vaderland, familie, eigendom, godsdienst. Het enthousiasme van een aantal Joden ten opzichte van alle vormen van de moderne kunst of nieuwe uitdrukkingsvormen, zoals de film, rechtvaardigt nog deze reputatie als ondermijnende geest”. [7] Ph. Masson, a.w..
In feite maakte de nederlaag van de revolutie het mogelijk de grote democratieën mogelijk in Hitler niet meer en niet minder te zien dan een effectief ‘bolwerk tegen het bolsjewisme’. Het was toentertijd voor alle staten heel gewoon om het Joodse en kommunistische aspect door elkaar te gooien. Churchill zelf beschuldigde de Joden ervan verantwoordelijk te zijn voor de Oktoberrevolutie: “Het is niet nodig de rol te overdrijven, die deze internationale en voor het merendeel atheïstische Joden gespeeld hebben in de creatie van het Bolsjewisme en het daadwerkelijk tot stand brengen van de Russische revolutie.” (8) Illustrated Sunday Herald, 8 februari 1920, overgenomen in Wikisource.
Het idee van een ‘joods-marxistisch’ complot, dat eerst door de ‘Witte Legers’ werd uitgedragen, rijpte op basis van een verbreid antisemitisme: “is het nodig om te benadrukken dat Hitler niet aan de oorsprong ligt van dit antisemitisme (...) na de Eerste Wereldoorlog bestaat dit antisemitisme in het merendeel van de Europese landen”. (9) Ph Masson, a.w..
De Joden konden dus systematisch gestigmatiseerd worden, gemarginaliseerd, tot zondebokken gemaakt zonder dat dit de democratische leiders in verlegenheid bracht, waarvan sommigen, zoals Roosevelt, reeds openlijk xenofobe en antisemitische neigingen vertoonden. Een groot deel van de Joden, die zich in Polen, in USSR en in getto's bevonden, waren in feite vaak genoodzaakt de democratische landen te ontvluchten als gevolg van dit antisemitisme (in tegenstelling tot wat men ons wil laten geloven, was het antisemitisme van de regering van Vichy, bijvoorbeeld, geen spontaan verschijnsel, noch iets dat specifiek was voor dit regime).
Het is dus niet verwonderlijk dat de antisemitische wetten van Neurenberg, in 1935, bijna onopgemerkt konden passeren. Door de Joodse burgers te isoleren en te marginaliseren, konden hun goederen straffeloos worden geplunderd, zonder enige gewetenswroeging ten aanzien van hen, die men beschouwde als ‘schadelijke wezens’. In werkelijkheid is het deze hele dynamiek, deze walgelijke voedingsbodem, die het bed spreidde voor de hygiënische en eugenetische propaganda van de nazi’s. Vanaf januari 1940 was ‘Aktion T4’ (de gedwongen zelfdoding) in Duitsland reeds de voorbode voor de Holocaust, door de systematische uitroeiing van lichamelijke en geestelijk gehandicapten.
Tegenover de tragedie die volgde, weigerden de Geallieerden de hulp aan de Joden “om de oorlogsinspanning niet te destabiliseren” (Churchill). De Geallieerden bleken net zo verantwoordelijk en medeplichtig aan een genocide, die vooral een product was van het kapitalistische systeem. In een zeer vroeg stadium sloten de democratische landen zich af door de weigering om steun te bieden aan de Joden die beschouwd werden als paria’s die niet welkom waren [10]. Lees onze brochure Fascisme en democratie, twee uitdrukkingen van de dictatuur van het kapitaal.
Ten aanzien van de repressie en de vervolgingen door de nazi’s toonde de Volksfrontregering in Frankrijk zich bijvoorbeeld onvermurwbaar. Zo bepleitte een rondschrijven van de hand van Roger Salengro, van 14 augustus 1936, verhuld in een democratisch vernis, om “(...) in Frankrijk geen enkele Duitse emigrant meer toe te laten en over te gaan tot het terugsturen van iedere buitenlander, Duits onderdaan of afkomstig uit Duitsland, die, binnengekomen na 5 augustus 1936, niet zou voorzien zijn van de vereiste stukken…” [11] P.J Deschodt, F. Huguenin, a.w..
Alle activiteiten en administratieve maatregelen om bevolkingen te deporteren, te verjagen, uit te roeien waren veel indrukwekkender en hadden vooral veel dramatischer gevolgen dan in 1914-1918. Het aantal vluchtelingen/migranten was buitensporig groot. Het gebruikte geweld - de concentratiekampen en hun gaskamers, de bommentapijten, het fosforgas, de atoombommen, het gebruik van chemische en biologische wapens - heeft talloze slachtoffers veroorzaakt en een langdurig lijden na de oorlog, met een ongekend aantal trauma's.
De balans is angstaanjagend! De vernielingen hebben in totaal bijna 66 miljoen doden (20 miljoen soldaten en 46 miljoen burgers) veroorzaakt tegenover 10 miljoen voor 1914-1918! Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog moest men 60 miljoen personen hervestigen, dat wil zeggen tien keer meer dan na de Eerste Oorlog! In het centrum van Europa zijn 40 miljoen mensen gestorven. In Oost-Azië, in China, zijn meer dan 12 miljoenen personen in de rechtstreekse militaire confrontaties gedood, en men telde bijna 95 miljoen vluchtelingen in China.
Een aantal belegeringen en veldslagen van deze oorlog behoren tot de bloedigste uit de geschiedenis. Om enkele voorbeelden te geven: in Stalingrad zijn er, aan beide zijden, bijna een miljoen mannen onder hels vuur gestorven. In een beleg, dat bijna drie jaar heeft geduurd, zijn er minstens 1.800.000 gestorven. De slag rond de inname van Berlijn heeft het leven gekost van 300.000 Duitse of Russische soldaten en aan meer dan 100.000 burgers. Tijdens de beroemde slag van Okinawa werden 120.000 soldaten, maar ook 160.000 burgers gedood. De Japanse troepen hebben 300.000 Chinezen afgeslacht in Nanking!
De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki zouden, volgens de historicus Howard Zinn, 250.000 doden hebben veroorzaakt! De verschrikkelijke Amerikaanse bombardementen op Tokio, in maart 1945, veroorzaakten 85.000 doden. In USSR telde men 27 miljoen slachtoffers. De Oekraïne verloor 20% van zijn bevolking, Polen 15% (in meerderheid Joden). Honderden steden in Europa werden gedeeltelijk verwoest of nagenoeg volkomen vernietigd. In Rusland zijn 1700 steden, in de Oekraïne 714 steden getroffen en bijna 70.000 dorpen werden vernietigd!
In Duitsland hebben de bommentapijten, en vooral de fosforbommen, van de Geallieerden en van de ‘Bomber Command’ een enorm aantal slachtoffers gemaakt, en werden de steden Dresden en Hamburg met de grond gelijk gemaakt (bijna 50.000 doden). Een stad als Keulen werd voor 70% vernietigd! Men schat tenslotte dat er in Duitsland, bij het einde van de oorlog, tussen 18 en 20 miljoen daklozen waren, 10 miljoen in de Oekraïne! Het aantal oorlogswezen was eveneens veelzeggend: 2 miljoen in Duitsland, meer dan een miljoen in Polen. In de straten van Rome, Napels en Milaan waren zo’n 180.000 kinderen veroordeeld om als zwervers te leven.
Het verschrikkelijke lijden dat door deze vernielingen werd veroorzaakt, ging zeer vaak gepaard met verschrikkelijke wraakacties en barbaarse daden tegen de bevolking, de geterroriseerde burgers en vluchtelingen. Dat was ook het geval met de Geallieerden, nochtans voorgesteld als de ‘grote bevrijders’: “de driestheid, de bliksem van de wraak sloeg neer op de overlevenden; de ontdekking van de gruweldaden begaan door overwonnenen voedt slechts het geruste geweten van de overwinnaar”. [12] zie Ph. Masson, a.w.. De opeenstapeling van geweld, dat door het kapitalisme in verval veroorzaakt wordt, eens dat ontketend wordt, leidt tot de gruwelijkste gebeurtenissen, tot ‘etnische zuiveringen’ en handelingen van een onvoorstelbare barbaarsheid.
Zowel tijdens als na de oorlog in Kroatië werden bijna 600.000 Serviërs, moslims en Joden vermoord door de Ustaša-regering, die het gehele land wensten ‘te zuiveren’. Griekse gemeenschappen werden door het Bulgaarse leger afgeslacht, Hongaren deden hetzelfde met de Serviërs in Vojvodina. Tijdens de oorlog gingen nederlagen altijd gepaard met tragische migratie. Zo vluchtten bijvoorbeeld vijf miljoen Duitsers voor het Rode Leger. Velen stierven, werden langs de route gelyncht. Het ging hier om een van de ‘heroïsche’ episodes van de ‘bevrijders’, van deze ‘ridders van de vrijheid’ die, ondanks hun nooit bestrafte misdaden, na de oorlog cynisch de rol van openbare aanklager op zich nemen:
“Men kan onmogelijk de verschrikkelijke lijdensweg vergeten van de bevolking in Oost-Duitsland tijdens de opmars van het Rode Leger (...) de sovjetsoldaat werd het instrument van een koele berekening, van een opzettelijke uitroeiing (...) Colonnes vluchtelingen werden onder de rupsvoertuigen verpletterd of systematisch door de luchtmacht beschoten. De bevolking van hele agglomeraties werd met verfijnde wreedheid afgeslacht. Naakte vrouwen werden aan de deuren van schuren gekruisigd. Kinderen werden onthoofd, hun hoofd verpletterd onder de slagen van geweerkolven, of ze werden levend in troggen geworpen om aan de varkens te worden gevoerd. (...)
De Duitse bevolking in Praag werd met een zeldzame wreedheid afgeslacht. Nadat ze waren verkracht werden bij de vrouwen de achillespezen doorgesneden en waardoor ze veroordeeld waren om, in een gruwelijk lijden, dood te bloeden. Kinderen werden bij de uitgang van de scholen beschoten, van de verdiepingen van de flatgebouwen op straat geworpen of in fonteinen verdronken; in totaal meer dan 30.000 slachtoffers (...) het geweld spaart ook de jonge hulpkrachten van de seinwachters van de Luftwaffe niet die in het vuur van in brand gestoken hooibergen werden gegooid. Wekenlang voerde de Vltava (Moldau) duizenden lichamen af; waarbij soms hele gezinnen op vlotten waren vastgespijkerd.” [13] zie Ph. Masson, a.w..
Het is moeilijk te zeggen hoeveel vrouwen tijdens de oorlog door Duitse soldaten verkracht werden. Wat zeker is, is dat toen de legers van de Geallieerden in hun opmars en ‘bevrijding’ van gebieden de vrouwen een andere test wachtte. In Duitsland werden een miljoen vrouwen door de geallieerde troepen verkracht. Alleen al in Berlijn, rond de 100.000 gevallen. De schattingen voor Boedapest lopen uiteen tussen de 50.000 tot 100.000 verkrachtingen.
Wat wij vooral willen benadrukken, is dat de Geallieerden in de verste verte niet opgetreden zijn voor de ‘verdediging van de vrijheid’. De grote democratieën hebben zich slechts geëngageerd in de oorlog om zuiver imperialistische belangen te verdedigen. Het lot van bevolkingen en vluchtelingen, daar trokken zij zich geen zier van aan zolang zij er niet mee belast waren of zij hen niet gebruiken om hun arbeidskracht uit te buiten. Zij maakten nooit melding van het lot van de Joden in hun propaganda tijdens de oorlog, weigerden hen zelfs hun hulp en leverden hen zo over aan de nazi’s.
De reden voor de Geallieerden om de oorlog aan te gaan was een heel andere dan de wil tot ‘bevrijding’. Voor Frankrijk en Groot-Brittanië ging het er in werkelijkheid om ‘het Europese evenwicht’ te verdedigen’“. Voor de Verenigde Staten, de expansie en de bedreigingen van de USSR te blokkeren. Voor laatstgenoemde, om zijn invloed naar West-Europa uit te breiden. Kortom, zuiver strategische, imperialistische en militaire motieven en redenen. Niets is minder klassiek! Het was absoluut niet om “Duitsland van de bruine pest te bevrijden” dat zij gehandeld hebben. Deze fabel is slechts een helse montage die op het moment van de bevrijding van de kampen in scène gezet werd.
Alles werd door de geallieerde generale staf en hun politiekers uitgewerkt, bezorgd als ze waren om hun eigen misdaden te verbergen (of is men zo naïef te geloven dat democratische militairen en politiekers nooit aan propaganda doen?). Als de ‘bevrijding’ wel degelijk een eind heeft kunnen maken aan de folterpraktijken van de vijand, dan is dat vooral een indirect gevolg van het bereiken van een zuiver militair doel en niet omwille van ‘humanitaire’ redenen. Het beste bewijs is dat de voornaamste democratische machten na de oorlog imperialistische belangen zijn blijven verdedigen die nieuwe slachtoffers veroorzaken, koloniale moordpartijen, nieuwe breuken die op hun beurt hun talloze vluchtelingen en ellende meegebracht hebben
WH, 28/06/2015
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog brachten de demobilisatie en de rampzalige verwoestingen van de imperialistische conflicten een wereld voort die in puin lag en in een desolate toestand verkeerde. In mei 1945 waren er in Europa 40 miljoen ontheemden of vluchtelingen. Daaraan moeten nog worden toegevoegd de 11,3 miljoen arbeiders die tijdens de oorlog gewelddadig door Duitsland waren ingelijfd. In de andere grote regio's van de wereld leidde de verzwakking van de koloniale mogendheden tot instabiliteit en nieuwe conflicten, met name in Azië en Afrika, die na verloop van tijd ook weer leidden tot miljoenen migranten. Al deze verplaatsingen van volkeren veroorzaakten verschrikkelijk veel leed en talloze sterfgevallen.
Op de nog rokende ruïnes van dit wereldwijde conflict werd er ten gevolge van de Conferenties van Yalta (februari 1945) en Potsdam (juli 1945), tussen de voormalige bondgenoten (aan de ene kant de grote westerse mogendheden achter de Verenigde Staten en aan de andere kant de Sovjet-Unie) een ‘IJzeren Gordijn’ neergelaten dat, in een poging om aan haat en wraak te ontsnappen miljoenen mensen op de vlucht dreef. Met de verdeling van de wereld in invloedzones, gedomineerd door de overwinnaars en hun bondgenoten, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië aan de ene kant en de USSR aan de andere kant, was een nieuwe lijn van inter-imperialistische botsingen getrokken.
De oorlog was nog maar nauwelijks beëindigd of de confrontatie tussen het Westblok, onder leiding van de Verenigde Staten, en het Oostblok, onder leiding van de Sovjet-Unie, kwam tot uitbarsting. De maanden die volgden op het einde van de oorlog werden gekenmerkt door de uitwijzing van 13 miljoen Duitsers uit de Oost-Europese landen en de verbanning van meer dan één miljoen Russische, Oekraïense, Wit-Russische, Poolse en Baltische mensen, die allen de stalinistische regimes ontvluchtten. Uiteindelijk “stierven er tussen 1945 en 1950 tussen de 9 en 13 miljoen mensen, als gevolg van de geallieerde imperialistische politiek. Deze monsterlijke genocide had drie belangrijke bronnen:
- ten eerste, onder de 13,3 miljoen mensen van Duitse oorsprong, die uit de oostelijke gebieden werden verdreven (...),was deze etnische zuivering zo onmenselijk dat slechts 7,3 miljoen mensen op hun bestemming aankwamen, achter de nieuwe Duitse naoorlogse grenzen; de rest ‘verdween’ onder de meest gruwelijke omstandigheden;
- vervolgens onder de Duitse krijgsgevangenen, die stierven als gevolg van uithongering en ziekmakende omstandigheden in de geallieerde kampen – waardoor er tussen de 1,5 en 2 miljoen stierven;
- tenslotte, onder de bevolking in het algemeen, die op een rantsoen waren gezet van 1000 calorieën per dag, wat langzame uithongering en ziektes garandeerde – waardoor er 5,7 miljoen stierven.”[1]
Een groot aantal Joodse overlevenden wist niet waar heen te gaan vanwege de heropleving van antisemitisme, met name in Polen (waar nieuwe pogroms tot uitbarsting kwamen, zoals in 1946 in Kielce) en in Centraal-Europa. De grenzen van de democratische landen van het Westen waren voor hen afgesloten. Joden werden vaak in kampen ondergebracht. In 1947 probeerden sommigen Palestina te bereiken om een uitweg te vinden voor de vijandigheid in het Oosten en hun afwijzing in het Westen. Ze waren toentertijd genoodzaakt dit op een illegale manier te doen en werden door de Britten tegengehouden, om terstond te worden opgesloten op Cyprus.
Het doel was dus deze bevolkingsgroepen af te schrikken en te controleren teneinde de kapitalistische orde te handhaven. Op hetzelfde moment nam het aantal gevangenen in de Goelagkampen in de Sovjet-Unie explosief toe. Tussen 1946 en 1950 verdubbelde de kampbevolking tot meer dan twee miljoen gevangenen. Een groot aantal vluchtelingen en migranten, of ‘ontheemden’, belandde in deze kampen om er uiteindelijk te sterven. Deze nieuwe wereld van de Koude Oorlog, vorm gegeven door de ‘overwinnaars van vrijheid’, had nieuwe breuken, wrede verdelingen veroorzaakt, waarbij bevolkingsgroepen op een tragische wijze van elkaar werden gescheiden, en leidde tot gedwongen verbanningen.
Duitsland was verdeeld op het imperialistische vlak. En om de migratie en de bevolkingsstroom naar het westen tegen te gaan, moest de DDR in 1961 de ‘muur van de schande’ bouwen. Andere landen, zoals Korea of Vietnam werden ook in tweeën gesplitst door een ‘ijzeren gordijn’. De Korea-oorlog, die plaatsvond tussen 1950 en 1953, had een bevolking van elkaar gescheiden, die nu de gevangene was geworden van twee nieuwe vijandige kampen. Deze oorlog deed bijna 2 miljoen burgers verdwijnen en veroorzaakte een migratie van 5 miljoen vluchtelingen. Tijdens heel deze periode gaande van de Koreaanse oorlog tot de val van de Berlijnse muur in 1989, werden talloze bevolkingen gedwongen om te vluchten voor de onophoudelijke lokale conflicten van de Koude Oorlog.
Binnen elk blok waren de talrijke verdrijvingen vaak het directe gevolg van een politieke kwestie tussen de twee grootmachten, het Amerikaanse en het Russische. Zo voedde de propaganda over de 200.000 vluchtelingen, die hun toevlucht hadden gezocht in Oostenrijk en Duitsland na de onderdrukking van de opstanden van Oost-Berlijn in 1953 en van Boedapest in 1956 door het Rode Leger, het ideologische vertoog van de twee rivaliserende kampen. Alle oorlogen, die werden gevoed door deze twee grote militaire blokken, die van Oost en West, bleven een groot aantal slachtoffers veroorzaken, een gegeven dat systematisch werd misbruikt door de propaganda van elk van de twee kampen.
Deze wrede opdelingen, verbonden aan de Koude Oorlog, gingen in de jaren 1950 door met de dekolonisatiebewegingen, die de migraties deed toenemen en het proletariaat nog meer verdeelde. Sinds het begin van de dekolonisatieperiode en vooral in de jaren 1980, toen de conflicten van de Koude Oorlog nog werden versterkt en verergerd, was de zogenaamde ‘nationale bevrijdingsstrijd’ (in Afrika, Azië, Latijns-Amerika of het Midden-Oosten) zeer moorddadig. Weggeduwd naar de geografische rand van de kapitalistische grootmachten, konden deze conflicten de illusie wekken van een ‘tijdperk van vrede’ in Europa, terwijl de blijvende wonden en gedwongen verdrijvingen van grote aantallen migranten zich voordeden als zovele tragedies, die zich ‘in de verte’ afspeelden (behalve natuurlijk voor de vroegere kolonisten, die uit deze regio’s afkomstig waren, en de landen die er direct door werden getroffen).
Sinds het einde van het koloniale tijdperk waren de oorlogen in Afrika niet alleen talrijk, maar behoorden ook tot de meest moorddadige in de wereld. In deze conflicten waren grootmachten zoals Groot-Brittannië en de Frankrijk (die namens het westerse blok de ‘politieagent van Afrika’ was tegenover de Sovjet-Unie) op grote schaal militair betrokken op het strijdterrein, waar de logica van het Oost/West-blok heerste. Nauwelijks had een land als Soedan bijvoorbeeld zijn onafhankelijkheid verkregen in 1956, of een verschrikkelijke burgeroorlog maakte de koloniale machten tot deel van dit conflict, dat dus werd uitgebuit door de blokken, en ten minste 2 miljoen doden en meer dan 500.000 vluchtelingen veroorzaakte (die gedwongen werden om asiel te zoeken in de buurlanden).
De instabiliteit en de oorlog bleven maar voortduren. De verschrikkelijke oorlog in Biafra, die hongersnoden en epidemieën voortbracht, veroorzaakte minstens 2 miljoen doden en evenzoveel vluchtelingen. Tussen 1960 en 1965 veroorzaakte de burgeroorlog in het voormalige Belgisch Congo, alsmede de aanwezigheid van huurlingen, zeer veel slachtoffers en talrijke ontheemden. We kunnen hier talloze voorbeelden aan toevoegen, zoals Angola dat vanaf de eerste opstanden van de bevolking in Luanda in 1961, werd verwoest door de oorlog.
Na de onafhankelijkheid in 1975, was er een jarenlange oorlog gaande tussen de militaire krachten van de MPLA (Beweging voor de Bevrijding van Angola, ondersteund door Moskou), dat aan de macht was en de rebellen van UNITA (ondersteund door Zuid-Afrika en de Verenigde Staten): met niet minder dan één miljoen doden en 4 miljoen ontheemden, waaronder een half miljoen vluchtelingen die in kampen terechtkwamen. De militaire botsingen namen voortdurend toe op dit continent en ontwrichtten hele regio’s, zoals West-Afrika of de strategische regio rond de Grote Meren. We zouden ook voorbeelden kunnen geven uit Midden-Amerika, uit Azië, met het verschijnsel van de moorddadige guerrilla’s. De Sovjet-tussenkomst in Afghanistan, in 1979, betekende een versnelling van deze helse spiraal, wat leidde tot de uittocht van 6 miljoen mensen, het grootste aantal vluchtelingen in de wereld.
De nieuwe staten of naties, die ontstonden als gevolg van de grote verdrijvingen, waren het directe product van imperialistische verdelingen en ellende. Ze waren de vrucht van nationalisme, uitzettingen en uitsluiting. Kortom, een puur product van het klimaat van oorlog en permanente crisis voortgebracht door het kapitalisme in verval. De vorming van deze nieuwe staten was een doodlopende weg die alleen maar voeding kon geven aan vernietigende spanningen. Het was eveneens het geval met de opdeling van de India, in 1947, en met de schepping van Bangladesh daarna, die meer dan 15 miljoen mensen op het Indiase subcontinent dwong om zich te verplaatsen.
De stichting van de staat Israël in 1948, een echte belegerde vesting, was ook een sprekend voorbeeld. Deze nieuwe staat, die uitgroeide van 750.000 mensen tot 1,9 miljoen in 1960, had vanaf zijn ontstaan in een helse spiraal van eindeloze oorlogen met zich meegebracht en zowat overal de oprichting veroorzaakt van Palestijnse vluchtelingenkampen. In 1948 werden er 800.000 Palestijnen met geweld verdreven en de Gazastrook werd beetje bij beetje een enorm openluchtkamp. De kampen van Palestijnse vluchtelingen in Beiroet, Damascus, Amman, veranderden langzamerhand tot buitenwijken van deze hoofdsteden.
Soortgelijke problemen met vluchtelingen en migranten deden zich op grote schaal voor op de hele planeet. In China waren miljoenen mensen ontheemd, slachtoffers van de moordpartijen van de wrede Japanse onderdrukking tijdens de oorlog. Na de overwinning van de maoïstische troepen in 1949, vluchtten zo’n 2,2 miljoen Chinezen naar Taiwan en 1 miljoen gingen richting Hong Kong. China trok zich vervolgens terug in relatieve autarkie om te proberen de economische achterstand te overbruggen.
In de vroege jaren 1960 startte het dan ook een geforceerde industrialisatie en lanceerde de politiek van de ‘Grote Sprong Voorwaarts’. Door elke poging tot migratie te voorkomen sloot het haar bevolking in feite op in soort hels nationalistisch werkkamp. Deze wrede politiek van ontworteling en repressie, die werd doorgevoerd sinds het tijdperk van Mao, vermenigvuldigde het aantal concentratiekampen (laogai). Honger en onderdrukking veroorzaakten in totaal niet minder dan 30 miljoen doden. Meer recent, in de jaren 1990, scheurde de massale verstedelijking van het land niet minder 90 miljoen boeren los van de grond die ze bewerkten.
Nog andere crises troffen Azië, zoals de burgeroorlog in Pakistan en de vlucht van de Bengalen in 1971. De verovering van Saigon in 1975 (door een stalinistisch regime) veroorzaakte ook de uittocht van miljoenen vluchtelingen, de zogenaamde ‘boat people’. Meer dan 200.000 van hen kwamen om.[2] De verschrikkelijke genocide van de Rode Khmer in Cambodja veroorzaakte 2 miljoen doden: de vluchtelingen behoorden tot de weinige overlevenden.
Vluchtelingen zijn altijd het wisselgeld geweest voor de ergste politieke chantage, voor de rechtvaardiging van militaire tussenkomsten van grootmachten, via andere landen, soms voor het gebruik als ‘menselijk schilden’. Het is moeilijk een schatting te geven van het aantal slachtoffers, die de prijs hebben betaald voor de confrontaties van de Koude Oorlog, en er een exact cijfer voor op te geven, maar “de voormalig Minister van Defensie onder Kennedy en Johnson, Robert McNamara, heeft in 1991 voor een conferentie van de Wereldbank een overzicht gegeven van de verliezen in elk operatiegebied, waarvan het totaal de 40 miljoen overschrijdt.”[3]
De nieuwe naoorlogse periode heeft alleen maar een nieuwe periode van barbarendom geopend, die de verdelingen onder de volkeren en in arbeidersklasse heeft doen toenemen en dood en vernietiging heeft gezaaid. Door de grenzen verder te militariseren, hebben de staten over het algemeen een superieure en meer gewelddadige controle uitgeoefend over de leeggebloede bevolkingen, na de Tweede Wereldoorlog.
Aan het begin van de Koude Oorlog werden de migraties niet enkel en alleen veroorzaakt door gewapende conflicten of door factoren van politieke aard. De landen van Europa, die grotendeels verwoest waren door de oorlog, hadden een snelle wederopbouw nodig. Deze behoefte aan wederopbouw moest eveneens de achteruitgang in de bevolkingsgroei (10 tot 30% van de mensen waren tijdens de oorlog gedood of gewond geraakt) compenseren. De economische en demografische factoren speelden daarom een belangrijke rol in het verschijnsel van de migratie. Alom was er behoefte aan beschikbare arbeidskracht, tegen lage kosten.
Daarom was Oost-Duitsland genoodzaakt een muur te bouwen om de vlucht van haar bevolking (3,8 miljoen mensen hadden de grens naar het Westen reeds overgestoken) tegen te houden. De voormalige koloniale mogendheden bevorderden de immigratie, allereerst vanuit de Zuid-Europese landen (Italië, Spanje, Portugal, Griekenland,...). In eerste instantie kwam het grootste gedeelte van deze migranten legaal, maar ook clandestien, dankzij ronselaars en vaak ook georganiseerde smokkelaars.
De behoefte aan arbeidskracht betekende dat de autoriteiten destijds de ogen sloten en deze ongeregelde migratie stimuleerden. Tussen 1945 en 1974 ontvluchtten vele Spanjaarden en Portugezen de regimes van Franco en Salazar. Tot in de vroege jaren 1960 werden Italianen in dienst genomen in Frankrijk, eerst uit het noorden van Italië en vervolgens uit het zuiden tot aan Sicilië. Toen, een tijdje later, was het de beurt aan de voormalige koloniën in Azië en Afrika om nieuwe contingenten gedweeë en goedkope arbeiders te leveren. In Frankrijk bijvoorbeeld, nam het aantal Noord-Afrikanen, tussen 1950 en 1960, toe van 50.000 naar 500.000.
Door de staat werden er wooncentra gebouwd voor de gastarbeiders, waar zij gescheiden werden gehouden van de rest van de bevolking. Buitenlandse arbeiders werden inderdaad beschouwd als een ‘risico’, wat het mogelijk maakte om hun marginalisering te rechtvaardigen. Maar dat was geen beletsel om ze in dienst te nemen voor het zwaarste werk, wetende dat ze van de ene op de andere dag weer konden worden teruggestuurd. De waanzinnige en gewetenloze uitbuiting liet zelfs voor deze nieuw aangekomen arbeiders een zeer belangrijke omzet optekenen, ruim boven het gemiddelde, met name in de chemie en metaalindustrie. Om te voldoen aan de behoeften van de industriële activiteit emigreerden er tussen 1950 en 1973 bijna 10 miljoen mensen naar West-Europa.[4]
Deze situatie zou onvermijdelijk worden misbruikt door de bourgeoisie, om de arbeiders te verdelen en tegen elkaar op te zetten, voor het aanzetten tot concurrentie en wederzijds wantrouwen. Met de heropleving van de arbeidersstrijd in 1968 en de golven van de strijd die volgden, zouden deze factoren voedsel zijn voor de vele verdelingsmanoeuvres van de vakbonden en de splijtende ideologische campagnes van de bourgeoisie.
Aan de ene kant werden racistische en xenofobe vooroordelen aangemoedigd; aan de andere kant werd de klassenstrijd gedeeltelijk verdraaid door het anti-racisme, dat vaak werd gebruikt als een afleiding voor de eisen van de arbeiders. Beetje bij beetje werd het vergif toegediend en werden de buitenlanders beschouwd als ‘ongewenst’, en voorgesteld als ‘profiteurs’, bijna als ‘bevoorrechten’. Dit alles zou de groei van populistische ideologieën bevorderen en de uitzettingen vergemakkelijken, die sinds de jaren 1980 met hele charters zijn toegenomen.
WH / april 2016
[1] Zie: Berlin 1948 : en 1948, le pont aérien de Berlin cache les crimes de l'impérialisme allié [138] Internationale Revue (Frans-, Engels- Spaanstalige uitgave ; nr. 95 - 3e trimestre 1998.
[2] Bron: “McNamara pleit voor koppeling hulp en defensie”; NRC 27 april 1991.
[3] Volgens André Fontaine, La Tache rouge. Le roman de la Guerre froide, Editions La Martinière, 2004.
Hieronder publiceren wij opnieuw de belangrijkste fragmenten van deze oriëntatietekst, die 25 jaar geleden is opgesteld en goedgekeurd door IKS. (De volledige versie is eerder verschenen in de Nederlandstalige Internationale Revue nr. 13.) We doen dit om te laten zien hoezeer deze stellingen, meer dan ooit, hun geldigheid en hun brandende actualiteit behouden. Dit zal bij onze lezers ongetwijfeld in het oog springen gezien de toename van de “brandhaarden” op de planeet en de kwalitatieve toename van de chaos en de barbarij, waarin het kapitalisme de mensheid dagelijks onderdompelt.
Bij verschillende gelegenheden heeft de IKS het belang van de kwestie van militarisme en oorlog in de hele periode van verval benadrukt (1), zowel vanuit de optiek van de ontwikkeling het kapitalisme zelf, als vanuit het proletarische klasseperspectief. Met de snelle opeenvolging van historisch belangrijke gebeurtenissen gedurende het afgelopen jaar (ineenstorting van het Oostblok, de Golf-oorlog), die de hele wereldsituatie hebben veranderd, met de overgang van het kapitalisme in de hoogste fase van zijn verval: de fase van ontbinding (2), is het van vitaal belang dat de revolutionairen absoluut duidelijk zijn over het essentiële vraagstuk van de plaats van het militarisme in de nieuwe omstandigheden van de huidige wereld.
Militarisme en oorlog zijn een fundamenteel gegeven sinds het kapitalisme in verval is. Sinds de vorming van een volledige wereldmarkt aan het begin van deze eeuw, is de wereld verdeeld in koloniale en commerciële invloedssferen onder de verschillende hoogontwikkelde kapitalistische naties. De hieruit voortkomende verscherping van de concurrentie op internationaal vlak heeft noodzakelijkerwijs geleid tot het erger worden van de militaire spanningen, tot het vormen van steeds indrukwekkendere wapenarsenalen, en de toenemende onderwerping van het gehele economische en sociale leven aan de prioriteiten van het militaire apparaat. In feite zijn het militarisme en de imperialistische oorlog zo'n essentiële uitdrukkingen van het begin van de vervalperiode van het kapitalisme (de uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog markeerde het begin van deze periode), dat voor revolutionairen uit die tijd imperialisme en verval van het kapitalisme, synoniemen werden. Rosa Luxemburg maakte duidelijk dat imperialisme niet een specifieke uitdrukking is van het kapitalisme, maar haar wijze van bestaan in de nieuwe historische periode is, dat niet alleen bepaalde staten imperialistisch zijn, maar alle staten. Als militarisme, imperialisme en oorlog zo vergaand met de periode van verval geïdentificeerd werden, dan komt dit omdat de vervalperiode beantwoordt aan de situatie dat de kapitalistische productieverhoudingen een belemmering zijn geworden voor de verdere ontwikkeling van productiekrachten: het volkomen irrationele karakter op globaal economisch niveau van militaire uitgaven en oorlogen, zijn slechts een uitdrukking van het anachronisme van het voortbestaan van deze productieverhoudingen. In het bijzonder de permanente en toenemende zelfvernietiging van kapitaal die het resultaat is van deze wijze van bestaan, vormt een symbool van de doodsstrijd van dit systeem, en toont duidelijk dat het door de geschiedenis is veroordeeld.
Geconfronteerd met een situatie waarin oorlog in het sociale leven alomtegenwoordig is, heeft het kapitalisme in verval twee verschijnselen ontwikkeld, staatskapitalisme en imperialistische blokken, die kenmerkend zijn voor deze periode. Het staatskapitalisme, waarvan de eerste belangrijke manifestatie dateert van de Eerste Wereldoorlog, komt overeen met de noodzaak voor elk land een maximum aan discipline van de verschillende sectoren van de maatschappij te garanderen, om botsingen tussen zowel de klassen als tussen de verschillende rivaliserende fracties binnen de heersende klasse zoveel mogelijk te reduceren, en vooral om het gehele economische potentieel te controleren en te mobiliseren en controleren. Op dezelfde wijze komt de vorming van imperialistische blokken overeen met de noodzaak om eenzelfde discipline aan de verschillende nationale bourgeoisieën op te leggen: om hun onderlinge tegenstellingen te beperken en hen te bundelen voor confrontatie tussen beide militaire kampen. Naarmate het kapitalisme dieper in het verval en in zijn historische crisis is geraakt, kunnen deze beide kenmerken slechts sterker worden. Vooral het staatskapitalisme op het niveau van een heel imperialistisch blok, zoals zich dat heeft ontwikkeld na de Tweede Wereldoorlog, was slechts de uitdrukking van de verergering van beide verschijnselen. Noch staatskapitalisme, noch imperialistische blokken, noch het samengaan van beide, zijn een uitdrukking van een `pacificatie' van de verhoudingen tussen de verschillende sectoren van het kapitaal, en nog minder een versterking van deze verhoudingen. Integendeel! Zij zijn slechts een poging van de kapitalistische maatschappij om de groeiende tendens tot ontwrichting te weerstaan (3).
De algemene ontbinding van de maatschappij is het hoogste, het laatste, stadium van de vervalperiode van het kapitalisme. In die zin stelt dit stadium niet de kenmerken van het verval in vraag: de historische crisis van de kapitalistische economie, het staatskapitalisme, en ook niet de fundamentele verschijnselen van militarisme en imperialisme. Meer nog, in de mate waarin de ontbinding zich openbaart als de opeenhoping van tegenstellingen waarin het kapitalisme zich sinds het begin van zijn verval ontwikkelt, worden de kenmerken die eigen zijn aan deze periode, nog verder versterkt:de ontbinding kan slechts erger worden,
- omdat ze veroorzaakt wordt door de onverbiddelijke val van het kapitalisme in de crisis;
- en de tendens naar staatskapitalisme wordt helemaal niet in vraag gesteld door het verdwijnen van sommige van haar meest parasitaire en afwijkende soorten, zoals het Stalinisme. (4)
Hetzelfde geldt voor het militarisme en het imperialisme, zoals we gezien hebben gedurende de jaren '80, waarin het verschijnsel van de ontbinding opdook en zich verder ontwikkelde. Deze werkelijkheid zal niet in vraag gesteld worden door het verdwijnen van de verdeling van de wereld in twee imperialistische constellaties als gevolg van de ineenstorting van het Oostblok. De oprichting van imperialistische blokken is niet de oorzaak van militarisme en imperialisme. Het tegengestelde is waar: de formatie van deze blokken is slechts de uiterste consequentie (die op haar beurt de oorzaken kan versterken) van de duik van het kapitalisme in verval in militarisme en oorlog. In zekere zin is er een overeenkomst in de verhouding van de formatie van blokken ten opzichte van het imperialisme enerzijds en die van Stalinisme ten opzichte van staatskapitalisme anderzijds. Net zoals het einde van het Stalinisme niet het einde is van de historische tendens naar staatskapitalisme, waar het immers slechts een uitdrukking van was, net zo min impliceert het verdwijnen van de imperialistische blokken, het verlies van de greep van het imperialisme op het leven van de maatschappij. Het fundamentele verschil tussen beide ligt hierin, dat het einde van het Stalinisme het einde van een bijzonder afwijkende vorm van staatskapitalisme betekent, het einde van de blokken daarentegen, opent slechts de deur naar een nog meer barbaarse, verwrongen en chaotische vorm van imperialisme.
De IKS heeft al een analyse hierover uitgewerkt toen ze zich rekenschap gaf van de ineenstorting van het Oostblok:
«In de periode van het verval van het kapitalisme, zijn alle staten imperialistisch en nemen de nodige maatregelen om aan die realiteit tegemoet te komen: oorlogseconomie, bewapening, enzovoort. Daarom kan de verscherping van de stuiptrekkingen van de wereldeconomie alleen maar leiden tot een verergering van de spanningen tussen de verschillende staten, ook, en steeds meer, op militair vlak. Het verschil met de voorbije periode is dat deze spanningen, die eerder door de grote imperialistische blokken werden gebruikt en ingekaderd, nu op de voorgrond gaan treden. Het verdwijnen van de Russische politie-agent, en wat daaruit zal volgen voor de Amerikaanse politie-agent met betrekking tot zijn belangrijkste `bondgenoten' van weleer, openen de deur voor een hele reeks van meer plaatselijke rivaliteiten. Deze rivaliteiten en botsingen kunnen in de huidige situatie niet uitmonden in een wereldwijd conflict (ook als we zouden aannemen dat _het proletariaat niet meer in staat zou zijn zich daartegen te verzetten). Daarentegen bevatten deze conflicten, door het feit dat de discipline is verdwenen, die werd opgelegd door het bestaan van twee blokken, het risico om steeds meer gewelddadig, steeds talrijker te worden, met name in de zones waarin het proletariaat zwak is.» (Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, no.61, 10 februari 1990).
«De verergering van de wereldcrisis van de kapitalistische economie zal onontkoombaar tot een nieuwe toespitsing van de interne tegenstellingen van de bourgeoisie leiden. Deze tegenstellingen zullen, net als in het verleden, tot uiting komen in oorlogen: in het verval van het kapitalisme, kan de handelsoorlog slechts uitlopen op een vlucht vooruit in de oorlog met de wapenen. In dat kader moeten de pacifistische illusies die zich zouden kunnen ontwikkelen als gevolg van het `aanhalen' van de relaties tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, resoluut worden bestreden: militaire botsingen tussen staten, zelfs als ze niet meer worden gemanipuleerd en gebruikt door de grote mogendheden, zullen niet verdwijnen. Integendeel, zoals we in het verleden gezien hebben, vormen het militarisme en de oorlog de levenswijze zelf van het kapitalisme in verval, die door de verdieping van de crisis slechts kan worden bevestigd. Wat echter verandert in vergelijking met het verleden is dat deze militaire vijandelijkheden nu niet meer de vorm aannemen van een confrontatie tussen twee grote imperialistische blokken» («Resolutie over de Internationale Situatie», juni 1990. Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr, 63).
Deze analyse wordt nu volledig bevestigd. (….) Het werkelijke onderwerp van de operatie “Desert Shield” en andere is de poging de chaos te bezweren die al heerst in een groot gedeelte van de wereld en die nu de belangrijkste en meest ontwikkelde landen en hun onderlinge relaties bedreigt. Het verdwijnen van de tweedeling van de wereld in blokken, betekende in feite ook het verdwijnen van een essentiële factor die een zekere samenhang tussen de staten waarborgde. De tendens eigen aan de nieuwe periode is “ieder voor zich”. (5)
Meer dan ooit staat de oorlog dus centraal in het leven van het kapitalisme. Daarom is de kwestie van de oorlog meer dan ooit van fundamenteel belang voor de arbeidersklasse. Het is duidelijk dat deze kwestie niet nieuw is. Het was reeds een centraal punt voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (zoals de internationale congressen van Stuttgart 1907 en Bazel 1912 duidelijk maakten). Het werd natuurlijk nog doorslaggevender gedurende de eerste imperialistische slachtpartij (met de strijd van Lenin, Luxemburg en Liebknecht, en de revoluties in Duitsland en Rusland). Zijn belang bleef onveranderd in de periode tussen beide wereldoorlogen in, voornamelijk in de Spaanse Burgeroorlog, om nog te zwijgen van zijn belang gedurende de grootste holocaust van deze eeuw, tussen 1939 en 1945. En het blijft tenslotte waar gedurende de uiteenlopende “nationale bevrijdings”-oorlogen na 1945 die momenten waren in de botsing tussen beide imperialistische blokken. Sinds het begin van deze eeuw is oorlog het beslissende vraagstuk dat het proletariaat en haar revolutionaire minderheden moesten beantwoorden, veel meer nog dan bijvoorbeeld het vakbondsvraagstuk en het parlementarisme. Het had niet anders gekund, omdat oorlog de meest geconcentreerde vorm van de barbaarsheid van het kapitalisme in verval is; het is een uitdrukking van haar doodstrijd en de dreiging die over het voortbestaan van de mensheid hangt.
In de huidige periode, waarin de barbaarsheid van de oorlog, meer nog dan in de afgelopen decennia, een dagelijks en alomtegenwoordig element van de wereldsituatie zal zijn (onafhankelijk van de profetieën van een Bush sr. en Mitterrand over een “nieuwe orde en vrede”), en meer en meer de ontwikkelde landen erbij zal betrekken (slechts beperkt door de arbeidersklasse van deze landen), is de kwestie van oorlog van nog groter belang voor de arbeidersklasse. De IKS heeft altijd benadrukt dat de ontwikkeling van een nieuwe revolutionaire golf uit de verdieping van de crisis zal voortkomen en niet uit oorlog. Deze analyse blijft nog steeds van kracht: de mobilisatie van de arbeidersklasse, het vertrekpunt voor strijd op grote schaal, zal uit economische aanvallen voortkomen. Op dezelfde wijze, op het niveau van bewustzijn, zal de verscherping van de crisis een fundamentele factor zijn, die het historische einde van de kapitalistische productiewijze toont. Doch op hetzelfde niveau van bewustzijn zal de kwestie van de oorlog wederom een rol van eerste orde spelen:
- de oorlog toont de fundamentele consequenties van deze historische impasse van het kapitalisme: de vernietiging van de mensheid;
- omdat de oorlog het enige logische antwoord op de crisis, het verval en de ontbinding is, dat het proletariaat kan tegengaan (in tegenstelling tot andere uitingen van ontbinding), omdat de arbeidersklasse in de centrale landen op dit moment niet achter de banieren van het vaderland gemobiliseerd is.
Het is waar dat oorlog, op een veel eenvoudiger wijze tegen de arbeidersklasse gebruikt kan worden dan de crisis en economische aanvallen:
- oorlog kan het pacifisme stimuleren;
- oorlog kan het proletariaat een gevoel van machteloosheid geven, en zo de bourgeoisie in staat stellen haar economische aanvallen te voltrekken.
Dat is trouwens precies wat er nu gebeurt met de Golf-crisis. Maar deze invloed kan slechts van tijdelijke aard zijn. Want op termijn:
- kan de permanente aanwezigheid van militaire barbaarsheid slechts de leegheid van het pacifistische geklets tonen;
- zal duidelijk worden dat de arbeidersklasse het hoofdslachtoffer van deze barbaarsheid is, dat het de prijs moet betalen als kanonnenvoer en door een toegenomen uitbuiting;
- de strijdbaarheid zal herstellen tegenover massalere en hardere economische aanvallen.
De tendens zal worden omgekeerd. Het is duidelijk dat de revolutionairen in de voorhoede van deze ontwikkeling van het bewustzijn moeten staan want hun verantwoordelijkheid zal van steeds meer doorslaggevende betekenis zijn.
In de huidige historische periode, wordt de tussenkomst van de revolutionairen binnen de klasse bepaald door, naast natuurlijk de verscherping van de economische crisis, en de daaruit voortvloeiende aanvallen op de gehele klasse:
Daarom moet dit vraagstuk steeds voorop staan in de propaganda van de revolutionairen. In perioden als de huidige, waarin deze kwestie voorop staat in de internationale gebeurtenissen, moeten we van de buitengewone gevoeligheid binnen de arbeidersklasse voor dit vraagstuk gebruik maken om het speciale aandacht en prioriteit te geven.
De revolutionaire organisaties zullen er in het bijzonder voor moeten waken om:
IKS 4 oktober 1990
1) Zie “Oorlog, militarisme en imperialistische blokken” in: Internationale Revue, Engels-, Frans-, Spaanstalige uitgave, nr. 52 en 53.
2) Zie voor de analyse van de IKS over de kwestie van de ontbinding: Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr. 57 en Wereldrevolutie nr. 45 of Internationale Revue, nederlandstalige uitgave, nr. 13.
3) Het is echter noodzakelijk om te wijzen op een belangrijk verschil tussen staatskapitalisme en imperialistische blokken. Het eerste verschijnsel kan niet ter discussie worden gesteld door conflicten tussen verschillende fracties van de kapitalistische klasse (anders moeten we spreken van burgeroorlog, die kenmerkend kan zijn voor bepaalde achterlijke zones van het kapitalisme, maar niet voor de meest ontwikkelde sectoren). Over het algemeen slaagt de staat als algemene vertegenwoordiging van het nationale kapitaal als geheel, er in zijn autoriteit op te leggen aan de verschillende delen van het kapitaal. Maar de imperialistische blokken hebben niet hetzelfde duurzame karakter. Op de eerste plaats worden ze slechts gevormd met het oog op de wereldoorlog: in een periode, zoals nu, waarin die niet aan de orde is (zoals in de jaren twintig), kunnen ze heel goed verdwijnen. Op de tweede plaats is er voor de staten niet zoiets als een definitieve "gepredestineerdheid" voor het ene of het andere blok: de blokken worden bij gelegenheid gevormd, in functie van economische, geografische, militaire, politieke criteria, enzovoort. In deze zin bevat de geschiedenis talloze voorbeelden van staten die van blok zijn veranderd na een verandering in één van deze factoren. Deze verschillende stabiliteit tussen staatskapitalisme en imperialistisch blok is geenszins mysterieus. Ze beantwoordt aan het feit dat het hoogste niveau van eenheid dat de bourgeoisie kan bereiken, dat van de natie is, omdat de nationale staat het instrument bij uitstek ter verdediging van zijn belangen is (handhaving van de “orde”, massale orders, monetaire politiek, douane-barrières, enzovoort). Daarom is een alliantie tot een imperialistisch blok niets anders dan het conglomeraat van nationale belangen die fundamenteel tegengesteld zijn aan elkaar, waarbij het conglomeraat die belangen in de internationale jungle moet behartigen. Bij het nemen van de beslissing om zich bij het ene of het andere blok aan te sluiten, heeft een bourgeoisie niets anders op het oog dan de garantie van haar nationale belangen. Ten slotte, wanneer we het kapitalisme kunnen beschouwen als een globale eenheid, dan moeten we steeds in het oog behouden dat het concreet bestaat in de vorm van rivaliserende en concurrerende kapitalen.
4) In werkelijkheid is het wel degelijk de kapitalistische productiewijze als geheel, die in haar verval en nog meer in haar stadium van ontbinding, achterhaald is vanuit het standpunt van de belangen van de mensheid. Maar in deze barbaarse doodsstrijd van het kapitalisme, hebben bepaalde vormen daarvan, zoals het Stalinisme, dat het resultaat is van specifieke historische omstandigheden (zoals we verderop zullen zien), kenmerken die ze nog kwetsbaarder maken en ze tot verdwijnen veroordelen, nog voordat het gehele systeem zal zijn vernietigd door de proletarische revolutie of door de vernietiging van de mensheid.
5) In het stadium van de ontbinding, en met de verergering van de economische stuiptrekkingen van het stervende kapitalisme, zullen de meest gewelddadige en barbaarse uitdrukkingen van de verhoudingen tussen staten tot regel worden voor alle landen ter wereld.
In de schemering van het oude Rome was de waanzin van de keizers meer regel dan uitzondering. Weinig historici twijfelen eraan dat dit een teken was van Rome’s aftakeling. Vandaag is een enge clown tot koning gemaakt in de machtigste natiestaat van de wereld, en toch wordt dit in het algemeen niet opgevat als een teken dat de kapitalistische beschaving reeds een vergevorderd stadium heeft bereikt van haar eigen verval. De toename van het populisme in de brandpunten van het systeem, die in snel tempo eerst de Brexit en daarna de overwinning van Donald Trump hebben teweeggebracht, brengt tot uitdrukking dat de heersende klasse haar greep op de politieke machine aan het verliezen is. Een machine die nu al vele jaren wordt gebruikt om de inherente tendens tot ondergang tegen te gaan. Wij zijn getuige van een enorme politieke crisis als gevolg van de versnelde ontbinding van de maatschappelijke orde, door de complete onmacht van de heersende klasse om de mensheid een toekomstperspectief te bieden.
Maar het populisme is ook een product van het onvermogen van de uitgebuite klasse, het proletariaat, om een revolutionair alternatief naar voren te schuiven, zodat er een ernstig gevaar bestaat dat het wordt meegesleurd in een reactie die is gebaseerd op machteloze woede, op angst, op het zoeken van zondebonken onder de minderheden en een bedrieglijke zoektocht naar een verleden, dat nooit echt heeft bestaan. Deze analyse van de wortels van het populisme, als een wereldwijd fenomeen, is meer diepgaand ontwikkeld in de bijdrage ‘Over de kwestie van het populisme’ (zie website in NL). Wij moedigen onze lezers aan om het algemene kader te onderzoeken dat deze tekst biedt, te samen met onze eerste meer specifieke reactie op het Brexit-resultaat en de opkomst van Trump's kandidatuur, ‘Brexit, Trump: Setbacks for the ruling class, nothing good for the proletariat’, August 31, 2016. Beide teksten zijn gepubliceerd in nr. 157 van onze Engels- en Franstalige Internationale Revue.
Tevens hebben wij een artikel gepubliceerd, geschreven door onze sympathisant uit de VS, Henk: ‘Trump versus Clinton: nothing but bad choices for the bourgeoisie and the proletariat [141]’. Dit artikel, dat begin oktober is geschreven, keek naar de bijna uitzinnige pogingen van de meer ‘verantwoordelijke’ facties van de Amerikaanse bourgeoisie, zowel democraten als republikeinen, om een halt toe te roepen aan Trump’s poging het Witte Huis te betreden.[1]Deze inspanningen zijn duidelijk mislukt, en een van de meer directe factoren die hebben geleid tot deze mislukking was de ongelooflijke tussenkomst door het hoofd van de ‘Federal Bureau of Investigation’ (FBI), James Comey, precies op het moment dat de voorsprong van Clinton, in de peilingen, leek te stijgen.
Clinton’s kansen werden door de FBI, het hart van het Amerikaanse veiligheidsapparaat, zwaar beschadigd door de mededeling dat zij wellicht een strafzaak aan haar broek zou krijgen, nadat er verder onderzoek was gedaan naar haar gebruik van eigen e-mailservers, iets wat indruist tegen de basisregels van de staatsveiligheid. Ongeveer een week later probeerde Comey het tij te keren door te melden dat er in feite niets bijzonders was te vinden tussen al het materiaal dat het Bureau had onderzocht. Maar de schade was toegebracht en het FBI heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de campagne van Trump, wiens bijeenkomsten eindeloos de leuze ‘Sluit Haar Op’ hebben gescandeerd. De interventie van het FBI was eens te meer een uitdrukking van een groeiend verlies aan politieke controle over het hart van het staatsapparaat.
Het artikel ‘Trump versus Clinton’ begint door duidelijk het kommunistische standpunt neer te zetten inzake burgerlijke democratie en verkiezingen in deze periode van de geschiedenis: dat ze een gigantische fraude is, die de arbeidersklasse geen keuze biedt. Dit gebrek aan keuze was misschien duidelijker dan ooit in deze verkiezingscampagne, die werd uitgevochten tussen de arrogante showman Trump, met zijn openlijk racistische en vrouwenhatelijke agenda en Clinton, die de belichaming is van de 'neoliberale' orde die, in de afgelopen drie decennia, de overheersende vorm van staatskapitalisme was. Geconfronteerd met een keuze tussen twee kwaden, heeft een aanzienlijk deel van het kiezersvolk, zoals altijd het geval is in de VS, helemaal niet gestemd. Ondanks de druk om te komen en te gaan stemmen blijft een eerste raming steken bij een opkomst van net onder de 57%, dus lager dan in 2012. Tegelijkertijd hebben velen, die kritisch stonden ten opzichte van beide kampen, maar vooral ten opzichte van Trump, besloten voor Hillary te stemmen als de minste van twee kwaden.
Wij van onze kant weten dat het afzien van deelname aan de burgerlijke verkiezingen, uit teleurstelling over wat er in de aanbieding is, slechts het begin is van de wijsheid: het is essentieel, maar erg moeilijk wanneer de arbeidersklasse zelf niet optreedt als een klasse, om daarmee aan te tonen dat er een andere manier bestaat om de maatschappij te organiseren: één die gaat doorheen de ontmanteling van de kapitalistische staat. En in de periode na de verkiezingen wordt deze nadruk op de verwerping van de bestaande politieke en maatschappelijke orde, dit aandringen op de noodzaak voor de arbeidersklasse om te vechten voor haar eigen belangen, buiten en tegen de gevangenis van de burgerlijke staat, niet minder relevant. Want velen zullen worden aangetrokken door een eenvoudige anti-Trumptendens, een soort vernieuwd anti-fascisme,[2] dat zich weer verbindt met meer ‘democratische’ partijen van de bourgeoisie - hoogstwaarschijnlijk met die partijen die de taal spreken van de arbeidersklasse en van het socialisme, zoals Bernie Sanders deed tijdens de democratische voorverkiezingen.[3]
Dit is hier niet de plek om een diepgaande analyse te maken van de drijfveren en de sociale samenstelling van de degenen die voor Trump hebben gestemd. Het lijdt geen twijfel dat de vrouwenhaat, de anti-vrouw retoriek, die zo centraal staat in de campagne van Trump, een rol heeft gespeeld die nader moet worden bestudeerd. Dat komt vooral doordat deze deel uitmaakt van een meer globale 'mannelijke tegenbeweging’ tegen de maatschappelijke en ideologische veranderingen in de gender relaties tijdens de afgelopen decennia. Op dezelfde manier is er een sinistere toename van racisme en vreemdelingenhaat in alle kapitalistische landen, en dit speelde een sleutelrol in de Trump's campagne.
Er zijn ook bijzondere elementen in het racisme in Amerika die we moeten begrijpen: op de korte termijn, de reactie op presidentschap van Obama en op de Amerikaanse versie van de ‘migrantencrisis’, op de langere termijn de hele erfenis van de slavernij en de segregatie. Vanaf de eerste uitslagen kon de lange geschiedenis van de raciale kloof in Amerika worden afgelezen uit het feit dat de overweldigende meerderheid van de pro-Trump stemmers blank waren (ofschoon ze een tamelijk groot aantal ‘Spaanstaligen’ mobiliseerde), terwijl ongeveer 88% van de zwarte kiezers koos voor het Clinton-kamp. In toekomstige artikelen zullen we op deze kwesties terugkomen.
Maar als we een beschouwing geven over de bijdrage op populisme dan is,volgens ons, misschien wel het belangrijkste element in de overwinning van Trump de woede tegen de neoliberale ‘elite’ die zich heeft geïdentificeerd met de globalisering en het overwicht van de financiële sector op de economie - macro-economische processen die een verrijking vormen voor een kleine minderheid ten koste van de meerderheid, en vooral ten koste van de arbeidersklasse in de oude sectoren van de productie en de grondstoffenwinning.
'Globalisering' betekende de grootschalige ontmanteling van verwerkende industrieën en de overheveling daarvan naar landen als China, waar de arbeidskracht veel goedkoper is en de winsten dus veel hoger zijn. Het betekende ook het ‘vrije verkeer van arbeiders’, wat voor het kapitalisme een ander middel is om arbeid te goedkoper te maken, door de migratie van ‘armere’ naar ‘rijkere’ landen. Het overwicht van de financiële sector betekende, voor het merendeel, de overheersing van het economische leven door de steeds mysterieuzere wetten van de markt. Meer concreet betekende het de crash van 2008, die zoveel kleine beleggers en aspirant-huizenbezitters heeft geruïneerd.
Nogmaals, er zijn meer gedetailleerde statistische studies nodig, maar het lijkt erop dat een centrale kracht van de Trump-campagne gevormd werd door de steun die ze verkreeg van de niet-universitair opgeleide blanken, en vooral van de arbeiders in de 'Rust Belt’, de nieuwe industriële woestijnen, die voor Trump stemden uit protest tegen de gevestigde politieke orde, verpersoonlijkt in de zogenaamde ‘grootstedelijke liberale elite’. Veel van deze arbeiders of regio’s hadden bij de vorige verkiezingen op Obama gestemd, en sommigen steunden Bernie Sanders in de Democratische voorverkiezingen.
Hun stem was vooral een tegen-stem - tegen de groeiende ongelijkheid in rijkdom, tegen een systeem dat hen en hun kinderen, naar hun oordeel, een toekomst heeft ontnomen. Maar deze oppositie werd ingekaderd vanwege het volledig ontbreken van een echte beweging van de arbeidersklasse en heeft daarmee de populistische wereldvisie gevoed, die de elite de schuld geeft voor de uitverkoop aan buitenlandse investeerders, waarbij speciale privileges worden gegeven aan migranten, vluchtelingen en etnische minderheden ten koste van de ‘oorspronkelijke’ arbeidersklasse - en aan vrouwelijke arbeiders ten koste van mannelijke. De racistische en vrouwonvriendelijke elementen van Trump’s campagne gaan dus hand in hand met de retorische aanvallen op de ‘elite’.
We zullen niet speculeren over wat het presidentschap van Trump zal gaan betekenen of welke politiek hij zal proberen te voeren. Wat Trump vooral kenmerkt is zijn onvoorspelbaarheid, zodat het niet gemakkelijk zal zijn om te voorspellen welke de gevolgen zullen zijn van zijn regime. Er is tevens het feit dat Trump, nog voor het ontbijt, een dozijn tegenstrijdige dingen kan zeggen, en dat zoiets niet van invloed lijkt te zijn op de steun die hij in de campagne ondervindt. Maar wat gewerkt heeft in de verkiezingscampagne kan wel eens niet zo goed werken in zijn ambt als president.
Zo presenteert Trump zichzelf bijvoorbeeld als de oertypische self-made ondernemer en vertelt hij over de bevrijding van de Amerikaanse zakenman van de bureaucratie. Maar tegelijkertijd praat hij ook over een omvangrijk programma van het herstel van de infrastructuur in de binnensteden, het aanleggen van wegen, scholen en ziekenhuizen en het doen heropleven van de industrie voor fossiele brandstoffen door het afschaffen van de regels voor milieubescherming. Dit alles tezamen impliceert een zware staatskapitalistische tussenkomst in de economie. Hij beloofde miljoenen illegale immigranten te verjagen, maar veel van de Amerikaanse economie hangt juist af van hun goedkope arbeidskracht. Met betrekking tot het buitenlands beleid, combineert hij de taal van het isolationisme en terugtrekking (zoals zijn dreigement om de betrokkenheid van de VS bij de NAVO te verminderen) met de taal van het interventionisme, met zijn geraaskal over het ‘plat bombarderen van ISIS', en de belofte de militaire uitgaven te vergroten.
Wat zeker is, is dat het presidentschap van Trump zal worden gekenmerkt door conflicten, zowel binnen de heersende klasse als tussen de staat en de maatschappij. Het klopt dat Trump's overwinningsspeech een voorbeeld was van verzoening - hij zal een ‘president zijn voor alle Amerikanen’. En Obama, voordat bij Trump ontving op het Witte Huis, zei dat hij wilde zorgen voor een zo soepel mogelijke overgang. Het feit dat er nu een grote republikeinse meerderheid in de Senaat en het Congres is, kan bovendien betekenen - als het Republikeinse establishment haar antipathie voor Trump overwint - dat hij in staat zal zijn om hun steun te krijgen voor een aantal van zijn beleidsvoornemens, zelfs als de meest demagogische voornemens op de lange baan kunnen worden geschoven. Maar de tekenen van toekomstige spanningen en conflicten zijn niet moeilijk te herkennen.
Delen van het militaire establishment, bijvoorbeeld, staan waarschijnlijk zeer vijandig tegenover een aantal van zijn opties met betrekking tot het buitenlands beleid, indien hij volhardt in zijn scepsis over de NAVO, of zijn bewondering voor Poetin, als een sterke leider, en dit vertaalt in het ondermijnen van de pogingen van de VS om tegenwicht te bieden aan de gevaarlijke heropleving van het Russische imperialisme in Oost-Europa en het Midden-Oosten. Ten aanzien van een aantal van zijn binnenlandse beleidsvoornemens kan er ook oppositie ontstaan vanuit het veiligheidsapparaat, de federale bureaucratie en de belangen van de grote ondernemingen, die het als hun taak kunnen gaan zien om ervoor te zorgen dat Trump geen herrie gaat schoppen. Ondertussen kan de politieke ondergang van de 'Clinton dynastie' ook aanleiding geven tot nieuwe tegenstellingen en misschien zelfs splitsingen binnen de Democratische Partij, met de waarschijnlijke opkomst van een linkervleugel rond mensen zoals Bernie Sanders, die ook hopen profijt te kunnen trekken uit de vijandige stemming ten opzichte van het economische en politieke establishment.
Als de Britse post-Brexit iets is dat op het sociale vlak als voorbeeld dient, is de kans groot dat we getuige zullen zijn van een sinistere opflakkering van de ‘volkse’ vreemdelingenhaat, als openlijke racistische groeperingen het gevoel hebben dat zij nu bevoegd zijn om hun fantasieën over geweld en overheersing te realiseren. Tegelijkertijd kan de politierepressie tegen etnische minderheden nieuwe hoogten bereiken. En als Trump ernstig werk begint te maken van zijn programma van de aanhouding en uitzetting van de zogenaamde ‘illegalen’, kan dit allemaal verzet ontlokken in de straten, in continuïteit met de bewegingen die wij in de afgelopen jaren hebben gezien na de politiemoorden op zwarte mensen. Vanaf het moment dat het verkiezingsresultaat werd bekendgemaakt, ontstonden er een aantal zeer boze demonstraties in steden over heel Amerika, waarin meestal jonge mensen hun verontwaardiging uiten over het vooruitzicht van een door Trump geleide regering.
Op internationaal vlak kan de overwinning van Trump worden gelijkgesteld aan, zoals hij het zelf formuleerde, ‘Brexit plus plus plus’. Zij heeft reeds een krachtige impuls gegeven aan rechtse populistische partijen in West-Europa, niet in het minst aan het Front National in Frankrijk, waar de presidentsverkiezingen worden gehouden in 2017. Dit zijn partijen die zich willen terugtrekken uit multi-nationale handelsorganisaties en een economisch protectionisme bepleiten. Met Trump's meest agressieve uitspraken tegen de Chinese economische concurrentie, zou dat kunnen betekenen dat we naar een handelsoorlog gaan die, zoals in 1930, een reeds verstopt geraakte wereldmarkt nog verder zal beknotten.
Het neoliberale model heeft het wereldkapitalisme gedurende de afgelopen twee decennia goede diensten bewezen, maar het nadert nu zijn grenzen. En nu dreigt het gevaar dat de tendens van het ‘ieder voor zich’, dat wij hebben gezien op de imperialistische vlak, wordt overgeheveld naar het economische terrein, waar het tot dusver min of meer in toom was gehouden. Trump heeft ook verklaard dat het broeikaseffect is een verzinsel is, dat is uitgevonden door de Chinezen om hun exportinspanningen te ondersteunen, en hij zegt dat hij zich zal terugtrekken uit alle bestaande internationale overeenkomsten inzake klimaatverandering. Wij weten reeds hoe beperkt deze overeenkomsten zijn, maar door ze te schrappen zullen we waarschijnlijk nog dieper in de groeiende wereldwijde milieuramp worden gestort.
Wij herhalen: Trump symboliseert een bourgeoisie die werkelijk ieder perspectief heeft verloren om de maatschappij te beheren. Hoe ijdel en narcistisch hij ook is, hij is niet gek, maar belichaamt de waanzin van een systeem dat geen opties meer heeft, zelfs niet die van een wereldoorlog. Ondanks haar neergang is de heersende klasse al meer dan een eeuw in staat geweest om gebruik te maken van haar eigen politieke en militaire apparaat - met andere woorden, haar bewuste tussenkomst als een klasse - om een volledig verlies van controle te voorkomen, en een definitieve afloop van de gang naar chaos, die inherent is aan het kapitalisme.
Zelfs als we niet de capaciteit van onze vijand moeten onderschatten om met nieuwe tijdelijke oplossingen te komen, beginnen de grenzen van deze controle langzamerhand op te doemen. Het grootste probleem voor onze klasse is dat het overduidelijke bankroet van de bourgeoisie op alle vlakken - economisch, politiek, moreel - met uitzondering van een zeer kleine minderheid, geen revolutionaire kritiek op het systeem losmaakt, maar eerder misplaatste woede en verpestende verdelingen in onze eigen gelederen. Dit vormt een ernstige bedreiging voor de toekomstige mogelijkheid om het kapitalisme te vervangen door een menselijke samenleving.
En toch is een van de redenen waarom de wereldoorlog vandaag niet op de agenda staat is, ondanks de ernst van het kapitalistische crisis, dat de arbeidersklasse niet is verslagen in een open gevecht en nog onbenutte verzetscapaciteiten bezit. Dit hebben we gezien in diverse massale bewegingen die in het laatste decennium plaatsvonden, zoals de Franse studentenstrijd in 2006, de opstand van de ‘Indignados’ in Spanje in 2011 en de Occupy-beweging in de VS in hetzelfde jaar. In Amerika kunnen deze voorboden van verzet worden waargenomen in de protesten tegen de politiemoorden en de post-electorale demonstraties tegen Trump, ofschoon deze bewegingen nog geen duidelijk arbeiderskarakter vertonen en kwetsbaar zijn voor recuperatie door de professionele politici van links en verschillende uitingen van nationalistische en democratische ideologie.
Om zowel de populistische dreiging als de valse alternatieven te overwinnen, die aan de man gebracht worden door de linkervleugel van het kapitaal, is er van de arbeidersklasse iets veel diepgaander vereist, een beweging voor proletarisch onafhankelijkheid die in staat is zichzelf politiek te begrijpen en zich opnieuw te verbinden met de kommunistische tradities van onze klasse. Dit geldt niet voor de nabije toekomst, maar revolutionairen hebben een rol te spelen in de voorbereiding van een dergelijke ontwikkeling, vooral door te strijden voor de politieke en theoretische verheldering die, doorheen de heersende mist van de kapitalistische ideologie, in al haar facetten, een licht kan werpen op de weg.
Amos / 13.11.2016
[1] Een teken van hoe wijdverbreid de republikeinse oppositie tegen Trump is: voormalig president George W. Bush zelf, die toch geen deel uitmaakt van de linkervleugel van de partij, heeft aangekondigd dat hij liever blanco stemt dan op Trump.
[2] We verwerpen de politiek van de 'anti-fascistische’ allianties met één sector van de heersende klasse tegen een andere, vooral geërfd van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde, die juist in het anti-fascisme een middel zag de arbeidersklasse te mobiliseren voor de oorlog. Zie: ‘Anti-fascism: a formula for confusion [142]’, een tekst van Bilan heruitegeven in: International Review 101.
[3] Voor meer informatie over B. Sanders, zie het artikel 'Trump versus Clinton: nothing but bad choices for the bourgeoisie and the proletariat [141]'.
In het laatste nummer van World Revolution vermeldden we dat één van de deelnemers aan onze publieke bijeenkomst over ‘anarchisme en de oorlog in Spanje in de jaren 1930’ een brochure had verspreid met als titel ‘Als opstanden uitdoven’ door Gilles Dauvé.[1] Een kort voorwoord door Antagonism Press vertelt ons dat “dit een kortere, geheel gewijzigde versie is van het voorwoord bij de selectie van artikelen over ‘Spanje 1936-39’ van het Italiaans linkse tijdschrift Bilan, dat in het Frans is gepubliceerd onder de pseudoniem Jean Barrot en nu is uitverkocht”.
Wij willen een aantal opmerkingen maken bij deze tekst omdat hij, ondanks het feit dat hij veel van de analyses en klasse-standpunten bevat, die zijn uitgewerkt door de linkscommunisten, als belangrijkste doel heeft om een theoretische verantwoording te leveren voor enkele van de meest fundamentele verwarringen rond de methoden en doelen van de communistische revolutie – een verwarring die wijdverbreid is in de kringen, die we aanduiden als het moeras, de steeds veranderende zone van overgang tussen de burgerlijke en de proletarische politiek.
Dit is niet de eerste keer dat we Barrot’s werk zijn tegengekomen. Het lijdt geen twijfel dat hij is beïnvloed is door de Communistische Linkerzijde en, evenals de collectie van Bilan, publiceerde hij ook een boek over de Duitse Linkerzijde, dat wij recenseerden toen die in de jaren 1970 werd gepubliceerd.[2] Deze invloed is nog steeds zichtbaar in de tekst ‘Als opstanden uitdoven’. Maar Barrot's politieke bijzonderheid is dat hij een sleutelfiguur is in de ontwikkeling van wat wij de zogenaamde ‘modernistische’ stroming hebben genoemd.
Deze stroming, alhoewel met een veel oudere wortels[3], maakte haar echte debuut in het midden van de jaren 1970, in de marges van het revolutionaire milieu; het was in wezen een product van de teruggang van de eerste golf van arbeidersstrijd, die gelanceerd werd door de algemene staking in Frankrijk in mei 1968. Hij dook weer op in een andere periode van teruggang in de vroege jaren 1980, na de nederlaag van de massale stakingsbeweging in Polen.[4] Vandaag, met de ‘ineenstorting van het communisme’ en de bijbehorende campagnes, wordt de arbeidersklasse geconfronteerd met nog grotere moeilijkheden, zelfs twijfels over haar eigen voortbestaan als een klasse; het is derhalve niet verwonderlijk dat modernistische ideeën opnieuw aan invloed winnen.
In Groot-Brittannië ontleent de groep Aufheben bijvoorbeeld veel aan de modernistische vooronderstellingen. Dit komt omdat het een karakteristiek bij uitstek is van het modernisme om de revolutionaire aard van de arbeidersklasse in vraag te stellen. Op zich is dit niet uniek – in feite is het 'modernisme' of 'postmodernisme' momenteel uitgegroeid tot een overheersende kenmerk van de burgerlijke ideologie in het algemeen. Maar de modernisten, waar we op doelen, beweren ook communisten te zijn.
Het politieke traject van Jacques Camatte en de revue Invariance bieden het duidelijkste illustratie van de benadering die ten grondslag ligt aan het modernisme. Camatte brak in de jaren 1960 met de bordigistische IKP, nadat hij ontdekt had dat het bordigisme niet de enige uitdrukking was van de historische Communistische Linkerzijde. Maar heel snel ontwikkelde Camatte diepe twijfels over het revolutionaire potentieel van de arbeidersklasse, en definieerde het steeds meer als niet meer dan een radertje in het kapitalistische systeem. Dit ging gepaard met een groeiende afwijzing van het marxisme en van revolutionaire politieke organisaties, die hij karakteriseerde als ‘gangsters’. De hoop van Camatte richtte zich op de uitbarsting van een ‘universele menselijke klasse’ tegen kapitaal; maar heel snel bleek die hoop ook ijdel en nam hij de logische stap door zich terug te trekken in een overlevingscommune in de Franse bergen.
Deze ‘moderne’ poging om een revolutionaire weg te vinden, die buiten het marxisme en de arbeidersklasse om gegaan is, onthulde zichzelf als een nieuwe verpakking van klassiek anarchistische thema's. Toen Marx in de jaren 1860 Bakoenin bekritiseerde, toonde hij reeds aan dat dergelijke thema’s reactionair waren, dat de arbeidersbeweging deze achter zich had gelaten. Ze had het concept van de ‘grootse maatschappelijke liquidatie’ van alle onderdrukten vervangen door het idee van een strijd van de arbeidersklasse om de politieke macht; ze had de organisatorische methoden gebaseerd op affinitaire groepen, sekten, en vrijbuitende individuen vervangen door het principe van de coherente politieke organisatie van de communistische voorhoede. Het modernisme, zoals het klassieke anarchisme, was in wezen de ideologie van de kleinburgerlijke denkers, die van mening zijn dat de arbeidersklasse voor hen niet revolutionair genoeg was en die daardoor alleen kon afglijden naar de concepten uit het verleden.
Barrot heeft nooit de extreme conclusies van Camatte getrokken, maar vanaf de jaren 1970 is heeft hij voortdurend alle onderliggende ideeën van het modernisme verspreid: zijn twijfels over de arbeidersklasse, zijn karakterisering van de politiek als een zone van vervreemding, zijn afwijzing van militante politieke organisatie en zijn verwerping van de noodzaak voor de arbeidersklasse om haar politieke overheersing te vestigen, voordat zij een communistische samenleving kan creëren. ‘Als opstanden uitdoven’ laat zien dat Barrot deze inzichten niet heeft herzien.
Barrot over Spanje 1936: restanten van helderheid, toevoeging van verwarring
Barrot's tekst wordt gepresenteerd, zoals we hebben gezien, als een ‘volledig herziene’ versie van de inleiding tot de collectie van Bilan over Spanje. Het is zelfs zoveel herzien dat er nauwelijks nog melding is van Bilan. Integendeel, de historische verwijzingen van Barrot wijzen naar de standpunten van de Nederlandse linkscommunisten. Dit is waarschijnlijk geen toeval, want hoewel de meerderheid van de Nederlandse radencommunisten zeker revolutionaire standpunten verdedigde over de oorlog in Spanje, was het de Italiaanse Linkerzijde die erop aandrong om bepaalde marxistische basisprincipes toe te passen op de situatie. Dit moet iedere zichzelf respecterende modernist ongemakkelijk doen worden: begrippen zoals de neergang van het kapitalisme, de noodzakelijkheid van de klasse-partij en de dictatuur van het proletariaat.
Voeg daarbij de argumentatie van de tekst dat het ‘marxisme’ niet minder is dan anarchisme, omdat het de staat opvat als een ‘fetisj’ (zie blz. 32-33), en we kunnen concluderen dat de Barrot van de jaren 1990 verder is afgedwaald van het marxisme dan de Barrot van de jaren 1970, die nog hetvolgende kon schrijven: "De toekomstige revolutie zal niet een kwestie van banale herhaling zijn, maar zal de historische draad van de Internationale Communistische Linkerzijde opnemen” (uit: De Communistische Linkerzijde in Duitsland, 1918-21, aangehaald in International Revue, Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 11). Niettemin bevat de tekst nog vele heldere passages, geërfd van de Communistische Linkerzijde:
- in zijn verwerping van de fraude van het anti-fascisme en de trotskistische ideologie van het Eenheidsfront. Volgens de laatste had de arbeidersklasse de opkomst van het fascisme in de jaren 1920 en 1930 kunnen tegenhouden ‘als het alleen maar’ de verschillende linkse partijen had gedwongen om zich te verenigen. Daarentegen bevestigt Barrot's tekst opnieuw dat juist de linkerfacties van kapitaal in Duitsland en Italië de weg bereidden voor het fascisme;
- ten aanzien van de oorlog in Spanje herhaalt de tekst het standpunt, zoals verdedigd door Bilan en andere linkscommunistische fracties van dat moment: het proletariaat verdedigde zich inderdaad tegen de fascistische aanvallen toen het in juli 1936 op eigen klasse-terrein vocht. Maar het stelde zich daarna bloot aan een bloedbad door zich te laten meevoeren op het burgerlijk terrein, in de verdediging van de democratie. De tekst toont tevens de cruciale rol van het semi-trotskisten van de POUM en de anarchisten van de CNT, die de arbeidersklasse afhielden van een frontale aanval op de kapitalistische staat en haar onderwierpen aan het gezag van de bourgeoisie, in het bijzonder door middel van de ‘anti-fascistische milities’ en de ‘collectivisaties’. Tenslotte blijkt dat, wanneer de Spaanse arbeiders een laatste poging deden om zich achter hun eigen klasse-barricaden te hergroeperen, de POUM en de CNT weer klaar stonden om dit verzet van binnenuit te saboteren.
Het fundamentele probleem met de tekst is dat Barrot, met zijn modernistische opvattingen, het anarchisme via de voordeur verjaagt, maar het via de achterdeur weer binnen laat komen. Barrot is het eens met het marxisme dat de burgerlijke staat moet worden kapotgeslagen in een echte revolutionaire opstand. Maar hij is uitgesproken tegen de marxistische opvatting dat het proletariaat zijn eigen politieke overheersing moet consolideren om het sociale en economische leven in een communistische richting te leiden. Voor hem is dit gewoon een formule om nieuwe macht over het proletariaat te creëren. Wat daarentegen nodig is, is een onmiddellijke ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking] van de maatschappelijke verhoudingen:
“Er is geen revolutie zonder de vernietiging van de staat. Maar hoe dan? Gewapende bendes verslaan, staatsstructuren en gewoontes kwijtraken, nieuwe manieren van debatteren en besluiten nemen - al deze taken zijn onmogelijk als ze niet hand in hand gaan met ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking]. We willen de ‘macht’ niet: we willen het vermogen om het hele leven te veranderen ... Als de revolutie verondersteld wordt in de eerste plaats politiek en daarna sociaal te zijn, dan zou de schepping van een apparaat, wiens enige functie is het om te strijden tegen de aanhangers van de oude wereld. Het zou een negatieve functie van onderdrukking hebben, een systeem zijn van controle gebaseerd op geen andere inhoud dan zijn 'programma' en zijn wil om het communisme te realiseren op de dag dat de voorwaarden dat uiteindelijk mogelijk maken. Dit is hoe een revolutie zichzelf ‘ideologiseert’ en de geboorte van een gespecialiseerde laag legitimeert die toezicht houdt op de rijping en de verwachting van de immer stralende toekomst niet nooit komt. De essentie van de politiek kan en wil niets veranderen; het brengt samen wat gescheiden is zonder verder te gaan ...” (Als opstanden uitdoven, blz. 38).
Dit alles is zeer dubbelzinnig. Het is zeker waar dat de proletarische revolutie alleen kan schijnen als zij is gebaseerd op de permanente zelfactiviteit van de proletarische massa's op alle gebieden van het leven, en dat deze zelfactiviteit vanaf het begin moet gaan in een communistische richting. Maar met de ontkenning van het primaat van de politiek in de eerste, beslissende fase van de revolutie verspreidt hij de illusie dat er vanaf dag één een nieuwe communistische leefwijze kan ontstaan in iedere uithoek van de maatschappij – iets wat Barrot suggereert als hij zegt dat:
“ …. communistische maatregelen (in Spanje) hadden het maatschappelijk draagvlak van de twee staten (de republikeinse en de nationalistische) kunnen ondermijnen, al was het alleen maar door de agrarische kwestie op te lossen ... Er kwam een subversieve kracht tot uiting, waardoor de meest onderdrukte lagen, die het verst afstonden van het politieke leven (bijv. vrouwen) op de voorgrond traden, maar deze kon het systeem niet met wortel en tak uitroeien.”(blz. 35).
Hier lijkt Barrot geen rekening te houden met het feit dat de Spaanse gebeurtenissen plaatsvonden in een periode van zware nederlaag voor de arbeidersklasse op internationaal vlak; maar zoals de ervaring van de Russische revolutie laat zien, kan er zelfs in een globaal revolutionaire periode, heel weinig veranderd worden op het gebied van maatschappelijke en economische betrekkingen totdat de arbeidersklasse op wereldschaal de politieke macht heeft gegrepen. Zelfs als veel van de passieve vormen van waarde-productie zijn opzij gezet (bijv. de virtuele onderdrukking van geld tijdens de periode van het ‘oorlogscommunisme’ in Rusland), toch zal de inhoud van een sociale verhoudingen, gebaseerd op schaarste, zich steeds opnieuw stellen. Het communisme is niet de ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking] van de armoede in één land, maar een wereldwijde samenleving van overvloed die de concurrentie en de ruil tot aan de wortels heeft uitgegraven.
Door de vermenging van de maatschappelijke en politieke dimensies van het revolutionaire proces en vooral door vereenzelviging van de proletarische politieke macht met de automatische opkomst van een ‘apparaat’, een ‘specialistische laag’, heeft de 'moderne' Barrot aan Bakoenin's afwijzing van het ‘autoritaire marxisme’ alleen maar van een nieuwe theoretisch glans gegeven. Geen wonder dat zijn geschriften zo aantrekkelijk zijn voor degenen die moe zijn van de clichés van het traditionele anarchisme, maar die zich wanhopig vastklampen aan zijn meest fundamentele opvattingen.
Amos / 06.12.1999
[1] Gilles Dauvé, When Insurrections Die. Het pamflet werd gratis verspreid; de reden daarvoor is, zoals de verspreider zei op het forum, dat "Ik een communist ben". Vermoedelijk betekent dit dat communistische literatuur niet zou moeten worden verkocht. Voor ons is deze benadering helemaal niet communistisch; zij is een nieuwe uiting van anarchistisch moralisme en individualisme. Een communistische organisatie - in tegenstelling tot losse samenwerkingsverbanden van individuen die van tijd tot tijd dingen publiceren - die principieel weigert haar pers te verkopen, zou niet in staat zijn om haar voortbestaan heel lang te verzekeren.
[2] Zie Internationale Revue, Frans-, Engels, en Spaanstalige uitgave, nr. 11 ‘The Communist Left in Germany 1918-21: a review’
[3] Voor een studie van de historische wortels van het modernisme, zie: ‘Modernism: from Leftism to the Void' in World Revolution nr. 3. Dit artikel bevat echter een belangrijke zwakheid omdat het modernisme daarin min of meer wordt gepresenteerd als iets dat direct voortkomt uit de contrarevolutie. Vandaag zouden we het definiëren als een uitdrukking van het moeras, hoewel het sterke linkse en parasitaire elementen in zich kan bergen.
[4] Zie ‘Doubts about the Working Class’ in Internationale Revue, Frans-, Engels, en Spaanstalige uitgave, nr. 34. Op het moment dat deze tekst geschreven werd (1983), publiceerde Barrot ‘La Banquise’ (De IJsschots), een tijdschrift dat gebaseerd was op een extreem pessimisme ten aanzien van de mogelijkheden van de klassenstrijd. Daarvoor had hij nog een groep in het leven geroepen met de naam Mouvement Communiste (niet te verwarren met de parasitaire groep met dezelfde naam). Momenteel schijnt hij op louter individuele basis te werken.
Half november 2015. De week na de terroristische aanslagen in Parijs stonden in de Belgische provincies Namen en Henegouwen syndicale acties en stakingen geprogrammeerd tegen de maatregelen van de regering Michel (indexsprong, hervorming van het pensioenenstelsel, verhoging van de prijs van een aantal basisvoorzieningen, zoals elektriciteit, …). Deze pasten in een beurtrol per provincie in het kader van een uitgebreid syndicaal plan van “acties” om de regering te “dwingen tot sociaal overleg” over deze maatregelen. Later in december, was het de beurt aan de spoorbonden, geconfronteerd met veel onvrede op de werkvloer, om 5 gespreide stakingsdagen aan te kondigen in januari tegen de besparingsplannen van de regering voor het spoor (4% productiviteitsstijging per jaar, langer werken en minder vakantie nemen) en de onverzoenlijke houding van beleidsverantwoordelijken van de NMBS (mislukking van sociaal akkoord 2016-2018).
De dynamiek van de arbeidersstrijd wordt echter mede bepaald door de context waarin die plaatsvindt. Wat is de betekenis van deze “acties” in een context van de “vluchtelingencrisis”, de massale toevloed aan vluchtelingen die de oorlog en de chaos in steeds uitgebreidere regio’s van de wereld ontvluchten, en van een soort “staat van beleg” uitgeroepen na de terroristische aanslagen in Parijs? Immers, Na deze gruweldaden in Parijs op 13.11 bleek snel dat de coördinatie van de aanval en de voorbereiding ervan voor een groot deel in België gebeurd is en dat verscheidene daders zelf uit Brussel kwamen. Minstens één van de daders vluchtte trouwens diezelfde avond naar België. Dit leidde snel tot het opdrijven van het “gevarenniveau” van 3 naar 4 (directe dreiging van aanslagen) en tot een soort van ‘staat van beleg’ met gewapende soldaten en pantservoertuigen in de centra van de grote steden, terwijl de meeste massa evenementen werden afgelast. Vooral echter overspoelde de bourgeoisie ons met een eensgezinde en overdonderende ideologische campagne.
Laten we eerst bekijken wat de doelstellingen zijn van deze campagnes meer specifiek in België. Zonder de imperialistische component te onderschatten (zie de aangekondigde herstrukturering en modernisatie van het leger), streven ze essentieel drie doelen na:
- de verdeling en de argwaan aanwakkeren tussen “autochtone” en “allochtone” arbeiders en de tegenstelling tussen proletariaat en bourgeoisie vervangen door de tegenstelling tussen “Belgen/Vlamingen/Walen” en “buitenlanders” (“Eigen volk eerst!”)
- angst te zaaien onder de bevolking, meer specifiek de arbeiders, en ze aan te zetten bescherming te zoeken onder de vleugels van de staat;
- de nationale eenheid na te streven onder alle “burgers” in de verdediging van de democratische staat en zijn “vrijheden”.
Als men nu de bedoeling en het resultaat bekijkt van de vakbondscampagnes, moet men zich afvragen: gaan ze hier tegen in? Hebben ze de greep van de campagnes op het arbeidersbewustzijn afgezwakt? Bieden ze een alternatief t.o.v. de propaganda van de bourgeoisie?
a) De verspreide en regionaal opgedeelde acties van de bonden in november of de sterk corporatistische staking van de spoorbonden (treinbestuurders, seingevers, …) in december-januari werken de sectoriële, lokale of zelfs communautaire verdeling in de hand. Zo ging de spoorstaking, die eerst herleid werd tot 2 dagen op 6 en 7 januari om “de examens van de studenten niet te storen”, uiteindelijk enkel door in Wallonië, omdat de Vlaamse vleugels van de spoorbonden hun actieplannen introkken en “voor overleg kozen”.
b) De bijna karikaturale opdeling van de stakingen tegen de algemene plannen van de regering, alsook de ultrasectoriële acties van de spoorbonden moesten eerst en vooral leiden tot compromisakkoorden en aantonen dat enkel overleg tussen de verschillende partijen binnen de democratisch overlegmaatschappij een uitweg biedt. Zo was de laatste wending in de soap van de spoorstakingen het nieuws dat bonden en directie opnieuw zonder voorwaarden of toegevingen gingen praten om te bekijken hoe de besparingen toch doorgevoerd kunnen worden zonder het personeel te hard te treffen “Wij willen dat er weer gepraat wordt, desnoods zonder bemiddelaar” stelde een verantwoordelijke van de Christelijke vakbond.
c) Tenslotte liet deze corporatistische aanpak de bourgeoisie toe een intense campagne te voeren over het “egoïsme” van de spoorarbeiders die de rest van de arbeiders en de ganse bevolking gijzelden en ingaan tegen het nationaal belang.
Het is duidelijk dat de resultaten van de vakbondscampagnes naadloos aansluiten bij de doelstellingen van de campagnes van de bourgeoisie.
Zeker, er heerst ontevredenheid en woede over de maatregelen van de regering. Maar ook veel radeloosheid en een gevoel van onmacht om hiertegen te reageren. In deze context van de burgerlijke campagnes rond de “dreiging van vluchtelingen” en van terroristische aanslagen, zijn deze syndicale acties, georganiseerd en gepland van A tot Z door de bonden, een versterkend element in de huidige campagne van de bourgeoisie. Door het gevoel van machteloosheid en zinloosheid te versterken tegenover de huidige uitdagingen, door het perspectief van “overleg” als alternatief aan te zwengelen, versterken ze ook het idee dat uiteindelijk alleen de Staat en zijn instrumenten bescherming kunnen bieden t.o.v. de huidige dreigingen. Voor de arbeiders, staat de strijd voor de verdediging van hun levensvoorwaarden lijnrecht tegenover de verdediging van de kapitalistische staat en zijn “burgerdemocratie”. Het gaat samen met de strijd voor de omverwerping van dit barbaars systeem en het tot stand brengen van een maatschappij die beantwoordt aan de behoefte van de mensheid.
Kra / 11.02.16
De stoot tot het schrijven van dit werk werd mij gegeven door een populaire inleiding in de economie die ik sinds geruime tijd voor dezelfde uitgeverij aan het voorbereiden ben, maar tot de voltooiing waarvan ik steeds word afgehouden door mijn activiteit bij de partijschool of door andere voorlichtingswerkzaamheden. Toen ik in januari van dit jaar na de verkiezing voor de Rijksdag weer aan de slag ging om die popularisering van de economische leer van Marx althans in grote lijnen tot een eind te brengen, stuitte ik op een onverwachte moeilijkheid. Het wilde mij niet gelukken om het totale proces van de kapitalistische productie zowel in haar concrete betrekkingen als in haar objectieve historische begrenzingen met voldoende duidelijkheid weer te geven. Bij nader inzien kwam ik tot de overtuiging dat het hier niet alleen gaat om een vraagstuk van beschrijving, maar ook om een probleem, dat theoretisch in verband staat met het tweede deel van Het Kapitaal van Marx, een probleem, dat niet alleen ingrijpt in de praktijk van de huidige imperialistische politiek, maar evenzeer in de economische wortels daarvan.
Zou het mij gelukt zijn om dit probleem op wetenschappelijk verantwoorde wijze aan te vatten, dan zou wellicht ook dit werk, naar het mij voorkomt, niet alleen een zuiver theoretisch belang hebben, maar ook van betekenis zijn voor onze praktische strijd tegen het imperialisme.
December 1912.
R. L.
Uit Hoofdstuk I
Habent sua fata libelli — boeken hebben hun lotgevallen. Toen ik mijn ‘Accumulatie’ schreef, was ik van tijd tot tijd terneergeslagen door de gedachte: alle aanhangers van de leer van Marx, die theoretische belangstelling hebben, zullen verklaren dat wat ik zo grondig tracht te bewijzen toch een vanzelfsprekende aangelegenheid is. Niemand heeft zich de zaak eigenlijk anders voorgesteld; de oplossing van het probleem was immers de enige mogelijke en denkbare. Het is anders uitgelopen: een reeks van critici in de sociaaldemocratische pers hebben verklaard dat het boek in zijn opzet volledig is mislukt; immers — een probleem dat moet worden opgelost bestaat er helemaal niet op dit gebied, ik zou het betreurenswaardige slachtoffer van een puur misverstand zijn geworden. Ja, er zijn zelfs aan het verschijnen van het boek een aantal voorvallen verbonden, die in elk geval nogal ongewoon genoemd moeten worden. De in de Vorwärts van 16 februari 1913 verschenen ‘bespreking’ van de ‘Accumulatie’ is qua toon en inhoud zeer opvallend, zelfs voor lezers die met de materie weinig bekend zijn.
Het valt des te meer op omdat het bekritiseerde boek, op grond van zijn zuiver theoretische karakter, tegen geen enkele nog levende marxist polemiseert en strikt zakelijk is. Nog niet voldoende. Tegen hen, die een positieve bespreking van het boek hebben gepubliceerd werd een soort soevereine actie begonnen, die met name door het Centrale Orgaan met merkwaardige gloed bedreven werd.
Een unieke en op zichzelf nogal komieke gebeurtenis: de hele redactie van een politiek dagblad — van wie hoogstens twee leden het boek gelezen hebben — bemoeit zich met zaken over een ingewikkeld abstract wetenschappelijk probleem, met een zuiver theoretisch werk, met het doel er een oordeel over te vellen.
Anderzijds ontzeggen zij mannen als Franz Mehring en J. Karski elke kennis van zaken in vragen van nationaal-economische aard. Slechts zij die mijn boek kleineren worden als ‘experts’ gekenschetst!
Een zodanig lot is, bij mijn weten, nog geen enkele nieuwe verschijning in de partijliteratuur sedert haar bestaan ten deel gevallen — en het is waarlijk niet alles goud en paarlen wat er zo allemaal al verschijnt bij de sociaaldemocratische uitgevers. . .
. . . Laten we nu het probleem in zijn allereenvoudigste vorm zonder alle mathematische formules bekijken. De kapitalistische productiemethode wordt beheerst door het winstbelang. Voor elke kapitalist heeft de productie pas dan zin en doel, wanneer deze ertoe leidt dat zij hem, jaar in jaar uit, de zakken vult met ‘zuiver inkomen’, d.w.z. met winst, welke overblijft na al zijn kapitaaluitgaven. Maar het voornaamste doel van de kapitalistische productie — dit in onderscheid met elke andere op uitbuiting berustende vorm van economie — is niet slechts winst in zuiver goud, maar steeds groeiende winst. Voor dit doel maakt de kapitalist gebruik — wederom in kardinale afwijking van andere historische types van uitbuiting — van de vrucht van zijn uitbuiting; niet uitsluitend en niet eens in de eerste plaats voor zijn persoonlijke luxe, maar in toenemende mate ter wille van de vergroting van de uitbuiting zelf. Het grootste deel van de behaalde winst wordt opnieuw tot kapitaal gemaakt en wordt gebruikt voor de verdere vergroting van de productie. Het kapitaal hoopt zich daardoor op. Het wordt volgens de uitdrukking van Marx ‘geaccumuleerd’, en de kapitalistische productie breidt zich steeds meer uit, als voorwaarde voor en als gevolg van de accumulatie.
Om dit te bereiken is echter de goede wil van de kapitalisten niet voldoende. Het proces is gebonden aan objectieve maatschappelijke voorwaarden, die zich op de volgende wijze laten samenvatten.
Allereerst moet er voor het mogelijk maken van de uitbuiting in voldoende mate arbeidskracht aanwezig zijn. Het kapitaal zorgt er voor dat dit het geval is, nadat de kapitalistische productiemethode historisch van stapel is gelopen en enigszins is gestabiliseerd door het eigen mechanisme van deze productie. En wel, ten eerste doordat het de werkende loonarbeiders in staat stelt om zich door middel van het ontvangen loon in leven te houden ter wille van de verdere uitbuiting en om zich te vermeerderen door de natuurlijke voortplanting; ten tweede doordat het een steeds ter beschikking staand reserveleger van industrieproletariërs vormt. Dit gebeurt door de bestendige proletarisering van de middengroepen maar ook door de concurrentie, die de loonarbeid ondervindt ten gevolge van de mechanisering in de grote bedrijven.
Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, dat wil zeggen wanneer er steeds beschikbaar uitbuitingsmateriaal in de vorm van loonproletariaat aanwezig is en het mechanisme van de uitbuiting door het loonsysteem zelf is geregeld, dan moet aan een nieuwe elementaire voorwaarde voor de kapitaalaccumulatie voldaan worden, namelijk de mogelijkheid om in toenemende mate de door de loonarbeiders gefabriceerde waren te verkopen, dit om zowel de eigen onkosten van de kapitalist als ook de uit de arbeidskracht afgeperste meerwaarde te verzilveren.
“De eerste voorwaarde voor de accumulatie is dat de kapitalist er in geslaagd is om zijn waren te verkopen en het grootste deel van het zo verkregen geld in kapitaal terug te veranderen.” (Het Kapitaal I, Afdeling 7, Inleiding).
Opdat de accumulatie als een continu proces plaats kan vinden, is het daarom steeds vereist, dat er in groeiende mate afzetmogelijkheden voor de waren bestaan. Zoals wij gezien hebben, schept het kapitaal zelf de elementaire voorwaarden tot uitbuiting. Het eerste deel van Het Kapitaal van Marx heeft dit proces grondig geanalyseerd en beschreven. Hoe staat het nu met de mogelijkheid om de vruchten van die uitbuiting te realiseren, d.w.z. met de afzetmogelijkheden? Waarvan hangen die af? Hangt het soms van de macht van het kapitaal af of kan het door de aard van zijn productie mechanisme de afzet vergroten al naar gelang zijn behoeften, evenals het ook het aantal arbeidskrachten aanpast aan zijn behoeften? Volstrekt niet. Hier komt de afhankelijkheid van het kapitaal van de maatschappelijke condities tot uitdrukking. De kapitalistische productie heeft ondanks al haar kardinale verschillen met andere historische productievormen dit met hen alle gemeen, dat zij uiteindelijk volgens objectieve maatstaven de materiële behoeften van de gemeenschap moet bevredigen; dit ondanks het feit dat deze productie volgens subjectieve maatstaven slechts bedreven wordt met het winstmotief als leidraad; dit laatste subjectieve doel kan echter slechts worden bereikt wanneer de kapitalistische productie er in slaagt haar objectieve taak met succes te verrichten. Pas wanneer zij de maatschappelijke behoeften bevredigen — en al naarmate zij hierin slagen — kunnen de kapitalistische waren worden verkocht en kan de in hen vervatte winst worden verzilverd.
De bestendige vergroting van de kapitalistische productie, dat wil zeggen de bestendige accumulatie van het kapitaal, is dus gebonden aan een evenzo bestendige vergroting van de maatschappelijke behoeften.
Maar wat is maatschappelijke behoefte? Laat deze zich op een of andere manier preciseren, is deze op een of andere manier te meten, of zijn we hier slechts aangewezen op vage begrippen?
Beschouwt men de zaak zoals deze zich voordoet aan de oppervlakte van het economische leven, in de dagelijkse praktijk, dat wil zeggen met de ogen van de individuele kapitalist, dan is het vraagstuk inderdaad onbegrijpelijk. Een kapitalist produceert en verkoopt machines. Zijn afnemers zijn andere kapitalisten, die van hem de machines kopen om daarmee weer op kapitalistische wijze andere waren te produceren. Die ene kapitalist kan dus een betere afzet voor zijn waren vinden, al naar mate de anderen hun productie uitbreiden; hij kan des te sneller accumuleren, naarmate de anderen in hun bedrijfstakken accumuleren. Hier zou dus ‘de maatschappelijke behoefte’, waaraan onze kapitalist gebonden is, de behoefte van de andere kapitalisten zijn. De uitbreiding van zijn productie zou aan dezelfde voorwaarden zijn gebonden als de uitbreiding van de productie van de andere kapitalisten. Weer een andere kapitalist produceert en verkoopt levensmiddelen voor de arbeiders. Hij kan deze des te meer verkopen, dus des te meer kapitaal accumuleren, naarmate er meer arbeiders bij andere kapitalisten (en ook bij hem zelf) zijn aangesteld, of met andere woorden: naarmate andere kapitalisten meer produceren en meer accumuleren. Waarvan echter hangt het af of de ‘anderen’ hun bedrijven kunnen uitbreiden? Ogenschijnlijk weer van de omstandigheid óf ‘deze’ kapitalisten (bijvoorbeeld de producenten van machines of levensmiddelen) in toenemende mate de waren van hen afnemen. De ‘maatschappelijke behoefte’ waarvan de kapitaalaccumulatie afhankelijk is, schijnt zodoende bij nader inzien de kapitaalaccumulatie zelf te zijn. Hoe meer het kapitaal accumuleert des te meer accumuleert het, — op deze holle tautologie of wel op deze duizelingwekkende cirkel schijnt de nadere beschouwing uit te lopen. Er valt niet te constateren waar hier het begin, het initiatief van de impuls moet liggen. Wij draaien kennelijk in een cirkel rond en het probleem loopt ons uit de hand. Dat doet het ook inderdaad, maar alleen zolang wij de zaak vanuit de oppervlakte, dat wil zeggen vanuit het individuele kapitaal — het geliefde platform van de vulgair-econoom — willen onderzoeken.
De materie krijgt echter terstond een duidelijk reliëf en gestalte, wanneer wij de kapitalistische productie als een geheel — dus vanuit het standpunt van het totale kapitaal — beschouwen. Alleen dit kan gezaghebbend en juist zijn. Dit is nu net het standpunt dat Marx in het tweede boek van Het Kapitaal voor het eerst systematisch ontwikkelt en dat hij tot grondslag heeft gemaakt voor zijn gehele theorie. De soevereine, private existentie van het individuele kapitaal is inderdaad slechts een uiterlijke vorm, het is slechts de oppervlakte van het economische leven, dat evenwel door de vulgair-economen als iets essentieels en als enige bron van kennis wordt beschouwd. Onder deze oppervlakte en door alle tegenstellingen der concurrentie heen blijft het feit, dat alle individuele kapitalen een maatschappelijk geheel vormen. De existentie en de dynamiek van deze kapitalen worden geregeerd door gemeenschappelijke maatschappelijke wetten. Maar deze wetten kunnen zich slechts doen gelden door de planloosheid en de anarchie van het huidige systeem, achter de rug van de individuele kapitalisten om en in strijd met hun denkbeelden, langs een achterdeur, als louter uitzonderingen.
Vatten wij de kapitalistische productie samen als één geheel, dan laat zich al heel gauw het begrip ‘maatschappelijke behoefte’ verklaren en dit valt dan gemakkelijk te rangschikken.
Laten wij ons voorstellen, dat alle in de kapitalistische maatschappij gefabriceerde waren elk jaar op één plaats op een grote hoop worden gestapeld, om in de maatschappij als een gezamenlijke massa te worden gebruikt. Dan zouden we al spoedig merken dat deze warenbrij vanzelfsprekend in enige grote porties van verschillende soort en met diverse bestemming uiteenvalt.
In elke maatschappelijke structuur moest de productie steeds op de een of andere manier in tweeërlei functies voorzien. Zij moest in de eerste plaats zo goed mogelijk in het onderhoud van de maatschappij voorzien, kleding en overige culturele behoeften bevredigen door middel van materiële goederen; met andere woorden, de productie moest kortweg bestaansmiddelen in de ruimste zin van het woord voortbrengen ten behoeve van alle bevolkingslagen en leeftijdsgroepen.
In de tweede plaats moest elk productiesysteem telkens nieuwe productiemiddelen fabriceren, zoals grondstoffen, werktuigen, fabrieksgebouwen enzovoort, ter vervanging van de verbruikte productiemiddelen; dit moest gewoonweg gebeuren om het voortbestaan van de maatschappij, en dus ook van de verdere arbeid, te verzekeren. Zonder de bevrediging van deze beide, meest elementaire behoeften van elke menselijke samenleving, zouden culturele ontwikkeling en vooruitgang niet mogelijk zijn. De kapitalistische productie moet dan ook ten volle rekening houden met deze elementaire eisen, ondanks alle anarchie en ondanks alle winstmotieven.
Dienovereenkomstig zullen wij onder het kapitalisme in de hierbovengenoemde warenvoorraad allereerst een grote portie waren aantreffen, die moet dienen voor de vervanging van de in het afgelopen jaar verbruikte productiemiddelen. Dat zijn de nieuwe grondstoffen, machines, gebouwen enzovoort, (wat Marx het ‘constante kapitaal’ noemt). Zij worden door de verschillende kapitalisten in hun bedrijven gefabriceerd en moeten door hen onderling worden geruild, opdat de productie weer in alle bedrijven op de oude schaal kan worden hervat. Tot dusver hadden wij aangenomen, dat het de kapitalistische bedrijven zijn, die zelf alle benodigde productiemiddelen voor het arbeidsproces van de maatschappij leveren; de ruil van de respectievelijke waren op de markt is bij wijze van spreken dan ook niet meer dan een interne aangelegenheid van de kapitalisten. Het geld dat nodig is, om deze warenruil overal tot stand te brengen, komt natuurlijk uit de zak van de kapitalistische klasse zelf — omdat elke ondernemer toch a priori over het benodigde geldkapitaal voor zijn bedrijf moet beschikken — en het keert even natuurlijk, na de voltrokken ruil, vanuit de markt weer terug in de zak van de kapitalistische klasse.
Aangezien wij hier slechts de vernieuwing van de productiemiddelen tot hun vroegere omvang in beschouwing nemen, is ook dezelfde geldsom jaar in, jaar uit voldoende, om periodiek de wederzijdse verzorging der kapitalisten met productiemiddelen te bemiddelen en steeds weer in hun zakken terug te keren voor een rustpauze.
Een tweede grote afdeling der kapitalistische warenmassa moet, zoals in iedere maatschappij, de bestaansmiddelen voor de bevolking omvatten. Maar hoe is de rangschikking van deze bevolking in een maatschappij met een kapitalistische structuur en hoe komt zij aan deze voorzieningen? Twee elementaire vormen zijn kenmerkend voor de kapitalistische productiemethode. Ten eerste: de algemene warenruil, dat betekent in dit geval dat niemand uit de bevolking ook maar de geringste voorziening uit de maatschappelijke warenmassa ontvangt, die niet beschikt over koopmiddelen, over geld voor het aankopen van deze waren. Ten tweede: een kapitalistisch loonsysteem, dat wil zeggen een situatie waarbij de grote massa van het werkende volk slechts door aanbod van hun arbeidskracht aan de kapitalisten aan koopmiddelen voor waren kan komen, een situatie waar de bezittende klasse slechts door het benutten van deze omstandigheid in haar bestaan kan voorzien. Zo veronderstelt de kapitalistische productie vanzelf twee grote klassen in de bevolking, namelijk kapitalisten en arbeiders, die voor wat betreft de voorziening in hun bestaansmiddelen een totaal verschillend uitgangspunt hebben.
De arbeiders moeten, hoe onverschillig hun lot de individuele kapitalist ook laat, op zijn minst in zoverre worden gevoed, dat hun arbeidskracht bruikbaar blijft voor de doeleinden van de kapitalisten, zodat zij dus in stand worden gehouden voor de verdere uitbuiting. Uit de totale hoeveelheid waren, die door de arbeiders wordt geproduceerd, wordt hen dus jaarlijks door de kapitalistische klasse een bepaalde hoeveelheid bestaansmiddelen toegewezen, al naar gelang hun bruikbaarheid voor de productie.
Voor de aankoop van deze waren krijgen de arbeiders van hun ondernemers loon in de vorm van geld. Langs de weg van ruil krijgt dus de arbeidersklasse jaarlijks voor de verkoop van haar arbeidskracht van de kapitalistenklasse eerst een bepaalde som geld, waarmee zij op haar beurt weer een hoeveelheid bestaansmiddelen koopt uit de maatschappelijke warenmassa; deze is immers het eigendom van de kapitalisten. De hoeveelheid bestaansmiddelen, die hen wordt toegekend, stemt overeen met de stand van de culturele vooruitgang en met de stand van de klassenstrijd.
Het geld dat door deze tweede grote ruil in de maatschappij in circulatie wordt gebracht komt dus weer uit de zak van de kapitalisten: elke kapitalist moet voor de bedrijfsvoering van zijn onderneming het door Marx zogenoemde ‘variabele kapitaal’, dat wil zeggen het benodigde geldkapitaal voor de aankoop van de arbeidskrachten, voorschieten. Nadat de arbeiders overal hun bestaansmiddelen hebben ingekocht (en elke arbeider moet dit doen voor het onderhoud van zichzelf en zijn familie), keert dit geld echter weer tot aan de laatste cent terug in de zak van de kapitalisten als klasse. Het zijn toch immers kapitalistische ondernemers, die aan de arbeiders de bestaansmiddelen in de vorm van waren verkopen. Laten we nu eens de consumptie van de kapitalisten zelf bekijken. De bestaansmiddelen van de kapitalistische klasse behoren haar reeds als warenmassa toe, voordat er enige ruil heeft plaats gevonden, omdat onder kapitalistische verhoudingen alle waren over het algemeen — met uitzondering van die unieke waar, de ‘arbeidskracht’ — als eigendom van het kapitaal ter wereld komen. Uiteraard komen die ‘betere’ bestaansmiddelen, juist omdat zij waren zijn, slechts als eigendom van vele versplinterde particuliere kapitalisten, als respectievelijke particuliere eigendom van iedere individuele kapitalist ter wereld. Zo moet er ook onder de kapitalisten een ruil van hand tot hand naar alle kanten plaats vinden wil de kapitalistische klasse deelachtig worden aan de haar toebehorende hoeveelheid bestaansmiddelen, evenals dat het geval is bij het constante kapitaal. Ook deze maatschappelijke ruil vindt plaats door middel van geld en de voor dit doel benodigde hoeveelheden geld moeten wederom door de kapitalisten zelf in omloop worden gebracht. Evenals bij de vernieuwing van het constante kapitaal, is er dus weer sprake van een interne aangelegenheid van de ondernemersklasse. Na de voltrokken ruil keert ook deze geldsom steeds weer terug in de zak van de gezamenlijke klasse van kapitalisten, waar dit geld trouwens vandaan kwam.
Hetzelfde mechanisme van kapitalistische uitbuiting, dat in het algemeen de loonverhoudingen regelt, zorgt er voor, dat er ook werkelijk ieder jaar de noodzakelijke hoeveelheid bestaansmiddelen, met de nodige luxe voor de kapitalisten, wordt geproduceerd. Zouden de arbeiders slechts zoveel bestaansmiddelen vervaardigen als zij nodig hebben voor hun eigen onderhoud, dan zou hun tewerkstelling, vanuit het standpunt van de kapitalisten, zinloos zijn. Het aanstellen van arbeiders begint pas zin te krijgen, wanneer zij boven hun eigen onderhoud uit — hetgeen overeenkomt met hun loon — ook nog het onderhoud van hun ‘broodheren’ op hun schouders nemen; met andere woorden, wanneer zij voor de kapitalisten, volgens de terminologie van Marx, ‘meerwaarde’ voortbrengen. Deze meerwaarde moet er o.a. toe dienen om aan de kapitalistische klasse, precies zoals aan elke uitbuitende klasse in vroegere historische periodes, het noodzakelijke levensonderhoud en de nodige luxe te verschaffen. De kapitalisten behoeven dan nog slechts de bijzondere moeite te nemen om door wederkerige ruil van de respectievelijke waren en door het aanschaffen van de hiervoor benodigde geldmiddelen, zorg te dragen voor de eigen existentie ‘vol doornen en ontberingen’, alsook voor haar eigen natuurlijke voortplanting.
Daarmee zouden dan twee belangrijke sectoren uit de totale warenbrij van onze maatschappij zijn verklaard, namelijk de productiemiddelen ter vernieuwing van het arbeidsproces en de bestaansmiddelen voor het onderhoud van de bevolking, dat wil zeggen enerzijds het onderhoud van de arbeidersklasse en anderzijds dat van de kapitalisten.
Het zou gemakkelijk de schijn kunnen wekken, dat wij met de bovengenoemde beschrijving een nog al fantastisch beeld hebben gegeven.
Waar is heden de kapitalist, die weet wat en hoeveel er nodig is voor de vervanging van het gebruikte gezamenlijke kapitaal en voor het levensonderhoud van de gehele klasse van arbeiders of kapitalisten? Trouwens welke kapitalist bekommert zich hierom? Immers, elke ondernemer produceert er blindelings op los, in wedijver met de anderen; ieder ziet slechts dat, wat hem onder ogen komt. Maar ondanks deze warboel van concurrentie en anarchie bestaan er klaarblijkelijk nog onzichtbare regels die zich doen gelden, anders zou de kapitalistische maatschappij reeds lang ten onder zijn gegaan. De economie als wetenschap, en speciaal de economische leer van Marx is er op gericht om juist die verborgen wetten aan te tonen, die ondanks de warboel van de vrije economie toch de orde en het onderlinge verband van het maatschappelijke geheel handhaven. Wij moeten nu een nader onderzoek instellen naar de objectieve onzichtbare regels van de kapitalistische accumulatie, en wel met betrekking tot de kapitaalophoping door middel van voortschrijdende productie-uitbreiding. De hier beschreven wetten zijn niet beslissend voor het bewust handelen van de individuele kapitalisten. Ook bestaat er geen gezamenlijk orgaan van de maatschappij, dat deze wetten bewust ontwerpt en ten uitvoer brengt. Daaruit volgt dat de huidige productie slechts met horten en stoten, door louter te veel of te weinig, door louter prijsschommelingen en crisis, haar taak kan verrichten. Maar juist deze prijsschommelingen en crisis betekenen tenslotte voor de maatschappij in haar geheel, dat zij de chaotische privé-productie van tijd tot tijd steeds weer op het spoor van de totale samenhang moet brengen. Immers, zonder deze correcties zou de maatschappij al gauw stuk lopen. Wij zullen nu trachten om in marxistische zin de betrekkingen van de gezamenlijke kapitalistische productie tot de maatschappelijke behoefte in grote lijnen te ontwerpen. Wij concentreren ons dan op de basis van het probleem en verwaarlozen voorlopig de specifieke methoden van het kapitalisme: zoals prijsschommelingen en crisis, waarmee het deze relaties laat fungeren.
Met de twee hierboven beschreven grote porties uit de warenmassa van de maatschappij is het probleem toch niet uitputtend behandeld. Zou de uitbuiting der arbeiders er slechts toe dienen om aan de uitbuiters een leven in weelde toe te staan, dan zouden wij een soort gemoderniseerde slavenmaatschappij hebben of een middeleeuwse feodale maatschappij, maar niet de moderne heerschappij van het kapitaal. Haar levensdoel en roeping is: winst in de vorm van geld, ophoping van geldkapitaal. De eigenlijke historische betekenis van de productie begint dus pas daar waar de uitbuiting voorbij deze grens gaat. De meerwaarde moet niet alleen voldoende zijn om aan de kapitalisten een bestaan ‘conform hun stand’ te veroorloven, maar deze moet daarnaast nog een gedeelte bevatten dat voor de accumulatie is bestemd. Ja, dit dominerende, dit eigenlijke doel is zó doorslaggevend, dat de arbeiders slechts in het arbeidsproces worden ingeschakeld, d.w.z. in de gelegenheid worden gebracht om voor zichzelf bestaansmiddelen aan te schaffen, voor zover zij deze voor de accumulatie bestemde winst voortbrengen en voor zover er vooruitzichten bestaan, dat deze winst ook daadwerkelijk in geldvorm kan worden geaccumuleerd.
In de door ons beschreven gezamenlijke warenvoorraad van de kapitalistische maatschappij moeten we dus ook nog een derde portie waren aantreffen, die noch ter vernieuwing van de verbruikte productiemiddelen, noch voor het onderhoud van arbeiders of kapitalisten is bestemd; dit alles hebben wij reeds uit de doeken gedaan. Een bepaalde hoeveelheid van deze waren bevat het onschatbare deel van de uit de arbeiders geperste meerwaarde, dat in feite het levensdoel van het kapitaal voorstelt: namelijk de winst welke dient voor de kapitalisatie, voor de accumulatie. Wat voor soort waren zijn dat nu en wie in de maatschappij heeft er behoefte aan? Wie neemt ze weer van de kapitalisten af om hen te helpen aan het belangrijkste deel van de winst in zuiver goed?
Hier zijn wij gekomen aan de kern van het accumulatieproces en moeten wij alle pogingen om het probleem op te lossen nauwkeurig onderzoeken.
Zijn het soms de arbeiders, die de laatste portie waren afnemen uit de maatschappelijke warenvoorraad? Maar de arbeiders bezitten helemaal geen koopmiddelen, zij bezitten slechts lonen, die hun door de ondernemers zijn overhandigd. Slechts voor de grootte van deze loonsom zijn zij de afnemers van een karig toegewezen gedeelte van het totale maatschappelijke product. Boven dat bedrag kunnen zij geen cent uitgeven aan kapitalistische waren, hoeveel onbevredigde levensbehoeften zij nog mogen hebben. Het streven en het belang van de kapitalisten is er trouwens niet op gericht om de hoeveelheid van de door de arbeiders geconsumeerde waren uit het totale maatschappelijke product zo royaal mogelijk uit te meten; neen de kapitalisten wensen de koopmiddelen van de arbeiders zo beperkt mogelijk te houden. Immers vanuit het standpunt der kapitalisten als gezamenlijke klasse — het is erg belangrijk om dit standpunt vast te houden in onderscheid met de verwarde voorstellingen van de individuele kapitalist — zijn de arbeiders voor hen geen afnemers van waren, geen ‘klanten’ zoals anderen, maar enkel arbeidskracht, wier onderhoud uit een gedeelte van het eigen product bittere noodzaak is. Dit onderhoud wordt dan ook gereduceerd tot een sociaal toelaatbaar minimum. Zijn dan soms de kapitalisten zelf de afnemers voor die laatste hoeveelheid van hun maatschappelijke warenmassa? Door het vergroten van hun eigen particuliere consumptie? Zoiets zou misschien te realiseren zijn, hoewel er ook zonder dat al rijkelijk is gezorgd voor de luxe van de heersende klasse, zelfs met inbegrip van allerlei onzinnigheid. Echter als de kapitalisten de volledige uit de arbeiders geperste meerwaarde tot aan het laatste restje zelf zouden verorberen, kwam er niets van de accumulatie terecht. Wij hadden dan vanuit het standpunt van het kapitaal de volkomen fantastische terugval in een soort gemoderniseerde slavenmaatschappij of feodalisme. Nu is weliswaar het omgekeerde wel denkbaar en wordt ook af en toe vlijtig toegepast: kapitalistische accumulatie met uitbuitingsvormen van slavernij of lijfeigenschap hebben wij tot aan omstreeks 1860 in de Verenigde Staten, nu nog in Roemenië en in verschillende overzeese koloniën kunnen waarnemen. Maar het tegenovergestelde geval: een moderne vorm van uitbuiting, dus een vrije loonverhouding met achteraf een antieke of feodale verorbering van de meerwaarde met verwaarlozing van de accumulatie, deze doodzonde tegen de heilige geest van het kapitalisme is eenvoudig ondenkbaar. Wederom is er hier een wezenlijk verschil in standpunt al naar gelang men uitgaat van dat van het gezamenlijke kapitaal of dat van de individuele ondernemer. De laatste bijvoorbeeld ziet ook de luxe van de ‘grote heren’ als een gewenste vergroting van afzet, dus een prima gelegenheid voor accumulatie. Voor alle kapitalisten tezamen, als klasse, is het verteren van de gezamenlijke meerwaarde in luxe een grote waanzin, economische zelfmoord omdat het juist de vernietiging van de accumulatie tot in de wortel betekent.
Wie kan nu de afnemer zijn, de consument van de maatschappelijke warenportie, waarvan de verkoop pas tot accumulatie kan leiden? Zoveel is duidelijk: het kunnen nòch de arbeiders, nòch de kapitalisten zelf zijn.
Bestaan er echter in de maatschappij niet nog allerlei groepen, zoals ambtenaren, militairen, geestelijken, geleerden, artiesten, die noch bij de arbeiders noch bij de ondernemers gerekend kunnen worden? Bevredigen niet al deze bevolkingscategorieën ook hun consumptieve behoeften? Fungeren zij niet als de gezochte afnemers voor het warenoverschot? Dit is wederom stellig het geval voor de individuele kapitalist! Het is echter anders wanneer we alle ondernemers als klasse beschouwen: wanneer we letten op het gezamenlijke maatschappelijke kapitaal. In de kapitalistische maatschappij zijn alle bovengenoemde groepen en beroepen, economisch gezien, slechts een aanhangsel van de kapitalistische klasse. Vragen wij waar de ambtenaren, militairen, geestelijken, artiesten enz. hun koopkracht betrekken, dan blijkt dat deze koopkracht ten dele uit de zak van de kapitalisten, ten dele (via het indirecte belastingstelsel) uit de arbeiderslonen verkregen wordt. Deze groepen gelden dus volgens economische maatstaven voor het gezamenlijke kapitaal niet als een bijzondere klasse van consumenten, omdat zij geen zelfstandige bron van koopkracht bezitten. Veeleer zijn zij parasieten van de beide grote groepen: kapitalisten en arbeiders; zij worden gefinancierd uit de consumptiesector van deze groepen.
Wij zien dus nog steeds geen afnemers, geen mogelijkheid, om de laatste hoeveelheid waren aan de man te brengen, terwijl toch de verkoop hiervan pas tot accumulatie kan leiden. Maar tenslotte is de uitweg uit de moeilijkheid misschien heel eenvoudig en lijken we wellicht op de ruiter die zocht naar de knol waarop hij gezeten was. Zijn soms de kapitalisten elkaars eigen afnemers ook voor het restant van de waren — weliswaar niet om het te verbrassen, maar juist om het te gebruiken voor de productie-uitbreiding, voor de accumulatie? Immers wat is accumulatie anders dan juist uitbreiding van kapitalistische productie? Maar dan moeten die waren, om aan dat doel te beantwoorden, niet bestaan uit luxevoorwerpen voor de privé-consumptie van de kapitalisten; zij zouden dan moeten bestaan uit allerlei productiemiddelen (nieuw constant kapitaal) en uit bestaansmiddelen voor de arbeiders.
Wel, laten we dat dan eens aannemen. Zo’n oplossing verschuift evenwel slechts de moeilijkheid van het ene moment naar het andere. Immers als we stellen, dat accumulatie heeft plaatsgevonden en dat de uitgebreide productie het volgend jaar een nog veel grotere hoeveelheid waren op de markt gooit dan dit jaar, dan rijst opnieuw de vraag: waar vinden we nu de afnemers voor deze nog grotere hoeveelheid waren?
Wellicht is het volgende antwoord denkbaar: wel, deze grotere hoeveelheid waren zal ook het volgend jaar weer door de kapitalisten zelf onderling worden geruild en door hen allen worden verbruikt om opnieuw de productie uit te breiden — enzovoort van jaar tot jaar. We hebben dan met een carrousel te maken die in het luchtledig om zichzelf heen draait. Dat is dan niet kapitalistische accumulatie, d.w.z. opeenhoping van geldkapitaal, maar het tegendeel: een productie van waren ter wille van het produceren, dus vanuit kapitalistisch oogpunt een volstrekte zinloosheid. Wanneer steeds de kapitalisten als klasse slechts zelf afnemers zouden zijn van hun gezamenlijke warenmassa — afgezien van het deel dat zij telkens voor het onderhoud van de arbeidersklasse opzij moeten leggen — wanneer zij van zichzelf met eigen geld steeds de waren zouden kopen en de daarin vervatte meerwaarde zouden moeten ‘verzilveren’ —, dan zou een opeenhoping van de winst, d.w.z. accumulatie, bij de klasse van kapitalisten in haar geheel genomen, onmogelijk kunnen plaatsvinden.
Wil er sprake zijn van accumulatie, dan is hiervoor nodig dat er een groot aantal andere afnemers van deze hoeveelheid waren te vinden is, omdat deze waren de winst bevatten, die moet dienen voor de accumulatie. Deze afnemers moeten hun eigen koopmiddelen uit zelfstandige bronnen betrekken en niet halen uit de zakken van de kapitalisten, zoals de arbeiders of de collaborateurs van het kapitaal: rijksambtenaren, militairen, geestelijkheid, vrije beroepen. Dit moeten dus afnemers zijn die koopmiddelen verkrijgen op grond van warenruil, dus ook uit een warenproductie, die plaats vindt buiten de kapitalistische sfeer. Het moeten dus producenten zijn wier productiemiddelen er niet als kapitaal uitzien en die zelfs niet behoren tot de twee categorieën: kapitalisten en arbeiders; zij moeten echter op de een of andere wijze behoefte aan kapitalistische waren hebben.
Waar bevinden zich zulke afnemers? Buiten de kapitalisten met hun tros van parasieten bestaan er toch in de huidige maatschappij geen klassen of groepen! Hier komen we aan de kern van de vraag. In het tweede deel van Het Kapitaal, stelt Marx evenals in het eerste deel, als hypothese dat de kapitalistische productie de enige en uitsluitende productievorm is. In het eerste deel zegt hij:
“We laten hier de export buiten beschouwing; dank zij deze handel kan een natie luxeartikelen in productie of consumptiegoederen omzetten en omgekeerd. Om het object van onderzoek geheel zuiver en vrij van storende en bijkomstige omstandigheden te houden, moeten wij hier de gehele handelswereld beschouwen als één natie en vooropstellen, dat de kapitalistische productie zich overal heeft gevestigd en zich van alle takken van industrie heeft meester gemaakt”. (blz. 446, noot 21 a)[18].
En in het tweede deel:
“Buiten deze klasse (de kapitalisten) bestaat er volgens onze hypothese — algemene en uitsluitende heerschappij der kapitalistische productie — beslist geen andere klasse dan de arbeidersklasse.” (S. 321).
Volgens deze hypothese bestaan er weliswaar in de maatschappij slechts kapitalisten met aanhang en loonproletariërs, andere groepen, andere warenproducenten en consumenten, zijn onvindbaar. Maar als dat zo is staat de kapitalistische accumulatie, zoals ik heb getracht uit te leggen, juist voor het onoplosbare vraagstuk waar wij nu tenslotte zijn beland.
Men kan draaien en keren, zoals men wil, zo lang wij volharden in de hypothese dat er in de maatschappij geen andere bevolkingslagen zijn dan kapitalisten en loonarbeiders, is het voor de kapitalisten, als gezamenlijke klasse, onmogelijk om haar overtollige waren kwijt te raken, om de meerwaarde te verzilveren en zo het kapitaal te kunnen accumuleren.
Maar de hypothese van Marx is slechts een theoretische veronderstelling ter vergemakkelijking en vereenvoudiging van het onderzoek. In werkelijkheid is de kapitalistische productie, zoals ieder weet en zoals Marx zelf enige malen nadrukkelijk in Het Kapitaal heeft vastgesteld, volstrekt niet de enige en uitsluitend voorkomende. In werkelijkheid bestaan er in alle kapitalistische landen, ook in die met een zeer ontwikkelde grote industrie, naast kapitalistische ondernemingen in de nijverheid en de landbouw nog talrijke ambachtelijke- en boerenbedrijven, die eenvoudige warenproductie bedrijven. In werkelijkheid bestaan er naast oude kapitalistische landen zelfs in Europa nog landen, waarin de boeren- en ambachtelijke productie tot nu toe zelfs sterk overwegen, zoals Rusland, de Balkan, Scandinavië, Spanje. En tenslotte bestaan er, naast het kapitalistische Europa en Noord-Amerika, geweldige continenten waarop de kapitalistische productie pas op een paar verspreide punten wortel heeft geschoten. De volkeren van die continenten vertonen overigens de meest verschillende economische structuren, vanaf de meest primitief-communistische tot aan feodale, agrarische en ambachtelijke. Al deze vormen van maatschappij en van productie bestaan en bestonden niet alleen in geografische zin rustig naast het kapitalisme, maar er ontwikkelde zich vanaf het begin van het kapitalistische tijdperk een levendige stofwisseling van een heel eigen type, een stofwisseling tussen deze maatschappijvormen en het Europese kapitaal. De kapitalistische productie is als een echte massaproductie aangewezen op afnemers uit boeren- en ambachtelijke kringen van de oude landen, en ook op consumenten van alle andere landen. Bovendien kan de kapitalistische productie technisch helemaal niet functioneren zonder de producten van deze bevolkingslagen en uit deze landen (hetzij als productiemiddelen, hetzij als consumptiegoederen).
Vanaf het begin al moest er zich zodoende tussen de kapitalistische productie en haar niet-kapitalistische omgeving een ruilrelatie ontwikkelen. Hierbij vond het kapitaal zowel de mogelijkheid om de eigen meerwaarde ter verdere kapitalisatie te verzilveren, als ook de kans om zich allerlei noodzakelijke waren te verschaffen voor de eigen productie-uitbreiding.
Tenslotte kreeg het kapitaal de mogelijkheid om steeds weer nieuwe geproletariseerde arbeidskrachten aan te trekken door het absorberen van de niet-kapitalistische productiesystemen.
Dit evenwel is alleen maar de naakte economische inhoud van deze betrekkingen. In werkelijkheid wordt het gehele historische ontwikkelingsproces in de wereld, met al de daarmee gepaard gaande bonte en beweeglijke variatie, bepaald door de concrete vorm van deze betrekkingen.
Het ruilverkeer van het kapitaal met zijn niet-kapitalistische omgeving stuitte allereerst op moeilijkheden van de natuureconomie, van de patriarchale boereneconomie en op die van het ambachtelijke bedrijf. Voor het overwinnen van deze moeilijkheden nam het kapitaal zijn toevlucht tot ‘heldhaftige middelen’, het greep naar de bijl van het politieke geweld! In Europa zelf was de revolutionaire overwinning op de feodale natuureconomie het eerste gebaar van het kapitalisme. In de overzeese landen was het de knechting en de verwoesting van de traditionele collectieve volksgemeenschap. Als geboorteakte van het kapitaal was dit in de wereldgeschiedenis een unieke gebeurtenis; het bleef sindsdien een voortdurend begeleidend verschijnsel van de accumulatie. Door de verwoesting van het agrarisch-patriarchale milieu van die landen, een primitief milieu, dat geheel was aangewezen op natuureconomie, opende het Europese kapitaal aldaar de poorten voor de warenruil en de warenproductie. Het veranderde de inwoners van die landen in afnemers van kapitalistische waren en versnelde tegelijkertijd in enorm tempo de eigen accumulatie door rechtstreeks en op massale wijze de onderworpen volken te beroven van hun bodemschatten en opgespaarde rijkdommen. Sedert het begin van de 19de eeuw gaat de uitvoer van het geaccumuleerde kapitaal uit Europa naar de niet-kapitalistische landen van andere werelddelen met zulke methodes gepaard. Dit geëxporteerde kapitaal vindt dan een nieuwe kring van warenafnemers op nieuw terrein en op de puinhopen van inheemse productiesystemen; daarmee volgt weer een verdere mogelijkheid tot accumulatie.
Het kapitalisme breidt zich zo steeds meer uit, dank zij de wisselwerking met niet-kapitalistische maatschappelijke groepen en landen, doordat het op hun kosten accumuleert. Tegelijkertijd vreet het hen aan en worden zij verdrongen door het kapitaal, dat zelf hun plaats gaat innemen. Hoe meer kapitalistische landen echter aan deze jacht naar accumulatiegebieden gaan deelnemen en hoe schaarser de niet-kapitalistische gebieden, die nog openstaan voor de wereldexpansie van het kapitaal worden, des te verbitterder wordt de concurrentiestrijd van het kapitaal om deze accumulatiegebieden, des te meer veranderen deze strooptochten op het wereldtoneel in een reeks van economische en politieke catastrofes: wereldcrisis, oorlogen, revoluties.
Door dit proces bereidt het kapitaal evenwel in tweeërlei opzicht zijn eigen ondergang voor. Door de uitbreiding op kosten van alle niet-kapitalistische productiesystemen beweegt het zich naar dat historische moment, waarop inderdaad de gehele mensheid alleen maar uit kapitalisten en loonproletariërs bestaat; een verdere uitbreiding — accumulatie — wordt dan dus onmogelijk. Naarmate deze tendens voortschrijdt, worden hierdoor gelijktijdig de klassentegenstellingen, de internationale economische en politieke anarchie verscherpt. Dit heeft tot gevolg dat het internationale proletariaat in opstand moet komen tegen het voortbestaan van de kapitalistische productiesystemen in de wereld. Deze opstand zal plaats vinden lang voordat het laatste stadium van de economische ontwikkeling — de absolute en ongedeelde wereldheerschappij van het kapitaal — is bereikt.
. . . Het standpunt van de ‘experts’ leidt nu evenwel tot een aantal interessante gevolgtrekkingen; zij hebben zich geen moeite genomen om hierover verder na te denken.
Eerste gevolgtrekking: Als de kapitalistische productie een onbeperkte afnemer van zichzelf zou zijn, met andere woorden als de productie en de afzetmarkt identiek zouden zijn, dan zouden ook crisis als periodiek verschijnsel onverklaarbaar worden. Aangezien de productie ‘zoals de schema’s aantonen’ naar believen kan accumuleren — zij gebruikt immers haar eigen groei telkens opnieuw voor de verdere expansie — blijft het toch raadselachtig hoe en waarom er toestanden kunnen voorkomen, waarbij de kapitalistische productie niet voldoende afzet voor haar waren kan vinden. Ze zou toch slechts, volgens het recept van onze ‘experts’, de overtollige waren zelf hoeven te verorberen of in de productie te steken (ten dele als productiemiddelen en ten dele als bestaansmiddelen voor de arbeiders), en ‘evenzo in elk volgend jaar’ zoals ‘de tabel IV’ van Otto Bauer aantoont. Het onverteerbare warenrestant zou zich dan daarentegen veranderen in nieuwe overwinningen van accumulatie en winstmakerij. In elk geval zou dan de specifieke opvatting van Marx over de crisis absurd worden, namelijk zijn opvatting dat de crisis zou ontstaan door de tendens van het kapitaal om steeds in de kortst mogelijke tijd de grenzen van een gegeven markt te overschrijden. Immers hoe zou in feite de productie de grenzen van de markt kunnen overschrijden als ze zelf haar eigen markt voorstelt, en dit ook steeds automatisch blijft? Wanneer de markt steeds evenveel toeneemt als de productie? Hoe zou met andere woorden de kapitalistische productie periodiek zichzelf kunnen overschrijden? Zij kan dit net zomin als dat iemand over zijn eigen schaduw kan springen. De kapitalistische crisis zou zo een onbegrijpelijk fenomeen worden. Wellicht is er hier dan een verklaring, namelijk: de crisis ontstaat niet door de wanverhouding tussen de expansiemogelijkheid van de kapitalistische productie en de expansiemogelijkheid van de afzetmarkt, maar uitsluitend door de wanverhouding tussen de verschillende kapitalistische bedrijfstakken. Deze zouden op zichzelf in voldoende mate warenafnemers voor elkaar kunnen zijn; maar ten gevolge van de anarchie in de productie wordt er, volgens deze theorie, niet de juiste hoeveelheid waren geproduceerd, en wel van sommige te veel, van andere te weinig. Met zo’n opvatting keren wij Marx de rug toe en belanden wij tenslotte bij de door hem zo grondig bespotte aartsvader van de vulgaire economie, bij de Manchesterschool en de burgerlijke harmonieën, bij de ‘ridder van de droevige figuur’ Say, die reeds in 1803 het volgende dogma verkondigde:
“Het is een absurde opvatting te menen dat er een teveel van alle waren kan worden geproduceerd; er kunnen geen algemene crisis bestaan en alleen maar partiële. Wanneer dus een land een teveel heeft aan bepaalde waren, dan bewijst dat slechts dat het te weinig van een willekeurige andere waar heeft geproduceerd.”
Tweede gevolgtrekking: Wanneer de kapitalistische productie voor zichzelf een voldoende afzetmarkt biedt, dan is de kapitalistische accumulatie (objectief gezien) een onbeperkt proces. Omdat de productie, volgens deze theorie, niettemin ongestoord zou blijven groeien en omdat er geen beperkingen worden gesteld aan de economische ontwikkeling van het kapitaal, zelfs wanneer de hele wereld zonder uitzondering door het kapitaal zou worden beheerst en de hele mensheid uit louter kapitalisten en loonproletariërs zou bestaan, valt hierdoor een specifieke steunpilaar van het socialisme omver, hetgeen indruist tegen de theorie van Marx. Volgens Marx is de rebellie van de arbeiders een ideologische afspiegeling van de objectieve historische noodzaak van het socialisme. Deze noodzaak ontstaat omdat het kapitalisme in objectieve zin op een bepaalde hoogte van zijn ontwikkeling economisch onmogelijk wordt. In deze theorie vinden de arbeiders juist de garantie die naar de overwinning zal leiden. Hiermee is uiteraard niet gezegd, dat het historische proces tot aan de rand van deze economische onmogelijkheid moet of kan worden voltooid. Zulke restricties uit het ABC van het marxisme zijn voor onze ‘experts’, zoals we zullen zien, nog steeds onontbeerlijk! De objectieve richting van de kapitalistische ontwikkeling naar dat einddoel, is op zichzelf al voldoende om te zorgen dat er in de maatschappij reeds veel eerder een dergelijke sociale en politieke verscherping van de tegenstellingen optreedt, dat de toestanden onhoudbaar worden en het einde van het systeem moet worden voorbereid. Maar deze sociale en politieke tegenstellingen zijn zelf in laatste instantie slechts het product van de economische onhoudbaarheid van het kapitalistische systeem. Juist op grond hiervan en in evenredigheid met het concreet voelbaar worden van deze onhoudbaarheid wordt de radicalisering van deze tegenstelling groter.
Zouden we daarentegen, met onze ‘experts’, aannemen dat de kapitalistische accumulatie in economische zin onbeperkt is, dan ontvalt daarmee aan het socialisme de granieten bodem van de objectieve historische noodzaak. Wij vervluchtigen dan in de nevel van systemen en scholen uit de tijd vóór Marx, die het socialisme wilden afleiden uit de pure onrechtvaardigheid en slechtheid van de tegenwoordige wereld en uit de loutere revolutionaire vastberadenheid van de werkende klassen.
Derde gevolgtrekking: Wanneer de kapitalistische productie voor zichzelf een voldoende markt zou vormen, het zou toelaten, dat de productie steeds met de geaccumuleerde waarde wordt vergroot, dan wordt nog een ander verschijnsel van de moderne ontwikkeling onverklaarbaar: de haast en de jacht naar de meest afgelegen afzetmarkten en de kapitaalexport, d.w.z. de meest markante manifestaties van het huidige imperialisme. Inderdaad onbegrijpelijk!
Waartoe al die herrie? Waartoe de verovering der koloniën, waartoe de opiumoorlogen uit de jaren 1840 tot 1870 en de tegenwoordige kloppartijen om de Congo-moerassen en de woestijnen in het Nabije Oosten? Het kapitaal zou toch thuis kunnen blijven en zich behoorlijk kunnen voeden? Krupp produceert immers opgewekt voor Thyssen, Thyssen voor Krupp, laten ze toch slechts het eigen kapitaal steeds weer in eigen bedrijf investeren en deze bedrijven voor elkaar uitbreiden en zo verder binnen deze kring. De historische beweging van het kapitaal zou dan eenvoudig onbegrijpelijk worden en daarmee ook het huidige imperialisme.
Of rest ons dan de onbetaalbare verklaring van Pannekoek in de Bremer Bürgerzeitung: het zoeken naar niet-kapitalistische afzetmarkten is weliswaar ‘feit, maar geen noodzaak’, hetgeen waarachtig een parel der materialistische opvatting over de geschiedenis is. Zeer juist overigens! Met de hypothese der ‘experts’ houden het socialisme als einddoel en het imperialisme — als voorbereidend stadium daarvan — op historische noodzaak te zijn. Het één wordt tot een prijzenswaardig besluit van de arbeidersklasse, het ander tot een onbenulligheid en verblinding van de bourgeoisie.
Zo komen de ‘experts’ bij een alternatief dat zij niet kunnen ontlopen. Of de kapitalistische productie en de afzetmarkt zijn identiek, zoals men dit afleidt uit de schema’s van Marx — dàn gaan de crisistheorie van Marx, zijn stellingen over het socialisme en zijn historisch-materialistische verklaring over het imperialisme niet op. Of wel kan het kapitaal slechts accumuleren voor zover het buiten de kring van kapitalisten en loontrekkers in de maatschappij consumenten aantreft; maar dan is de voorwaarde tot accumulatie — groeiende afzet in niet-kapitalistische groepen en landen — onvermijdelijk.
Uit hoofdstuk V: (slot)
. . . Overgevoelige zielen zullen zich weer beklagen, dat ‘marxisten onder elkaar strijden’, dat gevestigde ‘autoriteiten’ worden aangevochten. Maar het marxisme is niet een handjevol personen, die elkaar het recht van ‘expertise’ uitdelen en voor wie de massa gelovige moslims in blind vertrouwen heeft te sterven.
Het marxisme is een revolutionaire visie op de wereld, die moet zoeken naar nieuwe kennis, die niets zo zeer verafschuwt als de verstarring in eens geldende vormen — een visie, die het best haar levende kracht handhaaft temidden van het geestelijke wapengekletter van zelfkritiek en historische bliksem en donder. Daarom ben ik het eens met Lessing, die aan de jonge Reimarus schreef:
“Maar wat moeten we doen! Ieder zegt wat hij vindt, dat waarheid is, en de waarheid zelf laat men aan God over.”
Voetnoten
[1] K. Marx, Das Kapital, I, 4e druk, 1890, blz. 529. R. L. 32
[2] In deze beschrijving is de meerwaarde identiek met winst. Dit geldt ook voor de totale productie waarover wij het alleen zullen hebben. Ook zien we voorlopig af van de verdeling van de meerwaarde in haar afzonderlijke componenten, zoals ondernemerswinst, kapitaalinterest, grondrente; deze indeling is voor het vraagstuk van de reproductie van geen belang. (R. L.)
[3] Wij spreken hier en in het vervolg eenvoudigheidshalve en in de zuivere zin van het woord van jaarlijkse productie, hoewel deze term eigenlijk slechts op de landbouw van toepassing is. De periodes van industriële productie en omloop van het kapitaal hoeven niet samen te vallen met het kalenderjaar. (R. L.)
[4] De arbeidsverdeling tussen geestelijke en materiële arbeid hoeft in een door planning geregelde, op gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen gebaseerde maatschappij niet verbonden te zijn aan bijzondere categorieën van de bevolking. Deze zal echter te allen tijde tot uitdrukking komen in het bestaan van een aantal mensen dat met geestelijke arbeid bezig is en dat materieel moet worden onderhouden. Dezelfde individuen kunnen dan afwisselend verschillende functies bekleden. (R. L.)
[5] ‘Wanneer men spreekt van een maatschappelijke zienswijze, dus wanneer men het totale maatschappelijke product beschouwt, dat zowel de reproductie van het maatschappelijk kapitaal als de individuele consumptie omvat, dan moet men niet vervallen in de fout die Proudhon beging toen hij — in het voetspoor van de burgerlijke economie — het vraagstuk zo bekeek alsof een kapitalistische maatschappij, en bloc, in haar totaliteit beschouwd, haar specifieke, historische en economische karakter zou verliezen. Neen, het is net andersom. Men heeft te maken met de totale kapitalist. Het totale kapitaal treedt dan naar voren als het aandelenkapitaal van alle afzonderlijke kapitalisten tezamen. Deze NV heeft dit met vele andere NV’s gemeen, dat ieder weet hoeveel hij er in stopt, maar niet hoeveel hij er uithaalt.’ (Das Kapital, Bd. II, S. 409).
[6] Das Kapital, Bd. II, S.371.
[7] Das Kapital, Bd. II, S. 443-445. Vergelijk ook over de noodzaak van uitgebreide productie vanuit het oogpunt van een verzekeringsfonds in het algemeen 1.c. S. 148). (Noot R. L.).
[8] Theorieën 1.c. S. 248 onderstreept door Marx.
[9] “De voorwaarde voor de eenvoudige reproductie, dat I (v + m) gelijk zou zijn aan IIc, valt niet te rijmen met de kapitalistische productie, wat overigens niet uitsluit dat één jaar binnen een industriële cyclus van 10-11 jaar vaak een geringere totale reproductie vertoont dan het er aan voorafgaande jaar, zodat er in verhouding tot het voorgaande jaar zelfs geen eenvoudige reproductie plaats vindt. Maar ook zou eenvoudige reproductie bij een natuurlijke jaarlijkse bevolkingsgroei slechts kunnen plaats vinden, voor zover er een evenredig groter aantal van niet-productieve arbeiders zou mee consumeren van de 1500, het getal dat de gezamenlijke meerwaarde voorstelt. Accumulatie van kapitaal, dus werkelijke kapitalistische productie zou onder zulke omstandigheden onmogelijk zijn.” (Het Kapitaal, Bd II, 497).
[10] “De specifieke productiewijze van het kapitalisme, de daarmee corresponderende ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit en de daardoor veroorzaakte verandering in de organische samenstelling van het kapitaal houden niet alleen gelijke tred met het verloop van de accumulatie of met de groei van de maatschappelijke rijkdom. Zij ontwikkelen zich veel sneller, omdat de eenvoudige accumulatie of de absolute vergroting van het totale kapitaal gepaard gaat met de centralisatie van de afzonderlijke delen van dit kapitaal en omdat de technische omwenteling van het toegevoegde kapitaal gepaard gaat met de technische omwenteling van het oorspronkelijke kapitaal. Met het voortgaan van de accumulatie ontstaat er dus een verandering in de verhouding tussen het constante en het variabele kapitaaldeel. Wanneer deze verhouding aanvankelijk 1:1 was en verandert in 2:1, 3:1, 4:1, 5:1, 7:1 enz., zal, hoe het kapitaal ook groeit, in plaats van 1/2 van zijn totale waarde in progressieve zin slechts 1/3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8 enz. in arbeidskracht en daarentegen 2/3, 3/4, 4/5, 5/6, 7/8 enz., in productiemiddelen worden omgezet. Aangezien de vraag naar arbeid niet bepaald wordt door de omvang van het totale kapitaal, maar door de omvang van het variabele bestanddeel, daalt de vraag naar arbeid dus progressief met de groei van het totale kapitaal in plaats van, zoals eerst werd verondersteld, in verhouding daarmee toe te nemen. De vraag naar arbeid daalt in verhouding tot de grootte van het totale kapitaal en des te sneller naarmate de grootte van het totale kapitaal toeneemt. Met de groei van het totale kapitaal neemt weliswaar ook het variabele bestanddeel of de daarin besloten arbeidskracht toe, maar in een steeds afnemende verhouding. De tussenpozen, waarin de accumulatie enkel werkt als vergroting van de productie op een gegeven technische basis, worden korter. En niet slechts is een in steeds toenemende mate versnelde accumulatie van het totale kapitaal nodig om een gegeven aantal additionele arbeiders te absorberen of om zelfs, door de voortdurende metamorfose van het oude kapitaal, voor de reeds werkende arbeiders werkgelegenheid te behouden. Deze toenemende accumulatie en centralisatie worden op hun beurt weer een bron voor nieuwe wijzigingen in de samenstelling van het kapitaal, dat wil zeggen voor een herhaalde versnelling van de daling van het variabele bestanddeel ten opzichte van het constante bestanddeel.’ (Het Kapitaal, Deel I blz. 487, vert. Lipschitz).
[11] “De kenmerkende levensloop van de moderne industrie — de vorm van een door kleine schommelingen onderbroken tienjarige cyclus van perioden van middelmatige bedrijvigheid, productie onder hoogspanning, crisis en stagnatie — berust op het voortdurend vormen, het minder of meer absorberen en het opnieuw vormen van het industriële reserveleger of overbevolking. Op hun beurt rekruteren de schommelingen van de industriële cyclus de overbevolking, waardoor zij de machtigste middelen voor haar reproducties worden. . .” (Het Kapitaal, Deel I, blz. 490, vert. Lipschitz).
[12] Zahlungsfähige Nachfrage. (Vert.).
[13] “Overigens is alles moeilijk en gecompliceerd in dit land. Als de regering een monopolie in sigarettenpapier of speelkaarten wil instellen dan zijn Frankrijk en Oostenrijk-Hongarije er direct bij om hun veto uit te spreken over dit project in het belang van hun handel. Als het gaat om olie, dan komt Rusland met bezwaren, en zelfs de mogendheden die er het minst mee te maken hebben, zullen hun toestemming weer laten afhangen van een of andere concessie. Het lot van Turkije is dat van Sancho Panza en zijn maaltijd: zodra de minister van financiën iets wenst te ondernemen, staat een of andere diplomaat op, onderbreekt hem en slingert hem een veto in het gezicht”. (Mora-Vitz, C. Die Türkei im Spiegel ihrer Finanzen (1903). p. 70.)
[14] En niet alleen in Engeland. “Reeds in 1859 werd een pamflet in heel Duitsland verspreid, dat werd toegeschreven aan de fabrikant Diergardt uit Viersen, waarin deze erop aandrong dat Duitsland zich tijdig een plaats op de Oost-Aziatische markt zou verzekeren. Het verdedigde als enig middel hiervoor een militair machtsvertoon om op handelspolitiek gebied voordelen te verkrijgen van de Japanners en van de Oost-Aziaten in het algemeen. Een Duitse vloot, die gebouwd was met de spaarpenningen van het volk was altijd al een jeugddroom geweest. Pruisen had eigen schepen, maar haar maritieme macht was niet imponerend. Men besloot echter een eskader uit te rusten om in Oost-Azië onderhandelingen voor handelsverdragen te kunnen beginnen. Graaf zu Eulenburg, een van de bekwaamste en verstandigste Pruisische staatslieden, werd benoemd tot leider van de missie, die tevens wetenschappelijke doeleinden moest dienen. Onder de moeilijkste omstandigheden voerde hij zijn opdracht met grote bekwaamheid uit, en hoewel het plan om soortgelijke onderhandelingen te beginnen met de Hawaï-eilanden moest worden opgegeven, was de missie voor het overige een succes. Hoewel de Berlijnse pers uit die dagen het altijd beter wist en bij elk bericht over nieuwe moeilijkheden verkondigde dat al die uitgaven voor vlootdemonstraties een verspilling waren van het geld van de belastingbetalers, hield toch het ministerie van de nieuwe tijd voet bij stuk, en het succes werd geoogst door het ministerie dat erop volgde.” (W. Lotz, Die Ideen der deutschen Handelspolitik, p. 80).
[15] De meestbegunstigingsclausule is een afspraak tussen landen om elkaar bij de invoerpolitiek niet ongunstiger te behandelen dan men het enig ander verdragsland doet.
[16] Na de preliminaire bespreking tussen Michel Chevalier en Richard Cobdon uit naam van de Franse en Engelse regering, “werden kort daarna onder de grootste geheimhouding besprekingen begonnen. Op 5 januari 1860 deelde Napoleon III zijn bedoelingen mee in een memorandum dat gericht was aan de minister van Staat Fould. Deze verklaring kwam als een donderslag bij heldere hemel. Na de gebeurtenissen van het zojuist afgelopen jaar rekende men erop dat er voor 1861 geen veranderingen meer zouden plaats grijpen in het douanesysteem. De opwinding was algemeen, toch werd het verdrag op 23 januari ondertekend.” (Auguste Devers, La politique commerciale de la France depuis 1860. Schriften des Vereins für Sozialpolitik. Vol. 51, p. 136).
[17] Ook Fr. Engels deelde deze mening. In een van zijn brieven aan Nikolai-On schrijft hij op 18 juni 1882: “Engelse schrijvers, verblind door hun patriottische belangen, kunnen helemaal niet begrijpen waarom de gehele wereld het door Engeland gegeven voorbeeld zo halsstarrig afwijst en de voorkeur geeft aan beschermende tarieven. Natuurlijk, zij durven niet te bekennen dat het systeem van beschermende tarieven, dat nu praktisch universeel is, gewoon een min of meer beschermende maatregel is tegen de Engelse vrijhandel, die weer als instrument diende om het industriemonopolie van Engeland te perfectioneren. Zulk een verdedigingspolitiek mag dan meer of minder rationeel lijken — en in sommige gevallen bepaald dom zijn, zoals bijvoorbeeld in Duitsland dat onder het systeem van vrijhandel een grote industriestaat was geworden en nu beschermende tarieven op landbouwproducten legt, zodat haar eigen productiekosten hierdoor gaan stijgen. Ik beschouw deze algemene terugkeer naar beschermende tarieven niet als louter toeval, maar als een reactie tegen het ondraaglijke Engelse industriemonopolie. De vorm die deze reactie kan aannemen mag dan, zoals ik al opmerkte, verkeerd zijn of zelfs nog erger, maar de historische noodzaak van deze reactie lijkt mij duidelijk en vanzelfsprekend.” (Brieven van Karl Marx en Friedrich Engels aan Nikolai-On (St. Petersburg, 1908), p. 71).
[18] Het Kapitaal, op.cit. Ned. vert.
Aan het begin van de Linkse Boekenbeurs, die op de dagen 4 en 5 en 6 november 2016 te Neurenberg plaatsvond, heeft de stalinistische Vereinigung der Verfolgten des Naziregimes – Bund der Antifaschistinnen und Antifaschisten (VVN-BDA) een hetze ontketend tegen de politieke groepen Sozialer Widerstand[1] en Soziale Befreiung[2] door deze ervan te beschuldigen een groep van ‘rechtse provocateurs’ te zijn.
Deze laffe aanval heeft ons ertoe aangezet een brief aan de betreffende groepen te sturen, waarin we onze solidariteit met hen betuigen. We vinden het belangrijk om deze solidariteitsbrief, waarvan het origineel in het Duits is opgesteld, ook in het Nederlands te publiceren, omdat er in Nederland ook een initiatief bestaat, dat verwant is aan de bovengenoemde groepen, namelijk Sociaal Revolutionaire Beweging[3].
Aan de kameraden van Gruppe Soziale Befreiung en Gruppe Sozialer Widerstand.
Zoals we hebben vernomen zijn jullie van plan om op 05.11.2016, op de ‘Linkse Literatuurbeurs’ in Neurenberg, in het kader van een bijeenkomst, jullie brochure over de ‘Spaanse burgeroorlog’ voor te stellen. Wij begroeten ten zeerste de proletarische internationalistische klassepositie van de aangekondigde bijeenkomst.
Jullie schrijven in jullie aankondiging van de bijeenkomst volkomen terecht: “Het anti-fascistische Volksfront was een klassenvijand van het proletariaat... Zowel de kant van Franco als die van het Volksfront waren sociaalreactionaire facties van het kapitaal, waartussen het proletariaat bloedig in de pan gehakt werd.”
Bovendien begroeten wij de ontmaskering en veroordeling van de zogenaamde ‘anti-fascistische’ krachten, die nu de ban uitspreken over jullie bijeenkomst en zich, ook vandaag nog, stellen achter de massamoord op de arbeiders tijdens de oorlog in Spanje, waarmee ze de waarheid over de Spaanse Burgeroorlog monddood willen maken.
Het proces van klassebewustwording moet zijn overeenstemming vinden in de kritische solidariteit en wederzijdse ondersteuning van de revolutionairen. In dit opzicht doen we jullie onze solidaire groeten en wensen jullie een goede bijeenkomst met een levendige, diepgaande discussies die vooruitzicht bieden.
De IKS, november 2016
Waarom ontvluchten miljoenen mensen Syrië, Irak, Afghanistan, Libanon, Libië, Jemen en andere landen in het Midden-Oosten, Centraal-Azië en Afrika? Omdat de bevolking daar wanhopig is en probeert te ontsnappen aan een permanente staat van oorlog, een helse spiraal van conflicten waarin twee, drie, of zelfs vijf partijen, allemaal even moorddadig, betrokken zijn; of het nu de officiële regeringslegers zijn of terroristische bendes. Syrië is het meest 'gevorderde' uitdrukking van deze onderdompeling in chaos. De regering Assad, die getoond heeft dat ze bereid is Syrië tot een ruïne te bombarderen liever dan haar macht op te geven, controleert nu slechts nog zo’n 17% van het land.
Hele gebieden in het noorden en oosten van het land staan onder controle van de fanatieke jihadisten van 'Islamitische Staat'. Andere gebieden zijn in handen van wat de westerse media soms 'gematigde' oppositionele stromingen noemen, maar die steeds meer gedomineerd worden door jihadistische krachten zoals al-Nusra, gelieerd aan al-Qaida; terwijl de 'seculiere en democratische' rebellen van het Vrije Syrische leger, die luidruchtig gesteund worden door de VS en Groot-Brittannië, steeds marginaler lijken te zijn geworden. De troepen die vechten tegen Assad zelf kenmerken zich door een niet aflatende reeks van allianties, daden van verraad en gewapende conflicten.
Maar de oorlog in Syrië, evenals de andere oorlogen in de regio, is ook een confrontatie tussen internationale machten, een gegeven dat nog eens duidelijk gemaakt wordt door de directe interventie van Russische gevechtsvliegtuigen. Vanaf het begin heeft Rusland het regime van Assad gesteund met wapens en 'adviseurs'. Vandaag bombarderen zijn gevechtsvliegtuigen 'terroristische' doelwitten, want het Assad-regime staat met de rug tegen de muur en het gevaar bestaat dat IS de Russische basis bij Tartus, zijn enige toegang tot de Middellandse Zee, onder de voet zal lopen.
Maar voor Rusland zijn alle oppositiekrachten, inclusief de groepen die gesteund worden door de VS, terroristen en de recente bombardementen hebben vaker niet-IS rebellen geraakt dan IS zelf. De VS, die de Russische hulp bij hun bombardementen in Syrië en Irak verwelkomden, zien heel duidelijk dat het voornaamste doel van Rusland niet is IS terug te slaan maar Assad in het zadel te houden. Dus de twee machten zijn in hetzelfde land met tegengestelde doeleinden, zelfs al botsen ze nog niet direct op elkaar.
De Russische acties in Syrië markeren duidelijk een escalatie, maar ze vormen een escalatie van de chaos. Zij gaan in tegen iedere mogelijkheid voor de grootmachten om tot een of andere regeling te komen voor de 4 jaar durende oorlog in Syrië, en dus tegen iedere hoop om de stroom van vluchtelingen die het land ontvluchten, af te remmen. Zoals bij de Amerikaanse invasie van Irak brengen de grootmachten geen stabiliteit in de regio, maar een toename van instabiliteit en hun gebrek aan opties zet de deur nog meer open voor de ambities van de regionale machten.
In Jemen bijvoorbeeld, heeft de door Saoedi-Arabië gesteunde regering de strijd opgenomen tegen de door Iran gesteund rebellen, dat op zijn beurt militairen heeft gestuurd naar Syrië ter ondersteuning van Assad. Op de grens van Irak-Turkije-Syrië heeft Turkije, onder de dekmantel van de strijd tegen IS, zijn aanvallen tegen de Koerdische PKK opgevoerd. Turkije ondersteunt ook de Ahar al-Sham groep in Syrië, terwijl Qatar en Saoedi-Arabië hun eigen islamistische beschermelingen hebben, waarvan sommigen ook ondersteuning hebben gekregen van de CIA.
Na de Tweede Wereldoorlog leefde de wereld tientallen jaren onder de dreiging van een nucleaire vernietiging door de twee imperialistische blokken, gecontroleerd door de VS en de USSR. Maar deze 'Koude Oorlog' bracht ook een zekere discipline, een bepaalde orde, omdat de meerderheid van kleinere landen of nationalistische krachten moest gehoorzamen aan de dictaten van het een of andere een blok. Het uiteenvallen van het Russische blok aan het begin van de jaren 1990 heeft geleid tot een snelle ontrafeling van het Westerse blok en latere pogingen van de VS om discipline op te leggen tegen die centrifugale tendensen, heeft deze alleen maar verder versneld.
De mislukkingen van de VS in Afghanistan en Irak vormen daar duidelijke aanwijzingen voor, vooral nu blijkt dat de Taliban, die verdreven waren door de Amerikaanse invasie van 2001, momenteel in kracht toenemen in Afghanistan, en hele delen van Irak onder controle van IS vallen of onder invloed van Iran, dat geen vriend van de VS is, ondanks recente pogingen tot toenadering.
Na deze zeer negatieve ervaringen zijn de VS terughoudend met 'grondtroepen', maar de opkomst van IS heeft hen genoodzaakt luchtsteun in te zetten en een volmacht te geven aan krachten zoals de PKK – die eerder nog beschouwd werd als een terroristische groep – die aantoonbaar het meest effectief is in de strijd tegen IS. Maar deze politiek heeft Turkije er op zijn beurt toe aangezet zijn oorlog tegen de Koerden op te voeren. De aanvallen op IS in Syrië brengen ook het risico met zich mee, op indirecte manier het Assad-regime te versterken en daarmee de Russische ambities in de regio. De tegenstellingen nemen toe terwijl er geen oplossing in zicht is.
Al met al bestaan er geen machten op de planeet die orde op zaken kunnen stellen. De irrationaliteit van de kapitalistische oorlog wordt steeds duidelijker: de oorlogen in de wereld leveren op korte termijn voordeel op voor een minderheid van de kapitalisten en gangsters, maar over het algemeen vormen ze een grote aderlating voor het kapitaal en bieden geen enkel vooruitzicht op een naoorlogse reorganisatie en wederopbouw, zoals nog het geval was na de Tweede Wereldoorlog.
En toch kan geen van de kapitalistische machten, van de machtige VS tot de kleinste lokale krijgsheer, het zich veroorloven om niet mee te doen aan deze overijlde duik in militarisme en oorlog. De onderliggende drijfveer van de kapitalistische en imperialistische concurrentie is te sterk. De financiële kosten van militaire interventie kunnen reusachtig zijn, maar het ergste van alles is invloedssfeer te verliezen aan je rivalen. En aan rivalen is er geen gebrek.
Voor de bevolking van deze gebieden worden de kosten geteld in vlees en bloed - in de burgerbevolking die wordt gebombardeerd, verkracht, onthoofd door regeringslegers of milities van de oppositie, in de ruïnes van hun huizen naast de eeuwenoude historische en culturele artefacten, in de keus tussen honger in de vluchtelingenkampen op de rand van de oorlogsgebieden of de hachelijke reis naar de 'veiligheid' van Europa. Voor de mensheid als geheel sleept het perspectief van de uitbreiding van de militaire chaos in de wereld ons naar een noodlottig 'point of no return'.
Maar dat punt is nog niet bereikt. Als Europa, voor de vluchtelingen uit de wereld, nog lijkt op een oase van welvaart, dan komt dat niet door de vriendelijkheid van de Europese bourgeoisie. Dan komt dat doordat de werkende klasse in deze landen nog steeds een macht is om rekening mee te houden en de heersende klasse niet in staat is haar te onderwerpen aan grote armoede of te mobiliseren voor de oorlog zoals het was in 1930, toen zij tegenover een verslagen arbeidersklasse stond.
Syrië geeft ons een beeld van de barbarij van de heersende klasse wanneer die tegenover een arbeidersklasse staat die zwak is en geen weerstand kan bieden aan de wreedheid van de staat. Het probleem van de arbeidersklasse in de meer centrale landen is dat ze haar eigen kracht niet kent, haar capaciteit niet begrijpt om terug te vechten, geen onafhankelijk perspectief heeft dat een toekomst kan bieden voor alle uitgebuiten en onderdrukten ter wereld. Maar dit perspectief - van een klassenstrijd over alle grenzen heen met als doel een nieuwe samenleving scheppen - blijft de enige hoop voor de mensheid.
Amos / 04.10.2015
Een voormalig lid van de IKS, Devrim, die ongeveer drie jaar geleden de IKS verliet, heeft daarna een aantal kritieken geuit op onze organisatie. DIt artikel is ons antwoord.
Devrims "Mijn ervaring in de IKS" verscheen voor het eerst in 2012 op het anarchistische forum Libcom. [1] Het was per definitie een persoonlijk verslag, gebaseerd op impressies en anekdotes over het leven in de IKS veeleer dan een algemene kritiek van de politieke principes van de IKS als geheel. Omdat er over persoonlijke smaak niet valt te twisten, hadden we de neiging om de kritieken te laten voor wat ze zijn, vooral toen Devrim verklaarde dat hij geen discussie wilde aangaan over dit verslag. Hij had de organisatie in ieder geval verlaten zonder een politieke rechtvaardiging van zijn vertrek.
Nu menen we dat deze persoonlijke kritieken een antwoord behoeven omdat de kwesties die ze stellen, een algemeen belang hebben gekregen, daar de fundamentele voorwaarden van het revolutionaire militantisme in vraag worden gesteld, ook bij diegenen die zichzelf beschouwen als deel van de 'Kommunistische Linkerzijde'.
Wij begrijpen dat zijn persoonlijk verslag van de IKS verondersteld wordt een op zichzelf staande politieke analyse te zijn: een persoonlijke interpretatie, die als voldoende wordt beschouwd om te oordelen dat de IKS een organisatie is die zichzelf heeft overleefd.
Devrims kritiek heeft hem er zo toe gebracht op verschillende momenten te herhalen dat de IKS dood zal gaan. In een mail van 2013 aan een lid van het IKS, schreef hij in antwoord op de kritiek dat hij zich zou moeten richten op de politieke beginselen van het IKS:
“Ik denk dat het punt dat we moeten inzien is dat de politieke standpunten van een organisatie behoren tot de denkwijze van een vervlogen tijdperk. De IKS zal teloor gaan, en dit zal gebeuren, niet omdat men zich voor haar politieke standpunten engageert of ze verwerpt, maar juist om de tegenovergestelde reden; omdat men er geen heil in ziet om dit zelfs nog maar te doen. Natuurlijk wijst dit op een meer algemeen probleem van depolitisering binnen de maatschappij, maar voor een buitenstaander lijkt de IKS actief bezig om de cirkel van haar isolement te voltooien.”
De IKS zal doodgaan, zo gaat de redenering, niet omdat haar politieke standpunten en principes verkeerd of ouderwets zijn en vervangen dienen te worden door standpunten die beantwoorden aan de evolutie van de behoeften en doelstellingen van de strijd van de arbeidersklasse. Nee, zij zal vergaan vanwege een algemene desinteresse in politieke standpunten zelf. De onbekwaamheid van de IKS om zich aan te passen aan deze algemene desinteresse en de huidige verveling ten aanzien van politiek onder de bevolking, en zelfs onder would-be revolutionairen, en er daarentegen op aan te dringen haar politieke beginselen te verdedigen en uit te werken, zal leiden tot haar volledige isolement en ondergang. Dit is het essentiële denkwijze van Devrim.
In zijn verslag 'Mijn ervaring…' richt Devrim, getrouw aan zijn visie, 'zijn aandacht niet op de politieke standpunten' van het IKS, maar geeft hij een reeks, meestal negatieve, impressies en meningen over het leven in de organisatie, over het proces van integratie van nieuwe leden, over de wijze van centralisatie en over de discussies. Verder in dit artikel komen we terug op een aantal van deze kwesties. Maar eerst willen we kijken hoe belangrijk politieke standpunten en uitgangspunten zijn in de marxistische conceptie van revolutionaire organisatie.
In het verleden zijn marxistische revolutionaire partijen en organisaties verdwenen, vaak zelfs al op relatief jonge leeftijd. Het duidelijkste voorbeeld is de plotselinge ineenstorting van de Tweede Internationale in 1914, nadat de voornaamste partijen waaruit ze was samengesteld hun internationalistische politieke principes overboord gegooid hadden, hun imperialistische bourgeoisie volgden en die hielpen om miljoenen arbeiders naar de loopgraven te sturen om daar afgeslacht te worden. De Derde Internationale stierf af na de aanvaarding van de leuze van het 'Socialisme in één land', om dan een instrument te worden van de Russische staat en de arbeidersklasse voor te bereiden op de imperialistische slachting van de Tweede Wereldoorlog. [2]
Deze twee grote voorbeelden uit de marxistische revolutionaire beweging tonen dat de organisaties afstierven als gevolg van een geleidelijk verlaten van politieke beginselen, waaronder het belangrijkste principe voor de arbeidersklasse – de internationale eenheid en activiteit tegenover de imperialistische oorlog of de voorbereiding ervan. Deze marxistische organisaties stierven (althans wat de belangen van de arbeidersklasse betreft) dus niet ten gevolge van een onbekwaamheid om zich aan te passen aan de algemene sfeer van de maatschappij, maar juist omdat ze zich aanpasten en toegaven aan de druk van de imperialistische bourgeoisie en daarvoor hun proletarische politieke standpunten opgaven.
Daarom zijn we van mening dat de werkelijkheid lijnrecht ingaat tegen de logica van Devrim. Als we de revolutionaire geschiedenis namelijk gebruiken als leidraad, zou de IKS, in een poging zich aan te passen aan de heersende desinteresse voor politiek en uit angst voor isolement, waarschijnlijk verdwijnen als ze het belang van haar politieke standpunten zou verwerpen of afzwakken en ze er niet in zou slagen standvastig te blijven en deze en andere fundamentele beginselen theoretisch te ontwikkelen. Daarom is onze conclusie tegenovergesteld aan die van Devrim.
Als de marxistische revolutionaire beweging perioden van verraad en organisatorische ondergang gekend heeft, zoals de hierboven genoemde, dan zijn er ook perioden geweest die sprekende voorbeelden geven van marxistische minderheden, die het meest wrede isolement ondergingen teneinde de politieke standpunten hoog te houden en een levenslijn in stand te houden naar nieuwe revolutionaire organisaties. Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, die naar de gevangenis (dwangarbeid in het geval van Liebknecht) gingen en later werden vermoord vanwege hun internationalistische strijd tegen de Eerste Wereldoorlog, inspireerden de Oktoberrevolutie en de vorming van de Kommunistische Internationale. Of denk aan de nauwelijks bekende militanten van de Kommunistische linkerzijde, die het waagden de terreur van de Gestapo of van de Partizanen te trotseren (en er vaak het slachtoffer van werden) om tijdens de Tweede Wereldoorlog internationalistische beginselen te verdedigen, en zo een traditie levend te houden die wij vandaag nog verdedigen.
De revolutionaire organisaties van vandaag zouden nauwelijks de benaming Kommunistische linkerzijde verdienen als ze niet in staat waren de relatief zachte voorwaarden van isolement te weerstaan die ze vandaag ervaren in de context van de algemene afkeer van politiek. De spot en uitsluiting, die tegen de huidige revolutionaire militanten worden gericht, zijn zeer zeker te verdragen wanneer men ze vergelijkt met de verschrikkelijke omstandigheden die hun voorlopers in het verleden het hoofd hebben geboden.
De bekwaamheid om de revolutionaire politieke gedachte te behouden en te ontwikkelen, tegenover het vaak extreme isolement, is een belangrijke indicatie of een revolutionaire organisatie het verdient te bestaan.
Daarom zou de IKS het verdienen af te sterven als authentieke stroming van de Kommunistische linkerzijde… als zij de kritiek van Devrim zou volgen en het belang onderschatten van de politieke standpunten en die zou beschouwen als een 'denkwijze uit een vervlogen tijdperk'. De IKS drijft op het vermogen om vast te houden aan de politieke standpunten die relevant zijn voor de arbeidersklasse in de huidige en komende periode en die standpunten verder te ontwikkelen. Verderop zullen we terugkomen op de voorwaarden voor de strijd van de arbeidersklasse vandaag. Eerst enkele algemene opmerkingen over het betekenis van politieke standpunten. [3]
In navolging van Aristoteles, de filosoof uit de Griekse Oudheid, omschreef Marx de mens als een politiek dier:
"De mens is een politiek dier in de meest letterlijke zin van het woord: hij is niet alleen een sociaal dier, maar een dier dat alleen binnen de maatschappij een individu kan worden". (Inleiding tot een Bijdrage aan de kritiek der politieke economie, 1857)
In het verlengde daarvan heeft de term 'politiek' een algemene betekenis (en gaat dus verder dan de beschrijving van de corrupte praktijken van de partijen van de burgerlijke staat): de poging van de mens om richting te geven aan de maatschappij als geheel en dus ook aan zijn eigen toekomst.
In de lange geschiedenis van de in klassen verdeelde maatschappij werden de uitgebuite massa’s volledig uitgesloten van de politieke leiding. Maar in het kapitalisme, de laatste vorm van klassenmaatschappij, is de arbeidersklasse in staat door te dringen tot het politieke toneel en politieke partijen te vormen. Deze capaciteit om, in een politieke vorm, uiting te geven aan haar belangen is uiteindelijk een gevolg van het feit dat, in tegenstelling tot voorgaande uitgebuite klassen, de arbeidersklasse een revolutionaire klasse is, die een geheel nieuwe productiewijze in zich draagt ter vervanging van het kapitalisme.
De strijd van de arbeidersklasse in het kapitalisme leidt, als die eenmaal tot een succesvol einde is gebracht, tot de omverwerping van de bourgeoisie en de instelling van de dictatuur van het proletariaat. Deze hoogst politieke daad, het grijpen van de politieke macht door de arbeidersklasse, is de voorwaarde voor de geleidelijke totstandbrenging van een klassenloze maatschappij – het kommunisme. De ontwikkeling van het zelfbewustzijn van het proletariaat bestaat uit het herkennen van zijn historische/politieke belangen als klasse, uitgedrukt, maar niet uitsluitend, in de vorming van politieke partijen. De arbeidersklasse, die een aangeboren behoefte heeft om de maatschappij naar het socialisme te voeren, moet zich verenigen rondom de politieke definities van wat zij is en wat haar als klasse te doen staat.
Politieke standpunten zijn de samenstellende elementen van het platform van de revolutionaire politieke organisatie - wat het perspectief van de arbeidersklasse onderscheidt van de doeleinden van de bourgeoisie en andere klassen in de maatschappij. De precieze aard van deze politieke partij, wanneer ze opgericht kan worden, welke rol zij speelt bij de proletarische machtsgreep, enzovoort, is in de loop van de laatste twee eeuwen op dramatische wijze geëvolueerd. Maar de marxistische opvatting van de revolutionaire organisatie als een fundamenteel politieke entiteit blijft geldig.
Dit is des te crucialer gezien het feit dat de arbeidersklasse, in tegenstelling tot eerdere revolutionaire klassen, geen economische machtsbasis kan opbouwen in de bestaande maatschappij, zodat de theoretische uitwerking en aanvaarding van proletarische politieke standpunten des te noodzakelijker is. [4] Het formuleren van politieke standpunten moet om diezelfde reden voorafgaan aan de feitelijke verovering van de politieke macht.
De arbeidersklasse is daarom niet louter een economische of sociologische categorie binnen de burgerlijke maatschappij, een uitgebuite klasse zoals de slaven of de horigen, maar bovenal een historische klasse met een revolutionair doel en dus een politieke klasse in de diepste zin van het woord.
De minachting voor het centrale belang van politiek in de klassestrijd en in de organisaties die er aanspraak op maken haar belangen te verdedigen, ontkomt of ontsnapt echter niet aan politieke druk, want de strijd tussen de klassen om de leiding van de maatschappij is steevast een politieke strijd, die wordt opgelegd aan de strijders, of die dat nu graag hebben of niet. Apolitisme, ondanks zijn illusies, wordt onvermijdelijk politiek… maar niet noodzakelijk op een juiste wijze. Vanwege het ontbreken van duidelijke en ontwikkelde proletarische politieke standpunten en principes, raakt de apolitieke benadering echter onder de invloed van de politieke krachten van de heersende klasse.
Dit wordt nergens beter geïllustreerd dan in de geschiedenis van het anarchisme en zijn pogingen tot revolutionair apolitisme. In de grote politieke tests van de geschiedenis zijn de anarchisten over het algemeen niet in staat geweest de druk van de politiek van de heersende klasse te weerstaan en zijn voor haar gezwicht, met als meest schrijnende voorbeeld dat van Peter Kropotkin in de Eerste Wereldoorlog:
Kropotkin, Tcherkesoff en Jean Grave waren de meest enthousiaste verdedigers van Frankrijk: "Laat deze gruwelijke veroveraars de Latijnse beschaving en de Fransen niet opnieuw wegvagen... Laat hen niet een eeuw van militarisme opleggen aan Europa." (brief van Kropotkin aan J. Grave, 2 september 1914). In naam van de verdediging van de democratie tegen het Pruisisch militarisme verleenden zij steun aan het Heilige Verbond: "De Duitse agressie vormde een – in daden omgezette – bedreiging, niet alleen voor onze hoop op bevrijding maar voor de gehele evolutie van de mensheid. Daarom hebben wij anarchisten, wij antimilitaristen, wij tegenstanders van de oorlog, wij hartstochtelijke voorstanders van vrede en broederschap tussen de volken, ons aan de kant van het verzet geschaard en gemeend ons lot niet los te mogen maken van dat van de rest van de bevolking..." (Het Manifest van de Zestien (het aantal ondertekenaars), 28 februari 1916). [5]
De belangrijkste vertegenwoordigers van het anarchisme stelden zich op achter de politiek van de heersende klasse, net als de opportunistische leiders van de belangrijkste sociaaldemocratische partijen. Laatstgenoemde verwierpen de internationalistische politieke standpunten van de arbeidersklasse; de eersten, die deze posities afwezen, moesten vaststellen dat hun eigen mooi klinkende maar holle frasen over democratie en emancipatie, van menselijke evolutie, tegen oorlog, voor vrede en broederschap, gerecupereerd werden door de imperialistische politiek van de bourgeoisie. [6]
The scorn for political positions amongst revolutionaries can also be harmful in other, less decisive periods, like today’s, tending to reflect, rather than counter, the present disorientation of working class.
De minachting bij revolutionairen voor politieke standpunten kan ook in andere, minder beslissende periodes, zoals vandaag, schadelijk zijn. Ze neigt er dan toe de huidige desoriëntatie van de arbeidersklasse te weerspiegelen, eerder dan er tegenin te gaan.
Devrim zegt dat er een probleem van depolitisering bestaat in de maatschappij. Dat is gedeeltelijk waar. Maar wat zijn de specifieke kenmerken van de depolitisering vandaag die van invloed is op de arbeidersklasse en haar kleine revolutionaire minderheden?
Sinds de heropleving van klassenstrijd op een historische schaal, in 1968, die het lange tijdperk van contra-revolutie beëindigde, vindt de arbeidersklasse het heel moeilijk om haar strijd op haar eigen politieke terrein te ontwikkelen. Ze blijft grotendeels in het defensief, en onder de invloed van de sociaaldemocratie, het stalinisme en de vakbonden. De heersende klasse is, op haar beurt, in staat geweest om haar groeiende economische crisis te faseren en politiek en intelligent te manoeuvreren tegen de dreiging van onderop. De impasse tussen de twee grootste klassevijanden in de kapitalistische maatschappij die daarvan het resultaat is, heeft een periode van sociale ontbinding van het kapitalisme ingeluid, die geleid heeft tot een diepgaande desoriëntatie binnen de arbeidersklasse. [7]
De definitieve start van de periode van ontbinding werd gekenmerkt door de ineenstorting van de Sovjet-Unie en deze is opzettelijk gebruikt door de heersende klasse om deze desoriëntatie te versterken. De enorme ideologische campagnes van de internationale bourgeoisie sinds 1989 over de 'dood van het kommunisme', van het 'marxisme' en 'het einde van de arbeidersklasse' als politieke kracht in de maatschappij kwamen er niet bij toeval. Marxistische minderheden, zoals de IKS, ook als die op generlei wijze besmet zijn door het stalinisme, kregen toch te lijden onder de volle kracht van de poging van de heersende klasse tot depolitisering van de arbeidersklasse, die de sociale ontbinding van haar systeem gebruikt om haar klassevijand een zware klap toe te brengen.
In zijn persoonlijke getuigenis 'Mijn ervaring…' betuigt Devrim zijn instemming met de analyse van de IKS over de sociale ontbinding van het kapitalisme, zoals wij die hierboven in het kort hebben uiteengezet:
"Persoonlijk denk ik dat veel van wat zij te zeggen heeft, een goede beschrijving geeft van de nieuwe periode die begon met de val van de Sovjet-Unie, maar moet worden opgevat als een manier om de onzin over de jaren der waarheid te rechtvaardigen." (een verwijzing naar de analyse die de IKS gemaakt heeft ter karakterisering van de inzet van de jaren 1980).
Devrim weidt niet uit over de delen van de Stellingen over de ontbinding waarmee hij instemt of met welke delen hij het niet eens is, noch over de aard van de 'fouten' die wij zouden gemaakt hebben in de analyse van de jaren 1980. Hij legt evenmin uit wat de fouten zijn in de analyse van de Stellingen over de ontbinding, die blijkbaar beschouwd worden als een manier om deze eerdere analyse te rechtvaardigen. [8]
Niettemin kunnen we concluderen dat Devrim de belangrijkste conclusies van de Stellingen, namelijk dat deze nieuwe periode leidt tot nieuwe moeilijkheden voor het proletariaat en dus voor haar revolutionaire organisaties, niet volgt:
"13) In feite moeten we bijzonder duidelijk zijn over het gevaar van de ontbinding voor de capaciteit van het proletariaat om zichzelf te verheffen tot het niveau van zijn historische taak. Het uitbarsten van de imperialistische oorlog in het hart van de ‘beschaafde’ wereld was “een aderlating, die de Europese arbeidersbeweging dodelijk dreigde te verzwakken” en die “dreigde het perspectief van het socialisme te begraven onder het puin van het barbaars imperialisme” door “de beste krachten van het internationale socialisme, de voorhoedetroepen van het wereldproletariaat, op het slagveld af te slachten” (Rosa Luxemburg, De crisis in de sociaaldemocratie). Net zo kan de ontbinding van de maatschappij, die alleen maar erger kan worden, de beste krachten van het proletariaat vernietigen en daardoor definitief het perspectief van het kommunisme verspelen. Dit komt omdat de verrotting van het kapitalisme alle delen van de maatschappij, inclusief het proletariaat, vergiftigt." (Stellingen over de ontbinding)
Devrim heeft uit deze analyse niet de conclusie getrokken dat de revolutionaire organisatie als uitdrukking van de arbeidersklasse, moet vechten tegen dit proces van depolitisering en, op de diepste theoretische wijze, alle implicaties van de nieuwe periode voor het proletariaat als politieke klasse moet onderzoeken om zich voor te bereiden op haar toekomstige ontwaken wat, ondanks het negatieve gewicht van ontbinding, nog steeds mogelijk is.
Hij trekt liever de tegenovergestelde conclusie: als de maatschappij en de arbeidersklasse in deze periode gedepolitiseerd zijn, moeten de revolutionairen inspelen op deze tendens en de betekenis van de historische belangen van het proletariaat kleiner maken of uitwissen, en dus hun bekommernis om haar politieke standpunten en theorie verminderen en hun taal in die zin aanpassen. Maar zou dit niet een terugkeer zijn naar de versleten mode en de warrige theorie van het anarchistische apolitisme?
We mogen niet vergeten dat deze tendens tot depolitisering van de arbeidersklasse vandaag niet permanent noch volledig is. Verder heeft de verrotting van het kapitalisme haar eindpunt nog niet bereikt. De tegenstellingen van het wereldkapitalisme verplichten de arbeidersklasse opnieuw in politieke termen te denken, hoe moeilijk en tijdrovend een dergelijk proces van ontwaken ook mag blijken te zijn.
Daarom is er nog steeds een kleine minderheid individuen die zich aangetrokken voelt tot de marxistische politiek. Daarom denken we niet dat Devrim spreekt voor alle mensen en alle 'buitenstaanders' van het IKS die, volgens hem, allemaal afgestoten of verveeld worden door politieke standpunten.
Het zou tragisch zijn moest de revolutionaire organisatie er vandaag niet in slagen de uitdaging te beantwoorden die deze, weliswaar nog minieme, tendens naar politieke standpunten van de arbeidersklasse stelt, en er niet slagen om die een historische context, een wereldwijde consistentie en samenhang te geven, en hun diepste theoretische basis.
In deze zin is de voorspelling van Devrim over de ondergang van het IKS vanwege haar bekommernis om de proletarische politieke beginselen, daarentegen op haar eigen manier een uitdrukking van de huidige tendens van een ontbindend kapitalisme, naar de vernietiging van het klassebewustzijn en dus van de revolutionaire minderheden die juist proberen het te behouden en te verrijken.
Devrims persoonlijk verslag 'Mijn ervaring in de IKS' richt zich niet op de politieke beginselen van de organisatie, haar platform, en gaat slechts summier in op bepaalde belangrijke analytische teksten van de IKS zoals de Stellingen over het parasitisme en de Stellingen over de ontbinding.
Dit kleineren van het kader waarin de IKS zijn bestaan situeert is een logisch gevolg van zijn idee, uitgedrukt in de email aan een IKS-lid, die we hebben geciteerd aan het begin van dit artikel, dat de bespreking van de politieke standpunten van het platform een uitdrukking is van een denkwijze uit een vervlogen tijdperk. In plaats daarvan spitsen Devrims herinneringen zich toe op zijn ervaringen met het interne leven van de IKS. Hier richt hij zich opnieuw niet op de politieke principes, die ten grondslag liggen aan de interne werking van de IKS, maar baseert hij zijn kritieken op impressies, op persoonlijke anekdotes en op datgene wat hij heeft gehoord (zoals “een lid van het centrale orgaan vertelde me….” of “ik heb gehoord van gevallen waarbij de integratie jaren aansleepte”, enzovoort). [9]
Niettemin komen er een aantal fundamentele thema’s uit zijn kritische verslag aan het licht, die van algemeen belang kunnen zijn om te bespreken. Wij zullen drie van hen nader bekijken en beantwoorden:
"Het proces van toetreding tot de IKS is een uitgerekt en eentonig gebeuren. … Om toe te treden tot de IKS moet je eigenlijk akkoord gaan met het platform en de statuten. Ik heb gehoord van gevallen binnen de IKS waarbij dit proces jaren heeft gekost. Bij ons was het sneller, maar nog steeds een erg langdurig proces...
“...het lijkt erop alsof het IKS actief probeert te vermijden [10] nieuwe mensen te werven door het zo moeilijk te maken toe te treden. Het gevoel, dat ik kreeg, was dat het centrum vond dat we te snel waren geïntegreerd, en een deel van het probleem was dat we, voor onze integratie, niet akkoord waren met hen over bepaalde kwesties, in het bijzonder de 'Stellingen over het parasitisme', maar ook vele andere. Dit is een tweeslachtigheid van de IKS omdat lidmaatschap officieel weliswaar gebaseerd is op een akkoord met het platform en de statuten, maar dat het gewenste niveau van politieke overeenstemming eigenlijk veel hoger ligt. Terwijl we oorspronkelijk over het platform discussieerden, waren er talrijke 'aanvullende' teksten die we ook zouden moeten bediscussiëren. Naar mijn gevoel zal de IKS, in de toekomst, aandringen op nog meer van deze teksten, die het dubbele effect hebben het niet alleen moeilijker te maken om mensen te werven, maar ook dat er minder frisse ideeën binnen de IKS zelf zullen bestaan.
"De IKS beschouwt zichzelf als een internationaal gecentraliseerde organisatie, en niet als een verzameling van nationale afdelingen. Dit gezegd zijnde leek het aantal tussenkomsten van de centrale organen in de dagelijkse gang van zaken in de verschillende afdelingen mij niet alleen buitenmatig, maar absoluut aanmatigend.
Wat betreft de verhoudingen tussen de leden en de organisatie, heb ik het gevoel dat deze verhouding er in de IKS toe dient het initiatief van de individuele leden, maar ook van de afdelingen, te verminderen, door een organisatiecultuur aan te moedigen die in mijn ogen te sterk gecentraliseerd is.
Ondanks wat ik beschouw als een extreem hoog niveau van politieke overeenstemming als criterium voor lidmaatschap, lijkt het me nog steeds dat in de IKS de orders van boven komen en worden doorgestuurd naar beneden. Dit proces draagt er naar mijn mening toe bij om de initiatieven, die komen van de leden als geheel, te ontmoedigen. En ondanks de protesten van de IKS dat het tegendeel waar is, neigt ze de hiërarchische verhoudingen in de maatschappij als geheel te weerspiegelen ".
"Er is zoveel 'debat' binnen de IKS, dat het ertoe neigt iedere echte discussie onmogelijk te maken.
Dit leidt tot een probleem waarbij alleen al op de hoogte blijven van de interne kwesties van de IKS een hoeveelheid tijd vereist die, zo stel ik me voor, overeenkomt met de hoeveelheid, die de meeste mensen in politieke organisaties aan hun hele politieke activiteit spenderen.
(...) Alles moet eindeloos intern besproken worden voordat het naar buiten toe kan gepresenteerd worden.
(...) Ik denk dat het de indruk wekt dat de IKS bestaat uit een stelletje robots die allemaal dezelfde ideeën napraten. Echter, hoe waar of onwaar dit ook mag zijn, het is zeker een indruk die door velen buiten de IKS wordt opgedaan, en de IKS doet erg weinig om dit te ontkrachten. Het tweede punt is dat de IKS een enorme hoeveelheid teksten voortbrengt, waarvan vele zoals reeds vermeld niet eens door alle eigen leden wordt gelezen. Er moet zeker toch een aantal mensen zijn die geïnteresseerd zijn in een enkele ervan".
"De theorie van de IKS is een indrukwekkend stuk werk, temeer vanwege haar diepgaande coherentie. Het past allemaal perfect samen, waarbij elk blok zijn plaats heeft in de hele structuur. Zeker voor wie op zoek is naar theoretische coherentie, lijkt dit zeer aantrekkelijk, vooral voor nieuwe groepen, zoals dat toentertijd voor ons gold. De aanvaarding, in één keer, van een theoretisch geheel kan zeer aantrekkelijk lijken, in plaats van het alternatief van het moeizame theoretische werk. Het probleem is echter dat het een kaartenhuis is, waar elk deel afhankelijk is van de andere om te voorkomen dat het hele bouwwerk instort.”
Over het geheel genomen, als je de kleinerende persoonlijke impressies en geringschattende metaforen en nogal wat leugentjes uit zijn persoonlijk verslag verwijdert, bekritiseert Devrim de IKS omdat ze teveel een revolutionaire politieke organisatie is: de vereiste politieke overeenstemming voor het lidmaatschap is te hoog, ze is te sterk gecentraliseerd op internationaal vlak, er is teveel interne theoretische discussie, ze bakent zichzelf te veel af van andere politieke stromingen; ze vereist teveel politieke hartstocht van haar leden; en tenslotte is ze theoretisch te coherent.
Alles bij elkaar is dat al te vleiend voor een politieke organisatie! De geschiedenis van de IKS toont aan dat ze veel moeilijkheden gekend heeft. Ondanks alle fouten en tekortkomingen is de IKS als revolutionaire organisatie in staat gebleken om 40 jaar lang vast te houden aan haar afstamming van de marxistische linkerzijde (in de Bond van kommunisten, de Eerste, Tweede en Derde Internationale en de Kommunistische Linkerzijde zelf). In die periode heeft ze een uitgebreide analyse voortgebracht van de historische periode (het verval van het kapitalisme) evenals van de voornaamste kenmerken van de laatste fase daarvan, die van ontbinding; een platform uitgewerkt met de hoofdlijnen van het kommunistische perspectief onder deze omstandigheden; haar onafhankelijkheid veilig gesteld tegenover de bourgeoisie, inclusief van haar uiterste linkervleugel; regelmatige analyses verstrekt van de veranderende internationale situatie in haar dimensies van economische crisis, imperialistische conflicten en klassenstrijd; met één stem tussengekomen op alle continenten (ondanks haar geringe numerieke omvang); het niveau van de interne discussie opgevoerd tot het peil dat vereist is om haar debatten op een duidelijke manier naar buiten te kunnen presenteren; de interne politieke crises overleefd en er sterker uit gekomen... Dit alles toont aan dat de bekommernis met politieke beginselen er eerder toe neigt een revolutionaire organisatie te doen voorbestaan, dan haar tot de ondergang te leiden.
Maar deze politieke vasthoudendheid is niet onze exclusieve verworvenheid. Uiteindelijk is de bekwaamheid die de IKS heeft vertoond een weerspiegeling van het latente potentieel in de arbeidersklasse als revolutionaire politieke klasse, haar vermogen om zich terdege bewust te worden van haar historische doelen en zich te verenigen rond deze belangen tegenover op alle hindernissen die er nu al zijn en die nog op haar pad zullen worden geplaatst.
Toch denkt Devrim dat het juist deze politieke capaciteiten zijn, die verouderd zijn en zullen leiden tot de teloorgang van de IKS, een lot dat volgens hem moet worden bespoedigd. Beginselvaste politiek vernietigt zogenaamd individuele en lokale initiatieven, ontmoedigt de ontwikkeling van frisse ideeën die uit dergelijke initiatieven voortkomen en schermt de organisatie af van externe bronnen van inspiratie en beperkt zo haar groei. Kortom de IKS beperkt de persoonlijke vrijheid, de individuele vrijheid die nodig is voor een bruisende en groeiende organisatie, zoals Devrim het stelt. Het integratieproces van nieuwe leden, de rol van de centrale organen, het kader van het interne debat, haar theoretisch samenhangende doeleinden alsmede haar houding ten opzichte van andere delen van het politieke milieu zijn, in één woord, autoritair.
In reactie op dit fout idee dat de marxistische revolutionaire politieke organisatie de vrijheid beperkt van het individu, moeten we eerst een paar kwesties ophelderen om een zekere coherentie aan de kwestie te kunnen geven.
Het verlangen naar vrijheid, naar de mogelijkheid om vorm te geven aan zijn eigen lot en trouw te blijven aan zichzelf is een van de oudste menselijke behoeften, een intrinsieke behoefte van een diersoort dat in staat is tot zelfbewustzijn en die in gemeenschap moet leven. Het samenspel tussen de diepste innerlijke verlangens van het individu en de behoeften van anderen is altijd een fundamenteel aspect van het menselijk bestaan geweest.
Voor een groot deel van de pre-kapitalistische menselijke geschiedenis, gedomineerd door klassen en de uitbuiting van de mens door de mens, was de individuele geestelijke behoefte aan persoonlijke vrijheid en controle over zijn lot grotendeels tegen hem gericht door de schim van 'God' en door diens zelfbenoemde vertegenwoordigers op aarde die, niet toevallig, behoorden tot de klasse van slaveneigenaars. De producerende massa van de bevolking was geketend: op aarde door de heersende klasse en in de denkbeeldige hemel door een spirituele tiran.
De secularisering en dus politisering van persoonlijke vrijheid en lotsbestemming, in de burgerlijke revoluties - vooral in de Franse Revolutie van 1789-1793 - was een belangrijke stap in het streven naar de werkelijke oplossing voor de menselijke vrijheid. Niet het minst omdat zij het pad effende voor de arbeidersklasse om tot de politieke arena door te dringen en zichzelf politiek te bevestigen. In de verklaring van de Rechten van de Mens van 1789, presenteerde de bourgeoisie haar eigen pas verworven vrijheid echter als een universele verworvenheid, die tot voordeel was van iedereen. Dit bedrog kwam deels voort uit haar eigen illusies en deels uit de noodzaak voor de bourgeoisie om de hele bevolking achter haar vaandel te scharen.
Het begrip vrijheid bleef gevangen in een gemystificeerde abstracte vorm, en verdoezelde het feit dat in de kapitalistische samenleving de producenten, rechtens vrij en gelijk aan hun meesters, nu geketend werden door een nieuwe vorm van uitbuiting, een nieuwe dictatuur. De triomf van de bourgeoisie leidde tot de veralgemening van warenproductie, die de arbeidsdeling op de spits dreef, en de individuen losrukte uit de gemeenschap. De verschillende sociale structuren confronteerden het individu als een externe noodzaak, en veranderden zijn medemensen in concurrenten. Uit deze atomisering en dit isolement vloeide, paradoxaal genoeg, de mystiek voort van de individuele vrijheid in de kapitalistische samenleving. In werkelijkheid was alleen het kapitaal vrij:
“In de burgerlijke maatschappij is het kapitaal zelfstandig en persoonlijk, terwijl het werkende individu onzelfstandig en onpersoonlijk is.
En de opheffing van deze verhouding noemt de bourgeoisie opheffing van persoonlijkheid en vrijheid. En terecht. Want het gaat zeer zeker om de opheffing van de burgerlijke persoonlijkheid, zelfstandigheid en vrijheid.”
(Marx and Engels, Het Communistisch Manifest)
De levende, historisch concrete ontwikkeling van individuele vrijheid hangt dus af van de solidariteit van de proletarische strijd voor de afschaffing van de klassen en de uitbuiting. Echte vrijheid is alleen mogelijk in een maatschappij van vrije arbeid, dat wil zeggen een kommunistische productiewijze, waar de opheffing van de arbeidsdeling de algehele ontplooiing van het individu mogelijk maakt.
De bevordering van proletarische politieke vrijheden, waar deze revolutionaire omvorming van de samenleving op berust, en die door de kommunistische politieke organisaties verdedigd moeten worden, impliceert noodzakelijkerwijze de strijd tegen de meedogenloze aanspraken voor burgerlijke politieke vrijheid, die de kapitalistische samenleving op permanente wijze voortbrengt.
Het Kommunistisch Manifest citerend: de bourgeoisie verwijt het marxistisch militantisme dermate strikte voorwaarden op te leggen dat de vrijheid van het individu en diens initiatieven beperkt worden. En terecht. Want ze zijn ongetwijfeld gericht op een verbod van de burgerlijke vrijheden van het individu en de burgerlijke initiatieven.
Het politieke principe van afwijzing van deelname aan het parlement, dat de IKS deelt met de rest van de linkskommunistische traditie, voorkomt voor een groot deel het soort carrièredrang en hiërarchische besluitvorming, waarmee de partijen van de Tweede Internationale besmet waren en die typisch zijn voor het burgerlijke politieke leven. De principiële onafhankelijkheid ten opzichte van het burgerlijk staatsapparaat sluit het soort persoonlijke ambitie en avonturisme uit, die aangewakkerd worden door de verwachting gemakkelijk geld te verdienen, iets wat de deelnemers van de burgerlijke politiek drijft.
De strijd voor proletarische politieke vrijheid en tegen de burgerlijke vrijheden stopt niet hier. Er zijn mensen die walgen van de rotte wereld van burgerlijke politiek, links en rechts, en haar willen bestrijden in een marxistische revolutionaire organisatie. Maar in wezen hebben ze de abstracte en holle leuze niet opgegeven van de 'individuele vrijheid', die fungeert als ultieme ideologische dekking en rechtvaardiging van de kapitalistische wereld.
Ongecontroleerde uitingen van deze resten van de burgerlijke denkwijzen leiden binnen de organisatie tot een heimelijke strijd tegen het vermeende onbuigzaamheid van proletarische politieke beginselen, de zogenaamde hiërarchie van centralisatie, het 'dogmatisme' in het proletarisch debat, die worden ervaren als evenzovele beperkingen van de persoonlijke rechten, zelfs als er met betrekking tot deze principes – de centralisatie en de cultuur van debat - oppervlakkige overeenstemming werd bereikt. Deze houding heeft echter geen duidelijk alternatief, geen duidelijke positieve omtrekken, maar wordt voornamelijk gekenmerkt door 'tegen' te zijn, door af te wijzen wat er is. Zij eist het recht op om collectieve, gecentraliseerde besluiten niet op te volgen, het recht om, zonder opgaaf van reden, plaatselijke initiatieven te nemen tegen die van de rest van de organisatie in, het recht om niet coherent te zijn en vooral niet verantwoordelijk te worden gehouden voor inconsistenties. [11]
Deze anarchistische houding handhaaft het burgerlijke geloof in 'individuele vrijheid'. Zij verwerpt het gezag van de kapitalistische politiek en uitbuiting, maar leidt ertoe ook het gezag van het marxistisch alternatief te verwerpen.
De marxistische revolutionaire organisatie moet daarom vechten en zich beschermen tegen deze meer diffuse en holle verdediging van de burgerlijke politieke vrijheid net als tegen de meer openlijke en duidelijke uitdrukkingen ervan, die we terugvinden in parlementaire en linkse partijen.
Het is niet toevallig dat de vraag wie lid is van de organisatie en wie niet een vitale plaats inneemt in de geschiedenis van de marxistische beweging. Tijdens het Haagse Congres van de Eerste Internationale werden de eerste dagen besteed aan het controleren van de geloofsbrieven van de afgevaardigden, vooral omdat er een geheim verbond bestond binnen de organisatie: Bakoenins Broederschap.
Op het rampzalige Tweede Congres van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij in 1903 ging een van de belangrijkste meningsverschillen tussen Bolsjewiki en Mensjewiki over de definitie van lidmaatschap in de voorgestelde partijstatuten.
De strenge voorwaarden voor lidmaatschap zijn een essentieel middel om zowel de klassieke uitingen van burgerlijke politieke vrijheid zoals avonturisme en carrièredrang uit te sluiten als de minder uitgesproken toegevingen aan het opportunisme op het vlak van algemeen politieke principes en de vorming van persoonlijke kliekjes die zich verzetten tegen de consistente toepassing van de beginselen inzake het organisatievraagstuk.
A lack of rigour in the process of integration of militants is a good means of establishing a hierarchy within the organisation between ‘those who know and those who don’t know’ the positions and analyses of the latter. Obviously it is never possible to completely eliminate the inequalities and differences of capacities between militants, but the ‘recruitment’ on insufficient bases are the best means to reinforce rather than attenuating them.
Een gebrek aan striktheid in het integratieproces van militanten is een goed middel om een hiërarchie binnen de organisatie te bewerkstelligen tussen 'wie die de standpunten en analyses van de organisatie wel en wie die niet kennen'. Uiteraard is het nooit mogelijk om de ongelijkheden en verschillen in vermogens tussen militanten volledig weg te vegen, maar 'aanwerving' op een onvolledige basis is eerder het beste middel om ze versterken en dan om ze verzwakken.
Alle organismen hebben een bepaalde mate van eenheid nodig om hun bestaan te handhaven. Dit geldt zowel voor de politieke als voor de natuurlijke wereld. Centralisatie is het essentiële middel om een complexe eenheid veilig te stellen. Dit drukt een fundamentele, universele vooronderstelling uit: het geheel is meer dan de som der delen. Eenheid is niet het eenvoudige resultaat van het verzamelen of samenvoegen van de verschillende onderdelen van het geheel. Eenheid vereist een andere kwaliteit: de capaciteit om deze anderszins ongelijksoortige elementen te centraliseren en coördineren. Een orkest vereist een leider om alle muzikanten samen te brengen die, in ruil daarvoor, zijn onmisbare rol erkennen en respecteren in de schepping van een eengemaakt kunstwerk dat kwalitatief meer is dan het geluid van elk van de afzonderlijke instrumenten.
Een revolutionaire politieke organisatie is ook meer dan een verzameling individuen die het toevallig eens zijn. Om zichzelf als organisatie te handhaven, wordt van elke militant een wil tot eenheid vereist en dus de bereidheid tot centralisatie.
Het hoge niveau van centralisatie dat vereist is voor proletarische politieke organisaties, is de weerspiegeling van het feit dat het proletariaat, in tegenstelling tot andere klassen, geen aparte economische of politieke belangen heeft. Het brengt ook een belangrijke behoefte tot uitdrukking van een uitgebuite klasse: de bestrijding van de verdeling en versnippering, die de loonarbeid en algemene warenproductie oplegt aan het proletariaat en de compensatie van het ontbreken van enige economische macht, die haar strijd bijeenhoudt.
Centralisatie beperkt noodzakelijkerwijs sommige individuele initiatieven - welke zich verzetten tegen het proces van centralisatie en in plaats daarvan een eigen richting gaan, die leidt tot een verlies van samenhang en uiteindelijk tot het uiteenvallen van het geheel. Maar ze is daarentegen volledig afhankelijk van de individuele initiatieven en de verscheidenheid van het hele politieke organisme. Het langdurige karakter van centralisatie is juist het gevolg van de noodzaak om gezamenlijk een oplossing te vinden voor deze verscheidenheid, de synthese van de meningsverschillen - de enige manier om het geheel samen te brengen en te verrijken tot een hogere eenheid.
De marxistische opvatting van centralisatie is derhalve niet monolithisch. Ze staat toe, en eist in feite, de uitdrukking van minderheidsstandpunten - met als doel de meerderheid te overtuigen en de hele organisatie op het juiste pad te brengen. De gedecentraliseerde of federalistische opvatting, die stelt dat de minderheid niet mag worden bekritiseerd, en niet mag worden onderworpen aan de eenheid van de organisatie terwijl de discussie voortduurt, is in feite autoritair omdat ze het arbitraire opleggen betekent van een deel aan het geheel. [12]
Centralisatie komt voor de aanhangers van 'persoonlijke vrijheid' altijd over als hiërarchisch, omdat ze het principe van afvaardiging inhoudt. Congressen bijvoorbeeld, die de algemene doeleinden van de organisatie formuleren, kunnen onmogelijk permanent zitting houden en zich bezighouden met de enorme hoeveelheid dagelijkse taken van de organisatie en in het bijzonder met haar interventie in de arbeidersklasse. Zij moeten hun taken delegeren aan de centrale organen die hun oriëntaties vertalen naar het dagelijkse leven van de organisatie. Het mandateren van centrale organen en het terugkoppelen van dit mandaat op het daaropvolgende congres, om deze te verifiëren, is een kenmerk van de revolutionaire marxistische politieke organisatie.
Het principe van afvaardiging en handhaving van de eenheid tijdens de debatten over meningsverschillen betekent niet een teveel aan centralisatie, het is centralisatie: de levensader van de revolutionaire organisatie. De afkeer van deze principes betekent uiteindelijk de bevestiging van de overheersende wil van het individu of van een minderheid over het belang van het geheel. Dat, en niet centralisatie, is autoritair.
Een interessant aspect van Devrims persoonlijk verslag is dat hij de IKS bekritiseert voor een teveel aan intern debat en daardoor dus te veel verscheidenheid en individuele initiatieven aan de ene kant, maar aan de andere kant hekelt hij de organisatie omdat ze te theoretisch samenhangend is, waar niets van zijn plaats raakt waardoor er geen ruimte voor individueel initiatief zou overblijven.
Devrim bekommert zich in zijn verslag niet om de verzoening van deze schijnbare tegenspraak: dat een organisatie op hetzelfde moment zowel intens zelfkritisch en intens samenhangend kan zijn. [13] In feite is er geen tegenspraak tussen deze twee tegenpolen – we zijn van mening dat ze elkaar aanvullen en onderling van elkaar afhankelijk zijn.
De traditie van de marxistische linkerzijde, waar de IKS toe behoort, is altijd gekenmerkt door een kritische geest die niet alleen maar gericht is op de bourgeoisie en de kapitalistische samenleving, maar ook op zichzelf, op haar eigen partijen en hun concessies aan de bourgeoisie, op theoretische fouten en theoretische onvolmaaktheden met betrekking tot veranderingen in de gebeurtenissen en in de historische periodes. De politieke uitgangspunten die de IKS verdedigt, zijn het resultaat van langdurige inspanningen om de beginselen, of opvattingen over deze beginselen, in vraag te stellen, iets dat nodig werd bevonden in het licht van de constante evolutie van de maatschappelijke realiteit en het ontstaan van nieuwe situaties, waarin nieuwe antwoorden en analyses nodig waren. De visie van de IKS over de rol van de partij of de staat in de overgangsperiode bijvoorbeeld is het resultaat van een langdurige en moeizame theoretische ontwikkeling onder de kommunisten en vereiste, na de nederlaag van de Oktoberrevolutie, tientallen jaren van debat en confrontatie.
En in de geschiedenis van de IKS zelf heeft intern debat geleid tot de verwerping van een eens vanzelfsprekende analyse uit de marxistische traditie, zoals Lenin's theorie van de zwakke schakel - de opvatting dat de revolutionaire socialistische omvorming zou uitgaan van de perifere landen van het kapitalisme. De IKS stelde daartegenover dat de drijvende kracht voor de proletarische revolutie zal uitgaan van West-Europa, waar de meest ervaren sectoren van de arbeidersklasse en met de meest intelligente bourgeoisieën zich bevinden. [14]
Een permanente kritische houding ten opzichte van de verworvenheden van de marxistische traditie, in het licht van de nieuwe problemen die zich stellen in verband met de ontwikkeling van de gebeurtenissen, is dus een onmisbaar aspect van de marxistische theorie.
Dit betekent dat elke militant deze kritische benadering ter harte neemt, de noodzaak erkent om voor zichzelf na te denken - en weigert om de dingen zonder meer voor waar aan te nemen.
Tegelijkertijd kan de marxistische kritiek alleen ernstig genoeg zijn als ze een zoektocht impliceert naar een nieuwe samenhang. Alleen de zoektocht naar nieuwe syntheses, die ofwel de oude verrijken of die zelfs verwerpen, kan tot de wortel gaan.
Het marxistische doel is altijd het scheppen of herscheppen van een theoretisch en politiek totaalbeeld dat het 'algemene verloop' van de strijd van de arbeidersklasse schetst, aangezien die strijd in de loop van de tijd, door veranderende omstandigheden, evolueert. De noodzaak van een eengemaakte theoretische opvatting van de belangen van het proletariaat is een vitale tegenhanger van de organisatorische eenheid. Theoretische eenheid of coherentie, net als een gecentraliseerde organisatie, is niet hetzelfde als conformiteit of eenvormigheid. Elke coherentie bevat potentiële tegenspraken. En deze latente tegenspraken leiden naar nieuwe debatten en dus noodzakelijkerwijs naar nieuwe conclusies.
Verscheidenheid is dus geen doel op zich, zoals het toejuichen van meningsverschillen om de meningsverschillen, waar de anarchisten in geloven, maar het middel tot het grotere zelfbewustzijn van het proletariaat als een eengemaakte revolutionaire klasse.
Op dezelfde manier is het doel van de debatten die binnen de organisatie plaatsvinden, niet de autoriteit van een of andere 'leider' te versterken, maar om de grootste helderheid, de grootste homogeniteit binnen de organisatie te bereiken, dat wil zeggen, om te vechten tegen de omstandigheden die de noodzaak van 'leiders' oproepen.
De kracht van de ideeën van de revolutionaire organisatie in de arbeidersklasse moet, op lange termijn beschouwd, niet verlopen via de verwatering van haar beginselen en analyses of de verwerping van de coherentie, zoals Devrim denkt, maar door de grotere concentratie en diepgang van haar theorie.
Dit alles stelt bijzondere theoretische eisen aan de revolutionaire militant. Een van de belangrijkste eisen is dat ze verder kijken dan hun eigen persoonlijke indrukken en gevoelens.
Maar Devrims hele verslag van zijn negatieve ervaringen in de IKS blijft steken in de eerste fase, die van persoonlijke impressies, en bereikt nooit het niveau van een discussie over de politieke en organisatorische beginselen, die de kern vormen van de marxistische revolutionaire organisatie.
In Devrims kritiek bestaat er geen gedetailleerde alternatieve opvatting van de revolutionaire organisatie. Maar in zijn kritiek op de IKS zegt hij impliciet dat het alternatief minder streng moet zijn ten aanzien van de integratie van nieuwe leden, minder gecentraliseerd, zodat de verschillende onderdelen van de organisatie meer zelfstandigheid hebben. Het zou minder tijd moeten besteden aan intern theoretisch debat, minder energie om zichzelf af te grenzen van andere politieke stromingen. Er zou minder aandacht moeten besteed worden aan de gezamenlijke ontwikkeling van samenhangende politieke standpunten en meer gewicht gegeven aan persoonlijke indrukken en gevoelens. Kortom, de revolutionaire organisatie moet minder een politieke uitdrukking zijn van de arbeidersklasse en meer een weerspiegeling van de persoonlijke voorkeuren van de individuele leden.
Daar Devrim geen historische modellen of referentiepunten aanvoert over hoe een dergelijke organisatie eruit moet zien, of hoe de voorgaande mislukkingen, gebaseerd op hetzelfde tekort aan parameters, zouden kunnen worden voorkomen, lijkt zijn alternatief uiterst mistig, en de contouren ervan onbepaald.
Uiteindelijk drukt Devrims kritiek een visie van revolutionair militantisme uit, die totaal anders is dan de marxistische. Deze laatste ziet de vrije ontwikkeling van de militant als een proces van interactie met zijn kameraden, als een kwestie van organisatorische solidariteit, terwijl Devrim de revolutionair beschouwt als iemand die, ten koste van alles, zijn persoonlijke zelfstandigheid moet bewaren, ook al impliceert dat afscheid nemen van de organisatie en dus ook van zijn kameraden.
In een periode waarin de arbeidersklasse haar identiteit als politieke klasse terugwint, is de suggestie dat een bestaande revolutionaire politieke organisatie, één die over een waardevol kommunistisch politiek perspectief beschikt, verouderd is en vervangen moet worden door een vaag bedacht alternatief dat onverschillig staat ten opzichte van politieke standpunten - tja, dit is belachelijk. Niet alleen belachelijk, maar ronduit schadelijk.
Er bestaan vandaag groepen en individuen die zich tot doel stellen de revolutionaire organisaties te vernietigen en de IKS in het bijzonder. Terwijl Devrim het niet eens is met onze betiteling van deze elementen als 'parasitair', heeft hij hun gedragingen en doeleinden toch een keer verworpen als anti-arbeidersklasse - een van de redenen die hem oorspronkelijk aantrok tot de IKS. Maar zijn huidige houding, uitgedrukt in zijn persoonlijke kritiek, welke nu inhoudt dat de IKS het niet waard is om tegen dergelijke aanvallen verdedigd te worden, kan, ongeacht zijn bedoelingen, de destructieve neigingen van de parasieten alleen maar aanscherpen.
De bekommernis om 'persoonlijke vrijheid tegen autoriteit' bevindt zich midden in een niemandsland tussen twee alternatieven: de politieke vastberadenheid van het marxisme enerzijds en de vijandige politieke macht van de bourgeoisie, en degenen die zich in dienst hebben gesteld van de laatste, anderzijds. In werkelijkheid is er geen neutrale middenweg tussen deze beide politieke polen.
Het is duidelijk welke van deze twee kampen echte revolutionairen moeten verkiezen.
Como
1. libcom.org/library/my-experience-icc-devrim-valerian [154]
2. We bedoelen dat ze als organisaties van het proletariaat ten onder gingen, maar niet noodzakelijk volledig verdwenen. De Duitse Sociaal-Democratische Partij bijvoorbeeld, die zich in 1914 aansloot bij de imperialistische oorlogsinspanningen, bestaat vandaag de dag nog steeds als één van de belangrijkste politieke partijen van de Duitse staat. Wij maken hier geen volledige vergelijking tussen het IKS met haar kleine invloed en de Tweede en de Derde Internationale. Maar het cruciale belang van de politieke positionering, welke beslist over leven of dood van een revolutionaire organisaties blijft in deze historische referenties in de kern volledig toepasbaar. We hebben hier niet de ruimte in te gaan op andere, minder bekende voorbeelden.
3. Niets van dit alles houdt in dat Devrim een of ander internationalistische politiek standpunt of een van de principiële standpunten van de Kommunistische Linkerzijde verlaten heeft. Maar hij vond het niet nodig ze te bevestigen in zijn verslag - waarschijnlijk omdat hij denkt dat zo’n stellingname relatief onbelangrijk is. Ons doel is veeleer om kritiek te leveren op de gedachte dat de bekommernis om dergelijke politieke standpunten het product is van een vervlogen tijdperk.
4. Want theorie "wordt een materiële kracht zodra de massa’s erdoor worden gegrepen": Marx in Een Bijdrage tot een Kritiek van de Hegelse Rechtsfilosofie, doelende op de massa’s van de arbeidersklasse.
5. De Anarchisten en de oorlog (I): De Anarchisten en de Eerste Wereldoorlog. https://nl.internationalism.org/node/721 [155]
6. Andere anarchisten keerden zich natuurlijk tegen de imperialistische oorlog, grotendeels op basis van diezelfde leuzen. Dit toont alleen aan dat deze leuzen niet voldoende zijn om een duidelijk klassestandpunt uit te werken tegen de imperialistische oorlog, om daartoe te komen was en is het marxisme en de marxistische revolutionaire organisatie nodig.
7. Zie de Stellingen van de IKS: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme. https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het- [156]
8. Wij suggereren niet dat Devrim zelf niet in staat is een dergelijke verklaring te ontwikkelen maar dat, op basis van zijn politieke standpunt, hij het niet als een waardevolle inspanning beschouwt omdat het een verouderde bekommernis om politieke standpunten zou inhouden.
9. Het zou te eentonig worden om ze hier te weerleggen. En het zou in ieder geval leiden tot het onthullen van nog meer alledaagse en persoonlijke gegevens over de interne leven van de IKS, wat alleen maar de belangstelling zou wekken van kwaadsprekers… of de politie.
10. In feite 'werven' we niet: dit is een militaire of een linkse visie. Militant worden is één van de meest persoonlijke, vrijwillige beslissingen in iemands leven!
11. Deze negatieve houding ten opzichte van de individuele vrijheid is niet los te denken van de visie van de utilitaristische filosoof John Stuart Mill die vrijheid in wezen definieerde als een ontbreken van beperkingen. Marx stelde daar in De Heilige Familie tegenover dat de mens vrij is "niet door de negatieve kracht om dit of dat te mijden, maar door de positieve kracht, zijn ware individualiteit te bevestigen", dat afhangt van de sociale mogelijkheden hiertoe. ('Kritische Schlacht gegen den französischen Materialismus')
12. Zie: “Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionair organisatie”, punt 3. https://nl.internationalism.org/ir/16_function [157]
13. Devrims verslag is eerlijk genoeg om de oude laster tegen te spreken dat "de IKS het interne debat verstikt”.
14. Kritiek van de theorie van de zwakste schakel: het proletariaat van West-Europa in het hart van de klassenstrijd. https://nl.internationalism.org/rint/17/zwakkeschakel [158]
De geweldige ideologische campagnes van de Europese bourgeoisie over het terrorisme (de zaak Schleyer in Duitsland, de zaak Moro in Italië), een vijgenblad voor een enorme versterking van de terreur van de burgerlijke staat, heeft de bezorgdheid van de revolutionairen ten aanzien van de kwestie van het geweld, de terreur en het terrorisme een bepaalde tijd op de voorgrond geplaatst.
Deze kwestie is niet nieuw voor de kommunisten: decennia na elkaar hebben zij de barbaarsheid gestigmatiseerd waarmee de heersende klasse haar macht handhaaft over de maatschappij, de wreedheid die de meest democratische regeringen ontketenen bij de geringste dreiging van de bestaande orde. Zij hebben duidelijk aan kunnen tonen dat het niet de muggenprikken zijn van enkele wanhopige elementen, afkomstig uit de ontbinding van de kleinburgerlijke lagen, die door de huidige officiële campagne worden geviseerd, maar de arbeidersklasse waarvan de noodzakelijk langzaam ontwikkelende opstand, bij haar ontwaken, de enige ernstige bedreiging zal vormen voor het kapitalisme.
Het was dus de taak van de revolutionairen om deze campagnes aan te klagen voor wat zij waren en eveneens de domme slaafsheid van de uiterst linkse groepen te onderstrepen, zoals die van bepaalde trotskisten, die hun tijd verdoen om de ‘Rode Brigades’ aan te klagen omdat zij Moro ‘zonder voldoende bewijs’ en ‘zonder goedvinden van de arbeidersklasse’ hadden veroordeeld. Maar tegelijkertijd met het aanklagen van de burgerlijke terreur, met het bevestigen van de noodzaak voor de arbeidersklasse om in de vernietiging van het kapitalisme geweld te gebruiken, moesten de revolutionairen bijzonder duidelijk zijn
- over de werkelijke betekenis van het terrorisme;
- over de vorm die het geweld van de arbeidersklasse in zijn strijd tegen de bourgeoisie aanneemt.
En hier moeten we vaststellen dat er, zelfs binnen de organisaties die klasse-standpunten verdedigen, een zeker aantal misvattingen bestaan waarbij het geweld, de terreur en het terrorisme synoniem zijn en waarbij ervan uit wordt gegaan dat
- ‘er een terrorisme kan bestaan dat uitgaat van de arbeidersklasse’;
- de arbeidersklasse, tegenover de ‘witte terreur’ van de bourgeoisie, zijn eigen ‘revolutionaire terreur’ moet stellen, die er in zekere zin de symmetrie zou van vormen.
De bordigistische IKP (PCI, Internationale Kommunistische Partij) heeft zich blijkbaar tot de meest uitdrukkelijke vertolker van dit soort van verwarring gepresenteerd , door bijvoorbeeld te schrijven
“Van het stalinisme verwerpen zij (Marchais en Pelikan) slechts de revolutionaire aspecten, de enige partij, die de dictatuur, de terreur van de proletarische revolutie… had geërfd”. (Programme Communiste nr. 76, blz. 87)
Voor deze organisatie is de terreur, zelfs wanneer zij door stalinisme wordt gebezigd, van revolutionaire aard en zou er een identiteit bestaan tussen de methoden van de proletarische revolutie en die van de ergste contrarevolutie, die op de arbeidersklasse is losgelaten.
Bovendien heeft de PCI de neiging gehad om, op het moment van de Baader-Meinhoff-zaak, de terroristische daden van hen en die van hun metgezellen, ondanks bezwaren over de impasse die deze daden veroorzaakten,voor te stellen als voortekenen en een voorbeeld van het toekomstige geweld van de arbeidersklasse. Zo kan men in ‘Le Proletaire’nr. 254 lezen:
“Met bezorgdheid hebben wij het tragische epos gevolgd van Andreas Baader en zijn metgezellen, die aan deze beweging hebben deelgenomen, die van de langzame accumulatie van de voorwaarden voor de proletarische opleving…”, en, verder: “De proletarische strijd zal andere martelaren moeten kennen…”
Uiteindelijk komt het idee van een ‘terrorisme van de arbeidersklasse’ duidelijk naar voren in de volgende passage: “Kortom, om revolutionair te zijn, is het niet voldoende om het geweld en de terreur van de burgerlijke staat aan te klagen, men moet ook het geweld en het terrorisme opeisen als absoluut noodzakelijke wapens van de ontvoogding van het proletariaat”. (Le Prolétaire nr. 253)
Als we de eenvoudige definities van het woordenboek en het misbruik van de taal die bepaalde revolutionairen van het verleden per ongeluk hebben kunnen begaan, buiten beschouwing laten, dan stelt de hiernavolgende tekst dus voor om, ten opzichte van dit soort verwarring, de verschillen uiteen te zetten die er met name vanuit het oogpunt van hun klasse-inhoud bestaan tussen het terrorisme, de terreur en het geweld, dat de arbeidersklasse genoodzaakt zal zijn om te gebruiken, om zijn emancipatie te kunnen verwezenlijken.
Het erkennen van de klassestrijd betekent het direct aanvaarden van het geweld als een van zijn fundamentele elementen, die er aan verbonden is. Het bestaan van klassen betekent dat de maatschappij is verscheurd door onverzoenlijke belangentegenstellingen. Op basis van deze tegenstellingen vormen zich de klassen. De sociale verhoudingen die tussen de klassen ontstaan, zijn dus noodzakelijkerwijs van oppositionele en tegengestelde aard, dat wil zeggen, van strijd.
Het tegenovergestelde beweren, te pretenderen dat men deze feitelijke situatie door de welwillendheid van de een en de andere kan overwinnen, door de samenwerking en harmonie tussen de klassen, betekent dat men buiten de werkelijkheid staat, volop in de utopie.
Dat de uitbuitende klassen dergelijke illusies aanhangen en verspreiden is niet verrassend. Zij zijn er ‘natuurlijk’ van overtuigd dat er geen andere, geen betere maatschappij kan bestaan, dan die waarvan zij de heersende klasse zijn. Deze blinde en absolute overtuiging wordt hen gedicteerd door hun belangen en voorrechten. Hun klasse-belangen en –voorrechten vallen samen met het soort maatschappij, die zij beheersen. Ze hebben er dus belang bij om de overheerste en uitgebuite klasse voor te houden de strijd op te geven, om de bestaande orde te aanvaarden; om zich aan de ‘historische wetten’ te onderwerpen, wetten die volgens hen onveranderlijk zijn. Deze heersende klassen zijn tegelijkertijd objectief beperkt en niet in staat om de dynamiek van de klassestrijd (van de onderdrukte klassen) te begrijpen en subjectief hebben zij er het allergrootste belang bij om de onderdrukte klassen hun verzet te doen opgeven, door hun strijdwil, middels allerlei misleidingen, te vernietigen.
Maar de heersende uitbuitende klassen zijn niet de enige die zo'n houding aannemen ten aanzien van de klassestrijd. Bepaalde stromingen hebben geloofd dat het mogelijk is de klassestrijd te kunnen vermijden door een beroep te doen op de intelligentie, op meer welwillend begrip, op de mensen van goede wil, teneinde een harmonische, broederlijke maatschappij van gelijkheid te scheppen. Dat waren bijvoorbeeld de utopisten aan het begin van het kapitalisme. Deze laatsten waren, in tegenstelling tot de bourgeoisie en haar ideologen, er absoluut niet in geïnteresseerd om de klassestrijd toe te dekken, in het belang van de handhaving van de voorrechten van de heersende klassen
Als zij aan de klassestrijd voorbijgingen is dat omdat zij de historische gronden voor het bestaan van klassen niet begrepen. Zij gaven aldus blijk van een onrijpheid van het begrip ten opzichte van de werkelijkheid, van deze werkelijkheid waar het bestaan van de klassestrijd, van de strijd van het proletariaat tegen de bourgeoisie, die in feite reeds bestond. Terwijl ze blijk gaven van de onvermijdelijke achterstand van het bewustzijn op het bestaan, waren zij een uitdrukking van deze inspanning van bewustwording, elementen van dit theoretische gestamel van de klasse. Daarom worden zij terecht beschouwd als de voorlopers van de socialistische beweging, met een aanzienlijke inbreng in deze beweging die, in zijn ontwikkeling, met het marxisme een wetenschappelijke en historische grondslag voor de klassestrijd van het proletariaat zou vinden.
Dit gaat niet op voor alle humanistische, pacifistische bewegingen, enzovoort, die sinds de tweede helft van afgelopen eeuw opbloeiden en die beweerden de klassestrijd te negeren. Die hadden niet de minste inbreng in de emancipatie van de mensheid. Zij zijn de slechts de uitdrukking van kleinburgerlijke klassen en sociale lagen, die historisch ouderwets en machteloos zijn, en die in de moderne maatschappij bestaan, in de tang genomen door de strijd tussen het kapitalisme en het proletariaat.
Hun a-klassistisch, interklassistisch, anti-klassestrijd - ideologie vormen even zovele jammerklachten van een machteloze klasse, die geen enkele toekomst heeft, noch in het kapitalisme en nog minder in de maatschappij die het proletariaat geroepen is om te scheppen: het socialisme. Betreurenswaardig en belachelijk, ten prooi aan absurde illusies, kunnen zij de vooruitgang en de strijdwil van het proletariaat slechts belemmeren. En om dezelfde reden zijn zij uitmuntend bruikbaar, en zeer vaak gebruikt door kapitalisme, dat er alles belang bij heeft om alles zal gebruiken dat kan dienen als wapens b ij die misleiding.
Het bestaan van klassen, van de klassestrijd impliceert noodzakelijkerwijs klassegeweld. Enkel beklagenswaardige zeurpieten of doortrapte charlatans (zoals de sociaaldemocratie) kunnen deze gevolgtrekking verwerpen. In het algemeen is het geweld een kenmerk van het leven en vergezelt het heel zijn verloop. Elke daad houdt een zekere graad van geweld in. De beweging zelf is in feite geweld, aangezien zij het resultaat is van de constante verstoring van het evenwicht, welke voortvloeit uit de botsing tussen tegengestelde krachten.
Het was aanwezig onder de eerste menselijke groeperingen; en komt trouwens niet noodzakelijkerwijs tot uitdrukking in de vorm van openlijk lichamelijk geweld. Wat deel uitmaakt van het geweld is alles wat dwang, een krachtsverhouding, bedreiging inhoudt. Geweld betekent een beroep doen op een lichamelijke of fysiologische agressie jegens andere wezens, maar het bestaat eveneens als een bepaalde situatie of beslissing wordt opgelegd vanwege het simpele feit dat men beschikt over de middelen voor zo’n agressie, zonder deze werkelijk te gebruiken. Maar zelfs als het geweld zich in een van deze vormen voordoet, zodra er beweging of leven bestond, maakte de verdeling van de maatschappij in klassen er een van de belangrijkste grondslagen van de maatschappelijke verhoudingen van, die met het kapitalisme helse afgronden bereikte.
Elke klasse-uitbuiting baseert haar macht op het geweld en een altijd toenemend geweld totdat het de voornaamste maatschappelijke instelling wordt. Het geweld wordt de voornaamste pijler, die het hele maatschappelijk gebouw ondersteunt en waarborgt en zonder welke de maatschappij onmiddellijk zou instorten. Noodzakelijk product van de uitbuiting van de ene klasse door de andere, wordt het geweld, in zijn meest geavanceerde vorm georganiseerd, geconcentreerd, geïnstitutionaliseerd in de staat. Ze wordt dialectisch een fundamentele voorwaarde voor het bestaan en voor de handhaving van de maatschappij van uitbuiting.
Tegenover dit steeds bloediger en moorddadiger geweld van de uitbuitende klassen kunnen de uitgebuite en onderdrukte klassen, als zij zich willen bevrijden, slechts hun eigen geweld stellen. Een beroep doen op de ‘menselijke’ gevoelens van de uitbuitende klassen, zoals religieuzen van het slag Tolstoj en Gandhi of de socialisten in een nepbontjas doen, is in wonderen geloven, is aan de wolven vragen om op te houden wolven te zijn en zich in lammeren te veranderen. Het is aan de kapitalistische klasse vragen om niet langer een kapitalistische klasse te zijn, maar om zichzelf in arbeidersklasse om te toveren.
Het geweld van de uitbuitende klasse, dat eigen is aan haar wezen, kan slechts worden gestopt door het revolutionaire geweld van de onderdrukte klassen. Het begrijpen, het voorzien, het voorbereiden, het organiseren, is het niet alleen een beslissende voorwaarde voor de overwinning van de onderdrukte klassen, maar deze overwinning zorgt er ook voor dat het lijden minder lang duurt. Iemand die ook maar de minste aarzeling of twijfel kent met betrekking tot dit onderwerp, is geen revolutionair.
Wij hebben gezien dat de uitbuiting onvoorstelbaar is zonder geweld, het ene is organisch onafscheidelijk van het andere. Hoewel geweld kan bestaan buiten uitbuitingsverhoudingen, is de laatstgenoemde (de uitbuiting) daarentegen slechts te realiseren met en door het geweld. Zij verhouden zich tot elkaar als de longen en de lucht, de longen kunnen niet functioneren zonder zuurstof.
Net zoals met de overgang van het kapitalisme naar de imperialistische fase, verkrijgt het geweld, als het wordt gecombineerd met de uitbuiting, een hele nieuwe en bijzondere kwaliteit. Het is niet meer een toevallig of ondergeschikt gegeven, maar zijn aanwezigheid is een constante geworden, op alle niveaus van het maatschappelijk leven. Zij doordringt alle verhoudingen, dringt door tot in alle poriën van het maatschappelijk lichaam, zowel op algemene als op het persoonlijke vlak.
Uitgaande van de uitbuiting en de noodzaak om de arbeidersklasse te onderwerpen, dringt het geweld zich op massale wijze op aan alle verhoudingen tussen de verschillende klassen en lagen van de maatschappij, tussen de industrielanden en de onderontwikkelde landen, tussen de industrielanden zelf, tussen man en vrouw, ouders en kinderen, leerkrachten en leerlingen, tussen personen onderling, tussen de bestuurders en bestuurden. Zij specialiseert, structureert, concentreert zich in verscheidene lichamen: de staat, met zijn staande legers, zijn politie, zijn gevangenissen, zijn wetten, zijn folteraars tendeert ernaar om zich boven de maatschappij te stellen en deze te overheersen.
Om de uitbuiting van de mens door de mens te verzekeren, wordt het geweld de belangrijkste activiteit van de maatschappij, waaraan zij elke keer een groter deel van haar economische en culturele hulpbronnen besteed. Het geweld is verheven tot de status van een kult, een kunst, een wetenschap. Een wetenschap, die niet alleen op de militaire kunst, op de bewapeningstechniek, maar op alle gebieden, op alle niveaus wordt toegepast, tot aan de organisatie van de concentratiekampen, de installaties van gaskamers, de kunst van de snelle en massale uitroeiing van hele volkeren. En zelfs tot aan de oprichting van echte universiteiten voor de wetenschappelijke, psychologische foltering, waar een overvloed aan gekwalificeerde folteraars diploma’s kunnen behalen en hun bekwaamheden in de praktijk kunnen brengen.
Een maatschappij die niet alleen “uit alle poriën druipt van bloed en vuil” zoals Marx stelde, maar die noch verder kan leven noch één moment kan ademen buiten een vergiftigde en bedorven atmosfeer van kadavers, doden, vernietigingen, moordpartijen, lijden en foltering. In zo’n samenleving heeft het geweld zijn climax bereikt, en verandert ze van kwaliteit: het wordt Terreur.
Spreken over het geweld in het algemeen, in algemene termen, zonder naar de concrete voorwaarden, de historische periodes en naar de klassen te verwijzen die het uitoefenen, kan je niets begrijpen van zijn werkelijke inhoud; met andere woorden: wat het een verschillende, specifieke kwaliteit geeft in de uitbuitingsmaatschappij en waar deze fundamentele wijziging van het geweld in terreur vandaan komt; iets dat niet kan gereduceerd worden tot een eenvoudig kwantitatieve kwestie. Dit kwalitatieve verschil tussen geweld en terreur niet zien is vergelijkbaar met de benadering die zich, met betrekking tot de waren, er tevreden mee zou stellen om tussen de oudheid en het kapitalisme slechts een eenvoudig kwantitatief verschil te zien zonder het wezenlijke, kwalitatieve verschil te bemerken tussen beide fundamenteel verschillende productiewijzen, waarin het voorkomt en welke het omvat.
Naarmate de maatschappij, die is verdeeld in tegengestelde klassen, zich verder ontwikkelt, zal het geweld in de handen van de uitbuitende en heersende klasse steeds meer een nieuw karakter aan te nemen, dat van de terreur. De terreur niet als kenmerk van de revolutionaire klassen op het moment van hun revolutie en voor de vervulling ervan. Dit is een zuiver formele, zeer oppervlakkige visie en komt erop neer de terreur toe te juichen als de revolutionaire daad bij uitstek. Op deze manier eindig je met de volgende axioma: “hoe sterker de terreur, des te dieper, radicaler de revolutie is”. Maar dit wordt volledig geloochend door de geschiedenis.
Heel de periode van haar bestaan heeft de bourgeoisie de terreur geperfectioneerd en gebruikt; niet alleen op het moment van de revolutie (zie 1848 en bij de Commune van Parijs in 1871). De terreur bereikt zijn toppunt, juist op het moment dat het kapitalisme zijn periode van verval intreedt. De terreur is niet de uitdrukking van de revolutionaire aard en actie van de bourgeoisie op het moment van haar revolutie, zelfs wanneer deze op dit soort momenten een spectaculair karakter aanneemt;. Zij is veel meer de uitdrukking van haar aard als uitbuitende klasse die, net als alle uitbuitende klassen, haar macht slechts kan baseren op de terreur. De revoluties, die de opeenvolging van de verschillende uitbuitingsmaatschappijen hebben verzekerd, zijn geenszins de vroedvrouwen van de terreur, maar dragen deze slechts over van de ene op de andere uitbuitende klasse.
De bourgeoisie vervolmaakt en versterkt de terreur, die niet zozeer gericht was tegen de oude heersende klasse, om met haar komaf te maken, maar vooral om haar heerschappij te verzekeren over de maatschappij in het algemeen en tegenover de arbeidersklasse in het bijzonder . De terreur in de burgerlijke revolutie betekent dus geen einde, maar een voortzetting ervan, omdat de nieuwe maatschappij een voortzetting is van maatschappijen van uitbuiting van de mens door de mens. Het geweld in de burgerlijke revoluties betekent geen einde van de onderdrukking, maar de voortzetting van de onderdrukking zonder einde. Daarom kan het alleen maar terreur zijn.
Samengevat kan men de terreur en het specifieke en bijzondere geweld van de uitbuitende en heersende klassen in de geschiedenis, die slechts tegelijk met hen zal verdwijnen, als volgt definiëren. Zijn specifieke kenmerken zijn dat hij:
1) organisch verbonden is met de uitbuiting met als doel deze op te leggen;
2) een daad is van een bevoorrechte klasse;
3) een daad is van een minderheidsklasse van de maatschappij;
4) een daad is van een gespecialiseerd lichaam dat, nauwgezet geselecteerd en gesloten, dat ertoe neigt om zich van elke controle van de maatschappij los te maken;
5) zich reproduceert en eindeloos perfectioneert en zich uitstrekt over alle niveaus, over alle bestaande verhoudingen in de maatschappij;
6) geen andere reden van bestaan heeft dan de onderwerping en de verplettering van de menselijke gemeenschap;
7) gevoelens van vijandigheid en geweld aan wakkert tussen maatschappelijke groepen: nationalisme, chauvinisme, racisme en andere wanstaltigheden.
8) egoïstische gevoelens en gedragingen stimuleert, sadistische agressiviteit, de geest van wraak, een onophoudelijke en dagelijkse oorlog van allen tegen allen, die de hele maatschappij in een oneindige toestand van terreur onderdompelen.
De kleinburgerlijke klassen (boeren, handwerkslieden, kleine handelaars, vrije beroepen, intellectuelen) vormen geen fundamentele klassen in de maatschappij. Zij hebben geen bijzondere productiewijze noch een bepaald maatschappijproject aan te bieden. Zij zijn geen historische klassen in de marxistische zin van het woord. Van alle maatschappelijke klassen zijn zij bij uitstek het minst homogeen. Zelfs als hun beter gesitueerde lagen hun inkomsten verkrijgen uit het gebruik van de arbeid van de anderen en, om die reden, deel uitmaken van de bevoorrechten in de maatschappij, zijn zij in hun geheel gebonden aan de heerschappij van de kapitalistische klasse, waarvan zij de strengheid van de wetten en de onderdrukking ondergaan. Als klasse dient voor hen geen enkele toekomst aan. Het uiteindelijke streven van de beter gesitueerde lagen is om zich op individuele basis te integreren in de kapitalistische klasse.
De minder gesitueerde lagen zijn er, zonder mededogen, toe bestemd om ieder vorm van eigendom en ‘zelfstandigheid’ van bestaan te verliezen en zich te proletariseren. De reusachtige massa van de middenklasse is veroordeeld om te vegeteren, economisch en politiek verpletterd te worden door de heerschappij van de kapitalistische klasse. Hun politiek gedrag wordt bepaald door krachtsverhouding tussen beide fundamentele klassen van de maatschappij: het kapitalisme en het proletariaat. Hun hopeloos verzet tegen de meedogenloze wetten van het Kapitaal leidt hen tot zowel een fatalistische en passieve visie als een overeenkomstig gedrag. Hun ideologie is het individualistische ‘redden wie zich redden kan’ en, op collectieve wijze, de diverse verschillende jammerklachten, de zoektocht naar de ellendige troost, de machteloze en belachelijke pacifistische, humanistische preken van allerlei slag.
Materieel verpletterd, zonder enig toekomstperspectief, vegeterend in een heden met een volledig versperde horizon, ronddolend in een onbegrensde dagelijkse middelmatigheid, vormen ze een gemakkelijke prooi voor allerlei misleidingen, variërend van de meest vredelievende (die van de religieuze sektes, de naturisten, de hippies, de ecologisten, het anti-geweld, de anti-atoombom, de anti-atoomenergie, enzovoort) tot de meest bloeddorstige (die van de Zwarte Honderd, de pogromisten, de racisten, de Ku-Klux-Klan, de fascistische bendes, de gangsters, de huurlingen van allerlei slag, enzovoort).
Vooral in deze laatste, de meest bloeddorstige, vinden zij de compensatie in een bedrieglijke waardigheid voor hun werkelijke ondergang, die de kapitalistische ontwikkeling met de dag dichterbij brengt. Het is de heldhaftigheid van de lafaard, de moed van de hansworst, de roem van de vuile middelmatigheid. Na ze te hebben teruggeworpen in de meest ellendige omstandigheden, vindt het kapitalisme in deze rijen een onuitputtelijke bron voor de rekrutering van de helden van zijn terreur.
Hoewel er in de loop van de geschiedenis door deze klassen soms uitbarstingen van woede en geweld hebben plaatsgevonden, bleven deze zeldzaam en zijn ze nooit verder gegaan dan boerenopstanden en oproeren,
aangezien er voor deze uitbarstingen geen enkel ander vooruitzicht bleef dan verpletterd te worden. In het kapitalisme verliezen deze klassen volledig hun onafhankelijkheid en dienen ze slechts als kanonnenvoer voor de confrontaties, die de verschillende fracties van de heersende klasse aangaan, zowel binnen als buiten de nationale grenzen. Op momenten van revolutionaire crisis en in bepaalde gunstige omstandigheden, zou de diepe ontevredenheid van een deel van deze klassen kunnen dienen als steun voor de strijd van het proletariaat.
Het onvermijdelijke proces van verpaupering en proletarisering van de onderste lagen van deze klassen is een uiterst moeilijk en pijnlijk proces en doet een bijzonder opstandige stroming ontstaan. De strijdlust van deze elementen, die in het bijzonder afkomstig zijn uit de rijen van de handwerkslieden en de gedeklasseerde intelligentsia, berust meer op hun situatie als wanhopige individuen dan op de proletarische klassestrijd, waar ze maar moeilijk aansluiting bij kunnen vinden. Wat hen fundamenteel kenmerkt is: het individualisme, het ongeduld, de scepsis, de ontmoediging. Hun acties zijn meer gericht op de spectaculaire zelfmoord dan op een bereikbaar doel. Terwijl ze ‘hun verleden’ hebben verloren, en geen enkele toekomst voor zich hebben, leven zij in de ellende van het heden; terwijl de woedende opstand daartegen wordt aan gevoeld als iets dat nu en onmiddellijk moet gebeuren.
In contact met de arbeidersklasse en haar historische wording kunnen zij op een vervormde wijze worden geïnspireerd door haar idealen. Maar dat gaat dat zelden het niveau van de verbeelding en de droom te boven. Hun echte visie van de werkelijkheid blijft beperkt tot het terrein van de toevalligheden. De politieke uitdrukking van deze stroming neemt uiterst gevarieerde vormen aan, van strikte individuele acties tot sektevorming; geheime complotten, het plannen van een ‘staatsgreep’ door een minderheid, voorbeeldige acties en terrorisme.
Wat hun eenheid in deze verscheidenheid vormt, is hun gebrek aan besef van het objectieve en historische determinisme van de klassebeweging, en van het historische subject van de moderne samenleving, die als enige in staat is om de sociale omvorming te realiseren: het proletariaat.
Het voortdurend opduiken van de manifestaties van deze stroming wordt veroorzaakt door het permanente proces van proletarisering van deze lagen, dat zich gedurende de hele geschiedenis van het kapitalisme voortzet. Hun diversiteit en verscheidenheid zijn het product van de plaatselijke en toevallige omstandigheden. Dit een maatschappelijke verschijnsel heeft de historische vorming van de proletarische klasse voortdurend vergezeld en is dus in verschillende gradaties vermengd met de beweging van het proletariaat, waarin deze stroming ideeën en een gedragingen binnenbrengt die vreemd zijn aan de klasse. Dat is in het bijzonder het geval met betrekking tot het terrorisme.
Dit essentiële punt moet absoluut benadrukt worden en er moet geen ruimte worden gelaten voor enige dubbelzinnigheid. In de eerste periode van zijn vorming als klasse, had het proletariaat nog niet zijn geëigende organisatievorm gevonden en maakte het gebruikt van geheime genootschappen van samenzweerders, een erfenis van de burgerlijke revolutie. Toch veranderde dat in geen enkel opzicht de klasse-aard van deze organisatievormen, hun ontoereikendheid ten opzichte van de nieuwe inhoud, die van de klassestrijd van het proletariaat. Het proletariaat zou er snel toe worden aangezet om zich van deze organisatievormen en actiemethoden los te maken en ze definitief te verwerpen.
Net zoals het utopische socialisme in een bepaald stadium van proletarische beweging veranderde van een grote positieve bijdrage in een belemmering voor haar verdere ontwikkeling, zo werden de sektes van samenzweerders, in datzelfde stadium, een negatief signaal en werkten ze steriliserend voor de verdere ontwikkeling van de beweging.
Net zoals de theoretische uitwerking haar utopische fase doorliep, verliep de vorming van politieke organisaties van de klasse onvermijdelijk via de fase van sektes van samenzweerders. Maar hier moeten we niet van de nood een deugd maken, en de verschillende stadia van de beweging met elkaar verwarren. We moeten de betekenis van de verschillende stadia van elkaar weten te onderscheiden alsmede de verschillende en tegengestelde manifestaties daarin.
De stroming, die de lagen vertegenwoordigde op de pijnlijke weg naar proletarisering, kon sindsdien niet de minste bijdrage meer leveren aan een reeds ontwikkelde klassebeweging. Deze stroming was niet alleen gedoemd om de sektarische organisatievormen en samenzweringsmethoden te bepleiten. Maar omdat ze steeds verder achteropliep op de werkelijke beweging, zag ze zich genoodzaakt om deze eis tot het uiterste op te drijven, om er een karikatuur van de maken, welke zijn meest extreme uitdrukking vond in het pleidooi voor de terroristische daad.
Het terrorisme is niet eenvoudigweg de terreurdaad. Op die manier plaatst men zich op het terrein van de terminologie. Wat wij willen doen uitkomen en benadrukken is de maatschappelijke betekenis en de verschillen die achter deze termen schuilgaan. De terreur is een systeem van heerschappij, gestructureerd, permanent, van de uitbuitende klassen. Het terrorisme daarentegen is een reactie van een onderdrukte klasse, maar zonder toekomst, tegen de terreur van de onderdrukkende klasse. Het zijn kortstondige reacties, zonder continuïteit, reacties van wraak en zonder vervolg.
Wij vinden de ontroerende beschrijving van dit soort bewegingen in Panaït Istrati en zijn Haïdoucs in de historische context van het Roemenië aan het einde van vorige (19e) eeuw. Wij vinden ze ook terug in het terrorisme van Russische narodniki en, hoe anders ze zich ook voordoen, bij de anarchisten en de bende van Bonnot. Zij zijn altijd van dezelfde aard: de vergelding van de on-machtigen in hun machteloosheid. Zij zijn nooit de aankondiging van iets nieuws, maar de uitdrukking van een einde, van hun eigen einde.
Het terrorisme, als de onmachtige reactie van een machteloosheid, kan de terreur van de heersende klasse niet doen wankelen. Het is niet meer dan een prik van mug in de huid van olifant. Hij kan en wordt daarentegen vaak gebruikt door de staat om zijn terreur te rechtvaardigen en te versterken.
Men moet absoluut de mythe verwerpen die er van uitgaat dat het terrorisme dient of kan dienen als een vonk, die de strijd van het proletariaat op gang brengt. Het zou op minst zeer opmerkelijk zijn dat een klasse, met een historische missie een andere klasse zonder toekomst als de vonk zou moeten gebruiken voor haar eigen strijd.
Het is absoluut absurd te beweren dat het terrorisme van de meest geradicaliseerde lagen van kleinburgerij de verdienste heeft om in de arbeidersklasse de gevolgen van democratische misleiding, van de burgerlijke legaliteit te kapot te maken, en haar de onontbeerlijke weg van het geweld te tonen. Het proletariaat kan geen enkele andere les trekken uit het radicale terrorisme, dan zich ervan te distantiëren en het te verwerpen, want het geweld dat schuilgaat in het terrorisme, bevindt zich fundamenteel op het burgerlijke strijdterrein.
Het inzicht in het noodzakelijkheid en onontbeerlijkheid van het geweld, verwerft het proletariaat uit zijn eigen bestaan, uit zijn strijd, uit zijn ervaring, uit zijn confrontaties met de heersende klasse. Het is een klassegeweld die qua natuur, inhoud, vorm en methoden net zo categorisch verschilt van het burgerlijke terrorisme als van de terreur van de heersende, uitbuitende klasse.
Het is absoluut zeker dat de arbeidersklasse over het algemeen een houding van solidariteit en sympathie zal aannemen - niet ten opzichte van het terrorisme dat zij immers als ideologie, als methode en als organisatiewijze veroordeelt - maar ten opzichte van de elementen die zich met het terrorisme hebben ingelaten. En wel om de redenen, die voor de hand liggen:
1) omdat zij in opstand komen tegen de bestaande orde, die het proletariaat van kop tot teen tracht te vernietigen;
2) omdat zij, net als de arbeidersklasse, eveneens slachtoffers zijn van de wrede uitbuiting en onderdrukking van doodsvijand van het proletariaat; de kapitalistische klasse en zijn staat. Het proletariaat kan enkel blijk geven van zijn solidariteit met deze slachtoffers door te proberen om ze te redden uit de handen van de beulen, van de terreur van de bestaande staat en door ze te trachten los te weken uit de dodelijk gevaarlijke impasse, waarin zij zijn verdwaald: het terrorisme.
Het is niet nodig te wijzen op de noodzaak van geweld in de klassestrijd van het proletariaat. We zouden een open deur intrappen want, het zal weldra twee eeuwen geleden zijn dat de Gelijken van Babeuf in theorie en praktijk de noodzaak en onvermijdelijkheid ervan hebben aangetoond. Het is eveneens nutteloos om deze waarheid te herhalen, alsof het een nieuwe ontdekking zou zijn, dat alle klassen ertoe worden aangezet om geweld te gebruiken en het proletariaat dus ook.
De beperking tot deze gemeenplaats – bijna een banaliteit - leidt tot de lege vergelijking “geweld = geweld”. Op die manier wordt er een gelijkheidsteken geplaatst, een zowel eenvoudige als absurde identiteit, tussen het geweld van het kapitaal en het geweld van het proletariaat. Daarmee wordt hun wezenlijk verschil verduisterd en voorbij gegaan aan het feit dat het ene onderdrukkend en het andere bevrijdend is.
Het voortdurend herhalen van deze tautologie “geweld = geweld” en zich tevreden te stellen met de constatering dat alle klassen het gebruiken om vervolgens hun identieke aard vast te stellen, is net zo intelligent als het gelijkstellen van de handeling van de chirurg, die door middel van een keizersnede nieuw leven in de wereld brengt, met de daad van de moordenaar, die zijn slachtoffer vermoordt door een mes in zijn buik te steken; alleen vanwege het feit dat zowel de ene als de andere gebruik maakt van eenzelfde instrument - het mes - en daarbij een gelijkaardige techniek gebruikt om het object, de buik open te snijden.
Het belangrijkste is niet voortdurend herhalen: ‘geweld’, ‘geweld’, maar om nadrukkelijk hun wezenlijk verschil te onderstrepen en zo duidelijk mogelijk te laten zien waarom en hoe het geweld van het proletariaat zich onderscheidt en verschilt van de terreur en het terrorisme van de andere klassen.
Als we een onderscheid maken tussen terrorisme en klasse-geweld, dan doen we dat niet omdat we twistziek zijn, om terminologische redenen, en omdat we een gevoelsmatige afkeer hebben van het woord terreur, noch vanwege de eer van geïntimideerde maagden. We doen dat om duidelijk de aandacht te vestigen op de verschillen in klasse-aard, inhoud en vorm, die achter hetzelfde woord schuilgaat.
Het woordgebruik loopt achter op de feiten en het gebrek aan onderscheid in woorden is vaak een teken van een onvoldoende uitgewerkte gedachte en houdt een tweeslachtigheid in, die altijd schadelijk is. Als voorbeeld kan men het woord van ‘sociaaldemocratie’ aanhalen, dat in geen enkel opzicht correspondeert met het revolutionaire wezen en met het doel van een kommunistische maatschappij, zoals de politieke organisatie van het proletariaat zich die voorstelt.
Hetzelfde geldt voor het woord ‘terreur’ zoals men dat soms terugvindt in de socialistische literatuur, zelfs in onze klassieken, en dat in verband wordt gebracht met de woorden ‘revolutionair’ en ‘proletariaat’. Er moet dringend worden gewaakt voor misbruik; dat wil zeggen: om letterlijk citaten te nemen uit zinnen, zonder ze te plaatsen in hun context, in de omstandigheden waarin zij werden geschreven, en de partijen waartegen ze waren geschreven, want dan lopen ze het gevaar om de werkelijke gedachtegang van de schrijver te vervormen en te verraden.
Benadrukt moet worden dat de betreffende schrijvers, bij het gebruik van het woord terreur, meestal heel zorgvuldig waren in het uiteen zetten van het fundamentele verschil tussen die van het proletariaat en die van de bourgeoisie, tussen de Commune van Parijs en Versailles, tussen de revolutie en de contrarevolutie in de burgeroorlog in Rusland. Als wij geloven dat het tijd wordt om deze twee termen van elkaar te onderscheiden, dan is dat om de dubbelzinnigheid uit te sluiten die hun identificatie met zich meebrengt - een dubbelzinnigheid die slechts een verschil ziet in de kwantiteit en intensiteit en niet in de klasse-aard.
En zelfs als het slechts gaat om een kwestie van kwantiteit, zou dat voor de marxisten, die zich op de dialectische methode beroepen, een verandering van kwaliteit tot gevolg hebben. Met de verwerping van terreur ten gunste van het klasse-geweld van het proletariaat, hebben we niet alleen voor ogen om onze afkeer als klasse uit te spreken ten opzichte van de reële inhoud van uitbuiting en onderdrukking, die in de terreur besloten ligt, maar eveneens een einde te maken aan het spitsvondige en schijnheilige gedraai over ‘het doel heiligt de middelen’.
De bordigisten, de onvoorwaardelijke verdedigers van de terreur, deze calvinisten van de revolutie, verachten de kwestie van de organisatievormen en -middelen. Voor hen bestaat alleen ‘het doel’ waarvoor iedere vorm en ieder middel, zonder onderscheid, aangewend kan worden. Zij herhalen onvermoeibaar: “De revolutie is een kwestie van inhoud en niet van organisatievorm”, behalve… behalve… wat de terreur betreft. Op dit punt zijn ze behoorlijk categorisch: “geen revolutie zonder terreur”, en je bent geen revolutionair als je niet in staat bent om enkele kinderen te doden. Hier wordt de terreur, die wordt beschouwd als een middel, een absolute voorwaarde, een categorische imperatief voor de revolutie en zijn inhoud. Waarom deze uitzondering? Men zou zich andere vragen kunnen stellen, vanuit het tegenovergestelde gezichtspunt. Als de kwestie van organisatievormen en -middelen echt zo onbelangrijk is voor de proletarische revolutie, is het dan ook niet mogelijk dat zij gerealiseerd wordt in de monarchistische of parlementaire vorm? Waarom eigenlijk niet?
De waarheid is dat iedere poging om inhoud en vorm, doel en middelen te scheiden, pure dwaasheid is. In werkelijkheid zijn vorm en inhoud intrinsiek met elkaar verbonden. Een doel kan niet bereikt worden met om het even welk middel; het vereist geëigende middelen. En die middelen zijn slechts geldig zijn voor een bepaald doel. Iedere andere benadering leidt slechts tot spitsvondige speculatie.
Wanneer wij de terreur verwerpen als een vorm van proletarisch geweld, dan is dat niet om de een of andere morele reden maar omdat de terreur zich, qua inhoud en methode, van nature verzet tegen het doel dat het proletariaat zich voorstelt en nastreeft. Geloven de calvinisten van de revolutie nu echt, en kunnen zij ons er ook van overtuigen dat het proletariaat, om ons doel te bereiken, het kommunisme, zou kunnen en moeten terugvallen op middelen zoals reusachtige concentratiekampen en de systematische uitroeiing van de hele bevolkingen, of door de installatie van een enorm netwerk van gaskamers, dat wetenschappelijk nog meer geperfectioneerd is dan dat van Hitler? Maakt de genocide deel uit van het Programma en van de ‘Calvinistische Weg’ naar het socialisme?
Het is voldoende te wijzen op de punten, zoals we die hebben vermeld, van de belangrijkste kenmerken van de inhoud en methoden van de terreur, om bij een eerste vluchtige blik al de kloof te zien van wat het proletariaat daarvan scheidt en daar tegenover stelt.
1) “organisch verbonden met de uitbuiting en met als doel deze op te leggen”.
Het proletariaat is een uitgebuite klasse en strijdt om de afschaffing van de uitbuiting van de mens door de mens.
2) “een daad van een bevoorrechte klasse” .
Het proletariaat heeft geen enkel voorrecht en strijdt om de afschaffing van elk voorrecht.
3) “een daad van een minderheidsklasse”.
Met de werkers vertegenwoordigt het proletariaat de reusachtige meerderheid van de maatschappij. Sommigen zouden in deze verwijzing misschien onze ‘ongeneeslijke hang naar de principes van de democratie’,van meerderheid en minderheid, willen zien. Maar het zijn zij die geobsedeerd zijn door dit probleem – en te meer daar zij de daden van een minderheid, die de meerderheid schrik aanjaagt, beschouwen als het criterium voor de revolutionaire waarheid.
Het socialisme kan niet worden gerealiseerd als hij niet op de historische mogelijkheid berust en overeenstemt met de fundamentele belangen en met de wil van de enorme meerderheid van de maatschappij. Dat is een van de sleutelargumenten van Lenin in ‘Staat en de Revolutie’, en ook van Marx, als hij verzekert dat het proletariaat zich niet kan ontvoogden zonder de hele mensheid te emanciperen.
4) “het feit dat het een gespecialiseerd lichaam is”…
In het vaandel van het proletariaat staat geschreven: de vernietiging van het staande leger, van de politie, en de algemene bewapening van het volk en vooral van het proletariaat.
”dat ertoe neigt om zich van elke controle van de maatschappij los te maken.”
Als zijn doel verwerpt het proletariaat elke specialisatie, maar vanwege de onmogelijkheid dit onmiddellijk te realiseren, staat ze erop deze te onderwerpen aan de controle van de maatschappij.
5) “zich te reproduceren en eindeloos te vervolmaken”.
Het proletariaat wil aan deze reproductie en perfectionering een einde maken en verbindt zich hiertoe vanaf de eerste dag van zijn machtsovername.
6) “geen andere reden van bestaan hebben dan de onderwerping en de verplettering van de menselijke gemeenschap”.
De doeleinden van het proletariaat zijn diametraal tegenovergesteld. Zijn reden van bestaan is die van de bevrijding en de ontplooiing van de menselijke maatschappij.
7) “gevoelens aanwakkeren van vijandigheid en geweld tussen maatschappelijke groepen: nationalisme, chauvinisme, racisme, enz.”.
Het proletariaat schaft al deze historische anachronismen af, die monsterachtige belemmeringen zijn geworden voor de harmonische vereniging van de hele mensheid, die mogelijk en noodzakelijk is.
8) “stimuleren van egoïstische gevoelens en een gedragingen, sadistische agressiviteit, de geest van wraak, een onophoudelijke en dagelijkse oorlog van allen tegen allen”.
Het proletariaat ontwikkelt daarentegen totaal nieuwe gevoelens van solidariteit, collectief leven, kameraadschap van ‘allen voor één en één voor allen’, een vrije associatie van producenten, een gesocialiseerde productie en consumptie.
En als de essentie van de uitbuitende klassen is om: “de hele maatschappij in een oneindige staat van terreur onder te dompelen”, doet het proletariaat een beroep op het initiatief en de creativiteit van allen die, in een algemeen enthousiasme, hun leven en hun lot in hun eigen handen nemen.
Het klasse-geweld van het proletariaat kan geen terreur zijn omdat zijn bestaansreden juist is om de terreur te breken. Terreur en geweld met elkaar te verwarren, door er dezelfde woorden aan te geven en ze als identiek te beschouwen, is goochelen met woorden. Het gedrag van de moordenaar die zijn mes trekt en de hand, die hem tegenhoudt en de moord verhindert, zijn niet dezelfde.
Het proletariaat kan niet zijn toevlucht nemen tot de organisatie van pogroms, tot lynchpartijen, tot de oprichting van folterscholen, mensenschendingen, tot de processen van Moskou, als middelen en methoden voor de verwezenlijking van het socialisme. Deze methoden laat hij over aan het kapitalisme, omdat zij er deel van uitmaken, er eigen aan zijn hen horen, overeen komen met zijn doelen, en die TERREUR als algemene naam dragen.
Noch het terrorisme voor, noch de terreur kunnen na de revolutie de wapens zijn van het proletariaat voor de ontvoogding van de mensheid.
MC, 1 oktober 1978
Eerder verschenen in: International Review n°. 14 (Engels, Frans, Spaans)
De opkomst van de Britse Onafhankelijke Partij (UKIP), die tijdens de voorbije gemeenteraadsverkiezingen 25% van de stemmen won, veroorzaakte veel consternatie in de media en veel hartkloppingen bij de ‘gevestigde’ partijen. De economische agenda van UKIP is een nogal verwarde mix van meer geld uitgeven voor defensie, gezondheid en onderwijs, gecombineerd met een verlaging van de belastingen. Maar bovenal wil ze de ‘stroom’ van immigranten stoppen en uit de Europese Unie stappen. De andere partijen, met name de Tories [Conservatieven], kijken achterom en vragen zich af: hebben we meer rechts populisme nodig om diegenen terug te winnen die momenteel op de UKIP stemmen?
Het recente succes van de UKIP is grotendeels gebaseerd op de zorgvuldige cultivering van een imago - en de media hebben daar nogal wat aan bijgedragen door de manier waarop ze Farage, de leider van UKIP, en zijn partij portretteren. “Het zijn gewoon drie verschillend gekleurde rozetten”, zegt Farage, “maar ze zijn allemaal van dezelfde partij”. De UKIP, wordt gezegd, staat buiten deze oudbakken gevestigde orde, het is een protestpartij. Nuchtere politici en de redactie van de krant ‘The Guardian’ hebben er zelfs voor gewaarschuwd dat het de uitdrukking is van een ‘anti-politieke’ stemming in dat land. Farage zelf wordt omschreven als iemand, die anders is dan de klonen aan het hoofd van de drie grootste partijen. Hij is een goede kerel die houdt van een biertje en graag lacht om een goede grap in de kroeg.
Het idee dat een partij, die staat voor de ‘onafhankelijkheid van Groot-Brittannië’ buiten de politieke status-quo, is ronduit belachelijk. Het enige waar alle facties van het kapitalisme, van rechts tot links, het over eens zijn, is dat onze loyaliteit vóór alles is gaat naar het land, de natie, het vaderland; en dat er voor deze mythische entiteit, de natie, geschapen vanwege de noodzaak van het kapitalisme om te concurreren op wereldschaal, moet worden gewerkt en geofferd met ons eigen zweet en, indien nodig, met ons bloed. Het Groot-Brittannië van Farage is misschien een beetje legendarischer dan de meeste: maar in wezen is het een terugkeer naar het Groot-Brittannië van Agatha Christie [beroemde schrijfster van detectives] en van [Enid Blyton van de] De vijf [de Britse kinderboekenreeks over vier kinderen en een hond]. Maar afgezet tegen de noodzaak van de mensheid om de natiestaat naar de vuilnisbak van de geschiedenis te verwijzen, is het niet meer of minder reactionair dan, bijvoorbeeld, de Labour/Danny Boyle/SWP mythe van een socialistisch Groot-Brittannië, geheiligd door de instelling van de NHS (National Health Service = nationale gezondheidszorg) en de nationalisatie van de spoorwegen.
Mythologie is echter niet ontstaan uit het niets: het is altijd een vertekende weergave van echte tendensen. Wat zijn de belangrijkste realiteiten achter het fenomeen UKIP?
UKIP is meer dan de meeste partijen in Groot-Brittannië, een product van een proces van desintegratie die de huidige maatschappelijke orde uiteenscheurt. De wereldwijde economische crisis, die al decennia lang steeds erger wordt, bereikte een nieuw hoogtepunt met de zogenaamde ‘kredietcrisis’ in 2007, en de EU was het centrum van de stuiptrekkingen, die in haar kielzog volgden.
Het openlijke bankroet, niet alleen van particuliere financiële instellingen, maar van hele landen zoals Griekenland en Spanje, heeft het voortbestaan van de EU ter discussie gesteld. Het klopt dat de vraag naar Duits kapitaal ter ondersteuning van het groeiende aantal ‘zieke mannen van Europa’ een nieuw impuls heeft gegeven aan een meer gecentraliseerd, federaal Europa, dat in staat is om de lidstaten bezuinigingen en de begrotingsdiscipline op te leggen. Maar de erkenning dat dit wezenlijk neerkomt op een door Duitsland overheerst Europa, kan alleen maar de tendens versterken van elke natie om op eigen houtje verder te gaan, naar een open breuk met de EU, de euro en het hele Europese project.
De onmogelijke tegenspraken van de kapitalistische economie, en het uiteenvallen van het mondiale instellingen, die door de heersende klasse geschapen waren om de crisis te beheersen, hebben hun parallel in de toenemende versnippering van het politieke leven van de heersende klasse: een groeiend probleem om de politieke machinerie op een samenhangende manier te beheren, om de meest ‘rationele’ partijen aan het bewind te houden, om het eens te zijn over het juiste beleid voor het nationale kapitaal. De woekering van rechtse populistische partijen in ieder land in Europa, van het Front National in Frankrijk tot Geert Wilder's Nederlandse Partij voor de Vrijheid, alsmede de Gouden Dageraad in Griekenland, is een duidelijk teken van de manier waarop de ontbinding van het kapitalisme zich uitdrukt op politiek vlak.
Bijna al deze populistische partijen hebben een karakteristieke gemeenschappelijke eigenschap: het zoeken naar een zondebok. Tijdens de economische depressie van de jaren 1930 waren de Joden de voornaamste zondebok. Zij werden gestraft voor zowel de onregelmatigheden van het financiële kapitaal als voor de dreiging van het kommunisme. Zondebokken zoeken is een organisch product van een maatschappelijke verhouding waarin de uitbuiting van de mens door de mens verborgen blijft achter de krachten van de markt. Geconfronteerd met de gevolgen van de kapitalistische crisis, zoals werkloosheid en staatsschuld, is het veel gemakkelijker om een identificeerbare, persoonlijke vijand de schuld te geven dan in te zien dat de onpersoonlijke economische wetten er de oorzaak van zijn.
Dus wordt het probleem vandaag persoonlijk opgevat, enerzijds in de vorm van de bankiers (die nog steeds tamelijk eenvoudig gelijkgesteld kunnen worden aan de Joden), en anderzijds, in de vorm van de immigranten, de ‘stroom’ van moslims, Oost-Europeanen, Afrikanen of anderen, die ‘onze banen’ inpikken en ‘misbruik maken van onze uitkeringen’, om nog maar te zwijgen van de besmetting van onze manier van leven met drugs, criminaliteit en terrorisme.
Maar de overgrote meerderheid van de immigranten en emigranten wordt gevormd door mensen die van het ene land naar een ander land worden verdreven, door de economische crisis, de ecologische rampen, en de oorlog - en dus ook door dezelfde onpersoonlijke krachten die de industrieën in geïndustrialiseerde landen decimeren, die aan de grondslag liggen van de schuldenlast die drukt op de wereldeconomie, die de beheerders van het systeem - de politici en bureaucraten – dwingen banen en uitgaven voor de sociale zekerheid te schrappen. De immigranten de schuld geven voor deze aanvallen is niet alleen een miskenning van de werkelijkheid. Het schept een giftige verdeeldheid onder al degenen die worden uitgebuit door het [kapitalistisch] systeem en die zich ertegen moeten verenigen - niet op grond van nationaliteit, etnische afkomst of religie, maar op basis van één klasse.
Het is geen toeval dat het vraagstuk van de immigratie, het vraagstuk van de rassen, als het erop aan komt - zo centraal staat in het platform van UKIP. Dit is waarom zij bijzondere regels moeten hebben, die een blokkade opwerpen tegen de toestroom van voormalige leden van de BNP en andere openlijk racistische partijen. Maar afgaande op enkele van de meest recente schandalen, lijken een aantal zeer dubieuze elementen door de mazen van het net te zijn geglipt.
Hun ‘respectabele’ racisme is nog aantrekkelijk genoeg voor degenen die dit zien als een stap op weg naar meer radicale en gewelddadige vormen van de ‘rassenoorlog’. Maar laten we ons niet teveel vastpinnen op de anti-immigratie houding van UKIP. Alle andere partijen delen hetzelfde standpunt: Groot-Brittannië is een fort en moet worden beschermd tegen de indringers. Vandaar de harde nieuwe maatregelen tegen illegale immigranten die in de troonrede zijn aangekondigd. UKIP is gewoon een andere rozet van hetzelfde kapitalistische kamp.
Amos / 11.05.2013
We publiceren hier een kritiek op het artikel ‘Op weg naar een Communistische Verkiezingsstrategie’, dat onlangs verscheen op de website van de Communist League van Tampa (Florida, USA). Wij hebben reeds eerdere correspondentie tussen ons en de CLT gepubliceerd, waarin we ook enkele van de belangrijkste verschillen tussen de IKS en de CLT belichtten zoals over de opzet van de ‘massapartij’, de vraag of de communistische partij de macht moet overnemen, en de relevantie van de oude sociaaldemocratische programma’s voor het huidige communistische project[1].
Met de publicatie van het artikel ‘Op weg naar een Communistische Verkiezingsstrategie’ door Donald Parkinson[2], lijken deze verschillen groter te zijn geworden, of tenminste iets duidelijker. Een vergelijkbaar proces schijnt aan de gang te zijn tussen het Tampa-groep en haar filiaal in Miami, die nu haar naam heeft veranderd in de Workers Offensive Group en een geheel van standpunten heeft aangenomen, die veel meer in lijn zijn met die van de links-communisten. Tegelijkertijd heeft de Miami-groep verklaard dat zij de discussie met de groep in Tampa wil onderhouden.[3] Wij steunen dit besluit en willen de discussie tussen onszelf en Tampa eveneens voortzetten en vandaar de huidige bijdrage, die naar wij hopen, een reactie zal ontlokken van de Tampa groep en anderen.
Wij denken dat dit debat over de verkiezingen bijzonder belangrijk is, niet in het minst omdat er in het huidige politieke klimaat in de VS een enorme druk ligt op al diegenen die zich opstellen tegen het kapitalistische systeem, om hun principes aan de kant te zetten en hun stemrecht te gebruiken om te voorkomen dat Donald Trump zijn handen op het presidentschap kan leggen. In dit artikel zullen we uitleggen waarom deelname aan de burgerlijke verkiezingen in het algemeen niet langer de belangen van de klassenstrijd dient, maar er fundamenteel tegenover staat.
De tekst van DP begint met de bewering dat “deelname aan de verkiezingen, en dus een verkiezingsstrategie, essentieel is als de communisten publieke legitimiteit willen bereiken als ernstige politieke kracht”. De tekst erkent dat de verkiezingencycli “eindeloos ziekmakend zijn, in bijzonder dit jaar in de V.S. met de onaangename Trump versus de imperialistische neo-liberale Clinton”. Maar hij verwijst naar passages, geschreven door Marx en Engels, die de visie te ondersteunen dat de communisten niettemin hun eigen kandidaten naar voren zouden moeten schuiven om, zoals Marx het in zijn toespraak van 1850 tot de Bond der Communisten verwoordde, “om hun onafhankelijkheid te bewaren, om hun krachten te tellen, en om voor het publiek hun revolutionaire houding en partijstandpunt naar voren te brengen”.
DP is zich bewust van het bestaan van communisten zoals Pannekoek en Bordiga die, in de nieuwe omstandigheden, die na 1914 door oorlog en door revolutie werden geschapen, alle parlementaire activiteit verwierpen. Maar zijn belangrijkste argument hier is dat hij het betreurt dat hun meningen een buitensporige invloed hebben gehad op de toenmalige ‘linkerzijde’, die voor een groot deel “zuiver gebaseerd was op directe actie”. Hij geeft toe dat het beroep op een dergelijke benadering begrijpelijk is, gezien de het feit dat “de burgerlijke staat zichzelf presenteert als een soort van Leviathan” maar wij zouden niet daaruit niet concluderen dat “om het even wat daaraan raakt daarom ook verdoemd is”. De tekst schetst vervolgens de belangrijkste elementen voor het doen heropleven van de communistische verkiezingsstrategie:
“Toch zijn de kwesties of wij de staat moeten vernietigen of dat wij aan verkiezingen moeten deelnemen twee verschillende zaken. De burgerlijke staat kan worden vernietigd, maar toch kunnen wij nog binnen zijn instellingen deelnemen omwille van propagandadoeleinden en om de arbeidersklasse politiek op te leiden. De verkiezingscampagnes, zelfs wanneer ze worden verloren, dienen ertoe om de communisten te verplichten het publiek in grote getale te engageren en hun standpunten te bediscussiëren. Echter, wat te doen als de communisten de verkiezingen werkelijk winnen? Zouden wij dan niet alleen maar de burgerlijke staat beheren?
De eerste verduidelijking die moet worden gemaakt, is dat we niet aan de macht komen, tenzij we het mandaat hadden om ons volledige minimumprogramma in werking te stellen, de burgerlijke staat in haar essentie te vernietigen en de dictatuur van het proletariaat te scheppen. De partij zou een partij in de oppositie zijn en zou geen regeringscoalities met burgerlijke partijen vormen. In tegenstelling tot andere organisaties zoals Syriza, die doen alsof ze niets kunnen bereiken, zolang ze niet zelf aan de macht zijn, zou een goede Marxistische partij in de oppositie blijven en geen regering vormen totdat de voorwaarden voor de revolutie rijp zijn.
Een andere verklaring is dat wij niet streven naar de uitvoerende macht die wij, realistisch gezien, niet kunnen winnen. De mate waarin de communisten verantwoordelijk zijn voor het beheer van de staat bepaalt ook de mate waarin zij zullen worden gedwongen om compromissen te sluiten met de burgerlijke legaliteit. Eerder dan naar posten te streven, zoals gouverneur of president, zouden wij moeten streven naar posten in de wetgevende tak zoals in het federale Huis van Afgevaardigden, maar ook in de Senaat en het Congres.
Op deze posten kunnen wij stemmen voor en tegen de wetgeving (of ons onthouden) en onze partij bevestigen als een ‘tribune van het volk’, die zijn machtspositie gebruikt om propaganda te voeren tegen de burgerlijke staat en het kapitalisme. Door tegen de reactionaire wetten te stemmen, zelfs als wij in aantal door de Democraten en de Republikeinen worden overtroffen, zijn we in staat aan te tonen dat onze partij zich stevig opstelt tegen de belangen van de burgerlijke staat en een massale legitimiteit ontwikkelt voor radicale standpunten”.
Wat in deze passage onmiddellijk opvalt is dat ze naast de geschiedenis schijnt te staan. Het ontbreekt volledig van om het even welk idee van diepgaande wijzigingen die, sinds de dagen van Tweede Internationale, in het leven van kapitalisme en de arbeidersklasse hebben plaatsgevonden. Ten tijde van de Tweede Internationale hadden dergelijke dilemma’s, zoals die met betrekking tot het gedrag van de arbeidersafgevaardigden in parlementaire organismen, een echte betekenis.
Maar met de tekst van DP worden wij meegenomen in een wereld waar er geen tendens heeft bestaan, waardoor de massapartijen en de vakbonden van de arbeidersklasse door de kapitalistische staat zijn opgeslorpt ; in een wereld waar geen kwalitatieve groei van de totalitaire Leviathanse staat plaatsvond in antwoord op het nieuwe tijdvak van oorlogen en revoluties ; in een wereld waar de traumatische decennia van stalinistische, fascistische en democratische contrarevolutie niet een hele generatie van revolutionairen bedierf of uitroeide, waar slechts enkele kleine internationalistische groepen bleven voortbestaan, vechtend tegen de stroom in ; een wereld, tenslotte, waar de generaties die opdoken na de beëindiging van deze contrarevolutie, niet behept waren met een diep wantrouwen ten opzichte van politiek en politieke organisatie van welke aard dan ook.
De uitkomst van dit werkelijke historische proces is tastbaar geweest: de communisten die, binnen de grenzen van de kapitalistische maatschappij, per definitie altijd een minderheid zullen blijven, zijn een minuscule kracht geworden, zelfs als je ten aanzien van de huidige politieke krachten van de arbeidersklasse een vrij brede definitie hanteert. In deze huidige wereld bestaat er geen partij van de arbeidersklasse, laat staan een massapartij.
De CLT maakt er natuurlijk geen aanspraak op een partij te zijn en denkt niet dat de communistische partij op het punt staat om te worden gevormd; evenmin overwegen ze het “om het even welke kandidaat weldra mee te laten doen, aangezien wij een kleine sekte zijn met weinig steun en beperkte middelen”. Maar de kloof met de werkelijkheid, die wij ten aanzien van het verleden hebben gezien, is ook van toepassing op een mogelijke verkiezingsstrategie van de toekomst, omdat er helemaal geen poging wordt ondernomen om te bedenken welke veranderingen plaats zouden moeten vinden die het voor de “kleine sektes van vandaag, met weinig steun en beperkte middelen”, mogelijk zouden maken om zich om te vormen in een formidabele communistische partij, die in staat zou zijn om een aanzienlijk aantal zetels in het Congres of in gelijkaardige parlementen te behalen en, mogelijk zelfs “een mandaat weet te behalen om de burgerlijke staat te vernietigen en de dictatuur van het proletariaat te vestigen”.[4]
Een dergelijke omvorming zou slechts het resultaat kunnen zijn van een massale toename van de klassenstrijd op wereldschaal, van een beweging die niet alleen een gehele nieuwe generatie van revolutionairen zou voortbrengen en een ernstige versterking van de communistische minderheid bewerkstelligen, maar ook nieuwe vormen van massaorganisatie zou doen ontstaan, gebaseerd op de principes van algemene vergaderingen en arbeidersraden.
Dit perspectief is bevestigd, niet alleen door de sovjets van de eerste internationale revolutionaire golf, maar ook in recentere massabewegingen – bijvoorbeeld de fabriekscomités, die in 1980 in Polen verrezen, of de algemene vergaderingen welke bij uitstek de plaats waren van de discussie en besluitvorming in de strijd tegen CPE in 2006 in Frankrijk of van de Indignados-beweging in 2011 in Spanje.
Het is al veelbetekenend dat de tekst helemaal niets zegt over de kwestie van de raden, en hij lijkt zelfs het vooruitzicht te schetsen van een communistische partij die aan de macht komt via de burgerlijke verkiezingen. Maar nog belangrijker is het feit dat de tekst geen onderzoek doet naar de rol van het parlement en de verkiezingen in de gevallen waarin arbeidersraden worden gevormd en het vraagstuk van de dictatuur van het proletariaat op een directe wijze wordt gesteld, zoals in Duitsland in 1918. In het laatste geval werden de democratische verkiezingen gebruikt als een wapen tegen de raden, een middel om de arbeiders te vangen in het idee dat de parlementaire democratie en arbeidersraden op een bepaalde manier naast elkaar kunnen bestaan (ervan uitgaande dat de laatste werden teruggebracht tot vakbondsachtige organen, die zich zouden beperkten tot de afzonderlijke werkplaats ...).
Kortom: communisten zullen alleen in staat zijn om op te treden als een partij, als een organisatie die een reële impact heeft op de ontwikkeling van de klassenstrijd, in een pre-revolutionaire opstand, en dan zal het meer dan ooit duidelijk worden dat hun energie gericht moet zijn op de versterking van de raden of radenachtige organisaties tegen de dodelijke misleidingen van de burgerlijke democratie.
En we moeten ons er bewust van zijn hoe diep deze misleidingen zich hebben geworteld in de hoofden van de arbeidersklasse, met inbegrip van haar revolutionaire minderheden. Het idee dat de triomf van de democratie en de politieke overwinning van de arbeidersklasse tot dezelfde uitkomst leidt is al aanwezig in het Communistisch Manifest van 1848. De ervaring van de Commune stelde Marx en Engels in staat om te begrijpen dat de arbeidersklasse de bestaande parlementaire organen toch niet kunnen gebruiken om aan de macht te komen ... en toch, hoe broos dit inzicht was, blijkt wel uit het feit dat Marx, kort na het schrijven van ‘De Burgeroorlog in Frankrijk’ waarin met een prachtige helderheid de lessen uit van de Commune werden getrokken, nog steeds tot de overweging kon komen dat de arbeidersklasse in bepaalde democratische burgerlijke landen - zoals Groot-Brittannië of Nederland – ‘vreedzaam’ aan de macht zou kunnen komen.
En toen het er in de fase van de sociaaldemocratie op leek dat de arbeidersklasse, in het kader van de burgerlijke maatschappij, stap voor stap partijen en de vakbonden kon opbouwen, zagen theoretici zoals Kautsky geen ander ‘weg naar de macht’ dan de parlementaire weg.[5]
Zij die, binnen de marxistische beweging, de Kautskyaanse orthodoxie begonnen uit te dagen, moesten een harde strijd voeren in een poging om de implicaties van de nieuwe vormen van strijd te ontwikkelen toen de opgaande periode van het kapitalisme eenmaal ten einde liep: de massastakingen in Rusland,de verschijning van de sovjets, de ontwikkeling van wilde stakingen in West-Europa. Door het onderzoek van deze nieuwe vormen en methoden van strijd, waren Pannekoek, Boecharin en uiteindelijk Lenin in staat om te breken met de sociaaldemocratische consensus en hun programma te baseren op de meest heldere inzichten van Marx en Engels - op de erkenning dat de burgerlijke staat moest worden ontmanteld, en niet door een parlementair besluit, maar door de nieuwe organen van de proletarische politieke macht, die door de revolutie zelf worden geschapen.
Deze theoretische ontwikkelingen vonden plaats naast, en in het geval van Pannekoek, sterk beïnvloed door de analyse van de massastaking door Rosa Luxemburg, die de oude sociaaldemocratische (en, daarbij inbegrepen de anarcho-syndicalistische) praktijk in vraag stelde: namelijk de praktijk van het stap voor stap vormen van massa-organisaties, die uiteindelijk de leiding van de maatschappij zouden overnemen. In de nieuwe opvatting van Luxemburg en Pannekoek is de revolutionaire massa-organisatie van de arbeidersklasse een product van de massabeweging en kan ze, bij afwezigheid van een dergelijke beweging, niet in elkaar worden geknutseld door de communistische minderheid.
DP wil dat we het idee laten vallen van ‘anti-verkiezingen als een eeuwig principe’. Maar geen van de militanten van de sociaaldemocratie, en daarna van de communistische, linkse fracties beschouwden de anti-verkiezingsdeelname als een eeuwig principe. Ze waren marxisten, geen anarchisten, en ze erkenden dat, in een vorig tijdperk, tijdens de periode van de Bond der Communisten en de eerste twee Internationales, de strategie om arbeiderskandidaten naar voren te schuiven in de burgerlijke verkiezingen inderdaad zou kunnen dienen voor wat revolutionairen beschouwden als een ‘eeuwig principe’: de noodzaak om de autonomie van de arbeidersklasse ten opzichte van alle andere klassen te ontwikkelen.
Zo bepleitten marxisten van het midden tot einde van de 19e eeuw, de deelname aan de burgerlijke verkiezingen en parlementen, omdat zij van mening waren dat het parlement nog steeds een arena kon zijn voor de strijd tussen de partijen, die nog gebonden waren aan een achterhaalde feodale orde, en de partijen die de voorwaartse beweging van kapitaal uitdrukten, en bijgevolg door de arbeidersorganisaties kritisch konden worden gesteund. In deze periode was het mogelijk aan te nemen dat dergelijke allianties in het belang van de arbeidersklasse konden zijn en zelfs een moment in de ontwikkeling van haar onafhankelijkheid als politieke klasse.
Toen het kapitalisme zijn grenzen bereikt had als een factor in de vooruitgang, werd het onderscheid tussen progressieve en reactionaire burgerlijke partijen steeds zinlozer, zodat de rol van de revolutionairen in de burgerlijke parlementen steeds meer was gericht op het oppositie voeren tegen alle verschillende burgerlijke partijen - op het gebruik van een ‘tribune’, waarin ze een eenzame stem vormden in een puur burgerlijke arena. Maar het was juist in deze fase, de fase van de volwassen sociaaldemocratie, dat de belangrijkste stromingen binnen veel van de arbeiderspartijen meegezogen werden in allerlei compromissen met de kapitalistische klasse, zelfs tot op het punt van het aanvaarden van posten in regeringsploegen.
Voor de links-communisten betekende de komst van een periode van openlijke revolutionaire strijd, en de gelijktijdige overwinning van het opportunisme binnen de partijen van de oude Internationale - die definitief werd besloten door hun rol in de oorlog van 1914 en de daarop volgende revolutionaire golf - dat alle oude tactieken, zelfs het beperkte gebruik van de verkiezingen en het parlement als een tribune, grondig moesten worden herzien. Pannekoek aanvaardde in 1920, toen hij nog vast overtuigd was van de noodzaak van een communistische partij, dat de deelname aan het parlement en de verkiezingen een geldige strategie was geweest in de vorige periode, maar wees op de schadelijke gevolgen in de nieuwe omstandigheden:
“Zaken veranderen wanneer de strijd van het proletariaat een revolutionair stadium binnengaat. We hebben het hier niet over de vraag waarom het parlementaire systeem ontoereikend is als regeringsysteem voor de massa's en waarom het moet wijken voor het sovjet-systeem, maar over het gebruik van het parlement als een strijdmiddel van het proletariaat. Als zodanig is de parlementaire activiteit het typische strijdmiddel van de leiders, waarbij de massa’s zelf een ondergeschikte rol spelen. Hun activiteit bestaat daarin, dat individuele afgevaardigden de echte strijd voeren. Dit moet bij de massa’s ongetwijfeld de illusie wekken dat anderen de strijd voor hen kunnen voeren.
Voeger werd er altijd gedacht dat de leiders in het parlement belangrijke hervormingen voor de arbeiders zouden kunnen realiseren; en de illusie ontstond zelfs dat parlementariërs, door middel van wettige besluiten, de transformatie naar het socialisme konden doorvoeren. Nu het parlementarisme meer bescheiden is geworden, hoort men het argument dat de afgevaardigden in het parlement een belangrijke bijdrage aan de communistische propaganda kunnen leveren. Maar steeds valt de nadruk daarbij op de leiders, en dat het vanzelfsprekend is dat de specialisten de politiek zullen bepalen - zelfs als deze plaatsvindt onder de democratische sluier van debatten en resoluties van congressen - de geschiedenis van de sociaaldemocratie is een reeks van mislukte pogingen om de leden zelf te bewegen de politieke lijn te laten bepalen.
Waar het proletariaat een parlementaire strijd voert is dit allemaal onvermijdelijk, zolang de massa’s nog geen organen voor zelf-activiteit hebben geschapen, waar de revolutie nog moet worden gerealiseerd. Maar zodra de massa’s beginnen in te grijpen, voor zichzelf beginnen op te treden en beslissingen te nemen, worden de nadelen van de parlementaire strijd overwegend. Zoals we hierboven hebben aangevoerd, is het probleem van de tactiek hoe we de traditionele burgerlijke mentaliteit, die de kracht van de proletarische massa’s verlamt, kunnen uitroeien ; want alles wat de overgeleverde opvatting nieuwe kracht geeft, is schadelijk .
Het meest weerbarstige en krachtigste deel van deze manier van denken is hun onzelfstandigheid tegenover de leiders aan wie zij de beslissing over de algemene kwesties, de leiding van haar klasse-zaken overlaat. Het parlementair systeem heeft de onvermijdelijke tendens om de eigen, de voor revolutie noodzakelijke activiteit van de massa’s af te remmen. Hoeveel mooie redevoeringen er ook worden gehouden ter ontwaking van de revolutionaire actie, toch komt de revolutionaire actie niet voort uit dergelijke woorden, maar alleen uit de harde, zware nood, als er geen andere keuze meer overblijft.
De revolutie, die een regeringssysteem doet vallen, vereist ook iets meer dan de massale strijd en waarvan we weten dat daartoe niet door de leiders wordt opgeroepen, maardie alleen uit de diepe drang van de massa’s omhoog kan komen. De revolutie vereist dat de grote vraagstukken van maatschappelijke wederopbouw ter hand worden genomen, dat moeilijke beslissingen worden genomen, dat het hele proletariaat in een creatieve beweging wordt gebracht - en dat is alleen mogelijk als eerst de voorhoede, vervolgens een steeds grotere massa ze ter hand neemt, zichzelf daarvoor verantwoordelijk weet, zoekt, propageert, worstelt, probeert,nadenkt, afweegt, durft en uitvoert.
Maar dit alles is een moeilijk en moeizaam proces ; zolang de arbeidersklasse denkt een eenvoudiger weg te zien, door anderen namens haar te laten optreden - vanaf een hoog platform agitatie te voeren, beslissingen te nemen, signalen voor actie te geven, wetten te maken - zal ze aarzelen en door de oude denkgewoonten en de oude zwakheden passief blijven.”[6]
Hier raakt Pannekoek aan de wortel van het vraagstuk en waarom de strijd voor de raden haaks staat op de parlementaire activiteit in al haar vormen. Om een revolutie te maken moet het proletariaat een fundamentele breuk bewerkstelligen met de oude gewoonten van denken en handelen, met het hele idee om vertegenwoordigers in de burgerlijke parlementen te verkiezen en zich zodoende te vervreemden van zijn eigen krachten.
Voor Pannekoek kon de tactiek van het ‘revolutionaire parlementarisme’, dat door de partijen van de Communistische Internationale was aangenomen (die zeer veel overeenkomst vertoont met de verkiezingsstrategie, bepleit door DP), alleen dienen om de heersende en verlammende illusies in de burgerlijke democratie te versterken. En we kunnen eraan toevoegen dat, hoewel de statuten van de communistische partijen een aantal maatregelen bevatten ter bestrijding van de ontaarding door parlementaire politiek, deze regels niet konden voorkomen dat de officiële partijen uit zichzelf vrij snel veranderden in machines, die louter op stemmen joegen.
Voor Pannekoek en andere links-communisten was dezelfde problematiek van toepassing op de vakbondsvorm die, ofschoon oorspronkelijk naar voren gekomen als een vorm van zelforganisatie van arbeidersklasse, hopeloos verstrikt was geraakt in de burgerlijke staat en zijn bureaucratie. De contrarevolutionaire rol, gespeeld door de oude partijen en vakbonden in de imperialistische oorlog en de proletarische revolutie die daarop volgde, maakte duidelijk dat de nieuwe vormen van organisatie zich niet zouden ontwikkelen in de schoot van de oude maatschappij, maar door een uitbarsting die het omhulsel zelf zou versplinteren. In zekere zin was dit een terugkeer naar de constatering van Marx dat de arbeidersklasse, als een klasse van de burgerlijke maatschappij geen klasse van de burgerlijke maatschappij is ; met andere woorden: een uitgesloten klasse die per definitie nooit ‘publieke legitimiteit’ kan winnen in het normale functioneren van de kapitalistische maatschappij .
Het idee van het streven naar publieke legitimiteit, ‘populariteit’ en een zo groot mogelijk deel van de stemmen, is een grove vervorming van de rol van de communisten, wier taak het is om altijd de toekomstige doelstellingen te verdedigen in de hedendaagse beweging, om de waarheid te spreken, hoe onverteerbaar die ook mag klinken, en zelfs als dit betekent dat ze tegen de stroom in gaat, zoals de revolutionairen Lenin en Luxemburg deden ten opzichte van de golf van nationalistische hysterie, die in 1914 tijdelijk de arbeidersklasse overspoelde.
Bordiga die, in de debatten in de Derde Internationale, de kwestie van de stemonthouding eigenlijk als een tactiek beschouwde, belicht verder toch de redenen waarom de ‘verkiezings’ mentaliteit ons bindt aan de burgerlijke maatschappij. In ‘Het Democratische Beginsel’[7] laat hij bijvoorbeeld zien dat het principe van de burgerlijke democratie, het beginsel van ‘één man één stem’ geworteld is in de doorwerking van de warenverhoudingen, van een maatschappij gebaseerd op de ruil van equivalenten. Een beweging voor het kommunisme is per definitie een beweging die, als onderdeel van een bredere strijd tegen de verdinglijkte sociale verhoudingen, opgelegd door de warenvorm, het begrip overstijgt van de geatomiseerde burger, die zijn rechten uitoefent in het stemhokje.
We denken dat de kameraden van de CLT moeten terugkeren tot deze theoretische bijdragen en zich veel ernstiger moeten verdiepen in de redenen waarom deze militanten alle vormen van verkiezingsdeelname verwierpen. Het is waar dat de tekst van DP aanneemt dat er een gevaar bestaat, bevestigd door de stem van de Duitse SPD voor de oorlogskredieten in 1914, dat de partij-afgevaardigden belangen ontwikkelen die los staan van de arbeidersklasse. Maar zijn antwoord is dat dit probleem “kan worden aangepakt zonder ons te onthouden van de verkiezingsactiviteiten. Zo kunnen gekozen vertegenwoordigers bijvoorbeeld worden verplicht om een bepaald percentage van hun salaris te doneren aan de partij en worden teruggeroepen door stem van het volk”. Afgezien van het speculatieve, zelfs fantastisch karakter van dit hele scenario, blijft dit een louter formele repliek die niet doordringt tot de kern van de kritieken zoals die door communisten als Pannekoek en Bordiga naar voren zijn gebracht.
Zoals we hebben opgemerkt, loopt de CLT geen onmiddellijk gevaar zich in verkiezingsactiviteiten te storten. Maar haar onwil om de echte historische omstandigheden in beschouwing te nemen, waarmee de communistische minderheid vandaag wordt geconfronteerd, lijkt haar aan de ene kant te sturen in de richting van een soort syndicalistische activisme (zoals ze hebben gezegd, schuiven ze geen kandidaten naar voren omdat “onze energie er op dit moment op is gericht onszelf tot een meer effectieve organisatie te maken en te proberen een algemene lidmaatschapstak van de IWW van de grond te krijgen”[8]).
Gevaarlijker is hun tweeslachtigheid over de aard van de ‘links’, die kan worden gezien in het begin van de tekst. Want deze lijkt deuren te openen naar allianties met openlijk links-kapitalistische organisaties zoals de ‘Rode Partij’ (Red Party), min of meer het Amerikaanse evenbeeld van de Communistische Partij van Groot-Brittannië met ‘Weekly Worker’, in het Verenigd Koninkrijk[9], een organisatie die nooit zijn historische oorsprong, als een factie binnen het stalinisme, in vraag heeft gesteld. Misschien beschouwt de CLT dergelijke allianties als een middel om uit te breken uit haar situatie als een ‘kleine sekte zonder steun’, maar er is meer kans dat de groep wordt verdronken in een zee van burgerlijk links.
Zoals we hebben gezien betreurt DP’s artikel het feit dat ‘grote delen van de links’ de voorkeur geven aan direct activisme en daarbij een levensvatbare verkiezingsstrategie uitsluiten. In werkelijkheid, in een periode van aanzienlijke problemen voor de arbeidersklasse, wanneer het aantal stakingen en ‘de bewegingen op straat’ zijn afgenomen, worden vele, pas gepolitiseerde elementen gemobiliseerd ter ondersteuning van een burgerlijk links in een ‘nieuw jasje’ zoals Podemos in Spanje, Syriza in Griekenland, de Labour-fractie van Corbyn in het Verenigd Koninkrijk en Sanders in de Verenigde Staten. Deze stromingen vormen allen een duidelijke poging om militante energie in het doodlopende straatje van de verkiezingen en van de ‘lange mars door de instellingen’ te voeren. Communisten kunnen alleen weerstand bieden tegen de valse hoop die voorgeschoteld wordt, door het bieden van een duidelijke kritiek op de burgerlijke democratie en haar verraderlijke invloed binnen de revolutionaire klasse.
Amos / Oktober 2016
[1] De Communist League van Tampa en de kwestie van de partij, IKS [162]
"Debate on the world party: a response to the ICC", CLT
Resolutie over de partij en zijn verhouding tot de klasse, IKS [163]
[2] "Towards a communist electoral strategy", DP
We begrijpen dat dit artikel is ondertekend en dat het niet de standpunten van alle leden van het CLT hoeft te vertegenwoordigen, maar bijdragen van Pennoid - ook een lid van de CLT - op libcom zijn het in grote lijnen eens met de aanpak van het artikel. Ook het ontbreken van enige tegenargumenten door leden van de CLT op hun website, lijkt erop te wijzen dat het artikel een breder draagvlak heeft binnen de groep. Zie: Communist electoral strategy?, Libcom [164]
[3] "Points of unity", Workers' Offensive;
"Official statements by Workers' Offensive"
Over de verkiezingen zegt de Workers' Offensive Group in haar Points of unity: “Alle verkiezingen zijn een schijnvertoning. De politieke macht is in wezen een kwestie van geweld, niet van stemmen. Het ritueel van het zelfbedrog van de massa’s, dat deel uitmaakt van de verkiezingspolitiek fungeert als een veilige uitlaadklep, waarin de grieven van de uitgebuite klasse kunnen worden gekanaliseerd en onschadelijke worden gemaakt. Deelname aan de verkiezingen helpt om de geestelijke heerschappij van het kapitalisme over de arbeidersklasse te handhaven door de heroprakeling van de grote leugen dat de arbeiders binnen dit systeem een stem hebben. Pathetisch bedelen aan de voeten van de uitbuiters en aan een kleine minderheid toe te vertrouwen al haar gevechten te voeren, brengt geen onafhankelijkheid en assertiviteit in de arbeidersklasse voort, alleen maar zwakte en onderwerping.”
[4] De sfeer van onwerkelijkheid zweeft ook boven de visie van DP over hoe de massapartij zich op het gebied van directe actie zal begeven: “Een massa-partij zal grote aantallen arbeiders moeten engageren met behulp van ‘extra-parlementaire’ middelen voordat ze zelfs maar een kans zal hebben om in een verkiezingscampagne te winnen. Het bouwen van klasse-vakbonden, solidariteitsnetwerken, raden van werklozen, verenigingen van wederzijdse hulp, schietclubs, sportteams, enzovoort, moet in het kader van verkiezingsactie niet worden afgewezen”. Dit lijkt heel erg op een heimwee naar de goede oude tijd van de sociaaldemocratie, toen de arbeidersklasse haar eigen economische, politieke en culturele organisaties voor een langere periode in stand kon houden, zonder dat ze in handen vielen van de burgerlijke staat.
[5] Zie ons artikel over de parlementaire fouten van Engels en Kautsky: The revolutionary perpsective obscured by parliamentary illusions [165]
[8] Opnieuw nemen de ‘Punten van Eenheid’, gepubliceerd door de ‘Workers’ Offensive Group’, een duidelijk standpunt in ten aanzien van de vakbondskwestie: “De vakbonden zijn, ongeacht hun interne structuur, niet de organisaties van de arbeiders maar de organen van de kapitalistische staat die het verzet van de arbeidersklasse tegen het uitbuitingssysteem door onderhandeling en door het opleggen van contracten met het kapitaal in de kiem smoren. In de hitte van de klassenstrijd moeten de arbeiders de vakbonden vernietigen en hun eigen gecentraliseerde massa- organisaties vormen om hun strijd te leiden en te voeren tegen het kapitalisme”.
[9] red-party.com
Niets maakt een uitbuitende klasse meer woedend dan een opstand van de uitgebuiten. De opstanden van de slaven in het Romeinse Keizerrijk en van de boeren onder het feodalisme werden altijd met de meest walgelijke wreedheid onderdrukt. De opstand van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme is echter een nog grotere belediging voor de heersende klasse van dit systeem, daar ze duidelijk en rationeel het spandoek hoog houdt van de nieuwe, kommunistische maatschappij, de maatschappij die werkelijk beantwoordt aan de historische noodzaak en mogelijkheid.
Voor de kapitalistische klasse is het daarom niet genoeg om alleen maar de revolutionaire pogingen van de arbeidersklasse te onderdrukken, om hen in bloed te smoren - hoewel de kapitalistische contrarevolutie zeker de bloedigste in geschiedenis is. Het is ook noodzakelijk om het idee belachelijk te maken dat de arbeidersklasse de draagster is van een nieuwe maatschappelijke orde, om de totale nutteloosheid van het kommunistische project aan te tonen. Hiervoor is, naast het arsenaal aan materiële wapens, een arsenaal van leugens en vervormingen vereist. Vandaar de noodzaak voor het kapitaal om, in het merendeel van de 20ste eeuw, vast te houden aan de grootste leugen in geschiedenis: de leugen dat het stalinisme gelijk staat aan het kommunisme.
De ineenstorting van het Oostblok in 1989, en van de USSR twee later jaar, ofschoon het de bourgeoisie beroofde van een levend ‘voorbeeld’ van deze leugen, versterkte in feite in grote mate zijn effecten. Dit maakte het mogelijk om een gigantische campagne te ontketenen over de definitieve mislukking van het kommunisme, van het marxisme, en zelfs over de achterhaaldheid van het idee van de klassenstrijd zelf. De diepgaande en schadelijke gevolgen van deze campagne voor het bewustzijn van het wereldproletariaat zijn vaak onderzocht in de kolommen van onze Internationale Revue, en daarom zullen wij hier niet verder over dit punt uitweiden.
Het is belangrijk om te benadrukken dat, alhoewel het effect van deze campagnes de afgelopen jaren is afgenomen - vooral omdat de beloften van de bourgeoisie over de nieuwe wereldorde van vrede en welvaart, die bedoeld was om het stalinisme na zijn ondergang op te volgen, niet meer bleek te zijn dan gebakken lucht. Toch zijn deze campagnes zo fundamenteel voor het systeem van ideologische controle van de bourgeoisie dat ze geen kans voorbij zal laten gaan om deze nieuw leven en invloed in te blazen.
Wij zijn nu het jaar ingegaan van de 80ste verjaardag van de Oktoberrevolutie, en er bestaat geen twijfel dat wij vele nieuwe verdraaiingen van dit thema zullen gaan zien. Maar één ding is zeker: de haat en verachting van de bourgeoisie voor de proletarische revolutie, die in 1917 in Rusland begon, hun inspanningen om de herinnering eraan te vervormen en van zijn werkelijke aard te ontdoen, zullen vooral worden geconcentreerd op de politieke organisatie die de geest van die enorme opstandige beweging belichaamde: de Bolsjewistische Partij.
Dit hoeft ons niet te verbazen: vanaf de dagen van de Bond van Kommunisten en de Eerste Internationale, is de bourgeoisie altijd bereid geweest de meerderheid van de arme arbeiders ‘te vergeven’, die in de luren waren gelegd door de samenzweringen en de programma's van de revolutionaire minderheden. De laatsten worden onveranderlijk gezien als eigenlijke belichaming van het kwaad. En voor het kapitaal is er niets zo erg geweest als de Bolsjewiki, die er al met al toch in geslaagd is de eenvoudige arbeiders langer en meer te ‘misleiden’ dan enige andere revolutionaire partij in geschiedenis.
Dit is niet de plaats om alle boeken, artikelen en documentaires te bekijken die momenteel worden gewijd aan de Oktoberrevolutie. Het is voldoende om te zeggen dat de meest verkochte – zoals Pipes’ The Unknown Lenin: from the Soviet Archives [De ongekende Lenin: uit de Soviet archieven], en het werk van de vroegere KGB-archivaris Volkogonov, die beweert toegang te hebben tot de dossiers die dateren van 1917, welke tot nog toe ontoegankelijk waren - een zeer precies thema hebben: aan te tonen dat Lenin en de Bolsjewiki een troep machtshongerige fanatici waren die alles deden wat nodig was om de democratische verworvenheden van de Februari-revolutie op te slorpen, en Rusland en de wereld in een van de meest rampzalige en mislukte experimenten van de geschiedenis te storten.
Natuurlijk hebben deze heren, met een minutieuze aandacht voor de details, bewezen hoe de Stalinistische terreur slechts de voortzetting en de vervulling was van de Leninistische terreur. De ondertitel van de Duitse uitgave van het werk van Volkogonov over Lenin, Utopia and Terror, vat de benadering van de bourgeoisie zeer goed samen: de revolutie ontaarde precies in terreur omdat ze probeerde een utopisch ideaal op te leggen, het kommunisme, dat werkelijk tegengesteld is aan de menselijke aard.
Een belangrijk element in deze anti-Bolsjewistische inquisitie is het idee dat het Bolsjewisme, met al zijn gepraat over marxisme en de wereldrevolutie, vooral een uitdrukking was van Russische achterlijkheid. Dit argument is niet nieuw: het was een van de favoriete deuntjes van de ‘renegaat Kautsky’ in de nasleep van de Oktober-opstand. Maar het heeft daarna aanzienlijke academische waardigheid verworven. Een van de het beste studies van de leiders van de Oktoberrevolutie - Bertram Wolfe's Three Who Made a Revolution, geschreven in de jaren 1950 - ontwikkelt dit idee met bijzondere aandacht voor Lenin.
In deze optiek zou Lenin’s visie van de proletarische politieke organisatie als een ‘klein’ lichaam, bestaande uit overtuigde revolutionairen, meer beantwoorden aan de samenzweerderige en geheime opvattingen van de Narodniki en Bakunin dan aan Marx. Dergelijke historici stellen dit vaak tegenover de meer ‘verfijnde’, ‘Europese’ en ‘democratische’ opvattingen van de Mensjewiki. En natuurlijk, aangezien de vorm van de revolutionaire organisatie nauw verbonden is met de vorm van de revolutie zelf, had de democratische Mensjewistische organisatie ons een democratisch Rusland kunnen geven, terwijl de dictatoriale Bolsjewistische vorm van organisatie ons een dictatoriaal Rusland gaf.
Het zijn niet alleen de officiële woordvoerders van de bourgeoisie die dergelijke ideeën uitventen. Zij worden ook verkocht, in een ietwat verschillende verpakking, door allerlei verschillende anarchisten, die zich specialiseren in de ‘we hadden het wel gezegd’ benadering van de Oktoberrevolutie. Wij wisten allang dat het Bolsjewisme gemeen was en in tranen zou eindigen - al dat gepraat over de partij, de overgangsstaat en de dictatuur van het proletariaat, waar kon dit anders toe leiden? Maar het anarchisme heeft de gewoonte om zichzelf voortdurend te vernieuwen en kan veel subtieler zijn dan dat. Een goed voorbeeld hiervan is het soort van onzin dat naar buiten wordt gebracht door een parasitair addergebroed van het anarchisme dat zich (onder andere) de London Psychogeographical Society noemt.
De LPA heeft hartgrondig het argument van IKS ondersteund dat het Bakoeninisme, met al zijn gepraat over vrijheid en gelijkheid, zijn kritieken van het marxistische ‘autoritair handelen’, in feite gebaseerd was op een diep hiërarchische en zelfs esoterische visie, welke dicht aanleunt tegen die van de vrijmetselarij. Maar voor de LPA is dit slechts de hors-d'oeuvres: het hoofdgerecht is de Bolsjewistische opvatting van de organisatie, die de ware voortzetting is geweest van het Bakoeninisme en dus van de vrijmetselarij. De cirkel is rond: de ‘kommunisten’ van LPA braken de restanten uit van de professoren van de Koude Oorlog.
De uitdaging, die door al deze laster tegen het Bolsjewisme wordt gesteld, is aanzienlijk en kon niet in het kader van één enkel artikel worden beantwoord. Om bijvoorbeeld een kritische beoordeling te maken van de ‘Leninistische’ opvatting van de organisatie, en om het vooroordeel te weerleggen dat de laatstgenoemde niet meer zou zijn dan een nieuwe versie van de Narodniki of van Bakoenin, zou op zich al een reeks artikelen vergen. Ons doel met dit artikel is evenwel meer precies. De bedoeling is om, in de reeks gebeurtenissen van de Russische revolutie, een bepaalde episode onderzoeken - de April Stellingen zoals die door Lenin bij zijn terugkeer in Rusland in 1917 zijn afgekondigd.
Het is niet eenvoudig om zoiets op een geschikt ogenblik te doen, op kop af 80 jaar later. Maar vooral omdat dit korte, scherpzinnige document ons voorziet van een uitstekend uitgangspunt voor het weerleggen van alle leugens over de Bolsjewistische Partij, en voor het opnieuw bevestigen van het meest wezenlijke ervan: dat deze partij geen product was van het Russische barbarendom, van een vervormd anarcho-terrorisme, of van het onverminderde verlangen naar macht van haar leiders. Het Bolsjewisme was eerst en vooral een product van het wereldproletariaat. Onafscheidelijk verbonden met de totale marxistische traditie, was het niet de kiem van een nieuwe vorm van uitbuiting en onderdrukking, maar de voorhoede van een beweging die bedoeld was om alle uitbuiting en de onderdrukking af te schaffen.
Eind Februari 1917 lanceerden de arbeiders van Petrograd massale stakingen tegen de ondraaglijke levensomstandigheden die door de imperialistische oorlog werden opgelegd. De leuzen van de beweging werden snel politiek, met arbeiders die opriepen om een einde te maken aan de oorlog en de autocratie omver te werpen. Binnen enkele dagen had de staking zich uitgebreid naar andere steden, en aangezien de arbeiders de wapens opnamen en zich met de soldaten verbroederden, nam de massastaking het karakter aan van een opstand.
In een herhaling van de ervaring van 1905 centraliseerden de arbeiders de strijd middels sovjets van arbeidersafgevaardigden, die gekozen werden door algemene vergaderingen in de fabrieken en op ieder ogenblik konden worden teruggeroepen. In tegenstelling tot 1905, begonnen de soldaten en de boeren dit voorbeeld op grote schaal op te volgen.
De heersende klasse, die erkende dat de dagen van de autocratie waren geteld, bevrijdde zichzelf van de Tsaar, en riep de liberale en ‘linkse’ partijen – in het bijzonder die elementen die proletarisch waren geweest en onlangs naar het burgerlijke kamp waren overgegaan door de oorlog te steunen – op om een voorlopige regering te vormen met het erkende doel om Rusland te leiden naar een systeem van parlementaire democratie. In werkelijkheid was er een situatie van dubbelmacht ontstaan, aangezien de arbeiders en de soldaten alleen maar werkelijk op de sovjets vertrouwden, en de positie van de burgerlijke Voorlopige Regering nog niet sterk genoeg was om hen te negeren, en nog minder om hen te ontbinden.
Maar deze diepgaande klasse-verdeling werd gedeeltelijk verduisterd door de nevel van democratische euforie die na de Februari-opstand op het land was neergedaald. Nadat de Tsaar opzij was gezet en de mensen van ongekende vrijheid genoten, scheen iedereen gewonnen te zijn voor de ‘Revolutie’ - met inbegrip van de democratische bondgenoten van Rusland die hoopten dat het Rusland in staat zou stellen om effectiever aan de oorlogsinspanning deel te nemen. Aldus stelde de Voorlopige Regering zich op als beschermster van de revolutie; de sovjets werden politiek overheerst door de Mensjewiki en de Sociaal-revolutionairen, die alles deden wat in hun vermogen lag om deze te beperken tot loutere verlengstukken van het zojuist geïnstalleerde burgerlijke regime.
Kortom, de gehele stoot tot de massastaking en de opstand - die in werkelijkheid een manifestatie was van het meer universele revolutionaire beweging welke, als gevolg van de oorlog, in alle belangrijkste kapitalistische landen broeide - was afgeleid naar kapitalistische doeleinden.
Waar waren de Bolsjewiki in deze situatie, die zo vol was van gevaar en belofte? Zij verkeerden in een bijna complete wanorde:
“De eerste maand van de revolutie was voor het Bolsjewisme een tijd van verwarring en zwenkingen. In het ‘manifest’ van het Centraal Comité van de Bolsjewiki, dat terstond na de zegepraal van de opstand was uitgevaardigd, heette het dat “de arbeiders in de fabrieken en werkplaatsen evenals de opstandige troepen terstond hun vertegenwoordigers moeten kiezen in de Voorlopige Regering”. (…) “Ze handelden niet als vertegenwoordigers van een proletarische partij, die zich voorbereidt op een zelfstandige strijd om de macht, maar als linkervleugel van de democratie die, terwijl zij haar principes verkondigt, van plan is gedurende onbepaalde tijd de rol van loyale oppositie te vervullen”. (Trotski, Geschiedenis der Russische Revolutie, Deel I, Hoofdstuk: de Bolsjewiki en Lenin)
Toen Stalin en Kamenev in maart het roer van de partij overnamen, stuurden zij deze nog verder naar het rechts. Stalin ontwikkelde een theorie over de complementaire rollen van de Voorlopige Regering en de sovjets. Erger, het officiële orgaan van de partij, Prawda, nam openlijk een ‘defensief’ standpunt in ten opzichte van de oorlog: “Onze leus is niet ‘weg met de oorlog’, een leus die zonder inhoud is. Onze leus is – druk op de Voorlopige Regering, met het doel deze te dwingen (…) een poging te doen om alle oorlogvoerende landen tot een onmiddellijk openen van vredesonderhandelingen te bewegen (…) Zolang blijft echter ieder als strijder op zijn post!”(Trotsky, idem)
Trotsky verhaalt hoezeer vele elementen in de partij een diepe ongerustheid en zelfs een woede voelden over deze opportunistische afwijking in de partij, maar ze waren programmatisch niet gewapend om het standpunt van de leiding te beantwoorden, aangezien het scheen te zijn gebaseerd op een perspectief dat door Lenin zelf was ontwikkeld en dat een decennium lang de officiële opvatting van de partij was geweest: het perspectief van de ‘democratische dictatuur van arbeiders en de boeren’. De essentie van deze theorie was dat, hoewel de aard van de revolutie die zich in Rusland voltrok economisch gezien burgerlijk was, de Russische bourgeoisie zelf te zwak was om haar eigen revolutie te voltrekken, zodat de kapitalistische modernisering van Rusland door het proletariaat en de armere delen van de boerenstand in gang moest worden gezet.
Dit standpunt stond halverwege tussen dat van Mensjewiki - die zich erop beriepen ‘orthodoxe’ marxisten te zijn en beargumenteerden dat het de taak van het proletariaat was om kritische steun te geven aan de bourgeoisie tegen het absolutisme tot het moment dat Rusland rijp was voor het socialisme - en dat van Trotsky, wiens theorie van de ‘permanente revolutie’, ontwikkeld na de gebeurtenissen van 1905, benadrukte dat de arbeidersklasse er in de komende revolutie toe zou worden aangezet de macht te grijpen. Ze zou ertoe worden aangezet, voorbij aan het burgerlijke stadium van de revolutie, te gaan tot het socialistische stadium. Maar ze zou dit slechts kunnen doen als de Russische revolutie samenviel met, of een socialistische revolutie zou ontketenen in de industrielanden.
In feite was de theorie van Lenin, in het gunstigste geval, een product geweest van een dubbelzinnige periode, waarin het steeds duidelijker werd dat de Russische bourgeoisie geen revolutionaire kracht was, maar waarbij het nog niet duidelijk was of de periode van internationale socialistische revolutie was aangebroken. Niettemin was de superioriteit van de stelling van Trotsky precies gebaseerd op het feit dat ze niet zozeer van een zuiver Russisch maar van een internationaal kader vertrok; en Lenin zelf, ondanks zijn vele scherpe meningsverschillen met Trotsky in die periode, was, na de gebeurtenissen van 1905, herhaalde malen overgeheld naar de notie van de permanente revolutie.
In de praktijk bleek het idee van de ‘democratische dictatuur van arbeiders en boeren’ inhoudsloos te zijn; ‘orthodoxe Leninisten’ die de formule in 1917 bleven herhalen, gebruikten haar als een dekmantel voor het eenvoudigweg afglijden naar Mensjewistische standpunten. Kamenev beargumenteerde met kracht, aangezien de burgerlijke democratische fase van de revolutie nog niet was voltooid, dat het noodzakelijk was om kritische steun te geven aan de Voorlopige Regering: dit was nauwelijks in overeenstemming met de originele opvatting van Lenin, die benadrukte dat de bourgeoisie onvermijdelijk compromissen zou sluiten met de autocratie. Er bestonden zelfs serieuze tendensen tot de hereniging van de Mensjewiki en Bolsjewiki.
De Bolsjewistische Partij, die programmatisch was ontwapend, werd verleid tot compromissen en verraad. Op het moment dat Lenin uit ballingschap terugkeerde verkeerde het perspectief van de revolutie in het ongewisse.
In zijn Geschiedenis der Russische Revolutie (Deel 1, Hoofdstuk: de Bolsjewiki en Lenin), geeft Trotsky ons een pakkende beschrijving van Lenin’s aankomst, 3 april 1917, op het Finland Station in Petrograd. De Sovjet van Petrograd, gedomineerd door de Mensjewiki en de Sociaal-revolutionairen, organiseerde een reusachtig welkomstfeest en onthaalde Lenin met bloemen. In de naam van de Sovjet, begroette Tsjeidze Lenin met de volgende woorden:
“Kameraad Lenin (…) wij verwelkomen u in Rusland. (…) Maar wij zijn van mening dat de voornaamste taak van de revolutionaire democratie thans bestaat in de verdediging van onze revolutie tegen alle aanslagen, van binnen uit en van buiten af. (…) Wij hopen dat gij tezamen met ons deze doeleinden zult nastreven.”
Het antwoord van Lenin was niet gericht aan de leiders van het welkomstcomité, maar aan de honderden arbeiders en soldaten die in het station waren samengestroomd:
“Beste kameraden, soldaten, matrozen en arbeiders! Ik voel mij gelukkig in uw persoon de zegevierende Russische revolutie en u als de voorhoede van het proletarische leger van de gehele wereld te begroeten. (…) De dag is niet verre, waarop de volkeren op de roep van onze kameraad Karl Liebknecht de wapens tegen hun uitbuiters, de kapitalisten, zullen richten. (…) De Russische revolutie, die door u is volbracht, heeft een nieuw tijdperk ingeluid. Leve de socialistische wereldrevolutie!”
Zo bezorgde de spelbreker Lenin, vanaf het moment van zijn aankomst, het democratische carnaval een koude douche. Die avond zette Lenin zijn positie uiteen in een twee uur durende toespraak die verder alle goede democraten en geroerde socialisten met wanhoop vervulde. Zij wilden dat de revolutie niet verder zou gaan dan ze had gedaan in Februari, zij hadden de massastakingen van de arbeiders toegejuicht toen die de Tsaar hadden weggejaagd en de Voorlopige Regering in staat hadden gesteld om de macht te grijpen, maar tegelijkertijd vreesden zij iedere verdere klassenpolarisatie. De volgende dag, in een gezamenlijke vergadering van de Bolsjewiki en de Mensjewiki, zette Lenin uiteen wat bekend werd als zijn April Stellingen, die kort genoeg zijn om ze hier in hun geheel weer te geven:
"1. In onze houding tegenover de oorlog, die van de zijde van Rusland ook onder de nieuwe regering van Lvov en co, als gevolg van het kapitalistische karakter van deze regering, onvoorwaardelijk een imperialistische roofoorlog blijft, zijn ook de geringste concessies aan de ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ ontoelaatbaar.
Het klassenbewuste proletariaat kan aan een revolutionaire oorlog, die werkelijk de revolutionaire vaderlandsverdediging zou rechtvaardigen, alleen onder de volgende voorwaarden zijn toestemming geven:
a) dat de macht overgaat in handen van het proletariaat en van de zich daarbij aansluitende armste lagen van de boeren;
b) dat metterdaad en niet alleen met de mond wordt afgezien van alle annexaties;
c) dat volledig en metterdaad gebroken wordt met alle belangen van het kapitaal.
Met het oog op de omstandigheid dat brede lagen van de massa, die de revolutionaire vaderlandsverdediging aanhangen, het ongetwijfeld eerlijk menen en de oorlog alleen maar aanvaarden als een noodzakelijkheid en niet als middel tot veroveringen, met het oog op de omstandigheid dat ze door de bourgeoisie zijn bedrogen, moet men hun bijzonder grondig, volhardend en geduldig hun vergissing uiteenzetten, moet men hun het onverbrekelijke verband tussen kapitaal en imperialistische oorlog uiteenzetten, moet men bewijzen dat het zonder het omverwerpen van het kapitaal niet mogelijk is door middel van een waarlijk democratische vrede en niet door een vrede van geweld een einde te maken aan de oorlog.
Een zo ruim mogelijke propagering van deze opvatting moet onder het leger aan het front georganiseerd worden.
2. Het eigenaardige van de tegenwoordige situatie in Rusland ligt in de overgang van de eerste etappe van de revolutie, die als gevolg van het onvoldoende ontwikkelde klassenbewustzijn en van de onvoldoende georganiseerdheid van het proletariaat de bourgeoisie aan de macht heeft gebracht, naar de tweede etappe van de revolutie, die de macht in handen moet geven van het proletariaat en van de armste lagen van de boeren. Deze overgang is gekenmerkt enerzijds door een maximum aan legaliteit (Rusland is op het moment het meest vrije land van alle oorlogvoerende landen ter wereld), anderzijds door de afwezigheid van geweld tegenover de massa’s, en ten slotte doordat de massa’s blindelings vertrouwen stellen in de regering van de kapitalisten, de ergste vijanden van de vrede en van het socialisme.
Deze eigenaardigheid eist van ons de bekwaamheid ons aan te passen aan de bijzondere voorwaarden van het partijwerk onder de ontzaglijk brede, pas tot politiek leven ontwaakte massa’s van het proletariaat.
3. Generlei steun aan de Voorlopige Regering, het aan het licht brengen van heel de leugenachtigheid van al haar beloften, vooral ten aanzien van het afstand doen van annexaties. Ontmaskering van de Voorlopige Regering in plaats van de ontoelaatbare, tot illusies aanleiding gevende ‘eis’ dat deze regering, de regering van de kapitalisten, moet ophouden imperialistisch te zijn.
4. De erkenning van het feit dat onze partij in de meeste sovjets van arbeidersafgevaardigden in de minderheid is, voorlopig zelfs in een zwakke minderheid tegenover het blok van alle kleinburgerlijke opportunistische elementen, die onder de invloed zijn geraakt van de bourgeoisie en deze invloed op het proletariaat overbrengen — vanaf de volkssocialisten en sociaal-revolutionairen tot aan het Organisatiecomité (Tsjcheïdze, Tsereteli, Steklov enz. enz..
Aan de massa’s moet uiteengezet worden dat de raden van arbeidersafgevaardigden de enig mogelijke vorm van een revolutionaire regering zijn en dat het, zolang deze regering zich door de bourgeoisie laat beïnvloeden, het slechts onze taak kan zijn geduldig, stelselmatig, standvastig, in het bijzonder aangepast aan de praktische behoeften van de massa’s, de fouten van hun tactiek uiteen te zetten.
Zolang wij in de minderheid zijn is het ons werk de fouten te bekritiseren en duidelijk te maken, waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de raden van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa’s zich door de ervaring van hun fouten ontdoen.
5. Geen parlementaire republiek — van de raden van arbeidersafgevaardigden daarheen terugkeren zou een stap achteruit betekenen —, maar een republiek van de raden van arbeiders-, landarbeiders- en boerenafgevaardigden in het gehele land, van onderen tot boven.
Afschaffing van de politie, van het leger, het ambtenarenkorps. De beloning van alle ambtenaren, die allen verkiesbaar en te allen tijde afzetbaar moeten zijn, mag niet uitgaan boven het gemiddelde loon van een goede arbeider.
6. In het agrarische program moet het zwaartepunt verlegd worden naar de raden van landarbeidersafgevaardigden.
Confiscatie van alle landerijen van grootgrondbezitters.
Nationalisatie van de gehele grond in het land; de beschikkingsmacht over de grond ligt in handen van de plaatselijke raden van landarbeiders- en boerenafgevaardigden. Vorming van speciale raad van afgevaardigden van de arme boeren. Het vormen van modelbedrijven uit alle grote landgoederen (ter grootte van ongeveer 100 tot 300 desjatinen, al naar gelang de plaatselijke en overige verhoudingen en ter beoordeling van de plaatselijke instellingen) onder het toezicht van de landarbeidersafgevaardigden en voor rekening van de gemeenschap.
7. Het onmiddellijk samensmelten van alle banken in het land tot één nationale bank en het instellen van controle daarop door de raad van arbeidersafgevaardigden.
8. Geen ‘invoering’ van het socialisme als onze onmiddellijke taak, maar op het ogenblik slechts de overgang naar het toezicht op de maatschappelijke productie en de verdeling van de voortbrengselen door de raad van arbeidersafgevaardigden.
9. Taken van de partij:
a) het onmiddellijk bijeenroepen van het congres;
b) wijziging van het partijprogram, in hoofdzaak op de volgende punten:
1) imperialisme en imperialistische oorlog;
2) onze houding tegenover de staat en onze eis inzake een ‘Commune-staat’.
3) verbetering van het oude minimumprogram;
c) verandering van de naam van de partij.
10. Vernieuwing van de Internationale.
Initiatief tot stichting van een revolutionaire Internationale, van een Internationale tegen de sociaal-chauvinisten en tegen het ‘centrum’."
Zalejski, toentertijd lid van het Bolsjewistische Centrale Comité, vatte de reactie op de Stellingen van Lenin zowel binnen de partij als doorheen de hele beweging als volgt samen: “De Stellingen van Lenin maakten indruk van een bom die ontplofte” (Trotsky, blz. 370). De aanvankelijke reactie was ongeloof en een regen van vervloekingen op het hoofd van Lenin: Lenin was te lang in ballingschap geweest, had de voeling met de Russische werkelijkheid uit het oog verloren. Zijn perspectieven over de aard van de revolutie waren in een soort van ‘trotskisme’ vervallen.
Wat betreft zijn idee over de sovjets die de macht moesten grijpen, was hij teruggegaan tot het Blanquisme, avonturisme, anarchisme. Een voormalig lid van het Bolsjewistische Centrale Comité, Goldernberg, die op dat moment buiten de partij stond, stelde het zo: “Vele jaren bleef de plaats van Bakoenin in de Oktoberrevolutie onbezet, nu is deze door Lenin ingenomen” (Trotsky, blz. 369). Voor Kamenev zou de benadering van Lenin de Bolsjewiki verhinderen om op te treden als partij van de massa's, en hun rol terugbrengen tot dat van een ‘groep kommunistische propagandisten’. Dit was niet de eerste keer dat ‘oude Bolsjewiki’ zich, in naam van het
Leninisme, aan achterhaalde formules hadden vastgeklampt. In 1905 was de aanvankelijke Bolsjewistische reactie op de verschijning van de sovjets gebaseerd op een mechanische interpretatie van de kritieken van Lenin op het spontaneïsme in Wat te Doen; daardoor had de leiding de Sovjet van Petrograd opgeroepen zich ondergeschikt te maken aan de partij of zichzelf te ontbinden.
Lenin zelf verwierp deze houding ronduit. Hij was een van de eerste om de revolutionaire betekenis van de sovjet te begrijpen als orgaan van proletarische politieke macht, en benadrukte dat de vraag niet ‘sovjets of partij’, maar zowel sovjets als partij was, aangezien hun rollen complementair waren. Nu, nogmaals, moest Lenin deze ‘Leninisten’ les geven in de marxistische methode, om aan te tonen dat het marxisme het tegenovergestelde is van een dood dogma is. Het marxisme is een het levende wetenschappelijke theorie die voortdurend moet worden geverifieerd in het laboratorium van sociale bewegingen. De April Stellingen waren de belichaming van de capaciteit van het marxisme om, in het licht van de ervaring van de klassenstrijd, eerdere standpunten te verwerpen, aan te passen, te wijzigen of te verrijken.
“Nu is het zaak zich de onbetwistbare waarheid eigen te maken dat de Marxist rekening moet houden met het levende leven, met de nauwkeurige feiten van de werkelijkheid, in plaats van zich vast te klampen aan de theorie van gisteren, die, als elke theorie, in het beste geval slechts het fundamentele, algemene aangeeft en de gecompliceerdheid van het leven slechts bij benadering omvat. ‘Grauw, dierbare vriend, is ied’re theorie, doch groen de gouden boom des levens’.” (Lenin, Brieven over Tactiek, April 8-13, 1917 – het citaat is van Mephisto in Goethe's Faust). En in dezelfde brief scheldt Lenin over: “Die 'oude' Bolsjewiki, die al meer dan eens een droevige rol in de geschiedenis van onze partij hebben gespeeld door zinloos een uit het hoofd geleerde formule te herhalen in plaats van het eigenaardige van de nieuwe, levende werkelijkheid te bestuderen”.
Voor Lenin was de ‘democratische dictatuur’ reeds gerealiseerd in de sovjets van de afgevaardigden van arbeiders en boeren en in die zin was het reeds een ouderwetse formule geworden. De essentiële taak voor Bolsjewiki was nu om, binnen deze bredere sociale beweging, de proletarische dynamiek naar voren te schuiven, die was gericht op de vorming van een Commune-Staat in Rusland als voorpost van de wereldwijde socialistische revolutie. Men zou het oneens kunnen zijn met de inspanning van Lenin om de eer van de oude formule te bewaren, maar het essentiële element in zijn benadering was dat hij in staat was de toekomst van de beweging te zien, en dus de noodzaak om het patroon van achterhaalde theorieën te doorbreken.
De marxistische methode is niet alleen dialectisch en dynamisch; ze is ook globaal. Met andere woorden: ze plaatst elke bijzondere kwestie in een internationaal en historisch kader. En dit is wat Lenin vooral toeliet om de echte richting van gebeurtenissen te begrijpen. Vanaf 1914 hadden de Bolsjewiki, met Lenin voorop, het meest consistente internationalistische standpunt verdedigd tegen de imperialistische oorlog, door hem te begrijpen als een bewijs van de neergang van het wereldkapitalisme en dus van het openen van het tijdperk van de wereldwijde proletarische revolutie.
Dit was de hoeksteen van de leuze ‘zet de imperialistische oorlog om in een burgeroorlog’, welke Lenin had verdedigd tegen alle verschillende vormen van chauvinisme en pacifisme. Vasthoudend aan deze analyse werd Lenin niet om de tuin geleid door het idee dat de machtsovername door de Voorlopige Regering het imperialistische karakter van de oorlog veranderde, en hij onthield zich niet van stekelige opmerkingen naar de Bolsjewiki, die in deze fout waren vervallen: “De Prawda eist van de regering , dat deze van annexatie afziet. Van een regering met kapitalisten te verlangen dat zij van annexaties afziet – is onzin, hemeltergend” (aangehaald door Trotsky, blz. 365).
De onverzettelijke herbevestiging van het internationalistische standpunt inzake de oorlog betekende in de eerste plaats de noodzaak om de opportunistische toegeving in de partij te stoppen. Maar het was ook het uitgangspunt voor de theoretische liquidatie van de formule van de democratische dictatuur en alle Mensjewistische verontschuldigingen voor het steunen van de bourgeoisie. Tegenover het argument dat het achterlijke Rusland nog niet rijp voor was het socialisme, argumenteerde Lenin als een ware internationalist, die in Stelling 8 erkende dat “onze onmiddellijke taak niet de invoering van het socialisme is”. Rusland, op zich, was niet rijp voor het socialisme maar de imperialistische oorlog had aangetoond dat het wereldkapitalisme als geheel in feite overrijp was.
Vandaar Lenin’s groeten aan de arbeiders in het station Finland: de Russische arbeiders zouden, door de macht te grijpen, handelen als voorhoede van het internationale proletarische leger. Vandaar ook de roep om een nieuwe Internationale aan het eind van de Stellingen. En voor Lenin, zoals voor alle authentieke internationalisten van die tijd, was de wereldrevolutie geen vrome wens maar een concreet perspectief dat uit de internationale proletarische opstand tegen de oorlog voortkwam - stakingen in Groot-Brittannië en Duitsland, politieke demonstraties, muiterijen en verbroederingen tussen de strijdkrachten van verscheidene landen, en natuurlijk het opkomende revolutionaire getijde in Rusland zelf. Dit perspectief, op dat moment embryonaal, moest na de Oktober-opstand volledig worden bevestigd door de uitbreiding van de revolutionaire golf naar Italië, Hongarije, Oostenrijk en vooral Duitsland.
De verdedigers van marxistische ‘orthodoxie’ beschuldigden Lenin inzake de machtsgreep en van de aard van de post-revolutionaire staat van Blanquisme en Bakoeninisme. Blanquisme omdat hij zogezegd voorstander was een staatsgreep door een minderheid – hetzij door de Bolsjewiki alleen, hetzij door de industriële arbeidersklasse als geheel, handelend zonder rekening te houden met de meerderheid van boeren. Bakoeninisme omdat de verwerping, in de Stellingen, van een parlementaire republiek een concessie was aan de anti-politieke vooroordelen van de anarchisten en syndicalisten.
Ten aanzien van de eerste beschuldiging verdedigde Lenin, in zijn Brieven over Tactiek, zijn Stellingen als volgt: “In mijn Stellingen heb ik mij beslist gedistantieerd van elke sprong over de nog niet te boven gekomen boerenbeweging of in het algemeen kleinburgerlijke beweging, van elk spelen met het ‘grijpen van de macht’ door een arbeidersregering, van elk blanquistisch avontuur, want ik verwees direct naar de ervaringen van de Commune van Parijs. Zoals bekend is en zoals Marx in 1871 en Engels in 1891 uitvoerig hebben aangetoond, hebben deze ervaringen echter laten zien dat er geen plaats was voor Blanquisme, dat de directe, rechtstreekse, onvoorwaardelijke heerschappij der meerderheid en de activiteit der massa’s slechts verzekerd waren naarmate de meerderheid zelf bewust optrad.
In de Stellingen heb ik zeer beslist de strijd om de invloed binnen de sovjets van arbeiders-, landarbeiders-, boeren- en soldatenafgevaardigden in het middelpunt geplaatst. Om in dit opzicht niet de geringste twijfel te doen postvatten, heb ik in deze Stellingen tot twee maal toe gewezen op de noodzaak van een geduldig, standvastig, ‘aan de praktische behoeften van de massa’s aangepast’ ophelderingswerk.”
Wat betreft de terugkeer naar een anarchistisch standpunt ten opzichte van de staat, een punt waar hij in zijn Staat en Revolutie nog dieper op in zou gaan, wees Lenin er in april op dat de ‘orthodoxe’ marxisten, met figuren als Kautsky en Plechanow aan het hoofd, de werkelijke lessen van Marx en Engels over de staat hadden begraven onder een mesthoop van parlementarisme. De ervaring van de Commune had aangetoond dat de taak van het proletariaat in de revolutie er niet in bestond de oude staat over te nemen maar hem van top tot teen te vernietigen; dat het nieuwe instrument van proletarische regering, de Commune-Staat, niet is gebaseerd op het principe van parlementaire vertegenwoordiging, welke uiteindelijk slechts een façade is voor de dictatuur van de bourgeoisie, maar op de directe en herroepbare afvaardiging van onderaf, op de bewapende en autonoom georganiseerde massa's.
Door de sovjets, de ervaring van 1905 en van de nieuw ontstane revolutie van 1917 naar voren te schuiven bevestigde dit niet alleen dit perspectief, maar leidden ze ook een volgende stadium in. Terwijl de Commune een ‘volks’ lichaam was geweest waarin alle onderdrukte klassen van de maatschappij gelijkmatig werden vertegenwoordigd, waren de sovjets een hogere vorm, omdat zij het voor het proletariaat mogelijk maakten om zich zelfstandig te organiseren binnen de beweging van de massa's in het algemeen. De sovjets, als geheel genomen, zouden zo een nieuwe staat vormen: één die kwalitatief verschillend is van de oude burgerlijke staat maar niettemin een staat - en hier onderscheidt Lenin zich zorgvuldig van de anarchisten:
“Het anarchisme is het ontkennen van de noodzakelijkheid van de staat en van de staatsmacht in de periode van overgang van de heerschappij der bourgeoisie naar de heerschappij van het proletariaat. Maar ik bepleit, met een beslistheid die elke mogelijkheid van misverstand uitsluit, de noodzakelijkheid van de staat in deze periode, echter – in overeenstemming met Marx en de ervaringen van de Commune van Parijs – niet van de gebruikelijke burgerlijk-parlementaire staat, maar van een staat zonder een staand leger, zonder een tegen het volk gerichte politie, zonder een boven het volk geplaatst ambtenarenkorps. Wanneer de heer Plechanow in zijn blad ‘Jedinstwo’ uit alle macht tekeer gaat over anarchisme, dan is dat slechts een bewijs te meer voor zijn breuk met het marxisme.” (Lenin, Brieven over Tactiik).
De aanklacht dat Lenin een Blanquistische staatsgreep plande is onafscheidelijk van het idee dat hij streefde naar macht voor zijn partij alleen. Dit zou een centraal thema worden in al de verdere burgerlijke propaganda over de Oktober-revolutie: dat het niets meer was dan een staatsgreep die door de Bolsjewiki werd uitgevoerd. Wij kunnen hier niet alle verscheidenheden en nuances van deze stelling behandelen. Trotsky geeft een van de beste antwoorden in zijn Geschiedenis der Russische Revolutie, wanneer hij aantoont dat het niet de partij, maar de sovjets waren die de macht grepen in Oktober (zie ook onze artikelen over de Oktoberrevolutie in International Review 71 en 72).
Maar een van de leidraden van deze opvatting is het argument dat Lenin’s opvatting van de partij, als een sterk verweven en uiterst centraliseerde organisatie, onverbiddelijk heeft geleid tot deze minderheidsputsch in 1917 en, bij uitbreiding, tot de Rode Terreur en uiteindelijk tot het Stalinisme. Opnieuw is dit een verhaal dat teruggaat naar de originele splitsing tussen Bolsjewiki en Mensjewiki en dit is niet de plaats om in te gaan op een of ander detail van deze zeer belangrijke episode. Het is voldoende om te zeggen dat sinds die episode, Lenin’s opvatting van de revolutionaire organisatie is omschreven als Jacobijns, elitair militair zelfs terroristisch.
De zo gerespecteerd marxistische autoriteiten, zoals Luxemburg en Trotsky zijn geciteerd ter ondersteuning van deze visie. Wat onszelf betreft ontkennen wij niet dat de visies van Lenin over de organisatiekwestie, zowel in die periode als in latere periodes, veel punten bevatten die onjuist zijn (bijvoorbeeld zijn goedkeuring in 1902 van de stelling van Kautsky over het klassenbewustzijn dat, van buitenaf komt, een standpunt dat hij later verwierp); sommige van zijn opvattingen over het interne regime van de partij, over het verband tussen de partij en de staat, enzovoort).
Maar in tegenstelling tot de toenmalige Mensjewiki, en hun talrijke anarchistisch, sociaal-democratische, en radenistische navolgers, nemen wij deze fouten niet als ons uitgangspunt, en net zo min beginnen wij een analyse van de Commune van Parijs of de Oktoberrevolutie door de nadruk te leggen op de fouten - zelfs de fatale – die zij maakten. Het echte uitgangspunt is dat de levenslange strijd van Lenin om een revolutionaire organisatie op te bouwen een historische verworvenheid is van de arbeidersbeweging, en heeft de huidige revolutionairen een onontbeerlijke basis nagelaten om te begrijpen hoe een revolutionaire organisatie intern zou moeten functioneren, alsmede wat haar rol binnen de klasse als geheel moet zijn.
Met betrekking tot het laatstgenoemde punt, en tegen vele oppervlakkige analyses, was de ‘nauwe’ Bolsjewistische opvatting van organisatie, die Lenin stelde tegenover de ‘bredere’ Mensjewistische opvatting, niet eenvoudig de weerspiegeling van de voorwaarden opgelegd door de Tsaristische onderdrukking. Net als de massastakingen en de revolutionaire opstanden van 1905 niet de laatste echo’s waren van de burgerlijke revoluties van de 19de eeuw, maar de nabije toekomst toonden van de internationale klassenstrijd in het opkomende tijdvak van het kapitalisme in verval, zo vormde de Bolsjewistische opvatting van een partij van toegewijde revolutionairen, glashelder in haar programma en functionerend op een gecentraliseerde basis, een voorafspiegeling van de rol en de structuur, vereist voor de partij, door de voorwaarden van het kapitalistische verval, van het tijdvak van proletarische revolutie.
Het kan zijn, zoals vele anti-Bolsjewiki hebben beweerd, dat de Mensjewiki naar het westen keken voor hun model van de organisatie, maar zij keken ook achterom, naar het oude sociaal-democratische model van een massapartij die de klasse belichaamt, de klasse organiseert en de klasse vertegenwoordigt, in het bijzonder via het verkiezingsproces.
In tegenstelling tot alle beweringen dat de Bolsjewiki waren vastgelopen in de achterlijke Russische omstandigheden, en teruggingen naar het model van de samenzweringsgezelschappen, waren zij in werkelijkheid degenen die vooruit keken, voorwaarts naar een periode van massale revolutionaire onstuimigheid die niet konden worden georganiseerd, gepland of ingekapseld door de partij, maar die de rol van de partij niettemin essentiëler dan ooit maakte.
“Verlaten we namelijk het pedante schema van een kunstmatig door partij en syndicaat gecommandeerde demonstratieve massastaking van de georganiseerde minderheid, en beschouwen we het levende beeld van een uit de scherpste toespitsing van de klassentegenstellingen en de politieke toestand met oerkracht ontstane volksbeweging, (…) zo moet klaarblijkelijk de taak van de sociaaldemocratie niet in de technische voorbereiding en leiding van de massastaking, veeleer echter in de politieke leiding van de hele beweging bestaan.”
Aldus schreef Rosa Luxemburg op meesterlijke wijze in haar analyse van de massastaking en nieuwe voorwaarden van de internationale klassenstrijd (De Massastaking, de Politieke Partij en de Vakbonden). En zo kwam Luxemburg, die een van de meest verwoede critici van Lenin was geweest ten tijde van de splitsing van 1903, samen met de meest fundamentele elementen in de Bolsjewistische opvatting van de revolutionaire partij.
Deze elementen zijn met de grootste helderheid uiteengezet in de April Stellingen, die wij reeds ieder idee hebben zien afwijzen om de revolutie van bovenaf ‘op te leggen’: “Zolang wij in de minderheid zijn is het ons werk de fouten te bekritiseren en duidelijk te maken, waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de raden van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa’s zich door de ervaring van hun fouten ontdoen.”Dit werk van “geduldige, stelselmatige, standvastige uiteenzetting” was precies wat werd bedoeld met het geven van politieke leiderschap in een revolutionaire periode.
There could be no question of passing to the phase of insurrection until the revolutionary positions of the Bolsheviks had won over the soviets - and indeed, before that could happen, the revolutionary positions of Lenin had to win over the Bolshevik party, and this required a hard and uncompromising struggle from the moment Lenin arrived in Russia.
Er kon geen sprake zijn over te gaan naar de fase van opstand alvorens de Bolsjewiki de sovjets voor haar revolutionaire standpunten had gewonnen - en inderdaad voordat zoiets kon gebeuren, alvorens dat kon gebeuren, moesten de revolutionaire standpunten van Lenin de Bolsjewistische partij voor zich winnen, en dit vereiste een harde en compromisloze strijd vanaf het ogenblik dat Lenin in Rusland aankwam.
”Wij zijn geen charlatans. Wij moeten ons slechts op het bewustzijn van de massa's baseren” (de tweede toespraak van Lenin bij zijn die aankomst in Petrograd, geciteerd in Trotsky, blz 368). In de beginfase van de revolutie, gaf de arbeidersklasse de macht over aan de bourgeoisie, een feit dat geen marxist zal verwonderen“want we hebben altijd geweten en er vele malen op gewezen, dat de bourgeoisie zich niet alleen handhaaft door middel van geweld, maar ook als gevolg van het gebrek van bewustzijn en organisatie, het routinisme en de onderdrukte staat van de massa’s” (Brieven over Tactiek). Aldus was de belangrijkste taak van Bolsjewiki het klassenbewustzijn en de organisatie van de werkende massa’s voort te stuwen.
Deze rol stelde de ‘oude Bolsjewiki’ geenszins tevreden die meer ‘praktische’ plannen hadden. Zij wilden deelnemen aan de bestaande ‘burgerlijke revolutie’ en wilden dat de Bolsjewistische Partij een massale invloed zou hebben op de beweging zoals die toen was. Volgens de woorden van Kamenev waren zij met afschuw vervuld bij de gedachte aan een partij die zich, met zijn ‘zuivere’ standpunten, aan de zijlijn bevindt, teruggedrongen in de rol van een ‘groep kommunistische propagandisten’.
Lenin had er geen moeite mee deze truc bloot te leggen - hadden de chauvinisten bij het begin van de oorlog niet dezelfde argumenten gebruikt tegen de internationalisten, dat zij in contact bleven met het bewustzijn van de massa's, terwijl de Bolsjewiki en de Spartakisten niet veel meer dan marginale sekten waren? Het moet bijzonder kwetsend geweest zijn om dezelfde argumenten van een Bolsjewistische kameraad te moeten horen. Maar dit deed niets af aan de scherpte van het antwoord van Lenin:
“Kameraad Kamenev stelt ‘de partij van de massa’s’ tegenover ‘een groep propagandisten’. Maar de ‘massa’s’ zijn immers juist nu bezweken voor de roes van de ‘revolutionaire’ vaderlandsverdediging. En is het dan op zo’n moment ook voor internationalisten niet passender zich tegen de roes van de ‘massa’s’ te verzetten in plaats van bij de massa’s ‘te willen blijven’, dat wil zeggen het slachtoffer te worden van de algemene besmetting? Hebben we niet in alle oorlogvoerende Europese landen gezien hoe de chauvinisten zich trachtten te rechtvaardigen met de wens ‘bij de massa’s te blijven’? Moeten we niet in staat zijn een tijdlang in de minderheid te blijven tegen de roes van de ‘massa’? Is soms het werk juist van de propagandisten en juist op dit moment niet de sleutel om de proletarische lijn te bevrijden van de kleinburgerlijke ‘massa’roes van de vaderlandsverdediging? Juist het in elkaar vloeien van de massa’s, van de proletarische alsook van de niet-proletarische, ongeacht de klassenverschillen onder de massa’s, was een van de voorwaarden voor de psychose van de vaderlandsverdediging. Met verachting spreken over een ‘groep van propagandisten’ die de proletarische lijn voorstaan, is waarachtig bepaald niet op zijn plaats” (Brieven over Tactiek).
Deze benadering, deze bereidheid om tegen de stroom in te gaan en deel uit te maken van een minderheid die duidelijke en welomlijnde klassenprincipes verdedigt, had niets met zuiverheid of sektarisme te doen. Daarentegen was ze gebaseerd op een inzicht in de echte beweging die zich in de klasse ontwikkelde en op een capaciteit om een stem en richting te geven aan de meest radicale elementen binnen het proletariaat.
Trotsky toont aan hoe, zowel met betrekking tot het winnen van de partij voor zijn standpunten als het vechten voor de ‘proletarische lijn’ binnen de klasse als geheel, steun Lenin zocht bij deze elementen:
”Lenin vond tegenover de oude Bosjewiki steun bij een andere groep in de partij, die wel reeds beproefd, maar frisser was en meer met de massa’s contact had. De Bolsjewistische arbeiders hadden, zoals wij weten, in de Februari-revolutie de beslissende rol vervuld. Zij beschouwden het als vanzelfsprekend dat die klasse de macht moest krijgen, die de overwinning behaald had. Deze arbeiders hadden krachtig tegen de koers Kamenew-Stalin geprotesteerd en de wijk Wyborg had zelfs met een royement van de ‘leiders’ uit de partij gedreigd. Ditzelfde kon men in de provincie waarnemen. Bijna overal waren linkse Bolsjewiki, die men van maximalisme en zelfs van anarchisme beschuldigde. Er ontbraken aan de revolutionaire arbeiders slechts de theoretische middelen, om hun stellingen te verdedigen. Maar ze waren gereed om aan de eerste duidelijke oproep gehoor te geven” (geciteerd van Geschiedenis der Russische Revolutie; Reorganisatie van de Partij, blz. 384).
Dit was ook een uitdrukking van Lenin’s beheersing van de marxistische methode die, door voorbij te gaan aan de oppervlakteverschijnselen, de echte dynamiek van een sociale beweging kan onderscheiden. Daarentegen keerde Lenin zelf zich, in de vroege jaren 1920, terug naar het argument ‘bij de massa’s blijven’. Hiermee rechtvaardigde hij het Eenheidsfront en organisatorische fusie met centrumpartijen. Dit was dat een teken dat de partij zijn greep op de marxistische methode verloor en in het opportunisme gleed.
Maar dit, op zijn beurt, was het gevolg van het isolement van de revolutie en de fusie van Bolsjewiki met de Sovjetstaat. In de vloedgolf van de revolutie in Rusland was de Lenin van de April Stellingen noch een geïsoleerde profeet noch demiurg [wereldverbeteraar] die boven de gewone massa stond, maar de duidelijkste stem van de meest revolutionaire tendens binnen het proletariaat; een stem die, met oneindige nauwkeurigheid, de weg wees die leidde tot de Oktober-opstand.
Amos, Lente 1997.
De hiernavolgende regels, overgenomen uit het werk van een getuige van de revolutie, Victor Serge, vormen een beklijvende ontluistering van de heersende ideologie waarbij, honderd jaar nadien, door alle media ad nauseam* wordt ingehamerd dat de Oktoberrevolutie niet meer was dan een vulgaire ‘staatsgreep’, uitgevoerd door Lenin en een handjevol Bolsjewiki.
---
Het was 6 oktober. De democratische conferentie, een afgietsel van het revolutionaire parlement, opgezet door de Sociaalrevolutionairen en de Mensjewiki was midden september in Moskou van start gegaan. De stakingen hadden haar weggevaagd, de kelners van het hotel en het restaurant weigerden haar leden nog te bedienen. Ze werd overgebracht naar Petrograd. Ze beraadslaagde daarna onder de bescherming van de betrouwbaarste matrozen, die zorgvuldig waren uitgekozen. En de bajonetten van de wachters trilden als het ware bij het passeren van een Bolsjewistische redenaar: “Wanneer gaan we er nu eindelijk gebruik van maken?”.
De massa’s hebben miljoenen gezichten: ze zijn nauwelijks homogeen; ze worden overheerst door diverse en tegenstrijdige klassebelangen; ze komen slechts tot een echt bewustzijn (zonder welke geen enkele vruchtbare daad mogelijk is) doorheen de organisatie. De opstandige massa’s van het Rusland van 1917 kwamen tot het duidelijke bewustzijn van de noodzakelijke actie, van de middelen, van de bereiken doelstellingen, via het orgaan van de Bolsjewistische Partij. Dit is geen theorie, het is de weergave van een feit. De verhouding tussen de Partij, de arbeidersklasse, de werkende massa’s verschijnen hier voor ons in een bewonderenswaardig reliëf.
Dit was de algemene gemoedstoestand onder de mariniers van de vloot. Vijftien dagen voor de 25e oktober eisten de matrozen van het Oostzee-eskader, dat in Helsingfors aan de kade lag, dat er geen tijd meer verloren mocht gaan en dat de opstand “de onvermijdelijke vernietiging bezegelde van de vloot door de Duitsers”. Zij stemden er in toe om te sneuvelen, maar dan wel voor de revolutie. De Sovjet van Kroonstad weigerde, sinds 15 mei, om de Voorlopige Regering te erkennen. Na de gebeurtenissen van juli hadden de commissarissen de opdracht gekregen aan boord te gaan om de ‘Bolsjewistische oproerkraaiers’ aan te houden. Daarop hadden ze slechts het volgende laconieke antwoord gekregen: “Wij zijn allemaal oproerkraaiers!”. Het was waar . De massa telde talloze agitatoren.
De afgevaardigden uit de loopgraven hadden in de Sovjet van Petrograd eenzelfde dreigende taal geuit: “Hoelang gaat deze onhoudbare toestand nog voortduren? De soldaten hebben ons gemandateerd om het jullie aan te kondigen: als er geen krachtige maatregelen geprobeerd worden tussen nu en de 1e november, zal heel het leger terugkomen. Jullie vergeten ons! Indien jullie geen oplossing vinden voor de toestand, zullen wij zelf onze vijanden komen verjagen, met de bajonet – maar jullie gaan eraan samen met hen!”. Zo klonk de stem van het front, aldus Trotski.
Begin oktober brak de opstand overal spontaan uit: de onlusten op het platteland breidden zich uit over heel het land. “De provincies Toela, Tambov, Riazan, Kaloega waren in opstand. De bedrogen boeren die van de revolutie vrede en land verwachtten, namen de oogsten van de grootgrondbezitters in beslag en staken woonsteden in brand. De regering Kerenski onderdrukte wanneer ze daartoe de kracht had. Gelukkig waren haar krachten beperkt”. “Lenin waarschuwde dat het verpletteren van de boerenopstand de revolutie zou doden”.
In de sovjets van de steden en de legers, waar ze tot dan toe in de minderheid waren, verwierven de Bolsjewiki de meerderheid. Bij de verkiezingen van de Doema (gemeenteraad) in Moskou behaalden ze 1999.337 van de 387.262 uitgebrachte stemmen. Onder de 710 verkozen leden, waren er 350 Bolsjewiki, 184 Kadetten, 104 Sociaalrevolutionairen, 31 Mensjewiki en 43 diversen.
Aan deze vooravond van de burgeroorlog stortten de gematigde partijen van het midden in elkaar en werden de radicale partijen groter. De Mensjewiki verloren elke echte invloed en de Sociaalrevolutionaire Partij, die kort tevoren nog over een reusachtige invloed beschikte, verschoof naar de derde plaats. Daarentegen kwamen de constitutionele democraten, de Kadetten, de partij van de bourgeoisie, die zich op één lijn hadden gesteld, er versterkt uit, geplaatst tegenover de revolutionairen. Bij de voorafgaande verkiezingen, in juni hadden de Sociaalrevolutionairen en de Mensjewiki, nog 70% van de uitgebrachte stemmen behaald; ze vielen terug tot 18%. Van de 17.000 soldaten stemden er 14.000 voor de Bolsjewiki.
De sovjets ondergingen een gedaanteverandering. Vroegere bolwerken van de Mensjewiki en Sociaalrevolutionairen werden ‘gebolsjewiseerd’. Er vormden zich nieuwe meerderheden. Op 31 augustus in Petrograd en op 6 september in Moskou behalen de Bolsjewistische moties, die voorgelegd werden aan de respectievelijke Sovjets, voor het eerste een meerderheid. Op 8 september nemen de Mensjewistische en Sociaalrevolutionaire kantoren ontslag uit de beide Sovjets. Op 25 september wordt Trotski verkozen tot voorzitter van de Sovjet van Petrograd. Nogin wordt voorgedragen als voorzitter van de Sovjet van Moskou. Op 20 september neemt de Sovjet van Tasjkent officieel de macht over. De troepen van de Voorlopige Regering nemen ze hem weer af. Op 27 september beslist de Sovjet van Reval, in principe, de overdracht van de algehele macht aan de sovjets. Enkele dagen voor de Oktoberrevolutie schiet de democratische artillerie van Kerenski op de Sovjet van Kaloega.
Laat ons hier een weinig bekend feit benadrukken. In Kazan triomfeerde de Oktoberopstand zelfs voordat die in Petrograd gelanceerd was. Een van de deelnemers aan de gebeurtenissen van Kazan heeft deze dialoog onder de militanten opgetekend: “Maar wat zouden jullie gedaan hebben als de sovjet niet de macht had gegrepen in Petrograd? – Het was voor ons onmogelijk om af te zien van de macht: het garnizoen zou het niet getolereerd hebben. – Maar Moskou zou jullie verpletterd hebben! – Nee, u heeft ongelijk om dat te geloven. Moskou zou de 40.000 soldaten van Kazan niet aangekund hebben”.
In het onmetelijke land lopen hele massa’s werkende mensen, boeren, arbeiders en soldaten over naar de revolutie. Een elementaire , onweerstaanbare opwelling, met een kracht die vergelijkbaar is met die van een oceaan. (…)
De massa’s hebben miljoenen gezichten: ze zijn nauwelijks homogeen; ze worden beheersd door diverse en tegenstrijdige klassebelangen; ze komen slechts tot een echt bewustzijn (zonder welke geen enkele vruchtbare daad mogelijk is) doorheen de organisatie. De opstandige massa’s van het Rusland van 1917 komen tot het duidelijk bewustzijn van de noodzakelijke actie, van de middelen van de te bereiken doeleinden, via het orgaan van de Bolsjewistische Partij. Dit is geen theorie, het is de weergave van een feit. De verhouding tussen de Partij, de arbeidersklasse, de werkende massa’s verschijnen hier voor ons in een bewonderenswaardig reliëf.
Wat de matrozen van Kroonstad, de soldaten van Kazan, de arbeiders van Petrograd, van Ivanovo-Vosnessensk, van Moskou, van overal, alsmede de boeren die de hoven van de heren plunderen, op een verwarde manier willen, wat ze allemaal wilden, in één woord gezegd, was: een eensgezinde, intelligente, aangeleerde, wilskrachtige en voorspoedige kracht vormen. Ze waren echter niet in staat hun aspiraties duidelijk tot uitdrukking te brengen, hen te toetsen aan de economische en politieke mogelijkheden, zich te richten op de meest rationele doelen, de meest geëigende middelen uit te kiezen om die te bereiken, het meest gunstige moment voor de actie te kiezen, de uitbreiding van het ene naar het andere eind van het land, elkaar in te lichten, zich te disciplineren, en hun talrijke inspanningen te coördineren. Dat was wat zij allen wilden, en de Partij legde het in duidelijke termen uit, voerde het uit. De Partij maakte hen kenbaar wat zij dachten. De Partij was de band die hen onderling verenigde, van het ene tot het andere eind van het land. De Partij was hun bewustzijn, hun intelligentie, hun organisatie.
Toen de artilleristen van de kruisers van de Oostzee, bezorgd vanwege de gevaren die boven de revolutie hingen, een uitweg zochten, werden die aangetoond door de Bolsjewistische agitator. Het was niet anders, het was evident. Toen de soldaten in de loopgraven hun wens wilden uiten om komaf te maken met de doden, verkozen zij de kandidaten van de Bolsjewistische Partij in het comité van het bataljon. Toen de boeren, moe van het getalm van ‘hun partij’, de Sociaalrevolutionairen, zich afvroegen of het geen tijd werd om zelf in actie te schieten, bereikte hen de stem van Lenin: “Boer, neem bezit van de grond!” Toen de arbeiders de contra-revolutionaire intrige aanvoelden, die hen van alle kanten omringde, reikte de Pravda hen de leuzen aan die zij voorvoelden en die ook de leuzen waren van de revolutionaire noodzaak. Staande voor de Bolsjewistische muurkrant in een armoedige straat, waar de voorbijgangers waren samengestroomd, riepen de ze uit: “Maar dat is het”. Dat is het. Deze stem is de hunne.
Dat is de reden waarom de mars van de massa’s naar de revolutie zich vertaalde in een groot politiek feit: de Bosjewiki werden, van een kleine minderheid in maart, een meerderheid in september-oktober. Een onderscheid maken tussen de massa’s en de Partij werd onmogelijk. Het is als een stroom Ongetwijfeld waren er onder de menigten, hier en daar andere revolutionairen, zoals linkse Sociaalrevolutionairen (de talrijkste), Anarchisten en Maximalisten, die ook de revolutie wilden: een handvol mensen die gedreven werden door de gebeurtenissen. Leiders werden geleid. Hoe verward hun bewustzijn van de werkelijkheid was, was te zien aan de talrijke kenmerken. Dankzij hun juiste theoretische begrip van de dynamiek van de gebeurtenissen, hielden de Bolsjewiki gelijke tred met de werkende massa’s en de historische noden. In het Kommunistisch Manifest van Marx en Engels staat geschreven: “De kommunisten hebben geen belangen die gescheiden zijn van de belangen van het gehele proletariaat”. Hoe juist klinkt deze zin, die werd geschreven in 1847.
Sinds het oproer van juli, toen de Partij nog nauwelijks getolereerd werd, maakte ze een periode door van illegaliteit en vervolging. Daarna werd ze tot steunpilaar van de aanval. Van haar leden vroeg ze opoffering, passie en discipline: ze gaf hen er enkel het genoegen voor terug ten dienste te staan aan het proletariaat. Je kon de aantal zien groeien. Telde ze in april 72 organisaties, 80.000 man sterk. Eind juli bereikte ze een ledenaantal van 200.000, gegroepeerd in 162 organisaties.
* om van te kotsen
Bij de honderdste verjaardag van de Russische Revolutie overweldigen de krantenpublicaties en televisie-uitzendingen dit gevoelige onderwerp. Zo wordt opnieuw een hele stroom van propaganda breed uitgesmeerd[1] om de heldhaftige uren van deze grootse gebeurtenis te verdraaien. Het was één van de belangrijkste feiten van de 20e eeuw of tenminste één vol lessen voor het wereldproletariaat. Onder het overvloedige propaganda-aanbod is de uitzending van het televisiekanaal Arte, dat op de proppen kwam met de aanlokkelijke titel: “Lenin, een andere geschiedenis van de Russische Revolutie”.[2] Volgens de journalisten van de krant Le Monde “vormt het ophalen van deze herinnering een formidabele herlezing van het jaar 1917, ontdaan van de fabels waaronder het in de loop der jaren bedolven is geraakt, overgeleverd aan de ideologieën.” De burgerlijke propaganda heeft altijd al een “andere geschiedenis van de Revolutie” gehanteerd, om de echte geschiedenis beter te begraven. Ze doet dit door de beelden te doen spreken met behulp van leugenachtige commentaren, die op de archiefdocumenten en de stomme film werden geplakt. Arte, het ‘culturele’ kanaal, deed ook volop mee aan de anti-bolsjewistische en anti-leninistische campagne.
Met behulp van talrijke archiefdocumenten die we gewoonlijk niet te zien krijgen, stort de uitzending ons in een soort vooraf herziene cursus geschiedenis. De professorale toon van de commentaren probeert vanaf het begin de autoriteit van de ‘specialisten’ te installeren door gebruik te maken van de anafoor (“Het is niet zo gebeurd…”) en soms door bedekte ironie. Bijvoorbeeld bij het uitspreken van de titel van de krant van de bolsjewiki, de Pravda (de Waarheid), merk je duidelijk de antifrase waarbij de tv-kijker aan het verstand wordt gebracht dat volgens de ‘specialist’ de Pravda slechts bestaat uit leugens.
De uitzending, gericht op de persoonlijkheid van Lenin, gaat regelmatig en zeer handig te werk door beelden en ‘pedagogische’ antitheses tegenover elkaar te plaatsen met de bedoeling om de strijder Lenin opnieuw te besmeuren. Zo wordt aan de ene kant de banneling in Zwitserland opgeroepen, die totaal “afwezig” was van het toneel, waarbij een beeld van het vredige Zürich wordt getoond. Het geheel wordt opgeluisterd met commentaren en een luchtig muziekje. Lenin wordt voorgesteld als een onderduiker die totaal naast de geschiedenis leefde. Ver van iedere realiteit wordt de ballingschap schematisch herleid tot het loutere voorrecht van “intellectuelen” (lees: afgesneden van de massa’s) en “welgestelden”. Deze sociologische klemtoon, die zich deels baseert op de werkelijkheid, heeft slechts tot doel te benadrukken dat “de massa’s” totaal vreemd zijn aan revolutionairen. De politieke en strijdvaardige dimensie wordt nauwelijks gesuggereerd; het militante karakter, de werkelijke dimensie van de strijd van Lenin, wordt verhuld; zijn polemieken worden totaal verzwegen. Dit staat in scherp contrast met de dynamische beelden over de situatie in Rusland die de gebeurtenissen op het terrein laten zien.
Deze met opzet geconstrueerde tegenstelling probeert reeds vanaf het begin op een overduidelijke manier de strijd van Lenin te diskwalificeren. Lenin zelf wordt al snel als een bedrieger geportretteerd. De uitweidingen over zijn familie en zijn jeugd, het oproepen van zijn vroegere strijdervaringen en vooral de terechtstelling van zijn broer, na diens deelname aan een aanslag op de tsaar, dienen als onderpand voor de eenzijdige uitleg, die erop neerkomt dat de uitsluitende motivatie van Lenin voor zijn revolutionair engagement bestond uit een ‘zucht naar wraak’ op de aristocratie. Heeft hij niet ooit eens gezegd, zoals wordt aangehaald door de commentator: “Ik zal ze ervoor betaald zetten.”?
In dit kader wordt het marxisme gereduceerd tot een hulpmiddel dat Lenin van pas kan kwam om zijn ‘persoonlijke macht’ te verzekeren. De werkelijkheid is helemaal anders dan deze laster. Lenins’ belangeloze en solidaire inzet en zin voor de revolutionaire strijd voor het socialisme, zijn een model geweest dat erkend werd door zijn strijdmakkers, door de arbeiders zelf en, middels de polemieken, door de grote persoonlijkheden van de toenmalige arbeidersbeweging en zijn bevestigd door de feiten. De uitzending, die nochtans zeer goed gedocumenteerd is, beschikt natuurlijk over geen enkele getuigenis die in die richting gaat. Nochtans aarzelde Rosa Luxemburg in haar pamflet De Russische Revolutie, niet om te stellen dat “Wat een partij op een historisch ogenblik kan opbrengen aan moed, energie, visie en revolutionaire consequentie, dat hebben Lenin, Trotski en hun kameraden in ruime mate aan de dag gelegd. De bolsjewieken vertegenwoordigden de revolutionaire eer en daadkracht, waaraan het de Westerse sociaaldemocratie zozeer ontbroken heeft. De omwenteling van oktober betekende niet alleen de feitelijke redding van de Russische Revolutie, maar bij deze gelegenheid is tevens de eer van het internationale socialisme gered.”[3]
De chronologisch opgebouwde uitzending roept beelden op van 1905 en van de belangrijkste mijlpalen tijdens de februaridagen van 1917 om te onderstrepen dat de bolsjewiki buiten het gebeuren stonden en absoluut niets begrepen van de toestand. Het is waar dat de bolsjewiki, voor het merendeel in de gevangenis, in het begin een minderheid vormden. De partijdigheid van de uitzending ligt in de benadrukking van het feit dat Lenin niet alleen dikwijls “afwezig” is, maar dat hij “ronddwaalt” en voortdurend “overdonderd wordt door de gebeurtenissen”. De enige kwaliteit van deze grote revolutionair zou zich beperken tot de kunst van de manipulatie.
In tegenstelling tot het voorgaande poneert Trotski de realiteit van Lenins’ aanpak: “De voornaamste kracht van Lenin was daarin gelegen, dat hij de innerlijke logica van de beweging begreep en daarnaar zijn politiek richtte. Hij drong zijn plan niet aan de massa’s op. Hij hielp de massa’s hun eigen plan te zien en te verwezenlijken.”[4]
De werkwijze van de antithese, die de uitzending van Arte zo na aan het hart ligt, zet zich voort met een vergelijking van de portretten van Lenin en Kerenski. Ook hier is de schaamteloos bewierookte Kerenski het enige personage dat “de geschiedenis waardig” is. Kerenski wordt voorgesteld als de verpersoonlijking van de massabeweging, die zogenaamde democratische aspiraties heeft. Er wordt benadrukt hoe hij de “smerige” en “naar zweet stinkende” arbeiders ontving en hoe de uitzinnige soldaten hem toejuichten vanwege zijn zogenaamde legitimiteit. Kerenski wordt voorgesteld als de grote democraat die de verbinding maakt tussen de arbeidersraad, het Taurisch Paleis en de Doema. In werkelijkheid werkt hij voor de reactie, zoals wordt aangetoond door zijn houding tegenover de Amerikaanse ambassadeur: “Wij zullen ervoor zorgen dat de sovjets een natuurlijke dood sterven. Het centrum van het politieke leven zal zich geleidelijk verplaatsen van de sovjets naar de nieuwe democratische organen van de autonome vertegenwoordiging.”[5] Daarmee is alles gezegd.
De commentaar, die dit allemaal verdoezelt, veroorlooft zich de industriewijk Vyborg en de 400.000 proletariers te presenteren als spontaan begeesterd door eenzelfde democratisch streven en niet door een historische revolutionaire strijd tegen het kapitalisme. De arbeidersinitiatieven zijn worden wel getoond, zoals het oversteken van de bevroren Neva, onder de neus van de reactionaire troepen,de politie en de autoriteiten, die op post stonden op de Alexander II – brug, maar deze worden onder de dekmantel van de eenvoudige chaos echter als louter bijkomstig voorgesteld, afhankelijk van de grillen van de gebeurtenissen, zonder enige overweging voor de bewuste en politieke dimensie van de arbeidermassa’s. Op dezelfde manier wordt de arbeidersraad van Petrograd gelijkgesteld aan een soort volksparlement en niet aan wat hij werkelijk vertegenwoordigde: een strijdorgaan waar zich de werkelijke politieke strijd van het proletariaat afspeelde. Onder het voorwendsel van een ‘pluraliteit’ van politieke stromingen en van burgerlijke en kleinburgerlijke invloeden gedurende deze periode, eigent de commentator zich het recht toe om de sovjet te herleiden tot een louter democratische vertegenwoordiging.[6]
De februaridagen worden valselijk voorgesteld als het toppunt van de revolutie, terwijl er in werkelijkheid slechts een dubbele macht bestond, zonder definitieve uitkomst: aan de ene kant die van de raden (sovjets), aan de andere kant die van de voorlopige regering. Het verloop van de gebeurtenissen tot oktober, lijkt op een soort van onteigening van de raden door de bolsjewiki. In werkelijkheid gebeurde het omgekeerde. Ze streden tegen de reactie, die achter het pseudo-revolutionaire masker van democratisch links de raden aan het misleiden en bedriegen was: “Daar waar een burgerlijke minister er niet in slaagde om tegenover de revolutionaire arbeiders of in de sovjets de verdediging van de regering op zich te nemen, kwam een Skobélev, Tsérétéli, Tchernov of een andere ‘socialistische’ minister naar voren (of, meer precies, werd gestuurd door de bourgeoisie) en voerde getrouw zijn opdracht uit. Hij zou zijn uiterste best doen het kabinet te verdedigen, de kapitalisten te verschonen en de mensen voor de gek te houden door steeds maar nieuwe beloften te doen en de mensen aan te raden om te wachten, te wachten en nog eens wachten.”[7]
De gebeurtenissen van februari 1917 , net zoals die van 1905, worden natuurlijk vermeld in verband met de strijd van het proletariaat tegen de oorlog. Maar de hele internationale context van de klassenstrijd in het jaar 1917 blijft zorgvuldig verborgen, alsof de uitbarsting van de massa’s in Rusland slechts een ongelukkig gevolg was van een ‘achtergebleven land’. Niets over de muiterijen en de verbroederingen van de soldaten aan alle fronten, niets over de stakingen, die bijna overal plaatsvonden, en de gisting in het achterland, niets over het feit dat er in werkelijkheid een echte internationale revolutionaire golf van het proletariaat op gang kwam.
De radicale tegenstelling tussen de bourgeoisie, d.w.z. de voorlopige regering die tot elke prijs de oorlog wilde voortzetten, en de revolutionaire bolsjewiki, met Lenin voorop, die de imperialistische slachting afwezen, wordt naar de achtergrond geschoven en verdronken in de vloed van vervalsende commentaren. De andere grote feiten die de revolutie kenmerken, worden onderworpen aan dezelfde ideologische vergiftiging om de bolsjewiki en vooral Lenin in diskrediet te brengen. De striktheid van Lenin en zijn rigoureuze respect voor de beslissingen die werden genomen tijdens de congressen (zoals tegenover diegenen die zich in 1903 weigerden te onderwerpen aan de beslissingen welke met de meerderheid van de stemmen waren genomen en tegen de oppositie van de mensjewiki)[8] wordt belasterd: de commentaren presenteren Lenin als dogmatisch en dictatoriaal. Er bestaat geen grotere leugen! Erger nog, Lenin zou volgens de commentator iemand zijn geweest die “heel zijn leven bezig was met uitsluiten en verdelen”. Dit commentaar wordt gegeven bij het testament van Lenin, wanneer hij op zijn sterfbed aan zijn kameraden van de bolsjewistische partij vraagt om Stalin omwille van zijn wreedheid te weren uit het Centraal Comité. Als bij toverslag rept de commentator geen woord over het testament van Lenin, heel eenvoudig omdat dit het bewijs levert dat er geen ‘continuïteit’ bestaat tussen Lenin en Stalin. De leugen door verzwijging is een integraal deel van alle ideologische vergiftigingscampagnes tegen Lenin en de Russiche Revolutie. Lenin is altijd de geduldige werker geweest voor een eensgezinde strijd, verdediger van de ‘partijgeest’ tegen alle opportunisten, tegen de ‘kringen’ die ertoe neigden om de eenheid van de revolutionairen af te wijzen en bijdroegen tot de versnippering van hun energie en het verzwakken van hun krachten voor de internationale proletarische strijd. Daarin lag de hele betekenis van zijn strijd en van zijn bijdrage in de Aprilstellingen. Tegenover alle verklikkers en allen die trachten te collaboreren en zich te schikken naar de heersende klasse, tegenover al die opportunisten hield Lenin inderdaad de rug recht en toonde zich onverzettelijk. Hij weigerde heel terecht enige concessie te doen aan de klassevijand, aan de uitbuiters en aanvaarde dus niet het kapitalisme. Weliswaar zouden de teruggang van de revolutionaire golf en de omsingeling door de troepen van de Entente het gewicht van de verkeerde visies, die overgeërfd waren uit het sociaaldemocratische verleden, leiden tot een absoluut tragische situatie.[9]
Wat de makers van deze uitzending vooral dwars zit is het feit dat Lenin geen patriot was en dat hij de Union Sacrée[10] (van uitbuiters en uitgebuitenen) weigerde en zelfs, hoogste overtreding, “de nederlaag voor zijn eigen land” wenste! De weigering van de ‘heilige eenheid’ veroorzaakt inderdaad verdelingen in de schoot van de ‘natie’ en een klassentegenstelling, dat ontkennen we niet. In alle fundamentele etappes van de gebeurtenissen houdt de commentaar dezelfde officiële lijn aan en laat de minste fout doorgaan voor verraad!
De julidagen, het verschrikkelijke tegenoffensief van de reactie, met de jacht op de bolsjewiki, waarbij “de massa’s blootgesteld worden aan de sabels” (Trotski), vormen de gelegenheid om te onderstrepen dat Lenin “afwezig” is of “onsamenhangende taal uitslaat” onder de bolsjewiki die “in paniek” verkeren. De werkelijkheid was daarentegen dat de bolsjewistische partij de valstrikken van de reactie goed door had en stelling had genomen tegen de machtsgreep die in juli voorbarig was (de soldaten waren immers nog niet voldoende solidair met de arbeiders en de toestand in de provincie stond politiek achter op die van Petrograd). In andere omstandigheden, zoals in één van zijn tussenkomsten in de sovjet, wordt Lenin zodanig verkeerd begrepen dat zijn zogenaamde “politieke delirium” zijn eigen gezellin Krupskaya zou verontrusten. Ze zou “vrezen voor zijn mentale gezondheid”. Walgelijk! Zo verandert de stress van de gespannen situatie en het overwerkt zijn zich in de ogen van onze ‘deskundigen’ in een waarachtige geestesziekte. De zogenaamde ‘wedijver’ van Lenin tussen de sovjets en de bolsjewiki, zijn streven om de hand te leggen op de raden en “de machtshonger die hem naar het hoofd steeg” … dat alles vloeit voort uit diezelfde leugenachtige interpretaties. Wanneer de bolsjewiki er in de maand augustus in slaagden om de putsch van generaal Kornilov te verijdelen, gegroepeerd en geschaard rond de arbeidersraad in Smolny, dan komt uiteindelijk de bijna expliciete suggestie dat Lenin in wezen ook een soort Kornilov was, die er uiteindelijk in slaagde om zijn slag thuis te halen. En dat nadat hij “zijn schuilhut” in Helsinki had verlaten en de sabotage van de democratie had ingezet. Het IIe Congres van de sovjets wordt voorgesteld als een eenvoudige democratische opzet en Lenin als iemand die was “bezeten van de opstand”, die op een onverzadigbare manier, en kost was het kost, nogmaals zijn machtshonger wilde bevredigen. Het doorslaand argument is dan het feit dat Lenin niet gewacht heeft op het IIe Congres van de sovjets om op te roepen tot de machtsgreep. Zo zou de revolutie ontfutseld zijn aan de handen van de proletarische massa’s. Dit is fout: het was niet de dictator Lenin, noch het Centraal Comité van de bolsjewistische partij, maar het Revolutionair Militair Comité (RMC), gekozen door de sovjet van Petrograd, die opriep tot de opstand van oktober. En onze burgerlijke ‘historici’ weten dat maar al te goed!
Heel de kwestie van de machtsgreep van Oktober, van de beslissing zelf van de opstand, worden door de officiële propaganda op klassieke wijze voorgesteld als een “vulgaire staatsgreep”, geleid door het RMC, dat totaal onder de controle stond van een handvol bolsjewiki en de onbeschrijfelijke dictator Lenin. Wat de uitzending vergeet te zeggen is dat het RMC werkelijk onder de controle stond van de sovjet van Petrograd, Het zou, aldus de commentator, louter gaan om een “politionele operatie”, in tegenstelling tot het beeld dat geschetst wordt door de film van de beroemde filmregisseur Eistenstein. En ook hier verzwijgt de uitzending, die nochtans goed gedocumenteerd is en zich liet inspireren door de meest uiteenlopende bronnen, het standpunt van Trotski, die de kwesties duidelijk stelt: “Demonstraties, straatgevechten, barricaden, al wat men gewoonlijk tot een ‘opstand’ rekent, het was er bijna niet: de revolutie hoefde geen probleem op te lossen dat al opgelost was. De verovering van het regeringsapparaat kon volgens plan worden uitgevoerd, met behulp van betrekkelijk weinig gewapende afdelingen, die vanuit één centrum geleid werden. (…) De rust in de straten in Oktober, het ontbreken van massa’s en gevechten gaven de tegenstanders voorwendsel om te spreken over een samenzwering van een onbeduidende minderheid, van een avontuur van een handvol bolsjewiki. (…) In werkelijkheid konden de bolsjewiki op het laatste ogenblik de strijd om de macht tot een samenzwering beperken, niet omdat zij een kleine minderheid waren, maar integendeel, omdat zij in de arbeiderswijken en kazernes een overweldigende, gesloten, georganiseerde en gedisciplineerde meerderheid achter zich hadden.”[11]
Ook de levendige getuigenis van de Amerikaanse journalist John Reed, die deelnam aan de “tien dagen die de wereld deden wankelen” wordt volledig verborgen: “Zo werd onder het geraas van de artillerie, in de duisternis, te midden van haat en angst en de meest onverschrokken stoutmoedigheid, het nieuwe Rusland geboren. (….) Als een zwarte stroom die de hele straat overspoelde, passeerden wij zonder gezang of gelach de Rode Triomfboog. (…) Aan de andere kant van de Triomfboog zetten we een looppas in, gebukt om ons zo klein mogelijk te maken, om ons daarna weer te verzamelen achter het voetstuk van de zuil van Alexander. (…) Na een paar minuten opeengehoopt te blijven achter de zuil herwon de troep, die samengesteld was uit enkele honderden mannen, zijn kalmte en ging, zonder nieuwe orders te ontvangen, uit zichzelf voort. Dankzij het licht, dat viel uit de ramen van het Winterpaleis, was ik erin geslaagd om te onderscheiden dat de eerste twee- tot driehonderd manschappen rode gardes waren, waarbij zich slechts enkele soldaten gevoegd hadden. (…) Een soldaat en een rode gardist verschenen voor de poort en duwden de menigte opzij: zij werden gevolgd door andere gardisten met de bajonet op het geweer, die een half dozijn achter elkaar lopende burgers begeleidden. Het waren de leden van de voorlopige regering. (…) Wij waren buitengekomen in de ijzige nacht, die gonsde en suisde van onzichtbare troepen, doorkruist door patrouilles. (…) Onder onze voeten lag het voetpad bezaaid met het puin van het stukwerk, dat kwam van de goot van het Paleis nadat twee granaten van de kruiser ‘Aurora’ waren ingeslagen. Het was de enige schade die door het bombardement veroorzaakt was. (…) Het was drie uur ’s morgens. Op de Nevski waren alle gaslantaarns aangestoken. Het kanon van tien millimeter was weggehaald en enkel de rond de vuren gehurkte rode gardisten en de soldaten herinnerden aan de oorlog. (…) In Smolny leken de lichten te flitsen alsof een dynamo met een te grote kracht aan het werk was.”[12]
Volgens de uitzending van Arte bestond de sovjet van Smolny louter voor de vorm, omdat de macht al “ingepalmd” was door “één enkele partij” en de boosaardige Lenin. Na de benoeming van de volkscommissarissen zou er een soort breuk zijn geconsolideerd.
Met een vingervlugheid, waarvan alleen de media in dienst van de burgerlijke klasse het geheim kennen, eindigt de uitzending van Arte met commentaren over de bloedige chaos, die werd veroorzaakt door de Oktoberrevolutie en die uiteindelijk zou hebben geleid tot de definitieve ineenstorting van het ‘communisme’ in 1989. Het ideologische bombardement wordt nog altijd ruimschoots gebruikt, maar heden met een bijzonder schadelijke bedoeling: jawel, er is wel degelijk een proletarische revolutie geweest in Rusland, maar wat de proletarische massa’s wilden was de democratie, een parlementaire democratie zoals in de westerse landen, met haar misleiding van de ‘macht aan het volk’ door middel van het universele kiesrecht.
Leugens! Wat de proletarische massa’s wilden was het einde van de oorlog van 1914-1918. En alleen Lenin en de bolsjewistische partij hadden dit revolutionaire ‘programma’ en maakten het mogelijk voor het proletariaat om zijn bestemming in eigen handen te nemen. Dankzij Oktober hebben de Russische Revolutie en het ‘bolsjewisme’ een einde gemaakt aan de wereldwijde slachtpartij. Onze commentatoren, professoren van de ‘geschiedenis’ en andere lofzangers van de burgerlijke democratie vermijden deze historische waarheid te vermelden. Zoal de nazistische propagandachef Goebbels in Duitsland zei: “Een reusachtige leugen draagt de kracht in zich om de twijfel weg te nemen.” En in de kunst van de propaganda en geschiedenisvervalsing hoeven de doorgewinterde ideologen van de democratische staat niet onder te doen voor de ‘hersenspoelingen’ van de nazistische en stalinistische regimes.
WH / 13.02.2017
[1] Al is de propaganda permanent en neemt ze verschillende vormen aan, heeft ze koortsachtige momenten gekend, zoals op het moment van de machtsovername door de bolsjewiki, soms tijdens de Koude Oorlog, maar ook en vooral op het moment van en na de ineenstorting van de USSR in de jaren 1990. Zie onze brochure: Oktober 1917, begin van de wereldrevolutie : de arbeidersmassa’s nemen hun lot in eigen handen (verschenen in het Frans en het Engels)
[2] Uitzending van vrijdag 3 maart met de deelname van de historicus Marc Ferro, specialist van Rusland en de USSR. Deze woordvoerder van de officiële geschiedenis hield niet op de grootste leugen van de geschiedenis op een heel geleerde wijze te onderhouden en te verspreiden door te zeggen dat het stalinisme gelijk is aan het communisme.
[3] Luxemburg (1918). De Russische Revolutie. https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1918/1918rr.htm [174]
[4] Trotski (1930). Geschiedenis der Russische Revolutie, deel I, “De reorganisatie van de partij”. https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/16.htm [175]
[5] Reed (1919). Tien dagen die de wereld deden wankelen.
[6] Het benadrukken dat de betogers de Marseillaise zongen, zonder de reden ervan noch de werkelijke geestesgesteldheid van de massa’s te verduidelijken, het onderstrepen dat het stemrecht voor vrouwen onder de voorlopige regering werd verkregen, dat alles laat geloven dat het tenslotte ging om een zuivere democratische revolutie.
[7] Lenin (1917). Lessen uit de revolutie, punt VI.
[8] Zie: Lenin (1904). Eén stap voorwaarts, twee stappen terug.
[9] Wij hebben nooit de fouten ontkend die door de bolsjewistische partij zijn gemaakt, noch haar ontaarding en haar omvorming tot de ruggengraat van de afgrijselijke stalinistische dictatuur. De rol van de bolsjewistische partij, evenals de onverbiddelijke kritiek van haar vergissingen en haar ontaarding, zijn geanalyseerd in verschillende artikels in onze Internationale Revue (IR):
- De ontaarding van de Russische Revolutie (Nederlandstalige IR nr. 3) en De lessen van Kronstadt (Engels-en Franstalige IR nr. 3);
- De verdediging van het proletarische karakter van de Oktoberrevolutie (Engels- en Franstalig IR nr. 12 en 13)
De essentiële reden voor de ontaarding van de partijen en de politieke organisaties van het proletariaat is gelegen in het gewicht van de burgerlijke ideologie in hun rangen, die voortdurend tendenzen naar het opportunisme en centrisme schiep. (Zie: “Resolutie over centrisme en opportunisme”, Engels- en Franstalige IR nr. 44)
[10] De Union Sacrée (Heilige Eenheid) slaat op de zogenaamde eenheid tussen uitbuiters en uitgebuiten die ondermeer door de meeste sociaaldemocratische leiders werd verdedigd. Dit ging regelrecht in tegen de internationale eenheid en solidariteit van de areidersklasse en kwam neer op het verraden van de proletarische zaak.
[11] Trotski (1930), Geschiedenis der Russische Revolutie, Deel III, “De Oktoberopstand”.
[12] Reed (1919). Tien dagen die de wereld deden wankelen.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 474.61 KB |
Het aandenken aan de Oktoberrevolutie kan nooit uitgewist worden, net zo min als er een kapitalisme kan bestaan zonder klassestrijd. In 1917 werd de mensheid geconfronteerd met de keuze tussen socialisme of barbarij: ofwel een proletarische revolutie, ofwel de vernietiging van de beschaving, misschien van de mensheid zelf. In 2017 worden wij nog altijd geconfronteerd met hetzelfde dilemma. Het kapitalisme kan niet hervormd worden, groen worden, of een menselijk gezicht krijgen. Zijn omverwerping had al lang moeten gebeuren, en geen enkele revolutie in de toekomst zal kunnen slagen als ze niet in staat is om al de lessen te trekken uit de reusachtige ervaring die onze klasse beleefde in Rusland, net als in Duitsland, Hongarije, Italië en de rest van de wereld zo’n honderd jaar geleden. Het is de taak en de verantwoordelijkheid van de minderheid van revolutionairen, van proletarische politieke organisaties, om deze lessen zo diepgaand en wijd mogelijk te bestuderen, te ontwikkelen en te verspreiden.
zaterdag 2 december 14u - Multatuli, Lange Vlierstraat 9 te Antwerpen (België).
De onderstaande tekst diende als inleiding voor de openbare bijeenkomst van de IKS van 25 maart 2017 te Antwerpen. De aankondiging van deze openbare bijeenkomst is hier [181] te vinden.
Het jaar 2016 zal herinnerd worden als het jaar dat de Brexit werd gestemd en dus de uitstap van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en het jaar dat Trump werd verkozen tot president van de Verenigde Staten. Een jaar waarin het populisme een enorme stap voorwaarts maakte in landen die tot nu toe gekend waren door hun stabiele en efficiënte politieke apparaat.
In de media vermenigvuldigen de analyses zich over het populisme en de gevolgen ervan. Iedereen wordt ertoe gebracht zich een eigen mening te vormen over de kwestie. We zijn vandaag in deze openbare bijeenkomst samengekomen, niet om te speculeren over de toekomst, maar om te samen na te denken over de ontwikkeling van het populisme in de wereld en vooral in de grote industriële landen. Wat betekent het? Wat zijn de gevolgen voor de arbeidersklasse?
Sinds de zomer van 2016 zijn er verschillende teksten in de publicaties[1] en op de website van de IKS verschenen. Wij nodigen iedereen om deze artikels te lezen en te verspreiden, aangezien ze volgens ons een goede basis vormen voor verdere reflectie en discussie. Al de afdelingen van de IKS organiseren momenteel ook openbare bijeenkomsten als deze om over de situatie te discussiëren.
1. Wat is populisme?
Wikipedia definieert het populisme als volgt: “Het populisme is een politieke stijl of een discours dat het volk centraal stelt. Als communicatiestijl is het populisme door eender welke ideologie te gebruiken. Het gaat uit van de onderdrukking van de bevolking door een elite. In tegenstelling tot de elite staat de zogenaamde "gewone man".” De verkiezingscampagne van Trump en ook de verklaringen van de Britse regering riepen in die zin dan ook op tot het respecteren van “de beslissingen van het volk”.
De IKS probeert echter dieper te gaan dan Wikipedia-definities. We gaan in deze inleiding enkele elementen naar voren schuiven die volgens ons belangrijk zijn om het populisme beter te begrijpen.
De IKS verdedigt een marxistische analyse, dus een analyse die stelt dat de maatschappij bestaat uit klassen met tegengestelde belangen. Het populisme is volgens ons een typisch product van de burgerlijke maatschappij in ontbinding, d.w.z. een maatschappij waarin noch de uitbuitende klasse (de bourgeoisie), noch de uitgebuite klasse (de arbeidersklasse) er in slaagt om zijn eigen perspectief op te leggen om de historische crisis van het kapitalisme te overwinnen. Voor de bourgeoisie is dit perspectief de wereldoorlog en voor de arbeidersklasse de omverwerping van het kapitalistisch systeem met als doel het communisme op te bouwen.[2]
De opkomst van het populisme toont aan dat er een diepgaand verlies aan vertrouwen heeft plaatsgevonden in de gehele maatschappij. Er is geen vertrouwen meer in de klassieke “elites”, d.w.z. de “klassieke” heersende conservatieve of “progressieve” (sociaal-democratische, ecologistische, stalinistische...) partijen, omdat zij niet in staat zijn de gezondheid van de economie te herstellen. De traditionele partijen, of zij nu links of rechts zijn, hebben geen oplossing om uit te crisis te geraken en bieden ook geen geloofwaardige perspectieven of alternatieven aan de sociale klassen.
Het populisme is een revolte tegen de huidige politieke kaste die alle lagen van de bevolking doorkruist.
Maar zelfs al zijn alle lagen van de bevolking aangetast door het populisme kunnen we toch zonder twijfel stellen dat de populistische partijen burgerlijke partijen zijn, die een integraal deel uitmaken van het politieke staatsapparaat (al was dat tot nu toe vaak in een ondergeschikte rol). Zij verspreiden een burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie, het nationalisme, het racisme, xenofobie, seksisme, autoritarisme en cultureel conservatisme. Ze staan dus voor een versterking van de dominantie van de heersende klasse en de staat over de maatschappij.
Als we kijken naar die delen van de arbeidersklasse die voor populisten als Trump of voor de populistische Brexit hebben gestemd, dan zie we dat het om die arbeiders gaat die het meest hebben geleden onder de veranderingen binnen de kapitalistische economie van de laatste 40 jaar. Na jaren van aanvallen tegen hun levensomstandigheden, na jaren van neerslagen, hebben zij nu de conclusie getrokken dat de enige manier om de heersende elite angst aan te jagen is, te stemmen voor duidelijk onverantwoordelijke (vanuit burgerlijke standpunt bekeken), “politiek incorrecte” partijen.
2. President Trump: een verdere stap in de ontbinding
Het fenomeen populisme is niet nieuw. Sinds de jaren 1980 bestaat het in verschillende geïndustrialiseerde tweederangslanden. Een aantal voorbeelden:
Maar ook in meer belangrijke landen is het populisme niet nieuw. Zo behaalt het Franse FN sinds de jaren 1980 significante successen.
De huidige opstoot van het populisme in de epicentra van het systeem, namelijk de VS en het VK, tonen ons het groeiende verlies aan controle van de heersende klasse over het politieke apparaat. Nochtans heeft ze deze partijen decennialang gebruikt om de controle te bewaren over het kapitalisme dat een natuurlijke tendens heeft tot een bestaan vol crises. We beleven vandaag een belangrijke politieke crisis van de bourgeoisie in het hart van de wereld:
Welke veranderingen zullen er plaatsvinden nu de populistische partijen mee de teugels van de staat in handen hebben?
In de jaren 1980 en 1990 slaagden de heersende fracties van de bourgeoisie om het populisme binnen de perken te houden, haar groei af te remmen en vooral om een regeringsdeelname van populisten te verhinderen of ze minder belangrijke functies te geven. (Zo was de FPÖ de kleinere coalitiepartner van de Oostenrijkse regering. De FPÖ werd bovendien in die periode sterk gediscrediteerd door allerlei corruptieschandalen.)
Vandaag probeert de “verantwoordelijke” bourgeoisie de catastrofale gevolgen van de populistische beslissingen zo goed mogelijk in te dammen. Naast de benoeming van mensen als Bannon (catalysator voor racisme en vrouwenhaat, sterk bekritiseerd door het democratische kamp) in het team van Trump, zijn meer “klassieke” republikeinen benoemd om te proberen de balans over te doen hellen naar minder extreme beslissingen.
De verkiezingsoverwinning van Trump (de “Brexit plus plus plus” zoals hij het zelf noemde) kondigt een chaos aan in het staatsapparaat van de meest belangrijke machten, waarvan de gevolgen niet precies te voorspellen zijn. Wat Trump kenmerkt is zijn onvoorspelbaarheid en het zal dus niet gemakkelijk zijn de consequenties van zijn regime te voorzien. We kunnen wel met zekerheid stellen dat de Brexit en vooral de overwinning van Trump een periode van groeiende instabiliteit openen op alle vlakken: economisch, politiek en imperialistisch. De economische en politieke opties die het populisme voorstelt zijn geen realistische opties voor het beheer van het nationale kapitaal.
Trump staat symbool voor een bourgeoisie die werkelijk elk perspectief voor haar eigen systeem heeft verloren. Zijn ijdelheid en narcisme betekenen niet dat hij gek is, maar verpersoonlijken de waanzin van een systeem dat geen opties meer heeft. De enige optie waartoe de interne dynamiek van het kapitalisme steeds weer leidt is de wereldoorlog. Maar zoals we op de vorige bijeenkomst en in een artikel over die bijeenkomst[4] hebben proberen te verduidelijk, denkt de IKS niet dat een nieuwe wereldoorlog voor de deur staat, omdat (a) de arbeidersklasse niet verslagen is en zich dus niet zal laten ronselen en (b) omdat de bourgeoisie er momenteel zelf niet in slaagt stabiele blokken van landen te vormen voor zo een wereldoorlog.
3. Welke impact voor de arbeidersklasse?
De arbeidersklasse bevindt zich momenteel in een soort vacuüm. Enerzijds is ze niet in staat haar eigen antwoord te bieden aan de historische crisis van het kapitalisme. Anderzijds heeft ze veel minder vertrouwen in de officiële instituten. Onder de druk van het ontbindende kapitalisme neemt het vertrouwen in de toekomst af en wordt de tendens om zich tot een imaginair verleden (een soort “gouden tijdperk”) te keren en om te zoeken naar zondebokken steeds sterker. De arbeidersklasse is momenteel dus erg vatbaar voor het bedrog van het populisme, die als antwoord op de versleten partijen het zogenaamde “volk” oproept om zich te keren tegen het corrupte “establishment”.
Het populisme houdt verschillende gevaren in voor de arbeidersklasse.
Een eerste gevaar is dat de populisten de solidariteit en eenheid van de internationale arbeidersklasse sterk ondermijnt. De populisten profiteren van de vluchtelingencrisis om de angst voor immigranten aan te wakkeren. De immigrant of vluchteling wordt voorgesteld als een parasiet of profiteur of zelfs een geprivilegieerde burger, die de “inheemse” burger zijn job of geld wegneemt. Ook etnische of nationale minderheden en zelfs de helft van de bevolking, namelijk de vrouwen, worden als concurrenten voor arbeid en financiële “sociale ondersteuning” van de staat voorgesteld. Telkens wordt een vijand van hen gemaakt, een extern kwaad dat desnoods moet worden uitgeroeid. Kortom, het populisme wakkert de haat en de verdeling van de arbeidersklasse aan. Ze stelt de “autochtonen” tegen de “allochtonen”, de mannen tegen de vrouwen, de populisten tegen de antipopulisten, enz. Elke toename van internationale solidariteit en eenheid onder de arbeiders wordt hierdoor sterk ondermijnd.
Een tweede gevaar is dat het populisme de verkiezingsmisleidingen doet heropleven en stemmen terug aantrekkelijker maakt. Ze doet dit in twee richtingen: enerzijds zijn ze zelf het zogenaamde alternatief voor de corrupte “elite” of zijn zij de “proteststem”, anderzijds gaan velen net tegen het populisme stemmen.
Het is in die zin belangrijk om dit jaar de verkiezingen in Nederland en Frankrijk te analyseren, omdat in beide landen de populistische partijen de wind in de zeilen hebben door de overwinning van Trump en de Brexit.
Maar het populisme versterkt ook de traditionele partijen door hun imago weer op te krikken. Die laatsten kunnen zich als meer humanitair en democratisch voordoen en dus als een soort voorhoede tegen het populisme presenteren, terwijl zij net even grote uitbuiters en onderdrukkers zijn. Hun tactieken zijn misschien meer stiekem, maar het effect is hetzelfde: een chaotische en onleefbare wereldorde.
Het populisme, een typisch fenomeen van de ontbinding van het kapitalisme, is dus een bijkomend gevaar voor de arbeidersklasse. Het is een soort revolte tegen de traditionele politieke leiders, niet tegen het kapitalisme. Het is een revolte die geen alternatief biedt op het kapitalisme. De enige klasse die een alternatief kan bieden is het proletariaat, wanneer ze zich op haar eigen klassenterrein mobiliseert en zich bewust wordt van noodzaak en de mogelijkheid van een communistische revolutie.
Het is echter een realiteit dat het economische, politieke en morele bankroet van de bourgeoisie momenteel niet leidt tot een revolutionaire kritiek van het systeem. Er bestaan maar een paar zeer kleine revolutionaire groepen en organisaties die echter een grote verantwoordelijkheid dragen. Hun taak is immers de proletarische bewegingen van morgen voor te bereiden, bewegingen die in staat moeten zijn om zichzelf de politieke lessen en tradities van solidariteit uit het verleden weer eigen te maken. De taak van de revolutionairen is dus in de eerste plaats een strijd te leveren voor politieke en theoretische helderheid, die de arbeidersklasse kan leiden op haar weg doorheen de mistige kapitalistische ideologie onder al haar vormen.
Internationalisme, 21/03/2017
[1] Internationale Revue 157, Internationalisme 365, Wereldrevolutie 140…
[2] Zie ook “Stellingen: de ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [156]”
[3] Zie ook ons artikel: “Brexit, Trump: setbacks for the ruling class, nothing good for the proletariat [182]”
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 98.82 KB |
In het oude Rome was de waanzin van de keizers meer regel dan uitzondering. Weinig historici twijfelen eraan dat dit een teken was van Rome’s aftakeling. Vandaag is een enge clown tot koning gemaakt in de machtigste natiestaat van de wereld, en toch wordt dit in het algemeen niet opgevat als een teken dat de kapitalistische beschaving reeds een vergevorderd stadium heeft bereikt van haar eigen verval. De toename van het populisme in de centrale landen van het systeem, waar we snel na elkaar eerst de Brexit en daarna de overwinning van Donald Trump hebben gezien, drukt het toenemend verlies uit door dat de heersende klasse van haar greep op de politieke machine. Wij zijn getuige van een enorme politieke crisis als gevolg van de versnelde ontbinding van de maatschappelijke orde, door de complete onmacht van de heersende klasse om de mensheid een toekomstperspectief te bieden.
Maar het populisme is ook een product van het onvermogen van de uitgebuite klasse, het proletariaat, om een revolutionair alternatief naar voren te schuiven, zodat er een ernstig gevaar bestaat dat het wordt meegesleurd in een reactie die is gebaseerd op machteloze woede, op angst, op het zoeken van zondebonken onder de minderheden en een bedrieglijke zoektocht naar een verleden, dat nooit echt heeft bestaan.
* Het neoliberale model heeft het wereldkapitalisme gedurende de afgelopen twee decennia goede diensten bewezen, maar het nadert nu zijn grenzen. En nu dreigt het gevaar dat de tendens van het ‘ieder voor zich’, dat wij hebben gezien op de imperialistische vlak, wordt overgeheveld naar het economische terrein, waar het tot dusver min of meer in toom was gehouden.
Trump symboliseert een bourgeoisie die werkelijk ieder perspectief heeft verloren om de maatschappij te beheren. Hoe ijdel en narcistisch hij ook is, hij is niet gek, maar belichaamt de waanzin van een systeem dat geen opties meer heeft, zelfs niet die van een wereldoorlog. Ondanks haar neergang is de heersende klasse al meer dan een eeuw in staat geweest om gebruik te maken van haar eigen politieke en militaire apparaat - met andere woorden, haar bewuste tussenkomst als een klasse - om een volledig verlies van controle te voorkomen, en een definitieve afloop van de gang naar chaos, die inherent is aan het kapitalisme. Zelfs als we niet de capaciteit van onze vijand moeten onderschatten om met nieuwe tijdelijke oplossingen te komen, beginnen de grenzen van deze controle langzamerhand op te doemen.
* Wat Trump en het populisme in het algemeen vooral kenmerkt is hun onvoorspelbaarheid. Er is tevens het feit dat Trump, nog voor het ontbijt, een dozijn tegenstrijdige dingen kan zeggen, en dat zoiets niet van invloed lijkt te zijn op de steun die hij in de campagne ondervindt. Maar wat gewerkt heeft in de verkiezingscampagne kan wel eens niet zo goed werken in zijn ambt als president.
Zo vertelt hij over de bevrijding van de Amerikaanse zakenman van de bureaucratie. Maar tegelijkertijd praat hij ook over een omvangrijk programma van het herstel van de infrastructuur in de binnensteden, het aanleggen van wegen, scholen en ziekenhuizen en het doen heropleven van de industrie voor fossiele brandstoffen door het afschaffen van de regels voor milieubescherming. Hij beloofde miljoenen illegale immigranten te verjagen, maar veel van de Amerikaanse economie hangt juist af van hun goedkope arbeidskracht. Met betrekking tot het buitenlands beleid, combineert hij de taal van het isolationisme en terugtrekking (zoals zijn dreigement om de betrokkenheid van de VS bij de NAVO te verminderen) met de taal van het interventionisme, met zijn geraaskal over het ‘plat bombarderen van ISIS', en de belofte de militaire uitgaven te vergroten.
* Op internationaal vlak kan de overwinning van Trump worden gelijkgesteld aan, zoals hij het zelf formuleerde, ‘Brexit plus plus plus’. Maar zij kan tevens een krachtige impuls gegeven aan rechtse populistische partijen in West-Europa, niet in het minst aan het Front National in Frankrijk, waar de presidentsverkiezingen worden gehouden in 2017. Dit zijn allemaal partijen die zich willen terugtrekken uit multi-nationale handelsorganisaties en een economisch protectionisme bepleiten met als gevolg nog meer instabiliteit en ‘ieder voor zich’.
* Maar misschien is wel het belangrijkste element in de overwinning van Trump de woede tegen de neoliberale ‘elite’ die zich heeft geïdentificeerd met de globalisering en het overwicht van de financiële sector op de economie - macro-economische processen die een verrijking vormen voor een kleine minderheid ten koste van de meerderheid, en vooral ten koste van de arbeidersklasse in de oude sectoren van de productie en de grondstoffenwinning.'Globalisering' betekende de grootschalige ontmanteling van verwerkende industrieën en de overheveling daarvan naar landen als China, waar de arbeidskracht veel goedkoper is en de winsten dus veel hoger zijn. Het betekende ook het ‘vrije verkeer van arbeiders’, wat voor het kapitalisme een ander middel is om arbeid te goedkoper te maken, door de migratie van ‘armere’ naar ‘rijkere’ landen.
De stem voor de Brexit en voor Trump was vooral een tegen-stem - tegen de groeiende ongelijkheid in rijkdom, tegen een systeem dat hen en hun kinderen, naar hun oordeel, een toekomst heeft ontnomen. Maar deze oppositie werd ingekaderd vanwege het volledig ontbreken van een echte beweging van de arbeidersklasse en heeft daarmee de populistische wereldvisie gevoed, die de elite de schuld geeft voor de uitverkoop aan buitenlandse investeerders.
Het grootste probleem voor onze klasse is dat het overduidelijke bankroet van de bourgeoisie op alle vlakken - economisch, politiek, moreel - met uitzondering van een zeer kleine minderheid, geen revolutionaire kritiek op het systeem losmaakt, maar eerder misplaatste woede en verpestende verdelingen in onze eigen gelederen. Dit vormt een ernstige bedreiging voor de toekomstige mogelijkheid om het kapitalisme te vervangen door een menselijke samenleving.
De IKS nodigt U uit om over deze analyse van de wortels van het populisme, als een wereldwijd fenomeen, meer diepgaand te komen discuteren:
Datum: zaterdag 25 maart om 14u00 – 18u00.
Plaats: Antwerpen, zaaltje café Multatuli, Lange Vlierstraat 9
Wij moedigen de lezers ook aan de analyses te onderzoeken verschenen op onze website:
*‘Over de kwestie van het populisme’(https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme [186]).
*‘Brexit, Trump: Setbacks for the ruling class, nothing good for the proletariat’, August 31, 2016.
* ‘President Trump: symbool van een zieltogend maatschappelijk systeem’ (https://nl.internationalism.org/iksonline/201611/1348/president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maatschappelijk-systeem [187])
Een gezamenlijk initiatief van:
*Internationalisme, Afdeling in België van de IKS, [email protected] [129]
*Wereldrevolutie, Afdeling in Nederland van de IKS, [email protected] [130]
Voor al diegenen die nog van mening zijn dat de laatste en beste hoop van de mensheid de revolutionaire omverwerping van wereldkapitalisme is, is het onmogelijk om het begin van het jaar 2017 te begroeten zonder eraan te herinneren dat het de 100ste verjaardag van de Oktoberrevolutie is. En wij weten ook dat al diegenen die erop aandringen dat er geen alternatief is voor het huidige maatschappelijke systeem, dit op hun eigen manier zullen herdenken.
Velen van hen zullen het natuurlijk negeren of zullen zijn betekenis afzwakken door ons te vertellen dat dit enkel oude geschiedenis is. Sindsdien is alles veranderd – en wat heeft het voor zin om te spreken over een revolutie van de arbeidersklasse als de arbeidersklasse niet meer bestaat of zo achteruitgegaan is dat de term ‘arbeidersrevolutie’ zelfs kan worden geassimileerd met proteststemmen ten gunste van de Brexit of Trump, met name in oude industriële centra die door globalisering zijn gedecimeerd?
Of als de omwenteling, die in 1917 de wereld deed schudden, in gedachte wordt genomen, wordt ze in de meeste gevallen afgeschilderd als soort verschrikkelijke gebeurtenis, maar met een zeer welomlijnde ‘moraal’: pas op, dit is wat er gebeurt wanneer je het huidige systeem uitdaagt, als je voor het waanidee valt dat een hogere vorm van het maatschappelijk leven mogelijk is. Je krijgt nog iets veel slechter.
Je krijgt terreur, goelags, de alomtegenwoordige totalitaire staat. Het begon met Lenin en zijn fanatieke bende Bolsjewiki, die met hun staatsgreep in Oktober 1917 de nieuwe democratie van Rusland om zeep brachten. Het eindigde met Stalin, die de hele maatschappij omvormde tot één groot kamp van dwangarbeid. En toen stortte het allemaal in, wat voor eens en voor altijd liet zien dat het onmogelijk is om moderne samenleving te organiseren, anders dan via de methodes van het kapitalisme.
We hebben niet de illusie dat het gemakkelijk zal zijn om in 2017 uit te leggen wat de Oktoberrevolutie werkelijk betekende. Momenteel verkeren we in een periode van uiterste moeilijkheden voor de arbeidersklasse en haar kleine revolutionaire minderheden, een periode die overheerst wordt door een gevoel van hopeloosheid en verlies van ieder vooruitzicht op de toekomst, door de sinistere groei van nationalisme en racisme, dat dient om de arbeidersklasse te verdelen en tegen elkaar op te zetten, door de met haat gevulde demagogie van de populisten aan de rechterzijde, en door het geraffineerde oproepen om de ‘democratie’ te verdedigen tegen dit nieuwe autoritair gedoe aan de linkerzijde.
Maar dit is ook een ogenblik voor ons om te herinneren aan het werk van onze politieke voorlopers, de Linkskommunistische fracties die de vreselijke nederlagen van de revolutionaire bewegingen overleefden, welke door de gebeurtenissen in Rusland 1917 waren ontketend, en die probeerden om helderheid te verschaffen ten aanzien van de daaropvolgende ontaarding en ondergang van die kommunistische partijen, die waren gevormd om leiding te geven op het pad naar de revolutie.
De helderste Linkskommunistische stromingen, zoals degene die waren gegroepeerd rond de revue Bilan in de jaren 1930 en Internationalisme in de jaren 1940 verzetten zich tegen de open terreur van de contra-revolutie in zowel zijn Stalinistische als fascistische vormen, alsmede tegen het meer versluierde bedrog van democratie. Ze begonnen het enorme karwei op zich te nemen om de ‘balans’ op te maken van de revolutie. E tegen al die bedriegers, bevestigden zij bovenal opnieuw wat essentieel en positief was geweest van de Oktoberrevolutie. In het bijzonder benadrukten zij:
Tegelijkertijd begonnen de revolutionairen van de jaren 1930 en de jaren 1940 ook met de pijnlijke analyse van de duurbetaalde fouten die waren gemaakt door Bolsjewiki in een situatie die geen enkele arbeiderspartij ooit had meegemaakt, in het bijzonder:
De IKS heeft, vanaf het begin, getracht dit werk voort te zetten: het trekken van de lessen van de Oktoberrevolutie en de internationale revolutionaire golf van 1917-23. Wij hebben in de loop van de jaren een vrij aanzienlijke bibliotheek aan artikels en pamfletten ontwikkeld, die deze absoluut essentiële era in de geschiedenis van onze klasse behandelt. In het komende jaar, en daarna, zullen wij ervoor zorgen dat deze teksten meer toegankelijk worden voor onze lezers, door een bijgewerkt dossier samen te stellen van onze belangrijkste artikelen over de Oktoberrevolutie en de internationale revolutionaire golf.
Iedere maand of zo zullen wij [op de belangrijkste websites van de IKS] artikels plaatsen die het meest direct overeenstemmen met de chronologische ontwikkeling van het revolutionaire proces of die reacties bevatten op de belangrijkste vragen die worden gesteld door de aanvallen van de burgerlijke propaganda of door discussies in en rond het proletarische politieke milieu. Zo zullen wij deze maand, op de voorpagina van onze website, een artikel plaatsen over de Februari-revolutie, dat voor het eerst was geschreven in 1997.
Dit zal worden gevolgd door artikels over de Aprilstellingen van Lenin, over de Juli-dagen, over de Oktober-opstand, enzovoort; en wij zijn van plan langere tijd door te gaan met dit proces, precies omdat het drama van de revolutie en de contra-revolutie een aantal jaren duurde en in geen geval beperkt was tot Rusland, maar had zijn weerklank over de hele planeet, van Berlijn tot Sjanghai, van Turijn tot Patagonië, en van de Clydeside tot Seattle.
Tegelijkertijd, zullen wij proberen aan deze verzameling nieuwe artikels toe te voegen die kwesties behandelen die wij nog niet diepgaand hebben onderzocht (zoals de toenmalige aanval tegen de revolutie door de heersende klasse, het probleem van de ‘Rode Terreur, enzovoort); artikels die antwoorden op de huidige campagnes van kapitalisme gericht tegen het revolutionaire geheugen van de arbeidersklasse. Verder ook artikels die de voorwaarden voor de proletarische revolutie vandaag zullen bekijken – wat zij gemeen hebben met de tijd van de Oktoberrevolutie, maar ook en vooral welke betekenisvolle veranderingen er in de loop van de afgelopen 100 jaar hebben plaatsgevonden.
Het doel van deze publicatieonderneming is niet eenvoudig historische gebeurtenissen te ‘vieren’ of te ‘herdenken’, die lang geleden hebben plaatsgevonden. Het is de bedoeling de visie te verdedigen dat de proletarische revolutie momenteel zelfs nog een grotere noodzaak is dan in 1917.
Geconfronteerd met de verschrikkingen van de eerste imperialistische wereldoorlog, besloten de revolutionairen van toen dat het kapitalisme zijn periode van neergang was ingegaan, die de mensheid voor de keuze stelde tussen socialisme en barbarendom; en de nog grotere verschrikkingen - gesymboliseerd in plaatsnamen zoals Auschwitz en Hiroshima - die volgden op de nederlaag van de eerste poging om de socialistische revolutie, bevestigde op grimmige wijze hun diagnose. Een later eeuw, vormt het voortbestaan van het kapitalisme een dodelijke bedreiging voor de overleving van de mensheid zelf.
Geschreven vanuit haar gevangeniscel, in 1918, en aan de vooravond van de revolutie in Duitsland, drukte Rosa Luxemburg haar fundamentele solidariteit uit met de Oktoberrevolutie en de Bolsjewistische Partij, ondanks alle zeer ernstige kritieken van de fouten van Boljewiki, in het bijzonder de politiek van uit de Rode Terreur. Haar woorden zijn nog net zo relevant voor onze eigen toekomst als ze waren voor de toekomst waar ze zelf mee werd geconfronteerd:
“Het gaat erom dat men in de politiek van de bolsjewieken het wezenlijke van het onwezenlijke onderscheidt, de kern van het toeval. In deze laatste periode, waarin wij in de gehele wereld voor de beslissende definitieve strijd staan, was en is het belangrijkste probleem van het socialisme, de brandende kwestie van deze tijd, niet een of ander onderdeel van de tactiek, maar de bekwaamheid tot actie van het proletariaat, de revolutionaire energie van de massa, het machtsstreven van het socialisme in het algemeen. In dit opzicht zijn Lenin en Trotski met hun vrienden de eersten geweest die het wereldproletariaat zijn voorgegaan met hun voorbeeld, zij zijn tot nu toe nog steeds de enigen die gelijk Hutten kunnen zeggen: ‘Ik heb het gewaagd!’
Dat is het wezenlijke en blijvende van de politiek der bolsjewieken. In dit opzicht hebben zij zich de onsterfelijke historische verdienste verworven dat zij door de verovering van de politieke macht en de praktische probleemstelling van de verwerkelijking van het socialisme het internationale proletariaat zijn voorgegaan en de confrontatie tussen kapitaal en arbeid in de gehele wereld ten zeerste hebben bespoedigd. In Rusland heeft men dat probleem slechts kunnen stellen. Men heeft het in Rusland niet kunnen oplossen, het kan alleen internationaal worden opgelost. En in die zin behoort de toekomst overal toe aan het 'bolsjewisme' ”.
IKS
1. De verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten, die heel kort volgde op de onverwachte resultaten van het referendum in het Verenigd Koninkrijk over de Europese Unie, heeft in de hele wereld een golf van malaise en angst geschapen, maar ook van vraagstelling. Hoe hebben “onze” leiders, die zogenaamd belast zijn met de huidige wereldorde, dergelijke zaken kunnen laten gebeuren – een wending van de gebeurtenissen die schijnt in te druisen tegen de “rationele” belangen van de kapitalistische klasse? Hoe komt het toch dat een krachtpatser, een schelm, een narcistische oplichter die om het even wat zegt, nu aan het hoofd staat van de machtigste staat ter wereld? En nog belangrijker: wat toont het ons aan over de richting die de wereld uitgaat? Zijn we aan het duiken in een scrisis van de beschaving, of zelfs van de mensheid zelf? Op die vragen moeten de revolutionairen duidelijke en overtuigende antwoorden geven.
2. Vanuit onze visie kunnen de werkelijke levensomstandigheden van de menselijke maatschappij enkel begrepen worden door ze te bezien vanuit het standpunt van de klassenstrijd, van de uitgebuite klasse, het proletariaat, dat er geen belang bij heeft om de waarheid te verbergen en wiens strijd hem verplicht om alle misleidingen van het kapitalisme te overstijgen met het oog op de omverwerping ervan. Het is bovendien enkel mogelijk om deze “actuele”, onmiddellijke of lokale gebeurtenissen te begrijpen door ze te situeren in een historisch en mondiaal kader. Dat is het wezen van de marxistische methode. Dat is de reden, en niet enkel omdat 2017 de honderdste verjaardag is van de revolutie in Rusland, waarom wij ermee beginnen een eeuw of meer terug te gaan om het kader te begrijpen waarin de meest recente ontwikkelingen van de wereldsituatie hebben plaatsgevonden: die van de neergang of het verval van de kapitalistische productiewijze.
De revolutie in Rusland was het antwoord van de arbeidersklasse op de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Zoals het bevestigd werd door de Kommunistische Internationale in 1919, betekende deze oorlog het begin van een nieuw tijdperk, het einde van de opkomstperiode van het kapitalisme, van de eerste explosieve groei van de kapitalistische “globalisering”, omdat deze botste op de grenzen van de verdeling van de wereld in rivaliserende nationale staten: hij opende “het tijdperk van oorlogen en revoluties”. De bekwaamheid van de arbeidersklasse om de burgerlijke staat in een heel land omver te werpen en zich te voorzien van een politieke partij die in staat was om haar te leiden naar de “dictatuur van het proletariaat” toonde aan dat het perspectief van de afschaffing van de kapitalistische barbarij historisch mogelijk en noodzakelijk was.
Meer nog, de Bolsjewistische Partij die in 1917 de voorhoede vormde van de revolutionaire beweging, heeft kunnen inzien dat de machtsovername door de sovjets in Rusland alleen stand kon houden als het werd gezien als de eerste aanval van een opkomende wereldrevolutie. Wat de Duitse revolutie betreft, begreep Rosa Luxemburg ook dat, indien het wereldproletariaat niet antwoordde op de uitdaging die gesteld werd door de Oktoberopstand en geen einde zou maken aan het kapitalistische systeem, de mensheid ondergedompeld zou worden in een tijdperk van toenemende barbarij, een spiraal van oorlogen en vernietiging, die de menselijke beschaving in gevaar zou brengen.
Met de wereldrevolutie in zicht, en met de noodzaak tot het scheppen van een alternatieve referentiepool tegenover de sociaal-democratie, die voortaan contrarevolutionair was, nam de Bolsjewistische Partij het voortouw bij de stichting van de Kommunistische Internationale, waarvan het eerste congres plaatsvond in 1919 in Moskou. De nieuwe kommunistische partijen, in het bijzonder die van Duitsland en Italië, vormden de speerpunten voor de uitbreiding van de proletarische revolutie naar West-Europa.
3. De revolutie in Rusland is zeer zeker de vonk geweest voor een reeks massastakingen op wereldvlak en opstanden die de bourgeoisie ertoe noodzaakten om een einde te maken aan de imperialistische slachtpartijen. Maar de arbeidersklasse is niet in staat geweest om, behalve enkele in de tijd beperkte initiatieven in Hongarije en in sommige Duitse steden, de macht te grijpen in andere landen. Geconfronteerd met de grote dreiging van haar mogelijke doodgraver, is de heersende klasse echter in staat geweest om haar scherpste rivaliteiten opzij te zetten om zo gezamenlijk op te treden tegen de proletarische revolutie. Ze wist de macht van de sovjets te isoleren door de blokkade, de invasie en de steun aan de bewapende contrarevolutie. Daarbij bediende zij zich van de sociaaldemocratische arbeiderspartijen en de vakbonden, die hun trouw reeds betuigd hadden aan het kapitaal door hun deelname aan de imperialistische oorlog, om de arbeidersraden in Duitsland te infiltreren en te neutraliseren en ze te sturen in de richting van een compromis met het nieuwe “democratische” burgerlijke regime. De nederlaag van de revolutie was niet alleen te verklaren door de aanhoudende regeerbekwaamheid van een nieuwe reactionaire heersende klasse. Ze vloeide ook voort uit de onrijpheid van de arbeidersklasse die gedwongen was om een snelle omschakeling te maken van haar strijd voor hervormingen naar een strijd voor de revolutie. En dat terwijl zij nog behept was met veel diepgewortelde illusies over de mogelijkheid om het kapitalistische regime te verbeteren door democratische verkiezingen, de nationalisaties van sleutelindustrieën of door het gratis verlenen van sociale voordelen aan de armste lagen van de maatschappij. Bovendien was de arbeidersklasse zwaar getraumatiseerd door de verschrikkingen van de oorlog, die de bloem van de jeugd gedecimeerd hard, en die geleid had tot een gapende kloof tussen de arbeiders van de ‘overwinnende’ en ‘verliezende’ naties.
In, Rusland werd de Bolsjewistische partij geconfronteerd met het isolement, de burgeroorlog en de economische ineenstorting. En meer nog, door haar deelname aan het apparaat van de Sovjet-staat, maakte ze een reeks rampzalige fouten die steeds meer leidden tot gewelddadige conflicten met de arbeidersklasse, met name de politiek van de “rode terreur”, welke leidde tot een verbod op politieke betogingen en organisaties. Dit liep uit op het neerslaan van de opstand van Kroonstad in 1921, toen deze laatste het herstel eiste van de authentieke macht van de sovjets, zoals die bestaan had in 1917. Op internationaal vlak begon de Kommunistische Internationale, die ook steeds nauwer verbonden was met de belangen van de Sovjet-staat in plaats van met deze van de wereldrevolutie, haar toevlucht te nemen tot een opportunistische politiek die haar oorspronkelijke helderheid ondermijnde, zoals de tactiek van het eenheidsfront, goedgekeurd in 1922.
Deze ontaarding deed een belangrijke Linkse Oppositie oprijzen, vooral in de Duitse en Italiaanse partijen. En op basis van deze laatste is de Italiaanse fractie in staat geweest om, tegen het einde van de jaren 1920, de lessen te trekken omtrent de uiteindelijke nederlaag van de revolutie.
4. De nederlaag van de revolutionaire golf op wereldschaal bevestigde dus de waarschuwingen die de revolutionairen in 1917-18 hadden geuit omtrent de gevolgen van een dergelijke mislukking: een nieuwe afdaling in de barbarij. De dictatuur van het proletariaat in Rusland is niet alleen ontaard, maar heeft zich omgevormd tot een kapitalistische dictatuur tegen het proletariaat, een proces dat bevestigd werd (alhoewel het al eerder begonnen was) door de overwinning van het Stalinistisch apparaat met zijn doctrine van “het socialisme in één land”. De “vrede” die gesloten was om komaf te maken met de dreiging van de revolutie heeft snel geleid tot nieuwe imperialistische wereldconflicten, die versneld en verhevigd werden door het uitbreken van de overproductiecrisis in 1929. Deze was een teken temeer van het feit dat de uitbreiding van het kapitaal in botsing kwam met zijn eigen grenzen.
De arbeidersklasse in de centrale landen van het systeem, en speciaal in de Verenigde Staten en Duitsland, onderging volledig de klappen van de economische depressie. Maar, doordat ze geprobeerd had om een revolutie te maken en deze mislukt was, was ze fundamenteel een verslagen klasse, ondanks bepaalde ontegensprekelijke uitingen van klasseverzet, zoals in de Verenigde Staten en Spanje. Daardoor was zij niet in staat om zich te verzetten tegen een nieuwe gang naar de wereldoorlog.
5. De vork van de contrarevolutie had drie belangrijke tanden : het stalinisme, het fascisme, de democratie. En elk van hen heeft diepe littekens nagelaten in de geest van de arbeidersklasse.
De contrarevolutie heeft haar diepste punt bereikt in die landen waar de revolutionaire vlam het hoogste was. Maar overal nam het kapitalisme een steeds meer totalitaire vorm aan, die ieder sociaal en economisch leven doordrong, daar het geconfronteerd werd met de noodzaak het proletarische spook uit te drijven, aan de grootste economische crisis uit zijn geschiedenis het hoofd te bieden en de oorlog voor te bereiden. Het Stalinistische regime zette de toon: een complete oorlogseconomie, de onderdrukking van alle dissidenten, monsterlijke uitbuitingsgraden, het was een uitgebreid concentratiekamp. Maar de ergste erfenis van het Stalinisme – zowel toen het nog bestond als in de decennia volgend op zijn ineenstorting – was het masker dat het ophield als een ware erfgenaam van de Oktoberrevolutie. De centralisatie van het kapitaal in de handen van de staat werd verkocht als socialisme, de imperialistische expansie als het proletarisch internationalisme. Alhoewel vele arbeiders, in de jaren dat de herinnering aan Oktoberrevolutie nog levendig was, nog bleven geloven in de mythe van het socialistische vaderland, hebben velen zich afgekeerd van elk idee van revolutie bij de opeenvolgende onthullingen van de ware aard van het Stalinistische regime. De schade die het Stalinisme heeft toegebracht aan het perspectief van het kommunisme, aan de hoop dat de revolutie van de arbeidersklasse een hogere vorm van maatschappelijke organisatie zou kunnen teweegbrengen, is onmetelijk. En dit des te meer omdat het Stalinisme niet uit de lucht is komen vallen op het proletariaat, maar mogelijk werd gemaakt door de internationale nederlaag van de klasse-beweging en vooral door de ontaarding van haar politieke partij. Na het traumatische verraad van de sociaaldemocraten in 1914, hadden de organisaties die de arbeidersklasse met zoveel moeite had opgericht en verdedigd, voor de tweede maal in minder dan 20 jaar, verraad gepleegd en zijn ze verworden tot haar ergste vijand. Kon het zelfvertrouwen van het proletariaat, zijn overtuiging in de mogelijkheid om de mensheid te leiden naar een hoger niveau van maatschappelijk leven, nog een grotere klap krijgen?
Het fascisme, dat oorspronkelijk een beweging was van de uitgeslotenen van de heersende en middenklassen, en zelfs van afvalligen uit de arbeidersbeweging, werd door de machtigste fracties van het Italiaanse en Duitse kapitaal geadopteerd omdat het samenviel met hun noden: het voleinden van de verplettering van het proletariaat en de mobilisatie voor de oorlog. Het was gespecialiseerd in het gebruik van “moderne” technieken om de duistere krachten van de irrationaliteit te ontketenen die sluimerden onder de oppervlakte van de burgerlijke maatschappij. In het bijzonder het nazisme, als product van een veel vernietigendere nederlaag van de arbeidersklasse in Duitsland, heeft een nieuw niveau bereikt van irrationaliteit, door de middeleeuwse pogrom te verstaatsen en te industrialiseren en de gedemoraliseerde massa’s in een gekkenmars naar de zelfvernietiging te leiden. De arbeidersklasse, als geheel, heeft zich niet onderworpen aan enig positief geloof in het fascisme – integendeel, zij was veel kwetsbaarder voor de bedrieglijke schijn van het antifascisme, die de voornaamste mobilisatiekreet was voor de komende oorlog. Maar de ongehoorde verschrikkingen van de dodenkampen van de nazi’s zijn, net als de Stalinistische goelags, eveneens een klap geweest voor het vertrouwen in de toekomst van de mensheid – en dus van het perspectief van het kommunisme.
De democratie, de overheersende vorm van de heerschappij van de bourgeoisie in de ontwikkelde industrielanden, heeft zich opgeworpen als de tegenstander van deze “totalitaire” formaties – wat haar niet belette om het fascisme te ondersteunen toen die afrekende met de revolutionaire arbeidersbeweging of een verbond aan te gaan met het Stalinistische regime tegen het Duitsland van Hitler. Maar de democratie bleek een veel intelligentere en duurzamere vorm van totalitarisme dan het fascisme. Dat ging ten onder in de puinhopen van de oorlog. Het stalinisme (met de notoire uitzondering van China en het atypische regime van Noord-Korea) zou neerzijgen onder het gewicht van de economische crisis en zijn onbekwaamheid om competitief te zijn op de wereldmarkt, wier wetten het had proberen te omzeilen bij staatsdecreten.
De beheerders van het democratisch kapitalisme zijn ook door de crisis van het systeem gedwongen om de staat en de macht van het krediet te gebruiken om de marktwetten te doen plooien, maar zij zijn er niet toe genoodzaakt om de extreme vorm van de centralisatie van bovenaf in te voeren zoals de regimes in Oost-Europa. Hen was die wel opgedrongen door een situatie van materiële en strategische zwakte. De democratie heeft haar rivalen overleefd en is de enige optie geworden voor de centrale kapitalistische landen van het Westen. Tot op heden is het schokkend om de steun aan de democratie tegen het fascisme tijdens de Tweede Wereldoorlog in vraag te stellen.. En diegenen die beweren dat er achter de democratische façade een dictatuur van de heersende klasse schuilgaat, die worden afgedaan als aanhangers van complottheorieën. Reeds in de jaren 1920 en 1930 vormde de ontwikkeling van de massamedia in de democratieën een model voor de verspreiding van officiële propaganda waar Goebbels jaloers op was. Het invoeren van de warenverhoudingen in de ontspanningsfeer en het gezinsleven door het Amerikaanse kapitalisme vormde een veel subtieler kanaal voor de totalitaire overheersing van het kapitaal dan de simpele toevlucht tot verklikkers en de genadeloze terreur.
6. In tegenstelling tot de hoop van de revolutionaire minderheid, die gedurende de jaren 1930 en 1940 sterk was uitgedund en vasthield aan de internationalistische beginselen, leidde het einde van de oorlog niet tot een nieuwe revolutionaire opstand. In tegendeel, het was de bourgeoisie, met Churchill op kop, die de lessen getrokken had uit 1917 en die elke mogelijkheid tot proletarische revolte in de kiem smoorde met een bommentapijt op de Duitse steden en haar politiek van “de Italianen in hun eigen vet te laten gaarkoken”, bij het uitbreken van massale stakingen in Noord-Italië in 1943. Het einde van de oorlog verdiepte aldus nog de nederlaag van de arbeidersklasse. En opnieuw en tegen de verwachtingen in van vele revolutionairen, werd de oorlog niet gevolgd door een nieuwe economische depressie en een nieuwe gang naar een wereldoorlog, zelfs toen de imperialistische tegenstellingen tussen de “overwinnende blokken” bleven bestaan en als een blijvende bedreiging op de mensheid wogen. De naoorlogse periode heeft daarentegen een werkelijke expansie gekend van de kapitalistische verhoudingen onder het Amerikaanse leiderschap, zelfs als een deel van de wereldmarkt (het Russische blok en China) zich poogde af te sluiten van elke doordringing van het westerse kapitaal. De voortzetting van de soberheid en de onderdrukking in het Oostblok lokte belangrijke arbeidersopstanden uit (Oost-Duitsland, 1953; Polen en Hongarije, 1956), maar in het Westen was er, op enkele uitingen van ontevredenheid na, zoals de stakingen van 1947 in Frankrijk, geleidelijk aan een verzwakking van de klassenstrijd. Dit ging zelfs zover dat de sociologen theorieën begonnen te ontwikkelen over de “verburgerlijking” van de arbeidersklasse, als gevolg van de uitbreiding van het consumptiegedrag en de welvaartstaat. Deze twee aspecten van het kapitalisme, na 1945, vormden trouwens een belangrijk bijkomend gewicht dat de mogelijkheid van de arbeidersklasse ondermijnde om zich op te werpen als een revolutionaire kracht. Het consumptiegedrag atomiseert de arbeidersklasse, en verspreidt de illusie dat iedereen het paradijs van het individuele bezit kan bereiken. De welvaartszucht, die dikwijls ingevoerd werd door de linkse partijen, en voorgesteld werd als een verworvenheid van de arbeidersklasse zelf, vormt een nog belangrijker instrument in de kapitalistische controle. Het ondermijnt het vertrouwen van de arbeidersklasse in zichzelf en maakt haar afhankelijk van de welwillendheid van de Staat. En later, in een fase van massale immigratie, zou haar organisatie door de natiestaat betekenen dat het vraagstuk van de toegang tot de zorg, de huisvesting en andere welzijnsuitkeringen een krachtige factor wordt in het tot zondebok maken van de immigranten en in het invoeren van verdelingen binnen de arbeidersklasse. Tegelijkertijd, en gepaard gaande met de schijnbare verdwijning van de klassenstrijd in de jaren 1950 en 1960, werd de politieke revolutionaire beweging gereduceerd tot het grootste isolement uit haar bestaansgeschiedenis.
7. Enkele van deze revolutionairen, die hun activiteit tijdens deze donkere periode hebben voortgezet, begonnen te beweren dat het kapitalisme, dank zij het bureaucratische staatsbeheer, geleerd had om zijn door Marx geanalyseerde economische tegenstrijdigheden te overwinnen. Maar anderen, die helderder waren, zoals de groep Internacionalismo in Venezuela, stelden dat de oude problemen – de beperkingen van de markt, de tendens tot de dalende winstvoet – niet konden worden bezworen en dat de financiële moeilijkheden die op het einde van de jaren 1960 opdoken, een nieuwe fase inluidden van open economische crisis. Zij hebben ook de capaciteit begroet van een nieuwe generatie van proletariërs om de crisis te beantwoorden door een herbevestiging van de klassestrijd. Dit was een voorspelling die volop werd bevestigd door de formidabele beweging van Mei 1968 in Frankrijk, en de internationale strijdgolf die erop volgde. Die toonden aan dat de decennia van contrarevolutie ten einde liepen en dat de strijd van het proletariaat een obstakel vormde in het openen door de nieuwe crisis van een koers naar de wereldoorlog.
8. Het opduiken van het proletariaat op het einde van de jaren 1960 en het begin van de jaren 1970, werd voorafgegaan door een toenemende politieke gisting binnen brede lagen van de bevolking in de ontwikkelde landen en in het bijzonder bij de jeugd: in de Verenigde Staten, de betogingen tegen de oorlog in Vietnam en de rassenscheiding; in Duitsland, de studentenbewegingen, die interesse toonden in een meer theoretische benadering van de analyse van het hedendaagse kapitalisme; in Frankrijk, de agitatie onder de studenten tegen de oorlog in Vietnam en het onderdrukkende regiem aan de universiteiten; in Italië de “operaïsten” of autonome tendensen, die de onvermijdelijkheid van de klassestrijd herbevestigden op een moment dat de wijze sociologen haar achterhaald noemden. Overal heerste een groeiend ongenoegen ten opzichte van het ontmenselijkte leven dat werd voorgesteld als de zoete vrucht van de naoorlogse economische welvaart. Een kleine minderheid, gedragen door de opkomst van de strijdbare gevechten in Frankrijk en andere industrielanden, heeft kunnen participeren aan de oprichting van een politiek bewuste, internationalistische voorhoede, en niet in het minst omdat een minderheid in haar midden de bijdrage van de Kommunistische Linkerzijde is begonnen te ontdekken.
9. Zoals wij maar al te best weten heeft de ontmoeting tussen de minderheid en de bredere klassebeweging slechts af en toe plaatsgevonden tijdens de gevechten op het einde van de jaren 1960 en begin 1970. Dat was deels het gevolg van het feit dat de gepolitiseerde minderheid fors overheerst werd door een ontevreden kleinburgerij: de studentenbeweging, meer bepaald, had nog niet die sterke proletarische component, zoals die te voorschijn kwam in de loop van de daaropvolgende decennia, als gevolg van de veranderingen in de organisatie van het kapitalisme. En ondanks de krachtige klassebewegingen in de wereld, ondanks de ernstige botsingen tussen de arbeiders en de inkaderingskrachten in haar midden – de vakbonden en de linkse partijen – bleef het merendeel van de klassestrijd defensief en stelde ze slechts zelden op directe wijze politieke kwesties. Bovendien werd de arbeidersklasse geconfronteerd met belangrijke verdelingen in haar rangen als klasse op wereldvlak: het ‘ijzeren gordijn’ tussen Oost en West, de verdelingen tussen de zogenaamde “bevoorrechte” arbeiders van de centra van het kapitaal en de onterfde massa’s in de voormalige koloniale zones.
De rijping van een politieke voorhoede werd afgeremd door de opvatting over een onmiddellijke revolutie, en door activistische praktijken, typisch voor het ongeduld van de kleinburgerij, die niet in staat bleek om het lange termijn karakter van het revolutionaire werk en het reusachtige niveau van de theoretische taken te vatten waar de gepolitiseerde minderheid tegen aankeek. De overheersing van het activisme heeft grote delen van de minderheid kwetsbaar gemaakt voor de recuperatie door ultralinks of, wanneer de strijd afzwakte, voor demoralisering. Tegelijkertijd werden diegenen, die ultralinks verwierpen, belemmerd door radenistische opvattingen die het geheel van het vraagstuk van de opbouw van de organisatie verwierpen. Toch was een kleine minderheid in staat om deze obstakels te overwinnen en zich de traditie van de Kommunistische Linkerzijde toe te eigenen. Zo kwam een dynamiek op gang van groei en hergroepering die voortduurde tijdens de jaren 1970, maar die in het begin van de jaren 1980 ten einde liep, wat symbolisch gemarkeerd werd door de beëindiging van de Internationale Conferenties. De mislukking van de strijd in deze periode om een hoger politiek niveau te bereiken, om de zaadjes uit te strooien die, op straat en in de vergaderingen van 1968, het vraagstuk van de vervanging van het kapitalisme, zowel in Oost als in West, door een nieuwe maatschappij hadden opgeworpen, zou zeer beslissende gevolgen hebben in het daaropvolgende decennium.
Desalniettemin was deze enorme drang van proletarische energie “niet alleen buiten adem”, het vereiste ook een gezamenlijke inspanning van de heersende klasse om hem te doen ontsporen en te onderdrukken. Fundamenteel gebeurde dit op politiek vlak, door maximaal gebruik te maken van de linkse krachten van het kapitaal en de vakbeweging, die een aanzienlijke invloed hebben gehad binnen de arbeidersklasse. Of het, in de loop van de twee decennia die volgden op 1968, nu ging via beloften om linkse regeringen te kiezen, of een latere strategie van “links in de oppositie”, gekoppeld aan de ontwikkeling van een radicaal syndicalisme, het feit dat de arbeiders hen in zekere zin beschouwden als een instrument van henzelf, was ook een onmisbaar element voor het inkapselen van de klassestrijd.
Tegelijkertijd haalde de bourgeoisie alle voordelen uit de structurele veranderingen die door de wereldwijde crisis werden opgelegd: aan de ene kant de invoering van technologische veranderingen ter vervanging van geschoolde en ongeschoolde arbeidskrachten in industrieën zoals de havens, de automobiel en drukkerijen; aan de andere kant de beweging in de richting van de “globalisering” van het productieproces, die hele industriële netwerken in de oude centra van het kapitalisme decimeerde en de productie verplaatste naar perifere regio's waar de arbeid onvergelijkbaar goedkoper was en veel meer winst opleverde. Deze veranderingen in de samenstelling van de arbeidersklasse in het hart van het kapitalisme, die vaak sectoren troffen die in de jaren zeventig en begin jaren tachtig in het middelpunt van de strijd stonden, werden bijkomende factoren in de atomisering van de klasse en de vernietiging van haar klassenidentiteit.
10. Ondanks bepaalde pauzes bleef de dynamiek, die ingezet werd in 1968, in de loop van de jaren 1970 behouden. Het hoogtepunt van de rijping van de capaciteit van het proletariaat op gebied van zelforganisatie en uitbreiding van haar strijd werd bereikt met de massastakingen in Polen, in 1980. Maar dit hoogtepunt markeerde ook het begin van de neergang. Alhoewel de stakingen in Polen de klassieke interactie hadden laten zien tussen economische en politieke eisen, hebben de Poolse arbeiders op geen enkele moment het probleem van een nieuwe maatschappij gesteld. Wat dit aspect betreft bleven de stakingen “onder” het niveau van de beweging van 1968. Toen was de zelforganisatie nog enigszins embryonaal, maar leidde de context tot een veel radicaler debat omtrent de noodzaak aan een sociale revolutie. Enkele heel beperkte uitzonderingen daargelaten, beschouwde de beweging in Polen het “vrije westen” als de alternatieve maatschappij die ze wilde: het ideaal van democratische regeringen, van “vrije” vakbonden, en al de rest. In het westen zelf waren er enkele uitingen van solidariteit met de stakingen in Polen. Tegenover een economische crisis die snel verdiepte, zagen we vanaf 1983, een golf van gevechten die steeds meer gelijktijdig plaatsvonden en globaal werden kwa omvang. In een groot aantal gevallen toonden ze een groeiend conflict tussen arbeiders en vakbonden. Maar het naast elkaar bestaan van strijd in de wereld, betekende niet automatisch dat er een bewustzijn was omtrent de noodzaak van de internationalisering van de strijd. Er was, in de botsing met de vakbonden, die natuurlijk deel uitmaken van de staat, geen sprake van een politisering van de beweging in de zin van een bewustwording van de noodzaak de staat omver te werpen, noch van een toenemende bekwaamheid om een perspectief naar voren te schuiven voor de mensheid. Meer nog dan in de jaren 1970, bleef de strijd van de jaren 1980 in de ontwikkelde landen steken op het terrein van de sectoriële eisen, en in die zin is hij kwetsbaarder gebleven voor de sabotage door radicale vormen van syndicalisme. De verergering van de imperialistische spanningen tussen de blokken in de loop van die periode heeft beslist een groeiende ongerustheid doen ontstaan over de oorlogsdreiging. Maar dat werd ruim afgeleid naar pacifistische bewegingen die doeltreffend de ontwikkeling verhinderden van een bewust verband tussen het economische verzet en de oorlogsdreiging. En wat betreft de kleine revolutionaire groepen die een georganiseerde activiteit onderhielden tijdens die periode, ook al waren ze in staat om meer direct tussen te komen in bepaalde initiatieven van de arbeidersklasse, toch roeiden ze, op een diepgaander niveau, tegen de stroom in van het wantrouwen ten opzichte van de “politiek”, dat overheerste in de arbeidersklasse in haar geheel. En deze groeiende kloof tussen de klasse en de politieke minderheid is op zichzelf een bijkomende factor geweest voor de onbekwaamheid van de klasse om haar eigen perspectief te ontwikkelen.
11. De strijd in Polen en zijn nederlaag zouden een samenvatting blijken van de globale krachtsverhouding tussen de klassen. De stakingen hebben duidelijk aangetoond dat de arbeiders van Oost-Europa niet bereid waren om te vechten in een oorlog in naam van het Russische Rijk, en toch waren zij niet in staat om een revolutionair alternatief te bieden voor de crisis van het systeem, die zich verdiepte. De fysieke verplettering van de Poolse arbeiders heeft trouwens buitengewoon negatieve politieke gevolgen gehad voor de arbeidersklasse in heel de regio, die als klasse afwezig was in de opstanden die aanleiding gaven tot het verdwijnen van de Stalinistische regimes. En zo werd zij kwetsbaar voor een akelige golf van nationalistische propaganda die belichaamd wordt in de autoritaire regimes die momenteel heersen in Rusland, Hongarije en Polen. De Stalinistische heersende klasse, die niet in staat bleek om de crisis en de klassestrijd aan te pakken zonder wrede onderdrukking, heeft aangetoond dat zij de politieke flexibiliteit miste om zich aan te passen aan de veranderende historische omstandigheden. Zo stond in 1980-1981 het toneel al klaar voor een ineenstorting van het Oostblok in zijn geheel, wat een nieuwe fase inluidde van de historische neergang van het kapitalisme. Maar deze nieuwe fase die wij aanduiden als die van de ontbinding, vindt haar oorsprong in een veel grotere blokkering tussen de klassen.
De klassebewegingen die uitbarstten in de ontwikkelde landen na 1968 markeerden het einde van de contrarevolutie. En het aanhoudende verzet van de arbeidersklasse vormde een beletsel voor de “oplossing” van de bourgeoisie voor de economische crisis: de wereldoorlog. Het was mogelijk om deze periode aan te duiden als een “koers naar massale klassenbotsingen” en de nadruk te leggen op het feit dat een koers naar oorlog niet kan plaatsvinden zonder een directe nederlaag van een opstandige arbeidersklasse. In de nieuwe fase heeft het uiteenvallen van de twee imperialistische blokken de wereldoorlog afgevoerd van de agenda, wat ook het niveau van de klassestrijd was. Maar dat betekende dat het vraagstuk van het historisch perspectief niet meer in die termen gesteld kon worden. De onbekwaamheid van het kapitalisme om zijn tegenstellingen te boven te komen betekent nog altijd dat het aan de mensheid niets anders te bieden heeft dan een toekomst van barbarij. Hiervan kunnen wij de grote lijnen zich al zien aftekenen in een helse combinatie van lokale en regionale oorlogen, milieurampen, pogroms en sociaal geweld op de naasten. Maar in tegenstelling tot de wereldoorlog, die een directe fysieke en ideologische nederlaag van de arbeidersklasse vereist, is deze “nieuwe” neergang in de barbarij veel trager, veel verraderlijker. Ze kan de arbeidersklasse geleidelijk aan inkapselen en het haar onmogelijk maken om zich te herstellen als klasse. Het criterium voor de inschatting van de evolutie van de krachtsverhouding tussen de klassen kan niet langer meer het beletten van een wereldoorlog zijn. Het is over het algemeen veel moeilijker geworden om het te bepalen.
12. In de beginfase van de heropleving van de kommunistische beweging na 1968, had de stelling van het verval van het kapitalisme talrijke aanhangers gewonnen en vormde ze de programmatische sokkel van een heropkomst van de Kommunistische Linkerzijde. Vandaag is dat niet meer het geval: de meerderheid van nieuwe elementen die in het kommunisme een antwoord zoeken op de problemen waarmee de mensheid geconfronteerd wordt, vinden allerlei soorten redenen om zich te verzetten tegen de opvatting van het verval. En wanneer het gaat over het begrip ontbinding, dat wij verdedigen als laatste fase van de neergang van het kapitalisme, schijnt de IKS ongeveer de enige te zijn om dit te hanteren. Andere groepen aanvaarden het bestaan van belangrijke manifestaties van de nieuwe periode – het algemene inter-imperialistische krijgsgewoel, de terugkeer van aartsreactionaire ideologieën zoals het religieus fundamentalisme en het opkomende nationalisme, de crisis in de verhoudingen tussen mens en natuur – maar weinigen onder hen trekken de conclusie dat deze toestand voortkomt uit een patstelling in de krachtsverhouding tussen de klassen. Weinigen onder hen zijn het evenmin eens met het feit dat deze verschijnselen uitdrukkingen zijn van een kwalitatieve verandering in het verval van het kapitalisme, van een hele fase of periode die slechts kan worden omgekeerd door de proletarische revolutie. Dit verzet tegen de opvatting van de ontbinding neemt dikwijls de vorm aan van scherpe uitvallen tegen de “apocalyptische” tendensen van de IKS, aangezien wij er over spreken als de laatste fase van het kapitalisme, of tegen ons “idealisme” want, alhoewel wij gevolgen van de economische crisis op de lange termijn als een sleutelfactor van de ontbinding zien, beschouwen wij niet enkel de economische factoren als het doorslaggevende element voor de intrede in deze nieuwe fase. Achter deze tegenwerpingen ligt het onbegrip van het feit dat het kapitalisme, als de laatste klassenmaatschappij in de geschiedenis, gedoemd is tot een dergelijke historische patstelling. In tegenstelling tot voorafgaande klassenmaatschappijen toen die in verval raakten, kan het kapitalisme in zijn schoot niet een nieuwe, meer dynamische productiewijze doen ontstaan. Nochtans moet de enige weg naar een hogere vorm van sociaal leven opgebouwd worden, niet als een automatisch product van economische wetten, maar op basis van een bewuste beweging van de overgrote meerderheid van de mensheid, wat per definitie de moeilijkste taak is die ooit is ondernomen in de geschiedenis.
13. De ontbinding was het gevolg van blokkade in de strijd tussen de twee voornaamste klassen. Maar ze blijkt ook een actieve factor te zijn bij de groeiende moeilijkheden van de arbeidersklasse sinds 1989. De uitstekend georkestreerde campagnes over de dood van het kommunisme die de val van het Russische blok begeleidden - en die aantoonden dat de heersende klasse in staat was om de manifestaties van de ontbinding te gebruiken tegen de uitgebuitenen – zijn een zeer belangrijk element geweest in het ondermijning van het zelfvertrouwen van de klasse en haar bekwaamheid om haar historische missie opnieuw te bevestigen. Het kommunisme, het marxisme, zelfs de klassenstrijd werden beschouwd als achterhaald, als niets anders dan dode geschiedenis. Maar de enorme en langdurige negatieve effecten van de gebeurtenissen van 1989 op het bewustzijn, op de strijdbaarheid en de klasse-identiteit van het proletariaat zijn niet enkel het resultaat van de reusachtige anti-kommunistische campagne. De doeltreffendheid van deze campagne zelf moet uitgelegd worden. Ze kan slechts begrepen worden in de context van de specifieke ontwikkeling van de revolutie en de contrarevolutie sinds 1917. Met de mislukking van de militaire contrarevolutie tegen de USSR zelf, met de nederlaag van de wereldrevolutie, ontstond er een compleet onverwachte constellatie: die van een contrarevolutie die voortkwam uit de schoot van een proletarisch bastion, en uit een kapitalistische economie in de Sovjet-Unie zonder enige historisch ontwikkelde kapitalistische klasse. Dat heeft geleid tot een realiteit die geenszins de uitdrukking was van een historisch hogere noodzaak, maar van een historische afwijking: de leiding van een kapitalistische economie door een contrarevolutionaire bourgeois staatsbureaucratie, een bureaucratie die helemaal niet opgeleid en geschikt was voor een dergelijke taak. Alhoewel de economie onder de stalinistische leiding efficiënt bleek in de vuurproef van de tweede wereldoorlog, is ze op lange termijn compleet mislukt in het genereren van een nationaal concurrerend kapitaal.
De stalinistische regimes waren bijzonder reactionaire vormen van de burgerlijke maatschappij in verval. Hoewel ze geen terugval waren in een soort van feodaal of despotisch regime, waren ze geenszins “normale” kapitalistische economieën. Met zijn ineenstorting bewees het Stalinisme evenwel nog een laatste dienst aan de heersende klasse. Bovenal omdat de campagnes over de dood van het kommunisme een soort bevestiging leken te krijgen in de realiteit zelf. De afwijkingen van het Stalinisme van een juist functionerend kapitalisme waren zo ernstig en aanzienlijk dat het in de ogen van de bevolking leek alsof het echt geen kapitalisme was. Maar daarvoor, tot zolang het in staat was zichzelf te handhaven, leek het te bewijzen dat er alternatieven mogelijk waren voor het kapitalisme. Zelfs als dat bijzondere alternatief voor het kapitalisme allesbehalve aantrekkelijk was voor de meerderheid van de arbeiders, liet zijn bestaan niettemin een mogelijke bres in het ideologische harnas van de heersende klasse. De heropleving van de klassestrijd in de jaren 1960 was in staat om voordeel te halen uit deze bres en een visie te ontwikkelen van de revolutie die tegelijkertijd antikapitalistisch en antistalinistisch was en gebaseerd, niet op een staatsbureaucratie of een één-partijen-staat, maar op de arbeidersraden. Als de wereldrevolutie, tijdens de jaren 1960-1970, door velen gezien werd als een niet te verwezenlijken utopie, een hersenspinsel, dan was dat het resultaat van de onmetelijke macht van de heersende klasse of van wat beschouwd werd als de egoïstische en inherent destructieve aard van onze soort. Nochtans vonden of konden dergelijke gevoelens van wanhoop soms een tegengewicht vinden in de massale strijd en solidariteit van het proletariaat. Na 1989, met de ineenstorting van de “socialistische” regimes, dook er een kwalitatief nieuwe factor op: de indruk dat het onmogelijk was een moderne maatschappij op te bouwen die niet gebaseerd was op kapitalistische beginselen. In die omstandigheden was het voor het proletariaat veel moeilijker, niet alleen om haar bewustzijn en klasse-identiteit, maar ook de economisch defensieve strijd te ontwikkelen. Want de logica van noden van de kapitalistische economie weegt veel zwaarder door als er geen alternatief voor schijnt te bestaan.
Al is het zeker niet nodig dat de hele arbeidersklasse marxistisch wordt of een duidelijke visie ontwikkelt over het kommunisme om de proletarische revolutie door te voeren, dan verandert de onmiddellijke toestand van de klassestrijd aanzienlijk, naarmate brede sectoren van de klasse al of niet de mogelijkheid zien om het kapitalisme in vraag te stellen.
14. Maar op een nog veel verraderlijke manier heeft de ontbinding in het algemeen en “op zich” in de arbeidersklasse haar klasse-identiteit en haar klassenbewustzijn aangevreten. Dat was bijzonder duidelijk bij de langdurig werklozen of bij de werkers met een deeltijdbaan die “aan hun lot waren overgelaten” door de structurele veranderingen, die werden ingevoerd in de jaren 1980: terwijl de werklozen in het verleden behoorden tot de voorhoede van de arbeiderstrijd, waren zij in deze periode veel kwetsbaarder voor verpaupering, voor bendevorming en voor de verspreiding van ideologieën zoals het jihadisme en het neo-fascisme. Zoals de IKS had voorzien in de periode onmiddellijk na de gebeurtenissen van 1989 zou de klasse een lange periode van teruggang tegemoet gaan. Maar de lengte en diepte van deze teruggang blijken nog veel groter te zijn dan wij verwachtten. Belangrijke bewegingen van een nieuwe generatie van de arbeidersklasse in 2006 (de anti-CPE beweging in Frankrijk tegen het startbanenplan voor jongeren) en tussen 2009 en 2013 in talrijke landen over de hele wereld (Tunesië, Egypte, Israël, Griekenland, de VS, Spanje… ) tegelijkertijd met een zekere opkomst van een milieu dat geïnteresseerd was in kommunistische ideeën, maakten het mogelijk om te denken dat de klassenstrijd eens te meer het centrum van het toneel zou worden, en dat een nieuwe fase in de ontwikkeling van het revolutionaire beweging was aangebroken. Maar talrijke ontwikkelingen in de loop van het laatste decennium hebben juist aangetoond hoe diepgaand de moeilijkheden zijn waarmee de arbeidersklasse en haar voorhoede worden geconfronteerd.
15. De strijd rond het jaar 2011 was uitdrukkelijk verbonden met de gevolgen van de verdiepende economische crisis, hun hoofdrolspelers verwezen bijvoorbeeld dikwijls naar de precaire voorwaarden van de tewerkstelling en het gebrek aan mogelijkheden voor de jongeren, zelfs na meerdere jaren van universitaire studies. Maar er bestaat geen automatisch verband tussen de verergering van de economische crisis en de kwalitatieve ontwikkeling van de klassestrijd – een wezenlijke les uit de jaren 1930, toen de Grote Depressie neigde tot meer demoralisatie in een klasse die al verslagen was. En gegeven de jarenlange teruggang en verwarring, die voorafgingen aan de financiële aardbeving van 2007-2008, zou deze een negatieve weerslag hebben op het bewustzijn van het proletariaat.
Een belangrijk element in dit verband was de proliferatie van het kredietsysteem zelf, dat centraal stond in de economische expansie van de jaren 1990 en 2000, maar waarvan de intrinsieke tegenstellingen de crash nu versnelden. Dit proces van “financialisering” speelde zich niet alleen af op het niveau van de grote financiële instellingen, maar ook in het leven van miljoenen werkers. Op dit vlak is de situatie heel anders dan in de jaren 1920 en 1930, toen de zogenaamde middenklasse (kleine eigenaars, vrije beroepen, enz.), maar niet de arbeiders, spaargeld hadden te verliezen, en toen de bescherming door de Staat nauwelijks genoeg was om te voorkomen dat de proletariërs zouden verhongeren. Enerzijds is de onmiddellijke materiële toestand van de arbeidersklasse in dergelijke landen nog altijd minder dramatisch dan die van 8 of 9 decennia geleden. Anderzijds zaten juist in die landen miljoenen arbeiders in de knoei, iets wat nagenoeg niet bestond in de jaren 1930: zij zijn zelf schuldenaren geworden, dikwijls voor een aanzienlijk bedrag. Tijdens de 19e eeuw, en zelfs nog in grote mate tot 1945, waren de lokale kroegen, cafés en kruidenierszaken de enigen die de arbeiders krediet verleenden. Op momenten van grote beproevingen moesten de arbeiders hun toevlucht nemen tot klasse-solidariteit. Kredietverlening aan de arbeiders is op grote schaal begonnen met woning- en bouwkredieten. Maar dat is in de daarop volgende decennia geëxplodeerd met de ontwikkeling, op een massale schaal, van het consumptieve krediet. De steeds meer geraffineerde, geslepen en verraderlijke ontwikkeling van deze kredieteconomie voor een groot deel van de arbeidersklasse, heeft uiterst negatieve gevolgen gehad op het bewustzijn van de proletarische klasse. De onteigening van het inkomen van de arbeidersklasse door de bourgeoisie is verborgen en lijkt onbegrijpelijk wanneer die de vorm aanneemt van een devaluering van het spaargeld, van het bankroet van de banken of de verzekeringsmaatschappijen of van de confiscatie van het huiseigendom op de markt. De toenemende kwetsbaarheid van de verzekeringen van de “Welvaartstaat” en hun financiering vergemakkelijkt de verdeling van de arbeiders tussen diegenen die betalen voor deze openbare systemen, en diegenen die er door worden onderhouden zonder daarvoor een equivalent te hebben betaald. En het feit dat miljoenen arbeiders in de schuldenlast zitten is een nieuw, bijkomend en krachtig middel om het proletariaat te disciplineren.
Zelfs indien het gevolg van de krach soberheid betekende voor de meesten en een nog onbeschaamdere overdracht van rijkdom naar een kleine minderheid, leidde het globale resultaat ervan niet tot het aanscherpen of ontwikkelen van een inzicht in het functioneren van het kapitalisme: de wrevel tegen de groeiende ongelijkheid is voor een groot deel gericht geworden op de “corrupte stedelijke elite”, een thema dat het voornaamste handelsmerk is geworden van het rechtspopulisme. En zelfs als de reacties, tegen de crisis en de onrechtvaardigheden die er mee verbonden zijn, leidden tot meer vormen van proletarische strijd, zoals de beweging van de Occupy in de VS, dan waren ze toch in zeer grote mate gelood door een tendens om de schuld af te schuiven op de graaizucht van de bankiers of zelfs op geheime genootschappen, die de krach met opzet zouden hebben georkestreerd om hun controle over de maatschappij de behouden.
16. De revolutionaire golf van 1917-1923 was, net zoals de voorafgaande opstandige bewegingen van de arbeidersklasse (1871, 1905), ontketend door een imperialistische oorlog. Dit leidde de revolutionairen ertoe om de oorlog te beschouwen als de meest gunstige omstandigheden voor de proletarische revolutie. In werkelijkheid heeft de nederlaag van de revolutionaire golf aangetoond dat de oorlog diepe verdelingen kan creëren binnen de klasse, in het bijzonder tussen de proletariërs van de “overwinnende” en die van de “verliezende” naties. Bovendien had de bourgeoisie, zoals door de gebeurtenissen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog is aangetoond, de nodige lessen getrokken uit wat er gebeurd was in 1917. Ze heeft haar bekwaamheid laten zien om mogelijke proletarische reacties tegen de imperialistische oorlog in te perken, voornamelijk door strategieën en vormen van militaire technologie te ontwikkelen die de verbroedering tussen de elkaar confronterende legers steeds moeilijker maakt.
In tegenstelling tot de beloften van de westerse heersende klasse na de ineenstorting van het Russische imperialistische blok, was de nieuwe historische fase die werd ingezet geenszins een tijdperk van vrede en stabiliteit, maar van uitbreiding van de militaire chaos, van steeds meer onoplosbare oorlogen, die hele delen van Afrika en het Midden-Oosten verwoest hebben en zelfs aan de poorten van Europa aanklopten. Maar terwijl de barbarij die werd ontplooid en Irak, Afghanistan, Rwanda, en nu ook in Jemen en Syrië, zeker en vast afgrijzen en verontwaardiging heeft veroorzaakt bij aanzienlijke delen van het wereldproletariaat – ook in de centrale kapitalistische landen wier bourgeoisie direct betrokken is in deze oorlogen – hebben de oorlogen van de ontbinding slechts zelden aanleiding gegeven tot proletarische vormen van verzet. Bovendien was de arbeidersklasse, in de landen die direct getroffen werden, te zwak om zich te organiseren tegen de lokale militaire gangsters en hun imperialistische sponsors. Dit is het meest evident in de huidige oorlog in Syrië, waar men niet alleen een ongenadige afslachting van de bevolking heeft gezien door lucht- en andere bombardementen, vooral door de officiële strijdkrachten van de staat, maar ook de afleiding van een aanvankelijke sociale onvrede door de vorming van militaire fronten en de rekrutering van tegenstanders van het regime in een wirwar van gewapende bendes, de ene wreder dan de andere.
In de kapitalistische centra, hebben dergelijke afschuwelijke scenario’s vooral gevoelens van wanhoop en onmacht doen ontstaan – voornamelijk omdat het er op kan lijken dat elke poging om te rebelleren tegen het huidige systeem enkel kan leiden tot een nog veel ergere situatie. Het treurige lot van de “Arabische lente” kan gemakkelijk gebruikt worden tegen de mogelijkheid tot revolutie. Maar de verbrokkeling van hele landen in de periferie van Europa is, in de loop van de laatste dertig jaren, als een boemerang beginnen te werken op de arbeidersklasse in het centrum van het systeem. Dit kan samengevat worden in twee vraagstukken: enerzijds de steeds meer chaotische ontwikkeling van de wereldwijde vluchtelingencrisis, die zich werkelijk heeft uitgebreid over de hele planeet, en anderzijds de ontwikkeling van het terrorisme.
17. Het triggermoment van de vluchtelingencrisis was de openstelling van de grenzen van Duitsland (en Oostenrijk) voor de vluchtelingen van de “Balkan-route” in 2015. De motieven voor deze beslissing van de kanselier Merkel waren dubbel. Eerstens, de economische en demografische toestand van Duitsland (een bloeiende industrie die geconfronteerd werd met het vooruitzicht van schaarste aan gekwalificeerde en “gemotiveerde” arbeidskrachten). Ten tweede het gevaar van de ineenstorting van de openbare orde in Zuid-Oost Europa vanwege de concentratie van duizenden vluchtelingen in landen die dit niet aankonden.
Maar de Duitse bourgeoisie had de gevolgen van haar eenzijdige beslissing op de rest van de wereld slecht ingeschat, in het bijzonder in Europa. In het Midden-Oosten en in Afrika zijn miljoenen vluchtelingen en andere slachtoffers van de kapitalistische ellende begonnen plannen te maken om naar Europa te trekken, in het bijzonder naar Duitsland. In Europa hebben de regels van de EU, zoals die van “Schengen” of het “Verdrag van Dublin”, het probleem van Duitsland tot een probleem van heel Europa gemaakt. Een van de eerste gevolgen van deze toestand is een crisis geweest van de Europese Unie – tot op heden misschien wel de ergste in haar geschiedenis.
De komst van zovele vluchtelingen in Europa bracht in het begin een spontane golf van sympathie teweeg bij grote delen van de bevolking – een geestdrift die nog sterk is in landen zoals Italië of Duitsland. Maar deze geestdrift werd snel verstikt door een xenofobe reactie in Europa die niet alleen door de populisten werd georganiseerd maar ook door de veiligheidsdiensten en de professionele verdedigers van de burgerlijke wet en orde, die gealarmeerd werden door de plotselinge en ongecontroleerde toevloed van niet-geïdentificeerde personen. De schrik voor de komst van terroristische agenten ging gepaard met de vrees voor het feit dat de komst van zovele moslims de ontwikkeling zou versterken van subculturen van immigranten in Europa, die zich niet identificeren met de natie-staat van het land waarin zij leven. Deze vrees werd nog versterkt door de toename van terroristische aanslagen in Frankrijk, België en Duitsland. In Duitsland zelf was er een duidelijke toename van terroristische aanvallen van rechts tegen de vluchtelingen. In delen van de voormalige DDR heeft zich een ware pogromsfeer ontwikkeld. In geheel West-Europa is de “vluchtelingencrisis”, na de economische crisis, de tweede factor geworden die (versterkt door het fundamentalistisch terrorisme) de vlammen aanwakkert van het rechtse populisme.
Zoals de economische crisis na 2008 ernstige verdeeldheid teweeg bracht binnen de bourgeoisie wat betreft de beste manier om de wereldeconomie te beheren, markeerde 2015 het begin van het einde van een consensus met betrekking tot de immigratie. Tot dan toe was een half-doorlaatbare grens de basis van het beginsel van deze politiek geweest. De muur tegen Mexico die Donald Trump wil bouwen bestaat al, net zoals die rond Europa (ook in de vorm van militaire patrouilleschepen en gevangenissen op de luchthavens). Maar de bedoeling van de huidige muren is de immigratie te vertragen en te reguleren, niet om die te beletten. De immigranten onwettig binnen laten komen criminaliseert hen, verplicht hen op die manier om te werken voor een hongerloon, in verschrikkelijke omstandigheden, zonder enig recht op sociale voorzieningen. Door mensen te verplichten hun leven te riskeren om toegelaten te worden, wordt het grenzenbeleid bovendien een soort barbaars selectiemechanisme, waarbij alleen de meest gewaagde, vastberaden en dynamische vluchtelingen binnen geraken.
De zomer van 2015 vormde in feite het begin van de ineenstorting van het bestaande immigratiesysteem. De onevenwichtigheid tussen het onophoudelijk groeiende aantal van diegenen die proberen binnen te geraken enerzijds en de afnemende vraag naar arbeidskrachten in de landen waar zij binnenkomen anderzijds, (met Duitsland als uitzondering) is onhoudbaar geworden. En zoals gewoonlijk hebben de populisten een gemakkelijke oplossing bij de hand: de half-doorlaatbare grens moet ondoordringbaar worden, ongeacht het geweld dat daarbij vereist is. Ook daar lijkt wat zij voorstellen vanuit burgerlijk standpunt heel geloofwaardig. Het komt niet meer of minder neer op de toepassing van de logica van “gesloten gemeenschappen” op de schaal van complete naties.
Ook op dat vlak zijn de gevolgen van deze toestand, voor het ogenblik, zeer negatief voor het bewustzijn van de arbeidersklasse. De ineenstorting van het Oostblok werd voorgesteld als de ultieme zege van het westerse democratische kapitalisme. Daartegenover stond, vanuit het gezichtspunt van het proletariaat, dat de crisis van het kapitalisme, op alle vlakken, zou bijdragen tot het beschadigen van het imago van het kapitalisme als het best mogelijke systeem. Maar vandaag – en ondanks de ontwikkeling van de crisis – zijn miljoenen mensen (en niet enkel vluchtelingen) bereid om hun leven te wagen om toegang te krijgen tot de oude kapitalistische centra zoals Europa en Noord-Amerika. Dit kan niet anders dan de indruk versterken dat deze zones (relatief gezien tenminste) wel geen paradijzen zijn, maar ten minste eilanden van welvaart en relatieve stabiliteit.
In tegenstelling tot de periode van de Grote Depressie in de jaren 1930, toen de ineenstorting van de wereldeconomie vooral tot uiting kwam in de Verenigde Staten en in Duitsland, zullen de centrale kapitalistische landen vandaag, dank zij een globale staatskapitalistische aanpak, waarschijnlijk de laatsten zijn om in te storten. In deze context is een situatie ontstaan die lijkt op deze van een belegerde burcht, meer bepaald (maar niet uitsluitend) in Europa en de VS. Er bestaat een reëel gevaar dat de arbeidersklasse in deze zones, zelfs al is ze niet actief gemobiliseerd achter de ideologie van de heersende klasse, de bescherming opzoekt van haar “eigen” uitbuiters (“de identificatie met de agressor” om het in psychologische termen te zeggen) tegen wat gezien wordt als een gemeenschappelijk gevaar dat van buitenaf komt.
18. De “weerslag” van de terroristische aanvallen als gevolg van de oorlogen in het Midden-Oosten is begonnen lang voor de huidige vluchtelingencrisis. De aanvallen van Al Qaïda op de Twin Towers in 2001, gevolgd door de andere wreedheden in het openbaar vervoer in Madrid en Londen, toonden reeds dat de belangrijkste kapitalistische staten zouden gaan oogsten wat ze in Afghanistan en Irak gezaaid hadden. Maar de recente reeks moorddadige aanslagen in Duitsland, Frankrijk, België, Turkije, de Verenigde staten en elders, die toegeschreven werden aan de Islamitische Staat, hoewel ze dikwijls eerder van amateuristische en zelfs van toevallige aard waren, waarbij het steeds moeilijker wordt om het onderscheid te maken tussen een getrainde terroristische “soldaat” en een geïsoleerd, gestoord individu, maar die plaatsvonden in combinatie met de vluchtelingencrisis, heeft de gevoelens van wantrouwen en paranoia onder de bevolking nog versterkt. Dit leidt ertoe dat de mensen zich tot de staat richten om bescherming te vragen tegen de vormeloze en onvoorspelbare “interne vijand”. Tegelijkertijd biedt de nihilistische ideologie van de Islamitische Staat en zijn trawanten een kort moment van glorie aan de jonge rebellerende immigranten die voor zichzelf geen toekomst zien in de quasi getto’s van de westerse metropolen. Het terrorisme dat, in de fase van ontbinding, steeds meer het middel is geworden om oorlog te voeren tussen staten en proto-staten, maakt het steeds moeilijker om uitdrukking te geven aan het internationalisme.
19. De huidige opkomst van het rechtse populisme is dus gevoed door deze verschillende factoren – de economische crisis van 2008, de impact van de oorlog, van het terrorisme en van de vluchtelingencrisis – en blijkt een geconcentreerde uitdrukking te zijn van de ontbinding van het systeem, van de onbekwaamheid van een van de twee belangrijkste klassen van de maatschappij om een perspectief te bieden voor de mensheid. Vanuit het standpunt van de heersende klasse betekent dit de uitputting van de “neo-liberale” consensus die het kapitalisme in staat had gesteld om zich, sinds het begin van de openlijke economische crisis van 1970, overeind te houden en de accumulatie zelfs op te drijven en, in het bijzonder, sinds de uitputting van de keynesiaanse politiek die had overheerst in de no-oorlogse boom. In de nasleep van de krach van 2008, die de enorme welvaartskloof nog verbreed heeft tussen de weinige superrijken en de grote meerderheid, zijn de deregulering en de globalisering, evenals het “vrije verkeer” van kapitaal en arbeid in een kader dat bedacht werd door de machtigste staten van de wereld, door een groeiend deel van de bourgeoisie in vraag gesteld. Daarvan is het rechtspopulisme de typische exponent, zelfs al kan het neo-liberalisme en neo-keynesianisme in een en hetzelfde campagnediscours met elkaar verwisselen. Het wezen van de populistische politiek is de politieke, administratieve en juridische formalisering van de ongelijkheid van de burgerlijke samenleving. De crisis van 2008 heeft er in het bijzonder toe bijgedragen om duidelijk te stellen dat wat voorgesteld wordt als formele gelijkheid eigenlijk de grondslag is van een sociale ongelijkheid die meer dan ooit evident is. In een situatie waarbij het proletariaat niet in staat is om zijn revolutionaire oplossing – de instelling van een klassenloze maatschappij – naar voren te schuiven, bestaat de populistische reactie erin de bestaande schijnheilige pseudo-gelijkheid te willen vervangen door een “eerlijk” en open systeem van wettelijke discriminatie. Dit is de kern van de “conservatieve revolutie” waarvoor de topraadgever van president Trump, Steve Bannon, voor pleit.
Een eerste aanwijzing van wat wordt bedoeld met leuzen als “Amerika eerst”, wordt gegeven door het verkiezingsprogramma “Frankrijk eerst” van het Front National. Het stelt voor om de Franse burgers voorrang te verlenen op het gebied van tewerkstelling, belastingen en sociale uitkeringen, ten opzichte van de staatsburgers van andere landen van de Europese Unie die, op hun beurt, voorrang zouden krijgen op de overige vreemdelingen. Er bestaat een gelijkaardig debat in Groot-Brittannië over het vraag of de burgers van de EU, na de Brexit, zouden kunnen genieten van een overgangsstatuut tussen staatsburger en vreemdeling. In het Verenigd Koninkrijk was het hoofdargument dat naar voren werd gebracht ten gunste van de Brexit geen verwerping van de handelspolitiek van de EU of om het even welke Britse protectionistische drijfveer ten opzichte van continentaal Europa, maar de politieke wil om de “nationale soevereiniteit te herwinnen” voor wat betreft de immigratie en de nationale arbeidsmarkt. De logica van deze argumentatie is dat, bij afwezigheid van een perspectief op lange termijn groei voor de nationale economie, de levensomstandigheden van de autochtone bevolking slechts min of meer kunnen worden gestabiliseerd door een discriminatie van alle anderen.
20. In plaats van een tegengif te vormen tegen de lange en diepe teruggang van het klassebewustzijn, van de klasse-identiteit en de strijdbaarheid na 1989, hebben de zogenaamde financiële crisis en die van de Euro het tegengestelde effect gehad. Vooral de verderfelijke gevolgen van het verlies van solidariteit in de rangen van het proletariaat zijn aanzienlijk toegenomen. Meer in het bijzonder zien wij de opkomst van het zoeken naar zondebokken, een manier van denken die personen – waarop alle kwaad van de wereld geprojecteerd wordt – de schuld geeft van alles wat er slecht gaat in de maatschappij. Dergelijke ideeën maken de weg vrij voor pogroms. Vandaag is het populisme daarvan de meest treffende manifestatie, maar het is verre van de enige manifestatie van dit probleem, dat ertoe neigt alle sociale verhoudingen te doordringen. Op het werk en in het dagelijkse leven van de arbeidersklasse verzwakt het in toenemende mate de samenwerking en versterkt de atomisering en de ontwikkeling van het wederzijdse wantrouwen en van pesterijen.
De marxistische arbeidersbeweging heeft sedert lange tijd de theoretische visies verdedigd die een tegengewicht geven aan deze tendens. De twee meest wezenlijke visies waren de volgende: a) in het kapitalisme is de uitbuiting onpersoonlijk geworden, aangezien ze werkt volgens de “marktwetten” (waardewet), de kapitalisten zelf zijn verplicht zich aan deze wetten te onderwerpen; b) ondanks de indruk dat het functioneert als een machine, is het kapitalisme een sociale verhouding tussen klassen, aangezien dit “systeem” gebaseerd is op en in stand gehouden wordt door een wilsdaad van de burgerlijke staat (de schepping en versterking van het kapitalistische privé-eigendom); de klassenstrijd is dus niet persoonlijk maar politiek. In plaats van personen te bestrijden, strijdt zij tegen een systeem - en de klasse die het belichaamt - om de sociale verhoudingen om te vormen. Deze visies hebben zelfs de meest bewuste lagen van het proletariaat nooit immuun gemaakt voor het zoeken naar zondebokken. Maar ze versterken de weerstand van het proletariaat tegen deze tendenzen. Dat verklaart gedeeltelijk waarom het proletariaat, zelfs midden in de contrarevolutie, Duitsland daarbij inbegrepen, zich meer en langer verzet heeft tegen de uitbarsting van antisemitisme dan andere delen van de maatschappij. Deze proletarische tradities bleven positieve effecten hebben, ook toen de arbeiders zich niet langer op een bewuste manier identificeerden met het socialisme. De arbeidersklasse blijft dus de enige dam tegen de uitbreiding van dat soort gif, zelfs als bepaalde delen ervan er ernstig door zijn aangetast.
21. Dat alles heeft een verandering teweeg gebracht in het politieke palet van de burgerlijke maatschappij in haar geheel; die is nochtans, voor het ogenblik helemaal niet in het voordeel van het proletariaat. In landen zoals de Verenigde Staten of Polen, waar de populisten daadwerkelijk in de regering zitten, verdedigen de belangrijke staatbetogingen vooral de bestaande kapitalistische democratie en haar “liberale” reglementering. Een ander vraagstuk dat de massa’s mobiliseert is de strijd tegen de corruptie, zoals in Brazilië, in Zuid-Korea, in Roemenië of in Rusland. De “5 Sterren” beweging in Italië teert voornamelijk op deze kwestie. De corruptie, die eigen is aan het kapitalisme, neemt in zijn laatste fase epidemische vormen aan. Aangezien het schade toebrengt aan de productiviteit en aan het concurrentievermogen, zijn diegenen die er tegen strijden tot de beste verdedigers geworden van de belangen van het nationale kapitaal. De hoeveelheid nationale vlaggen, waarmee in dergelijke betogingen gezwaaid wordt, zijn geen toeval.
Er bestaat ook een hernieuwde belangstelling voor de burgerlijke verkiezingen. Door de teruggang van de solidariteit of als een soort protest tegen de gevestigde politiek klasse, vallen bepaalde delen van de arbeidersklasse ten prooi aan het stemmen voor de populisten. Deze arbeiders hebben tegenwoordig de indruk dat zij de heersende klasse meer kunnen doen wankelen en druk op haar kunnen uitoefenen door te stemmen voor de populisten, dan op te komen voor de proletarische strijd. Dit vormt een van de belemmeringen voor de ontwikkeling van het perspectief van de emancipatie Maar het grootste gevaar is misschien wel dat de meest moderne en geglobaliseerde sectoren van de klasse, in het hart van het productieproces, door hun verontwaardiging tegen de smerige uitsluiting die wordt voorgestaan door het populisme, of vertrekkend van een min of meer helder begrip dat deze stroming de stabiliteit van de bestaande orde in gevaar brengt, zouden kunnen trappen in de val van de verdediging van het heersende democratische kapitalistische regime.
22. De opkomst van het populisme en het anti-populisme vertoont bepaalde gelijkenissen met de jaren 1930, toen de arbeidersklasse werd gevangen tussen de tang van het fascisme en het anti-fascisme. Maar ondanks deze gelijkenis is de historische situatie niet dezelfde als die van de jaren 1930. Toentertijd had het proletariaat in de Sovjet-Unie en in Duitsland niet alleen een politieke klap gekregen maar ook een fysieke nederlaag geleden. In tegenstelling daarmee zitten we vandaag niet in een contrarevolutionaire situatie. Om die reden is de kans dat de heersende klasse zal proberen om het proletariaat een fysieke nederlaag op te leggen op dit moment erg klein. Er is nog een verschil met de jaren 1930: de ideologische steun van de proletariërs voor het populisme of het anti-populisme is geenszins definitief. Vele arbeiders die vandaag stemmen voor een populistische kandidaat kunnen, van de ene op de andere dag, weer aan de kant staan van hun strijdende klassebroeders, en hetzelfde geldt voor de arbeiders die meegesleurd worden in anti-populistische manifestaties. De arbeidersklasse is vandaag, vooral in de oude centra van het kapitalisme, niet bereid om haar leven op te offeren voor de belangen van de natie, ondanks de groter wordende invloed van het nationalisme op bepaalde sectoren van de klasse. Ze heeft evenmin de mogelijkheid verloren om te vechten voor haar eigen belangen en dit potentieel blijft de kop opsteken, zelfs al is het op een veel meer versnipperde en vluchtige manier dan in de periode 1968-1989 en 2006-2013. Tegelijkertijd zet zich een proces voort van nadenken en rijping in de schoot van een minderheid van het proletariaat ondanks de moeilijkheden en de terugslagen. En dat wijst op zijn beurt op een meer onderaards proces dat plaatsgrijpt in veel bredere lagen van het proletariaat.
Onder die voorwaarden zou de poging om het proletariaat te terroriseren potentieel gevaarlijk en zeer waarschijnlijk contraproductief zijn. Het zou sterk de illusies van de arbeiders kunnen uithollen, die er bestaan over het democratisch kapitalisme, en dat is net een van de belangrijkste ideologische troeven van de uitbuiters.
Om al deze redenen biedt het veel meer voordelen voor de kapitalistische klasse om de negatieve gevolgen van de ontbinding en de impasse van het kapitalisme aan te wentelen tegen de arbeidersklasse.
23. Een van de voornaamste aanvalslijnen van de “liberale” bourgeoisie tegen de Oktoberrevolutie van 1917 was en blijft het zogenaamde contrast tussen de democratische verwachtingen van de Februariopstand en de Bolsjewistische “staatsgreep” van Oktober, die Rusland in onheil en tirannie stortte. Maar de sleutel tot het begrijpen van de Oktoberrevolutie is dat ze berust op de noodzaak om te breken met het imperialistische oorlogsfront. Dat werd door alle fracties van de bourgeoisie overeind gehouden en niet in het minst door haar “democratische” vleugel. Daardoor werd dit het eerste wapenfeit van de wereldrevolutie. Het was het eerste duidelijke antwoord van het wereldproletariaat op de intrede van het kapitalisme in zijn periode van neergang. En het was vooral op dat vlak dat Oktober 1917, verre van een relict uit oeroude tijden, een mijlpaal is voor de toekomst van de mensheid.
Thans, na de tegenslagen die de arbeidersklasse te verwerken heeft gekregen van de kant van de wereldbourgeoisie, lijkt de herovering van haar revolutionnair project zeer ver verwijderd. En nochtans: “in zekere zin vormt het vraagstuk van het kommunisme de eigenlijke kern van de moeilijke toestand van de mensheid vandaag, domineert het de wereldsituatie in de vorm van de leegte die het geschapen heeft door zijn afwezigheid” (Rapport over de Wereldsituatie). De veelvuldige barbaarse gebeurtenissen van de 20e en 21e eeuw, van Hiroshima tot Auschwitz, van Fukushima tot Aleppo, zijn de zware prijs die de mensheid betaald heeft voor de mislukking van de Kommunistische revolutie al die decennia geleden. En als in dit late ogenblik van het verval van de burgerlijke beschaving, de hoop op een revolutionaire omvorming definitief zou zijn vermorzeld, zouden de gevolgen voor de overleving van de maatschappij nog erger zijn. En toch zijn wij ervan overtuigd dat deze hoop nog steeds leeft en nog altijd stoelt op reële mogelijkheden.
Enerzijds is die gebaseerd op de objectieve mogelijkheid en noodzakelijkheid van het kommunisme. Dit zit verweven in de botsing tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen, die steeds heviger wordt. Deze botsing wordt steeds heviger juist omdat het kapitalisme in verval en de ontbinding, in tegenstelling tot de klassenmaatschappijen van weleer die een ganse periode kenden van stagnatie, nooit zijn opgehouden met hun globale expansie en hun doordringing van alle poriën van het sociale leven. Men kan dit zien op meerdere vlakken:
- In de tegenstelling tussen het potentieel dat vervat zit in de moderne technologie en haar huidige aanwending binnen het kapitalisme: de ontwikkeling van de informatietechnologie en de kunstmatige intelligentie, die gebruikt zouden kunnen worden om bij te dragen tot de bevrijding van de mensheid van vervelend werk en de werkdag enorm zouden kunnen verkorten, heeft enerzijds geleid tot het schrappen van banen en anderzijds tot het verlengen van de werkdag.
- In de tegenstelling tussen het wereldwijde, geassocieerde karakter van de kapitalistische productie en het privé-eigendom die enerzijds de deelname belicht van miljoenen proletariërs in de productie van de sociale rijkdom en anderzijds de toe-eigening ervan door een kleine minderheid, wier arrogantie en verspilling een klap in het gezicht zijn voor stagnerende levensomstandigheden of totale verarming waarmee de overgrote meerderheid wordt geconfronteerd. Het globaal objectieve karakter van de arbeidsassociatie is de laatste decennia spectaculair toegenomen, in het bijzonder door de industrialisering van China en andere landen van Azië. Deze nieuwe proletarische bataljons, die zich dikwijls heel strijdbaar hebben getoond, vormen in potentie een nieuwe grote bron van kracht voor de globale klassestrijd, zelfs indien het proletariaat van West-Europa de sleutel bewaart tot de politieke rijping van de arbeidersklasse met het oog op de revolutionaire confrontatie met het kapitaal.
- In de tegenstelling tussen de gebruikswaarde en de ruilwaarde komt vooral de crisis van overproductie tot uiting en van alle middelen die het kapitalisme aanwendt om die te boven te komen, in het bijzonder de massale toevlucht tot het krediet. De overproductie, deze ingebakken absurditeit van het kapitalisme, toont tegelijkertijd overduidelijk de mogelijk aan van overvloed en de onmogelijkheid om daartoe te geraken binnen het kapitalisme. Eén voorbeeld van de technologische ontwikkeling belicht deze absurditeit nog duidelijker: Internet heeft het mogelijk gemaakt om allerlei soorten goederen gratis te verdelen (muziek, boeken, films, enz.) en toch moet het kapitalisme, vanwege de noodzaak het winstsysteem overeind te houden, een enorme bureaucratie in het leven roepen om zich ervan te verzekeren dat een dergelijke gratis distributie wordt beperkt of voornamelijk werkt als een forum dat reclame maakt voor goederen. Bovendien resulteert de overproductiecrisis in voortdurende aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de verarming van een groot deel van de mensheid.
- In de tegenstelling tussen de globale expansie van het kapitaal en de onmogelijkheid om de grenzen te overschrijden van de natie-staat. De bijzondere fase van globalisering, die in de jaren tachtig begon, heeft ons steeds dichter gebracht bij het door Marx in de Grundrisse voorspelde punt: "de universaliteit waarnaar het onweerstaanbaar tendeert, stuit op hindernissen van zijn eigen aard, die het in een bepaald stadium van zijn ontwikkeling toelaten te worden erkend als zelf de grootste belemmering voor deze tendens te zijn, en van daaruit zal leiden tot zijn eigen overstijging". [1].
Deze tegenstelling kon natuurlijk al opgemerkt worden door de revolutionairen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, aangezien de wereldoorlog zelf de eerste duidelijke uitdrukking was dat, terwijl de natie-staat zichzelf overleefde, het kapitalisme het niet echt kon overstijgen. En vandaag weten wij dat de verdwijning – in feite de val – van het kapitalisme geen louter economische vorm zal aannemen: hoe meer het zijn economische impasse nadert, hoe erger zijn drift zal zijn naar “overleving” ten koste van anderen via militaire middelen. De openlijke nationalistische oorlogsdrift van Trump, Poetin, en anderen betekent dat de kapitalistische globalisering, verre van de mensheid te verenigen, ons steeds dichter naar de zelfvernietiging voert, zelfs als de neergang in de hel niet noodzakelijk de vorm van een wereldoorlog zal aannemen.
- In de tegenstelling tussen de kapitalistische productie en de natuur, die sinds het begin van het kapitalisme (Adam Smith) als een “vrije gift” beschouwd wordt. Deze tegenstelling bereikt ongekende niveaus in de fase van de ontbinding. Dit komt het sterkst tot uiting in het openlijke vandalisme van diegenen die de klimaatverandering ontkennen en die het voor het zeggen hebben in de VS en in de opkomst van hun gezworen vijand, China, waar de ongebreidelde zoektocht naar groei ten koste van alles geleid heeft tot steden waar de lucht niet meer valt in te ademen. Daarbij komt nog het gevaar van de hoge vlucht van de globale opwarming en – in een bizarre combinatie van antiek bijgeloof en modern gangsterkapitalisme –de versnelde complete vernietiging van soorten, in Afrika en elders, die gevangen worden omwille van magische geneeskracht van hun hoorns of hun huiden. Het kapitalisme kan niet voortbestaan zonder deze groeimanie maar die is wel onverenigbaar met de gezondheid van het leefmilieu, waarin de mensheid leeft en ademt. Het voortbestaan zelf van het kapitaal bedreigt dus het menselijk bestaan, en niet enkel op militair vlak, maar ook op het vlak van zijn verhouding tot de natuur.
- Die ondraaglijke verscherping van de hierboven aangehaalde tegenstellingen wijzen allen naar één mogelijke oplossing: de wereldwijde geassocieerde productie voor gebruik en niet voor winst, een associatie niet enkel tussen de mensen maar ook tussen de mensen en de natuur. Misschien berust het grootste potentieel voor deze verandering momenteel in het feit dat, in de schoot van de meest moderne en centrale sectoren van het wereldproletariaat, de jonge generatie, alhoewel ze steeds meer bewust is van de ernst van de historische situatie, de wanhoop van de “no future” van de vorige decennia niet deelt. Dit vertrouwen is gebaseerd op het besef van ieders eigen geassocieerde productiviteit: op het potentieel dat vertegenwoordigd wordt door de wetenschappelijke en technische vooruitgang, op de “accumulatie” van kennis en middelen om die te bereiken, en op de groei van een veel diepere en meer kritische interactie tussen de mensheid en de rest van de natuur. Tegelijkertijd is dit deel van het proletariaat – zoals we gezien hebben in de bewegingen van West-Europa in 2011, die op het hoogtepunt de leuze van de “wereldrevolutie” hanteerden – vandaag veel bewuster van het internationale karakter van de geassocieerde arbeid en dus beter in staat om de mogelijkheden aan te grijpen van de internationale eenmaking van de strijd.
Maar de globale eenmaking van het proletariaat is een oplossing die het kapitaal ten koste van alles moet vermijden, zelfs als het daarvoor middelen moet gebruiken, die de inherente grenzen aantonen van de productie van ruilwaren. De ontwikkeling van het staatskapitalisme in het tijdperk van het verval is, in zekere zin, een soort van wanhopige zoektocht naar een manier om een maatschappij in stand te houden met totalitaire middelen. Het is een poging van de heersende klasse om haar controle uit te oefenen op het economische leven in een periode waarin de ontwikkeling van de “natuurlijke wetten” van het systeem het doen afstevenen op zijn eigen ineenstorting.
24. Zelfs al kan het kapitalisme de noodzaak van het kommunisme niet bezweren, toch weten wij dat de nieuwe productiewijze niet vanzelf kan ontstaan, maar dat hij de bewuste tussenkomst vereist van de revolutionaire klasse, het proletariaat. In weerwil van de extreme moeilijkheden waaraan de klasse vandaag blootstaat, van haar ogenschijnlijke onbekwaamheid om haar “eigen” kommunistisch project te doen ontluiken, hebben wij reeds onze argumenten onderstreept om te bevestigen dat deze opleving, deze wederopstanding van het proletariaat als klasse voor het kommunisme, vandaag nog mogelijk is. Want op dezelfde wijze als het kapitalisme de objectieve noodzaak van het kommunisme niet kan bezweren, kan het evenmin de subjectieve aspiraties naar een nieuwe maatschappij onderdrukken, of de zoektocht naar het inzicht hoe deze te verwezenlijken, in de schoot van de geassocieerde klasse, het proletariaat.
De herinnering aan wat de Rode Oktober werkelijk betekent en natuurlijk ook de herinnering aan de revolutie in Duitsland en de revolutionaire golf die ontketend werd door Oktober, kunnen niet helemaal verdwijnen. Het werd, om zo te zeggen, onderdrukt, maar alle onderdrukte herinneringen zijn bestemd om weer op te duiken wanneer de omstandigheden er rijp voor zijn. Er bestaat, binnen de klasse, nog altijd een minderheid die de werkelijke geschiedenis en haar lessen op een bewuste manier vastgehouden en uitgewerkt heeft, klaar om de overdenking van de klasse te bevruchten, wanneer deze de noodzaak herontdekt om zin te geven aan haar eigen geschiedenis.
De klasse kan dit niveau van zoektocht op een massale schaal niet bereiken zonder de harde school van de praktische strijd te passeren. Deze strijd, als antwoord op de toenemende aanvallen van het kapitaal, vormt de rotsvaste basis voor de ontwikkeling van het zelfvertrouwen en de grenzeloze solidariteit die voortspruit uit de realiteit van de geassocieerde arbeid.
Maar de impasse waarin de economische - zuiver defensieve - strijd van het proletariaat sinds 1968 is verzeild, vereist enerzijds ook een theoretische strijd, een opzoekwerk om “op diepgaande wijze” het eigen verleden en zijn mogelijke toekomst te begrijpen. Dit is een zoektocht die, voor de klassebeweging, enkel kan leiden tot de noodzaak te gaan van het lokale en nationale vlak naar het wereldwijde, van het economische naar het politieke, van het defensieve naar het offensieve. Zelfs al is de onmiddellijke klassestrijd min of meer een feit in het leven van het kapitalisme, toch is er geen enkele waarborg dat deze volgende vitale stap ook zal gezet worden. Maar ze manifesteert zich, hoe beperkt en verward ze ook moge zijn, via de strijd van de huidige generatie proletariërs, en dan vooral in bewegingen zoals die van de Indignados in Spanje. Die was trouwens een uiting van daadwerkelijke verontwaardiging tegen het systeem in zijn geheel, – een “achterhaald” systeem zoals de betogers op hun spandoeken demonstreerden – van een verlangen om te begrijpen hoe dit systeem functioneert, en wat het zou kunnen vervangen. En tegelijkertijd ook van het ontdekken van de organisatorische middelen die aangewend kunnen worden om te ontsnappen aan de instellingen van de bestaande orde. Deze middelen waren in wezen niet nieuw: de veralgemening van de massale bijeenkomsten, de verkiezing van afgevaardigden met een mandaat, waren een duidelijke echo van de tijd van de sovjets van 1917. Het was een duidelijke demonstratie van de diepgaande werking van de “oude mol” in de ondergrond van het maatschappelijk leven.
Dat gaf ook een eerste schets van het potentieel voor de ontwikkeling van wat men de politieke en morele dimensie van de proletarische strijd zou kunnen noemen: het opduiken van een diepgaande verwerping van de bestaande levenswijze en gedrag door grotere sectoren van de klasse. De evolutie van dit moment is een zeer belangrijke factor in de voorbereiding en in de rijping zowel van de massale strijd op een klasseterrein als van een revolutionair perspectief.
Tezelfdertijd wijst de mislukking van de beweging van de Indignados om een werkelijke klasse-identiteit in het leven te roepen, op de noodzaak om deze ontluikende politisering, op straat en op de pleinen, te koppelen aan de economische strijd, aan de beweging in de werkplaatsen, waar de arbeidersklasse nog haar meest onderscheiden bestaan heeft. De revolutionaire toekomst berust niet op een “negatie” van de economische strijd, zoals beweerd wordt door de modernisten, maar op een werkelijke synthese van de politieke en economische dimensies van de klassebeweging, zoals werd vastgesteld en verdedigd in “De Massastaking” van Rosa Luxemburg.
25. In de ontwikkeling van het vermogen om het verband te zien tussen de politieke en economische dimensies van de strijd spelen de kommunistische politieke organisaties een onontbeerlijke rol. En daarom zal de bourgeoisie alles in het werk stellen om de rol van de Bolsjewistische Partij te belasteren, door haar voor te stellen als een samenzwering van fanatici en intellectuelen die enkel geïnteresseerd waren in de verovering van de macht. De taak van de kommunistische minderheid is niet om strijd uit te lokken of vooraf te organiseren, maar om daarin tussen te komen om de methodes en de doelstellingen van de beweging te verhelderen.
Teneinde de Rode Oktober te verdedigen moeten we natuurlijk ook aantonen dat het stalinisme, verre van een vervolg daarvan te zijn, de burgerlijke contrarevolutie was tegen die Oktoberrevolutie. Deze taak is vandaag des te noodzakelijker tegenover het gewicht van de opvatting als zou de ineenstorting van het stalinisme hebben bewezen dat het kommunisme, economisch gezien, onmogelijk te verwezenlijken is. De negatieve inwerking van dit gewicht op de zoekende politieke minderheden – het onstabiele milieu tussen het Linkskommunisme en de linkse fractie van het kapitaal – is aanzienlijk. Terwijl de verwarde maar toch openlijk antikapitalistische ideeën, zoals de radenistische of autonomistische stromingen, vóór 1989 redelijk veel invloed hadden in die kringen, is er sindsdien een belangrijke opmars geweest van opvattingen gebaseerd op de vorming van netwerken van wederzijdse uitwisseling op locaal niveau, van het behoud en de uitbreiding van gebieden met een zelfvoorzienende economie of van de nog bestaande “communes”. De opmars van dergelijke ideeën toont aan dat zelfs de meest gepolitiseerde sectoren van het proletariaat op dit moment vaak niet in staat zijn om zich een maatschappij in te beelden die het kapitalisme overtreft. Onder deze omstandigheden is een van de noodzakelijke factoren om de opkomst van een toekomstige generatie van revolutionairen voor te bereiden dat de huidige revolutionaire minderheden op de meest diepgaande en overtuigende manier (zonder te vervallen in utopisme) uitleggen waarom het kommunisme vandaag niet alleen noodzakelijk is, maar ook een zeer reële en praktische mogelijkheid is.
Gezien de uiterst beperkte en versnipperde aard van de Kommunistische Linkerzijde van vandaag, en de enorme moeilijkheden waarmee een veel breder milieu van elementen die op zoek zijn naar politieke helderheid geconfronteerd worden, is het overduidelijk dat er een enorme weg afgelegd dient te worden van het huidige kleine revolutionaire milieu naar heel de toekomstige bekwaamheid om op te treden als een authentieke voorhoede in de massale klassebewegingen. De revolutionairen en de gepolitiseerde minderheden zijn niet eenvoudigweg passieve producten van deze toestand, aangezien hun eigen verwarringen ertoe bijdragen om de verdeeldheid en de desoriëntatie nog meer te verergeren. Maar in wezen is de zwakheid van de revolutionaire minderheid een uiting van de zwakheid van de klasse in haar geheel, en zijn er geen organisatorische recepten of activistische ordewoorden die dat kunnen verhelpen.
De tijd speelt niet langer in het voordeel van de arbeidersklasse, maar zij kan niet sneller zijn dan haar schaduw. Zij is wel degelijk genoodzaakt om veel te recupereren van wat zij verloren heeft, niet alleen sinds 1917, maar ook van de strijd tussen 1968-1989. Van de revolutionairen vereist dat een geduldig werk, op lange termijn, van analyse van de reële klassebeweging en de perspectieven die voortvloeien uit de crisis van de kapitalistische productiewijze. En op grond van deze theoretische inspanning moeten zij antwoorden geven op vragen die gesteld worden door elementen die toenadering zoeken tot de kommunistische standpunten. Het meest belangrijke aspect van dit werk is dat het beschouwd moet worden als een deel van de politieke en organisatorische voorbereiding van de toekomstige partij, wanneer de objectieve en subjectieve voorwaarden opnieuw het probleem van de revolutie zullen stellen. Met andere woorden, de taken van de revolutionaire organisatie van vandaag zijn dezelfde als die van een kommunistische fractie, zoals dit op zeer heldere wijze werd uitgewerkt door de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde in de jaren 1930.
Voetnoten
[1] Schrift IV, Het hoofdstuk over het kapitaal
Tegen al de leugens in die vandaag de ronde doen over Mei 1968 moeten de revolutionairen de waarheid rechtzetten, moeten zij de sleutels aangeven om de betekenis en de lessen uit deze gebeurtenissen te begrijpen, moeten zij in het bijzonder haar eersteklas begrafenis verhinderen onder een lawine van bloemen en kransen.
Daarmee zijn we begonnen met de publicatie van een artikel in onze revue dat terugkomt op het eerste aspect van de “gebeurtenissen van Mei 68”, de studentenrevolte, op internationaal vlak en in Frankrijk. Hier keren we terug op het essentiële onderdeel van deze gebeurtenissen: de beweging van de arbeidersklasse.
In het eerste artikel sloten we het verslag van de gebeurtenissen in Frankrijk als volgt af: “Op 14 mei worden de discussies in veel bedrijven voortgezet. Na de reusachtige betoging van de dag ervoor, met het enthousiasme en het gevoel van kracht dat eruit voortvloeit, is het moeilijk om weer aan het werk te gaan alsof er niets is gebeurd. In Nantes ontketenen de arbeiders van Sud-Aviation, meegevoerd door de jongsten onder hen, een spontane staking en besluiten de fabriek te bezetten. De arbeidersklasse is begonnen de fakkel over te nemen... ”.
In Nantes zijn het de jonge arbeiders, van dezelfde leeftijd als de studenten, die de beweging op gang brengen. Hun redenering is eenvoudig: “als de studenten, die toch geen druk kunnen uitoefenen met een staking, de kracht bezaten om de regering terug te dringen, dan kunnen de arbeiders haar ook doen wijken”. Van hun kant komen de studenten van de stad hun solidariteit betuigen met de arbeiders en sluiten zich aan bij hun stakingspiket: verbroedering. Het is duidelijk dat de campagnes van de PCF[1] en de CGT[2] die waarschuwen tegen “ultra-linkse provocateurs die door de bazen en het ministerie van binnenlandse zaken worden betaald”, en die in het studentenmilieu geïnfiltreerd zouden zijn, hier weinig impact hebben.
Op de avond van 14 mei zijn er in totaal 3100 stakers.
Op 15 mei bereikt de beweging de Renaultfabriek in Cléon, Normandië, evenals twee andere fabrieken in de regio: een totale staking, ongelimiteerde bezetting, gijzeling van de directie, rode vlag op de hekken. Aan het eind van de dag zijn er 11.000 stakers.
Op 16 mei sluiten de andere Renaultfabrieken zich aan bij de beweging: rode vlaggen op Flins, Sandouville, Le Mans en Billancourt (een voorstad van Parijs). Die avond zijn er in totaal slechts 75.000 stakers, maar de deelname van Renault-Billancourt aan de strijd is een signaal: het is de grootste fabriek in Frankrijk (35.000 arbeiders) en sinds lang geldt het spreekwoord: “Als Renault niest, is Frankrijk verkouden.”
Op 17 mei tellen we 215.000 stakers: de staking begint heel Frankrijk te treffen, vooral ook het “platteland”. Het is een volkomen spontane beweging; de vakbonden lopen er achteraan. Overal staan de jonge arbeiders vooraan. Er zijn veel verbroederingen tussen studenten en jonge arbeiders: de laatste komen naar de bezette faculteiten en nodigen de studenten uit om te komen eten in hun kantine.
Er zijn geen specifieke eisen: het is een “alles beu zijn” dat tot uiting komt: op een fabrieksmuur in Normandië staat geschreven: “Tijd om te leven en met meer waardigheid!” Die dag, uit angst “voorbijgestreefd te worden door de basis” en ook door het CFDT[3], dat veel meer aanwezig is in de mobilisaties van de eerste dagen, roept de CGT op tot een uitbreiding van de staking. De vakbond is “op de rijdende trein gesprongen”, zoals toen werd gezegd. Het communiqué van de CGT wordt pas de volgende dag bekend.
Op 18 mei zijn er 's middags, nog voordat de instructies van de CGT bekend zijn, 1 miljoen arbeiders in staking. ’s Avonds zijn het er 2 miljoen.
Op maandag 20 mei worden het er 4 miljoen en de volgende dag 6,5 miljoen.
Op 22 mei zijn er 8 miljoen arbeiders betrokken in een ongelimiteerde staking. Dit is de grootste staking in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Het is veel massaler dan de twee voorgaande referenties: de “algemene staking” van mei 1926 in Groot-Brittannië (die een week duurde) en de stakingen van mei-juni 1936 in Frankrijk.
Alle sectoren zijn erin betrokken: industrie, transport, energie, post en telecommunicatie, onderwijs, administraties (verschillende ministeries liggen volledig lam), media (de nationale televisie staakt, de arbeiders veroordelen vooral de censuur die wordt opgelegd), onderzoekslaboratoria, enzovoort. Zelfs de begrafenisondernemingen zijn verlamd (het is geen goed idee te sterven in mei 1968). Zelfs beroepssporters nemen aan de beweging deel: de rode vlag wappert op het gebouw van de Franse voetbalfederatie. Ook de kunstenaars blijven niet achter en het Festival van Cannes wordt onderbroken op aandringen van de filmproducenten.
In deze periode worden de bezette faculteiten (net als andere openbare gebouwen, zoals het Odéon Theater in Parijs) plaatsen van permanente politieke discussie. Veel arbeiders, vooral jongeren, maar niet alleen, nemen aan deze discussies deel. Sommige arbeiders vragen aan hen die het idee van de revolutie verdedigen om hun standpunt te komen uitleggen in het bezette bedrijf. Zo wordt in Toulouse de kleine kern, die later de afdeling van de IKS in Frankrijk zal oprichten, uitgenodigd om het idee van de arbeidersraden in de bezette JOB-fabriek (papier en karton) uiteen te zetten.
En het belangrijkste is dat deze uitnodiging afkomstig is van militanten... van de CGT en de PCF. Deze moeten een uur lang onderhandelen met bonzen van de CGT van de grote fabriek Sud-Aviation, die het stakingspiket bij JOB kwamen “versterken”, om toestemming te krijgen om “ultra-linksen” de fabriek binnen te laten. Meer dan zes uur lang zullen arbeiders en revolutionairen, zittend op rollen karton discussiëren over de revolutie, de geschiedenis van de arbeidersbeweging, de sovjets en het verraad van… de PCF en de CGT.
Veel discussies vinden ook plaats op straat, op de trottoirs (in heel Frankrijk is het mooi weer in mei 68!). Ze ontstaan spontaan, iedereen heeft iets te zeggen (“Je praat en je luistert” is een leuze). Overal heerst een feestelijke stemming, behalve in de “chique wijken” waar angst en haat zich opstapelen.
Overal in Frankrijk, in de wijken, in sommige grote bedrijven en daaromheen, ontstaan ‘actiecomité’s’: men discussiert over hoe de strijd te voeren, over het revolutionair perspectief. De discussies worden in het algemeen geanimeerd door ultra-linkse en anarchistische groepen die veel meer volk bijeenbrengen dan hun organisaties aan leden tellen. Zelfs bij de ORTF, de Franse staatsradio en -televisie, wordt een actiecomité gevormd dat met name door Michel Drucker[4] leven wordt ingeblazen en waaraan zelfs de onnavolgbare Thierry Rolland[5] deelneemt.
Geconfronteerd met deze situatie kent de heersende klasse een periode van ontreddering die zich uitdrukt in ondoordachte en ondoeltreffende initiatieven.
Zo discussieert (en verwerpt) de Nationale Assemblee (het Franse parlement), gedomineerd door rechts, over een motie die twee weken eerder door links ingediend werd: de officiële instanties van de Franse Republiek leven blijkbaar in een andere wereld. Hetzelfde geldt voor de regering, die dezelfde dag het besluit neemt om de terugkeer te verbieden van Cohn-Bendit, die naar Duitsland was gegaan.
Die beslissing laat de onvrede alleen maar groeien: op 24 mei zijn er verschillende betogingen, met name om het verblijfsverbod voor Cohn-Bendit aan te klagen: “Wij hebben lak aan grenzen!”, “Wij zijn allen Duitse joden!” Ondanks het cordon sanitaire van de CGT tegen “avonturiers” en “provocateurs” (d.w.z. de “radicale” studenten) sluiten vele jonge arbeiders zich aan bij die betogingen.
Die avond houdt de President van de Republiek, generaal de Gaulle, een toespraak: hij stelt voor een referendum te houden zodat de Fransen zich kunnen uitspreken over de “participatie” (een soort verbond tussen kapitaal en arbeid). Het kan niet verder van de werkelijkheid staan. Deze toespraak is een complete flop die de verwarring van de regering en de bourgeoisie in het algemeen aan het licht brengt.[6]
Op straat hebben de betogers de toespraak gehoord op draagbare radio’s en de woede neemt nog meer toe: “We hebben lak aan zijn praatjes!” Gedurende heel de nacht zijn er schermutselingen en barricades in Parijs en verschillende provinciesteden. Ruiten worden ingegooid, auto’s in brand gestoken, wat tot gevolg heeft dat een deel van de publieke opinie zich tegen de studenten keert die langzamerhand als “brokkenmakers” worden beschouwd. Het is waarschijnlijk dat zich onder de betogers leden van gaullistische milities en politie in burger bevonden om het “vuur aan te wakkeren” en de bevolking bang te maken.
Het is ook duidelijk dat een aantal studenten zich verbeeldt “de revolutie te maken” door het opwerpen van barricades of het verbranden van auto's, symbolen van de “consumptiemaatschappij”. Maar deze daden drukken bovenal de woede uit van de betogers, studenten en jonge arbeiders, tegenover de lachwekkende en provocerende antwoorden die de autoriteiten hebben gegeven op de grootste staking in de geschiedenis. Illustratie van deze woede tegen het systeem: in de Beurs van Parijs, het symbool van het kapitalisme, wordt er brand gesticht.
Tenslotte begint de bourgeoisie pas de volgende dag doeltreffende initiatieven te nemen. Op zaterdag 25 mei beginnen op het Ministerie van Arbeid (in rue de Grenelle) onderhandelingen tussen vakbonden, ondernemers en regering.
De bazen zijn van meet af aan bereid veel meer toe te geven dan de vakbonden zich hadden voorgesteld: het is duidelijk dat de bourgeoisie bang is. De eerste minister, Pompidou, zit de bijeenkomst voor. Op zondagochtend vergadert hij, een uur lang, alleen met Séguy, de baas van de CGT[7] : de twee belangrijkste personen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de orde in Frankrijk achten het nodig om zonder getuigen te bespreken hoe deze kan worden hersteld.[8]
In de nacht van 26 op 27 mei worden de “akkoorden van Grenelle” gesloten:
Gezien het belang en de kracht van de beweging is dat een echte provocatie:
Op maandag 27 mei worden de “akkoorden van Grenelle” unaniem verworpen door de vergaderingen van arbeiders.
Bij Renault Billancourt hebben de vakbonden een grote ‘show’ georganiseerd die volledig wordt uitgezonden op radio en televisie: toen hij de onderhandelingen verliet, had Séguy aan de journalisten gezegd: “Het werk zal nu wel snel hervat worden” en hij hoopt dat de arbeiders in Billancourt het voorbeeld zullen geven. Maar 10.000 van hen, die ‘s morgens vroeg verzamelen, besluiten nog voor de vakbondsleiders aangekomen zijn dat ze de beweging zullen voortzetten.
Benoît Frachon, “historisch” leider van de CGT (reeds aanwezig bij de onderhandelingen van 1936) verklaarde: “De akkoorden van de rue de Grenelle zullen miljoenen arbeiders een welzijn brengen waarop ze niet hadden gehoopt”. – Doodse stilte!
André Jeanson, van de CFDT, is trots op zijn aanvankelijke stem voor de voortzetting van de staking en spreekt over de solidariteit van de arbeiders met de leerlingen en middelbare scholieren in de strijd. Het wordt verwelkomd met een oorverdovend applaus.
Séguy ten slotte, presenteert een “objectieve samenvatting” van wat er “in Grenelle is bereikt”: een fluitconcert en dan een algemeen gejoel van meerdere minuten. Dan maakt Séguy een ommezwaai: “Afgaande op wat ik hoor, laten jullie je niet in de luren leggen” Applaus, maar in de menigte hoor je: “Hij neemt ons in de maling!”.
Het beste bewijs voor de verwerping van de “akkoorden van Grenelle” is dat het aantal stakers op 27 mei nog toeneemt tot negen miljoen.
Diezelfde dag wordt er in het Charléty-stadion in Parijs een grote bijeenkomst gehouden, bijeengeroepen door de studentenvakbond UNEF, de CFDT (die de CGT voorbijstreeft) en ultra-linkse groepen.
De toon van de toespraken is buitengewoon revolutionair: het gaat er in feite om een uitlaatklep te geven aan de toenemende ontevredenheid over de CGT en de PCF. Naast ultra-links zijn er sociaal-democratische politici aanwezig zoals Mendès-France (voormalig regeringsleider in de jaren vijftig). Cohn-Bendit, met zijn haar zwartgeverfd, doet daar ook zijn opwachting (hij was de dag ervoor al gezien in de Sorbonne).
28 mei is de dag dat de linkse partijen hun gekonkel beginnen:
In de voormiddag houdt François Mitterrand, voorzitter van de Federatie van Democratisch en Socialistisch Links (waarin de Parti Socialiste, de Parti Radical en diverse linkse partijtjes verzameld zijn) een persconferentie: gezien het machtsvacuüm kondigt hij zijn kandidatuur aan voor het presidentschap van de Republiek. In de namiddag stelt Waldeck Rochet, de baas van de PCF, een regering voor met “communistische deelname”: het doel is te voorkomen dat de sociaal-democraten de situatie ten eigen voordele uitbuiten. De volgende dag, 29 mei, wordt hij gesteund door een grote manifestatie, waartoe is opgeroepen door de CGT, die een “volksregering” eist. Rechts schreeuwt onmiddellijk: “communistisch complot!”
Diezelfde dag stelt men de “verdwijning” vast van generaal De Gaulle. Sommigen verspreiden het gerucht dat hij zich terugtrekt, maar werkelijkheid is hij naar Duitsland om zich bij generaal Massu, die aan het hoofd staat van de Franse bezettingstroepen, te verzekeren van de loyaliteit van het leger.
30 mei is voor de bourgeoisie een beslissende dag om de situatie weer in handen te krijgen. De Gaulle houdt een nieuwe toespraak:
“Onder de huidige omstandigheden zal ik mij niet terugtrekken. (...) Vandaag ontbind ik de Nationale Vergadering...”.
Tegelijkertijd vindt er in Parijs op de Champs-Élysées een enorme betoging plaats ter ondersteuning van de Gaulle. Ze komen uit de chique wijken, de welvarende buitenwijken en ook uit het “diepe Frankrijk”. Dankzij de inzet van legertrucks marcheert het “volk” van de angst en de poen, de bourgeois en zijn religieuze instellingen, de van hun “superioriteit” overtuigde hogere kaders, de achter hun vitrine bevende kleine winkeliers, de oud-strijders die verbolgen zijn over de aanvallen op de nationale driekleur, de veteranen uit Frans Algerije en de OAS[9], de jonge leden van de fascistoïde groep Occident, de oude nostalgici van Vichy (die allen een hekel hebben aan de Gaulle). Heel dit allegaartje komt zijn haat tegen de arbeidersklasse en zijn “liefde voor de orde” proclameren. In de menigte hoort men, naast de oud-strijders van “Vrij Frankrijk”, “Cohn-Bendit naar Dachau!”
Maar de "Partij van de Orde" bestaat niet enkel uit degenen die demonstreren op de Champs-Élysées. Diezelfde dag roept de CGT op tot onderhandelingen per bedrijfstak om “de verworvenheden van Grenelle te verbeteren”. Op deze manier wil men de beweging verdelen en de nek omdraaien.
Vanaf die datum (een donderdag) wordt het werk weer hervat, maar langzaam, want op 6 juni zijn er nog 6 miljoen stakers. De werkhervatting gebeurt in verspreide slagorde:
Overal in Frankrijk ontstaan er dan nieuwe gewelddadige betogingen: “Ze hebben onze kameraden gedood!” Gezien het vastberaden verzet van de arbeiders trekken de CRS zich terug uit de fabriek van Sochaux. Het werk wordt er pas 10 dagen later hervat.
Uit vrees dat de verontwaardiging de staking nieuw leven inblaast (er zijn nog 3 miljoen stakers), dringen de vakbonden (de CGT voorp) en de linkse partijen onder de leiding van de PCF aan op de hervatting van het werk “zodat er verkiezingen kunnen worden gehouden en de overwinning van de arbeidersklasse kan worden bezegeld.” De krant van de PCF, l’Humanité, titelt: “Gesterkt door de overwinning gaan miljoenen arbeiders weer aan het werk.”
De systematische oproep van de vakbonden om vanaf 20 mei in staking te gaan, kan nu worden verklaard: niet alleen moest worden voorkomen dat ze door de “basis” zouden worden voorbijgestreefd, maar de beweging moest ook onder controle worden gebracht om, op het juiste moment, de werkhervatting van de minder strijdvaardige sectoren te kunnen uitlokken en de andere sectoren daarmee te demoraliseren.
Waldeck Rochet verklaart in zijn verkiezingstoespraken dat “de Communistische Partij een partij van de orde is”. En de burgerlijke “orde” wordt geleidelijk aan hersteld::
Eén van de laatste bedrijven waar op 12 juli het werk hervat wordt, is de ORTF: talloze journalisten willen niet dat de bemoeizucht en de censuur van de regering, die ze voordien ondergingen, weer terugkeert. Na de “normalisering van de toestand” zullen velen van hen worden ontslagen. De orde is overal teruggekeerd, ook met betrekking tot de informatie die men geschikt acht om onder de bevolking te verspreiden.
Zo eindigde de grootste staking uit de geschiedenis in een nederlaag, in tegenstelling tot de beweringen van de CGT en de PCF. Een klinkende nederlaag gesanctioneerd door de terugkeer van de partijen en de “autoriteiten” die tijdens de beweging zwaar op de korrel waren genomen. Maar de arbeidersbeweging weet al lang dat: “Het eigenlijk resultaat van hun gevechten is niet het directe succes, maar de altijd verder om zich grijpende vereniging van de arbeiders.” (Het Communistisch Manifest).
Naast hun nederlaag op het onmiddellijke vlak behaalden de arbeiders in 1968 in Frankrijk ook een grote overwinning, niet voor zichzelf, maar voor het hele wereldproletariaat. Dit gaan we zien in het volgende deel van het artikel als we proberen om de diepere oorzaken, evenals de historische en wereldwijde inzet van de “mooie maand mei” in Frankrijk duidelijk te maken.
In het merendeel van de talrijke boeken en tv-uitzendingen over Mei 1968 die in de voorbije periode aandacht van de media kregen, wordt het internationale karakter onderstreept van de studentenbeweging die Frankrijk in de loop van die maand getroffen heeft. Iedereen lijkt het er over eens dat de Franse studenten niet de eersten waren om massaal in beweging te komen; dat zij als het ware “op de rijdende trein waren gesprongen” van een beweging die in de herfst van 1964 gestart was aan de Amerikaanse universiteiten. Vertrekkend vanuit de VS had die beweging zich verspreid over het merendeel van de Westerse landen en had vanaf 1967 in Duitsland haar meest spectaculaire ontwikkeling gekend. Dit maakte de studenten uit dit land tot een “referentie” voor die van de andere Europese landen.
Toch reppen diezelfde journalisten of ‘historici’ die zo graag de internationale omvang van de studentencontestatie uit de jaren 1960 onderstrepen, over het algemeen met geen woord over de arbeidersstrijd die zich in diezelfde periode wereldwijd ontwikkelde. Natuurlijk kunnen zij de immense staking niet overslaan die het tweede luik vormde van de “gebeurtenissen” van 1968 in Frankrijk: het valt hen moeilijk om de grootste staking uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging onder het vloerkleed te vegen. Maar als men hun redenering volgt zou deze beweging van het proletariaat, andermaal een soort “Franse uitzondering” geweest zijn.
In werkelijkheid maakte de beweging van de arbeidersklasse, net zoals de studentenbeweging, en misschien nog meer, wezenlijk deel uit van een internationale beweging die men pas echt kan begrijpen in deze internationale context.
Het is waar dat er in Mei 1968 in Frankrijk een toestand bestond die men in geen enkel ander land terugvond, behalve zeer marginaal: een massale beweging van de arbeidersklasse die snel tot ontwikkeling kwam vanuit de studentenmobilisatie. Het is duidelijk dat de studentenmobilisatie en de repressie die zij onderging – en die haar voedde – evenals de uiteindelijke terugtrekking van de regering na de “nacht van de barricades” van 10-11 Mei een rol hebben gespeeld, niet alleen in het uitbarsten maar ook in de omvang van de arbeidersstaking. Dit gezegd zijnde, als het proletariaat in Frankrijk zich eenmaal in een dergelijke beweging stort, is het zeker niet alleen om “net zoals de studenten te doen”, want in zijn midden heerst een zeer veralgemeende en diepgaande ontevredenheid samen met de politiek wil om de strijd aan te gaan.
Dit feit wordt over het algemeen niet verhuld in de boeken en tv-programma’s over Mei 1968: dikwijls wordt er aan herinnerd dat de arbeiders sinds 1967 belangrijke gevechten gevoerd hebben, waarvan de kenmerken een breuk vertoonden met die van de voorafgaande periode. Terwijl de “stakinkjes” en de vakbondsactiedagen maar weinig enthousiasme konden opwekken, zijn er zeer harde en vastberaden conflicten tegenover een hevige repressie van de bazen en de politie waarbij de vakbonden meermaals overspoeld worden. Zo doen er zich vanaf begin 1967 belangrijke botsingen voor in Bordeaux (in de vliegtuigfabriek Dassault), in Besançon en in de streek van Lyon (staking met bezetting van Rhodia, staking bij Berliet die de bazen doet overgaan tot een uitsluiting en tot de bezetting van de fabriek door de CRS), in de mijnen van Lotharingen, op de scheepswerven Saint-Nazaire (die verlamd worden door een algemene staking op 11 april).
In Caen, in Normandië, levert de arbeidersklasse één van haar belangrijkste gevechten vóór Mei 68. Op 20 januari 1968 hadden de vakbonden van Saviem (vrachtwagens) een stakingsoproep gelanceerd van anderhalf uur. Maar de basis, die oordeelt dat deze actie ontoereikend is, gaat spontaan in staking op de 23ste. Op de tweede, daaropvolgende dag ontmantelt de CRS om 4 uur ’s morgens het stakingspiket om de kaderleden en de “onderkruipers” de fabriek binnen te laten. De stakers besluiten om naar het stadscentrum te trekken waar ze worden vergezeld door arbeiders van andere bedrijven die ook in staking zijn gegaan. Om 8 uur ‘s morgens komen 5.000 mensen vreedzaam samen op weg naar de grote markt: de Mobiele eenheid[12] chargeert hen brutaal en slaat hen daarbij onder andere met geweerkolven.
Op 26 januari betuigen de arbeiders uit alle sectoren van de stad (waaronder de leerkrachten) evenals talrijke studenten, hun solidariteit: een meeting brengt om 18 uur 7.000 mensen samen op de grote markt. Op het einde van de meeting chargeert de Mobiele eenheid om het plein schoon te vegen maar ze worden verrast door het verzet van de arbeiders. De botsingen duren heel de nacht door; er zijn 200 gewonden en tientallen aanhoudingen. Zes jongeren, allen arbeiders, lopen straffen op van 15 dagen tot 3 maanden. Maar deze repressie bereikt niets anders dan de uitbreiding van de strijd: op 30 januari telt men 15.000 stakers in Caen. Op 2 februari worden de autoriteiten en de bazen gedwongen om toe te geven: opheffing van de vervolgingen tegen de betogers, loonsverhogingen van 3 tot 4%.
De volgende dag wordt het werk hervat, maar onder impuls van de jonge arbeiders worden de werkonderbrekingen bij Saviem nog een maand voortgezet.
Saint-Nazaire in april 1967 en Caen zijn niet de enige steden die worden getroffen door de algemene staking van de hele werkende bevolking. Dit is ook het geval in andere, minder belangrijke steden zoals Redon in maart en Honfleur in april. Deze massale stakingen, van al de uitgebuiten van één stad, zijn de voorlopers van wat er midden mei in heel het land gaat gebeuren.
We kunnen dus niet zeggen dat de storm van mei 1968 uitbrak bij heldere hemel. De studentenbeweging heeft het land “in vuur en vlam” gezet, maar ze stond al op het punt te ontbranden.
Natuurlijk hebben de “specialisten” en vooral de sociologen, geprobeerd om de oorzaken van de Franse “uitzondering” aan te dikken. Ze hebben met name het zeer hoge ritme aangetoond van de industriële ontwikkeling van Frankrijk in de jaren 1960, waarbij dit oude landbouwland werd omgevormd tot een moderne grootmacht. Dit feit verklaart in het bijzonder de aanwezigheid en de rol van een belangrijk aantal jonge arbeiders in fabrieken, die dikwijls nog maar kortelings uit de grond gestampt waren. Van deze jonge arbeiders, die vrij dikwijls uit een landbouwgebieden komen, zijn er ook zeer weinig aangesloten bij de vakbond. Bovendien verdragen ze heel slecht de kazernediscipline van de fabriek waarvoor ze in de meeste gevallen slechts een flutloontje krijgen, zelfs al hebben ze een diploma van vakbekwaamheid.
Deze situatie maakt het mogelijk te begrijpen waarom het de jongste sectoren van de arbeidersklasse zijn die het eerst de strijd aangaan en ook waarom het merendeel van de bewegingen die aan Mei 1968 voorafgaan, plaatsvinden in het westen van Frankrijk, een landbouwstreek die vrij laat geïndustrialiseerd werd. Nochtans faalt de uitleg van de sociologen wanneer het er op aan komt om te verklaren waarom het niet enkel de jonge arbeiders zijn die in 1968 in staking gaan, maar de zeer grote meerderheid van heel de arbeidersklasse, van alle leeftijden.
In feite gingen er achter een beweging van een dergelijke omvang en diepgang als die van Mei 68, noodzakelijkerwijs veel diepere oorzaken schuil, die het kader van Frankrijk ver overstegen. De reden waarom het geheel van de arbeidersklasse van dit land zich lanceerde in een nagenoeg algemene staking, is dat alle sectoren aangetast begonnen te worden door de economische crisis die zich in 1968 nog maar in een beginstadium bevond. Het is geen typisch “Franse” crisis maar één van het gehele wereldkapitalisme. Het waren de gevolgen in Frankrijk van deze wereldcrisis (stijging van de werkloosheid, aanvallen op de sociale zekerheid), die voor een groot deel de verklaring vormen voor de stijging van de strijdbaarheid onder de arbeiders in dit land bij het begin van 1967:
“In alle industrielanden van Europa en in de VS, ontwikkelt zich de werkloosheid en versomberen de economische perspectieven. Engeland dat zich, ondanks een vermenigvuldiging van de maatregelen om het evenwicht te bewaren, eind 1967 tenslotte genoodzaakt ziet om het Pond Sterling te devalueren, veroorzaakt een reeks van devaluaties in zijn kielzog. De regering Wilson kondigt een uitzonderlijk bezuinigingsprogramma af: een massale vermindering van de openbare uitgaven…, loonblokkade, vermindering van de interne consumptie en de invoer, inspanning om de uitvoer op te voeren. Op 1 januari is het aan Johnson [president van de Verenigde Staten] om een alarmkreet te slaken en onontkoombare strenge maatregelen te nemen om het economisch evenwicht te in stand te houden. In maart barst de financiële crisis van de Dollar uit. De economische pers die elke dag pessimistischer wordt, roept steeds meer het beeld op van het spook van de crisis van 1929 (…) Mei 1968 toont zich in al zijn betekenis omdat ze een van de eerste en meest belangrijke reacties is van de massa van de arbeiders op een economische wereldsituatie die steeds maar verslechtert”. (Révolution Internationale (oude serie), nr. 2, lente 1969).
In feite hebben de bijzondere omstandigheden het mogelijk gemaakt dat het wereldproletariaat in Frankrijk zijn eerste strijd van omvang leverde tegen de toenemende aanvallen die het kapitalisme in crisis alleen maar kon vermenigvuldigen. Maar vrij vlug gingen ook andere nationale sectoren van de arbeidersklasse op hun beurt de strijd aan. Uit dezelfde oorzaken moesten wel dezelfde reacties loskomen.
Zo kwam het dat aan de andere kant van de wereld, in Argentinië, mei 1969 gekenmerkt werd door wat sindsdien in het geheugen gegrift staat als de “Cordobazo”. Als gevolg van een reeks mobilisaties in de arbeiderssteden tegen de gewelddadige economische aanvallen en de repressie van de militaire junta, hadden de arbeiders van Cordoba op 29 mei de politie- en legermacht volkomen onder de voet gelopen (alhoewel die uitgerust waren met tanks) en hadden ze zich meester gemaakt van de stad (de tweede van het land). De regering slaagde er slechts in de loop van de volgende dag in om de “orde te herstellen” dankzij een massale troepenmacht.
Op hetzelfde moment ontstaat in Italië de belangrijkste strijdbeweging van de arbeidersklasse sinds de Tweede Wereldoorlog. De stakingen beginnen bij Fiat in Turijn, eerst in de belangrijkste fabriek van de stad, Fiat-Mirafiori, en vervolgens breidt ze zicht uit naar de andere fabrieken van de groep in Turijn en omgeving. Op 3 juli, ter gelegenheid van een actiedag van de vakbond tegen de verhoging van de huren, stromen arbeidersmassa’s op weg naar de fabriek van Mirafiori samen en worden ze vervoegd door de studenten,. Voor de ingang ervan breken gewelddadige gevechten uit met de politie. Ze gaan bijna de hele nacht door en breiden zich uit naar andere wijken van de stad.
Vanaf einde augustus, als de arbeiders terugkomen van de zomervakantie, worden de stakingen hernomen bij Fiat, maar ook bij Pirelli (banden) in Milaan en heel wat andere bedrijven.
Nochtans laat de Italiaanse bourgeoisie, die lering heeft getrokken uit de ervaring van Mei 68, zich niet verrassen zoals de Franse bourgeoisie het jaar voordien. Ze moet absoluut voorkomen dat de diepgaande sociale onvrede omslaat in een algemene ontvlamming. Om die reden gaat haar vakbondsapparaat gebruik maken van het aflopen van de CAO’s, namelijk die van de metaal-, chemie- en bouwsector, om zijn manoeuvres te ontwikkelen. Door de arbeidersstrijd te richten op het bereiken van een “goed contract” in hun respectievelijke sectoren slagen zij erin de strijd te versnipperen. De vakbonden scherpen de zogenaamde tactiek aan van de “estafettestakingen”: de ene dag staken de metaalarbeiders, de andere die van de chemie, en nog weer een andere die van de bouw.
“Algemene” stakingen tegen de levensduurte en de huurverhogingen worden uitgeroepen, maar wel per provincie of zelfs per stad. Op het vlak van de onderneming propageren de vakbonden beurtstakingen, de ene werkplaats na de andere, onder het voorwendsel van zoveel mogelijk schade te veroorzaken voor de patroon en zo weinig mogelijk voor de arbeiders. Tegelijkertijd doen de vakbonden het nodige om de controle terug te winnen over de basis, die hen dreigt te ontglippen: terwijl in vele bedrijven de arbeiders, die ontevreden zijn over de traditionele vakbondsstructuren, afgevaardigden kiezen per werkplaats, worden deze laatste geïnstitutionaliseerd onder de vorm van “fabrieksraden”, die worden voorgesteld als de “basisorganen” van de eenheidsvakbond die de drie vakbonden CGIL, CISL en UIL beweren gezamenlijk te willen oprichten.
Na verschillende maanden, waarin de strijdbaarheid van de arbeiders uitgeput raakt in de “actiedagen” per sector en de “algemene” stakingen per provincie of per stad, worden tussen begin november en eind december de CAO’s in de ene na de andere sector getekend. En even voor het tekenen van het laatste en belangrijkste contract, dat van de particuliere metaalsector, die de voorhoede van de beweging is, ontploft er op 12 december een bom in een bank in Milaan die 16 mensen doodt. De aanslag wordt toegeschreven aan anarchisten (één van hen is Giuseppi Pinelli, die sterft terwijl hij in handen is van de Milanese politie), maar later verneemt men dat hij voortkwam uit bepaalde sectoren van het staatsapparaat. De geheime structuren van de burgerlijke staat verlenen dus hand- en spandiensten aan de vakbonden om verwarring te zaaien in de rangen van de arbeidersklasse en tegelijkertijd worden de repressiemiddelen opgedreven.
Het proletariaat in Italië is niet de enige die zich tijdens de herfst van 1969 mobiliseert. Op kleinere schaal, maar toch veelbetekenend, gaat ook de arbeidersklasse in Duitsland de strijd aan, als er in september bijna overal in het land wilde stakingen uitbreken tegen de door de vakbond overeengekomen “loonmatiging”. Aan hen wordt gevraagd om zich “realistisch” op te stellen tegenover de verslechtering van de toestand van de Duitse economie die ondanks het naoorlogse “wonder” niet gespaard was gebleven van de moeilijkheden van het wereldkapitaal die zich sinds 1967 hadden opgestapeld (dat jaar kende de Duitse economie haar eerste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog).
Het ontwaken van het Duitse proletariaat, zelfs al is dat nog heel bedeesd, heeft een bijzondere betekenis. Enerzijds gaat het om het belangrijkste en meest geconcentreerde proletariaat van Europa. Maar vooral omdat dit proletariaat in de geschiedenis altijd een vooraanstaande rol heeft gespeeld, en opnieuw zal spelen, binnen de arbeidersklasse op wereldschaal. In Duitsland werd het lot bezegeld van de internationale revolutionaire golf, die vanaf oktober 1917 de kapitalistische wereldheerschappij had doen wankelen. De nederlaag die de Duitse arbeiders leden bij hun revolutionaire pogingen tussen 1918 en 1923 had de weg geopend voor de meest verschrikkelijke contrarevolutie die het wereldproletariaat ooit in zijn geschiedenis heeft ondergaan.
En waar de revolutie het verst was gegaan, in Rusland en in Duitsland, nam deze contrarevolutie de meest diepgaande en barbaarse vormen aan: het stalinisme en het nazisme. Deze contrarevolutie zou meer dan een halve eeuw duren en vond haar hoogtepunt in de Tweede Wereldoorlog. In tegenstelling tot de Eerste Wereldoorlog had de Tweede het proletariaat niet in staat gesteld om het hoofd op te richten. Hij had het zelfs nog dieper de grond ingeduwd, voornamelijk dankzij de illusies die waren gecreëerd door de overwinning van het kamp van de “democratie” en van het “socialisme”.
De reusachtige staking van Mei 1968 in Frankrijk en de “hete herfst” in Italië hadden het bewijs geleverd dat het wereldproletariaat deze periode van contrarevolutie achter zich had gelaten en dat de crisis, die bezig was zich te ontvouwen, in tegenstelling tot die van 1929 niet tot een wereldoorlog zou leiden, maar tot een ontwikkeling van klassenstrijd. Deze strijd zou de heersende klasse verhinderen haar barbaarse antwoord te geven op de stuiptrekkingen van haar economie. De strijd van de Duitse arbeiders in september 1969 bevestigde dit, net zoals op een veel betekenisvollere schaal de strijd van de Poolse arbeiders in de loop van de winter van 1970-71.
In december 1970 reageert de arbeidersklasse in Polen spontaan en massaal op een prijsstijging van meer dan 30%. Arbeiders vernietigen het stalinistische partijhoofdkwartier in Gdansk, Gdynia en Elbląg. De stakingsbeweging strekt zich uit van de Baltische kust tot Poznań, Katowice, Wrocław en Krakau. Op 17 december stuurt Gomulka, secretaris-generaal van de regerende stalinistische partij, zijn tanks naar de altische havens. Honderden arbeiders komen om het leven. Straatgevechten vinden plaats in Szczecin en in Gdańsk.
De repressie slaagt er niet in de beweging te verpletteren. Op 21 december breekt in Warschau een golf van stakingen uit. Gomulka wordt afgezet. Zijn opvolger, Gierek, zal onmiddellijk persoonlijk met de arbeiders van SSN onderhandelen. Gierek doet enkele concessies, maar weigert de prijsverhogingen in te trekken. Op 11 februari breekt er in Łódź een massale staking uit, die in gang wordt gezet door 10.000 textielarbeiders. Gierek geeft uiteindelijk toe: de prijsverhogingen worden geannuleerd.
De stalinistische regimes waren de zuiverste belichaming van de contrarevolutie: in naam van het “socialisme” en van de “belangen van de arbeidersklasse” onderging de arbeidersklasse de meest verschrikkelijke terreur. De “hete” winter van de Poolse arbeiders, evenals de stakingen die bij de aankondiging van de strijd in Polen plaatsvonden aan de andere kant van de grens, met name in de regio's Lvov (Oekraïne) en Kaliningrad (West-Rusland), leverde het bewijs dat zelfs daar waar de contrarevolutie nog haar zwaarste loden gewicht handhaafde, in de “socialistische” regimes, er een bres was geslagen.
Wij kunnen hier niet alle arbeidersgevechten opsommen die na 1968 deze fundamentele verandering bevestigt in de krachtsverhouding tussen de bourgeoisie en het proletariaat op wereldvlak. Wij halen hier slechts twee voorbeelden aan, die van Spanje en van Groot-Brittannië.
In Spanje komt de strijdbaarheid van de arbeiders, ondanks de wrede repressie die wordt uitgeoefend door het regime van Franco op massale wijze tot uiting in de zomer van 1974. De stad Pamplona kent een groter aantal stakingsdagen per arbeider dan die van de Franse arbeiders in 1968. Alle industriële regio’s worden getroffen (Madrid, Asturië, Baskenland), maar in de reusachtige arbeidersconcentraties van de buitenwijken van Barcelona kennen de stakingen hun grootste uitbreiding. Ze beroeren alle bedrijven uit de regio, met voorbeeldige uitingen van arbeiderssolidariteit (dikwijls startte de staking in een bedrijf enkel uit solidariteit met de arbeiders uit andere bedrijven).
Het voorbeeld van het proletariaat in Groot-Brittannië is ook zeer betekenisvol, aangezien het gaat om het oudste proletariaat van de wereld. Gedurende heel de jaren 1970 heeft het massale strijd geleverd tegen de uitbuiting (met 29 miljoen stakingsdagen in 1979 staan de Engelse arbeiders op de tweede plaats in de statistieken achter de Franse arbeiders van 1968). Deze strijdbaarheid verplicht de Engelse bourgeoisie om tweemaal van Eerste Minister te veranderen: in april 1976 (Callaghan vervangt Wilson) en begin 1979 (Callaghan wordt opzij gezet door het parlement).
Zo moet de fundamenteel historische betekenis van Mei 68 niet worden gezocht in de “Franse bijzonderheden”, noch in de studentenoproer, noch in de “morele revolutie”, zoals men ons vandaag voorspiegelt. Ze moet worden gezocht in het feit dat het wereldproletariaat een einde maakte aan de contrarevolutie en een nieuwe periode opende van historische botsingen met de kapitalistische orde. Een periode die eveneens werd geïllustreerd door een nieuwe ontwikkeling van politieke proletarische groepen, waaronder de onze, die door de contrarevolutie bijna waren uitgeroeid of tot stilzwijgen gebracht. We zullen dit in het volgende artikel onder nde loep nemen
Aan het begin van de 20e eeuw, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog, leverde het proletariaat titanische gevechten die het kapitalisme bijna versloegen. In 1917 gooide hij de burgerlijke macht in Rusland omver. Tussen 1918 en 1923 ondernam hij in het belangrijkste Europese land, Duitsland, meerdere aanvallen om hetzelfde doel te bereiken. Deze revolutionaire golf verspreidde zich over alle delen van de wereld, waar er een ontwikkelde arbeidersklasse was, van Italië tot Canada, van Hongarije tot China. Dit was het antwoord van het wereldproletariaat op de intrede van het kapitalisme in zijn periode van verval, waarvan de wereldoorlog de eerste grote manifestatie was.
Maar de wereldbourgeoisie wist deze gigantische beweging van de arbeidersklasse in te dammen, en daar bleef het niet bij. Ze ontketende de verschrikkelijkste contrarevolutie in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Deze contrarevolutie nam de vorm aan van een onvoorstelbare barbaarsheid, waarvan het stalinisme en het nazisme de twee belangrijkste vertegenwoordigers waren, juist in de landen waar de revolutie het verst was gevorderd, Rusland en Duitsland.
In deze context veranderden de communistische partijen, die zich in de voorhoede van de revolutionaire golf bevonden, in partijen van de contrarevolutie.
Uiteraard heeft het verraad van de communistische partijen in hun midden de opkomst teweeg gebracht van linkse fracties ter verdediging van de ware revolutionaire standpunten. Een gelijkaardig proces had zich al voorgedaan binnen de socialistische partijen tijdens hun overgang naar het burgerlijke kamp in 1914 door hun steun aan de imperialistische oorlog. Maar terwijl degenen die binnen de socialistische partijen hadden gevochten tegen hun opportunistische koers en verraad, aan kracht en toenemende invloed in de arbeidersklasse hadden gewonnen tot op het punt dat ze na de Russische revolutie in staat waren om een nieuwe Internationale op te richten, was dat, vanwege het toenemende gewicht van de contrarevolutie, niet het geval voor de linkse stromingen die binnen de communistische partijen waren ontstaan.
Hoewel zij aanvankelijk de meeste militanten van de Duitse en Italiaanse partijen hergroepeerden, verloren deze stromingen geleidelijk aan invloed in de klasse en verloren zij ook de meeste van hun militante krachten, als zij zich al niet versplinterden in verschillende kleine groepjes, zoals het geval was in Duitsland nog voordat het Hitler-regime de laatste militanten vernietigde of in ballingschap dwong.
In feite telden de groepen die in de jaren ‘30 op een krachtige manier revolutionaire standpunten bleven verdedigen, zoals de Groep van Internationalistische Communisten (GIC) in Nederland (die zich beriep op het “Radencommunisme” en de noodzaak van een proletarische partij verwierp) en de Linkse Fractie van de Communistische Partij van Italië (die het tijdschrift Bilan publiceerde) slechts een paar dozijn militanten en hadden ze geen enkele invloed meer op het verloop van de arbeidersstrijd. Naast hen bestonden ook de door Trotski geïnspireerde groepen, die echter steeds meer door het opportunisme werden aangevreten.
De Tweede Wereldoorlog stond, in tegenstelling tot de Eerste, geen omkering van de krachtsverhouding toe tussen het proletariaat en de bourgeoisie. Integendeel zelfs. Wijs geworden door de historische ervaring, en dankzij de onbetaalbare steun van de stalinistische partijen, zorgde de heersende klasse ervoor dat iedere nieuwe opleving van het proletariaat in de kiem werd gesmoord. In de democratische euforie van de “bevrijding”raken de groeperingen van de Communistische Linkerzijde nog meer geïsoleerd dan in de jaren ‘30. In Nederland neemt de Communistenbond Spartacus de fakkel over van de GIC in de verdediging van de “radenistische” standpunten, die vanaf 1965 ook worden verdedigd door Daad en Gedachte, een splitsing van de Bond.
Deze twee groepen doen veel publicitair werk, ook al worden ze gehinderd door hun radenistische standpunten die de rol van een voorhoede-organisatie voor het proletariaat verwerpt. De grootste handicap is echter het ideologische gewicht van de contrarevolutie. Dat is ook het geval in Italië, waar de oprichting in 1945, rond Damen en Bordiga (twee voormalige grondleggers van de Italiaanse Linkerzijde in de jaren 1920), van de Partito Comunista Internazionalista (die Battaglia Comunista en Prometeo uitgeeft), niet de beloften waarmaakt die de militanten ervan hadden verwacht.
Terwijl deze organisatie bij haar oprichting 3000 leden telde, verzwakte zij geleidelijk, slachtoffer van demoralisatie en splitsingen, in het bijzonder die van 1952, geanimeerd door Bordiga die de Parti Communiste International (die Programma Comunista publiceert) zal oprichten. Eén van de oorzaken van de splitsingen berust ook in de verwarring die was voorafgegaan aan de hergroepering van 1945, welke tot stand was gebracht op basis van het opgeven van een hele reeks verworvenheden, die in de jaren 1930 door Bilan waren uitgewerkt.
In Frankrijk was in 1945 de groep Gauche Communiste de France (GCF) opgericht, die in continuïteit was met de standpunten van Bilan (maar ook een aantal programmatische standpunten van de Hollands-Duitse Linkerzijde integreerde). Nadat ze 42 nummers van het tijdschrift Internationalisme had gepubliceerd, verdween zij in 1952.
In hetzelfde land verdedigde een andere groep, naast enkele individuen die verbonden waren met de Parti Communiste International, die Le Prolétaire publiceerde, tot het begin van de jaren zestig klassenstandpunten met het tijdschrift Socialisme ou Barbarie (SouB). Maar deze groep, die na de Tweede Wereldoorlog ontstond uit een afscheiding van het trotskisme, heeft het marxisme geleidelijk en expliciet laten vallen, wat leidde tot haar verdwijning in 1966. In de late jaren vijftig en het begin van de jaren zestig leidden verschillende afsplitsingen van SouB, met name vanwege het opgeven van het marxisme, tot de vorming van kleine groepen die zich hadden aangesloten bij de radenistische beweging, met name Informations et Correspondances Ouvrières (ICO).
We zouden ook nog het bestaan van andere groepen in andere landen kunnen noemen, maar wat de situatie kenmerkt van de stromingen die in de jaren ‘50 en begin jaren ‘60 communistische standpunten bleven verdedigen is hun extreme numerieke zwakte, het beperkte lezerspubliek van hun publicaties, hun internationale isolement en de regressies. Deze leidden ofwel tot hun eenvoudige verdwijning ofwel tot een sektarische opsluiting, zoals met name het geval was met de Parti Communiste International, die zichzelf als de enige communistische organisatie ter wereld beschouwde.
De algemene staking van 1968 in Frankrijk en de verschillende massale bewegingen van de arbeidersklasse waar we hierboven verslag van hebben gedaan, hebben het idee van de communistische revolutie in talrijke landen weer op de agenda gezet. De leugen van het stalinisme, dat zich presenteerde als “communistisch” en “revolutionair”, begon aan alle kanten barsten te vertonen. Daarvan hebben natuurlijk de stromingen geprofiteerd die, zoals de maoïstische en trotskistische organisaties, de USSR verwierpen als het “Socialistische Vaderland”.
De trotskistische beweging beleefde, vooral door haar geschiedenis van strijd tegen het stalinisme, vanaf 1968 een nieuwe jeugd en kwam uit de schaduw die tot dan toe door de stalinistische partijen over haar was geworpen. Haar gelederen namen soms op spectaculaire wijze toe, met name in landen als Frankrijk, België of Groot-Brittannië. Maar deze stroming behoorde al sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer tot het proletarische kamp, in het bijzonder vanwege haar standpunt over de
“verdediging van de proletarische verworvenheden in de USSR”, dat wil zeggen de verdediging van het imperialistische kamp dat door dit land werd gedomineerd.
De stakingen van de arbeiders, die zich vanaf het einde van de jaren zestig ontwikkelden, toonden aan dat de rol van de stalinistische partijen en vakbonden anti-arbeiders was. Ze toonden ook de functie van de electorale en democratische farce als instrument van de burgerlijke overheersing. Dit leidde ertoe dat veel groepen en individuen in de hele wereld zich wendden tot de politieke stromingen die in het verleden de rol van de vakbonden en het parlementarisme het duidelijkst hadden aangeklaagd, die de strijd tegen het stalinisme zich het beste eigen had gemaakt, die van de Communistische Linkerzijde,
Na mei 1968 werden de geschriften van Trotski op grote schaal verspreid, maar ook die van Pannekoek, Gorter[13] en Rosa Luxemburg die kort voor haar moord in januari 1919 als één van de eersten haar bolsjewistische kameraden had gewaarschuwd voor bepaalde gevaren die de revolutie in Rusland bedreigden.
Er ontstonden nieuwe groepen die steunden op de ervaringen van de Communistische Linkerzijde. De groepen en individuen die begrepen dat het trotskisme een soort linkervleugel van het stalinisme was geworden, richtten zich in feite veel meer op het radenisme dan op de Italiaanse Linkerzijde. Daar waren verschillende redenen voor. Enerzijds ging de verwerping van de stalinistische partijen vaak gepaard met de verwerping van de notie zelf van een communistische partij. In zekere zin was dit de tol die de nieuwe groepen betaalden, die zich keerden tot het perspectief van de proletarische revolutie, in reactie op de stalinistische leugen van continuïteit tussen het bolsjewisme en het stalinisme, tussen Lenin en Stalin.
Dit verkeerde idee werd deels ook gevoed door de standpunten van de bordigistische stroming, de enige van de Italiaanse Linkerzijde met een internationale uitbreiding, die het idee verdedigde dat de communistische partij de macht moet grijpen en zich beriep op het “monolithisme” in haar gelederen. Aan de andere kant was dit het gevolg van het feit dat de stromingen, die zich bleven beroepen op de Italiaanse Linkerzijde, aan het wezen van Mei 1968 voorbijgingen. Ze begrepen de historische betekenis niet, zagen daarin alleen de studentendimensie.
Tegelijkertijd met het ontstaan van nieuwe groepen, die geïnspireerd waren door het radenisme, beleefden de groepen die eerder bestonden ongekend succes. Dit was met name het geval voor ICO, die in 1969 in Brussel een internationale bijeenkomst organiseerde waaraan onder andere Cohn-Bendit, Mattick (voormalig militant van Duitse Linkerzijde die naar de Verenigde Staten was geëmigreerd en daar diverse radenistische tijdschriften had gepubliceerd) en Cajo Brendel, animator van Daad en Gedachte, deelnamen.
De successen van het “georganiseerde” radenisme zijn echter van korte duur geweest. ICO verklaarde in 1974 zijn opheffing. De Nederlandse groepen hielden op te bestaan op hetzelfde moment als hun belangrijkste animatoren.
In Groot-Brittannië kende de groep Solidarity, geïnspireerd door de standpunten van Socialisme ou Barbarie, na een gelijkaardig succes als dat van ICO, splitsing op splitsing tot ze in 1981 uiteenspatte (hoewel de Londense groep het tijdschrift bleef uitgeven tot 1992).
In Scandinavië waren de radenistische groepen, die zich na 1968 hadden ontwikkeld, in staat om in september 1977 in Oslo een conferentie organiseren, maar die bleef zonder vervolg.
Uiteindelijk heeft de stroming die zich aansloot bij de standpunten van Bordiga (overleden in juli 1970), zich in de jaren zeventig van de vorige eeuw het meest ontwikkeld. Ze profiteerde in het bijzonder van een “toestroom” van elementen voortgekomen uit crises die bepaalde linkse groepen (met name de maoïstische groepen) in deze periode troffen. In 1980 was de Parti Communiste International op internationaal vlak de grootste en invloedrijkste organisatie die zich beriep op de Communistische Linkerzijde. Maar deze “opening” van de bordigistische stroming voor elementen, die sterk getekend waren door ultra-links, leidde in 1982 tot de explosie van de groep en reduceerde haar sindsdien tot een veelheid van kleine beperkte sekten.
De belangrijkste manifestatie op de lange termijn van deze vernieuwing van de standpunten van de Communistische Linkerzijde was in feite de ontwikkeling van onze eigen organisatie.[14]
Ze ontstond hoofdzakelijk veertig jaar geleden, in juli 1968 in Toulouse, met de goedkeuring van een eerste beginselverklaring door een kleine kern van elementen die het jaar daarvoor een discussiekring had gevormd rond een kameraad, RV, die zijn politieke debuut had gemaakt in de groep Internacionalismo in Venezuela. Deze laatste groep was in 1964 opgericht door kameraad MC[15], die de belangrijkste animator was van de Gauche Communiste de France (1945-52). MC was in 1919 (op 12-jarige leeftijd) militant geworden, eerst in de Kommunistische Partij van Palestina, daarna in de PCF. In 1938 was hij lid geworden van de Italiaanse Fractie van de Communistische Linkerzijde.
Tijdens de algemene staking van Mei 1968 hadden de elementen van de discussiegroep verschillende pamfletten gepubliceerd die waren ondertekend met Mouvement pour l'Instauration des Conseils Ouvriers (MICO). Ze waren bovendien een discussie gestart met andere elementen waarmee uiteindelijk de groep werd opgericht die, vanaf december 1968, Révolution Internationale ging uitgeven. Deze groep was in contact gekomen en voortdurend in discussie getreden met twee andere groepen van de radenistische beweging, de Organisation Conseilliste de Clermont-Ferrand en de Cahiers du Communisme de Conseils in Marseille.
Ten slotte zijn de drie groepen, in 1972, samengegaan en hebben de Franse sectie van de IKS opgericht, die Révolution Internationale (nouvelle série) begon te publiceren.
In de politieke lijn van Internacionalismo, de GCF en Bilan heeft deze groep discussies aangeknoopt met verschillende groepen die ook waren ontstaan na 1968, met name de groep Internationalism in de Verenigde Staten. In 1972 stuurde Internationalism een brief aan een twintigtal groepen die zich beroepen op de Communistische Linkerzijde, waarin wordt opgeroepen tot het opzetten van een netwerk van correspondentie en internationaal debat. Révolution Internationale heeft van harte gereageerd op dit initiatief en opperde als perspectief de organisatie van een internationale conferentie. De andere groepen die positief reageerden, behoorden allemaal tot de radenistische stroming. De groepen, die zich beriepen op de Italiaanse Linkerzijde, hebben zich van hun kant doof gehouden of vonden dit initiatief prematuur.
Op basis van dit initiatief werden in er 1973 en 1974 verschillende bijeenkomsten gehouden in Engeland en Frankrijk, waaraan voor Groot-Brittannië met name werd deelgenomen door World Revolution, Revolutionary Perspective en Workers' Voice. De eerste twee waren afsplitsingen van Solidarity en de laatste een afsplitsing van het trotskisme.
Ten slotte eindigde deze cyclus van bijeenkomsten in januari 1975 met de organisatie van een conferentie waar de groepen die dezelfde politieke oriëntatie deelden - Internacionalismo, Révolution Internationale, Internationalism, World Revolution, Rivoluzione Internazionale (Italië) en Accion Proletaria (Spanje) - besloten zich te verenigen binnen de Internationale Kommunistische Stroming.
Deze besloot om de politiek van contacten en van discussies met de andere groepen van de Communistische Linkerzijde voort te zetten, wat haar ertoe bracht deel te nemen aan de Conferentie van Oslo in 1977 (tegelijk met Revolutionary Perspective), en positief te reageren op het in 1976 door Battaglia Comunista gelanceerde initiatief om een internationale conferentie van groepen van de Communistische Linkerzijde te houden.
De drie conferenties die in mei 1977 (Milaan), november 1978 (Parijs) en mei 1980 (Parijs) werden gehouden, hadden steeds meer belangstelling gewekt bij de elementen van de Communistische Linkerzijde, maar het besluit van Battaglia Comunista en van Communist Workers' Organisation (voortgekomen uit een hergroepering van Revolutionary Perspective en Workers' Voice in Groot-Brittannië) om de IKS voortaan uit te sluiten, luidde de doodsklok in voor deze inspanning. [16] De sektarische terugtrekking (in ieder geval ten opzichte van de IKS) van BC en de CWO (die in 1984 samengingen in het Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij - IBRP) was in zekere zin een aanwijzing dat de eerste impuls, die door de historische opkomst van het wereldproletariaat in Mei 1968 aan de stroming van de Communistische Linkerzijde was gegeven, uitgeput was.
Ondanks de moeilijkheden die de arbeidersklasse de afgelopen decennia heeft ondervonden, met name de ideologische campagnes over de “dood van het communisme” na de ineenstorting van de stalinistische regimes, is de wereldbourgeoisie er niet in geslaagd haar een beslissende nederlaag toe te brengen. Dit blijkt uit het feit dat de stroming van de Communistische Linkerzijde (voornamelijk vertegenwoordigd door het IBRP[17] en vooral de IKS) haar positie heeft behouden en vandaag de dag een toenemende belangstelling ondervindt bij de elementen die zich, met de langzame heropkomst van de klassenstrijd sinds 2003, keren naar een revolutionair perspectief.
De weg van het proletariaat naar de communistische revolutie is lang en moeilijk. Het kan niet anders, want deze klasse heeft de reusachtige taak om de mensheid mee te voeren van “de heerschappij van de noodzaak naar de heerschappij van de vrijheid”. De bourgeoisie laat geen enkele kans onbenut om te verkondigen dat “het communisme dood is!” Maar de hardnekkigheid waarmee ze zich inzet om haar te begraven, is kenmerkend voor de angst die ze nog ondervindt van dit perspectief. Veertig jaar later nodigt ze ons uit om Mei 68 te “liquideren” (Sarkozy) of te “vergeten” (Cohn-Bendit, die een vooraanstaande “groene” is geworden in het Europees Parlement en onlangs een boek heeft gepubliceerd met de opmerkelijke titel “Forget 68”) en dat is normaal: Mei 68 heeft een bres geslagen in haar systeem van overheersing, een bres die ze niet heeft kunnen dichten en die alleen maar groter zal worden naarmate het historische bankroet van dit systeem duidelijker wordt.
Fabienne / 06.07.2008
[1] Partie Communiste de France (PCF) : Communistische Partij van Frankrijk
[2] Confédération Générale du Travail (CGT). Dat is de sterkste vakcentrale, vooral onder de industrie- en transportarbeiders evenals onder de ambtenaren. Ze wordt gecontroleerd door de PCF.
[3] Confédération Française Démocratique du Travail. Deze vakcentrale was oorspronkelijk christelijk geïnspireerd maar verwierp in het begin van de jaren 1960 de referenties naar het christendom en wordt nu sterk beïnvloed door de Parti Socialiste en door een kleine linkse socialistische partij, de inmiddels ter ziele gegane Parti Socialiste Unifié.
[4] Bekend presentator van televisie-uitzendingen.
[5] Een grenzeloos chauvinistische sportcommentator.
[6] De dag na deze toespraak kondigen gemeente-ambtenaren op veel plaatsen aan dat ze weigeren het referendum te organiseren. Ook weten de autoriteiten niet hoe ze de stembiljetten moeten drukken: de nationale drukkerij is in staking en de particuliere drukkerijen, die niet in staking zijn, weigeren: de bazen ervan willen geen bijkomende problemen met hun werkers.
[7] Georges Séguy is eveneens lid van het Politiek Bureau van de PCF.
[8] Later zullen we vernemen dat Chirac, staatssecretaris van Sociale Zaken, ook (op een zolder!) Krasucki, de nummer 2 van de CGT, heeft ontmoet.
[9] Organisation Armée Secrète (AOS): Geheime Gewapende Organisatie: clandestiene groep soldaten en voorstanders van de handhaving van Frankrijk in Algerije, die zich in het begin van de jaren zestig onderscheidde door terroristische aanslagen, moorden en zelfs een poging tot aanslag op de Gaulle.
[10] Eléctricité de France (EDF): Franse elektriciteitsmaatschappij.
[11] Compagnies Républicaines de Sécurité (CRS): nationale politiediensten gespecialiseerd in het onderdrukken van straatdemonstraties.
[12] Eenheid van de nationale politie (d.w.z. het leger) die dezelfde rol vervult als de CRS.
[13] Pannekoek en Gorter waren de twee belangrijkste theoretici van de Hollandse Linkerzijde.
[14] Voor een meer gedetailleerde geschiedenis van de IKS, lees onze artikelen “Construction of the revolutionary organisation: 20 years of the International Communist Current” in International Review nr. 80 en “30 years of the ICC: learning from the past to build the future” in International Review nr. 123.
[15] Over de bijdrage van MC aan de revolutionaire beweging, zie ons artikel “Marc” in de nummers 65 en 66 van de International Review.
[16] Voor wat betreft deze conferenties, zie ons artikel: “The international conferences of the Communist Left (1976 - 1980) - Lessons of an experience for the proletarian milieu” in International Review nr. 122.
[17] De geringere ontwikkeling van het BIPR in vergelijking met die van de IKS is voornamelijk te wijten aan haar sektarisme en haar opportunistische politiek van hergroepering (wat er vaak toe leidt dat zij haar politiek op zand bouwt). Zie hierover ons artikel “An opportunist policy of regroupment that will only lead to ‘abortions’ ” in International Review nr. 121.
In januari 1969, bij de inauguratie van zijn eerste mandaat als president van de Verenigde Staten, verklaarde Richard Nixon: “Wij hebben eindelijk geleerd om een moderne economie te beheren en zijn onafgebroken groei te waarborgen.” Achteraf kan men vaststellen hoezeer een dergelijk optimisme wreed door de werkelijkheid werd verstoord: aan het begin van zijn tweede mandaat, nauwelijks vier jaar later, kenden de Verenigde Staten hun hevigste teruggang sinds de Tweede Wereldoorlog, een teruggang die gevolgd werd door talrijke andere, die steeds ernstiger waren. Maar men moet erkennen dat qua niet aflatend optimisme Nixon een jaar eerder door een ander meer ervaren staatshoofd was voorafgegaan: generaal de Gaulle, die tijdens de Tweede Wereldoorlog hoofd was van het “Vrije Frankrijk” en sinds 1958 President van de Franse Republiek.
Had de grand homme in zijn toespraak aan het volk niet verklaard: “Ik begroet het jaar 1968 met een gerust gevoel.”? We hebben geen vier jaar moeten wachten voordat dit optimisme werd weggeveegd; vier maanden volstonden opdat het geruste gevoel van de Général het veld ruimde voor de grootste verwarring. Het is waar dat de Gaulle niet alleen het hoofd moest bieden aan een bijzonder heftige en massale studentenrevolte, maar ook en vooral aan de grootste staking in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Er is weinig verbeelding voor nodig om vast te stellen dat 1968 geen “rustig” jaar is geweest voor Frankrijk: het was en blijft tot nu toe zelfs het meest onrustige jaar sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar het was niet alleen Frankrijk die in dat jaar grote beroeringen doormaakte, verre van dat. Twee auteurs die niet beticht kunnen worden van “franco-centrisme”, de Engelsman David Caute en de Amerikaan Mark Kurlansky, zijn duidelijk over dit onderwerp: “1968 was het meest turbulente jaar sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Een keten van opstanden troffen Amerika en West-Europa en verspreidden zich zelfs tot Tsjecho-Slowakije; ze stelden de naoorlogse wereldorde in vraag.” [1] “Er was geen jaar dat leek op 1968 en het is waarschijnlijk dat er nooit meer iets gelijkaardigs zal komen. In een tijd waarin naties en culturen nog gescheiden waren en zich duidelijk aftekenden (...) ontvlamde er een geest van rebellie in de vier uithoeken van de wereld. Er waren andere jaren van revolutie geweest: 1848 bijvoorbeeld, maar in tegenstelling tot 1968 bleven die gebeurtenissen beperkt tot Europa...” [2]
Veertig jaar na dit “hete jaar”, wanneer we in een aantal landen getuige zijn van een vloedgolf van radio- en televisie-uitzendingen over dit onderwerp, is het de taak van de revolutionairen om terug te komen op de belangrijkste gebeurtenissen van dit jaar, niet om er een gedetailleerde of uitputtende beschrijving van te geven [3], maar om de ware betekenis ervan vast te stellen. Het is in het bijzonder hun taak om een oordeel te vellen over een idee dat vandaag de dag zeer wijdverbreid is en dat op pagina 4 van Kurlansky's boek staat: “Of het nu historici of politieke wetenschappers zijn, specialisten in de menswetenschappen over de hele wereld zijn het erover eens dat er een tijd vóór en een tijd na 1968 bestaat”.
Laten we maar meteen zeggen dat we dit oordeel volledig delen, maar zeker niet om de redenen die algemeen worden aangehaald: “seksuele bevrijding”, “bevrijding van de vrouw”, het in vraag stellen van het autoritarisme in familierelaties, de “democratisering” van bepaalde instellingen (zoals de universiteit), nieuwe artistieke vormen, enzovoort. In deze zin stelt dit artikel dan ook voor de aandacht te vestigen op de werkelijke verandering die zich volgens de IKS in 1968 heeft voltrokken.
Het jaar 1968 wordt naast een hele reeks vrij aanzienlijke feiten op zich (zoals het Tet-offensief van de Vietcong in februari dat, hoewel het uiteindelijk door het Amerikaanse leger werd afgeslagen, duidelijk heeft aangetoond dat de laatste er nooit in zou slagen de oorlog in Vietnam te winnen evenals de interventie van de Sovjettanks in Tsjecho-Slowakije in augustus), gekenmerkt door een “geest van rebellie, die de vier uithoeken van de aardbol spontaan in lichterlaaie heeft gezet”, zoals Caute en Kurlansky benadrukken.
En bij de invraagstelling van de bestaande orde is het belangrijk om twee componenten van ongelijke omvang en ook van ongelijk belang te onderscheiden. Aan de ene kant de studentenrevolte, die bijna alle landen van het westerse blok trof en zich zelfs op een bepaalde manier uitbreidde naar landen van het Oostblok. Aan de andere kant de massale strijd van de arbeidersklasse die dat jaar fundamenteel slechts één land trof, Frankrijk.
In dit eerste artikel gaan we alleen het eerste aspect behandelen, niet omdat het het belangrijkste is, verre van dat, maar omdat het grotendeels voorafgaat aan het tweede en omdat het tweede zelf een prominente historische betekenis heeft, die veel verder gaat dan die van studentenrevoltes.
De grootste en belangrijkste bewegingen van deze periode vinden plaats op het grondgebied van de eerste wereldmacht, te beginnen in 1964. Met name aan de universiteit van Berkeley, in Noord-Californië, zal het studentenprotest voor het eerst een massaal karakter krijgen. De eis die de studenten op de eerste plaats op de been brengt is die van de “free speech movement” (de beweging voor vrije politieke meningsuiting) ten gunste van de vrijheid van politieke expressie binnen de muren van de universiteit. Geconfronteerd met de ronselaars van het Amerikaanse leger willen de protesterende studenten propaganda maken tegen de Vietnam-oorlog en ook tegen rassenscheiding (het is één jaar na de “mars voor de burgerrechten” van 28 augustus 1963 in Washington, waar Martin Luther King zijn beroemde toespraak “I have a dream” hield).
Aanvankelijk reageren de autoriteiten uiterst repressief, met name door het inzetten van politie tegen de “sit-ins”, tegen de vreedzame bezetting van de gebouwen, waarbij 800 arrestaties worden verricht. Ten slotte staan de universitaire autoriteiten, begin 1965, politieke activiteiten toe aan de universiteit, die één van de belangrijkste centra zal worden van het studentenprotest in de Verenigde Staten. Tegelijkertijd wordt Ronald Reagan, met de leuze “de rommel opruimen op Berkeley”, eind 1965, tegen alle verwachtingen in gekozen tot gouverneur van Californië. De beweging zal zich de daaropvolgende jaren massaal ontwikkelen en radicaliseren rond het protest tegen de rassenscheiding, voor de verdediging van vrouwenrechten en vooral tegen de Vietnam-oorlog.
Terwijl jonge Amerikanen, vooral studenten, massaal naar het buitenland vluchten om te voorkomen dat ze naar Vietnam worden gestuurd, worden de meeste universiteiten van het land getroffen door massale anti-oorlogsbewegingen en ontstaan er ongeregeldheden in de zwarte getto's van de grote steden (het aandeel van jonge zwarten onder de soldaten, die naar Vietnam worden gestuurd, is veel hoger dan het nationale gemiddelde). Deze protestbewegingen worden vaak krachtig onderdrukt; eind 1967 worden 952 studenten veroordeeld tot zware gevangenisstraffen omdat ze weigeren naar het front te gaan en op 8 februari 1968 worden drie studenten gedood bij een betoging voor burgerrechten in Zuid-Carolina.
1968 is het jaar waarin de bewegingen hun grootste omvang zullen bereiken. In maart bezetten zwarte studenten van de Howard Universiteit in Washington 4 dagen lang de gebouwen. Van 23 tot 30 april 1968 wordt de Columbia Universiteit in New York bezet, uit protest tegen de bijdrage van haar faculteiten aan de activiteiten van het Pentagon en uit solidariteit met de bewoners van het naburige zwarte getto van Harlem. Eén van de elementen die de ontevredenheid radicaliseerde is de moord op Martin Luther King op 4 april, die werd gevolgd door talrijke gewelddadige rellen in de zwarte getto's van het land.
De bezetting van de Colombia Universiteit is een van de hoogtepunten van het studentenprotest in de Verenigde Staten, die nieuwe confrontaties op gang zal brengen. In mei zijn twaalf universiteiten in staking gegaan om te protesteren tegen racisme en de oorlog in Vietnam. Californië wordt in de zomer in vuur en vlam gezet, met gewelddadige botsingen, twee nachten lang, tussen studenten en politie aan de Universiteit van Berkeley, die de gouverneur van Californië, Ronald Reagan, ertoe brengt de noodtoestand uit te roepen en een uitgaansverbod in te stellen. Deze nieuwe golf van confrontaties zal zijn meest gewelddadige momenten beleven tussen 22 en 30 augustus in Chicago, met ernstige ongeregeldheden, tijdens de Conventie van de Democratische Partij.
Op het Amerikaanse continent zelf zijn het Brazilië en Mexico waar de studenten het meest in beweging zijn.
In 1967 vinden er in Brazilië betogingen plaats tegen de regering en tegen Amerika. Op 28 maart 1968 komt de politie tussenbeide in een studentenvergadering waarbij één student, Luis Edson, wordt gedood en verscheidene anderen ernstig gewond raken, van wie er één enkele dagen later alsnog overlijdt. De begrafenis van Luis Edson op 29 maart leidt tot een grote demonstratie. Van de universiteit van Rio de Janeiro, waar een onbeperkte staking begint, breidt de beweging zich uit tot de universiteit van Sao-Paulo, waar barricades worden opgeworpen. Op 30 en 31 maart vinden in het hele land nieuwe betogingen plaats. Op 4 april worden in Rio 600 mensen gearresteerd. Ondanks repressie en de reeks van arrestaties vinden er tot oktober bijna dagelijks betogingen plaats.
Enkele maanden later wordt Mexico getroffen. Eind juli breekt de studentenrevolte uit in Mexico-Stad waarbij de politie reageert met de inzet van tanks. Het hoofd van de politie van het “Federale District” van Mexico-Stad rechtvaardigt de repressie als volgt: het gaat erom “een subversieve beweging” te blokkeren die “de neiging heeft om aan de vooravond van de 19e Olympische Spelen een sfeer van vijandigheid tegenover onze regering en ons land te scheppen”. De onderdrukking wordt voortgezet en geïntensiveerd. Op 18 september wordt de universiteitscampus bezet door de politie. Op 21 september worden 736 mensen gearresteerd tijdens nieuwe botsingen in de hoofdstad.
Op 30 september wordt de universiteit van Veracruz bezet. Op 2 oktober tenslotte laat de regering (met gebruik van paramilitaire troepen zonder uniform) het vuur openen op een betoging van 10.000 studenten op het Place des Trois-Cultures in Mexico-Stad. Deze gebeurtenis, die zal worden herinnerd als het bloedbad van Tlatelolco, leidt tot minstens 200 doden, 500 ernstig gewonden en 2000 arrestaties. Zo zorgt president Díaz Ordaz ervoor dat de Olympische Spelen vanaf 12 oktober “vreedzaam” kunnen plaatsvinden. Na de wapenstilstand van de Olympische Spelen zullen de studenten de beweging nog enkele maanden voortzetten.
Niet alleen het Amerikaanse continent wordt getroffen door deze golf van studentenrevoltes. In feite worden ALLE continenten erin betrokken.
In Azië is Japan het toneel van bijzonder spectaculaire bewegingen. Al in 1963 en gedurende de rest van de jaren zestig vinden er gewelddadige demonstraties plaats tegen de Verenigde Staten en tegen de Vietnam-oorlog, voornamelijk onder leiding van de Zengakuren (Nationaal Verbond van Autonome Comité’s van Japanse Studenten). Aan het eind van het voorjaar van 1968 belegeren de protesterende studenten massaal de scholen en de universiteiten. Er wordt een leuze gelanceerd: "Laten we Kanda [het universiteitsdistrict in Tokio] veranderen in een Quartier Latin”.
In oktober bereikt de beweging, versterkt door de deelname van arbeiders, haar hoogtepunt. Op 9 oktober leiden gewelddadige botsingen tussen politieagenten en studenten in Tokio, Osaka en Kyoto tot 80 gewonden en 188 arrestaties. De anti-oproerwet wordt opnieuw in leven geroepen en 800.000 mensen gaan de straat op om te protesteren tegen het besluit. In reactie op de inval van de politie in de universiteit van Tokio, teneinde de bezetting te beëindigen, gaan er op 25 oktober 6.000 studenten in staking. De Universiteit van Tokio, het laatste bastion dat nog in handen is van de beweging, valt midden januari 1969.
In Afrika zijn er twee landen die opvallen: Senegal en Tunesië.
In Senegal verwerpen de studenten de rechtse oriëntatie van de machthebbers en de neokoloniale invloed van Frankrijk en eisen een herstructurering van de universiteit. Op 29 mei 1968 wordt de algemene staking van studenten en arbeiders door Léopold Sédar Senghor, lid van de “Socialistische Internationale”, met de hulp van het leger hard onderdrukt De repressie veroorzaakt één dode en 20 gewonden aan de Universiteit van Dakar. Op 12 juni gaat een betoging van studenten en middelbare scholieren in de buitenwijken van Dakar gepaard met nog een slachtoffer.
In Tunesië begon de beweging in 1967. Op 5 juni wordt in Tunis, tijdens een betoging tegen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, die ervan beschuldigd worden Israël te steunen tegen de Arabische landen, het Amerikaanse culturele centrum geplunderd en de Britse ambassade aangevallen. Een student, Mohamed Ben Jennet, wordt gearresteerd en veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Op 17 november demonstreren studenten tegen de Vietnam-oorlog. Van 15 tot 19 maart 1968 gaan ze in staking en demonstreren ze voor de vrijlating van Ben Jennet. De beweging wordt onderdrukt door een reeks arrestaties.
Maar in Europa maakte de studentenbeweging haar belangrijkste en meest spectaculaire ontwikkelingen door.
In Groot-Brittannië begint de beroering vanaf oktober 1966 in de zeer respectabele London School of Economics (LSE), één van de Mekka's van het burgerlijke economische denken, waar de studenten protesteren tegen de benoeming tot president van een figuur die bekend staat om zijn banden met de racistische regimes van Rhodesië (nu Zimbabwe) en Zuid-Afrika. Daarna wordt de LSE nog steeds geraakt door protestbewegingen. Zo is er in maart 1967 een vijfdaagse sit-in tegen de disciplinaire maatregelen die leiden tot de vorming van een “vrije universiteit”, naar het voorbeeld van de Amerikaanse universiteiten. In december 1967 vinden er sit-ins plaats aan het Regent Street Polytechnic en aan het Holborn College of Law and Commerce, beide met een eis tot studentenvertegenwoordiging in de bestuursinstellingen.
In mei en juni 1968 vinden er bezettingen plaats aan de Universiteit van Essex, aan het Hornsey College of Art, in Hull, Bristol en Keele, gevolgd door andere protestbewegingen in Croydon, Birmingham, Liverpool, Guildford en aan het Royal College of Arts. De meest spectaculaire betogingen (met veel mensen met verschillende achtergronden en met even uiteenlopende benaderingen) zijn die tegen de Vietnam-oorlog: in maart en oktober 1967, in maart en oktober 1968 (de laatste is de meest massale), die allemaal aanleiding geven tot gewelddadige botsingen met de politie met honderden gewonden en arrestaties voor de Amerikaanse ambassade op het Grosvenorplein.
In België gaan de studenten vanaf april 1968 verschillende keren de straat op om hun oppositie tegen de Vietnam-oorlog tot uiting te brengen en om een reorganisatie in het functioneren van het universitaire systeem te vragen. Op 22 mei bezetten zij de Vrije Universiteit van Brussel en verklaren deze “open voor het volk”. Eind juni, na het besluit van de Universiteitsraad om rekening te houden met een aantal van hun eisen, ontruimen ze het gebouw.
Vanaf 1967 vermenigvuldigen de studenten in Italië het aantal bezettingen van de universiteiten en vinden er regelmatig botsingen plaats met de politie. In februari 1968 is de universiteit van Rome bezet. De politie ontruimt het pand, wat de studenten doet besluiten om zich te installeren in de faculteit architectuur, in de Villa Borghese. Er vinden gewelddadige botsingen plaats, bekend als de “Slag om Valle Giulia”, met de politie, die charges uitvoert tegen de studenten. Tegelijkertijd ontstaan er spontane bewegingen van woede en revoltes in industrieën waar de vakbonden zwak staan (Marzotto-fabriek in Venetië). Dit brengt de vakbonden ertoe een algemene stakingsdag uit te roepen in de industrie, die massaal wordt opgevolgd. Ten slotte zullen de verkiezingen van mei een einde maken aan deze beweging, die vanaf het voorjaar begon af te brokkelen.
In het Spanje van Franco vinden er vanaf 1966 een golf van arbeidersstakingen en universitaire bezettingen plaats. De beweging komt in 1967 in een stroomversnelling en zet zich voort in 1968. Studenten en arbeiders tonen hun solidariteit, zoals op 27 januari 1967 als 100.000 arbeiders demonstreren in reactie op de wrede onderdrukking van een dag van betogingen in Madrid, die de studenten, die hun toevlucht hebben gezocht in het gebouw van de Economische Wetenschappen, ertoe aanzet om 6 uur lang het gevecht aan te gaan met de politie. De autoriteiten onderdrukken de demonstranten met alle middelen: de pers wordt gecontroleerd, activisten van clandestiene bewegingen en vakbonden worden gearresteerd. Op 28 januari 1968 stelt de regering in elke universiteit een “universiteitspolitie” in. Dit verhindert niet dat de onrust onder studenten weer oplaait, tegen het Franco-regime en ook tegen de Vietnam-oorlog, wat de autoriteiten noodzaakt de Universiteit van Madrid in maart voor onbepaalde tijd te sluiten.
Van alle landen in Europa heeft Duitsland de sterkste studentenbeweging.
In dit land wordt er eind 1966 een “buitenparlementaire oppositie” gevormd, met name als reactie op de deelname van de sociaal-democratie aan de regering. Deze is vooral gebaseerd op een groeiend aantal studentenvergaderingen aan de universiteiten, die worden geanimeerd door discussies over de doelstellingen en de middelen van het protest. In navolging van de Verenigde Staten worden tal van academische discussiegroepen opgericht; als tegenpool tegen de “gevestigde” burgerlijke universiteiten wordt er een “kritische universiteit” opgericht. Een oude traditie van debat, van discussies in openbare algemene vergaderingen, wordt nieuw leven ingeblazen.
Ook al worden veel studenten aangetrokken door spectaculaire acties, de belangstelling voor de theorie, voor de geschiedenis van de arbeidersbeweging duikt opnieuw op en, met die belangstelling, de moed om de omverwerping van het kapitalisme te overwegen. Veel elementen spreken de hoop uit op het ontstaan van een nieuwe samenleving. Vanaf dat moment wordt de protestbeweging in Duitsland op internationaal niveau beschouwd als het meest actief in de theoretische discussies, het meest diepgaand in deze discussies, het meest politiek.
Parallel aan deze overdenking vinden tal van manifestaties plaats. De Vietnam-oorlog is hiervan uiteraard de belangrijkste reden in een land wiens regering haar volledige steun geeft aan de Amerikaanse militaire macht, maar dat zelf ook bijzonder getekend was door de Tweede Wereldoorlog. Op 17 en 18 februari vond er in Berlijn een internationaal congres plaats tegen de Vietnam-oorlog, gevolgd door een betoging met zo'n 12.000 deelnemers. Maar deze betogingen, die in 1965 begonnen, hekelen ook de ontwikkeling van het politiekarakter van de staat, in het bijzonder het ontwerp van de uitzonderingswet die de staat de mogelijkheid geeft om de noodtoestand uit te roepen en de repressie te intensiveren. De SPD, die in 1966 de CDU vervoegt in een “grote coalitieregering”, blijft trouw aan haar beleid van 1918-1919, toen zij leiding gaf aan de bloedige verplettering van het Duitse proletariaat.
Op 2 juni 1967 wordt er een betoging tegen de komst van de sjah van Perzië naar Berlijn met het grootste geweld onderdrukt door de Duitse “democratische” staat, die met deze bloeddorstige dictator de beste betrekkingen onderhoudt. Een student, Benno Ohnesorg, wordt doodgeschoten door een schot in de rug, afgeschoten door een agent in uniform (die later werd vrijgesproken). Na deze moord worden de weerzinwekkende lastercampagnes tegen de protestbewegingen, vooral tegen hun leiders, geïntensiveerd. Bild-Zeitung, een tabloid met een grote oplage, eist dat “De terreur van de rode jeugd nu wordt gestopt”. Tijdens een door de Berlijnse Senaat georganiseerde pro-Amerikaanse demonstratie op 21 februari 1968 roepen de deelnemers Rudi Dutschke, de belangrijkste woordvoerder van de protestbeweging, uit “als vijand nr. 1 van het volk”.
Een voorbijganger, die op “Rode Rudi” lijkt, wordt door demonstranten aangevallen, die hem dreigen te vermoorden. Een week na de moord op Martin Luther King bereikt deze haatdragende campagne op 11 april haar hoogtepunt met de moordaanslag op Dutschke door Josef Bachmann, een opgewonden jongeman, duidelijk beïnvloed door de hysterische campagnes, die ontketend worden door de pers van magnaat Axel Springer, baas van de Bild-Zeitung [4]. Daarop volgen rellen tegen dit sinistere individu en zijn persgroep. Voordat de aandacht overging naar Frankrijk, heeft de studentenbeweging in Duitsland een aantal weken lang haar rol bevestigd als referentiepunt voor alle bewegingen die het merendeel van de Europese landen treffen.
De grootste episode van de studentenrevolte in Frankrijk begon op 22 maart 1968 aan de Universiteit van Nanterre, in de westelijke voorstad van Parijs. Op zich waren de gebeurtenissen van die dag niet uitzonderlijk: een ultra-linkse student van deze universiteit, die ervan verdacht wordt te hebben deelgenomen aan een aanval op American Express in Parijs tijdens een gewelddadige demonstratie tegen de Vietnam-oorlog wordt aangehouden. Uit protest tegen zijn arrestatie houden 300 van zijn kameraden een meeting in een amfitheater en besluiten 142 van hen om 's nachts de zaal van de Universiteitsraad, in het administratiegebouw, te bezetten. Het is niet de eerste keer dat de studenten van Nanterre uiting geven aan hun ontevredenheid.
Nog maar een jaar eerder had er aan deze universiteit al een krachtmeting plaatsgevonden tussen studenten en politie over de vrije toegang tot het universitaire meisjestehuis, wat voor jongens verboden was. Op 16 maart 1967 had een vereniging van 500 bewoners, ARCUN, de afschaffing van het huishoudelijk reglement afgekondigd, dat onder andere vrouwelijke studenten, ook al waren ze meerderjarig (toen was dat vanaf 21 jaar), als minderjarig beschouwde. Daarna had de politie, op verzoek van de universiteitsadministratie, op 21 maart 1967 het meisjestehuis omsingeld met het plan de 150 jongens die zich daar bevonden en zich op de bovenste verdieping van het gebouw hadden gebarricadeerd, te arresteren.
Maar de volgende ochtend werd de politie zelf omsingeld door enkele duizenden studenten en kregen uiteindelijk het bevel om de gebarricadeerde studenten vrijuit het gebouw te laten verlaten. Maar noch dit incident, noch andere uitingen van woede van studenten, in het bijzonder die van de herfst van 1967 tegen het “plan Fouchet” voor de hervorming van de universiteit, hadden verdere gevolgen. Dat was heel anders na 22 maart 1968. Enkele weken later zou een opeenvolging van gebeurtenissen niet alleen leiden tot de grootste studentenmobilisatie sinds de oorlog, maar vooral tot de grootste staking uit de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging.
Vóór de zaal van de universiteitsraad te verlaten besluiten de 142 bezetters om de agitatie in stand te houden en te ontwikkelen, en de “22 maart Beweging” (M22) op te richten. Het is een informele beweging, oorspronkelijk samengesteld uit trotskisten van de Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR) en anarchisten (waaronder Daniel Cohn-Bendit), en waar zich eind april de maoïsten van de Union des jeunesses communistes marxistes-léninistes (UJCML), bij aansluiten en die in de daaropvolgende weken meer dan 1200 deelnemers zal bijeenbrengen.
De muren van de universiteit worden bedekt met affiches en graffiti: “Professoren, jullie zijn oud en jullie cultuur ook”, “Laat ons leven”, “Neem je verlangens voor werkelijkheid”. De M22 kondigt voor 29 maart een “kritische universiteitsdag” aan, naar het voorbeeld van de acties van de Duitse studenten. De rector besluit de universiteit tot 1 april te sluiten, maar de agitatie wordt hervat zodra de universiteit heropend wordt. Voor 1000 studenten stelt Cohn-Bendit: “Wij weigeren de toekomstige kaders te worden van de kapitalistische uitbuiting”.
De meeste professoren reageren conservatief: op 22 april eisen 18 van hen, waaronder mensen van “links” dat “maatregelen en middelen worden ingezet om de agitatoren te ontmaskeren en te straffen”. De rector laat een hele reeks repressieve maatregelen aannemen, in het bijzonder de vrije toegang van de politie tot de campus, terwijl er in de pers een campagne wordt ontketent tegen de “dollemannen”, de “kleine groepjes” en de “anarchisten”. De Franse “communistische” partij (PCF) volgt haar daarin: op 26 april houdt Pierre Juquin, lid van het centraal comité, een meeting in Nanterre: “Die agitatoren-rijkeluiszoontjes beletten de zonen van arbeiders te slagen voor hun examens”. Hij kan zijn toespraak niet afmaken en moet zich uit de voeten maken. In de l’Humanité van 3 mei gaat Georges Marchais, de nummer twee van de PCF, op zijn beurt ook te keer: “Die valse revolutionairen moeten met kracht ontmaskerd worden, aangezien ze objectief de belangen dienen van de Gaullistische machthebbers en de grote kapitalistische monopolies.”.
Op de campus van Nanterre wordt er steeds vaker gevochten tussen ultra-linkse studenten en de fascistische groepen van Occident, die naar Parijs komen om die “bolsjewiki in elkaar te slaan”. Geconfronteerd met deze situatie besluit de rector op 2 mei om de universiteit opnieuw te sluiten, die door de politie afgegrendeld wordt. De studenten van Nanterre besluiten de volgende dag een meeting te houden op de binnenplaats van de Sorbonne om te protesteren tegen de sluiting van hun universiteit en het voor de tuchtraad dagen van 8 leden van M22, waaronder Cohn-Bendit.
De meeting telt slechts 300 deelnemers: de meeste studenten zijn druk bezig met de voorbereiding van hun examens. De regering, die een einde wil maken aan de agitatie, besluit echter een grote slag toe te brengen door de Quartier Latin te bezetten en de Sorbonne te laten omsingelen door de politiediensten, die er ook binnengaat, wat in geen eeuwen meer was gebeurd. De studenten, die zich in de Sorbonne verschanst hebben, krijgen de verzekering dat ze zonder problemen kunnen vertrekken. Maar terwijl meisjes vrij kunnen vertrekken, worden de jongens, zodra ze zich op de stoep begeven, systematisch naar de “boevenwagens” geleid.
Al snel verzamelen zich honderden studenten op het plein van de Sorbonne die de politie beginnen uit te jouwen. Het begint traangasgranaten te regenen: het plein wordt ontruimd, maar de steeds talrijker wordende groep studenten gaat dan de groepjes politieagenten en hun auto’s te lijf. De botsingen gaan 's avonds 4 uur lang door: 72 politieagenten raken gewond en 400 demonstranten worden gearresteerd. De dagen daarop grendelt de politie de Sorbonne volledig af, terwijl 4 studenten tot effectieve gevangenisstraffen worden veroordeeld. Deze politiek van harde aanpak zal de agitatie niet doen verstommen, maar haar juist een massaal karakter geven.
Vanaf maandag 6 mei worden de confrontaties met de politie die rond de Sorbonne wordt ingezet, afgewisseld met groeiende betogingen, waartoe wordt opgeroepen door M22, UNEF (studentenvakbond) en de SNESup (vakbond van het onderwijzend personeel van de hogescholen) en die 45.000 deelnemers tellen. In de betoging wordt geroepen: “De Sorbonne aan de studenten”, “De smerissen uit Quartier Latin” en in het bijzonder “Onze kameraden vrij”. Studenten worden vergezeld door een groeiend aantal middelbare scholieren, leraren, werkers en werklozen. Op 7 mei steekt de betoging bij verrassing de Seine over en kruist de Champs-Élysées, op een steenworp afstand van het presidentieel paleis. De internationale weerklinkt onder de Arc de Triomphe, waar meestal de Marseillaise of de Sonnerie aux Morts wordt gehoord. De demonstraties slaan ook over naar enkele steden in de provincie.
De regering wil een blijk van goede wil tonen door… op 10 mei de universiteit van Nanterre te heropenen. Diezelfde avond staan tienduizenden betogers in het Quartier Latin oog in oog met de politie, die de Sorbonne afgrendelt. Om 21.00 uur beginnen enkele betogers barricades op te richten (het zullen er zo’n zestig worden). Om middernacht wordt een delegatie van 3 docenten en 3 studenten (waaronder Cohn-Bendit) ontvangen door de rector van de Academie van Parijs, maar deze laatste kan, terwijl hij de heropening van de Sorbonne toezegt, niets beloven over de vrijlating van de studenten die op 3 mei zijn gearresteerd. Om twee uur in de morgen begint de oproerpolitie CRS de barricades te bestormen nadat die overvloedig met traangas zijn bestookt.
De botsingen zijn buitengewoon gewelddadig en hebben aan beide zijden honderden gewonden tot gevolg. Bijna 500 betogers worden gearresteerd. In de Quartier Latin betuigen veel inwoners hun sympathie door de studenten thuis op te vangen of door water op straat te gooien dat hen moet beschermen tegen traangas en granaten. Al deze gebeurtenissen, en met name de getuigenissen over de wreedheid van de repressiekrachten, worden van minuut tot minuut op de radio gevolgd door honderdduizenden mensen. Om 6 uur in de morgen “heerst er orde” in de Quartier Latin, dat door een tornado lijkt te zijn getroffen.
Op zaterdag 11 mei is de verontwaardiging in Parijs en de rest van Frankrijk enorm. Overal vinden spontane optochten plaats, waaraan niet alleen studenten aan deelnemen, maar ook honderdduizenden betogers van allerlei komaf, waaronder veel jonge arbeiders of ouders van studenten. In de provincies worden talrijke universiteiten bezet; overal, op straat, op de pleinen, wordt het optreden van de repressiekrachten bediscussieerd en veroordeeld.
Geconfronteerd met deze situatie kondigt de eerste minister Georges Pompidou 's avonds aan dat de politie vanaf maandag 13 mei uit de Quartier Latin zal worden teruggetrokken, dat de Sorbonne zal worden heropend en dat de gevangengezette studenten zullen worden vrijgelaten.
Diezelfde dag roepen alle vakcentrales, waaronder de CGT (een centrale die tot dan toe door de PCF werd geleid en die “ultalinkse” studenten onophoudelijk bleef aanvallen) en de politievakbonden op tot een staking en betogingen op 13 mei om te protesteren tegen de repressie en de politiek van de regering.
Op 13 mei vinden in alle steden van het land de belangrijkste demonstraties plaats sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Aan de zijde van de studenten is de arbeidersklasse massaal aanwezig. Een van de populairste leuzen is: “Tien jaar is genoeg!” onder verwijzing naar de datum van 13 mei 1958, toen de Gaulle opnieuw aan de macht kwam. Aan het eind van de betogingen worden bijna alle universiteiten bezet, niet alleen door de studenten maar ook door veel jonge arbeiders. Overal wordt vrijuit gesproken. De discussies beperken zich niet tot academische kwesties, of de repressie. Ze beginnen alle sociale problemen op te rakelen: de arbeidsomstandigheden, de uitbuiting, de toekomst van de maatschappij.
Op 14 mei worden de discussies in veel bedrijven voortgezet. Na de reusachtige betoging van de dag ervoor, met het enthousiasme en het gevoel van kracht dat eruit voortvloeit, is het moeilijk om weer aan het werk te gaan alsof er niets is gebeurd. In Nantes ontketenen de arbeiders van Sud-Aviation, meegevoerd door de jongsten onder hen, een spontane staking en besluiten de fabriek te bezetten. De arbeidersklasse is begonnen de fakkel over te nemen...
Kenmerkend voor al deze bewegingen is natuurlijk vooral de verwerping van de Vietnam-oorlog. Maar terwijl de stalinistische partijen, bondgenoten van het regime in Hanoi en Moskou, logischerwijs de leiding ervan hadden moeten nemen, in ieder geval in die landen waar ze een belangrijke invloed hadden, zoals het geval was bij de anti-oorlogsbewegingen tijdens de Koreaanse oorlog in het begin van de jaren 1950, is dat hier absoluut niet het geval.
Integendeel, deze partijen hebben vrijwel geen invloed en keren zich vaak compleet tegen deze bewegingen [5]. Dat is één van de kenmerken van de studentenbewegingen aan het eind van de jaren 1960 die de diepere betekenis ervan blootlegt. Dat is de betekenis die we nu gaan proberen vast te stellen. Daarvoor is het uiteraard noodzakelijk om in herinnering te roepen wat de belangrijkste thema's waren van de studenten in deze periode in beweging brachten.
Als het verzet tegen de oorlog gevoerd door de Verenigde Staten in Vietnam in alle westerse landen het meest verbreide en sterkst mobiliserende thema was, dan is het natuurlijk niet toevallig dat de eerste studentenrevoltes zich in dat land begonnen te ontwikkelen. De Amerikaanse jeugd werd rechtstreeks en onmiddellijk met het oorlogsvraagstuk geconfronteerd, aangezien zij het waren die werden uitgezonden om de “vrije wereld” te verdedigen. Tienduizenden jonge Amerikanen hebben met hun leven betaald voor de polotiek van hun regering, honderdduizenden keerden gewond of verminkt uit Vietnam terug, miljoenen zijn voor het leven getekend door wat ze in dat land hebben meegemaakt. Naast de verschrikkingen die ze ter plekke meemaakten en typisch zijn voor alle oorlogen, werden velen van hen geconfronteerd met de vraag: “Wat deden we in Vietnam?”
Het officiële discours was dat ze waren gestuurd om de “democratie”, de “vrije wereld” en de “beschaving” te verdedigen. Maar de realiteit die ze hadden meegemaakt, was flagrant in tegenspraak met deze argumenten: het regime dat ze moesten beschermen, het regime van Saigon, was allesbehalve “democratisch” of “beschaafd”: het was een militair, dictatoriaal en bijzonder corrupt regime. Op het terrein hadden Amerikaanse soldaten grote moeite om te begrijpen dat ze de “beschaving” verdedigden terwijl van hen verlangd werd om zich te gedragen als barbaren, die ongewapende arme boeren terroriseerden en afslachtten, waaronder vrouwen, kinderen en ouderen. Maar niet alleen de soldaten ter plekke waren aangeslagen door de verschrikkingen van de oorlog, dat was ook het geval voor een groeiend deel van de Amerikaanse jeugd.
Niet alleen waren de jongens bang om naar de oorlog te worden gestuurd en de meisjes om hun vrienden te verliezen, ook de “veteranen” die terugkwamen, of gewoon de televisiezenders [6], waren steeds meer op de hoogte van de barbaarsheid van de oorlog. De flagrante tegenstrijdigheid tussen de uitleg van de Amerikaanse regering over “de verdediging van de beschaving en de democratie” en haar acties in Vietnam was één van de voornaamste voedingbodems voor een revolte tegen de autoriteiten en traditionele waarden van de Amerikaanse bourgeoisie [7].
Deze revolte voedde in eerste instantie de Hippie-beweging, een vreedzame, geweldloze beweging die zich beriep op de “Flower Power” en waarvan één van haar leuzen “Make Love, not War” was. Het is waarschijnlijk geen toeval dat de eerste grootschalige studentenmobilisatie plaatsvond aan de Universiteit van Berkeley, in de buitenwijken van San Francisco, het Mekka van de hippies.
De thema's en vooral de middelen van deze mobilisatie vertoonden nog overeenkomsten met deze beweging: het gebruik van geweldloze “sit-ins” om de “Free Speech” te eisen. Maar zoals in veel andere landen daarna, en vooral in Frankrijk in 1968, was de repressie in Berkeley een belangrijke factor in de “radicalisering” van de beweging.
Vanaf 1967, met de oprichting van de Youth International Party, door Abbie Hoffman en Jerry Rubin, die een overgang had gemaakt naar de beweging van de geweldloosheid, gaf de revolterende beweging zichzelf een “revolutionair” perspectief tegen het kapitalisme. De nieuwe “helden” van de beweging waren niet langer Bob Dylan of Joan Baez, maar figuren als Che Guevara (die Rubin in 1964 in Havana had ontmoet). De ideologie van deze beweging was zeer verward.
Er zaten anarchistische ingrediënten in (zoals de cultus van vrijheid, met name seksuele vrijheid of drugsgebruik), maar ook stalinistische (Cuba en Albanië werden als een model beschouwd). De actiemiddelen waren grotendeels ontleend aan die van anarchisten, zoals bespotting en provocatie. Zo was één van de eerste wapenfeiten van het tandem Hoffman-Rubin het verspreiden van pakjes valse bankbiljetten op de Beurs van New York, wat een stormloop veroorzaakte onder de beursgangers om ze te bemachtigen. Eveneens stelden ze, tijdens de Democratische Conventie in de zomer van 1968, het varken Pigasus kandidaat voor het presidentschap van de Verenigde Staten [8], tegelijkertijd bereidden ze een gewelddadige confrontatie met de politie voor.
Om de belangrijkste kenmerken van de revoltebewegingen die de Verenigde Staten in de jaren zestig hebben geteisterd samen te vatten, kan men zeggen dat ze zich hebben gepresenteerd als een protest tegen de Vietnam-oorlog, tegen de rassendiscriminatie, tegen de ongelijkheid tussen de seksen en tegen de moraal en traditionele waarden van Amerika. Zoals de meesten van hun voornaamste persoonlijkheden (die zich als revolterende kinderen van de bourgeoisie presenteerden) vaststelden, had de beweging geenszins een proletarisch klassenkarakter. Het is geen toeval dat een van haar “theoretici”, de filosofieprofessor Herbert Marcuse, van mening was dat de arbeidersklasse “geïntegreerd” was en dat de krachten van de revolutie tegen het kapitalisme gezocht moesten worden bij onder de zwarte slachtoffers van discriminatie, boeren van de Derde Wereld of rebellerende intellectuelen.
In de meeste andere westerse landen vertonen de bewegingen, die de studentenwereld in de jaren 1960 op stelten hebben gezet, sterke gelijkenissen met die in de Verenigde Staten: verwerping van de Amerikaanse interventie in Vietnam, opstand tegen de autoriteiten, vooral de universitaire, tegen het gezag in het algemeen, tegen de traditionele moraal, vooral de seksuele moraal. Dit is één van de redenen waarom de stalinistische partijen, symbolen van het autoritarisme, geen weerklank vonden in deze revoltes terwijl ze toch deel uitmaakten van de aanklacht tegen de Amerikaanse interventie in Vietnam, tegen de strijdkrachten die ondersteund werden door het Sovjetblok, en zich beriepen op het “anti-kapitalisme”.
Het is waar dat het imago van de Sovjet-Unie ernstig was aangetast door de onderdrukking van de Hongaarse opstand van 1956 en dat het portret van de oude apparatsjik Brezjnev niet bijzonder inspireerde. De opstandelingen van de jaren 1960 hingen liever een poster op hun kamer van Ho Chi Minh (een andere oude apparatsjik, maar meer presentabel en “heldhaftiger”) en nog meer het romantische gezicht van Che Guevara (een ander lid van een stalinistische maar “exotische” partij) of van Angela Davis (ook lid van de Amerikaanse stalinistische partij, maar iemand die het dubbele voordeel had zwart en vrouw te zijn, met een knappe “look” zoals Che Guevara).
Deze component, die zowel anti-Vietnam en “libertair” is, vinden we in het bijzonder terug in Duitsland. De belangrijkste woordvoerder van de beweging, Rudi Dutschke, kwam uit de Oost-Duitse DDR, onder de heerschappij van de USSR. Daar had hij zich al op jonge leeftijd verzet tegen de onderdrukking van de Hongaarse opstand. Hij veroordeelde het stalinisme als een bureaucratische verdraaiing van het marxisme en beschouwde de Sovjet-Unie als deel van een en dezelfde keten van autoritaire regimes die de hele wereld regeerde. Zijn ideologische referenties waren zowel de “jonge Marx” als de Frankfurter Schule (waarvan Marcuse deel van uitmaakte), alsmede de Situationistische Internationale (waar de groep Subversive Aktion zich op beroept, waarvan hij in 1962 de Berlijnse afdeling opricht) [9].
In de loop van de discussies, die vanaf 1965 aan de Duitse universiteiten plaatsvonden, heeft de zoektocht naar een “echt anti-autoritair marxisme” een groot succes gekend, wat verklaart waarom veel teksten van de radenistische beweging op dat moment opnieuw werden gepubliceerd.
De thema’s en eisen van de studentenbeweging, zoals die zich in 1968 in Frankrijk ontwikkelt, zijn fundamenteel dezelfde. Toch zien we dat de verwijzingen naar de Vietnam-oorlog in de loop van de beweging plaats maken voor een hele reeks leuzen van situationistische of anarchistische (of zelfs surrealistische) signatuur, waarmee de muren bedekt raken (“Les murs ont la parole” – de muren hebben het woord).
Anarchistische thema's zijn met name terug te vinden in:
Ze worden aangevuld door hen die oproepen tot de “seksuele revolutie”:
De situationistische referentie is te vinden in:
Bovendien is het thema van het generatieconflict (dat wijdverbreid was in de Verenigde Staten en Duitsland) terug te vinden (zelfs in tamelijk weerzinwekkende vormen) in:
Ook in het Frankrijk van mei 1968, dat regelmatig bedekt is met barricades, is het niet verwonderlijk te vinden:
Tot slot wordt de grote verwarring in het denken, die met deze periode kenmerkt, goed samengevat in deze twee leuzen:
Het klassenkarakter van de studentenbewegingen in de jaren 1960
Deze leuzen, net als de meeste leuzen die in andere landen naar voren zijn gebracht, geven duidelijk aan dat de studentenbeweging van de jaren 1960 geenszins een proletarisch klassekarakter had, ook al bestond er op verschillende plaatsen (zoals in Frankrijk natuurlijk, en ook in Italië, Spanje of Senegal) de wil om een brug te slaan met de strijd van de arbeidersklasse. Deze intentie verraadde overigens een zekere neerbuigendheid tegenover deze laatste, vermengd met een fascinatie voor dit mythische wezen, de arbeider in een blauwe overall, de held van de slecht verteerde lessen van de klassieken van het marxisme.
Fundamenteel was de studentenbeweging van de jaren 1960 kleinburgerlijk van aard, waarbij naast het anarchistische karakter ook de wil om het leven “onmiddellijk te veranderen” één van de duidelijkste kenmerken was van een sociale laag, zoals de kleine bourgeoisie, die op historisch vlak geen toekomst heeft.
Het “revolutionaire” radicalisme van de voorhoede van deze beweging, met inbegrip van de geweldcultus die door sommige van haar sectoren werd gepromoot, is een illustratie temeer van haar kleinburgerlijke aard [10]. De “revolutionaire” bekommernissen van de studenten van 1968 waren ontegenzeggelijk oprecht, maar ze werden sterk getekend door de “derde-wereld-ideologie” (guevarisme of maoïsme) of zelfs door het antifascisme. Ze hadden een romantische kijk op de revolutie zonder enig idee van het werkelijke ontwikkelingsproces van de beweging van de arbeidersklasse dat daartoe leidt.
Voor de studenten die zichzelf als “revolutionair” beschouwden, was Mei 68 in Frankrijk al dé Revolutie en werden de barricades, die dagelijks werden opgeworpen, voorgesteld als een erfenis van de opstand van Juni 1848 en van de Commune van 1871. Een van de componenten van de studentenbeweging van de jaren 1960 was het “generatieconflict”, de zeer belangrijke kloof tussen de nieuwe generatie en die van hun ouders, die talloze kritieken naar het hoofd geslingerd kregen. In het bijzonder werd deze generatie, vanwege het feit dat ze hard gewerkt had om te ontsnappen aan de ellende en zelfs de hongersnood, als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, verweten dat ze zich alleen bekommerde om het materiële welzijn.
Vandaar het succes van fantasieën over de “consumptiemaatschappij” en leuzen als “Werk nooit!” Kind van een generatie die volop het juk van de contrarevolutie had ondergaan, verweet de jeugd van de jaren 1960 haar haar conformisme en haar onderwerping aan de eisen van het kapitalisme. Omgekeerd begrepen veel ouders niet, en konden het moeilijk accepteren dat hun kinderen de offers die ze hadden gebracht om hen een betere economische situatie te geven dan henzelf met misprijzen bejegenden.
Achter de studentenrevolte van de jaren 1960 was echter ook een reële economische factor. Destijds bestond er, aan het einde van de studie, geen grote dreiging van werkloosheid of onzekerheid, zoals nu het geval is. De grootste ongerustheid die bij jonge studenten toen leefde, was dat zij niet langer dezelfde sociale status zouden kunnen genieten als de vorige generatie afgestudeerden.
In feite werd de generatie van 1968 als eerste, op een nogal wrede manier, geconfronteerd met de “proletarisering van de kaders”, iets wat door de sociologen van die tijd overvloedig werd bestudeerd. Dit fenomeen was enkele jaren eerder begonnen, nog voordat de open crisis zich manifesteerde, na een zeer aanzienlijke toename van het aantal studenten aan universiteiten (zo steeg het aantal studenten in Duitsland tussen 1964 en 1974 van 330.000 tot 1,1 miljoen)
Deze stijging was het gevolg van de behoeften van de economie, maar ook van de wil en de mogelijkheid van de oudere generatie om hun kinderen een betere economische en sociale situatie te verzekeren dan henzelf. Het was onder andere deze “massaliteit” van de studentenpopulatie die de groeiende malaise had veroorzaakt als gevolg van het permanente voortbestaan binnen de universiteit van structuren en praktijken uit een tijd waarin slechts een elite haar kon bezoeken, met name een sterk autoritarisme.
Maar als de studentenbeweging, die in 1964 begint, zich ontwikkelt in een periode van “welvaart van het kapitalisme”, is dat niet langer hetzelfde vanaf 1967 als de economische situatie ernstig begint te verslechteren en de malaise van de studentenjeugd versterkt. Dit is een van de redenen die ons in staat stelt om te begrijpen waarom deze beweging in 1968 haar hoogtepunt bereikt. Dat maakt het ons ook mogelijk om te verklaren waarom de beweging van de arbeidersklasse in mei 1968 het voortouw neemt.
Dat is wat we in het volgende artikel zullen doen
Fabienne / 29.03.08
Voetnoten:
[1] David Caute, 1968 dans le monde. Paris: Laffont, 1988; vertaald als Sixty-Eight: The Year of the Barricades, London: Hamilton, 1988; eveneens verschenen in de VS onder de titel: The Year of the Barricades: A Journey through 1968, New York: Harper & Row, 1988.
[2] Mark Kurlansky, 1968 : l’année qui ébranla le monde. Paris: Presses de La Cité, 2005; vertaald uit: The Year That Rocked the World. New York: Ballantine Books, 2004.
[3] In een aantal van onze territoriale publicaties zijn al of zullen nog artikelen worden gepubliceerd over de gebeurtenissen die in hun respectievelijke landen hebben plaatsgevonden.
[4] Rudi Dutschke heeft de aanslag overleefd, maar leed aan ernstige neurologische gevolgen die gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor zijn vroegtijdige dood op 39-jarige leeftijd, op 24 december 1979, 3 maanden voor de geboorte van zijn zoon, Rudi Marek. Bachmann werd veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf voor poging tot moord. Dutschke nam schriftelijk contact op met zijn aanvaller om uit te leggen dat hij geen persoonlijke wrok tegen hem koesterde en om te proberen hem te overtuigen van de juistheid van een socialistisch engagement. Bachmann pleegde op 24 februari 1970 zelfmoord in de gevangenis. Dutschke betreurde het dat hij hem niet vaker had geschreven: “De strijd om de bevrijding is net begonnen; helaas zal Bachmann er niet meer aan kunnen deelnemen...”.
[5] Studentenbewegingen hebben ook landen getroffen met stalinistische regimes in 1968. In Tsjecho-Slowakije maken ze deel uit van de "Praagse Lente", die wordt gepromoot door een deel van de stalinistische partij. Ze kunnen daarom niet worden beschouwd als bewegingen die het regime in vraag stelden. De situatie in Polen is compleet anders. Betogingen van protesterende studenten, in gang gezet door het verbod van een show welke als anti-Sovjet wordt beschouwd, worden op 8 maart onderdrukt door de politie. In de maand maart neemt de spanning toe en vermenigvuldigen de studenten de bezettingen van de universiteiten en de betogingen. Onder leiding van de minister van Binnenlandse Zaken, generaal Moczar, leider van de “partizanen”-stroming in de stalinistische partij, worden zij wreed onderdrukt, terwijl de joden uit de partij worden gezet, beschuldigd van “zionisme”.
[6] Tijdens de Vietnam-oorlog waren de Amerikaanse media niet onderworpen aan de militaire autoriteiten. Het is een “fout” die de Amerikaanse regering niet opnieuw heeft begaan in de oorlogen tegen Irak in 1991 en vanaf 2003.
[7] Een dergelijk verschijnsel heeft zich niet voorgedaan in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog: Amerikaanse soldaten hadden ook de hel beleefd, in het bijzonder degenen die in 1944 in Normandië waren geland, maar hun offers werden door bijna ieder van hen en door de bevolking aanvaard, dankzij de onthulling, door de autoriteiten en door de media, van de barbaarsheid van het nazi-regime.
[8] Aan het begin van de 20ste eeuw hadden Franse anarchisten een ezel voorgedragen als kandidaat bij de parlementaire verkiezingen.
[9] Voor een samenvatting van de politieke standpunten van het situationisme, zie ons artikel “Guy Debord: The Second Death of the Situationist International” gepubliceerd in International Review No. 80, https://en.internationalism.org/node/3624 [195].
[10] Opgemerkt moet worden dat de autoriteiten in de meeste gevallen (zowel in de “autoritaire” als de meer “democratische” landen) uiterst meedogenloos hebben gereageerd op studentenbetogingen, zelfs toen deze aanvankelijk vreedzaam verliepen. Bijna overal is de repressie, in plaats van het intimideren van demonstranten, een factor geweest tot massale mobilisatie en radicalisering van de beweging. Veel studenten die zichzelf aanvankelijk niet als “revolutionairen” beschouwden, aarzelden niet om zich na enkele dagen of weken zo te noemen als gevolg van de ontketening van een repressie die meer het ware gezicht van de burgerlijke democratie onthulde dan alle toespraken van Rubin, Dutschke of Cohn-Bendit.
In het eerste artikel in deze serie gaven wij een kort overzicht van de oorsprong en de functie van migratie in het kapitalistische systeem en hoe die is veranderd toen datzelfde systeem zijn meedogenloze historische neergang begon aan het begin van de 20e eeuw. In deel twee onderzochten wij het hoogtepuntpunt van die tendens in de verschrikking van de Holocaust. Deel drie besprak het lot van de migranten tijdens de terreur van de Koude Oorlog.
Tegen het einde van de jaren 1980 ging de wereld een nieuwe periode in: die van algemene, sociale ontbinding. Dit fenomeen was het resultaat van de mislukking van de arbeidersklasse om de strijd, die het in de jaren 1970 begonnen was, te politiseren en vooruit te brengen. Maar hoewel de heersende klasse de heropleving van het proletariaat kon terugdringen, was ze niet in staat om haar een beslissende nederlaag toe te dienen, een die haar zou hebben toegelaten om een openlijke koers naar de oorlog op te leggen.
Het gevolg was een neergang in een langdurige uitputtingsstrijd die, terwijl ze smartelijke wonden toebracht aan het proletariaat, ook de economische en politieke apparaten van de bourgeoisie begon te destabiliseren. De ineenstorting van het Oostblok kondigde een nieuw stadium aan in dit proces, een “Nieuwe Wereldwanorde” met zwakkere staten die volledig desintegreerden. Zodra er één verwoeste regio scheen te zijn hersteld, begon een andere uiteen te vallen. Geconfronteerd met wat leek op een nieuwe golf van post-apocalyptische nachtmerries, met complete maatschappijen die schijnbaar in anarchie oplosten, gingen meer mensen dan ooit wanhopig op zoek naar veiligheid in een instortende wereld. Het is deze periode die wij nu zullen onderzoeken.
Met de terugkeer van de economische crisis, in het midden van de jaren 1970, moest het immigratiebeleid sterk worden gereduceerd. Het migratiebeleid werd veel beperkender wat betreft grenstoelatingen. Het kapitaal bleef wel goedkope, geïmmigreerde handarbeiders in dienst nemen, ondanks de werkloosheid die massaal was geworden, maar het kon niet de hele massa buitenlanders opnemen die op weg waren naar de grote industriële centra.
Aan het einde van de jaren 1980 en het begin van de jaren 1990, werden hele charters ingezet om de immigranten naar hun geboorteland terug te voeren. En dat terwijl door de verscherpte conflicten en de verdieping van de economische crisis tegelijkertijd het aantal kandidaten voor migratie toenam.
Overal in de wereld trad er een nieuw verschijnsel massaal op de voorgrond: het verschijnsel van de ‘illegalen’. Met de sluiting van de grenzen, nam de illegale immigratie, waarvan de hoeveelheid moeilijk is in te schatten, op spectaculaire wijze toe.
Een ware maffia-economie, bestaande uit transnationale netwerken, kon zich vervolgens in alle straffeloosheid ontplooien. Ze begunstigde het bestaan van gewetenloze smokkelaars, die allerlei vormen van moderne slavernij voeden, zoals prostitutie, maar ook een onderbetaalde en illegale arbeidsmarkt, in het bijzonder in de bouw en de landbouw. De Verenigde Staten zelf profiteerden van deze situatie door de illegale migranten, vooral die uit Latijns-Amerika, zwaar uit te buiten.
Zo is bijvoorbeeld, “het aantal Mexicanen, dat buiten Latijns-Amerika werd geregistreerd (de meerderheid in de Verenigde Staten), tussen 1970 en 1980 verdrievoudigd, en bereikte een omvang van meer dan twee miljoen. Als er rekening zou worden gehouden met het enorme aantal illegale migranten, moet het exacte cijfer dus nog veel hoger zijn: tussen 1965-1975 schommelde het aantal illegalen rond de 400.000 per jaar, om tussen 1975 en 1990 het aantal van om en nabij de 900.000 migranten te bereiken.” [1]
De val van de Berlijnse Muur, het einde van de Koude Oorlog en van de nagenoeg autarkische stalinistische regimes versnelden dit proces en openden een nieuwe spiraal van oorlogen, chaos, crises en nog nooit vertoonde veranderingen. Na 1945 en vóór de bouw van de muur in 1961 waren het voornamelijk oorlogsslachtoffers die zich verplaatsten, hoofdzakelijk uitgewezen Duitsers, en daarna de mensen die het regime van de Duitse Democratische Republiek ontvluchten. Na 1989 waren de migraties eerder het product van nieuwe internationale stromen. Tot in 1989, werden de migranten uit Oost-Europa door het IJzeren gordijn geblokkeerd. De migratiestromen gingen dus meer van het zuiden naar het noorden, voornamelijk uit Noord-Afrika en de landen rond de Middellandse Zee naar de grote stedelijke centra van de Europese landen.
Na de val van de Berlijnse Muur en met de integratie van de landen van Centraal-Europa in de Europese Unie (de EU), konden arbeidskrachten van de Oost-Europese landen zich opnieuw richten op de landen van West-Europa. In dezelfde periode leidde de snelle en massale groei van China tot de start van de grootste interne migratie, die honderden miljoenen personen aantrok die van het platteland naar de steden trokken. Door de groei van de Chinese economie, konden deze massa's opgenomen worden. Daarentegen werden door de gevorderde crisis in de Europese landen en in de Verenigde Staten, de stromen die afkomstig waren uit andere landen, door de politiek van uitwijzing beperkt.
De dynamiek van het militarisme en de wereldwijde chaos, die volgde op het uiteenvallen van het Oostblok en de ontbinding van de allianties rond de Verenigde Staten, verergerde het “ieder voor zich” en de spanningen tussen de verschillende naties, en dwong bevolkingsgroepen om de gevechten en/of de toenemende ellende te ontvluchten. De kloof die het Oosten van het Westen scheidde, en die niet alleen tot doel had om de imperialistische grens aan te duiden maar ook om de migrantenstroom onder controle te houden, verdween. Ze maakte plaats voor de vrees van de West-Europese regeringen voor de veronderstelde dreiging van een “massale immigratie” vanuit de landen van Oost-Europa.
Na 1989 begaf een stroom van migranten zich naar het Westen, vooral afkomstig uit Roemenië, Polen en Centraal-Europa, op zoek naar werk, zelfs als dat miserabel betaald werd. Ondanks de tragische gebeurtenis van de oorlog op de Balkan tussen 1990 en 1993 en het recente conflict in de Oekraïne, bleven de migratiestromen binnen Europa relatief “onder controle”. En dat, terwijl de migratiedruk op de EU vanuit de perifere landen van het kapitalisme steeds meer toenam. [2]
Aan het begin van de jaren 1990 zaaiden de nieuwe oorlogen chaos in het Midden-Oosten, in de Balkan, in de Kaukasus en in Afrika, en veroorzaakten etnische zuiveringen en pogroms van allerlei slag (Rwanda, Congo, Soedan, Ivoorkust, Nigeria, Somalië, Irak, Syrië, Myanmar, Thailand, enzovoort). Miljoenen personen moesten een goed heenkomen zoeken, maar het merendeel van de vluchtelingen bleef nog in hun regio. Slechts een gering aantal van hen keerde zich naar West-Europa. Tijdens de eerste Golfoorlog gebruikte de “coalitie”, die door de Verenigde Staten werd geleid, de plaatselijke Koerdische en Sjiietische bevolking voor haar interventie, die resulteerde in minstens 500.000 doden en nieuwe vluchtelingen. [3]
Onder de dekmantel van “humanitaire” en/of “vredesoperaties” was het mogelijk geweest om de ergste imperialistische wreedheden toe te dekken in naam van “de bescherming van de vluchtelingen” en de bevolkingsgroepen, in het bijzonder de Koerdische minderheden. De bourgeoisie had een tijdperk van “vrede”, van “welvaart” en de zege van de democratie beloofd. In werkelijkheid, zoals men het vandaag kan zien, werden de grote mogendheden en alle staten meegesleurd in de logica van het militarisme, de logica van een systeem waarvan de spiraal altijd maar moorddadiger en vernietigender wordt. De oorlog kwam trouwens snel terug in Europa, in ex-Joegoslavië, wat tot meer dan 200.000 doden leidde. In 1990 begonnen 35.000 Albanezen van Kosovo naar West-Europa te vluchten. Een jaar later, als gevolg van de onafhankelijkheidsverklaring van Kroatië, verlieten 200.000 personen de verschrikkingen van het conflict en werden 350.000 anderen verplaatst binnen het totaal versnipperde oude territorium.
In 1995 breidde de oorlog zich uit naar Bosnië en verjoeg nog eens 700.000 personen, in het bijzonder na de dagelijkse bombardementen op Sarajevo. [4] Een jaar eerder veroorzaakte de genocide in Rwanda, met de medeplichtigheid van het Franse imperialisme, bijna een miljoen slachtoffers (hoofdzakelijk onder de Tutsi bevolking, maar ook onder de Hutu's). Dit bracht een massale en tragische stroom van Rwandese vluchtelingen op gang richting de Congolese provincie van Kivu (1,2 miljoen verplaatste personen en duizenden doden door de cholera, door de onderlinge afrekeningen, enzovoort). Telkens waren de vluchtelingen gijzelaars en slachtoffers van de ergste wreedheden. In de ogen van de militaire logistiek werden ze in het beste geval beschouwd als “collateral damage” en anders als gewoon hinderlijke objecten.
Velen geloofden na 1989 dat het spook van de oorlog was verdwenen naar een verre toekomst, maar in de werkelijkheid en in de logica van het kapitalisme kon de oorlogsspiraal zijn vernietigende waanzin slechts voortzetten. Hele zones van de planeet werden besmet met krijgsheren en de honger van de grootmachten, die hele bevolkingen opjaagden en terroriseerden en daardoor nog meer bevolkingsgroepen dwong om de barbaarsheid van de gevechtszones te ontvluchten. Tallozen gingen op de vlucht ofwel vanwege de gruweldaden van bendes en de maffia, zoals in Latijns-Amerika met de drugsoorlogen, of omdat ze stuurloos waren achtergebleven vanwege staten die in stukjes uiteenvielen, zoals Irak waar we de opkomst zagen van het obscurantisme van Al-Qaida en daarna Daesh met zijn “Islamitische Staat”. Hetzelfde gebeurde in Afrika waar de interetnische spanningen en de gewapende bendes van moorddadige terroristen het aantal aanslagen opvoerden en zo’n beetje overal chaos zaaiden.
De militaire interventies van de grootmachten, met name van de Verenigde Staten, eerst in Afghanistan (2001) en vervolgens in Irak (2003), wekten de ambities op van de regionale machten, destabiliseerden deze uiterst kwetsbaar gemaakte landen nog meer, verwoestten nog grotere zones door ze over te leveren aan de oorlog. Dat alles verergerde het verschijnsel van de vluchtelingen, verveelvoudigde de kampen en de tragedies. De vluchtelingen vielen ten prooi aan de maffia, ondergingen wreedheden, roof, aanrandingen; vrouwen werden vaak ingelijfd of ontvoerd om opgenomen te worden in netwerken van prostitutie. [5]
Zo’n beetje overal op de aardbol vallen dezelfde verschijnselen samen, sterk gevoed door de oorlog in de “hot spots”, zoals het Midden-Oosten, wat hele families ertoe veroordeelt om in ballingschap te gaan of vast te zitten in kampen.
Tot aan deze periode bleef het merendeel van de oorlogsvluchtelingen rond Europa in hun eigen regio. Maar sinds enkele jaren voert de confrontatie met de steeds uitgebreidere oorlogszones, in het bijzonder in het Midden-Oosten en in Afrika, een groter aantal vluchtelingen naar West-Europa. Dat komt dan bovenop de “economische” migranten van Oost-Europa, de Balkan, van het gebied rondom de Middellandse Zee en andere landen, die doorheen geschud worden door de economische crisis en de chaos. Hetzelfde geldt voor het Amerikaanse werelddeel: behalve de vluchtelingen afkomstig uit Mexico, ontvluchten een toenemend aantal vluchtelingen het geweld in Centraal-Amerika, die dan naar Mexico proberen te ontsnappen om naar de Verenigde Staten te gaan.
Irak, Libië en Syrië zijn sinds enige tijd ten prooi gevallen aan een ongecontroleerde chaos die nog meer bevolkingsgroepen ertoe aanzet om massaal te vluchten. Tegelijkertijd zijn duizenden personen in gijzeling genomen door de plaatselijke imperialistische rivalen, zoals in Aleppo, waar zij zijn veroordeeld om te sterven onder de massale bombardementen en de kogels, of van honger en dorst om te komen. Alleen al in het Midden-Oosten worden vandaag zo’n 15 miljoen personen verdreven. In 2015 bedroeg enkel voor Duitsland de toestroom van vluchtelingen meer dan een miljoen!
Voor de eerste keer sinds 1945 trekken vluchtelingenstromen, slachtoffers van de oorlog en bombardementen, massaal naar fort Europa, dat als een “eldorado” wordt gezien, maar dat ze meedogenloos terugdrijft. In de Oekraïne is de oorlog teruggekeerd en duizenden Oekraïners zijn voor de gevechten gevlucht. Ze vragen asiel aan in de naburige landen, voornamelijk Polen, dat echter steeds vijandiger staat tegenover de vluchtelingen. Ondanks het politieapparaat dat de toegang tot de grenzen zeer moeilijk maakt, zijn er tussen 2000 en 2014 22.400 personen gestorven of gewoon verdwenen in de Middellandse Zee [6] in een poging om in de Europese Unie binnen te geraken, dat zo door hen wordt geïdealiseerd. Deze exodus vergemakkelijkt het maffiawerk van scrupuleloze smokkelaars, waarvan de bloeiende organisaties industriële proporties hebben aangenomen.
De rijkste staten worden zo langzamerhand echte bunkers door de toename van muren, prikkeldraadversperringen, patrouilles en politie-inzet. Om deze te ontwijken wordt vaak de hoogste prijs betaald: de dood. De ironie van het lot wil dat de Verenigde Staten, de kampioenen van de “democratische vrijheden”, die geen woorden te kort kwamen om “de muur van schaamte” te Berlijn te stigmatiseren, zelf een reusachtige muur hebben gebouwd aan hun zuidelijke grens om de “chicanos” de weg te versperren! [7]
In veel landen zijn de vluchtelingen niet alleen ongewenst geworden, maar worden ze eveneens als potentiële misdadigers of terroristen voorgesteld. Dit rechtvaardigt een veiligheidsparanoia, die opzettelijk in stand wordt gehouden om volkeren te verdelen, te controleren en de repressie van toekomstige sociale strijdbewegingen voor te bereiden. Bovenop de politierepressie komen, behalve de honger en de kou, ook nog de administratieve en bureaucratische ergernissen.
De grote mogendheden hebben dus een heel juridisch arsenaal ontplooid om de “goede migranten” (degenen die nuttig kunnen zijn voor de waardevermeerdering van het kapitaal, met name de best opgeleide, de “Brain Drain”), eruit te filteren. De “asielzoekers” en de “slechte migranten”, de hongerige meerderheid zonder kwalificaties, moeten maar … “thuis creperen”. In ieder geval elders! Volgens demografische en economische behoeften “reguleren” de verschillende staten en nationale kapitalen het aantal geschikte vluchtelingen, die in de arbeidsmarkt kunnen worden geïntegreerd.
Een groot aantal wordt brutaal terugverwezen. De mannen, vrouwen en kinderen, vooral in de kampen in Turkije [8], zijn slachtoffer van de politie die niet aarzelt om in koelen bloede op hen te schieten, als elektroshocks, stokslagen, enzovoort, niet voldoende zijn. De EU is zich volkomen bewust van deze angstaanjagende praktijken en van de lijken die op stranden van de Middellandse Zee blijven aanspoelen. Niet alleen laat heel deze slachting haar koud, maar zij organiseert ook een heel militair apparaat en een mensenjacht om de vluchtelingen terug te drijven. Voor haar is dit, buiten de lafheid en de hypocrisie, eenvoudigweg de prijs die betaald moet worden om de kandidaat-bannelingen af te schrikken.
De oorlog, die in de 20e eeuw steeds maar heviger, frequenter en uitgebreider werd, maakte dat het aantal vluchtelingen en oorlogsslachtoffers voortdurend is gestegen. De recente conflicten voeren deze stroom in nieuwe proporties naar Europa en de andere grote industriële centra. Daar komt nog bij dat steeds meer vluchtelingen ontstaan ten gevolge van de vernietiging van het milieu. De klimaatveranderingen en de ecologische rampen voegen zich vandaag bij al dit kwaad. In 2013 telde men al 22 miljoen klimaatvluchtelingen. Volgens bepaalde bronnen zou hun aantal drie keer zoveel bedragen als de oorlogsvluchtelingen.
Voor 2050 voorziet de VN een stroom van 250.000 klimaatvluchtelingen, een fantasierijke en veel te lage schatting, wanneer men ziet dat bepaalde zones of steden (zoals Peking of New-Delhi) vandaag letterlijk verstikkend zijn geworden. Het samenkomen van deze gecombineerde factoren vermenigvuldigt de tragedies en leidt tot een toenemend aantal vluchtelingen, die het kapitaal ten gevolge van zijn historische crisis niet meer voldoende in de productie kan opnemen.
Daarom vormt het tragische lot van de vluchtelingen voortaan een echt moreel probleem voor de arbeidersklasse. Het kapitalistische systeem praktiseert immers de jacht op de illegalen, de uitwijzing, de deportatie, de opsluiting in de kampen, de opvoering van de xenofobe campagnes, die tenslotte de voorbereiding aanmoedigen van allerlei soorten van geweld tegen migranten. Bovendien verdiept de bourgeoisie de verdeling onder de migranten door een wig te drijven tussen de “echte asielzoekers” en de ongewenste “economische vluchtelingen”, die zogenaamd heel snel te talrijk zijn geworden.
Geconfronteerd met de realiteit van de economische crisis, zo’n beetje overal in Europa, en door opnieuw gebruik te maken van de angst voor en de context van het terrorisme, introduceert de bourgeoisie de noodzaak van een “redelijke oplossing” en laat tegelijkertijd, in een gecontroleerde dosering, de paniek en vlagen van vreemdelingenhaat neerdalen op een deel van de bevolking. Daarbij presenteert ze de staat als het enige bolwerk dat de stabiliteit kan garanderen tegenover de dreiging van “invasies” en dat zogenaamd het middel is om de “vreemdelingenhaat” te bestrijden’.
De propaganda die de angst aanwakkert voor de concurrentie door de vluchtelingen op het vlak van werk, huisvesting en gezondheidszorg, spoort een groeiende reactionaire en pogromistische mentaliteit aan. Dat alles vormt de vruchtbare bodem voor de ontplooiing van het populisme. [9]
Zoals wij hebben gezien, houdt de bourgeoisie niet op om de arbeiders en de volkeren onderling te verdelen, de xenofobe gevoelens te versterken en uit te buiten, die dan door het populisme worden gebruikt, in het bijzonder tegen de migranten. Dit wordt sinds enkele jaren bevestigd door de opkomst van de ultraconservatieve politieke partijen tegen de immigranten in Europa en in de Verenigde Staten, die met name de meest gemarginaliseerde delen van het proletariaat aanspreken in de eertijds geïndustrialiseerde gebieden. Het resultaat van het Brexit-referendum in Groot-Brittannië, net zoals het verschijnsel Trump in Amerika, bevestigen dat op duidelijke wijze.
Wat betreft het moeilijke migranten-vraagstuk zal de arbeidersklasse voortaan een toenemende verantwoordelijkheid moeten opnemen. Zij zal noodzakelijkerwijs de hatelijke taal moeten weren van enerzijds degenen die menen dat men “de immigranten buiten moet gooien” en anderzijds degenen die, in hun patriottische en democratische elan, van mening zijn dat “men niet alle ellende van de wereld kan opvangen”. Verder moeten De valstrikken van de officiële propaganda worden verijdeld, net als de voorschriften die de noodzakelijke solidariteit als bewuste uitdrukking van dit morele gevecht verhinderen. Het cijfer van het aantal migranten rijst ongetwijfeld de pan uit, wat steeds meer lijden tot uitdrukking brengt, maar vertegenwoordigt nochtans slechts 3% van de totale wereldbevolking.
De bourgeoisie, die vreest op termijn de controle te verliezen over een situatie die steeds chaotischer wordt, houdt dus opzettelijk de angsten in stand, schept een klimaat van terreur dat de geïsoleerde personen ertoe aanzet om zich onder de “bescherming van de staat” te stellen. Tegenover de officiële verontrustende redevoeringen en de veiligheidsmaatregelen van de staatsapparaten, moeten de proletariërs absoluut op bewuste wijze handelen en de reflexen van angst verwerpen die door de media worden geconditioneerd. Zij moeten ook bewust worden dat de vluchtelingen vooral slachtoffers zijn van het kapitalisme en van de brute maatregelen van dezelfde Staten. Dit probeerde onze reeks artikelen aan te tonen. De arbeidersklasse zal op termijn moeten beseffen dat, achter de migrantenkwestie, zich de internationale eenheid stelt van de revolutionaire strijd tegen het kapitalistische systeem.
“Als onze klasse erin slaagt haar identiteit terug te vinden, dan kan de solidariteit een belangrijk bindend middel vormen in haar strijd. Wanneer ze in de vluchtelingen echter alleen concurrenten en een bedreiging ziet, als ze er niet in slaagt een alternatief voor de kapitalistische ellende te formuleren, waarbij niemand meer wordt gedwongen om uit zijn huis te vluchten omdat hij wordt bedreigd door oorlog of honger, dan dreigt er een massale verspreiding van de pogromistische mentaliteit, waar zelfs de centrale delen van de arbeidersklasse niet van gespaard zullen blijven.” [10]
WH, november 2016
Voetnoten
[1] Véronique PETIT, Les migrations internationales, publié dans : La population des pays en développement.
[2] Om deze reden schiep de EU een uniek territorium (Schengen) dat een drastische controle en een strakkere politiecontrole aan de grenzen (evenals het “vrije verkeer” van de arbeidskrachten binnen dit territorium) toelaat.
[3] Zie Internationale Revue nr. 13 over de Golfoorlog
[4] Bij een Servisch offensief in de enclave van Srebrenica bleven de Franse militairen van UNPROFOR op bevel van hun generale staf “neutraal”, waardoor meer dan 8000 Bosniërs werden vermoord…
[5] Het verschijnsel van de prostitutie, dat in de eerste plaats minderjarigen bedreigt, is in volle expansie in de wereld. Er zijn ongeveer 40 miljoen prostituees afkomstig uit de gehele wereld, die vaak met geweld zijn verplaatst.
[6] Fatal journeys, tracking lives lost during migration, International Organisation for Migration
[7] Zie ons artikel: De wreedheid en de hypocrisie van de heersende klasse [196]
[8] Turkije en Mexico nemen een cruciale plaats in voor de Verenigde Staten en de EU vanwege hun strategische ligging die het mogelijk maakt om het grootste aantallen vluchtelingen/migranten tegen te houden.
[9] Zie onze artikels over dit onderwerp inde Inernationale Revue nr. 157 (Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave).
[10] Die deutsche Politik und das Flüchtlingsproblem: Ein Spiel mit dem Feuer [197]“
De hiernavolgende tekst is een bijdrage van een sympathisant van de IKS, die hij heeft geschreven naar aanleiding van de publieke bijeenkomst over De historische betekenis van Mei 1968.
In zijn tekst maakt de kameraad duidelijk dat Mei 68 voor hem niet slechts een studentenopstand was, maar als het ware een “oceaan van fenomenen van de massastaking”, die definitief de historische heropleving van de internationale proletarische strijd inluidde. Verder benadrukt hij ook hoe de massale stakingsbeweging de voedingsbodem vormde voor een radicale kritiek van het parlementarisme. De kameraad bevestigt die kritiek met de conclusie dat “het zwaartepunt van het huidige politieke leven definitief en volledig buiten het parlement is komen te liggen”. Tenslotte beschrijft de kameraad heel juist hoe de dynamiek van de beweging een “tendens tot zelforganisatie” in zich borg met een “overvleugeling van en confrontatie met de structuren en methoden van de vakbond”. Al met al heeft de strijd in Frankrijk een schat aan strijdervaringen opgeleverd, waaruit – en de bijdrage van de kameraad is daar een bewijs van - tot “vandaag nog lessen kunnen worden getrokken”.
De historische heropleving van de proletarische strijd die, na meer dan veertig jaar van contrarevolutie, met Mei 1968 haar definitieve bevestiging kreeg, gaf de stoot aan “een ontwaken van het bewustzijn van miljoenen arbeiders” en “een herstel en verdieping van de revolutionaire politieke standpunten”.
Notities als bijdrage voor de discussie over Mei '68
De grote mobilisaties en stakingen van slechts enkele weken, tussen mei en juni 1968, in Frankrijk vertonen duidelijk de tendensen en de contouren van de oceaan aan fenomenen van de massastaking, de historische uitdrukking van de proletarische strijd (zelfs van het bestaan van het proletariaat als een maatschappelijke en politieke macht, als een klasse voor zichzelf) sinds het begin van de 20e eeuw:
De historische heropleving van de massale proletarische strijd zal noodzakelijkerwijs de essentie van deze historische kenmerken in zich dragen, op een hoger historisch niveau - als gevolg van het feit dat 40 jaar kapitalistische tegenspraken en tegenstellingen zijn voorbijgegaan - of zal niet plaatsgrijpen.
Mei 68 en de internationale golf die daarmee begon, luidden een rijke periode van strijd in waaruit vandaag nog lessen kunnen worden getrokken, maar de eb en vloed ervan legden ook de basis voor nieuwe (of min of meer nieuwe) politiek-ideologische elementen van de kant van de bourgeoisie, waarmee ze het proletarische kommunistische perspectief probeerde te bestrijden en te karikaturiseren. Deze werden voornamelijk gedragen door de kleinburgerij en de linkerzijde van het kapitaal: de fixatie op het “spectaculaire karakter” van straatrellen en botsingen met de politie, die uit hun context zijn gehaald, als synoniem voor de strijd tegen kapitalistische verhoudingen; de mythe van “de jeugd” als een “opstandig” politiek subject op zich; de gettoachtige valstrik van “contra-culturalisme” en “marginalisme” als revolutionaire subjecten (die we vandaag de dag bijvoorbeeld terugvinden in de vorm van krakers of agro-ecologisme); de partiële en ongefocuste (en dus steriele en globaal perspectiefloze) kritiek op concrete fenomenen van de kapitalistische maatschappelijke organisatie (feminisme, ecologisme, antiracisme, enz...).
Als onderdeel van de mythe van de verheerlijking van de jeugd kunnen we ook de onduidelijke en vage categorie van “de studenten” opnemen. Meer dan 50 jaar na de grote studentenmobilisaties in de VS, Frankrijk of Tsjecho-Slowakije kan gesteld worden dat studentenbewegingen slechts op twee manieren een samenhangend perspectief van confrontatie met het bestaande systeem kunnen vinden:
Buiten deze twee richtingen is het enige wat er overblijft voor de “studentenbeweging”, evenals voor andere onduidelijke sociologische categorieën (“jeugd”, “vrouwen”, “huisvrouwen”, “consumenten”, “gepensioneerden”, “immigranten”, enz...), de impasse van het “populaire” interklassisme, of het a-klassisme, van het humanisme, van het burgerschap, kortom, het kanaliseren van onrust tegenover de burgerlijke samenleving naar onmacht en de nederlaag.
- Mei 1968 toont opnieuw de historische tweespalt die bestaat tussen het electorale terrein van het burgerlijke parlementarisme en de proletarische strijd. Het is niet alleen “dat het zwaartepunt van het huidige politieke leven definitief en volledig buiten het parlement is komen te liggen” (tot uitdrukking gebracht op het Tweede Congres van de Komintern, in 1920), maar nog duidelijker gesteld, beide historische fenomenen hebben de neiging elkaar uit te sluiten, waarbij de sociale en politieke basis die het één mogelijk maakt, onverenigbaar is met het ander. De ene impliceert het oplossen van het proletariaat in de massa van het “volk” als een geatomiseerde, passieve, concurrerende en machteloze massa, die onder de heerschappij van kapitalistische maatschappelijke en productieverhoudingen haar lot verbindt aan de resultaten van de “democratische instellingen” gedomineerd door haar uitbuiters. De andere impliceert de tendens naar permanente mobilisatie, zelforganisatie, politisering en uiteindelijk een breuk met kapitalistische “normaliteit”, en in hogere fasen, de ontbinding van de materiële grondslagen van de burgerlijke “democratie”.
Wat was de weerspiegeling in de electorale arena van de beweging van mei ’68, de waarschijnlijk belangrijkste proletarische beweging in West-Europa sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, waarvan het stempel tot op de dag van vandaag voortduurt? Een verpletterende overwinning voor de rechtse partijen.
Dit veronderstelde “mysterie” wordt, los van het bovenstaande, verklaard door het feit dat de historische kracht van de proletarische strijd niet voortkomt uit de democratische numerieke legitimiteit van de “werkende mensen”, maar uit een krachtsverhouding die in staat is om de overheersing van bestaande maatschappelijke verhoudingen te ondermijnen en te doorbreken, door de directe massa-actie van het proletariaat ter verdediging van zijn menselijke behoeften, door het winnen van brede, niet-uitbuitende delen van het volk voor zijn zaak, en door de bourgeoisie, haar staat en haar onvoorwaardelijke maatschappelijke steunpunten te veroordelen tot isolement en onmacht.
De gebeurtenissen van 1917 in Rusland verduidelijken deze historische onverenigbaarheid in voldoende mate: de waarschijnlijk grootste opstand van de uitgebuite massa’s in de geschiedenis van de mensheid wordt weerspiegeld in de verkiezingen van de grondwetgevende vergadering van november, die amper 25 procent van de stemmen opleverden voor de partijen die de overgang van de macht naar de 'Bolsjewistische' sovjets voorstonden.
Naast de verklaringen door middel van bijzonderheden (vertraging en manipulatie van informatie over de politieke evolutie in de reusachtige gebieden van het Russische Rijk, geen gebruikelijk onderscheid tussen verschillende partijen door de facto opstandige boerenmassa's, enz...) pasten de Bolsjewiki van 1917 de enige revolutionaire maatregel toe die die naam waardig was: ontbinding van de burgerlijke Assemblee en het opnemen van de klassenstrijd als een krachtsverhouding tussen historische projecten, niet als een rekenkundig "democratisch" optelling, al dan niet gelegitimeerd met procenten, tegenover een bourgeoisie die zich al op een burgeroorlog voorbereidde.
We moeten ook het feit benadrukken dat de verschillende facties van de bourgeoisie in Frankrijk hun verschillen opzij hebben gezet om het hoofd te bieden aan de "rode dreiging" (die een constante is gebleven op internationaal vlak sinds de revolutionaire zaak werd begunstigd door de strijd tussen aanhangers van Kerenski en Kornilov in Rusland in 1917). We zien een gecoördineerde werkverdeling tussen rechts en links. Aan de rechterkant zien we dat de "Partij van de Orde" de rijen sluit bij de demonstratie op 30 mei, waar onder andere te horen is: "Cohn-Bendit à Dachau", en de republiek oproept de OAS-leden [2] op 7 juni amnestie te verlenen en de nationaliteit terug te geven. Op de linkerflank zien we dat de vakbonden en linkse partijen de stakers verdelen en zich inzetten voor het einde van de beweging en voor het kanaliseren van ontevredenheid in de richting van het parlementarisme.
Mei 68 en de internationale golf van strijd die zich aandient, laten zien dat, in het kader van de praktische massale strijd tegen de burgerlijke maatschappij, met alle tegenstellingen die er duidelijk en schrijnend in worden weergegeven (onder de aureool van "normaliteit" en "sociale vrede" verborgen in het dagelijks leven van de dictatuur van het kapitaal), er over het algemeen een vruchtbare voedingsbodem wordt gevonden voor een betekenisvolle kwantitatieve invloed van standpunten die de bestaande fenomenen op de meest coherente wijze verklaren.
Met andere woorden: alleen de ontwikkeling en verdieping van de historische crisis van de burgerlijke maatschappelijke en productieverhoudingen en van een massabeweging die ze praktisch in vraag stelt en in perspectief plaatst, kan de noodzakelijke historische voedingsbodem scheppen voor een kwantitatief belangrijke invloed van de revolutionaire programmastandpunten.
Het is in deze context dat “Mei 1968 een ontwaken vormde van het bewustzijn van miljoenen arbeiders”, dat revolutionaire politieke standpunten worden hersteld en verdiept en dat de politisering van brede sectoren van de arbeidersklasse plaatsvindt. Een “ontwaken van het bewustzijn” kan nauwelijks plaatsvinden in het luchtledige, niet onder de burgerlijke “normaliteit”, noch enkel als het product van “morele verontwaardiging”, maar het wordt resoluut gevoed door de praktische massale strijd tegen de bestaande orde die een perspectief schetst en het herstel van revolutionaire standpunten bevordert.
In die zin zijn er verschillende gevaren verbonden aan het zoeken naar of het koesteren van de hoop dat revolutionaire standpunten een aanzienlijke kwantitatieve invloed kunnen hebben buiten deze perioden van directe massa-acties:
Draba / Juni 2018
[2] OAS: Organisatie van het Geheime Leger, een Franse extreemrechtse terroristische groepering die voorstander is van de Franse overheersing van Algerije.
Het rapport dat we hieronder publiceren, is gepresenteerd en besproken op een internationale bijeenkomst van de IKS (in november 2017), en bedoeld om een balans op te maken van de ontwikkeling van de belangrijkste tendensen die ten grondslag liggen aan de evolutie van de imperialistische spanningen. Het is gebaseerd op de teksten en rapporten waarin deze tendensen binnen onze organisatie grondig werden geanalyseerd en besproken, met name de oriëntatietekst (OT) ‘Militarisme en ontbinding’ uit 1991 (Internationale Revue nr. 13,1991) en het Rapport van het 20e Internationale Congres (Internationale Revue, Frans, Engels-, en Spaanstalige uitgave nr. 152, 2e halfjaar 2013).
Sinds dit laatste rapport is opgesteld, hebben zich een reeks belangrijke gebeurtenissen voorgedaan in de verergering van de imperialistische spanningen in het Midden-Oosten. Ten eerste de directe militaire invasie op 20 januari 2018 van Turkije in Syrië om de Koerdische troepen aan te pakken die in Noord-Syrië in de regio Afrin zijn gestationeerd. Deze interventie, die werd uitgevoerd met de, op zijn minst stilzwijgende, instemming van Rusland staat bol van toekomstige militaire confrontaties, met name met de Verenigde Staten, die in deze regio de bondgenoten zijn van de Koerdische strijdkrachten van de YPG, en van scheuringen binnen de NAVO waar Turkije en de Verenigde Staten lid van zijn.
Daarna volgde de militaire aanval door de Verenigde Staten (gesteund door Groot-Brittannië en Frankrijk) gericht op de vermoedelijke locaties voor de productie van chemische wapens in Syrië. Deze aanval markeerde de directe groei van de spanningen tussen de Verenigde Staten en Rusland. Nog recenter is er het besluit van Trump om zich terug te trekken uit het Iraanse nucleaire akkoord, dat niet alleen leidt tot de verscherping van de spanningen tussen Israël en Iran, maar ook wereldwijd tot destabilisatie, aangezien het besluit van de VS door een grote meerderheid van landen is veroordeeld. Dit alles illustreert het risico van een ongecontroleerde escalatie van conflicten in het Midden-Oosten en laat zien dat, zoals ons gelijknamige artikel ontwikkelt, "Het kapitalisme in toenemende mate een bedreiging voor de mensheid vormt".
(14/05/2018)
* * *
In de laatste vier jaar, sinds ons 20e Internationale Congres, hebben zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan in de imperialistische verhoudingen: de oorlog in Syrië en de strijd tegen Islamitische Staat, de Russische interventie in de Oekraïne, de vluchtelingencrisis en de aanslagen in Europa, Brexit en de druk van het populisme, de verkiezing van Trump in de Verenigde Staten en de beschuldigingen van Russische inmenging in de verkiezingscampagne (Russiagate), de spanningen tussen de Verenigde Staten en China omtrent de provocaties van Noord-Korea, de oppositie tussen Saoedi-Arabië en Iran (die de druk verklaart die dit eerste land op Qatar uitoefent), de mislukte staatsgreep tegen Erdogan en de repressie in Turkije, het conflict over de Koerdische autonomie, de uitbarsting van nationalisme tussen Catalonië en Spanje, enzovoort. Het is daarom belangrijk om te evalueren in hoeverre deze gebeurtenissen in overeenstemming zijn met onze algemene analyses van de periode, maar ook welke nieuwe oriëntaties zij onthullen.
Daarvoor is het van cruciaal belang, zoals de oriëntatietekst (OT) “Militarisme en Ontbinding” het van meet af aan stelt, om de juiste methode te gebruiken teneinde een situatie te begrijpen die nog nooit vertoond is:
“In tegenstelling tot de bordigistische stroming heeft de IKS het marxisme nooit als een “onveranderlijke doctrine” beschouwd, maar als een levende gedachte waarvoor iedere belangrijke historische gebeurtenis een gelegenheid tot verrijking betekent. Zulke gebeurtenissen maken het ofwel mogelijk het kader en de eerder ontwikkelde analyses te bevestigen, en deze te ondersteunen ofwel geven ze aan dat bepaalde analyses achterhaald zijn. In dit laatste geval is een inspanning tot overdenking vereist om het toepassingsgebied van voorheen geldige, maar nu achterhaalde, schema’s te verruimen of nieuwe schema’s uit te werken die in staat zijn de nieuwe realiteit beter te vatten. Het is de specifieke en fundamentele verantwoordelijkheid van de revolutionaire organisaties en militanten om deze inspanning tot overdenking te doen en ervoor te waken - net zoals onze voorgangers Lenin, Rosa Luxemburg, de Italiaanse Fractie van de Internationale Communistische Linkerzijde (Bilan), de Communist Linkerzijde van Frankrijk (GCF), enzovoort - dat deze met voorzichtigheid en stoutmoedigheid wordt aangegaan:
In het licht van dergelijke historische gebeurtenissen is het vooral belangrijk dat de revolutionairen in staat zijn een duidelijk onderscheid te maken tussen analyses die achterhaald zijn en analyses die nog steeds van toepassing zijn, om een dubbele valkuil te voorkomen: het vervallen in sclerose of “het kind met het badwater weg te gooien” (OT Militarisme en ontbinding, 1991)
De toepassing van deze aanpak, die is opgelegd door de realiteit van het moment, heeft inderdaad de basis gevormd voor ons vermogen om de fundamentele ontwikkelingen van de afgelopen 26 jaar op imperialistisch vlak te analyseren.
In dit vooruitzicht stelt dit rapport drie benaderingsniveaus voor van de recente gebeurtenissen om hun belang te situeren met betrekking tot ons analysekader:
Deze tekst schetst het analysekader voor een beter begrip van de kwestie van imperialisme en militarisme in de periode van ontbinding. Hij ontwikkelt twee fundamentele oriëntaties voor de karakterisering van het imperialisme in de huidige periode:
Integendeel, ze worden barbaarser en chaotischer: “De vorming van imperialistische blokken is niet de oorzaak van militarisme en imperialisme. Het tegengestelde is waar: de vorming van deze blokken is slechts de uiterste consequentie (die op haar beurt de oorzaken kan versterken) van de duik van het kapitalisme in verval in militarisme en oorlog. (…) Het einde van de blokken daarentegen opent slechts de deur naar een nog meer barbaarse, verwrongen en chaotische vorm van imperialisme”.
Dit komt in het bijzonder tot uiting in het oplaaien van de imperialistische honger en de toename van spanningen en conflicten: “Het verschil met de voorbije periode is dat deze spanningen, deze tegenstellingen, die eerder door de grote imperialistische blokken werden gebruikt en ingekaderd, nu op de voorgrond gaan treden. (…) door het feit dat de discipline is verdwenen, die werd opgelegd door het bestaan van twee blokken, dreigen deze conflicten steeds gewelddadiger, steeds talrijker te worden, vooral in de gebieden waar het proletariaat zwak is.”
Eveneens zijn we getuige van de ontwikkeling van het ‘ieder voor zich’ en, als uitvloeisel daarvan, pogingen om de chaos in te dammen. Deze beide factoren verergeren de oorlogsbarbarij: “de chaos die al heerst in een groot gedeelte van de wereld en die nu de belangrijkste en meest ontwikkelde landen en hun onderlinge relaties bedreigt, (…) tegenover de veralgemeende chaos die inherent is aan de fase van de ontbinding, waar de ineenstorting van het Oostblok een belangrijke stoot aan heeft gegeven, is er voor het kapitalisme geen andere manier om de verschillende delen van een lichaam, die neigen te desintegreren, op hun plaats te houden dan het opleggen van een ijzeren dwangbuis. Deze wordt gevormd door de macht van de wapens. In die zin zijn juist de middelen die het gebruikt in een poging een steeds bloediger chaos in te dammen zelf een factor in de aanzienlijke verergering van de oorlogsbarbarij waarin het kapitalisme is ondergedompeld”.
De OT benadrukt dus als een heel wezenlijk punt dat er een historische tendens bestaat tot het “ieder voor zich”, tot een verzwakking van de Amerikaanse controle over de wereld, in het bijzonder over haar voormalige bondgenoten, en tot een poging van de VS om hun militaire macht te gebruiken, een terrein waarop zij een enorme superioriteit hebben, teneinde hun status te behouden en hun controle aan diezelfde bondgenoten op te leggen.
Het steeds barbaarser en chaotischer karakter van het imperialisme in tijden van ontbinding vormt een groot obstakel voor de vorming van nieuwe blokken: “de verergering van deze laatste twee [het militarisme en het imperialisme] in de huidige fase van het kapitalistische leven vormt paradoxaal genoeg een grote hindernis voor de vorming van een nieuw systeem van blokken dat de plaats zou innemen van het systeem dat net verdwenen is. (...) Alleen al het feit dat de kracht van de wapens - zoals bevestigd is door de Golfoorlog - een overheersende factor is geworden in de poging van geavanceerde landen om de chaos in de wereld te beperken, vormt een aanzienlijke rem op deze tendens. (...) De vorming van twee nieuwe imperialistische blokken is niet alleen vele jaren onmogelijk, maar kan heel goed nooit meer plaatsvinden.”
De Verenigde Staten zijn het enige land dat de politieagent over de wereld kan spelen. De enige andere mogelijke kandidaten voor het leiderschap van een blok zijn Duitsland en Japan: echter, “(...) de wereld doet zich voor als een reusachtige boksring, waar de tendens van het ‘ieder voor zich’ ten volle zal heersen, waar de allianties tussen staten verre van het stabiele karakter zullen hebben dat de blokken nog kenmerkte, maar gedicteerd zullen worden door de noden van het moment. Een wereld van moorddadige wanorde, van bloedige chaos waarin de Amerikaanse politieagent zal proberen een minimum aan orde te scheppen door een steeds massalere en wredere inzet van hun militaire macht.”
Bovendien zal de USSR nooit meer in staat zijn om haar rol als uitdager terug te winnen: “(...) zo is het bijvoorbeeld uitgesloten dat het hoofd van het zojuist ingestorte blok, de USSR, ooit een dergelijke plaats zou kunnen heroveren.”
Ook hier blijft de analyse in essentie juist: na vijfentwintig jaar ontbinding ontstaat er geen uitzicht op de vorming van nieuwe blokken.
Concluderend kan worden gesteld dat het kader en de belangrijkste krachtlijnen, zoals die in de OT zijn gepresenteerd, ruimschoots zijn bevestigd en ten diepste geldig blijven.
De rol van de Verenigde Staten als enige politieagent ter wereld is in de afgelopen 25 jaar sterk geëvolueerd: dit is één van de centrale thema's die zal worden uitgediept in dit rapport. De OT wees echter wel op een oriëntatie die verder ging dan de voorspelling van 1991: het feit dat Amerikaanse actie nog meer chaos zou veroorzaken. Dit wordt op briljante wijze geïllustreerd door de ontwikkeling van het hedendaagse terrorisme, die voornamelijk het gevolg is van de politiek van de Verenigde Staten in Irak, en zijdelings van de Frans-Britse interventie in Libië.
Bovendien kunnen we nu stellen dat in de analyse de potentiële rol die werd toegekend aan Japan en zelfs aan Duitsland, werd overschat. Japan heeft zijn bewapening kunnen versterken en in bepaalde sectoren meer autonomie gekregen, maar dat is geenszins te vergelijken met een tendens tot blokvorming, aangezien Japan zich moest onderwerpen aan Amerikaanse bescherming tegen Noord-Korea en vooral China. Het potentieel blijft voor Duitsland behouden, zonder dat het in deze 25 jaren werkelijk is versterkt. Duitsland heeft meer gewicht gekregen, speelt een overheersende en zelfs leidende rol in Europa, maar op militair vlak is het nog steeds een dwerg, ook al neemt dit land (in tegenstelling tot Japan) met zijn troepen deel aan zoveel mogelijk militaire ‘mandaten’ van de VN. Aan de andere kant liet de afgelopen periode de opkomst zien van China als een nieuwe opkomende macht, een rol die we in het verleden grotendeels hebben onderschat.
Tenslotte blijft de analyse voor Rusland fundamenteel correct, ook in de zin dat zijn positie als blokleider in 1945 al een “historisch ongeluk” was. Maar de voorspellingen dat het “ondanks zijn aanzienlijke wapenarsenalen geen belangrijke rol zal kunnen spelen op het internationale toneel” en dat het “veroordeeld is om plaats te nemen op de derde rang” zijn niet echt uitgekomen: Rusland is zeker niet opnieuw een wereldwijde uitdager van de Verenigde Staten geworden, maar het land speelt wel een belangrijke rol als “onruststoker”, typerend voor de ontbinding, die de chaos in de hele wereld verergert door zijn militaire interventies en allianties (het heeft bepaalde successen geboekt in de Oekraïne en in Syrië, zijn positie ten opzichte van Turkije en Iran versterkt en zijn samenwerking met China ontwikkeld). We hebben op dit niveau ongetwijfeld de middelen onderschat van een wanhopig imperialisme dat bereid is alles in het werk te stellen om zijn belangen met hand en tand te verdedigen.
Tegen de achtergrond van een steeds barbaarser en chaotischer imperialisme en de toenemende impasse in de Amerikaanse politiek, die de oorlogsbarbarij alleen maar verergert (krachtlijnen van het Rapport van het 19e Congres van de IKS[1]), brengt het rapport vier oriëntaties naar voren in de ontwikkeling van imperialistische confrontaties die de krachtlijnen van de OT van 1991 in wezen concretiseren en aanvullen.
De vier belangrijkste oriëntaties van de situatie, die in het rapport worden ontwikkeld, blijven eveneens geldig. Ze tonen al duidelijk aan dat de spanning tussen het “ieder voor zich” enerzijds en pogingen om chaos te beteugelen anderzijds, zoals benadrukt in de OT uit 1991, er steeds meer toe tendeert om uit te draaien op een steeds explosievere chaotische situatie.
Sinds het rapport van 2013 bevestigen de gebeurtenissen een verschuiving van de imperialistische verhoudingen in de richting van alomtegenwoordige spanningen en een steeds minder controleerbare chaos. De situatie wordt echter vooral gekenmerkt door haar zeer irrationele en onvoorspelbare karakter, dat verband houdt met de impact van de populistische druk en in het bijzonder met het feit dat de wereld momenteel wordt geleid door een populistische president met onvoorspelbare reacties. Een toenemende korte termijnaanpak van de bourgeoisie en een sterke onvoorspelbaarheid van de daaruit voortvloeiende politiek kenmerken bovenal de politiek van de Amerikaanse politieagent, maar ook de politiek van de andere imperialistische grootmachten, de ontwikkeling van conflicten in de wereld en de toename van spanningen in Europa.
De komst van Donald Trump aan de macht, meedeinend op een populistische golf, heeft drie grote gevolgen gehad.
Het eerste punt betreft de onvoorspelbaarheid van de beslissingen en de incoherentie van de buitenlandse politiek van de VS. Het optreden van deze populistische president en zijn regering, zoals het opzeggen van de trans-Pacifistische en de trans-Atlantische verdragen of van de klimaatovereenkomst, het ter discussie stellen van de NAVO en het nucleaire verdrag met Iran, de onvoorwaardelijke steun aan Saoedi-Arabië, het oorlogszuchtige opbieden tegen Noord-Korea of de spanningen met China, ondermijnen de fundamenten van de internationale politiek en de internationale overeenkomsten, die door de verschillende vorige Amerikaanse regeringen werden verdedigd. Zijn onvoorspelbare beslissingen, dreigementen en gepoker hebben tot gevolg dat de betrouwbaarheid van de Verenigde Staten als bondgenoot wordt ondermijnd en accentueren het verval van de enige supermacht.
De opschepperij, het gebluf en de plotselinge koerswijzigingen van Trump maken de Verenigde Staten niet alleen belachelijk, maar leiden er ook toe dat steeds minder landen vertrouwen in hen hebben.
Hoewel de Amerikaanse bourgeoisie onder Obama, door te kiezen voor een gecontroleerde terugtrekking uit Irak en Afghanistan, de gevolgen van de rampzalige politiek van Bush heeft weten te reduceren, is zij er niet in geslaagd deze tendens te keren en wordt de impasse van de Amerikaanse politiek nu dramatisch verergerd door het optreden van de regering Trump. Tijdens de G20-bijeenkomst in Hamburg in 2017 werd het isolement van de Verenigde Staten duidelijk op het gebied van het klimaat en de handelsoorlog. Bovendien heeft de Russische inzet in Syrië om Assad te redden, de Verenigde Staten teruggedreven en het gewicht van Rusland in het Midden-Oosten, vooral in Turkije en Iran, versterkt. Tegelijkertijd zijn de Verenigde Staten niet in staat geweest om de opkomst van China in te dammen, dat zich opwerkte van de status van buitenstaander in het begin van de jaren 1990 tot die van een serieuze uitdager en zichzelf nu presenteert als de kampioen van de globalisering.
Het risico van destabilisatie van de wereldsituatie en toenemende imperialistische spanningen is nog nooit zo groot geweest, zoals we zien bij Noord-Korea en Iran: de Amerikaanse politiek is meer dan ooit een directe factor in de verergering van de chaos op globaal vlak.
Het tweede gevolg van de komst van Trump aan de macht is het uitbreken van een grote politieke crisis binnen de Amerikaanse bourgeoisie. De voortdurende noodzaak om te proberen de onvoorspelbaarheid van presidentiële beslissingen in te tomen, maar vooral de verdenking dat het verkiezingssucces van Trump grotendeels te danken is aan de steun van Rusland (Russiagate), een gegeven dat vanuit het gezichtspunt van de Amerikaanse bourgeoisie volstrekt onaanvaardbaar is, duiden op een bijzonder delicate politieke situatie en een moeilijkheid in het controleren van het politieke spel.
De onophoudelijke strijd om de president in te “tomen” wordt op verschillende niveaus gevoerd: de druk die wordt uitgeoefend door de Republikeinse Partij (de mislukking van de stemming over de afschaffing van Obamacare, het verzet van zijn ministers - de Minister van Justitie J. Sessions die weigert af te treden of de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie die de opmerkingen van Trump “nuanceren” – de strijd om de controle over de staf van het Witte Huis door de “generaals” (Mc Master, Mattis). En toch verhinderen deze inspanningen geen “ontsporingen”, zoals toen Trump in september een deal sloot met de Democraten om het verzet van de Republikeinen tegen de verhoging van het schuldenplafond te omzeilen.
Wat de imperialistische oriëntatie van de Amerikaanse bourgeoisie ten aanzien van Rusland ook moge zijn (waarover ook meningsverschillen kunnen bestaan tussen de verschillende facties van de Amerikaanse bourgeoisie, zoals we zullen zien), toch is het Russiagate-schandaal, waaronder de beschuldiging van Rusland’s inmenging in de Amerikaanse presidentiële campagne en de banden van Trump met de Russische maffia, zwaarwegend. Voor het eerst wordt er namelijk met steun van Rusland een Amerikaanse president gekozen, wat onaanvaardbaar is voor de belangen van de Amerikaanse bourgeoisie. Als het onderzoek de beschuldigingen zou bevestigen, kunnen ze alleen maar leiden tot een impeachment tegen Trump.
En tot slot, het laatste gevolg van het aan de macht komen van Trump is de ontwikkeling van spanningen over opties voor het Amerikaanse imperialisme. De kwestie van de banden met Rusland is ook het onderwerp van confrontaties tussen de clans binnen de Amerikaanse bourgeoisie. Is een toenadering tot het voormalige hoofd van het rivaliserende blok en tot deze grote militaire macht aanvaardbaar voor de Amerikaanse bourgeoisie om chaos, terrorisme en de Chinese pressie in te dammen? Kan Amerika bijdragen tot een herrijzenis van zijn rivaal uit de Koude Oorlog en accepteren dat er op bepaalde terreinen over een compromis wordt onderhandeld? Zou dit de Chinese ambities kunnen inperken en Duitsland een slag kunnen toebrengen?
Binnen de regering Trump zijn er talrijke voorstanders van een toenadering, zoals Tillerson, minister van Buitenlandse Zaken, Ross, minister van Economische Zaken, en ook de schoonzoon van de president, Jared Kushner. Grote delen van de Amerikaanse bourgeoisie lijken echter niet bereid om op dit front concessies te doen (met name binnen het leger, de geheime diensten, de Democratische Partij). In dit verband wordt het onderzoek naar de Russiagate, waarbij een Amerikaanse president gemanipuleerd en gechanteerd zou kunnen worden door een externe vijand, door deze facties volledig uitgebuit om elke toenadering tot Rusland volstrekt onaanvaardbaar te maken.
De protectionistische neigingen van Trump en het feit dat de Verenigde Staten zich hebben teruggetrokken uit verschillende internationale overeenkomsten hebben ertoe geleid dat verscheidene mogendheden, vooral de Europese en Aziatische, hun onderlinge banden hebben versterkt - zonder de Verenigde Staten voorlopig volledig uit te sluiten - om hun wens tot uitdrukking te brengen onafhankelijker te worden van de Verenigde Staten en hun eigen belangen te verdedigen. Dit werd duidelijk gemaakt door de samenwerking tussen Duitsland en China tijdens de laatste G20-bijeenkomst in Hamburg. De samenwerking tussen Europese en Aziatische landen kwam ook tot uiting tijdens de klimaatconferentie in Bonn, die tot doel had de doelstellingen, zoals vastgesteld in Parijs, te concretiseren.
Deze teruggetrokken positie van de VS verergert het “ieder voor zich” bij de andere grootmachten: we hebben het al gehad over de imperialistische agressiviteit van Rusland, waardoor het land weer steunpunten heeft kunnen veroveren op het globale imperialistische slagveld (Oekraïne, Syrië). Wat China betreft hebben we in het rapport van het 20e Internationale Congres nog steeds zowel de snelheid van de economische modernisering als de interne politieke stabiliteit in dit land onderschat, die aanzienlijk lijkt te zijn versterkt onder president Xi. China presenteert zich vandaag als de verdediger van de globalisering tegenover het Amerikaanse protectionisme en als een pool van mondiale stabiliteit tegenover de instabiele politiek van de VS, terwijl het tegelijkertijd een militaire strategie ontwikkelt die erop gericht is zijn militaire aanwezigheid buiten China (in de Zuid-Chinese Zee) te vergroten.
Deze ontwikkeling van het ‘ieder voor zich’ kan hand in hand gaan met het aangaan van allianties naargelang de omstandigheden (China en Duitsland om de G20 te leiden, de Frans-Duitse tandem om de militaire samenwerking in Europa te versterken, China en Rusland met betrekking tot Iran), maar deze blijven schommelen en kunnen niet worden beschouwd als bases voor de vorming van echte blokken.
Denk in dit verband aan het voorbeeld van de alliantie tussen China en Rusland. De twee machten hebben gemeenschappelijke belangen, bijvoorbeeld tegen de Verenigde Staten in Syrië en Iran, of in het Verre Oosten (Noord-Korea) tegen de Verenigde Staten en Japan. Ook hebben zij in beide regio's gezamenlijke militaire oefeningen gehouden. Rusland is een belangrijke energieleverancier van China geworden, waardoor deze zijn afhankelijkheid van het Westen kleiner maakt. Tegelijkertijd levert China enorme hoeveelheden consumptiegoederen en doet het investeringen in Siberië. Daartegenover staat dat Rusland niet de ondergeschikte wil worden van een machtig buurland, waarvan zij al in ongekende mate afhankelijk is. Bovendien zijn beide landen ook concurrenten in Centraal-Azië, Zuidoost-Azië en het Indiase schiereiland: het Chinese project van de nieuwe “zijderoute” druist rechtstreeks in tegen de Russische belangen, terwijl Rusland zijn banden aanhaalt met India, China's grootste tegenstander in Azië (naast Japan). Tenslotte vormt de toenadering van China tot de EU, en in het bijzonder tot Duitsland, een dodelijke bedreiging voor Rusland, dat in de tang genomen zou worden tussen China en Duitsland.
Geconfronteerd met de explosie van het “ieder voor zich”, lijken de pogingen om “de verschillende delen van een lichaam, dat neigt uiteen te vallen, op hun plaats te houden” steeds meer tevergeefs, terwijl de instabiliteit van de imperialistische verhoudingen de uitbreiding van conflicthaarden onvoorspelbaar maakt.
De nederlaag van Islamitische Staat zal de instabiliteit en chaos niet verminderen: de confrontaties tussen Koerdische milities en het Turkse leger in Syrië, tussen Koerdische eenheden en het Iraakse leger en pro-Iraanse sjiitische milities in Kirkuk in Irak kondigen nieuwe bloedige gevechten in de regio aan. De positie van Turkije, die een sleutelpositie inneemt in de regio, is zowel cruciaal voor de ontwikkeling van de spanningen als vol bedreigingen voor de stabiliteit van het land zelf.
Turkije heeft belangrijke imperialistische ambities in de regio, niet alleen in Syrië of Irak, maar ook in alle moslimlanden, van Bosnië tot Qatar, van Turkmenistan tot Egypte, en het speelt zijn eigen imperialistische kaart ten volle uit: enerzijds is zijn status als lid van de NAVO heel “onstabiel”, gezien zijn gespannen betrekkingen met de Verenigde Staten en de meerderheid van de West-Europese leden van de NAVO, gezien ook de spanningen met de EU over vluchtelingen en de conflictueuze betrekkingen met Griekenland; anderzijds neigt het er momenteel toe om toenadering te zoeken tot Rusland en zelfs Iran, een directe imperialistische concurrent op het strijdtoneel van het Midden-Oosten, terwijl het zich frontaal opstelt tegenover tegen Saoedi-Arabië (bv. de weigering om zijn troepen terug te trekken van een Turkse basis in Qatar).Tegelijkertijd wordt de strijd om de macht in het land verscherpt door het steeds meer dictatoriale optreden van Erdogan en de hervatting van de Koerdische guerrillaoorlog. In dit opzicht vormen de weigering van de Verenigde Staten om Gülen uit te leveren en de steun, bewapening en opleiding van de Koerdische milities in Irak door de Verenigde Staten een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van chaos in Turkije zelf.
De onvoorspelbaarheid in de evolutie van bepaalde spanningshaarden is bijzonder duidelijk in het geval van Noord-Korea. Terwijl op de achtergrond van dit conflict de toenemende open confrontatie speelt tussen China en de Verenigde Staten, maken een aantal elementen de uitkomst van de situatie bijzonder onzeker:
Kortom, de zones van oorlog, van ontbinding van staten en van bloedige chaos neigen zich steeds verder uit te breiden, van de Oekraïne tot Zuid-Soedan, van Nigeria tot het Midden-Oosten, van Jemen tot Afghanistan, van Syrië tot Birma en Thailand. In dit verband moet worden opgemerkt dat er een uitbreiding is van de gebieden van chaos in Latijns-Amerika: de groeiende politieke en economische destabilisatie van Venezuela, de politieke en economische chaos in Brazilië, de destabilisatie van Mexico als de protectionistische politiek van Trump ten opzichte van dat land wordt ingevoerd. Daar komt nog bij: de uitbreiding van het terrorisme en zijn aanwezigheid in de dagelijkse realiteit in Europa, de Verenigde Staten, enzovoort. De chaos die zich over de hele planeet uitbreidt, laat aan de betrokken volkeren steeds minder mogelijkheden open voor wederopbouw, zelfs gedeeltelijk (terwijl dit nog rond 2000 overwogen kon worden in Bosnië of Kosovo), zoals blijkt uit het mislukken van de politiek van wederopbouw en herstel van de staatsstructuren in Afghanistan.
Deze factor, die reeds potentieel aanwezig is in het rapport van het 20e Congres (zie oriëntatie 4), is de laatste jaren dramatisch toegenomen. Met de Brexit is de EU in een zone van grote turbulentie beland, terwijl onder het mom van de bescherming van de burgers en de strijd tegen het terrorisme de begrotingen van de politie en het leger een aanzienlijke stijging kennen in West-Europa en zelfs nog meer in Oost-Europa.
Onder druk van economische maatregelen, de vluchtelingencrisis, de terroristische aanslagen en vooral de verkiezingsoverwinningen van populistische bewegingen, nemen de breuken binnen Europa toe en worden de tegenstellingen groter: de economische druk van de EU op Griekenland en Italië, de uitslag van het referendum over Brexit, de druk van het populisme op de Europese politiek (Nederland, Duitsland) en haar overwinningen in de landen van Oost-Europa (Polen, Hongarije en onlangs Tsjechië), de interne spanningen in Spanje met de “Catalaanse crisis”. Een geleidelijke verbrokkeling van de EU door bijvoorbeeld een “Europa met verschillende snelheden”, zoals het Frans-Duitse duo momenteel lijkt voor te staan, zou een intensivering van de imperialistische spanningen in Europa uitlokken.
De relatie tussen het populisme (tegen de “elites” en hun kosmopolitische, globalistische conceptie en voor het protectionisme) en het nationalisme werd belicht in de toespraak die Trump in september hield in de VN: “ het nationalisme dient een internationaal belang: als elk land eerst aan zichzelf denkt, zullen de zaken voor de wereld zich vanzelf regelen”. Deze toegenomen verheerlijking van het “ieder voor zich” (“America first” van Trump) weegt zwaar op het Catalaanse conflict. Tegen de achtergrond van de eurocrisis en de drastische bezuinigingen die daarop volgden, is er een dramatische wisselwerking tussen populisme en nationalisme: aan de ene kant, een deel van de Catalaanse midden- en kleinburgerij die “niet langer wil betalen voor Spanje” of de provocaties van de Catalaanse coalitie van Puigdemont gedomineerd door links en geconfronteerd met haar eigen verlies aan geloofwaardigheid aan de macht, en aan de andere kant de “espagnolistische” centrale staat, de vlucht vooruit in het nationalistische opbod van de Spaanse premier Rajoy, die te maken heeft met de crisis van de ‘Partido Popular’, verstrikt in talloze corruptieaffaires.
“Militarisme en oorlog zijn een fundamenteel gegeven sinds het kapitalisme in verval is. (…) Als militarisme, imperialisme en oorlog zo vergaand met de periode van verval geïdentificeerd werden, dan komt dit omdat de vervalperiode beantwoordt aan de situatie dat de kapitalistische productieverhoudingen een belemmering zijn geworden voor de verdere ontwikkeling van de productiekrachten: het volkomen irrationele karakter op globaal economisch niveau van militaire uitgaven en oorlogen, zijn slechts een uitdrukking van het anachronisme van het voortbestaan van deze productieverhoudingen. In het bijzonder de permanente en toenemende zelfvernietiging van kapitaal die het resultaat is van deze wijze van bestaan, vormt een symbool van de doodsstrijd van dit systeem, en toont duidelijk dat het door de geschiedenis is veroordeeld.” (OT Militarisme en ontbinding) De mate van imperialistische chaos en oorlogsbarbarisme, die veel verder gaat dan wat we ons 25 jaar geleden hadden kunnen voorstellen, vormt een duidelijke uitdrukking van de voorbijgestreefd karakter van het systeem en de dwingende noodzaak het omver te werpen.
IKS (november 2017)
[1] Dit rapport is niet gepubliceerd in onze pers. De lezer kan echter verwezen worden naar de paragraaf over de imperialistische spanningen in de Resolutie over de Internationale Situatie, die op dit congres is aangenomen.
In nummer twee van Révolution Internationale, gepubliceerd in 1969, staat een artikel met de titel “Comprendre Mai” (“Mei begrijpen”), geschreven door Marc Chirik, die was teruggekeerd uit meer dan tien jaar ballingschap in Venezuela, om actief deel te nemen aan de “gebeurtenissen” van Mei 1968 in Frankrijk [1].
Dit artikel was een polemische reactie op het pamflet “Enragés et situationnistes dans le mouvement des occupations [199]” van de Situationistische Internationale (IS) [2]. Erkennend dat de IS inderdaad een actieve rol had gespeeld in de beweging van mei en juni, prikte het haar bijna ongelimiteerde pretentie en zelfingenomenheid door, welke hen voerde tot de openlijk substitutionistische conclusie dat “de agitatie die in januari 1968 ontketend werd door de vier of vijf revolutionairen, die de groep Enragés zouden vormen, binnen vijf maanden zou leiden tot de virtuele liquidatie van de staat”. En dat “geen enkele agitatie, ondernomen door zo weinig individuen, in zo'n korte tijd geleid heeft tot dergelijke gevolgen”.
Maar de belangrijkste focus in de polemiek van RI richtte zich op de achterliggende opvattingen die de voedingsbodem vormden voor deze verheerlijking van “voorbeeldige” minderheden - hun verwerping van de materiële basis van de proletarische revolutie. Marc's artikel concludeert namelijk dat het voluntarisme en substitutionisme van de IS een logisch gevolg was van het verwerpen van de marxistische methode, die stelt dat massale en spontane acties door de arbeidersklasse nauw verbonden zijn met de objectieve situatie van de kapitalistische economie.
Tegenover het idee van de IS dat de “revolutionaire gebeurtenissen” van mei-juni waren uitgebroken tegen een kapitalisme dat “goed functioneerde”, en dat er “geen tendens naar een economische crisis” was geweest in de periode voorafgaand aan de explosie, toonde Marc op die manier aan dat de beweging was voorafgegaan door een groeiende dreiging van werkloosheid en dalende lonen - tekenen dat er een einde kwam aan de “glorieuze” welvaart van de naoorlogse periode. Deze signalen beperkten zich niet tot Frankrijk, maar uitten zich in verschillende vormen in de “ontwikkelde” wereld, met name in de devaluatie van het Britse pond en de dollarcrisis in de Verenigde Staten.
Hij benadrukte dat dit inderdaad slechts tekenen en symptomen waren, en dat “dit nog geen open economische crisis is, ten eerste omdat dit nog maar het begin is, en ten tweede omdat de staat in het huidige kapitalisme over een heel arsenaal aan middelen beschikt waarmee hij (de staat) kan ingrijpen om de meest treffende manifestaties van de crisis te vertragen en, gedeeltelijk, tijdelijk te verzachten”.
Terwijl het artikel het anarchistische (en Situationistische) idee verwerpt dat revolutie op elk moment mogelijk is, bevestigt het ook dat de economische crisis een noodzakelijke maar niet een voldoende voorwaarde is voor de revolutie, en dat diepgaande veranderingen in het subjectieve bewustzijn van de massa's niet automatisch worden voortgebracht door de neergang van de economie. Dit staat tegenover de stellingname van de stalinisten in 1929 die verklaarden dat, in de nasleep van de crash van 1929, een “derde periode” van een nakende revolutie begon, terwijl de arbeidersklasse in werkelijkheid de meest diepgaande nederlaag uit haar geschiedenis doormaakte (waarvan het stalinisme, natuurlijk, zowel een product als een actieve factor was).
Mei 68 was dus nog niet de revolutie, maar het betekende wel dat de contrarevolutionaire periode, die volgde op de nederlaag van de eerste wereldwijde revolutionaire golf, tot een einde was gekomen. “Mei 1968, in zijn volle betekenis, lijkt een van de eerste en belangrijkste reacties van de werkende massa te zijn geweest op een verslechterende wereldwijde economische situatie”. In het artikel wordt niet verder ingegaan op de feitelijke gebeurtenissen van 1968: dat is niet het doel van het artikel. Maar het geeft wel enkele aanwijzingen omtrent de gevolgen van het einde van de contrarevolutie (een periode die Marc van begin tot eind had meegemaakt) voor de toekomstige ontplooiing van de klassestrijd.
Het betekende dat de nieuwe generatie van de arbeidersklasse zich bevrijdde van veel van de mystificaties die haar in de afgelopen periode gevangen had gehouden, vooral het stalinisme en het antifascisme; en hoewel de terugkeer van de crisis het kapitalisme dwingt richting wereldoorlog, beschikt het vandaag, in tegenstelling tot de jaren 1930, “over steeds minder thema's van misleiding die in staat zijn de massa's te mobiliseren en in de massaslachting te storten. De Russische mythe brokkelt af; het valse dilemma tussen burgerlijke democratie en totalitarisme is opgebruikt. Onder deze omstandigheden laat de crisis, vanaf haar eerste uitingen, meteen te zien wat ze is. Vanaf de eerste symptomen zal ze in elk land steeds gewelddadiger reacties van de massa’s te zien geven”.
Bovendien, zoals een reeks artikelen geschreven in 2008, “Mei 68 en het revolutionaire perspectief” [3], benadrukt, is Mei 68 meer dan een louter defensieve reactie op een verslechterende economische situatie. Het leidde ook tot een intense politieke gisting, tot ontelbare debatten over de mogelijkheid van een nieuwe samenleving, tot serieuze pogingen van jonge gepolitiseerde elementen - zowel arbeiders als studenten - om de revolutionaire tradities uit het verleden te ontdekken. Het is vooral deze dimensie van de beweging die het perspectief van de revolutie nieuw leven inblaast, niet als een onmiddellijke mogelijkheid of kortetermijn mogelijkheid, maar als het historische product van een hele periode van heroplevende klassenstrijd. Het meer onmiddellijke resultaat van deze hernieuwde belangstelling voor revolutionaire politiek was de oprichting van een nieuw proletarisch politiek milieu, met inbegrip van de groepen die medio jaren zeventig de IKS zouden vormen.
De vraag die we hier willen stellen is of de voorspellingen in het artikel van Marc vijftig jaar later juist of onjuist zijn gebleken.
Op het niveau van de economische crisis
De meerderheid van de marxistische stromingen in de eerste decennia van de 20e eeuw was van mening dat de Eerste Wereldoorlog de definitieve verschuiving markeerde van het tijdperk waarin kapitalistische productieverhoudingen “vormen van ontwikkeling” voor de productieve krachten waren geweest naar een tijdperk waarin deze verhoudingen ketenen werden voor de verdere ontwikkeling ervan. Dit werd op economisch vlak geconcretiseerd door de transformatie van de cyclische overproductiecrises, die de 19de eeuw kenmerkte, naar een chronische economische crisis met een permanente militarisering van de economie en een spiraal van barbaarse oorlogen. Dit betekende niet, zoals sommige marxisten in de revolutionaire periode na de oorlog van 1914-1918 dachten, dat het kapitalisme in een “doodscrisis” was terechtgekomen, waaruit elke vorm van herstel onmogelijk zou zijn.
In een tijdperk van algemene neergang zou er nog steeds sprake zijn van momenten van heropleving, uitbreiding naar nieuwe zones die voorheen buiten het kapitalistische systeem vielen, en echte vooruitgang in de perfectionering van de productiekrachten. Maar de onderliggende tendens was niet langer een economische crisis als een voorbijgaande storm, maar een permanente, chronische ziekte, die op bepaalde momenten acuut zou worden. Dit werd al duidelijk met de crisis van de jaren 1930: het idee dat “met rust laten”, vertrouwend op de verborgen hand van de markt, de economie zou herstellen - het eerste antwoord van de meer traditionele burgerlijke sectoren - moest natuurlijk wijken voor een openlijker interventionistische politiek van de staat, getypeerd door de New Deal in de VS en de nazistische oorlogseconomie in Duitsland. En het waren vooral deze laatsten die, in een periode van nederlaag voor de arbeidersklasse, het echte geheim van de mechanismen onthulden dat diende om de acute crisis van de jaren 1930 te verlichten: de voorbereiding op een tweede imperialistische oorlog.
De terugkeer van de open crisis, die in 1969 in ons artikel werd aangekondigd, werd in de jaren daarna bevestigd, met de schok van de zogenaamde “oliecrisis” van 1973-1974 en de toenemende moeilijkheden van de naoorlogse Keynesiaanse consensus, welke tot uiting kwam in oplopende inflatie en aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeiders, in het bijzonder de aanvallen op het loonniveau, dat gestaag was gestegen in de naoorlogse welvaartsperiode. Maar, zoals we lieten zien in ons artikel “30 jaar Open Economische Crisis” uit 1999 [4], is in de hele periode vanaf 1968 de tendens duidelijker geworden dat de open crisis een permanent gegeven wordt van het kapitalisme in verval: vandaag zouden we een artikel moeten schrijven over “50 Jaar Open Economische Crisis”. In ons artikel uit 1999 wordt het verloop van de crisis geschetst door de explosieve toename van de werkloosheid na de toepassing van “Thatcherism” en “Reaganomics” in het begin van de jaren 1980; de financiële crash van 1987; de recessie van het begin van de jaren 1990; de stuiptrekkingen in het Verre Oosten “Draken en Tijgers”, Rusland en Brazilië in 1997-1998. In een geactualiseerde versie zou de daaropvolgende recessie aan het begin van het millennium zijn opgenomen en natuurlijk de zogenaamde financiële crisis of kredietcrisis van 2007.
Het artikel uit 1999 benadrukt de belangrijkste kenmerken van de door de crisis geteisterde economie in deze decennia: de ongebreidelde groei van de speculatie, nu investeringen in productieve activiteiten steeds minder rendabel worden; de deïndustrialisatie van hele gebieden van de oude kapitalistische centra, nu het kapitaal werd aangetrokken door de bronnen van goedkopere arbeidskracht in de “ontwikkelingslanden”; en de ongeneeslijke verslaving van het kapitaal aan schulden die voor een groot deel ten grondslag ligt aan zowel de groei als de financiële schokken van deze hele periode. En het toont aan dat de crisis van het kapitalisme niet alleen wordt gemeten aan de hand van werkloosheidscijfers of groeipercentages, maar ook aan de hand van zijn sociale, politieke en militaire uitwerkingen.
Het was dus de wereldwijde economische crisis van het kapitalisme die een beslissende factor was in de ineenstorting van het Oostblok in 1989-1991, in de verscherping van de imperialistische spanningen en de verergering van oorlog en chaos, vooral in de zwakste zones van het wereldsysteem. In onze geactualiseerde versie zouden we ook proberen het verband aan te tonen tussen de toegenomen concurrentie als gevolg van de crisis en de toenemende plundering van de natuurlijke leefomgeving, waarvan de gevolgen (vervuiling, klimaatverandering, enzovoort) nu al directe gevolgen hebben voor de wereldbevolking. Kortom: het langdurige karakter van de open crisis van het kapitalisme in de laatste vijf decennia, waarbij de twee grote klassen in een sociale impasse raakten, en geen van beide in staat bleken om hun respectievelijke oplossingen voor de crisis - wereldoorlog of wereldrevolutie – door te zetten, lag ten grondslag aan de opkomst van een nieuwe en laatste fase in het verval van het kapitalisme, de fase van veralgemeende ontbinding.
Natuurlijk heeft de dynamiek van deze periode geen lange daling of zelfs maar een permanente stagnatie laten zien, en de heersende klasse heeft altijd maximaal gebruik gemaakt van de verschillende heroplevingen en mini-booms, die in de jaren 1980, 1990 en 2000 in de ontwikkelde landen hebben plaatsgevonden, om propaganda te voeren. Tegelijkertijd was de indrukwekkende opkomst van de Chinese economie in het bijzonder voor veel van haar woordvoerders een positief argument dat het kapitalisme verre van een seniel systeem is. Maar de enorme financiële crash van 2007 zette de kwetsbare, beperkte en tijdelijke basis van deze heroplevingen in de gevestigde centra van het systeem volop in de schijnwerpers, en legde de mate bloot waarin de kapitalistische groei was gestoeld op het drijfzand van ongelimiteerde schulden.
Dit verschijnsel speelt ook een rol in de opkomst van China, ook al heeft de groei van dat land een substantiëlere basis dan die van de “vampierachtige heroplevingen”, de “heroplevingen zonder banen” en de “heroplevingen zonder loonsverhogingen” die we in de westerse economieën hebben gezien. Maar China kan zich uiteindelijk niet onttrekken aan de tegenstellingen van het mondiale systeem en de duizelingwekkende omvang van zijn expansie kan toekomstige wereldwijde overproductiecrises nog vernietigender maken. Terugkijkend op de afgelopen vijftig jaar wordt duidelijk dat we het niet hebben over een cyclus van pieken en dalen zoals in de 19e eeuw, toen het kapitalisme echt een systeem was dat nog in bloei was, maar over één langgerekte wereldwijde economische crisis, die zelf de uitdrukking is van een onderliggende veroudering van de productiewijze. Het artikel uit 1969, gewapend met dit begrip van het historische karakter van de kapitalistische crisis, kon zo de werkelijke betekenis vaststellen van de kleine signalen van de slechte economische gezondheid die zo gemakkelijk door de Situationistische dokters werden weggewuifd.
De ontwikkeling van het staatskapitalisme
Als we op deze manier terugkijken, kunnen we ook de juistheid waarderen van de stelling in het artikel dat “de staat in het huidige kapitalisme over een heel arsenaal aan middelen beschikt waarmee hij (de staat) kan ingrijpen om de meest treffende manifestaties van de crisis te vertragen en, gedeeltelijk, tijdelijk te verzachten”.
De belangrijkste reden waarom deze crisis zo lang heeft geduurd en zo vaak zo moeilijk waarneembaar is geweest, is nu juist het vermogen van de heersende klasse om de staat te gebruiken om de effecten van de tegenstellingen in het systeem tegen te houden en uit te stellen. Vanaf de jaren 1960 maakte de heersende klasse niet dezelfde fout als zij die de “laissez-faire” verdedigden in de jaren 1930. In plaats daarvan handhaafde en versterkte een ouder en groter deel van de bourgeoisie de staatskapitalistische inmenging in de economie, die haar in staat had gesteld om te reageren op de crisis in de jaren 1930 en die hielp om de naoorlogse boom te ondersteunen. Dit bleek duidelijk uit de eerste keynesiaanse reacties op de opnieuw ontstane crisis, die vaak de vorm aannam van nationalisaties en directe financiële manipulaties door de staat. Maar ondanks de ideologische mist is deze reactie, zij het in een andere vorm, blijven hangen in het tijdperk van de “Reaganomics” en het “neoliberalisme”, waarin de staat de neiging had veel van zijn functies te delegeren aan de particuliere sector met als doel de productiviteit en het concurrentievoordeel te vergroten.
Het artikel van 1999 legt uit hoe deze herziene relatie tussen de staat en de economie heeft gefunctioneerd:
“Het mechanisme van de “financiële bedrijfsvoering” gaat als volgt. Enerzijds geeft de overheid obligaties en effecten uit om haar enorme en groeiende tekorten te financieren die worden gewaarborgd door de financiële markten (banken, bedrijven en particulieren). Anderzijds zet zij de banken ertoe aan om hun leningen op de markt te financieren door middel van de uitgifte van obligaties en effecten en kapitaalvermeerdering (aandelenemissies). Het gaat om een zeer speculatief mechanisme dat tracht winst te halen uit de ontwikkeling van een groeiend aantal fictieve kapitalen (meerwaarde die niet in nieuw kapitaal kan worden geïnvesteerd). Op die manier neigen de private fondsen veel meer door te wegen dan de publieke fondsen in de financiering van schulden (publiek en privé).
Dit betekent minder een vermindering van het gewicht van de staat (zoals de “liberalen” dat verkondigen) als wel een antwoord op de steeds overweldigender behoefte aan financiering (en vooral onmiddellijke liquiditeit), die een massale mobilisatie van al het beschikbare kapitaal vereist”.
De kredietcrisis van 2007 is misschien wel het duidelijkste bewijs dat de meest alomtegenwoordige remedie die het kapitalistische systeem de afgelopen decennia heeft toegepast - de toevlucht tot schulden - ook de patiënt heeft vergiftigd: het uitstellen van de onmiddellijke impact van de crisis verergert de toekomstige stuiptrekkingen enkel. Maar het toont ook aan dat deze remedie uiteindelijk de systematische politiek van de kapitalistische staat is geweest. De goudmijn, die de hausse in de woningbouw vóór 2007 aanwakkerde, zo vaak toegeschreven aan de hebzuchtige bankiers, was in werkelijkheid een politiek die werd besloten en gesteund in de hoogste regeringskringen, net zoals het de regering was die moest ingrijpen om, in de nasleep van de crash, de banken en het hele wankelende financiële bouwwerk te steunen. Het feit dat zij dit hebben gedaan door nog verder de schulden op te bouwen en zelfs door schaamteloos geld te drukken (“quantitative easing”), bewijst eens te meer dat het kapitalisme alleen op zijn tegenspraken kan reageren door ze erger te maken.
*************************************
Het is één ding om te laten zien dat we correct waren in onze voorspelling dat de open economische crisis in 1969 opnieuw zou opdoemen en een kader te bieden om uit te leggen waarom deze crisis een langdurige kwestie zou worden. Het is moeilijker om aan te tonen dat onze voorspelling van een heropleving van de internationale klassenstrijd ook gegrond is. Daarom zullen we een tweede deel van dit artikel wijden aan deze kwestie, terwijl een derde deel zal kijken naar wat er is terechtgekomen van de nieuwe revolutionaire beweging die is voortgekomen uit de gebeurtenissen van mei-juni 1968.
Amos, Maart 2018
Voetnoten
[1] https://en.internationalism.org/node/3417 [200]. Zie ook onze korte biografie van Marc om een beter beeld te krijgen van één aspect van deze “actieve deelname” aan de beweging. “Hij heeft de kans om één van zijn karaktertrekken te tonen, die niets van doen heeft met dat van een “kamertheoreticus”. Aanwezig op alle plaatsen waar de beweging gaande is, in de discussies maar ook in de demonstraties, brengt hij een hele nacht door achter een vastberaden barricade met een groep jonge elementen, om “tot de ochtend vol te houden” tegen de politie...”. https://en.internationalism.org/ir/066/marc-02 [201]
[2] https://libcom.org/article/enrages-and-situationists-occupations-movement [202]
[3] World Revolution nr. 313-316
[4] Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige editie, nr. 96 en 97
Zonder de gebeurtenissen van Mei 68 zou de IKS niet bestaan. Marc Chirik had al meegewerkt aan de vorming van een groep in Venezuela, Internacialismo, die vanaf 1964 alle basisstandpunten verdedigde die een decennium later door het IKS zouden worden aangenomen. Maar Marc was zich er vanaf het begin van bewust dat de heropleving van de klassestrijd in de centra van het wereldkapitalisme doorslaggevend zou zijn voor het begin van een verandering in de loop van de geschiedenis.
Het was dit inzicht dat hem ertoe aanzette terug te keren naar Frankrijk en een actieve rol te spelen in de beweging van mei-juni, onder meer door contacten te zoeken onder de gepolitiseerde voorhoede. Twee jonge leden van de Venezolaanse groep waren al naar Frankrijk verhuisd om aan de universiteit van Toulouse te studeren, en naast deze kameraden en een handvol anderen werd Marc in oktober 1968 medeoprichter van Révolution Internationale - de groep die zeven jaar later een centrale rol zou spelen in de oprichting van het IKS.
Sindsdien heeft de IKS nooit meer getwijfeld aan haar overtuiging over de historische betekenis van Mei 68 en zijn we steeds weer op het onderwerp teruggekomen. Om de tien jaar hebben we artikelen gepubliceerd in ons theoretisch orgaan, de International Revue, evenals artikels in onze territoriale pers die terugkijken op deze gebeurtenis. We hebben openbare bijeenkomsten gehouden ter gelegenheid van de 40ste en 50ste verjaardag ervan en zijn tussengekomen bij evenementen die door anderen werden georganiseerd.[1] In dit artikel beginnen we met een terugblik op een van deze artikelen, geschreven op een verjaardag die nu een duidelijke symbolische waarde heeft: 1988
In het eerste deel van deze nieuwe serie[2] concludeerden we dat de eerste beoordeling die gemaakt was door RI – “Mei 68 begrijpen”, geschreven in 1969, volgens welke Mei 68 de eerste grote reactie van de arbeidersklasse was op de heropkomst van de historische economische crisis van het kapitalisme - volledig geldig was: ondanks het vaak verbazingwekkende vermogen van het kapitaal om zich aan te passen aan de verscherpte tegenstellingen, is de crisis, die aan het einde van de jaren 1960 vanaf de eerste symptomen kon worden bespeurd, steeds duidelijker en in alle opzichten permanent geworden.
Maar hoe staat het met onze volharding dat Mei 68 het einde betekende van de decennia van contrarevolutie en de opening van een nieuwe periode, waarin een ongeslagen arbeidersklasse zich in de richting van massale en beslissende strijd zou bewegen; en dat de uitkomst van deze strijd op haar beurt het historische dilemma zou oplossen van de onoplosbare economische crisis: de wereldoorlog, in het geval van een nieuwe nederlaag voor de arbeidersklasse, of de wereldrevolutie en de opbouw van een nieuwe, kommunistische maatschappij?
Het artikel uit 1988, “20 jaar na Mei 1968 - Klassestrijd: de rijping van de voorwaarden voor de revolutie”[3] begon met een argumentatie tegen de heersende scepsis van die tijd - het idee, dat zeer wijdverspreid was in de burgerlijke media en onder een hele laag van de intellectuelen, dat Mei 68 op zijn best een mooie utopische droom was geweest die door de harde realiteit was vervaagd en uitgewist. Elders in onze pers hadden we, rond dezelfde tijd[4], ook kritiek geuit op het scepticisme dat grote delen van het revolutionaire milieu trof, en wel sinds de gebeurtenissen van 1968 zelf - een tendens die met name tot uiting kwam in de weigering van de belangrijkste erfgenamen van de traditie van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde om in Mei 68 iets meer te zien dan een golf van kleinburgerlijke onrust, die niets had gedaan om het dode gewicht van de contrarevolutie te verlichten.
Zowel de Bordigistische als de Damenistische vleugel[5] van de naoorlogse Italiaanse Linkse Kommunistische traditie reageerden op deze manier. Beiden hebben de neiging om de partij te zien als iets dat buiten de geschiedenis staat, omdat ze het mogelijk achten de partij te handhaven, ongeacht de krachtsverhouding tussen de klassen. Zij zien de strijd van de arbeiders dus in wezen in kringetjes rondgaan, omdat deze alleen in revolutionaire zin kan worden omgevormd door de interventie van de partij, wat de vraag oproept waar de partij zelf vandaan komt. Met name de Bordigisten boden in 1968 een karikatuur van deze benadering, toen ze pamfletten uitbrachten waarin ze erop aandrongen dat de beweging alleen maar ergens toe zou leiden als ze zich achter de spandoeken van De Partij (dat wil zeggen, hun eigen kleine politieke groep) zou plaatsen.
Onze stroming daarentegen heeft altijd gezegd dat dit een in wezen idealistische benadering is die de partij scheidt van haar materiële wortels in de klassestrijd. We beschouwden onszelf als een voortzetting van de werkelijke verworvenheden van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde in haar meest vruchtbare periode - de periode van de Fractie[6] in de jaren 1930 en 1940, toen zij inzag dat haar vermindering van haar eigen impact ten opzichte van de voorgaande fase van de partij een product was van de nederlaag van de arbeidersklasse, en dat alleen een heropleving van de klassestrijd de voorwaarde kon bieden voor de omvorming van de bestaande kommunistische fracties in een echte klassenpartij.
Na 1968 ontwikkelden deze voorwaarden zich inderdaad, niet alleen op het niveau van de gepolitiseerde minderheden die, in de nasleep van de gebeurtenissen en de daaropvolgende heropstanding van de arbeidersklasse, een belangrijke fase van groei doormaakten, maar ook op een meer algemeen niveau. De klassestrijd die in Mei 68 losbarstte, was geen eendagsvlieg, maar het startschot voor een krachtige dynamiek die snel op wereldschaal tot uiting zou komen.
De vooruitgang in de klassestrijd tussen 1968 en 1988
In overeenstemming met de marxistische visie, die de golvende aard van de klassebeweging al sinds lange tijd heeft opgemerkt, analyseert het artikel drie verschillende internationale strijdgolven in de twee decennia na 1968: de eerste, ongetwijfeld de meest spectaculaire, omvatte de Italiaanse hete herfst van 1969, de gewelddadige opstanden in Cordoba, Argentinië, in 1969 en in Polen in 1970, en belangrijke bewegingen in Spanje en Groot-Brittannië in 1972. In het bijzonder in Spanje begonnen de arbeiders zich te organiseren via massabijeenkomsten, een proces dat in 1976 zijn hoogtepunt bereikte in Vitoria. De internationale dimensie van de golf werd aangetoond door de echo's ervan in Israël (1969) en Egypte (1972) en, later, door de opstanden in de townships van Zuid-Afrika die werden geleid door van strijdcommité’s (de ‘Civics’).
Na een korte pauze in het midden van de jaren 1970 was er een tweede golf, met de stakingen van de Iraanse oliearbeiders en van de staalarbeiders van Frankrijk in 1978, de 'Winter van Ontevredenheid’ in Groot-Brittannië, de Rotterdamse havenstaking onder leiding van een onafhankelijk stakingscomité en de stakingen van de staalarbeiders in Brazilië in 1979, die ook de controle van de vakbonden op de proef stelden. Deze wereldwijde beweging culmineerde in de massastaking in Polen in 1980, die door haar zelforganisatie en eenwording de belangrijkste episode was in de klassestrijd sinds 1968 en zelfs sinds de jaren 1920 van de vorige eeuw.
En hoewel de zware repressie van de Poolse arbeiders deze golf tot stilstand bracht, duurde het niet lang voordat zich een nieuw opleving voordeed middels de strijd in België in 1983 en 1986, de algemene staking in Denemarken in 1985, de staking van de mijnwerkers in Groot-Brittannië in 1984-1985, de strijd van de spoorwegarbeiders en vervolgens van de gezondheidswerkers in Frankrijk in 1986 en 1988, en de beweging van de werkers in het onderwijs in Italië in 1987. Vooral de strijd in Frankrijk en Italië - net als de massastaking in Polen - vertoonde een reëel vermogen tot zelforganisatie middels algemene vergaderingen en stakingscomités.
Dit was geen eenvoudige lijst van stakingen. Het artikel benadrukt ook het feit dat deze golfachtige beweging niet in kringetjes rondging, maar een echte vooruitgang in het klassebewustzijn teweegbracht:
“Een eenvoudige vergelijking van de kenmerken van de strijd van 20 jaar geleden met die van vandaag zal ons in staat stellen om de omvang van de evolutie te zien die zich langzaam in de arbeidersklasse heeft voltrokken. Haar eigen ervaring, gevoegd bij de catastrofale evolutie van het kapitalistische systeem, heeft haar in staat gesteld om een veel duidelijker beeld te krijgen van de realiteit van haar strijd. Dit werd tot uitdrukking gebracht door:
Maar de ervaring van deze 20 jaar van strijd heeft niet alleen negatieve lessen voor de arbeidersklasse opgeleverd (wat niet moet worden gedaan). Het heeft ook lessen opgeleverd over wat er wel gedaan moet worden:
Tegelijkertijd werden de reacties van de bourgeoisie op het gevaar van de klassestrijd niet verwaarloosd: hoewel ze verrast was door het uitbreken van de Mei 68-beweging, en haar toevlucht nam tot wrede vormen van repressie die als katalysator diende voor de uitbreiding van de strijd, had ze later veel geleerd of opnieuw geleerd hoe om te gaan met het verzet van haar klassevijand.
Ze nam natuurlijk geen afstand van het gebruik van repressie, maar ze heeft subtielere middelen gevonden om het gebruik ervan te presenteren en te rechtvaardigen, zoals de bangmakerij van het terrorisme; ondertussen heeft ze haar arsenaal aan democratische misleidingen ontwikkeld om de strijd - met name in landen die nog steeds door openlijke dictaturen werden geregeerd – af te leiden naar burgerlijke politieke doelen. Op het niveau van de strijd zelf ging ze de groeiende ontgoocheling van de arbeiders over de officiële vakbonden en de dreiging van zelforganisatie tegen door radicalere vormen van vakbondsactiviteit te ontwikkelen, waaronder zelfs vormen, die buiten de vakbond omgingen (de 'coördinaties' opgezet door ultralinks in Frankrijk bijvoorbeeld).
Het artikel was begonnen met de erkenning dat veel van de optimistische praatjes over revolutie in 1968 inderdaad utopisch waren geweest. Dit kwam deels doordat de hele discussie over de mogelijkheid van revolutie werd vertekend door linkse opvattingen dat de gebeurtenissen in Vietnam of Cuba inderdaad socialistische revoluties waren die actief gesteund moesten worden door de arbeidersklasse in de centrale landen; maar ook, zelfs toen de revolutie werd opgevat als iets dat werkelijk de omvorming van de maatschappelijke verhoudingen met zich meebracht, omdat in 1968 de objectieve omstandigheden, vooral de economische crisis, nog maar net begon met het scheppen van de materiële basis voor een revolutionaire uitdaging van het kapitaal. Sindsdien zijn de ontwikkelingen wel moeilijker, maar ook diepgaander geworden:
Het keerpunt van 1989
Er zit veel in deze analyse waar we vandaag de dag nog steeds aan kunnen vasthouden. En toch kunnen we niet anders dan getroffen worden door een zin die de beoordeling van de derde strijdgolf in het artikel samenvat:
“Tot slot bevestigen de recente mobilisatie van de arbeiders in het Roergebied in Duitsland en de hervatting van de stakingen in Groot-Brittannië in 1988 (zie het editoriaal in dit nummer) dat deze derde internationale golf van arbeidersstrijd, die nu al meer dan 4 jaar duurt, nog lang niet voorbij is.”
In feite zou de derde golf, en zelfs de hele periode van strijd sinds 1968, plotseling tot stilstand komen met de ineenstorting van het Oostblok in 1989-1991 en de daarmee gepaard gaande stroom van campagnes over de dood van het kommunisme. Deze historische verandering in de wereldsituatie markeerde het definitieve begin van een nieuwe fase in de neergang van het kapitalisme - de fase van ontbinding.
De IKS had eerder in de jaren 1980 de symptomen van ontbinding opgemerkt en in de organisatie was er al een discussie gaande over de implicaties ervan voor de klassestrijd. Echter, het artikel over Mei 68 in Internationale Revue 53 evenals het editoriaal in hetzelfde nummer bewijzen dat de diepere betekenis ervan niet was begrepen.
Het artikel over Mei 68 heeft als tussentitel “20 jaar ontbinding” zonder een verklaring voor de term te geven, terwijl het editoriaal de term alleen toepast op de manifestaties ervan in de imperialistische conflicten - het fenomeen dat toen nog “Libanonisering” werd genoemd, de neiging van hele natiestaten om uiteen te vallen onder het gewicht van steeds irrationelere imperialistische rivaliteiten. Deze onnauwkeurigheden waren waarschijnlijk een afspiegeling van de werkelijke meningsverschillen die eind 1988, op het achtste congres van de IKS, naar voren waren gekomen.
De overheersende stemming op dit congres was er een van over-optimisme en zelfs van een soort euforie. Deels weerspiegelde dit het begrijpelijke enthousiasme dat ontstond door de integratie van twee nieuwe afdelingen van de IKS op het congres, Mexico en India. Maar het kwam vooral tot uiting in bepaalde analyses van de klassestrijd die naar voren werden gebracht: het idee dat de nieuwe burgerlijke misleidingen in een paar maanden tijd afgesleten waren; overdreven hoop op de strijd die toen in Rusland plaatsvond; het idee van een derde golf die steeds verder en hoger oprukte; en bovenal een terughoudendheid om het idee te accepteren dat de klassestrijd, in het licht van de groeiende sociale ontbinding, een “pas op de plaats” leek te maken of stagneerde (wat, gezien de ernst van de inzet, slechts een tendens tot terugtrekking of achteruitgang kon inhouden).
Dit standpunt werd verdedigd door Marc Chirik en een minderheid van kameraden op het congres. Het was gebaseerd op een duidelijk besef dat de ontwikkeling van de ontbinding een soort historische patstelling tussen de klassen tot uitdrukking bracht. De bourgeoisie had de arbeidersklasse geen beslissende historische nederlaag toegebracht en was niet in staat om haar te mobiliseren voor een nieuwe wereldoorlog; maar de arbeidersklasse die, ondanks 20 jaar strijd, de drang naar oorlog had tegengehouden en die inderdaad belangrijke ontwikkelingen in het klassebewustzijn had getoond, was niet in staat geweest om het perspectief van de revolutie te ontwikkelen, om haar eigen politieke alternatief voor de crisis van het systeem te scheppen. Het kapitalisme, dat op geen enkele manier vooruit was gekomen, maar nog steeds verzonken was in een zeer langdurige economische crisis, begon te rotten, en deze verrotting had op alle niveaus gevolgen voor de kapitalistische samenleving[7].
Deze diagnose werd schitterend bevestigd door de ineenstorting van het Oostblok. Aan de ene kant was deze gedenkwaardige gebeurtenis een product van ontbinding. Het benadrukte de diepe impasse van de stalinistische bourgeoisie, die vastzat in een economisch moeras, maar overduidelijk niet in staat was haar arbeiders te mobiliseren voor een militaire oplossing voor het bankroet van haar economie (de strijd in Polen in 1980 had dat duidelijk aangetoond aan de stalinistische heersende klasse).
Tegelijkertijd werden de ernstige politieke tekortkomingen van dit deel van de arbeidersklasse blootgelegd. Het proletariaat van het Russische blok had zeker aangetoond dat het in staat was om te vechten op het defensieve economische terrein, maar - geconfronteerd met een enorme historische gebeurtenis, die zich grotendeels op politiek niveau uitte - was het totaal niet in staat om haar eigen alternatief te bieden en als klasse was het verdronken in de democratische opleving, welke ten onrechte werd omschreven als een reeks van “volksrevoluties”.
Deze gebeurtenissen hebben op hun beurt het proces van ontbinding op wereldschaal drastisch versneld. Dit was het duidelijkst zichtbaar op het imperialistische vlak, waar het snelle uiteenvallen van het oude systeem van de blokken de tendens van "ieder voor zich" de diplomatieke en militaire rivaliteit in toenemende mate deed domineren. Maar dit gold ook voor krachtsverhouding tussen de klassen. In de nasleep van het debacle in het Oostblok, de campagnes van de wereldbourgeoisie over de dood van het kommunisme, over de onmogelijkheid van een alternatief van de arbeidersklasse voor het kapitalisme, werd de capaciteit van de internationale arbeidersklasse - met name in de centrale landen van het systeem - om een politiek perspectief naar voren te brengen, nog meer slagen toegebracht.
De IKS had de gebeurtenissen van 1989-1991 niet voorzien, maar was in staat erop te reageren met een coherente analyse op basis van eerder theoretisch werk. Dit gold zowel voor het begrijpen van de economische factoren die betrokken waren bij de ondergang van het stalinisme[8], als voor het voorspellen van de groeiende chaos die, bij afwezigheid van blokken, nu zou ontketend worden in de sfeer van imperialistische conflicten[9] [9]. En op het niveau van de klassestrijd konden we zien dat het proletariaat nu een bijzonder moeilijke periode doormaakte:
“De vereenzelviging, die systematisch wordt aangebracht tussen stalinisme en communisme, deze leugen die duizendmaal wordt herhaald en nu meer dan ooit, de leugen dat de proletarische revolutie alleen maar in een ramp kan eindigen, zal voor een hele periode invloed hebben op de arbeidersklasse. We moeten dus een tijdelijke teruggang verwachten in het bewustzijn van het proletariaat; de tekenen hiervan zijn nu al te zien in de versterking van de positie van de vakbonden. Terwijl de aanhoudende en steeds sterker wordende brute aanvallen die het kapitalisme wel op het proletariaat moet loslaten, de arbeiders zal dwingen om de strijd aan te gaan, zal dit aanvankelijk niet resulteren in een groter vermogen binnen de klasse om haar bewustzijn te ontwikkelen. Vooral de reformistische ideologie zal de komende tijd zeer zwaar wegen op de strijd, en dit zal de actie van de vakbonden sterk vergemakkelijken.
Gezien het historische belang van de gebeurtenissen die haar veroorzaken, is de huidige teruggang van het proletariaat - hoewel dit de historische koers niet ter discussie stelt – een algemeen perspectief voor de klassenconfrontaties en gaat ze veel dieper dan die gepaard ging met de nederlaag van 1981 in Polen. Dit gezegd hebbende, kunnen we niet van tevoren de breedte of de duur ervan voorzien. Met name zal het ritme van de ineenstorting van het westerse kapitalisme - dat we nu kunnen zien versnellen, met het vooruitzicht van een nieuwe en open recessie - een beslissende factor zijn bij het bepalen van het moment waarop het proletariaat in staat zal zijn om zijn mars naar het revolutionaire bewustzijn voort te zetten.”[10]
Deze passage is zeer duidelijk over de zeer negatieve gevolgen van de ineenstorting van het stalinisme, maar bevat nog steeds een zekere onderschatting van de diepte van de teruggang. De inschatting dat dit “kortstondig” zou zijn, verzwakt reeds de daaruit voortvloeiende uitspraak dat de teruggang “veel dieper zal zijn dan die van de nederlaag van 1981 in Polen”, en dit probleem zou zich in de jaren daarna in onze analyses tot uiting moeten komen, met name in het idee dat bepaalde gevechten in de jaren 1990 - in 1992, en opnieuw in 1998 - het einde van de teruggang inluidden. In werkelijkheid, terugkijkend op de afgelopen drie decennia, kunnen we zeggen dat de teruggang in het klassebewustzijn niet alleen is doorgegaan, maar ook dieper is geworden, met als resultaat een soort geheugenverlies over de verworvenheden en vooruitgang van de periode 1968-1989.
Wat zijn de belangrijkste indicatoren van dit traject?
Maar de economische politiek van de heersende klasse heeft ook bewust elk gevoel van klasse-identiteit aangevallen - zowel door het afbreken van oude industriële centra van proletarisch verzet als door de invoering van veel meer geatomiseerde vormen van arbeid, zoals in de zogenaamde “gig economie”[12] waar arbeiders routinematig worden behandeld als zelfstandige “ondernemers”.
We moeten de realiteit van al deze moeilijkheden onder ogen zien en de politieke consequenties ervan trekken voor de strijd om de verandering van de maatschappij. Maar hoewel het proletariaat zich niet kan onttrekken aan de harde school van de nederlaag, zijn wij van mening dat de groeiende moeilijkheden en zelfs gedeeltelijke nederlagen nog geen historische nederlaag voor de klasse en de eliminatie van de mogelijkheid van het communisme betekenen.
In de afgelopen tien jaar zijn er een aantal belangrijke bewegingen geweest die deze conclusie ondersteunen. In 2006 zagen we de massale mobilisatie van studerende jongeren in Frankrijk tegen de CPE[14]. Zelfs als de strijd in Frankrijk stevig gecontroleerd werd door de vakbonden, zoals in het meest recente geval[15] riepen de media van de heersende klasse vaak het schrikbeeld op van een “nieuwe Mei 68”, om des te beter de echte lessen van Mei 68 te kunnen verdraaien.
Maar de beweging van 2006 heeft in zekere zin de echte geest van 1968 doen herleven: enerzijds omdat de hoofdrolspelers van de beweging vormen van strijd herontdekten, die in die tijd waren opgedoken, met name algemene vergaderingen waar echte discussies konden plaatsvinden en waar de jonge deelnemers graag de getuigenissen wilden horen van oudere kameraden die aan de gebeurtenissen van 1968 hadden deelgenomen. Maar tegelijkertijd hield deze studentenbeweging, die de vakbonden had voorbijgestreefd, het reële risico in dat de arbeiders op een vergelijkbare “ongecontroleerde” manier zouden worden aangetrokken, precies zoals in Mei 68, en daarom trok de regering de CPE-wet in, welke de opstand in eerste instantie had uitgelokt.
In mei 2006 gingen 23.000 metaalarbeiders in Vigo, in de Spaanse provincie Galicië, in staking tegen een nieuwe arbeidswet voor deze sector, en in plaats van zich op te sluiten in de fabrieken, gingen ze op zoek naar solidariteit bij andere bedrijven, met name de scheepswerven en de Citroën-fabrieken, en organiseerden ze demonstraties in de stad om de hele bevolking samen te brengen, en organiseerden ze vooral dagelijkse openbare algemene vergaderingen die volledig openstonden voor andere arbeiders, werkenden, werklozen en gepensioneerden. Deze proletarische vergaderingen vormden een week lang de longen van een voorbeeldige strijd, totdat de beweging beklemd raakte tussen gewelddadige repressie enerzijds en de onderhandelingsmanoeuvres van de vakbonden en bazen anderzijds.
In 2011 waren we getuige van de golf van sociale revoltes in het Midden-Oosten en Griekenland, met als hoogtepunt de Indignados-beweging in Spanje en de “Occupy” in de VS. Het proletarische element in deze bewegingen varieerde van land tot land, maar was het sterkste in Spanje, waar we de wijdverbreide adoptie zagen van de algemene vergadering; een krachtige internationalistische impuls die de uitingen van solidariteit van deelnemers uit de hele wereld verwelkomde en waar de leuze van “wereldrevolutie” serieus werd genomen, misschien voor het eerst sinds de revolutionaire golf van 1917; een erkenning dat “het systeem verouderd is” en een sterke wil om de mogelijkheid van een nieuwe vorm van maatschappelijke organisatie te bediscussiëren. In de vele geanimeerde discussies, die plaatsvonden in de vergaderingen en commissies over kwesties als moraal, wetenschap en cultuur, en het alomtegenwoordige in vraag stellen van het dogma dat kapitalistische verhoudingen eeuwig zijn - ook hier zagen we de echte geest van Mei 68 vorm krijgen.
Natuurlijk hadden de meeste van deze bewegingen veel zwakheden, die we elders hebben geanalyseerd[16], niet in de laatste plaats de neiging van de deelnemers om zichzelf te beschouwen als “burger” in plaats van als proletariërs, en dus een echte kwetsbaarheid voor de democratische ideologie, waardoor burgerlijke partijen als Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje zich konden presenteren als de ware erfgenamen van deze revoltes. En in sommige opzichten is het, zoals bij elke proletarische nederlaag, hoe hoger je klimt, hoe dieper je valt: de neergang van deze bewegingen heeft de algemene teruggang van het klassebewustzijn verder verdiept.
In Egypte, waar de beweging van de pleinen de beweging in Spanje en Griekenland inspireerde, hebben illusies in de democratie de weg bereid voor het herstel van hetzelfde soort autoritaire bewind, dat de oorspronkelijke katalysator vormde van de “Arabische lente”; in Israël, waar massademonstraties ooit de internationalistische leuze “Netanyahu, Mubarak, Assad, dezelfde vijand” naar voren bracht, heeft de wrede militaristische politiek van de regering van Netanyahu nu de overhand gekregen. En het ergste van alles is dat in Spanje veel van de jongeren, die deelnamen aan de Indignados-beweging, naar de absolute impasse van het Catalaanse of Spaanse nationalisme werden getrokken.
De opkomst van deze nieuwe proletarische generatie in de bewegingen van 2006 en 2011 gaf, bij een minderheid, ook opnieuw aanleiding tot een zoeken naar de kommunistische politiek. Maar de hoop dat dit zou leiden tot een hele nieuwe toestroom van revolutionaire krachten heeft zich, althans op dit moment, nog niet verwezenlijkt. De Kommunistische Linkerzijde blijft grotendeels geïsoleerd en verdeeld; onder de anarchisten, waar enkele interessante nieuwe ontwikkelingen waren begonnen, wordt de zoektocht naar klassestandpunten ondermijnd door de invloed van identiteitspolitiek en zelfs nationalisme. In een derde artikel in deze serie gaan we dieper in op de evolutie van het proletarische politieke kamp en zijn omgeving sinds 1968.
Maar als Mei 68 ons iets leert, dan is het wel dat de arbeidersklasse zich uit de ergste nederlagen weer kan oprichten, terugkeren van de diepste achteruitgang. De momenten van proletarische opstand, die ondanks de oprukkende dreiging van kapitalistische ontbinding, hebben plaatsgevonden, onthullen de mogelijkheid van het ontstaan van bewegingen die, door het perspectief van de revolutie terug te winnen, de vele gevaren die ontbinding met zich meebrengt voor de toekomst van de soort, kunnen voorkomen.
Deze gevaren - de verbreiding van militaire chaos, van de ecologische catastrofe, van honger en ziekte op een ongekende schaal - bewijzen dat revolutie meer dan ooit een noodzaak is voor de mensheid. Het verval en de ontbinding van het kapitalisme vergroten zeker het gevaar dat de objectieve basis voor een nieuwe maatschappij definitief zal worden vernietigd als de ontbinding een bepaald punt overschrijdt. Maar zelfs in zijn laatste fase brengt het kapitalisme nog steeds de krachten voort die gebruikt kunnen worden om het omver te werpen - in de woorden van het Kommunistische Manifest van 1848: “wat de bourgeoisie voortbrengt, is vooral haar eigen doodgraver”. Het kapitalisme, zijn productiemiddelen en communicatiemiddelen zijn mondialer dan ooit - maar het proletariaat is evenzeer internationaler en beter in staat om op wereldvlak onderling te communiceren.
Het kapitalisme is technologisch steeds geavanceerder geworden - maar dan moet het de arbeidersklasse opleiden in het gebruik van zijn wetenschap en technologie, die in een toekomstige maatschappij eerder voor menselijke behoeften dan voor de winst kunnen worden gebruikt. Deze meer geschoolde, internationaal georiënteerde laag van de klasse heeft in de recente sociale beweging steeds opnieuw zijn intrede gedaan, vooral in de centrale landen van het systeem, en zal zeker een sleutelrol spelen in elke toekomstige heropleving van de klassestrijd, net als de nieuwe proletarische legers die door de duizelingwekkende maar verziekte groei van het kapitalisme in Azië en andere eerder “onderontwikkelde” regio's zijn ontstaan. We hebben de laatste uiting van de geest van Mei 68 nog niet gezien.
Amos, juni 2018
[1] Zie bijvoorbeeld: “ICC meeting at ‘1968 and all that’: the perspective opened 40 years ago has not gone away [203]”, World Revolution, nr. 315, 2008.
[2] “Mei 68: Wegzakken in de economische crisis [204]”, IKS online, 2019
[3] “20 ans depuis Mai 1968: le mûrissement des conditions de la révolution prolétarienne [205]”, Revue Internationale, nr. 53, 1988. Het artikel is ondertekend RV, één van de jonge ‘Venezolanen’ die in 1968 hielpen bij de oprichting van Révolution Internationale.
[4] Zie in het bijzonder: “Polemic: Confusion of communist groups over the present period [206]”, International Review, nr. 54, 1988.
[5] Zie in het bijzonder: “The 1950s and 60s: Damen, Bordiga and the passion for communism [207]”, International Review, nr. 158, 2017.
[6] Hiermee wordt Bilan bedoeld, de groep uitgesloten Italiaanse linkscommunisten die probeerde de lessen te trekken uit de strijdgolf van 1917-1923, en vooral met betrekking tot de organisatorische kwestie.
[7] Voor een meer ontwikkelde balans van de strijd van de laatste decennia, die rekening houdt met de tendensen in onze analyse om het onmiddellijke potentieel van de klassenstrijd te overschatten, zie het Rapport over de klassenstrijd van het 21ste Congres van de IKS: “Report on the class struggle [208]”, International Review, nr. 156, 2016.
[8] “Stellingen over de economische en politieke situatie in de landen van het Oostblok”; Internationale Revue, nr. 11, 1983.
[9] Zie in het bijzonder: “Oriëntatietekst: Militarisme en ontbinding”, Internationale Revue, nr. 13, 1991.
[10] “Stellingen over de economische en politieke situatie in de landen van het Oostblok”, Internationale Revue, nr. 11, 1983.
[11] Zie punt 15 in: “22e Congres van de IKS: Resolutie over de internationale situatie [209]”, IKS online, 2018.
[12] De gig-economie is een economie waarin arbeiders géén vast dienstverband hebben, maar werken in de vorm van betaald klussen of kortstondige dienstverbanden, die zowel opeenvolgend als parallel worden uitgevoerd.
[13] Zie punt 16 en 17 in: “22e Congres van de IKS: Resolutie over de internationale situatie [209]”, IKS online, 2018.
[14] Contrat Premier Embauche (CPE), in het Nederlands: contract eerste aanstelling.
[15] Zie : “France: Grève “perlée” des cheminots: une manœuvre des syndicats pour nous diviser! [210]”, ICC online, 2018.
[16] Zie: “The Indignados in Spain, Greece and Israel: From indignation to the preparation of class struggle [211]”, International Review, nr. 147, 2011.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 236.21 KB |
Eén van de meest populaire slogans in de demonstraties tegen de klimaatverandering is: "Change the system, not the climate".
Het lijdt geen twijfel dat het huidige systeem de mensheid naar een milieuramp voert. Dagelijks komen er materiële bewijzen bij: uitzonderlijke hittegolven, ongekende bosbranden in het Amazonegebied, smeltende gletsjers, overstromingen, het uitsterven van hele soorten - met als uiteindelijke gevolg het uitsterven van de menselijke soort. En zelfs als er geen opwarming van de aarde zou zijn, zouden de bodem, de lucht, de rivieren en de zeeën nog steeds vergiftigd worden en voor altijd uitgeput raken.
Het is geen wonder dat zoveel mensen, en vooral zoveel jongeren, geconfronteerd met deze bedreigende toekomst, zich grote zorgen maken over deze situatie en er iets aan willen doen.
De golf van protesten georganiseerd door Youth for climate, Extinction Rebellion, de groenen en de linkse partijen wordt gepresenteerd als een te volgen weg. Maar iedereen die op dit moment hun voorbeeld volgt, moet zich afvragen: waarom worden deze protesten zo breed gesteund door degenen die het huidige systeem regeren en verdedigen? Waarom wordt Greta Thunberg uitgenodigd om zich tot parlementen, regeringen en de Verenigde Naties te richten?
Natuurlijk belasteren mensen als Trump, Bolsonaro of Farage voortdurende Greta en de ‘ecologische strijders’. Zij beweren dat de klimaatverandering oplichterij is en dat maatregelen om de vervuiling tegen te gaan een bedreiging vormen voor de economische groei, met name in sectoren zoals de auto-industrie en de fossiele brandstoffen. Zij zijn de schaamteloze verdedigers van de kapitalistische winst. Maar hoe zit het met Merkel, Macron, Corbyn, Alexandria Ocasio-Cortez en anderen die de klimaatprotesten geprezen hebben: maken ze minder deel uit van het huidige systeem?
Veel van de deelnemers aan de huidige protesten zullen het erover eens zijn dat de wortels van de milieuvernietiging bij het systeem liggen en dat het hierbij gaat om het kapitalistische systeem. Maar de organisaties achter de protesten, en de politici die hypocriet beweren ze te steunen, verdedigen een politiek die de ware aard van het kapitalisme verbergt.
Laten we eens kijken naar één van de meest radicale programma's van deze politici: de zogenaamde Green New Deal. Deze biedt ons een reeks maatregelen die door de bestaande staten moeten worden genomen en die enorme kapitaalinvesteringen vereisen om ‘schone’ industrieën te ontwikkelen die een behoorlijke winst zouden moeten kunnen maken. Met andere woorden: het is volledig ingekaderd binnen de grenzen van het kapitalistische systeem. Net als de New Deal van de jaren 1930 is het doel om het kapitalisme in deze moeilijke tijden te redden, en niet om het te vervangen.
Wat is het kapitalistische systeem?
Het kapitalisme verdwijnt niet als het wordt geregeerd door staatsbureaucraten in plaats van privé-bazen, of als het groen wordt geschilderd.
Het kapitaal is een wereldwijde verhouding tussen klassen, gebaseerd op de uitbuiting van de loonarbeid en de productie voor de verkoop met het oog op winst. De voortdurende zoektocht naar afzetmogelijkheden voor zijn producten leidt tot een genadeloze concurrentie tussen de nationale staten voor een dominante positie op de wereldmarkt. En deze competitie vereist dat elk nationaal kapitaal zich ontwikkelt om niet ten onder te gaan. Een kapitalisme dat niet langer probeert door te dringen in de laatste hoek van de planeet en onbeperkt te groeien, kan niet bestaan. Ook is het kapitalisme totaal niet in staat om op wereldvlak samen te werken om een antwoord te bieden op de ecologische crisis, zoals reeds is aangetoond door de trieste mislukking van de verschillende klimaattoppen en -protocollen.
De jacht op winst, die niets te maken heeft met menselijke behoeften, ligt al sinds het begin van het kapitalisme ten grondslag aan de verwoesting van de natuur. Maar het kapitalisme heeft een geschiedenis, het is al een eeuw lang geen factor van vooruitgang meer en is ondergedompeld in een diepe historische crisis. Het is een beschaving in verval omdat de economische basis, die noodgedwongen is om onbeperkt te groeien, een overproductiecrisis veroorzaakt, welke de neiging heeft om permanent te worden. En zoals de wereldoorlogen en de ‘Koude Oorlog’ van de 20e eeuw hebben aangetoond, kan dit proces van verval de koers van het kapitaal naar de vernietiging alleen maar versnellen.
Nog voordat de wereldwijde verwoesting van de natuur duidelijk werd, dreigde het kapitalisme de mensheid al te vernietigen met zijn onophoudelijke imperialistische botsingen en oorlogen, die zich vandaag nog in een groot deel van de wereld verderzetten, van Noord-Afrika en het Midden-Oosten tot Pakistan en India. Zulke conflicten kunnen alleen maar verergeren door de ecologische crisis, aangezien de nationale staten vechten om steeds schaarser wordende grondstoffen. Tegelijkertijd kan de wedloop om steeds gruwelijkere wapens te produceren - en vooral te gebruiken - de planeet alleen maar verder vervuilen. Deze schandalige combinatie van kapitalistische verwoesting maakt nu al delen van de planeet onbewoonbaar en dwingt miljoenen mensen om vluchteling te worden.
De noodzaak en mogelijkheid van het communisme
Dit systeem kan de economische crisis, de milieucrisis of de koers naar de oorlog niet overwinnen.
Het is daarom een misleiding om te eisen dat regeringen over de hele wereld ‘zich herpakken’ en iets doen om de planeet te redden - een verzoek dat is geformuleerd door alle groepen die de huidige marsen en demonstraties organiseren. De enige hoop van de mensheid ligt in de vernietiging van het huidige systeem en het scheppen van een nieuwe maatschappijvorm. Dit is wat wij het communisme noemen - een wereldwijde menselijke gemeenschap zonder natiestaten, zonder uitbuiting van de arbeid, zonder markten en zonder geld, waarbij alle productie op wereldschaal wordt gepland met als enig doel te voorzien in de menselijke behoeften. Het spreekt voor zich dat deze samenleving niets te maken heeft met de vormen van staatskapitalisme die we zien in landen als China, Noord-Korea of Cuba, of voorheen de Sovjet-Unie.
Het authentieke communisme is de enige basis voor een nieuwe relatie tussen de mensheid en de rest van de natuur. En dit is geen utopie. Dit is mogelijk, omdat het kapitalisme de materiële fundamenten ervoor heeft gelegd: de ontwikkeling van wetenschap en technologie, die kunnen worden bevrijd van hun verminking in dit systeem, en de wereldwijde onderlinge afhankelijkheid van alle productieve activiteiten, die kunnen worden bevrijd van de kapitalistische concurrentie en nationale tegenstellingen.
Maar het is vooral mogelijk omdat het kapitalisme gebaseerd is op het bestaan van een klasse die niets meer te verliezen heeft dan haar ketenen, een klasse die er belang bij heeft zich te verzetten tegen de uitbuiting en haar onderdrukking: de internationale arbeidersklasse, het proletariaat van alle landen. Het is een klasse die niet alleen bestaat uit mensen die op het werk worden uitgebuit, maar ook uit mensen die studeren om een plaats op de arbeidsmarkt te vinden en zij die door het kapitalisme in de werkloosheid en op de schroothoop zijn gegooid.
Burgerbewegingen of arbeidersstrijd?
Het is vooral hier dat de ideologie achter de klimaatmarsen dient om te voorkomen dat we de middelen zouden aangrijpen om dit systeem te bestrijden. Ze vertelt ons bijvoorbeeld dat de wereld in de problemen zit, omdat de ‘oude generatie’ er aan gewend is geraakt om te veel te consumeren. Maar door over generaties ‘in het algemeen’ te spreken, verbergt ze het feit dat het probleem, zowel gisteren als vandaag, is gelegen in de verdeling van de maatschappij in twee grote klassen, de kapitalistische klasse of bourgeoisie, die alle macht heeft, en een veel grotere klasse die wordt uitgebuit en beroofd van elke beslissingsbevoegdheid, zelfs in de meest ‘democratische’ landen. Het zijn de onpersoonlijke mechanismen van het kapitaal die ons in de huidige ellende hebben gestort, niet het persoonlijke gedrag van individuen of de hebzucht van een vorige generatie.
Hetzelfde geldt voor alle toespraken over ‘het volk’ of ‘de burgers’ die de kracht zouden vormen die de wereld kan redden. Dit zijn zinloze categorieën, die de tegenstrijdige klassenbelangen toedekken. De uitweg uit een systeem, dat niet kan bestaan zonder de uitbuiting van de ene klasse door de andere klasse, kan alleen worden bereikt door de klassenstrijd te hervatten, te beginnen met de verdediging van de meest fundamentele belangen van de werkers tegen de aanvallen op hun levens- en arbeidsomstandigheden die door alle regeringen en ondernemers worden ontketend als antwoord op de economische crisis - aanvallen die ook steeds vaker worden uitgevoerd in naam van de noodzaak om het milieu te beschermen. Dit is de enige manier voor de arbeidersklasse om de betekenis van haar eigen bestaan te ontwikkelen tegen alle leugens die ons vertellen dat zij al een ‘uitgestorven soort’ is. En dit is de enige manier voor de klassenstrijd om de economische en politieke dimensies samen te brengen - door de economische crisis, oorlog en ecologische rampen met elkaar te verbinden en door te erkennen dat alleen een wereldwijde revolutie deze kan overwinnen.
In de periode voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog namen honderdduizenden mensen deel aan vreedzame betogingen. Zij werden aangemoedigd door de ‘democratische’ heersende klassen, want zij verspreidden de illusie dat er een vreedzaam kapitalisme kon bestaan. Vandaag de dag wordt steeds meer de illusie verspreid van een groen kapitalisme. Het pacifisme, met zijn oproep aan alle mensen van goede wil, verhulde bovendien het feit dat alleen de klassestrijd echt verzet tegen de oorlog biedt, zoals in 1917-1918 werd bewezen toen het uitbreken van de Russische en Duitse revoluties de wereldleiders dwong om snel een einde te maken aan deze oorlog. Pacifisme heeft nooit een einde gemaakt aan oorlogen, en de huidige milieucampagnes, door de verspreiding van valse oplossingen voor de klimaatramp, vormen alleen maar een hinderpaal voor de echte oplossing ervan.
Internationale Kommunistische Stroming / 27.08.2019
We hebben een artikel en een eerste pamflet over de protesten tegen de klimaatverandering van de Frans-, Nederlands- en Spaansetalige website verwijderd (ze waren niet op de engelse website gepubliceerd), omdat er algemene overeenstemming bestaat in de organisatie dat deze twee originele teksten niet kritisch genoeg waren over de betrokkenheid van de bourgeoisie in de klimaatdemonstraties. Het nieuwe internationale pamflet [216] op onze website geeft het standpunt weer van de organisatie over deze demonstraties. We zijn van plan om te zijner tijd een meer uitgewerkte analyse over de protesten tegen de klimaatverandering te geven.
Op 10 oktober deden twee vrachtwagenchauffeurs van Seine-et-Marne een oproep op Facebook voor een demonstratie op 17 november onder de titel: "Nationale blokkade tegen de stijgende brandstofprijzen". Hun boodschap werd snel doorgegeven op alle sociale netwerken, die bijna 200.000 “geïnteresseerden” aantrok. Het aantal initiatieven en oproepen nam toe. Zonder vakbond of politieke partij werden spontaan een hele reeks acties, bijeenkomsten en blokkades gepland. Het resultaat: op 17 november verlamden, volgens de regering, 287.710 personen, verspreid over 2.034 punten, wegenknooppunten, rotondes, autosnelwegen, tolwegen, parkeergarages, enzovoort. In de officiële cijfers, verstrekt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken (met een bewonderenswaardige precisie!), werden de aantallen grotendeels en moedwillig onderschat. De “gele hesjes” zelf schatten dat het er twee keer zoveel waren.
In de dagen die daarop volgden mobiliseerden de blokkades, waarvan sommigen werden gehandhaafd terwijl anderen hier en daar plaatsvonden, enkele duizenden mensen per dag. Ongeveer tien raffinaderijen van Total werden ontregeld door een gelijktijdige actie van de CGT en de “gele hesjes”. Op 24 november ging een nieuwe grote actiedag van start met de naam “Akte 2: Alle Fransen naar Paris”. Het doel was om de prestigieuze plaatsen van de hoofdstad en de locaties van de macht te blokkeren: de Champs-Élysées, de Place de la Concorde, de Senaat en vooral het Elysée. “Het is noodzakelijk om een beslissende slag toe te brengen en met zijn allen naar Parijs op te trekken met alle mogelijke middelen (carpoolen, trein, bus, enzovoort). Parijs, want daar zetelt de regering! We verwachten iedereen, vrachtwagens, bussen, taxi’s, terreinwagens, tractoren, enzovoort. Iedereen”, aldus Éric Drouet, vrachtwagenchauffeur van Melun, mede-initiatiefnemer van de beweging en een aanvoerder van de mobilisatie. Uiteindelijk zou deze grote gezamenlijke mobilisatie niet plaatsvinden, aangezien veel “gele hesjes” er de voorkeur aan gaven plaatselijk te demonstreren, vaak vanwege de hoge kosten van het transport. Vooral de omvang van de mobilisatie was sterk aan het afnemen.
Slechts 8.000 demonstranten in Parijs, 106.301 in heel Frankrijk en 1.600 acties. Ook al onderschatten deze regeringscijfers de realiteit van de mobilisatie sterk, de trend was duidelijk in neerwaartse richting. Toch beweerden veel stemmen in de beweging dat ze bezig waren een overwinning te behalen. Het belangrijkste voor de “gele hesjes” waren deze beelden van de Champs-Élysées, die “een hele dag bezet was gehouden”, en die getuigden van “de kracht van het volk tegen de machtigen”. [1] Zo werd dezelfde avond, nog steeds via Facebook, een oproep gedaan voor een derde actiedag, gepland voor zaterdag 1 december: “Akte 3: Macron ontslag!”, waarbij twee eisen werden gesteld: “Verhoging van de koopkracht en afschaffing van de brandstofbelasting”.
Alle journalisten, politici en allerlei “sociologen” wijzen op het nooit geziene karakter van de beweging: spontaan, buiten elk politiek of vakbondskader, veelvormig, voornamelijk georganiseerd via sociale netwerken, relatief grootschalig, globaal gedisciplineerd, over het algemeen zonder vernielingen en confrontaties, enzovoort. Op de televisie en in de krantenkolommen werd de beweging gekwalificeerd als een “sociologische UFO”.
De woede tegen aanvallen van de regering!
Op gang gebracht door vrachtwagenchauffeurs, mobiliseerde deze beweging, zoals de initiatiefnemer Éric Drouet schreef, “vrachtwagens, bussen, taxi's, terreinwagens, tractoren”, maar dat niet alleen. Veel kleine ondernemers, “verpletterd door de belastingen”, waren er ook aanwezig. Actieve arbeiders, arbeiders met een precaire job, werklozen of gepensioneerden droegen het “gele hesje” en vormden het grootste contingent. “De “gele hesjes” lijken meer op een Frankrijk van bedienden, caissières, technici, kleuterschoolassistenten, die de levenswijze die ze voor zichzelf hebben gekozen willen verdedigen: een leven buiten de stadscentra, in vrede, met buren die op hen lijken, in een vrijstaand huis met een tuin en voor wie de aanval op de auto, door de verhoging van de belastingen op dieselbrandstof, als het ware hun privéruimte in vraag stelt”, zegt Vincent Tiberi. Volgens deze hoogleraar politieke wetenschappen van de U. Bordeaux, vertegenwoordigen de “gele hesjes” “niet alleen perifeer Frankrijk, het Frankrijk van de vergeten mensen. Ze belichamen meer wat socioloog Olivier Schwartz de kleine middenklasse noemt. Ze werken, betalen belasting en verdienen te veel om in aanmerking te komen voor steun en niet genoeg om goed te kunnen leven.” [2]
In feite getuigt de omvang van deze mobilisatie vooral van de enorme woede die in het binnenste van de maatschappij, en met name in de arbeidersklasse, bestaat over het bezuinigingspolitiek van de regering Macron. Officieel, volgens de Franse Observatoire français des conjonctures économiques, is het beschikbare jaarinkomen van de huishoudens (d.w.z. wat overblijft na belastingen en overige kosten) tussen 2008 en 2016 met gemiddeld 440 euro gedaald. Dit is slechts een zeer klein deel van de aanvallen op de arbeidersklasse. Naast deze algemene verhoging van de allerlei soorten belastingen, is er ook een stijging van de werkloosheid, de systematisering van de precaire jobs, met inbegrip van de openbare diensten, van de inflatie die met name van invloed is op de basisbehoeften, van de onbetaalbare huizenprijzen, enzovoort. De armoede neemt onverbiddelijk toe en daarmee ook de angst voor de toekomst. Maar wat volgens de “gele hesjes” nog belangrijker is, en wat deze enorme woede aanwakkert, is “het gevoel veracht te worden” [3].
Het is dit overheersende gevoel van “veracht” te worden, genegeerd door de regeringen, het verlangen om gehoord en erkend te worden door “degenen aan de top”, om de terminologie van “gele hesjes” te gebruiken, die een verklaring vormt voor de gekozen actiemiddelen: het dragen van fluorescerende gele hesjes, het blokkeren van de wegen, het optrekken naar de Senaat of het Elysée, onder de ramen van de grote bourgeoisie, door het bezetten van “de mooiste avenue ter wereld” [4].
De media en de regering vestigden de aandacht op de vernielingen en gewelddadigheden op de Champs-Élysées om te suggereren dat elke strijd tegen de hoge kosten van levensonderhoud en de verslechtering van de levensomstandigheden van de uitgebuitenen alleen maar kan leiden tot chaos en anarchie met acties van blind geweld en vandalisme. De media in dienst van de bourgeoisie, de specialisten van het amalgaam, de mensen doen geloven dat “gele hesjes” “extremisten” waren die ook “politieagenten wilden aanvallen” [5], terwijl in werkelijkheid vooral de repressiekrachten aanvielen en provoceerden! In Parijs werden er op 24 november onophoudelijk traangasgranaten afgevuurd en, charges uitgevoerd door CRS (de oproerpolitie) op groepen mannen en vrouwen, die rustig over de Champs-Élysées marcheerden.
Bovendien waren er deze keer zeer weinig ramen stukgeslagen [6] in tegenstelling tot bij de viering van het wereldkampioenschap voetbal, op dezelfde plaats vier maanden eerder. Ook al waren sommige gemaskerde “gele hesjes” opstokers die tegen de politie wilden vechten (leden van het(“zwarte blok” of “ultra-rechts” schorem), de overgrote meerderheid wil niet vechten of vernielen. Ze willen geen “vernielers” zijn, maar alleen “burgers” die “gerespecteerd” en “gehoord” worden. Daarom wordt in de oproep tot “Akte 3” benadrukt dat “het correct moet gebeuren. Geen vernielingen en 5 miljoen Fransen op straat”. En zelfs: “Om onze volgende samenkomst te beveiligen, stellen we voor om “rode hesjes” aan te duiden, die de verantwoordelijkheid zullen hebben de vernielers uit onze gelederen te verwijderen. We mogen vooral de bevolking niet van ons vervreemden. Laten we letten op ons imago, vrienden”.
Een interklassistische “burgerbeweging”.....
De beweging van de “gele hesjes” heeft desalniettemin één onthullend kenmerk gemeen met de viering van het Franse voetbalelftal dat wereldkampioen is geworden: de alom aanwezigheid van de “tricolore” en regionale vlaggen, van het nationale volkslied dat regelmatig werd aangeheven, de tastbare trots om “het Franse volk” te zijn. Een “Frans volk” dat, verenigd, in staat zou zijn om de machtigen te doen terugdringen. In vele hoofden leefde de gedachte aan de Franse Revolutie van 1789 of zelfs aan het verzet van 1939-1945. [7]
Dit aangewakkerd nationalisme, deze verwijzing naar het “volk”, deze smeekbede gericht aan de machtigen, onthullen de ware aard van deze beweging. De overgrote meerderheid van de “gele hesjes” zijn actieve of gepensioneerde en verpauperde arbeiders, maar ze verschijnen hier als burgers van het “Franse volk” en niet als leden van de arbeidersklasse. Het is duidelijk een interklassistische beweging waarin alle niet-uitbuitende klassen en lagen van de maatschappij met elkaar vermengd zijn. Het gaat om arbeiders (actieve arbeiders, werkloze arbeiders, arbeiders met een precaire job, gepensioneerden) en kleinburgers (ambachtslieden, vrije beroepen, kleine ondernemers, boeren en fokkers). Een deel van de arbeidersklasse heeft zich op sleeptouw laten nemen door de initiatiefnemers van de beweging (kleine bazen, chauffeurs van vrachtwagen, taxi's, ambulances).
Ondanks de legitieme woede van de “gele hesjes”, waaronder veel proletariërs die de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen, is deze beweging geen arbeidersbeweging. Het is een beweging die opgestart werd door kleine bazen die boos zijn over de stijging van de brandstofprijzen. Zoals deze woorden van de vrachtwagenchauffeur, die de beweging op gang heeft gebracht, getuigen: “We verwachten iedereen, vrachtwagens, bussen, taxi’s, tractoren, terreinwagens, enzovoort. Iedereen”. “Iedereen” en heel het “Franse volk” achter de vrachtwagenchauffeurs, taxichauffeurs, boeren, enzovoort. De arbeiders worden zo opgelost in “volk”, als enkelingen, van elkaar gescheiden als een troep individuele burgers, vermengd met kleine ondernemers (van wie velen deel uitmaken van het electoraat van de Rassemblement national - ex-FN - van Marine Le Pen).
Het verrotte terrein waarop een groot aantal proletariërs, waaronder de meest verpauperde, zich hebben laten meevoeren, is niet dat van de arbeidersklasse! In deze “a-politieke” en “anti-syndicale” beweging is er geen oproep tot staking en tot uitbreiding ervan naar alle sectoren! Geen oproep tot soevereine algemene vergaderingen in bedrijven om samen te discussiëren en na te denken over de te ondernemen acties om de strijd verder te brengen en te verenigen tegen de aanvallen van de regering! Deze “burger”opstand is een valstrik om de arbeidersklasse te verdrinken in het “Franse volk” waarin alle burgerlijke klieken zich bewegen als “supporters” van de beweging. Van Marine Le Pen tot Olivier Besancenot, van Mélenchon tot Laurent Wauquiez (en zelfs Brigitte Bardot!), “iedereen” is erbij, van uiterst rechts tot de uiterst linkse zijde van het kapitaal, om deze interklassistische beweging en haar nationalistisch gif te steunen.
… met de steun van alle burgerlijke klieken
Het is inderdaad de interklassistische aard van de beweging van de “gele hesjes” die verklaart waarom Marine Le Pen haar begroet als een “legitieme beweging” van het “Franse volk”; waarom Nicolas Dupont-Aignan, president van Debout la France, deze beweging steunt: “We moeten heel Frankrijk blokkeren (.....), de Franse bevolking moet deze regering zeggen: nu is het genoeg!”; waarom Laurent Wauquiez, president van Les Républicains, de “gele hesjes” "waardige, vastberaden mensen”, noemt “die enkel eisen dat men de moeilijkheden van werkend Frankrijk hoort"; waarom de afgevaardigde Jean Lassalle, aan het hoofd van Résistons, een van de figuren van de beweging is en zijn gele hesje draagt in het parlement zoals op straat. Rechts en uiterst rechts herkennen in de "gele hesjes" duidelijk een beweging die het kapitalistische systeem op geen enkele manier in gevaar brengt. Bovenal zien zij haar als een zeer effectieve manier om hun belangrijkste concurrent bij de komende verkiezingen, de kliek van Macron, te verzwakken, wiens gezag en vermogen om de sociale vrede te bewaren ernstig wordt ondermijnd.
Wat links en extreem links betreft, zij hekelen de recuperatie van de beweging door rechts en extreem rechts, verwerpen de "facho's die de beweging bederven" en steunen de beweging ook min of meer openlijk. Na eerst voorzichtig te zijn geweest, opent Jean-Luc Mélenchon, aan het hoofd van La France insoumise (Rebellerend Frankrijk), nu al zijn registers door “De revolutionaire beweging in het geel", als een “populaire” en “massale” beweging te begroeten. Het moet gezegd worden: hij voelt zich daar als een vis in het water, hij en zijn “FRANCE insoumise”, zijn blauw-wit-rode vlaggen, zijn driekleurige sjerp die hij bij elke gelegenheid draagt, en zijn streven om “het volk te verenigen tegen de oligarchie” door middel van de stembus.
De steun die alle kanten van het burgerlijke politieke spectrum bieden, [8] en vooral die van rechts en extreem rechts, toont aan dat de beweging van de “gele hesjes” niet proletarisch van aard was en niets te maken heeft met klassestrijd! Als al deze partijen van het politieke apparaat van de bourgeoisie de “gele hesjes” gebruikten om Macron te verzwakken, in de hoop de vruchten ervan te plukken in de vorm van verkiezingswinst, weten ze dat deze beweging de strijd van het proletariaat tegen zijn uitbuiting en onderdrukking geenszins versterkt [9].
In dit soort interklassistische bewegingen heeft het proletariaat niets te winnen, want het is altijd de kleinburgerij die zijn kleur geeft aan de beweging (geel is trouwens de kleur van de stakingsbrekers!). Trouwens, onder de acht woordvoerders, die op 26 november werden benoemd, vindt men een overweldigende meerderheid van kleine ondernemers of zelfstandigen.
Het zijn dus de doelstellingen van de kleinburgerij, haar leuzen, haar strijdmethoden die zich aan allen opdringen. Aan de oppervlakte is deze sociale laag zeer radicaal. Omdat ze verpletterd, gedegradeerd wordt door het kapitaal, kan haar woede met geweld tot uitbarsting komen en het onrecht en zelfs de barbaarsheid van de grote bourgeoisie en haar staat aan de kaak stellen. Maar wat zij in wezen nastreeft is “erkenning” en geen “verachting” door de elites van “aan de top”, of beter nog, sommigen onder hen dromen ervan om tot de bovenste lagen van de bourgeoisie op te klimmen, en daarvoor moet hun bedrijf bloeien. Dit verklaart haar eisen door middel van de beweging van de “gele hesjes”: een goedkopere dieselolie en minder belastingen voor hun bedrijven om deze te kunnen laten draaien en ontwikkelen, acties om wegen te blokkeren, allen in het geel gekleed om gezien en beloond te worden, een focus op de persoon van Macron (“Macron, ontslag!”) die de drang symboliseert om Kalief te zijn in plaats van de Kalief, en een bezetting van “de mooiste avenue ter wereld”, een echte etalage van kapitalistische luxe.
Deze beweging van de “gele hesjes” is ook vergiftigd, al is het niet massaal, door de ideologie van het populisme. Een “ongekende”, “veelvormige” beweging, die beweert tegen politieke partijen te zijn, die de logheid van de vakbonden aan de kaak stelde en ..... vanaf het begin gesteund is door Marine Le Pen! Het is geen ongelukkig toeval, of het resultaat van een kleine groep individuen die tegen de stroom ingaan van de beweging, als, op 20 november, “gele hesjes”, die in een tankwagen verborgen migranten ontdekken, deze aan de gendarmerie verklilkken. Sommige demonstranten wilden deze migranten, die hun leven op deze manier op het spel zetten, redden, maar anderen hebben hen bewust “gedumpt”. De commentaren van enkele “gele hesjes” tijdens de arrestatie, gefilmd en uitgezonden, zijn misselijkmakend: “Je lacht als een flikker!”, “Wat een stelletje flikkers!”, “Dat wordt weer van onze belastingen afgetrokken!”, enzovoort.
De omvang van deze interklassistische beweging wordt verklaard door de moeilijkheid van de arbeidersklasse om haar strijdvaardigheid tot uitdrukking te brengen door alle vakbondsmanoeuvres om de strijd te saboteren (zoals we onlangs nog eens hebben gezien bij de langdurige “estafettestaking” bij de SNCF). Zo wordt de ontevredenheid over de vakbonden, die binnen de arbeidersklasse bestaat, gerecupereerd door de initiatiefnemers van de beweging. Wat veel aanhangers van de beweging van de “gele hesjes” willen overbrengen is dat de strijdmethoden van de arbeiders (stakingen, soevereine algemene vergaderingen en massademonstraties, stakingscomités, enzovoort) niet werken. Daarom moeten we nu het vertrouwen schenken aan de kleine bazen (die protesteren tegen belastingen en belastingverhogingen) om andere methoden te vinden om te strijden tegen “de hoge kosten van levensonderhoud” en om de hele “Franse bevolking” samen te brengen!
Veel arbeiders in “gele hesjes” verwijten de vakbonden dat ze “hun werk niet doen”. Nu zien we hoe de CGT dit probeert goed te maken door op te roepen tot een nieuwe “actiedag’ voor 1 december. We kunnen er zeker van zijn dat de CGT en de andere vakbonden eens te meer “hun werk” zullen doen om de strijdwil van de arbeiders in te kaderen en spontane bewegingen op klasseterrein te voorkomen.
De proletariërs moeten hun klassezelfstandigheid verdedigen en alleen op zichzelf vertrouwen!
Veel arbeiders voerden strijd tegen de armoede, de onophoudelijke economische aanvallen, de werkloosheid, de onzekere jobs.... Maar door zich aan te sluiten bij de “gele hesjes”, zijn deze arbeiders tijdelijk de weg kwijtgeraakt en hebben ze zich aangesloten bij een beweging, die in een doodlopend straatje leidt.
De arbeidersklasse moet haar levensomstandigheden verdedigen op haar eigen terrein, als zelfstandige klasse, tegen de nationale eenheid van alle “anti-Macron” krachten, die de woede van de “gele hesjes” manipuleren om het maximale aantal stemmen te behalen in de verkiezingen! Zij mag haar strijd niet delegeren en toevertrouwen aan reactionaire sociale lagen, noch aan de partijen die beweren haar te steunen, noch aan de vakbonden die haar valse vrienden zijn. Al “dat schoon volk”, ieder met zijn eigen credo, bezet en kapselt het sociale terrein in om te voorkomen dat de zelfstandige strijd van het proletariaat zich zou bevestigen.
Wanneer de arbeidersklasse zich als zelfstandige klasse opstelt, door een massale strijd te ontwikkelen op haar eigen klasseterrein, sleept ze een steeds groter deel van de maatschappij met zich mee, achter haar eigen strijdmethoden, haar eigen unitaire leuzen en ten slotte haar eigen revolutionaire project voor de omvorming van de maatschappij. In 1980 begon er in Polen, na de stijging van de prijzen van primaire benodigdheden, een enorme massabeweging vanaf de scheepswerven van Gdansk. Om de regering te confronteren en terug te dringen, hadden de arbeiders zich massaal als klasse georganiseerd tegen de “rode” bourgeoisie en haar stalinistische staat. [10] De andere delen van de bevolking hadden zich grotendeels aangesloten bij deze massale strijd van de uitgebuite klasse.
Als het proletariaat zijn strijd ontwikkelt, vormen de massale, soevereine en algemene vergaderingen die openstaan voor “iedereen” het hart van de beweging, de plaatsen waar de proletariërs zich samen kunnen organiseren, nadenken over unitaire leuzen, over de toekomst. Dan is er geen plaats voor het nationalisme, de gemoederen worden integendeel opgezweept door de internationale solidariteit want “de arbeiders hebben geen vaderland” [11]. De arbeiders moeten daarom weigeren de Marseillaise te zingen en met de “tricolore” te zwaaien, de vlag van de regering van Versailles die in 1871 30.000 proletariërs van de Commune van Parijs heeft vermoord!
Momenteel heeft de uitgebuite klasse moeite om zichzelf als een klasse te herkennen, en als de enige kracht in de maatschappij die in staat is om een gunstige krachtsverhouding te ontwikkelen tegenover de bourgeoisie. De arbeidersklasse is de enige klasse van de maatschappij die in staat is de mensheid een toekomst te bieden door haar strijd te ontwikkelen op haar eigen terrein, over alle corporatistische, sectoriele en nationale scheidslijnen heen. Vandaag koken de proletariërs van woede, maar ze weten niet hoe ze hun levensomstandigheden moeten verdedigen tegen de groeiende aanvallen van de bourgeoisie. Ze zijn hun eigen strijdervaringen vergeten, hun vermogen om zich te verenigen en te organiseren zonder te wachten op de instructies van de vakbonden.
Ondanks de moeilijkheid van het proletariaat om zijn klasse-identiteit terug te vinden, behoort de toekomst nog steeds aan de klassestrijd. Iedereen die zich bewust is van de noodzaak van de proletarische strijd moet proberen zich te hergroeperen, te discussiëren, lessen te trekken uit de laatste sociale bewegingen, na te denken over de geschiedenis van de arbeidersbeweging en niet toe te geven aan de ogenschijnlijk radicale lokroep van de “burger” en “volks”bewegingen, van de interklassistische mobilisaties van de kleinburgers!
“De zelfstandigheid van het proletariaat tegenover alle andere klassen van de maatschappij is de eerste voorwaarde voor de ontplooiing van zijn strijd in de richting van het revolutionaire doel. Alle bondgenootschappen, en vooral die met fracties van de bourgeoisie, kunnen slechts leiden tot zijn ontwapening tegenover zijn vijand omdat ze het proletariaat ertoe overhalen het enige terrein in de steek te laten waaraan het zijn krachten kan ontlenen: zijn klassenterrein. Elke politieke stroming die probeert het ertoe over te halen dit terrein in de steek te laten dient onmiddellijk de belangen van de bourgeoisie.” (Platform van de IKS) [12].
Révolution Internationale, Krant van de IKS in Frankrijk, 25 novembre 2018
Voetnoten
[1] Getuigenis verzameld door de militanten van de IKS op de Champs-Élysées.
[2] “De gele hesjes, een nog nooit vertoonde beweging in de Franse geschiedeni”, Le Parisien (24 november 2018).
[3] Dit idee is alomtegenwoordig op sociale netwerken.
[4] benaming toegekend aan de Champs-Élysées.
[5] Benadrukt moet worden dat een dergelijke boodschap over het algemeen niet direct wordt overgebracht, maar op een “subliminale” manier: op BFM-TV bijvoorbeeld, terwijl journalisten en “specialisten” wezen op het noodzakelijke onderscheid dat gemaakt moet worden tussen de “echte gele hesjes” en de “vernielers”, werden de beelden van de schade op de Champs Élysées voortdurend herhaald.
[6] De vernielingen zijn voornamelijk te wijten aan de bouw van geïmproviseerde barricades met straatmeubilair en aan de door de politie afgevuurde projectielen.
7] Op de Champs-Élysées konden we zelfs een "geel hesje" horen zeggen dat “we met Macron moeten doen zoals het verzet met de Moffen, hem elke dag lastigvallen totdat hij vertrekt”.
[8] Inclusief de NPA (Nieuwe Antikapitalistische Partij) en de Trotskistische LO (Lutte Ouvrière)
[9] Enkel de vakbondsmiddens hebben een sterke kritiek geuit op de “gele hesjes”, zoals trouwens de “gele hesjes” voor het merendeel ook elke vorm van vakbondsinmenging verwerpen.
[10] Zie ons artikel in de Internationale Reuvue, Frans-, Engels- en Spaanstalige editie, nr. 27, “Stellingen over de massastaking”
[11] Een van de belangrijkste leuzen van de Indignados in 2011 was “Van het Tahrirplein tot de Puerta del Sol”, wat het gevoel onderstreept dat de demonstranten in Spanje verbonden waren met degenen die een paar weken eerder in de Arabische landen in actie kwamen en hun leven op het spel zetten.
[12] Platform van de IKS: https://nl.internationalism.org/iks/201501/1228/9-de-frontvormingspolitiek-een-strategie-om-het-proletariaat-te-laten-ontsporen [218]
Naar aanleiding van de publieke bijeenkomst van de IKS over de Revolutie in Duitsland, die onlangs in Antwerpen werd gehouden, heeft een kameraad ons een schrijven doen toekomen, waarin hij globaal vier punten aansnijdt: Was er de laatste maand van 1918 in Duitsland sprake van een revolutionaire of pre-revolutionaire situatie? Was het een proletarische of een burgerlijke revolutie? Hoe groot was het gewicht van de sociaaldemocratie in de arbeidersklasse en haar minderheden? Moest de nieuw opgerichte Kommunistische Partij van Duitsland op een federatieve of op een gecentraliseerde wijze georganiseerd worden?
Maar het belangrijkste en meest interessante onderwerp in zijn bijdrage is de kwestie van de overgang van de sociaaldemocratie naar de bourgeoisie. Dit is namelijk ook een voortdurend punt van discussie tussen de IKS en een andere groep van het revolutionair politiek milieu, de Internationale Communistische Tendens (ICT). Terwijl de IKS het standpunt verdedigt dat de revolutionairen binnen een degenererende partij moeten blijven om een zo groot mogelijk deel ervan voor hun standpunt te winnen, verdedigt de ICT de opvatting dat ze in 1914 onmiddellijk de partij hadden moeten verlaten om zo snel mogelijk een nieuwe partij op te richten.
Onze kameraad schrijft in zijn bijdrage hierover: “Dat velen, zeer velen (…) nog het idee hadden dat de SPD nog altijd een echte vertegenwoordiger en vertolker van de verzuchtigen van de “kleine man”, de “gewone mens”was, had ook te maken met (…) het feit dat men zich nauwelijks een voorstelling kon maken wat het betekende om organisatorische klassegrenzen te overschrijden, klassestandpunten te verraden en dat dit slechts één keer kon en dat deze overgang onherroepelijk was.”
“Het verraad van de SPD leiding, haar overgang naar de bourgeoisie was dan ook niet iets dat men even later (bijvoorbeeld na de oorlog) kon rechtzetten, kon herroepen, maar een definitieve klassegrens: van dan af is de sociaaldemocratie een burgerlijke organisatie, een wapen in handen van de heersende klasse. Blijkbaar werd dat zelfs ook niet goed begrepen door verschillende leden van de KAPD, die uiteindelijk terugkeerden naar de (linkse oppositiegroepen in de) SPD.”
De kameraad heeft volkomen gelijk als hij zegt dat de leiding van de SPD de proletarische principes (in de eerste plaats het internationalisme) in 1914 heeft verraden. Daardoor ging ze over naar het kamp van de bourgeoisie. Maar het is niet zo dat de sociaaldemocratie als geheel daarmee een burgerlijke stroming was geworden. Met het verraad van de leiding van de sociaaldemocratische partijen in Duitsland, Engeland en Frankrijk had de IIe Internationale in augustus 1914 echter wel het loodje gelegd. Ze bestond alleen nog op papier.
“Onder het bankroet van de Internationale verstaan zij (de klassebewuste arbeiders dus)het ten hemel schreiende verraad dat de meerderheid van de officiële sociaaldemocratische partijen heeft gepleegd aan hun overtuigingen, aan de plechtige verklaringen in de redevoeringen op de internationale congressen te Stuttgart en Bazel, in de resoluties van deze congressen, enzovoort.” (‘Het bankroet van de Tweede Internationale’, Lenin, 1915)
Maar voor de verschillende afzonderlijke sociaaldemocratische partijen lag de situatie anders. Op de eerste plaats waren er verschillende sociaaldemocratische partijen die de proletarische principes in 1914 nog niet hadden verraden. Neem bijvoorbeeld de partijen in Servië, Bulgarije, Hongarije, Italië en niet te vergeten Rusland. Op de tweede plaats: ook al hadden de leiders van de verschillende sociaaldemocratische partijen de arbeidersklasse verraden, er was nog een grote schare aan leden binnen die partijen voor wie het internationalisme nog steeds hoog in hun vaandel stond. Op de derde plaats: de leiders hadden dan wel verraad gepleegd, maar daarmee was de partij nog niet verloren voor het proletariaat. Er bestond nog altijd de mogelijkheid om de leiding ‘buiten te sluiten’ en de partij voor de arbeidersklasse te redden. Enkele voorbeelden van deze verschillende scenario’s:
Hongarije: Om een nieuwe regering te kunnen vormen onderhandelden de sociaaldemocraten in 1919 met de kommunisten en besloten om hun twee partijen samen te brengen onder de naam Hongaarse Socialistische Partij. De nieuwe Socialistische Partij creëerde een regering, die de revolutionaire regeringsraad genoemd werd, en die de Hongaarse Radenrepubliek uitriep.
Duitsland: Nadat eerst een deel van de USDP (een sociaaldemocratische afsplitsing) weer was samengegaan met de SPD, bewoog een ander deel zich weg van het reformisme in de richting van het marxisme. De USDP fuseerde in 1920, met haar 1 miljoen leden, met de KPD en sloot zich aan bij de Kommunistische Internationale.
Rusland: Toen in juli-augustus 1914 de oorlog effectief uitbrak, stemde de meerderheidsfractie van de Russische Sociaal-Democratische ArbeidersPartij (RSDAP) tegen de oorlogskredieten. “Tijdens de vergadering van de Doema van 26 juli (8 augustus) 1914 liet de Bolsjewistische Doema-groep een krachtig protest horen; zij weigerden te stemmen voor oorlogskredieten en lanceerden een revolutionaire propaganda onder het volk.”(‘De linkse stroming, een kinderziekte van het kommunisme’; Lenin)
Nederland: In Nederland was het de Tribune (ook een sociaaldemocratische partij die zich had afgescheiden van de SDAP) die het internationalistische vaandel hoog hield.“Wij willen de Nederlandsche arbeiders niet in de oorlog laten hitsen, noch tegen Engeland door het rovende groot-kapitaal, noch tegen Duitschland door het onverantwoordelijke kleinburgerdom.”(The Tribune 19-08-1914)
Italië: Tijdens de oorlog was de leiding van de partij in handen van de linkerzijde. Het Congres van 1912 had de hervormingsgezinde rechterzijde en dat van 1914 de vrijmetselaars buitengesloten. Tot januari 1921was de de Italiaanse Socialistische Partij (PSI) de enige revolutionaire partij van Italië. Tijdens het Congres van Livorno, in 1921, kwam het pas tot een breuk tussen de revolutionaire en de reformistische vleugel.
De CWO, de groep van de ICT in Engeland, heeft in een artikel over de Duitse Revolutie en tijdens de openbare bijeenkomst van de IKS haar “verrassing” uitgesproken over ons standpunt dat er na 1914 nog steeds iets te verdedigen viel in de SPD.
“Het was dan ook verrassend dat een lid van de Internationalistische Kommunistische Stroming (.....) de kwestie stelde dat augustus 1914 te vroeg was voor de ‘Internationale’groep om zich af te scheiden van de Duitse sociaaldemocratie. Verrassend genoeg stelde hij dat augustus 1914 niet het definitieve verraad van de internationale arbeidersbeweging betekende” [1] (‘The Significance of the German Revolution’, ICT). Volgens de ICT is het echter onzin om te stellen dat niet de hele Duitse sociaaldemocratische partij verraad heeft gepleegd.
“De SPD stemde voor oorlogskredieten en dit was een duidelijk verraad van de arbeidersklasse. (.....) Er was behoefte aan een nieuw vaandel waarrond de revolutionaire arbeidersklasse zich kon verzamelen. Hoe eerder dat vaandel werd hooggehouden, hoe sneller de revolutionairen aan de slag konden om te bouwen aan de beweging die vroeg of laat tegen de oorlog zou uitbreken” [2] (‘The Significance of the German Revolution’, ICT).
De IIe Internationale was dood in augustus 1914. Maar, zoals hierboven aangetoond, waren niet alle sociaaldemocratische partijen met huid en haar overgegaan naar de bourgeoisie. De leiding was overgelopen naar het burgerlijke kamp, maar toen kon de strijd tussen de leiding en de basis om de herovering van de sociaaldemocratische partij pas goed beginnen. Er zat na 1914 nog veel proletarisch leven in verschillende sociaaldemocratische partijen, zoals de vermelde voorbeelden laten zien.
“Na het verraad van de partijleiders was er unanieme overeenstemming van alle internationalisten dat niet kon worden toegestaan dat de partij in de handen zou vallen van de verraders. Ze streefden er allemaal naar om de partij terug te winnen. Niemand wilde uit eigen beweging vertrekken, integendeel ze wilden allen werken als een fractie binnen de partij met de bedoeling om de sociaal-patriottische leiders uit te sluiten.” (‘Fractie of nieuwe partij?’ Internationale Revue nr. 26)
Dat brengt ons meteen op de vraag op wie het juiste standpunt verdedigde in de Eerste Wereldoorlog binnen de linkerzijde van de Duitse Sociaal Democratie: de Spartakisten (Luxemburg, Jogiches, Liebknecht, Mehring,en Zetkin) of the Bremer Linke (Pannekoek, Knief, Frölich). “Begin 1917, toen de leiding van SPD de oppositie uitsloot om de toename van hun standpunten binnen de partij te stoppen, zetten deze[laatste] groepen hun activiteit op zelfstandige wijze voort terwijl de Spartakisten hun fractie-activiteit binnen de centristische USPD voortzetten” (‘Rapport over de rol van de IKS als ‘Fractie’, Internationale Revue nr. 27).
Het standpunt van Rosa Luxembrug is altijd heel duidelijk geweest: in de sociaaldemocratie blijven totdat je wordt buitengesloten, wat in april 1917 gebeurde. Er waren echter geluiden die zeiden dat de Spartacusgroep, omdat ze in de USPD bleef, haar eigen ontwikkeling heeft afgeremd. “Het is waar dat de vertraging in de vorming van revolutionaire fracties in Duitsland voor de oorlog het vermogen belemmerde van de kommunistische minderheid om de revolutionaire situatie aan het einde van de oorlog het hoofd te bieden” [3] (‘1919: Seventy years ago; On the Revolution in Germany’; Internationale Revue, Frans, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 55).
Als we kijken naar de linkse fractie binnen de sociaaldemocratie in Nederland (de SDAP), is het duidelijk dat de Tribunisten zich te vroeg hadden afgescheiden, een standpunt dat altijd verdedigd werd door Herman Gorter. In De Tribune bestond daardoor een gevaar van sektarisme: het zich afzetten tegen en het afschrijven van alles en iedereen die nog iets met de SDAP te maken had. Ze deed dat op het moment dat er in de SDAP nog duidelijk proletarisch leven bestond. Zo gingen in de loop van de Eerste Wereldoorlog nog een aantal kameraden over van de SDAP naar de SDP: waaronder Henriette Roland Holst en Herman Sneevliet.
Anderzijds, hebben de Spartakisten dan weer te lang gewacht, niet om zich af te scheiden van de USPD, maar om een werkelijk fractiewerk binnen de sociaaldemocratie te ontwikkelen. Toen de SPD aan het ontaarden was, was een georganiseerde activiteit met een eigen pers een volstrekte voorwaarde voor de linkerzijde om de proletarische principes hoog te houden en een baken te vormen voor de doelloze massa’s, die nog gedesoriënteerd waren door het onverwachte en onvoorstelbare verraad van de leiding van de sociaaldemocratische SPD.
Verder bleven de Spartakisten te lang vasthouden aan de herovering van de partij. “De leuze is ‘noch afsplitsen noch verenigen’; ‘noch voor een nieuwe partij noch voor de oude partij’. Het gaat om de herovering van de partij van onderaf door middel van de opstand van de massa's, die de organisaties en hun middelen in eigen handen moeten nemen, niet in woorden, maar in daden, door rebellie (...) De beslissende strijd om de partij is begonnen” (‘Spartakusbriefe’, 30 maart 1916). Rosa Luxemburg durfde het woord ‘afscheiding’ echter niet hardop uit te spreken.
In 1916, “toen de krachtsverhouding binnen de SPD steeds meer begon te wankelen pleitten de groepen uit Dresden en Hamburg voor een onafhankelijk organisatie - zelfs als ze geen heldere organisatorische opvatting hadden met betrekking tot deze kwestie.” (‘Fractie of nieuwe partij?’ Internationale Revue nr. 26) De Spartakisten verzetten zich daar niet tegen, maar ze wilden dit niet uitvoeren door te weigeren om nog langer contributie te betalen, omdat zoiets alleen maar kon leiden tot uitsluiting, wat in september 1916 ook prompt gebeurde.
Een dergelijke tactiek, het bij stukjes en beetjes uitgesloten worden uit de partij, wat het gevolg was van het niet langer betalen van de lidmaatschapsgelden, zou “onder de gegeven omstandigheden, niet leiden tot de uitsluiting uit de partij van de meerderheid en van de mannen van Scheidemann, iets wat we willen, maar zal onvermijdelijk leiden tot een versnippering van de beste kameraden over kleine kringen en de kameraden tot volkomen onmacht veroordelen. Wij beschouwen deze tactiek schadelijk en zelfs destructief” (L. Jogisches, 30 september 1916).
Het beste voorbeeld van een geslaagd fractiewerk werd getoond door de Abstentionistische Fractie binnen de Italiaanse Socialistische Partij (PSI). Deze fractie, die georganiseerd was als een zelfstandige fractie binnen de PSI, met haar eigen pers, bleef zo lang mogelijk in de partij. Haar doel was om een meerderheid voor haar programma te winnen. “In oktober 1920 vormde zich in Milaan de Verenigde Kommunistische Fractie, die een Manifest redigeerde om op te roepen tot de vorming van de Kommunistische Partij, door de uitwijzing van de rechtervleugel van Turati.” (‘The Italian Communist Left’, IKS).
Maar toen ze er niet in slaagde om de meerderheid binnen de PSI voor zich te winnen, besloot ze om, in tegenstelling tot de Duitse Linkerzijde, in januari 1921 en bloc, als één groep uit de partij te stappen om de Kommunistische Partij van Italië op te richten. In december 1920, tijdens de Conferentie van Imola, werd er tot een principiële afscheiding besloten: “Ons werk als Fractie moet nu beëindigd worden (…) onmiddellijk de partij en het congres [van de PSI] verlaten, zodra de stemming ons de meerderheid of de minderheid gegeven geeft.” (‘The Italian Communist Left’, IKS)
Elders in zijn bief schrijft de kameraad nog:“Wat een verschil had het kunnen maken als er reeds voor de oorlog een fractie van echte linksen in de hele IIe Internationale (of in een groot deel ervan) met de Bolsjewiki, de SDKPL, Rosa Luxemburg, Franz Mehring, enzovoort in Duitsland, de Tribunisten, Bordiga, enzovoort,” was gevormd. “Het was waarschijnlijk ook dan niet mogelijk geweest de Eerste Wereldoorlog te voorkomen, maar het had het gemakkelijker gemaakt om (terug) internationale contacten te leggen en sneller tot een nieuwe Internationale te komen.”
Was het maar zo gemakkelijk, maar een nieuwe Internationale komt niet tot stand louter door het leggen van internationale contacten. De vorming van een fractie kan alleen maar het resultaat zijn van een strijd zonder compromissen binnen de bestaande proletarische partij: een radicaal standpunt innemen, een permanent tegengeluid laten horen, het ongenadig blootleggen van de standpunten en de tactieken van de opportunisten. Een fractie, en haar eenheid, moet gesmeed worden doorheen de permanente strijd tegen het binnendringen van de burgerlijke ideologie in de arbeidersorganisatie, zoals de revolutionairen van die tijd onderstrepen.
“Het enige middel om het opportunisme radicaal te bestrijden, is zelf vooruit te gaan, de tactiek te ontwikkelen. Staat er een flinke sterke stroom, dan vergaat ze [het opportunisme] vanzelf.” (‘Brief van Rosa Luxemburg aan aan Henriette Roland Holst’; 17 december 1904) “Herinneren wij ons de kritiek op het program van Gotha van 1875 (…) waarin Marx het opportunisme van dit program onbarmhartig geselde” (‘Staat en Revolutie’, Lenin). In zijn brief aan het Congres van de KAPD in Berlijn in augustus 1920, stelde Pannekoek dat“De Nederlands-Duitse stroming een meedogenloze strijd moet voeren binnen de Internationale tegen het opportunisme.” [4] (‘The Dutch Left’, IKS).
In dit kader is de strijd van de Linkerfractie van Zimmerwald heel instructief. Tijdens die Conferentie verdedigde zij tegenover de centristische meerderheid, onder leiding van de Bolsjewiki, voorstellen waarin de imperialistische oorlog werd veroordeeld, het pacifisme aan de kaak gesteld en werd aangedrongen op een breuk met de sociaal-democratie. Haar principiële verdediging van het internationalistisme werd slechts gedeeltelijk beloond en in het definitieve manifest opgenomen. Desondanks legde de Linkerfractie in Zimmerwald de eerste kiemen voor een tegenbeweging die enkele jaren later zijn beslag zou krijgen in de oprichting van de Derde Internationale.
We zijn het eens met de kameraad als hij zegt dat “de revolutionaire partij al zeer laat werd opgericht” en dat “dit een grote zwakheid was”. Maar dit betekent geenszins dat “als de voorbereidingen voor een kommunistische partij in augustus 1914 waren begonnen en niet in december 1918 (na het uitbreken van de revolutie) de hele ervaring in Duitsland ongetwijfeld anders zou zijn geweest” [5] (‘The Significance of the German Revolution’, ICT). Te vroeg, en dus op een onheldere basis breken met de oude partij (zoals de Tribunisten in 1909 deden) kan net zozeer catastrofaal zijn als splitsing die te laat tot stand komt.
De Abstentionistische Fractie van de Italiaanse Socialistische Partij speelde een overheersende rol bij de oprichting van de Italiaanse afdeling van de IIIe Internationale. In de revolutionaire jaren tussen 1917 en 1921 ontwikkelde de Abstentionistische Kommunistische Fractie zich tot het punt dat zij, toen ze de Kommunistische Partij van Italië oprichtte, een derde van de leden van de oude socialistische massapartij en alle jeugdorganisaties in haar gelederen opnam.
De Abstentionistische Fractie in Italië was rigoureus ten opzichte van de gematigde, centristische stromingen. Maar dit “betekende nooit een sektarische opsluiting, een weigering om te praten, om te discussiëren, integendeel! In feite (...) probeerde de Italiaanse Linkerzijde altijd om revolutionaire energieën te recupereren die op centristische standpunten waren blijven staan, zowel om haar eigen gelederen te versterken als om deze krachten te redden van de klassevijand” [6] (‘Marxism and opportunism in the construction of the revolutionary organization’; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 103).
“De Abstentionistische Fractie van Bordiga kon alleen een partij worden door met al haar kracht te werken aan het overtuigen van ten minste een betekenisvolle minderheid. De zorg van de “Bordigistische”beweging was er altijd op gericht het terrein niet te verlaten en de strijd tot het einde toe voeren en daarom was het nooit een sekte, waarvan de tegenstanders haar beschuldigden” [7] (‘The Italian Communist Left’, IKS).
Alleen de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde - de Abstentionistische Factie – heeft het werk en de strijd van de fractie op een consequente manier opgenomen waardoor zij, doorheen de ergste degeneraties en ontkenningen, aan een programmatisch kader kon vasthouden, dat stevig geworteld was in de revolutionaire ervaring van het proletariaat.
Dennis / 2019-02-02
[1]“It was therefore surprising that a member of the Internationalist Communist Current (…) should pose the question that August 1914 was too early for the Internationale group to split from German Social Democracy. He surprisingly argued that August 1914 was not a definitive betrayal of the international workers’ movement.”
[2]“The SPD’s vote for war credits was a clear and obvious betrayal of the working class cause. (…) The need was for a new banner around which the revolutionary working class could rally. The sooner that banner was raised the quicker the revolutionaries could get to work to build for the movement which would break out, sooner or later, against the war.”
[3]“It's true that the delay in the formation of revolutionary fractions in Germany before the war was to hold back the communist minority's capacity to deal with the revolutionary situation at the end of the war.”
[4]“The Dutch-German current should engage a merciless struggle within the International against opportunism.”
[5] “had the preparations for a communist party started in August 1914 and not in December 1918 (after the revolution broke out) the whole experience in Germany would undoubtedly have been different”.
[6] “never meant a sectarian closure, a refusal to talk, to discuss, quite the reverse! In fact (…) the Italian Left always worked to recuperate revolutionary energies that had remained on centrist positions, both to strengthen its own ranks and to rescue these forces from the class enemy”.
[7] “The Abstentionist fraction could only become a party by working with all its strength to win over at least a significant minority. The concern of the ‘Bordigist’ movement was always never to abandon the terrain until the struggle had been waged to the end and because of this it never was a sect, which its adversaries accuse it of being.”
We publiceren hieronder grote delen uit een brief van een lezer die, hoewel hij de krachtlijn van ons pamflet over de beweging van de “gele hesjes” verwelkomt, ook kritiek heeft op een aantal van onze standpunten, in het bijzonder het idee dat er uit deze interklassistische beweging niets goeds kan voortkomen voor het proletariaat. Deze vragen raken aan uiterst belangrijke aspecten van de proletarische strijd: wat de arbeidersklasse is, haar strijd, haar perspectief.
Alleen door middel van een breed, open en geanimeerd debat zullen we erin slagen om de meest diepgaande antwoorden uit te werken, om deel te nemen aan de ontwikkeling van het klassebewustzijn van het proletariaat, om zich het wapen van de theorie eigen te maken. Wij moedigen al onze lezers dan ook aan ons te schrijven, hun kritiek, hun akkoorden of hun vragen te formuleren, om zo een debat te voeden dat van vitaal belang is voor het proletariaat. Met dit in het achterhoofd laten wij deze brief vergezeld gaan van ons antwoord.
“(....) Ik heb verschillende standpunten doorlopen, waaronder die van de verschillende linkse groepen die deze beweging zien als een heruitgave van 1968. Het verschil is duidelijk, maar een dergelijke vergelijking rechtvaardigt hun onbegrensde steun.
Net als in uw pamflet kunnen we erkennen dat de spontane opkomst van deze blokkades een afspiegeling is van een zeer diepe maatschappelijke woede. Een zeer uiteenlopende, zo niet tegenstrijdige woede, die het interklassistische karakter van de beweging en de burgerlijke of zelfs de nationalistische expressie ervan uitdrukt. Ik sluit me aan bij uw kritiek ten gronde.
Op drie punten zouden we in discussie kunnen treden:
- Het idee van een valkuil die voor de arbeiders is gezet. Welke betekenis moet aan deze “valkuil” worden gehecht? Een valkuil veronderstelt een organisatie die het voorbereidt, organiseert, enz. Hiervan is echter geen sprake.
In het pamflet staat ook het idee dat de arbeidersklasse verhinderd wordt te vechten: “Heel dit mooie politieke theater, ieder met zijn eigen credo, bezet en kapselt het sociale terrein in om te voorkomen dat de arbeiders zich massaal zouden mobiliseren, dat ze een autonome, solidaire en eengemaakte strijd zouden ontwikkelen tegen de aanvallen van de bourgeoisie”. Worden de arbeiders enkel “verhinderd”, zouden ze anders openlijk strijd leveren op hun klasseterrein? Nee, natuurlijk niet.
Er is inderdaad sprake van een gemengde sociale beweging, waarbij de verhoudingen niet in het voordeel zijn van de arbeidersklasse, en die andere lagen de ruimte laat om hun eigen belangen te behartigen, wat vandaag de dag niet verwonderlijk is. In die zin ben ik het eens met de passage: “De proletariërs willen hun diepe woede uiten, maar ze weten niet hoe ze hun levensomstandigheden doeltreffend kunnen verdedigen tegen de groeiende aanvallen van de bourgeoisie en haar regering”.
- Is het hier ook mogelijk om een autonome klassenstrijd op te vatten als voorwaarde voor een consequente beweging? Wordt de klassestrijd niet zelfstandig door zich als zodanig vrij te maken in de loop van de beweging zelf?
- Zelfs als ik de kritiek op de inhoud en de methoden deel, zou ik meer openstaan voor de mogelijkheid van hun evolutie. [U hebt] de spontaniteit in het uitlokken van deze blokkades opgemerkt, maar sommige van hen tonen de zorg om zich zelfstandig te organiseren, om te functioneren door middel van echte algemene vergaderingen, enz. (…)”
Op basis van een gemeenschappelijke vaststelling betreffende de beweging van de “gele hesjes”[1], gekenmerkt door “een zeer uiteenlopende, zo niet tegenstrijdige woede, die het interklassistische karakter van de beweging en de burgerlijke of zelfs de nationalistische expressie ervan uitdrukt” roept deze brief drie belangrijke vragen op.
In ons pamflet staat dat deze beweging een echte valkuil is voor de proletariërs. Maar voor de kameraad stelt zich de vraag:“welke betekenis moeten we aan deze "valkuil" geven? Een valkuil veronderstelt een organisatie die het voorbereidt, organiseert, enz. Hiervan is echter geen sprake”. Deze beweging was inderdaad spontaan. Een jonge zelfstandig ondernemer uit Seine-et-Marne heeft op sociale media een petitie gelanceerd tegen een verhoging van de belastingen op dieselbrandstof. Dan is er nog een chauffeur van hetzelfde departement die heeft opgeroepen de wegen blokkeren, met een geel hesje aan. In enkele klikken hebben deze twee kreten van woede zich in een zeer hoog tempo verspreid, wat getuigt van een algemene frustratie in de bevolking.
Het is dus geen valkuil van de bourgeoisie, haar staat, haar partijen, haar vakbonden of haar media, maar een beweging die door haar interklassistische aard op zich een valkuil is voor de arbeiders. Want in een interklassistische beweging waar de proletariërs (werkers, studenten, gepensioneerden, werklozen, ...) als individuen-burgers temidden van alle andere lagen van de samenleving (kleinburgers, boeren, ambachten, ...) verwaterd zijn, overheersende sociale aspiraties en strijdmethoden van al deze tussenliggende lagen.
Daarom was het uitgangspunt van de beweging de explosie van woede onder vrachtwagen-, taxichauffeurs en eigenaars van kleine ondernemingen bij de verhoging van de belastingen op dieselbrandstof, die hun bedrijf verder benadeelde. Daarom werd de voorkeur gegeven aan het bezetten van rotondes en tolhuizen, vervolgens van de “mooiste avenue ter wereld”, de Champs-Élysées, met een fluorescerend geel hesje op de rug, om “gezien”, “gehoord” en vooral “erkend te worden”. Daarom waren de Franse vlag, La Marseillaise en verwijzingen naar de Franse Revolutie van 1789, ook alomtegenwoordig te midden van deze kreet van het “Volk van Frankrijk”. Allemaal methoden die op geen enkele manier uitdrukking geven aan een mobilisatie van de arbeidersklasse op haar eigen terrein, waardoor de uitbuiting van het kapitalisme in vraag wordt gesteld door eisen zoals loonsverhogingen, tegen ontslag, enz.
Bovendien kwamen de strijdmethoden van de arbeidersklasse daarin nooit tot uitdrukking. De afwezigheid van stakingen in verschillende sectoren van de klasse of van algemene vergaderingen, waarin de uitgebuitenen debatteren en nadenken over hun strijd en de doelstellingen die eraan gegeven moeten worden, bevestigen dit ruimschoots.
Erger nog, het verrotte terrein van populisme en de xenofobie vergiftigt een groot deel van de beweging. Enkele van de meest misselijkmakende aspecten van de huidige historische periode kwamen tot uiting, zoals officiële oproepen tot versterking van anti-immigratiewetten of nog xenofobe misstanden.[2] Meer dan 90% van de aanhangers van de Rassemblement National van Marine Le Pen steunen de “gele hesjes” en meer dan 40% zegt zelf deel te nemen aan de beweging.
Ziedaar de valkuil waarin al deze proletariërs in de “gele hesjes” werden gevangen. Ja, deze beweging is voor hen een echte ideologische valkuil geweest.
In enkele regels van deze brief wordt een centrale vraag gesteld: “In het pamflet staat ook het idee dat de arbeidersklasse verhinderd wordt te vechten (…) Worden de arbeiders enkel “verhinderd”, zouden ze anders openlijk strijd leveren op hun klasseterrein? Nee, natuurlijk niet.”Wat zijn de oorzaken van de huidige politieke moeilijkheden van de arbeidersklasse? Het antwoord daarop vinden we niet in een fotografische visie van het actuele proletariaat, maar in de film van zijn geschiedenis. Deze complexe vraag kunnen we hier, in de context van dit artikel, dus niet volledig beantwoorden.[3]We willen eenvoudigweg één aspect benadrukken. We mogen het permanente ondermijnende werk van de vakbonden niet onderschatten, die al meer dan een eeuw een specifieke rol hebben in de sabotage, op het werkplek, van de strijd en het bewustzijn.
Een voorbeeld: enkele maanden voor de beweging van de "gele hesjes" organiseerden de vakbonden de "estafettestaking van de spoorwegarbeiders". Duizenden arbeiders, bijzonder strijdlustig, zijn vele dagen lang in staking gegaan, volledig geïsoleerd, afgesneden van andere sectoren van het proletariaat. Tegelijkertijd echter, in de bejaardentehuizen, bij de post, in de crèches, ziekenhuizen, bepaalde fabrieken, enz. vond er ook strijd plaats, elk in zijn eigen hoekje. Vervolgens lanceerde de CGT haar oproep tot “convergentie van de strijd”, een schijn van eenheid, bestaande uit het marcheren op straat, de enen na de anderen, ieder achter “zijn” leuze, “zijn”sector, “zijn” bedrijf.... en terug naar huis te keren zonder een gemeenschappelijke algemene vergadering, zonder discussie, zonder solidariteit in de strijd.
Deze vakbondsbewegingen, die jaar na jaar worden herhaald, hebben als enige functie het gif van verdeeldheid, wanhoop en machteloosheid te verspreiden. Dus ja, de systematische sabotage van de eenheid van de arbeiders door de vakbonden is een van de belangrijkste ingrediënten van de huidige zwakheid van het proletariaat, een zwakheid die een gunstige voedingsbodem schept voor de explosie van interklassistische en dus uitzichtloze woede.
In feite maakt de bourgeoisie gebruik van de zwakheden van het proletariaat in een poging het meer te versuffen. De arbeidersklasse maakt inderdaad een moeilijke periode door. Sinds 1989 met de campagnes over de ineenstorting van het stalinisme die gelijkgesteld werd met het zogenaamde “bankroet van het kommunisme”, is het proletariaat er niet in geslaagd zijn klasse-identiteit terug te winnen en zichzelf als een revolutionaire klasse te herkennen. De uitgebuite klasse, die niet in staat is om de contouren van een maatschappij zonder uitbuiting te schetsen, blijft zeer kwetsbaar, maar vooral zeer passief op het gebied van de strijd.
Alhoewel grote delen van het proletariaat zich, terecht, niet herkenden in de volksopstand van de “gele hesjes”, waren deze centrale sectoren toch niet in staat om zich massaal en in solidariteit en eenheid te mobiliseren, om te reageren op de aanvallen van de regering op hun eigen klasseterrein en met hun eigen strijdmethoden.
Ondanks deze moeilijkheden is het proletariaat echter niet verslagen. Gezien de algemene ontevredenheid en de aanvallen die opdoemen, kunnen de grote proletarische massa's in de komende periode deze lethargie heel goed te boven komen. De toekomst behoort dus nog steeds aan de klassestrijd.
"Wordt de klassestrijd niet zelfstandig door zich als zodanig vrij te maken in de loop van de beweging zelf?Zelfs als ik de kritiek op de inhoud en de methoden deel, zou ik meer openstaan voor de mogelijkheid van hun evolutie. [U hebt] de spontaniteit in het uitlokken van deze blokkades opgemerkt, maar sommige van hen tonen de zorg om zich zelfstandig te organiseren, om te functioneren door middel van echte algemene vergaderingen, enz. (…)”
Zou de beweging van de "gele hesjes", ook al begon ze op een slechte basis, zich kunnen omvormen tot iets anders, een authentieke strijd van de arbeidersklasse?
Wat spreekt voor deze stelling is de geleidelijke verbreding van de eisen, aangezien de afwijzing van de verhoging van de dieselbelasting op de achtergrond is geraakt ten gunste van een breder protest tegen armoede en voor koopkracht. Bovendien blijft de sympathie van het publiek voor deze beweging onverminderd bestaan. Hoewel de beweging nooit massaal was (ongeveer 300.000 "gele hesjes" op het hoogtepunt van de mobilisatie) en de meerderheid van de proletariërs van grote bedrijven en de openbare dienst toeschouwers bleven, is het niettemin waar dat ze een grote populariteit genoot.
Ter ondersteuning van deze stelling zijn er historische precedenten. Hier zijn er slechts drie, maar niet de minste: de Commune van Parijs uit 1871 ging uit van een explosie van schijnbaar nationalistische en anti-Pruisische woede; de massale staking in Rusland in 1905 begon onder religieuze vaandels, met een pope (Gapon) aan het hoofd; mei 1968 in Frankrijk werd op gang gebracht door een beweging van studenten die in die tijd vaak uit de kleinburgerij voortkwam. Elke keer nam de arbeidersklasse uiteindelijk het voortouw in de strijd, met haar eigen methoden, organisatie en kracht. Om onze lezer te parafraseren: elke keer is "de klassestrijd zelfstandig geworden door zich als zodanig te ontwikkelen in de loop van de beweging zelf".
Zou de beweging van de "gele hesjes" ook iets anders kunnen zijn geworden, een echte arbeidersstrijd? In feite geeft de kameraad zelf het antwoord in zijn brief: “Er is inderdaad sprake van een gemengde sociale beweging, waarbij de verhoudingen niet in het voordeel zijn van de arbeidersklasse, en die andere lagen de ruimte laat om hun eigen belangen te behartigen, wat vandaag de dag niet verwonderlijk is.”
Maar waarom is dat zo? Omdat dit niet 1871, 1905 of zelfs 1968 is. In 1871 was de Commune van Parijs geen uitzondering. In veel delen van Europa, voornamelijk in Frankrijk, was de arbeidersklasse in een strijd verwikkeld en braken verschillende “Communes” uit. De massale staking in Rusland in 1905 werd voorafgegaan door een diepgaand proces van de opkomst van de proletarische strijd (van bewustzijn en organisatie), opnieuw op internationale schaal, sinds de jaren 1890 (Rosa Luxemburg beschrijft dit proces op briljante wijze in haar boek “Massastaking, Partij en Vakbonden”). Mei 68 kwam na een jaar 1967, gekenmerkt door zeer belangrijke stakingen van arbeiders, met name in termen van zelforganisatie, vooral in de grote steden van West-Frankrijk.
Vandaag de dag zien we daar niets van. Zoals we al eerder zeiden, is de arbeidersklasse verstrikt in grote moeilijkheden. Ze is zich zelfs niet eens bewust van haar bestaan als een klasse antagonistisch ten opzichte van de burgerlijke klasse en te onderscheiden van de tussenliggende sociale lagen (vooral de kleinburgerij). Ze is de herinnering aan haar eigen verleden kwijt en kan niet teruggrijpen naar haar reusachtige historische ervaring, waarvoor ze zich zelfs schaamt omdat de bourgeoisie het woord “arbeider” voortdurend gelijkstelt met een soort die "verdwenen" is en het woord “kommunisme” met de barbaarsheid van het stalinisme.
In deze situatie kan de beweging van de "gele hesjes" op geen enkele manier een soort springplank of vonk zijn voor een authentieke strijd van de arbeidersklasse. Integendeel, de proletariërs die zich achter de leuzen en methoden van de kleinburgerij begaven, ie verdronken in de interklassistische ideologie van het burgerschap, en die opgelost werden in alle andere sociale lagen, konden de negatieve druk van het burgerlijk “democratisme” en nationalisme alleen maar ondergaan.
Daarom is het een goede zaak dat de meerderheid van de arbeidersklasse zich tevredengesteld heeft met een platonische ondersteuning, en dat de proletariërs niet massaal deelnamen aan deze beweging zonder perspectief. Deze terughoudendheid toont aan dat de arbeidersklasse, afgezien van haar sympathie voor sommige eisen tegen de armoede, vanaf het begin vooral afstandelijk, voorzichtig was over de focus op belastingen en de gebruikte methoden (de bezetting van rotondes), gealarmeerd was door en walgend van de onmiddellijke steun door heel rechts en extreemrechts.
Dit wantrouwen toont aan dat het proletariaat, ondanks de moeilijkheden die het ondervindt om de strijd op het klasseterrein te beginnen, niet verpletterd, verslagen of massaal betrokken was bij de verrotte ideeën van de kleinburgerij en het xenofobe en anti-immigrantenpopulisme.
In de afgelopen weken, te midden van deze malaise, waren er zelfs kleine lichtpuntjes: middelbare scholieren begonnen te strijden tegen de hervorming van de eindexamens (zonder Marseillaise of Tricolore vlag), niet voor zichzelf, maar uit solidariteit met de toekomstige leerlingen die een opleiding van lager niveau krijgen. Ook studenten mobiliseerden om de verhoging van het collegegeld voor buitenlanders te verwerpen onder de leuze“Solidariteit met de immigranten”. De woede van de jong opgeleide generaties (en toekomstige proletariërs) is een vernietigend antwoord op zowel de onrechtvaardige regeringsmaatregelen als de anti-immigranteneisen van de "gele hesjes". Solidariteit is inderdaad het cement en de kracht van de arbeidersklasse.
Het proletariaat heeft tijdelijk zijn klasse-identiteit verloren, het is afgesneden van zijn geschiedenis en ervaring. Maar het is er nog, steeds levendig. In de diepte gaat de overdenking over het gebrek aan perspectief van de kapitalistische samenleving door, vooral bij de meest bewuste en strijdlustige elementen. Gedreven door de verergering van de economische crisis, in eerste instantie zonder zich bewust te zijn van zijn kracht, zonder te geloven in zijn mogelijke eenheid en zelforganisatie, zal het proletariaat gedwongen worden zich in te zetten voor de strijd om zijn levensomstandigheden te verdedigen. De beweging van de "gele hesjes" is een onthullend teken van de diepte van ontevredenheid, die in de hele uitgebuite klasse bestaat, en van het potentieel van de komende klassestrijd.
Tegenover de tijdelijke verlamming van de klassestrijd moeten de revolutionairen zich wapenen met geduld, niet het isolement, de bakken kritiek en het onbegrip vrezen; zij moeten alle vijanden van het proletariaat, alle ideologische valkuilen, alle impasses, ontmaskeren om in de mate van hun zwakke krachten deel te nemen aan de ontwikkeling van het bewustzijn binnen de arbeidersklasse. Dit in de overtuiging dat alleen klassestrijd in staat is een perspectief te bieden voor de toekomst van de mensheid.
Révolution Internationale, krant in Frankrijk van de IKS, 24 december 2018
[1] “Face à la misère et à la dégradation de nos conditions de vie: Comment lutter pour faire reculer le gouvernement et le patronat ?” (een pamflet beschikbaar op onze website)
[2] “Stellingen over de ontbinding”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 107 (2001)
[3] “Quand la bourgeoisie fait croire au prolétariat qu’il n’existe pas”, Révolution Internationale nr. 447 (2014) et “Waarom heeft het proletariaat het kapitalisme nog niet omvergewrorpen ?”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 104 (2001)
De voorbije twee maanden stond de kwestie van de ecologische ramp, die onze planeet bedreigt, centraal in de debatten in België. Met de mars van 2 december 2018, die 75.000 mensen in Brussel bijeen bracht, heeft de mobilisatie voor klimaatverandering een ongekende omvang aangenomen. Geconfronteerd met de minachting van de regering en de politieke partijen, geobsedeerd door erbarmelijke manoeuvres ter voorbereiding van de volgende verkiezingen in mei, werd deze nog uitgebreid door een nieuwe demonstratie van 80.000 demonstranten in de straten van Brussel op zondag 27 januari.
Maar de belangrijkste uiting van verontwaardiging over het uitblijven van stappen van de politieke partijen is ongetwijfeld de golf van spontane “scholierenstakingen’ op de donderdagen, die sinds begin januari 2019 door middelbare scholieren in gang werden gezet om naar Brussel te gaan om te demonstreren. Deze demonstraties, gelanceerd door Antwerpse middelbare scholieren, hebben zich drastisch uitgebreid: van de 3.000 middelbare scholieren in de eerste demonstratie tot 35.000 op donderdag 24 januari, afkomstig uit zowel Vlaanderen als Wallonië. Daarnaast brachten de plaatselijke demonstraties ook nog duizenden middelbare scholieren bijeen in Antwerpen, Luik en Namen.
De centrale motivering voor deze mobilisaties van de middelbare scholieren is het gebrek aan perspectief dat de maatschappij biedt in het licht van de verslechtering van het klimaat. Gechoqueerd door de passiviteit van de regeringen wil de beweging “maximale druk uitoefenen op de autoriteiten” om verantwoorde beslissingen te nemen over klimaatkwesties.
De verontwaardiging over het gebrek aan daadkracht van regeringen is gerechtvaardigd, ook de bezorgdheid van middelbare scholieren over de toekomstperspectieven als werker; de roep om een alternatief voor deze maatschappij, die op een catastrofe afstevent, is noodzakelijker en dringender dan ooit. Maar is er veel te verwachten van de “autoriteiten”? Moeten we niet eerst en vooral nadenken over de ware redenen die een dergelijk gevaar voor de toekomst van de planeet en haar bewoners veroorzaken? En welke strijd moet er worden gevoerd om dit gevaar af te wenden?
Om een aanzet te geven tot een antwoord op deze vragen en de overdenking te stimuleren, publiceren we hieronder 2 artikels over de kwestie van ecologie. Ook al dateren ze uit 2009 en 1990, toch behouden ze hun actualiteit met betrekking tot de analyse van grondslag van het ecologische probleem en het vooruitzicht dat moet worden ontwikkeld:
Internationalisme, afdeling van de IKS in België
In reactie op het artikel “De strijd van de linkerzijde binnen de oude sociaaldemocratische partij - Reactie op een brief van een lezer over de Duitse Revolutie”, heeft dezelfde lezer ons een brief geschreven, waarin hij nog wat dieper ingaat en kritiek levert op enkele onderwerpen die in het artikel zijn ontwikkeld.
Deze discussie lijkt over een onbelangrijke kwestie te gaan, maar dat is niet zo. Ze gaat in wezen over de rol van revolutionairen en hoe een revolutionaire organisatie kan worden opgebouwd. Uit de ervaringen van het verleden en met die van de fracties en opposities in de Tweede Internationale ten tijde en vlak na de Eerste Wereldoorlog kunnen we een hele reeks lessen trekken voor de taken van revolutionairen van vandaag. In die zin zullen we eerst zijn kritiek in detail bespreken om daarna te laten zien waarom deze gedachtewisseling zo belangrijk is in de huidige periode.
In het bovenvermelde artikel schrijven we over de Hongaarse Revolutie van 1919:“Om een nieuwe regering te kunnen vormen onderhandelden de sociaaldemocraten in 1919 met de kommunisten en besloten om hun twee partijen samen te brengen onder de naam Hongaarse Socialistische Partij. De nieuwe Socialistische Partij creëerde een regering, die de revolutionaire regeringsraad genoemd werd, en die de Hongaarse Radenrepubliek uitriep.”
Hierop stelt de lezer ons de vraag: “Vinden jullie deze samensmelting van de jonge Kommunistische partij, die nog volop haar weg aan het zoeken was, met de oude, in alle knepen van het politiek bedrijf ervaren sociaal-democratische partij en hun gezamenlijk uitroepen van de Hongaarse Radenrepubliek zonder zelfs maar enige consultatie van de arbeidersraden, echt een positieve zaak?” Citerend uit een brochure van de IKS, schrijft de kameraad: “Al in 1919 werd er een hoge prijs betaald voor de fusie van Hongaarse communisten en socialisten...” (The Dutch and German Left). Als argumentatie voegt hij eraan toe:“Als de Kommunistische partij zo vlug en zo gemakkelijk samensmolt met de oude sociaal-democratische partij en ook zelfs haar naam terug inleverde, waarom was de partij dan opgericht? Was deze oprichting een vergissing? Het samensmelten van de Kommunistische en de sociaal-democratische partij in Hongarije tot een nieuwe socialistische eenheidspartij lijkt wel een voorafspiegeling van de eenheidsfrontpolitiek van de leiding van de IIIe Internationale.”
De kameraad heeft gelijk dat de gebeurtenissen in Hongarije in het artikel een beetje te eenvoudig zijn voorgesteld. Een fusie van de Kommunistische met de sociaal-democratische partij kan inderdaad nauwelijks worden bestempeld als een versterking van de revolutie. Het was een bewuste manoeuvre van de opportunistische rechterzijde binnen de sociaal-democratie om de Kommunistische partij binnenboord te halen en op te nemen in de regering, om deze zo verantwoordelijk te kunnen maken voor de anti-revolutionaire maatregelen. In de door de sociaal-democraten beheerste regering hadden de paar kommunisten nauwelijks zeggenschap, maar fungeerden wel als een uithangbord ervoor.
Toch kon de hele sociaal-democratische partij in het voorjaar van 1919 nog niet bij de vuilnisbelt gezet worden. “De linkervleugel van de sociaal-democratische partij verdedigde een proletarisch standpunt en had de neiging om zich naar de communisten toe te ontwikkelen.” (“The Hungarian Revolution of 1919 (II): The example of Russia 1917 inspires the workers in Hungary”; Internationale Revue, Frans-, Engels-en Spaanstalige uitgave nr. 144). Dat betekende dat er nog een proletarische vleugel bestond in de Hongaarse sociaal-democratische partij en het was de taak van de communisten om te blijven vechten om de proletarische elementen daarbinnen voor de revolutionaire strijd te behouden.
In het artikel schrijven we verder: “De USDP fuseerde in 1920, met haar 1 miljoen leden, met de KPD en sloot zich aan bij de Kommunistische Internationale”.
Hierop stelt de lezer ons de volgende vragen: “Zijn jullie nu plotseling, in de vervalperiode van het wereldkapitalisme, voor massapartijen? Als er dan toch een argument van aantallen zou moeten gelden: bij de KAPD ging het, zoals gezegd, om de meerderheid binnen de KPD en dus zeker niet om een kleine groep, zeker niet om een sekte, maar om een reële partij met militanten in zowat alle sectoren van de arbeidersklasse. Vinden jullie nu plotseling dat de uitgeslotenen hadden moeten blijven proberen lid te blijven van de KPD?”
De kameraad stelt in feite dus twee vragen:
-Zijn we nu plotseling voor massapartijen in de vervalperiode van het kapitalisme? Het antwoord is: nee. De IKS is van opvatting dat er, tot aan de pre-revolutionaire periode, geen massapartij van het proletariaat kan bestaan. Daarna kan ze tot een min of meer omvangrijke partij uitgroeien. Maar ook dan zal ze maar een minderheid van de klasse verenigen (1).
-Vinden jullie dat de uitgesloten meerderheid in de KPD had moeten blijven? Het antwoord is: voor zover dat nog mogelijk was, ja. Hoe schandalig de manoeuvre van de KPD leiding op het congres van Heidelberg in oktober 1919 ook was, de KPD was daarmee niet overgegaan naar de bourgeoisie en was dus niet verloren voor het proletariaat. Hetzelfde geldt voor de IIIe Internationale waar de KPD lid van was.
In het artikel schrijven we tevens: “We zijn het eens met de kameraad als hij zegt dat “de revolutionaire partij al zeer laat werd opgericht” en dat “dit een grote zwakheid was”. Maar dit betekent geenszins dat “als de voorbereidingen voor een Kommunistische partij in augustus 1914 waren begonnen en niet in december 1918 (na het uitbreken van de revolutie) de hele ervaring in Duitsland ongetwijfeld anders zou zijn geweest”.
De kritiek van de lezer hierbij is: “Ik blijf erbij dat het geen goede beslissing was van de Spartakisten om zich aan te sluiten bij de USPD en zeker niet om zo lang te wachten met hun afscheiding van de USPD. Evenmin als binnen de SPD was de groep rond Luxemburg en Liebknecht erin geslaagd om binnen de USPD een duidelijke fractie met een eigen pers te vormen.”
Daar voegt hij aan toe dat hij “het grotendeels oneens [is]met het tweede deel van het citaat. Want de kans is toch zeer groot dat de hele ervaring anders was geweest als de voorbereidingen voor de Kommunistische partij al in augustus 1914 zouden zijn begonnen.”
Om de juiste lessen te kunnen trekken uit gebeurtenissen van het verleden, is het nodig om een blik te werpen op de geschiedenis. Maar als de communisten terugkijken naar het verleden, dan doen ze dat vanuit de optiek dat ze er zelf ook deel van uitmaken en vorm aan hebben gegeven: de communisten maken de geschiedenis. In zijn kritiek stelt de kameraad zich echter teveel op als een toeschouwer, als iemand die buiten de klassenstrijd staat en daar achteraf op terugkijkt. Daarmee verliest hij uit het oog dat de uiteindelijke beslissing om met de oude partij te breken altijd afhangt van de strijd die de linkervleugel voert tegen de opportunistische rechtervleugel. Uiteindelijk is het de ontwikkeling van de krachtsverhouding binnen de partij die erover beslist welke fractie de overhand krijgt en of de partij behouden kan worden voor het proletariaat. En de uitkomst van die strijd bepaalt uiteindelijk ook of de linkervleugel binnen de partij blijft of niet.
In het artikel schrijven we ook:“Te vroeg, en dus op een onheldere basis breken met de oude partij (zoals de Tribunisten in 1909 deden) kan net zozeer catastrofaal zijn als splitsing die te laat tot stand komt.”
De kameraad is daarmee “akkoord, ook al klinkt het woord “catastrofaal” wel wat overdreven in verband met de te vroege breuk met de oude partij door de Tribunisten.”
Toegegeven, de voortijdige breuk van de Tribunisten met de SDAP heeft niet geleid tot een catastrofe. Maar het mag duidelijk zijn dat de leden, die braken met de SDAP, en die later de SDP vormden, nog geenszins een ernstig fractiewerking hadden beoefend binnen de oude partij. En op grond van de standpunten, die zij toen verdedigden, was een dergelijke breuk ook niet gerechtvaardigd. Dit blijkt wel uit het feit dat de nieuwe partij zich, in eerste jaren van haar bestaan, nog immer baseerde op hetzelfde programma als dat van de SDAP. Dat het niet is uitgelopen op een catastrofe voor de Tribunisten is voor een groot deel te danken aan de linkervleugel binnen de SDP, te weten Pannekoek, Gorter en nog enkele andere militanten: zij hebben de SDP ervoor behoed in het sektarisme te verstikken. Er zijn echter teveel voorbeelden, ook in de geschiedenis van de IKS, van groepen die zich zonder grondige politieke redenen afsplitsten om vervolgens in het niets te verdwijnen.
Het mag inmiddels wel duidelijk zijn dat te laat breken met de oude partij catastrofale gevolgen kan hebben. Daarvoor hoeven we slechts te verwijzen naar de oprichting van de KPD in Duitsland nadat de revolutie al in volle gang was en de oprichting van de IIIe Internationale nadat de strijd in Duitsland, Hongarije en Italië al min of meer op een nederlaag was uitgelopen. Maar waarom kan een te vroege breuk, op een onheldere basis, en dus zonder een voorafgaand degelijk fractiewerk, ook catastrofaal aflopen voor de betreffende organisatie? Om dat duidelijk te kunnen maken is het nodig even terug te keren naar de geschiedenis van de Derde Internationale en de reactie van de Hollands-Duitse Linkerzijde tegenover haar ontaarding.
De Linkerzijde in de IIIe Internationale bestond voornamelijk uit een Hollands-Duitse en een Italiaanse Linkerzijde. De Italiaanse Linkerzijde ontwikkelde binnen de IIIe Internationale een zodanig ernstig werk, dat ze haar activiteiten op een georganiseerde wijze kon voortzetten, toen ze er in 1927van werd uitgesloten. Ze wist haar ervaring te gebruiken om collectief de lessen te trekken uit de voorbije revolutionaire golf en stappen te zetten in de richting van een toekomstige internationale c.q. partij (2). De Hollands-Duitse Linkerzijde daarentegen stond in 1920 reeds buiten de IIIe Internationale zonder een gedegen fractiewerking te hebben verricht binnen de oude partij. In plaats van een fractiewerking buiten de partij op te starten, richtte ze binnen een half jaar een nieuwe partij op.
Het gevolg was dat Hollands-Duitse Linkerzijde, een van de voornaamste pijlers onder de georganiseerde voortzetting van het werk van de Bond van Communisten, de Eerste, Tweede en Derde Internationale, binnen tien jaar nagenoeg was verdwenen. Wat er overbleef waren een aantal verspreide groepjes militanten, zonder enig georganiseerd verband. Daarmee hadden ze niet alleen zichzelf tot machteloosheid veroordeeld, maar ook de rijke nalatenschap van de arbeidersbeweging in de waagschaal gezet. Dat haar voluntaristische politiek niet uitdraaide op een catastrofe voor de hele georganiseerde arbeidersbeweging was nagenoeg alleen te danken aan de Italiaanse Linkerzijde, die wel in staat was om de Kommunistische nalatenschap onder haar hoede te nemen en als een brug te fungeren naar de toekomstige Kommunistische generaties (3).
De kritiek van de kameraad betreft de fractiewerking van de Kommunistische Linkerzijde in de IIe en de IIIe Internationale. Maar in tegenstelling tot de eerste decennia van de 20e eeuw bestaat er momenteel geen Internationale of, een ander woord voor hetzelfde, een revolutionaire partij. Er bestaan daarentegen wel een aantal groepen, die hun oorsprong vinden in de geschiedenis van de arbeidersbeweging of die meer recentelijk werden opgericht en die samen het proletarische politieke milieu vormen. Dit proletarische milieu is de politieke uitdrukking van “De bewustwording van het proletariaat van zijn eigen aard als revolutionaire klasse en van zijn vermogen om het Kommunistische perspectief werkelijkheid te doen worden”. De verschillende groeperingen, die er deel van uitmaken, vormen de bouwstenen voor de constructie van de toekomstige revolutionaire partij (4).
Het proletarische politieke milieu is niet, zoals de ICT het omschrijft, “het kleine aantal van ons dat al in een politieke organisatie is ingeschreven“ en zelfs niet “het spectrum van groepen dat betrekking heeft op de linkskommunistische standpunten”. Zelfs als ze bestaat uit verschillende groeperingen, het is geen optelling van deze groepen en organisaties, maar één ongedeeld geheel. Samen vertegenwoordigen ze, of ze dat nu erkennen of niet, de politieke dimensie in de historische wording van het revolutionaire proletariaat. “De verdediging van haar identiteit tegen de krachten van de contrarevolutie, het verwerpen van alle niet-proletarische praktijken daarin, zijn essentiële aspecten van het leven van elke revolutionaire organisatie.” (“7th Congress of the ICC: Resolution on the Proletarian Political Milieu, Introduction”- Internationale Revue, frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr.51)
Revolutionaire organisaties hebben de fundamentele politieke verantwoordelijkheid om dit proletarische politieke milieu en al haar verschillende stromingen en tendensen te verdedigen tegen de infiltratie van een burgerlijke of kleinburgerlijke ideologie, zowel op het vlak van de programmatische standpunten (ten aanzien van de vakbonden, de deelstrijd, het verval van het kapitalisme bijvoorbeeld), de organisatorische beginselen (zoals een internationalistische gerichtheid, een gecentraliseerde werking, een openheid naar politieke discussies en polemieken); en niet te vergeten op het vlak van de gedragingen, die onverenigbaar zijn met de arbeidersklasse (zoals fysiek geweld, intimidatie, het zoeken van zondebokken), en die haar optreden dus schaden.
De politieke dynamiek binnen het proletarische milieu wordt voortdurend, en dit geldt des te meer in de fase van de ontbinding met zijn tendens van het ‘ieders voor zich’, ondermijnd door opportunistische en sektarische tendensen in zijn midden.
Sektarisme, zoals de weigering om elk debat aan te gaan met andere groeperingen in het proletarisch milieu en het afwijzen van de noodzaak van een fundamentele onderlinge solidariteit.
Opportunisme, zoals voortijdige splitsingen op een onheldere basis evenals overhaaste samenvoegingen (fusies) van groepen en organisaties waarbij echte meningsverschillen worden toegedekt.
Onder andere door deze twee tendensen gaat het proletarische milieu al tientallen jaren gebukt onder een grote verdeeldheid en worden zijn krachten hopeloos versnipperd.
Het bestaan van talrijke groeperingen in het huidige proletarisch milieu zou kunnen worden opgevat als een rijkdom. Het is echter een uitdrukking van armoede: van een onverantwoordelijk optreden tegenover de essentiële noodzaak om te beantwoorden aan het unitaire karakter van de arbeiders als de revolutionaire klasse. Iedere strijd voor de versterking van het proletarisch milieu, en meer bepaald voor haar eenmaking, veronderstelt daarom een onverzoenlijke en niet aflatende strijd tegen het sektarisme. Zo is het bijvoorbeeld hard nodig om komaf te maken met het bestaan van de verschillende ‘bordigistische’ groepen, die zich op geen enkele wijze fundamenteel van elkaar onderscheiden. Het sektarisme is een ware plaag voor het bestaande proletarische milieu (5).
Het is vooral de opportunistische tendens, die grote overeenkomsten vertoont met de strijd van de Linkerzijde binnen de sociaal-democratische organisaties na het verraad en de dood van de IIe Internationale. Zoals uit het eerste deel van dit artikel blijkt, stond de Linkerzijde tijdens en na de Eerste Wereldoorlog voor de taak om het proletarische leven binnen de sociaal-democratische partijen te verdedigen tegen de opportunistische rechterzijdes. En toen dit niet langer mogelijk bleek, was het in ieder geval de opdracht om zoveel mogelijk kameraden te behouden voor de revolutionaire strijd. Want een overgang van de sociaal-democratische partijen naar het burgerlijke kamp betekende dat de kameraden daarbinnen bijna zeker verloren waren voor de historische strijd van het proletariaat.
Ook in de huidige periode staan de revolutionairen voor de taak om te vechten tegen de ontaarding van bepaalde groeperingen van het proletarisch milieu en te voorkomen dat die overgaan naar het burgerlijke kamp. Dit betreft bijvoorbeeld de bordigistische groepen zoals de “Parti Communiste International”, die Le Prolétaire publiceert. Daarnaast moeten de revolutionairen ook systematisch de strijd opnemen tegen iedere opportunistische toegeving die andere groeperingen van het proletarische milieu doen aan de burgerlijke ideologie. Dit betreft bijvoorbeeld de ICT, de voormalige IBRP. De IKS voert die strijd onder meer door tussen te komen in de publieke bijeenkomsten van deze groepen en door middel van kritieken (op de website of in de krant) op de meest tegenstrijdige en gevaarlijke standpunten, die zij verdedigen.
Deze strijd voor de verdediging van het proletarische milieu houdt onder meer in zoveel mogelijk proletarisch leven en zoveel mogelijk Kommunistische militanten voor de strijd van de arbeidersklasse te behouden. In het geval van een centristische groep (die zich bedient van een links discours, maar in de dagelijkse praktijk het opportunisme verdedigt) kan dit betekenen dat de politiek van de revolutionairen erop gericht is om, door politieke confrontatie, een splitsing te bewerkstelligen tussen een linker- en rechtervleugel en de betreffende groep zo dus te doen uiteenspatten.
De ontwikkeling van de revolutionaire krachten en de oprichting van een nieuwe Internationale (ofwel internationale Partij) behelst een vastberaden en onverzoenlijke strijd voor de verdediging van de politieke verworvenheden en voor de gestage uitdieping van de Kommunistische theorie. De strijd voor de geduldige versterking van de fundamenten van het proletarische milieu vormt daar een onlosmakelijk onderdeel van, want zonder een dergelijk fundament kan er geen revolutionaire theorie bestaan en is het onmogelijk om heldere politieke oriëntaties naar voren te schuiven voor de ontwikkeling van de strijd in de richting van de Kommunistische omwenteling.
Dennis / 2019.08.01
(1) In de oprichting van Kommunistische partijen gebruikte de Komintern de ‘brede' methode, die er “vooral op was gericht het onmiddellijk zoveel mogelijk mensen bijeen te brengen ten koste van de programmatische en prinselijke precisie, en moest leiden tot de oprichting van massapartijen, tot echte reuzen op lemen voeten, die echter bij de eerste de beste nederlaag, onder de invloed van het opportunisme, wel moesten terugvallen.” (“Internationalisme nr. 7 - Année 1946 - À propos du 1er congrès du Parti communiste internationaliste d'Italie”; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 161)
(2) Zie vooral: “Rapport over de rol van de IKS als ‘Fractie’, 4. De fracties voortkomend uit de Kommunistische Internationale”; Internationale Revue nr. 27.
(3) Naast de Italiaanse Linkerzijde bestonden er nog wel enkele andere stromingen die aan een ernstige georganiseerde werking vasthielden. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de RSP die later, na een fusie met de OSP, omgedoopt werd tot de RSAP en waarin Sneevliet een centrale rol speelde.
(4) Hier is niet de plaats om uitgebreid uiteen te zetten hoe de vorming van een nieuwe internationale c.q. partij zal/moet gaan plaatsvinden.
(5) “The scourge of sectarianism in the internationalist camp”; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 116.
Het telefoontje van Trump naar Erdogan op 6 oktober leek het ‘groene licht’ te geven voor een grote Turkse invasie in Noord-Syrië en een brute saneringsoperatie tegen de Koerdische troepen die het gebied tot nu toe met Amerikaanse steun hebben gecontroleerd. Het veroorzaakte een storm van verontwaardiging, zowel onder de NAVO-‘bondgenoten’ van de VS in Europa als in grote delen van het militaire en politieke establishment in Washington, met name bij Trump's eigen voormalige minister van Defensie ‘Mad Dog’ Mattis. De belangrijkste kritiek, de afdanking van de Koerden door Trump, is dat het alle geloofwaardigheid in de VS ondermijnt als een bondgenoot waarop je kunt vertrouwen: kortom, het is een ramp op diplomatiek vlak. Maar er is ook de bezorgdheid dat de terugtrekking van de Koerden zal leiden tot een heropleving van de strijdkrachten van IS wier opsluiting bijna uitsluitend het werk was van de Koerdische strijdkrachten, ondersteund door de Amerikaanse luchtmacht. De Koerden hebben duizenden IS-gevangenen opgesloten, waarvan meer dan honderd al uit de gevangenis zijn ontsnapt.
Binnen de bourgeoisie van de VS heeft de actie van Trump de alarmbellen doen afgaan, en is de bezorgdheid fors toegenomen dat de onvoorspelbare en eigenwijze stijl van het presidentschap een reëel gevaar vormt voor de VS en zelfs dat hij onder druk van het ambt en vooral van de huidige impeachment, die tegen hem is gestart, zijn nog geringe mentale stabiliteit zal verliezen.
Zeker, zijn gedrag wordt steeds bizarder en hij laat niet alleen zien onwetend te zijn (de Koerden steunden ons niet bij de invasie in Normandië...), maar ook een reguliere gangster (zijn brief aan Erdogan, waarin hij hem waarschuwde geen dwaas of een stoere vent te zijn, die de Turkse leider prompt in de prullenbak gooide, zijn bedreigingen om de Turkse economie te vernietigen ...). Hij regeert via tweet, neemt impulsieve beslissingen, negeert het advies van zijn personeel en moet het volgende ogenblik zijn woorden terugnemen - getuige de brief en de overhaaste reis van Pence en Pompeo naar Ankara om een wapenstilstand in Noord-Syrië in elkaar te knutselen.
Maar laten we niet te veel stilstaan bij het karakter van Trump. In de eerste plaats is hij slechts een uitdrukking van de voortschrijdende ontbinding van zijn klasse, een proces dat overal aanleiding geeft tot ‘sterke mannen’ die de laagste gevoelens oproepen en zich verheugen in hun veronachtzaming van de waarheid en de traditionele regels van het politieke spel; van Duterte tot Orban en van Modi tot Boris Johnson. En zelfs als hij in zijn omgang met Erdogan te hard van stapel liep, was de politiek van terugtrekking van de troepen uit het Midden-Oosten geen uitvinding van Trump, maar gaat deze terug tot de regering Obama die het totale falen erkende van de Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten sinds het begin van de jaren 1990 en de noodzaak om een 'spil' te creëren in het Verre Oosten teneinde de groeiende dreiging van het Chinese imperialisme tegen te gaan.
De laatste keer dat de VS groen licht gaven in het Midden-Oosten was in 1990, toen de Amerikaanse ambassadeur April Glaspie liet weten dat de VS niet zouden ingrijpen als Saddam Hussein Koeweit binnen zou vallen. Het was een goed opgezette valkuil, met het idee om een massale Amerikaanse operatie in het gebied uit te voeren en hun westerse partners te dwingen zich aan te sluiten bij een grote kruistocht. Dit was een moment waarop het westerse blok, na de ineenstorting van het Russische blok in 1989, al begon uiteen te vallen en de VS, als de enige overgebleven supermacht, hun autoriteit moesten laten gelden door een spectaculaire demonstratie van geweld.
Geleid door een bijna messiaanse ‘neo-conservatieve’-ideologie, werd de eerste Golfoorlog gevolgd door andere Amerikaanse militaire avonturen, in Afghanistan in 2001 en Irak in 2003. Maar de afnemende steun van zijn voormalige bondgenoten aan deze operaties, en vooral door de extreme chaos die ze in het Midden-Oosten hebben veroorzaakt, waarbij Amerikaanse troepen verstrikt raakten in niet te winnen conflicten met lokale opstandelingen, heeft de sterke achteruitgang aangetoond van het vermogen van de VS om de wereld te controleren. In die zin schuilt er een logica achter de impulsieve acties van Trump, ondersteund door aanzienlijke delen van de Amerikaanse bourgeoisie. Het VS-imperialisme heeft erkend dat het niet over het Midden-Oosten kan regeren door grondtroepen in te zetten of zelfs niet door zijn eigen luchtmacht.
In de verdediging van zijn belangen door middel van militaire actie zal het steeds meer vertrouwen op zijn meest betrouwbare bondgenoten in de regio - Israël en Saoedi-Arabië -, en zich met name richten tegen de toenemende macht van Iran (en, op de langere termijn, tegen de potentiële aanwezigheid van China als een serieuze mededinger in de regio).
Het staakt-het-vuren, onderhandeld door Pence en Pompeo - waarvan Trump beweert dat het ‘miljoenen levens’ zal redden - verandert in wezen niets aan de politiek die de Koerden in de steek laat. Het is alleen bedoeld om Koerdische troepen de gelegenheid te geven zich terug te trekken terwijl het Turkse leger zijn controle over Noord-Syrië bevestigt. En het moet gezegd worden dat dit soort ‘verraad’ niets nieuws is. In 1991, in de oorlog tegen Saddam Hoessein, moedigden de VS onder Bush Sr. de Koerden van Noord-Irak aan om in opstand te komen tegen het regime van Saddam - en lieten ze Saddam vervolgens aan de macht, die én bereid én in staat was om de Koerdische opstand met de uiterste wreedheid te verpletteren. Iran heeft ook geprobeerd de Koerden van Irak tegen Saddam te gebruiken. Maar alle machten in de regio, en de wereldmachten die erachter staan, hebben zich consequent verzet tegen de vorming van een verenigde Koerdische staat, wat zou betekenen dat de bestaande nationale ordening in het Midden-Oosten werd doorbroken.
De gewapende Koerdische strijdkrachten hebben ondertussen nooit geaarzeld om zichzelf aan de hoogste bieder te verkopen. Dit gebeurt voor onze ogen: de Koerdische militie wendde zich onmiddellijk tot Rusland en het Assad-regime om hen te beschermen tegen de Turkse invasie.
Bovendien was dit het lot van iedere ‘nationale bevrijdingsstrijd’, op zijn minst sinds de Eerste Wereldoorlog: ze konden alleen opbloeien onder de vleugels van één of andere imperialistische macht. Deze grimmige noodzaak geldt in het bijzonder voor het Midden-Oosten: de Palestijnse nationale beweging zocht de steun van Duitsland en Italië in de jaren 1930 en 1940, van Rusland tijdens de Koude Oorlog, en van verschillende regionale machten in de wereldwanorde die werden ontketend door de ineenstorting van het systeem van de blokken.
Ondertussen behoeft de Zionistische afhankelijkheid van de steun van de imperialistische grootmachten (voornamelijk, maar niet alleen, van de VS) niet te worden aangetoond, ze vormt geen uitzondering op de algemene regel. Nationale bevrijdingsbewegingen kunnen gebruik maken van vele ideologische uithangborden - stalinisme, islamisme, zelfs, zoals in het geval van de Koerdische troepen in Rojava, een soort anarchisme - maar ze kunnen de uitgebuite en onderdrukten alleen maar gevangen houden in de eindeloze oorlogen van het kapitalisme in zijn tijdvak van imperialistisch verval. [1]
De meest voor de hand liggende profiteur van de terugtrekking van de VS uit het Midden-Oosten was Rusland. In de jaren 1970 en 1980 was de USSR gedwongen af te zien van het merendeel van zijn posities in het Midden-Oosten, met name van zijn invloed in Egypte en zijn pogingen om Afghanistan te controleren. De laatste buitenpost, en een cruciale toegangspoort tot de Middellandse Zee, waren Syrië en het Assad-regime, dat dreigde in te storten door de oorlog die het land na 2011 overspoelde en door de eisen van de ‘democratische’ rebellen, maar vooral door de Islamitische Staat. De massale interventie van Rusland in Syrië heeft het Assad-regime gered en de controle over het grootste deel van het land hersteld, maar het valt te betwijfelen of dit mogelijk zou zijn geweest als de VS, die na Afghanistan en Irak wanhopig probeerden te voorkomen niet vast te komen zitten in een ander moeras, het land niet effectief aan de Russen hadden afgestaan. Dit heeft verdeeldheid gezaaid binnen de Amerikaanse bourgeoisie, binnen enkele van de meer gevestigde facties in het militaire apparaat, die nog steeds grote achterdocht koesteren ten opzichte van alles wat de Russen zouden kunnen doen, terwijl Trump en de mensen achter hem Poetin beschouwen als een man om zaken mee te doen en vooral een mogelijk bolwerk tegen de schijnbaar onverbiddelijke opkomst van China.
Een deel van de opkomst van Rusland naar zo'n leidinggevende positie in Syrië is toe te schrijven aan de ontwikkeling van een nieuwe relatie met Turkije, dat zich geleidelijk van de VS distantieert, niet in de laatste plaats vanwege de steun van de laatsten aan de Koerden in hun operatie tegen IS in het noorden van Syrië. Maar de Koerdische kwestie veroorzaakt meteen al problemen voor de Russisch-Turkse toenadering: aangezien een deel van de Koerdische troepen zich voor bescherming nu tot Assad en de Russen wenden, en terwijl het Syrische en Russische leger binnentrekken om de gebieden te bezetten die eerder door de Koerdische strijders werden gecontroleerd, bestaat er een groot risico op een confrontatie tussen Turkije enerzijds en Syrië en zijn Russische achterban anderzijds. Voorlopig lijkt dit gevaar te zijn afgewend door de overeenkomst van 22 oktober tussen Erdogan en Poetin in Sochi. De overeenkomst geeft Turkije controle over een bufferzone in Noord-Syrië ten koste van de Koerden, en bevestigt tegelijkertijd de rol van Rusland als de belangrijkste machtsfactor in de regio. Of deze regeling de langdurige tegenstellingen tussen Turkije en het Syrië van Assad zal overwinnen valt nog te bezien. De oorlog van allen tegen allen, een essentiele eigenschap van het imperialistische conflict sinds de ondergang van het systeem van de blokken, wordt nergens duidelijker geïllustreerd dan in Syrië.
Op dit moment kan het Turkije van Erdogan zichzelf ook feliciteren met zijn snelle militaire vooruitgang in Noord-Syrië en het opruimen van de Koerdische ‘terroristische nesten’. Op binnenlands vlak is de invasie voor Erdogan ook gekomen als een geschenk uit de hemel: na een aantal ernstige tegenslagen voor zijn AKP-partij bij verkiezingen van het afgelopen jaar, heeft de golf van nationalistische hysterie die door het militaire avontuur werd aangewakkerd een splitsing teweeg gebracht binnen de oppositie, die bestaat uit Turkse ‘democraten’ en de Koerdische HDP.
Voorlopig kan Erdogan terugvallen op de droom van een nieuw Ottomaans rijk; van een Turkije dat hersteld is in zijn oude glorie als wereldspeler voordat hij aan het begin van de 20e eeuw de ‘zieke man van Europa’ werd. Maar een situatie binnengaan die al heel erg chaotisch is, kan op de lange termijn gemakkelijk een gevaarlijke valstrik zijn voor de Turken. En bovenal zal deze nieuwe escalatie van het Syrische conflict aanzienlijk bijdragen aan de toch al gigantische menselijke offers. Meer dan 100.000 burgers zijn al ontheemd, waardoor de Syrische nachtmerrie van de binnenlandse vluchtelingen nog sterk toeneemt. Een tweede doel van de invasie is dan ook om ongeveer 3 miljoen Syrische vluchtelingen te dumpen, die momenteel in barre omstandigheden leven in Turkse kampen in het noorden van Syrië, grotendeels ten koste van de lokale Koerdische bevolking.
Het ongegronde cynisme van de heersende klasse wordt niet alleen onthuld in de massaslachtingen veroorzaakt door haar vliegtuigen, artillerie en terroristische bommenregen op de burgerbevolking van Syrië, Irak, Afghanistan of de Gazastrook, maar ook door de manier waarop ze mensen gebruikt die gedwongen zijn om weg te vluchten van de slagvelden.
De EU, dat toonbeeld van democratische deugdzaamheid, heeft Erdogan al een aantal jaren het vertrouwen gegeven om op te treden als gevangenisbewaker voor de Syrische vluchtelingen die onder zijn ‘bescherming’ staan, zodat zij zich niet kunnen voegen bij de stromen vluchtelingen die op weg zijn naar Europa. Nu ziet Erdogan een oplossing voor deze last via de etnische zuivering van Noord-Syrië en dreigt hij - als de EU zijn acties bekritiseert - een nieuwe stroom vluchtelingen naar Europa te laten gaan.
Mensen zijn alleen nuttig voor het kapitaal als ze kunnen worden uitgebuit of gebruikt als kanonnenvoer. En de openlijke barbaarsheid van de oorlog in Syrië is slechts een voorproefje van wat het kapitalisme voor de hele mensheid in petto heeft als het in staat wordt gesteld door te gaan. Maar de belangrijkste slachtoffers van dit systeem, al diegenen die het uitbuit en onderdrukt, zijn geen passieve objecten, en in het afgelopen jaar hebben we een glimp opgevangen van de mogelijkheid van massale reacties tegen armoede en de corruptie van de heersende klasse in sociale opstanden in Jordanië, Iran, Irak en het meest recent in Libanon. Deze bewegingen zijn vaak erg verward, aangetast door nationalistische illusies en roepen om een duidelijke leiding van de arbeidersklasse die op haar eigen klassenterrein ageert. Maar dit is niet alleen een taak voor de arbeiders in het Midden-Oosten, maar voor de arbeiders van de wereld, en vooral voor de arbeiders van de oude kapitalistische centra waar de zelfstandige politieke traditie van het proletariaat is ontstaan en het diepst geworteld is.
Amos / 23.10.2019
[1] Zie voor een analyse van de geschiedenis van het Koerdisch nationalisme:
https://en.internationalism.org/icconline/201712/14574/kurdish-nationalism-another-pawn-imperialist-conflicts [227]
Over onze openbare bijeenkomsten betreffende de vijftigste verjaardag van Mei 68
Ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van mei 1968 hield de IKS in een aantal landen en steden openbare bijeenkomsten. Over het algemeen herkenden de aanwezigen zich in grote lijnen in de voornaamste kenmerken van de beweging die we naar voren brachten:
Het idee dat Mei 68 het signaal was geweest voor de ontwikkeling van een golf van internationale strijd verbaasde de deelnemers in het algemeen niet. Maar paradoxaal genoeg was het niet altijd hetzelfde voor deze andere idee dat Mei 68 het einde inluidde van de lange periode van contrarevolutie, die het gevolg was van de nederlaag van de eerste revolutionaire wereldgolf, en tegelijkertijd een nieuwe koers opende voor klassenconfrontaties tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Met name een aantal kenmerken van de huidige periode, zoals de opkomst van het integrisme, de vermenigvuldiging van oorlogen over de ganse planeet, enz., neigden ertoe te worden geïnterpreteerd als tekenen van een contrarevolutionaire periode.
Volgens ons is dit een vergissing die zijn oorsprong vindt in een tweeledige moeilijkheid.
Aan de ene kant is er het gebrek aan kennis over de periode van de wereldwijde contrarevolutie, die begonnen was met de nederlaag van de eerste revolutionaire golf, en dus een moeilijkheid om echt te begrijpen wat zo'n periode betekent voor de arbeidersklasse en haar strijd, maar ook voor de mensheid omdat de barbaarsheid die inherent is aan het kapitalisme in crisis dan geen grenzen meer kent. Daarom hebben we er in dit artikel voor gekozen om deze periode in detail te beschrijven.
Aan de andere kant lijkt de periode die begon met mei 68 misschien meer vertrouwd voor de generaties die mei 68 - direct of indirect – hebben meegemaakt, maar het begrijpen van de onderliggende dynamiek is niet iets dat spontaan ontstaat. In het bijzonder kan het verduisterd worden door gebeurtenissen en situaties die, hoewel belangrijk, niet de doorslaggevende factoren vormen. Daarom zullen we ook op deze periode terugkomen door de fundamentele verschillen met de periode van contrarevolutie te benadrukken.
De geschiedenis van de klassenstrijd bestaat uit momenten van vooruitgang en van achteruitgang
Het fenomeen dat iedereen onmiddellijk heeft kunnen waarnemen, namelijk dat de mobilisatie van de arbeiders na een strijd de neiging heeft om terug te vallen en daarmee vaak ook de wil om te strijden, bestaat ook op een dieper niveau op het vlak van de geschiedenis. In feite is dit een bevestiging van wat Marx hierover in de 18e Brumaire van Louis Bonaparte had opgemerkt, namelijk dat de proletarische strijd afwisselend vooruitgang, vaak zeer levendig en verblindend (1848-49, 1864-71, 1917-23) en periodes van terugval (in 1850, 1872 en 1923) kent, die bovendien telkens weer hebben geleid tot de verdwijning of degeneratie van de politieke organisaties die de klasse zichzelf had gegeven tijdens de periode van de opkomende strijd (Bond van Kommunisten: opgericht in 1847, ontbonden in 1852; IAA - Internationale Arbeiders Associatie: opgericht in 1864, ontbonden in 1876; Kommunistische Internationale: opgericht in 1919, ontaard en dood in het midden van de jaren 1920; het leven van de Socialistische Internationale 1889-1914, heeft een min of meer gelijkaardige maar minder duidelijke koers gevolgd. ("De historische koers", Internationale Revue, Frans- , Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 18)
De nederlaag van de eerste wereldwijde revolutionaire golf van 1917-23 opende de langste, diepste en meest verschrikkelijke periode van contrarevolutie die het proletariaat ooit heeft meegemaakt waardoor de arbeidersklasse als geheel haar bakens was kwijtgeraakt, waardoor de weinige organisaties die trouw bleven aan de revolutie tot kleine minderheden werden gereduceerd. Maar het opende ook de deur naar een ontketening van barbaarsheid, die de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog zou overstijgen. Aan de andere kant is er een tegenovergestelde dynamiek, die zich sinds 1968 heeft ontwikkeld, en er is geen reden om aan te nemen dat deze nu uitgeput is, ondanks de grote moeilijkheden die het proletariaat sinds het begin van de jaren 1990 heeft ondervonden met de uitbreiding en de verdieping van de barbaarsheid op de planeet.
De periode 1924 - 1967: de diepste contrarevolutie ooit door de arbeidersklasse ondergaan
De uitdrukking “Het is middernacht in de eeuw”, de titel van een boek van Victor Serge [1], is perfect van toepassing op de realiteit van deze nachtmerrie die bijna een halve eeuw duurde.
Verschillende vreselijke slagen, toegebracht aan de wereldrevolutiegolf die in 1917 met de Russische revolutie werd geopend, vormen al de voorbode van de lange reeks van offensieven van de bourgeoisie tegen de arbeidersklasse en die de arbeidersbeweging in de diepte van de contrarevolutie zullen storten. Voor de bourgeoisie is het niet alleen een kwestie van het verslaan van de revolutie, maar ook van het slagen toebrengen aan de arbeidersklasse waarvan ze niet kan herstellen. Geconfronteerd met een wereldwijde revolutionaire golf die de kapitalistische wereldorde had bedreigd, wat inderdaad haar bewuste en openlijke doelstelling was [2], kon de bourgeoisie zich niet zomaar tevreden stellen met het terugdringen van het proletariaat. Ze moest er alles aan doen om ervoor te zorgen dat deze ervaring voor de toekomst een dergelijk beeld aan de proletariërs over de hele wereld zou nalaten dat, ze er nooit meer aan zou willen beginnen.
Bovenal moest zij proberen het idee van een kommunistische revolutie en de mogelijkheid om een maatschappij zonder oorlog, zonder klassen en zonder uitbuiting op te bouwen, voor altijd in diskrediet te brengen. Om dit te bereiken kon zij genieten van politieke omstandigheden die haar bijzonder gunstig waren: het verlies van het revolutionaire bolwerk in Rusland werd niet bereikt door de nederlaag in de militaire confrontatie met de witte legers, die Rusland probeerden binnen te vallen, maar na de eigen interne ontaarding (waaraan de aanzienlijke oorlogsinspanningen natuurlijk in grote mate hebben bijgedragen). Zo was het voor de bourgeoisie gemakkelijk om het monster, dat uit de politieke nederlaag van de revolutie is voortgekomen, de socialistische USSR, voor het kommunisme te laten doorgaan. Tegelijkertijd moest deze laatste worden gezien als het onvermijdelijke lot van elke strijd van het proletariaat voor zijn emancipatie. Alle fracties van de wereldbourgeoisie, in alle landen, van uiterst rechts tot aan de trotskistische uiterst linkerzijde, namen deel aan deze leugen [3].
Toen de belangrijkste bourgeoisieën, die betrokken waren bij de Eerste Wereldoorlog, in november 1918 een einde maakten aan de oorlog, was dat met het voor de hand liggende doel om te voorkomen dat nieuwe revolutionaire haarden de stroom van de revolutie, die in Rusland zegevierde en in Duitsland bedreigend was, zouden opzwellen, terwijl de bourgeoisie van dat land door de militaire nederlaag verzwakt was. Dit verhinderde de revolutionaire koorts, gestimuleerd door de barbaarsheid van de slagvelden en door de ondraaglijke uitbuiting en ellende achter de frontlinies, om ook andere landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië, enz. in beslag te nemen… Dit doel werd globaal bereikt.
Toen de Eerste Wereldoorlog in november 1918 werd beëindigd door de belangrijkste bourgeoisieën die erbij betrokken waren, was dat met het duidelijke doel om te voorkomen dat nieuwe revolutionaire haarden, die in Rusland had gewonnen en in Duitsland, waar de bourgeoisie door de militaire nederlaag was verzwakt, het tij van de revolutie zouden aanwakkeren. Dit om te voorkomen dat de revolutionaire koorts, aangewakkerd door de barbaarsheid van de slagvelden en de ondraaglijke uitbuiting en ellende achter de frontlinies, zich ook meester maakte van andere landen zoals Frankrijk en Groot-Brittannië …. En dit doel werd globaal genomen bereikt.
In de zegevierende landen schaarde het proletariaat, dat de Russische revolutie niettemin vurig had toegejuicht, zich niet massaal achter de vlag van de revolutie om het kapitalisme omver te werpen, om voor altijd een einde te maken aan de verschrikkingen van de oorlog. Uitgeput door vier jaar lijden in de loopgraven of in de wapenfabrieken, streefde het er eerder naar om uit te rusten door te “profiteren” van de vrede die de imperialistische bandieten het zojuist hadden “aangeboden”. En aangezien in alle oorlogen de verslagen partijen uiteindelijk altijd worden beschouwd als de veroorzaker van de oorlogen, werd in het discours van de Entente (Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Rusland) de verantwoordelijkheid van het kapitalisme als geheel weggemoffeld achter die van de centrale machten (Duitsland, Oostenrijk, Hongarije). Erger nog, in Frankrijk beloofde de bourgeoisie de arbeiders een nieuw tijdperk van welvaart op basis van de herstelbetalingen, die aan Duitsland zouden worden opgelegd. Op die manier kwam het proletariaat in Duitsland en Rusland des te meer geïsoleerd te staan.
Maar wat er zal gebeurde, zowel in de zegevierende als in de verslagen landen, was de toekomst die Rosa Luxemburg in haar Juniusbochure had geschetst: als het wereldproletariaat er niet in zou slagen om door zijn revolutionaire strijd een nieuwe maatschappij op te bouwen op de rokende puinhopen van het kapitalisme, dan zou dit laatste onvermijdelijk nog ergere rampen voor de mensheid veroorzaken.
De geschiedenis van deze nieuwe neergang in de hel, die culmineerde in de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, valt op vele manieren samen met die van de contrarevolutie die zijn hoogtepunt bereikte op het einde van dit conflict.
Het offensief van de witte legers tegen de Sovjet-Rusland en het mislukken van revolutionaire pogingen in Duitsland en Hongarije
Al snel na oktober 1917 werd de Sovjetmacht geconfronteerd met de militaire offensieven van het Duitse imperialisme, dat niets wilde horen van vrede [4]. De witte legers, die financieel gesteund werden vanuit het buitenland, worden in verschillende delen van het land gevormd. En daarna worden nieuwe witte legers, die direct vanuit het buitenland waren gevormd, ingezet tegen de revolutie tot 1920. Het land is omsingeld door de witte legers en wordt economisch verstikt. De burgeroorlog laat een land achter dat volledig verwoest is. Bijna 980.000 soldaten stierven in de gelederen van het Rode Leger, ongeveer 3 miljoen onder de burgerbevolking. [5]
In Duitsland wordt de as van de contrarevolutie gevormd door de alliantie van de twee grootste krachten: de verraders van de SPD en het leger. Deze lagen aan de basis van de oprichting van een nieuwe macht, de Vrijkorpsen, de huurlingen van de contrarevolutie, de kern van wat de nazi-beweging zou worden. De bourgeoisie brengt het Berlijnse proletariaat een vreselijke klap toe door het mee te slepen in een voortijdige opstand in Berlijn, die in januari 1919 op brute wijze werd onderdrukt. Duizenden Berlijnse arbeiders en kommunisten - aangezien de meesten van hen ook arbeiders waren - werden vermoord (1200 arbeiders werden geëxecuteerd door een vuurpeloton), gemarteld en in de gevangenis gegooid. R. Luxemburg, K. Liebknecht en vervolgens ook Leo Jogisches werden vermoord. De arbeidersklasse verloor een deel van haar voorhoede en haar meest helderziende leider in de persoon van Rosa Luxemburg, die een kostbaar kompas zou zijn geweest voor de stormen die daarna volgden.
Naast het onvermogen van de arbeidersbeweging in Duitsland om deze manoeuvre te dwarsbomen, zal zij lijden onder een schrijnend gebrek aan coördinatie tussen de verschillende centra van de beweging: na de opstand van Berlijn brak in het Roergebied een defensieve strijd uit waarbij miljoenen mijnwerkers, staalarbeiders, textielarbeiders uit de industriële regio’s Noord Rijn en Westfalen (1e kwartaal 1919) betrokken waren, gevolgd (eind maart) door strijd in Midden-Duitsland en opnieuw in Berlijn. De Uitvoerende Raad van de Beierse Radenrepubliek werd in München uitgeroepen en vervolgens omvergeworpen, wat de inleiding vormde voor een wrede repressie.
Berlijn, het Roergebied, weer Berlijn, Hamburg, Bremen, Midden-Duitsland, Beieren, overal werd het proletariaat stuk voor stuk verpletterd. Alle wreedheid, barbaarsheid, sluwheid, een beroep op verklikkers en militaire technologie werden in dienst gesteld van de repressie. Zo werden bijvoorbeeld, “om de Alexanderplatz in Berlijn terug te veroveren, voor het eerst in de geschiedenis van de revoluties alle wapens gebruikt van het slagveld: namelijk, lichte en zware artillerie, bommen tot en met een gewicht van honderd kilo, luchtverkenning en luchtbombardementen”. [6]. Duizenden arbeiders werden gefusilleerd of tijdens de gevechten gedood; er werd op kommunisten gejaagd en velen werden ter dood veroordeeld.
De arbeiders in Hongarije hebben zich in maart ook tegen het kapitaal verzet in revolutionaire confrontaties. Op 21 maart 1919 werd de Radenrepubliek uitgeroepen, maar in de zomer werd ze verpletterd door de contrarevolutionaire troepen. Voor meer informatie, lees onze artikelen in de International Revue [7].
Ondanks latere heldhaftige pogingen van het proletariaat in Duitsland in 1920 (tegenover de Kapp putsch) en in 1921 (de Maartactie) [8], die getuigen van een aanhoudende sterke strijdbaarheid, zou blijken dat de dynamiek niet langer ging in de richting van een politieke versterking van het Duitse proletariaat als geheel, maar het tegenovergestelde.
De degeneratie van de revolutie in Rusland zelf
De verwoestingen van de oorlogen tegen de aanvallen van de internationale reactie, en meer bepaald de aanzienlijke verliezen die het proletariaat heeft geleden; de politieke verzwakking van het proletariaat met het verlies van de politieke macht door de arbeidersraden en de ontbinding van de Rode Garde; het politieke isolement van de revolutie, dit alles vormde de gunstige basis voor de ontwikkeling van het opportunisme binnen de Bolsjewistische Partij en de Kommunistische Internationale [9]. De repressie van de opstand in Kronstadt in 1921, die plaatsvond als reactie op het machtsverlies door de Sovjets, werd bevolen door de Bolsjewistische Partij. Van de voorhoede van de revolutie ten tijde van de machtsovername werd deze partij de voorhoede van de contrarevolutie ten gevolge van een interne ontaarding, die niet kon worden voorkomen door de fracties die binnen deze partij ontstonden om juist te strijden tegen het groeiende opportunisme [10].
Verdwenen waren de grote massa's die in Rusland, Duitsland, Hongarije, ... de hemel hadden bestormd. Ze waren bebloed, uitgeput, verslagen en waren aan het einde van hun krachten. In de landen die de oorlog hadden gewonnen had het proletariaat zich onvoldoende gemanifesteerd. Dit alles zou de politieke nederlaag van het proletariaat overal ter wereld betekenen.
Het stalinisme wordt de speerpunt van de wereldbourgeoisie tegen de revolutie
Het proces van ontaarding van de Russische revolutie wordt versneld door Stalins machtsgreep in de Bolsjewistische Partij. De goedkeuring in 1925 van de stelling van het “socialisme in één land”, dat de doctrine van de Bolsjewistische Partij en de Kommunistische Internationale werd, vormde een onomkeerbaar breekpunt. Dit echte verraad van het proletarische internationalisme, het basisprincipe van de proletarische strijd en de kommunistische revolutie, werd nu door alle kommunistische partijen van de wereld [11] aangenomen en verdedigd tegen het historische project van de arbeidersklasse. De stelling van het socialisme in één land komt overeen met het Russische integratieproces in het wereldkapitalisme, terwijl het tegelijkertijd de verwerping van ieder proletarisch project betekent.
Vanaf het midden van de jaren 1920 voerde Stalin een politiek van genadeloze liquidatie van alle voormalige metgezellen van Lenin door stelselmatig gebruik te maken van de repressieve organen die de Bolsjewistische Partij had opgericht om zich te verzetten tegen de blanke legers (onder andere de politieke politie, de Tsjeka). [12] De hele kapitalistische wereld had in Stalin de juiste man op de juiste plaats herkend, degene die de laatste overblijfselen van de Oktoberrevolutie zou uitroeien en aan wie alle nodige steun moest worden gegeven om de generatie proletariërs en revolutionairen uit te roeien, die het aangedurfd hadden om midden in de wereldoorlog de strijd op leven en dood tegen de kapitalistische orde aan te gaan. [13]
Revolutionairen worden achtervolgd en onderdrukt door het stalinisme, waar ze zich ook bevinden, met de medeplichtigheid van de grote democratieën, dezelfde mensen die hun witte legers hadden gestuurd om de sovjets uit te hongeren en hun macht omver te werpen.
Voortaan is “de USSR van Stalin het socialisme”, terwijl het echte proletarische project uit het bewustzijn verdwijnt.
Het Rusland van Stalin zal door de stalinistische bourgeoisie en door de wereldbourgeoisie worden gepresenteerd als het bereiken van het uiteindelijke doel van het proletariaat, de vestiging van het socialisme. Daarbij werkten alle wereldfracties van de bourgeoisie, zowel de democratische fracties als de verschillende nationale Kommunistische Partijen, samen.
De overgrote meerderheid van degenen, die nog steeds in de revolutie geloven, zou het doel ervan gelijkstellen aan de vestiging van een regime van het type USSR in andere landen. Hoe meer licht er werd geworpen op de realiteit van de situatie van de arbeidersklasse in de USSR, hoe dieper de verdeeldheid in het wereldproletariaat werd: zij die het "progressieve" karakter van de Sovjet-Unie zouden blijven verdedigen (ondanks alle tekortkomingen), met het idee dat er "geen bourgeoisie" aanwezig was; zij voor wie de situatie in de USSR daarentegen een verschrikking vormt, maar zonder de kracht te hebben om een alternatief project te bedenken. Het proletarische project werd alleen maar gedragen door steeds kleiner wordende minderheden van revolutionairen, die er trouw aan bleven.
Het proletariaat geconfronteerd met de crisis van 1929 en de jaren 1930
De jaren na de crisis van 1929 waren dramatisch voor de levensomstandigheden van het wereldproletariaat, vooral in Europa en de Verenigde Staten. Maar in het algemeen zullen zijn reacties op deze situatie geen antwoord vormen dat kan leiden tot een dynamiek van klassestrijd en het in vraag stellen van de gevestigde orde. Verre van dat. Erger nog, opmerkelijke reacties in Frankrijk en Spanje zullen worden afgeleid naar de impasse van de antifascistische strijd.
In Frankrijk gaf de grote golf van stakingen, na de komst van het Volksfront in 1936, duidelijk de grenzen aan van de arbeidersklasse dat onder het loodzware juk gebukt ging van de contrarevolutie. De golf van stakingen begon met spontane bezettingen van fabrieken, en toonde toch een zekere strijdwil onder de arbeiders. Maar vanaf de eerste dagen zou links deze gigantische massa kunnen gebruiken om de hele Franse bourgeoisie de maatregelen van het staatskapitalisme op te leggen die nodig waren om de economische crisis het hoofd te bieden en zich voor te bereiden op oorlog.
Als het waar is dat er voor het eerst in Frankrijk fabrieksbezettingen waren, was het ook de eerste keer dat we de arbeiders zowel de Internationale als de Marseillaise zagen zingen, lopend achter de plooien van de rode vlag gemengd met die van de Franse “tricolore”. [14] Het inkaderingsapparaat van de Franse Kommunistische Partij en de vakbonden had de situatie onder controle en slaagde erin om de arbeiders, die zich door het geluid van de accordeon lieten sussen, op te sluiten in de fabrieken.
Omdat het Spaanse proletariaat relatief afzijdig bleef van de Eerste Wereldoorlog en de revolutionaire golf [15], bleven zijn fysieke krachten relatief intact om de aanvallen, waarvan het in de jaren 1930 het slachtoffer was, het hoofd te bieden. Deze zouden echter tussen 1931 en 1939 meer dan een miljoen doden veroorzaken, waarvan het belangrijkste deel het gevolg was van de burgeroorlog tussen het republikeinse kamp en dat van generaal Franco, die absoluut niets te maken had met de klassestrijd van het proletariaat, maar juist werd mogelijk gemaakt door de verzwakking ervan. De situatie werd in 1936 versneld met de staatsgreep van generaal Franco.
De arbeiders antwoorden daarop bliksemsnel: op 19 juli, 36 juli, gingen ze in staking en gingen massaal naar de kazernes om deze poging tot staatsgreep te ontwapenen, zonder zich druk te maken om de tegengestelde richtlijnen van het Volksfront en de republikeinse regering. Door de eisenstrijd te verenigen met de politieke strijd, hielden de arbeiders, door deze actie, de moorddadige hand van Franco tegen. Maar niet die van de burgerlijke fractie, georganiseerd in het Volksfront. Amper een jaar later, in mei 1937, stond het proletariaat van Barcelona weer op, maar in een wanhoopspoging, en werd het afgeslacht door de regering van het Volksfront, onder leiding van de Spaanse Kommunistische Partij en haar Catalaanse tak, de PSUC, terwijl de troepen van Franco vrijwillig hun opmars stopten om de stalinistische beulen in staat te stellen de arbeiders te verpletteren.
Deze verschrikkelijke tragedie van de arbeiders, die vandaag de dag nog steeds verkeerd wordt voorgesteld als “een Spaanse sociale revolutie” of “een grote revolutionaire ervaring”, markeert, door de ideologische en fysieke verplettering van de laatste levende krachten van het Europese proletariaat, de triomf van de contrarevolutie. Dit bloedbad was een generale repetitie die de koninklijke weg opende naar de ontketening van de imperialistische oorlog. [16]
De jaren ‘30: de bourgeoisie heeft haar handen weer vrij om haar oplossing voor de crisis op te leggen
De Weimarrepubliek had zich onderscheiden door de invoering van een verregaande rationalisering van de uitbuiting van de arbeidersklasse in Duitsland, vergezeld van maatregelen om de arbeiders vertegenwoordiging te geven in het bedrijf met als enige bedoeling om hen de tuin te leiden.
In Duitsland, tussen de Weimarrepubliek (1923) en het fascisme (1933), bestond er geen enkele oppositie: de eerste had het mogelijk gemaakt de revolutionaire dreiging te verpletteren, het proletariaat te verspreiden, het bewustzijn te vertroebelen; de tweede, het nazisme, aan het einde van deze ontwikkeling, zou dit werk afmaken en met een ijzeren hand de eenheid van de kapitalistische maatschappij bereiken door elke proletarische dreiging te verstikken. [17]
In alle Europese landen waren partijen in ontwikkeling die zich beriepen op Hitler of Mussolini, wier programma bestond uit de versterking en concentratie van de politieke en economische macht in de handen van één enkele partij in de staat. Hun ontwikkeling ging gepaard met een uitgebreid offensief tegen de arbeiders door de staat, gebaseerd op een repressief apparaat dat door het leger wordt versterkt, en, indien nodig, op fascistische troepen. Van Roemenië tot Griekenland zien we de ontwikkeling van fascistische organisaties die, met de medeplichtigheid van de nationale staat, belast waren met het voorkomen van elke reactie van de arbeidersklasse. De kapitalistische dictatuur werd openlijker, meestal in de vorm van het Mussolini of Hitler model.
In de geïndustrialiseerde landen, die het minst door de crisis waren getroffen, was het echter mogelijk om het kader van de democratie in stand te houden. Dit was zelfs een noodzaak om het proletariaat te misleiden. Het fascisme had door het ontstaan van het “antifascisme” het misleidingsvermogen van de “democratische machten” versterkt. Onder het mom van de ideologie van de Volksfronten [18] die het mogelijk maakte de arbeiders gedesoriënteerd te houden achter de programma's van nationale eenheid en de voorbereiding op de imperialistische oorlog, en in medeplichtigheid met de Russische bourgeoisie, organiseerden de meeste kommunistische partijen, die gehoorzaamden aan het nieuwe imperialisme, een grote campagne over de opkomst van het fascistische gevaar. [19]
De bourgeoisie kon alleen oorlog voeren door de arbeiders te misleiden, door hen te doen geloven dat het ook hun oorlog was: “Met het stopzetten van de klassestrijd, of beter gezegd de vernietiging van de klassekracht van het proletariaat, de vernietiging van haar bewustzijn en de afleiding van haar strijd, slaagde de bourgeoisie om met behulp van haar agenten binnen het proletariaat om de klassestrijd van hun revolutionaire inhoud te ontdoen en hen mee te voeren op het spoor van het reformisme en nationalisme, wat de ultieme en beslissende voorwaarde was voor het uitbreken van de imperialistische oorlog.” (Verslag over de internationale situatie van de conferentie van juli 1945 van de Gauche Communiste de France) [20].
De slachtpartijen van de Tweede Wereldoorlog
Het merendeel van de strijders, die aan beide zijden waren opgeroepen, vertrok niet met de bloem op het geweer, nog steeds verlamd door de dood van hun vaders slechts 25 jaar eerder. En wat ze meemaakten was niet iets om vrolijk van te worden: de “Blitzkrieg” veroorzaakte immers 90.000 doden en 120.000 gewonden aan de Franse kant, 27.000 doden aan de Duitse kant. Het debacle in Frankrijk zou tien miljoen mensen onder erbarmelijke omstandigheden op de vlucht drijven. Anderhalf miljoen gevangenen werden naar Duitsland gestuurd. Overal onmenselijke omstandigheden om te overleven: een massale uittocht in Frankrijk, de terreur van de nazistaat die de bevolking onder controle hield in Duitsland.
Zowel in Italië als in Frankrijk vervoegden vanaf dit moment veel arbeiders de weerstand. De stalinistische partij en de Trotskisten gaven hen het frauduleus verdraaide voorbeeld van de Commune van Parijs (moeten de arbeiders niet opstaan tegen hun eigen bourgeoisie geleid door Pétain - de nieuwe Thiers, terwijl de Duitsers Frankrijk bezetten?). Te midden van een geterroriseerde en machteloze bevolking door het uitbreken van de oorlog, werden veel Franse en Europese arbeiders gerekruteerd in de verzetsgroepen en zullen dan ook gedood worden in de overtuiging dat ze streden voor de “socialistische bevrijding” van Frankrijk, Italië...... De stalinistische en trotskistische verzetsbendes richtten hun afschuwelijke propaganda in het bijzonder op het idee dat de arbeiders “in de voorhoede van de strijd voor de onafhankelijkheid van de volkeren” zouden staan.
Terwijl er in de Eerste Wereldoorlog 20 miljoen mensen waren gedood, vielen er in de Tweede Wereldoorlog 50 miljoen doden, waarvan 20 miljoen Russen aan het Europese front. 10 miljoen mensen stierven in de concentratiekampen, waarvan 6 miljoen als gevolg van de nazi-politiek teneinde de joden uit te roeien. Hoewel geen van de macabere misstanden van het nazisme nu onbekend zijn bij het grote publiek, in tegenstelling tot de misdaden van grote democratieën, blijven nazi-misdaden een onweerlegbare illustratie van de onbeperkte barbaarsheid van het kapitalisme in verval, .... en ook van de afschuwelijke hypocrisie van het geallieerde kamp. Tijdens de bevrijding deden de geallieerden namelijk alsof ze de concentratiekampen net hadden ontdekt.
Dit was een pure maskerade om hun eigen barbaarsheid te verbergen door die van de verslagen vijand bloot te leggen. De bourgeoisie, zowel de Engelse als de Amerikaanse, was namelijk perfect op de hoogte van het bestaan van de kampen en wat er zich daar afspeelde. En toch, ogenschijnlijk vreemd, heeft ze er bijna de hele oorlog geen ruchtbaarheid aan gegeven en geen centraal thema in haar propaganda van gemaakt. In feite vreesden de regeringen van Churchill en Roosevelt als de pest dat de nazi's de kampen zouden leegmaken en de Joden massaal zouden uitwijzen. Zo weigerden zij het aanbod om 1 miljoen Joden uit te wisselen. Zelfs in ruil voor niets, wilden ze het niet [21].
In het laatste jaar van de oorlog waren de bombardementen rechtstreeks gericht op arbeidersconcentraties, om de arbeidersklasse zo veel mogelijk te verzwakken door haar uit te roeien en te terroriseren.
De wereldbourgeoisie neemt haar voorzorgen om de mogelijkheid van een proletarische opleving te voorkomen
Het doel is een herhaling te voorkomen van een proletarische uitbarsting zoals in 1917 en 1918 als reactie op de verschrikkingen van de oorlog. Daarom werden de Anglo-Amerikaanse bombardementen - vooral op Duitsland maar ook op Frankrijk - gekenmerkt door sinistere prestaties. De tol van wat ongetwijfeld een van de grootste oorlogsmisdaden was van de tweede wereldwijde slachtpartij, ongeveer 200.000 doden [22], bijna allemaal burgers. Het bombardement van 1945 op Dresden, een ziekenhuisstad, had geen enkel strategisch belang; het gebeurde alleen om de burgerbevolking te decimeren en te terroriseren [23]. Ter vergelijking: bij het bombardement op Hiroshima, een andere gruwelijke misdaad, vielen 75.000 doden en de verschrikkelijke Amerikaanse bombardementen op Tokio, in maart 1945, kostten 85.000 mensen het leven!
In 1943, toen Mussolini omvergeworpen en vervangen werd door maarschalk Badoglio, die sympathiek stond tegenover de geallieerden, die zelf het zuiden van het land al in handen hadden, deden deze niets om naar het noorden op te trekken. Het idee was om de fascisten hun rekening te laten vereffenen met de werkende massa's die in de industriële regio's van Noord-Italië op klasseterrein in opstand waren gekomen. Aangesproken om deze passiviteit te verklaren antwoordde Churchill: “We moeten de Italianen in hun eigen sop laten gaarkoken”.
Vanaf het einde van de oorlog gaven de geallieerden de voorkeur aan de Russische bezetting overal waar zich opstanden van arbeiders hadden voorgedaan. Het Rode Leger was het best geplaatst om de orde in deze landen te herstellen, hetzij door het proletariaat af te slachten, hetzij door het in naam van het “socialisme” af te leiden van zijn klasseterrein.
Een soortgelijke taakverdeling werd opgezet tussen het Rode Leger en het Duitse leger. In Warschau en Boedapest, toen het zich al in de voorsteden bevond, liet het “Rode Leger”, zonder een vinger uit te steken, de opstanden, die erop gericht waren het Duitse leger uit het land te verdrijven verpletterd worden door dit leger. Stalin vertrouwde Hitler dus de taak toe om tienduizenden gewapende arbeiders af te slachten, die zijn plannen hadden kunnen dwarsbomen. [24]
De “democratische” bourgeoisie van de zegevierende landen bood niet enkel aan Stalin de gebieden aan waar een hoog sociaal risico bestond, ze riep ook de “kommunistische partijen” op om in de regering te stappen in de meeste Europese landen (onder andere in Frankrijk en Italië) door ze een vooraanstaande plaats te geven in de verschillende ministeries (Thorez - secretaris van de Franse Kommunistische Partij - werd in 1944 benoemd tot vice-eerste minister).
Onmiddellijk na de oorlog werd een schrikbewind opgelegd aan de Duitse bevolking
In continuïteit met de preventieve moordpartijen die bedoeld waren om elke vorm van proletarische opstand in Duitsland aan het einde van de oorlog te voorkomen, waren de bloedbaden, die na de oorlog plaatsvonden, niet minder barbaars en doortastend.
Duitsland werd door de bezettingsmachten van Rusland, Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten omgevormd tot één groot vernietigingskamp. Na de oorlog stierven er veel meer Duitsers dan in veldslagen, bombardementen en interneringskampen. Volgens James Bacque, de auteur van “Crimes and Mercies: The Fate of German Civilians Under Allied Occupation, 1944-1950” [25], meer dan 9 miljoen mensen stierven tussen 1945 en 1950 als gevolg van de politiek van het geallieerde imperialisme.
Pas toen dit dodelijke doel was bereikt en het Amerikaanse imperialisme begon in te zien dat de naoorlogse uitputting van Europa kon leiden tot de overheersing van het Russische imperialisme over het hele continent, werd het beleid van Potsdam veranderd. De wederopbouw van West-Europa vereiste de heropleving van de Duitse economie. De Berlijnse luchtbrug in 1948 was het symbool van deze verandering van strategie [26]. Natuurlijk, net als de bombardementen op Dresden, “... de mooiste terreuraanslag van de hele oorlog [die] het werk was geweest van de zegevierende geallieerden”, deed de democratische bourgeoisie al wat mogelijk was om de realiteit van de werkelijke kosten van barbaarsheid, die door de beide kampen van de wereldoorlog ruim gedeeld werdne, te verdoezelen.
Het proletariaat was niet in staat om zich op te richten in een frontale strijd tegen de oorlog
Ondanks incidentele manifestaties van strijd op verschillende plaatsen, vooral in Italië in 1943, was het proletariaat niet in staat geweest zich op te richten door verzet te plegen tegen de barbaarsheid van de Tweede Wereldoorlog, zoals het tegen de Eerste Wereldoorlog had gedaan.
De Eerste Wereldoorlog had miljoenen arbeiders voor het internationalisme gewonnen, de tweede gooide hen in het diepe van het meest verachtelijke chauvinisme, de jacht op "de moffen" [27] en op de "collabos" [28].
De arbeidersklasse had de bodem bereikt. Wat haar werd gepresenteerd en wat zij interpreteerde als haar grote “overwinning”, de overwinning van de democratie op het fascisme, vormde haar meest complete historische nederlaag. Het maakt het mogelijk om de ideologische pijlers van de kapitalistische orde te bouwen: het gevoel van overwinning en euforie dat de arbeidersklasse overspoelt, het geloof in de “heilige deugden” van de burgerlijke democratie, die haar in twee imperialistische slachtingen leidde en haar revolutie in het begin van de jaren 1920 verpletterde. En tijdens de periode van wederopbouw, en vervolgens de naoorlogse economische “boom”, liet de tijdelijke verbetering van zijn levensomstandigheden in het Westen het niet toe de werkelijke omvang van de geleden nederlaag in te zien. [29]
In de Oost-Europese landen, die niet profiteren van het Amerikaanse gulheid van het Marshallplan, omdat de stalinistische partijen dit op bevel van Moskou weigerden, duurde het langer voordat de situatie enigszins verbeterde. De misleiding die aan de arbeiders werd gepresenteerd was die van de “opbouw van het socialisme”. Deze misleiding heeft enig succes gehad, zoals in Tsjecho-Slowakije, waar de “Praagse staatsgreep” van februari 1948, d.w.z. de machtsovername door de stalinisten, werd uitgevoerd met de sympathie van vele arbeiders.
Toen deze illusie eenmaal versleten was, vonden er opstanden plaats, zoals in 1956 in Hongarije, maar ze werden wreed onderdrukt door Russische troepen. [30] De betrokkenheid van Russische troepen bij de repressie vormde toen een extra bron van nationalisme in Oost-Europese landen. Tegelijkertijd werd het op grote schaal gebruikt door de propaganda van de “democratische” en pro-Amerikaanse sectoren van de bourgeoisie in de West-Europese landen, terwijl de stalinistische partijen van deze landen dezelfde propaganda gebruikten om de opstand van de Hongaarse arbeiders als een chauvinistische, zelfs “fascistische” beweging te presenteren ten dienste van het Amerikaanse imperialisme.
Bovendien was de opsplitsing van de wereld in twee blokken tijdens de « Koude Oorlog », en zelfs toen deze na 1956 plaats maakte voor « vreedzame co-existentie », een belangrijk instrument voor de misleiding van de arbeidersklasse.
In de jaren vijftig bleef dezelfde soort politiek als in de jaren 1930 de arbeidersklasse verdelen en desoriënteren: een deel van de arbeidersklasse wilde niets meer weten van het kommunisme (wat werd geïdentificeerd met de USSR) terwijl een ander deel nog steeds te lijden had onder de ideologische overheersing van de stalinistische partijen en hun vakbonden. Sinds de Koreaanse oorlog werd de Oost-West confrontatie dus gebruikt om de verschillende sectoren van de arbeidersklasse tegen elkaar op te zetten en miljoenen arbeiders, in naam van “de strijd tegen het imperialisme”, achter het Sovjetkamp te mobiliseren
In dezelfde periode bieden koloniale oorlogen een extra kans om arbeiders af te leiden van hun klasseterrein eens te meer in naam van de “strijd tegen het imperialisme” (en niet de strijd tegen het kapitalisme) waarbij de USSR wordt voorgesteld als de kampioen van het “recht en de vrijheid van volkeren”. Dit soort campagnes zouden in de jaren 1950 en 1960 in veel landen worden voortgezet, onder andere tijdens de oorlog in Vietnam, waar de Verenigde Staten vanaf 1961 sterk bij betrokken raakten. [31]
Een ander gevolg van deze zeer lange en diepe teruggang van de arbeidersklasse was de organische breuk met de kommunistische fracties uit het verleden [32], waardoor toekomstige generaties van revolutionairen genoodzaakt werden om zich de verworvenheden van de arbeidersbeweging kritisch eigen te maken.
Mei 68, Einde van de contrarevolutie
De crisis van 1929 en de jaren 1930 had in het beste geval bepaalde reacties van strijdbaarheid uitgelokt van het proletariaat, zoals in Frankrijk en Spanje, maar die werden, zoals we eerder hebben gezien, afgeleid van het klasseterrein naar het antifascisme en de verdediging van de democratie, dankzij de invloed van de stalinisten, trotskisten en vakbonden. Dit droeg alleen maar bij tot een verdere verdieping van de contrarevolutie.
In 1968 stonden we nog maar aan het begin van de terugkeer van de wereldwijde economische crisis. Toch zijn het de gevolgen van deze wereldwijde economische crisis in Frankrijk (stijgende werkloosheid, bevriezing van de lonen, intensivering van de productiecijfers, aanvallen op de sociale zekerheid) die grotendeels de verklaring vormen voor de toename van de strijdbaarheid van de werkers in dit land vanaf 1967. In plaats van door de stalinisten en de vakbonden te worden gekanaliseerd, keerde de hernieuwde strijdbaarheid van de arbeiders zich af van de door de vakbonden geleide “stakingetjes” en actiedagen. Reeds in 1967 gebeurden er zeer harde en vastberaden conflicten tegenover de gewelddadige repressie van de ondernemers en de politie, waarbij de vakbonden verschillende keren de controle verliezen.
Het doel van dit artikel is niet om terug te komen op alle belangrijke aspecten van Mei 68 in Frankrijk. Daarom verwijzen we de lezer naar de artikelen “Mei 68 en het revolutionaire vooruitzicht”, geschreven ter gelegenheid van de 40ste verjaardag van deze gebeurtenissen [33]. De herinnering aan bepaalde feiten is echter belangrijk om de verandering in de dynamiek van de klassestrijd in Mei 1968 te illustreren.
In mei veranderde de sociale sfeer radicaal: “Op 13 mei vinden in alle steden van het land de belangrijkste demonstraties plaats sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog [in solidariteit met de studenten die slachtoffer zijn van de repressie]. Aan de zijde van de studenten is de arbeidersklasse massaal aanwezig. (…) Aan het eind van de betogingen worden bijna alle universiteiten bezet, niet alleen door de studenten maar ook door veel jonge arbeiders. Overal wordt vrijuit gesproken. De discussies beperken zich niet tot academische kwesties, of tot de repressie. Ze beginnen alle sociale problemen op te rakelen: de arbeidsomstandigheden, de uitbuiting, de toekomst van de maatschappij. (…) Op 14 mei worden de discussies in veel bedrijven voortgezet. Na de reusachtige betoging van de dag ervoor, met het enthousiasme en het gevoel van kracht dat eruit voortvloeit, is het moeilijk om weer aan het werk te gaan alsof er niets is gebeurd. In Nantes ontketenen de arbeiders van Sud-Aviation, meegevoerd door de jongsten onder hen, een spontane staking en besluiten de fabriek te bezetten. De arbeidersklasse is begonnen de fakkel over te nemen...” [34] [229]
Het klassieke inkaderingsapparaat van de bourgeoisie is niet opgewassen tegen de spontaniteit van de arbeidersklasse om de strijd aan te gaan. Zo verspreidde de staking zich, in de drie dagen die volgden op de demonstratie op 13 mei, spontaan naar bedrijven in heel Frankrijk. De beweging overstroomde de vakbonden die enkel konden volgen. Geen specifieke eisen. Een gemeenschappelijk kenmerk: totale staking, onbeperkte bezetting, vastgenomen directie, rode vlag geheven. Tenslotte riep de CGT op tot uitbreiding en probeerde zo “op de rijdende trein te springen” [35]. Maar nog voor de instructies van de CGT bekend waren, waren er al een miljoen arbeiders in staking.
Het groeiende bewustzijn van de arbeidersklasse van haar eigen kracht stimuleerde de discussie in haar schoot en de politieke discussie in het bijzonder. Alle verhoudingen in acht genomen, deed dit denken aan het politieke leven dat de arbeidersklasse doormaakte in de revolutionaire gisting van 1917, zoals blijkt uit de geschriften van Trotski en J. Reed.
De sluier van leugens die decennialang door de contrarevolutie en haar aanhangers, zowel stalinistische als democratische, geweven was begonnen te vervagen. Amateurvideo's in de bezette Sud-Aviation fabriek in Nantes toonden een gepassioneerde discussie onder een groep arbeiders over de rol van stakingscomités in de periode van “dubbelmacht”. De dubbelmacht in 1917 was het product van de strijd om de echte macht tussen de burgerlijke staat en de arbeidersraden. In veel fabrieken, die in staking waren, hadden de arbeiders in 1968 stakingscomités gekozen. We bevonden ons nog lang niet in een pre-revolutionaire situatie, maar wat er gebeurde was een poging van de arbeidersklasse om haar eigen ervaring, haar revolutionaire verleden, terug te winnen. Een andere ervaring toont dit aan:
“Sommige arbeiders vragen aan hen die het idee van de revolutie verdedigen om hun standpunt te komen uitleggen in het bezette bedrijf. Zo wordt in Toulouse de kleine kern, die later de afdeling van de IKS in Frankrijk zal oprichten, uitgenodigd om het idee van de arbeidersraden in de bezette JOB-fabriek (papier en karton) uiteen te zetten. En het meest betekenisvolle is dat deze uitnodiging afkomstig is van militanten... van de CGT en de PCF. Deze moeten een uur lang onderhandelen met permanente afgevaardigden van de CGT van de grote fabriek Sud-Aviation, die het stakingspiket bij JOB kwamen “versterken”, om toestemming te krijgen om “ultra-linksen” de fabriek binnen te laten. Meer dan zes uur lang zullen arbeiders en revolutionairen, zittend op rollen karton discussiëren over de revolutie, de geschiedenis van de arbeidersbeweging, de sovjets en het verraad van… de PCF en de CGT.” [36]
Een dergelijke overdenking zal duizenden arbeiders in staat stellen om de historische rol van de arbeidersraden te herontdekken, evenals de verworvenheden van de klassestrijd van de arbeiders, zoals de revolutionaire pogingen in Duitsland in 1919. Ook was er een groeiende kritiek op de rol van de Franse Kommunistische Partij (die zich toen definieerde als een partij van orde) in relatie tot de gebeurtenissen van 1968 zelf, maar ook sinds de Russische revolutie. Dit was de eerste keer dat het stalinisme en de rol van de kommunistische partijen als hoeders van de gevestigde orde op ruime schaal in twijfel werd getrokken. De kritiek had ook gevolgen voor de vakbonden, en deze zou toenemen toen zij zich openlijk manifesteerden als de verdelers van de arbeidersklasse, teneinde hen weer aan het werk te krijgen. [37]
Er begon een ander tijdperk, gekenmerkt door een “wedergeboorte” in het klassenbewustzijn onder de uitgestrekte arbeidersmassa’s. Deze breuk met de contrarevolutie betekende niet dat deze niet negatief zou blijven wegen op de verdere ontwikkeling van de klassestrijd, noch dat het bewustzijn van de arbeiders vrij was van zeer sterke illusies, met name wat betreft de te overwinnen obstakels op weg naar de revolutie, die veel verder weg was dan de overgrote meerderheid zich destijds voorstelde.
Een dergelijke karakterisering van Mei 68 als illustratie van het einde van de contrarevolutionaire periode, zou worden bevestigd door het feit dat deze gebeurtenissen, verre van een geïsoleerd fenomeen te blijven, integendeel het uitgangspunt vormden voor de hervatting van de klassestrijd op internationale schaal, aangezwengeld door de verdieping van de economische crisis, met als gevolg de ontwikkeling van een proletarisch politiek milieu op internationale schaal [38].
De oprichting, in 1968, van “Révolution Internationale” was hiervan een illustratie, aangezien deze groep een leidende rol zou spelen in het hergroeperingsproces dat leidde tot de oprichting van IKS in 1975, waarvan “Révolution Internationale” nu de afdeling in Frankrijk is. In tegenstelling tot de donkere periode van contrarevolutie had de bourgeoisie nu een klasse voor zich die niet bereid was de offers van de economische wereldoorlog te aanvaarden en die ook een obstakel vormde voor het uitbreken van de wereldoorlog, zoals we later zullen zien.
De internationale heropleving van de klassestrijd vanaf 1968
De IKS heeft zojuist een artikel gewijd aan deze vraag, “De vooruitgang en tegenslagen van de klassestrijd sinds 1968” [39], die wij onze lezers adviseren en waaruit wij vele elementen putten die nodig zijn om de verschillen tussen de contrarevolutionaire periode en de historische periode, die met Mei 68 werd geopend, te benadrukken. In een paar woorden, het fundamentele verschil tussen de periode van contrarevolutie, die begon met een zware nederlaag van de arbeidersklasse, en de periode die geopend werd met Mei 68, ligt in het feit dat het proletariaat sinds deze strijd en ondanks alle moeilijkheden waarmee het geconfronteerd werd, geen beslissende nederlaag heeft geleden.
De verdieping van de open economische crisis, die aan het eind van de jaren 1960 nog in de kinderschoenen stond, zette het proletariaat ertoe aan zijn strijdwil en bewustzijn te ontwikkelen.
Drie strijdgolven volgden elkaar op in de twee decennia na 1968
De eerste, ongetwijfeld de meest spectaculaire, bestond uit de hete Italiaanse herfst in 1969, de gewelddadige opstand in Cordoba, Argentinië in 1969 en in Polen in 1970, en grote bewegingen in Spanje en Groot-Brittannië in 1972. Er was ook een hete herfst in Duitsland in 1969 met veel wilde stakingen. Meer specifiek in Spanje begonnen arbeiders zich te organiseren door middel van massabijeenkomsten, een proces dat in 1976 in Vitoria zijn hoogtepunt bereikte. De internationale dimensie van de golf werd aangetoond door de echo's in Israël (1969) en Egypte (1972) en later door de opstanden in de townships van Zuid-Afrika, die geleid werden door strijdcomités (de Civics).
Na een korte pauze in het midden van de jaren 1970 was er een tweede golf met stakingen door de Iraanse oliearbeiders, de staalarbeiders in Frankrijk in 1978, de “winter van ontevredenheid” in Groot-Brittannië, de havenarbeidersstaking in Rotterdam onder leiding van een onafhankelijk stakingscomité, en de staalstakingen in Brazilië in 1979, die ook de vakbondscontrole aanvochtten; in Azië was er de opstand in Kwangju (Zuid-Korea). Deze golf van strijd bereikte haar hoogtepunt in Polen in 1980, zeker de belangrijkste episode van de klassestrijd sinds 1968, en zelfs sinds de jaren 1920.
Hoewel de zware repressie van Poolse arbeiders deze golf tot stilstand bracht, duurde het niet lang voordat er een nieuwe beweging ontstond met de strijd in België in 1983 en 1986, de algemene staking in Denemarken in 1985, de staking van mijnwerkers in Engeland in 1984-1985, de strijd van spoorweg- en gezondheidswerkers in Frankrijk in 1986 en 1988 en de beweging in het onderwijs in Italië in 1987. Met name de strijd in Frankrijk en Italië - net als de massale staking in Polen - heeft laten zien dat er sprake was van een echt vermogen tot zelforganisatie met algemene vergaderingen en stakingscomités.
Deze beweging in golven van strijd leidde niet tot een vicieuze cirkel, maar stimuleerde een echte vooruitgang in klassebewustzijn, tot uitdrukking gebracht middels de volgende kenmerken:
Maar de ervaring van deze 20 jaar strijd heeft niet alleen “negatieve” lessen voor de arbeidersklasse opgeleverd (over wat niet moet worden gedaan). Het vertaalde zich ook in lessen over wat wel te doen:
Ook de meer verfijnde manoeuvres die de bourgeoisie uitdokterde om de klassestrijd het hoofd te bieden, getuigden van de ontwikkeling van deze laatste in deze periode. Zo counterde ze de groeiende ontgoocheling over de officiële vakbonden en de dreiging van zelforganisatie door de ontwikkeling van vormen van syndicalisme, die de schijn zelfs wekten “buiten de vakbonden” te staan (de coördinaties die door ultralinks in Frankrijk werden opgezet, bijvoorbeeld).
Het proletariaat remt de oorlog af
Aan het einde van deze twintig jaar na 1968 was de bourgeoisie, die de arbeidersklasse geen beslissende historische nederlaag had toegebracht, niet in staat haar te mobiliseren voor een nieuwe wereldoorlog, in tegenstelling tot de situatie in de jaren 1930, zoals we eerder in dit artikel hebben geïllustreerd.
Het was voor haar inderdaad uitgesloten om een wereldoorlog te ontketenen zonder zich vooraf van de volgzaamheid van het proletariaat te hebben verzekerd, een essentiële voorwaarde om het de offers te laten aanvaarden die de staat van oorlog eist. Want zoiets vereist de mobilisatie van alle levende krachten van de natie, zowel in de productie als aan het front. Een dergelijke doelstelling was immers volstrekt onrealistisch, aangezien het proletariaat niet eens bereid was zich gehoorzaam te onderwerpen aan de bezuinigingsmaatregelen die de bourgeoisie moest nemen om de gevolgen van de economische crisis het hoofd te bieden.
Dat is de reden waarom een Derde Wereldoorlog tijdens deze periode niet plaatsvond, een tijd waarin de spanningen tussen de blokken op hun hoogtepunt waren en de allianties tussen hen reeds stevig waren gevestigd door de twee blokken. Bovendien had de bourgeoisie in geen van de historische concentraties van het proletariaat getracht het proletariaat massaal te mobiliseren om als kanonnenvoer deel te nemen aan de verschillende lokale oorlogen, die relevant waren voor de Oost-West-rivaliteit, die in deze periode de wereld eveneens bloederig hadden gemaakt.
Dit gold in het bijzonder voor de arbeidersklasse van het Westen, maar ook voor die van het Oosten, hoewel die laatste politiek zwakker was, vooral in de USSR, gezien de schade die de stoomwals van het stalinisme had aangericht. De stalinistische bourgeoisie, die in een snel verslechterend economisch moeras verstrikt was geraakt, had een strijdende klasse tegenover haar (dit werd geïllustreerd door de stakingen in Polen in 1980) en was duidelijk niet in staat om haar arbeiders te mobiliseren voor een militaire oplossing van haar economisch bankroet.
Dit gezegd zijnde, ook al vormde de arbeidersklasse tot het einde van de jaren 1980 een obstakel voor de wereldoorlog, gezien het feit dat zij in staat was geweest haar verzet tegen de aanvallen van het kapitaal in de twee decennia na 1968 te ontwikkelen zonder een beslissende nederlaag te lijden die de wereldwijde dynamiek van confrontatie tussen de klassen zou hebben omgebogen, toch betekende dit niet dat zij sterk genoeg was om oorlogen over de hele planeet te voorkomen. In feite waren ze in deze periode nooit gestopt. In de meeste gevallen ging het om de uitdrukking van imperialistische rivaliteit tussen Oost en West, niet om een directe confrontatie tussen hen, maar via de tussenliggende landen. En in deze landen, aan de rand van het kapitalisme, had het proletariaat niet de kracht om de gewapende arm van de bourgeoisie te verlammen.
Het proletariaat tegenover de ontbinding van het kapitalisme
Ondanks de vooruitgang in de klassestrijd, met name door de belangrijke ontwikkeling van het klassebewustzijn en het onvermogen van de bourgeoisie om het proletariaat in een nieuw wereldconflict mee te slepen, was de arbeidersklasse toch niet in staat om haar perspectief van revolutie te ontwikkelen, om haar eigen alternatief te bieden voor de crisis van het systeem.
Geen van beide fundamentele klassen was dus in staat om haar oplossing van de crisis van het kapitalisme op te leggen. Het kapitalisme, dat geen enkele uitweg meer had, maar nog steeds midden in een langdurige economische crisis zat, begon te rotten, en deze rotting had gevolgen voor de kapitalistische maatschappij op alle niveaus. Het kapitalisme kwam daarmee in een nieuwe fase van zijn verval, namelijk die van zijn sociale decompositie. Zoals we al vaak hebben beklemtoond, is deze fase synoniem met toegenomen moeilijkheden voor de strijd van het proletariaat [40].
Terugkijkend op de afgelopen drie decennia kunnen we zeggen dat de teruggang in het bewustzijn zich heeft verdiept, waardoor een soort geheugenverlies is ontstaan met betrekking tot de verworvenheden en de vooruitgang van de periode 1968-1989 en dat kan in principe door twee factoren worden verklaard:
Ondanks deze enorme moeilijkheden van de arbeidersklasse sinds 1990 moeten twee elementen in aanmerking worden genomen om de huidige periode te begrijpen:
In de afgelopen decennia zijn er inderdaad een aantal belangrijke bewegingen geweest die deze analyse bevestigen:
De bedreigingen die het voortbestaan van het kapitalisme vormt voor de mensheid, bewijzen dat revolutie meer dan ooit een noodzaak is voor de mensheid: de uitbreiding van militaire chaos, de ecologische catastrofe, hongersnood en ziekte op een ongekende schaal; het verval van het kapitalisme en de ontbinding versterken zeker de dreiging dat de objectieve basis van een nieuwe maatschappij definitief kan worden vernietigd als de ontbinding een bepaald punt overschrijdt. Maar zelfs in zijn laatste fase brengt het kapitalisme nog steeds de krachten voort die gebruikt kunnen worden om het omver te werpen - in de woorden van het Kommunistisch Manifest uit 1848: “Zij produceert voor alles haar eigen doodgraver”.
Met de intrede van het kapitalisme in zijn ontbindingsfase, ook al ging dit gepaard met grotere moeilijkheden voor het proletariaat, is er geen enkele aanwijzing dat het een nederlaag heeft geleden met onomkeerbare gevolgen en dat het dus alle nodige offers zou brengen, zowel op het gebied van de arbeidsvoorwaarden als op het gebied van de rekrutering in de imperialistische oorlog.
We weten niet wanneer en op welke schaal de volgende manifestaties van zulke mogelijkheden van het proletariaat zullen plaatsvinden. Wat we wel weten is dat de vastberaden en passende interventie van de revolutionaire minderheid nu al bepalend is voor de toekomstige versterking van de klassestrijd van morgen.
Silvio (juli 2018)
Voetnoten
[1] Victor Serge is vooral bekend vanwege zijn beroemde verhaal over de geschiedenis van de Russische revolutie, Jaar I van de Russische Revolutie.
[2] “Een nieuw tijdperk is aangebroken: het tijdperk van het uiteenvallen van het kapitalisme, van zijn interne ineenstorting. Het tijdperk van de kommunistische revolutie van het proletariaat”. Uitnodigingsbrief voor het Eerste Congres van de Kommunistische Internationale. Lees over dit onderwerp ons artikel in de serie “Het kommunisme is geen mooi ideaal, maar een materiële noodzaak”, “Het Platform van de Kommunistische Internationale”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 94.
[3] De Vierde Internationale, door (na de dood van Trotski) het imperialistische Rusland te steunen, verraadde op haar beurt het proletarische internationalisme. Zie ons artikel “Trotskisme en de Tweede Wereldoorlog” in onze brochure “Trotskisme tegen de arbeidersklasse”.
[4] Dit zou ertoe leiden dat de regering in Rusland de overeenkomsten van Brest-Litovsk moest ondertekenen om het ergste te vermijden.
[5] Lees ons artikel De wereldbourgeoisie tegen de Oktoberrevolutie (Deel I), Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 160.
[6] Paul Frölich, Rudolf Lindau, Albert Schreiner, Jakob Walcher, “Revolution und Konterrevolution in Deutschland 1918-1920”, éditions Science Marxiste, 2013.
[7] “Duitse Revolutie (III): De voortijdige opstand” in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 83 en “Duitsland 1918-19: burgeroorlog” in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 136.
[8] Lees ons artikel "De Maartactie 1921, het gevaar van de ongeduldige kleinburgerij” in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr.. 93.
[9] “Pogingen om de steun van de massa's te winnen in een fase van afnemende activiteit van deze massa's leidden tot opportunistische “oplossingen” - de groeiende nadruk op werk in het parlement en de vakbonden, oproepen tot verzet van de “Oostelijke Volkeren” tegen het imperialisme en, bovenal, de politiek van het verenigd frontale met de socialistische en sociaaldemocratische partijen die alle zuurverdiende duidelijkheid overboord gooiden over het kapitalistische karakter van degenen die sociale patriotten waren geworden”. “De kommunistische linkerzijde en de continuïteit van het marxisme”. In “Wat is de IKS?”op onze website.
[10] Lees in serie “Het kommunisme is geen mooi ideaal, maar een materiële noodzaak”, ons artikel “1922-1923: de kommunistische fracties tegen de opkomst van de contrarevolutie, in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 101
[11] Deze zouden ook linkerfracties kennen. Zie het artikel “De kommunistische linkerzijde en de continuïteit van het marxisme” op onze website.
[12] Lees ons artikel “How Stalin wiped out the militants of the October 1917 revolution”, in World Revolution nr. 312.
[13] Zo kreeg Stalin bijvoorbeeld vanaf 1925 de volledige steun van de wereldbourgeoisie voor zijn strijd tegen de linkse oppositie die, binnen de bolsjewistische partij, een internationalistisch standpunt probeerde te handhaven tegen de stelling van “het opbouwen van het socialisme in één land”. Lees ons artikel “Quand les démocraties soutenait Staline pour écraser le prolétariat” op onze website.
[14] Zoals onze kameraad Marc Chirik zelf zei: “Deze jaren van verschrikkelijk isolement doorbrengen, het Franse proletariaat met de driekleurige vlag, de vlag van het régime van Versailles en het zingen van de Marseillaise, dit alles in naam van het kommunisme, was voor alle generaties die revolutionair waren gebleven, een bron van verschrikkelijk verdriet”. En precies ten tijde van de Spaanse oorlog bereikte dit gevoel van isolement een van de hoogtepunten toen veel organisaties, die erin geslaagd waren de klassenstandpunten te behouden, meegesleurd werden door de “antifascistische” golf. Zie ons artikel “Marc: Van de revolutie van Oktober 1917 tot de Tweede Wereldoorlog”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 65
[15] Er zij echter op gewezen dat een grote minderheid binnen de CNT zich bij de oprichting van de Kommunistische Internationale had uitgesproken voor toetreding tot de Kommunistische Internationale.
[16] Zie over dit onderwerp “De les van de gebeurtenissen in Spanje” in nummer 36 van de Revue Bilan (november 1936). Heruitgegeven in onze brochure “Fascisme & Democratie: twee uitdrukkingen van het dictatorschap van het kapitaal”.
[17] Zie over dit onderwerp “De verplettering van het Duitse proletariaat en de opkomst van het fascisme” in nummer 16 van de Revue Bilan (maart 1935), heruitgegeven in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 71.
[18] Voor meer informatie, lees: "1936: Volksfronten in Frankrijk en Spanje: hoe de bourgeoisie de arbeidersklasse mobiliseerde voor oorlog", International Review No. 126.
[19] Zie over dit onderwerp "De herdenkingen van 1944: 50 jaar imperialistische leugens (deel I)". Gepubliceerd in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 78.
[20] Opnieuw gepubliceerd in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 59.
[21] Lees hierover: “Laten we niet vergeten: de slachtpartijen en misdaden van de “grote democratieën”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 66.
[22] Dit is het cijfer volgens Amerikaanse schattingen, die na de oorlog zijn gemaakt.
[23] Ter informatie: de meest dodelijke bombardementen op burgerbevolking, die eerder in Duitsland plaatsvonden, zijn die van Hamburg (50.000 doden en 40.000 gewonden in juli 1943, voornamelijk in woon- en arbeiderswijken), Kassel (10.000 doden in oktober 1943), Darmstadt, Königsberg, Heilbronn (meer dan 24.000 doden begin 1944), Braunschweig (23.000 verkoolde of gestikte mensen), Berlijn (25.000 doden).
[24] Lees het artikel “Quand les démocraties soutenaient Staline pour écraser le prolétariat” (in Révolution Internationale N°185)
[25] Dit boek is in het Engels beschikbaar onder de titel “"Crimes and Mercies: The Fate of German Civilians Under Allied Occupation, 1944-1950”. Volgens de auteur: “Meer dan 9 miljoen Duitsers stierven als gevolg van een opgelegde hongersnood van de geallieerden en de politiek van uitwijzing na de Tweede Wereldoorlog - een kwart van het land werd geannexeerd en ongeveer 15 miljoen mensen werden verdreven in de grootste etnische zuivering die de wereld ooit heeft gezien. Meer dan twee miljoen van hen, waaronder talloze kinderen, stierven onderweg of in concentratiekampen in Polen en elders. Westerse regeringen blijven ontkennen dat deze sterfgevallen hebben plaatsgevonden.”
[26] Zie ons artikel “Berlijn 1948: De luchtbrug naar Berlijn verbergt de misdaden van het geallieerde imperialisme” in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 95.
[27] “Boche” (mof) is een vernederende term voor een Duitse soldaat of een persoon van Duitse afkomst. Het gebruik ervan, door de Franse Kommunistische Partij in het bijzonder, was bedoeld om chauvinistische haat tegen Duitsers op te wekken.
[28] Verwijst naar hen die, tijdens de Tweede Wereldoorlog “verraad” hebben gepleegd door samen te werken met de Duitse vijand.
[29] Lees in dit verband ons artikel “Aan het begin van de 21ste eeuw..... waarom het proletariaat het kapitalisme nog niet ten val heeft gebracht (I)”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 103.
[30] Voor meer informatie, lees ons artikel “Klassestrijd in Oost-Europa (1920-1970): de noodzaak van internationalisering van de strijd”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 27. (Nederlandstalige Internationale Revue nr. 11)
[31] Lees in dit verband ons artikel “Aan het begin van de 21ste eeuw..... waarom het proletariaat het kapitalisme nog niet ten val heeft gebracht (II)”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 104.
[32] zij die voortkwamen uit de voormalige arbeiderspartijen die ontaardden met de nederlaag van de wereldrevolutiegolf in 1917-1923.
[33] Er zijn twee opeenvolgende artikelen: “De studentenbeweging in de wereld in de jaren zestig” en “Het einde van de contrarevolutie, een historische opleving van het wereldproletariaat”, respectievelijk gepubliceerd in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 133 en 134.
[34] “Mei 68 en het revolutionaire perspectief (II): Einde van de contrarevolutie, historisch herstel van het wereldproletariaat”. Zie onze website.
[35] Dit zal hen in staat stellen om aanwezig te zijn op het moment van de onderhandelingen en om de rol van de belangrijkste scheidsrechter van de beweging te spelen door, in elk van onderhandelingen, de arbeiders terug aan het werk te krijgen, sector per sector, door middel van geïsoleerde onderhandelingen.
[36] Idem.
[37] De nadruk die hier wordt gelegd op het in vraag stellen van de inkadering door de Franse Kommunistische Partij en de vakbonden mag echter niet suggereren dat zij inactief zijn gebleven. In veel bezette bedrijven doen de vakbonden hun uiterste best om arbeiders te isoleren van elk contact van buitenaf dat een “schadelijke” invloed op hen zou kunnen hebben (van wat zij “links” noemden). Daar hielden ze de arbeiders de hele dag bezig met tafeltennis.
[38] Dit vraagstuk rechtvaardigt het dat een artikel alleen hieraan wordt gewijd. Dit zullen we later doen in een artikel gewijd aan de evolutie van het proletarische politieke milieu sinds 1968.
[39] Zie Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 161.
[41] CPE = eerste arbeidsovereenkomst, een maatregel die de arbeidsonzekerheid voor jonge werknemers vergroot. Voor een analyse van deze beweging, zie “Stellingen over de studentenbeweging van lente 2006 in Frankrijk”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr 125.
[42] Zie “De verontwaardigden in Spanje, Griekenland en Israël: van verontwaardiging tot de voorbereiding van de klassestrijd”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr.147.
Links
[1] https://armoedebestrijding.be/publications/napincl_2008-2010.pdf
[2] https://armoedebestrijding.be/publications/NAP2008-2010_indicatoren.pdf
[3] https://www.federcasa.it/news/housing_statistics/Report_housing_statistics_2005_2006.pdf
[4] https://www.vlaanderen.be/wonen-in-vlaanderen/over-wonen-in-vlaanderen/vmsw
[5] https://www.foodbanks.be/nl/welkom
[6] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie
[7] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[8] https://nl.internationalism.org/files/nl/tractNL%5B1%5D.pdf
[9] https://nl.internationalism.org/
[10] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[11] https://www.cnnturk.com/2009/turkiye/12/05/erdogana.tekel.iscilerinden.protesto/554272.0/
[12] https://www.evrensel.net/haber.php?haber_id=63999
[13] https://www.kizilbayrak.net/sinifhareketi/haber/arsiv/2009/12/30/select/roeportaj/artikel/136/direnisteki-tek.html
[14] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[15] https://nl.internationalism.org/tag/11/152/correspondentie-met-andere-groepen
[16] https://nl.internationalism.org/tag/3/41/cultuur
[17] https://nl.internationalism.org/tag/4/90/israel
[18] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-nederland
[19] https://nl.internationalism.org/node/472
[20] https://nl.internationalism.org/ir21/griekenland.html
[21] https://es.internationalism.org/Rint144-edito+lucha
[22] https://nl.internationalism.org/node/853
[23] https://madrid.indymedia.org/node/17370:
[24] https://fr.internationalism.org
[25] https://nl.internationalism.org/node/655
[26] https://www.fr.internationalism.org/rinte62/decompo.htm
[27] https://nl.internationalism.org/tag/4/66/europa
[28] http://www.livestream.com/globalrevolution
[29] https://en.internationalism.org/forum/1056/beltov/4515/occupy-wall-street-protests
[30] https://en.internationalism.org/internationalismusa/201110/4549/occupy-wall-street-protests-capitalist-system-itself-enemy
[31] https://nl.internationalism.org/tag/4/94/verenigde-staten
[32] https://www.precaria.org/assemblea-metropolitana-stati-generali-della-precarieta.html
[33] https://www.precaria.org/stati-generali-2010/ii-incontro-nazionale-dei-lavoratori-uniti-contro-la-crisi
[34] https://uniti.gnumerica.org/2010/10/12/comunicato-finale-ii-incontro-nazionale/
[35] https://nl.internationalism.org/tag/2/40/klassenbewustzijn
[36] https://nl.internationalism.org/tag/2/29/proletarische-strijd
[37] http://www.leftcom.org
[38] https://nl.internationalism.org/tag/4/72/griekenland
[39] https://nl.internationalism.org/files/nl/Vragenlijst%20over%20de%20pers.doc
[40] https://nl.internationalism.org/tag/18/281/linkskommunisme-en-internationalistisch-anarchisme
[41] https://nl.internationalism.org/tag/7/117/internationalistisch-anarchisme
[42] https://nl.internationalism.org/tag/3/46/kommunisme
[43] https://nl.internationalism.org/files/nl/25_08_12_uitn_2.pdf
[44] https://nl.internationalism.org/tag/aktiviteiten-van-de-iks/openbare-discussiebijeenkomsten-permanenties
[45] https://nl.internationalism.org/tag/4/76/nederland
[46] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-nederland
[47] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties
[48] https://nl.internationalism.org/files/nl/uitnodiging_discussiecyclus_crisis_2.pdf
[49] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[50] https://www.birov.net/
[51] https://nl.internationalism.org/tag/4/67/balkan
[52] https://nl.internationalism.org/tag/4/62/china
[53] https://www.unhcr.org
[54] https://nl.internationalism.org/files/nl/24_08_13_uitn_2_0.pdf
[55] https://nl.internationalism.org/tag/3/43/historische-koers
[56] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[57] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/index.htm
[58] https://en.internationalism.org/ir/140/workers-councils-01
[59] https://en.internationalism.org/series/340
[60] https://en.internationalism.org/series/504
[61] https://en.internationalism.org/wr/237_poland.htm
[62] https://en.internationalism.org/ir/023/mass-strikes-in-poland-1980
[63] https://en.internationalism.org/ir/103_poland80.htm
[64] https://fr.internationalism.org/icconline/2011/dossier_special_indignes.html
[65] https://en.internationalism.org/tag/7/1230/occupy-movement
[66] https://en.internationalism.org/tag/7/1231/occupy-london
[67] https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1219
[68] https://en.internationalism.org/icconline/201111/4578/oakland-occupy-movement-seeks-links-working-class
[69] https://en.internationalism.org/icconline/201203/4756/occupy-movement-west-coast-how-organizing-unorganized-led-division
[70] https://en.internationalism.org/worldrevolution/201111/4568/occupy-wall-street-protests-capitalist-system-itself-enemy
[71] https://en.internationalism.org/ir/145/what-is-happening-in-the-middle-east
[72] https://en.internationalism.org/icconline/2011/04/middle-east-libya-egypt-class-struggle-and-civil-war
[73] https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1136
[74] https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1125
[75] https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1123
[76] https://www.marxists.org/archive/marx/works/1850/class-struggles-france/index.htm
[77] https://en.wikipedia.org/wiki/Surplus_labour
[78] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1877/anti-duhring/26.htm
[79] https://fr.wikipedia.org/wiki/Politique
[80] https://en.wikipedia.org/wiki/Revolution_of_1905
[81] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/8.htm
[82] http://www.vonk.org/klassiekers/marx-engels/1848/manifest/manif1.htm
[83] https://nl.internationalism.org/tag/3/50/partij-en-fractie
[84] https://nl.internationalism.org/tag/3/53/vervreemding
[85] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie
[86] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[87] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-belgie
[88] https://nl.internationalism.org/tag/17/285/poetin
[89] https://nl.internationalism.org/tag/4/95/rusland-kaukasus-centraal-azie
[90] https://nl.internationalism.org/tag/6/284/oekraine
[91] https://nl.internationalism.org/files/nl/isis_preview_0.jpg
[92] https://nl.internationalism.org/node/1073
[93] https://nl.internationalism.org/tag/4/61/azie
[94] https://www.aitrus.info/node/3608 Individuen
[95] mailto:[email protected]
[96] https://en.internationalism.org/ir/120_cgt.html
[97] https://en.internationalism.org/series/271
[98] https://en.internationalism.org/ir/2008/132/spain_1934
[99] https://en.internationalism.org/ir/133/spain_cnt_1936
[100] https://en.internationalism.org/content/10367/war-spain-exposes-anarchisms-fatal-flaws
[101] https://nl.internationalism.org/internationalisme/200609/342/spanje-1936-links-misleidt-het-proletariaat-en-onderwerpt-het-aan-de-bu
[102] https://libcom.org/news/about-declaration-awu-confrontation-ukraine-23062014
[103] https://libcom.org/news/when-patriotic-anarchists-tell-verity-02072014
[104] https://libcom.org/forums/news/ukrainian-crisis-left-necessary-clarification-28092014
[105] https://nl.internationalism.org/node/1045
[106] https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/oct/08/why-world-ignoring-revolutionary-kurds-syria-isis
[107] https://www.leftcom.org/en/articles/2014-10-30/in-rojava-people%E2%80%99s-war-is-not-class-war
[108] https://libcom.org/forums/news/isis-17062014
[109] https://nl.internationalism.org/node/1088
[110] https://libcom.org/article/bloodbath-syria-class-war-or-ethnic-war-0
[111] https://libcom.org/article/anarchist-federation-statement-rojava-december-2014
[112] https://nl.internationalism.org/tag/people/ocalan
[113] https://nl.internationalism.org/tag/7/122/officieel-anarchism
[114] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme
[115] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog
[116] https://nl.internationalism.org/tag/6/298/pkk-koerdistan
[117] https://nl.internationalism.org/tag/6/305/terrorisme
[118] http://www.berlin-institut.org/pdfs/Kroehnert_Sterblichkeit.pdf
[119] https://berlingeschichte.de/bms/bmstxt99/9910prod.htm
[120] https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/jan/13/flooding-public-spending-britain-europe-policies-homes
[121] https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/feb/17/farmers-uk-flood-maize-soil-protection
[122] https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/feb/20/climate-change-deniers-markets-fix
[123] https://www.theguardian.com/environment/2014/feb/09/global-water-shortages-threat-terror-war
[124] https://nl.internationalism.org/tag/6/299/natuurrampen
[125] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu
[126] https://nl.internationalism.org/tag/18/310/immigratie-vluchtelingen-en-de-arbeidersbeweging
[127] https://nl.internationalism.org/tag/3/47/maatschappelijke-ontbinding
[128] https://nl.internationalism.org/files/nl/openbare_bijeenkomst.pdf
[129] mailto:[email protected]
[130] mailto:[email protected]
[131] https://palebluejadal.tumblr.com/
[132] https://mondoweiss.net/2014/11/israels-become-oppression/
[133] http://www.dandurand.uqam.ca/evenements//evenements-passes/440-fences-and-walls-in-international-relations.html;
[134] https://www.fool.com/investing/general/2014/08/06/the-migrant-crisis-could-cost-billions-but-border.aspx
[135] https://fil.internationalism.org/internasyonalismo/201509/8638/boykot-eleksyon1-marxistang-paninindigan-sa-panahon-ng-dekadenteng-kap
[136] https://www.rappler.com/philippines/elections/132850-duterte-8-point-economic-agenda/
[137] https://nl.internationalism.org/tag/17/314/duterte
[138] https://fr.internationalism.org/rinte95/berlin1948.htm
[139] https://www.coe.int/web/history-education/
[140] https://nl.internationalism.org/tag/6/318/migratie
[141] https://en.internationalism.org/icconline/201610/14149/trump-v-clinton-nothing-bad-choices-bourgeoisie-and-proletariat
[142] https://en.internationalism.org/ir/101_bilan.htm
[143] https://nl.internationalism.org/tag/5/316/modernisme
[144] https://nl.internationalism.org/tag/17/317/barrot
[145] https://nl.internationalism.org/tag/7/115/beinvloed-door-de-kommunistische-linkerzijde
[146] https://nl.internationalism.org/tag/4/68/belgie
[147] https://nl.internationalism.org/tag/people/rosa-luxemburg
[148] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme
[149] https://nl.internationalism.org/tag/18/327/accumulatie-van-het-kapitaal
[150] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme
[151] https://nl.internationalism.org/tag/8/132/tweede-internationale
[152] https://srbeweging.wordpress.com
[153] https://nl.internationalism.org/tag/7/123/anti-fascismeracisme
[154] https://libcom.org/article/my-experience-icc-devrim-valerian
[155] https://nl.internationalism.org/node/721
[156] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het-
[157] https://nl.internationalism.org/ir/16_function
[158] https://nl.internationalism.org/rint/17/zwakkeschakel
[159] https://nl.internationalism.org/tag/3/52/terrorisme
[160] https://nl.internationalism.org/tag/6/312/populisme
[161] https://nl.internationalism.org/tag/6/313/brexit
[162] https://nl.internationalism.org/iksonline/201604/1319/de-communist-league-van-tampa-en-de-kwestie-van-de-partij
[163] https://nl.internationalism.org/ir/16_partij
[164] https://libcom.org/forums/organise/communist-electoral-strategy-22082016
[165] https://en.internationalism.org/internationalreview/199701/1619/revolutionary-perspective-obscured-parliamentary-illusions
[166] https://www.marxists.org/archive/pannekoe/tactics/index.htm
[167] https://www.marxists.org/archive/bordiga/works/1922/democratic-principle.htm
[168] https://nl.internationalism.org/tag/6/323/parlementarisme
[169] https://nl.internationalism.org/tag/5/333/aprilstellingen
[170] https://nl.internationalism.org/tag/17/329/lenin
[171] https://nl.internationalism.org/tag/18/328/russische-revolutie-1917
[172] https://nl.internationalism.org/tag/9/144/1917-de-oktoberrevolutie-rusland
[173] https://nl.internationalism.org/tag/17/331/victor-serge
[174] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1918/1918rr.htm
[175] https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/16.htm
[176] https://nl.internationalism.org/tag/17/330/ferro
[177] https://nl.internationalism.org/files/nl/oboktober17.pdf
[178] https://nl.internationalism.org/tag/2/26/proletarische-revolutie
[179] https://nl.internationalism.org/tag/2/28/stalinisme-het-oostblok
[180] https://nl.internationalism.org/tag/8/134/derde-internationale
[181] https://nl.internationalism.org/iksonline/201703/1361/openbare-bijeenkomst-brexit-en-president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maat
[182] https://en.internationalism.org/international-review/201608/14087/brexit-trump-setbacks-ruling-class-nothing-good-proletariat
[183] https://nl.internationalism.org/iksonline/201603/1309/debat-staan-we-terug-aan-de-vooravond-van-een-wereldoorlog-en-zo-niet-over-wel
[184] https://nl.internationalism.org/tag/17/320/trump
[185] https://nl.internationalism.org/files/nl/uitnodiging_pb_25-03-2017_0.pdf
[186] https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme
[187] https://nl.internationalism.org/iksonline/201611/1348/president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maatschappelijk-systeem
[188] https://nl.internationalism.org/tag/4/92/noord-amerika
[189] https://nl.internationalism.org/tag/5/324/februarirevolutie
[190] https://nl.internationalism.org/tag/5/325/oktoberrevolutie
[191] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923
[192] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[193] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/mei-1968
[194] https://nl.internationalism.org/tag/9/146/1968-mei-frankrijk
[195] https://en.internationalism.org/node/3624
[196] https://nl.internationalism.org/iksonline/201509/1281/migranten-en-vluchtelingen-de-wreedheid-en-de-hypocrisie-van-de-heersende-klas
[197] https://de.internationalism.org/content/2546/die-deutsche-politik-und-das-fluechtlingsproblem-ein-spiel-mit-dem-feuer
[198] https://ici.radio-canada.ca/premiere/emissions/aujourd-hui-l-histoire/segments/entrevue/69025/mai-1968-paris-france-manifestations-etudiants-violence
[199] https://juralibertaire.over-blog.com/article-18020964.html
[200] https://en.internationalism.org/node/3417
[201] https://en.internationalism.org/ir/066/marc-02
[202] https://libcom.org/article/enrages-and-situationists-occupations-movement
[203] https://en.internationalism.org/wr/315/may68-meetings
[204] https://nl.internationalism.org/content/1428/50-jaar-na-mei-68-1-wegzakken-de-economische-crisis
[205] https://fr.internationalism.org/rinte53/mai1968.htm
[206] https://en.internationalism.org/content/3026/polemic-confusion-communist-groups-over-present-period
[207] https://en.internationalism.org/international-review/201609/14092/1950s-and-60s-damen-bordiga-and-passion-communism
[208] https://en.internationalism.org/international-review/201601/13787/report-class-struggle
[209] https://nl.internationalism.org/content/1414/22e-congres-van-de-iks-resolutie-over-de-internationale-situatie
[210] https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201804/9690/greve-perlee-des-cheminots-manoeuvre-des-syndicats-nous-divise
[211] https://en.internationalism.org/international-review/201111/4593/indignados-spain-greece-and-israel
[212] https://nl.internationalism.org/files/nl/2019_n-pamflet_klimaat_sept2019_web.pdf
[213] https://nl.internationalism.org/tag/people/greta-thunberg
[214] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatbetoging
[215] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatstaking
[216] https://nl.internationalism.org/content/1442/het-kapitalisme-bedreigt-de-planeet-en-de-mensheid-alleen-de-wereldwijde-strijd-van-het
[217] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaat
[218] https://nl.internationalism.org/iks/201501/1228/9-de-frontvormingspolitiek-een-strategie-om-het-proletariaat-te-laten-ontsporen
[219] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/gele-hesjes
[220] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/duitse-revolutie-1918-1919
[221] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/novemberrevolutie-1918
[222] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919
[223] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland
[224] https://nl.internationalism.org/content/top-van-kopenhagen-om-de-planeet-te-redden-moet-het-kapitalisme-vernietigd-worden
[225] https://nl.internationalism.org/content/marxisme-en-ecologie-het-kapitalisme-vergiftigt-de-aarde
[226] https://nl.internationalism.org/tag/11/153/lezersbrieven
[227] https://en.internationalism.org/icconline/201712/14574/kurdish-nationalism-another-pawn-imperialist-conflicts
[228] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-syrie
[229] https://fr.internationalism.org/content/9761/a-propos-nos-reunions-publiques-cinquantenaire-mai-68#_ftn34