In haar “Antwoord op de stompzinnige beschuldigingen van een organisatie die uit elkaar valt”, gepubliceerd op haar website, heeft het IBRP (1) weer eens een grens overschreden in haar ernstig opportunistisch afglijden, dat we reeds duidelijk maakten in ons artikel “Het IBRP in gijzeling genomen door herrieschoppers!”: Ze rechtvaardigt nu de anti-proletarische gebruiken van een parasitaire groep die zichzelf “Interne Fractie van de IKS” noemt.
Het ‘Antwoord’ van het IBRP begint met het bekritiseren van “het uiterst vulgaire karakter” van de toon van ons artikel, waarin wij de zogenaamde ‘Interne Fractie van de IKS’ (IFIKS) hebben afgedaan als een bende “herrieschoppers”.
Als het IBRP de vermoorde onschuld speelt (2) dan betekent dat niet dat zijzelf ‘beschaafder’ omgangsvormen heeft, die van een ‘Heer’, want ze staat borg voor de methodes van de IFIKS en gebruikt deze voor haar eigen doeleinden. Vandaar dat het IBRP geen aanmerkingen had nóch op de vulgariteit van de tekst van de IFIKS getiteld “Smaad kent geen grenzen”, nóch op “het uiterst vulgaire karakter” van de methoden van deze schooiertjes, die geen scrupules kennen als ze nu oproepen tot pogroms tegen onze zogenaamde “vuiligheden” en tegen onze militanten die als “smeerlappen” worden gebrandmerkt (3).
Zo is dit ‘Antwoord’ van het IBRP op de “stompzinnige beschuldigingen” van de IKS er in de eerste plaats op gericht de diefstal van ons adressenbestand door een lid van de IFIKS goed te praten met de volgende argumenten: “als leidende kameraden van de IKS – die als zodanig beschikken over het adressenbestand van hun organisatie – met de organisatie breken en het adressenbestand bij zich houden omdat ze de kameraden willen overhalen tot de ‘juiste richting’, dan is dit geen diefstal. Het valse moralisme van de IKS stinkt van de huichelarij als ze allerlei soorten beschuldigingen uitstort over diegenen die haar in de steek laten”.
Deze poging tot ‘rechtvaardiging’ van de gangsterpraktijken van de IFIKS noopt ons tot een paar opmerkingen:
1. Ons adressenbestand, net zoals het geld en al het andere politieke materiaal, behoort toe aan de organisatie als geheel en niet aan de individuele leden die haar vormen. Dat is een elementair beginsel van functioneren van alle revolutionaire organisaties. En het IBRP weet dat heel goed! Daarom weigert ze ook te antwoorden op onze brief van 1 oktober 2004, waarin we onder andere de volgende vragen stelden:
2. Als het IBRP niet akkoord gaat met het beginsel dat dit materiaal toebehoort aan de organisatie en niet aan de individuele leden, dan betekent dit dat de militant die de financiën beheert, onder het voorwendsel van de voortzetting van politiek werk, er rustig met de kas vandoor kan gaan zodra hij uitgesloten wordt of breekt met de organisatie. Deze zienswijze is er één van een anarchist of een lompenproletariër, maar niet die van de organisaties van het proletariaat.
Wij herinneren het IBPR eraan dat de bende herrieschoppers van de IFIKS zich niet beperkte tot het stelen van ons adressenbestand. Ze heeft ook geld gestolen van de IKS. Ze heeft ook geld van de organisatie verduisterd door te weigeren ons de prijs van de vliegtuigtickets terug te betalen die bedoeld waren om twee afgevaardigden van onze afdeling in Mexico naar Parijs te laten komen: deze laatsten werden op het vliegveld van Roissy gekidnapt door de herrieschoppers van de IFIKS, die hen verhinderden om deel te nemen aan de Buitengewone Conferentie van 2002 (zie ons artikel in Révolution Internationale, nr. 323, mei 2002).
Het lezen van de argumenten van het IBRP waarmee diefstal van ons politiek materiaal wordtgerechtvaardigd, rechtvaardigt ons recht de vraag te stellen: heeft het IBRP ook met het geld, dat gestolen is van de IKS, de zaal kunnen huren om haar openbare bijeenkomst van 2 oktober in Parijs te houden (want het IBRP heeft deze bijeenkomst georganiseerd met materiele steun van de IFIKS)?
3. De opvatting van het IBRP volgens welke “leidende kameraden” al het materiaal mee kunnen nemen dat hen is toevertrouwd, omdat ze er niet in geslaagd zouden zijn om de militanten te overtuigen van de juistheid van hun standpunten, is volkomen vreemd aan de arbeidersbeweging. Deze politiek heeft een naam: het is de verwoestende politiek van de ‘verschroeide aarde’. Als men er niet in slaagt om zijn standpunten op waarde te laten schatten, dan berooft men de organisatie; en in een poging om haar activiteiten te saboteren maakt men zich meester van haar politieke materiaal (4).
Deze schooierspraktijken zijn door de IKS al eerder publiekelijk aan de kaak gesteld tijdens de ‘affaire Chénier’ in 1981. Toentertijd hadden de twee organisaties die het IBRP zouden vormen (Battaglia Comunista en de Communist Workers Organisation) nog een minimum aan waardigheid: ze snelden nóch de burger Chénier nóch de parasitaire groep CBG te hulp. Ze schreeuwde geen moord en brand over “het uiterst vulgaire karakter” van de IKS toen wij in de navolgende termen de handelwijze van deze schooiertjes verwierpen: “Deze kameraden (die van de voormalige afdeling van de IKS in Aberdeen) hadden al maanden weet van de manoeuvres van Chénier en ze hebben de diefstal achteraf goedgepraat als iets ‘normaals in het geval van een splitsing’. Onze veroordeling van deze praktijken werd gekwalificeerd als een ‘reactie van kleinburgerlijke bezitters’ [...] In de eerste nummers van The Bulletin verwees ze [de CBG] naar onze houding om zich over te geven aan de verspreiding van kletspraat over de IKS dat net zo laag als stompzinnig was [...] Als men zich afsplitst kan men stelen wat men wil, maar als men tenslotte een groep voor zichzelf heeft, is men thuis de baas... zodra de schooiertjes enig bezit hebben verworven denken ze er anders over [...] Wat zijn de standpunten van de CBG? Ziedaar alweer een groep wier bestaan parasitair is. Wat vertegenwoordigt ze ten opzichte van het proletariaat? Een provinciaalse versie van het platform van de IKS, maar zonder de samenhang en met diefstal ter compensatie.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgaven, nr. 36, “In antwoord op de antwoorden”). Wat we twintig jaar geleden vaststelden met betrekking tot de schooiersmethoden van de CBG is bijgevolg volledig van toepassing op de IFIKS.
Het moet duidelijk zijn dat de IKS er niet van afziet om het geld dat de IFIKS heeft gestolen op de ene of andere manier terug te halen (5). Zij zal, als het zover is, dezelfde politiek voeren als meer dan twintig jaar geleden toen ze het materiaal terughaalde dat door een paar mensen van de ‘Chénier-richting’ gestolen was, en met name diegenen die de CBG vormden (6).
4. Juist omdat het gaat om een elementaire regel in het functioneren van de organisaties van het proletariaat, zoals vastgelegd in onze statuten, moet iedere militant die de organisatie verlaat (of dat nu gebeurt op eigen initiatief of als gevolg van een uitsluiting) al het materiaal teruggeven aan door de IKS dat hem is toevertrouwd voor zijn taken te vervullen: “de militant doet geen persoonlijke ‘investering’ in de organisatie, waarvan hij dividend verwacht of die hij kan terugtrekken als hij haar verlaat. We moeten daarom iedere praktijk van ‘beslaglegging’ op materiaal of fondsen uit de organisatie verwerpen als volslagen vreemd aan het proletariaat, zelfs als het doel er uit bestaat een andere politieke groep op te richten”. (Rapport over de structuur en de functionering van de organisatie van revolutionairen, punt 12, Internationale Revue, Nederlandstalige uitgave, nr. 16). De leden van de IFIKS weten dus heel goed dat ze, door ons adressenbestand mee te nemen (en door geld te stelen van de organisatie), praktijken hebben toegepast die “volslagen vreemd zijn aan het proletariaat”. Ze hebben onze statuten overtreden en dus gebroken met de IKS door zich buiten de organisatie te plaatsen nogvoordat ze werden uitgesloten.
Onder andere daarom weigerden ze om een beroep te doen op een Erejury, zoals hen tweemaal is voorgeslagen door de IKS. Ze verklaarden de beschuldigingen die we op grond van hun gedrag tegen hen inbrachten als leugens (zie ons artikel op de website: De Erejury: een wapen om kommunistische militanten en organisaties te verdedigen).
5. Het IBRP geeft nog een ander argument om de diefstal te rechtvaardigen: omdat het om “leidende kameraden” ging, “als zodanig” konden de leden van de IFIKS zich het rechtaanmatigen het materiaal mee te nemen dat aan de organisatie toebehoorde. Dus, de ‘leiders’ zouden rechten en privileges hebben die de ‘basismilitanten’ niet hebben! Deze elitaire en bureaucratische visie vindt men terug in de burgerlijke (en met name in de stalinistische) organisaties, maar niet in die van de arbeidersklasse!
We willen er graag de nadruk op leggen dat de IKS niet het piramidale gezichtspunt van het IBRP huldigt van ‘leiders’ maar van de leden van de ‘centrale organen’. Het is niet “als zodanig” (dat wil zeggen als “leidende” leden) dat de IKS haar adressenbestand had toevertrouwd aan iemand die nu lid is van de IFIKS. De IKS had haar dit bestand gegeven omdat zij als militant belast was met de verzending van de publicaties aan onze abonnees. Als wij deze zeer belangrijke en verantwoordelijke taak hebben toevertrouwd aan wat het IBRP “leidende kameraden” (iets wat de militanten van de IKS flink heeft doen lachen!) noemt, dan is dat alleen omdat ze deze zeer goed vervulde (7).
In argumenten, die in dit ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen” zijn vervat, ontdekken we in werkelijkheid de medeplichtigheid van het IBRP aan deze diefstal. Ze zegt ons in feite dat de IFIKS het recht had dit adressenbestand te houden teneinde “kameraden voor de juiste richting te kunnen winnen” (8). Dit argument is niet alleen bedoeld om laaghartige praktijken van de IFIKS ‘goed te praten’. Het heeft ook en vooral de bedoeling om de pogingen tot sabotage en destabilisering van de IKS door het IBRP te rechtvaardigen, die al meer dan twee jaar achter onze rug om geschieden.
Onze lezers kunnen de manoeuvres van het IBRP ontdekken in Bulletin, nr. 9 van de IFIKS, manoeuvres die eruit bestaan deze bende herrieschoppers aan te moedigen haar aanvallen tegen onze centrale organen en tegen onze militanten voor te zetten teneinde een maximum aan kameraden te winnen voor... “de juiste richting”! Wij nodigen onze lezers dus uit om zich te wenden tot Report of the meeting on 17-03-02, gepubliceerd in ditzelfde Bulletin, nr. 9 (beschikbaar op de website van de IFIKS). Ze zullen er de ‘argumenten’ vinden die de diefstal van ons adressenbestand moeten rechtvaardigen: het gaat er voor de IFIKS om (met de zegening van het IBRP) haar walgelijke proza aan de militanten van de IKS te zenden teneinde “de ogen van de militanten van de IKS te openen, waarvan wij menen dat zij op korte termijn in een dynamiek meegaan die erin bestaat het BO (Besluitvormende Orgaan) van de IKS te ‘volgen zonder zich vragen te stellen’ [...] Het IBRP heeft deze oriëntatie goedgekeurd”, en wel in de volgende termen: “Jullie moeten je strijd voortzetten tegen de huidige afwijkende richting en [voor] het herstellen van de organisatorische en politieke verworvenheden.”
Zo vernemen we dus dat het IBRP niet alleen de IFIKS aanmoedigde om haar vuile werk te doen (dat eruit bestaat de brievenbussen van onze kameraden en onze abonnees te vullen met hun walgelijke laster), maar bovendien heeft ze deze strijd aangemoedigd en ondersteund... “voor het herstellen van de organisatorische en politieke verworvenheden van de IKS”! Onze lezers kunnen zich zelf een idee vormen van de dubbelzinnigheid en de ongelofelijke (maar ware!) dubbelzinnige taal van het IBRP: aan de ene kant pretendeert ze (op een huichelachtige manier) er belang bij te hebben de “organisatorische en politieke verworvenheden” van de IKS te verdedigen, aan de andere kant bevestigt ze (in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”) de IFIKS te willen “overtuigen” dat de “intrinsieke zwakheden” van de IKS zijn gelegen in “de fundamentele methodologische vraagstukken die ons (het IBRP) altijd al van de IKS hebben gescheiden”.
En deze huichelarij bereikte werkelijk haar hoogtepunt toen het IBRP, terwijl ze tegelijkertijd de IFIKS steunde in haar strijd tegen onze zogenaamde “liquidationistische leiding” (zoals de IFIKS het noemde), schreef: “Het is niet aan ons om te zeggen wie gelijk of ongelijk heeft in de organisatorisch-disciplinaire twisten van de IKS”! (zie de tekst van het IBRP, gedateerd februari 2002 en gepubliceerd in verschillende talen op hun website: Elementen ter overdenking over de crises van de IKS).
Men begrijpt nu veel beter waarom het IBRP de diefstal van ons adressenbestand niet kon veroordelen. Ze had er eenvoudigweg belang bij om de IFIKS (en haar smerige praftijken) te gebruiken, niet alleen als wervingsagent voor haar eigen winkeltje, maar ook om te proberen problemen te veroorzaken binnen de IKS.
Het is duidelijk dat (anders dan het IBRP pretendeert) niet het “valse moralisme van de IKS”, maar de verwerping door het IBRP van iedere vorm van proletarische moraal “stinkt naar hypocrisie”!
En wij herhalen nog een keer naar het IBRP (op het gevaar af nogmaals haar kuisheid van een kostschoolmeisje te choqueren): wie slaapt met een vrouw van lichte zeden, moet niet verbaasd zijn een druiper op te lopen.
In punt 2 van haar ‘Antwoord’ aan onze “stompzinnige beschuldigingen”, bevestigt het IBRP, nog altijd in verband met de diefstal van ons adressenbestand dat gebruikt werd om de uitnodiging te versturen voor de openbare bijeenkomst van 2 oktober: “We hoeven noch aan de IKS noch aan iemand anders verantwoording af te leggen over de manier waarop we politiek bedrijven” en het IBRP stigmatiseert de “pretentie van de IKS de zogenaamde tradities van de Kommunistische Linkerzijde te vertegenwoordigen”, iets wat haar “pathetisch” voorkomt.
Wat óns vooral “pathetisch” lijkt, dat is om te moeten vaststellen dat het IBRP, door van zichzelf een medeplichtige van de IFIKS te maken, haar eerstgeborenenrecht heeft verkocht voor een bord linzen. Daarom is zij bezig om niet alleen de traditie van de Kommunistische Linkerzijde voor de zwijnen te gooien, maar ook de elementaire beginselen van de arbeidersbeweging, om in plaats daarvan de wet van de jungle te aanvaarden!
Op de vraag, die gesteld werd door onze abonnees, “hoe heeft het IBRP onze adressen in handen gekregen?”, ziedaar het antwoord dat gegeven werd: hoepel op, het IBRP hoeft aan niemand verantwoording af te leggen over de “manier waarop ze politiek bedrijft”!
Menen de ‘leiders’ van het IBRP dat ze ook geen verantwoording hoeven af te leggen aan de militanten van haar eigen organisatie (die niet hebben deelgenomen aan deze openbare bijeenkomst of die verbaasd waren te vernemen dat de uitnodiging van het IBRP naar personen was verstuurd waarvan ze de adressen niet had)? Is “deze manier van politiek bedrijven” in overeenstemming met de statuten van het IBRP, of “volgen” deze militanten blindelings de (totaal onverantwoordelijke) politiek van hun ‘leiders’... “zonder zich iets af te vragen”?
In het eerste punt van haar ‘Antwoord’ aan onze “stompzinnige beschuldigingen” begint het IBRP met de vaststelling dat haar contacten met de IFIKS “bestaan en blijven bestaan” met als argument: “wij willen voorkomen dat met het vertrek van leiders van de ‘oude garde’, de zoveelste splitsing van de IKS leidt tot het ontstaan van een nieuwe dissidente groep van de IKS die zich beroept op haar orthodoxie”.
Dat is een heel mooi voornemen van het IBRP (en wij zijn werkelijk ontroerd door die liefdevolle zorg!). Maar we weten dat de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen. Het IBRP wil ons dus doen geloven dat het is om te voorkomen dat er een nieuwe parasitaire groep (want zelfs als men weigert dat te aanvaarden moeten we de dingen bij hun naam noemen!) ontstaat, dat zij probeert om de IFIKS ervan te overtuigen om de programmatische standpunten van de IKS te verwerpen (9). In werkelijkheid discussieert het IBRP echter met de leden van de IFIKS om ze te kunnen rekruteren.
En we zien niet in waarom ze zich in zulke bochten moet wringen om ons van haar ‘oprechtheid’ te overtuigen. In ieder geval heeft het IBRP geen enkele waardigheid meer: ze heeft zich er al toe verlaagd op zoek te gaan in... de vuilnisbak van de IKS!
Van onze kant blijven we het IBRP verzekeren dat het ons doel niet in het minst is om haar pogingen tot ‘krachtenbundeling’ te saboteren (zoals de IFIKS en haar tweelingbroer, de ‘Círculo’ van Argentinië van de daken schreeuwen). Als we werkelijk het gezichtspunt van een ‘winkeliertje’ verdedigden, dan nog zou het ons veel beter uitkomen als het IBRP de leden van de IFIKS in haar rangen inlijft. Ze zou een grote dienst bewijzen aan onze organisatie door ons te ontlasten van dit parasitaire groepje, dat niet ophoudt de naam van de IKS te bevuilen door zich op ons platform te beroepen.
De enige en uitsluitende reden waarom we het IBRP hebben gewaarschuwd tegen de verleidingingen van de IFIKS is de volgende: wij wilden voorkomen dat een organisatie van de Kommunistische Linkerzijde de proletarische beginselen met voeten treedt door in te staan voorde methodes van deze bende herrieschoppers. Maar als het IBRP zichzelf in diskrediet wil brengen door zich te verenigen met deze elementen, dan kan niemand dat verhinderen. Zoals het spreekwoord zegt: ‘Je kan een ezel niet laten drinken als hij geen dorst heeft’!
Nogmaals, hoe eerder het IBRP erin slaagt de IFIKS ervan te ‘overtuigen’ om ons met rust te laten des te beter voor ons! Jammer genoeg, door te weigeren onze analyse van het verschijnsel parasitisme ter harte te nemen (waarin enkel is overgenomen wat Marx naar voren bracht met betrekking de Alliantie van Bakoenin in de Eerste Internationale), berooft het IBRP zichzelf van een wapen dat haar ervoor kon behoeden haar eer te grabbel te gooien in dit schandelijke avontuur. Ze blijft achter de IFIKS aanlopen in de hoop de worst, die haar wordt voorgehouden, te pakken te krijgen: het vooruitzicht van een toekomstige afdeling van het IBRP in Parijs en Mexico!
De leden van de IFIKS zijn natuurlijk niet in het minst van plan om zich te laten ‘overtuigen’ door het IBRP en nog minder om zich bij haar aan te sluiten. Daarom blijven deze parasieten met een ziekelijke obsessie herhalen dat ze niet hebben ‘gebroken met de IKS’. Zo pronkt de IFIKS in haar laatste Bulletin (nr. 28) openlijk met een meningsverschil dat ze heeft met het IBRP: in tegenstelling tot wat de laatste verzekert in haar ‘Antwoord’ op de “stompzinnige beschuldigen” van de IKS, heeft de IFIKS het nodig gevonden “een kleine precisering aan te geven met betrekking tot wat het IBRP zegt: wij hebben niet gebroken (met de IKS), wij zijn buitengesloten”. We hebben werkelijk te doen met het IBRP en hopen dat ze over deze grote teleurstelling heen komt. We kunnen haar slechts uitnodigen haar illusies op te geven: de leden van de IFIKS kunnen zich niet bij het IBRP aanlsuiten, zoals ze nog een keer verzekeren in hun Bulletin nr. 28, ‘de fractie is de IKS’!: “wij, fractie, zijn de IKS!”.
We kunnen niet van het IBRP verwachten dat het een gek, die denkt Napoleon te zijn omdat dat zijn enige bestaansreden is, tot de werkelijkheid terug te brengen. We staan er echter versteld van dat het IBRP, aangetast door zijn eigen opportunisme, zelfs niet in staat is de totaal krankzinnige grootheidswaanzinnige aard van de gedachtewereld van deze zogenaamde ‘fractie’ in te zien.
Met betrekking tot onze Stellingen over het parasitisme, weet het IBRP ons nog te vertellen: “terwijl er zoveel dingen in de wereld gebeuren heeft de IKS niets beters te doen dan ‘Stellingen’ over haar interne twisten te schrijven”.
Iedere lezer die een beetje serieus is kan de samenvatting van de openbare bijeenkomst van 2 oktober van de IKS vergelijken met die van IBRP (op de website van Battaglia Comunista). Hij zal zien dat het IBRP over de oorzaken van de oorlog in Irak niet in staat was om te antwoorden op de vragen die gesteld werden op haar publieke bijeenkomst, en ook niet de argumenten te weerleggen die door de IKS naar voren werden gebracht (zie Révolution Internationale, nr. 351, Le vide politique et l’absence de méthode du BIPR)! Geconfronteerd met het uitbarsten van oorlogsbarbarij en bloedige chaos in Irak, in het Midden-Oosten, in Afrika, weet het IBRP niets anders te bedenken dan het op de helling zetten van de analyse van het verval van het kapitalisme (uitgewerkt door de Kommunistische Internationale). Ze weet niets beters te bedenken dan het overnemen van de propaganda van de burgerlijke economen om zo het proletariaat de troosten (en te misleiden) door het wijs te maken dat het kapitalisme nog een schitterende toekomst voor de boeg heeft!
Voor wat betreft de kritiek op onze Stellingen over onze “interne twisten” zou het IBRP zich eerst eens moeten richten tot Marx: terwijl er een gebeurtenis plaatsvond van de omvang van de Commune van Parijs in 1871 had Marx “niets beters” te doen een Conferentie bijeen te roepen in Londen, hoofdzakelijk gewijd aan het organisatievraagstuk en met name om het geval Bakoenin en zijn parasitaire groep, de ‘Alliantie van de socialistische democratie’, onder de loep te leggen! En het enige congres van de Internationale Werklieden Vereniging waarop Marx persoonlijk aanwezig was, dat van Den Haag in 1872, was, op zijn aandrang en die van Engels, hoofdzakelijk gewijd aan het uitdiepen van de vraagstukken van organisatie en functioneren. En een jaar later hebben Marx, Engels en Lafargue een aanzienlijke hoeveelheid tijd en energie besteed aan het schrijven van een groot boek over de occulte kuiperijen van Bakoenin en zijn medeplichtigen (getiteld De Alliantie van de socialistische democratie en de Internationale arbeidersassociatie). Wat te denken van Lenin,die na het tweede Congres van de RSDAP “niets beters wist te doen dan te schrijven”, niet enkel Stellingen, maar zelfs een heel boek (Eén stap voorwaarts, twee stappen terug) “over de interne twisten” van de RSDAP?
Het IBRP heeft nog steeds niet begrepen dat (door haar onvermogen om zich de ervaringen uit de geschiedenis van de arbeidersklasse eigen te maken) het vraagstuk van de politieke houding van kommunistische militanten een principekwestie is. Daarom wordt het (en niet de IKS!) bedreigd met “uiteenvallen” (10). Door gemene zaak te maken met elementen die niets beters te doen hebben dan honderden pagina’s vol te schrijven met laster tegen de IKS en haar militanten (zie onder andere de politieroman van de IFIKS, getiteld Geschiedenis van het IS) komt het IBRP nu tot een “manier van politiek bedrijven” die volkomen vreemd is aan het proletariaat, niet alleen gebaseerd op diefstal, maar eveneens op leugens en laster.
In punt 5 van haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”, herhaalt het IBRP dat het er nooit op uit was om ‘gebruik te maken’ van de beschuldigingen van stalinisme door de IFIKS: “we houden de ‘waarschuwingen’ van een organisatie die [...] iedere keer beschuldigingen van opportunisme en stalinisme oogst voor belachelijk, en we hebben daarvan nooit gebruik willen maken”.
Deze bewering is een grove leugen. Wij verwijzen onze lezers nog eens naar Bulletin, nr. 9 van de IFIKS, waarin het IBRP in de volgende termen geloofwaardigheid verleent aan de ‘stelling’ van de IFIKS volgens welke de IKS in een proces van “stalinistische ontaarding” zou zijn terechtgekomen: “Het is ons [het IBRP] duidelijk dat er een proces van eliminatie van militanten plaatsvond. Een eliminatie van de oude garde, waarvan alleen Peter overblijft [...] het zal snel gaan, de tendens om tot uitsluitingen over te gaan is reeds onomkeerbaar geworden” (11).
Dus, het IBRP is niet alleen op heterdaad betrapt op een leugen als ze nu, met de hand op het hart, beweert dat ze “nooit gebruik heeft willen maken van de beschuldigingen van stalinisme” tegen de IKS, maar ze heeft zichzelf tot woordvoerder gemaakt van de nauwelijks verhulde laster tegenover een van onze kameraden, de ‘leider-liquidator’ (om een geliefde uitdrukking van de IFIKS te gebruiken) die, net als Stalin ‘de oude garde zou hebben geëlimineerd’!
En het is eveneens deze “weerzinwekkende methodologie”, gebaseerd op leugens en laster, die het IBRP er onlangs toe heeft gebracht (in drie talen!) op haar website de lasterlijke tekst van ‘Círculo de Comunistas Internationalistas’ uit Argentinië te publiceren (waarvan wij al aan het licht brachten dat ze niets anders dan kolossaal bedrog is).
Ondanks het feit dat we op 27 oktober al de Verklaring van de NCI gepubliceerd hadden (zie onze website) blijft het IBRP de leugen rondstrooien dat de NCI, net als de IFIKS, “gebroken heeft met de IKS” (zie de website van Battaglia Comunista). Zo neemt het IBRP andermaal zijn wensen voor werkelijkheid.
Ondanks het feit dat de NCI haar deze Verklaring (waarin ze verzekert dat de teksten van ‘Círculo’ “schaamteloze leugens en laster zijn tegen de IKS”) had toegestuurd, heeft het IBRP het nog steeds niet nodig gevonden om de tekst van de ‘Círculo’, die de zogenaamde ‘stalinistische methoden’ van de IKS aanklaagt, van haar website te verwijderen. Dit betekent slechts dat ze doorgaat om leugens en laster te gebruiken en op haar eigen naam te schrijven.
De reden voor een dergelijke politiek van burgerlijke aard kan men vinden in Bulletin, nr. 9 van de IFIKS. Onze lezers zullen er ontdekken dat het IBRP en de IFIKS in maart 2002 begonnen waren een gezamenlijke een politieke strategie uit te werken om de IKS te vernietigen.
Zo horen we bij monde van het IBRP: “als we tot de conclusie komen dat de IKS een ‘waardeloze’ organisatie is geworden, dan zal ons doel zijn om er alles te doen om haar verdwijning te bevorderen” (vet van ons).
Ziedaar waarom en met welk politieke bedoeling de contacten tussen het IBRP en de IFIKS “bestaan en blijven bestaan”! Het is met dit duidelijk geuite doel “er alles te doen om haar verdwijning (die van de IKS) te bewerkstelligen” wierp het IBRP zich (net als de IFIKS) op delasterlijke tekst van de bedrieger (de zogenaamde “Círculo de Comunistas Internationalistas”), zoals een vlieg op een hoop stront!
Het IBRP verkeert echt niet in de positie om ons de les te lezen over enig ‘echt moralisme’. Haar kritiek op ons “valse moralisme” dient er slechts toe deze erbarmelijke werkelijkheid toe te dekken: het IBRP heeft de anti-proletarische ‘moraal’ van de jezuïeten aanvaard waarin het doel de middelen heiligt!
Om de IKS te vernietigen en het vonnis ten uitvoer te brengen dat zijzelf over onze organisatie (en achter onze rug om!) heeft uitgesproken is het IBRP momenteel bereid (en ze heeft daarvan al blijk gegeven) zich van de laaghartige methoden van de burgerlijke propaganda te bedienen.
Zo heeft ze, om haar doeleinden te bereiken, niet alleen een verbond gesloten met de herrieschoppers van de IFIKS en de grootheidswaanzinnige manipulator van de ‘Círculo’ in Argentinië, maar ze neigt er steeds meer toe om de “weerzinwekkende praktijken” van heel dit lekkere stelletje over te nemen!
Als we het IBRP een raad zouden mogen geven, dan is het de raad om eerst eens haar eigen stoep schoon te vegen: terwijl er sinds 11 september 2001 “zoveel dingen gebeurd zijn in de wereld”, weet het IBRP niets anders te doen dan oudenwijvenpraatjes op te hangen over ‘de oude garde’ van de IKS. Ze heeft niets beters te doen dan zich achter de oren te krabben over de vraag “of de IKS nu op sterven ligt” (Brief van het IBRP aan de Fractie, gepubliceerd in het Bulletin, nr. 19 van de IFIKS). Ze heeft geen beter leesvoer kunnen vinden dan de politieroman van de IFIKS, doorspekt met kleine ‘pikante’ details over het ‘voorkomen’ en het persoonlijke leven van deze of gene militant!
En wat zijn, terwijl er momenteel “zoveel dingen gebeuren in de wereld”, de laatste streken van de groep die de pretentie en het lef heeft om zichzelf wereldwijd voor te doen als... de enige ‘serieuze pool’ van hergroepering van de Kommunistische Linkerzijde? Zij weet niets beters te doen dan de hersenspinsel van een psychopaat (waarvan de leugens al net zo indrukwekkend zijn als de afwezigheid van scrupules) op haar website in drie talen voor te leggen ‘ter discussie’. En dat alles om er achter te komen of… onze telefonische contacten met de militanten van de NCI uit Argentinië (waarvan het IBRP zelfs niet de inhoud kent!) een nieuwe bevestiging zouden vormen voor de ‘stalinistische ontaarding’ van de IKS!
Door zich nu in te laten met de IFIKS heeft het IBRP een bom gelegd onder haar eigen huis. Wij kunnen de IFIKS slechts dankbaar zijn voor het feit dat ze ons, dankzij haar “Bulletins”, de bedoelingen heeft onthuld van het IBRP om “er alles te doen om de verdwijning te bevorderen” van onze organisatie. Voor één keer heeft ze met haar verklikkerij een dienst bewezen aan de IKS!
Als ze zichzelf niet te gronde wil richten, dan wordt het de hoogste tijd dat het IBRP een einde maakt aan haar “overdenkingen (en stompzinnige speculaties) over de crises van de IKS”, en eerst eens gaat nadenken over de oorzaken van haar eigen organisatorische tegenslagen en over haar huidige mislukkingen.
Dat is de enige ‘methodologie’ die haar (wellicht?) in staat stelt om te ontsnappen aan het noodlot waartoe haar aangeboren opportunisme haar altijd al vanaf haar ontstaan heeft veroordeeld.
Het wordt de hoogste tijd dat het IBRP onderkent dat ze, ondanks haar diplomatiek en ‘tactische’ verbond met de IFIKS, niet over de middelen beschikt om deze ambitie te realiseren: “de verdwijning van de IKS bevorderen” teneinde de ‘enige pool van hergroepering’ van de Kommunistische Linkerzijde te zijn. Hoe meer het IBRP konkelt met deze bende herrieschoppers (en haar kleine ontaarde kloon in Argentinië), des te meer ze zich zal begeven op de weg, niet naar een “langzaam maar zekere samenvoeging van revolutionaire krachten” (zoals zij verzekert in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”) maar naar een tragisch en grotesk einde van een... muis die zich groter voordoet dan een olifant!
18 november 2004, Internationale Kommunistische Stroming
(1) Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij, een organisatie die zich beroept op deItaliaanse Kommunistische Linkerzijde en die hoofdzakelijk bestaat uit de Communist Workers Organisation (CWO) in Engeland en Battaglia Comunista in Italië.
(2) In de eerste regels van zijn ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen” maakt het IBRP zichzelf belachelijk: het schreeuwt moord en brand en neemt er aanstoot aan dat de IKS (in het artikel: Het IBRP in gijzeling genomen door herrieschoppers!) woorden gebruikt zo vulgair als... “herrieschoppers” (voyous), “huwelijksgeschenk” (corbeille de mariage), “vrouw van lichte zeden” (femme de petite vertu) en ook “druiper” (blennoragie)! Klaarblijkelijk is de schrijver van dit ‘Antwoord’ de Franse taal niet erg machtig want geen enkele van deze termen is “vulgair”. De vertaler had bovendien kunnen voorkomen dat een officiële tekst van het IBRP, die in meerdere talen werd vertaald, belachelijk werd gemaakt want daarin komt de uitdrukking “huwelijksgeschenk” (corbeille de mariage) voor die thuis zou horen in de rubriek ‘vulgariteiten’.
(3) Zie de tekst van de IFIKS: Smaad kent geen grenzen, gepubliceerd op haar website, die de inleiding vormt op de Verklaring van de ‘Círculo’ van 2 oktober. Vreemd genoeg is deze Franstalige tekst van de website van de IFIKS verdwenen (hij is tot op heden alleen in het Spaans en het Engels gepubliceerd). Gelukkig hebben we kopieën bewaard en we kunnen deze aan de lezers op verzoek toesturen. Bovendien moet worden opgemerkt dat de oproepen tot pogrom, die door deze herrieschoppers zijn gedaan, enige weerklank vonden blijkt uit een anonieme dreigbrief die begin november naar ons email adres in Spanje werd gestuurd. De lezers kunnen de brief (even vulgair als walgelijk) van deze ‘anonieme schrijver’, vergezeld van ons antwoord, vinden op onze website in het Spaans (Antwoord op een anonieme brief).
(4) De IFIKS beschouwt de IKS dus als haar privé-bezit als ze verzekert in haar Bulletin, nr. 28 nog eens dat de IKS “onze organisatie” is. Het is dezelfde zienswijze die de voormalige militant Michel, tijdens een geheime bijeenkomst waarvan wij de notulen ontdekten, ertoe bracht te verzekeren: “We moeten de middelen om te functioneren terugvorderen”. Er moet opgemerkt worden dat Michel er de voorkeur aan heeft gegeven zich terug te trekken in plaats van zich bij de ‘fractie’ aan te sluiten, omdat hij zich had gerealiseerd dat de dingen “die men (achter de rug van de IKS om) deed smerig zijn”! En in tegenstelling tot zijn vrienden van IFIKS heeft hij de IKS op een meer ‘eerbare’ wijze verlaten door zijn totale schuld aan de IKS af te betalen. Dat is ook het geval met een andere voormalige militant (Stanley) die, alhoewel hij met de leden van de IFIKS deelnam aan allerlei gekonkel achter de rug van de organisatie om, zich van hen afkeerde en ook al het geld, dat hij nog schuldig was aan de IKS, afbetaalde.
(5) En we hebben er ook geen enkel bezwaar tegen als het IBRP zijn ‘solidariteit’ met de IFIKS betuigd door een rekening te openen om geld binnen te krijgen waarmee de IFIKS haar schuld aan de IKS kan afbetalen.
(6) Het is trouwens met dezelfde ontoegeeflijkheid en vastbeslotenheid dat in het voorjaar van 2002 de IKS archieven wist terug te krijgen die waren opgeslagen in het ‘tweede huis’ van een lid van de IFIKS toen dit schooiertje op het punt stond ze te ‘verhuizen’. We stellen alleen vast dat dit alles geschiedde in alle rust: citoyen Olivier, ‘leidend’ lid van de IFIKS, droeg ze zonder slag of stoot aan ons over.
(7) In ieder geval tot aan het Veertiende Congres van de IKS. Daarna, gezien de groeiende misprijzen van de organisatie ten opzichte van haar gedrag, begon ze dit werk te saboteren en hebben we haar van haar taken vrijgesteld. Ze hield niettemin buiten ons medeweten (en met opzet) een kopie van het abonneebestand achter, en dat voordat de zogenaamde ‘fractie’ zelfs nog maar was gevormd.
(8) Terloops moet worden opgemerkt dat de leden van de IFIKS op geen enkel moment enige poging hebben gedaan om de rest van de IKS te overtuigen van de ‘juiste richting’. Integendeel, door hun openlijke destructieve houding en hun strategie van de ‘verschroeide aarde’; door hun systematisch gebruik van leugens en chantage; door hun achterbakse aanvallen en gemene manoeuvres hebben ze zich geïsoleerd van alle andere militanten van de IKS, met inbegrip van degenen die in het begin het meest gevoelig waren voor hun argumenten. Terwijl de IKS hen aanspoorde om openlijk hun meningsverschillen naar voren te brengen in onze interne bulletins en op onze gebruikelijke bijeenkomsten, gaven ze er de voorkeur aan om documenten te laten circuleren onder ‘ingewijden’ en te weigeren ze ter beschikking te stellen van de rest van de organisatie, en hield ze geheime bijeenkomsten, bedoeld om samen te spannen en zo de organisatie te ‘ontwrichten’ (naar de woorden van een van die moraalridders). Ook toen we ze uitnodigden om in onze Internationale Revue een antwoord te publiceren op het artikel over het begrip ‘fractie’ dat in diezelfde Internationale Revue (nr. 108) was verschenen en dat, op basis van de historische ervaringen van fracties in het verleden, de opvattingen verwierp die aan de basis lagen van de oprichting van de ‘IFIKS’, weigerden ze om daarvan gebruik te maken om de lezers te overtuigen van de ‘juiste richting’.
(9) We leggen er de nadruk op dat in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen” het IBRP overigens een aanzetje begint te geven tot analyse van het verschijnsel parasitisme. Zo verzekert ze, heel terecht, dat de vorming van een “nieuwe dissidente groep van de IKS” kan betekenen dat “de een of andere intellectueel, omringd door enkele sympathisanten, zich het recht toe-eigent zijn eigen kleine groepje te vormen door hier of daar een paar ideeën en standpunten te jatten, of vanuit een inherent onvermogen verenigd te blijven met andere kameraden”. Door verraad te plegen aan onze organisatorische beginselen, door weerzinwekkende laster tegen onze centrale organen en onze militanten te verspreiden, hebben de elementen van de IFIKS gebroken met de IKS (en wij zijn het daarover helemaal eens met het IBRP!): “ze hebben hun eigen onvermogen om verenigd te blijven met andere kameraden” blootgelegd. Door geld en materiaal van de IKS te “pikken”, door “hier of daar (bij de IKS en het IBRP) een paar ideeën en standpunten te jatten”, hebben deze oplichters geen enkel ‘recht’ om zich te beroepen om de Kommunistische Linkerzijde. We kunnen het IBRP slechts aansporen om nog een klein beetje moeite te doen om haar overdenkingen tot het einde toe door te zetten: dit zelf-geproclameerde groepje ‘Interne Fractie van de IKS’ is geen historische uitdrukking vanhet proletariaat. Ze heeft geen enkele legitimiteit en is niets anders dan een parasitaire groep! Wat betreft de karikatuur die het IBRP van onze analyse van het parasitisme maakt, in een poging de ‘stompzinnige’ beschuldigingen van de IKS, die “schreeuwt over een complot van de bourgeoisie!” belachelijk te maken, dit laat maar één ding zien: haar eigen onwetendheid van wat Marx tegenover zijn hekelaars aan de kaak stelde met betrekking tot de Alliantie van Bakoenin, toen hij verzekerde (als bewijs van zijn “stompzinnigheid”) dat de strijd van de Algemene Raad van de Eerste Internationale tegen Bakoenin een “complot” was “van de zon tegen de schaduw”!
(10) In juni 1897, toen het gerucht ging dat hij was overleden, antwoordde de Amerikaanse schrijver Mark Twain: “De berichten over mijn overlijden zijn schromelijk overdreven” (“The reports of my death have been greatly exaggerated”). Wij hebben nog altijd de kracht om het IBRP duidelijk te maken dat de bericht over ons ‘uiteenvallen’ eveneens ‘schromelijk zijn overdreven’. Het wordt hoog tijd dat de militanten van het IBRP ophouden te geloven in de griezelverhalen (net als in de sprookjes) die de IFIKS ze influistert. Maar daar zijn ze te oud voor.
(11) Wij willen terloops een kleine noot toevoegen om de waarheid in ere te herstellen:
a. Het idee, naar voren gebracht door het IBRP, dat er in de IKS nog maar één van de “oprichtende leden” (Peter) is overgebleven is een pure leugen. Wij raden het IBRP aan om de juistheid van de informatie die ze toegespeeld krijgt van de IFIKS voortaan te verifiëren. Want zoals Lenin zei: “wie iemand op zijn woord gelooft is een onverbeterlijke idioot”.
b. Het feit dat iemand tot de oprichters behoort, betekent geenszins dat hij is gevrijwaard van verraad. Moeten we het IBRP eraan herinneren dat van de zes leden die de Iskra hebben opgericht (en die van een ander niveau waren dan deze bende schurken), er vier zijn die verraad hebben gepleegd en tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn overgelopen naar het burgerlijke kamp? Lenin was het enige lid van de Iskra, die tot aan het einde trouw is gebleven aan de revolutionaire zaak.
Tenslotte moeten we nog een andere waarheid in ere herstellen: de leden van de IFIKS zijn geen “leiders van de oude garde”, zoals het IBRP beweert. Geen van deze elementen behoorde tot de “oprichters van Révolution Internationale” (die met onze afdeling in Venezuela de voorloper was van de IKS), zoals zij overal rondbazuinen om zichzelf ‘op te hemelen’ met een ongelofelijke pretentie. Zelfs niet de oudste onder hen, de onzichtbare man (en ‘grondlegger’ van de IFIKS), burger Jonas: hij verliet de organisatie onmiddellijk na de terugval van de beweging van Mei 1968 om later, in het midden van de jaren 1970, weer terug te keren.
En het is juist om te voorkomen dat er nog meer licht wordt geworpen op hun loopbaan binnen de IKS dat de leden van de IFIKS van geen Erejury willen weten. Deze striphelden, die zichzelf voor Superman of Wondervrouw houden, bedriegen liever iedereen die, zoals het IBRP, heel graag hun kinderverhaaltjes geloven. Het is niet omdat ze heel lang militant zijn geweest of benoemd werden in centrale organen dat ze “leiders van de oude garde” waren.
In feite spelen ze “Aap, wat heb je mooie jongen” met elkaar om hun blazoen op te poetsen: het IBRP stuurt bloemen aan de leden van de IFIKS door ze voor te stellen als “leiders” van de “oude garde van de IKS” en de IFIKS betaalt ervoor met de verklaring dat het IBRP de “enige serieuze pool van hergroepering van de Kommunistische Linkerzijde” is. Daarop komt de hele diplomatieke ruil neer tussen het IBRP en de IFIKS!
Parijs, 26 oktober 2004
Kameraden,
Vier dagen geleden, op 22 oktober, stuurden we jullie een brief waarvan we hier het belangrijkste deel overnemen:
Sinds meer dan een week is op de Frans- en Engelstalige pagina’s van de IBRP een Verklaring van de 'Círculo de Comunistas Internacionalistas' (Kring van Internationalistische Kommunisten, Argentinië) gepubliceerd getiteld: Tegen de misselijkmakende methoden van de Internationale Kommunistische Stroming. Deze titel alleen al vat het geheel van laster samen die deze ‘kring’ uitstrooit over onze organisatie en waarop we hier niet ingaan. In onze rechtzetting getiteld: De 'Círculo de Comunistas Internacionalistas' (Argentinië): Nog een merkwaardige verschijning, stelden we vast: “Wat betreft deze laatste verklaring (van 12 oktober), herhaalt de IKS dat het een samenraapsel is van leugens en laster.”
Tot op heden waren de aanvallen en laster in de stijl van de ‘Círculo’ eigen aan de ‘IFIKS’ (of daardoor verspreid op haar website), dat wil zeggen aan een groep waarvan de enige bestaansreden bestaat uit pogingen om de IKS in diskrediet te brengen, wat vanzelfsprekend de draagwijdte van deze aanvallen verminderde. Het feit dat aanvallen van dit soort momenteel door de IBRP wordt overgenomen (bovenop de IFIKS) en zonder het minste commentaar waarin afstand wordt genomen van de beweringen (wat betekent dat de IBRP ze dekt) is natuurlijk van een andere orde. Het staat jullie vrij om zonder onderzoek de laster verspreid door de ‘Círculo’ voor goede munt aan te nemen. Maar in naam van een ‘recht op antwoord’ vragen we op jullie site, bij de verklaring van de ‘Círculo’ en in de betreffende talen, de volgende rechtzetting te plaatsen:
“De IKS verklaart dat de beschuldigingen vervat in de verklaring
van de 'Círculo de Comunistas Internacionalistas' van 12 oktober, en
die aan de IKS toeschrijft ‘het toepassen van praktijken die niet in
overeenstemming zijn met de erfenis doorgegeven door de Kommunistische
Linkerzijde, maar veeleer met methoden die eigen zijn aan burgerlijk
links en het stalinisme’ teneinde ‘onze kleine kring [voortgekomen uit
de NCI] te vernietigen, of zijn militanten op persoonlijk vlak’
volslagen leugenachtig zijn. De IKS beveelt lezers aan zich te richten
tot onze website (https://www.internationalism.org [3]) om meer informatie
over dit onderwerp te vinden. De IKS doet beroep op een onafhankelijke
enquête uit te voeren door een commissie samengesteld uit elementen die
deel uitmaken van de organisaties van de Kommunistische Linkerzijde of
die daar dicht bij staan, om alle licht te laten schijnen op de
beschuldigingen waarvoor hij wordt ingesteld. Daartoe is de IKS
begonnen om contact op te nemen met personen en organisaties die deel
zouden willen nemen aan een dergelijke enquête.
We vragen jullie deze rechtzetting zo spoedig mogelijk te publiceren.”
Tot op heden hebben we deze rechtzetting op geen enkele pagina van de website van de IBRP aangetroffen. Gaat het hier om een vertraging van technische aard of om een weigering van jullie kant om onze korte tekst te publiceren?
Wanneer het om een technische vertraging gaat dan vragen we jullie er alles aan te doen om deze rechtzetting zo snel mogelijk te publiceren: iedere dag die voorbijgaat nemen bezoekers van jullie site kennis van de volslagen leugenachtige verklaring van de ‘Círculo’ zonder er achter te kunnen komen dat de IKS de beschuldigingen die er deel van uitmaken afwijst.
Gaat het om een weigering van jullie kant dan is het nog erger en nodigen we jullie uit eens goed na te denken over de betekenis van die houding: niet alleen werken jullie mee aan de verspreiding van schandelijke laster over een organisatie van het proletarische kamp, maar jullie nemen er ook zelf verantwoording voor.
We verzoeken jullie in ieder geval, wat ook de reden is van het niet publiceren van onze rechtzetting, ons deze zo snel mogelijk mede te delen.
Wat betreft de andere punten die in onze brief van 22 oktober worden aangesneden verwachten we eveneens een antwoord zelfs als we er begrip voor hebben dat jullie enige tijd bedenktijd nodig hebben.
Kommunistische groeten,
De Internationale Kommunistische Stroming
Parijs, 30 oktober 2004
Kameraden,
Op 22 en 26 oktober hebben we aan de email-adressen van al jullie afdelingen twee brieven verzonden waarin we vroegen op jullie website een rechtzetting door de IKS te plaatsen met betrekking tot de Verklaring van de ‘Circulo de Comunistas Internacionalistas’ (Kring van Internationalistische Kommunisten, Argentinië) tegen de misselijkmakende methoden van de Internationale Kommunistische Stroming, die gedateerd was 12 oktober en die op jullie site te vinden is. Tot op heden hebben jullie ons verzoek niet ingewilligd en onze twee brieven zelfs geen antwoord waardig geacht. Daar staat tegenover dat deze leugenachtige verklaring op het moment van ons eerste schrijven enkel in het Frans en Engels op jullie site stond, maar nu ook in het Spaans.
Gezien jullie stilzwijgen en houding die er op lijken te wijzen dat jullie weigeren onze rechtzetting op jullie web-site te publiceren, zien we ons genoodzaakt onze eerdere brieven openbaar te maken en te plaatsen op onze eigen website.
We willen er nogmaals jullie aandacht op vestigen dat jullie stilzwijgen neerkomt op het verlenen van steun aan de schandelijke laster die door de zogenaamde ‘kring’ over onze organisatie wordt uitgestort.
Kommunistische groeten,
Internationale Kommunistische Stroming
Minder dan een maand geleden verscheen met veel bombarie een ‘Kring van Internationalistische Kommunisten’ van Argentinië waaraan de herrieschoppers van de IFIKS (en jammer genoeg een groep van de Kommunistische Linkerzijde, het IBRP) veel publiciteit verleenden.
Als een nieuwe politieke groep zijn opwachting maakt (of als die een belangrijke standpuntwijziging onderneemt) is het noodzakelijk te analyseren waar die vandaan komt, waarmee zij gebroken heeft en waar zij naar toe wil. Dat is een vraag van verantwoordelijkheid omdat we geen geloofwaardigheid kunnen verlenen aan de eerste de beste. Dit is des te noodzakelijker tegenover een groep die zijn eerste stappen onderneemt met een keiharde aanval op de IKS door middel van twee verklaringen (1): de één verspreid door de IFIKS op 2 oktober bij de openbare bijeenkomst van het IBRP in Parijs, de andere (gedateerd 12 oktober) gepubliceerd op de websites van de IFIKS en het IBRP (waarin de “misselijk makende methodologie van de IKS” worden aangeklaagd (2).
Volgens het oude beginsel van het marxisme dat al in de Duitse Ideologie van Marx werd verwoord gaan we niet uit van wat deze ‘kring’ van zichzelf zegt, maar van wat hij werkelijk is in overeenstemming met zijn standpunten en, vooral, zijn daden.
Aan het eind van september verscheen de ‘Círculo’ uit het niets met de lancering van een nieuwe publicatie – Revolución Comunista, nr. 1 (tweede periode) en een document getiteld Perspectieven van het proletariaat in Argentinië en in de perifere landen voor de huidige periode. Deze houding staat in volkomen tegenspraak tot wat altijd een traditie is geweest in de arbeidersbeweging, zoals we al benadrukten in de eerste van de al genoemde documenten: “Momenteel verschijnt er schijnbaar uit het niets een nieuwe groep, en die nergens zijn band met de NCI duidelijk maakt, die zichzelf uitroept tot ‘NCI, tweede periode’ waarbij de standpunten van de NCI die we regelmatig publiceerden worden verworpen. We zijn van mening dat een dergelijke ommezwaai enige politieke verklaring behoeft van de kant van deze nieuwe ‘Kring’ (die zichzelf op het web presenteert onder de naam van ‘Círculo de Comunistas Internacionalistas’), maar waaraan het tot op heden heeft ontbroken.” (Círculo de Comunistas Internacionalistas (Argentinië): Een vreemde verschijning).
Het is verbazingwekkend, maar de dag onmiddellijjk na publicatie van ons artikel verschijnt er op de website van de ‘Círculo’ een korte verklaring getiteld Wie zijn wij?, (vol van grammaticale en redactionele fouten die de haast verraadden waarmee hij werd samengesteld) en waarin beweerd wordt: “De Círculo de Comunistas Internacionalistas is een groep van revolutionaire militanten afkomstig uit Argentinië die gevormd werd na een lang proces van debat en schifting eerst als Núcleo Comunista Internacional, en vervolgens als Círculo de Comunistas Internacionalistas waarbij de naamsverandering voorkomt uit het feit dat binnen deze groep een nieuwe ontwikkelingsfase aanbrak gebaseerd op het perspectief van de opbouw, door de hergroepering van revolutionairen, van de KOMMUNISTISCHE WERELDPARTIJ en de absolute verwerking van het kommunistische programma.” (3).
Deze opeenvolging van net zo hoogdravende als vage frasen bieden niet de minste verheldering over de oorsprong van de ‘Círculo’, hoewel het lijkt aan te geven dat deze uit de Núcleo Comunista Internacional (NCI) voorkomt. Het is bijgevolg nodig na te gaan of er tussen beide een band van continuïteit bestaat. Anders gezegd: is de nieuwe ‘Círculo’ daadwerkelijk het product van een “nieuwe ontwikkelingsfase” van de NCI of, in tegendeel, veronderstelt zij een breuk met deze groep en een aanval op de bijdragen die deze heeft geleverd?
Het programma van de kommunistische organisaties kan niet worden teruggebracht tot een geheel van politieke standpunten over oorlog, vakbonden, crisis, enzovoort. Het omvat eveneens en vooral een handelwijze gebaseerd op de beginselen van de proletarische moraal (4) en een functioneren in overeenstemming met de beginselen van eenheid, solidariteit en vertrouwen die niet alleen een georganiseerde activiteit van kommunistische militanten mogelijk maakt, maar die tevens de basis vormt voor de toekomstige maatschappij.
Nadere beschouwing van één van de eerste activiteiten van deze ‘Círculo’ laat duidelijk een ontwikkeling zien die we gemakkelijk kunnen vergelijken met de ‘misselijk makende methoden’ die deze ‘Círculo’ aan de IKS toeschrijft.
De ‘Círculo’ verscheen op het internationale toneel van de Kommunistische Linkerzijde onder de beschermende mantel van de IFIKS die haar salonfähig maakte door haar (bovengenoemde) ‘Verklaring’ van 2 oktober te verspreiden waarin zij de veroordeling van de IFIKS door de NCI verwierp en zich er op toelegde de IKS met laster te overladen.
Dit gaf goed zicht op de morele aanblik van de pasgeborene die meteen zijn eerste stapjes zette aan de hand van een splintergroep (de IFIKS) die gegrondvest was op verklikkerij, diefstal en laster (5).
Dat wordt bevestigd door de ‘methode’ waarin dit zogenaamde ‘kleine groepje’ (om een van haar geliefde uitdrukkingen te gebruiken) een totale koerswijziging rechtvaardigt die er uit bestaat dat het gedrag van een groep die ze een maand eerder (“door lezing van de publicaties van zowel de IKS als de Interne Fractie van de IKS”) beschouwde als “vreemd aan de arbeidersklasse en aan de Kommunistische Linkerzijde” vervolgens behandelt als “kameraden” en daarmee een enthousiaste samenwerking te beginnen. Deze houding vertoont zoveel lichtzinnigheid dat ze niets goeds voorspelt voor de proletarische militanten die heel goed weten dat er alleen iets positiefs kan worden gebouwd op loyaliteit, eerlijkheid en volkomen doorzichtigheid.
Zelfs de betrekkingen tussen de ‘Círculo’ en de IFIKS leiden tot verontrustende conclusies. Ons bereikte een email afkomstig van de ‘Círculo’ waarin deze zich tot de IFIKS richt in de volgende termen: “BESTE KAMERADEN: volgend op de informatie die we jullie in een eerdere email stuurden en na raadpleging van de kameraden, is er besloten dat één van hen wordt aangesteld om een tekst te redigeren waarin afstand wordt genomen niet alleen van de verklaring van mei 2004 van de NCI, maar eveneens om een verklaring op te stellen waarin we ons solidariseren met de IFIKS, gedateerd 2 oktober 2004, omdat de verklaring van de NCI waarschijnlijk die dag op de op de website van de IKS zal verschijnen; we kennen de reden niet waarom we daarvan op de hoogte zijn gesteld. HOE DAN OOK, WE GEVEN JULLIE TOESTEMMING OM DIE TE VERSPREIDEN ALS JULLIE VAN MENING ZIJN DAT HET CORRECT OF NUTTIG IS VOOR HEEL HET PROLETARISCH POLITIEK MILIEU EN VOOR DE KOMMUNISTISCHE MILITANTEN.”
We kunnen uit deze email afleiden dat er contacten bestonden tussen de ‘Círculo’ en de IFIKS vóór 2 oktober, de datum waarop deze verklaring waarin “afstand wordt genomen” werd geredigeerd. Dat werpt een vreemd licht op het twijfelachtige gedrag van degene die had meegewerkt aan de veroordeling van de IFIKS als groep “vreemd aan het proletariaat en aan de Kommunistische Linkerzijde” maar die desondanks samenwerkt met deze zogenaamde ‘fractie’ alsof er niets aan de hand was.
De auteur van deze verklaringen legt verschillende maatstaven aan. Hij gelooft “misselijk makende methoden” te ontwaren bij de IKS maar ruikt niets van de misselijk makende leugens die de IFIKS in haar presentatie van de ‘Verklaring’ van 2 oktober ten beste geeft:
1. “De meest recente (eind september) van haar uitwassen [er wordt gedoeld op de IKS] is de publicatie in haar pers en op haar website van een standpuntbepaling gedateerd 22 mei laatstleden waarin we worden aangeklaagd, en die ze onderhands door gekonkel en chantage, aan de militanten van de NCI in Argentinië hebben ontfutseld.”
Behalve als hij lijdt aan selectief geheugenverlies weet het individu dat deze ‘Círculo’ oprichtte heel goed dat er geen enkel gekonkel en geen enkele chantage van onze kant aan te pas kwam.
2. “het volstaat vast te stellen dat het ‘in alle haast’ was – volgens de eigen woorden van de kameraden van de Kring – dat de NCI deze tekst aannam. Dat wil zeggen onder druk en zelfs onder dictaat – zoals de samenstelling bewijst – van de delegatie van de ‘IKS’ die naar de Argentijnse kameraden was gestuurd.”
In deze passage staan ongeveer evenveel leugens als woorden. Haast? De NCI kende de IFIKS sinds eind 2003 en om haar ‘argumenten’ te kennen volstond het haar bulletins te lezen (de IFIKS stuurt die overal rond, met inbegrip van aan hen die ze niet willen ontvangen). Anderzijds was er 22 mei geen enkele delegatie van de IKS in Argentinië aanwezig. Tenslotte heeft niemand iets gedicteerd aan de leden van de NCI. Deze leugen is bovendien een belediging voor het bevattings- en beoordelingsvermogen van deze kameraden.
3. “Tenslotte blijkt de onwaardige wil tot manipuleren en de chantage op de Argentijnse kameraden duidelijk uit het laatste punt van de tekst, punt 14, waarin men ze laat stemmen: ‘toestemming te verlenen aan de IKS, als die het nuttig acht, om deze tekst te publiceren, bij iedere gelegenheid die het geëigend vindt.’ Is dat geen blanco cheque, ‘een tol op de toekomst’, erop gericht de kameraden voor eeuwig te compromiteren?”
Dit punt 14 was vrijwillig door de NCI toegevoegd zonder het minste verzoek, expliciet of impliciet, van onze kant.
Deze reeks van leugens laat de NCI naar voren komen als een weinig verantwoordelijke groep die zich gemakkelijk laat beïnvloeden en misleiden. Als de ‘Círculo’ er werkelijk op uit was geweest een “nieuwe ontwikkeling” van de NCI op gang te brengen dan zou het dergelijke leugens met verachting hebben aangeklaagd. We durven er een weddenschap op af te sluiten dat haar antwoord zal bestaan uit een beschaamd stilzwijgen dan wel een nieuwe regen van aanvallen op de IKS, voorzien van “een heel palet aan bijvoeglijke naamwoorden” (om een van haar gekleurde uitdrukkingen te gebruiken).
In ons artikel (gepubliceerd op onze website): Círculo de Comunistas Internacionalistas: Nog een vreemde verschijning, stelden we de vraag: “Maar wellicht gaat deze ‘kleine kern’ nu een... derde ‘Verklaring’ afleggen waarin zij eindelijk de ‘waarheid’ zal ontsluieren”, of die, zoals we daaraan in een noot toevoegden “zoals stelselmatig de gewoonte is bij de IFIKS, een flinke dosis stroop te smeren om de mond van het IBRP die haar verklaring publiceerde.”
De twee voorspellingen komen uit. Verderop zullen we zien hoe de ‘Círculo’ met de IFIKS rivaliseert met het stroop smeren rond de mond van het IBRP. Maar een klein deel van de waarheid rond de ‘Círculo’ begint al duidelijk te worden. Natuurlijk vertelt dit document ons niet de hele waarheid over de “misdadige” inhoud van de telefoon-gesprekken die we voerden met leden van de NCI (“het is heel ‘merkwaardig’ dat deze nieuwe ‘verklaring’ met geen woord rept over de inhoud van deze telefoongesprekken om de ‘misselijk makende’ aard van de IKS-methode duidelijk te maken”). Daarover bewaart de auteur van de ‘Verklaring’ van 21 oktober het stilzwijgen ondanks dat het de enige manier is waarop de ‘misselijk makende’ methode van de IKS kan worden aangetoond. Misschien komt dit stilzwijgen voort uit het feit dat als onze Webmaster de inhoudt ervan zou onthullen hij niet geloofwaardig staande zou kunnen houden dat “deze telefoongesprekken niet onschuldig waren. Zij hadden de achterbakse bedoeling om onze kleine kring, of zijn militanten op individueel vlak te vernietigen door wederzijds wantrouwen op te wekken en door de kiemen van verdeling te zaaien in de rangen van onze kleine groep.” We kunnen echter een andere hypothese opstellen: onze verontwaardigde Webmaster kent de inhoud van deze telefoongesprekken helemaal niet. Maar in zijn zieke verbeelding kunnen ze geen andere zin hebben dan de vernietiging van “de kleine kring gebaseerd in Argentinië”. Wanneer dat klopt hebben we bijgevolg te maken met een geval van paranoia.
Het deel van de waarheid dat erin doorschijnt bestaat uit wat de ‘Círculo’ werkelijk vertegenwoordigt. Een overvloed aan teksten die verschijnen en verdwijnen laten een overduidelijke hevige opwinding zien. Die indruk wordt nog beeldend versterkt door een overdaad aan knipperende hamers en sikkels die doen denken aan de lichtjes van een kerstboom (7)! Een “bibliotheek van kommunistische schrijvers”, die vier of vijf teksten omvat, dient als lokmiddel. Maar naast de link naar deze ‘bibliotheek’ verschijnt de ‘verrassing’: een andere link, verborgen achter het etiket ‘New’ die ons al enkele dagen voert naar een pagina genaamd “Argentina Roja” en alwaar de “Nationale Kaderschool van de Kommunistische Partij van Argentinië” opdoemt compleet met foto van Che Guevara en waar we kennis kunnen maken met de werken van Mao, van Stalin, enzovoort. En te midden van dit leerzame gezelschap vinden we weer een link naar de ‘Círculo’ die een plaatsje heeft verworven in het stalinistische milieu onder het mom een “pagina bevattende een archief van kommunistische schrijvers” te zijn (sic!) (9).
Vanwaar dit diplomatiek festijn met het stalinisme, dat wil zeggen met één van de ergste vijanden van het proletariaat (10)? Het valt moeilijk uit te maken, maar wellicht geeft de Webmaster uitleg in één van de vele zich snel vermenigvuldigende verklaringen van de ‘Círculo’. Wij hebben er alvast een: er wordt de llusie gewekt van een aktiviteit die helemaal niet bestaat.
De verschillende verklaringen moeten ook de indruk wekken dat de kameraden van de oude NCI zonder reserve achter de nieuwe praktijken van de ‘kleine kern’ zouden staan. Tot walgen toe wordt er de nadruk op gelegd dat alle beslissingen ‘collectief’ worden genomen. Deze ziekelijke obsessie om het ‘collectieve’ karakter van de ‘Círculo’ te bewijzen voert de auteur tot grappige nodeloze herhalingen. Enkele bloempjes daaruit:
“Aldus, gewaarschuwd door deze misselijk makende methode van de kant van de huidige leiding van de IKS, klagen wij, militanten van de Kring van Internationa-listische Kommunisten, de IKS aan bij unanieme beslissing van elk van de militanten van deze kring afzonderlijk.”
De militanten klagen de IKS aan bij unanieme beslissing van elk van de militanten afzonderlijk! Het is duidelijk dat iedere militant unaniem met zichzelf is en dat iedere militant beslist door een unanieme beslissing van elk van de militanten! Bestaat een dergelijke overvloed aan ‘unanieme militanten’ ook buiten de ‘unanieme’ verbeelding van de auteur?
“Daarom is het met unanimiteit (sic) op verzoek van de kameraden die werden opgebeld door de IKS om de kiemen van wantrouwen en van vernietiging van onze kleine groep te zaaien, dat ze van het geheel van de leden van de Círculo van Comunistas Internacionalistas de totale verwerping van de politieke methodologie van de IKS vragen.”
Hoe kan het dat hier “bij unanimiteit”, dat wil zeggen door het geheel van de kameraden van het geheel van de kameraden wordt gevraagd om een unanieme beslissing om de “misselijk makende methodologie van de IKS” aan te klagen? Of het één of het ander: ofwel er bestaat binnen de ‘Círculo’ een aanzienlijk wanorde bij het nemen van unanieme beslissingen, ofwel de auteur haalt in zijn koortsachtige verbeelding van alles door elkaar.
Deze rijkdom aan verbeelding blijkt er ook uit dat de ‘Círculo’ buiten ‘unanieme’ militanten ook nog beschikt over ‘nauwe contacten’: “Of de IKS het nu leuk vindt of niet, de verklaringen van 2.10.04 en van 12.10.04 waren geen individueel maar een collectief werkstuk, meest van al de eerste verklaring waarvoor we overleg pleegden met onze meest nabij staande contacten en we kunnen zeggen dat deze kameraden de houding en de handelwijze van de IKS tijdens de openbare bijeenkomst [van het IBRP] in Parijs eveneens verwerpen.”
Dat is wel heel openlijk! Bij zijn inspanningen om aan te tonen hoe ‘collectief’ de ‘Círculo’ wel niet is maakt de auteur zichzelf belachelijk: de ‘Círculo’ beschikt naast ‘unanieme militanten’ ook nog over ‘meest nabij staande contacten’ die, tijdens het ‘overleg’ rond een verklaring waarvan de inhoud bestaat uit het verwerpen van de veroordeling van de IFIKS door de NCI, ertoe kwamen om “de houding en handelwijze van de IKS” tijdens de openbare bijeenkomst (van het IBRP) in Parijs te veroordelen maar waarover de verklaring met geen woord rept, onder andere omdat die geschreven was voordat deze bijeenkomst plaatsvond!
Een Spaans spreekwoord zegt: “Vertel me waar je mee opschept, dan zeg ik je wat je tekort komt.” Zoveel verbetenheid in het aantonen van de ‘collectieve’ en ‘unanieme’ aard van de ‘Círculo’ verbergt naar alle waarschijnlijkheid de bittere waarheid dat de ‘Círculo’ niets dan bluf is waarachter niets anders schuilgaat dan de ongebreidelde verbeelding en het ongebreidelde activisme van haar auteur en Webmaster (11)!
Aan de halsstarrigheid van dit individu om de hele wereld voor de gek te houden – met inbegrip van zichzelf – over de “collectieve unanimiteit” van de ‘Círculo’ moeten we ook niet teveel tijd verspillen omdat er nu eenmaal veel gekken zijn die zichzelf voor Napoleon houden en die we toch niet van hun vergissing kunnen overtuigen. Dat gezegd hebbende is het probleem dat deze koortsachtige activiteiten ten doel hebben ons te belasteren en anderzijds zijn ze gefundeerd op bedrog: zich beroepen op de ‘continuïteit’ met de NCI waarvan de bijdrage aan het Argentijnse proletariaat niet verloren mag gaan.
In een recente brief aan de NCI hebben we de balans opgemaakt van haar bijdrage met een nadruk op:
Bovenop deze inbreng moeten we de nadruk leggen op de verdediging van de analyse van het verval en de ontbinding van het kapitalisme, van de irrationaliteit van de impe-rialistische oorlog, enzovoort.
Als we de overkokende teksten die op haar website zijn verschenen analyseren dan worden we twee tegengestelde hoofdlijnen gewaar die vreedzaam naast elkaar bestaan.
Enerzijds, waarschijnlijk als knipoog naar de nieuwe bondgenoten van de stalinistische site ‘Argentina Roja’, vinden we in de verklaring Wie zijn wij? standpunten van een politiek gevaarlijke dubbelzinnigheid: zo wordt er gesproken van “monopolistische kapitalisme”, een allang achterhaalde fase van het kapitalisme die de geliefde analyse vormt van stalinistische auteurs. In vage termen wordt “socialisatie van de industrie, van diensten en de basisplanning van de productie en de collectieve rijkdom” aanbevolen, in een bewust dubbelzinnige frase die de deur opent voor om het even welk staatskapitalistische politiek of programma (waaraan wordt voorbijgegaan als centraal vraagstuk net als aan de veroordeling van de stalinistische regimes). De stalinistische en trotskistische partijen “zijn niet meer dan overheersingsorganen die proberen de klassenstrijd binnen een institutioneel kader te houden”. De uitdrukking “institutioneel kader” is ruim genoeg om van alles en nog wat te kunnen betekenen, maar veelzeggender is wat met een dergelijke analyse wordt verborgen dat deze organismes juist het meest doeltreffend zijn wanneer ze kapitalistische doelen naar voren schuiven voor strijd en voor ‘radicale’ bewegingen buiten het ‘institutionele kader’.
Naast dit geflirt met het stalinisme wordt de deur geopend voor standpunten die zich binnen het proletarisch politieke kamp bevinden maar die een achteruitgang betekenen ten opzichte van de standpunten die door de NCI worden verdedigd.
Noch in Revolución Comunista, nr. 1 (tweede periode), noch in het document getiteld Perspectieven voor het proletariaat in Argentinië en de perifere land voor de huidige periode worden de twee kapitale analyses aangehaald die de sterke punten van de NCI vormden: het aanklagen van de revoltes van december 2001 en de ‘piquetero’-beweging. Welke ‘perspectieven’ kunnen er aan het proletariaat in Argentinië worden aangeboden onder weglating van deze twee analyses?
Tezelfdertijd worden twee standpunten aan het oog ont-trokken die geheel en al samenhangen met het marxisme en die de NCI met overtuiging verdedigd heeft, met name in de polemiek met andere groepen van het revolutionaire milieu: die over het verval en de ontbinding van het kapitalisme. Dit analysekader wordt vervangen door een andere, een heel gevaarlijke, die van de “globalisering van het kapitalisme”, een analyse die in de mode is in officiële burgerlijke milieus zoals in het ‘radicale’ milieu van het ‘alter-mondialisme’ (12)!
Alle standpuntwijzigingen verschenen plotseling zonder enig voorafgaand debat en zonder dat er eerder enig politiek meningsverschil tot uiting kwam. Vanwaar dat het ons niet verbaasd dat deze ‘kleine groep gesitueerd in Argentinië’ ons in haar tweede verklaring ervan beschuldigd: “hij die niet overeenstemt met de fundamentele politieke lijnen [van de IKS], of die besluit met deze groep te breken wegens politieke meningsverschillen, of die niet bereid is de absurde kwalificaties te aanvaarden die voor andere groepen en/of kameraden van de Kommunistische Linkerzijde worden gebruikt, verdient het om vernietigd te worden en niet meer te bestaan.”
We gaan er onze toetsenborden niet aan verslijten om dergelijke laster te weerleggen. Wie onze houding en onze achtergrond kent kan het gemakkelijk logenstraffen. Maar in het geval van de ‘Círculo’ klopt er iets niet: voordat deze nieuwe David die de Goliath van de IKS te lijf gaat de eer te beurt kan vallen te worden achtervolgd “door een stroming die internationaal erkent wordt en die een kleine groep aanvalt” zou hij er eerst een aanvang mee moeten maken om duidelijk en moedig zijn meningsverschillen op tafel te leggen!
De werkelijkheid is echter dat:
De ‘kleine Círculo’ spant de os achter de wagen. Eerst beschuldigt zij ons dat we hen “die politieke menings-verschillen tot uitdrukking brengen” “lastig vallen”... maar dan vergeet zij de ‘durf’te hebben om ons haar politieke meningsverschillen duidelijk te maken.
In haar derde verklaring (van 21 oktober en getiteld Antwoord op de bijlage bij Révolution Internationale in Frankrijk) komt de ‘Círculo’ met nog een beschuldiging: een van onze vreselijke zonden zou bestaan uit een poging om de internationale krachtenbundeling van revolutionairen en meer in het bijzonder de inspanningen van het IBRP te willen vernietigen: “de recente aanvallen uitgevoerd door de IKS op het Internationale Bureau voor de Revolutionaire Partij zijn geïnspireerd op de openbare bijeenkomst die werd gehouden te Parijs op 2 oktober 2004, en waaraan de Interne Fractie van de IKS actief deelnam.” Zij beschuldigt de IKS van “allerlei streken” rond de openbare bijeenkomst van het IBRP in Parijs.
We hebben op de website van het IBRP nagezocht of er informatie te vinden was over deze weerzinwekkende streken en in een kort verslag in het Italiaans staat dat er (op deze openbare bijeenkomst) een grote aanwezigheid was van militanten en sympathisanten van de IKS die “talrijke tussenkomsten” deden (13)!
Is het een ‘streek’ om in grote getale naar de openbare bijeenkomst van een politieke groep te komen? Of vormen vele tussenkomsten een ‘aanval’? Is het oproepen van sympathisanten om deel te nemen een ‘manoeuvre’? Het lijkt erop dat door de koortsachtige auteur van deze verklaringen iedere poging helderheid te scheppen als ‘agressie’ dan wel ‘manoeuvre’ wordt opgevat. We zeggen dat vanwege de spectaculaire reactie die er kwam op de publicatie van artikelen van de NCI in onze pers: “De IKS heeft stelselmatig campagne gevoerd tegen deze kleine groep, om te beginnen met het publiceren van oude artikels in haar territoriale pers, zoals gebeurde in World Revolution in Groot-Brittannië over de strijd in de gemeentelijke ziekenhuizen, of in Acción Proletaria en Révolution Internationale in Frankrijk, en in de recente bijlagen op haar website.”
Dus, het ter kennis brengen aan het internationale proletariaat van bijdragen afkomstig van haar fractie in Argentinië (het aanklagen van de ‘piquetero’-beweging, de staking in de ziekenhuizen van Buenos Aires, het aanklagen van de IFIKS, het aanklagen van de aanvallen op de sociale zekerheid, enzovoort) maakt deel uit van een ‘syste-matische campagne’!
Op de website van de oude NCI hebben we een reeks van merkwaardige verdwijningen kunnen vaststellen. Twee artikelen waarnaar gelinkt wordt (een over het verval van het kapitalisme en een ander over het karakter van klassensamenwerking in de revoltes van december 2001) zijn verwijderd en de links gaan nergens heen! De dode links op het web doen denken aan de gaten in de foto’s die overeenkwamen met de oude bolsjewieken die door Stalin waren geliquideerd.
Deze nieuwe manoeuvre stelt ons in staat beter de woede te begrijpen die ontstond na de publicatie (door de IKS) van ‘oude’ artikelen van de NCI. Onze Webmaster moet de NCI wel beschouwen als zijn ‘privé-eigendom’ waarbij hij het recht heeft alles wat hem uitkomt te verwijderen en protest aan te tekenen tegen wie ze ondanks zijn ‘copy-right’ publiceert zonder daarvoor eerst zijn toestemming te hebben gekregen.
Daar komt nog een andere reden voor de woede van de auteur bij. De teksten van de NCI spreken de nieuwe standpunten die de ‘Círculo’ momenteel verdedigd stelsel-matig tegen hoewel ze daarvan een ‘verdere ontwikkeling’ zouden zijn. Het is erg beschamend voor onze Webmaster dat we in de herinnering roepen wat hij nog maar enkele maanden geleden verdedigde.
De houding van dit individu verraad een erg ongezond mentaal universum vreemd aan het proletariaat: hij vat standpunten en politieke analyses niet op als uitdrukking van het proletariaat, maar als zijn privé-eigendom; standpunten niet gewijzigd naar werkelijke overtuiging maar uit berekening van de omstandigheden.
We hebben boven al gezien dat de politieke standpunt-wijzigingen in twee onsamenhangende richtingen verlopen: één om de stalinistische leiding te verleiden, een andere om de leiding van het IBRP te verleiden. Onze webmaster moet ons eens duidelijk maken op welk been hij precies danst, tenzij hij het liever ‘bij unanimiteit’ op beide doet!
Als het gaat om toenadering tot het IBRP dan aapt hij nederig de ‘methodologie’ van de IFIKS na die bestaat uit het smeren van tonnen stroop op de huid van het IBRP. Onze Webmaster smeert stroop op de wonden die werden geslagen door de afschuwelijke streken van de IKS tegen het IBRP tijdens de openbare bijeenkomst in Parijs, wonden waarvan het IBRP zelf zich niet eens bewust was (zoals we boven hebben gezien).
We moeten daaraan toevoegen dat, in tegenstelling tot de valse beschuldigingen van de Webmaster, kameraden en groepen, die uit overtuiging en op basis van een min of meer ontwikkelde argumentatie, toenadering zoeken tot het IBRP het niet “verdienen vernietigd te worden”. Als de overtuiging en de methode er zijn dan zijn we van mening dat we onder elkaar een verhelderend debat kunnen voeren.
Het ligt geheel anders bij een willekeurige standpuntwijziging, zonder enige overtuiging en vergezeld van toenaderings-manoeuvres tot stalinistische groepen, van een bondgenootschap met de IFIKS, van een regen van scheldpartijen tegen de IKS en van een poging om de bijdrage van de NCI te vernietigen. Deze ‘methodologie’ is vreemd aan en staat haaks op de proletarische methode.
Onze auteur en Webmaster proclameert in zijn derde verklaring dat “het wezen van de NCI onveranderlijk blijft”. We laten hem gaarne al dat “onveranderlijke” en “unanieme” dat hij hard nodig zal hebben om de ‘misselijk makende’ stank te verdrijven die zijn ‘methodologieën’ verspreiden.
Wij van onze kant leggen ons er op toe de positieve verworvenheden van de NCI te verdedigen en het debat aan te gaan met alle kameraden die er in geïnteresseerd zijn de verheldering voort te zetten.
27 oktober 2004, IKS
(1) Er bestaat er derde verklaring van de ‘Círculo’ die we in deze tekst vermelden, getiteld: Antwoord op de bijlage van Révolution Internationale in Frankrijk, gedateerd 21 oktober.
(2) In verschillende artikelen gepubliceerd op onze website (in het Frans zowel als in het Spaans) hebben we de laster en de leugens uit deze verklaringen ontmaskerd. Zie onze artikels: Círculo de Comunistas Internacionalistas (Argentinië): Een vreemde verschijning, en: Círculo de Comunistas Internacionalistas (Argentinië): Nog een vreemde verschijning.
(3) De auteur van het derde document van de ‘Círculo’ beweert ‘aan te tonen’ dat deze níet uit het niets verscheen en dat de tekst Wie zijn wij? (op haar website) daarvan het bewijs zou vormen. Dit individu houdt werkelijk iedereen voor de gek: de tekst Wie zijn wij? werd toegevoegd op de website de dag na ons verwijt. Diezelfde procedure, die erg veel lijkt op de ‘wonderbaarlijke verschijningen’ van de Zwarte Maagd, werd ook gevolgd tegenover een ander verwijt van onze kant: op 16 oktober waren de twee verklaringen van de ‘Círculo’ nog niet verschenen op haar website! Twee dagen later waren ze in de haast toegevoegd. In haar derde verklaring beweert de ‘Círculo’ dat de IKS “zo probeert zich er van af te maken of er twijfel mee te zaaien dat we zouden proberen de verklaringen waarin afstand werd genomen te ‘verbergen’. De antwoorden daarop zijn heel helder, ze zijn opgenomen op de website van de Círculo in de rubriek ‘Verklaringen’.” Wat we ‘heel helder’ zien is de gore moed van de auteur die botweg beweert dat wat twee dagen na onze verwijt verscheen er al sinds het begin der tijden aanwezig zou zijn geweest!
(4) Dat maakt het belang duidelijk dat de arbeidersbeweging altijd heeft toegekend aan morele vraagstukken, bijvoorbeeld in Trotsky’s boek Hun moraal en de onze.
(5) In haar derde verklaring beweert de ‘Círculo’ dat de EFIKS, le GCI en de IFIKS “als gemeenschappelijke noemer het vasthouden aan meningsverschillen met de IKS hebben.” Wij antwoorden graag met het argument van de NCI, vier maanden geleden, op de zogenaamde “politieke meningsverschillen” van de IFIKS: “de interne fractie, ondanks al haar gejongleer om meningsverschillend met de IKS te ‘scheppen’, bestaat uit niets anders dan een aantal enkelingen die voor maar één doel bijeenkomen, namelijk het vernietigen van deze organisatie met een serie van argumentaties die helemaal niet weerleggen of aantonen.”
(6) We verwijzen onze lezers naar de analyse die we van deze rechtvaardigingen maken in ons artikel Círculo de Comunistas Internacionalistas (Argentinië): Een vreemde verschijning.
(7) Het is mogelijk dat deze ‘speciale effecten’ mensen onder de indruk brengen die in het kerstmannetje geloven. De militanten van de IKS geloven daar allang niet meer in.
(8) De wijze waarop de link met ‘Argentina Roja’ is gemaakt is onthullend voor de mesjoche en manipulerende aard van onze webmaster: een link naar deze stalinistische site wordt niet duidelijk en openlijk gemaakt, maar verborgen achter het nietszeggende etiket ‘New’. Dat herinnert ons aan het paleis der edelen waar de toegang tot de vergeetput werd verborgen achter een schilderij of boekenplanken. Bij deze vreemde ‘Círculo’ is alles duister!
(9) De link op de website van de ‘Círculo’ naar ‘Argentina Roja’ en de link van ‘Argentina Roja’ naar de site van de ‘Círculo’ waren aanwezig op 27 oktober 2004. Voor het geval dat onze handige webmaster ze in het niets probeert te laten verdwijnen, we hebben er copieën van gemaakt om hem eraan te herinneren.
(10) De auteur van de verklaringen doet ons nogal wat kwalificaties cadeau door ons als ‘stalinisten’, ‘kornuiten van Stalin’ enzovoort te bestempelen; maar terwijl hij de schijn ophoudt van een hyperactieve kring aarzelt hij toch niet in het stiekeme een handeltje te bedrijven met de werkelijke stalinisten.
(11) Het verlangen om te laten zien dat de nieuwe groep die de NCI zou zijn opgevolgd uit meer dan één lid bestaat en het geheel van de leden van de NCI zou omvatten blijkt zelfs uit de naam die werd gekozen – “Círculo de ComunistaS InternacionalistaS” – want deze laatste suggereert (in tegenstelling tot de term ‘kern’ die één persoon kan aanduiden, dat hij is samengesteld uit meerdere ‘internationalistische kommunisten’. Maar aangezien de auteur van de verklaringen gekenmerkt wordt door zijn dubbelhartigheid (hij beweerde het nog altijd eens te zijn met de IKS toen hij al vriendschappelijke betrekkingen onderhield met de IFIKS), zouden we kunnen veronderstellen dat hij lijdt aan een gespleten persoonlijkheid: Webmaster nr. 1 en Webmaster nr. 2. Als de eerste beslist om een verklaring uit te geven dan overlegt en discussieert hij met de tweede, en het is ‘unaniem’ dat W1 et W2 het document aannemen.
(12) Met het fanatisme van de pas bekeerde gaat de ‘Círculo’ zover Lenin voor te stellen als de pionier van de ‘globalisering’!
(13) In zijn eerste verklaring (van 2 oktober) zegt de Webmaster, om uit te leggen waarom hij de ‘Standpuntbepaling’ (van de NCI) waarin de IFIKS wordt veroordeelt, dat de NCI “bezig was met een flinke dosis impressionnisme“ doordat “deze kleine kring zich in een erg geïsoleerd milieu bevindt, en over geen informatie geschikt rond de lotgevallen van het proletarisch politiek milieu.” We kunnen nu vaststellen hoe deze ‘kleine kring’ haar informatiebronnen sterk heeft uitgebreid tot aan beter weten dan het IBRP zelf wat er gebeurde... op de openbare bijeenkomst van het IBRP! Omgekeerd kunnen we vaststellen dat een week na de verschijning op de website van de ‘Círculo’ van haar derde verklaring (samengesteld 21 oktober), deze nog altijd niet is verschenen, in tegenstelling tot die van 12 oktober, op de website van de IBRP of die van de IFIKS, die over het algemeen heel snel is als het gaat om het reproduceren en vertalen van teksten waarin de IKS wordt aangevallen. Vanwaar deze vertraging? Mogen we ervan uitgaan dat de overijverigheid van de opgewonden webmaster (om stroop te smeren bij de IFIKS en de IBRP, en in zijn betrekking met de stalinisten) zijn Europese vrienden begint te verontrusten en zij liever het stilzwijgen bewaren over zijn laatste wapenfeiten?
We publiceren hieronder een verklaring van de Núcleo Comunista Internacional (NCI) uit Argentinië waarin zij standpunt inneemt ten opzichte van de drie verklaringen van de Círculo de Comunistas Internacionalistas die een zware aanval op de IKS vormt (1). Zoals we in deze tekst kunnen lezen verklaart "de NCI plechtig dat de inhoud van deze verklaringen (van de ‘Círculo’) een reeks van leugens en schaamteloze laster tegen de IKS behelsen.”
Omdat deze ‘Círculo’ zichzelf op zijn website voordoet als de ‘voortzetting van de NCI’ zullen we in het kort zien welke band er in werkelijkheid tussen de twee bestaat.
De NCI is een groep van zoekende elementen die gebroken hebben met het trotskisme en die in 2002 op het web de organisaties van de stroming van de Kommunistische Linkerzijde ontdekten. Ze namen contact op met de IKS in oktober 2003. In deze periode voerden ze discussies over de standpunten van de IKS, wat hen ertoe leidde een platform uit te werken (waarin in grote lijnen dat van de IKS werd overgenomen) en de NCI op te richten.
In april 2004 ontmoet een eerste delegatie van de IKS de NCI in Buenos Aires. De NCI en de IKS besluiten in gezamenlijke overleg dat de pers van onze organisatie (in de Spaanse taal en in andere talen) artikelen zal publiceren samengesteld door de NCI over verschillende aspecten van de toestand in Argentinië en internationaal (vooral over de beweging van de ‘piqueteros’).
In mei 2004 neemt de NCI kennis van de Bulletins van de zogenaamde ‘Interne Fractie van de IKS’ (IFIKS) en besluit unaniem om een ‘Standpuntbepaling’ te sturen aan de IKS (gedateerd 22 mei) waarin ze “de IFIKS beschouwt als een organisatie buiten de arbeidersklasse, waarvan we uitsluiting en verwijdering uit de rangen van het proletariaat bekrachtigen vanwege haar ronduit burgerlijk gedrag.” Ruime uittreksels van deze ‘Standpuntbepaling’ zijn gepubliceerd in onze pers in het Spaans en het Frans en op onze website.
In augustus 2004 vindt in Argentinië een tweede ontmoeting plaats tussen de NCI en de IKS. Op 27 augustus houdt de IKS haar eerste openbare bijeenkomst in Buenos Aires (waarvan we in onze territoriale pers in het Frans en in het Spaans verslag hebben gedaan).
In het begin van het verblijf van de IKS-delegatie drong een lid van de NCI, B., er op aan dat de IKS onmiddellijk een communiqué zou publiceren waarin werd aangekondigd dat de NCI in de IKS zou opgaan.
De andere leden van de NCI vonden dat er wat hen betreft (en dat was ook onze opvatting) geen enkele reden was om haast te maken met een dergelijk integratieproces.
Tijdens de hele periode waarin onze delegatie nog ter plaatse was heeft B. op geen enkel moment ook maar enig meningsverschil met de standpunten van de IKS tot uiting gebracht.
In de loop van de maand september verstuurde B. aan de IKS meerdere provocerende emails om de IKS zover te krijgen met hem te breken (en met de NCI in naam waarvan hij sprak hoewel de andere kameraden van de NCI niet eens op de hoogte waren van het bestaan van meerdere brieven uitgewisseld tussen B. en de IKS.
Het was pas aan de vooravond van de openbare bijeenkomst van de IBRP in Parijs van 2 oktober dat de IKS door toeval, door een link op de website van de IBRP het bestaan ontdekte van een Collectief van Internationalistische Communisten dat onze beroemde ‘Círculo’ bleek te zijn!
Terwijl eind augustus de delegatie van de IKS nog in Buenos Aires aanwezig was had citoyen B. zijn mening al gewijzigd en hij had noch de moed noch de eerlijkheid om ons te informeren over de ‘wijziging’ van zijn standpunten. Bovendien is het meer dan waarschijnlijk dat hij onderhands al contact met de IFIKS had opgenomen, terwijl hij de boel bleef bedriegen tot en met het haast maken met de integratie van de NCI in de IKS. Het dubbele (of drievoudige?) spel van dit individu (en zijn gore moed!) werd pas begin oktober door de IKS ontdekt. Volgend op de publicatie door de IFIKS van de eerste verklaring van de ‘Círculo’ afgelegd in naam van de NCI, begon de IKS het troebele karakter van de activiteiten van deze zogenaamde ‘Círculo’ in de openbaarheid te brengen (2).
Het bleek dat:
Het is juist daardoor dat we deze bedrieger konden ontmaskeren. Uit onze telefoongesprekken (een stap die, in de woorden van mijnheer B., “de misselijk makende methoden van de IKS” blootlegden) bleek dat de andere kameraden van de NCI in het geheel niet op de hoogte waren van het bestaan van deze ‘Círculo’ die geacht werd hen te vertegenwoordigen! Zij wisten niets van zijn misselijk makende “Verklaringen” tegen de IKS, die, zoals daarin met nadruk werd herhaald, “collectief” en “unaniem” zouden zijn aangenomen na “raadpleging” van alle leden van de NCI, een pure leugen!
Het element B. had eind augustus helemaal alleen (bij unanimiteit van de afwezigen!) zijn lasterlijke ‘Verklaringen’ over de IKS afgelegd.
Dit element was feitelijk de enige die beschikte over de electronisch toegangscodes van de van de NCI voor email-adres en website, wat hem in staat stelde achter de rug van de kameraden van de NCI een fictieve groep (de beroemde ‘Círculo’) in het leven te roepen en te spreken in naam en in plaats van de NCI (zie ons artikel op onze website: Bedrog of werkelijkheid). De militanten van de NCI, die niet over de middelen beschikken om toegang tot het web te hebben konden deze manoeuvres niet ontdekken.
Pas op het moment dat de IKS hen deze documenten per post had verstuurd namen zij kennis van de teksten die in hun naam waren gepubliceerd en van de correspondenties die in de laatste periode werden uitgewisseld tussen de IKS en de NCI (in werkelijkheid was dat alleen B. doordat hij de emails onderschepte).
Dit zijn overduidelijk de troebele activiteiten van een manipulerend element die geen enkele werkelijke politieke overtuiging heeft en die, niet meer dan de IFIKS, een plaats heeft binnen het kamp van het proletariaat. Het grove karakter van zijn leugens net als zijn koortsachtige activiteit op het web stelden ons in staat om, lang voordat de NCI haar verklaring had geredigeerd, vast te stellen dat “alleen zij die zelfs geen ‘kleine kern’, maar enkel een krent op de plaats van hun hersens hebben” gehoor konden geven aan zijn beuzelpraat (zie op onze website: “‘Círculo de Comunistas Internacionalistas’: Alweer een vreemde verschijning”).
Dat overkwam de IFIKS en de IBRP die krediet verleenden aan de leugens van de ‘Círculo’ door in het openbaar aan te kondigen dat de NCI had gebroken met de IKS, en vooral door op hun websites (in meerdere talen) de tweede verklaring van 12 oktober te publiceren die zogenaamd de ‘misselijk makende methoden’ van de IKS zou ‘blootleggen’.
Al spelend met zijn computer was onze webmaster (en grote leugenaar!) erin geslaagd zichzelf een grote prijs toe te kennen als internationale superster dankzij de schreeuwerige reclame niet alleen door de IFIKS maar eveneens door de IBRP.
Dat de IFIKS een enthousiast bondgenootschap aangaat met citoyen B. is niet verbazingwekkend: soort zoekt soort. Maar erger is het feit dat een organisatie van de Kommunistische Linkerzijde, de IBRP, zich heeft laten gebruiken door het element B. en zijn ‘misselijk makende’ methoden heeft bekrachtigd (3).
Deze ‘Kring van Internationalistische Kommunisten’ is niet meer dan een gigantisch bedrog. Het is onze verantwoordelijkheid dit aan te klagen voor wat het is en heel het proletarisch politiek milieu te waarschuwen voor de activiteiten van deze wel bijzonder ‘vicieuze’ kring!
De IKS, 3 november 2004
Noten
(1) De verklaringen van:
(2) Zie onze drie artikels op onze website in het Frans en Spaans over de Círculo de Comunistas Internacionalistas:
(3) Andere elementen en groepen in Latijns-Amerika (met name in Mexico en Brazilië) zijn eveneens gecontacteerd door de ‘Círculo’ die beweert een voortzetting van de NCI te zijn. Hun houding daarentegen was heel anders want ze stelden de IKS daarvan onmiddellijk op de hoogte, waarbij sommigen er hun twijfel over uitspraken of deze ‘Círculo’ wel tot het kamp van het linkskommunisme behoorde.
Onlangs stuurde de IKS een delegatie naar Argentinië. Deze is heel enthousiast onthaald door de leden van de NCI. Zij drukten ons op het hart dat zij maar voor één ding bang waren, namelijk dat de IKS van gedachte zou veranderen en hen zou laten vallen en daarmee van deze reis zou afzien!
Tijdens ons verblijf besloten de kameraden van de NCI om per post hun verklaring van 27 oktober (zie hieronder) te versturen aan alle afdelingen van het IBRP net als aan de andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde om de waarheid in ere te herstellen: in tegenstelling tot de valse beschuldigingen verspreidt door het IBRP (onder meer in zijn Italiaanse pers) heeft de NCI niet gebroken met de IKS!
De leden van de NCI vroegen telefonisch tot tweemaal toe aan het individu B. om zich voor de NCI en de delegatie van de IKS te komen verantwoorden. De heer B. weigerde ieder contact en iedere discussie en gooide de hoorn op de haak. Deze houding onthult de lafheid van dit individu: op heterdaad betrapt verbergt hij zich!
De kameraden van de NCI hebben ons nog meer informatie gegeven over het gedrag van deze kleine provinciale avonturier. De heer B. had een diep misprijzen voor de andere leden van de NCI. Dat zijn arbeiders die in armoede leven terwijl B. een zelfstandig beroep uitoefent en er zelfs prat op ging het enige lid te zijn dat zich een “reis naar Europa kon veroorloven”. De kameraden van de NCI hebben ons eveneens de methodes van B. onthuld: hij splitste de militanten van de NCI zodanig op dat ze nooit allemaal tezamen bijeenkwamen. Hij sprak ze individueel of in kleine groepjes om persoonlijke gesprekken met ze te voeren. Hij wilde niet dat de leden van de NCI politieke vraagstukken verdiepten en spring van het ene thema snel over naar het andere. Daarom vonden de kameraden van de NCI in augustus dat ze nog niet klaar waren om tot de IKS toe te treden op het moment dat B. probeerde om de NCI voortijdig in de IKS te laten opgaan. Tenslotte vertelde de kameraden van de NCI ons dat ze zich er bewust van zijn dat tot nu toe grote problemen hadden om de methoden van deze ‘kleine stalinistische chef’ te bekritiseren (waarschijnlijk door hun verleden in de ultralinkse organisaties).
Dit individu probeerde bovendien om tweedracht te zaaien binnen de IKS. Begin september zond hij ons een email waarin hij een van onze kameraden (die deel uitmaakte van de delegatie die zich in augustus naar Argentinië begaf) ervan beschuldigde door zijn gedrag een lid van de NCI te hebben gedwongen om te verhuizen. Tijdens onze laatste reis verklaarde deze militant van de NCI dat dit een pure leugen was: indien hij gedwongen was te verhuizen kwam dit alleen doordat hij de huur niet meer kon betalen! Wij kregen het schriftelijk bewijs van deze walgelijke leugen van de heer B.
Ondanks de schok die ze te verduren kregen (bij het ontdekken van de leugens en manoeuvres die in hun naam en buiten hun medeweten werden gepleegd en uitgevoerd door dit duistere personage) hebben gaven de kameraden van de NCI blijk van hun vastbeslotenheid om ondanks hun geringe krachten een politieke activiteit voort te zetten. Het is dankzij hun vriendschappelijk onthaal en door hun politieke betrokkenheid dat de IKS een tweede openbare bijeenkomst kon houden in Buenos Aires op 5 november waarvan het thema gekozen werd door de NCI (zie onze website in het Spaans en een verslag in Internationalisme, nr. 314-315).
Gedurende heel hun verblijf in Buenos Aires was de delegatie van de IKS ondergebracht bij de kameraden van de NCI die ons, ondanks hun erbarmelijke levensvoorwaarden, hartelijk hun gastvrijheid aanboden. De meesten van hen zijn werkloos en trekken geen enkele uitkering. Een andere kameraad (waarvan de echtgenote ontslagen is) is zojuist zijn woning kwijt geraakt.
Ondanks de grote dagelijkse materiële problemen legden de leden van de NCI er bij onze delegatie de nadruk op dat ze zich op een meer militante activiteit willen toeleggen en onder andere de discussie met de IKS willen voortzetten. Zij die werkloos zijn proberen opnieuw werk te vinden, niet alleen om te overleven en hun kinderen te voeden, maar ook om uit de politieke onderontwikkeling te geraken waarin de heer B. hen hield (zij zeiden ze onder meer te willen bijdragen aan de aankoop van een computer om het contact te bevorderen).
Door te breken met burger B. en zijn burgerlijke methodes hebben de kameraden van de NCI zich gedragen als echte militanten van de arbeidersklasse. Zij hebben ook een aktiviteitenplan opgesteld samen met de delegatie van de IKS. Zij beslisten om allereerst te leren Internet te kunnen gebruiken en een E-mailadres te openen (1).
Toen onze delegatie vertrok bedankten de kameraden van de NCI ons hartelijk bedankt voor ons bezoek. Zij vertelden ons dat ze (in hun voorbije politiek parcours) nog nooit een organisatie zoals de IKS hadden ontmoet met een dergelijk respect voor de militanten. Zij drongen er herhaaldelijk op aan dat de IKS hen regelmatig opbelt. Een van hen betreurde het zelfs tegenover een van onze kameraden dat deze hem de laatste tijd niet persoonlijk had opgebeld.
De IKS laat de NCI dus niet aan zijn lot over. Zij zal niet toestaan dat de heer B. (en zijn vicieuze ‘cirkeltje’) de minste chantage of druk uitoefent, van welke aard ook, om deze ‘kleine kern’ in een geïsoleerd land te vernietigen. Daarom zal de IKS, op eensgezind verzoek van alle militanten van de NCI, doorgaan om zijn “methode” te gebruiken (door de heer B. en zijn handlangers van de IFIKS gebrandmerkt als “walgelijk”!) om hen regelmatig op te bellen (2).
17 november 2004, IKS
(1) Voor alle correspondentie en financiële steun aan de NCI, schrijven naar de postbus of naar het email-adres van Accion Proletaria, afdeling van de IKS in Spanje.
(2) Het is in zulke bewoordingen dat deze grootheidswaanzinnige manipulator, in zijn ‘Verklaring’ van 12 oktober, uitvoerig zijn walgelijke leugens had uitgesmeerd door zijn eigen schaamteloosheid aan de IKS toe te schrijven (net als bondgenoten van de IFIKS die hem “welkom” heetten in hun Bulletin, nr. 28!): “Wij leggen deze verklaring als gevolg van een reeks van aanklachten geuit door militanten van de Circulo de Comunistas Internacionalistas, en op hun verzoek. Zij verklaren het slachtoffer te zijn geweest van telefonische oproepen door de IKS. Maar deze telefoongesprekken waren niet onschuldig. Ze hadden de achterbakse bedoeling om onze kleine kern te vernietigen [...] Bij hun eensgezind besluit stellen de kameraden die de door de IKS werden opgebeld om wantrouwen te zaaien in hun midden en om onze kleine groep te vernietigen, aan het geheel van de leden van de Circulo de Comunistas Internacionalistas voor om de politieke methode van de IKS totaal te verwerpen die ze als typisch stalinistisch beschouwen”! Zie eveneens ons artikel op onze website: Circulo de Comunistas Internacionalistas: Bedrog of werkelijkheid?
Open brief van de IKS aan de militanten van het IBRP
Parijs, 7 december 2004
Kameraden,
Sinds 2 december zijn we getuige van discrete wijzigingen op de website van het IBRP. Achtereenvolgens verdwenen de Engels- en Spaanstalige versies van de Verklaring van de Círculo de Comunistas Internacionalistas (Kring van Internationalistische Kommunisten) over de walgelijke methodologie van de IKS van 12 oktober die daar meer dan anderhalve maand te vinden was (merkwaardigerwijs is de Franstalige versie van deze verklaring nog altijd aanwezig op het moment dat we deze brief versturen: heeft het IBRP een andere politiek al naargelang het land of de taal?) (1).
Bovendien werd op de Italiaanstalige pagina’s van jullie website de inleiding die voorafging aan het Standpunt van de Círculo de Comunistas Internacionalistas over de gebeurtenissen in Caleta Olivia met driekwart ingekort waarbij de volgende passage verdween: “Onlangs brak de Nucleo Communiste Internationaliste van Argentinië met de Internationale Kommunistische Stroming, die we al lange tijd beschouwen als een overbodig restant van een achterhaalde politiek die ontegenzeggelijk niet geëigend is om bij te dragen aan de oprichting van de internationale Partij. De Argentijnse organisatie veranderde ook van naam door zich Círculo de Comunistas Internacionalistas te gaan noemen.” (“Recentemente il Nucleo Comunista Internazionalista di Argentina ha rotto con la Corrente Comunista Internazionale, che da tempo indichiamo come ormai inutile sopravvivenza di una vecchia politica sicuramente non adeguata a contribuire alla formazione del Partito internazionale. L'organizzazione argentina ha anche cambiato nome assumendo quello di Circolo di Comunisti Internazionalisti.”).
Deze wijzigingen laten (wellicht?) zien dat het IBRP zich er rekenschap van begint af te leggen in welke wespennest het zich gestoken heeft door in goed geloof en zonder enige terughoudendheid te publiceren wat de zogenaamde Círculo in haar verschillende ‘Verklaringen’ allemaal beweert over de aktiviteiten van de IKS. Met andere woorden, het IBRP kan zichzelf niet langer voor de gek houden, net zo min als de lezers van zijn website, over wat de IKS al twee maanden herhaalt: de beschuldigingen die tegen onze organisatie worden ingebracht bestaan uit pure leugens verzonnen door een troebel element, een grootheidswaanzinnige bedrieger zonder scrupules. Met het discreet en geleidelijk laten verdwijnen van deze ‘Verklaringen’ is de aanzienlijke politieke blunder niet in het minst verdwenen, net zo min als dat er iets is goedgemaakt voor de ongehoorde houding waarvoor jullie organisaties zich verantwoordelijk heeft gesteld. In tegendeel.
Daarom vormt deze brief een plechtig beroep op de militanten van het IBRP ten opzichte van een absoluut schandalig gedrag van hun organisatie dat onverenigbaar is met alles wat de proletarische klasse vertegenwoordigt.
Een korte samenvatting van de gebeurtenissen:
Tegen het midden van oktober publiceert het IBRP op haar website in meerdere talen de beruchte Verklaring over de “walgelijke methodologie van de IKS” van de zogenaamde Círculo de Comunistas Internacionalistas die zichzelf voordoet als de opvolger van de Núcleo Comunista Internacional waarmee de IKS al maandenlang debatteert (vooral door twee ontmoetingen in Argentinië tussen de NCI en delegaties van de IKS).
Waaruit bestaat dezen ‘Verklaring’? Het gaat om een serie van heel ernstige beschuldingen tegen onze organisatie:
Iedere lezer die bekend is met de verschillende groepen van de Kommunistische Linkerzijde (of wie zich daarop beroept) herkent hier onmiddellijk de lasterstijl die de IFIKS al enkele jaren tegen onze organisatie aanwendt. Maar dat is niet de enige overeenkomst. Die is ook zichtbaar in de botheid waarmee de grofste leugens worden gedebiteerd:
“Bij hun eensgezind besluit stellen de kameraden die de door de IKS werden opgebeld om wantrouwen te zaaien in hun midden en om onze kleine groep te vernietigen, aan het geheel van de leden van de Circulo de Comunistas Internacionalistas voor om de politieke methode van de IKS totaal te verwerpen die ze als typisch stalinistisch beschouwen”.
De werkelijkheid is heel anders zoals we al duidelijk maakten in andere teksten en zoals het geformuleerd werd in de verklaring van de NCI van 27 oktober: we hebben inderdaad een kameraad van de NCI opgebeld, maar niet in het minst om de “NCI, of de militanten ervan op het persoonlijk vlak” te vernietigen.
Het eerste telefoongesprek vond plaats in een poging te begrijpen hoe de Círculo de Comunistas Internacionalistas was opgericht en waarom de kameraden die enkele weken eerder blijk gaven van een uiterst kameraadschappelijke houding tegenover onze delegatie en die van geen enkel meningsverschil met de IKS blijk hadden gegeven (vooral rond het gedrag van de IFIKS) plotseling, op 2 oktober, een buitengewoon vijandige ‘Verklaring’ aflegden tegenover onze organisatie en de rug toekeerden naar alles wat ze tot dan verdedigd hadden. Vanaf dat moment bekroop ons de twijfel of het geheel van de kameraden van de NCI wel achter deze ‘verklaring’ stond (ondanks dat de ‘unanimiteit’ onder de leden van de NCI werd benadrukt). De gesprekken die we per telefoon hadden met de kameraden van de NCI maakte het mogelijk om ze op de hoogte te stellen van wat er zich afspeelde: het verschijnen van een ‘Círculo’ die zichzelf voordeed als de voortzetting van de NCI en die de aanval op de IKS had geopend. Het bleek eveneens dat de kameraden niet in het minst op de hoogte waren van deze nieuwe politiek van citoyen B. (de enige die webtoegang had) achter hun rug om en in hun naam. Toen we aan de kameraad die we hadden kunnen bereiken vroegen of we hem terug konden belden beantwoordde hij dat met een volmondig “ja” en legde er de nadruk op dat er zo vaak mogelijk moest worden opgebeld en hij vroeg ons te bellen zodra hij in het gezelschap van de andere kameraden was zodat we die ook zouden kunnen spreken. Tot zover de “gezamenlijke beslissing van de kameraden die door de IKS zijn opgebeld”: ze hebben geenszins “aan het geheel van de leden van de Círculo voorgesteld om de politieke methoden van de IKS totaal te verwerpen” maar die juist hartelijk begroet. En de methode “die ze als typisch stalinistisch beschouwen” is die van Mijnheer B.
Dit interessante personage waarschuwt ons in in het begin van zijn verklaring van 12 oktober: wat hij beweert over de “methodologie van de IKS” kan “een leugen lijken”. De ‘verklaringen’ van Mijnheer B. “lijken” inderdaad “op leugens”. En daar is een goede reden voor: het zijn leugens, niets dan leugens. De IFIKS geloofde natuurlijk onmiddellijk de leugen die op een leugen leek. Alle modder die naar onze organisatie gegooid kan worden is koren op haar molen en dan maakt het niet uit of een beschuldiging op “een leugen kan lijken”. Leugenachtigheid is haar tweede natuur, haar handelsmerk (naast chantage, diefstal en verklikkerij). Maar wat daarentegen werkelijk ongelofelijk is, dat is dat een organisatie van de Kommunistische Linkerzijde, het IBRP dezelfde weg is ingeslagen door zonder het minste commentaar en dus met haar volle instemming de onwaardige geestesgewrochten van Mijnheer B. te publiceren.
Het IBRP leest anderen graag de les, bijvoorbeeld in het geven van zijn eigen interpretaties van de crises van de IKS door de leugens van de IFIKS daarover woord voor woord te geloven en zonder zelfs de moeite de nemen kennis te nemen van wat de IKS er zelf van zegt (zie bijvoorbeeld Éléments de réflexion sur les crises du CCI (Elementen ter overdenking over de crises van de IKS) op de website van het IBRP). Het wordt daarentegen niet op prijs gesteld als er aanbevelingen worden gedaan over de wijzen waarop zij zich heeft te gedragen: “we houden de ‘waarschuwingen’ van een organisatie [de IKS] voor belachelijk”, “Het is niet aan de IKS of wie dan ook dat we verantwoording moeten afleggen over onze politieke handelwijze en de pretentie van de IKS om de zogenaamde tradities van de Kommunistische Linkerzijde in ere te herstellen lijken alleen maar pathetisch” (zie Antwoord op de stompzinnige beschuldigingen van een organisatie die uit elkaar valt, op de website van het IBRP). Desondanks willen we hem uitleggen hoe de IKS gehandeld had wanneer het een verklaring als die van de ‘Círculo’ had ontvangen waarin het hele IBRP serieus ter discussie werd gesteld.
Als eerste zouden we contact hebben opgenomen met het IBRP om het een oordeel te vragen over een dergelijke beschuldiging. We zouden ook de geloofwaardigheid en eerlijkheid van de persoon die dit soort van beschuldigingen uit hebben onderzocht. Wanneer het zou blijken dat de beschuldiging leugenachtig was dan zouden we die houding onmiddellijk hebben aangeklaagd en onze solidariteit met het IBRP hebben uitgesproken. Zou de beschuldiging gerechtvaardigd blijken en we het noodzakelijk achten om die door middel van onze pers bekend te maken, dan zouden we het IBRP naar haar standpunt hebben gevraagd om die naast het document te kunnen plaatsen waarin de beschuldiging wordt uitgesproken.
Nu zouden jullie kunnen denken dat dit enkel mooie woorden zijn en dat we in werkelijkheid iets anders zouden doen. De lezers van onze pers weten in ieder geval dat de IKS zo optreedt en we brachten dat ook in praktijk toen de LA Workers’ Voice campagne begon te voeren om het IBRP zwart te maken (zie Internationalism, nr. 122).
Wat deed het IBRP toen het de “Verklaring van de ‘Círculo’” ontving? Niet alleen onderschreef het die verklaring door hem in meerdere talen op haar website te publiceren zonder enige controle op haar authenticiteit, maar het weigerde meer dan tien dagen lang om, zoals we meermaals vroegen, de weerlegging ervan toe te voegen (zie onze brieven van 22, 26 en 30 oktober) aan de verklaring van de ‘Círculo’.
Het publiceren van onze weerlegging was toch wel het minste dat het IBRP kon doen (en om het even welke burgerlijke krant zou dat in het algemeen aanvaarden) en toch waren er drie brieven nodig voor daartoe werd overgegaan, drie brieven en een aantal feiten waaruit geleidelijk steeds duidelijker het leugenachtige karakter van de ‘verklaring’ bleek. Het toevoegen van onze weerlegging was het minste, maar volstrekt onvoldoende omdat, door geen standpunt in te nemen over de verklaring van de ‘Círculo’ het IBRP de leugen ervan voor zijn rekening bleef nemen. Vandaar onze brieven van 17 en 21 november waarin we vroegen “onmiddellijk, dat wil zeggen direct na ontvangst van dit schrijven, op jullie website de Verklaring van de NCI van 27 oktober te publiceren die op onze website te vinden is in alle betreffende talen”, een verklaring die niet van de ‘Círculo’ afkomstig was, waarvan verwacht kon worden dat die maar wat raak kletste, maar van de belangrijkste getuigen van het bedrog en de lasterlijke leugen van Mijnheer B. Tot op heden hebben jullie deze verklaring van de NCI nog altijd niet gepubliceerd (die jullie vanuit Buenos Aires per post is toegestuurd) en waarvan jullie pertinent weten dat die geloofwaardig is omdat jullie geleidelijk en discreet de verklaring van de ‘Círculo’ van jullie website begonnen te verwijderen.
Wekenlang hielden jullie je slapende voor de verzoeken van de IKS voordat de waarheid in ere werd hersteld. Nu deze steeds duidelijker doorbreekt (en zeker niet dankzij jullie) kiezen jullie voor de meest huichelachtig mogelijke methode om te voorkomen er door besmeurd te raken: er wordt een document verwijderd waarin twee maanden lang tonnen modder werden gegooid naar onze organisatie, en dat onder hetzelfde stilzwijgen waaronder die aanvankelijk door jullie in circulatie was gebracht.
Kameraden, zijn jullie je bewust van de ernst van jullie gedrag? Zijn jullie je er niet van bewust dat deze houding onwaardig is voor een groep die zich beroept op de Kommunistische Linkerzijde maar dat die hoort bij de methoden van het ontaardende trotskisme en zelfs stalinisme? Beseffen jullie niet dat jullie hetzelfde doen als Mijnheer B. (waarvan de recente flirt met de website Argentina Roja er getuigenis van aflegt dat hij terugkeert naar zijn oude stalinistische geliefde) die zich er onledig mee hield om documenten te laten verschijnen en verdwijnen op zijn website in een poging om de ene manoeuvre met de andere toe te dekken?
Hoe dan ook, omdat jullie al je communicatiemiddelen in dienst hebben gesteld van de laster tegen de IKS is het niet voldoende om deze laster discreet weg te moffelen alsof er niets is gebeurd. Jullie hebben een uiterst ernstige politieke blunder begaan en die moet nu worden rechtgezet. De enig waardige wijze waarop een organisatie van het proletariaat dat kan doen is door op jullie website verklaren dat de documenten die daar haast twee maanden toegankelijk waren een verzameling van leugen is en door de hele handelwijze van Mijnheer B. aan de schandpaal te nagelen.
We hebben alle begrip voor de bittere teleurstelling die jullie hebben moeten voelen toen jullie de waarheid ontdekten: de NCI heeft niet gebroken met de IKS en de ‘Círculo’ waarop jullie zoveel hoop hadden gesteld (zie het artikel in Battaglia Comunista van oktober, Anche in Argentina qualcosa si muove. Ook in Argentinië zijn er dingen in beweging) bleek niets anders te zijn dan een bedrog dat voortkwam uit de verbeelding van Mijnheer B. Maar dat is geen reden om het innemen een standpunt uit de weg te gaan over de methoden van deze bedrieger. Het is ook een vraagstuk van elementaire solidariteit met de militanten van de NCI die de eerste slachtoffers waren van de beruchte manipulaties van dit element dat zich hun naam toe-eigende.
We begrijpen ook dat het ietwat pijnlijk is om alweer in het openbaar te moeten verklaren (na jullie communiqué van 9 september 2003 over de Radicale Communisten van de Oekraïne) dat jullie slachtoffer van bedrog zijn geworden. In die tegenspoed heeft de IKS zich van alle commentaar onthouden. Liever dan met het mes in de open wond te wroeten dachten we dat jullie, als ‘verantwoordelijke sterke leiding’ (in jullie eigen bewoordingen) wel in staat zouden zijn om daaruit de lessen te trekken. Maar we waren er niet verbaasd over na al de teleurstellingen die jullie te verwerken kregen, met name met de Radicale Communisten van de Oekraïne en de LA Workers’ Voice, en ondanks dat onze waarschuwingen “belachelijk vinden en daarvan nooit gebruik willen maken”. Maar nu gaat het verder dan als gevulde kalkoen op tafel te hebben gelegen. Achter de roerende naïviteit waarmee jullie een grootheidswaanzinnige oplichter op zijn woord geloofden is er de dubbelhartigheid waarmee de onbeschaamdheden van dit individu op jullie website werden begroet. Dat is een volstrekt onwaardige houding voor een organisatie die zich beroept op de Kommunistische Linkerzijde.
Het IBRP herhaalt dat de IKS “ieder vermogen/mogelijkheid heeft verloren om positief bij te dragen aan het onontkoombare vormingsproces van de internationale kommunistische partij” (“avendo cioè perso ogni capacità/possibilità di contribuire positivamente al processo di formazione dell'indispensabile partito comunista internazionale”, Battaglia comunista van oktober 2004, Anche in Argentina qualcosa si muove). In tegenstelling tot het IBRP (en tot de verschillende kapelletjes van de bordigistische richting) heeft de IKS zichzelf nooit beschouwd als de enige organisatie in staat om positief bij te dragen tot de vorming van de toekomstige revolutionaire wereldpartij, zelfs als zij haar eigen bijdrage daarin vanzelfsprekend als doorslaggevend beschouwd. Vandaar dat vanaf het moment dat zij in 1964 weer opstond (en dus geruime tijd voor de oprichting van de eigenlijke IKS), onze stroming de richting weer insloeg van de Gauche communiste de France (Franse Kommunistische Linkerzijde) en altijd de noodzaak verdedigde van een broederlijk debat en samenwerking (uiteraard in helderheid) tussen de krachten van de Kommunistische Linkerzijde. Zelfs voordat Battaglia Comunista daar in 1976 een voorstel toe deed hebben we meerdere maar telkens vruchteloze voorstellen aan deze organisatie gedaan om internationale conferenties te organiseren van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde. Daarom ook hebben we enthousiast gereageerd op het initiatief van Battaglia Comunista en hebben we onze uiterste best gedaan om daaraan serieus en vastbesloten deel te nemen. Maar daarom betreurden en veroordeelden we het ook dat Battaglia en de CWO besloten om tijdens de derde conferentie in 1980 die pogingen te beëindigen.
We zijn inderdaad van mening van sommige standpunten van het IBRP verward, fout of onsamenhangend zijn en dat ze verwarring binnen de arbeidersklasse kunnen zaaien of instandhouden. Daarom publiceren we in onze pers regelmatig polemieken waarin die standpunten worden bekritiseerd. Toch zijn we van mening dat het IBRP, vanuit zijn fundamentele beginselen, een organisatie van het proletariaat is en dat hij daar binnen een positieve bijdrage levert tegenover de burgerlijke mystificaties (vooral als hij het internationalisme verdedigt tegenover de imperialistische oorlog). Tot op heden zijn we dan ook van mening dat het belang van de arbeidersklasse gebaat is bij het voortbestaan van een organisatie als het IBRP. Dat is niet jullie analyse van onze eigen organisatie omdat jullie in jullie bijeenkomst met de IFIKS in maart 2002 jullie herhaalden dat “als we tot de conclusie komen dat de IKS een ‘waardeloze’ organisatie is geworden, dan zal ons doel zijn om er alles te doen om haar verdwijning te bevorderen” (IFIKS-Bulletin, nr. 9) en sindsdien zijn jullie ertoe overgegaan om er inderdaad alles aan te doen om dat doel te bereiken.
Het feit dat jullie de inschatting maken dat de IKS een obstakel vormt voor het bewustwordingsproces van de arbeidersklasse en dat het beter zou zijn voor de strijd dat de IKS zou verdwijnen is op zichzelf geen probleem. Dat is hoe dan ook het standpunt dat de verschillende bordigistische kapelletjes altijd hebben verdedigd. Het stelt ons ook geen enkel probleem dat jullie de middelen zoeken om dat doel te bereiken. De vraag is: welke middelen? De bourgeoisie heeft eveneens belang bij de verdwijning van de IKS, net als van de andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde. Daarom worden er met name walgelijke campagnes gevoerd tegen deze stroming door haar op één hoop te gooien met de ‘revisionistische’ stroming die een handlanger is van extreem-rechts. Voor de heersende klasse zijn ALLE middelen goed genoeg, daarbij inbegrepen en vooral, leugens en laster. Maar datzelfde geldt niet voor een organisatie die beweert te strijden voor de proletarische revolutie. Net als de andere revolutionaire organisaties van de arbeidersbeweging die aan haar voorafgingen onderscheidde de Kommunistische Linkerzijde zich niet alleen door de programmatische standpunten zoals het internationalisme. In haar strijd tegen de ontaarding van de Kommunistische Internationale en tegen het opportunistisch bergafwaarts gaan van het trotskisme waardoor het in het burgerlijke kamp terechtkwam, beriep de Linkerzijde zich altijd op een methode die gebaseerd was op duidelijkheid, en dus waarheid, vooral tegenover alle vervalsingen waarvan het stalinisme de munitie aanleverde. Marx zei “de waarheid is revolutionair”. Anders gezegd, leugens en meer nog laster zijn geen wapens van het proletariaat maar van de klassenvijand. En de organisatie die daarvan een strijdmiddel maakt, wat ook de juistheid is van de standpunten die in haar programma staan, slaat de weg in naar het verraad of wordt minstens een beslissende obstakel voor de bewustwording van de arbeidersklasse. In dat geval is het beter, en veel meer dan door de aanwezigheid van misvattingen in haar programma, dat zij, vanuit het gezichtspunt van de belangen van het proletariaat, inderdaad verdwijnt.
Kameraden,
We zeggen het heel openhartig: als het IBRP volhardt in de politiek van de leugen, van de laster et, nog erger van het ‘laten zeggen’ en de medeplichtige stilte rond de aktiviteiten van groepjes die dat als hun handelsmerk en bestaansreden hebben, zoals de ‘Círculo’ en de IFIKS, dan geeft hij er blijk van een obstakel te zijn geworden voor de bewustwording van het proletariaat. Het zal een obstakel zijn niet alleen vanwege het diskrediet dat het zou kunnen brengen over onze organisatie (de laatste gebeurtenissen maakten duidelijk dat we ons kunnen verdedigen, zelfs als jullie de inschatting maken dat “de IKS uiteen valt”), maar door het diskrediet en de schande die dergelijk gedrag brengt over de nagedachtenis van de Kommunistische Linkerzijde van Italië, en dus over zijn onschatbare bijdrage. Dan zou het inderdaad beter zijn als het IBRP verdween en “ons doel zal eruit bestaan zijn verdwijning te bevorderen” zoals jullie het zo mooi uitdrukken. Het is natuurlijk duidelijk dat we daarbij alleen gebruik zullen maken van de wapens waarover de arbeidersklasse beschikt en vanzelfsprekend niet van leugens en laster gebruik zullen maken.
Een laatste punt:
De verklaring van 12 oktober van de ‘Círculo’, net als het artikel van de IFIKS in haar Bulletin, nr. 28, zinspeelt op onze zogenaamde “pogingen tot sabotage” tijdens jullie openbare bijeenkomst van 2 oktober in Parijs. Jullie zijn niet vreemd aan dit soort van beschuldigingen omdat de eerste versie van jullie standpuntbepaling over deze openbare bijeenkomst die uitsluitend in het Italiaans verscheen (en niet in het Frans – alweer zo’n mysterie van het IBRP!) zinspeelt op “le avanguardie rivoluzionarie anche laddove scarseggiano, ostacolate nel loro emergere dai miasmi prodotti da una organizzazione in via di disfacimento, come la Cci a Parigi. E' per questo che il Bipr continuerà il suo lavoro anche su Parigi, prendendo tutte le misure necessarie a prevenire ed evitare sabotaggi, da qualunque parte essi vengano.” (de revolutionaire voorhoedes, zelfs als ze klein zijn, en in hun opkomst worden gehinderd door de verpeste atmosfeer die wordt voortgebracht door een organisatie die uiteenvalt, zoals de IKS in Parijs. Daarom zet het IBRP haar werk naar Parijs verder, waarbij alle nodige maatregelen worden genomen om sabotage te voorkomen en te ontlopen, uit welke hoek die ook komt). Vervolgens is het einde van deze passage terug genomen (een bewijs ervan dat jullie niet al te zeker van jullie zaak waren), en met name de verwijzing naar onze ‘sabotage’. Een aantal bezoekers van jullie website en contacten die een e-mail-abonnement hebben op jullie communiqués kon kennis nemen van deze beschuldigingen. En de IFIKS net als de ‘Círculo’ blijven ze vertonen op hun eigen websites zonder dat jullie dat tegenspreken.
Kameraden, als jullie van mening zijn dat wij hebben geprobeerd jullie openbare bijeenkomst in Parijs te saboteren zeg het dan openlijk en leg uit waarom. Dan kunnen we erover van gedachten wisselen met argumenten in plaats van geconfronteerd te worden met achterbakse geruchten.
Een allerlaatst punt. Deze brief gaat voornamelijk over maar één enkele vraag: de publicatie op jullie website van een ‘Verklaring’ waarin de IKS smerig belasterd wordt. Dat wil niet zeggen dat het gebruik (actief of passief) van leugens en laster als ‘strijdmiddelen’ daarmee ophoudt. We herinneren jullie er aan dat we twee brieven hebben geschreven waarin we jullie onder andere hebben gevraagd om stelling in te nemen over een hoogst belangrijke kwestie (behalve als die woorden voor jullie niets meer betekenen): “Denken jullie dat de IKS, zoals de IFIKS onophoudelijk beweert onder de plak zit van de staatskapitalistische agent (die deel uitmaakt van de politie of van een vrijmetselaars-sekte?”
We herinneren er eveneens aan dat tot op de dag van vandaag, zelfs als jullie de diefstal rechtvaardigen die de IFIKS heeft gepleegd van onze abonneebestanden, jullie nog geen uitleg hebben kunnen geven over het feit dat onze abonnees een uitnodiging hebben ontvangen voor jullie openbare bijeenkomst hoewel ze jullie nooit hun adres hebben gegeven. De enige ‘verklaring’ daarvoor bestond eruit dat een lid van het presidium van jullie openbare bijeenkomst van 2 oktober in Parijs zei: “we waren niet op de hoogte van het versturen van deze uitnodigingen en we zijn het er niet meer eens”.
Als jullie niet van zins zijn om daarover uitleg te geven aan de IKS, dan vragen we jullie toch om op zijn minst een rectificatie te sturen naar onze abonnees die niet eens noodzakelijkwijs sympathisanten van de IKS zijn.
Tot zover een geheel van kwesties dat voor onze niet is afgesloten. En we zullen het telkens wanneer we dat nodig vinden opnieuw ter tafel brengen als jullie ertoe besluiten om jullie gebruikelijke politiek van stilzwijgen tegenover onze brieven te handhaven.
Ontvang, kameraden, onze kommunistische groeten.
De Internationale Kommunistische Stroming
(1) Die vraag is niet alleen gerechtvaardigd met betrekking tot het verdwijnen van de Verklaring van 12 oktober, maar ook met betrekking tot de opname ervan op de website van het IBRP. Zo werd deze Verklaring nooit opgenomen in het Italiaan hoewel twee andere teksten van de Círculo daar wél verschenen, Presa di posizione del Circolo di Comunisti Internazionalisti sui fatti di Caleta Olivia (Het standpunt van de Círculo de Comunistas Internacionalistas over de gebeurtenissen van Caleta Olivia) en Prospettive della classe operaia in Argentina e nei paesi periferici (Perspectieven van het proletariaat Argentin in Argentinië en de perifere naties) die, paradoxaal, door het IBRP niet in andere talen zijn gepubliceerd. Begrijpe wie het begrijpen kan. We hopen dat in ieder geval de militanten van het IBRP de redenen van deze verbijsterende beslissingen kennen.
De Dolle Hond aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs
Nadat ons verschillende malen een stand was geweigerd op de anarchistische boekenmarkt van Utrecht en we zelfs werden geïntimideerd op de openbare weg, publiceerden we in Wereldrevolutie, nr. 101, het artikel Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken. Daarop kwam een reactie van Sandra van Uitgeverij De Dolle Hond die we hieronder plaatsen.
Open brief aan de anarchistische marktmeesters
Ondanks de wat plagerig klinkende titel boven dit stuk wil ik hier in de eerste plaats mijn oprechte waardering uitspreken voor de mensen die telkens weer de organisatie op zich nemen van activiteiten als de anarchistische boekenmarkt in Utrecht. Het is mij wel bekend dat daar heel wat meer werk mee gepaard gaat dan de meeste mensen zien en dat het steeds weer te weinig mensen zijn die verantwoordelijkheid nemen en daardoor een schier eindeloze reeks rotklussen voor hun kiezen krijgen. Of het nu in Utrecht, Appelscha, Gent of Amsterdam gebeurt: zo gaat het overal en steeds weer opnieuw. Het is dus niet mijn bedoeling om de organisatoren af te zeiken of hen middenin de organisatorische stress een hevige discussie in de maag te splitsen.
Wel wil ik graag een discussie over de kwestie: wie mogen er op een anar-chistische of alternatieve boekenmarkt een kraam en wie niet? Die discussie kan hopelijk in alle rust gevoerd worden en dat hoeft dus niet meteen in Utrecht maar kan het hele jaar door (het zal per slot toch niet de laatste keer zijn...). Het is de passiviteit van de deelnemers aan collectieve initiatieven als de anarchistische boekenmarkt, die enkele organiserende individuen in de positie van anarchistisch marktmeester manoeuvreert; vandaar de ironisch bedoelde aanhef...
Sinds een aantal jaren wordt een mij bekende groep, de Internationale Kommunistische Stroming (IKS), pertinent geweigerd op de boekenmarkten in Utrecht en Gent, terwijl ze op de Pinksterlanddagen in Appelscha al sinds jaar en dag aanwezig zijn. De redenen waarom ze geweigerd worden kan ik, als ik de argumenten die ik in de wandelgangen opvang juist weergeef, als volgt samenvatten:- de IKS is niet anarchistisch maar marxistisch- de IKS neemt anti-anarchistische standpunten in- als we de IKS accepteren staan volgend jaar alle trotskistische splintergroepen ook op de stoep- de IKS heeft de organisatie van de anarchistische boekenbeurs beticht van stalinistische praktijken
Het eerste argument klopt al meteen als een bus: de IKS beroept zich niet op het anarchisme maar op het marxisme. Meer specifiek: op de linkse oppositionele stromingen die aan het begin van de twintigste eeuw bestonden binnen de sociaal-democratie en, daarna, binnen de zogenaamde communistische partijen. Daarbij onderscheidt de IKS zich echter in gunstige zin van de verschillende bolsjewistische stromingen (trotskisten, maoïsten, etc.) door haar kritische standpunten over de rol van de staat, de verhouding tussen partij en klasse en de positie van de arbeidersraden. Mijns inziens bestaan er daarbij wel degelijk raakvlakken met de idee die door sommige anarchisten zijn ontwikkeld ten tijde van de Russische en Duitse revoluties. Ik noem hier slechts de Duitse anarchist Erich Mí¼hsam die eveneens de noodzaak van de dictatuur van het proletariaat in de vorm van de arbeidersraden erkende. De IKS neemt echter een minder vergaand standpunt in dan de radencommunisten en verwerpt niet volledig de voorhoederol van de partij en de rol van de staat in een zogenaamde revolutionaire tussenfase. Ze omschrijven zichzelf dan ook als ‘linkscommunisten’ en als ik ze uitmaak voor halfleninisten dan publiceren ze mijn tekst vervolgens vrolijk in hun blad. In tegenstelling tot sommige radencommunisten (die ook altijd een gewillig oor vonden bij de oudere anarchistische kameraden) hebben ze echter een minder deterministische interpretatie van het marxisme.
De IKS staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar dat spreekt voor zich: het zijn nu eenmaal marxisten. Hun visie op een bepaald historisch conflict binnen de Eerste Internationale is even plat en eenzijdig als dat wat ik soms van een enkele bakoeninist mag vernemen. Voor wie belangstelling heeft voor hun standpunten staan ze echter open voor discussie. Hun bijeenkomsten zijn openbaar en je mag er ongehinderd je anarchistische standpunten komen toelichten of zelfs anarchistische pamfletten verspreiden onder de bezoekers. Dat lijkt me dus heel wat democratischer dan een anarchistische boekenbeurs waar enkele organisatoren op eigen houtje beslissen om bepaalde groepen te weigeren. Voor sommige anarchisten is het misschien wel interessant om de verschillen en overeenkomsten te kunnen onderscheiden, waarbij men de eigen standpunten leert formuleren en verdedigen. Wanneer je echter geen zin hebt om met hen in discussie te gaan, bijvoorbeeld omdat ze niet anarchistisch, veganistisch, feministisch of pacifistisch genoeg zijn, of anderszins niet in je wereldbeeld passen, dan doe je dat gewoon niet... Het is echter wat anders dan een platform te bieden voor de platte propaganda van stalinisten en trotskisten die zieltjes komen winnen!
Overigens zijn bepaalde kritiekpunten van de IKS niet eens exclusief marxistisch te noemen. Ook binnen de anarchistische beweging zijn er in de loop der decennia critici geweest die bijvoorbeeld de anarchistische regeringsdeelname in 1936 veroordeelden. Ik herinner me een adressenlijst uit een Duitse anarchistische agenda tijdens de jaren tachtig, waarin vele lokale groepen werden vermeldt die zich tooiden met de titel ‘Vrienden van Durruti’ de politieke betekenis van dit predikaat werd me pas jaren later duidelijk.
Maar los van al deze detailkwesties: ik zie in het geval van de IKS vooralsnog onvoldoende grond om hen deelname aan de anarchistische boekenmarkt te ontzeggen. Het is daarbij geenszins mijn bedoeling om dan maar meteen de poorten open te zetten voor de hele trotskistische en stalinistische mikmak; mijns inziens onderscheidt de IKS zich, ook vanuit een anarchistisch standpunt, daar in gunstige zin van. De historische stromingen waarop zij zich beroepen zijn in hun tijd overigens in niet mindere mate het slachtoffer geworden van de door Trotski en Stalin ontketende repressie en terreur dan de anarchisten. Het zou toch vreemd zijn als een bepaalde manier van denken die door toedoen van het stalinisme praktisch van de aardbodem is verdwenen (en die op velen ongetwijfeld een anachronistische indruk maakt) nu het zwijgen wordt opgelegd door anarchisten!
Verder klopt het dat de IKS in hun blad Wereldrevolutie de organisatoren van de boekenbeurs stalinistische praktijken hebben verweten. Dat deden zij echter nadat zij meerdere jaren achtereen zonder enige inhoudelijke discussie van die boekenbeurs zijn geweerd, wat toch ook een minder vriendelijke houding is die niet direct tot subtiliteiten uitnodigt. En ik mag er hier wel aan herinneren dat de eerste die deze beschuldiging uitte niet iemand van de IKS zelf was, maar een oudere anarchistische kameraad die zich opwond over deze in zijn ogen onrechtvaardige censuur.
Tot slot kan ik het niet laten om hier te wijzen op de groepen die wél toestemming krijgen om hun kraam op de verschillende boekenmarkten op te zetten. De alternatieve boekenbeurs in Gent ging zelfs zover om de maoïstische uitgeverij EPO een plek te gunnen, wat nochtans een onderneming is van de Belgische PvdA. Dezen lieten zich dan ook onmiddellijk gelden door vooral hun publicatie Een andere kijk op Stalin ten toon te spreiden, ronduit smerige en leugenachtige propaganda voor een moorddadig totalitair regime. Het argument dat EPO ook goede boeken uit zou geven, snijdt daarbij geen hout: een anarchistische distributeur zou die goede boeken dan ook kunnen bestellen en aanbieden, zodat de overige vuiligheid ons bespaard blijft.
In Utrecht blijft ons ook de nationalistische propaganda van de solidariteitscomité niet bespaard. Wat groepen die streven naar nieuwe staten in Baskenland, Palestina of Koerdistan nog met anarchistische idealen van doen hebben is mij volstrekt onduidelijk. Het argument dat het hier mensen betreft die we kennen uit onze eigen of aanverwante kringen slaat daarbij nergens op: dit is een ons-kent-ons principe dat niets meer te maken heeft met een inhoudelijke politieke stellingname. Wellicht is het ook goed om ruimte te bieden voor afwijkende, niet-anarchistische geluiden, maar wanneer men de IKS wil weigeren om hun ‘anti-anarchisme’, dan zal men als consequentie minstens zulke nationalistische, staatsgezinde en stalinistische clubs evengoed moeten weren!
Hier wou ik het voorlopig bij laten. Eventuele reacties kunnen wellicht gepubliceerd worden in bladen als Buiten de Orde en de Grachtenkrant.
Met vriendelijke groet,
Sandra, Uitgeverij De Dolle Hond
1. De NCI heeft kennis genomen van de drie ‘verklaringen’ van de ‘Círculo de Comunistas Internacionalistas’ (‘Kring van Internationalistische Kommunisten’) van 2 oktober, 12 oktober en 21 oktober. De NCI verklaart plechtig dat de inhoud van deze verklaringen een reeks van leugens en schaamteloze laster tegen de IKS behelsen.
2. De NCI neemt afstand van deze verklaringen van de genoemde ‘Kring’, verklaringen die achter haar rug om zijn verspreid en zonder dat zij daarover is geraadpleegd, door een individu die deel uitmaakte van de NCI maar die de Níºclei momenteel verwerpt.
3. De NCI handhaaft haar verklaring gemaakt in de maand mei van 2004 waarin de IFIKS en haar houding veroordeeld werden. Zij handhaaft eveneens haar analyses, in het bijzonder over de gebeurtenissen in Argentinië in 2001 en over het vraagstuk van het verval van het kapitalisme.
4. De NCI zet de discussie voort om die op politiek vlak, met de steun van de IKS, te verhelderen.
5. Leugen en laster zijn onwaardige gedragingen en ze horen niet thuis binnen de arbeidersklasse.
6. De NCI neemt het op zich een overzicht te maken van haar eigen ontwikkeling vanaf haar ontstaan tot op heden.
De NCI, in zijn vergadering van 27 oktober 2004
Heel de arbeidersklasse, in alle landen, sectoren en bedrijven, leeft op dit moment met deze kwellende onzekerheid: hoe te ontsnappen aan de dreiging van de werkloosheid? Welke toekomst kan de huidige maatschappij onze kinderen nog bieden? Wat kan men doen om uit deze situatie te geraken?
Op deze vragen heeft de kapitalistische klasse die de wereld beheerst slechts één antwoord: we moeten vertrouwen stellen in de regeringen, alleen zij zouden over de middelen beschikken om het probleem op te lossen. We moeten geduld oefenen, bereid zijn offers te brengen en vooral begrijpen dat werkloosheid de tol is die de mensheid moet betalen voor de verdere technologische vooruitgang.
Heel de arbeidersklasse, in alle landen, sectoren en bedrijven, leeft op dit moment met deze kwellende onzekerheid: hoe te ontsnappen aan de dreiging van de werkloosheid? Welke toekomst kan de huidige maatschappij onze kinderen nog bieden? Wat kan men doen om uit deze situatie te geraken?
Op deze vragen heeft de kapitalistische klasse die de wereld beheerst slechts één antwoord: we moeten vertrouwen stellen in de regeringen, alleen zij zouden over de middelen beschikken om het probleem op te lossen. We moeten geduld oefenen, bereid zijn offers te brengen en vooral begrijpen dat werkloosheid de tol is die de mensheid moet betalen voor de verdere technologische vooruitgang.
Onze uitbuiters willen ons de werkloosheid als een noodlot laten ondergaan. Als er niet genoeg werk meer is voor iedereen zou dat te wijten zijn aan de technologische ontwikkeling. De machine zou de mens vervangen opdat de kapitalisten nog meer winst kunnen opeenhopen. Voor wat betreft de economie, de crisis ervan zou van niet meer dan voorbijgaande aard zijn en vooral een volgende opleving van economische groei aankondigen. Maar kondigde de regering aan het eind van de jaren 1970 ook al niet ‘het einde van de tunnel’ aan? De werkelijkheid was dat in het begin van de jaren 1980 een nog veel dieper recessie begon dan die van de voorafgaande jaren. In die periode vormde de uitdrukking ‘sociale afwikkeling van de werkloosheid’ een vijgenblad voor de genomen maatregelen om de werklozen nog net in leven te houden, zogenaamd om ze in staat te stellen andermaal te wachten op een nieuwe opleving van de economie. In het begin van de jaren 1990 kondigde de ineenstorting van het vijandelijke Oostblok volgens de westerse bourgeoisie een eindelijk wonderbaarlijke wereld aan, een tijdperk van vrede en welvaart. We moesten geloven dat de oorzaken van de oorlog eindelijk waren verdwenen en dat er nieuwe markten opengingen! De werkelijkheid bestond in die periode uit oplopende werkloosheid, toenemende armoede en eindeloze oorlogen. Maar dat alles zou écht veranderen met het nieuwe millennium, door de ‘nieuwe economie’ die het internet te bieden had. Maar ook die nieuwe economie is op zijn beurt als een kaartenhuis ineengestort. Het is duidelijk gebleken dat al die redevoeringen leugens waren, vergelijkbaar met de leugens die werden opgehangen om kommunisme met stalinisme te kunnen vereenzelvigen!
Met het verdraaien van de werkelijkheid hebben de kapitalistische staat, zijn regering, werkgevers, politieke partijen, vakbonden en geestelijken maar één doel voor ogen: de arbeiders beletten tot het besef te komen dat het kapitalisme is gebaseerd op uitbuiting van de arbeidskracht van de proletariërs; en bijgevolg blijkt uit het onvermogen van de bourgeoisie om nog werk te bieden aan de uitgebuiten dat het systeem bankroet is. Door de werkloosheid voor te stellen als een noodlot kan de bourgeoisie de offers rechtvaardigen die ze van de arbeiders vraagt: omdat er in de productie niet meer voldoende plaatsen zijn voor iedereen zou de enige oplossing bestaan uit het verdelen van werk en loon.
Nu er een einde is gekomen aan de volledige werkgelegenheid wordt de hele arbeidersklasse aan werkloosheid onderworpen. Tegenover die algehele verbreiding van de armoede kan het proletariaat zich verdedigen. Dat kan echter alleen doeltreffend door overal zo breed mogelijk solidaire en eensgezinde strijd te leveren.
Of ze nog werk hebben of werkloos zijn, de proletariërs behoren tot één en dezelfde klasse. Zij kunnen hun krachten bundelen in één en dezelfde strijd.
De arbeiders hebben niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen.
Nooit sinds de laatste wereldoorlog heeft de kapitalistische wereld een dergelijke graad van ellende en barbaarsheid bereikt zoals nu. Oorlogen blijven voortdurend doorgaan en de werkloosheid groeit onophoudelijk. In de onderontwikkelde landen zijn slachtpartijen, epidemieën en hongersnoden het dagelijkse lot van honderden miljoenen menselijke wezens. In de geïndustrialiseerde landen wordt een groeiende massa arbeiders op straat gegooid bij elke nieuwe golf van ontslagen. Staten zoals Duitsland, die ons gedurende tientallen jaren werden voorgeschoteld als modellen van voorspoed, blijven niet langer gespaard voor de ontwikkeling van massale werkloosheid. Zelfs Zwitserland, dat tot op heden nooit met dit verschijnsel was geconfronteerd, komt er nu mee in aanraking.
De huidige recessie van het wereldkapitalisme is de ernstigste die de maatschappij ooit heeft gekend sinds de jaren 1930. Anders dan in de jaren 1970 en 1980 zijn het nu niet alleen de slecht lopende bedrijven die worden geherstructureerd door ‘afslanking’ van de personeelssterkte. Het zijn juist de stokpaardjes van de kapitalistische economie die de één na de ander ineenstorten. En nog krijgen we te horen dat dit komt door een paar corrupte leiders en niet door het bankroet van het kapitalisme. De toename van de wereldwijde werkloosheid laat duidelijk zien dat de corruptie, hoewel die ook bestaat, niet de ware oorzaak is. Om alleen maar het voorbeeld van Frankrijk te geven: in 1973 was de werkloosheidsgraad 2,2%, in 1979 van 4,5%, in 1980 van 6,3%, in 1981 7,8%, in 1985 10%, en sindsdien, ondanks alle statistiekvervalsing, het ‘opschonen’ van de administratie en andere uitvluchten om de toename van de werkloosheid te verbergen, is de werkloosheidsgraad rond ongeveer de 10% blijven schommelen, een cijfer dat verre onder de werkelijkheid ligt.
Het zijn niet slechts de schoolverlaters die geen werk of alleen een armoede-baantje vinden, maar het geheel van de proletariërs die deel uitmaken van het productiesysteem worden iedere dag met duizenden tegelijk brutaal ontslagen zonder enige kans op het vinden van een andere vaste baan. De uitbreiding van die ellende voor de arbeiders neemt nu al zo’n omvang aan, dat de grote industrieconcentraties van West-Europa en de Verenigde Staten steeds lijken op de ‘Derde Wereld’ met groeiende massa’s daklozen die in de centra van de grote steden rondzwerven.
De toename van armoede en werkloosheid treft volop alle arbeiders, in alle bedrijfstakken, in alle landen. Heel de arbeidersklasse wordt momenteel getroffen door deze overval door het kapitaal. Niet alleen de arbeiders die uit de productie worden gestoten, maar ook zij die nog werk hebben.
In fabrieken, werkplaatsen en kantoren leeft iedereen in de onzekerheid of hij of zij niet op de zwarte lijst staat voor de komende ontslagronde. Overal heerst hetzelfde gevoel van onrust en onzekerheid.
Maar de werkenden hebben de werkloosheid niet alleen voor de toekomst te vrezen. Deze overval ondergaan ze nu al in de dagelijkse werkelijkheid van hun levensomstandigheden.
Bovenop de maatregelen van technische werkloosheid, die de bourgeoisie in de jaren 1970 en 1980 vaak toepaste en waarmee de arbeiderslonen aanzienlijk werden verlaagd, zagen we dat de regering Baladur in Frankrijk de deeltijdse werkloosheid veralgemeenden over de hele arbeidersklasse door de toepassing van ‘een lange termijn-aanpak van de werkgelegenheid’; sindsdien kwamen er vooral steeds meer deeltijdse en tijdelijke baantjes biij, waarbij armoedelonen steeds gebruikelijker werden.
Bovendien ziet de hele arbeidersklasse na ieder ontslaggolf, na iedere inkrimping van de werkgelegenheid de arbeidsomstandigheden verder verslechteren, vooral door opdrijving van het arbeidsritme als gevolg van de vermindering van het aantal arbeidsplaatsen.
Tenslotte stelt de staat zich er niet mee tevreden om zo de druk van de werkloosheid op de werkenden af te wentelen. Er wordt ook nog een smerige chantage gepleegd waarbij de arbeiders de illusie krijgen aangepraat dat wanneer ze de loonsdalingen zonder morren aanvaarden ze kunnen bijdragen aan het verbeteren van de concurrentiekracht van hun bedrijven en daarmee nieuwe ontslaggolven kunnen voorkomen.
En om nieuwe loonsdalingen te rechtvaardigen, in naam van ‘solidariteit’ met de werklozen, schudde de bourgeoisie iets nieuws uit haar mouwen: de ‘verdeling van arbeid’, die naar voren werd geschoven als oplossing voor het werkloosheidsprobleem. Wat in werkelijkheid van ons wordt gevraagd is de verdeling van de armoede, het opleggen van de omstandigheden waarin de werklozen verkeren aan alle arbeiders.
Dat is de ondraaglijke toestand van de arbeiders die nog aan het werk zijn. Staat, ondernemers en bazen houden zo een vaste greep, jagen de arbeiders voortdurend op en dreigen onophoudelijk: “Als je niet tevreden bent kan je ophoepelen. Er zijn er honderden, ja duizenden die je plaats graag innemen.”
Niet alleen draaien de werkende arbeiders op voor de kosten van de crisis van het systeem dat hen uitbuit, maar met honderdduizenden moeten ze noodgedwongen ook, met hun steeds magerder inkomsten, voorzien in de elementaire levensbehoeften van hun gezinsleden die al werkloos zijn, vooral hun kinderen die als schoolverlater geen werk vinden.
De enige toekomst die het kapitalisme de nieuwe generaties proletariërs te bieden heeft is die van de volslagen ellende, een armoede nog erger dan die de werkloze arbeiders al te verduren hebben, ertoe veroordeeld te zijn van de hand in de tand te leven, hele dagen achter steeds schaarser vacatures aan te hollen en waarvoor tien, honderd, duizend mensen zich vruchteloos komen aanbieden.
De staat en de ondernemers dwingen deze werkloze arbeiders ertoe om het even welk onderbetaald en tijdelijk baantje aan te nemen, beknotten geregeld op hun uitkeringen of zetten die stop. Steeds meer ontslagen arbeiders worden zo tot wanhoop gedreven omdat ze niet meer over de middelen beschikken voor een dak boven hun hoofd, om zichzelf en hun gezin te kleden en te voeden, terwijl in de verpauperde arbeiderswijken steeds meer jonge werklozen in aanraking komen met drugs en met kleine en grote criminaliteit.
Met deze proletariërs die door het kapitalisme definitief uit de productie zijn gegooid zwelt de massa behoeftigen iedere dag aan. De heersende klasse, haar bereidwillige media en haar geestelijken hebben die tot ‘nieuwe armen’ en ‘uitgesloten’ gedoopt. Zo worden ze van hun klassenkarakter ontdaan om ze te scheiden van de rest van de arbeidersklasse, om ze te isoleren en te beletten dat er een gemeenschappelijke strijd van werklozen en werkenden wordt gevoerd.
Tegelijk probeert heel de bourgeoisie, door onophoudelijke media-campagnes, de werkende arbeiders op te zadelen met een schuldgevoel, door ze aan de werklozen voor te stellen als ‘bevoorrechten’, die door hun ‘egoïsme’ verantwoordelijk zouden zijn voor deze toestand, terwijl het de uitbuitende klasse is, met haar systeem in crisis, dat de verantwoordelijkheid draagt voor armoede en werkloosheid.
Zij die ons regeren, die de arbeidskracht uitbuiten, die ons voortdurend steeds meer willen laten opdraaien voor het bankroet van hun systeem, zij herhalen al jarenlang dat het gaat om slechte tijden waar we doorheen moeten, dat de huidige offers ertoe dienen om een betere toekomst voor te bereiden. Ze liegen!
Gisteren riepen al die bourgeois, die politici, bureaucraten en technocraten die de wereld leiden in de kolommen van een bereidwillige pers dat de werkloosheid te wijten was aan de luiheid van een stel ‘parasieten’ die liever rijkelijk leven op kosten van de werkenden dan zelf werk te zoeken of te houden. Zo probeerden ze de werklozen verantwoordelijk te stellen voor de economische crisis en de tekorten op de staatsbegroting. Ze verminderden omvang en duur van de uitkeringen en maakten het moeilijker om er een te krijgen. Ondanks al die beperkingen, ondanks het geknoei met de werkloosheidscijfers, is het aantal mensen zonder werk in alle landen blijven stijgen, bleven de ontslaggolven elkaar opvolgen.
Gisteren riepen alle fracties van de heersende klasse, van rechts net zo goed als van links: ‘om de werkloosheid terug te dringen, om een halt toe te roepen aan de ontslagen, om de economie aan te zwengelen, om de koopkracht te verhogen, moet er bij verkiezingen op de juiste mensen worden gestemd.’ In Frankrijk hebben de partijen van links, met de steun van alle vakbonden en ultra-links, rechts afgewisseld aan het hoofd van de staat. Met de hand op het hart bezworen ze ons dat er met een goed links beheer, dat ernstig rekening zou houden met de belangen van de arbeiders, een half miljoen banen zouden worden geschapen en dat de grens van de twee miljoen werklozen, daarna van de twee-en-een-half miljoen, niet zou worden overschreden... Voorwaar, het resultaat van dat alles, na tien jaar linkse regering, bestaat uit meer dan drie-en-een-half miljoen werklozen! De 35-urige werkweek zou ook, als we deze linkse ‘weldoeners’ mochten geloven, werkgelegenheid scheppen en de werkloosheid terugdringen. Er kwam niets van terecht: de werkloosheid bleef met de verscherping van de crisis sinds 2001 toenemen. De 35-urige werkweek diende natuurlijk een heel ander doel. Het ging in werkelijkheid om het opdrijven van de arbeidsproductiviteit door vele pauzes af te schaffen en het werk in minder uren te laten verrichten; het ging er ook om de productiekosten te verminderen door in vele gevallen de lonen te verlagen! Het enige doel van dat alles bestond er uit om te proberen over de ruggen van de arbeiders de nationale economie krachtig te laten blijven in een steeds meer verbeten wereldwijde concurrentie. In 2002 volgde rechts links weer op, en net als onder links bleef de werkloosheid onverbiddellijk stijgen.
Hetzelfde vindt plaats in alle industrielanden, in de Verenigde Staten net zo goed als in de belangrijkste landen van West-Europa. In het Spanje voerde de ‘socialist’ Gonzalez dezelfde politiek als Mitterand in Frankrijk of Tony Blair in Groot-Brittannië. Het werkloosheidspercentage heeft inmiddels in werkelijkheid bijna de 25% van de actieve bevolking bereikt. En als de regering van Aznar ook al met de statistieken knoeit om te kunnen beweren dat het er minder zijn dan blijft de werkelijkheid hardnekkig aantonen dat de werkloosheid blijft groeien.
Nu net als vroeger hebben de rechtse en linkse regeringen nog het lef te zeggen: “Handen uit de mouwen en de broekriem aangehaald. We zijn gedwongen om ontslagen door te voeren om de nationale economie uit het slop te halen en nieuwe banen te scheppen.”
Die praatjes krijgen we nu al twintig jaar met enige regelmaat opgelepeld. Met elke nieuwe verscherping van de crisis wordt ons ‘het eind van de tunnel’ beloofd. Maar telkens wordt de toestand slechter.
Nu net als vroeger willen ze ons wijsmaken dat het de ‘gastarbeiders’ zijn die de verantwoordelijkheid dragen voor de groeiende werkloosheid. Al jarenlang zijn in Frankrijk net als in de meeste geïndustrialiseerde landen de grenzen gesloten, wordt er jacht gemaakt op ‘illegalen’, worden hele gezinnen met de sterke arm naar een ‘land van herkomst’ uitgewezen dat ze vaak nog nooit hebben gezien en waar de economische en sociale toestand nog veel rampzaliger is dan hier. Maar ondanks die politiemaatregelen blijft de werkloosheid onverbiddelijk stijgen, treft ze de ‘gastarbeiders’ net zo goed als de autochtone arbeiders. Als de taal voortdurend wordt aangepast dan blijven het dezelfde leugens. Momenteel zouden we bijvoorbeeld moeten geloven dat al de genomen maatregelen – aanval op de pensioenen, de gezondheidszorg, kortingen op de werkloosheidsuitkeringen – onvermijdelijke hervormingen zijn waardoor alleen degenen worden geraakt die er ‘misbruik’ van maken!
Al die leugens dienen verschillende doeleinden:
De regeringen van Europa en Amerika, van links en rechts, beweren dat ze nu aan bestrijding van de werkloosheid de hoogste prioriteit toekennen. Ze vertellen allemaal dat de economische heropleving, ook al is die nog niet voor morgen, niet lang meer uitblijft. Ze liegen! Evenzo leugenachtig zijn de ‘anders-globalisten’ die ons wijs proberen te maken dat voor werkloosheid en andere plagen er een oplossing zou bestaan in een degelijk beheerd kapitalisme en die schuld schuiven op het zogenaamde liberalisme. Deze bedriegers houden ons een kapitalisme voor zonder innerlijke tegenspraken waarin de staat, met enige goede wil, een garantie zou kunnen vormen voor het geluk van ieder en van allen! Al deze gepatenteerde leugenaars willen voorkomen dat het begint op te vallen dat de gesel van de huidige maatschappij vooral het dramatische bewijs vormt voor het bankroet van het kapitalisme.
De waarheid is dat er voor de crisis van de wereldeconomie geen uitweg bestaat. Wat voor maatregelen de bourgeoisie ook neemt, welke partijen er ook in de regering zitten, het kapitalistisch systeem zal ineen blijven storten. De arbeidersklasse hoeft zich geen enkele illusie te maken: de huidige offers vormen enkel de voorbereiding van de komende nog pijnlijker offers.
De ondernemers en de staten ontslaan, schrappen banen, verlagen de lonen omdat ze van de waren die door de arbeiders zijn voortgebracht er niet genoeg kunnen verkopen. Ze kunnen die waren niet afzetten omdat de wereldmarkt te eng is geworden om heel de productie van alle landen op te nemen. In de handelsoorlog die alle kapitalistische haaien voeren en waarin ze elkaar de slinkende delen van de wereldmarkt betwisten worden de nationale bourgeoisieën gedwongen hun productie te ‘rationaliseren’.
Vandaar dat ze noodgedwongen bedrijven sluiten, de arbeidsproductiviteit opvoeren, het personeelsbestand inkrimpen, het arbeidsritme opdrijven, de lonen verlagen.
Dat is de realiteit die de bourgeoisie met al haar leugens probeert te verbergen: de wereldcrisis en de massale werkloosheid die daardoor veroorzaakt wordt is niet cyclisch of conjunctuurgebonden zoals de burgerlijke economen beweren. Ze zijn het klinkend bewijs van de impasse, van het historisch bankroet van de kapitalistische productiewijze.
Vanaf zijn ontstaan, met name in de negentiende eeuw, kende het kapitalisme crises die telkens leidden tot toename van de werkloosheid en aftakeling van de bestaansvoorwaarden van het proletariaat. Maar de cyclische crises die met de regelmaat van de klok de uitbreiding van het kapitalisme in de vorige eeuw begeleidden, zijn niet in het minst te vergelijken met de crisis die wij nu meemaken.
In de negentiende eeuw, in de periode waarin het kapitalisme een systeem in volle ontplooiing was en nog niet de hele planeet had veroverd, kwamen de overproductiecrises inderdaad altijd tot een oplossing door de ontdekking van nieuwe afzetgebieden in delen van de wereld waar nog verouderde productiewijzen overheersten. Te vuur en te zwaard ging de opkomende bourgeoisie, als opvolger van de feodale heren, op weg om nieuwe markten te veroveren. Zonder genade verjoeg ze de boeren van hun land om hen te dwingen hun arbeidskracht aan het kapitaal te verkopen. Ze stortte zich in koloniale veroveringen waarbij hele bevolkingsgroepen werden uitgeroeid om grondstoffen te roven en nieuwe afzetmarkten te openen.
Met in de geschiedenis van de mensheid ongekende barbaarsheid kon deze nieuwe uitbuitende klasse niet alleen haar overschot aan waren afzetten in de voor-kapitalistische gebieden, maar ook haar productiewijze over heel de planeet uitbreiden. Ten koste van gruwelijk lijden werden de oude producenten van de feodale maatschappij tot proletariërs omgevormd; met geweld werden ze gedwongen zich te onderwerpen aan de slavernij van de kapitalistische uitbuiting.
Maar de toestand van de eerste generaties proletariërs had tijdens die opkomstperiode van het kapitalisme ondanks haar buitengewoon onmenselijke karakter niet zo’n tragische betekenis, een zo rampzalig vooruitzicht als de toestand waarmee de arbeiders aan het begin van de éénentwintigste eeuw worden geconfronteerd.
In de opkomstperiode van het kapitalisme was de werkloosheid, ook al kwam die op momenten van scherpe crisis massaal tot uitbarsting, nooit van lange duur. Zodra de crisis wegebde met de opening van nieuwe markten, opende zich voor de arbeiders een nieuw vooruitzicht van het weer snel vinden van werk. De werklozen waren bovendien van groot nut voor de bourgeoisie. Zij vormden een ‘industrieel reserveleger’ dat in perioden van economische vertraging ook kon worden gebruikt om de productiekosten te drukken en de concurrentiekracht van haar waren te versterken. Dankzij deze hongerlijdende reserve aan arbeidskracht kon de heersende klasse de lonen drukken en de ontwikkeling van arbeidersstrijd belemmeren.
Zo was de werkloosheid in die periode een verschijnsel dat door de uitbuitende klasse in de hand en in stand werd gehouden al naar gelang de behoeften van de kapitaalsaccumulatie.
Voor de proletariërs maakte, ondanks de armoede en de overuitbuiting die ze ondergingen, de ontwikkeling van het kapitalisme het mogelijk om hun arbeidskracht te verkopen, en bovendien zichzelf te vormen tot een klasse, zich te organiseren, hun eenheid te ontwikkelen, en van hun uitbuiters aanzienlijke en blijvende verbeteringen van hun bestaansvoorwaarden af te dwingen.
De cyclische crises van de negentiende eeuw vormden dus haltes die het kapitalistisch systeem moest passeren in zijn opmars naar verdere groei van de maatschappelijke productiekrachten.
Zodra het kapitalisme aan het eind van de negentiende eeuw zijn hoogtepunt bereikt, als het heel de aardbol aan zijn economische wetten heeft onderworpen, bestaan er geen buitenkapitalistische gebieden meer die de overproductie aan waren van de industrielanden konden opnemen. De heersende klasse wordt vanaf dat moment geconfronteerd met een verzadiging van de wereldmarkt. Dat vormt het begin van een nieuwe periode in de geschiedenis van de mensheid: die van het verval van het kapitalisme.
Sindsdien wordt dit systeem aangevreten door een permanente overproductiecrisis, die, wanneer ze openlijk aan de dag treedt, alleen kan uitmonden op een gewapend conflict tussen de grootmachten over de herverdeling van de wereldmarkt. Vandaar dat de Eerste Wereldoorlog het begin markeert van de periode van historische neergang van de burgerlijke productiewijze.
Momenteel, met de ontwikkeling van de massale werkloosheid, bevinden steeds meer arbeiders zich in een situatie van totale ontbering, zonder huis, zonder middelen om zich te kleden of te voeden. Een groeiend aantal van hen, teruggeworpen in een behoeftige toestand terwijl de staat ze tot op het levensminimum afknijpt, kan enkel overleven dankzij liefdadigheid of bedelarij. Als we alleen een momentopname zouden maken, zou die toestand zeker het beeld oproepen van de voorwaarden waaronder de arbeidersklasse leefde bij het ontstaan van het kapitalisme. Toch bestaat er een fundamenteel verschil tussen de huidige toestand en die bij de aanvang van het kapitalisme.
Al tachtig jaar raakt dit systeem aan zijn historische grenzen. Het kon sinds het begin van de twintigste eeuw alleen kunstmatig in leven worden gehouden door op steeds massaler schaal de rijkdommen van de maatschappij te vernietigen in een helse cyclus van crisis-wereldoorlog-wederopbouw-nieuwe crisis-nieuwe wereldoorlog... In die zin zijn de ellendige levensvoorwaarden van het proletariaat geenszins te vergelijken met die van de arbeiders in de eeuw daarvoor.
Terwijl in het verleden de belangrijkste bestaansreden van het kapitalisme bestond uit de ontwikkeling van de productiekrachten door de loonarbeid algemeen in te voeren, betekent zijn overduidelijke huidige onvermogen om werk te verschaffen aan tientallen miljoenen arbeiders dat dit systeem aan het eind van zijn mogelijkheden is gekomen. De doodstrijd ervan kan enkel worden gerekt door heel de menselijke samenleving in absolute verpaupering en ongekende barbaarsheid mee te slepen.
En het is evenzeer het onvermogen van het systeem om zijn crisis te boven te komen dat ten grondslag ligt aan de hongersnood in de landen van de ‘derde wereld’. Het kapitalisme produceert immers niet om menselijke behoeften te bevredigen maar om zijn waren te slijten. En wanneer de voorraden niet verkocht kunnen worden, dan worden ze vernietigd. Er kan binnen het kapitalisme geen sprake van zijn ze gratis uit te delen omdat zo’n maatregel onherroepelijk zou leiden tot een ineenstorting van de marktprijzen. Een kapitalisme dat weggeeft wat het produceert is geen daadwerkelijk kapitalisme meer.
De absurditeit van dit systeem vertaalt zich dus in een massale vernietiging van rijkdom aan de ene kant van de maatschappij, terwijl aan de andere kant armoede, gebrek en honger miljoenen mensen in de verdrukking brengt. Datzelfde onvermogen van het kapitalisme om zijn economische tegenspraken te boven te komen is ook verantwoordelijk voor de slachtpartijen die sinds het begin van de twintigste eeuw de planeet onophoudelijk in bloed hebben gedompeld. Het is inderdaad de onoplosbaar geworden crisis die de grootmachten ertoe dreef de confrontatie met elkaar op te zoeken op de slagvelden van de beide wereldoorlogen om te komen tot een nieuwe verdeling van de wereldmarkt. Het is de historische impasse van het kapitalisme die tijdens de periode van de ‘koude oorlog’ in alle uithoeken van de wereld zoveel gewapende conflicten voortbracht die gesteund werden en in stand gehouden door de twee rivaliserende imperialistische blokken, dat van de Sovjet-Unie en dat van de Verenigde Staten.
De ineenstorting van het sovjetblok heeft voor de huidige periode de tegenstellingen van dit systeem niet in het minst opgelost, zoals de bourgeoisie beweerde toen ze ons met haar campagnes over de ‘dood van het kommunisme’ een wereld van vrede en voorspoed beloofde. Die ineenstorting heeft de oorlogsspanningen in alle delen van de aarde enkel nog verder opgedreven.
Sinds de spectaculaire ineenstorting van het Oostblok is de geschiedenis in een duizelingwekkende versnelling terechtgekomen: terwijl een steeds bloediger chaos losbarst (de Golfoorlog, de moordpartijen in voormalig Joegoslavië en op het Afrikaans continent, etnische botsingen in de republieken van de voormalige Sovjet-Unie, conflicten in het Midden-Oosten en in Cambodja, oorlog in Irak...), teistert de economische recessie de meest geïndustrialiseerde landen; het Europa van Maastricht, amper geboren, is als een kaartenhuis ineengestort. Het kapitalisme lijkt steeds meer op een machine die volkomen op hol is geslagen. De heersende klasse zelf weet niet meer welke kant het opgaat of hoe ze de oncontroleerbare wanorde van haar systeem nog kan beheren. Momenteel kan ze het roer alleen nog in handen houden door op zicht te varen, van de ene dag in de andere.
Geconfronteerd met dit overduidelijk bankroet van het kapitalisme kan het proletariaat aan maar één zekerheid vasthouden: dit stervende systeem, dat zoveel werkloosheid voortbrengt, ellende, honger en oorlogen, dat moet vernietigd worden, anders zal het, door verder tot ontbinding te komen, de hele mensheid naar de afgrond voeren.
De arbeidersklasse kan niet blijvend de lasten dragen van de ineenstorting van het kapitalisme waarvan de uitgebuite massa’s de belangrijkste slachtoffers zijn. Ze moet ophouden zich te laten intimideren en verlammen door de omvang van de aanvallen die op haar worden uitgevoerd. Ze kan de werkloosheid en de ontslagen niet als een noodlot ondergaan en zich nog minder inbeelden dat de economische situatie beter wordt als ze zich offers getroost. Integendeel, het brengen van offers lost niet alleen de crisis niet op, maar geeft bovendien de bourgeoisie de vrije hand om daarna nog harder toe te slaan.
In antwoord op de aanvallen van het kapitaal en alle leugenachtige redevoeringen van de bourgeoisie die ons het valse perspectief van een nieuwe economische ‘heropleving’ voorspiegelen, heeft de arbeidersklasse geen andere keuze dan de strijd weer aan te gaan voor de verdediging van haar levensvoorwaarden. De verenigde strijd van alle arbeiders vormt het enig mogelijke antwoord op het onherstelbare bankroet van het kapitalistische systeem.
Tegen alle fatalistische hersenspinsels en tegen ieder idee van verdediging van de nationale economie in, kunnen de arbeiders (zowel werkenden als werklozen) een krachtsverhouding opbouwen tegenover de burgerlijke staat. De kracht van de arbeidersklasse bestaat uit een strijd die wordt uitgebreidt naar alle bedrijven, naar alle sectoren en naar de werkloosheidsinstellingen. In die dynamiek zullen de proletariërs, zoals in mei 1968, met miljoenen zijn om weer zelfvertrouwen te verkrijgen en vertrouwen in de toekomst die de strijd hen biedt.
Als de arbeiders massaal strijden, allen verenigd, als ze zelfvertrouwen verkrijgen en weigeren zich te laten meeslepen in de verdediging van de belangen van hun uitbuiters, dan wordt de heersende klasse gedwongen haar aanvallen te temperen. Dat is een les die alle proletariërs kunnen trekken uit hun eerdere ervaringen.
Maar om de burgerlijke staat doeltreffend het hoofd te bieden is het nodig dat de arbeiders de vijand in eigen gelederen kennen. De vakbonden net als de andere vakbondsachtige structuren zoals de ‘coördinaties’ onder ultralinks leiding, zijn vertegenwoordigers van de kapitalistische orde binnen de arbeidersrangen. En hun enige functie bestaat uit het beschermen van de macht van de bourgeoisie, het verdedigen van de belangen van het nationale kapitaal, de eenheid te breken van de proletariërs om te voorkomen dat die de bestaande orde omver gooien. Iedere keer dat de arbeiders de controle over de strijd in handen van de vakbonden hebben gelegd, werden ze uitgeput, ontmoedigd in steriele strijd die de staat en de ondernemers op geen enkel moment dwongen om op hun bezuinigingsplannen terug te komen. Dat konden we onlangs nog zien met bijvoorbeeld de staking van Air France in de herfst van 1993, toen dankzij de sabotagemanoeuvres van vakbonden, regering en ondernemers er in slaagden de bezuinigingsplannen door te voeren en de arbeiders te ketenen aan de verdediging van de belangen van hun uitbuiters.
Zelfs als de arbeiders erin slagen om, zoals in mei 1968, hun eisen ingewilligd te krijgen, dan wordt dit onmiddellijk door de bourgeoisie teruggenomen zodra de arbeidersmobilisatie ophoudt. Moeten we daaruit concluderen dat de strijd niet loont en nergens toe dient? Nee.
De strijd is op zichzelf al een eerste overwinning voor de arbeidersklasse. Eerstens omdat hij het proletariaat in staat stelt zich bewust te worden van zijn kracht als klasse, zijn aard, zijn eenheid en zijn solidariteit in de strijd te laten gelden, en op die manier weerstand te bieden aan het isolement, aan het ‘ieder voor zich’ dat de bourgeoisie het voortdurend probeert in te fluisteren.
Door de strijd leert de arbeidersklasse ook haar vijanden kennen, stukje bij beetje de vakbondsmanoeuvres te verijdelen en zelfvertrouwen te verkrijgen. In en door de strijd scherpt ze haar wapens voor de komende strijd, leert ze zichzelf massaal te organiseren, haar eenheid te smeden, zelf de leiding van de strijd in handen te nemen vooral door lering te trekken uit de voorbije mislukkingen. Door zich te mobiliseren voor de verdediging van haar levensvoorwaarden ontwikkelt ze haar klassenbewustzijn, het besef van wat er in de strijd op het spel staat. Door zich te realiseren dat de staat en de ondernemers geen enkele blijvende concessie meer kunnen doen verliezen de arbeiders hun laatste illusies in het kapitalisme. Ze worden zich er steeds meer van bewust dat dit systeem bankroet is.
Zo vormt heel de strijd die het proletariaat nu voert voor zijn verdediging tegen de aanvallen van de bourgeoisie tegelijk de voorbereiding om later in staat te zijn het kapitalisme omver te werpen. Alleen die revolutionaire strijd zal een definitief antwoord kunnen geven op de ellende en barbaarsheid van de huidige wereld.
En dit perspectief kunnen de arbeiders niet beschouwen als een utopie, als een oude, onverwezenlijkbare droom. Ze kunnen het gevoel van machteloosheid overwinnen dat de bourgeoisie hen door middel van al haar mediacampagnes voortdurend probeert op te leggen. Alleen zij hebben het vermogen om de wereld te veranderen omdat zij de enige kracht in de maatschappij vormen waarvan de belangen volslagen en volkomen tegengesteld zijn aan die van het kapitaal. Nu al heeft de strijd die ze sinds het eind van de jaren 1960 heeft gevoerd een rem gevormd op de ontwikkeling van de ellende en op het uitbreken van de veralgemeende oorlog.
Inderdaad, omdat het proletariaat van West-Europa al dertig in staat is gebleken zijn strijd te ontwikkelen, vooral tegen de ontslagen en het schrappen van banen, kwam de massale werkloosheid in de geïndustrialiseerde landen niet eerder tot ontwikkeling hoewel de crisis sinds het einde van de jaren 1960 voortdurend verscherpte. Geconfronteerd met de strijdbaarheid van het proletariaat, en wel bewust van de gevaren die ze daardoor liep, heeft de bourgeoisie haar industriële programma van ‘herstructureringen’ gepland, het in tijd en ruimte uitgesmeerd om zo een massale en ongecontroleerde uitbarsting van arbeiderswoede te vermijden.
Vooral heeft de bourgeoisie in de hele jaren 1980, ondanks de plotselinge verscherping van de crisis die werd ingezet met de wereldrecessie van 1981-1982, het niet aangedurfd om aanvallen uit te voeren die in verhouding stonden tot de ernst van de economische situatie. De strijd die de arbeiders van Longwy-Denain in Frankrijk in 1978-1979 leverden tegen de ontslagen, evenals die in Italië, in Spanje, in België, in Groot-Brittannië...; ze hebben de bourgeoisie inderdaad tot de grootste voorzichtigheid gemaand.
Het is ook al omdat de arbeidersklasse in staat was haar strijd tegen de gevolgen van de crisis tot ontwikkeling te brengen dat de bourgeoisie de maatschappij niet kon meesleuren in een Derde Wereldoorlog toen de twee imperialistische blokken van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten lijnrecht tegenover elkaar stonden. Voorzover de proletariërs van de belangrijkste landen niet bereid waren zich opofferingen te getroosten voor de verdediging van de nationale economie kon de bourgeoisie moeilijk van hen verwachten dat ze het ultieme offer van hun leven zouden brengen door zich te laten ronselen voor een nieuwe imperialistische slachting.
Ja, de arbeidersklasse vormt een gigantische macht in de maatschappij, een macht die het lot van heel d menselijke soort in haar handen heeft. Het is de strijd tegen de gevolgen van de crisis van het kapitaal die bepaalt welke richting de maatschappij inslaat. Het is haar vermogen om zich op sociaal vlak te laten gelden die de verbreiding van de absolute ellende in de industrielanden heeft afgeremd en die de bourgeoisie heeft belet heel de mensheid te verzwelgen in de Apocalyps van een nieuwe wereldoorlog.
De arbeiders kunnen zich ten volle bewust worden van deze kracht door te beseffen dat zonder de ontwikkeling van hun klassenstrijd de wereld niet zou zijn wat hij nu is; de toestand zou nog veel erger zijn.
Daarom heeft het proletariaat alle reden, ondanks alle campagnes van de bourgeoisie om te proberen het te ontmoedigen – de arbeidersklasse zou niet meer bestaan, stalinisme zou gelijk staan aan communisme, marxisme zou hetzelfde zijn als stalinisme, er zou niets anders meer overblijven dan kapitalisme – om weer zelfvertrouwen te verkrijgen. Als de bourgeoisie dergelijke campagnes ontwikkelt, als ze de vakbonden nu weer in het zadel helpt, dan is dat juist omdat ze weet dat het proletariaat haar doodsvijand is, de enige die het kapitalisme omver kan werpen.
Met het voortduren van de crisis kan de bourgeoisie steeds minder kracht ontlenen aan de illusies die binnen het proletariaat nog leven over het vermogen van het kapitalisme om het een betere toekomst te bieden. Momenteel berust deze kracht voornamelijk op haar vaardigheid om te manoeuvreren teneinde de ontwikkeling van de strijd tegen de ellende, de ontslagen en de werkloosheid te verhinderen.
Tegelijk met het inzetten van de aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse wordt met het ideologisch bombardement getracht de arbeiders te verlammen, te intimideren, de reflex van het ‘ieder voor zich’ te stimuleren door hen wijs te maken dat hoe rustiger ze zich houden en hoe langer ze de bezuinigingsplannen blijven slikken, des te minder ze het risico lopen te worden ontslagen.
De ondernemers, de staat, zijn partijen en vakbonden buiten de angst voor de werkloosheid grondig uit om de aarzelingen van het proletariaat om de strijd aan te gaan nog te versterken. Vandaar dat de media geen terughoudendheid in betracht nemen om voortdurend de ontreddering in beeld te brengen van arbeiders die zonder opzegtermijn van de ene dag op de andere op straat worden gezet. Om angst aan te jagen worden we regelmatig ‘geïnformeerd’ over vergaande maatregelen zoals bijvoorbeeld ‘instant-ontslagen’ die in bedrijven via luidsprekers worden aangekondigd, of de faillissementsaanvrage van deze of gene onderneming tijdens de zomervakantie.
Al die informatie wordt niet voor niets verstrekt. Het maakt deel uit van een breed ideologisch offensief om de arbeiders te ontmoedigen, om hen het gevoel op te dringen alleen te staan, van onmacht en van onafwendbaarheid van de beslissingen. Bij het zien van die beelden, bij het horen van de ontslagen arbeiders, kan men inderdaad het hoofd buigen en denken: ‘Dat kan iedereen overkomen. Morgen ben ik misschien aan de beurt’.
De grove middelen waarmee de bourgeoisie momenteel ontslagen aankondigt laat, voorzover dat nog nodig was, heel het cynisme en de verachting van de heersende klasse zien voor wie door haar wordt uitgebuit.
Arbeiders, we moeten ons verzetten tegen al die intimidatiemanoeuvres! We moeten elkaar in gezamenlijke strijd verdedigen.
De bourgeoisie weet dat de arbeidersklasse in staat is die strijd aan te gaan. Daarom heeft ze zich in alle bochten gewrongen om tijdens de beweging van 1995 in Frankrijk weer kracht te verlenen aan haar vakbonden en hun geloofwaardig op te houden, net als die van haar linkse partijen die alleen maar doen alsof ze de belangen van de arbeiders verdedigen om ze des te beter te kunnen bedriegen. De bourgeoisie rekent vooral op hen en op ultra-links (vooral trotskisten en officiële anarchisten) om de arbeidersstrijd te saboteren, te verdelen, van elkaar te scheiden.
Terwijl de werkloosheid een aanval is die de hele arbeidersklasse raakt, proberen de vakbonden nu net als toen de arbeiders er bij iedere gelegenheid van te overtuigen dat ze met een ‘specifiek’ probleem te maken hebben.
Terwijl deze aanval de meest verenigde, omvangrijkste en zo breed mogelijke reactie vereist doen de vakbonden hun best om deze in te dammen, te beperken tot een bepaalde ‘groep’, tot deze of gene plaats, tot dit of dat moment: de ene dag in deze onderneming of sector, de volgende in een andere; de ene dag in deze stad of regio, de volgende in een andere; de ene dag is het een ‘immigranten’-probleem, de volgende een probleem van de regio; de ene dag is het een ‘jongeren’-probleem, de volgende dat van ‘ouderen’, en ga zo maar door.
Al die verdelingsmanoeuvres werden in de hele periode van de jaren 1970 en 1980 openlijk toegepast met slogans per bedrijf of bedrijfstak, in de regionalistische en nationalistische slogans van de vakbonden: ‘Manufrance moet blijven’, ‘Renault moet blijven’, ‘Red Lotharingen’, ‘de Franse staal moet blijven’... Nu is het duidelijk: al die leuzen waarachter de vakbonden, met de CGT voorop, de arbeiders in ‘actiedagen’, in operaties ‘dode-stad’, in zinloze manifestaties en in ‘speerpunt-acties’ optochten lieten houden, hebben slechts één doel gediend: de ontslagen er door te krijgen.
In de jaren 1990 zagen we datzelfde sabotagewerk in al de ‘mobilisaties’ van de vakbonden, bij Air France met als bij de Chausson-fabrieken, in de openbare zowel als in de privé-sector: om de massale werkloosheid, de loonsverlagingen, het schrappen van banen ‘aanvaardbaar’ te maken, enkel en alleen in het belang van het kapitaal.
Om al dat nauwkeurig georganiseerde werk van verdeling, afzondering en demobilisatie te lijf te kunnen gaan moeten is het nodig om als klasse te antwoorden. De arbeiders strijden overal voor de verdediging van hun bestaansvoorwaarden, voor de toekomst van hun kinderen, tegen één en dezelfde vijand: de kapitalistische staat. Alle strijd tegen de werkloosheid, de ontslagen, en voor fatsoenlijke levensomstandigheden, dat gaat onmiddellijk het geheel van de arbeidersklasse aan: alle arbeiders kunnen en moeten eraan deelnemen.
De werkende en de werkloze arbeiders kunnen zich aaneensluiten, hun krachten bundelen; hun strijd in handen nemen, uitbreiden en coördineren.
Werkloze arbeiders,
Blijf niet geïsoleerd en versnipperd en allemaal in je eigen hoekje zitten. Als ze hun werk verliezen lopen de arbeiders tegenwoordig het gevaar zich mee te laten slepen door de wanhoop, weg te kwijnen in het zoeken naar individuele oplossingen, en daarmee hun klassenkarakter te verliezen. Om niet toe te geven aan de ontmoediging bestaat er maar één middel: krachten bundelen, werklozencomité’s oprichten, discussiëren op alle ontmoetingsplaatsen, zoals bij de ingang van werklozenkantoren en arbeidsbureaus.
Alleen door met z’n allen te strijden kunnen de werklozen hun bestaansvoorwaarden verdedigen, zoals tegen huisuitzettingen, beslagnamen, afsluiting van gas en elektriciteit. Ze kunnen afdwingen dat de staat hen een bestaansminimum garandeert: fatsoenlijke huisvesting, gratis gezondheidszorg, het nodige aan voedsel en kleding, voor zichzelf en hun gezinnen. Ze kunnen hun menselijke waardigheid verdedigen door te weigeren zich terug te laten werpen in een staat van armlastigheid. Met zulke eisen vragen ze niet om aalmoezen maar eisen ze het product van hun voorbije arbeid op, het product van de arbeid die het kapitaal uit het geheel van de arbeidersklasse perst.
De werklozen kunnen niet van de werkenden verlangen ‘werk en loon te delen’ zoals de hele bourgeoisie, van rechts tot links, ze dat voorhoudt. Die surrogaat-solidariteit leidt slechts tot het verdelen van de ellende over iedereen en het veregeren ervan voor iedereen. Door te strijden voor een bestaansminimum, tegen de huisuitzettingen, voeren de werkloze arbeiders dezelfde strijd als diegenen die op hun werk in het geweer komen. Door zich in de strijd aaneen te sluiten vinden ze de werkelijke arbeiderssolidariteit terug.
De werklozen hebben geen andere keus dan collectief verzet te plegen in het besef dat hun strijd, als arbeiders die van de productie zijn uitgesloten, deel uitmaakt van de algemene strijd van de hele arbeidersklasse. Het is dezelfde arbeidersklasse die werkloos is of werkt. Het is dezelfde kapitalistische klasse die alle proletariërs aanvalt, of ze nu werkloos zijn of werkend. Het is dezelfde klasse van uitbuiters die ook nog probeert om ze, door de manier waarop ze aanvalt, te verdelen en tegen elkaar op te zetten door ze wijs te maken dat de werklozen leven op de rug van de werkenden.
Daarom kunnen de werklozen hun strijd niet voeren achter de kazuifels en toga’s van priesters en dominees, noch achter de spandoeken van de vakbonden. Ze moeten het heft in eigen hand nemen.
Als de heersende klasse nu haar uiterste best doet om weer ‘werklozenvakbonden’ op te richten, dan is dat niet om de arbeiders het ‘recht’ te verlenen zichzelf te verdedigen, maar wel degelijk om zichzelf de middelen te verschaffen om woede-uitbarstingen van werklozen in bedwang te houden. Door zulke inkaderings-structuren op te zetten wordt geprobeerd de strijd van de werklozen op te sluiten binnen het raamwerk van de burgerlijke wettigheid en ze af te zonderen van de rest van de arbeidersklasse door ze wijs te maken dat werklozen een ‘aparte’ groep vormen, die voor hun belangen niets gemeen hebben met de werkenden.
Omdat hun strijd deel uitmaakt van die van de gehele arbeidersklasse, is het nodig dat ze:
Hun kracht kunnen ze alleen maar putten uit het zoeken van solidariteit, de grootst mogelijke eenheid met de werkenden in strijd.
Werkende arbeiders,
In de toestand van de werklozen wordt momenteel de algemene toestand van de hele arbeidersklasse samengevat. Dat laat de toekomst zien die het kapitalisme in petto heeft voor wie nog zo ‘gelukkig’ is (voor zolang het duurt) een baan te hebben. Nu al maken het einde van de volledige werkgelegenheid en de veralgemening van de deeltijdse werkloosheid, die in alle sectoren en in alle landen in opmars is, duidelijk dat geen enkel deel van de arbeidersklasse nog aan deze aanval kan ontsnappen.
Omdat de werkloosheid alle proletariërs aangaat is de strijd van de werkende arbeiders dezelfde als die van de werklozen. De aanval op het geheel van de arbeidersklasse maakt een massaal en eensgezind antwoord noodzakelijk van de kant van alle arbeiders, werkend of werkloos.
Om een dergelijke strijd van de grond te krijgen is het bovenal noodzakelijk om geen geloof te hechten aan de leugens van de bourgeoisie volgens welke de kortingen op de lonen dienen om de werklozen te onderhouden. Dat is niet waar!
Als de heersende klasse de lonen verlaagt, dan is dat eerst en vooral om de productiekosten van haar waren te drukken en zo haar concurrentiekracht op de wereldmarkt te versterken. Onze uitbuiters proberen deze concurrentiegeest tussen kapitalisten in de arbeidersklasse te verspreiden. Door steeds meer opofferingen te eisen uit naam van ‘solidariteit’ met de werklozen proberen ze de werkelijke klassensolidariteit tussen proletariërs om zeep te helpen. We mogen niet in die leugens trappen!
Om te beginnen kunnen de werkende arbeiders, door overal in de bedrijven de strijd aan te gaan, aan hun klassenbroeders die van de productie zijn uitgesloten laten zien dat ze niet ‘bevoorrecht’ of ‘verwend’ zijn, zoals de heersende klasse en haar media sinds jaar en dag beweren.
Vervolgens kunnen ze, door de strijd te ontwikkelen, een werkelijke arbeiderssolidariteit tot uiting brengen en er blijk van geven dat die solidariteit de enige kracht vormt die het tegen het kapitaal kan opnemen. Om dat te bereiken kunnen de arbeiders proberen hun strijd onmiddellijk uit te breiden door massale delegaties naar andere bedrijven te sturen, naar andere bedrijfstakken, om hen op te roepen zelf ook de strijd aan te gaan. Ze kunnen proberen de strijd te verenigen, door eisen te stellen die niet alleen gelden voor het een of andere bedrijf of deze of gene sector, maar vooral ook eisen die voor iedereen gelden.
Wanneer het de richting inslaat van vereniging van alle strijdhaarden hebben de werkende arbeiders de verantwoordelijkheid om de werklozen in hun strijd op te nemen. Daartoe is het nodig dat ze:
Het is enkel en alleen in de strijd dat de werkende arbeiders hun solidariteit kunnen betuigen met de werklozen, in het besef dat die, als ze geïsoleerd blijven, geen enkele kans maken zich aan hun ‘lot’ te ontworstelen.
De werkende arbeiders dienen in de strijd voorop te gaan. Doordat ze deel uitmaken van het gezamenlijk bestaan van hun kameraden op het werk zijn ze minder dan de werklozen blootgesteld zijn aan het gevaar van de ‘verlompenisering’ dat voortvloeit uit de ontbinding van de kapitalistische maatschappij (drugs, prostitutie, zwarte handel, persoonlijke gladheid, kleine criminaliteit...). Zij zijn in staat de productie stil te leggen, de gehele kapitalistische economische activiteit te verlammen, en dus om druk uit te oefenen op de bourgeoisie, om voor aller ogen de macht van het proletariaat tentoon te spreiden.
Om deze verantwoordelijkheid op zich te kunnen nemen, om de belangen van de hele arbeidersklasse te verdedigen en om de maatschappij als geheel een perspectief te bieden, dienen de arbeiders de leiding over hun strijd zelf in handen te nemen. Zij kunnen noch op de vakbonden, noch op de ultralinkse handlangers daarvan rekenen om hun strijd te verenigen. Integendeel. Het toevertrouwen van de teugels van de strijd aan deze kapitalistische inkaderingsstructuren, aan deze specialisten van de ‘verdeel en heers’-politiek en van de georganiseerde sabotage, komt neer op het regelrecht koers zetten naar de nederlaag.
We moeten voorkomen dat de vakbonden de strijdwapens (zoals algemene vergaderingen en massale manifestaties, stakingscomité’s, strijdcomité’s) voor zichzelf inpalmen. De algemene vergaderingen moeten:
Werkloze arbeiders, werkende arbeiders!
Door onophoudelijk steeds grotere massa’s proletariërs uit het productieproces te stoten onthult het wereldkapitalisme zijn ware gelaat: dat van een systeem dat de mensheid niets anders meer te bieden heeft dan steeds gruwelijker ellende en barbaarsheid. Het geeft blijk van zijn historisch bankroet.
Dit systeem kan de arbeiders alleen een baan en een loon bieden, en gebruikmaken van hun spieren en hersenen, zolang het over de middelen beschikt om haar eigen crises te boven te komen. Als het nu tientallen miljoenen proletariërs berooit, als het tweederde van de mensheid tot honger veroordeelt, dan is dat precies omdat het niet langer in staat is de tegenstellingen op te lossen waardoor het wordt geteisterd.
De arbeiders moeten de werkelijkheid onder ogen durven zien: een systeem dat het voortbestaan van de mensheid in gevaar brengt, niet omdat het te weinig produceert maar omdat het teveel produceert, is een absurditeit.
De arbeidersklasse heeft de verantwoordelijkheid om dit stervende systeem te vernietigen voordat het de hele maatschappij in zijn doodstrijd meesleept. Alleen door juist de fundamenten van het kapitalisme aan te grijpen, door overal strijd tegen armoede en uitbuiting tot ontwikkeling te brengen en te bundelen, zal het proletariaat zijn historische taak kunnen vervullen. Vandaar dat de onmiddellijke strijd voor de verdediging van zijn levensvoorwaarden een breder vooruitzicht in zich draagt, dat van de omverwerping van het kapitalisme, voor de opbouw van een andere maatschappij zonder crisis, zonder uitbuiting, zonder hongersnood, zonder oorlogen. Een maatschappij waarvan het economische leven niet zal worden bepaald door de zucht naar winst of de dwang van de markt, maar door de bevrediging van de behoeften van de gehele mensheid.
Alleen het proletariaat is in staat om definitief een einde te stellen aan de plaag van de werkloosheid omdat het ieders deelname aan de productie vooropstelt. Het arbeidsleven, bron van rijkdom voor de hele mensheid, zal niet langer staan voor dwang en afstomping, maar in tegendeel gericht zijn op de zelfverwezenlijking van ieder en van allen.
Daaruit bestaat de ware inzet van de arbeidersstrijd. Door de strijd aan te gaan tegen de werkloosheid in al zijn vormen raakt de arbeidersklasse niet slechts aan één aspect van de kapitalistische barbaarsheid. Het gaat juist het wezen van deze barbaarsheid te lijf.
In tegenstelling tot de uitzichtloze rellen in de landen van de ‘Derde Wereld’ of in de voorsteden van de grote industriële metropolen vertegenwoordigt deze strijd van meet af aan een strijd van algehele maatschappelijke omvang. Een strijd die niet slechts de onmiddellijke verdediging van het loonpeil met zich meebrengt maar ook de afschaffing van de loonarbeid.
Door de ontwikkeling van eenheid en solidariteit van alle arbeiders in strijd zal het proletariaat zich bewust worden van zijn wezen als revolutionaire klasse. Die eenheid en solidariteit vormen een absolute voorwaarde voor het omverwerpen van het kapitalisme. Het zijn precies die eenheid en solidariteit die ooit deel zullen uitmaken van de grondslag waarop de uitgebuite klasse een werkelijk menselijke wereldgemeenschap kan oprichten.
Januari 2004, Internationale Kommunistische Stroming.
Er is nu al meerdere jaren geweigerd de IKS als standhouder toe te laten op de alternatieve boekenbeurs te Gent net als op de anarchistische beurs in Utrecht. Verschillende jaren deden de organisatoren alsof onze aanvraag te laat zou zijn ingediend, of er gebrek was aan plaats, enzovoort. Een beetje sterk. Toen we aandrongen antwoordden de organisatoren dat we niet passen in het door hen gewenste anarchistische profiel. Het komt natuurlijk niet bij ons op om ons te beklagen over deze beslissing of een beroep te doen op een welwillender houding van de organisatoren. Het gaat ons erom de ware redenen van de herhaalde weigering van de organisatoren van deze boekenbeurzen bloot te leggen.
Na hun administratieve uitvluchten liegen de organisatoren bewust als ze hun weigering rechtvaardigen met ideologische redenen (we zouden niet het profiel hebben). Wie heeft op deze beursen niet de aanwezigheid gezien van stands, publicaties, groepen en verenigingen die openlijk sociaal-democratisch zijn, stalinistisch of nationalistisch... en die in het geheel geen ‘anarchistisch profiel’ hebben. Waarom wordt dan de IKS uitgesloten, een organisatie die zich beroept op het proletarisch internationalisme en die alle nationalistische ideologieën, op welke etnische, historische of religieuze voorwendsels die ook gebaseerd zijn, beschouwt als een waar vergif voor de proletariërs?
De IKS heeft zijn marxistische standpunten altijd duidelijk naar voren gebracht net als zijn principiële meningsverschillen met het anarchisme. De IKS heeft altijd de burgerlijke standpunten van het officiële anarchisme aangeklaagd die uitdraaien op een verdediging van de democratische staat (zoals het geval was met Kropotkin en de Franse CGT in 1914 of de Spaanse CNT in 1936) en op de verdediging van het achterlijkste nationalisme (zoals het Bretonse of Vlaamse anarcho-nationalisme: zie daarover het artikel over Het anarcho-nationalisme van De Vrijbuiter in De Fabel van de Illegaal, nr. 68). Als de organisatoren onze aanwezigheid ongewenst vinden, dan is het omdat allerlei mensen die op zoek zijn om hun politieke inzichten te verruimen en te verdiepen, geïnteresseerd raken in de analyses van de Kommunistische Linkerzijde, in de vragen die we stellen en politieke antwoorden die we geven met betrekking tot onderwerpen van belang voor de arbeidersklasse en de toekomst van de mensheid. Wat de organisatoren in werkelijkheid willen is voorkomen dat er een eerlijke en open confrontatie van politieke standpunten plaats vindt. Ondanks hun (valselijk) libertaire woorden leunen ze liever aan tegen hun stalinistische en ultra-linkse (pro- of antistalinistische) buren dan dat ze de Kommunistische Linkerzijde in staat stellen gehoor te vinden voor een duidelijk internationalistisch klassenperspectief.
We verbazen ons geen moment over deze houding van de organisatoren die zo het ideologisch totalitarisme versterken waarvan ze een radertje zijn, hoewel bescheiden, niettemin onmisbaar om te voorkomen dat mensen die zichzelf vragen stellen daarop politieke antwoorden vinden waarover ze kunnen debatteren. Door ons een stand te weigeren draagt het officiële anarchisme haar steentje bij aan het burgerlijke eenheidsenken.
Sommige deelnemers die zich aan deze houding ergerden hebben trouwens al openlijk van hun solidariteit blijk gegeven door onze pers vanaf de tafels van hun stands te verspreiden en ze aarzelden ook niet om zich mondeling en schriftelijk te beklagen over de houding van de organisatoren: “De IKS staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar dat spreekt voor zich: het zijn nu eenmaal marxisten. [...] Voor wie belangstelling heeft voor hun standpunten staan ze echter open voor discussie. Hun bijeenkomsten zijn openbaar en je mag er ongehinderd je anarchistische standpunten komen toelichten of zelfs anarchistische pamfletten verspreiden onder de bezoekers. Dat lijkt me dus heel wat democratischer dan een anarchistische boekenbeurs waar enkele organisatoren op eigen houtje beslissen om bepaalde groepen te weigeren. Voor sommige anarchisten is het misschien wel interessant om de verschillen en overeenkomsten te kunnen onderscheiden, waarbij men de eigen standpunten leert formuleren en verdedigen. Wanneer je echter geen zin hebt om met hen in discussie te gaan, bijvoorbeeld omdat ze niet anarchistisch, veganistisch, feministisch of pacifistisch genoeg zijn, of anderszins niet in je wereldbeeld passen, dan doe je dat gewoon niet... Het is echter wat anders dan een platform te bieden voor de platte propaganda van stalinisten en trotskisten die zieltjes komen winnen! [...] ik zie in het geval van de IKS vooralsnog onvoldoende grond om hen deelname aan de anarchistische boekenmarkt te ontzeggen. Het is daarbij geenszins mijn bedoeling om dan maar meteen de poorten open te zetten voor de hele trotskistische en stalinistische mikmak; mijns inziens onderscheidt de IKS zich, ook vanuit een anarchistisch standpunt, daar in gunstige zin van. De historische stromingen waarop zij zich beroepen zijn in hun tijd overigens in niet mindere mate het slachtoffer geworden van de door Trotski en Stalin ontketende repressie en terreur dan de anarchisten. Het zou toch vreemd zijn als een bepaalde manier van denken die door toedoen van het stalinisme praktisch van de aardbodem is verdwenen (en die op velen ongetwijfeld een anachronistische indruk maakt) nu het zwijgen wordt opgelegd door anarchisten!” (1). Wie politiek consequent wil zijn moedigen we aan stelling te nemen en we publiceren die ook.
Van onze kant nodigen we eenieder, die daadwerkelijk een confrontatie van ideeën wil aangaan en over de problemen van de wereld wil debatteren, over de klassenstrijd en de toekomst van de mensheid, uit voor onze openbare activiteiten, zowel voor onze discussiebijeenkomsten waar gedebatteerd wordt rond de vragen van deelnemers, als voor onze openbare bijeenkomsten waar gedebatteerd wordt aan de hand van een inleiding waarin het standpunt van de IKS over een onderwerp wordt uiteengezet, of ons aan te spreken tijdens de verkoop van onze pers tijdens verschillende manifestaties en de strijd van de arbeidersklasse.
Mei 2005
(1) Zie Open brief van uitgeverij De Dolle Hond aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs, en Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken, in Wereldrevolutie, nr. 101.
Op vrijdag 22 juli om 10.00 uur ’s ochtends schoot de politie een 27-jarige Braziliaanse electricien dood, Jean-Charles de Menezes, met vijf kogels die van korte afstand en in koelen bloede werden afgevuurd. De misdaad waarvoor deze jonge arbeider standrechtelijk is geëxecuteerd, was simpelweg dat hij zich op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevond, en misschien (er zijn altijd twijfels over de officiële versie) dat hij voor een groep dreigende politiemannen is weggelopen, die hem voor iemand anders aanzagen. Dit gebeurde niet in een favela van Rio de Janeiro en de revolverhelden waren geen leden van een ‘doodseskader’ dat de vrije hand heeft van de autoriteiten, zoals in Brazilië of andere Derde Wereldlanden gebeurt, om ‘anti-sociale elementen’ ‘op te ruimen’, of het nu kleine criminelen zijn of politieke tegenstanders. Het gebeurde in Londen, de hoofdstad van ‘het meest democratische land ter wereld’, en de politieagenten waren ‘bobbies’, wereldwijd beroemd om hun goedaardigheid, die optraden op bevel van ’s werelds meest prestigieuze politieagentschap: Scotland Yard.
Het behoeft geen betoog dat deze misdaad een bepaalde emotie onder de zegslieden van de heersende klasse heeft losgemaakt: de Financial Times sprak van “een potentiëel gevaarlijke bocht” die de veiligheidsdiensten nemen. Klaarblijkelijk heeft de Londense politiechef Sir Ian Blair de “vergissing betreurd” en heeft de familie van het slachtoffer zijn condoléances betuigd. Vanzelfsprekend is er ook een onderzoek geopend om “de waarheid te achterhalen”. Het is zelfs mogelijk dat politieagenten ervoor worden bestraft dat ze geen onderscheid wisten te maken tussen een Braziliaanse katholiek en een Pakistaanse moslim. Maar de verantwoordelijken voor de misdaad zijn niet de schietgrage revolverhelden. Zij vermoordden de jonge Jean-Charles omdat zij het bevel hadden tot schieten om te doden.
Er is geen gebrek aan verklaringen, druipend van de subtiele hypocrisie die zo kenmerkend is voor de Britse heersende klasse: volgens Sir Ian Blair is er “niets onnodigs of nonchalants aan de hand. Er is geen beleid van schieten om te doden, er is een beleid van schieten om te doden om te beschermen” (1). Zijn voorganger, John Stevens, die niet meer op zijn woorden hoeft te passen, heeft het een paar maanden geleden nog brutaler gezegd: “Er is maar één zekere manier om een zelfmoord bommengooier die vastberaden is om zijn missie te vervullen tegen te houden – vernietig zijn brein onmiddellijk, volkomen. Dat betekent hem met vernietigende kracht in het hoofd schieten, hem onmiddellijk doden” (2). Het is niet alleen de politie die dergelijke taal bezigt; de door en door ‘linkse’ Burgemeester van Londen, Ken Livingstone, rechtvaardigt de schietpartij met de volgende woorden: “Wanneer je te maken hebt met iemand die een zelfmoord bommengooier zou kunnen zijn, als ze bij bewustzijn blijven, zouden ze kunststof explosieven kunnen laten afgaan of wat ze ook maar bij zich hebben. Daarom zal er in deze omstandigheden overweldigend een schiet-om-te-doden beleid zijn” (3).
Laten we ons niet vergissen: het argument van “zelfmoord bommengooiers die vastberaden zijn om hun missie te vervullen” is een bedrieglijk voorwendsel: toen de Britse troepen onschuldige Ierse burgers neerschoten omdat ze dachten dat ze terroristen waren, was dat niet omdat de werkelijke IRA-terroristen zelfmoord bommengooiers waren (bovendien is zelfmoord door de Katholieke kerk verboden). In werkelijkheid heeft de kapitalistische staat, in Groot-Brittannië net als in alle ‘democratische’ landen terroristische aanvallen, zoals op 7 en 21 juli in Londen, altijd al gebruikt als een excuus om zijn repressieapparaat te versterken, om maatregelen te nemen die over het algemeen worden toegerekend aan ‘totalitaire’ regimes, en in de eerste plaats om de bevolking eraan gewend te laten raken. Dit is wat er na 11 september 2001 in de Verenigde Staten is gebeurd, en na de bomaanslagen in Frankrijk in 1995 die aan de Algerijnse GIA (groepen van gewapende islamieten) werden toegeschreven. Volgens de propaganda van de heersende klasse moet je kiezen: of altijd en overal een steeds verstikkender politieaanwezigheid te accepteren, of ‘de terroristen in de kaart spelen’. In Groot-Brittannië heeft deze almachtige politieaanwezigheid vandaag nieuwe hoogtepunten bereikt: ze hebben vandaag niet alleen het recht, maar ook het bevel om iedereen om te brengen die ‘verdacht’ lijkt of die niet aan hun sommaties gehoorzaamt. En dat in het land dat in 1679 de Habeas Corpus wet heeft uitgevonden, die willekeurige arrestaties uitbande. Traditioneel kon je in Groot-Brittannië, net als in alle ‘democratische’ landen, zonder aanklacht niet langer dan 24 uur gevangen worden gehouden. Vandaag worden er in Groot-Brittannië al mensen in de Belmarsh gevangenis (bij Londen) opgesloten en vastgehouden zonder rechtszaak (4). Nu kunnen ze zonder waarschuwing ook op straat worden doodgeschoten!
Momenteel zijn de officiële doelwitten ‘zelfmoord bommengooiers’. Maar het zou een verschrikkelijke vergissing zijn om te denken dat de heersende klasse hier zou stoppen. De geschiedenis heeft telkens opnieuw aangetoond dat de kapitalistische klasse niet aarzelt om haar ‘democratische principes’ de grond in te stampen wanneer zij zich bedreigd voelt. In het verleden zijn deze principes een wapen geweest in haar strijd tegen het despotisme en de heerschappij van de aristocratie. Maar nadat zij eenmaal de ongedeelde macht over de maatschappij had veroverd, behield zij ze als versierselen, bedoeld om de uitgebuite massa's om de tuin te leiden en hen hun uitbuiting te doen aanvaarden. In de negentiende eeuw kon de almachtige Britse bourgeoisie zich de luxe veroorloven om politieke vluchtelingen van neergeslagen revoluties over het hele continent asiel te verlenen, zoals aan de Franse arbeiders die de onderdrukking van de Parijse Commune in 1871 ontvluchtten. De bourgeoisie wordt niet bedreigd door ‘islamitisch terrorisme’. De hoofdzakelijke slachtoffers van deze criminele terreur zijn de arbeiders die met de metro naar het werk gaan, of de kantoorbedienden van de Twin Towers. Dankzij de perfect gerechtvaardigde horror die het onder de bevolking verbreidt, heeft ‘terrorisme’ als een uitstekend voorwendsel gediend aan een hele reeks van staten om hun imperialistische avonturen in Afghanistan en Irak te rechtvaardigen.
Nee, de enige kracht die de bourgeoisie kan bedreigen is de arbeidersklasse. Momenteel vormen de arbeidersgevechten geen enkele bedreiging voor de burgerlijke orde, maar de heersende klasse weet heel goed dat de onverbiddelijke crisis van haar systeem, en de steeds gewelddadiger aanvallen die zij op de arbeiders moet uitvoeren, hen slechts tot steeds uitgebreidere gevechten kan aansporen, tot op het punt waarop zij de macht van hun uitbuiters zullen bedreigen. Wanneer dat gebeurt, zullen het niet de ‘terroristen’ zijn die als honden worden afgeschoten, maar de meest militante arbeiders en revolutionaire elementen (die voor de gelegenheid zullen worden afgeschilderd als ‘terroristen’) (5) en communisten. Van een Habeas Corpus zal geen sprake zijn.
Dit zijn geen ijdele speculaties, of voorspellingen met een kristallen bol. Dit is hoe de bourgeoisie zich altijd heeft gedragen wanneer haar vitale belangen worden bedreigd. De behandeling die alle ‘democratische’ landen normaliter voorbehouden aan de Derde Wereld of aan gekoloniseerde bevolkingen, wordt op de proletariërs toegepast zodra zij tegen hun uitbuiting in opstand komen. In 1919, in een Duitsland dat door de Sociaal-Democratische Partij geregeerd werd – de partij van Gerhard Schröder en tegenhanger van Tony Blair’s Labour Party – werden duizenden arbeiders ervoor gemassacreerd dat zij, na de revolutie van 1917 in Rusland, tegen de burgerlijke orde waren opgestaan. Revolutionairen als Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden vermoord door soldaten die hen onder het voorwendsel van een “poging tot ontsnapping” hadden gearresteerd. De walgelijke moordpartij op het Stockwell station moet niet alleen worden aangeklaagd. Alle gebruikelijke jengelende liberalen die klagen over de ‘schade aan de democratische vrijheden’ zijn daartoe in staat. In de eerste plaats zou dit een les moeten zijn voor de arbeiders in Groot-Brittannië en overal elders op de wereld om de ware aard en de werkelijke methoden van hun klassenvijand, de kapitalistische klasse, te begrijpen. Dit zijn de ‘doodseskaders’ die de bourgeoisie vandaag overal ter wereld voorbereid, en waartegen de arbeidersklasse het morgen zal moeten opnemen.
25 juli 2005, Internationale Kommunistische Stroming.
(1) https://Guardian.co.uk [11], 24 juli 2005.
(2) News of the World, zondag 6 maart 2005, p. 13, Forget Human Rights. Kick Out The Fanatics (Vergeet de mensenrechten, gooi de fanaten eruit), door Sir John Stevens, voormalig commissaris van de hoofdstedelijke politie.
(3) https://News24.com [12], 22 juli 2005.
(4) Dankzij ‘speciale’ wetten zoals die jarenlang in Noord-Ierland zijn toegepast.
(5) Tijdens de omvangrijke stakingen van 1995 in Frankrijk vergeleek de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, Charles Pasqua, de stakers met de terroristen die een paar maanden eerder in de Parijse metro een bom hadden laten ontploffen, en daarmee acht mensen doodden.
Ons vlugschrift, De weigering om de IKS toe te laten op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht [17], hebben we per post en e-mail verspreid en uitgedeeld op de anarchistische Pinksterlanddagen van mei 2005 in Appelscha. We ontvingen enkele schriftelijke reacties die we begroeten, en waarvan de tekst hier volgt. We komen hier nog terug op en zullen de briefschrijvers antwoorden.
22 mei 2005
Beste medewerkers van Wereldrevolutie,
Even een korte reactie op jullie open brief.
Jullie gebruiken de term officieel anarchisme. Dat maakt het wat verwarrend. Als daarmee het individueel anarchisme wordt bedoeld wordt het veel duidelijker.
Jullie bekritiseren de houding van Kropotkin tegenover de eerste wereldoorlog en de deelname van anarchisten aan de spaanse regering in 1936. Noch met instemming met oorlog noch met deelname aan een regering kan ik als anarchistisch communist instemmen. Maar er zijn ook altijd andere anarchisten geweest die het met dit soort dingen niet eens zijn. Jullie moeten misschien uitkijken om conclusies te trekken voor alle anarchisten als sommige anarchisten worden bedoeld.
De anarchistische beweging kenmerkt zich door een soort ad hoc beleid: de ene keer wordt met mensen van bepaalde stromingen wel samengewerkt, de andere keer niet. Het heeft te maken met het feit dat op het niveau van het collectief geen beslissingen worden genomen. Men stelt het zo voor dat collectieve besluiten de "individuele vrijheid" zouden beperken. Alsof die individuen niet zelf deel uitmaken van het collectief!
Van dit onduidelijk beleid zijn julllie in dit geval het slachtoffer geworden. Terwijl liberaal getinte mensen (zoals sympathisanten van GroenLinks) vaak in grote aantallen aanwezig zijn bij evenementen van anarchisten, zijn jullie nu niet eens toegelaten tot zulke evenementen.
Dat neemt niet weg, dat ik vind dat organisatoren van politieke evenementen de mogelijkheid moeten hebben bepaalde mensen wel en anderen niet toe te laten tot deze evenementen, maar hierover moet een duidelijk beleid worden vastgesteld. Zo kan er voor worden gekozen dat de discussies worden gevoerd door alleen mensen die afkomstig zijn van uitgesproken linkse anarchistische initiatieven. De vergaande politieke overeenstemming zal dan de besluitvorming soepel kunnen laten verlopen. Bij andere gelegenheden kan er voor worden gekozen discussies breder te voeren dan alleen onder linkse anarchisten. Daar zouden jullie dan wat mij betreft ook welkom zijn. Aangezien de alternatieve boekenbeurzen zich richten op een breder publiek dan alleen linkse anarchisten begrijp ik niet waarom jullie hier van zijn geweerd. Ik zou dan ook graag iets lezen over de motieven van de organisatoren.
Met libertaire groet, R.
K, 28 mei 2005
L.S.
Ik vind het zeer vreemd dat een linkse organisatie als de I.K.S. wordt geweigerd op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht.
De I.K.S. staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar daar is toch niets mis mee.
Het is daarom zeer vreemd dat de I.K.S. het zwijgen wordt opgelegd door enkele organisatoren, die kennelijk op eigen houtje kunnen beslissen wie wel en wie niet wordt toegelaten.
Wat hebben deze organisatoren eigenlijk tegen het kommunisme?
Kommunisme is logisch, iedereen kan het begrijpen.
Een eerlijker verdeling van rijkdom en macht.
Omdat je geen uitbuiter wilt zijn.
Als je het hiermee niet eens bent; licht je standpunten dan toe op de openbare bijeenkomsten van de I.K.S.
Het is nog altijd beter om met elkaar in discussie te gaan, dan elkaar dood te zwijgen.
Met vriendelijke groet,
P. te K.
[28 november 2005]
Beste IKS'ers/ kameraden,
bij deze wil ik jullie wederom laten weten dat ik het weren van jullie op de @-boekenbeurs te Utrecht belachelijk vindt. Als regelmatige bezoeker van deze beurs is het mij bekend dat er op de beurs een rijke schakering van stands aanwezig is van groepen/boekhandels die zowel anarchistisch (in al haar verscheidenheid), niet-duidelijk gepositioneerd en niet-anarchistisch aanwezig zijn. Dat bij zo'n uiteenlopende waaier aan stands een groep die staat voor een interationalistische arbeidersstrijd van onderop wordt geweerd is volstrekt arbitrair en belachelijk. Mede gelet op de historische overeenkomsten en debatten tussen vrije socialisten en internationale kommunisten zou de IKS niet misstaan op de boekenbeurs. Ook is de IKS al jaren een welkome gast op de Anarchistische Pinksterlanddagen. Bij deze roep ik de organisatie van de beurs dan ook op om een plek te gunnen aan de IKS of op zijn minst hen binnen hun krant te laten verkopen.
Solidaire groeten,
BW
[5 januari 2006]
Ik begrijp niet waarom de organisatoren van de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht een organisatie als de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) niet toelaten.
Als ik het goed begrijp streeft de zeer uiteenlopende anarchistische beweging naar een maatschappij waarin iedereen als gelijkwaardig wordt beschouwd, waarin niemand heerst over een ander en waarin alle menselijke behoeften worden bevredigd.
Dit leunt aan bij de maatschappij die de IKS verdedigd, nl. de communistische maatschappij. De organisatie van die maatschappij en de manier om tot deze maatschappij te komen verschillen wel, om het simplistisch te zeggen. Het communisme is veel wetenschappelijker onderbouwd, o.a. door het historisch materialisme, en is daarom geloofwaardiger, vind ik.
De organisatoren reageren hypocriet door te zeggen dat de IKS niet in hun profiel past. Ik betwijfel of de organisatoren wel echt een anarchistische of communistische wereld willen opbouwen.
Hoe willen de organisatoren deze maatschappij gebaseerd op samenwerking en solidariteit bereiken als ze organisaties die eenzelfde soort maatschappij nastreven, uitsluiten en negeren?
Alleen door een open debat te voeren, kan een klare kijk ontstaan op het kapitalisme, de maatschappij die deze wereld naar de afgrond leidt. Alleen door een open debat kan je standpunten delen en vervolgens bediscussiëren.
Alleen zo kan een efficiënte revolutie die zal leiden tot een betere wereld worden voorbereid, want zwijgen betekent verstikking van de revolutie. Geen revolutie, zonder discussie.
De IKS staat open voor discussie, dat bewijst ze door de openbare bijeenkomsten die ze regelmatig organiseert. Daar mag je je standpunten, anarchistisch, communistisch of iets anders, altijd verkondigen en verdedigen.
Met vriendelijke groet,
Y.
Ook dit jaar hebben de ‘anarchistische marktmeesters’ geweigerd, nu zelfs zonder enige opgaaf van redenen, om ons een stand toe te kennen op de Utrechtse alternatieve boekenbeurs. Deze houding staat in totale tegenstelling tot de lange traditie van discussie, in Nederland zoals elders, tussen de linkskommunistische stroming enerzijds en de stromingen binnen het anarchisme anderzijds die op zoek zijn naar een alternatief voor de barbarij van oorlog en ellende binnen het kapitalisme.
Dit laat andermaal zien hoe weinig de stromingen binnen het anarchisme die zich aan de kant scharen van de arbeiders- en werklozenstrijd voor de revolutie gemeen hebben met de ‘gevestigde’ anarchistische organisaties of structuren. Zowel wat hun standpunten betreft als hun houding doen die in niets onder voor stalinistische of trotskistische klieken. Vandaar dat ze nationalistische groepen of crypto-stalinistische boekhandels toelaten maar internationalistische standpunten onaanvaardbaar achten en grofweg weren.
Wij roepen dan ook op om daarover te discussiëren en stelling te nemen door:
Zie ook:
Over de weigering om de IKS toe te laten op de anarchistische boekenbeurzen te Gent en Utrecht [20], in Wereldrevolutie, nr. 106, september-december 2005
De weigering om de IKS toe te laten op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht [17], in Internationalisme, nr. 319/320 - 15 juni-15 september 2005, IKS-Webspecials, mei 2005
Open brief van uitgeverij ‘De Dolle Hond’ aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs [21], bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 104, IKS-Webspecials 2004
Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken [22], in Wereldrevolutie, nr. 101, januari-april 2004
De Dolle Hond en de IKS
Waarom uitgaven van de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) op de kraam van Uitgeverij de Dolle Hond?
We kunnen onze vrienden gerust- en moeten onze vijanden helaas teleurstellen: de Dolle Hond is niet toegetreden tot de een of andere obscure communistische sekte. Desondanks leggen we wel lectuur van de IKS op onze kraam op de anarchistische boekenbeurs.
Sinds een aantal jaren wordt de linkscommunistische (dwz. niet-stalinistische en ook niet-trotskistische) organisatie IKS systematisch een kraam geweigerd door de organisatoren van de anarchistische en alternatieve boekenmarkten in Gent en Utrecht. Wij verwonderen ons al geruime tijd over dit volstrekt willekeurige beleid, temeer daar andere niet-anarchistische clubs van deze organisatoren alle ruimte krijgen - van burgerlijk-democratische en reformistische tot en met nationalistische en zelfs stalinistische groepen. Op ons verzoek om een schriftelijke uitleg van dit willekeurige beleid hebben wij een jaar na dato geen enkele reactie ontvangen.
De Dolle Hond is het op tal van punten fundamenteel oneens met de IKS. Of het nu gaat om de scheuring in de Eerste Internationale, de opstand van Kroonstad van 1921, de Spaanse revolutie van 1936 tot en met de beoordeling van de recente opstanden in de Franse voorsteden, onze standpunten lopen mijlenver uiteen.
Volgens de Dolle Hond is de IKS een half-leninistische organisatie, met hopeloos verouderde opvattingen over een politieke voorhoede van het proletariaat en een star aangehangen historisch-materialisme. Volgens de IKS is de Dolle Hond anarchistisch en 'radenistisch' geinspireerd. Een blik op ons fonds maakt duidelijk dat dit label tekort schiet: men kan ons evenzogoed dadaistisch, surrealistisch, situationistisch of voor ons part zelfs khayyamistisch geinspireerd noemen.
Ondanks al deze verschillen blijft de Dolle Hond met de IKS in discussie (tja, ieder zijn meug) en maken wij bezwaar tegen de, ons inziens volstrekt willekeurige, weigering van de IKS op de anarchistische boekenmarkt.
Zaterdag 3 december 2005
Uitgeverij de Dolle Hond
maandag 28 november 2005
Beste IKS’ers/ kameraden,
bij deze wil ik jullie wederom laten weten dat ik het weren van jullie op de @-boekenbeurs te Utrecht belachelijk vindt. Als regelmatige bezoeker van deze beurs is het mij bekend dat er op de beurs een rijke schakering van stands aanwezig is van groepen/boekhandels die zowel anarchistisch (in al haar verscheidenheid), niet-duidelijk gepositioneerd en niet-anarchistisch aanwezig zijn. Dat bij zo'n uiteenlopende waaier aan stands een groep die staat voor een interationalistische arbeidersstrijd van onderop wordt geweerd is volstrekt arbitrair en belachelijk. Mede gelet op de historische overeenkomsten en debatten tussen vrije socialisten en internationale kommunisten zou de IKS niet misstaan op de boekenbeurs. Ook is de IKS al jaren een welkome gast op de Anarchistische Pinksterlanddagen. Bij deze roep ik de organisatie van de beurs dan ook op om een plek te gunnen aan de IKS of op zijn minst hen binnen hun krant te laten verkopen.
Solidaire groeten,
BW
Wie waren de voornaamste slachtoffers van de terroristische aanslagen in het centrum van Londen op 7 juli 2005? Net als in New York in 2001 en Madrid in 2004 hadden de bommen het bewust op arbeiders gemunt, op mensen die metro en bus gebruiken om naar hun werk te reizen. Al Qaïda, dat de verantwoordelijkheid voor deze massamoord heeft opgeëist, beweert dat het handelt uit wraak voor ‘Britse militaire bloedbaden in Irak’. Maar de eindeloze slachtpartijen op de bevolking in Irak is niet de schuld van de werkende mensen in Groot-Brittannië; het is de verantwoordelijkheid van de heersende klassen van Groot-Brittannië, de Verenigde Staten – om niet te spreken van de terroristen van het zogenaamde ‘Verzet’, die dagelijks hun eigen aandeel hebben in het vermoorden van onschuldige arbeiders en burgers in Bagdad en andere Iraakse steden. De architecten van de oorlog in Irak, de Bushs en Blairs, worden ondertussen veilig buiten schot gelaten; de gruweldaden van de terroristen verschaffen hen zelfs het perfecte voorwendsel om hun volgende militaire avontuur te lanceren, net zoals ze dat in Afghanistan en Irak deden in het kielzog van ‘11 september’.
Dit is allemaal volgens de logica van de imperialistische oorlog: oorlogen die in het belang van de kapitalistische klasse worden gevoerd, oorlogen omwille van de heerschappij over de planeet. De grote meerderheid van de slachtoffers in deze oorlogen zijn de uitgebuiten, de onderdrukten, de loonslaven van het kapitaal. De logica van de imperialistische oorlog wakkert nationale en raciale haat aan, verklaart hele volkeren tot ‘de vijand’ die moet worden beledigd, aangevallen en uitgeroeid. Zij zet de ene arbeider op tegen de andere en maakt het voor hen onmogelijk om hun gezamenlijke belangen te verdedigen. Erger nog, zij roept de arbeiders op om zich achter de nationale vlag en de nationale staat te scharen, om gewillig de oorlog in te marcheren ter verdediging van belangen die niet de hunne zijn, maar van hun uitbuiters.
In zijn verklaring over de bomaanslagen in Londen tijdens de bijeenkomst van de rijken en machtigen op de G8-top zei Blair: “Het is belangrijk dat degenen die terrorisme uitoefenen zich realiseren dat onze vastberadenheid om onze waarden en levenswijze te verdedigen groter is dan hun vastberadenheid om dood en verderf te zaaien onder onschuldige mensen.”
Alle solidariteitsverklaringen van de ‘wereldleiders’ met de slachtoffers van de aanslagen in Londen zijn pure huichelarij. Dit zijn de leiders van een maatschappelijk systeem dat in de loop van de afgelopen eeuw tientallen miljoenen mensen vernietigd heeft in twee barbaarse wereldoorlogen en in talloze andere conflicten, van Korea tot de Golf, van Vietnam tot Palestina. En in tegenstelling tot de illusies die Geldoff, Bono en de rest uitventen zijn het de leiders van een systeem dat van nature niet in staat is om ‘de armoede af te schaffen’, maar dat honderden miljoenen mensen tot steeds meer ellende veroordeelt, en dat omwille van de winsten de planeet vergiftigt. De solidariteit die de wereldleiders willen is een valse solidariteit. Het is de nationale eenheid tussen de klassen die hen in staat zal stellen om in de toekomst nieuwe oorlogen te ontketenen. De enige werkelijke solidariteit is de internationale solidariteit van de arbeidersklasse, gebaseerd op de gezamenlijke belangen die de uitgebuiten in ieder land gemeen hebben. Een solidariteit die dwars door alle raciale en religieuze verdelingen heen snijdt, en die de enige kracht vormt die in staat is om tegen de kapitalistische logica van militarisme en oorlog op te treden.
De geschiedenis heeft de macht van een dergelijke solidariteit aangetoond: in 1917-1918, toen muiterijen en revoluties in Rusland en Duitsland een eind maakten aan de slachtpartij van de Eerste Wereldoorlog. De geschiedenis heeft ook aangetoond welke verschrikkelijke prijs de arbeidersklasse betaalde toen deze solidariteit weer werd vervangen door nationale haat en loyaliteit aan de heersende klasse: de holocaust van de Tweede Wereldoorlog. Vandaag verspreidt het kapitalisme opnieuw oorlog over de hele aardbol. Wanneer we willen verhinderen dat het ons allemaal opslokt in chaos en vernietiging, moeten we alle patriottische ordewoorden van onze heersers verwerpen, moeten we vechten om onze belangen als arbeiders te verdedigen, en moeten we ons verenigen tegen deze stervende maatschappij, die ons niets anders te bieden heeft dan dood en verschrikking op steeds grotere schaal.
7 juli 2005, Internationale Kommunistische Stroming
De demonstraties die donderdag 16 maart over heel Frankrijk plaatsvonden brachten zo’n 500.000 mensen op straat terwijl de beweging nog in omvang toenam; de grote vraag van de week daarvoor – of the massa van de loonarbeiders zich bij de betogingen die voor zaterdag 18 maart waren voorzien zou aansluiten – werd concreet beantwoord: in Frankrijk als geheel kwamen er ongeveer een miljoen mensen op straat (1). Zelfs steden waarin al sinds mensenheugenis geen enkele demonstatie meer was gehouden werden erdoor aangestoken: 15.000 mensen in Pau; er was zelfs een demonstratie in Chalons sur Saône midden op het Franse platteland.
Voor de leden en sympathisanten van de IKS die in de afgelopen werken aan de beweging deelnamen, vooral sinds de demonstraties van 7 maart, waren het gedenkwaardige en opwindende dagen. We zullen hier geen uitgebreid verslag doen van de gebeurtenissen (we hebben daar de tijd niet voor!) maar leggen liever de nadruk op een paar aspecten die ons de belangrijkste van de beweging lijken.
Sommige mensen zouden zich kunnen afvragen waarom een kommunistische organisatie zichzelf met zoveel enthousiasme – zoals de IKS dat gedaan heeft – in een studentenbeweging stort. De studenten vormen tenslotte op zichzelf geen klasse, en maken als zodanig ook geen deel uit van de arbeidersklasse. Er zijn echter twee goede redenen:
Voor degenen onder ons van de ‘oude generatie’, die deelnamen aan de strijd zoals die door de gebeurtenissen van Mei 1968 in heel de geïndustrialiseerde wereld opvlamde, is één van de belangrijkste kenmerken van de huidige beweging het verdwijnen van de ‘generatiekloof’ waarover de media indertijd zoveel ophef maakten. De ouders van de nieuwe generatie van de arbeidersklasse die de beweging van de jaren 1960 en 1970 op gang brachten hadden de gruwelijke nederlaag meegemaakt van de contra-revolutie, het leed van de jaren 1930 en de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog (en al de illusies over de overwinning van de ‘democratie’ na de oorlog). De jeugd groeide op in een andere wereld en koesterde vaak een diep wantrouwen tegenover hun ouders (het sterkste voorbeeld daarvan werd ongetwijfeld gevormd door Duitsland, waar de leuze “vertrouw niemand van boven de dertig” de walging vertaalde van de jeugd voor wat ze zagen als de erfenis van het Nazisme in de generatie die de oorlog had meegemaakt). Daarvan vinden we nu niets meer terug. In tegendeel, de oudere leden van de IKS, die politiek actief werden in de beweging van 1968, werden diep getroffen bij het zien van jongeren die hun kinderen konden zijn (en die, in sommige gevallen, inderdaad hun kinderen waren) en die naar hen toekwamen om raad te vragen en die wilde leren uit de geschiedenis van hun strijd. Leden van over de vijftig en zestig jaar konden massabijeenkomsten van jongeren toespreken waarbij er niet alleen naar ze werd geluisterd maar er ook voor ze werd geapplaudisseerd (eigenlijk werd er iedere keer geapplaudiseerd als IKS-leden het woord kregen, soms zelfs met groot enthousiasme). In Toulouse, waar een van onze kameraden les aan de universiteit geeft en bekend staat als lid van onze organisatie werd er geapplaudisseerd door een massabijeenkomst van meer dan duizend studenten die hem vervolgens vroegen om een ‘alternatieve cursus’ over de geschiedenis van de revolutionaire beweging te geven. In Grenoble werd een andere kameraad bij een massabijeenkomst verwelkomd door verschillende jongeren die verklaarden “we rekenen op jou om tegen de vakbonden in te gaan” – hetgeen hij natuurlijk naar vermogen deed!
Het belang van deze eenheid van verschillende generaties, waar de ouderen datgene wat ze geleerd hebben kunnen toevoegen aan de dynamiek van de jongeren is tekenend voor de nieuwe geest die door de wereld van de arbeidersklasse waait. Momenteel staan er twee generaties van ongeslagen arbeiders tegenover het kapitaal: de oudere generatie is weliswaar toegetakeld door de strijd van de jaren 1980 en de gruwelijke teruggang van de jaren 1990 – maar heeft het hoofd niet gebogen en de jeugdherinneringen ervan bestaan niet uit die van de oorlog, maar die van strijd.
De beweging is georganiseerd in massabijeenkomsten (assemblées générales of AG genaamd; algemene vergaderingen) die op iedere vergadering over de staking stemmen voor de periode tot aan de volgende vergadering. Het is duidelijk dat de graad en samenhang van de organisatie verschilt van de ene universiteit tot de andere. In veel gevallen wordt de algemene vergadering voorgezeten door een zelf-benoemd presidium dat is opgezet door een studentenvakbond (meestal de UNEF), die ertoe neigt het functioneren ervan te overheersen en de deelname van niet-vakbondsleden te ontmoedigen. Maar elders – vooral in Paris III Censier dat in de beweging duidelijk voorop loopt – is de graad van organisatie en rijpheid van de studenten wel heel opmerkelijk. Zie hoe iedere vergadering begint: met een voorstel voor een presidium van drie personen, waarvan elk van de kandidaten zijn of haar naam geeft, studiejaar en studierichting, en daaraan toevoegt of hij al dan niet deel uitmaakt van een vakbond of van een politieke organisatie (niet-vakbondsleden en niet-politieken geven doorgaans de toon aan); het presidium wordt dagelijks gewijzigd, en er wordt niets besloten voordat het is aanvaard door de AG; de dag begint dan met verslagen (te beginnen met verslagen van de verschillende comité’s – “Scholing en actie”, “Pers”, “Contacten naar buiten”, enzovoort – om dan over te gaan naar verslagen van de afgevaardigden die een mandaat hadden gekregen om de nationale of regionale Coördinaties bij te wonen (die zijn gevormd om de verschillende universiteiten te coördineren). En dat is niet de enige opmerkelijke karaktertrek van de AG: iedereen kan het woord voeren – zelfs die van buiten de universiteit; sprekers krijgen een maximum van drie minuten elk (het blijkt mogelijk om in drie minuten heel veel dingen te zeggen!); voorstellen worden gedaan en opgeschreven op het schoolbord achter het presidium zodat iedereen het kan zien. En aan het eind van de vergadering wordt er over alle voorstellen die aan de vergadering zijn voorgelegd gestemd; in sommige gevallen, als het er op lijkt dat een voorstel niet geheel is begrepen roept het presidium mensen op om ‘voor’ en ‘tegen’ een voorstel te pleiten.
De doelmatigheid van de vergadering hangt natuurlijk niet alleen af van het presidium, maar ook van de verbazingwekkende rijpheid van al de deelnemers: naar iedere spreker wordt geluisterd, de sprekers zelf nemen de tijdslimiet in acht. Ze hebben zelfs doventaal overgenomen om stilzwijgend goedkeuring te kennen te geven met een spreker, om te voorkomen dat het verloop van de vergadering verstoord wordt door gejuich of applaus. In Nantes slaagde het presidium er in een enthousiaste vergadering te kalmeren met de woorden: “We zijn niet op de televisie hoor!”
Het is niet overdreven om te stellen dat, op hun eigen wijze en in een beperkter beweging, de huidige Franse jeugd niet alleen de erfgenaam is van Mei 1968, maar ook van de Poolse arbeiders die de Stalinistische staat in 1980 overbluften.
Ondanks het feit dat de AG vaak worden geleid door een presidium dat door de vakbond wordt beheerst bestaat er toch een algemeen en gezond wantrouwen tegenover ieder voorstel om de besluitvorming bij de AG zelf weg te halen. Bij Paris III Censier waren we getuige van debatten over twee zaken die dit heel goed illustreren: over de aard van het mandaat dat de AG gaf aan haar afgevaardigden naar de regionale Coördinatie van het Île de France (de Parijse regio), en over het voorstel om een ‘coördinatiebureau’ op te zetten dat zogenaamd als een soort van ‘informatieverspreider’ zou moeten worden aangesteld door de regionale Coördinatie.
In het debat over het mandaat stonden aanvankelijk de aanhangers van ‘vrije’ en ‘onvoorwaardelijke’ mandaten tegenover elkaar: de eersten wilden de afgevaardigden in wezen in staat stellen om hun eigen initiatieven te ontplooien tijdens de Coördinatie; zelfs als dit in tegenspraak was met het mandaat van de AG; de laatsten wilden de afgevaardigden er op vastleggen enkel te stemmen volgens de besluiten en discussies van de AG zelf. Zoals snel duidelijk werd gemaakt bestaat één van de belangrijkste nadelen van het ‘onvoorwaardelijke’ mandaat er uit dat de gedelegeerde niets meer kan zeggen over een nieuw voorstel dat niet vooraf door de AG is bediscussieerd. Het duurde niet meer dan tien minuten voordat het presidium dat helder en begrijpelijk wist te maken en om over te gaan tot het stemmen over een tussenoplossing: het half-voorwaardelijke mandaat, waarbij door de AG benomen besluiten bindend zijn terwijl er ruimte blijft voor het initiatief van de afgevaardigden zodra het over een zaak gaat die nog niet in de AG was bediscussieerd.
Het voorstel om een ‘coördinatiebureau’ tot stand te brengen werd na niet meer dan vijf minuten verworpen omdat er geen enkel nuttig doel werd gediend met het invoeren van nog weer een centralisatieniveau onafhankelijk van de AG.
Het hoeft geen verbazing te wekken dat de voorstellen om de besluitvorming bij de AG weg te halen van de trotskisten van de LCR (Ligue Communiste Révolutionnaire) kwam: dit is een consequente politiek van trotskisten en vakbondsmensen – het tot stand brengen van steeds meer ‘coördinatie’-lagen en steeds meer ‘bureaus’ waar de informatie en de beslissingsbevoegdheid terecht komen, en waar hun eigen leden over alle informatie kunnen beschikken en de macht uitoefenen. Wat ons betreft – en hoewel we in het algemeen uit beginsel tegen het ‘onvoorwaardelijke mandaat’ zijn – kwam de verwerping door de AG’s van deze voorgestelde maatregelen, waardoor de besluitvorming uit haar handen zou verdwijnen, voort uit een gezond instinct van wantrouwen tegenover de pseudo-professionele bureaucraten en politici.
Een idee dat min of meer duidelijk uit de beweging naar voren kwam is dat de eis van intrekking van het CPE niet slechts een studenten-eis is en dat de beweging op zoek moest gaan naar de actieve steun van de loonarbeiders. Het is overbodig te zeggen dat in staking gaan voor loonarbeiders een ander verhaal is dan voor studenten: terwijl het juist is dat voor veel studenten die moeten werken om hun studie te bekostigen en die het zich niet kunnen veroorloven een jaar over te moeten doen staken een ernstige aangelegenheid is, dan is dat niet vergelijkbaar met het probleem waarvoor loonarbeiders worden gesteld die de huur moeten betalen, schulden moeten aflossen, hun gezinnen te eten moeten geven, en die bovendien niet wettig kunnen staken wanneer daartoe niet is opgeroepen door de vakbonden. De studenten beseften dat in het algemeen (afgezien van een paar heethoofden die opriepen tot een ‘algemene staking’, wat in de huidige situatie helemaal niets betekent): er werd bijvoorbeeld (ter voorbereiding van de betoging van 18 maart) herhaaldelijk voorgesteld om te betogen in de weekeinden om de loonarbeiders mee te kunnen laten doen. Maar de lastigste vraag was: hoe de loonarbeiders in beweging te krijgen?
Het meest voor de hand liggende antwoord bestaat eruit daartoe een verzoek in te dienen bij de vakbeweging. En inderdaad zagen we wat dat betreft meerdere malen voorstellen om op plaatselijk of landelijk vlak naar de vakbonden toe te stappen. Het probleem was dat de vakbeweging zelf hoegenaamd geen lust vertoonde om de loonarbeiders de beweging te laten versterken. De vakbonden gaven er geen enkele ruchtbaarheid aan, bijvoorbeeld door op te roepen tot deelname aan de betoging van donderdag 16 maart, en het was pas op vrijdag de zeventiende dat ze er mee begonnen om de betoging van de volgende ochtend bekend te maken. Dat was de eerste betoging waartoe werd opgeroepen voor een zaterdag, met de uitdrukkelijke bedoeling van de kant van de studenten om de loonarbeiders in de gelegenheid te stellen mee te doen.Als we de ware aard van de vakbonden niet kenden – als het puntje bij het paaltje komt zijn het de beste vrienden van de bazen – dan zouden we dat schandalig, en zelfs ronduit beschamend noemen.
Maar wat dan te doen? Als de studenten niet op de vakbonden konden rekenen om de loonarbeiders tot staken op te roepen – wat duidelijk niet het geval was – dan moesten ze het zélf doen, door pamfletten te verspreiden op plaatsen waar veel arbeiders bijeenkomen (in Parijs betekende dat vooral de ondergrondse trein-stations waar iedere dag tienduizenden mensen op weg van en naar hun werk langskomen). Leden van de IKS ondersteunden krachtig – en werden daarvoor enthousiast toegejuicht – het indienen en laten aannemen van moties in die richting.
Heel tekenend voor de beweging is de wijze waarop daarvan verslag is gedaan in de media, zowel in Frankrijk zélf als in het buitenland, en dan vooral door de televisie die voor de meeste arbeiders natuurlijk de belangrijkste bron van informatie is. Tot voor heel kort – eigenlijk met heel weinig uitzonderingen tot aan de betoging van donderdag 16 maart – hadden de media in Frankrijk het over maar één ding: de bezetting van de Sorbonne en de gewelddadige confrontaties tussen bendes van jonge heethoofden (die uit wie-weet-waar kwamen) en de oproerpolitie van de CRS.
Tot voor kort gaf de televisie geen beelden van de massabijeenkomsten, de debatten of zelfs maar van de demonstraties: daartegenover waren er wel veel interviews met studenten die zich tegen de beweging verzetten, reportages over confrontaties tussen studenten, en de aanvallen op de CRS.
Buiten Frankrijk was de black-out rond de studentenbeweging bijna totaal – met uitzondering van geweld-fragmenten.
Dat alles steekt wel heel scherp af bij de ernorme aandacht voor de rellen in de Franse buitenwijken van de voorbije herfst, die werden zodanig buiten proporties opgeblazen dat we verklaringen ontvingen van kameraden in de voormalige Sovjet-Unie ter begroeting van de ‘revolutie’ die in Frankrijk plaatsvond!
We weten heel goed dat de media – en boven alles die van de televisie – nagenoeg volledig door de staat worden gecontroleerd, en dat zelfs waar ze dat niet worden is hun ‘zelf-censuur’ indrukwekkend: er is zelfs een oud Engels rijmpje dat als volgt gaat, en dat overal voor de media geldt: “You cannot hope to bribe or twist, / thank God! the British journalist. / But seeing what that man will do / unbribed, there's no occasion to” (3).
Wat de studenten zich dus moesten afvragen was: welk belang heeft de staat bij het uitzenden van dergelijke beelden – ten koste van haast al het overige? Het antwoord ligt voor de hand: het draagt ertoe bij de beweging in diskrediet te brengen bij de massa van de werkende klasse die momenteel zeker niet staan te trappelen om een gewelddadige confrontatie met de staat aan te gaan. Het geweld dreigt niet alleen de beweging in de rest van de klasse ongeloofwaardig te maken, maar het maakt ook de soevereiniteit van de AG verdacht omdat het geheel en al aan haar controle ontsnapt. Dit laatste vraagstuk – dat van de controle – is van doorslaggevend belang: het geweld van de arbeidersklasse heeft niets te maken met het blinde geweld van de jonge heethoofden bij de Sorbonne of – het moet gezegd worden – van veel anarchistische groepen, vooral omdat het door de klasse als geheel wordt uitgeoefend en collectief wordt gecontroleerd. De studentenbeweging heeft fysieke kracht gebruikt (bijvoorbeeld door de universiteitsgebouwen te barricaderen en de toegang daartoe af te sluiten): het verschil met de confrontaties bij de Sorbonne ligt er in dat er collectief toe werd besloten en er over werd gestemd op de AG en dat de ‘blockers’ een mandaat voor hun actie kregen van hun kameraden. De acties bij de Sorbonne daarentegen werden niet gecontroleerd door de beweging en vormde natuurlijk een perfecte gelegenheid voor het ingrijpen van lomperiken en politie-provocateurs; en gegeven de wijze waarop van dit geweld gebruik werd gemaakt door de media is er alle reden voor de veronderstelling dat er inderdaad provocateurs aanwezig waren om de zaak flink op te jutten.
Gezien de omstandigheden was de reactie van de studenten over het algemeen voorbeeldig. Toen het duidelijk werd dat de regering de Sorbonne daadwerkelijk wilde gebruiken als ‘valkuil’ voor de demonstraties, en als een middel voor onophoudelijke provocaties, kwam de reactie van de AG in Paris II Censier voornamelijk hier op neer: “De Sorbonne is een symbool, dat is waar. Wel, als ze het willen, laat ze hun symbool dan maar houden – des te beter als de CRS dáár is, laat die daar maar blijven. En we raden onze kameraden van de Sorbonne uit om voor hun AG naar Censier te komen.” Die raad werd overgenomen door de AG van Jussieu.
Daar komt nog bij – en ondanks het verlate gemanoevreer van de Trotskisten die probeerden hem te laten verwerpen – dat de AG van Censier een motie aannam “van steun aan de gewonde studenten, eventuele schade die het gebouw heeft opgelopen vewerpend, en uit medeleven met de gewonde CRS-er”. Het kernpunt van deze motie is dat hij op geen enkele manier instemming betekende met de repressie door de politie, maar erkende:
Het is ook van belang om het verschil vast te stellen tussen de wijze waarop de media in Frankrijk en in het buitenland verslag deden van de betoging van 18 maart:
Internationale Kommunistische Stroming, 19 maart 2006
(1) We nemen over het algemeen het gemiddelde van de schattingen die de vakbonden geven (overdreven) en die van de politie (belachelijk laag).
(2) Eigenlijk hangt de selectie voor de Grandes écoles niet direct af van geld omdat de kosten gering zijn (met uitzondering van de scholen voor handel en nijverheid). Daardoor kunnen bijzonder begaafde kinderen van de arbeiders of zelfs boeren worden toegelaten. Maar de selectiecriteria zijn wel gebaseerd op een elitair examensysteem waardoor studenten uit de sociale lagen met het benodigde ‘culturele niveau’ bevoordeeld worden (of wie het zich kan veroorloven zijn kinderen gedurende hun studies te onderhouden zodat ze niet hoeven te werken).
(3) Vrij vertaald: "Godzijdank! Je hoeft niet eens te hopen / dat je de Britse journalist bedriegen kan of omkopen / Maar als je ziet waartoe die in staat is zonder / omgekocht te zijn dan is dat ook geen wonder!"
We zijn het volledig eens met onze briefschrijver eens over de reactionaire rol die het trotskisme momenteel speelt. Het voorbeeld dat hij geeft van de valse ‘solidariteit’ van de campagne over ‘Iranese arbeiders staan niet alleen’ is een goed voorbeeld van hoe de taal en de hoop van de arbeidersklasse door deze ervaren huichelaars worden verdraaid tot hun tegendeel. Maar dat is niets nieuws. In 1979 wauwelden vele trotskisten de Iraanse stalinisten na in hun steun aan de ‘revolutie’ onder leiding van Khomeini: “Door aan te dringen op voortzetting van de stakingen en massale demonstraties tegen de Sjah, en door te weigeren enige regering steun te verlenen die was gevormd onder de de paleis-slagers, heeft Khomeini een positieve rol gespeeld.” (The Militant, Socialist Workers Party van de Verenigde Staten, aangehaald in World Revolution, nr. 22). In werkelijkheid werden de arbeiders geleidelijk verdronken in de reactionaire beweging die door de mollahs werd opgebouwd. Maar, in tegendeel tot wat onze briefschrijver zegt, proberen de trotskisten niet slechts de werkende klasse “een stap terug laten zetten naar het reformisme” maar proberen zij deze op burgerlijk te slepen en haar te verslaan. Dit is nu net zo waar als toen: “Over de hele wereld roept de linkervleugel van de bourgeoisie – de stalinisten van de kommunistische partijen, de maoïsten en de trotskisten – op tot de nederlaag van de Sjah en zijn vervanging door een ander deel van de bourgeoisie dat zij als ‘progressiever’ beschouwen dan de Sjah, en altijd vergezeld van de oproep tot democratie in de vorm van ‘vrije verkiezingen’” (World Revolution, nr. 21).
In Iran net als elders in de wereld moet de arbeidersklasse weer leren in strijd te gaan. Na jaren van onzekerheid, van verwarring en gebrek aan zelfvertrouwen beginnen de arbeiders weer aan te voelen wie ze zijn en wat ze zijn. Ze beginnen te begrijpen dat zij belangen hebben die tegengesteld zijn aan die van de heersende klasse en dat ze alleen op zichzelf kunnen rekenen. Nieuws over de echte toestand van de arbeidersklasse in Iran is moeilijk te verkrijgen, gefilterd als het is door de propaganda van de heersende klasse. Wij begroeten de suggestie dat de arbeidersklasse nog steeds probeert te strijden en moedigen onze correspondent aan ons opnieuw te schrijven met om het even welk nieuws ontrent de klassenstrijd.Ondanks alles wat ze ondergaan heeft, spijts al het gewicht van het Islamitische regime, hebben wij vertrouwen in de arbeidersklasse in Iran net zoals wij vertrouwen hebben in de arbeidersklasse al geheel.
North / 1.12.2005
(1) ‘Arbeidershuis’ of ‘Huis van de Arbeid’ zijn mogelijke vertalingen van ‘Khane Kargar’, de officiële naam van vakbonden van het Iraanse regime.
(2) Wij hebben hier niet de bedoeling om het ‘Coördinatiecomité’ onder de loep te nemen aangezien de informatie waarover wij beschikken onvolledig is. Desondanks streeft het naar een soort van vakbondsorganisatie, zoals dit uittreksel van een van de belangrijkste documenten waarover we beschikken aanstipt: “Wij hebben zeker het recht om georganiseerd te zijn. Wij moeten onze organisatie oprichten en dan de regering vragen om die officieel te erkennen. Voor het oprichten van arbeidersorganisaties is geen enkele regeringstoestemming nodig, en dit is zo vanzelfsprekend en overduidelijk dat het gestipuleerd wordt in Conventie 87 van de IAO over de vrijheid van organisatie en ironisch genoeg wordt dit zelfs erkend door de Iranese regering. Daarom moet de IAO, die zelf de conventies heeft opgesteld en de regeringen heeft laten ondertekenen, de Iranese regering er toe dwingen om een eind te maken aan het onderdrukken van arbeidersactiviteiten en de activisten, in plaats van toe te geven aan de regering. En de regering van de Islamitische Republiek van Iran moet de veiligheid garanderen van de activisten van de arbeidersklasse” (Laat ons op eigen kracht arbeidersorganisaties oprichten, www.komiteyehamahangi.com [23]).
(3) Zie onze brochure De vakbeweging tegen de arbeidersklasse voor een uitgebreider versie van deze analyse.
De onderstaande tekst vormde de bijlage bij Révolution internationale van maart 2006, en was tevens de inleiding op de openbare bijeenkomsten van de IKS te Antwerpen en te Amsterdam, beide op zaterdag 18 maart, de dag van de demonstraties in 150 Franse steden.
Het massaal op de been komen van de studenten in Frankrijk tegen de economische aanvallen van de regering Chirac-Villepin-Sarkozy (1) die met geweld haar Startbaancontract (CPE, Contrat Première Embauche) (2) wilde doordrijven, maakt volop deel uit van de huidige dynamiek van het weer oplaaien van de strijd van het wereldproletariaat. Deze beweging heeft niets te maken met de eerdere bewegingen van klassensamenwerking van de studentenjeugd. Hij maakt deel uit van de strijd van de hele arbeidersklasse. Vanaf het begin speelde deze beweging zich af op een klassenterrein, tegen een economische aanval, tegen het ‘no future’ dat het kapitalisme te bieden heeft aan de nieuwe generaties. En juist daarom waren de strijdende studenten in staat om hun bijzondere eisen terzijde te leggen (zoals die van het hervorming van het diplomastelsel) ten gunste van gemeenschappelijke eisen voor de hele arbeidersklasse: “Nee tegen het CPE! Nee tegen de bestaansonzekerheid, tegen de ontslagen en de werkloosheid!”
Wat de kracht van deze beweging uitmaakt is eerst en vooral de versterking van de actieve solidariteit in de strijd. Door de rangen te sluiten, door heel nauw samen te werken, door in te zien dat eendracht macht maakt konden de studenten (en scholieren) een oude slogan uit de arbeidersbeweging in praktijk omzetten: “Een voor allen en allen voor één”! Zo konden ze het personeel van de universiteit meeslepen (leraren en administratief personeel) die op hun beurt ook algemene vergaderingen hielden. Bovendien stelden studenten van de faculteiten van Île de France (de Parijse regio) hun algemene vergaderingen open voor hun werkende ouders en voor andere arbeiders en zelfs voor gepensioneerden (met name bij Paris 3-Censier). Hen werd gevraagd het woord te voeren en hun mening te geven. Deze ‘ideeënbus’, die de ‘stembus’ van de beweging was, ging snel de ronde, op straat, in algemene vergaderingen, in supermarkten, op de werkvloer, op internetsites en zo verder. Zo konden de meest bewuste en vastberaden bataljons van de beweging de solidariteit van de arbeidersklasse tot leven wekken en hun strijd over heel de arbeidersklasse uitbreiden!
Daags na de betoging van 7 maart worden er aan de faculteiten van Parijs net als daarbuiten massale algemene studentenvergaderingen gehouden: de ‘man van staal’, Villepin, houdt ferm vast aan zijn strenge beleid: over het CPE zal worden gestemd in de Nationale Vergadering (het Franse parlement) want er kan geen sprake van zijn dat “de straat regeert” (zoals voormalig minister Raffarin het in 2003 uitdrukte toen hij zijn hervorming doordrukte om gepensioneerden na meer dan veertig jaar van uitbuiting in de armoede te storten!). De studenten geven geen krimp tegenover die harde hand. De collegezalen waar de algemene vergaderingen worden gehouden zitten barstensvol. De spontane betogingen nemen in aantal toe, vooral in de hoofdstad. De studenten zelf maken een eind aan de black-out van de media en dwingen deze ertoe het doodzwijgen en de leugenachtigheid te doorbreken.
Van 8 tot 18 maart - “tien dagen die de wereld deden wankelen” - de wereld van de Franse bourgeoisie (3). De studenten organiseren zichzelf steeds verder om hun verzet in één enkele richting te sturen: die van solidariteit en eenheid van heel de arbeidersklasse.
In de hoofdstad kwam deze dynamiek op gang op het plein voor de faculteit van Censier die in de voorste linie stond van de uitbreidings- en centraliseringsbeweging van het verzet.
In de algemene vergadering worden de arbeiders ‘die er eens langs gaan’ over het algemeen met open armen ontvangen. Ze worden uitgenodigd om deel te nemen aan het debat en hun ervaring in te brengen. De arbeiders die de algemene vergaderingen in Parijs meemaakten net als in andere steden (vooral Toulouse) stonden versteld van het vermogen van deze jonge generatie om hun verbeeldingskracht in dienst te stellen van de klassenstrijd. De rijkdom van het debat, vooral aan de faculteit van Censier, de verantwoordelijkheidszin van de studenten die in het stakingscomité waren gekozen, hun vermogen om de beweging te organiseren, het debat te leiden en het woord te verlenen aan ieder die zijn gezichtspunt naar voren wilde brengen, om te overtuigen en saboteurs te ontmaskeren, door de confrontatie van argumenten in de discussie; heel die dynamiek getuigde van de levenslust en de kracht van de jonge generaties van de arbeidersklasse.
De studenten verdedigden voortdurend het soevereine karakter van de algemene vergaderingen met hun gekozen en afzetbare afgevaardigden (op basis van een mandaat en het achteraf daarover verantwoording afleggen), en door bij handopsteken te stemmen. Het zijn iedere dag andere ploegen die het debat in de zaal organiseren. In die ploegen zijn zowel georganiseerde als niet georganiseerde studenten vertegenwoordigd.
Om de taken te kunnen verdelen, te centraliseren, te coördineren en de greep op de beweging te behouden, besloot het stakingscomité van Paris 3-Censier om verschillende comité’s te kiezen: pers, cultuur en scholing, ontvangst en informatie, enzovoort.
Het is dankzij die daadwerkelijke ‘democratie’ van de algemene vergaderingen en de centralisering van de strijd dat de studenten tot de acties konden besluiten die ze wilden voeren, met als belangrijkste uitgangspunt de uitbreiding van de beweging naar de bedrijven.
De studenten begrepen heel goed dat de uitkomst van hun strijd afhangt van de loonarbeiders (zoals een student in een coördinatievergadering in de regio Parijs van 8 maart zei: “als wij geïsoleerd blijven staan dan worden we met huid en haar opgevreten”). Hoe meer de regering Villepin weigerde toe te geven, des te vastberadener werden de studenten. Hoe meer Sarkozy er op los slaat, des te meer hij wekt hij de woede op van de loonarbeiders en beginnen ook zijn ‘kiezers’ tegen te sputteren.
De loonarbeiders die het meest ervaren zijn in de klassenstrijd (net als de minder stompzinnige delen van de burgerlijke politieke wereld) weten dat deze harde hand de dreiging in zich houdt van een massastaking (en niet van een ‘algemene staking’ zoals die door sommige vakbonden en de anarchisten wordt aangeprezen) als de herrieschoppers die de regering vormen zichzelf vastbijten in hun eigen irrationele ‘logica’.
En deze dynamiek richting uitbreiding van de beweging, naar de massastaking, nam een aanvang vanaf het moment dat de studenten op de been kwamen en massale delegaties naar alle hoeken van het land stuurden en naar de arbeiders in de bedrijven in de buurt van waar ze studeerden. Zij stootten op de vakbonds-‘blokkades’: de arbeiders bleven opgesloten in hun bedrijven zonder mogelijkheid om te discussiëren met de studentenafvaardigingen. De ‘slimmeriken’ van de faculteiten van Parijs moesten andere middelen verzinnen om de vakbondsbarrières te omzeilen.
Om de arbeiders op de been te krijgen gaven de studenten blijk van een rijke verbeeldingskracht. Zo hebben ze in Censier een kartonnen stembus gemaakt, die ze ‘ideeënbus’ noemden. In een paar universiteiten (zoals die van Jussieu in Parijs) kwamen ze ook op het idee om rustig te gaan kletsen op straat, zich te richten tot de voorbijgangers om hen zonder agressiviteit uit te leggen waarom ze woedend waren. Ze vroegen aan nieuwsgierigen of ze voorstellen hadden want “alle ideeën zijn welkom”. Vooral dank zij het respect dat zij kregen van de arbeiders die daar langs kwamen of die waren gekomen om solidariteit te betuigen konden de studenten in hun ‘stembus’ ideeën verzamelen die ze vervolgens in praktijk brachten. Uit ervaring leerden ze welke de ‘goede ideeën’ waren (degenen die in de richting van versterking van de beweging gaan) en welke de ‘slechte’ (die in de richting gingen van het verzwakken, van het saboteren om de studenten over te leveren aan de repressie zoals we zagen met ‘de bezetting van de Sorbonne’) (4).
De studenten van veel faculteiten, juist degenen die aan de spits stonden, stelden de zalen waarin ze hun algemene vergaderingen hielden open voor loonarbeiders en zelfs voor gepensioneerden. Zij vroegen die om hun ervaring op het werk met hen te delen. Ze waren leergierig tegenover de oudere generaties. En de ‘ouderen’ wilden van de ‘jongeren’ leren. Terwijl de ‘jongeren’ aan rijpheid wonnen begonnen de ‘ouderen’ te verjongen! Deze wisselwerking tussen de generaties van de arbeidersklasse gaf een nieuwe stoot aan de beweging. De grootste kracht van de strijd, de schoonste overwinning van de beweging, dat is de strijd zelf! Het zijn de solidariteit en de eenheid van de arbeidersklasse, van alle delen en alle generaties tezamen!
En deze overwinning werd niet behaald in het parlement maar in de zalen van de universiteit. Ongelukkigerwijs begrepen de spionnen in dienst van de regering die aanwezig waren in de algemene vergaderingen er helemaal niets van. Ze slaagden er niet in om ook maar een paar ‘ideeën’ over te brengen aan Mijnheer Villepin. En het onuitstaanbare trio Villepin-Sarkozy-Chirac zat nu juist zo erg verlegen om ‘ideeën’. Vandaar dat ze niets beters wisten te bedenken dan het ware gezicht van de burgerlijke ‘democratie’ te laten zien: dat van de repressie.
De beweging van de studenten gaat verder dan een eenvoudig protest tegen het CPE. Zoals een leraar van de universiteit van Paris-Tolbiac het uitdrukte op de betoging van 7 maart: “Het CPE is niet alleen een daadwerkelijke en nauwgezette economische aanval. Het is ook een symbool.” Inderdaad, het is het ‘symbool’ van het bankroet van de kapitalistische economie.
Het is ook een impliciet antwoord op het ‘miskleunen’ van de politie (die in de herfst van 2005, de ‘toevallige’ dood had veroorzaakt van onschuldige jongeren die door een ‘burger’ waren aangeklaagd als ‘inbrekers’ en die achtervolgd werden door de smerissen) (5). Doordat ze op het Ministerie van Binnenlandse Zaken een sociale brandstichter benoemde (Mijnheer Sarkozy) bleek de Franse bourgeoisie niet in staat om lering te trekken uit haar eigen geschiedenis: zij vergat dat het ‘miskleunen’ van de politie (zoals de dood van Malik Oussékine in 1986) (6) een radicalisering van de arbeidersstrijd teweeg kan brengen. Momenteel heeft de repressie van de studenten van de Sorbonne, die enkel algemene vergaderingen wilden houden (en die geen boeken wilden vernietigen zoals leugenachtig beweerd wordt door Mijnheer de Robien) (7), er toe geleid dat de vastberadenheid van de studenten nog toenam. Heel de bourgeoisie en haar media van de televisie die aan haar voeten ligt hebben, uur na uur, propagandaleugens over de studenten verspreid door ze voor te stellen als ‘herrieschoppers’ (of, in de woorden van ‘heer’ Sarkozy, uit respect voor de jeugd in de buitenwijken: “racaille” ; “uitschot”).
Maar de smoes was te dun. De arbeidersklasse beet niet in het lokaas van de ‘clowns’ van het nieuws. Het is het geweld van de herrieschoppers van de bourgeoisie dat het geweld van het kapitalistisch systeem en zijn ‘democratische’ staat in het volle daglicht stelde. Een systeem dat miljoenen arbeiders de straat opgooit, die de gepensioneerden tot de bedelstaf wil veroordelen na veertig jaar uitbuiting, een systeem dat het ‘recht’ laat heersen door middel van de ‘orde’ van de knuppel. Door geen gehoor te blijven geven werd Villepin de verpersoonlijking van de grap: “Dictatuur betekent dat je je bek moet houden. Democratie dat je maar wat raak kan kletsen!” Maar het trio Villepin-Sarkozy-Chirac overtrof dat. Zij riep de studenten toe: "Klets maar raak, zolang je je bek maar houd!”
En om aan de macht te blijven konden deze ‘heren’ rekenen op de ‘solidariteit’ van de media, en dan vooral van hun ideologisch vergiftigings-instrument bij uitstek, het televisie-journaal. Waarmee met die onwaardige beelden werd ingespeeld, dat is op exhibitionistische fascinatie voor het blinde geweld, voor de manipulatie van de menigte, de ontaarding van het bewustzijn. Maar hoe meer olie de televisie op het vuur gooit om de arbeidersklasse te intimideren en te verlammen, des te meer roepen die beelden de walging op van de arbeidersklasse (en zelfs van de rechtse kiezers).
En het is juist omdat de nieuwe generaties van de arbeidersklasse, en haar meest bewuste bataljons, de sleutels van de toekomst in handen hebben, dat ze weigerden om te trappen in de provocaties van de politiestaat (en zijn inkaderingskrachten van de vakbonden). Ze weigerden het blinde en wanhopige geweld van de bourgeoisie toe te passen, of dat van de jonge relschoppers in de buitenwijken, van sommige ‘anarchisten’ en andere heetgebakerde ‘ultra-linksen’.
De kinderen van de arbeidersklasse die voorop lopen in de beweging van de studenten zijn de enigen die een perspectief kunnen bieden aan de hele maatschappij. Dit perspectief kan de arbeidersklasse alleen openen dankzij een historische visie, dankzij het vertrouwen in eigen kracht, dankzij geduld en ook humor (zoals Lenin zei). Het is precies omdat de bourgeoisie een klasse zonder historische toekomst is dat de kliek van Villepin buiten zich zelf raakte en in de pers van niets anders gebruik kon maken dan van het blinde geweld van het ‘no future’ van jonge relschoppers.
De verbetenheid van Mijnheer Villepin om niet toe te geven aan de eisen van de studenten (het intrekken van het CPE) brengt nog iets anders aan het licht: de wereldbourgeoisie geeft haar macht niet op onder druk van ‘stembussen’. Om het kapitalisme omver te werpen en een ware wereldwijde mensengemeenschap op te bouwen zal de arbeidersklasse in de toekomst gedwongen zijn om zichzelf ook met geweld te verdedigen tegen de kapitalistische staat en alle steunpilaren van zijn repressief apparaat. Maar het klassengeweld van het proletariaat heeft in het geheel niet te maken met de methoden van het terrorisme of van de rellen in de buitenwijken (zoals de burgerlijke propaganda ons wijs wil maken om het politieingrijpen te rechtvaardigen, de onderdrukking van arbeiders, van studenten en natuurlijk van de ware kommunistische militanten).
In een poging om al die economische en politie-aanvallen er door te drukken had de bourgeoisie vooraf de ruimte voor het verzet tegen het CPE ondermijnt. Ze maakte daarvoor eerst gebruik van de periode van de schoolvakanties om de woede van studenten en scholieren te spreiden. Maar de studenten zijn geen engeltjes (zelfs als sommigen nog altijd naar de kerk gaan). Ze bleven op de been na de vakantie en wisten dat nog te versterken. De vakbonden waren er natuurlijk van begin af aan als de kippen bij en ze deden hun uiterste best om ub de beweging een voet tussen de deur te krijgen.
Maar ze hadden er niet op gerekend dat ze in de meeste universiteitssteden massaal onder de voet zouden worden gelopen.
In Parijs bevonden zich bijvoorbeeld meer dan duizend studenten op het plein voor de faculteit van Paris 3-Censier om gezamenlijk naar de betoging te gaan. De studenten kwamen tot de ontdekking dat de vakbonden, vooral de CGT (8), hun spandoeken uitrolden om in de betoging voorop te gaan om die onder controle te krijgen. De studenten maakten onmiddellijk rechtsomkeer en namen de benenwagen en allerlei andere vervoermiddelen om de vakbonden te vlug af te zijn. Ze nemen de kop van de betoging in en vouwen hun eenheids-spandoeken uit. Ze heffen een hele reeks van verenigende slogans aan: “Studenten, scholieren, werklozen, arbeiders zonder vast werk, van de privé-sector en ambtenaren; dezelfde strijd tegen werkloosheid en bestaansonzekerheid!”
De CGT is ronduit belachelijk geworden. Ze loopt achter de studenten aan met een heleboel spandoeken: “CGT van de metaalnijverheid”, “CGT van de RATP” (Parijs openbaar vervoer), “CGT van het ziekenhuis van Pitié Salpêtrière” en ga zo maar door. Achter elk van die enorme rode spandoeken van de CGT loopt een handjevol volslagen in de war zijnde militanten. Om hun troepen een opkikkertje te geven hieven de ‘gestaalde kaders’ van de ‘vernieuwde’ stalinistische partij van Maurice Thorez (die vlak na de Tweede Wereldoorlog de mijnwerkers en de arbeiders van Renault opriep om “de mouwen op te stropen” omdat “staken een wapen van de trusts” zou zijn) ‘radicale’ slogans aan. Zo probeerden ze de studenten te overschreeuwen met hun luidsprekers. De kaders van de Franse ‘kommunistische’ partij hielden hun troepen wakker door ze De Internationale te laten zingen. Zo maakte deze oude stalinistische dinosaurus zichzelf nog belachelijker. Heel wat demonstranten en voorbijgangers lagen dubbel van het lachen. We hoorden opmerkingen in de stijl van “dat zijn die clowns van het nieuws!”
Diezelfde avond zou Bernard Thibault, de leider van de CGT, voor de televisie verklaren: “Het klopt dat we niet alles hadden voorzien.”
De vakbonden ontmaskerden zichzelf door hun eigen gekonkel. Dat is het wat Mijnheer de Robien nog altijd niet had begrepen toen hij ‘verontwaardigd’ was over het vandalisme van de ‘studenten’ aan de Sorbonne (er werden een paar boeken getoond die verscheurd waren door burgerlijke manipulatie-specialisten): “het is een kleine minderheid die de revolte van de studenten leidt”. Mijnheer de Robien heeft zijn verziende brillenglazen verkeerd om opgezet: het is inderdaad maar een kleine minderheid; maar dan niet die de beweging van de studenten leidt, maar die de hele menselijke maatschappij leidt. Een minderheid die niets anders voortbrengt dan uitbuiting en onderdrukking van de overgrote meerderheid van de klasse van de producenten.
De vakbonden, CGT en FO (9) voorop, konden niet tegen hun verlies van 7 maart. Vandaar dat sommigen van de wat intelligenter journalisten op de televisie konden verklaren: “de vakbonden zijn vernederd”. Ze werden eveneens vernederd door de spontane studentenbetogingen in de straten van de hoofdstad op 14 maart. Niet in staat om hun woede over de ‘vernederingen’ te beteugelen, hun woede over de arbeiders die hun actieve solidariteit met de studenten kwamen betuigen door zich bij de betoging van 16 maart aan te sluiten, eindigden de vakbonden ermee om in het openbaar, voor de televisiecamera’s, hun medeplichtigheid te demonstreren met de troepen van Mijnheer Sarkozy.
In Parijs liepen de ‘ordediensten’ van de CGT (verbonden aan de stalinistische partij) en van FO (die na de Tweede Wereldoorlog met behulp van de CIA werd opgericht) hand in hand voorop in de demonstratie tegenover de CRS (10). Aan het eind van de demonstratie verslapte het vakbondscordon plotseling wonderbaarlijk om daarmee doorgang te verlenen aan de kleine ‘kamikazes’ die in de demonstratie waren binnengedrongen en die zich in de richting van de Sorbonne haastten om hun eigen kat-en-muis-spelletje met de CRS te gaan spelen. Iedereen die op de eerste rij stond en getuige was van deze nieuwe gewelddadigheden vertelde dat het dankzij de ‘ordediensten’ van CGT en FO was dat Villepin en Sarkozy er nog eens op los konden slaan en hun boevenwagens vullen.
Maar vooral, de doordringende beelden van de gewelddadige confrontaties die volgden op de manifestatie in Parijs hadden tot doel om angst aan te jagen voor de grote manifestatie van 18 maart. Veel arbeiders en jongeren die van plan waren om er aan deel te nemen dreigden daar van af te zien uit angst voor nieuwe gewelddadigheden.
De presentators van het televisie-journaal hadden goed nieuws voor de kijkers: we gaan in de richting van de “ontaarding van de beweging” (volgens het avond-‘nieuws’ van 16 maart). Maar degenen die de beweging willen laten ‘ontaarden’, dat zijn de handlanger van Sarkozy, dat zijn de vakbonds-inkaderaars. En dat begint tot de arbeidersklasse door te dringen. Achter de huichelachtige ‘radicale’ toespraken proberen de vakbonden de zaken onder controle te houden. Maar voorlopig is dat mislukt!
De stalinistische partij en haar CGT hebben ondertussen hun plaats gevonden in het Grote Pantheon van Jurassic Parc (naast de brontosaurussen van de UMP) (11). Als de vakbonden tot op heden hun rol van sociale brandweerlieden niet konden vervullen dan was het omdat de brandstichters Sarkozy en Villepin hun spandoeken van 16 maart in de fik hadden gestoken.
En als de arbeiders de studenten in strijd te hulp schoten, dat was het omdat ze zagen hoe de vakbonden in de bedrijven de black-out overnamen van de media over de massale algemene vergaderingen van de studenten.
Sinds de manifestatie van 7 maart bleven de vakbonden rondsloffen en wrongen ze zich in alle bochten om de loonarbeiders te verlammen. Ze deden er alles aan om te verdelen en de woede van de arbeidersklasse tot bedaren te brengen. Ze probeerden de beweging van de studenten te saboteren. Toen ze de trein hadden gemist begonnen ze radicaler taal aan te slaan en ‘eisten’ ze het intrekken van het CPE voordat er zelfs maar onderhandelingen waren geopend (terwijl ze van meet af aan in de weer waren om achter de rug van de arbeidersklasse om te ‘onderhandelen’). Ze schermden zelfs dreigend met een ‘algemene staking’ om de regering ‘op de knieën te krijgen’. Kortom, ze onthulden in het openbaar dat ze niet wilden dat de arbeiders op de been kwamen uit solidariteit met de studenten. Met de rug tegen de muur toverden ze hun ‘troefkaart’ uit de mouwen waarbij ze dankbaar gebruik maakten van een paar opgewonden kwajongens om het tot steeds meer geweld te laten komen.
De enige uitweg uit deze politieke crisis van de Franse bourgeoisie bestaat uit het opkalefateren van de oude façade van de republikeinse staat. En het was dat cadeau dat parlementair links aan mijnheer Villepin op een zilveren schaaltje wilde aanbieden: de socialistische, stalinistische en groene partijen maakten zich meester van de Constitutionele Raad (12) om ‘klacht’ in te dienen tegen het CPE. Misschien dat de regering dankzij dit door de socialistische partij toegestoken handje uit de impasse kan geraken door het CPE in te trekken op advies van de ‘twaalf wijzen’. Daarmee zou ze zich dan de leuze van Raffarin “het is niet de straat die regeert” tot de hare kunnen maken, maar dan alleen door er aan toe te voegen: “het zijn de twaalf gepensioneerden van de Constitutionele Raad die regeren”!
Door de studenten van de Sorbonne “met de hogedrukspuit” te willen “reinigen” (net als hun kameraden die hen voedsel kwamen brengen) heeft Mijnheer Sarkozy een doos van Pandora geopend. En uit deze doos van de wanhoop toverde de regering Villepin-Sarkozy de ‘valse vrienden’ van de arbeidersklasse, de vakbonden.
Het wereldproletariaat kan de Franse bourgeoisie bijgevolg bedanken. Door tijdens de laatste verkiezingen te dreigen met het schrikbeeld of liever de vogelverschrikker Le Pen slaagde de bourgeoisie van de driekleur erin om haar zo ongeveer meest stompzinnige rechterfractie in de regering te brengen. Een rechts dat de politiek voert van een ‘bananenrepubliek’.
Waarop deze beweging verder ook moge uitdraaien, deze beweging van de hele arbeidersklasse is nu al een overwinning.
Dankzij de nieuwe generaties is de arbeidersklasse er in geslaagd om het ‘blokkeren’ van de solidariteit door de vakbonden te breken. Alle delen van de arbeidersklasse, en dan vooral deze nieuwe generaties, hebben belangrijke ervaringen opgedaan die diepe sporen zullen nalaten in hun bewustzijn.
Deze ervaring komt toe aan het wereldproletariaat. Ondanks de black-out door de ‘officiële’ media konden ‘parallelle’ media, ongecensureerde beelden en ‘vrije zenders’ en ook de pers van de revolutionairen de proletariërs van de hele wereld in deze ervaring laten delen. Want deze strijd is niet meer dan een hoofdstuk in de strijd van de wereldarbeidersklasse. Hij maakt onderdeel uit van voortdurende arbeidersstrijd sinds 2003. Dat bevestigt dat de arbeidersklasse van de meeste geïndustrialiseerde landen de terugslag te boven is gekomen die het in 1989 te verduren kreeg door de campagnes die de bourgeoisie voerde na de ineenstorting van het Oostblok en van de regimes die werden voorgesteld als ‘socialistisch’ en ‘van de arbeiders’. Een van de belangrijkste kenmerken van deze strijd wordt gevormd door het weer opbloeien van solidariteit tussen de arbeiders. Vandaar dat in twee van de belangrijkste landen van de kapitalistische wereld, in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië, de solidariteit het uitgangspunt vormde van de arbeidersstrijd. In het openbaar vervoer van New York, net voor Kerstmis 2005, gingen de arbeiders niet voor zichzelf in staking, maar om voor de jonge arbeiders die voortaan zouden worden aangenomen de garanties te behouden die ze voor hun pensioenen hadden verkregen (13). De staking van het bagagepersoneel dat in augustus 2005 meerdere dagen het vliegveld van Heathrow in Londen blokkeerde deed dat uit solidariteit met de arbeiders in de cateringsector die heel onrechtvaardige aanvallen onderging van hun ondernemer, Gate Gourmet (14)
Deze belangrijke stakingen vormden een onderdeel van een algemene tendens om in strijd te gaan, een tendens die zich al sinds 2003 onophoudelijk manifesteerde. Dat gebeurde niet enkel in de beweging voor de verdediging van de pensioenen in Frankrijk, maar ook Oostenrijk zag de belangrijkste straatmanifestaties sinds de Tweede Wereldoorlog. Diezelfde tendens openbaarde zich in 2004 vooral ook in Duitsland in de stakingen in de automobielsector (met name bij Daimler-Chrysler en bij Opel) die, geconfronteerd met ontslagen, heel duidelijk de solidariteits-kwestie tussen arbeiders stelden (15). Die tendens werd in december 2005 andermaal bevestigt bij de SEAT-fabriek in Barcelona in Spanje, waar de arbeiders de strijd aangingen buiten de vakbonden om en tegen hen in, en tegen een overeenkomst die de vakbonden achter hun rug om hadden gesloten en waarin het ontslag van 600 van hun kameraden was voorzien (16).
De beweging van de studenten in Frankrijk maakt dus deel uit van een strijd van historische omvang en waarvan de uitkomst de mensheid in staat zal stellen weg te komen uit de impasse van het kapitalistische barbarendom. De jonge generaties die de strijd zijn aangegaan op een klassenterrein openen de deur naar de toekomst. We kunnen ze het vertrouwen schenken: in alle landen zullen ze doorgaan om een nieuwe wereld voor te bereiden die bevrijd is van concurrentie, winst, uitbuiting, armoede en bloedige chaos.
De weg naar de omverwerping van het kapitalisme is vanzelfsprekend nog lang en bezaaid met voetangels en klemmen, met allerlei valstrikken, maar die weg wordt geleidelijk vrij gemaakt.
Internationale Kommunistische Stroming, 17 maart 2006.
(1) Jacques Chirac, de huidige Franse president; Dominique de Villepin, Eerste Minister en opvolger van Jean-Pierre Raffarin; Nicolas Sarkozy, Minister van Binnerlandse Zaken.
(2) Contrat Première Embauche (Startbaancontract): een nieuwe vorm van arbeidscontract voor arbeiders onder de 26 jaar voorgesteld door de regering Villepin. De meest saillante maatregel ervan is de tweejarige ‘proefperiode’, waarin de werkegever het recht heeft om een arbeider zonder voorafgaande kennisgeving of opgaaf van redenen te ontslaan. Deze maatregel wordt al toegepast in het CNE-arbeidscontract voor arbeiders van alle leeftijden in het kleinbedrijf (minder dan 25 werknemers). In feite zijn deze twee nieuwe arbeidscontracten bedoeld om, samen met tijdelijke contracten voor oudere werknemers (CDD Séniors), stukje bij beetje de bestaande Franse arbeidswetgeving om zeep te helpen, en daarmee de beperkte rechten af te schaffen die deze de arbeiders tegenwoordig nog biedt.
(3) Tien dagen die de wereld deden wankelen: verwijzing naar de titel van een boek van John Reed over de Oktoberrevolutie in Rusland in 1917.
(4) De Sorbonne: universiteitsgebouw in Parijs dat symbool staat voor het studentenprotest in 1968.
(5) Verwijzing naar de elektrocutie van twee Parijse kinderen die onterecht voor dieven waren aangezien en die zich uit angst voor de politie verborgen in een elektriciteitsgebouw; het vormde de aanleiding voor de gewelddadigheden in de Franse buitenwijken, zie: Frankrijk: De bourgeoisie gebruikt de rellen tegen de arbeidersklasse [27], en: Debat over de rellen in de Franse buitenwijken: Solidariteit is niet hetzelfde als het toejuichen van een uitzichtloze beweging [28].
(6) Malik Oussékine: werd in de nacht van 5 of 6 december 1986 tijdens studentenprotest een wetsvoorstel door twee Franse politieagenten van de mobiele brigade doodgeslagen; een dag later trad Alain Devaquet, die het wetsvoorstel had ingediend, af. Op 8 december volgde er stille marsen met 300.000 deelnemers in Parijs en een miljoen in heel Frankrijk, waarna Jacques Chirac, toenmalige Eerste Minister, het wetsvoorstel introk. Over eerder studentenprotest, zie ook: Scholierenbetogingen in Frankrijk: De jeugd wijst een toekomst van ellende af [29].
(7) Gilles de Robien, huidig Minister van Voorzieningen, Transport, Huisvesting, Tourisme en Maritieme Zaken.
(8) CGT: Confédération Générale du Travail; Franse stalinistische vakbond.
(9) FO: Force ouvrière, een centrum-rechtse vakbond.
(10) CRS: Compagnie Républicaine de Sécurité; Franse oproerpolitie.
(11) UMP: Union pour un Mouvement Populaire, een rechtse partijcoalitie, in 2002 opgericht voor de herverkiezing van Jacques Chirac.
(12) Constitutionele Raad: een Raad van State die de besluiten van het parlement controleert.
(13) Zie: De betekenis van de openbaar vervoersstaking in New York City [30] en: Stakingen in het openbaar vervoer te New York: Ook in de Verenigde Staten komt de strijd op gang [31].
(14) Zie: Staking op de luchthaven van Heathrow: Het enige middel om ons te verdedigen is onze klassensolidariteit [32].
(15) Zie: Karstadt, Opel, VW: De noodzaak van arbeiderssolidariteittegen de logica van het bankroete kapitalisme [33] en: Stakingen in Duitsland: De arbeidersklasse reageert op de chantage van de delocalisaties [34].
(16) Zie: Spontane staking bij SEAT in Spanje: Om de strijd te ontwikkelen moet de vakbondssabotage te lijf worden gegaan [35].
Dertig jaar geleden stierf Mao Zedong (Mao Tse-tung), De Chinese regering heeft ter gelegenheid van de dertigjarige herdenking van het overlijden van de ‘grote roerganger’ geen pracht en praal tentoon gespreid. In tegendeel, het is stilte alom onder de partijbonzen van het ‘Rijk van het Midden’. En het zijn paradoxaal vooral de westerse media die niet aflaten de leider van de ‘Lange Mars’ en de ‘Vader van de Chinese Natie’ in de herinnering te roepen. Maar dat dient natuurlijk vooral twee doelen: het voeden van de leugen volgens welke Mao een ware strijder van het revolutionaire proletariaat zou zijn geweest en die volgens welke zijn zogenaamd proletarische politieke weg geplaveid zou zijn met de tientallen miljoenen doden waarvoor hij verantwoordelijk was, door repressie, door schandelijke uitbuiting en door hongersnoden waaraan hij tijdens zijn heerschappij de arbeidersklasse en de hele bevolking onderwierp. Wij publiceren hieronder een artikel dat verscheen in Internationalisme, nr. 231, van juni 1997, waarin andermaal dit soort van campagnes wordt aangeklaagd dat uit de hoed van de heersende klasse worden getoverd om het stalinisme op één hoop te kunnen gooien met proletarische strijd. Wie meer wil weten over de stalinisering van de Chinese Kommunistische Partij kunnen we verwijzen naar twee artikelen van de Internationale Kommunistische Stroming die verschenen in de Internationale Revue, nr. 81 en 84 en die in het Engels en Frans te vinden zijn op onze website.
De bourgeoisie laat geen gelegenheid voorbijgaan om de leugen van de vereenzelviging van stalinisme met kommunisme te verspreiden en in stand te houden. Zo wil ze ons wijsmaken dat er sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie nog altijd ‘kommunistische’ landen bestaan, zoals China, het vaderland van de ‘grote revolutionair’ Mao Zedong. Deze klasse van leugenaars is meester geworden in het vervalsen van de geschiedenis en zou de arbeiders willen inprenten dat het maoïsme, net zoals het stalinisme, voortkomt uit de arbeidersbeweging. Dergelijk bedrog is puur vergif voor het proletarisch bewustzijn. Voor de revolutionairen is het maoïsme nooit iets anders geweest dan een burgerlijke ideologische en politieke stroming, gegroeid uit het vermorzelen van de arbeidersbeweging in China, gevoed door de stalinistische contrarevolutie en de smerigste imperialistische belangen.
De Kommunistische Partij van China werd opgericht in 1920 en 1921, uitgaande van kleine marxistische, anarchistische en socialistische groepen die sympathiseerden met de Sovjet-Unie. Zoals andere partijen ontstond de KPC rechtstreeks als onderdeel van de Kommunistische Internationale (KI) en haar groei was nauw verbonden met de internationale ontwikkeling van de arbeidersstrijd en de historische periode waarin de Russische Revolutie zelf en de opstandige bewegingen in centraal en midden Europa had uitbraken. Van 1921 tot 1925 groeide de KPC van 4.000 tot 60.000 leden en bracht zo de wil en vastberadenheid van het proletariaat tot uiting dat sinds 1919 een verwoed gevecht leverde tegen de Chinese bourgeoisie, voornamelijk in de meest geïndustrialiseerde zones. In dit grote gekoloniseerde, overwegend agrarische land vormde het proletariaat maar een zeer kleine minderheid. Dat onderging bovendien de invloed van bijzonder achterlijke en achtergebleven ideologieën, had een zeer beperkte ervaring in klassenstrijd en bezat als gevolg daarvan een zwak en uiterst heterogeen klassenbewustzijn. In deze periode vond zijn strijd steeds meer plaats op het terrein van de verdediging van zijn eigen belangen als klasse. Het onttrok zich steeds meer aan de burgerlijke valstrikken. Zo probeerde de bourgeoisie het voor de wagen te spannen van het het verzet tegen de verschillende imperialistische grootmachten die zich in China hadden genesteld en tegen de Chinese ‘krijgsheren’. Ook richtte zijn strijd zich langzamerhand tegen de Kwomintang, vertegenwoordiger van de ‘progressieve’ vleugel van de Chinese bourgeoisie, die sinds 1910 met Sun Yat Sen de opbouw van een verenigde staat voorstond.
Het groeiende opportunisme in de Kommunistische Internationale, voortvloeiend uit haar verkeerde opvattingen over het ‘zelfbeschikkingsrecht der naties’, leidde ertoe dat in 1922 een parool werd gegeven dat dramatische gevolgen zou hebben voor het proletariaat: het vormen van een ‘anti-imperialistisch eenheidsfront tussen KPC en Kwomintang’. In 1923 is de KPC al praktisch opgeslorpt door de Kwomintang die vervolgens in 1926 sympathiserend lid wordt van de Kommunistische Internationale. Dat was aan de vooravond van de bloedige onderdrukking van de Commune van Sjanghai. Meegesleurd in de ongenadige ontaardingsspiraal werd de Kommunistische Internationale, geleid door een uitvoerend comité dat onder het juk van Stalin stond, een werktuig van de imperialistische politiek van de Sovjet-Unie. De Kwomintang wist zich verzekerd van zijn bondgenootschap met de Kommunistische Internationale, en gaf zich tijdens de grote stakingen van 1925, met het medeweten en de stilzwijgende medeplichtigheid van de westerse imperialisten, vervolgens over aan een wrede onderdrukking van het proletariaat. Daarbij werden de beste kommunistische militanten van de KPC, die daarvoor van de organisatie waren uitgesloten, vervolgd en vermoord. Volslagen doof voor de revolutionaire elementen van de KPC en ondanks de arbeidersvijandige uitspattingen van Chiang Kai-shek (Tsjang Kai Tsjek) zag het uitvoerend comité van de Kommunistische Internationale niet af van zijn verbond met de Kwomintang, die als enig doel had de macht te grijpen en zijn aartsvijand, het proletariaat, te verpletteren. Het uitmoorden van de Commune van Sjanghai in 1927, uitgevoerd door Chiang Kai-shek – met de waardevolle en actieve steun van machtige geheime sekten zoals de ‘Groene Bende’ die zich in het proletariaat hadden genesteld –, de verplettering van de opstanden in Nanchang (Nantsjang) en vervolgens in Guangzhou (Kanton), betekende meteen ook het einde van de KPC als partij van het proletariaat.
Terwijl de beste revolutionaire elementen van de KPC vervolgd en terechtgesteld werden, ondersteunde en rechtvaardigde haar meest gestaliniseerde fractie, waartoe Mao Zedong behoorde en die speciaal belast was met de banden tussen de KPC en de Kwomintang, dit bloedbad omwille van de samenwerkingspolitiek met de ‘progressieve’ bourgeoisie die tegemoet kwamen aan de behoeften van de Russische staat.
Terwijl in de arbeiderscentra haar anti-proletarische politiek werd voortgezet zoals die door de Komintern was uitgestippeld, begon de KPC, ontdaan van haar proletarische basis en als uiting van de radicale omvorming van haar klassenaard, vooral door de geschriften van Mao de ‘revolutionaire rol’ van de boeren te vertheoretiseren. Bijgevolg werd ze verdedigster van de boeren maar ook van lagen van de kleinburgerij en de bourgeoisie die vijandig stonden tegenover het autoritaire karakter van de nieuwe heerser van China, Chiang Kai-shek. De nieuwe kaders van de partij werden zorgvuldig geselecteerd door Stalin die de KPC gebruikte als werktuig voor de expansie van het Russisch imperialisme en als pressiemiddel in de strubbelingen met de Kwomintang. De massale toevloed van contrarevolutionaire elementen, van allerhande avonturiers, van kleinburgers en bourgeois die gebroken hadden met Chiang Kai-shek, veranderde de KPC in een waar riool van intriges en manoeuvres, waar de verschillende vijandige klieken elkaar gewelddadig te lijf gingen om de controle over de partij.
In plaats van een heldhaftige episode van ‘kommunistische verzet’ onder de leiding van de ‘grote roerganger’ Mao te zijn geweest, diende de episode van de ‘Lange Mars’ er alleen toe de verschillende guerrillahaarden onder één centraal commando te brengen om voor rekening van de grote stalinistische broer, die de kaders ervan nauwgezet controleerde, een burgerlijk leger te kunnen vormen dat die naam waardig was. De Russische imperialistische honger nam geleidelijk toe waardoor het bondgenootschap met de Kwomintang verkoelde. Daarvoor werden massa’s arme boeren ingelijfd en als kanonnenvlees gebruikt: de ‘Glorierijke Lange Mars’, die duurde van 1935 tot 1936, eiste onder hen een tol van meerdere honderdduizenden mensenlevens. En als de ‘grandioze opperbevelhebber Mao’ het tijdens deze campagne uiteindelijk haalde, was zelfs dit niet te danken aan zijn talenten als militair strateeg, maar aan zijn kunst om tweedracht te zaaien en omdat hij de rivaliteit binnen het Chinese Rode Leger op de spits wist te drijven en in eigen voordeel uit te buiten.
Of het nu de KPC was of de Kwomintang, het was duidelijk dat deze klieken het allemaal eens waren over het wezenlijke dat ze gemeen hadden: de verdediging van het Chinese kapitaal. Daardoor komt het dat de KPC bij het uitbreken van het Chinees-Japanse conflict in 1936, alweer als bondgenoot van de Kwomintang, uitblinkt als belangrijkste leverancier van kanonnenvlees voor de imperialistische oorlog. Toen het Duitse leger in 1941 de Sovjet-Unie binnenrukte zag Stalin zich op twee fronten bedreigd en tekende een niet-aanvalsverdrag met Japan. Een onmiddellijk gevolg daarvan was de breuk van de KPC met Moskou en de overwinning van de maoïstische vleugel op de pro-Russische. Zodra de Verenigde Staten in 1942 aan Japan de oorlog verklaren gaat de KPC nog meer samenwerken in een bondgenootschap met de Kwomintang die luistert naar de orders van Uncle Sam. Van 1943 tot 1945 bereikten de grote anti-stalinistische zuiveringen binnen de partij hun hoogtepunt en van dat moment af wordt het maoïsme de officiële doctrine van de partij.
De burgerlijke geschiedschrijvers en intellectuelen onderhouden een hele mythe rond het maoïsme, ‘kommunisme op zijn Chinees’, uitgedragen door Mao Zedong, beschouwd als stichter van de KPC, die ‘socialisme’ bracht in dit grote land. De ideologen van de bourgeoisie stellen de komst van de ‘grote roerganger’ aan het hoofd van China voor als het gevolg van een ‘revolutie van het volk, de boeren en de arbeiders’, maar de werkelijkheid is heel anders: de KPC kwam aan de macht door smerige imperialistische troebelen. In feite maakte de KPC haar terugkeer onder de vleugels van Moskou te gelde, tegen de Verenigde Staten in en na de akkoorden van Yalta, en zo kon zij in 1949 definitief haar directe rivaal, de Kwomintang uitschakelen en de ‘Volksrepubliek China’ stichten.
Toen de KPC de touwtjes van de staat eenmaal stevig in handen had kon zij, met Mao voorop, de vrije teugel laten aan een wrede uitbuiting van de arbeiders en boeren in een poging om dit immense land, dat totaal leeggebloed was na tientallen jaren van burgeroorlog en imperialistische oorlogen, weer op te bouwen.
In haar midden zal de strijd tussen de verschillende rivaliserende fracties zich meer dan ooit toespitsen. De wrede strijd om de macht, waaraan Mao en konsorten zich overleveren, zal eens te meer op de meest bloedige wijze worden beslecht over de rug van de uitgebuite lagen, de arbeidersklasse en de boeren. En terwijl alle burgerlijke geschiedkundigen ons dit voorstellen als stappen vooruit in de verwezenlijking van het ‘socialisme’, hebben ze ons integendeel niets anders getoond dan eenzelfde wreedheid en onmacht van het staatskapitalisme op z’n Mao’s.
De beroemde toespraak van Mao Zedong uit 1957 ‘Laat Honderd Bloemen Bloeien’ leidde een eerste poging in om zijn ideologische greep op de massa’s te verstevigen en hen te mobiliseren tegen zijn rivalen in de partij. In het verlengde daarvan, en onder de dekmantel van het ontwikkelen van ‘nieuwe productiekrachten’, werd minder dan een jaar later de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ afgekondigd. Deze moest de onfeilbaarheid van de ‘opperste leider’ in de landsregering bewijzen. Deze ‘Grote Sprong Voorwaarts’ was een ongekende duik in de economische catastrofe (een ramp die overigens door de leiders van de partij zélf was aangekondigd). Het voornaamste economische resultaat bestond uit een afgrijselijke hongersnood, die in iets meer dan een jaar tientallen miljoenen mensenlevens eiste. Dit verliep via de oprichting van ‘Volkscommunes’; het in de pas brengen van de boerenbevolking, en vervolgens door verscherpte uitbuiting van de arbeidersklasse met het opstarten van zware industrie in dienst van de oorlogseconomie. Maar daardoor werd Mao in 1959 ook door het geheel van de partij versneld aan de kant gezet.
Zijn rivalen zoals de nieuwe president Liu Shao Qi dachten dat ze hem geneutraliseerd hadden maar zeven jaar lang werkte hij in de schaduw geduldig voort tot hij in 1966 de brede beweging van de ‘Culturele Revolutie’ kon laten uitbreken. Deze gebeurtenis gaf aanleiding tot één van de grootste vervalsingen uit de geschiedenis en waaraan burgerlijke ideologen van allerlei slag met zeldzame ijver hun medewerking hebben verleend. Gedreven door een ongelooflijke machtswellust gaat Mao op twee borden schaken. Enerzijds steunt hij op het officierencorps van een leger dat door de pro-maoïstische minister van landsverdediging, Lin Biao, was gereorganiseerd om een staatsgreep te kunnen plegen en dat handig werd geïndoctrineerd met het ‘Rode Boekje’. Anderzijds roept hij op tot de vorming van ‘Rode Wachten’ die gerekruteerd worden uit kleinburgerlijke studentenlagen die worden opgehitst en die happig zijn op staatsbaantjes. Deze twee krachten komen steeds meer tegenover elkaar te staan en sleuren brede fracties van het proletariaat mee, dompelen heel het land in burgeroorlog en ellende, in een onbeschrijflijke chaos, en dat was juist de bedoeling van Mao die de schuld ervan afschuift op de leiders en er zelf alle voordeel uit slaat. Na drie jaar van verschrikkingen onder leiding van de ‘Grote Roerganger’ slaagt hij daar ook in; slachtpartijen onder de bevolking, massale zuiveringen binnen de KPC, dat alles zou voortduren tot na zijn terugkeer aan de macht in 1968. Die zou ook meteen het doodvonnis inluiden voor de ‘Rode Wachten’ die zich koesterden aan zijn slogan ‘Vergeet de klassenstrijd niet’. Het aantal doden als gevolg van deze hongersnood laat zich niet becijferen. Maar over het aantal van honderdduizenden doden dat de westerse media opgaven zou Mao op het einde van zijn leven met een verregaand cynisme zelf zeggen dat dit nog beneden de werkelijkheid lag!
Terwijl het maoïsme onvermoeibaar zijn vernietigingswerk op de Chinese nationale bodem voortzette kende ook zijn imperialistische activiteit geen rust. Vandaar dat de Chinese staat in bijvoorbeeld Monfolië onder Russische duiven schiet en in 1960 met de USSR breekt. Het binnenvallen van Tibet, de actieve deelname aan de oorlog in Vietnam, het verlenen van de belangrijkste steun, met de zegen van de Verenigde Staten, aan de Rode Khmers van Pol Pot in Kampuchea, en onder het voorwendsel van ‘nationale bevrijdingsstrijd’ de steun aan verschillende bewapende groepen zoals ‘Lichtend Pad’ tot in Zuid-Amerika; ze waren tekenend voor de opkomst van het Chinese imperialisme dat door de ‘groten’ werd ‘erkend’. Toch wordt de leugen van het ‘revolutionaire’ karakter van de Chinese maoïstische staat (die ook de onderdrukking van de arbeidersopstand van 1956 in Hongarije door de Russische troepen had toegejuicht) in stand gehouden en met veel trompetgeschal uitgebazuind door alle fracties van de westerse bourgeoisie, omdat het een belangrijke factor van bedrog en verwarring vormt voor de arbeidersstrijd zowel in het hart van het kapitalisme als in de periferie.
Momenteel worden Mao en zijn opvolgers door de bourgeoisie nog steeds voorgesteld als ware en onbuigzame vertegenwoordigers van het kommunisme. Door die leugen te bestendigen streeft de heersende klasse slechts één doel na: het bewustzijn van de proletariërs te vertroebelen en het historisch perspectief van hun strijd aan te tasten, namelijk de vernietiging van het wereldkapitalisme en de oprichting van een werkelijk kommunistische maatschappij.
AK
Opnieuw staat het Midden-Oosten in vlammen. Israëlische vliegtuigen en oorlogsschepen voeren systematische bombardementen uit op Beiroet en andere doelen in Zuid- en Noord-Libanon. Honderden burgers zijn vermoord of verminkt, vitale infrastructuur is verwoest. Vluchtelingen proberen in groeiende aantallen aan de gebombardeerde gebieden te ontkomen. Op het moment van schrijven vinden er voorbereidingen plaats voor een invasie over land door het Israëlische leger. In het zuiden, in Gaza, is het hele gebied slechts enkele maanden na de Israëlische troepenterugtrekking opnieuw tot een strijdperk tussen Israëlische troepen en gewapende Palestijnse organisaties omgevormd. De Israëlische militaire blokkade van beide regio’s wurgt de economie en veroorzaakt onnoemelijke ontberingen voor de plaatselijke bevolkingen. Maar ook de Israëlische bevolking wordt steeds angstiger: de raketten van Hezbollah hebben al verschillende levens geëist in het noorden waar acht mensen omkwamen door granaatinslagen in een spoorwegdepôt in Haifa.
De ontvoeringen van Israëlische soldaten door Hamas in het zuiden en Hezbollah in het noorden worden als reden opgegeven voor dit grootschalige offensief van de Israëlische staat. Maar dat is slechts een voorwendsel: Israël heeft de crisis aangegrepen om de Hamas-regering in de bezette gebieden kreupel te slaan of te liquideren, en om van de Libanese staat te eisen om Hezbollah te ontwapenen - iets dat helemaal buiten het bereik van diens mogelijkheden ligt. Het probeert ook om Syrië en Iran in het conflict te betrekken, door dreigende taal uit te slaan in de richting van Syrië, en door te beweren dat één van de doelen voor het bombarderen van Libanon bestaat uit het verhinderen dat de ontvoerde Israëlische soldaten worden overgebracht naar Iran, dat Hezbollah bewapent en steunt.
Het conflict draagt de dreiging in zich om tot een regionale oorlog te escaleren. En omdat het Midden-Oosten een regio is van zo’n groot strategisch belang, betekent iedere oorlog daar niet alleen een conflict tussen Israël en de Palestijnen of zijn Arabische buren, maar tussen de grootmachten. In 1948 steunden Rusland en Amerika de oprichting van de staat Israël als een middel om de greep van Groot-Brittannië en Frankrijk te breken, de oude koloniale machten die voordien de regio controleerden. De oorlog rond het Suez-kanaal van 1956 bevestigde dat de Verenigde Staten voortaan baas in de regio zou zijn. Ze vernederden de Fransen en de Britten door van hen te dwingen hun invallen in Nasser’s Egypte stop te zetten. De oorlogen van 1967, 1973 en 1982 maakten deel uit van het globale conflict tussen het Amerikaanse en het Russische blok, waarbij de Verenigde Staten Israël steunde en Rusland de PLO en de Arabische regimes.
Met de ineenstorting van het Russische blok in 1989 was het toneel gereed voor een ‘Pax Americana’ in Israël en Palestina. De Verenigde Staten werden de makelaar van de Oslo-verdragen in 1993. Ze hoopten dat de regeling van het Israëlisch-Palestijnse conflict hen tot de onbetwiste meester in de regio zou maken. Het tentoonspreiden van de Amerikaanse vernietigingskracht in Irak in 1991 diende hetzelfde doel.
Maar alle pogingen van het Amerikaanse imperialisme om in het Midden-oosten een ‘nieuwe wereldorde’ op te leggen, hebben tot niets geleid. Sinds de zogenaamde ‘vredesverdragen’ van Oslo, en vooral sinds de ‘tweede Intifada’ van 2000 zijn er voortdurend conflicten in Israël-Palestina geweest: onophoudelijke rondes van moorddadige zelfmoordaanslagen, gevolgd door brutale Israëlische vergeldingsacties, gevolgd door meer zelfmoordaanslagen, en nog meer vergeldingsacties. Parallel hieraan zijn de inspanningen van de Verenigde Staten om hun controle over Afghanistan en Irak veilig te stellen (de zogenaamde ‘oorlog tegen het terrorisme’), in hun eigen gezicht ontploft. Ze hebben twee nieuwe Vietnams geschapen en beide landen in een totale chaos gestort. Terwijl de situatie in Libanon escaleert, wordt de Iraakse bevolking dagelijks gemarteld door verschrikkelijke sektarische bloedbaden, en heeft de Afghaanse regering, gesteund door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, haar greep over het grootste deel van het land verloren. De gevolgen van het militaire moeras in Irak en Afghanistan hebben hun weerslag op het Israëlisch-Palestijnse conflict en omgekeerd. De provocerende houding van Israël tegenover Iran is een echo van de Amerikaanse confrontatie met Teheran over diens nucleaire programma, terwijl de ‘vooruitgang’ van het Islamitisch terrorisme in Irak op zijn beurt de acties van Hamas en Hezbollah beïnvloedt. De meedogenloze afslachtingen van burgers in New York, Madrid en Londen door terroristische bendes bevestigen dat de oorlog in het Midden-Oosten al zijn terugslag heeft in de centra van het systeem zelf. Het zich overleveren aan militair aventurisme is het enige middel dat iedere macht of kliek nog tot zijn beschikking heeft, vanaf de grootste tot aan de onbetekendste, om hun imperialistische belangen te verdedigen tegen hun rivalen.
Kortom, de situatie in heel het Midden-Oosten laat zien dat de Verenigde Staten haar niet onder controle hebben, maar dat zich een oncontroleerbare chaos verspreidt. Israël’s ultra-agressieve houding toont dit beeldend aan (1)
De andere grootmachten zwaaien met ‘vredes’-spandoeken, zoals ze dat ook voor de invasie van Irak deden. Frankrijk en Rusland hebben Israël’s ‘disproportionele’ militaire operatie in Libanon duidelijk veroordeeld. Ook Groot-Brittannië heeft een meer onafhankelijke lijn aangenomen: het heeft Israël’s ‘collectieve bestraffing’ van de Palestijnen in Gaza scherp bekritiseerd, en heeft een grote show gemaakt van het sturen van oorlogsbodems om Britten uit Libanon te evacueren. Maar deze machten zijn helemaal niet geïnteresseerd in vrede maar slechts om hun invloedssferen in de regio te handhaven. Zij zullen met zekerheid trachten te profiteren van de zwakte van de Verenigde Staten, maar geen van hen is in staat om de rol van wereldwijde politieagent op zich te nemen, en hun conflicterende imperialistische belangen maken het hen onmogelijk om een samenhangende gezamenlijke politiek te voeren. Dat is de reden waarom de grootmachten tijdens de recente top van de Grote Acht in Rusland een ‘verenigde’ houding over de Libanoncrisis aannamen... die onmiddellijk aanleiding gaf tot wederzijdse beschuldigingen en onenigheid.
Alle bij dit conflict betrokken staten en krachten zijn bezig om militaire en diplomatieke plannen te smeden die aan hun eigen belangen beantwoorden. Ze gebruiken ongetwijfeld de meest ‘rationele’ methoden om ze op te stellen, maar allemaal zijn ze gevangen in een fundamenteel irrationeel proces: het onstuitbare afglijden van het kapitalistische systeem in imperialistische oorlog, dat momenteel steeds meer de vorm aanneemt van een oorlog van ieder tegen allen. Zelfs de machtige Verenigde Staten worden deze afgrond in getrokken. In de geschiedenis raakten beschavingen die op hun laatste benen liepen in eindeloze oorlogen verwikkeld. Het feit dat het kapitalisme een systeem van permanente oorlog is geworden, is het duidelijkste bewijs dat het in een toestand van fundamenteel verval verkeert, en dat zijn voortbestaan een dodelijk gevaar voor de mensheid is geworden.
Wanneer alle ‘vredesplannen’ van het kapitalisme tot mislukken gedoemd zijn, welk alternatief bestaat er dan voor de imperialistische wanorde die ze veroordeelt? Dat zijn zeker niet de verschillende nationalistische en religieuze bendes die beweren zich te verzetten tegen het imperialisme in Palestina, Irak of Afghanistan: Hamas, de PLO, Hezbollah, Al Qaïda... Ook zij zitten helemaal gevangen in de logica van het imperialisme, of ze er nu voor eigen rekening op los slaan, of dat ze direct aan kapitalistische staten zijn verbonden. Hun doelen, of het nu gaat om de oprichting van nieuwe nationale staten of de droom van een islamitisch kalifaat in het hele Midden-Oosten, kunnen alleen worden nagestreefd door imperialistische oorlog. En hun methoden, die altijd het aanrichten van willekeurige bloedbaden onder de burgerbevolking insluiten, zijn precies dezelfde als die van de staten waartegen zij beweren zich te verzetten.
De enige oppositie tegen het imperialisme is het verzet van de arbeidersklasse tegen uitbuiting, omdat dit alleen kan uitgroeien tot een open strijd tegen het kapitalistische systeem, een strijd om dit stervende systeem van winst en oorlog te vervangen door een maatschappij die zich richt op de menselijke behoeften. Omdat de uitgebuiten overal dezelfde belangen hebben, is de klassenstrijd internationaal en zonder belang om zich met de ene staat te verbinden tegen een andere. Zijn methoden zijn direct tegengesteld aan de verscherping van de haat tussen etnische en nationale groepen, omdat hij de proletariërs van alle landen rond een gezamenlijke strijd tegen het kapitaal en de staat schaart.
In het Midden-Oosten heeft de spiraal van nationalistische conflicten de klassenstrijd zeer moeilijk gemaakt, maar hij bestaat nog steeds - in demonstraties van werkloze Palestijnse arbeiders tegen de Palestijnse autoriteiten, in stakingen door de arbeiders in de openbare sector in Israël tegen de bezuigingsmaatregelen van de regering. Maar de meest waarschijnlijke bres in de muur van oorlog en haat in het Midden-Oosten ligt buiten deze regio: in de groeiende strijd van de arbeiders in de centrale landen. Het beste voorbeeld van klassensolidariteit dat we kunnen geven aan de bevolkingen die de verschrikkingen van de imperialistische oorlog in het Midden-Oosten direct ondergaan is om de strijd verder te ontwikkelen, die al is opgenomen door de toekomstige arbeiders aan de Franse scholen en universiteiten, door de metaalarbeiders van Vigo in Spanje, de postarbeiders van Belfast en de luchthavenarbeiders van Londen.
Internationale Kommunistische Stroming, 17 juli 2006
(1) De barbaarse oorlogspolitiek van de Israëlische staat staat onder onmiddellijke verantwoordelijkheid van Amir Peretz; de leider van de linkervleugel van de Arbeiderspartij, lange tijd een vakbondsbons en voormalig militant van de pacifistische beweging Vrede Nu. Men zou zich kunnen voorstellen dat het een soort van specifiek ‘Israëlische schotel’ is dat ‘een man van links’ de onbuigzame slager uithangt - maar dat zou een vergissing zijn. Een jaar eerder, toen de politie van London in de metro een jonge Braziliaanse arbeiders vermoordde, werd één van de meeste resolute rechtvaardigingen voor van ‘shoot to kill’-politiek voor iedereen die ervan verdacht werd een ‘terrorist’ te zijn gegeven door niemand minder dan ‘Rode Ken’ Livingstone, de ultra-linkse burgemeester van Londen. Zodra het gaat om een bloedige militaire verdediging van de nationale hoofdstad heeft ‘links’ altijd een vastbeslotenheid zonder scrupules aan de dag gelegd, om welk land het ook ging.
De volgende tekst vormde de inleiding van de openbare vergadering van de IKS te Lille op 18 maart waar studenten en militanten die betrokken waren in de recente gebeurtenissen debatteerden over hun ervaring en de beste manier om de beweging uit te breiden.
Sinds begin februari, en ondanks de verspreiding in de periode van de schoolvakanties, kwamen in de meeste grote steden in Frankrijk studenten en leerlingen van middelbare scholen op de been om hun woede te uiten over de economische aanvallen van regering en ondernemers en tegen het CPE (1). En dat ondanks de burgerlijke mediaboycot en vooral van de televisie die, dagen aan een stuk, zijn camera’s zo graag richtte op de ‘heldendaden’ van de ‘barbaren-bende’ (2).
De woede van de studenten en middelbare scholieren is gerechtvaardigd!
De instellingen van het openbare onderwijs (middelbare en hogescholen, universiteiten) zijn werklozenfabrieken geworden, voorraadkamers van goedkope arbeidskracht. Omdat ze dat begrepen hebben stuurden studentenvergaderingen afgevaardigden naar nabijgelegen fabrieken en naar de jeugdige werklozen in de buitenwijken om hen op te roepen zich bij de strijd aan te sluiten. Het CPE, dat is de georganiseerde bestaansonzekerheid. Maar die raakt niet alleen de jongeren. Alle generaties worden getroffen door werkloosheid, bestaansonzekerheid en armoede.
Vandaar dat in sommige universiteiten zoals die van Parijs III Censier het onderwijzend en ondersteunend personeel, uit solidariteit met de studenten, eveneens in staking ging.
Na de rellen die de buitenwijken in de maand november in hun greep hielden hebben de bourgeoisie, haar regering en politieke partijen de orde hersteld door een uitgaansverbod in te stellen en jonge immigranten die hun ‘gastland’ niet respecteerden over de grenzen te zetten. Dit keer willen zij die ons regeren andermaal, en met ongekend cynisme, de kinderen van de arbeidersklasse ‘met de hogedrukspuit schoonvegen’: het is in naam van de ‘gelijkheid van kansen’ dat ze hen bestaansonzekerheid en armoede voorschotelen. Met het CPE krijgen jongeren de ‘kans’ om aan het eind van hun opleiding werk te vinden waarbij ze zijn overgeleverd aan de genade van de ondernemers. Geen schijn van kans om huisvesting te vinden, een gezin te stichten of hun kinderen te onderhouden. Dat betekent dat ze elke dag met angst en beven naar het werk moeten gaan, uit vrees de beruchte ‘aangetekende brief’ te ontvangen met daarin de onheilspellende mededeling: “Ontslagen”! Want dat is de loonslavernij! Dat is het kapitalisme!
De enige ‘gelijkheid’ die het CPE biedt is die van de gelijke armoede: opeengepakt te worden in de getto’s van de buitenwijken, baantjes zonder enige zekerheid, werkloosheid, bijstandsminimum (3), leven van de hand in de tand. Dat is de ‘stralende toekomst’ die de heersende klasse, die de bourgeoisie en haar ‘democratische’ staat als garantie bieden aan de kinderen van de arbeidersklasse!
Dat zijn de kinderen waarvan de ouders in 2003 op de been kwamen tegen de hervormingen van het pensioensysteem, en waarover mijnheer Raffarin, de voorloper van Villepin, de gore moed had te verklaren: “Het is niet de straat niet regeert!”
Na de mokerslagen tegen de ‘ouderen’ en toekomstige gepensioneerden regent het nu klappen op de ‘jongeren’ en komende werklozen! Met het CPE laat het kapitalisme zijn ware gezicht openlijk zien: dat van een systeem in verval dat geen enkele toekomst meer te bieden heeft aan nieuwe generaties. Een wegrottend systeem in een onoplosbare economische crisis. Een systeem dat sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog fabelachtige sommen geld uitgaf aan een steeds verder ontwikkelde en steeds moorddadiger wapenproductie. Een systeem dat sinds de Golfoorlog van 1991 niet ophield bloed te laten vloeien over heel de planeet. Datzelfde bankroete systeem, diezelfde kapitalistische klasse die ten einde raad is, levert hier miljoenen menselijke wezens over aan armoede en ellende en zaait dood en verderf in Irak, in het midden-Oosten en Ivoorkust (4)!
Het kapitalistische systeem dat de wereld beheerst geeft er iedere dag weer blijk van dat het omvergeworpen moet worden. En omdat ze dat beginnen te beseffen namen de studenten aan de universiteit van Parijs Tolbiac in een algemene vergadering een motie aan waarin ze stelden: “Aan het kapitalisme moet een eind worden gemaakt”! Om dezelfde reden nodigden de studenten van Parijs Censier op vrijdag 3 maart een theatergroep uit om revolutionaire liederen te komen zingen. De rode vlag wapperde er en enkele honderden studenten, met lesgevend en ondersteunend personeel, zongen De Internationale. Het Kommunistisch Manifest van Karl Marx werd er rondgedeeld. Binnen de muren van de universiteit weerklinkt het woord revolutie. In heel dit schouwspel wordt gedebatteerd over klassenstrijd, wordt verwezen naar de Oktoberrevolutie in Rusland in 1917 en naar de grote namen uit de arbeidersbeweging, zoals die van Rosa Luxemburg die in 1919 tijdens de Duitse revolutie tezamen met haar kameraad Karl Liebknecht laf werd vermoord in opdracht van de socialistische partij die de regering leidde.
Om de goedgeklede ‘barbarenbende’ die ons regeert te lijf te kunnen gaan moeten de jongere generaties de ervaringen van hun voorgangers in de herinnering roepen. Ze moeten zich vooral weer inprenten wat zich in Mei 1968 afspeelde.
In de loop van de beweging waardoor eerder de universiteiten van de grote ontwikkelde landen in beroering werden gebracht, vooral van de Verenigde Staten en Duitsland, kwamen de Franse universiteitsstudenten massaal op de been in Mei 1968. Maar die mobilisatie verkreeg een heel andere betekenis toen alle delen van de arbeidersklasse in strijd kwamen: negen miljoen arbeiders in staking! De meest bewuste en strijdbaarste studenten stegen vervolgens boven hun eigen specifieke eisen uit door te verklaren dat hun strijd dezelfde was als die van de arbeidersklasse. Ze riepen de arbeiders op naar de bezette universiteiten te komen om te debatteren over de toestand en de vooruitzichten. Overal werd gediscussieerd over revolutie en over de noodzaak om het kapitalisme omver te werpen.
Mei 1968 liep niet uit op de revolutie; die was nog niet mogelijk omdat het kapitalisme pas aan het begin van zijn crisis stond. Maar de bourgeoisie beleefde de grootste schrik van haar leven. En toen de regering er in slaagde de toestand weer onder controle te krijgen, dan was het omdat de vakbonden er alles aan deden om de arbeiders weer aan het werk te krijgen; omdat de partijen van links, zij die zichzelf voordeden als de verdedigers van de arbeiders, opriepen tot deelname aan de verkiezingen die door het regime van De Gaulle (5) waren georganiseerd.
Mei 1968 liet zien dat de revolutie geen muf en stoffig museumstuk was en niet tot een vergaan verleden behoorde, maar dat die de enig mogelijke toekomst voor de maatschappij vertegenwoordigde. Deze grote beweging van de arbeidersklasse, die werd gevolgd door veel arbeidersstrijd in talrijke andere landen, maakte de heersende klasse bovendien duidelijk dat ze de uitgebuiten niet kon ronselen achter de nationale vlaggen, dat ze de handen niet vrij had om voor een derde keer een wereldoorlog te laten uitbreken, zoals ze dat had gedaan in 1914 en in 1939. Als de economische crisis, anders dan in de jaren 1930, niet uitdraaide op een veralgemeend bloedbad, dan was het dankzij de strijd van de arbeidersklasse.
De jongerenbeweging tegen het CPE maakt duidelijk dat de kiemen van een nieuwe maatschappij al opgroeien in de schoot van een oude kapitalistische maatschappij in doodsnood. De toekomst ligt in handen van deze nieuwe generatie. De scholieren en studenten beginnen zich er rekenschap van af te leggen dat ze als toekomstige werklozen zonder bestaanszekerheid in hun overgrote meerderheid behoren tot de arbeidersklasse. Een uitgebuite klasse die het kapitalisme in toenemende mate uitsluit van de productie. Een klasse die geen andere keuze heeft dat de strijd aan te gaan om haar levensomstandigheden en de toekomst van haar kinderen te verdedigen. Een klasse die geen andere keuze heeft dan het kapitalisme omver te werpen en een eind te maken aan uitbuiting, ellende, werkloosheid en barbaarsheid. Een klasse die als enige een nieuwe wereld kan opbouwen, niet gegrondvest op concurrentie, uitbuiting en winstbejag, maar op de bevrediging van alle behoeften van de menselijke soort.
In 1914 waren het de kinderen van de arbeidersklasse, waarvan het overgrote deel nog tieners was, die in de loopgraven werden gejaagd om daar te dienen als kanonnenvoer. De kapitalistische hyena aasde op het bloed van de uitgebuiten en maaide een jonge generatie weg die door Rosa Luxemburg als “bloesem van het proletariaat” werd aangeduid.
Dit kapitalistische systeem in verval liet de kinderen van de arbeidersklasse in 1914 aan het front verminken en afslachten, en nogmaals in 1939; de “bloesem van het proletariaat” van de één-en-twintigste eeuw heeft de verantwoordelijkheid om het te vernietigen door de strijd aan te gaan aan de zijde van heel de arbeidersklasse van alle generaties.
In Brazilië, aan de universiteit van Vitoria da Conquista, lieten de studenten onlangs hun bereidheid zien om te debatteren over de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Zij begrepen dat nieuwe generaties de fakkel van de strijd van hun ouders, grootouders en overgrootouders kunnen overnemen door zich in te leven in de ervaring van eerdere generaties. Die studenten luisterden naar wie hen dat verleden kon overdragen, een verleden dat ze zich eigen moeten maken en dat jonge generaties nodig hebben om een toekomst te kunnen opbouwen. Ze ontdekten dat de geschiedenis van de klassenstrijd, de levende geschiedenis, niet alleen uit boeken maar ook uit overlevering kan worden geleerd. Ze durfden het woord te nemen, vragen te stellen, meningsverschillen naar voren te brengen en argumenten tegenover elkaar te stellen.
In de Franse universiteiten, net als in die van Brazilië, moeten de collegezalen en de algemene vergaderingen worden opengesteld voor allen – arbeiders, werklozen, revolutionairen – die een eind willen maken aan het kapitalisme.
Al enkele maanden wordt de arbeidswereld door elkaar geschud door stakingen in de openbare zowel als in de privé-sector – in Duitsland, in Spanje, in de Verenigde Staten, in India, in Latijns-Amerika. Tegen werkloosheid en ontslagen hebben stakers overal de noodzaak verdedigd van solidariteit tussen de generaties, tussen werklozen en werkenden!
Studenten, scholieren, jullie woede tegen het CPE is niet meer dan een rimpeling op het water als jullie alleen blijven staan, opgesloten binnen de muren van universiteit en school! Uitgesloten van de productie beschikken jullie niet over de middelen om druk uit te oefenen op de bourgeoisie door het verlammen van de kapitalistische economie.
Loonarbeiders, werklozen, gepensioneerden, het is nodig om op de been te komen, het zijn jullie kinderen die nu onder vuur liggen! Jullie hebben genoeg geproduceerd en produceren nog altijd de hele maatschappelijke rijkdom. Jullie vormen de motor van de strijd tegen het kapitalisme!
Jonge werklozen uit de buitenwijken, jullie zijn niet de enigen die worden ‘buitengesloten’. Jullie worden tegenwoordig behandeld als ‘uitschot’. Ook dat is niet nieuw: in 1968 werden jullie ouders toen ze in opstand kwamen tegen de kapitalistische uitbuiting uitgemaakt voor ‘gepeupel’.
Het enige vooruitzicht, de enige toekomst ligt niet in het blinde geweld, in het in brand steken van auto’s. De enige toekomst bestaat uit de solidaire en verenigde strijd van de hele arbeidersklasse, van alle generaties! Het is in stakingen, in algemene vergaderingen, in discussies op de werkvloer en in de onderwijsinstellingen, in demonstraties op straat dat we allemaal tezamen onze woede tot uiting kunnen brengen tegen de werkloosheid, tegen de bestaansonzekerheid en de ellende!
Weg met het CPE! Weg met het kapitalisme! De arbeidersklasse heeft niets te verliezen dan haar ketenen. Zij heeft een wereld te winnen.
Internationale Kommunistische Stroming / 06.03.2006
(1) Contrat Première Embauche (Startbaancontract): een nieuwe vorm van arbeidscontract voor arbeiders onder de 26 jaar voorgesteld door de regering Villepin. De meest saillante maatregel ervan is de tweejarige ‘proefperiode’, waarin de werkegever het recht heeft om een arbeider zonder voorafgaande kennisgeving of opgaaf van redenen te ontslaan. Deze maatregel wordt al toegepast in het CNE-arbeidscontract voor arbeiders van alle leeftijden in het kleinbedrijf (minder dan 25 werknemers). In feite zijn deze twee nieuwe arbeidscontracten bedoeld om, samen met tijdelijke contracten voor oudere werknemers (CDD Séniors), stukje bij beetje de bestaande Franse arbeidswetgeving om zeep te helpen, en daarmee de beperkte rechten af te schaffen die deze de arbeiders tegenwoordig nog biedt.
(2) Een bende straatschenders die een afgrijselijke kidnapping van een jonge winkelbediende op touw zette om diens familie geld af te persen. De winkelbediende werd daarbij vermoord.
(3) De Franse minimumuitkering voor werklozen (het bijstandsminimum) bedraagt momenteel €433,- per maand voor een alleenstaande – dat dekt vaak niet eens de maandhuur.
(4) Waar het Franse leger momenteel ‘de rust bewaard’.
(5) De toenmalige Franse president.
(6) Zie ons artikel Vier openbare activiteiten van de IKS in Brazilië: Een versterking van de proletarische standpunten in Brazilië [40].
De volgende tekst vormde de inleiding tijdens de openbare vergadering van de IKS van Parijs op 11 maart waar studenten en militanten die betrokken waren in de recente gebeurtenissen debatteerden over hun ervaring en de beste manier om de beweging uit te breiden.
Zoals jullie uit de media konden vernemen trokken gisterenmiddag (10 maart) enkele honderden studenten van de universiteiten uit de regio van Parijs naar de Sorbonne (1). Die was verschillende dagen bezet door een vijftigtal studenten van deze faculteit in het centrum van Parijs. Aan de faculteit van Censier werd gisteren een algemene vergadering van de studenten gehouden die besloot om een massale afvaardiging te sturen om voedsel te brengen naar de kameraden die door politiekordons in de Sorbonne waren opgesloten.
Verschillende honderden studenten forceerden een doorgang en gingen via ramen en deuren naar binnen. Maar de solidariteitsbeweging met hun gegijzelde kameraden die vastzaten in de valstrik van de Sorbonne was heel erg uiteenlopend. Sommige studenten, vooral die van Censier, probeerden om te discussiëren met de mobiele eenheden van de gendarmerie. Sommigen hieven leuzen aan: “CRS aan onze kant!” (2) anderen riepen: “Sarkozy, aan het RMI” (3). De politie chargeerde nog niet, ook al begonnen de meest heetgebakerden te duwen en werden er heimelijke knuppelslagen uitgedeeld. Ondanks de schermutselingen zijn er, voor zover wij weten, op dat moment geen aanhoudingen verricht. De ordestrijdkrachten hadden blijkbaar het bevel gekregen om niet te chargeren, wat het mogelijk maakte dat de studenten in de Sorbonne kwamen door ramen en deuren te forceren. Enkele honderden studenten zijn dus in de val getrapt.
De toestand sloeg vrijdagnacht om en er waren gewelddadige botsingen tussen studenten en ordestrijdkrachten. Om vier uur ’s morgens ontruimde de CRS tenslotte de Sorbonne met knuppels en traangas. Enkele tientallen studenten werden opgepakt.
Deze kinderen van de arbeidersklasse overkwam dus hetzelfde als de geitjes van mijneer Seguin: ze hielden zich sterk tot in de vroege ochtend maar de wolf at ze toch op (4).
Tegenover de repressie, tegenover de arrestaties maar ook de politiecontrole over de universiteiten die zijn volgestouwd met verklikkers en RG-ers (5), heeft de IKS de plicht om luid en duidelijk de aanslagen van de burgerlijke ‘democratische’ staat aan te klagen op de kinderen van de arbeidersklasse. De IKS verklaart zich solidair met de kinderen van de arbeidersklasse die worden aangevallen door het Startbaancontract, het CPE (6), die in elkaar worden geslagen en aangehouden door de politie.
Vandaag “heerst orde” op de Sorbonne. De kinderen van de arbeidersklasse hebben een slag verloren, maar het proletariaat heeft de klassenoorlog niet verloren.
De beste solidariteit die de arbeidersklasse kan betuigen met de jonge generaties, tegenover de aanvallen van het kapitalisme, is nu in alle sectoren de strijd aan te gaan tegen het CPE, tegen alle aanvallen van de bourgeoisie en tegen de repressie. De arbeidersklasse moet de vrijlating eisen van haar kinderen die in boevenwagens zijn afgevoerd.
Daarom moeten er overal massale algemene vergaderingen worden houden waar debat kan plaatsvinden. Het is tijd om massaal op straat te komen.
Want vooraleer op de been te komen moet er worden nagedacht, door allen tezamen, over de doelen en middelen van de strijd. Want het doel heiligt niet alle middelen. De meest bewuste mensen, de heldersten van de arbeidersklasse, de meest bewuste van de studentenjeugd moeten de voorhoede vormen opdat het verzet tegen het CPE geen avontuur van korte duur wordt. Wat zich vrijdagnacht in de Sorbonne afspeelde is enkel een onderdeel van een beweging die zich, op het een of ander moment, als een olievlek zal verspreiden over de nationale grenzen.
Maar laten we in het kort ingaan op de gebeurtenissen van de laatste weken.
Ondanks de black-out van de burgerlijke media en vooral van de televisie, ondanks de verspreiding door de schoolvakantie, kwamen sinds begin februari studenten en mindere mate scholieren (7) op de been vooral in de universiteiten van de grote steden om te protesteren tegen het nu al beruchte Startbaancontract (CPE) dat zojuist was aangenomen door het parlement.
Toen we hoorden van wat er gebeurde op de faculteiten van Paris-3 Censier hebben we onmiddellijk onze krachten verzameld om te proberen te begrijpen wat er gaande was en wat het belang van deze beweging was.
Intussen kunnen we met stelligheid verklaren dat deze beweging van de jeugd niets te maken heeft met een koude drukte van klassensamenwerking (8). En dat zelfs als er op de faculteiten overduidelijk kinderen zijn van de bourgeoisie en uit de kleinburgerij, waarvan het merendeel vijandig tegenover de staking staat en dat vol van illusies is over de toekomst die het kapitalisme hen biedt. Hoe de strijd van de studenten tegen het CPE ook zal aflopen, het is geen strovuurtje, geen revolte van korte duur. De IKS begroet luid en duidelijk deze beweging die volop deel uitmaakt van de strijd van de arbeidersklasse.
Waarom?
Eerstens omdat de opstand van de studenten een gerechtvaardigd protest is tegen een directe massale en frontale economische aanval op het geheel van de arbeidersklas. Met het CPE staat de nieuwe generaties aan het einde van hun schoolloopbaan nog meer bestaansonzekerheid en armoede te wachten.
Vervolgens omdat de studenten onmiddellijk op de been kwamen op een klassenterrein, zoals ze dat op magistrale wijze lieten zien op de betoging van 7 maart. Ze waren in staat om hun bijzondere eisen opzij te zetten (zoals bijvoorbeeld de hervorming van de LMD (9)) om zich te scharen achter eisen waarin de arbeidersklasse zichzelf kan herkennen.
Tenslotte is het voor het eerst sinds mei 1968 dat men studenten slogans hoorde aanheffen die oproepen tot eenheid en solidariteit van de hele arbeidersklasse: “Arbeiders, werklozen, scholieren, studenten, eenzelfde strijd!”
Ze gingen verder dan de studenten van Mei 1968: in tegenstelling tot de generatie van Mei 1968 die getekend was door de geest van dwarsliggerij en wat men toen noemde ‘het generatieconflict’, stelden de studenten nu de noodzaak van eenheid voorop, niet alleen tussen de verschillende delen van de arbeidersklasse maar ook van de generaties, tussen diegenen die worden aangevallen door het CPE en de huidige en toekomstige gepensioneerden die worden aangevallen worden door een ‘Eindbaancontract’.
Als de nieuwe generatie in zeker opzicht rijper is dan die van de jaren 1960, dan is dat vooral doordat de objectieve voorwaarden gerijpt zijn: de economische crisis is dieper geworden. Die ontmaskert momenteel het onafwendbare bankroet van het kapitalistische systeem.
Maar de studenten gingen vooral veel verder dan hun voorgangers van Mei 1968 in de wijze waarop ze de strijd in eigen hand namen. Het was verbazingwekkend en opvallend hoe ze de strijdmethodes van de arbeidersbeweging overnamen en tot solidariteit met de strijd op te wekken. Deze methode trad heel duidelijk op de voorgrond in de algemene vergaderingen in Censier, maar juist niet in de bezetting van de Sorbonne.
Wij willen hier eerst ingaan op wat er de laatste dagen plaatsvond aan de universiteit van Paris-3 Censier. Iedere dag weer bezetten de studenten en het personeel die in staking waren de collegezalen om er massale algemene vergaderingen te houden.
Omdat we er zelf getuige van waren wat er zich in die algemene vergaderingen afspeelde, kunnen we duidelijk verklaren dat ze functioneren naar het voorbeeld van de arbeidersraden. De rijkdom van de discussies waarbij iedereen het woord kon nemen om zijn zienswijze uit te leggen, de manier waarop de zaal het debat organiseerde, het stemmen, het aanstellen van verschillende comités van verkozen en door de soevereine algemene vergaderingen afzetbare afgevaardigden; heel deze dynamiek, deze strijdmethode is dezelfde als die opdook tijdens de grootste momenten van klassenstrijd: in 1905 en in 1917 in Rusland, in 1918 in Duitsland, en in Polen tijdens de massastaking van 1980.
Voor ons is het duidelijk dat de zuurstof van de beweging, het epicentrum van de aardbeving, niet is te vinden in de Sorbonne waar de studenten werden ingesloten in de bezette universiteit en waar ze omsingeld waren door de CRS. Het epicentrum van de aardbeving bevond zich aan de universiteit van Censier. En de bourgeoisie wist dat. Daarom hebben de media een totale black-out afgekondigd over de algemene vergaderingen van Censier.
De studenten van Censier zijn er in geslaagd hun leraren en het administratief personeel in de staking te betrekken. Ze zijn er in geslaagd om een solidaire en eensgezinde beweging op te bouwen. Zodanig zelfs dat ze beslisten om gemeenschappelijke algemene vergaderingen te houden van studenten en personeel van de universiteit.
Hoe kan het dat deze jongeren, waarvan sommigen van de leiders van de beweging slechts eerstejaars zijn, zich zo snel konden ontwikkelden om een dergelijke beslissing te nemen sinds de betoging van 7 maart?
Heel eenvoudig omdat de botte weigering van Mijnheer Villepin na de betoging van 7 maart de studenten er toe dreef heeft om de algemene vergaderingen open te stellen voor het personeel en dat het woord te verlenen. In 1968 was het juist de afzondering van de arbeiders in de bedrijven, aangeprezen door de vakbonden, die de bourgeoisie in staat stelde om de arbeidersklasse de nederlaag te bezorgen.
Het merendeel van de arbeiders kon niet discussiëren met hun kameraden uit andere bedrijven of met de studenten. Ze hadden zich laten opsluiten achter de bedrijfspoorten. Het is een ervaring die de jonge generaties moeten opdoen om de manoeuvres en de valstrikken te ontlopen van alle saboteurs die ze in kleine groepjes naar de nederlaag voeren.
Om terug te komen op de gebeurtenissen sinds 7 maart:
De dag na de betoging kwam een minderheid van arbeiders van andere sectoren, die trouwens ook revolutionaire militanten zijn en ouders van de strijdende studenten, zien naar wat er gaande was op de universiteit. En wat we te zien en te horen kregen in de algemene vergaderingen van Censier deed ons inzien dat deze studentenagitatie tegen het CPE een strijd was die volledig deel uitmaakt van die van de arbeidersklasse. We kunnen vandaag andermaal herhalen dat de toekomst van de menselijke maatschappij wel degelijk in de handen van de jongere generaties berust. Eens te meer, zoals Marx zei, heeft de oude mol zijn werk gedaan (10). Andermaal heeft het marxisme, als revolutionaire theorie van het proletariaat, de vuurproef doorstaan.
De militanten van de IKS namen als arbeiders en als ouders van strijdende studenten het woord op de algemene vergaderingen. De leidraad was voor hun toespraken bestond uit het analysekader van de IKS dat als enige een perspectief kan bieden opdat de strijd van de studenten niet alleen blijft staan.
Zodra we begrepen wat er gaande was in Censier, besloot de IKS om het vuile werk van de burgerlijke media te bevechten: daarom wordt ons pamflet in zoveel mogelijk talen vertaald (en staat al op het web in het Frans, Spaans, Engels, Italiaans en Nederlands, wat betekent dat de arbeidersklasse en de universiteiten van Europa en het Amerikaanse continent op de hoogte kunnen zijn van wat er in Frankrijk gebeurd).
In de algemene vergaderingen van de laatste twee dagen hebben de leraren en het administratief personeel van de universiteit van Censier de beweging een nieuwe stoot gegeven. Zij namen verschillende keren het woord om te herhalen dat ze actief zouden deelnemen aan de uitbreiding van de staking op de universiteit. Ze probeerden om de meer aarzelende en vijandige studenten mee te trekken door ze gerust te stellen: ze verbonden zich ertoe om de stakende leerlingen niet te benadelen bij de examens en met betrekking tot hun studieuitkeringen.
En tenslotte nemen we een zin voor onze rekening van een van de leraren Paris-3: “De studenten van Censier hebben iets nieuws uitgevonden, iets heel machtigs dat de andere universiteiten met hen mee zal slepen. En dat zagen we heel duidelijk tijdens de betoging van 7 maart.”
Inderdaad, wat gebeurde op 7 maart?
Meer dan duizend studenten stonden op het plein voor de faculteit van Censier om gezamenlijk te vertrekken naar de betoging, waartoe was opgeroepen door vakbonden en linkse partijen. Zodra ze zich er bewust van werden dat de vakbondsstoet, en dan vooral die van de CGT (11), in de betoging voorop wilde gaan, maken de studenten rechtsomkeert. Ze nemen de metro om vóór de vakbondsstoet te komen en nemen hun kameraden van de andere faculteiten op sleeptouw. Daardoor nam de strijdende studentenjeugd spontaan de kop van de betoging in achter één enkel spandoek, met een eenheidsslogan, waarin kort en bondig de intrekking werd geëist van het CPE, terwijl in het pamflet dat door de PCF (12) werd uitgedeeld met geen woord rept over intrekking van het CPE (we hebben dat pamflet en de kameraden kunnen het komen inzien)!
Dank zij deze indianenlist van de studenten van Censier, bevond de stoet van de oude stalinistische dinosaurus zich plotseling achter de kinderen van de mammoet van het nationale onderwijs (13). De CGT werd gedwongen om haar verroeste wagons te koppelen aan de locomotief van de jonge generatie, een generatie die Rosa Luxemburg de “bloezem van het proletariaat” noemde.
Zoals in mei 1968 waren heersende klasse en haar inkapselingskrachten in de arbeidersrangen verrast en overspoeld door de toestand. En wij moeten toegeven, in zekere mate was ook de IKS verrast door de vitaliteit en het reactievermogen van de studenten die het meest bij de pinken waren.
Het is juist omdat hij de klap niet had zien aankomen dat de leider van de CGT, Bernard Thibault, in een vraaggesprek voor de televisie op het LCI-kanaal verklaarde: "Het klopt dat we in de betoging van 7 maart niet alles hadden voorzien.”
Ook al vanwege dit ‘onvoorziene deel’, omdat ze door de gebeurtenissen werden overspoeld, vielen de vechtjassen van de PCF ons op de betoging aan en dan vooral onze tafel met publicaties. Eén van hen braakte deze scheldpartij uit: “Ik heb zin om in jullie gezicht te spuwen. Jullie durven jullie brochure (14) te verspreiden terwijl er helemaal geen stalinisten meer zijn in de PCF.” (sic!).
Tot zover het verslag van de gebeurtenissen. De kameraden en voornamelijk de studenten die zich hier in de zaal bevinden, kunnen deze inleiding in de discussie aanvullen, verbeteren en verduidelijken.
Wij willen nu in het kort ingaan op de black-out van de media.
Tijdens de rellen in de buitenwijken van herfst vorig jaar schrok de bourgeoisie er niet voor terug om een luidruchtige mediacampagne te voeren, niet allen in Frankrijk, maar tot in alle uithoeken van de wereld. In alle landen en op alle continenten stonden de rellen in Frankrijk op de voorpagina’s van de dagbladen en in het centrum van het nieuws op de televisie-kanalen.
En wat gebeurt er nu in medialand? Tot 7 maart was er volslagen stilte. Dagenlang werden we platgekletst over de vogelgriep, de smerige zaak van de ‘de barbarenbende’ (15) en andere rookgordijnen om het publiek bezig te houden en om het vooral niet te hoeven hebben over het belangrijkste, dat wil zeggen over het op de been komen van de studenten tegen het CPE.
Waarom bewaarden de burgerlijke media het stilzwijgen over de staking van de studenten terwijl ze zoveel heibel maakten over de rellen van de buitenwijken? Heel eenvoudig omdat, in tegenstelling tot de wanhopige rellen van de jongeren uit de buitenwijken, de strijd van de studenten geen strovuurtje is. Hij draagt een toekomstperspectief voor de maatschappij in zich.
En als de media de black-out momenteel opheffen dan is dat alweer om de belangen van de bourgeoisie te dienen. De studenten worden voorgesteld als een stelletje relschoppers. Dat is de boodschap die meneer Tony Blair overbrengt aan de Engelse krant The Times, die daags na de betoging van 7 maart titelde “Riots...”, dat wil zeggen: Rellen aan de Franse universiteiten.
De Franse media van hun kant dragen hun steentje bij tot de sabotage van de klassenstrijd. En niet alleen rechtse kranten zoals Le Figaro of Le Parisien. Ook die van links zoals de krant Libération die geleid wordt door de voormalige 1968-er Serge July die zelf wel nooit last zal hebben van werkloosheid. Zo werd de uitgave van Libération van 10 maart gratis uitgedeeld in de hal van Censier omdat er een klein belachelijk artikeltje in stond over de staking in deze faculteit, getiteld: “Een zweem van Mei 1968.”
Die boodschap bestaat uit, vergeef ons de uitdrukking, smeerlapperij. Een zweem van Mei 1968, dat betekent dat de studenten niets anders zouden hebben gedaan dan revolutionaire liederen zingen door op 3 maart de theatertroep Jolie Môme op de faculteit uit te nodigen! Daarentegen geen woord over de dynamiek van de algemene vergaderingen, over de eenheid en de solidariteit van de beweging die de leraren en het administratief personeel er in betrok.
En deze stilte is zeker niet te wijten aan het feit dat de journalisten van de Libération of van de televisie niet op de hoogte waren. Zij waren op de faculteit heel druk in de weer met hun camera’s en interviews. De Franse staat kan haar journaille en hun zeer artistieke beelden met een vette medaille belonen!
Voor de IKS is het duidelijk dat de beweging van de schoolgaande jeugd de heersende klasse schrik aanjaagt. Mijnheer Villepin en zijn vriendjes van links en rechts hebben angst dat de creativiteit van de studenten van Censier heel de arbeidersklasse op slechte gedachten zou kunnen brengen.
De zwijgzaamheid van de media, de vervalsing van het nieuws, het geknoei met camera’s, met reportages en met vraaggesprekken; het heeft slechts één enkele betekenis: ze laten de angst van de bourgeoisie zien. En die angst wordt nog groter omdat de meest bewuste studenten momenteel voorop in de beweging lopen. Het is deze voorhoede die de Franse bourgeoisie, met haar smerissen en haar RG-ers (4), wil demoraliseren en het zwijgen opleggen.
De kinderen van de arbeidersklasse kwamen massaal op de been tegen het CPE; het zijn díe kinderen over wie meneer Raffarin (16), bij de hervorming van het systeem van de pensioenen, de gore moed had te zeggen: “Het is niet de straat die regeert.”
Het enige antwoord van de bourgeoisie op dit protest tegen de bestaansonzekerheid en de werkloosheid is de repressie. Het CPE laat het bankroet van het kapitalistisch systeem zien. De repressie toont momenteel duidelijk het ware gezicht van de burgerlijke democratie! Momenteel maakt de sociale toestand steeds meer duidelijk dat die van boven niet meer kunnen regeren zoals voorheen omdat die van onder niet meer willen leven zoals voorheen.
En dat is de reden waarom de Franse bourgeoisie druk is om al haar krachten in de strijd te gooien om de beweging te verdelen, de versplinteren, om de studenten op te sluiten in de faculteiten om ze vervolgens “met de hogedrukspuit schoon te vegen”, zoals ze dat vannacht deden op de Sorbonne.
Op alle TV-kanalen konden we vandaag de beelden zien waarop de bourgeoisie voor haar commentaar zat te wachten, zoals Claire Chazal (17) zei: “De beweging heeft een andere wending genomen, die van het geweld.” Natuurlijk gaat het hier niet over het politiegeweld, maar over dat van de kinderen van de arbeidersklasse, die voorgesteld worden als vandalen, als uitschot!
Waarom heeft de handlanger van de politiestaat, van onze mooie Franse democratie, meneer Sarkozy, eens te meer de repressie ontketend?
Omdat de studenten niets moeten hebben van de kapitalistische ellende, omdat ze na hun studies niet werkloos willen worden! Omdat ze bij de Sorbonne naar binnen gingen om hun solidariteit te betuigen en eten te brengen aan hun kameraden die verrekten van de honger. Deze studenten zijn in elkaar geramd, aangehouden, eenvoudigweg omdat zij het slechte voorbeeld gaven van solidariteit in de strijd.
Maar om op lange termijn in de klassenstrijd vaste koers te houden mogen de meest bewuste bataljons van het proletariaat niet vergeten wat Marx en Engels zeiden in het Kommunistisch Manifest van 1848: “De kommunisten hebben op de rest van het proletariaat voor dat ze een heldere kijk hebben op de voorwaarden, het verloop en de einddoelen van de proletarische beweging.” Ze mogen nooit vergeten dat het meest doorslaggevende wapen van de arbeidersklasse eerst en vooral haar bewustzijn is, in tegenstelling tot het blinde geweld van de jonge relschoppers in de buitenwijken.
Tegenover het geweld van de troepen van het kapitaal die de orders van Sarkozy opvolgen, moet het klassenbewustzijn in de strijd worden gesteld.
De meest bewuste mensen van de arbeidersklasse moeten ook in de herinnering roepen wat Marx en Rosa Luxemburg stelden: “Anders dan de revoluties uit het verleden is de proletarische revolutie de enige revolutie uit de geschiedenis die pas zal overwinnen na een hele reeks van nederlagen.” Omdat de proletarische revolutie haar poëzie “ontleent aan de toekomst” mogen de revolutionairen nooit toegeven aan ontmoediging en ongeduld.
(1) De Sorbonne: universiteitsgebouw in Parijs dat symbool staat voor het studentenprotest in 1968.
(2) CRS: Franse oproerpolitie.
(3) RMI : Revenue Minimum d’Insertion; de Franse minimumuitkering voor werklozen (het bijstandsminimum) bedraagt momenteel €433,- per maand voor een alleenstaande – dat dekt vaak niet eens de maandhuur. Nicolas Sarkozy is Minister van Binnenlandse Zaken en werd in de herfst berucht met zijn uitspraak dat hij de buitenwijken “met de hogedrukspuit schoon zou vegen.”
(4) Een bekend kort verhaal van Alphonse Daudet waarin een geitje in de bergen zijn vrijheid hoopt te vinden terwijl hij weet dat hij daar aan de wolf moet ontsnappen; wat hem de hele nacht lukt, maar alleen om ’s morgens te worden opgepeuzeld.
(5) RG: Renseignement Généraux, speciale inlichtingendiensten.
(6) In Frankrijk bestaat er een verschil tussen de universiteiten (eigenlijk eerder hogescholen) en de “grandes écoles”. Terwijl de studenten van de “grandes écoles” merendeels uit de bourgeoisie komen en aan het eind van hun studie over het algemeen een redelijke kans op een baan hebben, dan is het merendeel van de universiteitsstudenten voorbestemd voor geschoolde arbeid.
(7) Contrat Première Embauche (Startbaancontract): een nieuwe vorm van arbeidscontract voor arbeiders onder de 26 jaar voorgesteld door de regering Villepin. De meest saillante maatregel ervan is de tweejarige ‘proefperiode’, waarin de werkegever het recht heeft om een arbeider zonder voorafgaande kennisgeving of opgaaf van redenen te ontslaan. Deze maatregel wordt al toegepast in het CNE-arbeidscontract voor arbeiders van alle leeftijden in het kleinbedrijf (minder dan 25 werknemers). In feite zijn deze twee nieuwe arbeidscontracten bedoeld om, samen met tijdelijke contracten voor oudere werknemers (CDD Séniors), geleidelijk de bestaande Franse arbeidswetgeving om zeep te helpen, en daarmee de beperkte rechten af te schaffen die deze de arbeiders tegenwoordig nog biedt.
(8) Klassensamenwerking, Frans interclassiste, een beweging die zich niet op proletarisch terrein bevindt maar die wordt voorgesteld als een beweging die boven de klassen zou staan en waardoor het studentenprotest in het verleden voortdurend werd gekenmerkt.
(9) LMD: Licence Masters Doctorat, het nieuwe Europese standaarddiploma.
(10) De oude mol: verwijzing naar De Achttiende Brumaire van Napoleon Bonaparte, waarin Marx ingaat op de ondergrondse rijping van het klassenbewustzijn.
(11) CGT: Confédération générale du Travail: Franse stalinistische vakbond.
(12) PCF: Parti Communiste Français; Franse stalinistische partij.
(13) Het schoolsysteem staat bij linkse zowel als rechtse regeringshervormers ook bekend als “De Mammoet”, een verwijzing naar de veronderstelde achterhaalde en starre aard ervan.
(14) Het gaat om onze brochure Comment le PCF est passé dans le camp du capital (Hoe de PCF overliep naar het kamp van het kapitaal).
(15) Een bende straatschenders die een afgrijselijke kidnapping van een jonge winkelbediende op touw zette om diens familie geld af te persen. De winkelbediende werd daarbij vermoord.
(16) Jean-Pierre Raffarin, voorganger van Dominique de Villepin als Eerste Minister.
(17) Claire Chaza: een bekende Franse televisie-presentatrice.
Werkenden, loonarbeiders,
De nieuwe generaties van studenten en scholieren worden momenteel massaal aangevallen door de regering Chirac-Villepin-Sarkozy (1) die met praatjes en geweld het Startbaancontract (CPE) (2) door de strot willen duwen om de bestaansonzekerheidalgemeen te maken. De studenten en scholieren die geweldloos protesteerden in de betogingen van 7 maart en nog eens op 14 maart strijden niet alleen voor zichzelf. Zij betogen massaal voor een toekomst voor heel de maatschappij, voor alle generaties, voor de werklozen en de arbeiders met tijdelijke en deeltijdse baantjes, om een perspectief te bieden aan de jongeren uit de buitenwijken en om de wanhoop te boven te komen die deze in november vorig jaar tot blind geweld dreef (3). Zij strijden tegen de uiteenvallen van de sociale samenhang, tegen de wedijver van ieder tegen allen, tegen het ‘ieder voor zich’!
Het antwoord dat ze kregen bestond uit de repressie door de politiestaat van Mijnheer Sarkozy! De ‘republikeinse orde’ die deze staat geacht wordt te bewaren, dat is de ‘wanorde’ van een maatschappij die veroordeelt tot werkloosheid, tot bestaansonzekerheid, tot wanhoop van een groeiende massa jongeren die zich afbeulen om een behoorlijk leven te kunnen leiden. Dat is de orde van de intimidatie en van de knuppel! Het zijn kleine groepjes van onverantwoordelijken die ongewild meewerken aan de provocatie van reactionaire bendes van extreem rechts, omdat zij zich inbeelden dat de staat kan worden verzwakt door de CRS (4) te bekogelen met bierblikjes en met metalen hekken, onder het waakzame oog van de camera’s in dienst van de heersende orde! Een ‘orde’ die krachtig gesteund wordt door de manipulatie en de black-out georganiseerd door de media, en dan met name de televisie. Een ‘orde’ die ook nog wordt ondersteund door de vakbonden die weigeren om de leugens en manipulaties van de televisie te ontmaskeren, die weigeren, ondanks hun officiële verklaringen, om pamfletten samen te stellen en massale algemene vergaderingen bijeen te roepen in de bedrijven om de waarheid te vertellen aan de werkenden. Door het tegenhouden van de informatie willen de vakbonden beletten dat de loonarbeiders onmiddellijk hun actieve solidariteit komen betuigen tegenover de aanvallen, tegenover de repressie van de kinderen van de arbeidersklasse!
Tegenover het nieuwsblokkade en de sabotage van de uitbreiding van de solidariteit naar alle sectoren van de arbeidersklasse, roepen wij, werkenden en militanten van de arbeidersklasse, alle werkenden op om onmiddellijk in beweging te komen ter verdediging van de toekomst van hun jeugd die getroffen wordt door de ellende en de barbarij van de regering en al haar medeplichtigen!
De solidariteit en moed van de strijdende studenten en scholieren zijn voorbeeldig. De vrijheid van meningsuiting en de debatcultuur zoals die in de massale algemene vergaderingen van de studenten te zien zijn; de besluiten en voorstellen gericht op het uitbreiden van de beweging, om die te verdiepen en te organiseren; het stemmen daarover bij handopsteking; de verkiezing van afgevaardigden die verantwoording afleggen tegenover de algemene vergadering – dat alles is daadwerkelijke ‘democratie’! De studenten nemen hun strijd direct en met verantwoordelijkszin zelf in handen! En dat heeft niets te maken met wat ons wordt voorgeschoteld door de heersende klasse: opsluiting met regelmatige tussenpozen in een stemhokje om enkele ‘specialisten’ aan te wijzen, politici, die naar het parlement en andere instellingen worden gezonden om hun eigen voorrechten te verdedigen tegen de uitgebuiten. Het in beweging komen en de algemene vergaderingen van de studenten tonen de weg. Als de arbeiders passief blijven, als ze zich laten intimideren, verlammen en vergiftigen door de media in dienst van de regering en haar medeplichtigen, dan laten zij de heersende klasse de vrije hand om nog veel harder op te treden tegen hun eigen kinderen!
Déze ‘democratische orde’, die wordt opgelegd door de minderheid die de maatschappij leidt, de burgerlijke klasse, betekent sociale wanorde en de ontketening van chaos in een van de landen die zich in het hart bevinden van het ‘beschaafde’ Europa. Het betekent de ineenstorting van de menselijke moraal en beschaving die de heersende en totaal onverantwoordelijke klasse opoffert op het altaar van haar eigen voorrechten waarvan de enige ‘logica’ uit die van de winst bestaat.
De meest bewuste studenten en scholieren hebben de universiteiten niet bezet om ‘smerissen’ en ‘fascisten’ af te tuigen. Mijnheer Robien (5) staat gewoon een potje te liegen! Het waren niet de studenten die hun leermiddelen (de boeken) verscheurden of die het ‘historisch monument’ van de Sorbonne (6) hebben besmeurd want niemand weet beter dan zij dat dit tot het culturele erfgoed van de mensheid behoort!
De studenten zijn geen vandalen of terroristen! De televisiekanalen houden iedereen voor de gek!
We klagen de dubbelhartigheid en de lafheid aan van allen die de waarheid verbergen, van de medeplichtigen van de regering Chirac-Villepin-Sarkozy. Zij zijn het die de woorden van de studenten verdraaien!
We klagen de schijnheiligheid aan van al degenen die beweren dat het CPE een ‘sociale maatregel’ ten gunste van de jeugd in de buitenwijken. Na de stok te hebben gebruikt houden ze nu een worst voor om de jeugd uit de buitenwijken op te stoken tegen de strijdende studenten en scholieren!
Wij klagen de oproepen tot pogroms aan van de politici en de media die de strijdende studenten en scholieren voorstellen als vandalen, als heethoofden, als onverantwoordelijken en als zijnde ‘gemanipuleerd’ door ‘gevaarlijke extremisten’.
We roepen alle werkenden, loonarbeiders, mensen in bestaansonzekerheid, werklozen, gepensioneerden op om onmiddellijk deel te nemen aan een beweging van algemeen protest tegen deze orde die uitbuit, die werkloos maakt en armoede zaait, die de arbeiders steeds verder onderdrukt, vooral de jeugd maar de ouderen net zo goed.
Wij roepen hen op om hun stem te verheffen, om massaal en in alle rust deel te nemen aan de betoging van 18 maart tegen bestaansonzekerheid en werkloosheid, tegen de aantasting van het stakingsrecht. Hert stakingsrecht, de vrijheid van meningsuiting; dat zijn verworvenheden van de strijd van de arbeidersklasse uit de negentiende eeuw.
Wij, werkenden en militanten van de stroming van de Kommunistische Linkerzijde (die streed tegen de slachtpartijen van twee wereldoorlogen), wij roepen de arbeiders van alle landen op om hun solidariteit te betuigen met de kinderen van de uitgebuite klasse die nu het slachtoffer worden van de brutaliteit van de Franse regering en al haar medeplichtigen!
Nee tegen het achterhouden van de waarheid! Nee tegen de afbraak van de verworvenheden van de strijd van de arbeidersklasse! Nee tegen de onderdrukking van studenten en kinderen van de werkenden!
Solidariteit en éénheid van alle werkenden met de studenten, scholieren, werklozen en arbeiders in bestaansonzekerheid die brutaal worden aangevallen door de Heren Villepin, Chirac en Sarkozy!
Leden en sympathisanten van de afdelingen van de Internationale Kommunistische Stroming (België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, India, Italië, Nederland, Spanje, Venezuela, Verenigde Staten, Zwitserland) roepen alle werkenden van de ‘Franse Republiek’ op om samen vastbesloten maar zonder geweld te betogen, op zaterdag 18 maart, achter één enkele eenheidsleuze voor het intrekken van het CPE, tegen de bestaansonzekerheid en de ontslagen, tegen het ontketenen van blind geweld uitgelokt door de heer Sarkozy en zijn vrienden!
Zij roepen de jongeren uit de buitenwijken op om vertrouwen te stellen in hun kameraden studenten en scholieren. De meest bewuste studenten en scholieren weten dat blinde ‘haat’ nergens toe leidt. De studenten en scholieren strijden niet om zich te ‘wreken’ voor de relschoppers in de buitenwijken maar om hen een toekomstperspectief te bieden, tegen hun uitsluiting uit het schoolsysteem en de arbeidswereld.
Internationale Kommunistische Stroming / 16.03.2006
(1) Jacques Chirac, de huidige Franse president; Dominique de Villepin, Eerste Minister en opvolger van Jean-Pierre Raffarin; Nicolas Sarkozy, Minister van Binnerlandse Zaken en sinds de herfst berucht door zijn uitspraak dat hij de buitenwijken “met de hogedrukspuit schoon zou vegen.”
(2) Contrat Première Embauche (Startbaancontract): een nieuwe vorm van arbeidscontract voor arbeiders onder de 26 jaar voorgesteld door de regering Villepin. De meest saillante maatregel ervan is de tweejarige ‘proefperiode’, waarin de werkegever het recht heeft om een arbeider zonder voorafgaande kennisgeving of opgaaf van redenen te ontslaan. Deze maatregel wordt al toegepast in het CNE-arbeidscontract voor arbeiders van alle leeftijden in het kleinbedrijf (minder dan 25 werknemers). In feite zijn deze twee nieuwe arbeidscontracten bedoeld om, samen met tijdelijke contracten voor oudere werknemers (CDD Séniors), geleidelijk de bestaande Franse arbeidswetgeving om zeep te helpen, en daarmee de beperkte rechten af te schaffen die deze de arbeiders tegenwoordig nog biedt.
(3) Zie over de rellen in de Franse buitenwijken: Frankrijk: De bourgeoisie gebruikt de rellen tegen de arbeidersklasse [27], en: Debat over de rellen in de Franse buitenwijken: Solidariteit is niet hetzelfde als het toejuichen van een uitzichtloze beweging [28].
(4) CRS: Franse oproerpolitie.
(5) Gilles de Robien, huidig Minister van Voorzieningen, Transport, Huisvesting, Tourisme en Maritieme Zaken.
(6) De Sorbonne: universiteitsgebouw in Parijs dat symbool staat voor het studentenprotest in 1968.
Gisteren nog beweerden bazen, regering en vakbonden in koor tegen de arbeiders van VW: als jullie meer flexibiliteit en verhoging van het ritme aanvaarden, zullen jullie banen behouden blijven. Vandaag zien wij wat dergelijke beloften inhouden: 4.000 directe ontslagen en 8 tot 10.000 indirecte.
Hoe moeten wij reageren op dit sociale drama van een ongekende brutaliteit? Moeten we zoals de vakbonden het voorstellen rustig blijven en de logica van de ontslagen aanvaarden? Moeten we vertrouwen op de onderhandelingen en ons plooien naar de maskerades van de formele solidariteit van de vakbondsdelegaties? Hoe een werkelijke, solidaire en collectieve strijd ontwikkelen? Heeft het kapitalisme ons nog een toekomst te bieden? Moeten wij geloof hechten aan de beloften van herplaatsingen, nieuwe industriële plannen, enz. of is het maar vage hoop om de woede van de arbeiders onder de duim te houden? Dat zijn de cruciale vragen die opgeworpen worden door het sociaal conflict van VW en waarop wij duidelijke antwoorden moeten vinden.
Al een aantal dagen, door middel van directe uitzendingen en speciale uitgaven, zenden de burgerlijke media de schijnheilige krokodillentranen van de politici uit. Ze spreiden de ontreddering ten toon van de arbeiders van VW die de straat opgegooid worden als de eerste beste kleenex. De boodschap die de bourgeoisie er wil inhameren is duidelijk en mikt op het geheel van de arbeiders van het land: “Het is triest en betreurenswaardig maar er valt niets aan te doen: het zijn de wetten van de economie en de gevolgen van de mondialisering. Het heeft geen zin om zich te verzetten want de logica van de kapitalistische wedijver zal zich in ieder geval doorzetten. De enige manier om er uit te geraken is competitiever te zijn en dus de offers, die door de uitbuiters gevraagd worden, te aanvaarden in het belang van het behoud van de nationale economie”. Is dat het enige perspectief? Wat is er in werkelijkheid van waar?
- Die ‘markteconomie’, dat zijn de wetten van het kapitalisme, hun eigen wetten: die van de bazen en de regeerders. Wetten die leiden tot een eindeloze cyclus van ontslagen, delocalisaties en loonsdalingen. Wetten die aan de arbeiders van de industrielanden een onverdraaglijk werkritme en flexibiliteit opdringen en aan hun klassebroeders van de ‘opkomende’ landen onmenselijke arbeids-omstandigheden. Wetten die de hele mensheid de vernieling indrijven, zowel op het economisch vlak als in de verveelvoudiging van de oorlogsconflicten of de ecologische catastrofes, als wij niet reageren.
- Wat de solidariteit betreft die van ons verlangd wordt met de bazen en de regering van ‘ons land’, die komt neer op het nog meer moeten slikken van soberheid of flexibiliteit in naam van de‘ competitiviteit van onze economie’. Dit wil zeggen in naam van de verdediging van de winstvoet van de Belgische bourgeoisie in de ongenadige concurrentieoorlog die zij voert met haar spitsbroeders. Zo worden wij gegarandeerd opgezet tegen de arbeiders van andere landen in een eindeloze spiraal van loondalingen, productiviteits-verhogingen en verloedering van de levensvoorwaarden.
Na de massale ontslagen bij Renault Vilvoorde, de NMBS, Sabena, Ford Genk, INBEV, DHL, Agfa Gevaert, en morgen misschien bij Opel GM, na het ‘generatiepact’, concurrentie- en werkgelegen-heidspact, dat onze lonen heeft aangevreten en de flexibiliteit heeft opgedreven tot een verschrikkelijk peil, welk perspectief biedt deze spiraal van soberheid en ongebreidelde concurrentie? De ervaring van de voorbije weken bij VW bevestigt wat steeds meer arbeiders beginnen aan te voelen: de kapitalistische markteconomie (met of zonder ‘sociale’ regulatie) heeft niets anders te bieden dan de verarming, de onzekerheid en eindeloze ellende.
De zogenaamde verrassing van de Belgische bourgeoisie over de brutale aanval bij VW en haar ‘begrip’ voor de woede van de ontslagen arbeiders zijn alleen maar schijnheiligheid. Herinneren wij ons hoe ze op een cynische manier de duizenden werkplaatsen bij DHL heeft opgeofferd in naam van de ‘strijd tegen lawaaioverlast’ of hoe zij als ‘staatswerkgever’ de werkgelegenheid heeft gehalveerd bij de NMBS en binnenkort bij de Post. Bovendien komt deze sociale aardschok goed gelegen op het moment dat een nieuw inter-professioneel akkoord moet worden afgesloten waarbij de ‘loonmatiging’ moet bepaald worden voor het geheel van de industrie. Het is trouwens geen toeval dat er verschillende weken voor de aankondiging van de massale ontslagen, handig gedis-tilleerde geruchten verspreid werden over verschillende ontslag-scenario’s. En ook waren de bourgeoisie en haar vakbonden, bij het concretiseren van de cijfers, er als de kippen bij om ter plaatse de woede te kanaliseren, de arbeiders te verdelen en er een demonstratie van onmacht van te maken voor het geheel van de arbeidersklasse:
- Vanaf de definitieve aankondiging, wezen de socialistische vakbonden op de verantwoordelijken: de schuldigen waren niet de bazen en de burgerlijke staat maar de Duitse arbeiders en ‘hun’ vakbondsorganisaties, die om hun banen te redden, VW-Vorst zouden opgeofferd hebben! Wat een walgelijke leugen! De Duitse arbeiders, zoals die van alle landen zijn net zo goed het slachtoffer van de kapitalistische agressie. Onze vijanden zijn niet onze klassebroeders van een ander land of van een andere regio: zij ondergaan dezelfde wilde aanvallen op hun levens- en werkvoorwaarden. Neen!
Onze vijand is het kapitalisme dat op fatale wijze deze helse logica voortbrengt van verhoogde uitbuiting en ontslagen, deze logica van wedijver op het vlak van economie en oorlog in heel de wereld. In werkelijkheid spelen de bourgeoisie en de vakbonden (in België, net als in Duitsland) een smerig spel door de arbeiders van een land op te zetten tegen die van een ander land, door middel van een laag-bij-de-grondse chantage met lonen en tewerkstelling: “als je geen loonsverlaging en meer flexibiliteit aanvaardt, gaan wij bij de buren waar de loonkosten lager zijn” of “indien je de herstructurering en de ontslagen niet aanvaardt, plaatsen wij de productie over naar de buren”.
- Door de schijnwerpers van het alle media te richten op de machteloze woede en de ontreddering van de arbeiders bij VW, beogen de bourgeoisie en haar vakbonds-organisaties het gevoel van machteloosheid breed uit te smeren over het geheel van de Belgische arbeidersklasse. De boodschap is duidelijk: “als dit machtige contingent, dat regelmatig in de kijker liep door zijn strijd en strijdbaarheid (de media vergenoegden zich er mee om er aan te herinneren dat de fabriek in de jaren 1990 de reputatie had een fabriek te zijn van ‘stakers), zich niet kan verweren tegen dergelijke maatregelen, dan zal de arbeidersklasse het in België nergens anders kunnen “.
De opzet van zo een heisa is niet onschuldig. Regering, werkgevers en vakbonden maken zich zorgen omdat zowat overal onder de arbeidersklasse zich een woedegevoel ontwikkelt. Het is een gevoel dat begint te ontluiken door de hervatting van de strijd in talrijke sectoren. Om deze toename van conflicten af te stoppen probeert de bourgeoisie om dit gevoel van machteloosheid en fatalisme op te leggen.
De vakbondsorganisaties zijn er bij VW in geslaagd om de uitbarsting van de strijd te verhinderen. Zij hebben aan de arbeiders gevraagd om geïsoleerd van elkaar thuis te blijven zitten, zonder informatie of perspectieven, afhankelijk van de goede wil van de bazen en van de komende onderhandelingen. Vervolgens hebben ze de arbeiders een staking opgedrongen, geen actieve en strijdbare, maar een eindeloos aanslepende (aangekondigd tot 15 december, de dag van de officiële bekendmaking van de beslissingen in Duitsland), steeds maar bij hen thuis geïsoleerd. De enige bekommernis van de vakbonden is ‘zich waardig te gedragen’, ‘het productieapparaat te beschermen’, ‘de fabriek niet te bezetten’ onder het leugenachtige voorwendsel van het niet te erg te maken voor de bazen, zeggend dat deze rekening zou houden met ‘deze verantwoordelijke houding’! Zuivere leugens! De vakbonden ontsluieren hun ware aard als verdedigers van de belangen van het kapitalisme tegen de belangen van de arbeiders!
Dat is de reden waarom ze, met de bedoeling om niet door te gaan voor pure en simpele saboteurs, een maskerade van solidariteit organiseren rond het geval VW. Het is een maskerade omdat het helemaal niets heeft van werkelijke solidariteit in een strijd om allemaal samen de bazen en de regering te doen plooien. Maar het is een formele solidariteit die er uit bestaat om op 2 december een nationale betoging zonder perspectieven te organiseren, het zenden van enkele vakbondsafvaardigingen naar de andere automobielfabrieken om er hun gelijken te ontmoeten en hun ‘steun’ te gaan afbedelen. Het is een werkelijke maskerade omdat alles opgezet wordt met als enig doel het ‘onderhandelen over de minst slechte ontslagvoorwaarden’, om steun te verlenen aan de regering bij haar ‘eis’ van een ‘nieuw industrieel project’, dat in werkelijkheid niets anders kan zijn dan een nieuwe illusie, en het bediscussiëren van de ‘herplaatsing’ van duizenden werklozen… onder de voorwaarden van het ‘Generatiepact’, ‘t is te zeggen met de verplichting om het even welk werk onder om het even welke voorwaarden te aanvaarden onder de bedreiging van het verliezen van de uitkeringen! En zoals alle illusies enkel op een mislukking kunnen uitlopen, hebben de vakbonden, zoals ze het gewend zijn, vrij spel om de verantwoordelijkheid ervan op de rug te schuiven van de arbeiders die niet solidair genoeg zouden geweest zijn!
Heel de geschiedenis toont aan dat een dergelijke opsluiting in het vakbondskeurslijf enkel kan leiden tot de nederlaag en de ontmoediging. En dit niet omdat de vakbondsafgevaardigden van VW of de nationale secretarissen van de metaal verkocht zouden zijn: de vakbonden verdelen de arbeiders en verdedigen een verantwoordelijk beheer van de kapitalistische economie ten koste van de uitgebuiten omdat zij sedert lang deel uitmaken van de kapitalistische staatsstructuren en dat zij die logica ervan verdedigen.
Heel de geschiedenis toont ook aan dat enkel de uitbreiding van de strijd naar andere fracties van de arbeidersklasse in staat is om, tijdelijk, de bourgeoisie te doen terugkrabbelen. En gezien het feit dat het broeit onder de arbeiders van talrijke sectoren, gezien de dreigingen van ontslagen in andere bedrijven, zijn dergelijke uitbreidingsmogelijkheden helemaal niet denkbeeldig. Maar dat betekent ook dat de arbeiderssolidariteit en de uitbreiding van de strijd slechts kunnen verwezenlijkt worden door de arbeiders zelf. Dat vereist massale algemene vergaderingen met beslissingsrecht, in handen genomen door de arbeiders via een massale deelname van allen en van alle sectoren in strijd. Dit kan slechts verwezenlijkt worden door de confrontatie met de vakbondssabotage aan te gaan en de strijd onder de directe controle van de arbeiders te plaatsen.
Daarom moeten wij het voorbeeld volgen van de recente strijd zoals de strijd tegen de CPE in Frankrijk, de stakingen van de metro in New York of nog die van de metaalarbeiders van Vigo in Spanje waar de uitingen van proletarische solidariteit, algemene vergaderingen onder de controle van de arbeiders, evenals de eis tot directe onderhandelingen zonder vakbondsbemiddeling, weer de kop hebben opgestoken.
Vandaag is de crisis van het kapitalisme, de alomtegenwoordige ramp van de werkloosheid en het algemene barbarendom van het systeem veel evidenter. De grote golf van sympathie voor de arbeiders van VW – veel sterker dan tijdens het aankondigen van de ontslagen bij Ford Genk twee jaar geleden – is direct verbonden aan deze erkenning die zich langzaam een weg baant ontrent de ernst van de algemene toestand en van het fundamenteel probleem dat zich stelt voor de maatschappij: welk perspectief biedt deze spiraal van soberheid en ongebreidelde concurrentie? De lonen en arbeidsvoorwaarden, afgedwongen in de loop van twee eeuwen arbeidersstrijd, worden in vraag gesteld. De menselijke arbeidskracht, als bron van rijkdom voor de maatschappij, wordt steeds meer overuitgebuit en misprezen. Dat alles is geen teken van de moeizame geboorte van een nieuw systeem maar is in tegendeel een uiting van het zieltogende kapitalisme dat een belemmering is geworden voor de vooruitgang van de mensheid. De opborrelende inspanningen vandaag naar meer arbeidersverzet, naar een terugkeer van de solidariteit, gaat steeds meer samen met een dieper nadenken over de toestand. Dit kan en moet leiden tot het in vraag stellen van dit barbaarse systeem, in het perspectief van een sociaal hoger staand systeem, het socialistische.
IKS / 24.11.06
De IKS heeft onlangs in Brazilië een geheel van openbare activiteiten ondernomen waarvan wij in dit artikel verslag doen. Eigenlijk ging het om drie achtereenvolgende openbare bijeenkomsten in drie verschillende steden (Salvador de Bahía, Vitoria da Conquista en São Paulo) en eenn voordracht gevolgd door debat aan de universiteit van Vitoria da Conquista, ter gelegenheid van de Tweede bijeenkomst van de geschiedenisstudenten van de staat Bahía (het thema van deze bijeenkomst was: De sociale strijd en de voorbeelden daarvan in de geschiedenis).
Het thema van de openbare bijeenkomsten was: Tegenover de doodscrisis van het kapitalisme, de toekomst behoort aan de klassenstrijd, en die van de voordracht aan de universiteit: De oorsprong en belangrijkste kenmerken van de Internationale Kommunistische Linkerzijde.
Een dergelijke activiteit in Brazilië betekende iets nieuws voor de IKS. Ze was dan ook alleen mogelijk dankzij de welwillende initiatieven van sympathisanten ter plekke en in samenwerking van de Braziliaanse proletarische groep Arbeidersoppositie (1) die de openbare bijeenkomsten organiseerde. Voor deze eerste openbare activiteit in Brazilië had de IKS gekozen voor thema’s die het mogelijk maakten om haar historische visie uiteen te zetten op de mogelijkheid en noodzaak van de proletarische revolutie. Vandaar dat de uiteenzetting die tijdens deze drie openbare bijeenkomsten werd gehouden, en die kan worden ingezien op onze site in het Portugees, vooral de volgende aspecten ontwikkelde:
Om verslag uit te brengen van deze vier gebeurtenissen leek het ons beter om ze niet afzonderlijk te behandelen maar eerder de belangrijkste vraagstukken en bekommernissen weer te geven die tot uiting kwamen en die aanleiding gaven tot debat. Toch denken we dat het eerst van belang is de interesse te laten zien die deze bijeenkomsten wekten zowel wat betreft de talrijke en soms zeer talrijke opkomst, als door het geanimeerde en levendige karakter van de debatten die telkens doorgingen nadat de geplande tijd verstreken was (zolang als de plaatselijke omstandigheden het toelieten).
Het komt voor dat revolutionairen zelf verrast worden door de omvang en belangstelling die hun standpunten op een gegeven moment opwekken terwijl zij toch dat deel van het proletariaat uitmaken waar het meeste vertrouwen in hun klasse bestaat, zelfs op momenten dat de klasse niet onmiddellijk veel revolutionaire belangstelling heeft. We werden dan ook zeer aangenaam verrast door de omvang van de deelname aan deze bijeenkomsten aangezien die soms de gebruikelijk aantallen op de openbare bijeenkomsten in de steden waar de IKS regelmatig actief is ruimschoots overtroffen. In totaal hebben bijna honderd mensen deelgenomen aan de drie openbare bijeenkomsten. Het thema van de Kommunistische Linkerzijde aan de universiteit trok gedurende heel het eerste deel van het debat ongeveer 260 personen aangetrokken in een grote amfitheater van de universiteit. De bijeenkomst werd met bijna twee uur verlengd en toen we moesten afsluiten waren er nog steeds tachtig personen aanwezig, en op alle gestelde vraagstukken hadden we toen nog niet kunnen antwoorden.
Er bestaat een reeks van omstandigheden die een dergelijke opkomst begunstigden. Het eerste openbare optreden van een internationale revolutionaire organisatie, die in Brazilië nog niet bestaat, wekt natuurlijk belangstelling. Bovendien konden de openbare bijeenkomsten genieten van een doeltreffende publiciteit waarvoor de Arbeidersoppositie had gezorgd, al naar gelang de steden alleen of samen met onze sympathisanten. Ook was er de academische, en niet alleen politieke, belangstelling van sommige studenten en professoren van de universiteit die deelnamen aan het debat over de geschiedenis van de Kommunistische Linkerzijde. Daarbij dienen we te bedenken dat wat aanvankelijk, vanwege het universiteitsreglement was aangekondigd als een voordracht van een historicus (2), steeds openlijker de vorm aannam van een politieke bijeenkomst voorgezeten door één van de organisatoren van het debat, de Arbeidersoppositie, en de IKS, met een tafel waarop de pers van de IKS aan de ingang van het amfitheater werd aangeboden.
In werkelijkheid was dit succes van onze bijeenkomsten voor een groot deel te danken aan het bestaan in Brazilië van een welwillend gehoor voor een radicale kritiek op de maatschappij en haar democratische instellingen, omdat in dit land aan het hoofd van dergelijke instellingen een regering staat van Lula, de grote linkse ‘arbeidersleider’ waaraan onlosmakelijk de namen zijn verbonden van de PT (Partij van de Arbeid, gesticht in 1980) en van de CUT (Eenheidscentrale van de Arbeiders, de eerste ‘onafhankelijke’ vakbond sinds het einde van de dictatuur, gesticht in 1983). Momenteel moet de coalitieregering van Lula, de PT en de CUT openlijk de rol spelen van speerpunt van de aanvallen op de arbeidersklasse ter verdediging van het Braziliaanse nationale kapitaal in de internationale arena, net zoals om het even welke regering of partij van rechts dat zou doen. Daarmee komt natuurlijk hun ware aard van vijanden van de arbeiders, die ze altijd geweest zijn, in het daglicht te staan. In Brazilië, net als in de andere landen, komt het antwoord van de arbeidersklasse nog niet overeen met de omvang van de kapitalistische aanvallen die zij voortdurend ondergaat. Toch (en juist daarin ligt de belangrijkste verklaring voor de belangstelling voor deze openbare bijeenkomsten) bestaan ook in dit land groeiende zorgen over de toekomst geconfronteerd met het steeds openlijkere bankroet van het kapitalisme. En dat vertaalde zich in een toenemende belangstelling voor het perspectief van een alternatief voor de huidige maatschappij.
De analyse van de geschiedenis van onze klasse en de politieke strijdperspectieven van een toekomstige kommunistische maatschappij, zoals uiteengezet in onze voordrachten en toespraken, werden geenszins als dogma’s opgevat. Ze verwekten een brede vraagstelling en enthousiasme, soms ook scepticisme, maar ook sympathie die sommigen ons aan het einde van de openbare bijeenkomsten uitdrukkelijk kwamen betuigen, met nog meer vragen die tijdens de bijeenkomst niet gesteld hadden kunnen worden.
Ook al heeft de deelname aan deze bijeenkomst ons enigszins verrast, toch was ze de bevestiging van de groeiende tendens bij de jongeren om politieke vragen te stellen bij de toekomst. Dat is zozeer het geval dat op één van de openbare bijeenkomsten, die van Vitoria da Conquista, meer dan de helft van de deelnemers bestond uit jongeren en heel jeugdigen.
Wij doen hier verslag van de voornaamste vragen die gesteld werden en die ons in staat stellen om heel de rijkdom van het debat te benadrukken. We kunnen hier niet al de antwoorden weergeven die we hebben gegeven. We nodigen daarom onze lezers die toegang hebben tot Internet uit om naar onze website te surfen (www.internationalism.org [44], Portugees [45] en Frans [46]) om de belangrijkste onderdelen van onze antwoorden uitvoeriger te vinden. Wij willen wel aanstippen dat een aantal ervan niet door onszelf zijn gegeven maar door de Arbeidersoppositie. Als we ons daar volledig achter scharen omdat ze overeenkomen met wat wij gezegd zouden hebben betekent dat niet dat alle antwoorden die door de IKS of door de Arbeidersoppositie werden gegeven door hen beiden geheel en al gedeeld worden. De belangrijkste discussies gingen over:
De voornaamste vraagstukken die over dit thema naar voren gebracht werden waren:
De IKS maakt een positieve balans op van deze vier openbare bijeenkomsten.
Bovendien betekent het iets nieuws voor de IKS, en omdat het zich afspeelt in Brazilië vormden deze bijeenkomsten een van de zeldzame gelegenheden dat de IKS een gemeenschappelijke activiteit kon ontwikkelen met een andere proletarische organisatie (3). Wat ons betreft maken wij een zeer positieve balans op van deze ervaring op zowel voor wat betreft de kwaliteit van de samenwerking met de Arbeidersoppositie als voor de invloed die een dergelijke eendracht kon hebben op de toehoorders. Inderdaad, het feit dat twee verschillende organisaties, met verschillen en onderlinge meningsverschillen, zich gezamenlijk tot hun klasse richten vormt een voorafspiegeling van het vermogen van verschillende mensen en groepen van de revolutionaire voorhoede om samen te werken in de verdediging van een zaak die zij gemeenschappelijk hebben, de overwinning van de revolutie. Wat dit betreft was het voor onze twee organisaties duidelijk dat er in de discussie tijdens de openbare bijeenkomsten voorrang zou worden gegeven aan het vraagstuk van de organisatie van het proletariaat via zijn eigen organen, de arbeidersraden, voor zijn revolutionaire strijd, net zoals aan het aanklagen van het democratische en parlementaire bedrog en de contra-revolutionaire aard van de vakbonden. Maar het was eveneens duidelijk dat wij niet probeerden om de soms verschillende benaderingen te verdoezelen over de uitleg over deze of gene situatie, en dat die verschillen ook daadwerkelijk tot uiting kwamen in de verschillende argumentaties of zelfs meningsverschillen over het vraagstuk zelf. Er werd ook tussen onze organisaties overeengekomen dat deze verschillen het onderwerp dienen te worden van een verdiept onderling debat gericht op het beter omschrijven om de werkelijkheid en de implicaties ervan beter af te bakenen.
Wat ons betreft zijn is deze ervaring voor herhaling vatbaar. Nogmaals, we bedanken onze sympathisanten voor de kwaliteit van hun inzet aan onze zijde en begroeten de open en solidaire, in één woord proletarische houding, van de Arbeidersoppositie.
IKS / 02.12.2005
(1) Deze groep, waarmee de IKS politieke discussieert en samenwerkt, behoort duidelijk tot het kamp van het proletariaat, vooral door de inzet in de internationalistische strijd voor de overwinning van het kommunisme. Zij vertoont trouwens een aanzienlijk helderheid over de aard van de vakbonden en het democratische- en verkiezingsbedrog. De website van deze groep kan worden geraadpleegd op: opop.sites.uol.com.br [47].
(2) De militante doelstelling was nochtans van meet af aan duidelijk aanwezig in de aankondiging van onze voordracht die de ondertitel droeg: De toekomst hoort toe aan de klassenstrijd.
(3) Er was al een precedent geschapen door het houden van een gemeenschappelijke openbare bijeenkomst met de CWO (Communist Worker’s Organisation), vertegenwoordiger van de IBRP in Groot-Brittannië, ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van de Oktoberrevolutie van 1917. Jammergenoeg had dit geen vervolg omdat de CWO en meer bepaald de IBRP vond dat het onmogelijk was om dit te herhalen vanwege het zogenaamde idealisme van de IKS, dat vooral geïllustreerd zou worden door zijn analyse van het bestaan van een historisch perspectief in de richting van klassenbotsingen.
Onderstaande tekst werd dertig jaar geleden geschreven, maar is vijftig jaar na de Hongaarse opstand nog altijd van actualiteit.
Twintig jaar nadat de arbeidersopstand in 1956 als een schokgolf door Hongarije ging, ‘vieren’ de gieren van de bourgeoisie de verjaardag in hun gewone stijl. De traditionele burgerlijke pers doet weemoedig over het heldhaftige verzet van het ‘Hongaarse volk’ tegen de ‘verschrikkingen van het kommunisme’, terwijl aan de andere kant van het burgerlijk politiek spectrum, de trotskisten de opstand smachtend omdopen tot een ‘politieke revolutie voor nationale onafhankelijkheid en democratische rechten’ (News Line, oktober 1976). Dergelijke verwijzingen beschrijven louter de verschijningsvorm van de opstand en verdraaien zijn echte betekenis. De opstand van 1956 in Hongarije, net zoals de stakingen in Polen van datzelfde jaar en meer recent die in 1970 en 1976, zijn geen uitingen van de wil van het ‘volk’ van Oost-Europa om het ‘kommunisme’ of de ‘ontaarde arbeidersstaten’ te hervormen. Zij zijn het directe resultaat van de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme in Oost-Europa en in de hele wereld.
De oprichting van stalinistische regimes in Oost-Europa na de Tweede Wereldoorlog was het antwoord van het Russische kapitaal op de verscherping van de imperialistische rivaliteiten op wereldschaal. De Berlijnse blokkade, de Koreaanse oorlog, het opduiken van de Koude Oorlog waren een uitdrukking van de voortdurende spanning tussen de twee imperialistische reuzen, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, die de wereld waren gaan overheersen na de oorlog. De Sovjet-Unie, die altijd in de verdediging zat wegens het Amerikaanse economische overwicht, werd gedwongen om de landen van Oost-Europa om te vormen tot economische en militaire ‘buffers’ tegen het westen. Om de greep van het Russische kapitaal op deze economieën te verzekeren, moest hen het starre politieke apparaat van het stalinisme worden opgedrongen. De totale verstaatsing van deze regimes werd versneld door de zwakte van hun economieën aan de vooravond van de oorlog. Maar het stalinisme werd zelfs opgedrongen aan landen als Tsjecho-Slowakije, dat had ‘genoten’ van de weldaden van de democratie voor de oorlog. De stalinistische aard van deze regimes is onlosmakelijk verbonden met de economische overheersing door de Sovjet-Unie; het ene uitdagen, betekent ook het andere uitdagen. De gebeurtenissen van 1956, net zoals in Tsjechoslovakije in 1968, tonen de beperkte grenzen aan van de ‘liberalisering’ die het Kremlin kan toelaten bij zijn ‘satellieten’.
In de jaren 1948-1952, dwong de druk van de inter-imperialistische wedijver het Russische blok tot een nieuwe fase van waanzinnige accumulatie. Zware industrie en militaire productie werden versneld opgebouwd ten koste van de consumptiegoederen en de levensstandaard van de arbeidersklasse. Daar bovenop troggelde de Sovjet-Unie een enorme belasting af van zijn klanten door middel van ongelijk ruilverkeer, bedrijven die in Russische handen waren, enzovoort. Dit brutale ‘partnerschap’ vond zijn economische en militaire uitdrukking in de COMECON en in het Warschau-pact. In politieke termen werd deze ‘bezettingseconomie’ vergezeld van massale onderdrukking zowel van de arbeiders als van de oude burgerlijke partijen als aanvulling op een serie van zuiveringen en showprocessen tegen dissidenten binnen de bureaucratie zelf: zoals Slansky in Tsjecho-Slowakije, Rajk in Hongarije. Deze barbaarse schertsvertoningen waren bedoeld om elke tendens tot ‘Titoïsme’ (1) te onderdrukken binnen de nationale bourgeoisieën van Oost-Europa. ‘Titoïsme’ was eenvoudigweg een slogan om elk streven naar nationale zelfbevestiging van de kant van de plaatselijke bourgeoisieën aan te duiden.
De economische zwakte van het Russische blok in vergelijking met het Westen verklaart waarom de arbeidersklasse in Oost-Europa pas kon beginnen te profiteren van de naoorlogse wederopbouw toen deze alweer bijna voorbij was. Om Amerika ‘in te halen’ op militair vlak (het enige vlak waarop de Sovjet-Unie enige hoop had om met de Verenigde Staten rivaliseren), moest de bourgeoisie van het Russische blok de lonen laag houden en de zware industrie zo snel mogelijk uitbreiden. In de periode 1948-1953 daalden de levensstandaard over heel Oost-Europa onder het vooroorlogse peil; maar de Sovjet-Unie verrees uit deze periode met een H-bom en haar Spoetniks.
Desalniettemin begon een diepgaande economische overbelasting zichtbaar te worden zodra de markten van de COMECON een verzadigingspunt bereikten, en zodra de arbeidersklasse in onrustiger werd door de nijdige aanval op haar levensstandaard. Het werd steeds noodzakelijker om de bezetting op te heffen en voor de Sovjet-Unie om zich te ‘openen’ naar de wereldmarkt. Ook Oost-Europa had behoefte aan een dergelijke ontspanning, maar die vereiste een zekere versoepeling van de Russische controle over de economieën van zijn satellieten.
De dood van Stalin in 1953 viel goed samen met de algemene behoefte van het kapitalisme in het Russische blok om zowel politiek als economisch te ‘versoepelen’. De sociale conflicten die ondergronds aan het etteren waren, barstten openlijk uit. Een ‘liberale’ fractie van de bourgeoisie begon op te komen en riep op tot een ontspanning van het economisch en politiek despotisme en een heroriëntering in de buitenlandse politiek. Dergelijke maatregelen werden verdedigd als de enige weg om weer winstgevend te worden en het proletariaat in bedwang te houden. Deze laatste eis werd opzienbarend onderstreept door het uitbreken van massale arbeidersopstanden in Oost-Duitsland, Tsjecho-Slowakije, en zelfs in de Sovjet-Unie (in het enorme Vortuka slavenarbeidskamp).
In de Sovjet-Unie werd de dood van Stalin gevolgd door fractietwisten die eindigden met de zege van de ‘revisionistische kliek’ van Chroetsjov, op het twintigste congres van de KPSU in 1956, waar tegenover de stomverbaasde wereld de misdaden en uitspattingen van de Stalin-periode aangeklaagd werden. De nieuwe lijn van Chroetsjov beloofde een terugkeer naar proletarische democratie, die zou vergezeld gaan van een internationale politiek van ‘vreedzame coëxistentie’ waarbij de Sovjet-Unie zichzelf strikt zou beperken tot economische en ideologische wedijver met het ‘kapitalistische westen’.
In de landen van Oost-Europa, drukte de ‘liberale’ tendens in de bureaucratie onvermijdelijk haar wens uit voor een zekere mate van onafhankelijkheid ten opzichte van de Sovjet-Unie. Het werd voor de ‘liberalen’ een groot probleem om te weten in hoeverre ze veilig hun nationalistische impulsen konden doordrukken, maar in het begin moedigden de Russen actief programma’s aan van voorzichtige hervormingen in de satellieten. In Hongarije werd in 1953 de aarts-stalinist Rakosi door Malenkov aangeraden om zich terug te trekken ten voordele van de hervormer, Imre Nagy. Nagy vroeg een vertraging in de uitbreiding van de zware industrie, meer nadruk op productie van consumptiegoederen, een opschorting van de collectivisatiecampagnes op het platteland en het afzwakken van de controle op de ‘cultuur’. Tijdens de volgende paar jaren werd de Hongaarse bourgeoisie verscheurd door het hieruit voortvloeiende conflict tussen de ‘conservatieven’, die verankerd zaten in de politie en de partijhiërarchie, en de ‘hervormers’ die behoorden tot de lagere rangen van de bureaucratie, de fabrieksmanagers, enzovoort. Tezelfdertijd deed de liberalisering van de kunsten een nationale beweging van kunstenaars en intellectuelen ontstaan wier wensen voor nationale onafhankelijkheid en ‘democratie’ aanzienlijk verder reikten dan het programma van de Nagy-fractie van de bourgeoisie.
Ondanks de voorzichtige aard van Nagy’s ‘NEP’ (2), besliste de Russische bourgeoisie vrij snel dat hij te hard van stapel liep. In 1955 werd hij ontzet uit zijn functie van Eerste Minister en de onpopulaire Rakosi nam de teugels van de macht weer over. Maar de Russen en hun lakeien hadden iets op gang gebracht dat moeilijk onder controle kon worden gehouden. Het protest van de kunstenaars, intellectuelen en studenten bleef aangroeien. In april 1956 werd de Petofi-kring opgericht door de ‘Jong Kommunistische’ studenten. Ogenschijnlijk een culturele discussiegroep, werd het alras een soort ‘parlement’ voor de hele oppositiebeweging. Officiële censuur van deze beweging gaf het eenvoudigweg nog meer wind in de zeilen.
In juni 1956 startten de arbeiders van Poznan in Polen een massale staking die snel het karakter kreeg van een plaatselijke opstand. Alhoewel hij snel en brutaal werd onderdrukt leidde de revolte tot de triomf van de ‘reformisten’ in Polen onder leiding van W. Gomulka. Net zoals zijn opvolger Gierek in 1970, kwam de ‘linkse’ Gomulka naar voren als de enige figuur die in staat was de controle te behouden over de arbeidersklasse toen hij aan de macht kwam.
De strubbelingen in Polen gaven een dramatische stoot aan de ontwikkelingen in Hongarije. De opstand in Boedapest op 23 oktober was het gevolg van een massabetoging, die oorspronkelijk georganiseerd was door de studenten, ‘uit solidariteit met het volk van Polen’. Het onvermurwbare antwoord van de gezaghebbers, die de betogers ‘fascisten’ en ‘contra-revolutionairen’ noemden, de bloedige onderdrukking die uitgevoerd werd door de AVO (geheime politie), en vooral het feit dat de ‘studentenbetoging’ aangegroeid was met duizenden en duizenden arbeiders, veranderde het vreedzame protest voor democratische hervormingen en voor de terugkeer van Nagy in een gewapende opstand.
Het is hier niet de plaats om in te gaan op alle details die leidden tot de opstand van 23 oktober en de uiteindelijke Russische tussenkomst die duizenden doden eiste, in meerderheid jonge arbeiders. Wij willen slechts het algemene karakter van de opstand in beschouwing nemen om hem te redden van de verschrikkelijke verwarringen die hem omgeven.
Zoals we zagen kwam de oppositie tegen de ‘oude garde’ op twee manieren tot uiting. De eerste was van binnen de bourgeoisie zelf, geleid door de liberale bureaucraten en gesteund door de eerder radicale studenten, intellectuelen en kunstenaars. Zij kwamen op voor een meer democratische en winstgevendere vorm van het staatskapitalisme in Hongarije. Maar de ‘andere oppositie’ was het spontane verzet van de arbeidersklasse tegen de monsterachtige uitbuiting die haar werd opgelegd. En zoals dat duidelijk te zien was in Oost-Duitsland en Polen, vormde dit verzet een potentiële bedreiging, niet voor de een of andere fractie van het kapitaal, maar voor het overleven van het kapitalisme zelf.
In Hongarije ‘versmolten’ deze twee bewegingen in de opstand. Maar het was de tussenkomst van de arbeidersklasse die een protestbeweging omvormde tot een opstand, en het was de infectie van de arbeidersopstand met al de democratische en nationalistische ideologie van de intellectuelen die de proletarische beweging zouden verzwakken en in verwarring brengen.
De arbeiders sloten zijn bij de protestbeweging aan uit een instinctieve haat tegen het stalinistische regime en omwille van de ondraaglijke arbeids- en levensvoorwaarden waaraan ze waren overgeleverd. Nadat de arbeiders eenmaal hun gewicht in de beweging hadden geworpen, verkreeg deze een gewelddadig en onverzettelijk karakter dat niemand had verwacht. Alhoewel verschillende elementen deelnamen aan de gevechten (studenten, soldaten, boeren, enzovoort) waren het overwegend de jonge arbeiders die in de eerste dagen van de opstand het eerste contingent vernietigden van de Russische tanks die naar Boedapest waren gestuurd om de ‘orde’ te herstellen. Het was vooral de arbeidersklasse die de Hongaarse politie en het leger liet uiteenvallen en zichzelf bewapende voor het gevecht met de AVO en het Russische Leger. Toen de tweede golf van Russische tanks arriveerde om de opstand te neer te slaan, waren het de arbeiderswijken die in puin moesten worden geschoten want daar zaten de voornaamste weerstandsnesten. En zelfs na het herstel van de ‘orde’ en de installatie van de regering Kadar, zelfs nadat duizenden arbeiders waren afgeslacht, bleef het proletariaat verzet plegen door nog een aantal bittere stakingen te voeren.
De machtigste uitdrukking van het proletarische karakter van de opstand was het opduiken van echte arbeidersraden over heel het land. Verkozen op fabrieksniveau, verbonden deze raden hele industriegebieden en steden, en waren zonder twijfel de organisatorische kern van de hele opstand. Ze namen de taak op zich van de organisatie van de distributie van wapens en voedsel, voerden de algemene staking, leidden de gewapende strijd. In sommige steden waren ze onbetwist heer en meester. Het verschijnen van deze raden deed de harten van de ‘Sovjetkapitalisten’ beven van schrik en vervulde de ‘sympathie’ van de westerse democratieën met ongemak wegens het uitermate ‘gewelddadige’ karakter van de opstand.
Maar de Hongaarse arbeidersstrijd ten hemel prijzen, zonder zijn uiterste zwakheden en verwarringen te analyseren, zou verraad betekenen aan onze taak als revolutionairen. Die komt er op neer om niet passief de arbeidersstrijd toe te juichen maar zijn beperkingen te bekritiseren en de algemene doelstellingen van de beweging van de klasse uit te stippelen. Ondanks het feit dat de arbeiders tijdens de opstand feitelijk de macht hadden in grote delen van Hongarije, was de rebellie van 1956 geen bewuste poging van het proletariaat om voor zichzelf de politieke macht te grijpen en een nieuwe maatschappij op te bouwen. Het was een spontane revolte die er niet in slaagde tot een revolutie uit te groeien, omdat de arbeidersklasse een duidelijk politiek inzicht miste van de historische doelstellingen van haar strijd.
In onmiddellijke zin was de belangrijkste hindernis voor de ontwikkeling van het revolutionaire bewustzijn door de Hongaarse arbeiders, de enorme dam van nationalistische en democratische ideologie, die van alle kanten over hen werd uitgestort. De studenten en intellectuelen waren de meest actieve verspreiders van deze ideologie, maar de arbeiders gingen zelf ook gebukt onder alle dergelijke illusies. Dus, in plaats van de zelfstandige belangen van het proletariaat te stellen tegen die van de kapitalistische staat en van alle andere klassen, neigden de raden er toe om de arbeidersstrijd gelijk te stellen met de strijd van het ‘volk’ om de staatsmachine om te vormen en ‘nationale onafhankelijkheid’ te verwerven. Nationale onafhankelijkheid is een reactionaire utopie in het tijdperk van het verval van het kapitalisme en het imperialisme. In plaats van op te roepen – zoals de sovjets in Rusland in 1917 hadden gedaan – tot het vernietigen van de burgerlijke staat en de internationale uitbreiding van de revolutie, beperkten de raden zich tot het eisen van de terugtrekking van de Russische troepen, een ‘onafhankelijk socialistische Hongarije’ onder leiding van Nagy, vrijheid van spreken, zelfbeheer van de fabrieken, enzovoort. De strijdmethoden die gebruikt werden door de raden waren impliciet revolutionair, en drukten intrinsiek de revolutionaire aard uit van het proletariaat. Maar de doelstellingen die zij aannamen bleven steken binnen het politieke en economische kader van het kapitalisme. De tegenspraak waarin de raden gevangen zaten kan opgesomd worden in de volgende eis die naar voren gebracht werd door de arbeidersraad van Miskolc:
“De regering moet de vorming voorstellen van een Nationale Revolutionaire Raad, gebaseerd op de arbeidersraden van de verschillende departementen en van Budapest, en samengesteld door democratisch door hen verkozen afgevaardigden. Tezelfdertijd moet het oude parlement worden ontbonden” (geciteerd in Bureaucratie en Revolutie in Oost-Europa, Chris Harman, p. 161).
De raad van Miskolc drukt hier zijn vijandigheid uit tegenover de burgerlijke partijen. Dergelijke standpunten weerspiegelen een tasten naar de politieke macht van de arbeidersklasse georganiseerd in raden. Maar toch zien we tezelfdertijd de verschrikkelijke gevolgen van de misleiding, dat het stalinisme ongeacht hoe ‘bureaucratisch misvormd’, ergens toch tot de arbeidersklasse behoorde. Deze illusie belette de raden om de werkelijk levensbelangrijke stap te nemen, die van de opstand een proletarische revolutie zou gemaakt hebben: het afschaffen van de hele stalinistische staatsmachine, zowel zijn ‘conservatieve’ als ‘liberale’ vleugels. Maar in plaats van deze stap te nemen, stelden de raden hun eis tot ontbinding van het parlement en het opzetten van een centrale arbeidersraad door de regering van Imre Nagy, dat wil zeggen van diezelfde macht die zij hadden moeten opruimen! Dergelijke illusies konden slechts leiden tot het neerslaan van de raden, of van hun integratie in de burgerlijk staat. Eer moet worden toegekend aan de meerderheid van de arbeidersraden, die verkoos om vechtend ten onder te gaan of om zichzelf te ontbinden toen zij inzagen dat er geen perspectief zat in verdere strijd en dat zij gedoemd waren om marionetten te worden van de regering Kadar.
Het feit dat de Hongaarse arbeiders niet in staat waren om een revolutionair inzicht te verwerven van hun toestand, kwam ook tot uiting in het feit dat, voor zover wij weten, er geen enkele revolutionaire politieke organisatie tot stand kwam bij deze immense uitbarstingen. Zoals Bilan, de publicatie van de Italiaanse Linkerzijde, schreef over Spanje in de jaren 1930, was het falen van het Spaanse proletariaat om een partij van de klasse in het leven te roepen, ondanks de radicale aard van zijn strijd, fundamenteel de uitdrukking van de diepe inzinking waarin de internationale proletarische beweging zich bevond. Tegen 1956 was deze toestand in zekere zin nog erger: de laatste Kommunistische Linkerzijdes waren verdwenen, en niet alleen in Hongarije, maar over heel de wereld, zag het proletariaat zichzelf verstoken van bijna elke eigen politieke uitdrukking. Welke kleine stemmen er ook mogen geweest zijn, ze werden gemakkelijk vermalen door het gebrul van die krachten van de contra-revolutie wier taak is om te spreken ‘in naam’ van de arbeidersklasse. De stalinisten aller landen toonden hun brutale reactionaire aard door de arbeidersopstand af te doen als een ‘Horthyistische’ (3) of ‘CIA-geïnspireerde’ samenzwering. Uit afkeer stapten vele individuen in die tijd uit de KP, maar de partijen zelf stonden vierkant achter de woeste repressie van de Hongaarse arbeiders. Inderdaad bekritiseerden sommigen van dit uitschot, onder leiding van de grote roerganger voorzitter Mao in Beijing, Chroetsjov omdat hij de Hongaarse arbeiders niet krachtdadig genoeg had neergeslagen! Het kan zo lijken dat de trotskisten, die hun ‘steun’ uitbazuinden voor de opstand, aan de kant van de arbeiders hebben gestaan. Maar door de opstand te definiëren als een ‘politieke revolutie’ voor ‘arbeidersdemocratie’ en voor ‘nationale onafhankelijkheid’, dragen ze bij tot het versterken van de bedrieglijke misleiding dat de staat in Hongarije een arbeiderskarakter had en dat hij alleen moest gezuiverd worden van zijn bureaucratische vervormingen om weer volledig in arbeidershanden te komen. Het loont de moeite om er aan te herinneren dat zelfs voor de Internationale Socialisten (4), die de Sovjet-Unie zeggen als een staatskapitalistisch land te beschouwen, toch de Sovjet-Unie steunen, omwille van het feit dat het een ‘minder kwaad’ zou zijn, in om het even welke confrontatie met de Verenigde Staten. Er zijn te veel voorbeelden op te noemen van de steun van IS voor door de Sovjet-Unie gesteunde nationale bevrijdingsbewegingen. Een van de meest recente echter is die van de MPLA in Angola. Bijgevolg is hun ‘steun’ voor de Hongaarse opstand in 1956 een gemeen mengelmoes van kleinburgerlijk moralisme en vergaand bedrog.
De mate waarin de trotskisten niet alleen de arbeidersstrijd proberen te houden binnen het kader van de burgerlijke staat, maar ook optreden als aanhangsels van de ‘liberale’ bureaucraten van de stalinistische regimes, wordt beknopt uitgedrukt in de stellingname in 1956 door de druïde van de ‘Vierde Internationale’, Mandel, met betrekking tot de overwinning van de Gomulka-clique in Polen: “De socialistische democratie zal nog veel veldslagen moeten winnen in Polen, (maar) de voornaamste, die het mogelijk maakte dat miljoenen arbeiders zichzelf weer identificeren met de arbeidersstaat, is al gewonnen” (geciteerd in Harman, p. 108).
Sinds 1956 zijn er meer ‘radicale’ analyses gemaakt van de Hongaarse gebeurtenissen, maar weinige breken daadwerkelijk met het analysekader van de trotskisten. De libertairen van Solidarity bijvoorbeeld zien in hun brochure Hungary 1956 de eis voor arbeiderszelfbeheer (zoals het werd uitgewerkt door de Hongaarse vakbonden!) als de werkelijke revolutionaire kern van de opstand. Maar deze eis, net zoals die voor nationale onafhankelijkheid, was alweer een afleiding van de allereerste taak van de arbeiders: de vernietiging van de kapitalistische staat, het grijpen van de politieke macht door de raden, en niet louter op het terrein van de productie.
De afwezigheid van iedere duidelijke kommunistische tendens in de jaren1950, was eenvoudigweg een weerspiegeling van de historische reden voor het doodlopende straatje waarin de Hongaarse opstand was uitgelopen. In die periode ging het wereldkapitalisme door de lange boom van de naoorlogse heropbouwperiode, en de arbeidersklasse was de bloedige nederlagen die ze geleden had in de jaren 1920,1930 en 1940 nog niet te boven gekomen. Naar de jaren 1950 wordt door vele sectoren van de bourgeoisie met heimwee teruggeblikt, want het was de periode waarin de kapitalistische ideologie een absolute controle leek te hebben verworven over de arbeidersklasse en waarin de economische tegenspraken van het systeem nog slechts een lang vervlogen nachtmerrie leken te zijn. Zowel de economische crisis als de proletarische strijd die over het Russische blok raasde in de jaren 1950 bleven beperkt tot dat blok. De arbeiders van Oost-Europa waren dus geïsoleerd en onderworpen aan alle illusies die gevoed werden door een schijnbaar ‘bijzondere’ situatie. Met het kapitalisme in het Westen dat schijnbaar zo voorspoedig en vrij leek, was het voor de arbeiders van het Oostblok niet zo moeilijk om de ‘Sovjet-Unie’ of het ‘stalinisme’ als hun eigen vijand te zien en niet het wereldkapitalisme zelf. Dit verklaart de vreselijke illusies die de opstandelingen dikwijls hadden in de ‘democratische’ regimes van het Westen. Velen hoopten dat het Westen ‘hen ter hulp zou snellen’ tegen de Russen. Maar het Westen had de Sovjet-Unie in Yalta al het ‘recht’ verleend om de arbeiders van de Oostbloklanden uit te buiten, en zij hadden er geen belang bij om enige hulp te bieden aan iets dat zo oncontroleerbaar was als een massale arbeidersopstand. In werkelijkheid stonden de ‘democratieën’ niet alleen aan de kant, zij voorzagen het Kremlin ook nog van een passend rookgordijn voor het uitroeien van de opstand, door hun aanval te lanceren op het Suezkanaal op exact hetzelfde tijdstip als de Russen het eindoffensief tegen Boedapest voorbereidden. Geïsoleerd en alleen, vochten de Hongaarse arbeiders als leeuwen, maar de strijd was gedoemd tot mislukken.
De kapitalistische wereld is niet langer wat hij was in 1950. Sinds het einde van de jaren 1960 is het hele systeem dieper en dieper aan het wegzinken in een onoplosbare economische crisis, de uitdrukking van de historische neergang van het kapitalisme. In antwoord op deze crisis heeft een nieuwe generatie arbeiders, grootgebracht en versterkt door de wederopbouwperiode, een nieuwe tijdperk ingeluid van klassenstrijd op internationaal vlak. Vandaag razen zowel crisis als klassenstrijd tegelijk over oost en west. In het oosten wordt de voorhoede ervan gevormd door de Poolse arbeiders, wier stakingen in 1970 en 1976 een waarschuwing vormden aan alle stalinistische bureaucratieën overal ter wereld. Als men de stakingen in Polen vergelijkt met de opstand in Hongarije, kan men zien dat vele illusies van de jaren 1950 hun greep aan het verliezen zijn. De arbeiders van Polen streden niet als ‘Polen’ maar als arbeiders; en hun onmiddellijke vijanden waren niet de ‘Russen’ maar was hun eigen bourgeoisie; hun onmiddellijke doel was niet de verdediging van ‘hun’ land maar de verdediging van hun eigen levensstandaard. Het is dit opnieuw opduiken van het internationale proletariaat op zijn eigen klassenterrein, dat eens te meer de kommunistische wereldrevolutie op de historische agenda heeft geplaatst. Maar alhoewel de Hongaarse opstand behoort tot een periode die de arbeidersklasse achter zich gelaten heeft, toch heeft ze de arbeidersklasse van vandaag nog veel te leren in haar strijd om zich bewust te worden van haar revolutionaire opdracht. Met zijn vergissingen en verwarringen heeft de opstand veel cruciale lessen duidelijk gemaakt over wie de vijanden van de arbeidersklasse zijn: nationalisme, zelfbeheer, stalinisme in al zijn vormen, de ‘westerse democratie’, enzovoort. Maar tezelfdertijd was de opstand de heldhaftige aankondiger van de toekomst die het proletariaat overal wacht, in die mate dat het de bourgeoisie van oost en west de stuipen op het lijf joeg met het spook van de bewapende arbeidersraden.
C.D.Ward, December 1976
(1) Tito, leider van het stalinistisch regime in Joegoslavië die een ‘onafhankelijk’ koers probeerde te varen.
(2) NEP: Nieuwe Economische Politiek, naar analogie van de soepelere economische politiek die door Lenin werd voorgesteld na afloop van de burgeroorlog in Rusland (1922).
(3) Horthy: admiraal die de revolutie in Hongarije van 1919 neersloeg, anti-semiet, collaboreerde met het nazi-regime.
(4) De tendens van Tony Cliff.
Naar World Revolution, nr. 9, december 1976.
Beste kameraad,
Je heb ons om een uiteenzetting gevraagd voor je eigen verheldering en voor die van de kring over het vraagstuk van de religie. Wij hebben al wat overwegingen gegeven over wat religie is en welke rol die speelt tegenover de bewustwording van het proletariaat in een artikel over de integristische islam in de Internationale Revue (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave), nr.109. Wij kunnen hier niet alle aspecten van dit vraagstuk behandelen. Het is van levensbelang om hierover te debatteren en we nodigen jullie uit alle vragen te stellen die jullie met betrekking tot dit thema bezighouden. De kameraden van de internationalistische discussiekring in de Dominicaanse republiek hebben ons gevraagd om wat aantekeningen op te sturen voor een debat over het vraagstuk van de religie. Wij publiceren de tekst die we ze hebben opgestuurd omdat hij van nut kan zijn voor andere kameraden of discussiekringen. Het spreekt vanzelf dat wij open staan voor allerhande bijdragen, voorstellen en kritiek van onze lezers.
Beste kameraad,
Je heb ons om een uiteenzetting gevraagd voor je eigen verheldering en voor die van de kring over het vraagstuk van de religie. Wij hebben al wat overwegingen gegeven over wat religie is en welke rol die speelt tegenover de bewustwording van het proletariaat in een artikel over de integristische islam in onze Internationale Revue (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave), nr. 109.
Wij kunnen hier niet alle aspecten van dit vraagstuk behandelen. Het is van groot belang om hierover te debatteren en we nodigen jullie uit alle vragen te stellen die jullie met betrekking tot dit thema bezighouden.
De religie heeft een centrale rol gespeeld in alle maatschappijen die aan het kapitalisme zijn voorafgegaan: het oorspronkelijk kommunisme, de slavenmaatschappij, het feodalisme, het Aziatisch- en Inca-despotisme...
Met de fantastische ontwikkeling van de productiekrachten die het met zich meebrengt, legt het kapitalisme de grondslag van het overstijgen en de definitieve afsterven van de religie.
Waarom?
Omdat de religie twee pijlers heeft om zijn invloed te behouden over alle mensen. De eerste pijler is het lange tijdperk van de menselijke geschiedenis waarin de mensen een uitermate beperkte controle hadden over het natuurlijk milieu dat hen omringde. Daardoor blijft de mens onderworpen aan de indrukwekkende natuurkrachten waar tegenover hij zich absoluut machteloos voelt. Bijvoorbeeld: de boer werkt maandenlang en doet zijn best om zijn kweeksels zo goed mogelijk te verzorgen en moet toezien hoe dat alles verloren gaat door een hagelbui, overstromingen of eenvoudigweg door een plotse vorst… De meeste verschijnselen van de natuur bleven eeuwenlang versluierd als onverklaarbare geheimen waar tegenover de mens zich machteloos en onbeschermd voelde. Dit is gedurende een lang tijdperk van de menselijke geschiedenis de basis geweest van de religie: de bovennatuurlijke verklaring , het idee dat er hogere krachten bestaan die zouden heersen over de beweging van de maatschappijen en de natuur in het algemeen.
Die eerste pijler van de religie heeft het kapitalisme een beslissende klap gegeven. Door de productiekrachten van de mensheid op een fantastische manier te ontwikkelen, door de wereldwijde productie, heeft het kapitalisme de grondvesten gelegd zodat de mensheid zich kan bevrijden van de afhankelijkheid van de haar omringende natuur.
De ideologen van de revolutionaire bourgeoisie legden de klemtoon op dit aspect: zij beschouwden de religie als de verdedigerster van het obscurantisme, van de magische en bovennatuurlijke verklaringen. Zij gebruikten het atheïsme als hefboom tegen de religie.
Zijn hadden gedeeltelijk gelijk en daar steunde de marxistische beweging op.
Vanuit het mechanistisch gezichtspunt, vanuit een vulgair materialisme, kon de strijd tegen de religie worden teruggebracht tot eenvoudigweg het atheïsme te verkondigen, door het per decreet afschaffen van de religie, door de ‘onverbiddelijke’ religievervolging.
Toch is de werkelijkheid niet zo eenvoudig. Hoe kan het dat ondanks het verdwijnen van de sociaal-economische grondvesten die voedsel aan de religie gaven, deze nog altijd de geesten en harten van de mensen in beslag neemt?
Er zijn twee redenen:
1. Tegenover de opkomst van het proletariaat, streeft de bourgeoisie er naar om bondgenootschappen aan te gaan met de reactionaire lagen die zij eerder had bestreden. Zij gebruikt de clerus en de kerken als wapens om de arbeidersmassa’s en de onderdrukten vast te klinken in onwetendheid en afstomping.
Dit aspect is reëel en daarom zei Lenin: “Het marxisme beschouwt alle tegenwoordige godsdiensten en kerken, alle religieuze organisaties steeds als organen van de burgerlijke reactie, die de uitbuiting moeten verdedigen en de arbeidersklasse moeten dom houden en in nevelen moeten hullen.” (1).
2. Met het begin van haar historisch tijdperk van het verval begint de bourgeoisie zelfvertrouwen te verliezen, neigt er toe weg te vluchten in de religie, tegenover een wereld die niet de weg inslaat die zijzelf zou hebben gewild, maar wel wegzinkt in allerhande rampen: imperialistische oorlogen, vernietigende economische crises, hongersnoden, ecologische catastrofes…
Deze tweede reden is zeer belangrijk en volkomen juist. Het boek Het ABC van het Kommunisme (geschreven in 1919 door Boecharin en Preobrazhenski in opdracht van de Kommunistische Internationale), stipt juist aan dat:
“als de burgerlijke klasse begint te geloven in god en het eeuwig leven, dat komt doordat zij zich begint te realiseren dat haar leven in deze wereld op zijn laatste benen loopt.”
In dezelfde zin schreef Anton Pannekoek (lid van de Hollands-Duits Kommunistische Linkerzijde) in 1938:
“Slechts zolang de bourgeoisie kon geloven dat haar maatschappij met privé-eigendom, persoonlijke vrijheid en vrije concurrentie, door de ontwikkeling van de industrie, de wetenschap en de techniek de problemen van de gehele mensheid kon oplossen, slechts zolang kon de bourgeoisie geloven dat de theoretische problemen door de wetenschap konden worden opgelost zonder de noodzaak van het bestaan van bovennatuurlijke of geestelijke machten aan te nemen.
Zodra het echter duidelijk werd dat het kapitalisme de problemen van de bestaansmogelijkheid van de massa’s niet kon oplossen, zoals bleek uit de opkomst van de proletarische klassenstrijd, verdween de optimistische materialistische filosofie. De wereld scheen weer vol onoplosbare tegenstellingen en onzekerheden, vol duistere krachten die de beschaving bedreigden. Daardoor wendde de bourgeoisie zich tot allerlei soorten religie, en de bourgeois intellectuelen lieten zich beïnvloeden door mystieke stromingen. Het duurde niet lang of zij ontdekten de zwakke punten en tekortkomingen van de materialistische filosofie, en gingen voordrachten houden over ‘De grenzen van de wetenschap’ en de onoplosbare ‘wereldraadsels’ ” (2).
In het verval van het kapitalisme ondergaat de burgerlijke ideologie een belangrijke verandering: het geloof in de wetenschap en rede gaat verloren, en zakt steeds weg in mysticisme, verdrinkt in allerhande irrationele filosofieën. Daaruit blijkt het historisch bankroet van het kapitalisme. De bourgeoisie handelt zoals de verloren zoon. Nadat een ruzie met de religieuze vader is ze van de middeleeuwse haard weggelopen, maar na verloop van tijd keert ze, verbitterd en met gebogen hoofd, terug naar het ouderlijk huis.
Het kapitalistisch streven naar het ontwikkelen van productiekrachten is veranderd in het verval van dit systeem, in een nachtmerrie. Zoals het Kommunistisch Manifest stelde is de bourgeoisie als een leerling tovenaar. De enorme productiekrachten die zij tot ontwikkeling heeft kunnen brengen – en nog tot ontwikkeling brengt – vormen zich in het verval van het kapitalisme om tot machtige vernietigingskrachten.
Het kapitalisme is niet in staat tot een revolutionaire, harmonische en samenhangende omvorming van het natuurlijk milieu dat de menselijke wezens omgeeft. De ontwikkeling van de productiekrachten vindt bij haar plaats in een tegenstrijdig en chaotisch raamwerk van wrede concurrentie, van ieder voor zich, van imperialistische oorlogen. In een dergelijk kader ontsnapt het natuurlijk milieu aan de controle, komen er vernietigende krachten los die het kapitalisme niet kan beheersen of, erger nog, die het door de chaotische aanpak nog erger maakt.
Twee algemene tendensen bepalen de verhouding van het kapitalisme met het natuurlijke milieu van de aarde: enerzijds, het roofbouw van grondstoffen met onvoorzienbare gevolgen; anderzijds, het verstoren van het interne evenwicht van de natuurkrachten door het ontketenen van vernietigende processen met eveneens onvoorspelbare gevolgen.
Deze verschijnselen die overduidelijk worden in het verval van het kapitalisme doen de ideologen van het kapitalisme wegzinken in pessimisme. De bourgeoisie kan niet langer beweren de natuur te hebben ‘overwonnen’ en daardoor, de eerste pijler van de religieuze ideologie te hebben overstegen – het bestaan van bovennatuurlijke krachten. In werkelijkheid voelt zij zich verloren en kansloos tegenover vreemde en oncontroleerbare machten, wat haar nog meer in de armen drijft van allerhande soort van goden.
Tijdens de twintigste eeuw heeft een deel van de bourgeoisie – concreet de regimes die zich ‘communistisch’ noemen van het Chinese tot het Cubaanse – zich officieel atheïstisch verklaard en ze hebben dat uitgestald als een vorm van ‘trouw’ aan het marxisme.
Tegenover dit streven herinnert Lenin er aan dat:
“Tegelijkertijd veroordeelde Engels echter herhaaldelijk de pogingen van mensen, die ‘linkser’ of ‘revolutionairder’ wilden zijn dan de sociaal-democratie, in het program van de arbeiderspartij een directe belijdenis van het atheïsme op te nemen in de zin van een oorlogsverklaring aan de godsdienst. In 1874, toen Engels over het beroemde manifest sprak van de blanquistische. Communevluchtelingen, die als emigranten in Londen leefden, kenschetste hij hun luidruchtige oorlogsverklaring aan de godsdienst als een domheid en verklaarde hij, dat een dergelijke oorlogsverklaring het beste middel is om de belangstelling voor de godsdienst nieuw leven in te blazen en het werkelijke afsterven van de godsdienst te bemoeilijken.” (3).
Lenin herinnerde er aan dat een feodale prins, Bismarck – de ijzeren kanselier die de ontwikkeling van het kapitalisme in Duitsland een stoot gaf – een hevige oorlog had ingezet tegen de religie – de fameuze ‘Kulturkampf’, de strijd voor de cultuur – die zelfs uitliep op religievervolgingen:
“Een dergelijke oorlog aan de godsdienst verklaren betekent volgens Engels ‘bismarckser zijn dan Bismarck’, dat wil zeggen de dwaasheid van Bismarck’s strijd tegen de klerikalen herhalen (de beruchte ‘Kulturkampf’, dat wil zeggen de strijd, die Bismarck in de zeventiger jaren door middel van politievervolgingen van het katholicisme tegen de Duitse partij van de katholieken, de ‘Centrum’ partij heeft gevoerd). Door deze strijd heeft Bismarck het strijdbare klerikalisme van de katholieken alleen maar gesterkt en de zaak van de werkelijke cultuur alleen maar afbreuk gedaan, want in plaats van de politieke scheidsmuren plaatste hij de godsdienstige scheidsmuren op de voorgrond en leidde op die manier de aandacht van bepaalde lagen van de arbeidersklasse en van de democratie van de dringende taken van de revolutionaire en de klassenstrijd af naar een heel oppervlakkig en burgerlijk-leugenachtig antiklerikalisme. Engels maakte Dühring, die ultrarevolutionair wilde zijn, het verwijt, dezelfde dwaasheid van Bismarck in een andere vorm te willen herhalen, en hij verlangde van de arbeiderspartij er begrip voor te hebben, dat zij geduldig moet werken aan het organiseren en opklaren van het proletariaat, wat tot het afsterven van de godsdienst zal leiden, maar dat zij zich niet in het avontuur van een politieke oorlog tegen de godsdienst mag storten.” (4).
De ‘socialistische’ regimes van de voormalige Sovjet-Unie en andere landen verklaarden meerdere nieuwe Bismarckse ‘Kulturkämpfe’ en vandaag zien wij daarvan de resultaten: in alle landen van het Oosten, in China zelf schieten allerlei religieuze geloofsovertuigingen als paddestoelen uit de grond, de ene nog absurder en irrationeler dan de andere.
Atheïsme en religie zijn maar twee symmetrische opvattingen die hun wortels vinden in hetzelfde gevoel van machteloosheid, van hulpeloosheid, van irrationele schrik tegenover de wereld, die het individu aanziet als vreemd, vijandig en oncontroleerbaar.
Dat brengt ons bij de beschouwing van de tweede pijler van de invloed van de religieige ideologie die beslissend en wezenlijk is. Deze tweede pijler is diegene die het marxisme heeft ontdekt, door de nog zeer beperkte benadering van de revolutionaire ideologen van de burgerij uit de achttiende eeuw, de burgerlijke materialisten, te overstijgen en het werkelijke niveau van de benadering op te trekken.
“Marxisme is materialisme. Het staat als zodanig even meedogenloos vijandig tegenover de godsdienst als het materialisme van de Encyclopedisten van de achttiende eeuw of het materialisme van Feuerbach. Dat staat buiten kijf. Maar het dialectische materialisme van Marx en Engels gaat verder dan dat van de Encyclopedisten en van Feuerbach, want het past de materialistische filosofie toe op het gebied van de geschiedenis, op het gebied van de sociale wetenschappen. Wij moeten de godsdienst bestrijden. Dat is het abc van het gehele materialisme en dus ook van het. marxisme.
Maar het marxisme is geen materialisme, dat bij het abc is blijven stilstaan. Het marxisme gaat verder. Het zegt: men moet de godsdienst weten te bestrijden, maar daartoe is het nodig, dat men de oorsprong, die geloof en godsdienst onder de massa’s hebben, materialistisch verklaart. Men mag de strijd tegen de godsdienst niet beperken tot abstract-ideologische propaganda, men mag die niet tot een dergelijke propaganda reduceren, maar moet die in verband brengen met de concrete praktijk van de klassenbeweging, die het afschaffen van de sociale wortels van de godsdienst ten doel heeft. Waarom handhaaft de godsdienst zich onder de achterlijke lagen van het stedelijke proletariaat, onder brede lagen van het halfproletariaat en ook onder de grote massa van de boeren? Wegens de onwetendheid van het volk, antwoordt de. burgerlijke vooruitstrevende, de radicaal of de burgerlijke materialist. Dus weg met de godsdienst, leve het atheïsme, onze voornaamste taak is het verbreiden van atheïstische inzichten. De marxist zegt: dat is verkeerd. Zo’n opvatting is oppervlakkige, burgerlijk beperkte cultuurverspreiding. Zulk een opvatting verklaart de wortels van de godsdienst niet grondig genoeg, niet materialistisch, doch idealistisch.” (5).
In zijn Bijdrage tot de kritiek op de Hegels rechtsfilosofie van Hegel, stipt Marx aan:
“De religie is namelijk het zelfbewustzijn en het gevoel van eigenwaarde van de mens die zichzelf óf nog niet heeft gevonden óf zichzelf al weer verloren heeft” (6), de religie is een vals bewustzijn van de wereld, “de fantastische verwerkelijking van het menselijke wezen, omdat het menselijke wezen geen ware werkelijkheid bezit.” (7). Het is een verkeerd antwoord op een werkelijke probleem:
“De religieuze ellende is tegelijk zowel de uitdrukking van de werkelijke ellende, als het protest tegen de werkelijke ellende. De religie is de verzuchting van het gekwelde schepsel, het gemoed van een harteloze wereld, net zoals zij de geest van geesteloze toestanden is. Zij is opium van het volk.” (8).
We zagen al dat het kapitalisme de grondvesten legde voor de ontvoogding van de mensheid van een natuurlijk milieu dat eeuwenlang beschouwd werd als vijandig, vreemd en onbeheersbaar. We zagen dat het enkel in staat is geweest daarvoor de ‘grondslagen te vestigen’, dat is te zeggen, het heeft een werkelijk probleem gesteld, maar de oplossing die het er voor gegeven heeft is erger dan het probleem zelf. Het beheerst de natuurkrachten op anarchistische en tegenstrijdige wijze, waardoor het niet zijn beste en meest scheppende vermogens heeft capaciteiten maar in tegendeel, zijn meest vernietigende en rampzalige krachten heeft vrijgemaakt (zoals wij dat heden ten dage zien met het gevaar van de vernietiging van het leefmilieu op aarde).
Maar dit ‘vrijmaken’ ging vergezeld van de ergste ketening en verknechting van de menselijke arbeid. De arbeiders, de voornaamste productiekracht, worden onderworpen aan de loonarbeid en aan het mechanisme van de markt, waardoor zij gevangenen worden van indrukwekkende, onbeheersbare krachten, van strikt sociale aard, die veel erger en minder begrijpelijk lijken dan de natuurkrachten.
De boer kon de oorzaak van zijn pech vereenzelvigen met storm of vrieskou, de arbeider die zich op de meest professionele manier gedraagt beult zich af om te werken tot de uitputting, hij vindt geen uitleg voor zijn ontslag, hoe hij betaald wordt zonder daarmee zijn menselijke behoeften te kunnen dekken en dat alles als gevolg van rare en wispelturige wetten die zelfs niet afhangen van zijn individuele baas maar van verre en rare mechanismen die verbonden zijn aan de wereldmarkt.
De boer wist dat een slechte oogst als vrucht van onverwachte natuurlijke omstandigheden (een droogte, een sprinkhanenplaag, een overstroming) honger veroorzaakte. De arbeider daarentegen staat voor het meest absurde wat men zich kan inbeelden: het is de overproductie die hem onderdompelt in werkloosheid, armoede en honger! Het is een overvloedige oogst die de dagloners in de landbouw ruïneert!
In de kapitalistische maatschappij wordt ieder individu tot totale atomisering gebracht, het individu moet geheel alleen en geïsoleerd het hoofd bieden aan het kapitaal en aan de markt en onder wrede concurrentievoorwaarden met zijn gelijken. Dit is heel verschillend van hoe de boer te lijden had onder het brutale juk van de feodale heer, want hij kon diens beestachtigheden verzachten door te steunen op de andere leden van de dorpsgemeenschap.
Lenin herinnert er met een enorme helderheid aan:
“In de moderne kapitalistische staten zijn deze wortels in hoofdzaak van sociale aard. De sociale onderdrukking van de werkende massa’s, hun schijnbaar volledige machteloosheid tegenover de blinde werking van de krachten van het kapitalisme, dat de eenvoudige werkende mensen iedere dag en ieder uur duizend keer meer ontzettend leed en onmenselijke kwellingen berokkent dan welke buitengewone gebeurtenissen als oorlogen, aardbevingen enzovoort, – ook daarin ligt vandaag de diepste wortel van de godsdienst. ‘De vrees heeft de goden voortgebracht’. De vrees voor de blinde werking van de macht van het kapitaal, blind, omdat haar werking door de volksmassa’s niet kan worden voorzien en omdat ze de proletariër en de kleine zelfstandige bij elke stap van hun leven de ‘plotselinge’, ‘onverwachte’, ‘toevallige’ ruïnering, de ondergang, de verandering tot bedelaar, tot pauper, tot een geprostitueerde, de hongerdood dreigt te brengen en dit ook inderdaad doet – dat is de wortel van de tegenwoordige godsdienst, waarop de materialist in het bijzonder en het meest moet letten, als hij geen beginneling in het materialisme wil blijven.” (9).
Lenin herinnert er aan dat vrees de goden schept. De vrees voor een vijandige en onbeheersbare natuur is de eerste pijler van de religie. Maar de tweede pijler, de belangrijkste, is de vrees voor een maatschappij waarin ieder menselijk wezen ‘alleen tegenover de wereld’ staat, geatomiseerd, geïndividualiseerd, gedwongen tot een ongenadige concurrentie met de anderen. Dat gevoel van vrees, van hulpeloosheid, van het wanhopig zoeken naar een hart in een harteloze wereld, roept met nog meer kracht dan de eerste pijler, de voorwaarden op voor de invloed van de religieuze ideologie.
Om deze reden, dringt Lenin – daarin het voorbeeld van Marx en Engels volgend – er op aan dat de beste en helderste vorm om het gewicht van de religie bij de werkende massa’s te boven te komen, ligt in het opwekken van hun vermogen tot vereniging, van solidariteit, van gezamenlijk denken en handelen, van de massale strijd. Het is op dat terrein van de eenheid, van het zich in staat voelen om vat te krijgen op het sociale leven, van het gezamenlijk meester worden van hun eigen bestemming, dat de individuele arbeider zichzelf niet meer beschouwt als een verdwaald atoom in een genadeloos universum, maar zijn traditionele vrees begint te overwinnen, vertrouwen begint te krijgen in zichzelf en in de anderen en zich een deel begint te voelen van de werkelijke mensheid omdat hij die dan zelf opbouwt. Onder die algemene sociale voorwaarden, die deel uitmaken van de kommunistische strijd van het proletariaat, beginnen de pijlers van de religie pas echt te wankelen.
Kommunistische groeten, IKS / 18.07.2007
(1) Lenin, Over de verhouding van de arbeiderspartij ten opzichte van de godsdienst, in Keuze uit zijn werken, Moskou, 1972, deel 1, p. 392.
(2) Anton Pannekoek, Lenin als filosoof, Uitgave De Vlam, 1974, p. 24.
(3) Lenin, Ibidem, p. 393.
(4) Ibidem, p. 393-394.
(5) Ibidem, p. 495.
(6) Karl Marx, Bijdrage tot de kritiek op Hegels rechtsfilosofie, in Over godsdienst, staat en het joodse vraagstuk, Amsterdam, Pegasus, 1975, p. 87.
(7) Ibidem.
(8) Ibidem, p. 87-88.
(9) Lenin, ibidem, p. 495-496.
Binnen (1) het linkse apparaat van het kapitaal hoort men veelvuldig de bewering dat Cuba een socialistische maatschappij zou zijn, maar één met een paar bijzondere kenmerken. Het misbaar is zo oorverdovend dat vele jonge proletariërs er van overtuigd zijn dat dit werkelijk zo is en sympathie betonen met Castro. Bovendien is men deze, in verband met de mogelijkheid van zijn overlijden, nog eens gaan ophemelen. En er is gesproken over de toekomst van het zogenaamd ‘socialistische’ Cuba, door voor de zoveelste keer op te roepen tot de verdediging van het veronderstelde ‘laatste bastion van het socialisme’.
De revolutionaire golf die de overwinning bracht van de revolutie in Rusland, leed een zware nederlaag in de jaren 1920. Dit veroorzaakte de opkomst van een enorme contrarevolutie met als gevolg dat de regimes, die zichzelf vervolgens uitriepen tot socialistisch, in werkelijkheid geen enkele continuïteit vertonen met de beweging van het proletariaat, noch een socialistisch karakter hebben. Het gaat om burgerlijke nationale bevrijdingsoorlogen, wat niet met zich meebrengt dat ze ook vooruitstrevend zijn. Wij hebben er steeds op aangedrongen dat het van groot belang is dat de arbeiders inzien dat er geen enkele continuïteit of verband bestaat tussen de revolutie in Rusland en de zogenaamde ‘Cubaanse revolutie’: “Terwijl in 1917 de arbeidersklasse in Rusland de macht zouden grijpen door de bourgeoisie ten val te brengen, als deel van een internationale revolutionaire golf die de wereld in die jaren dooreen schudde, nam bij de omwenteling in Cuba in 1959 één fractie van de bourgeoisie de plaats in van een andere, in haar drang om het nationaal kapitaal voort te stuwen.
Terwijl in de voormalige Sovjet-Unie de mythe van het ‘socialisme in één land’ opdook vertrekkend van de achteruitgang van de kommunisitische wereldrevolutie, van het isolement en de latere ontaarding van de revolutie in de Sovjet-Unie zelf, werd het ‘socialisme op zijn Cubaans’ daarentegen ‘per decreet’ afgekondigd door het regime van Castro, toen het zich midden in de periode van koude oorlog in de hoek gedreven voelde in de belangenstrijd tussen de twee toenmalige grootmachten die blokhoofden waren (de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten).” (Revolución Mundial, nr. 9).
Het invoeren van het zogenaamde ‘Cubaanse socialisme’ kwam niet voort uit een bewuste revolutie van de arbeiders, maar het was een staatsgreep van de ‘barbudos’ (de bebaarde guerrillero’s). Het was enkel als gevolg van de mislukking van een toenadering van Castro tot het yankee-imperialisme dat zijn regering zich van de ene dag op de andere omvormde tot ‘socialistisch’ en dat Castro zich ‘marxist-leninist’ noemde.
De socialistische revolutie is een revolutie die voor het eerst in de geschiedenis een bewuste revolutie zal zijn. Dit wil zeggen dat in beginsel programma, doelstelling, tactiek en strategie die de socialistische beweging leiden, uitgestippeld worden in open debat en dat het helder en eenduidig moet zijn om geen strijdmakkers ‘af te schrikken’.
Daarom is het bedriegend vol te willen houden dat de Cubaanse revolutie een socialistisch karakter had; ondanks dat dit voor zichzelf sprak bij belangrijkste voorstanders die er niet aan twijfelden dat het programma, dat door de deelnemers aan de aanval op de Moncada-kazerne in 1953 was uitgewerkt, een heel verstandig programma was. Het was echter zodanig dubbelzinnig van inhoud om lagen van de kleinburgerij en anderen niet af te schrikken, en daarmee te bereiken dat deze beweging niet geïsoleerd zou komen te staan.
Hetzelfde geldt voor het tweede argument volgens hetwelk Castro in zijn studententijd al vertrouwd was met het marxisme terwijl Che al een overtuigde marxist zou zijn geweest. De argumentatiewaarde van een dergelijk idee is zo gering dat het zelfs niet waard is om er rekening mee te houden, ware het niet dat het steeds maar weer wordt opgevoerd. Bijvoorbeeld: er wordt beweerd dat Castro op organisatorisch vlak een leninistische geest had want dat hij schreef: “Ideologie, discipline en leiding. Dat zijn de drie wezenlijke zaken, maar leiding is fundamenteel, […] men kan geen beweging organiseren waarin allen denken dat zij het recht hebben om zo maar openbare verklaringen af te leggen zonder iemand te raadplegen; en men kan evenmin iets goeds verwachten van een beweging die wordt gevormd door mensen met een anarchistisch instelling die bij het eerste meningsverschil een andere weg inslaan die hen beter lijkt, en het voertuig ontmantelen en vernielen. Het propagandaparaat en de organisatie moeten in staat zijn om ongenadig diegenen te vernietigen, die proberen tendensen of pressiegroepen in het leven te roepen of in opstand komen tegen de beweging.” (2).
Het is overduidelijk dat dit in de verste verte niet lijkt op wat Lenin schreef in Eén stap voorwaarts, twee stappen terug. Deze Castristische argumentatie die door de Italiaan Tutino is overgenomen, is gemakkelijk herbruikbaar voor om het even welke strijd tussen burgerlijke klieken. Want daaruit spreekt enkel een simplistische logica van hoe men vecht om de leiding van de beweging zonder dat daardoor wordt aangetoond dat deze noodzakelijkerwijs een revolutionair karakter heeft.
De kommunistische revolutie is een revolutie met een massaal karakter waaraan de arbeiders massaal deelnemen. De strijdmethoden hebben niets te maken met de samenzwering van een kleine groep intellectuelen die zichzelf in de plaats stellen van de arbeidersbeweging en voor zichzelf een revolutionaire periode inluiden.
Op die manier doet de methode van de guerrillastrijd niets anders dan dit fundamentele beginsel met voeten te treden doordat zij een voorhoedegroep voortbrengt die wordt opgericht als reddingsleger, losstaand van de klasse zelf, zoals dat het geval was met het rebellenleger van Castro. In tegenstelling tot de bourgeoisie, verdraagt noch beschikt het proletariaat over een militaire macht die boven hem staat. Daarom is de revolutie geen product van een ‘volksleger’, maar van de arbeidersklasse zélf die op een bewuste, verenigde en georganiseerde manier naar de wapens grijpt.
Bij het bekend worden van de ziekte van Fidel en van de voorlopige aflossing door Raúl Castro, heeft de grote mythe van het socialisme in Cuba weer grote hoogten bereikt in de ideologische campagnes van de bourgeoisie.
In deze context wordt men voorbereid op de post-fidelistische overgang, om het staatskapitalisme in Cuba aan te zwengelen. En de Communistische Partij van Cuba (PCC) begint te ‘debatteren’ over de toekomst, om te zien of er zich een traditionele weg opdringt waarbij de zaken bij het oude gelaten kunnen worden, dan wel of er een meer marktgerichte opening moet komen in dezelfde richting als het kapitalisme in China. Het proletariaat heeft echter geen enkel gemeenschappelijk belang met de Cubaanse regering noch belang bij het ondersteunen van dit kapitalistische regime. En het zal zijn rol zijn om er alles te doen om de confrontatie aan te gaan met de Cubaanse bourgeoisie en ze van de kaart te vegen via een echte socialistische revolutie, die, deel uitmakend van een wereldrevolutie, een werkelijke macht van de arbeidersraden zal doorvoeren.
Vaina, December 2006
(1) Granma is de naam van het schip dat Castro vanuit Mexico naar Cuba bracht, en dat op 2 December 1956 aanmeerde, waarmee de bewapende beweging begon en die er in twee jaar in slaagde om de overwinning te behalen op Fulgencio Batista.
(2) Saverio Tutino, Breve historia de la revolución cubana, Serie Popular Era, p. 105.
Het onderstaand artikel verscheen in Internationalisme, 1997, en bevat uittreksels van een artikel uit Internationalisme, 1947.
Onder verwijzing naar ons artikel Dreigementen tegen Iran: De groeiende irrationaliteit van de kapitalistische oorlog [57] publiceren we hieronder een discussiebijdrage van een kameraad van buiten onze organisatie. Als we het niet noodzakelijk geheel en al met hem eens zijn, dan juichen we de bijdrage toe, en we gaan er van uit dat de discussie wordt voorgezet.
Opnieuw wordt de wereld geconfronteerd met de vraag of Iran aangevallen zal worden door de Verenigde Staten of niet. Door burgerlijke journalisten en theoretici wordt deze kwestie op verschillende manieren geïnterpreteerd.
Het omvangrijke imperialistische propaganda-apparaat van de Verenigde Staten is inmiddels op grote schaal bezig angst- en horrorscenario’s te verspreiden. Berichten wijzen op een verhoogde aanwezigheid en paraatheid van Amerikaanse militaire eenheden in de Golf-regio, teneinde het land-, zee- en luchtverkeer beter te controleren. Bovendien is er wereldwijd bezorgdheid ontstaan over het VN-ultimatum ten aanzien van Iran s nucleaire activiteiten, dat binnen minder dan een maand zal verlopen.
Naast deze strategische en militaire voorbereidingen op een nieuwe oorlog, zijn ook de diplomatieke uitlatingen feller van toon geworden. Amerikaanse functionarissen hebben Iran aangemerkt als een belangrijk element van onveiligheid in de regio, en na twee decennia van koude oorlog tussen Washington en Teheran lijken de wederzijdse spanningen een nieuw hoogtepunt hebben bereikt door de militaire manoeuvres in de Golf-regio.
Sinds 1940 hebben begrippen als crisis, acuut gevaar en bedreigingen van de nationale veiligheid en essentiële belangen van het Amerikaanse imperialisme, een onlosmakelijk deel uitgemaakt van het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten. Deze begrippen hebben bijgedragen aan het mobiliseren van de publieke opinie die aanvankelijk tegen oorlog was, en hebben bovendien het Amerikaanse Congres in staat gesteld om enorme bedragen toe te kennen aan de regering onder het mom van verdediging van de nationale veiligheid. Dergelijke zaken hebben weinig te maken met de politieke realiteit.
Het beleid van Amerikaanse presidenten is historisch altijd gebaseerd geweest op overdrijving terzake buitenlandse politiek. Een belangrijk bestanddeel van dit beleid, de Truman-doctrine, kenmerkt zich door een bewuste overdrijving, soms zelfs omkering van de feiten. In het kader van deze Truman-doctrine werd de crisis tussen Griekenland en Turkije afgeschilderd als de belangrijkste bedreiging van de wereldvrede van dat moment.
Vanwege het mislukken van de Amerikaanse militaire interventie in Irak, hebben Amerikaanse autoriteiten nu een nieuw beleid ontwikkeld. Door Amerikaanse beleidsmakers wordt toegegeven dat de militaire situatie in Irak inmiddels onhoudbaar is geworden. Een commissie genaamd Baker Hamilton, ingesteld om een oplossing te zoeken voor het Iraakse dilemma, heeft president George Bush geadviseerd om Irak niet langer voor te stellen als het model voor een democratische staat in de regio, en om zich te onthouden van triomfantelijke uitlatingen ten aanzien van de militaire ontwikkelingen. Derhalve zal dit nieuwe beleid tevens gevolgen hebben voor de opstelling jegens de Islamitische Republiek.
Kennelijk is dit nieuwe beleid jegens Iran er op gericht om Iran door militair machtsvertoon en diplomatieke pressie te dwingen tot onderhandelingen of tot het innemen van andere posities. Inmiddels schijnt de regering Bush zijn ambities in de regio in zoverre getemperd te hebben, dat het nu de handen al vol heeft aan het veilig maken van de stad Bagdad. Ten aanzien van Iran wordt eveneens niet meer gedacht aan grootscheepse militaire aanval of bezetting, maar wordt naar andere wegen gezocht die tot vruchtbaar overleg moeten leiden. Wat deze nieuwe aanpak of alternatieven op gaan leveren, is ons nog niet bekend. Militaire acties, bezetting van olieterminals, economische verlamming – dat alles kan deel uitmaken van dit nieuwe beleid.
In het nauw gebracht door journalisten, wilde de Amerikaanse minister van Defensie niet antwoorden op de vraag of een militaire aanval op Iran aanstaande was, maar verklaarde hij geen rechtstreeks belang te hebben bij een militaire confrontatie met Iran en naar andere wegen te zoeken om deze crisis op te lossen. Daarmee doelde hij op het ontketenen van binnenlandse opstanden, waarin de Amerikaanse overheid bij uitstek bedreven en ervaren is.
Bij dat soort opstanden is in diverse landen gebruikt gemaakt van speciaal geformeerde gangsterbendes. De nieuwe onderminister van Buitenlandse Zaken, Negro Ponte, is een deskundige in het ontketenen van dat soort opstanden in Latijns-Amerika. Bij dergelijke interventies kunnen ofwel gewapende drugsbendes, ofwel stamhoofden in het Iraanse grensgebied zoals Koerdistan, alsmede in het oosten en andere delen van het land, ingeschakeld worden. Zo ook met collaborerende groeperingen (de bende der Zwoegers van Abdollah Mohtedi), facties binnen het regime of de Revolutionaire Wachters of de veiligheidsdienst. Al deze groeperingen kunnen tegen betaling van grote sommen geld in een dergelijk scenario van pas komen om angst en onrust te zaaien.
De momenteel gruwelijke situatie in Bagdad toont voor onze ogen aan waar een dergelijk scenario toe kan leiden. De tol daarvan, honderden doden per dag, wordt betaald door de bevolking van Irak.
Tezamen met de afkondiging van dit nieuwe beleid van “stabiliteit en veiligheid”, worden tevens duizenden man verse troepen naar Irak gestuurd voor de tenuitvoerlegging van dit nieuwe beleid van Bush. Volgens uitlatingen van Amerikaanse woordvoerders, zou dit nieuwe beleid er op gericht zijn om de Islamitische Republiek Iran en Syrië onder druk te zetten vanwege hun interventies in Irak, en om hen daarvoor te straffen. Het touwtrekken van de afgelopen jaren tussen Iran en Amerika over de dominantie in de regio, is daarmee een nieuwe fase ingegaan. Met de recente gevangenneming van Iraanse agenten in Irak heeft de pressie en intimidatie jegens het regime een nieuw hoogtepunt bereikt, en heeft er zelfs toe geleid dat Bush persoonlijk toestemming heeft gegeven om met scherp te schieten op elementen die verbonden zijn met de Islamitische Republiek. Het kapitalistische systeem zal voor geen enkele maatregel terugschrikken om dergelijke oorlogen te legitimeren en aanvaardbaar te maken.
Onder het mom van bestrijding van het terrorisme en massavernietingswapens is Irak door een coalitie van landen bezet. Dit geschiedde terwijl de VN-inspecteurs na maanden onderzoek er niet in geslaagd waren enig bewijs te vinden dat het dictatoriale regime in Bagdad over dergelijke massavernietigingswapens zou beschikken. Om de misdadige inval te rechtvaardigen, is men begonnen bewijs te construeren en heeft men de publieke opinie op misdadige wijze misleid, teneinde dit criminele charlatanisme te kunnen presenteren als een waarachtige strijd voor democratie. Aldus zijn de oorlogshitsers in de bourgeois-media voorgesteld als voorvechters van vrede en democratie.
Elke dag zijn miljoenen mensen overal in de wereld op middeleeuwse wijze gedwongen hun arbeidskracht te verkopen en zo een minimaal inkomen te verwerven, en moeten miljoenen mensen leven in absolute armoede, zonder gezondheidsvoorzieningen, huisvesting, in omstandigheden van prostitutie, verslaving en andere misère. De kosten van het failliet van de beurzen van Wall Street en Londen worden betaald door de arbeiders overal ter wereld, die opgeofferd worden in reactionaire oorlogen. De imperialisten bedienen zich van schijnheilige leugens. Deze imperialistische staten beschikken zelf over massavernietingswapens. De aanstichters van de ramp van Nagasaki en Hiroshima en de fascistische Israëlische regering die dagelijks Palestijnse arbeiders over de kling jaagt, gebruiken deze staten soms geen massavernietigingswapens?
Het leidt geen twijfel dat de reactionaire kapitalisten die in Iran aan de macht zijn, gehaat worden door de arbeiders en onderklasse van deze samenleving. Kan dit feit een rechtvaardiging vormen voor een criminele aanval en reactionaire oorlog? De Amerikaanse bourgeoisie heeft zich op verschillende momenten in de geschiedenis doen kennen als bouwers en architecten van de meest fascistische regeringen in alle uithoeken van de aarde.
Inclusief de installering van militaire dictaturen in Latijns-Amerika, van Marcos de beul van het Philippijnse volk, van de sjah in Iran en, recentelijk, van Mollah Omar in Afghanistan, en andere religieuze of nationalistische dictaturen.
Deze oorlogsdreigingen hebben niets te maken met de strijd tegen het terrorisme, met vrijheid of het uitschakelen van massavernietigingswapens. Deze oorlogen vervullen een functie in de ontwikkeling van het globale kapitalistisch systeem, en dienen een uitweg te bieden aan de wereldwijde chronische crisis van het kapitalisme. Na vier jaar militaire bezetting van Irak, hebben George Bush’ beloften terzake veiligheid en democratie in Irak en de regio geen enkel resultaat opgeleverd, in geen enkele stad van Irak. Momenteel bedraagt het Amerikaanse oorlogsbudget ruim vijfhonderd miljard dollar - gelijk aan alle defensiebegrotingen over de hele wereld.
De nieuwe Amerikaanse strategie in het Midden-Oosten is in diverse aspecten, met name in de opstelling jegens Iran, opmerkelijk. In de eerste plaats in het kader van de globale ontwikkelingen van het kapitalisme en de internationale diplomatiek. In de tweede plaats vanwege haar invloeden op de situatie in Iran, en de opstelling van Amerika, of meer algemeen het westen jegens Iran. In dit opzicht is het kapitalistisch systeem beland op een keerpunt in zijn geforceerde crisis.
De wereldeconomie is zonder politieke, in dit verband imperialistische en militaire interventies niet in staat om deze crises de baas te worden. Sinds de ineenstorting van het Oost-Europese kapitalisme is de internationale situatie geconfronteerd met een historische wijziging van de machtsverhoudingen. Sindsdien heeft Amerika zijn positie van hegemonie niet kunnen handhaven. Een van de grootste angsten van het Amerikaanse militaire beleid schuilt in het bestaan van een alternatief machtsblok genaamd de Europese Unie. Amerika heeft tot nu toe altijd kunnen steunen op zijn militaire superioriteit, waarmee het rivaliserende machtscentra onder de duim kon houden en intimideren. Aangezien de Europese Unie en andere staten zoals Japan dringend behoefte hebben aan energie, vormt de aanval op Irak en het wijdere Midden-Oostenbeleid gericht op verwerving van controle over de oliebronnen in de regio, een van de belangrijkste pijlers van de Amerikaanse strategie. Wanneer het controle verwerft over deze energiebronnen, beschikt Amerika over een machtig wapen om zijn rivalen in bedwang te houden.
Derhalve staan hun projecten, onder het ideologische mom van spreiding van democratie en strijd tegen politieke Islam en terrorisme, volledig in het teken van deze strategie. Dientengevolge zullen we een ontwikkeling gaan zien van het kapitalistisch systeem in de richting van verschillende machtscentra, hetgeen blijkt uit het verdwijnen van nationale regeringen, de instelling van een federalistisch systeem, en het opleggen van kapitalisme aan bepaalde bevolkingsgroepen.
Allemaal ontwikkelingen met specifieke politieke doelstellingen in de richting van een nieuwe ordening van de kapitalistische wereldmarkt, in het kader van kapitalistische rivaliteit.
De escalatie van raciale, nationalistische en godsdienstige tegenstellingen zien we momenteel voor onze ogen afspelen in Irak.
Ten aanzien van de opstelling jegens Iran, worden door de Europese en Amerikaanse imperialisten verschillende strategieën gevolgd. De Verenigde Staten zijn er vooral op uit om diplomatieke en militaire druk uit te oefenen, wellicht ook enkele gerichte confrontaties aan te gaan, teneinde het bewind angst aan te jagen. Anders gezegd, Amerika streeft er naar van boven af veranderingen in de machtsstructuur te bewerkstelligen. In het algemeen bedienen de Verenigde Staten zich van een nieuwe oorlogsstrategie bij het uitschakelen van traditionele staten en het installeren van ondergeschikte regeringen in de regio. Zoals boven aangestipt, kan Amerika in zijn confrontatie met Iran geen toevlucht nemen tot een echte, grootschalige oorlog. Maar waarschijnlijk zal het kiezen voor enkele beperkte, locale operaties, zowel om angst te zaaien als om had pad te effenen voor gewapende gangster-bendes. Eén en ander zal afhangen van de loop der gebeurtenissen, van het geheime overleg en geruzie met andere imperialistische mogendheden, en van de wijze waarop de machtsverhoudingen binnen de heersende elite van de Islamitische Republiek zich uitkristalliseren.
En tenslotte is er nog een belangrijke factor die bepalend kan zijn voor deze ontwikkelingen, en dat is het feit dat de hoofdspeler in dit geheel helaas ontbreekt. Daarmee wordt bedoeld de klassenstrijd, en de aanwezigheid van de belangrijkste kracht of “derde macht” in deze tegenstelling. Op het ogenblik is de situatie zodanig, dat deze hoofdkracht of “derde macht” geen enkele rol speelt in de politieke berekeningen en initiatieven van de mogendheden, aangezien alle bestaande krachten, van rechts tot links tot centrum, verbonden zijn en in dienst staan van de burgerlijke contrarevolutie.
Na het uiteenvallen van het voormalige imperialistische Sovjetblok, volgend op het vallen van de Muur, is het kapitalistisch systeem in een nieuwe fase beland, welke een nieuwe periode in de geschiedenis van het kapitalistisch stelsel inluidt. De Eerste Wereldoorlog werd gevoerd omwille van de opdeling van de wereld vanwege de rivaliteit tussen alle kapitalistische staten. Dat was een uiterst belangrijk moment in de verspreiding van het kapitalistisch stelsel. De Eerste Wereldoorlog heeft overduidelijk aangetoond, dat het proces van concentratie en oppotten van kapitaal dermate vervolmaakt was, dat de crisis alleen met oorlogvoering beheersbaar kon worden gemaakt. Anders gezegd, met de Eerste Wereldoorlog is het kapitalisme een nieuwe fase van zijn bestaan ingegaan, en dat is de fase van het imperialisme.
In deze fase verwerven staten een monopolie over een deel van het wereldwijde kapitalisme, hetgeen een onvermijdelijke onderdeel is van de wetten die de economie van het kapitalisme beheersen. Derhalve is het ook absoluut onvermijdelijk dat kapitalistische staten deze wetten ten uitvoer leggen. Daarom is het imperialistisch kapitaal niet alleen aanwezig in een specifieke machtstrein zoals het grote kapitaal tegenover zwakkere, kleinere kapitalen, maar ook juist in verschillende machtstreinen.
De fenomenale groei van de monopolies van het imperialistisch kapitaal maakte korte metten met de landsgrenzen van overige bourgeoisie staten. Een andere belangrijke factor van deze periode is het proces van snellere versmelting tussen financieel kapitaal en industrieel kapitaal teneinde de monopolies te consolideren. Samenvattend kan men zeggen dat deze fase zich onderscheidt in de geschiedenis van het kapitalisme als het begin van het tijdperk van imperialistisch kapitaal, waarbij helse oorlogsvoering overal ter wereld de plaats ingenomen heeft van de crisis.
De diverse oppositiepartijen en –organisaties, van links en rechts, van het kapitaal hebben zich alle op grond van hun theoretische uitgangspunten uitgelaten over dit belangrijke thema. Wat hen alle verbindt in hun analyse, is dat ze het zonder uitzondering eens zijn over de waarschijnlijkheid van een militaire aanval door Amerika. Alle bourgeois-oppositiepartijen hebben zich begeven in klassenanalyses in dit verband. Wat ontbreekt in hun redenering, is een klassenanalyse van de historische positie van het imperialistisch kapitalisme en van de crises die eigen zijn aan deze fase van het wereldwijde kapitalisme.
Een belangrijk deel van de gevestigde linkse kapitalistische oppositie wijst op het periodieke karakter van de crises als oorzaak van de imperialistische oorlogs-ophitserij in haar pogingen deze crises te bezweren. Echter, in deze oppervlakkige analyse wordt voorbijgegaan aan een grondige positiebepaling, aangezien men de oorzaak niet in het systeem zelf zoekt maar in het cyclische proces dat de kapitaalcrisis momenteel doormaakt. Aldus beschouwt men oorlog niet als eigen aan het systeem zelf, als een steeds weer voorkomend militaristisch optreden om het hoofd te bieden aan crises van het kapitalistisch stelsel, maar als iets voorbijgaands, iets periodieks. In sommige kringen wordt zelfs gestrooid met fantasieën waarin oorlog wordt verklaard vanuit het feit dat de leiders van regimes als de Islamitische Republiek of het voormalige Irak stom of terroristisch zouden zijn.
Dergelijke opvattingen komen voort uit een gebrek aan kennis van het kapitalistische stelsel. Dit stelsel zal per se crises voortbrengen, en ziet oorlog als de enige weg is om die crises te bezweren. Oorlog zit ingebakken in het kapitalisme of, in dit geval, imperialisme. Na verloop van twee wereldoorlogen, is oorlog nu een mondiaal fenomeen geworden, en hebben alle oorlogen, zonder uitzondering, een reactionair karakter gehad, en zijn ze gevoerd teneinde de belangen van de imperialisten veilig te stellen.
Alleen door het verspreiden van de internationale proletarische klassenstrijd zal het mogelijk zijn om de ongebreidelde imperialistische oorlogs-ophitserij een halt toe te roepen, aangezien het juist de uitgebuite massa’s zijn die in een reactionaire oorlog ten slachtoffer vallen.
Alleen de internationalistische jongerenklasse is in staat om de gigantische oorlogsmachine van het imperialisme tot staan te krijgen, aangezien geen enkel nationaal of nationalistisch belang gediend is bij de voortzetting van dit soort oorlogen. Als het verdere imperialistische oorlogen in de toekomst wil verhinderen, kan het proletariaat niet als een passieve toeschouwer blijven zitten. Deze situatie toont nogmaals aan hoe urgent het is dat de arbeidersklasse zich organiseert, teneinde zich als internationale organisatie effectief te weer te stellen tegen deze dreigingen.
B.
Phil / 2.11.2007
Het is in naam van de “sociale rechtvaardigheid” dat Sarkozy met zijn miljardairs-vriendjes de gore lef hadden van ons te verlangen om te aanvaarden dat allerlei toeslagen en bijzondere pensioenregelingen worden herzien of afgeschaft, en dat die voor iedereen worden gekoppeld aan veertig arbeidsjaren.
De spoorlieden, beambten van de RATP (metro’s en bussen), de werkenden bij het gas, de elektriciens spraken in hun algemene vergadering duidelijk uit: het zijn geen privilèges, het is 37½ jaar VOOR IEDEREEN!
De arbeiders weten heel goed dat als ze deze aanval op de bijzondere toeslagen onbeantwoord laten dat de staat morgen al van ons zal verlangen dat we 41 of 42 jaar werken alvorens een volledig pensioen te ontvangen en zelfs nog langer zoals al in Italië (waar er binnenkort een regeling komt voor pensionering op 65 jaar) en gaande tot 67 jaar zoals dat al het geval is in Duitsland en Denemarken.
In de faculteiten heeft dezelfde regering in de zomer in stilte (met medeplichtigheid van de studentenvakbond UNEF en de Socialistische Partij) een wet aangenomen die middelbare op twee snelheden voorbereid: enerzijds een ‘kwaliteitskant’ voorbehouden aan studenten met poen, anderzijds ‘vuilnisfaculteiten’ waarin het grootste deel van de nieuwe generaties, de kinderen die voortkomen uit de armere milieu’s, worden voorbereid op hun toekomst als werklozen en arbeidsonzekeren.
Voor de ambtenarij bereidt de regering het verdwijnen van 300.000 banen voor tussen nu en 2012 terwijl de onderwijzers nu al te kampen hebben met overvolle klassen en alle ambtenaren er steeds meer taken en overuren bij krijgen.
In de private bedrijven verdwijnen er steeds meer arbeidsplaatsen en volgen de ontslaggolven elkaar op terwijl de regering Sarkozy een wijziging van de Arbeidswet voorbereid waarin het trefwoord bestaat uit “flexi-zekerheid”, en waarbij het ons wordt opgelegd dat de werkgevers ons van de ene dag op de andere nog gemakkelijker op straat kunnen gooien.
Per 1 januari 2008 worden nieuwe ziektewetpremies ingevoerd die samengaan met steeds minder vergoedingen voor medicamenten, een stijging van de eigen bijdragen in ziekenhuiskosten (ingevoerd door Ralite, de voormalige minister van de Communistische Partij), de eigen bijdragen voor medische handelingen die oplopen tot meer dan 90 euro en alweer een stijging van de GSC (een belasting ter financiering van de sociale zekerheid).
Sarkozy verlangt van ons dat we “meer werken om meer te verdienen”. Maar het is duidelijk dat het betekent: meer werken voor minder geld. Een duizelingwekkende daling van de koopkracht gaat hand in hand met buitenissige prijsverhogingen van de eerste levensbehoeften: melkproducten, brood, aardappelen, groente en fruit, vlees en vis...
Tezelfdertijd stijgen de huren: steeds meer proletariërs wonen tegenwoordig in tijdelijke of onbewoonbare huisvesting.
Steeds meer proletariërs, zelfs als ze nog werk hebben, worden al in armoede gedompeld, zijn niet meer in staat zichzelf behoorlijk te voeden, te wonen, zichzelf fatsoenlijk te verzorgen. En we krijgen te horen: “dat is het begin”. De toekomst die voor ons in het verschiet ligt is er een waarin de op stapel staande aanvallen morgen nog veel harder zullen zijn. En dat alleen omdat de Franse bourgeoisie probeert haar achterstand in te halen ten opzichte van zijn concurrenten van de andere landen. Met de verscherping van de crisis van het kapitalisme, met de verscherpte concurrentie op de wereldmarkt, moet er worden “meegedongen”. Dat betekent steeds meer het onder vuur nemen van de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse.
De woede en onvrede die nu tot uiting komt, op straat zowel als in de bedrijven, kan zich alleen maar verbreden omdat de arbeiders er overal toe worden gedreven om zichzelf te verdedigen tegen dezelfde aanvallen.
Sinds 2003 heeft de arbeidersklasse (volgens de bourgeoisie een ‘achterhaald begrip’) haar strijdbaarheid laten tentoongespreid, juist tegen de aanval op de pensioenen in 2003 in Frankrijk en in Oostenrijk, tegen de hervorming van de gezondheidszorg, tegen de ontslagen op de scheepswerven in Galicië in Spanje in 2006 en in de automobielindustrie in Andalusië in de vorige lente. Nu zijn het hun broeders van de Duitse spoorwegen die de strijd aangaan voor loonsverhogingen. In al die strijd, in de laatste maanden in Chili en Peru, in Egypte net als onlangs nog bij de migrantenarbeiders in de bouw in Dubaï, komt er een diep gevoel van klassensolidariteit naar boven dat aanzet tot uitbreiding van de strijd tegen eenzelfde over-uitbuiting. En het van deze zelfde klassensolidariteit dat blijk werd gegeven in de strijd van de scholieren en studenten tegen de Franse startbaancontracten (CPE) in de lente van 2006, en die de voornaamste inzet vormt in deze omstandigheden. Dat is het waarvoor de bourgeoisie het meest bang is.
Door eerst de bijzondere pensioentoeslagen aan te pakken in afzonderlijke sectoren zoals het openbaar vervoer (SNCF, RATP) en de energiebedrijven (EDF, GDF) kan de staat geen windeieren leggen. Het is een louter strategische keuze van de Franse bourgeoisie in een poging de arbeidersklasse te verdelen.
Links en de vakbonden staan fundamenteel volledig achter de regering; ze hebben voortdurend de noodzaak naar voren gebracht van ‘hervormingen’, die van de pensioenen en de toeslagen voorop. Het is trouwens de voormalige socialistische eerste minister Rocard die in het begin van de jaren 1980 het ‘witboek’ over de pensioenen samenstelde en dat diende als kapstok waaraan alle volgende regeringen, linkse zowel als rechtse, hun genomen maatregelen konden ophangen. De huidige kritiek van links en de vakbonden blijft dan ook beperkt tot: er is geen ‘democratische besluitvorming’, er zou niet genoeg ‘overleg’ zijn geweest.
Terwijl links tijdelijk buiten spel staat, vooral door het ‘wegkopen’ van linkse krachten zoals door Sarkozy in praktijk gebracht, komt de rol van het onder controle houden van de arbeidersklasse vooral aan de vakbonden toe. Die hebben met de regering (en onder elkaar) op alle vlak het werk verdeeld om de arbeidersreactie te saboteren en te verdelen. Voor de bourgeoisie is het van belang om de arbeiders van het openbaar vervoer gescheiden te houden van de reactie van de arbeidersklasse als geheel. Om dat te volbrengen heeft de heersende klasse alle media in de strijd betrokken in een poging om de staking ongeloofwaardig te maken en het idee er in te rammen dat de andere arbeiders in gijzeling zouden worden genomen door een egoïstische minderheid van bevoorrechten, door er gebruik van te maken dat de belangrijkste sector waarop de toeslagen betrekking zou hebben die van het openbaar vervoer is. Zij is gericht op de impopulariteit van een lange staking in het vervoer en dan vooral die bij de Franse spoorwegen (SNCF, een sector die de meest strijdbare was tijdens de stakingen in de winter van 1986-1987 en die van 1996) om de ‘reizigers’ op te stoken tegen de stakers.
Elk van de vakbonden speelt zijn rol in de verdeling en het isolement van de strijd:
– De FGAAC (een treinbestuurdersvakbond die niet meer dan 3% van het personeel van de SNCF vertegenwoordigt, maar wel 30% van de treinbestuurders), na te hebben opgeroepen tot een ‘eventueel verlengbare staking’ voor 18 oktober, zij aan zij met de vakbonden SUD (Solidaires, Unitaires, Démocratiques) en FO (Force Ouvrière), maar haastten zich de avond na de manifestatie om met de regering te onderhandelen om tot een ‘compromis’ te komen en een bijzondere regeling voor het ‘rijdend personeel’ en riep op de volgende dag het werk te hervatten, daarmee de rol op zich naar van ‘verrader’ van de dienst.
– De CFDT riep die dag alleen de spoorweglieden tot staking en manifestatie op, om “niet alle problemen en alle eisen door elkaar te gooien”, volgens de verklaring van haar algemeen secretaris Chérèque; vervolgens haastte deze vakcentrale, trouw aan dezelfde tactiek, om op te roepen tot “opschorting van de staking” bij de SNCF en tot werkhervatting in de andere sectoren zodra de regering haar bedoeling duidelijk had gemaakt om onderhandelingen te openen bedrijf per bedrijf.
– De CGT, de grootste vakbond, speelde een beslissende rol in achter de rug van de arbeiders om uitgevoerde manoeuvre. Ze beperkte zich tot een ‘brede’ 24-uur-staking op 18 oktober (het daarbij aan de departementale vakbonden overlatend om ‘initiatieven’ te nemen om de staking eventueel te verlengen). Vervolgens nam zij het initiatief om een nieuwe stakingsoproep te doen aan het spoorwegpersoneel dit keer verlengbaar vanaf de avond van 13 november wat de andere sectoren en de andere vakbonden achter dit voorstel bracht. Op 10 november vroeg de algemeen secretaris van de CGT Thibault aan de regering om de algemene tripartiete onderhandelingen [dat wil zeggen tussen vakbonden, ondernemers en regering] over de toeslagen te openen (wat niet meer dan bluf was omdat de regering zijn politiek direct oplegt aan de directies van de openbare werken) en twee dagen later, 12 november, aan de vooravond van het begin van de staking, werd er een nieuw initiatief gelanceerd: door nog altijd aan een tripartiete overleg te houden, maar dan per bedrijf. Zo worden de arbeiders voor volslagen debielen gehouden want juist in dat kader was de regering van meet af aan van plan om de hervorming door te drukken door de onderhandelingen ‘in plakjes te snijden’, bedrijf per bedrijf, geval per geval. Deze plotselingen ommekeer en deze ‘vuile streek’ veroorzaakten hoogoplopende reacties in de algemene vergaderingen waarbij de ‘basis’ van deze vakbond gedwongen werd ervan uit te gaan dat de stakingsbeweging zou worden voortgezet.
– FO en vooral SUD (een vakbond gestuurd door de ‘trotskistische’ LCR van Olivier Besancenot) had geprobeerd om met een minderheid de staking na de 18de oktober ver meerdere dagen uit te smeren, en de wedijver aangaat met een steeds radicaler opbod door de arbeiders ertoe te drijven in verlengbare stakingen te blijven tot aan de algemene vakbondsstaking van de ambtenarij van 20 oktober, en de arbeiders er daarbij aan te zetten om met ‘commando-acties’ de het rails te bezetten in plaats van de proberen de strijd naar andere sectoren uit te breiden.
– Een leider van de UNSA (Union nationale des syndicats autonomes, een interprofessionele vakbondsorganisatie), al evenzeer vooroplopend voor de verlengbare staking, verklaarde van haar kant dat in de manifestaties de zaken goed gescheiden dienden te blijven en dat het spoorwegpersoneel niet kon met de ambtenaren kon optrekken omdat die “heel andere eisen hebben”.
Ondertussen waren alle vakbonden al in geslaagd om heimelijk de werkhervatting op te dringen bij de energiebedrijven EDF en GDF. En woensdag 21 oktober, vlak na de manifestatie van de voorafgaande avond, zouden de zes vakbondsfederaties op hun beurt met de regering gaan onderhandelen over een ‘uitweg’ voor het spoorwegpersoneel rond een afzonderlijk ‘programma van eisen’.
Ondanks de wil van de regering om het arbeidersverzet te breken, ondanks de vermenigvuldiging van de geen tegenspraak duldende aanmaningen van de regering om het werk te hervatten, ondanks de medeplichtigheid en al het ondermijningswerk en de strijdsabotage door de vakbonden, blijven niet alleen de woede en de strijdbaarheid van de arbeiders bestaan, maar de wil om de verschillende brandhaarden van de strijd met elkaar te verenigingen begint op te laaien. In Rouen bijvoorbeeld ging studenten van de faculteit van Mont-Saint-Aignan op 17 november naar het strijdende spoorwegpersoneel, deelden daar de maaltijd en namen deel van hun algemene vergadering net als aan een actie van het instellen van een ‘gratis tol’ op de snelweg. Stukje bij beetje ontkiemt het idee van de noodzaak van een massale en verenigde strijd van de hele arbeidersklasse om het hoofd te kunnen bieden aan de onvermijdelijke verdere aanvallen door de regering. Daartoe moeten de arbeiders lering trekken uit de sabotage door de vakbonden. Om doelmatig strijd te kunnen leveren, met een gezamenlijke en solidaire reactie waarbij steeds geprobeerd wordt hun strijd uit te breiden, kunnen ze slechts op hun eigen krachten rekenen. Ze hebben geen andere keuze dan hun strijd zelf ter hand te nemen en alle valstrikken, alle verdelingsmanoeuvres en sabotage door de vakbonden onschadelijk te maken.
Meer dan ooit is de toekomst aan de ontwikkeling van de strijd van de klasse.
Wim / 18.11.2007
Vorige week zijn Sarkozy en zijn handlangers, de regering Fillon/Hortefeux/Pécresse en consorten (met de heimelijke steun van de ‘Parti Socialiste’ en heel ‘veelkleurig links’), de Rubicon van de schande en het sadisme overgestoken. Na het met gewapende macht over de Franse grenzen jagen van asielzoekers in naam van de selectiepolitiek van ‘beperkte immigratie’, zijn het nu de stakende studenten en scholieren die hard door de politie worden aangepakt. Een wrede repressie daalde neer op de studenten en scholieren die strijden tegen de wet ter privatisering van middelbare scholen en universiteiten (de LRU). In naam van ‘democratie’ en ‘vrijheid’ deden sommige rectors van middelbare scholen en universiteiten, in dienst van het kapitaal, een schandelijk beroep op oproerpolitie en mobiele brigades om de gesloten en bezette faculteiten te ontzetten in Nanterre, Tolbiac, Rennes, Aix-Marseille, Nantes, Grenoble…
In Rennes en vooral Nanterre was de repressie wel heel smerig. Na eerst opdracht te hebben gegeven tot ingrijpen door bewakers met politiehonden lieten de rectoren de oproerpolitie CRS de gebouwen bestormen. De bezettende studenten werden verjaagd met knuppels en traangas. Meerdere werden gewond en gearresteerd. De politie ging zo ver in sadisme dat de bril (symbool van wie studeert en leest!) van een student uit Nanterre werd afgerukt en verbrijzeld. De media in dienst van Sarkozy en van het kapitaal rechtvaardigden de repressie door het woord te verlenen aan de rectors van middelbare scholen en universiteiten. Die van Nanterre beweerde in het avondjournaal van France 2 op 13 november dat “het niet ging om strijd maar om criminaliteit”. En zijn hysterische collega-lakei uit Rennes beweerde schaamteloos dat het ging om oproer van “terroristen en Rode Khmers”.
Het is overduidelijk dat de voormalige eerste smeris van Frankrijk, Sarkozy, bijgenaamd Nicolas de Kleine, vastbesloten is om met de hogedrukspuit de Franse middelbare scholen en universiteiten schoon te maken en om de kinderen van de arbeidersklasse als ‘schooiers’, als ‘uitschot’, als ‘criminelen’ (volgens de rector van Nanterre) te brandmerken. En al wie ‘aan politiek doet’ (immers, volgens de minister van onderwijs, mevrouw Pécresse, op 7 november op het televisiekanaal LCI, “zijn de blokkades eerst en vooral politiek”), is niet meer dan een ‘terrorist’. En terwijl de minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Alliot-Marie haar smerissen het bevel gaf om de aanval in te zetten tegen de bezette faculteiten, drijft haar ‘vriendin’, mevrouw Pécresse, het cynisme ten top met de bewering dat ze “de studenten wil geruststellen” (sic!).
De arbeiders uit de openbare zowel als de private sector moeten de boodschap wel mee krijgen: iedereen die ‘illegale’ of ‘impopulaire’ stakingen begint (en de media van TV-Sarkozy zullen de propaganda er iedere dag inrammen), iedereen, zoals de arbeiders van de spoorwegen en de Parijse metro, die “reizigers gijzelt”, zal als ‘terrorist’, als verstoorder van de ‘openbare orde’ worden aangemerkt.
Maar het ware ‘gele gevaar’ bestaat niet uit de zogenaamde ‘Rode Khmers’ van de middelbare school van Rennes. Het zijn de ‘schooiers’, de stakingsbrekers van de ‘schooiocratie’, die de jonge generaties van de arbeidersklasse aftuigen en uitroken met de zegen van verklikkers en dienstkloppers: de rectors van middelbare scholen en universiteiten. De ware ‘terroristen’, de ware criminelen, dat zijn zij die ons regeren en die het vuile werk verrichten voor een gangster-klasse: de bourgeoisie in verval. Hun orde, dat is die de onverbiddelijke TERREUR van het kapitaal.
Deze klasse van schooiers liet het niet bij het sturen van bijtende politiehonden en knuppelende brigades tegen de stakende scholieren en studenten. In sommige universiteiten die door de smerissen werden ontruimd gingen ze zo ver in hun smeerlapperij dat ze ‘beslag legden’ op de stakingskas van de studenten. In Lyon bijvoorbeeld waren scholieren en studenten die de faculteit bezetten erin geslaagd een appeltje voor de dorst van een paar honderd Euro bij elkaar te krijgen. Terwijl de tot de tanden gewapende oproerpolitie de faculteit ontruimde, legde de schoolleiding beslag op het door de studenten aangevoerde keukenmateriaal en op hun stakingskas. Dat is onwaardig, schandelijk, walgelijk! Deze schurkenstreken van de bourgeoisie zijn vergelijkbaar met die van de vandalen uit de buitenwijken, die in 2006 tijdens de beweging tegen de startbaancontracten gemanipuleerd werden door de burgerlijke staat om in de betogingen scholieren en studenten te grijpen en hun GSM te stelen!
Dat is het ware gelaat van de parlementaire democratie: de ‘openbare’ orde is de orde van het kapitaal. Het is de orde van de terreur en de knuppels, die van smerissen en media. Het is de orde van leugen en manipulatie door TV-Sarkozy! Het is de orde van de Machiavelli’s die proberen ons te verdelen om des beter te heersen, die ons tegen elkaar willen opstoken door de strategie te gebruiken die in het voorjaar van 2006 was ontworpen door de vorige regering Villepin-Sarkozy: ontaarding door geweld!
De woeste repressie tegen scholieren en studenten is een rechtstreekse aanval op heel de arbeidersklasse. De grote meerderheid van scholieren en studenten die strijden tegen de privatisering van het middelbaar onderwijs en de universiteiten en tegen de schoolkeuze van de poen zijn kinderen van proletariërs en niet van weldenkende kleinburgers, zoals de media of de socio-ideologen van het kapitaal beweren. Veel van hen zijn inderdaad kinderen van arbeiders uit de openbare sector of van immigranten (vooral op de middelbare scholen in de buitenwijken zoals Nanterre of Saint-Denis). De proletarische aard van de studentenstrijd tegen de Wet Pécresse kwam duidelijk tot uiting in het feit dat de stakers in staat bleken om hun eisen uit te breiden: in de meeste van de bezette middelbare scholen werd in de eisenplatforms niet enkel intrekking van de LRU geëist maar werden ook de bijzondere pensioenregelingen verdedigd en de wet Hortefeux verworpen, net als de politiek van ‘beperkte immigratie’ van Sarkozy, de eigen bijdragen voor de gezondheidszorg, en alle overige aanvallen van de regering op de hele arbeidersklasse. Ze brachten de noodzakelijke SOLIDARITEIT naar voren die de strijdende arbeiders verenigen tegen corporatistische opsluiting en ‘onderhandelingen’ per bedrijf, per sector zoals de vakbonden dat willen. En de studenten bleken ook in staat deze solidariteit concreet vorm te geven. Zo sloten, in Parijs zowel als buiten de hoofdstad (bijvoorbeeld op 13 en 14 november), verschillende honderden scholieren en studenten zich aan bij betogingen van spoorwegpersoneel dat streed tegen het op de helling zetten van de bijzondere pensioenregelingen. In sommige steden (Rennes, Caen, Rouen, Saint-Denis, Grenoble) werd deze solidariteit van de kant van de jonge generaties van de arbeidersklasse warm onthaald door het spoorwegpersoneel dat hen toegang verleende tot de algemene vergaderingen en gezamenlijke acties voerden met de studenten (zoals acties aan de afritten van de tolwegen waar studenten en spoorwegarbeiders de automobilisten gratis doorlieten en het doel van hun strijd uitlegden). Nu zijn er dus studenten en spoorwegarbeiders die samen nadenken, samen discussiëren, samen actie voeren en sameneten. In sommige middelbare scholen (geleid door menselijke wezens en niet door hysterische hyena’s die met de wolven in het bos huilen), sloot het onderwijzend en administratief personeel zich eveneens bij hun actie aan, zoals in Parijs 8-Saint-Denis.
Deze proletarische aard van de studentenstrijd wordt ook nog door een ander feit bevestigd: de studenten bezetten de universiteiten niet alleen om over gebouwen te beschikken om er hun algemene vergaderingen te houden en om er politieke debatten te voeren die open staan voor iedereen (ja zeker, mevrouw Pécresse, mensen, omdat zij, in tegenstelling tot apen, over het spraakvermogen beschikken, is een politiek wezen, zoals dat onder andere is aangetoond door onderzoekers in universitaire ‘kwaliteitscentra’); in sommige faculteiten besloten stakende studenten eveneens om gebouwen open te stellen voor de vluchtelingen zonder identiteitspapieren.
En het is precies vanwege deze actieve solidariteit, die zich als een olievlek zou kunnen uitbreiden, dat de regering Sarkozy-Fillon (met haar ‘ijzeren dames’, half-hoer, half-onderdanig (1), Pécresse, Alliot-Marie, Dati) besloten heeft haar smerissen uit te zenden om de arbeidersklasse te radbraken. Wat de Franse bourgeoisie van plan is, dat is het uitvoeren van politiek als die van Thatcher in Groot-Brittannië. Net als daar wil ze iedere solidariteitsstaking verbieden, om de handen vrij te hebben om na de gemeenteraadsverkiezingen in 2008 nog harder toe te slaan. En het is nu, door deze krachtmeting en door het organiseren van de onderdrukking, dat de heersende klasse en haar trekpop Sarkozy de ‘democratische’ orde van het kapitaal wil opleggen.
Ondanks de luidruchtige verkiezingscampagne voor het presidentschap laat de solidariteitsbeweging van scholieren, studenten en sommige spoorwegarbeiders zien dat de lessen van de strijd tegen de startbaancontracten niet zijn vergeten. De solidariteit tussen de strijdende studenten en een deel van de arbeiders van de Franse spoorwegen en de Parijse metro wijst de weg. Alle arbeiders, werkende en werklozen, autochtoon of allochtoon, uit de publieke of de private sector, moeten resoluut die richting inslaan. Dat is de enige manier om een krachtsverhouding in ons voordeel op te bouwen tegen de aanvallen van de bourgeoisie en van haar systeem in verval, die maar één enkel perspectief te bieden heeft voor de jongere generaties: werkloosheid, bestaansonzekerheid, armoede en onderdrukking (vandaag wapenstok en traangas, morgen de kogel!)
Als Sarkozy als hoogste smeris van Frankrijk in 2006 geen brigades inzette tegen de bezettende studenten, dan was dat geenszins uit morele schaamte maar gewoon omdat hij toen kandidaat was in de presidentsverkiezingen en hij potentiële kiezers met kinderen op middelbare scholen te vriend wilde houden. Nu hij aan de macht is, laat hij zijn spierballen zien en wil hij de rekening vereffenen voor de hele Franse bourgeoisie die het niet verkropt dat zij de startbaancontracten in 2006 moest intrekken (had hij geen kleur bekend na de verkiezingen toen hij stelde dat “de staat niet mag wijken”?). Hij wil de kliek rond voormalige eerste minister De Villepin laten zien dat hij niet toegeeft (want, zoals Raffarin, die andere voormalige eerste minister, het stelde, “het is niet de straat die regeert”).
Het cynisme waarmee hij in het openbaar, in naam van ‘openbaarheid van bestuur’, de verhoging van zijn eigen salaris met 140% bekendmaakte, terwijl hij onvermurwbaar blijft in de aanvallen op de levensvoorwaarden van de proletariërs, is een ware provocatie. Door met de spierballen te rollen en een lange neus te maken naar de arbeiders wil hij de volgende boodschap overbrengen: “Het is uitgesloten aan de voorrechten van de bourgeoisie te raken. Ik ben gekozen door de Fransen en heb een blinde volmacht om te doen wat ik wil.” Maar afgezien van de persoonlijke belangen en ambities van dit onheilspellende personage, vertegenwoordigt hij hier de hele kapitalistische klasse: het kapitaal moet de dienst blijven uitmaken. De krachtmeting die hij met de spoorwegarbeiders is aangegaan heeft maar één enkel doel: de hele arbeidersklasse een zware nederlaag toebrengen en het gevoel wegvagen dat de beweging tegen de startbaancontracten achterliet, namelijk dat alleen de strijd loont. Daarom is Sarkozy niet van plan toe te geven aan de spoorwegarbeiders en wil hij de middelbare scholen en universiteiten omvormen in bolwerken van de politie.
Maar wat ook de uitkomst is van deze krachtmeting tussen de regering Sarkozy-Fillon-Pécresse en de arbeidersklasse, de strijd begint al resultaat op te leveren: de solidariteitsbeweging die op gang werd gebracht door de spoorwegarbeiders, door scholieren en studenten, was tevens een aanzet om andere delen van de arbeidersklasse (met name het lesgevend en administratief personeel van scholen en universiteit) in de beweging te betrekken, en zal een blijvend spoor achterlaten in het bewustzijn, net zoals de strijd tegen de startbaancontracten. Zoals alle strijd die op wereldvlak plaatsvindt is het een baken op de weg naar de komende omverwerping van het kapitalisme. De voornaamste winst van de strijd is de strijd zelf, de ervaring, de levende en actieve solidariteit van de arbeiders op weg naar hun bevrijding, naar de ontvoogding van heel de mensheid.
‘Franse’ en allochtone arbeiders, arbeiders uit de openbare en private sectoren, studenten, scholieren, werklozen: eenzelfde, gezamenlijke strijd tegen de aanvallen van de regering! Weg met de politiestaat! Solidariteit van de ganse arbeidersklasse tegenover de terreur van het kapitaal!
Sofiane / 17.11.2007
(1) Noot van de vertalers: “Mi-putes, Mi-soumises”; toespeling op een campagne onder meisjes en vrouwen onder de leuze: “Ni putes, ni soumises” (geen hoer, noch onderdanig).
15 september 2007 was het tachtig jaar geleden dat Herman Gorter overleed in een Brussels hotel. Tien jaar geleden verscheen de tot dusverre uitvoerigste biografie van Herman Gorter, interessant voor wat betreft zijn leven, maar beslist onvoldoende voor wat betreft zijn politieke betekenis (1). Daarom publiceren we hieronder een artikel van Anton Pannekoek uit 1952, ter gelegenheid van het 25-jarig overlijden van Herman Gorter, dat in kort bestek veel beter zijn ware betekenis verwoordt, en dat eveneens in het Frans, Duits en Engels verscheen.
Herman Gorter is tot het Socialisme gekomen langs de weg van de theorie. Als jong dichter van “Mei” nam hij deel aan de sterke opbloei van de dichtkunst in de jaren tachtig, weerspiegeling van een economische opbloei, de opkomst van het kapitalisme in Nederland. Daarna teleurgesteld over het inzinken van deze bloei, zoekende naar de oorzaken, waardoor slechts nu en dan grote dichtkunst in de geschiedenis van de mensheid optrad, kreeg hij ten slotte de geschriften van Marx in handen. En hier vond hij wat hij zocht. Marx leerde hem de geschiedenis begrijpen als een stoffelijke en geestelijke ontwikkeling van de mensheid, gedragen door de economische ontwikkeling. Telkens, zo begreep hij nu, wanneer een nieuwe productiewijze opkwam en een nieuwe klasse tot heerschappij bracht, kwamen de dichters op, die haar grootheid en overwinning bezongen. Maar Marx leerde hem daarbij ook het kapitalisme kennen als het laatste stelsel van uitbuiting der arbeidende massa’s door een heersende klasse, en toonde hem, hoe de arbeidersklasse door haar revolutie, door zich meester van de productiemiddelen te maken, een nieuw stelsel van arbeid tot stand zal brengen zonder klassentegenstelling en uitbuiting.
Toen hij dit inzicht had verworven, bracht het onmiddellijk zijn praktische gevolgen mee. Wilde hij meewerken aan de toekomst en het geluk van de mensheid, dan moest hij zich bij de arbeiders aansluiten en zich in dienst stellen van hun klassenstrijd. Van toen af aan bepaalden deze twee dingen zijn leven en werk: het Marxisme, dat zijn geest vervulde met helder inzicht in de ontwikkeling en groei van de maatschappij en de strijd van de arbeidersklasse, die alle gaven van zijn hart richtte op het grote ideaal van het Socialisme.
In de S.D.A.P., waartoe hij was toegetreden, was hij al spoedig een van de meest gezochte propagandisten. Maar reeds na enige jaren kwamen de conflicten met de politieke leiders, met name Troelstra. In West-Europa was sinds 1895 een gunstige conjunctuur en een sterke ontwikkeling van het kapitalisme ingetreden, die de arbeiders in sterker strijd in vakbeweging dreef, en tevens de noodzaak en de mogelijkheid voor een modernisering van het kapitalisme door sociale hervormingen schiep. Daar de burgerlijke politici, naar de oude liberale beginselen, geheel ingesteld waren op de winstbehoeften van de kapitalisten, moest de strijd voor hervormingen door de socialistische politici gevoerd worden. Daar deze rekenden in het parlement meer te kunnen bereiken, naarmate ze daar meer macht kregen, trachtten zij zoveel mogelijk kiezers en zetels te winnen door een reformistische politiek. De Marxisten, die de verheldering van socialistisch bewustzijn in de arbeiders als hoofddoel van de propaganda beschouwden, zagen in het aankweken van reformisme een bron van verzwakking in de klassenstrijd.
Het was vooral Gorter, die met zijn mede-redacteuren van “De Nieuwe Tijd”, Van der Goes, Henriëtte Roland Holst en Wiedijk, telkens de strijd tegen de politieke leiders aanbond, in 1901 over de agrarische kwestie, in 1902 over de schoolstrijd, in 1903 over de grote spoorwegstaking, de krachtigste uitbarsting van spontane klassenstrijd. Op het partijcongres in 1905 kwam de afrekening; daar de arbeiders de politieke leiders nodig hadden om in het parlement hervormingen te bewerken, sprak de partij-meerderheid haar afkeuring over de criticasters uit.
Voor Gorter brak er nu een rustiger tijd aan, daar hij nu, niet meer bezet door mondeling propagandawerk, zich in eigen studie en literair kon verdiepen. Voortreffelijke brochures kwamen in deze tijd uit zijn handen: over de grondslagen van het Socialisme, over het Reformisme, over het Historisch Materialisme, en ook, in 1912, zijn dichtwerk “Pan”, dat in allegorische vorm de bevrijdingsstrijd van de arbeiders uitbeeldt. De partijkritiek was nu overgelaten aan de jongeren, Wijnkoop, Van Ravesteijn, en Ceton, die als redactie van de daartoe opgerichte “Tribune” deze zo scherp voerden, dat ze in 1909 uitgesloten werden en een nieuwe partij, de S.D.P. oprichtten. Gorter stond natuurlijk aan hun zijde, al liet hij hun de dagelijkse strijd over.
Intussen voltrokken zich op internationaal terrein ontwikkelingen, die ook op de beweging in Nederland terugwerkten. Men had hier in de afgelopen [periode] de internationale strijd tegen het reformisme meegemaakt. Dat, theoretisch telkens verslagen, praktisch steeds meer aan de winnende hand was. Maar nu kwam een andere strijd op. De opbloei van het kapitalisme betrof vooral Duitsland, dat in zijn groot-industriële ontwikkeling alle landen van Europa achter zich liet en Amerika opzij streefde. De Duitse bourgeoisie, eiste haar aandeel in de exploitatie van de verre werelddelen en wapende zich om wereldmacht te veroveren. In Duitsland wilde de uiterste linkerzijde van de S.P. met krachtiger strijdmiddelen, met massa-actie en massastaking van de arbeiders, daartegen optreden. Maar zij vond een nieuwe meerderheid tegenover zich van oud-radicale partij-bureaucratieën, de reformisten. Tegen het dreigend oorlogsgevaar werd in Basel in 1912 een vredescongres gehouden, waar mooie redevoeringen tegen de oorlog werden afgestoken. Gorter was er heen gegaan om een discussie te bewerken over de praktische middelen, waardoor de arbeiders tegen de oorlog zouden kunnen strijden. Maar de discussie werd afgesneden, omdat, zei men, dat het blijken van onze meningsverschillen omtrent de middelen de grote indruk van onze eensgezindheid bij de regering zou verzwakken. Het was natuurlijk net omgekeerd: de regeringen wisten nu, dat zij van de socialistische partijen geen ernstige tegenstand hadden te duchten. In 1914 brak de wereldoorlog uit. Het was een catastrofe van de socialistische arbeidersbeweging ; het was tevens de eerste fase van de ondergang van het Europese kapitalisme.
Wat Gorter in deze catastrofe het diepst trof, was de gewilligheid, waarmee de arbeiders in alle landen zich zonder verzet aan de oorlog en de nationalistische propaganda onderwierpen. In zijn geschrift over het imperialisme en de wereldoorlog zegt hij het scherp: gij hebt de hervormingen gewild, niets dan hervormingen; nu hebt ge gekregen: oorlog, ondergang, dood! Maar hij rekende er ook op, dat de ervaring van de oorlogsellende het proletariaat tot verzet en revolutie zou brengen. Hij zag nu hoe zware strijd de arbeiders wachtte; en met die grotere helderheid van een nabije revolutie werk hij zijn dichtwerk “Pan” uit tot een veel groter rijkdom van detail.
In Rusland brak de revolutie uit, en na een snelle ontwikkeling veroverd de bolsjewistische partij de macht. Gorter leefde vol geestdrift mee; hij zag daarin het begin van de algemene proletarische revolutie, en in zijn brochure “De Wereldrevolutie” (in 1918) riep hij de arbeiders op tot een algemene strijd, gaf een programma dat gedeeltelijk gebaseerd was op de arbeidersraden als vorm van klassen-organisatie, en vierde Lenin als de grote leider van de wereldrevolutie. Toen in november 1918 in Duitsland de revolutie uitbrak, het keizerrijk ineenstortte en de oorlog eindigde, was hij voor herstel van gezondheid in Zwitserland (door oververmoeienis gedurende vele jaren was zijn oorspronkelijk krachtig gestel sterk aangetast); maar hij wist naar Berlijn te komen, waar hij met Liebknecht en Rosa Luxemburg besprekingen hield; vandaar kwam hij terug naar Nederland. In alle landen kwamen de arbeiders in beweging; kommunistische groepen vormden zich uit ultralinkse oppositie van de socialistische partijen (in Nederland had de S.D.P. haar naam reeds in C.P. veranderd); van uit Rusland kreeg hij met zijn medestanders de opdracht om als “West-Europees Bureau” hier de opkomende bewegingen te organiseren. Maar de Duitse revolutie hield geen stand; reeds in haar eerst dagen had Ebert, de voorzitter van de socialistische partij, in overleg met de generaals een nieuwe regering gevormd. De gewapende arbeidersgroepen, in de steek gelaten door de massa’s onder de ban van de partijdiscipline, werden in Berlijn door militaire macht neergeslagen; Liebknecht en Rosa Luxemburg werden vermoord. Door heel Duitsland werden de opstandige arbeiders met hun eerste “raden” door militaire expedities ten onder gebracht. De kans, dat de revolutie zich van Rusland in een stormloop over Duitsland en zo verder zou uitbreiden, was verdwenen. De arbeidersrevolutie, die het kapitalisme moet vernietigen, dat bleek nu, kon alleen de vrucht zijn van een lange, geduldige ontwikkeling van dieper klassenbewustzijn, dat zich op eigen kracht en taak bezint.
Van uit Rusland kwam nu echter de aanwijzing van een andere tactiek: de kommunistische partijen groot en machtig maken door zoveel mogelijk leden en groepen uit de socialistische partijen en winnen, en wel door deel te nemen aan parlementsverkiezingen. Dit vond fel verzet bij tal van aanhangers die als vroegere linkse oppositie in de S.P. alle bederf kenden, dat van het parlementarisme uitging. De meerderheid van de Duitse K.P. was ertegen; maar door een gemene knoeiing van het partijbestuur werd zij uitgesloten, waarop ze een nieuwe partij, de K.A.P., oprichtte. In tal van artikelen in “De Nieuwe Tijd” bestreed Gorter deze nieuwe tactiek. Het griefde hem diep, dat in het oude socialisme zulk een belemmering van goede klassenpolitiek was geweest, nu de kern had aangetast van wat de centrale macht van de wereldrevolutie moest zijn. Het West-Europees Bureau werd door Moskou gediskwalificeerd. Tegen de Duitse en andere oppositie schreef Lenin zijn boekje over het radicalisme als kinderziekte. Gorter, als woordvoerder van de revolutionaire richting, antwoordde hem in zijn “Open Brief aan Lenin”, weldra in het Duits, Frans en Engels vertaald. Hij wees er op, dat de methode van Rusland, waar de boeren aan de zijde van de arbeidersrevolutie hadden gestaan, in West-Europa onbruikbaar moet zijn, omdat de boeren hier over de grond beschikken en kapitalistisch voelen, zodat de arbeiders van hen geen hulp, maar enkel tegenstand te verwachten hebben. De arbeiders in het Westen staan alleen en moeten dus over veel diepere kracht beschikken.
Het was een nieuwe, bittere teleurstelling voor hem, dat, wat zulk een schitterende hoop had opgewekt, nu weer door kortzichtigheid van bekrompen belangenpolitiek was te gronde gericht. Hij wilde echter nog niet alle hoop opgeven en meende door een persoonlijk bezoek aan Moskou, Lenin en de andere leiders te kunnen overtuigen, dat hun tactiek voor West-Europa verkeerd was. De tocht, die hij tezamen met drie Duitse vrienden van de K.A.P. ondernam, was uiterst bezwaarlijk; van Stettin, als verstekelingen op een schip naar Reval en na een moeilijke grensovergang naar Moskou. Hier zette hij in een vergadering van uit alle landen afkomstige afgevaardigden van de Derde Internationale zijn kritiek uiteen. Hij bracht het diepe verschil tussen Oost en West naar voren; trek een lijn, zo sprak hij, van Dantzig naar Triest; zij scheidt de streken, waar de boeren uw vrienden zijn, van die, waar de boeren uw vijanden zijn; met uw tactiek komt gij over die lijn niet heen! Er kwam toen een zo grote beroering in de zaal, dat hij een ogenblik moest ophouden. Toen hij na afloop aan enige hoorders vroeg, wat de reden was geweest, werd hem gezegd, dat in de Poolse oorlog de zegevierend oprukkende rode legers juist op die lijn werden gestuit, doordat de boeren achter hun linies hun verbindingen verbraken; verward door deze ongewone ervaring moesten ze ijlings terugtrekken. Nu voor het eerst had Gorter hun in zijn rede dit vreemde geval verklaard. Natuurlijk had zijn rede verder geen effect. En evenmin had hij succes, toen hij met Lenin vriendschappelijk alle vraagstukken van de arbeidersrevolutie, Europa en Rusland besprak. Lenin ziet alles, zij hij later, van Russisch, niet van wereld standpunt; hij is niet, waarvoor ik hem hield, leider van de wereldrevolutie, maar hij is de Washington van Rusland.
De terugtocht was nog moeilijker; ruw behandeld en half ziek, werd hij ten slotte bij aankomst in Stettin gevangen gezet, en met moeite slaagden Hollandse vrienden er in hem vrij te krijgen.
Het werd nu stiller om hem heen; de kring van zijn medestanders was kleiner geworden. Maar zijn geestelijke kracht was ongebroken. Helderder dan tevoren zag hij nu de maatschappelijke ontwikkeling. Met de Duitse arbeiders van de K.A.P. werkte hij samen, door het schrijven van artikelen en brochuretjes, om de denkbeelden van het radenstelsel verder uit te werken en te verhelderen. Uit deze discussies hebben zich de groepen van “Internationale Kommunisten” gevormd, die in latere jaren wezen en betekenis van de arbeidersraden tot nog groter klaarheid zouden brengen. Tegelijkertijd verdiepte hij zich nu in literair werk. Zijn studiën over de grote dichters uit de wereld-literatuur werkte hij nu breder uit. In het huis in de Verbrande Pan, waar hij, zwervend over duin en strand, de meeste tijd doorbracht, schreef hij het gedicht “De Arbeidersraad”, een epos van de arbeid, een wijde visie op de ontwikkeling van de wereld en de maatschappij. Plannen voor nog groter werk had hij; maar zijn gezondheid, in lange jaren van strijd ondermijnd, begaf het. Ziek uit Zwitserland terugkerend, stierf hij op 15 september 1927 in een hotel in Brussel.
Gorter, als dichter en als socialist even hoog uitstekend boven zijn tijdgenoten, behoort tot de grootste persoonlijkheden van het achter ons liggend tijdperk. Waar hij optrad, in de politieke zowel als in de literaire wereld, won hij vriendschap en verering, door de warme eenvoud van zijn hart, door zijn klare en schitterende geest, door de vastheid van zijn gehele wezen. Zelfs zijn felste politieke tegenstanders konden hem hun respect en bewondering niet onthouden door de volmaakte eerlijkheid, die ook in zijn felst striemende kritiek (als bijv. in zijn “Partijmoraal” zijn betoog kenmerkte. Voor de arbeiders, zijn strijdmakkers, was hij een trouwe en vereerde kameraad, voor de jongere intellectuelen de bewonderde zanger van de schoonheid der wereld. Voor ons is hij in de eerste plaats de onvergetelijke toegewijde medestrijder en voorganger in de bevrijdingsstrijd van de arbeidersklasse.
(1) Herman de Liagre Böhl, Herman Gorter 1864-1927, met al mijn bloed heb ik voor u geleefd, Amsterdam, Uitgeverij Balans, 1996, 559 p.; herdrukt Amsterdam, Uitgeverij Contact, 2000, Serie Olympus.
Op maandag 19 november ging in een grote provinciestad een kleine groep studenten die naar onze laatste openbare bijeenkomst was gekomen met een afvaardiging van oude gepolitiseerde arbeiders en leden van de IKS naar twee algemene vergaderingen van het spoorwegpersoneel. Omdat de vakbonden er voor hadden gezorgd dat de algemene vergaderingen per sector fijnmazig waren opgedeeld gingen onze kameraden uit elkaar om het woord te nemen in twee algemene vergaderingen: één van het stationspersoneel en één van de treinbestuurders.
In de twee algemene vergaderingen was de ontvangst door het spoorwegpersoneel heel hartelijk. In die van het stationspersoneel stelde onze kameraad zichzelf voor, zeggende dat hij niet bij het spoor werkte was maar dat hij een gepensioneerde was die zijn solidariteit kwam betuigen, daaraan toevoegend dat hij, als hem dat vergund werd, graag het woord zou nemen om zijn ideeën over solidariteit naar voren te brengen. Het spoorwegpersoneel dat hem verwelkomd had bedankte hem ervoor dat hij zijn solidariteit kwam betuigen. En ze voegden daar aan toe: “Natuurlijk mag u spreken”.
De algemene vergadering begon om 11.30 uur en eindigde rond 12.30 uur. Om deze algemene vergadering te leiden was er een meute vakbondsvertegenwoordigers aanwezig: FO, CFDT, CFTC, CGT, SUD… Alle sprekers verwezen naar de eisen en zeiden dat er een krachtsverhouding op ‘hoog niveau’ moest worden opgebouwd, om de aangekondigde onderhandelingen voor te kunnen stellen als een strijdperspectief, om te benadrukken dat het de algemene vergaderingen waren die de besluiten zouden nemen, maar dat alles dan wel heel corporatistisch omzwachteld. Het was inderdaad een sectorale algemene vergadering en over de toestand van de studenten en de andere ambtenaren, het in overweging nemen van gemeenschappelijke strijd, daarover werd met geen woord gerept. Eén vakbondsafgevaardigde beweerde zelfs dat het perspectief er in bestond om te strijden voor het ‘afdwingen van hervormingen’ en juist niet om allemaal tezamen te strijden, omdat de richtlijnen van de vakbonden er niet op waren gericht om alles te ‘revolutioneren’. De vertegenwoordiger van de CFDT, van zijn kant, zei dat de departementale federatie het niet eens was met het nationaal niveau, dat had opgeroepen tot beëindiging van de staking.
Als gevolg van deze toespraak, richtte een jonge spoorwegwerker zich tot onze gepensioneerde kameraad, die zijn solidariteit was komen betuigen, en zei: “Als u wilt spreken, dan kan het nu”. De woordvoerders van de vakbond die zagen wat er op het spel stond, zeiden dat er nog even moest worden gewacht alvorens hem het woord te verlenen want eerst moest er gestemd worden over het voortzetten van de staking en vervolgens nog geluisterd naar de actievoorstellen (wat laat zien dat de vakbondsvertegenwoordigers, op de vooravond van de betoging van 20 november, gedwongen waren om in allerijl ‘op de rijdende trein te springen’ hoewel ze in de openbare nutsbedrijven geen enkele oproep tot strijd hadden gedaan uit solidariteit met het spoorwegpersoneel) (1): “naar de loketten gaan om diegenen die aan het werk zijn uit te nodigen voor de betoging van dinsdag, en ze te zeggen dat ze niets riskeerden als ze dat deden” en ook: “het verspreiden van het pamflet de volgende ochtend vroeg bij de metro.”
Het was overduidelijk dat de vakbonden er absoluut geen zin in hadden om het woord te laten aan deze ‘minderheid’ van studenten en anderen, die ‘onrust kwamen zaaien’ in hun jachtgebied door de algemene vergaderingen van de spoormannen te overstelpen met hun ‘ideeënbussen’ zoals ze dat tijdens de beweging tegen de CPE (het startbanencontract) in de lente van 2006 hadden gedaan. Tijdens dit soort van algemene vergaderingen, georganiseerd, geleid en gesaboteerd door de vakbonden, kon geen werkelijk debat plaatsvinden, was er geen daadwerkelijke uitwisseling van ideeën mogelijk. En toch heerste er een echte strijdbaarheid en een werkelijke onvrede. Van de 117 stemmers van het spoorwegpersoneel spraken 108 zich uit voor voortzetten van de staking.
Het was dus pas na de stemming dat onze gepensioneerde kameraad de microfoon mocht nemen (want natuurlijk willen de vakbonden niet dat voorstellen, ingediend door ‘elementen buiten’, die niets te maken zouden hebben met de staking, worden besproken door het spoorwegpersoneel). Ziehier wat hij zei:
“Ik werk niet bij het spoor, ik ben gepensioneerd. Maar ik wil mijn solidariteit betuigen met jullie strijd. Van ‘buitenaf’ gezien is er momenteel meer dan één strijd aan de gang tegen de aanvallen op de arbeids- en levensvoorwaarden van de arbeiders. Jullie strijden voor het in stand houden van jullie pensioenen, de studenten, die toekomstige arbeiders zijn, strijden tegen een hervorming die een deel van het voortgezet onderwijs zal omvormen tot ‘vuilnisfaculteiten’, de werkenden van de openbare diensten (die van onderwijs) betogen morgen betogen hun onhoudbaar wordende arbeidsvoorwaarden en tegen de vele arbeidsplaatsen die geschrapt dreigen te worden. Al die strijd komt neer op het verdedigen van onze levensvoorwaarden. Daarnet hoorde ik zeggen dat er een krachtsverhouding moest opgebouwd worden op ‘hoog niveau’, waarmee ik het eens ben. Maar hoe doen we dat? Ik denk dat we allen tezamen moeten strijden. Want alleen omdat er een grote solidariteit was van de werkenden met de studenten moest de regering terugkrabbelen tegenover de massale betogingen tegen de startbaancontracten. Morgen moet er massaal worden opgetrokken naar de betoging; maar ik denk dat het ook goed zou zijn als er één enkel spandoek zou zijn waarop iets zou staan in de stijl van “Spoorwegpersoneel, studenten: allemaal verenigd in de strijd!” En vervolgens zou het goed zijn als, op het einde van de betoging, in plaats van braaf naar huis te gaan, het spoorwegpersoneel zou gaan discussiëren met de ambtenaren, en de ambtenaren mat de studenten en het spoorwegpersoneel. We moeten met elkaar praten, dat zal ons in staat stellen om de éénheid te smeden die wij nodig hebben. Want tegenover de aanvallen is de enige manier om onszelf te verdedigen, het smeden van die eenheid.”
Deze toespraak werd onder luid applaus toegejuicht.
Voor de algemene vergadering begon had onze gepensioneerde kameraad even met het spoorwegpersoneel gepraat over de leugens van de media. Deze leugens zijn voor iedereen overduidelijk, behalve voor blinden en doven (en de betogers van zondag van de ‘Liberté Chérie’ (de ‘Lieve Vrijheid’, een liberale federatie). Aan het eind van de algemene vergadering kon hij weer praten met een kleine groep van jong spoorwegpersoneel. Hij vroeg ze: “Wat vinden jullie van een gemeenschappelijke spandoek?” Het antwoord van één van hen was: “Aan de basis zijn we er eerder vóór, maar de federaties willen het niet.”
De verdelingsmanoeuvres door de vakbonden konden niet helderder in het licht worden geplaatst. Maar ondanks dat het wordt tegengewerkt door de vakbonden, vindt het idee van de noodzakelijke éénheid en solidariteit haar weg in de hele arbeidersklasse.
In de andere algemene vergadering, die van de treinbestuurders, was de ontvangst van onze kameraden die vergezeld waren van studenten al even hartelijk. Ze konden het woord nemen om dezelfde richting te verdedigen als door onze gepensioneerde kameraad was gedaan. De studenten namen met enthousiasme het idee over van een eenheidsspandoek. De toespraken van de studenten en van onze kameraden werden goed ontvangen ondanks het feit dat de treinbestuurders nog de illusie koesterden dat ze zich geheel alleen doeltreffend kunnen verdedigen door het transport te ‘blokkeren’. Maar het is de eenheid van de arbeiders en niet alleen een ‘blokkade’ die de kracht uitmaakt van de arbeidersklasse. Het fetisjisme van de ‘blokkade’ vormt momenteel de nieuwe slagroomtaart van de vakbonden om een werkelijke uitbreiding en vereniging van de strijd te beletten en het de regering mogelijk te maken haar ‘hervormingen’ er door te jagen.
Sinds 18 oktober komt de opbouw van deze eenheid voortdurend in botsing met het verdelingswerk van de vakbonden. Maar, zoals het groepje studenten zei in een gesprek dat we na de algemene vergadering hadden, “De aanvallen van de bourgeoisie tegen alle sectoren van de arbeidersklasse zijn zo globaal dat in deze situatie de tendens tot de vereniging van de strijd alleen maar versterkt wordt.”
Dit groepje studenten begreep perfect dat, zoals een student van Parijs 3-Censier het in 2006 verwoordde, “als we alleen blijven, dan worden we met huid en haar opgevreten.” En het is omdat zij niet wilden dat hun kameraden bij de spoorwegen geïsoleerd bleven en uiteindelijk ook zouden worden afgeranseld door de milities van het kapitaal dat zij op zoek gingen naar de solidariteit van de echte kommunisten (waarvan een aantal zich nog zeer goed herinnerden dat ze in de jaren 1970 en 1980 spitsroeden moesten lopen tussen de ‘ordediensten’ van de CGT die daartoe door de bonzen waren aangezet). Maar het is waar dat na het neerhalen van de Berlijnse Muur de CGT (en de P‘C’F) behoorlijk ‘gedemocratiseerd’ zijn. Deze studenten die er in slaagden de algemene vergaderingen van het spoorwegpersoneel open te breken (die gegijzeld werden in de gevangenis van het ‘vakbondsgebouw’), zeiden tegen onze kameraden van de ‘oude’ generatie: “Het is tof om ouders zoals jullie te hebben!” Het is een geestesgesteldheid volslagen tegengesteld aan die van sommmige ‘dwarsliggende’ studenten aan het einde van de jaren 1960 (gebrandmerkt door het ‘generatieconflict’) en die, uit rebellie tegen hun ouders die de terreurregimes hadden beleefd onder de nazi’s en de stalinisten, ‘alle ouderen in concentratiekampen’ wilden opsluiten (2)!
De toespraken van onze kameraden hadden niet ten doel om te hengelen en ‘partijkaarten’ te slijten, want de IKS is geen organisatie die (in tegenstelling tot de troskisten en de organisaties van ‘meervoudig links’), deelneemt aan het burgerlijk verkiezingscircus. Zij probeert evenmin ‘de beweging onder controle te krijgen’ zoals de zoete ‘anti-partij’-dromers en de ware ‘overnemers’ van allerlei slag het voorstellen.
Diegenen die nog altijd schreeuwen “Pas op voor de Wolf!” door te waarschuwen tegen “tot hun tanden bewapende bolsjewieken”, kan alleen maar worden aanraden om uit de werkelijke geschiedenis te leren en uit de al tientallen jaren door de mooischrijvers van de bourgeoisie (de media en de kleinburgerij van de republikeinse intelligentsia) leugenachtig opgediste sprookjes. De nieuwe generaties van de arbeidersklasse, of het nu spoorwegpersoneel is of om studenten gaat, ontdekken wat echte ‘democratie’ en echte solidariteit is (zelfs al hebben ze nog de illusies van de jeugd en moeten al moeten ze nog veel ervaring opdoen). De moed waarvan ze blijk gaven door verzet te plegen tegen de richtlijnen van de vakbondsbonzen en het laten opleven van de ware cultuur van de arbeidersklasse laat zien dat de toekomst van de mensheid wel degelijk in hun handen ligt.
GM / 11.2007
(1) Het moet gezegd worden dat in veel arbeidsplekken bij de openbare nutsbedrijven (zoals de ziekenhuizen en ASSEDIC, de werkloosheidsverzekering) de vakbondspamfletten (vooral die van de CGT) waarin werd opgeroepen tot staking en tot de manifestatie van 20 november... de volgende ochtend bezorgd werden.
(2) Veertig jaar later hoeft het geen verbazing te verwekken dat sommige jongeren die ‘verouderd’ zijn en die de ijverigste loopjongens van de bourgeoisie zijn geworden er nu vooral zin in hebben het ‘spook’ van Mei 1968 ‘om zeep te helpen’ door de studenten (die ook het recht opeisen om een beetje te dromen) te ‘vergassen’ of ze op te sluiten in de kerkers van het kapitaal. Maar het is waar dat de edu-castreurs die de etalage van het voortgezet onderwijs schoon willen maken door de laarzen van mijnheer Le Pen te poetsen wat kort van memorie zijn...
De hele zomer lang hebben de twee belangrijkste trotskistische organisaties in Frankrijk, Lutte Ouvrière (LO) en de Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR), de ene verklaring na de andere afgelegd om te veroordelen van wat zij noemen: “De vuile oorlog van Israël” (1). LO, bij monde van Arlette Laguiller, beschrijft de gruwelen van de bevolking die verpletterd werd onder de bommen van de Tsahal: “Men kan enkel een immens gevoel van verontwaardiging hebben ten overstaan van beelden uit Libanon die lijken tonen van kinderen die door de Israëlische bommen zijn uiteengereten in een kelder waar ze beschutting dachten te hebben gevonden.” En de LCR organiseerde betogingen om een eind van de oorlog te eisen: “Roept halt, houdt op met afslachten […]. Samen moeten we van ons laten horen om stop te zeggen tegen de oorlog, stop tegen de gruwelen. Opdat het Midden-Oosten eindelijk vrede kent.”
Het spreekt voor zich dat deze slachting van onschuldige mannen, vrouwen en kinderen eenvoudig onverdraaglijk zijn. Toch mag men zich niet laten bedotten, want achter de protesten voor de vrede van deze trotskistische broeinesten gaat eigenlijk de nationalistische ideologie schuil, deze ideologie van de heersende klasse die overal oorlogen teweegbrengt en rechtvaardigt.
De zoveelste imperialistische slachting van deze zomer is het product van het conflict tussen de Israëlische, Palestijnse, Libanese, Syrische en Iraanse bourgeoisie, die elk op hun beurt in het geheim zijn bewapend en gesteund worden door de grootmachten van de planeet, van de Verenigde staten tot Frankrijk, van China tot Rusland (2).
Het is deze werkelijkheid van de oorlogspolitiek van alle staten die wordt ontkend en verdoezeld door LO en LCR. Want eens te meer hebben deze organisaties partij gekozen voor het ene imperialistisch kamp tegen een ander en steunen ze zonder voorbehoud de Libanese en Palestijnse staten. Voor de LCR bijvoorbeeld: “Israël heeft tegen Libanon een totale oorlog ontketent […]. Palestina en Libanon zijn allebei het slachtoffer van éénzelfde imperialistische logica.”
Om hun steun aan sommige naties te rechtvaardigen dreunen deze organisaties ons altijd hetzelfde afgezaagde liedje op. Libanon en Palestina zouden arme kleine staten zijn die onderdrukt worden door de grote en rijke imperialistische staten. Bij monde van LCR klinkt dat aldus: “Deze oorlog is wel degelijk een oorlog van rijke landen tegen arme bevolkingen.” Alles zit er in! Via een woordenspelletje speelt de oorlog zich niet meer af tussen twee kapitalistische naties, die hun bevolking als kanonnenvlees gebruiken, maar tussen ‘rijke landen’ en ‘arme bevolkingen’. Bij elk conflict onderscheiden LO en LCR aldus twee kampen, dat van de imperialistische naties en dat van de naties die er het slachtoffer van zijn en onderdrukt worden. En het is in naam van deze theorie dat deze organisaties in de oorlogen die al meer dan een halve eeuw een bloedbad maken van de planeet, partij hebben gekozen voor Indochina, Algerije, Vietnam, Irak, Servië, Tsjetsjenië… en momenteel voor Libanon en Palestina.
Als we de logica van deze analyse doortrekken, dan lijkt de LCR op deze planeet nog slechts één imperialistische natie te onderscheiden, de Verenigde Staten (en zijn vazal, Israël). Deze organisatie spuwt inderdaad in al haar kolommen haar haat uit over de grootste wereldmacht. Als we haar moeten geloven zouden alleen de Verenigde Staten de oorlog in het Midden-Oosten gaande houden terwijl de Franse staat en de Verenigde Naties zich er slechts schuldig aan maken niet genoeg moed op te brengen om tegen het Amerikaanse militaire monster op te treden en niet genoeg te ijveren voor de vrede! De LCR durft zelfs te beweren dat “enkel de internationale solidariteit het bloedbad kan beëindigen.” Alsof er een ‘internationale solidariteit’ zou kunnen bestaan tussen de kapitalistische haaien! Alsof de Franse, Duitse, Italiaanse en Russische staten elkaar de hand zouden kunnen reiken in een belangenloos en medemenselijk gebaar en gezamenlijk zouden kunnen ijveren voor de vrede in het Midden-Oosten en elders!
Deze politiek van steun aan één gewapend kamp heeft een onmiddellijk en tastbaar gevolg, dat van het rechtvaardigen van de nationalistische haat en de oorlogsbarbarij. Door steun te verlenen aan de Libanese en Palestijnse staten rechtvaardigen en moedigen LO en LCR het ronselen van de meest wanhopige arbeiders voor bloedige strijd waarbij ze niets te winnen hebben en waarbij ze enkel het leven bij kunnen inschieten.
De LCR roept schaamteloos op tot nationaal verzet en aarzelt niet om milities en terroristische organisaties zoals Hezbollah een ‘Libanese verzetsbeweging’ te noemen. Rouge (3) bakt daarbij zoete broodjes met de fracties van de Libanese bourgeoisie die gespecialiseerd zijn in onderdrukking en arbeidersrepressie, en schrok er niet voor terug haar kolommen open te stellen voor militanten van de Libanese Kommunistische Partij (PCL) en gemeenschappelijke verklaringen te publiceren waaruit de meest oorlogszuchtige en chauvinistische ideologie opstijgt: “Ook al is het Libanese verzet kerkelijk van aard (met de Hezbollah namelijk) toch is het volkomen gewettigd en het heeft de politieke steun van de Libanese Kommunistische Partij.” Onder ‘politieke steun’ moet natuurlijk verstaan worden dat deze stalinistische partij actief deelneemt aan het ronselen van de arbeiders voor deze slachtpartij die ‘verzet’ wordt genoemd en het rechtvaardigen van het blindelings afvuren van raketten op de geterroriseerde burgerbevolking die op Israëlisch grondgebied woont. Herinneren wij eraan dat de barbaarse daden van deze milities in drie weken meer dan een honderdtal burgerslachtoffers gemaakt hebben.
De gedachtegang van LO is trouw aan de eigen traditie, dat is te zeggen veel omzichtiger, met hier en daar kritiek op de terroristische organisaties, de PCL of de politiek van de Libanese staat in het algemeen. Maar uiteindelijk blijft het resultaat natuurlijk hetzelfde, een nauwelijks verholen steun aan de burgerlijke en oorlogszuchtige fracties. En alhoewel LO de degens kruist met Hezbollah vergeet het niet te beweren dat “diens ontwapening door de Libanese regering of door de troepen van de Verenigde Naties de bevolking van het zuiden nog weerlozer zou achterlaten tegenover de aanvallen van Israël.”
In het licht van hun nationalistische en oorlogszuchtige politiek kan het gepraat over de vrede en de tranen die door de trotskistische organisaties worden uitgestort, dus niets anders dan woede en afkeer opwekken. Maar het ergste moet nog komen. In naam van de leugenachtige opdeling tussen imperialistische en onderdrukte staten, tussen kolonialistische staten en staten in het verzet, gaat LO zo ver om te pleiten voor gelijke ‘rechten’ op kernbewapening: “Dit vraagstuk stelt zich eveneens voor de huidige wereld, waarin enkele imperialistische grootmachten de wet opleggen aan alle volkeren van de onderontwikkelde landen [het begrip ‘grootmacht’ enerzijds en dat van ‘volkeren’ anderzijds komt hier plots op de proppen]. Als deze volkeren zich willen ontvoogden van deze afhankelijkheid hebben ze natuurlijk het recht om alle militaire middelen in te zetten die hen ter beschikking staan [...]. Bijvoorbeeld als Cuba, dat zo lang bedreigd werd met een directe militaire inval door het Amerikaanse imperialisme, een atoomwapen had bezeten en het zou ingezet hebben tegen de invalsvloot, wie zou er dan het recht hebben om hen dat te verwijten in naam van de ‘onmenselijke aard’ van het kernwapen… of van de risico’s van de vervuiling van de Atlantische Oceaan?” (4). En deze moorddadige en barbaarse politiek, dit ‘recht’ op het bezit en het gebruik van dit vernietigende wapen die de atoombom is, past LO ook toe op Iran en Noord-Korea.
Ziedaar wat er schuilgaat achter de zogenaamde verdediging van de onderdrukte staten en volkeren: de verdediging van een nationalistische ideologie die de arbeiders vastketent aan een grondgebied, aan een staat en uiteindelijk... aan een fractie van de bourgeoisie. In naam van de verdediging van de ‘onderdrukte’ staten, in naam van het nationale verzet tegen de imperialistische invaller rechtvaardigen de trotskisten de ergste wreedheden, de ergste misdaden: van de zelfmoordaanslagen van de Hamas tot de blindelingse raketaanvallen door Hezbollah, van chemische wapens van Irak tot de atoombom van Iran.
Al deze partijdige woordenkramerij is gegrondvest op een leugen, puur bedrog. Want in het kapitalisme in verval bestaan er geen staten meer die niet imperialistisch zou zijn. “De imperialistische politiek is niet het werk van één land of van een groep landen. Hij is het gevolg van de evolutie op wereldschaal van het kapitalisme op een bepaald moment van zijn rijping. Het is van nature een internationaal verschijnsel, een ondeelbaar geheel dat men enkel kan begrijpen vanuit de wederzijdse verhoudingen en waaraan geen enkele staat zich kan onttrekken.” Voorwaar, dat is het wat Rosa Luxemburg al bijna een eeuw geleden schreef in haar beroemde Juniusbrochure (5). Wat ook de grootte van hun legers moge zijn, of ze nu oorlog voeren met machetes, met raketten of met geperfectioneerde aanvalstanks, alle staten zijn imperialistisch. Allen proberen ze zichzelf gewapenderhand waar te maken in de wereldarena of op regionaal vlak, en daarbij gebruiken ze de proletariërs louter als kanonnenvlees en gijzelen ze de burgerbevolking. Daarom was de twintigste eeuw de meest barbaarse eeuw in de geschiedenis van de mensheid. Alle naties, zonder onderscheid, dragen het masker van het imperialisme en zaaien dood en verderf.
De arbeidersklasse heeft dus zeker niet te kiezen voor het ene imperialistische kamp tegen het andere. Dat is een dodelijke valstrik die gespannen wordt door de bourgeoisie in het algemeen en door het trotskisme in het bijzonder. De proletariërs hebben geen vaderland en enkel de ontwikkeling van de hun strijd tegen de eigen nationale bourgeoisie, in alle landen, zal de oorlogsdynamiek van het kapitalisme in zijn geheel kunnen afremmen.
Achter hun ‘pacifistische’ propaganda doen de trotskisten niets anders dan het waanbeeld verspreiden dat vrede mogelijk zou zijn in het kapitalisme en dat een ‘internationale solidariteit’ tussen de staten waarin alle klasse opgaan een einde zou kunnen maken aan de oorlogsbarbarij. De enige solidariteit die een einde kan maken aan alle oorlogen bestaat uit de klassensolidariteit van het wereldproletariaat tegen de kapitalistische klasse in alle landen. In tegenstelling tot de groepen van de trotskistische stroming, moeten de ware kommunistische en revolutionaire organisaties in deze oorlog, net zoals in die van de twintigste eeuw, alle nationale vlaggen wegwerpen en enkel het vaandel hijsen van het proletarisch internationalisme door de arbeiders op te roepen om te weigeren gemene zaak te maken met hun eigen uitbuiters of partij te kiezen in een oorlog die niet de hunne is en die enkel de smerige belangen dient van de heersende klasse. “Deze waanzin, deze bloedige hel zal ophouden op de dag dat de arbeiders [...] elkaar broederlijk de hand zullen reiken, en tegelijk het beestachtige koor overstemmen van de imperialistische oorlogsstokers en rauwe gehuil van de kapitalistische hyena’s door de oude en machtige oorlogskreet van de arbeid aan te heffen: proletariërs alle landen verenigt u!” (R. Luxemburg, Juniusbrochure).
Pavel / 26.08.2006
(1) Alle citaten komen uit artikelen op de websites van deze organisaties https://www.lutte-ouvriere.org [60] en https://www.lcr-rouge.org [61].
(2) Zie ons artikel: Oorlog in het Nabije-Oosten: Is er een andere toekomst dan de kapitalistische barbarij?, in Internationalisme, nr. 327, 15 augustus-15 oktober 2006.
(3) Tijdschrift van de LCR.
(4) Zulke regels laten koude rillingen over de rug lopen; de lezer kan ze vinden in het meest ‘theoretische’ en vooral vertrouwelijke tijdschrift van LO, Lutte de classe, nr. 15, september-oktober 1995, onder de titel: Tegen de Franse kernproeven... en tegen het pacifisme!
(5) Pseudoniem van Rosa Luxemburg voor haar gevangenisgeschriften.
We ontvingen de volgende oproep tot deelname aan de betoging van 6 december 2007 te Brussel, die we gaarne overnemen:
Wie wil donderdag 6/12 mee betogen in Brussel om 13h30 aan het Station Brussel Noord met de studenten tegen het ‘plan Vandenbroucke’?
Ik kreeg een tijd geleden een mail van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS). Hieronder vind je een deel van dat bericht. Ik ben het niet eens over alle punten, maar het schetst wel kort een paar maatregelen die het ministerie wil doorvoeren.
Minister Vandenbroucke heeft een financieringsplan klaar. En wat voor één! Vanaf 1 januari worden universiteiten en hogescholen gefinancierd op uitgereikte diploma's en bepaalde creditbewijzen. Kansengroepen die moeilijker doorstromen worden financieel minder aantrekkelijk om in te investeren. Bovendien bestaat het gevaar dat er kwistig diploma's uitgedeeld zullen worden.
“Bijna de helft van het universiteitsbudget wordt verdeeld op basis van onderzoeksprestaties, wat de aandacht van de proffen voor onderwijs nog zal verslappen. De overheid wil ook maar een handvol manama's en banaba's financieren. Voor de rest moet je 5.600 tot 25.000 euro ophoesten! Het studiegeld verdubbelt voor wie niet snel genoeg afstudeert. Dat is uiteraard een probleem voor trager doorstromende groepen zoals allochtonen, chronische zieken, studenten met laaggeschoolde ouders, ... Het aanmoedigingsfonds voor gelijke kansen werd groots aangekondigd, maar is met zijn 1% van het totale budget een druppel op de hete plaat. Maar bovenal biedt het plan VDB geen oplossing voor de grootste uitdaging: de structurele onderfinanciering van het hoger onderwijs.”
Het ‘plan Vandenbroucke’ zal enkel voor nog minder kansen op de arbeidsmarkt zorgen en studeren nog duurder maken. Misschien zullen wij, de huidige studenten, de gevolgen niet meteen voelen, maar wat met de studenten van morgen?
De studies die duurder worden liggen in lijn met allerlei stijgende prijzen. Zo stijgen de prijzen van basisproducten (graan, eieren, melk…) en energieproducten en neemt de inflatie toe. Waarom is men verbaasd vast stellen dat de armoede blijft als petroleumprijzen niet eens worden verrekend in de loonindex?
De strijd tegen het ‘plan Vandenbroucke’ maakt denk ik deel uit van een breder, internationaal protest tegen een algemene dalende koopkracht en stijgende werkdruk: midden november gingen in Duitsland de spoorwegarbeiders in staking; vorige week betoogden en staakten in Frankrijk het personeel van de spoorwegen, gas- en elektriciteitsmaatschappijen, het openbaar vervoer en studenten samen tegen allerlei plannen van de regering (o.a. een wet die ‘kwaliteitsscholen’ en ‘vuilnisbakscholen’ zou doorvoeren, voor respectievelijk rijke studenten en ‘de rest’); in Nederland betogen de scholieren tegen een te hoge werkdruk; laatste vrijdag kwamen meer dan 800 personeelsleden van Stad Antwerpen bijeen naar aanleiding van besparingsplannen gericht tegen de 10 000 à 20 000 werknemers (afhankelijk van de bron) van Stad Antwerpen en het OCMW; 15/12 is er een nationale betoging te Brussel tegen de dalende koopkracht.
Is het een toeval dat al dit protest gelijktijdig plaatsvindt? Ik denk van niet. De armoede blijft, de toekomst is onzeker en de ruimte voor een sociaal leen neemt af.
Waarom de betoging van donderdag niet breder zien, als een onderdeel van deze protestgolf tegen een onzekere toekomst? Waarom geen spandoek maken met een slogan die voor iedereen kan gelden en niet enkel voor de studenten? Iets als “Nee aan de bestaansonzekerheid! Allen tezamen tegen armoede! Voor een zekere toekomst!” (iets anders kan ook natuurlijk). Wie wil mee om steun vragen aan vrienden, ouders, familie, kennissen, collega’s en beargumenteren dat onze zaak ook de hunne is, en vice versa?
Sinds kort organiseert de IKS openbare bijeenkomsten in Caen, de stad die mede de bakermat vormde van de beweging van Mei 1968. Onze organisatie heeft er altijd belang aan gehecht om in haar bijeenkomsten ruimte te scheppen voor open en broederlijke discussie waar de arbeidersklasse haar vragen, twijfels en strijd tot uitdrukking kan brengen. Zo was de bijeenkomst van juni bijzonder leerrijk en geanimeerd.
Toch was er één vraagstuk dat ondanks het levendige debat, het onderwerp was van bijzondere belangstelling. De deelnemers vroegen ons inderdaad “Hoe men op een eenvoudige wijze kan uitleggen wat de IKS onder ‘het verval van het kapitalisme’ verstaat?” Het is overduidelijk dat de maatschappij aan het ‘ontsporen’ is, dat alles in het kapitalisme op een catastrofe uitdraait. Maar om verder te gaan dan deze vaststelling, om de dieperliggende oorzaken te begrijpen van de reeksen ontslagen en van de massale werkloosheid, van oorlogen en hongersnoden… moet men zich daadwerkelijk afvragen waarom het kapitalisme een systeem in verval is en historisch ten dode is opgeschreven.
Elke maatschappij ontstaat, groeit en gaat ten onder. Haar geschiedenis kan worden verdeeld in een bloeiperiode, waarin zij haar mogelijkheden tot ontplooiing brengt, en een periode van verval waarin ze een rem wordt voor de verdere ontwikkeling van de mensheid. Het antieke slavendom kwam gedurende een paar duizend jaar tot ontwikkeling om vervolgens langzaam ten onder te gaan en plaats te maken voor het feodalisme. De ineenstorting van het Romeinse Rijk is een voorbeeld van verval dat eenieder bekend is. Het feodalisme of anders gezegd de horigheid, heeft op zijn beurt ook een lange uitbreiding gekend gevolgd door een teloorgang in de hel van pest, cholera en hongersnood.
Het kapitalisme dat zich ontwikkelde vanaf de zestiende eeuw heeft eenzelfde weg afgelegd van bloei en verval, maar met ongelooflijke snelheid. Het dynamisme van deze uitbuitingsmaatschappij was opmerkelijk. Marx schreef daarover:
“Eerst zij heeft bewezen wat de werkzaamheid van de mensen tot stand kan brengen. Zij heeft heel andere wonderen gewrocht dan de Egyptische piramiden, de Romeinse waterleidingen en de gotische kathedralen; ze heeft heel andere tochten volbracht dan volksverhuizingen kruistochten.” (1).
In verloop van twee eeuwen, in de achttiende en negentiende eeuw:
“De behoefte aan een steeds uitgebreider afzet voor haar producten jaagt de bourgeoisie over heel de aardbol. Overal moet zij zich indringen, overal ontginnen, overal betrekkingen aanknopen […] De lage prijzen van haar waren zijn de zware artillerie waarmee zij alle Chinese muren plat schiet, waarmee zij de hardnekkigste vreemdelingenhaat van de barbaren tot capituleren dwingt. Zij dwingt alle naties om zich de productiewijze van de bourgeoisie eigen te maken, indien zij niet te gronde willen gaan; zijn dwingt hen de zogenaamde beschaving bij zichzelf in te voeren, dat wil zeggen bourgeois te worden. In één woord: zijn schept een wereld naar haar eigen beeld.” (2).
Welke kracht stuwt het kapitalisme om zo snel de hele planeet te veroveren in een soort bezeten vraatzucht? De noodzaak om zijn goederen ‘buiten het eigen systeem’ te verkopen! In feite kan het kapitalisme nooit zelf alle goederen verwerken die het produceert. De reden ervan is eenvoudig: de bourgeoisie kan slechts een gedeelte van haar waren verkopen, en slechts een gedeelte aan de arbeidersklasse.
“De door de productieve arbeider zelf geschapen vraag kan nooit een passende vraag zijn, omdat ze niet de volle omvang betreft van wat hij produceert. Zou dat het geval zijn dan zou er geen winst zijn, en bijgevolg geen beweegreden om de arbeid van de arbeider in te zetten. Juist het beschikbaar zijn van een winst uit de één of andere waar stelt een vraag voorop buiten die van de arbeider, die de waar geproduceerd heeft.” (3).
Duidelijk gesteld, de bourgeoisie verdient niets aan de verkoop van haar producten aan Kortom, de bourgeoisie verdient uiteindelijk niets door aan de arbeidersklasse te verlopen; ze krijgt enkel haar eigen geld terug nadat het via het loonzakje van de arbeiders is gepasseerd. Om winst te maken moet zij er voor zorgen dat een deel van haar productie verkocht wordt aan boeren, ambachtlui… aan alle lagen van de maatschappij, die overal ter wereld nog niet “de burgerlijke productiewijze hebben ingevoerd”. Dat is de reden waarom in de negentiende eeuw, toen de veroveringen niet snel genoeg gingen en er bijgevolg onvoldoende markten van ‘buiten’ waren, de overproductie zich manifesteerde en de crisis uitbrak:
“In de crisis breekt een maatschappelijke epidemie uit, die in alle vroegere tijdperken iets onzinnigs zou hebben geleken – de epidemie van de overproductie. De maatschappij ziet zich plotseling in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggebracht; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle bestaansmiddelen te hebben afgesneden; de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel middelen van bestaan, te veel industrie, te veel handel bezit.” (4).
Het kapitalisme moest dus zijn markt over de hele wereld uitbreiden. Maar doordat het op die manier geleidelijk aan de markten van ‘buiten’ opslorpte, verminderde het tevens de afzetmarkten die het nodig had om te overleven. Een vergelijking kan dat verhelderen. Een kuiken groeit binnen een ei door het wit op te slorpen dat het omgeeft. Eenmaal volgroeit neemt het kuiken heel de ruimte in en het begint het aan voedsel te ontbreken, hij bevrijdt zich hieruit door de schaal te breken. De kapitalistische maatschappij ontwikkelt zich ongeveer op dezelfde manier; zijn ‘wit’ zijn de buiten-kapitalistische markten. Maar als die ruimte eenmaal is ingenomen, is er geen schaal om open te breken. Ze probeert dus te groeien in deze te eng geworden ruimte. Elk deel (de afzonderlijke naties) probeert te overleven ten koste van het geheel van het organisme. Dat is nu wat er juist gebeurd is in het begin van de twintigste eeuw, toen het kapitalisme een monster was geworden, een maatschappij in verval, en toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak!
Aan de vooravond van 1914, blijkt “voor het eerst de wereld geheel verdeeld te zijn, zodat er in de toekomst uitsluitend herverdelingen te verwachten zijn, dat wil zeggen het overgaan van de ene ‘bezitter’ naar de andere, geen toe-eigening echter van land dat nog geen eigenaar heeft.” (5).
Als alle continenten ter wereld door het kapitalisme zijn veroverd heeft elk nationaal kapitaal geen andere uitweg meer dan een markt af te pakken van een ander kapitaal.
De negentiende eeuw, in de periode van opkomst van het kapitalisme, is geen eeuw van vrede geweest… verre van dat. Er zijn oorlogen uitgevochten die soms verwoestend waren, zoals de Napoleontische oorlogen of de Amerikaanse Secessieoorlog; soms mobiliseerden ze aanzienlijke economische en menselijke hulpbronnen. De wapens werden steeds geraffineerder en, al tijdens de Secessieoorlog (1860-1865), verschijnen er automatische wapens en kanonnen van groot kaliber, pantserwagens en duikboten. Maar het fundamentele verschil tussen de vervalperiode en de oorlogen van de negentiende eeuw is dat de oorlogen van de periode van opkomst gevoerd werden over met niet al te uitgestrekte gebieden en niet over alle continenten waren verspreid zoals de twee wereldoorlogen. In tegenstelling tot de conflicten sinds 1945 waren ze niet van permanente aard De Eerste Wereldoorlog vormt in dat opzicht een breekpunt; de absurditeit van het conflict, uitmondend in het uitroeien van hele leeftijdsgroepen, alle energie van de oorlogvoerenden mobiliserend tot op het punt dat ze eraan bankroet gaan, was nog maar de voorafschaduwing van alle conflicten die sindsdien hebben plaatsgevonden.
Momenteel vertaalt de permanente staat van oorlog zich in enorme militaire uitgaven in alle landen, direct of indirect de helft of meer van de inkomsten van alle staten opslokken. Het zijn ongehoorde, ongeziene sommen die weggezogen worden in de productie van steeds verfijnder vernietigingsmiddelen. De wetenschap, de industrie, de media, kortom heel de maatschappij staat direct of indirect in dienst van de oorlogseconomie. De fascinatie van de kapitalistische maatschappij voor het militarisme en de oorlog is ongetwijfeld een teken van de doodsstrijd van dit systeem.
Net zoals de oorlog, verandert met het verval ook de economische crisis radicaal van aard. Vóór de Eerste Wereldoorlog vormde de overproductiecrisis telkens een tussenfase tussen elke periode van uitbreiding van de markt, de ‘hartslag van een systeem in volle gezondheid’. In de periode van verval daarentegen wordt overproductie een chronisch verschijnsel.
De crisis van de jaren 1882-1886 is goeddeels vergeten, alhoewel die uitliep op het bankroet van een deel van de Amerikaanse spoorwegmaatschappijen en op de 1 Mei betoging van 1886 in Chicago, die zodanig hard werd onderdrukt dat 1 mei daardoor de Dag van de Arbeid werd. De crisis van 1890-1895 maakte ook niet veel blijvende indruk, ondanks de 15.000 faillissementen, waaronder 600 banken, die alleen al in de Verenigde Staten voor het jaar 1893 staan opgetekend. De crisis van 1929 daarentegen maakte geschiedenis. Het verschil is eenvoudig: de eerste twee duurden niet lang en de uitbreiding die er op volgde heeft de herinnering eraan uit het geheugen gewist. Dat was zeker niet het geval voor de crisis van 1929 door de wereldwijde ramp die er uit voortkwam en de meer absurde gevolgen die ze had: de beursmakelaars van Wall Street die na ‘zwarte donderdag’ zelfmoord pleegden, de Braziliaanse locomotieven die onverkoopbare koffie opstookten, de helft van de Amerikaanse staten die terugvielen op het ruilsysteem bij gebrek aan geld en banken die allemaal bankroet waren, de uittocht van geruïneerde Amerikaanse boeren naar de Californische luchtspiegeling. In Duitsland leeft nog altijd de herinnering aan de monetaire ramp van 1923, toen men een kruiwagen vol geld nodig had om een brood te kopen, en ook de zes miljoen werklozen van 1932 liggen nog vers in het geheugen. Kortom iedereen kent de afschuwelijke ontknoping van deze crisis in de tweede imperialistische wereldslachting.
Vooral, een crisis in de negentiende eeuw duurde nooit langer dan vier jaar. Wat dan te zeggen van de huidige crisis waarvan zojuist de veertigste verjaardag is gevierd? Momenteel zijn perioden van uitbreiding zeldzaam en is economische crisis de regel. Deze permanente crisis komt tot uiting, als nieuw verschijnsel in vergelijking met de negentiende eeuw, in een massale werkloosheid. En de leuze van de Amerikaanse president Hoover uit de grote depressie in 1929 “dat voorspoed om de hoek ligt” toont slechts de verblinding aan van de bourgeoisie voor haar eigen economisch systeem: de groei zal heus wel weer op gang komen!
Sinds 1929 is er weliswaar geen krach meer geweest van een dergelijke omvang, van zo’n stagnatie. Het is waar dat de bourgeoisie heeft geleerd van de ‘Grote Depressie’ door het protectionisme te ‘verbieden’, door op internationale schaal de financiële geldstromen te kanaliseren en vooral door haar toevlucht te nemen tot het systematisch laten oplopen van een massale schuldenlast. Toch heeft zij het probleem van het gebrek aan afzetmarkten en van overproductie niet in het minst opgelost. Ze heeft alleen maar haar historische crisis verspreid over de tijd, met opeenvolgende recessies die steeds heftiger zijn. Zo zijn er open crises geweest in 1970, in 1974-1975, in 1980-1982. In het begin van de jaren 1980 stortten de economieën van de landen van de Derde Wereld in elkaar. In de jaren 1990, die begonnen met de ineenstorting van het voormalige Sovjetblok, werden de machtigste landen van de wereld, vooral de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, opnieuw hard door de crisis getroffen. De verschillende ‘wonderen’ waar de bourgeoisie zo prat op ging zijn achtereenvolgens bankroet gegaan, zoals met de Aziatische crisis in 1997 en het uiteenspatten van de Internet-zeepbel in 2001. En nu, op het einde van het jaar 2007, staan we weer voor een nieuwe recessie die bijzonder hard zal huishouden. Voor al deze crises heeft de bourgeoisie maar één enkele ‘oplossing’, namelijk het nog verder voortzetten van haar steeds dollere vlucht vooruit in de schuldenmakerij. Op die manier bereidt ze telkens een steeds diepgaander en algemener recessie voor. De schuldenlasten op wereldvlak zijn fabelachtig geworden. In 2002 was de totale staatsschuld op wereldschaal gestegen tot 60.000 miljard dollar, ofwel het dubbele van de bruto jaarproduct op wereldvlak! En sindsdien begon deze dolle koers naar groeiende schuldenlasten pas goed op gang te komen.
Te midden van deze wereld van ruïnes en stuiptrekkingen kwam het orgaan dat het sociaal behoud waarborgt tot ontwikkeling als kanker: de staat. Deze is uitgezaaid tot in alle geledingen van de maatschappij en vooral in haar economische grondvesten. Zoals de god Moloch uit de oudheid, heeft haar monsterachtige, koude en onpersoonlijke machine alles aangetast waaruit de burgerlijke maatschappij en de mens bestaan. En in plaats van enige ‘vooruitgang’ te betekenen is het staatskapitalisme dat zich meester maakte van heel de planeet, een van de grofste uitingen van de verrotting van de kapitalistische maatschappij.
Er is niet één sociaal, politiek, economisch, cultureel gebied dat aan zijn heerschappij ontsnapt. Heel de nationale economie wordt momenteel geregisseerd door de staat. Hij is over het algemeen de grootste ondernemers van het land, die zijn voorwaarden oplegt aan de banken en de kredietvoorwaarden vastlegt, die de economie beheert via zijn eigen financieringsbehoeften en het beheer van het geld, die al dan niet steun aan exporteurs verleent, al dan niet import toestaat. Hij is het die onderhandelt met de andere staten over de voorwaarden van de wereldhandel, die voor een deel de lonen en het geheel van de uitkeringen bepaalt door middel van de ziekte- en ouderdomsverzekeringen, de pensioenen, als hij al niet rechtstreeks de productie en zijn prijs vastlegt, zoals dat gebeurde in de vroegere Oostbloklanden!
In alle vervalperiodes is het abnormaal opblazen van de staat één van de meest in het oog springende kenmerken. Het militarisme en de politie laten zich in alle geledingen van de samenleving gelden; de geheime politie, het bespioneren van burgers, van mogelijke tegenstanders zowel als de klassenvijand, dat alles zijn intense activiteiten van de kapitalistische staat. Het resultaat daarvan is trouwens dat geen enkel officieel organisme van enige omvang kan ontsnappen aan betutteling door de staat, of het nu om officiële partijen gaat of om de vakbonden, allen direct of indirect gefinancierd met het staatsmanna.
Achter het masker van de burgerlijke democratie gaat slechts het totalitarisme schuil van een klasse die haar onverdeelde heerschappij oplegt aan heel de maatschappij.
De kapitalistische maatschappij heeft altijd meer belangstelling getoond voor de onmiddellijke winst dan voor het welzijn van de mensheid. Ten koste van barbarij en armoede, is ze er desondanks in geslaagd om in de achttiende en negentiende eeuw een vooruitgang te boeken voor de mensheid, door haar in theorie te beschutten tegen materiële schaarste, maar ook door haar beter haar eigen wereld en eigen aard te doen begrijpen. Maar nu is dit zieltogend systeem enkel nog in staat om de mensheid mee te sleuren in haar zelfvernietiging. Haar einddoel is dus geen mooie utopie, het is een absolute noodzaak! Het is idealisme te geloven dat er binnen deze maatschappij nog een toekomst is! Maar toch, als de toekomst die het kapitalisme belooft vol is van donkere wolken en verdriet, kan de arbeidersklasse niet neerslachtig worden en wegvluchten in machteloze jammerklachten.
In de ellende kan men niet alleen de ellende zien! De crisis is de beste bondgenoot van het proletariaat. Zij zal het bewustwordingsproces versnellen over de impasse van de huidige wereld. Op termijn zal ze strijd van de arbeidersklasse steeds verder opvoeren!
Bart
(1) Communistische manifest, Amsterdam, Pegasus, 1988, p. 43-44.
(2) Ibidem, p. 44-45.
(3) Thomas Malthus, instemmend door Karl Marx aangehaald in Grundrisse, vergelijk echter: Theorien über den Mehrwert, MEW, Bd. 26.3, p. 51-52.
(4) Communistisch manifest, ibidem, p. 47.
(5) Lenin, Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme, in Keuze uit zijn werken, Moskou, Progres, 1973, p. 320, op. cit.
Op 4 november 1918 barste in Kiel, een marinehaven aan de Baltische Zee, een muiterij los van duizenden matrozen tegen het bevel om uit te varen tegen de Engelse vloot. Het bevel uitvoeren zou een zelfmoordactie zijn, in een situatie waarin het verlies van de oorlog door Duitsland op het militaire vlak zo goed als vaststond.
De ontevredenheid en verwerping van de oorlog bereikte een kookpunt. Na een slachtpartij van vier jaar aan de fronten, met meer dan 20 miljoen doden, ontelbare gewonden, een verwoestende loopgravenoorlog met gifgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, en uithongering van de werkende bevolking aan de thuisfronten, was de werkende klasse de oorlog moe. Zij was niet langer bereid om zichzelf nog langer op te offeren voor de imperialistische oorlog. Nochtans wilde het opperbevel van de marine voortzetting van de oorlog afdwingen met inzet van brutale onderdrukking en was zij er toe bereid draconische straffen te gebruiken tegen de muitende mariniers.
In reactie daarop ontplooide zich vanuit Kiel een brede golf van solidariteit onder de arbeiders, die zich onmiddellijk naar andere steden in Duitsland oversloeg. De arbeiders legden het werk neer, de soldaten weigerden de orders op te volgen, zoals zij dat al eerder gedaan hadden in januari 1918 in Berlijn, en vormden arbeiders – en soldatenraden. Deze beweging verspreidde zich als een lopend vuurtje naar andere steden. Op 5 en 6 november begonnen Hamburg, Bremen en Lübeck in het Noord-westen in beweging te komen; op 7 november Hannover, Oldenburg en Köln; op 8 november waren alle grote westduitse steden in de handen van de opstandelingen, en Magdeburg en Leipzig aan de oostkant van de Elbe. Dresden, Frankfurt, Stuttgart, Nürenberg, en München volgden. Binnen één week was er geen enkele grote stad in Duitsland waar geen arbeiders – en soldatenraad bestond.
Al tijdens deze beginfase werd Berlijn tot het centrum van de opstand. Op 9 november gingen duizenden arbeiders en soldaten in massale betogingen de straat op. Een dag tevoren had de regering van prins Max van Baden het meest betrouwbare jagersbataljon naar Berlijn gedirigeerd om de opstandelingen met geweld neer te slaan. Maar op het moment van zijn inzet was het bataljon echter verdwenen. In alle vroegte werd op de 9de een tweede jagersbataljon gemobiliseerd. Zonder succes. Een compagnie weigerde. Alle praatjes van de officieren over het aftreden van de keizer ten spijt, legde de compagnie haar insignes af en koos een soldatenraad. De 9 de november zou nog als een gewone, grauwe werkdag beginnen, maar na de ontbijtpauze stroomdem de fabrieken in snel tempo leeg.
“[...] De straten liepen vol met geweldige mensenmassa’s. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieksbedrijven lagen, werden grote betogingen gevormd, die op het middelpunt van de stad toestroomden. Dat het niet om een vreedzame demonstratie ging, werd duidelijk uit de talrijke pistolen, geweren en handgranaten die overal zichtbaar werden. Waar soldaten zich lieten zien, was het meestal niet nodig een oproep te doen, zij sloten zich vrijwillig aan bij arbeidersoptochten. Mannen, vrouwen, soldaten, een volk onder wapenen, stroomde door de straten in de richting van de dichtst bijzijnde kazernes.”
(Richard Müller: Vom Kaiserreich zur Republik, Teil 2: Die November Revolution, 1924, hoofdstuk 1: Der 9. November).
Onder de invloed van grote massa’s die op straat samenstroomden, liepen de laatste restanten van troepen die trouw waren gebleven aan de regering over naar de kant van de opstandelingen. Ze overhandigden hun wapens aan de muitende mariniers en sloten zich bij hen aan. De politiehoofdkwartieren, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafbureaus, de parlementaire en regeringsgebouwen werden die dag allemaal bezet door bewapende soldaten en arbeiders. Gevangenen werden vrijgelaten. Vele regeringsbeambten namen de benen. Een paar uur volstonden om deze posten van de bourgeoismacht te bezetten. In Berlijn werd een centrale raad gevormd van arbeiders en soldatenraden - de ‘Vollzugsrat’ (de uitvoerende raad).
De arbeiders in Duitsland traden daarmee in de voetsporen van hun klassenbroeders in Rusland, die in februari 1917 ook arbeiders – en soldatenraden hadden gevormd, en die in oktober 1917 op een succesvolle wijze de macht hadden overgenomen. De arbeiders in Duitsland stonden op het punt om dezelfde weg in te slaan: het kapitalisme overwinnen door de macht over te nemen via arbeiders – en soldatenraden. Dit perspectief zette de deur wijd open voor een wereldwijde revolutie, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap in die richting hadden gezet.
Door deze opstandige beweging hadden de arbeiders in Duitsland de grootste massastakingen ooit op gang gebracht. Alle overeenkomsten van sociale vrede die door de vakbonden tijdens de oorlog gesloten waren, werden verpulverd door de arbeidersstrijd. Door hun opstand schudden de arbeiders in Duitsland de nederlaag van 4 augustus 1914 van zich af, toen de parlementsfractie van de SPD de oorlogskredieten in het parlement goedkeurde.
De mythe dat de arbeidersklasse in Duitsland totaal verlamd was door het reformisme, werd aan gruis geslagen. Zij ontwikkelde dezelfde strijdmethoden die al in Rusland in 1905 en 1917 door de arbeiders waren beproefd, en die het kenmerk zouden gaan worden van de strijd in de vervalperiode: massastakingen, algemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Na de arbeiders in Rusland vormden die in Duitsland het speerpunt van de eerste internationale revolutionaire golf, die voortkwam uit de oorlog. Ook in Hongarije en Oostenrijk waren de arbeiders in opstand gekomen en waren ze begonnen met het vormen van arbeidersraden.
Terwijl de proletarische initiatieven zich uitbreidden, bleef de heersende klasse niet stil zitten. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was om de beweging te saboteren en te beteugelen. De bourgeoisie was snel in staat om haar lessen uit de revolutionaire machtsovername in Rusland te trekken. Op haar voorpost stond het militaire opperbevel. Generaal Gröner, de opperste bevelhebber van het leger zou het later als volgt voorstellen:
“... in Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa’s om de regeringsmacht te herstellen met behulp van het militaire gezag. De partijen van rechts waren in elkaar gestort en het was natuurlijk ondenkbaar om een bondgenootschap aan te gaan met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een bondgenootschap aan te gaan met de Sociaal-democratie. Wij verenigden ons in onze gemeenschappelijk strijd tegen de revolutie, tegen het Bolsjewisme. Het herstel van de monarchie was ondenkbaar geworden. De doeleinden van ons bondgenootschap werden op de avond van 10 november uitgewerkt. Zij waren: totale strijd tegen de revolutie, het herstel van een regering van orde, steun aan de regering door de troepenmacht en zo snel mogelijk overgaan tot de vorming van de nationale grondwetgevende vergadering.” (Wilhelm Gröner over het akkoord tussen het militair opperbevel en Friedrich Ebert op 10 november 1918).
Om de vergissing te vermijden die de heersende klasse in Rusland beging na de februariopstand, toen de Voorlopige Regering de imperialistische oorlog voortzette en daarmee het verzet van de arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime op de spits dreef, en zo de opstand van oktober 1917 voorbereidde, reageerde de kapitalistenklasse in Duitsland heel snel en op een slimmere manier. Op 9 november werd de keizer gedwongen af te treden en werd hij naar het buitenland verbannen. Op 11 november werd er een wapenstilstand getekend die hielp de doorn van de oorlog uit het vlees van de werkende klasse te trekken – de voornaamste factor die de arbeiders en soldaten ertoe gedreven had om de strijd aan te gaan. Maar afgezien van de gedwongen troonsafstand van de keizer en de overeenkomst van de wapenstilstand, was het overdragen van de regeringsmacht aan de sociaal-democratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.
Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met de USPD (de Onafhankelijke Sociaal-democratische Partij) 1 de Raad van Volkscommissarissen, eigenlijk een burgerlijke regering die trouw was aan het kapitalisme. Diezelfde dag, terwijl Karl Liebknecht, de meest bekende leider van de Spartakisten, de ‘Socialistische Republiek’ uitriep ten overstaan van duizenden arbeiders en opriep tot de éénmaking van de arbeiders in Duitsland met die van Rusland, riep SPD-leider Philipp Scheidemann de ‘Vrije Duitse Republiek’ uit met aan het hoofd ervan de nieuwe Raad van Volkscommissarissen.
Deze zelf uitgeroepen (burgerlijke) regering was opgezet om de beweging te saboteren: “Door toe te treden tot de regering snelt de Sociaal-democratie het kapitalisme ter hulp, en biedt zij het hoofd aan de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar lijk moeten marcheren.”
Rosa Luxemburg had hiervoor al gewaarschuwd in oktober 1918 in haar ‘Spartakusbrieven’. In de Rote Fahne (Rode Vaan), de krant van de Spartakisten waarschuwde zij: “Vier jaar lang hebben de Scheidemanns, de regerende socialisten, jullie in de verschrikkingen van de oorlog geduwd; zijn vertelden jullie hoe hoognodig het was om het ‘vaderland’ te verdedigen, alhoewel het slechts ging om een strijd voor naakte imperialistische belangen. Nu het Duitse imperialisme wankelt, proberen zij voor de bourgeoisie te redden wat te redden valt en proberen zij de revolutionaire energie van de massa’s aan duigen te slaan. Geen éénheid met diegenen die jullie vier jaar lang hebben bedrogen. Weg met het kapitalisme en zijn agenten.”
Maar de SPD probeerde nu het werkelijke klassenonderscheid te verdoezelen. Ze schreef:
“Als één groep tegen een andere vecht, één sekte tegen een andere, dan zullen wij vervallen in de Russische chaos, algemeen verval, ellende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van het aftreden van de Keizer, nu het spektakel moeten meemaken van de arbeidersklasse die zichzelf verminkt, in een zinloze broederstrijd? Gisteren werd de nood aan innerlijke éénheid binnen de arbeidersklasse aangetoond. Uit bijna alle steden was de roep te horen voor het herstel van de éénheid tussen de oude SPD en de pas gestichte USPD.” (Vorwärts, 10.11.1918).
Voortgaand op deze illusies in de éénheid tussen de SPD en de USPD, drong de SPD er in de Berlijnse Arbeiders – en Soldatenraad op aan, dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen paritair was samengesteld uit drie leden van de SPD en van de USPD, deze partijverhoudingen ook zou gelden voor de afgevaardigden van de ‘Berlijnse Arbeiders – en Soldatenraad’. Ze verkregen zelfs een mandaat van de ‘Berlijnse Arbeiders en Soldatenraad’ om ‘een voorlopige regering te leiden’, die in werkelijkheid de directe kracht vormde om de arbeidersraden tegen te werken.
Rosa Luxemburg maakte later een balans op van de strijd tijdens deze fase:
“Wij konden moeilijk verwachten dat in Duitsland dat het verschrikkelijke spektakel had meegemaakt van 4 Augustus [1914; het stemmen van de oorlogskredieten, nvdv], en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst had binnengehaald, die op die dag was gezaaid, er plots op 9 november 1918 een zegevierende revolutie uit de lucht zou vallen, geïnspireerd op klassenbewustzijn en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat er op 9 november plaatsvond was in mindere mate de overwinning van nieuwe beginselen; het was niet veel meer dan het ineenstorten van een mors systeem van imperialisme. Het moment was gekomen voor het ineenstorten van het imperialisme, een kolos op lemen voeten, die van binnenuit instortte. Het gevolg van deze ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die ontbloot was van een beredeneerd plan. De enige bron van éénheid, het enige doorzettende en reddende beginsel was het wachtwoord: ‘Vormt arbeiders – en Soldatenraden’ .” (Stichtingscongres van de KPD, 31 december 1918).
In november en december, toen het revolutionaire elan van de soldaten aan het wegebben was, begonnen er meer stakingen uit te breken. Maar deze dynamiek zat nog in zijn beginstadium. En op dat ogenblik was de radenbeweging nog onvermijdelijk versplinterd. Van de gelegenheid gebruik makend nam de SPD het initiatief voor een oproep tot een nationaal congres van de arbeiders en soldatenraden dat zou gehouden worden in Berlijn op 16 december. Dus op een moment dat de beweging in de fabrieken nog niet tot volle ontplooiing was gekomen en waarop de centralisering van de raden nog voortijdig was, wilde de SPD van deze kans gebruiken om de raden politiek te ontwapenen via een dergelijk nationaal congres. Bovendien teerde de SPD op de toentertijd wijd verspreide illusie dat de raden zouden moeten werken volgens de beginselen van het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormde de afvaardiging fracties (van de 490 afgevaardigden, waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, 100 behoorden tot andere groepen). Zo werd de arbeidersklasse geconfronteerd met een eigenmachtig uitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de werkende klasse, maar dat onmiddellijk alle macht overgaf in handen van de pas eigenmachtig uitgeroepen ‘Voorlopige Regering’.
Een afvaardiging van Russische arbeiders die gekomen was om deel te nemen aan het congres werd aan de grens tegengehouden op instructies van de SPD. Het voorzitterschap gebruikte tactische zetten om te beletten dat leidende Spartakisten zoals Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg zouden kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van het congres. Ze beletten hen zelfs te spreken onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders waren van Berlijnse fabrieken. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besliste om de oproep tot de vorming van een nationale (grondwetgevende) vergadering te steunen. Deze machtsafstand aan een burgerlijk parlement ontwapende de raden.
De Spartakisten die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden op 16 december een massale straatbetoging van 250.000 arbeiders in Berlijn. Het nationale congres stelde de heersende klasse er toe in staat om een belangrijk punt te scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten kwamen tot de slotsom:
“Het eerste congres vernietigde tenslotte de enige verworvenheid van de arbeiders - de vorming van arbeiders – en soldatenraden - en stal dus de macht uit de handen van de werkenden klasse en sloeg het revolutionair proces terug. Doordat het congres de arbeiders en soldatenraden veroordeelde tot machteloosheid (door de beslissing om de macht over te dragen aan een nationale grondwetgevende vergadering) verkrachtte en verried het zijn mandaat. De arbeiders en soldaten moeten de resultaten van dit congres nietig en waardeloos verklaren” (Rosa Luxemburg, 20.12.1918). In sommige steden protesteerden de arbeiders en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.
Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties op touw te zetten. Bij een aanval van het ‘Freikorps’ in Berlijn (contra-revolutionaire troepen die in het leven waren geroepen door de SPD), werden op 24 december meerdere tientallen arbeiders gedood. Dit lokte de woede uit van de arbeiders van Berlijn. Door deze openlijk contrarevolutionaire acties van de SPD, trokken de commissarissen van de USPD zich op 29 december terug uit de Raad van Volkscommissarissen. Van 30 december tot 1 januari richtten de Spartakisten in het heetst van de strijd, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD), de Kommunistische Partij van Duitsland op (KPD). Toen zij op 3 januari 1919, de balans opmaakte en de perspectieven schetste, onderstreepte Rosa Luxemburg: “de verandering van de revolutie met een overwegend ‘soldatenkarakter’ van 9 november naar een arbeidersrevolutie, de verandering van een oppervlakkige en louter politieke verandering van regime naar een lang uitlopend proces van economische en algemene confrontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de werkende klasse wel degelijk een verschillende graad van politieke volwassenheid, training en vasthoudendheid, dan wat wij tot nu toe gezien hebben in deze eerste fase van de strijd” (De Rode Vaan, 3.1.1919).
Het is 90 jaar geleden dat de proletarische revolutie haar tragische hoogtepunt beleefde in de gevechten van 1918-1919 in Duitsland. Na de zegevierende revolutie in Rusland van oktober 1917 was Duitsland tot het centrale slagveld van de wereldrevolutie geworden. Hier werden de beslissende gevechten geleverd... en verloren. De revolutionaire beweging bracht de heersende klasse bijna om haar klassenheerschappij.
Het is 90 jaar geleden dat de proletarische revolutie haar tragische hoogtepunt beleefde in de gevechten van 1918-1919 in Duitsland. Na de zegevierende revolutie in Rusland van oktober 1917 was Duitsland tot het centrale slagveld van de wereldrevolutie geworden. Hier werden de beslissende gevechten geleverd... en verloren. De revolutionaire beweging bracht de heersende klasse bijna om haar klassenheerschappij.
Maar, over welke Duitse revolutie hebben we het hier? Zelfs in Duitsland weten vele arbeiders er niets over. Nog steeds zit het trauma van de contrarevolutie, en in het bijzonder van het nationaal-socialisme, er diep in. Is er wel ooit een Duitse revolutie geweest? En wanneer dat zo is, welke lessen kunnen we eruit trekken voor de toekomstige strijd? Om een antwoord te geven op deze vragen, en om erover te kunnen discussiëren, laten we de gebeurtenissen voor zich spreken.
De internationale revolutionaire golf begon als oppositie tegen de oorlog, en dit maar weinig jaren na de grootste politieke nederlaag van de arbeidersklasse: de ineenstorting van de socialistische internationale door het verraad van grote delen van de sociaal-democratie, die instemden met de oorlogskredieten, en die daarmee hun toestemming gaven aan de wereldoorlog.
De vakbonden mobiliseerden het proletariaat voor de wederzijdse afslachting van de klassenbroeders en – zusters aan de andere kant van de nationale grenzen. Engels had in 1895 al gewaarschuwd dat de wereldrevolutie niet vanzelf zou komen, maar dat het alternatief luidt: “Socialisme of barbarij.”
Voor het eerst waren de revolutionairen bang dat de revolutie te laat zou kunnen komen. Rosa Luxemburg schreef in 1915 in haar gevangeniscel over de slachtvelden van de oorlog:
“Het is onze kracht en onze hoop die daar rij aan rij, als het gras onder de sikkel, dagelijks wordt weggemaaid (...), de voortroepen van het hele wereldproletariaat (...) Hier laat de wereldoorlog zich niet alleen zien als een grandioze moord, maar ook als een zelfmoord van de Europese arbeidersklasse.” (Juniusbrochure)
Het was belangrijk dat de revolutionairen de hele arbeidersklasse hielpen om aan deze politieke desoriëntatie te ontsnappen. Er werd illegaal revolutionaire propaganda gemaakt, men nam deel aan manifestaties voor brood, er werden weer versterkt contacten met revolutionairen in het buitenland aangeknoopt. Op 1 mei 1916 sprak Karl Liebknecht zich op de Potsdamer Platz in Berlijn voor 10.000den tegen de oorlog uit. Hij werd gearresteerd en in de gevangenis gezet, maar de krachtige stem van het proletarisch internationalisme en de proletarische solidariteit was weer te horen! Dientengevolge kwam het in vele steden van Duitsland en ook in Rusland, tot solidariteitsstakingen voor Liebknecht.
Het was belangrijk voor het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse, dat ze de oorlog door de socialistische revolutie zou beëindigen, dat was toen de overtuiging van de revolutionairen. Al het andere zou slechts een ‘staakt het vuren’ zijn voor de volgende oorlog. De Bolsjewiki hoopten al dat met de proletarische revolutie de wereldoorlog beëindigd zou worden. De Russische revolutie was de eerste stap van de wereldrevolutie. Maar de paradox was dat het wegvallen van Rusland uit de wereldoorlog vooreerst de wereldoorlog verder aanwakkerde, omdat dit het Duitse imperialisme uit zijn dilemma van een tweefronten-oorlog had bevrijd. Al in 1917 vonden er massastakingen in Duitsland plaats in solidariteit met de revolutie in Rusland. In 1918 wachtte het proletariaat met smacht op de revolutie in Duitsland. Er waren ook steeds meer massastakingen in alle grote Duitse steden. Zo staakten bijvoorbeeld een half miljoen arbeiders in Berlijn, maar vooralsnog was dit nog de voorbereiding op de revolutie. De soldaten werden steeds meer oorlogsmoe, velen deserteerden, de bevolking aan het thuisfront hongerde, en vanaf september 1918 verklaarde de Duitse Opperbevelhebber de oorlog voor verloren. Er werden onderhandelingen met de Entente-mogendheden opgenomen. Ondertussen debatteerden de Spartakisten met de revolutionaire voorlieden (Obleute) over het tijdstip van de revolutionaire opstand. De revolutionaire voorlieden waren oorspronkelijk een kleine kring sociaal-democratische kameraden, die een groot vertrouwen onder de collega’s genoten, omdat ze zich tegen de oorlog uitspraken. Ze waren meestal hooggekwalificeerde en gevormde metaalarbeiders, die erom bekend stonden om in solidariteit voor de belangen van andere, zwakkere delen van de arbeidersklasse te strijden. In de oorlog vormde zich een heel netwerk rondom hen. Ze werden leden of sympathisanten van de linkervleugel van de Onafhankelijke Sociaal-democratie (USPD), inclusief de Spartakusbond. Voor iedereen onverwacht kwam de revolutie, niet in Berlijn, maar in Wilhelmshafen.
De revolutie werd op gang gebracht door de matrozen van de hoogzeevloot. De aanleiding was, dat de officieren liever ‘eervol’ ten onder wilden gaan in een zinloze zeeslag, dan de schande te moeten dragen van de oorlogsnederlaag. Ze beraamden daarom een aanval tegen de Engelse vloot. Dit vertelden ze natuurlijk niet aan de matrozen en stokers. Maar er werden brieven van officieren door matrozen onderschept. De verontwaardiging was groot, want, hoe verrassend, de 80.000 matrozen en stokers wilden niet sterven. Op 4 november 1918 muitte desalniettemin maar een deel van de matrozen. De anderen hadden nog niet de moed gevat om voor hun leven te vechten. De muiters werden naar Kiel gebracht, in afwachting van een zeker doodsoordeel. Daarmee werd een van de centrale vragen van de proletarische revolutie op de agenda gezet: de kwestie van de solidariteit.1
Drie dagen lang debatteerden ze met marinesoldaten en dokwerkers wat hen te doen stond. Op de derde dag moesten ze op een plein bijeenkomen, omdat er bewapende posten voor het vakbondsgebouw waren neergezet. Maar daar werden zij vergezeld door duizenden arbeiders in een grote demonstratie. Dit was het begin van de Duitse revolutie. Maar de beslissing zou in Berlijn vallen. De overwinning stond geenszins van tevoren vast. De heersende klasse was vastberaden om in de hoofdstad het gevecht aan te gaan en de revolutie bloedig neer te slaan. Op de avond van de 8ste november observeerde Richard Müller, een revolutionaire voorman die al snel voorzitter van de algemene arbeiders- en soldatenraad zou worden (net als Trotski in Rusland), hoe contrarevolutionaire troepen de stad in kwamen, die eerder al ‘met succes’ tegen de Finse revolutie waren ingezet.2
Toen ging alles heel snel, op die 9de november in Berlijn. Alle ooggetuigen spreken van honderdduizenden arbeiders die ‘s ochtends vroeg uit de fabrieken en bedrijven in de richting van het stadscentrum marcheerden. Onderweg hield ze stil om andere arbeidersscharen op te halen, en gingen ze de kazernes in. Men vreesde het ergste, maar men was vastbesloten om tenminste te proberen de soldaten in de kazernes van zijn strijd te overtuigen. Er werden plakkaten gedragen: “Broeders, niet schieten!” De spanning steeg. En toen? Er vielen geen schoten, en geen doden. In tegendeel, de soldaten openden zelf de kazernepoorten, hielpen de rode vlag te hijsen, zij sloten zich bij de massa’s aan. Men trok voorbij “Unter den Linden”. De oorlog was beëindigd, de arbeidersklasse had de Duitse revolutie ingeleid, maar de heerschappij van het kapitaal was daarmee nog lang niet ten val gebracht.
s’Middags riep Philipp Scheidemann onder de indruk van de massa’s de ‘vrije Duitse republiek’ uit. Friedrich Ebert was buiten zichzelf van woede, want hij had de keizer willen behouden. Ebert en Scheidemann behoorden voor de oorlog tot de rechter, reformistische vleugel van de sociaal-democratie; zij stonden aan de kant van Duitsland in de oorlog, en zij bestreden tenslotte als regering met alle middelen de proletarische revolutie.
Niet veel later riep Karl Liebknecht, die kort tevoren met honderden anderen politieke gevangen uit de gevangenis waren bevrijd, bij het stadslot voor honderdduizenden de socialistische revolutie uit, en riep op tot de strijd voor de wereldrevolutie. Het gejuich was onbeschrijfelijk. Tegelijkertijd bezetten de revolutionaire voorlieden een zaal in de Rijksdag en stelden oproepen op aan de arbeiders en soldaten van Berlijn, om de volgende dag afgevaardigden voor de arbeiders- en soldatenraad te kiezen.
Op 10 november vond de verkiezing van de arbeiders- en soldatenraad plaats. Deze benoemde een soort provisorische socialistische regering van SPD en USPD onder leiding van Ebert. Op dezelfde avond ondertekende Ebert een geheim verdrag met de nieuwe militaire leiding, om de revolutie neer te slaan. Dit was het einde van het keizerdom in Duitsland, maar de beslissende slag in de strijd tussen proletariaat en bourgeoisie moest nog worden geleverd.
Nog vanuit de gevangenis volgde Rosa Luxemburg alle gebeurtenissen van de Duitse revolutie en analyseerde iedere ontwikkeling met typische scherpte, ondanks de lichamelijke gebreken die haar na jaren gevangenis plaagden. Hoewel de revolutie door arbeiders werd aangevoerd, noemde zij deze eerste fase “de revolutie van de soldaten”, want haar hoofddoel was de vrede – het beëindigen van de oorlog. Nu de wereldoorlog tot stilstand was gekomen, zag Luxemburg duidelijk dat er ook illusies over het einde van de oorlog zouden zijn. Dit bevestigt ook Richard Müller, want tijdens de eerste zitting van de arbeiders- en soldatenraad op 10 november in Berlijn had een groot deel van de soldatenafgevaardigden de revolutionairen die zich voor de voortzetting van de klassenstrijd uitspraken, en die de sociaal-democratie als contrarevolutionair brandmerkten, bijna gelyncht. Voor de revolutionairen had de Duitse revolutie echter duidelijk een proletarisch karakter, dat het duidelijkst tot uitdrukking kwam in de vorming van arbeiders- en soldatenraden. De vorming van raden was al de opbouw van eigen machtsorganen, en was daarmee in de grond al een oorlogsverklaring aan de burgerlijke machtsorganen. Zij betekende het begin van de burgeroorlog. De beslissende vraag was, of in de raden, in de arbeidersklasse in het algemeen, de revolutionaire proletarische visie de overhand zou krijgen. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches vertrouwden daarop. De tijd zou aan de kant van de arbeidersklasse zijn, want ondanks het einde van de oorlog werd het steeds duidelijker dat de massieve problemen van honger, inflatie en prijsstijging,, dalende lonen en werkloosheid voor het proletariaat bleven voortbestaan. Maar een proletarische revolutie heeft ook een revolutionaire partij nodig, om de klasse een politieke oriëntatie te geven. Een centraal probleem in Duitsland was dat een dergelijke partij, anders dan in Rusland, nog niet bestond. De oprichting van een communistische partij met een duidelijk revolutionair program was hoogstnoodzakelijk.
Zo kwam het eind december 1918 tot een congres van de Spartakisten en de Internationale Kommunisten Duitslands (IKD, de Bremer linkerzijde) die het oprichtingscongres van de Kommunistische Partij van Duitsland (KPD) werd. De revolutionaire voorlieden waren niet uitgenodigd, maar men verwachtte hun toetreding tot de partij na de oprichting. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches werden echter steeds ongeruster. Ondanks alle belangrijke vragen die werden bediscussieerd, dreigde het congres op de belangrijkste vraag te falen: Wat zijn de volgende stappen op weg naar de macht? Luxemburg verzorgde met een laatste krachtsinspanning een inleiding over deze vraag, en legde uit, dat de eerste fase van de revolutie primair een politieke was, omdat ze zich tegen de oorlog heeft gekeerd. Economische eisen hadden in de novemberrevolutie slechts een ondergeschikte rol gespeeld. Maar nu is een tweede fase van de revolutie noodzakelijk, die door economische eisen gekenmerkt moet zijn, door klassenstrijd, met andere woorden: de massastaking. De massastaking verbindt economische, politieke en culturele eisen en leidt daardoor ook tot een centralisatie van de strijd. Dit is de weg tot de geslaagde revolutie, die ook eerst het hele land moet bereiken. De machtsovername staat vandaag nog niet op de agenda.
Hoewel velen door de inleiding van Luxemburg enthousiast geworden waren, wilden velen helemaal geen debat, maar wilden ze meteen overgaan tot stemming. Het congres begreep op dat moment, uit puur ongeduld en een gebrek aan debatcultuur, helemaal niet dat het hier en nu om de belangrijkste vraag van de Duitse, en daarmee van de wereldrevolutie überhaupt ging. Jogiches en Luxemburg waren totaal gechoqueerd. Ook de onderhandelingen met de revolutionaire voorlieden mislukten. Het wederzijds wantrouwen was te groot. Luxemburg sprak zich in de ‘rode vaan’ (de krant van de Spartakisten, respectievelijk van de KPD) uit voor de noodzakelijke aaneensluiting.
De contrarevolutie sliep uiteraard niet en bereidde middels talrijke provocaties het neerslaan van de revolutie voor. De sociaal-democratie fungeerde hier als het Trojaanse paard, want ondanks haar verraad was zij in de ogen van velen nog steeds een arbeiderspartij. De ontbinding van het leger bemoeilijkte de vorming van een geregelde troepenmacht voor witte terreur. Er werden ‘vrijkorps’ gevormd, die later de kern van de nazi-beweging zouden vormen. De sociaal-democratie rechtvaardigde de witte terreur in de media als strijd tegen de moordlustige Spartakisten. Tegelijkertijd riep de SPD-krant ‘Vorwärts’ openlijk op tot moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.
Op 6 december begon het grote offensief van de contrarevolutie. De vertrekken van de ‘Rode Vaan’ werden vernield, men probeerde de leiders van het uitvoerend comité van de arbeiders- en soldatenraden te arresteren, en er werd geschoten op een demonstratie van de Spartakusbond, met 18 doden als gevolg. Bovendien probeerden de ‘vrijkorps’ Karl Liebknecht te arresteren, respectievelijk te vermoorden. De reactie van de arbeidersklasse was: de eerste gigantische solidariteitsdemonstratie voor de Spartakisten, en meerdere stakingsacties in Opper-Silezië en in het Ruhrgebied.
Het tweede offensief van de contrarevolutie was op 24 december de aanval op de Volksmarine-divisie, die zich in het stadslot en de Marstall bevond. In een mediacampagne werden de matrozen als criminelen en als Spartakisten gebrandmerkt. Zij waren een symbool van de revolutie, want zij hadden de revolutie vanaf de kust in het land verspreid. Zij waren zowel de sociaal-democratie als voor de legerleiding een doorn in het oog. Men stelde hen een ultimatum: capitulatie zonder voorwaarden. Hoewel ze zonder meer de zwakkere partij waren, wilden ze tot het laatst doorvechten. Maar het grootse was: zodra de matrozen met kanonnen werden beschoten, ontwaakten talrijke arbeiders, vrouwen en kinderen, renden naar de overkant om de matrozen te steunen. Vaak slechts met hun moed, hun humor en hun overredingskunst bewapend, stelden zij zich voor de schietende troepen op. En inderdaad, de troepen smeten hun wapens weg, en ontwapenden hun officieren.
Zege! Op 25 december kwam het in Berlijn tot een reusachtige demonstratie, die ditmaal tegen de sociaal-democratie gericht was. Op weg terug naar huis bezette een deel van de demonstranten spontaan het kantoor van de Sociaal-democratische ‘Vorwärts’, uit verontwaardiging over de laster tegen de revolutionaire arbeiders, matrozen en soldaten. De sociaal-democratie nam dit als aanleiding voor het volgende offensief, tenslotte ging het om de verdediging van de persvrijheid! De revolutionaire voorlieden gingen naar de arbeiders in het ‘Vorwärts’ kantoor, en probeerde hen tot een geordende terugtrekking te bewegen, omdat het voor een gewapende opstand nog te vroeg was. Ook dit was een overwinning voor het proletariaat. De contrarevolutie verloor een voorwendsel om de revolutie in bloed te smoren. Op 31 december kwam het tot een reusachtige demonstratie, die tegelijk een rouwstoet was voor de slachtoffers van de gevechten om het Marstall-gebouw. De woede van de arbeidersklasse groeide, de USPD trad uit de regering, de KPD werd opgericht.
Het derde offensief van de contrarevolutie volgde snel, maar de sociaal-democratie en de legerleiding hadden intussen erkend, dat directe aanvallen op symbolen van de revolutie (zoals Liebknecht en de Volksmarine-divisie) grote protesten veroorzaakten en de solidariteit aanwakkerden. Daarom werd een grote hetze gestart tegen de Berlijnse politiepresident, Emil Eichhorn, een linkse USPD’er. Men verwachtte geen grote solidariteit van de kant van de arbeiders, ook wanneer hij arbeiders had bewapend. Des te groter was de verrassing toen, op 5 januari 1919, 150.000 arbeiders gehoor gaven aan de oproep van de revolutionaire voormannen, en voor het hoofdbureau van politie aan de Alexanderplatz manifesteerden. Men had het zeer wel begrepen: een aanval op Eichhorn was inderdaad een aanval op de revolutie. Op 6 januari demonstreerden en staakten zelfs 500.000 arbeiders in Berlijn voor Eichhorn.
Wederom zegevierde de Duitse revolutie. Dit waren belangrijke etappe-zeges om het vertrouwen in de eigen macht van het proletariaat te versterken. Men was op de goede weg, maar de contrarevolutionaire gevaren lagen op de loer. Ondertussen waarschuwde de KPD in de ‘Rode Vaan’ dat het tijd was voor nieuwe verkiezingen van de raden, die zeker de ruk naar links van arbeiders en soldaten, sinds de verkiezingen van november, tot uitdrukking zouden brengen. Men bleef oproepen tot bewapening van de arbeiders, maar waarschuwde tegelijkertijd, dat het moment van de gewapende opstand nog niet gekomen was, omdat de hoofdstad er nog alleen voor zou staan. Nu volgde slag op slag.
De contrarevolutie begon haar vierde offensief tegen de revolutie. Later hebben bronnen zonder twijfel bevestigd, dat de tweede bezetting van de ‘Vorwärts’ door provocateurs en verklikkers werd doorgevoerd, om een voorwendsel voor de gewapende slag van de witte terreur te creëren, in naam van de verdediging van de persvrijheid. Op dezelfde 6de januari gingen de arbeiders van Berlijn in algemene staking, men riep “Weg met de regering”. Tegelijkertijd kwamen de revolutionaire leiders bijeen, 70 voorlieden (USPD linksen en dichtbij de KPD), Karl Liebknecht en Wilhelm Pieck voor de KPD, en leiders van de USPD. Buiten wachtten demonstranten op politieke oriëntaties. Men beraadde zich over wat te doen. Er heerste besluiteloosheid, maar toen kwamen er meldingen binnen, volgens welke enkele garnizoenen hun bereidheid tot de gewapende opstand zouden hebben verklaard. Bovendien was toch het perskwartier en zelfs de ‘Vorwärts’ bezet. Men raakte het hoofd kwijt. Karl Liebknecht sprak zich nu tegenover deze situatie plotseling voor de gewapende opstand uit. Grote delen van de als altijd wankelmoedige USPD’ers wilden deze schijnbare radicaliteit in niets ten achterstaan, en spraken zich net zo gepassioneerd voor de opstand uit. De atmosfeer werd steeds geladener. Richard Müller trachtte om de aanwezigen tot bezonnenheid op te roepen. De situatie zou nog niet rijp zijn voor de opstand, men mag nu niet in blind activisme vervallen. Daarmee brengt men de hele revolutie in gevaar. Men liet hem nauwelijks uitspreken, en ging over tot afstemming. Allen stemden voor een algemene staking. Een grote meerderheid (tegen zes stemmen) stemde bovendien voor de val van de regering en de handhaving van de bezetting van de persbureaus. Bovendien werd het provisorische revolutionaire actiecomité opgericht.
Precies de week van 5 tot 12 januari 1919 besliste uiteindelijk over het lot van de revolutie in Duitsland en in de wereld. Het werd snel duidelijk dat er valse meldingen waren gedaan: het garnizoen bleef passief, zelfs de volksmarine-divisie bleef neutraal. Men had toch wel het een en ander kunnen doen, zoals de officieren ontwapenen, de arbeiders bewapenen, het garnizoen agiteren, enzovoort. Maar nadat tot niets minder dan de gewapende machtsovername was besloten, leken dergelijke ‘kleine’ acties niet langer gepast. Liebknecht en Pieck hadden tegen het besluit van de KPD en haar program gehandeld. De KPD-leiding was totaal onthutst. Nu werd duidelijk, dat men de waarschuwingen in het referaat van Luxemburg tegen een vroegtijdige opstand niet had begrepen. Er ontstonden daarover enkele verhitte twistgesprekken tussen Luxemburg en Liebknecht. Wat zou men moeten doen, om de arbeiders weer uit deze val te bevrijden? De KPD werd het er snel over eens. Wanneer men tot dusver tegen de gewapende opstand is geweest omdat deze te vroeg kwam, moest men zich nu daar juist helemaal voor inzetten. Alleen een machtsovername door de arbeiders van Berlijn kon nog een bloedvergieten door de contrarevolutie verhinderen. Wanneer dit zou lukken, moest men erop hopen dat Berlijn lang genoeg zou standhouden, totdat de rest van het land zou volgen. Op het militaire vlak waren de krachtsverhoudingen tamelijk gelijkwaardig, maar er bestond een beslissende zwakke plek aan de kant van de arbeidersklasse: er was nog steeds geen heldere politiek leiding.
Weliswaar waren de arbeiders sinds november veel verder naar links opgeschoven, men wantrouwde de sociaal-democratie steeds meer, maar de politieke leiding lag nog steeds niet in de handen van de KPD, zij lag bij de centristen, de USPD. De USPD was echter alleen door haar houding tegenover de oorlog verenigd, men had geen eenheidsprogram. Sommigen waren voor de proletarische revolutie, anderen voor een meer ‘democratisch’ kapitalisme. Dit verwarde de arbeiders des te meer, omdat het provisorische revolutiecomité (waar de KPD’ers waren uitgetreden), nu ook nog met de SPD in onderhandelingen trad, in plaats van haar consequent te bestrijden. Dit was het ogenblik waarop de contrarevolutie zo lang had gewacht. Men sloeg toe met bomaanvallen, vuurgevechten, moord, lynch-justitie tegen arbeiders en soldaten, het lastigvallen van vrouwen en kinderen. De systematische jacht op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werd geopend. Maar nog was de strijd niet beslist.
Al in november had Rosa Luxemburg een tweede, nieuwe fase in de revolutie aangekondigd: de massastaking. Deze begon nu steeds massievere vormen aan te nemen, in antwoord op inflatie, ontslagen, massawerkloosheid, arbeidstijdverkorting en honger; en wel uiteindelijk in andere belangrijke delen van Duitsland: in Opper-Silezië, aan de Nederrijn en in Westfalen, en Midden-Duitsland. In het Ruhrgebied staakten miljoenen mijnwerkers. Zij werden meteen brutaal door ‘vrijkorps’, gewapende bedrijfstroepen en de vakbonden aangevallen. De mijnwerkers vochten terug, en al zeer snel traden twee hoofdeisen in deze strijd naar voren:
1. Alle macht aan de arbeiders- en soldatenraden.
2. Socialisatie van de fabrieken en mijnen.
Terwijl de massastaking zich steeds dieper over het hele land verspreidde, vocht het revolutionaire Berlijn voor zijn leven.
De arbeiders wilden massastakingen, maar geen straatgevechten. Zij eisten het terugtreden van de SPD-regering, maar zij waren ook boos op hun politieke leiding, die overhaast een opstand had geëist. De militairen namen het door verklikkers bezette ‘Vorwärts’ - kantoor met geweld in, en verklaarden de zogenaamde Spartakusopstand voor beëindigd. De hetz-campagne werd echter voortgezet. Hoewel Leo Jogiches Luxemburg en Liebknecht, de aanvoerders van de revolutie, had gesmeekt om zich een tijdje buiten Berlijn schuil te houden, namen zij dit niet in aanmerking. Maar de strop die contrarevolutie om hun nek legde werd steeds strakker aangetrokken. De mensenjacht bereikte op 15 januari 1919 haar hoogtepunt. Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden door ‘vrijkorps’ gearresteerd, mishandeld en brutaal vermoord. In de media werd de volgende dag beweerd, dat Luxemburg door een uitzinnige menigte gelyncht zou zijn, en dat Liebknecht ‘op de vlucht’ zou zijn neergeschoten. Slechts weinige dagen later werd duidelijk dat dit leugens waren. De moordenaars werd tot vlucht naar Nederland verholpen. Toen de moord bekend werd, ging er een schreeuw van ontzetting door de arbeidersmassa’s. Uit angst voor de reactie van de arbeiders riep de bloedhond Gustav Noske de oorlogstoestand over Berlijn uit, toen op 25 januari een demonstratie van honderdduizenden de lijkkisten van Liebknecht en 33 andere revolutionairen volgde. Het lijk van Rosa Luxemburg werd pas enkele maanden later in het Landwehr-kanaal gevonden. Maar voor de ‘socialistische’ regering rond Ebert volstond deze slag tegen de revolutie niet. Noske werd in het ambt geroepen om Berlijn te ‘zuiveren’. De Berlijnse arbeiders waren als verlamd, en konden zich nauwelijks te weer stellen, toen Noske arbeiderswijk na arbeiderswijk liet bezetten, arbeiders liet doodschieten en vrouwen liet mishandelen. Later werd duidelijk dat er helemaal geen schietende Spartakisten waren geweest waartegen de troepen van Noske moesten optreden. Veeleer werd er nachtenlang wilekeurig in het rond geschoten. De SPD richtte in Berlijn in feite een militaire dictatuur in, aldus Richard Müller.
In het Rijnland en in Westfalen escaleerde de situatie toen het leger probeerde de arbeiders- en soldatenraden de macht te ontnemen en hen te ontwapenen. Er werden 30.000 ‘vrijkorps’ naar het Ruhrgebied gestuurd. Op 14 februari riep de Arbeiders- en Soldatenraad op tot algemene staking en gewapend verzet. Toen op 21 februari het Generale Commando de totale ontwapening en de capitulatie van de raden eiste, was dit van hen verlangen om zelfmoord te plegen. Tegen een grote minderheid in besloten de raden toch om de eisen te accepteren, omdat de stemming voor een gewapende strijd nog niet algemeen zou zijn. Nu had men echter zijn gunstige uitgangspositie vroegtijdig en onnodig opgegeven! En inderdaad braken kort daarop de gevechten van de arbeidersklasse in Midden-Duitsland in volle hevigheid los. De arbeiders waren verontwaardigd, en op de volgende dag traden 145.000 arbeiders in staking. Hoewel alle voorwaarden geaccepteerd waren, beweerden de regeringstroepen dat dit niet het geval was, en daarom moest het Ruhrgebied militair bezet blijven. Pas in maart kwam het in het Rijnland en in Westfalen tot een heropname van de gevechten, maar nu met volle revolutionaire kracht.
De gevechten in Midden-Duitsland gingen ononderbroken verder. Hier waren het vooral de industriearbeiders, en voor het eerst grote delen van het spoorwegpersoneel. Dit was van groot strategisch belang. De sociaal-democratie had namelijk uitsluitend aan hen loonsverhogingen toegekend, om spoorstakingen te verhinderen, zodat de contrarevolutionaire troepen dwars door het land tegen de revolutie in stelling gebracht konden worden. Maar nu was de noord-zuid verbinding van het spoor voor de ‘vrijkorps’ onderbroken. Bijna alle beroepen in Midden-Duitsland staakten. Garnizoenstroepen in steden als Erfurt en Merseburg verzekerden aan de revolutionaire arbeiders hun bijstand. Hier vond de staking haar grootse uitbreiding. De enige mogelijkheid om de staking nog effectiever te maken, bestonden in de aansluiting van Berlijn.
Op 24 februari was de staking algemeen geworden. De Rijksregering en de nationale vergadering om Ebert was uit Berlijn gevlucht. Men zat angstig in het provinciestadje Weimar, midden in het stakingsgebied. Aan de sociaal-democratische praatjes over ‘vrede’ geloofden de arbeiders niet meer in het aangezicht van de bloedige misdaden in Berlijn en elders. Het lag nu aan de plenaire vergadering van de arbeiders- en soldatenraden in Berlijn om zich aan het hoofd van deze massagevechten te plaatsen.
Ondanks de traumatische ervaringen van januari streed het Berlijnse proletariaat zo goed als het kon. Maar de raad was niet opnieuw gekozen geworden en beantwoordde niet aan de verdere ruk naar links onder de arbeiders. Tegen het verzet van de SPD in kon men tenslotte een termijn voor nieuwe verkiezingen voor de nationale arbeiders- en soldatenraad doorzetten. Op 19 april had de KPD al evenveel stemmen als de SPD. In de Berlijnse raden sloeg de stemming steeds meer over in de richting van revolutie. Maar nog was het niet april, en de Berlijnse arbeiders- en soldatenraad moest reageren op de oproep van de arbeiders in Midden-Duitsland. De SPD probeerde een algemene staking met alle middelen te verhinderen. De raad aarzelde. Toen kwamen afgevaardigden uit grote Berlijnse bedrijven hem meedelen, dat de massabijeenkomsten in de bedrijven al tot de staking hadden besloten. De algemene staking was daarmee ook in Berlijn bijna overal effectief. Zelfs SPD-afgevaardigden in de arbeiders- en soldatenraden stemden tegenover deze nieuwe situatie tegen hun partijlijn en vóór de revolutie.
Het was tragisch: het Berlijnse proletariaat had zich nog één keer vermand om zijn klassenbroeders en -zusters te volgen, en toch kwam men te laat. In Midden-Duitsland was de algemene staking, na lang te zijn volgehouden, zojuist beëindigd. Het trauma van januari 1919 bleek fataal geweest te zijn. Nu sloeg het uur van de contrarevolutie. Ze woedden vooral in Berlijn, jaagden op arbeiders en communisten. Ze vermoordden er duizenden, waaronder ook Leo Jogiches. Arbeiderswijken, zoals Berlin-Lichtenberg, werden vanuit de lucht gebombardeerd.
De voorzitter van de arbeiders- en soldatenraden in Berlijn, Richard Müller, schreef later in zijn geschiedenis van de Duitse revolutie:
“Dat was de meest geweldige opstanding van het Duitse proletariaat, van de arbeiders, bedienden en ambtenaren en zelfs van een deel van de kleinburgerlijke middenlagen, een opstanding die aan grootheid en diepgang totdusver nog niet opgetekend kon worden (...) Niet alleen in de hier behandelde delen van Duitsland stonden de volksmassa’s in de algemene staking: in Sachsen, Baden, en Beieren, overal sloegen de golven van de sociale revolutie tegen de muren van de kapitalistische productie- en eigendomsorde. De arbeidersmassa’s schreden verder op de weg, die in voortzetting van de van de politieke omwenteling van november 1918 moest worden begaan.”
Vervolgens heeft Müller een stelling geopperd waarbij wij ons willen aansluiten:
“Wanneer de januari-putsch niet was uitgevoerd, dan zou het Berlijnse proletariaat de strijders in Rijnland-Westfalen en in Midden-Duitsland tijdig hebben kunnen ondersteunen; de revolutie zou met succes verder gevoerd geworden zijn, en het nieuwe Duitsland zou een ander politiek en economisch gezicht hebben gekregen.”
In deze inleiding hebben we geprobeerd om de historische gebeurtenissen voor zich te laten spreken, en ook om de hele menselijke dramatiek, in aanzetten, weer te laten opleven. We willen tot slot enkele hoofdstellingen over de revolutie in Duitsland naar voren brengen:
1. De gebeurtenissen waren een reusachtige, door de massa’s gedragen proletarische revolutie.
2. In tegenstelling tot Rusland mislukte de revolutie in Duitsland mede omdat een sterke, gecentraliseerde partij ontbrak, die het vertrouwen van de Duitse arbeidersklasse genoot.
3. Een hoofdreden voor de moeilijkheden van de revolutie in Duitsland bestond eruit dat de tegenstander veel sterker was dan in Rusland. Bovendien had de Duitse heersende klasse lessen getrokken uit de revolutie in Rusland, en slaagde zij erin de sociaal-democratie als haar Trojaanse paard te gebruiken.
4. De mislukking van de revolutie in Duitsland stond niet van tevoren vast of was onontkoombaar, het stond op het scherpst van de snede.
5. De revolutie was de ineenstorting van de heerschappij van het kapitaal in Duitsland al veel dichter genaderd dan in het algemeen wordt aangenomen.
IKS, december 2008
Op 84-jarige leeftijd is 2 september 2008 Joop Wandelee overleden. Er is niets vreemds aan dat we deze Amsterdamse arbeider en anarchist, die via vader en grootvader uit de school van Domela Nieuwenhuis kwam, en die we al van vóór het ontstaan van onze organisatie kenden, in ere houden. Joop was namelijk een overtuigd proletarisch internationalist. Ook al was hij het voor het overige volslagen met ons oneens, hij was zich er ten volle van bewust dat we dit punt gemeenschappelijk hadden. Van jongs af aan stond hij open voor debat met ‘radencommunisten’. Hij verdedigde dat ze, anders dan stalinisten en trotskisten, waarachtige klassenstrijders waren.
Wars van ieder kleingeestigheid kwam hij meerdere malen naar onze bijeenkomsten om te debatteren. Ook zette hij anderen daartoe aan, zoals vooral voor het marxisme-anarchisme debat te Amsterdam in november 1999, waar we stevig, maar ook in volle onderlinge solidariteit, de degens met elkaar hebben gekruist (1). Hij verdedigde onze aanwezigheid op de Pinksterlanddagen in Appelscha en reageerde met verontwaardiging op de “sektariërs” van de anarchistische boekenbeurs in Utrecht die ons de toegang weigerden en hij noemde het “schandalig” dat er binnen de anarchistische wereld mensen waren die “zichzelf anarchist noemen en klassenstrijders uitsluiten”, en die zelfs probeerden om ons van het trottoir voor het gebouw te jagen. Bij ons was hij altijd welkom.
Dat was Joop, eenvoudig, eerlijk, recht door zee, luisterend naar argumenten, solidair en nooit bang zijn overtuiging met vuur tegenover iedereen te verdedigen.
IKS, 14 december 2008
(1) Zie: De Hollandse Linkerzijde, een brug tussen Marxisme en anarchisme?, in Wereldrevolutie, nr, 89; vervolgens: Stellingname over het publiek debat in Amsterdam: De onmacht van de anarchisten om het kapitalisme te bestrijden, in Wereldrevolutie, nr. 90, en tenslotte: Debat over anarchisme/radenisme: Antwoord aan Daad en Gedachte, in Wereldrevolutie, nr. 91.
Zie tevens: De Vrije [70]
Midden november 2007, toen de arbeiders van Dubai weer aan het werk gingen na een massale en spontane revolte, behandelden de pers en de media als belangrijkste nieuws de geschiedenis van de neef van koning Abdallah van Dubai, Al Walid Ibn Talal, die voor persoonlijk gebruik net een Airbus 380 gekocht had.
Geen woord over de massale stakingsbeweging! Geen woord over deze open rebellie van honderdduizenden over-uitgebuite arbeiders! Eens te meer legde de bourgeoisie een black-out op aan haar internationale media.
Tegen de onmenselijke uitbuiting door de bourgeoisie…
Dubai is de laatste jaren veranderd in een immense bouwwerf, waar grote wolkenkrabbers, de ene nog ongelooflijker dan de andere, oprezen als paddestoelen. Dit Emiraat is één van de symbolen van de bourgeoisie van het ‘economische mirakel’ van het Oosten en het Midden-Oosten. Maar achter dit uitstalraam ligt een heel andere werkelijkheid: niet de werkelijkheid die wordt voorgesteld aan toeristen en zakenlui, maar de werkelijkheid van de arbeidersklasse die bloed, zweet en tranen gelaten heeft voor deze ‘architectendromen’.
Van het miljoen inwoners van het Emiraat is meer dan 80% arbeiders van vreemde afkomst, in meerderheid Indisch, maar ook Pakistaans, Bengaals en, recentelijk Chinees. Het schijnt dat zij nog goedkoper zijn dan de Arabische arbeiders! Voor een habbekrats gaat de bouwvak 24 uur per dag en 7 dagen in de week door. Zij verdienen het equivalent van 100 tot 150 Euro’s per maand. Zij bouwen deze prestigieuze torens en paleizen, maar leven zelf in cabines, met meerdere per kamer en geparkeerd in de woestijn. Zij worden opgehaald voor het werk in veewagens die men bussen noemt. Alles zonder medische zorg of pensioen… en om elk gevaar van verzet te voorkomen, nemen de bazen hun paspoorten in beslag, je weet maar nooit. Natuurlijk wordt er op geen enkele manier rekening gehouden met de familie van die arbeiders die thuis moet blijven. De arbeiders kunnen hen maar om de twee of drie jaar bezoeken omdat het te moeilijk is om het geld voor de reis bijeen te krijgen.
Maar je kan de mensen niet onbeperkt op die manier behandelen en toch buiten schot blijven.
… de massale strijd van het proletariaat
In de zomer van 2006 lieten de arbeiders van Dubai al zien dat ze in staat waren om massaal en collectief te strijden. Ondanks de repressie die er op volgde, hebben ze het nu weer aangedurfd om op te staan tegen hun uitbuiters en martelaars. Door deze strijd hebben zij hun moed laten zien, hun buitengewone vechtersgeest, zich verenigend tegen dit soort leven van ellende en slavernij. Zoals hun klassenbroeders in Egypte hebben zijn de gevestigde macht getrotseerd ondanks de risico’s die daar aan verbonden zijn. Want in de Emiraten zijn stakingen verboden en gaat de straf onmiddellijk in: intrekking van arbeidsvergunningen en een levenslange ban om daar nog te werken.
Maar nu waren zij het beu om maandenlang geen loon meer te hebben ontvangen: “Op zaterdag 27 oktober kwamen er meer dan 4.000 bouwvakkers op straat, blokkeerden de straten die leidden naar de industriezone van Jebel Ali, en wierpen stenen naar de politiewagens. Zij eisten meer bussen voor het vervoer naar het werk, minder overbevolkte logementen en lonen die het hen mogelijk zouden maken om een waardig leven te leiden.” (Courier International, 2.11.07). Omdat zij zich konden vinden in deze massale strijd, sloten duizenden arbeiders van andere bedrijven zich bij de stakers aan.
Het was geen verrassing dat de bourgeoisie en de staat gewelddadig reageerden. De anti-oproerbrigade gebruikte waterkanonnen om de betogers uiteen te drijven en sleurde verschillende onder hen in de politiewagens. “De minister van Arbeid die dit ‘barbaarse gedrag’ aankloeg, stelde hen voor de keuze van terug aan het werk te gaan en het opzeggen van hun contracten, deportatie en verlies van compensatie.” (https://www.lemaroc.org/economie/article [71] 8622.htm). Ondanks de politierepressie en de dreigementen van de regering ging de stakingsbeweging verder en verspreidde zich over drie andere gebieden in Dubai. Volgens een artikel in Associated Press van 5 november waren er meer dan 400.000 arbeiders in staking!
De dreigementen met straffen en repressie werden uitgevaardigd onder het voorwendsel dat politievoertuigen beschadigd waren, iets dat nu eenmaal onaanvaardbaar is voor de burgerlijke orde! Maar wie is er verantwoordelijk voor de ergste vorm van geweld? Het antwoord is duidelijk: degenen die de levens van honderdduizenden arbeiders tot een ware hel maken.
Wat is het vooruitzicht voor een dergelijke strijd?
In Dubai heeft het proletariaat zijn kracht en vastbeslotenheid getoond. De bourgeoisie werd er eigenlijk toe gedwongen om tijdelijk een stap terug te zetten en moest haar zuiver repressieve tactiek terzijde schuiven: “de toon was de volgende woensdag eerder verzoenend” (AFP). De massale schaal van deze strijd had “de regering van Dubai een beetje doen buigen, door aan de ministers en de bedrijven de opdracht te geven om de lonen te herzien en een minimumloon in te voeren”… officieel natuurlijk. In werkelijkheid zal de bourgeoisie haar aanvallen voortzetten. De sancties tegen de stakingsleiders schijnen gehandhaafd te worden. En het lijdt geen twijfel dat de bourgeoisie alles in een stevige houdgreep zal houden en zal proberen om het vreselijke uitbuitingspeil te behouden dat zij in Dubai oplegt.
Desalniettemin moet de heersende klasse rekening houden met het opkomen van het militantisme bij dit deel van de arbeidersklasse, ondanks haar gebrek aan strijdervaring. Dat is de reden waarom zij een andere pijl op haar boog heeft gezet: buiten de repressie, zoekt zijn nu ook meer naar het gebruik van ideologische middelen. De eerste poging echter was eerder belachelijk en ondoeltreffend. Geconfronteerd met de vermenigvuldiging van conflicten in de laatste twee jaren “hebben de gezaghebbers een commissie in het leven geroepen bij de politie die tot taak heeft om met de eisen van de arbeiders om te gaan, en zij hebben de arbeiders een gratis telefoonnummer ter beschikking gesteld om te gebruiken voor het indienen van klachten, voor het merendeel in verband met achterstallig loon.” Maakt jullie klachten direct over aan de repressiekrachten – je kan moeilijk nog provocatiever optreden! Handiger dan dit zijn de pogingen van de regering om een vakbond op te zetten in de bedrijven om in de toekomst de strijd ‘van binnenuit’ onder controle te houden.
Het vraagstuk ligt niet zozeer in perspectief voor de strijd in een mini-staat als Dubai, maar in het feit dat deze strijd deel uitmaakt van een veel wijdere beweging: de internationale strijd van de arbeidersklasse. “De arbeiders hebben geen vaderland”, zeiden Marx en Engels in het Kommunistisch Manifest van 1848. De huidige strijd van het proletariaat maakt deel uit van dezelfde keten van strijd tegen de kapitalistische uitbuiting. Van India tot Dubai, via Egypte en het Midden-Oosten, het Afrikaanse continent of Latijns-Amerika, tot de landen van Europa en Noord-Amerika, overal is de arbeidersstrijd in opkomst. De internationale ontwikkeling van de arbeidersstrijd is een massale aanmoediging voor de arbeiders om het even waar de beweging uitbreekt. In het bijzonder het opduiken van massale bewegingen zoals die van Dubai, Bangla Desh of Egypte moeten een stimulans zijn voor de arbeiders van de meest ontwikkelde landen. Ondertussen dragen de laatstgenoemden een bijzondere verantwoordelijkheid in het aan kondigen van een strijd tegen het heel het systeem van uitbuiting, door hun historisch opgebouwde ervaring te delen, door in de praktijk te tonen hoe de strijd in eigen handen te nemen en uit te leggen waarom wij niet op de vakbonden en links kunnen rekenen om dat voor ons te doen.
De bourgeoisie en haar media doen wat ze kunnen om het nieuws van arbeidersstrijd van over heel de wereld te smoren om te beletten dat deze ervaringen en deze bewustwording gedeeld worden. De strijdbewegingen in Dubai zijn het bewijs dat de arbeidersklasse overal te lijden heeft onder de vernietigende gevolgen van de economische wereldcrisis en dat zij in antwoord daarop overal de wapens van haar bewustwording en solidariteit aan het smeden is.
Map / 18.11.2007
De prijzen swingen de pan uit! De inflatie steeg op 1 maart al tot 3,64%, dit is het hoogste pijl in zestien jaar. De privé-consumptie via de winkelverkopen daalt al drie maanden op rij meer dan waar ook in Europa. Dit verlies aan koopkracht treft gans de arbeidersklasse. Lonen, uitkeringen en pensioenen dalen in waarde. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat steeds bredere lagen van de bevolking verder in armoede wegzinken.
De prijzen swingen de pan uit! De inflatie steeg op 1 maart al tot 3,64%, dit is het hoogste pijl in zestien jaar. De privé-consumptie via de winkelverkopen daalt al drie maanden op rij meer dan waar ook in Europa. Dit verlies aan koopkracht treft gans de arbeidersklasse. Lonen, uitkeringen en pensioenen dalen in waarde. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat steeds bredere lagen van de bevolking verder in armoede wegzinken (1).
"Een grote mobilisatie van de arbeiders en het ontwikkelen van solidariteit zijn meer dan ooit noodzakelijk" schreven we op de vooravond van de nationale vakbondsbetoging ter verdediging van de koopkracht van 15 december want enkel de strijd als één klasse kan een dam hiertegen opwerpen. "Des te meer omdat de stijgende kosten van levensonderhoud en afnemende leefkwaliteit, samengaand met een toenemende beeld van chaos en onverantwoordelijkheid van de politici, onder de arbeiders de laatste weken steeds meer een gevoel van onvrede heeft gevoed. Tegelijk neemt het aantal geïsoleerde stakingen tegen rationalisaties, ontslagen en loonsdalingen toe [...]. Deze tendens tot toenemende woede en strijdbaarheid was duidelijk voelbaar tijdens de betoging van 15 december" (2). Om dit aanwakkerende ongenoegen te sussen sprongen de vakbonden in de bres en organiseerden ze deze manifestatie onder het moto: “Redt de koopkracht en de solidariteit” vlak voor het kerstverlof. Eenmalig en zonder vervolg waarbij de arbeidersklasse werd opgeroepen tot het verdedigen van een valse nationale solidariteit (‘Neen aan de splitsing van de sociale zekerheid’) en de verdediging van de staat, die net zelf mee aan de basis ligt van de soberheid. We concludeerden: "Achter alle grootspraak over de noodzaak een halt toe te roepen aan de daling van de koopkracht is het de vakbonden er overduidelijk niet om te doen tot strijd aan te sporen, maar om het voortouw te nemen, om het sociaal terrein te bezetten en iedere mogelijkheid van ontwikkeling of uitbreiding in te kapselen en te ontmoedigen." (2).
Het duurde niet lang of de arbeidersklasse liet zien dat ze de strijdbijl nog lang niet had begraven zoals de vakbonden en met hen de hele bourgeoisie gehoopt hadden.
Wat midden januari spontaan begon als een lokaal sociaal conflict bij een toeleverancier van Ford Genk voor "1 euro meer" is in de kortste keren uitgegroeid tot een ware stakingsgolf voor meer koopkracht die tot op heden nog niet is uitgeraasd. Dezelfde arbeiders die zo onder druk stonden bij de herstructureringen bij Ford, Opel of VW staken het vuur aan de lont. Eerst sloeg de spontane eisenbeweging over naar Ford Genk zelf en zowat alle bedrijven in de nabije omgeving en vervolgens naar heel de provincie Limburg en de metaalsector. De golf van wilde stakingen dijde zich stilaan uit naar de andere bedrijfstakken en provincies vooral in het Vlaamse landsgedeelte en Brussel. Begin maart tellen we reeds "honderden andere bedrijven, en sinds enkele dagen ook de ambtenaren van de Vlaamse overheid" (De Standaard (DS), 07.03.2008) die geconfronteerd worden met eisenbundels bovenop de lopende overeenkomsten. Vakbonden en werkgevers kanaliseren telkens de eisen in de richting van eenmalige premies en resultaatsgebonden loonbonussen om de brandhaarden te blussen. In de meeste gevallen is het zelfs zo dat de werkgevers de sociale vrede proberen af te kopen om de stakingsgolf te stoppen vooraleer de arbeiders effectief tot actie overgaan. "Omdat ze zelf af te rekenen hebben met plots oplaaiend protest, maar meer nog omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen" (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen (DM), 02.02.2008) Want als een rode draad door heel de beweging "is dat het niet gaat om stakingen die door de vakbonden georganiseerd werden, maar om wilde stakingen. Het is de basis die in opstand komt, en het zijn de vakbonden die proberen om te bemiddelen." (Eén van de getuigenissen op het discussieforum van DS over de stakingsgolf).
Dagelijks duiken nieuwe looneisen op. Maar reeds van bij het begin schoven de stakers zowat overal naast de looneisen ook andere eisen naar voren zoals de klachten over een te hoge werkdruk en de eis tijdelijke contracten om te zetten in vaste banen. Deze verbreding van de eisenbundel werkte duidelijk de uitbreiding van de beweging in de hand. Vooral in de eerste weken verrast door de spontane uitbarsting was dit het geval omdat de vakbondsapparaten nog onvoldoende vat hadden op de eisen.
Bovendien versterkte deze spontane stakingsgolf op zijn beurt het vertrouwen bij de arbeiders om ook voor 'andere' directe eisen spontaan in actie te gaan, nog uitgesprokener dan dit het geval was in de periode voor de hoger genoemde vakbondsmanifestatie van 15 december. Zo zagen we, naast een resem belangrijke stakingsbewegingen in het vakbondskader (zoals bij Electrabel, Sonaca en de brandweer), onder meer wilde stakingsacties op gang komen bij de petrochemiereus BP rond herstructurering en arbeidsvoorwaarden en waar het patronaat opriep de "ongecontroleerde akties te stoppen en het sociaal overlegmodel te volgen", bij de 240 werknemers bij het logistieke bedrijf Ceva tegen afdankingen en bij De Post in Mortsel tegen de onderbezetting en de tijdelijke contracten, "als het in Mortsel tot harde acties komt, vrees ik dat [...] De andere kantoren zullen dan wellicht volgen. We willen dat uiteraard vermijden" (Ludo Gauwloos sectorafgevaardigde van de ambtenarenvakbond ACOD Antwerpen in DS). Verder zijn er nog onvoorziene werkonderbrekingen bij de bus- en trambestuurders van De Lijn rond arbeidsvoorwaarden en pauzes en de NMBS…
De staking bij de kippenslachterij Lintor tenslotte is een ander voorbeeld van de groeiende solidariteit in de arbeidersklasse, onmiskenbaar gestimuleerd door de strijdbaarheid, de vastberadenheid en het groeiend vertrouwen in eigen kracht van de arbeiders in de andere strijdhaarden. Dit bedrijf dat uitsluitend met arbeiders van vreemde oorsprong werkt en met veel interims uit China en Polen, ging als een blok in staking en toonde hiermee in de praktijk dat contractuele verdelingen, taal, origine of ras geen onoverkoombare barrières vormen voor de arbeidersklasse. Zij eisten een correcte toepassing, net zoals voor alle arbeiders, van beloning en vergoedingen.
"De Belgische consument moet zich de komende maanden aan de grootste algemene prijsstijging sinds begin de jaren 1990 verwachten. Zegt het Federaal planbureau" (DS, 01.03.2008). Toch durft een deel van de bourgeoisie beweren dat het verlies van koopkracht 'slechts een mythe of beter gezegd een perceptie is en geen realiteit'. Ze benadrukt dat de ‘reële koopkracht van alle Belgen samen nog gestegen is’. De ondernemersorganisatie Unizo gewaagt van 'koopkrachthysterie'. Gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank waarschuwt voor ongecontroleerde loonsstijgingen die de inflatie zullen aanwakkeren en waarbij banen zullen verloren gaan, hierin bijgesprongen door veel directies van bedrijven. De Ford directie stuurde in een niet mis te verstane bedreigende toon een brief aan al zijn werknemers. Ook de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka noemt de stakingsacties een avontuur die de economie in gevaar brengt. Verschillende kranten-editorialen titelen "stakingen voor meer loon zijn geen goed idee". Deze reacties dateren vooral uit de eerste weken van januari.
Maar de dagelijkse realiteit toont de druk waaronder de meeste arbeidersgezinnen leven: "De gemiddelde Belg werkt zichzelf steeds dieper in de schulden" ( jaarrapport van de kredietcentrale van de nationale bank), 4,7 miljoen Belgen lenen of kopen op krediet, aankopen op afbetaling stegen met 75% over de laatste 5 jaar. "Belg zit op tandvlees als factuur binnenkomt" bevestigt de directeur van Datassur (centrale databank van de verzekeraars). Want het aantal Belgen die werden opgezegd voor hun auto- of brandverzekering wegens wanbetaling is opnieuw fors gestegen tot bijna 40.000.
Na energieproducten zijn het vooral de voedingprijzen, gas en elektriciteit die pijlsnel de hoogte ingaan. Stroom en gas worden in 2008 gemiddeld 300 euro duurder per gezin. De roep naar een bijkomende, netto loonsverhoging, bovenop de automatische indexering in de stakingsbeweging laat duidelijk verstaan dat de loonindexering niet volstaat om deze dalende koopkracht op te vangen. Veel voedselprijzen, basisproducten en petroleumproducten zijn zelfs niet meer opgenomen in de prijzenindex, maar wel prijzen van Porches en andere luxeproducten, die dan weer lichtjes in prijs gedaald zijn en de index drukken en zo een vertekend beeld geven. Het is veelzeggend te horen dat "OCMW's ons melden dat mensen ook meer en meer dagelijkse goederen, zoals eten en kledij, op krediet kopen" (Koen Steel, voorzitter van de Kristelijke Werknemersbeweging, DM, 18.01.2008). Trouwens "Pensioen-spaarders nu al 600 euro armer", "Historisch verlies op de beurs " (DS, 01.02 en 22.01.2008) waren niet toevallig andere titels op de eerste pagina van de kranten in dezelfde periode van sociale onrust die naast het verlies aan koopkracht, het verlies onderlijnden van de zuurverdiende spaarcenten (3).
"'t Is perceptie, mijnheer" zo wordt herhaaldelijk in de media gezegd. En intussen blijft de druk op de werknemers en het sociaal klimaat aanhouden: De onzekerheid en precariteit van vele tijdelijke en interim-contracten; de toenemende willekeur, de stress en vermoeidheid door het slopende karakter van de druk voor meer productiviteit en efficiëntie, in kaart gebracht in vernuftige tabellen van processen en getimed per taak of zelfs geteld in fracties van seconden; de strijd tegen het zogenaamde absenteïsme; de toenemende armoede bij steeds grotere lagen van de bevolking; doe daar nu bovenop de prijsstijgingen van basisproducten en dan begrijpt men maar al te goed waarom het algemeen gebrek aan toekomstperspectief versterkt wordt. Dat is de prangende realiteit! En dan spreken we nog niet over de gevolgen van de 3,5 miljard nieuwe bezuinigingen die de nieuwe regering van Leterme moet vinden voor zijn federale begroting 2007 en 2008 uit het rood te halen.
Naast de verwijten, waarschuwingen en intimidaties probeert de bourgeoisie ook zand in de ogen te strooien: het dienstencheque-veld zou uitgebreid worden, de uitkering van 400.000 werklozen zou stijgen met ongeveer 7% (2% index + 5% aanpassing wegens verlies aan welvaartsvastheid, wat uiteindelijk nog lager uitkomt dan de uitkeringen in de jaren negentig), ook de laagste pensioenen, die onder de armoedegrens liggen worden wat opgetrokken en er komen wat subsidies uit het stookoliefonds om voor enkelen de verwarmingfactuur te helpen betalen. Kruimels!
Dus, mijne heren, u hebt wel gelijk dat de prijsstijgingen van dagelijkse basisproducten de druppel is die de emmer doet overlopen, als u dat bedoelt met perceptie dan is het antwoord volmondig ja. Dat is de grens van wat nog aanvaard wordt en wat niet.
Wanneer de bourgeoisie verplicht werd in honderden bedrijven concessies te doen, is dat tenslotte omdat de arbeiders in vele tientallen bedrijven zich niet laten intimideren of sussen en de strijd aangaan. Ook de klassieke methodes van verdeling, per bedrijf, corporatie, sector, statuut, privé of publiek, werkloos of actief of gepensioneerd, jong of oud, regio … of wat er nog allemaal in het arsenaal van de verdeel- en heers-tactieken zit schenen minder vat te hebben. Alle arbeiders, werkenden, werklozen, gepensioneerden, studenten kunnen zich immers terugvinden in deze bewegingen tegen de uitholling van de koopkracht, de werkdruk en de instabiliteit van aangeboden contracten.
Om een verdere uitbreiding en vooral een eenmaking te vermijden schakelde de bourgeoisie zeer snel haar vakbonden in en moest de schade ingedijkt worden: verdere uitbreiding vooral naar de strijdbare Waalse industriebekkens vermijden door mediastilte vooral in de Franstalige pers, de strijdbaarheid als het moet tijdelijk afkopen en door vakbondsinkadering de eisen kanaliseren en de controle uit handen van de arbeiders halen.
Enkele staaltjes, die geen verdere commentaar behoeven, van de smerige rol die de vakbonden hierbij spelen: Toen de staking bij de toeleverancier van Ford spontaan uitbrak: "Onze man ter plaatse haaste zich om snel te onderhandelen, want iedereen wil altijd vermijden dat ook het groot fabriek, Ford dus, plat gaat. Na een uur krijg ik telefoon: Herwig, dit loopt fout." (H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in DM 2/2). De directie bij Ford roept de vakbond op snel te reageren om de controle over te nemen en dat zij desnoods wel betalen. "Achter de schermen lieten de délégués bij Ford Genk bij herhaling verstaan de spontane roep naar meer loon 'te begrijpen', maar tegelijk 'geen goede zaak voor het bedrijf te vinden'." (DS 22/01) "Geloof mij, wij hebben alles geprobeerd om de schade te beperken. Onze afgevaardigden in Genk weten welke inspanningen er zijn geleverd om Ford te redden, vijf jaar geleden. En vorig jaar in april heb ik iedereen over mij heen gekregen toen ik als enige, (nadrukkelijk) als énige, tegengas heb gegeven tijdens een gelijkaardige staking over lonen en werkdruk bij de toeleveranciers van Ford. Toen heb ik de stakers gezegd dat ze de verkeerde keuze maakten. Ook nu lopen we als vakbond niet voorop en organiseren we geen stakingen." (Herwig Jorissen, in DS, 02.02.2008) "Bij de staking bij de Fordtoeleveraars heeft ABVV'er Tony Castermans, als enige hardop gezegd: 'hier ben ik niet gelukkig mee.' Bij de staking bij Sabca heeft ABVV'er Johnny Fransen het voorstel van de sociale bemiddelaar zelf aanvaard en de tekst niet ter stemming voorgelegd aan de arbeiders. Net om de situatie onder controle te houden." (H. Jorissen, in DM, 02.02.2008)
Het is door de vakbondsinkadering tenslotte dat de eis voor '1 euro meer per uur' kon omgebogen worden. Agoria, de werkgeversfederatie van de metaalsector, adviseerde onmiddellijk zijn leden-bedrijven om de looneisen snel af te kopen door de toekenning van een eenmalige premie, als toepassing van de loonbonus. Deze onlangs ingevoerde loonbonus, als dank voor de behaalde of nog te behalen productieverhoging (sic!) is immers fiscaal aantrekkelijk en wordt later terug gecompenseerd in de centrale loononderhandelingen. Ook de clausules van de loonnorm blijven van kracht om de extra maatregelen af te zwakken zoals deze verklaring van vakbondsman Jorissen bevestigen: "Om te bewijzen dat de vakbonden heel redelijk zijn: in de metaalsector bestaat er een saldomechanisme. Concreet: als er dit jaar een niet-geplande extra loonindexering zou komen, verdwijnt het laatste deel van de nettoloonsverhoging uit de cao. Wij kunnen boven de loonnorm gaan door de index, maar niet met andere vormen van loonsverhoging. We pleiten dus niet zomaar voor een cumulatie van alle mogelijke loonsverhogingen." (H. Jorissen, in DS, 02.02.2008).
"Om massaal en verenigd met alle arbeiders in strijd te gaan, onmisbaar door het onvermijdelijke verder zetten van de aanvallen, moet er lering worden getrokken uit de sabotage door de vakbonden. En één van de belangrijkste lessen bestaat er uit dat om doelmatig strijd te leveren, om verenigd en solidair de handschoen op te nemen door steeds meer te proberen de strijd uit te breiden, de arbeiders alleen op eigen kracht kunnen rekenen. Zij hebben geen andere keus dan de strijd in eigen hand te nemen en alle valkuilen te ontwijken, al de manoeuvres ter verdeling en sabotage door de vakbonden" (2).
De stakingsbeweging toont aan dat de arbeiders niet langer op de vakbondsspecialisten van het geheime ‘onderhandelen’ mogen vertrouwen om hun strijd te leiden. Allemaal samen moeten de arbeiders die in beweging zijn beslissen over hoe de strijd te voeren. De Algemene Vergaderingen (AV) die door de vakbonden geleid worden mogen zich er niet langer mee tevreden stellen voor of tegen het voortzetten van de staking te stemmen zonder dat daar een reëel debat aan voorafgaat en een simpele registratiekamer te zijn.
- De AV is het soevereine orgaan van de strijd. In die zin moeten de stakingscomités die tot taak hebben de beslissingen van de AV in praktijk te brengen verkozen worden door de algemene vergadering op basis van een mandaat en onder haar controle blijven. Ze moeten garant staan tegen alle gekonkel door de vakbonden.
- De AV’s moeten discussiëren over het uitsturen van massale delegaties naar andere ondernemingen om er de betekenis van hun strijd uit te leggen en de arbeiders van andere sectoren op te roepen tot actieve solidariteit en niet enkel rekenen op een 'spontane', automatische, passieve uitbreiding van hun strijd.
- De uitbreiding van de strijd moet onmiddellijk ondernomen worden, vanaf de eerste dagen van de beweging, om te verhinderen dat de vakbonden met hun manoeuvres de beweging binnen een sector of regio opsluiten in een apart onderhandelingsmechanisme en aparte eisen. Om de strijd uit te breiden moeten de arbeiders verenigende eisen centraal stellen, die gemeenschappelijk zijn voor iedereen en dat was waar vandaag de bourgeoisie juist zo bevreesd voor was. De algemene vergadering moeten dus onmiddellijk een eisenplatform uitwerken dat leidt tot de grootst mogelijke eenheid en solidariteit.
De kruimels die de bourgeoisie vandaag uitdeelt worden later teruggenomen. Maar de ergste nederlaag zou erin bestaan niet in beweging te komen. Hoe meer de arbeidersklasse haar rug kromt en toegeeft aan intimidatie, hoe meer de bourgeoisie de handen vrij heeft om aan te vallen en te onderdrukken. "bijna 40 jaar openlijke crisis en aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse, met name de groei van de werkloosheid en van de onstabiele, onzekere jobs, hebben de illusies over 'morgen wordt het beter' weggeveegd : de oudere generaties zowel als de nieuwe zijn zich steeds meer bewust van het feit dat 'morgen de dingen nog erger zullen zijn'" (4).
Wat ook de beperkingen mogen zijn in deze stakingsgolf, de lessen die hieruit kunnen worden getrokken zijn uiterst belangrijk voor de toekomst: om de strijd tegen de steeds driestere aanvallen van patronaat en regering met succes te kunnen voeren, moet de arbeidersklasse voor alles verder gaan met het opbouwen van haar zelfvertrouwen en haar solidariteit, haar strijd niet enkel gelijktijdig voeren, zoals ze dat vandaag doet, maar vooral deze strijd eenmaken, doen aaneensluiten en als een geheel beschouwen, het vertrouwen terugwinnen in haar eigen krachten en haar zeer reële vermogen (dat al zo vaak in het verleden bewezen werd) om haar strijd en haar lot in eigen handen te nemen. De ware kracht van de arbeiders ligt in hun solidariteit tegenover alle pogingen om hen te verdelen, en in de ontwikkeling van hun strijd, in de weigering de wet van het kapitaal te aanvaarden. De gebeurtenissen in België zijn bemoedigend en liggen volledig in het kader van de internationale heropleving van de arbeidersstrijd: Van Egypte tot Dubai, van Peru tot Venezuela, van Turkije tot Rusland, van Spanje tot Finland en van Duitsland tot Frankrijk tegenover dezelfde aanhoudende aanvallen door het kapitaal op hun arbeids- en levensvoorwaarden.
Lac / 10.03.08
(1) zie Internationalisme, nr. 334 over armoede
(2) Internationalisme, nr. 335, 14.12.2007
(3) zie artikels over de crisis in dit blad
(4) Resolutie over de Internationale situatie van het zeventiende internationale congres van de IKS, Mei 2007, Internationale Revue (Nederlandstalige uitgave), nr. 20 (verschijnt mei 2008)
Al Jazeera heeft luidkeels verkondigd dat de protesten in Iran “de grootste zijn sinds de revolutie van 1979”. De protesten begonnen in Teheran op zaterdag de 13de en toen de uitslagen van de verkiezingen begonnen bekend te raken, werden de protesten alsmaar gewelddadiger. Betogingen aan drie universiteiten in Teheran liepen uit op geweld, en de protesterenden vielen de politie en de revolutionaire wachters aan. De politie heeft belangrijke plaatsen afgesloten en de protesterenden hebben op hun beurt winkels, regeringsgebouwen, politiebureaus, politievoertuigen, benzinestations en banken aangevallen. Er deden geruchten de ronde dat er al vier of meer mensen waren gedood tijdens de protesten. De staat heeft ook gereageerd door het aanhouden van vooraanstaande ‘anti-regeringspersonen’, en nog belangrijker door het storen van het internet communicatienetwerk, dat via SMS boodschappen en websites werd gebruikt voor het organiseren van protesten. Westerse journalisten hebben gezegd dat “Teheran er al bijna uitziet als een oorlogszone”.
Dat de mensen misnoegd zijn over wat de maatschappij hen te bieden heeft en dat er een toenemende strijdwil is, is heel duidelijk. Dit blijkt niet alleen uit deze gebeurtenissen, maar ook uit de recente strijd in Griekenland, net zoals de strijd in landen als Egypte en Frankrijk. Alleen al een blik gericht op de krantenpagina’s toont ons dat de arbeidersklasse haar strijdbaarheid terugvindt, ondanks de schrik voor de terugkeer van de open crisis.
Het volstaat voor kommunisten nochtans niet om de strijd vanaf het balkon toe te juichen. Het is nodig hem te analyseren en te verklaren en een perspectief naar voren te brengen. Momenteel is het karakter van deze beweging heel anders dan die van 1979. In de strijd die leidde tot de ‘islamitische revolutie’, speelde de arbeidersklasse een hele belangrijke rol. Want wat er ook allemaal gezegd werd over mensen op straat die het regime omverwierpen, duidelijk was dat in 1979 de stakingen van de Iraanse arbeiders de belangrijkste politieke factor waren die leidde tot de omverwerping van het regime van de Sjah. Ondanks de massabetogingen begon de ‘volksbeweging’ – die bijna alle onderdrukte lagen in Iran vertegenwoordigde – op een gegeven moment uitgeput te raken. Maar toen het Iraanse proletariaat, met name die van de oliesector, zich in het begin van 1978 bij de strijd voegde, leefde niet alleen de agitatie opnieuw op, maar werd het nationale kapitaal voor een schijnbaar onoplosbaar probleem gesteld, omdat men geen vervanging vond voor de oude regeringsploeg. Repressie volstond om de kleinhandelaars, de studenten en de werklozen te doen terugtrekken, maar het bleek een machteloos wapen van de bourgeoisie toen ze geconfronteerd werd met de economische verlamming die veroorzaakt werd door de stakingen van de arbeiders.
Dat wil niet zeggen dat de huidige beweging zich niet kan ontwikkelen en de arbeidersklasse niet in de strijd mee zou kunnen trekken. De arbeidersstrijd in Iran is bijzonder militant geweest in de voorbije jaren, in het bijzonder met de niet-officiële staking van 100.000 leerkrachten in maart 2007, met die van duizenden fabrieksarbeiders die de staking vervoegden uit solidariteit. Tijdens deze staking werden er een 1.000tal mensen gearresteerd. Dit was de grootste geregistreerde arbeidersstrijd in Iran sinds 1979. De staking werd in de daarop volgende maanden gevolgd door de strijd van duizenden arbeiders uit de suikerriet-, de banden-, de automobiel- en textielindustrie. Wat nu betreft zijn er weliswaar arbeiders op straat vandaag, maar zij zijn op dit ogenblik in de strijd betrokken als individuen en niet als een collectieve kracht. Het is belangrijk om te onderstrepen dat de beweging niet vooruit kan zonder deze collectieve kracht van de arbeidersklasse. Voor dinsdag is er opgeroepen tot een eendaagse nationale staking. Dit kan een idee geven van de mate van steun die er is binnen de arbeidersklasse.
Recentelijk stonden de burgerlijke media vol van verschillende zogenaamde revoluties, genoemd naar verschillende kleuren of planten. Er was sprake van ‘oranje’ revoluties, ‘rozen’ revoluties, ‘tulp’ revoluties and ‘ceder’ revoluties, en al die tijd stonden de media te blaten als schapen over de ‘strijd’ voor democratie.
Deze beweging begon als een protest tegen de vervalsing van de verkiezingen en de protesterenden waren oorspronkelijk gemobiliseerd om Mousavi te steunen. Maar de slogans werden snel radicaler. Er is een enorm verschil tussen Mousavi’s zwakke protest bij de hoogste leider over de ‘unfaire’ verkiezingen en de gezangen van de menigte over ‘dood aan de dictator en het regime’. Natuurlijk is de kliek van Mousavi nu in paniek en hebben zij een betoging opgeschort die voor maandag gepland was. Of het volk deze beslissing zal respecteren valt nog te bezien. Anderzijds werden Mousavi’s oproepen tot kalmte tot not toe beantwoord met leuzen tegen hem.
In tegenstelling tot dit soort gekleurde ‘revoluties’, stelt het kommunisme de mogelijkheid van een volledig ander type van revolutie, en van een compleet ander systeem. Waar wij toe oproepen is niet een eenvoudige verandering van het beheer van de maatschappij met nieuwe ‘democratische’ bazen, die zich op juist dezelfde manier gaan gedragen als de ‘dictatoriale’ bazen, maar een maatschappij van vrije en gelijke producenten die in het leven geroepen wordt door de arbeidersklasse zelf en gebaseerd is op de behoeften van de mensheid en niet op die van de winst, waarbij klassen, uitbuiting en politieke onderdrukking afgeschaft zijn.
Sabri / 15.6.2009
Wij publiceren hieronder de stellingname die gemeenschappelijk werd aangenomen door groepen of organisaties uit 8 verschillende landen van Latijns-Amerika[1]. Daarin wordt ook verslag gedaan van de werkzaamheden van die internationalistische bijeenkomst die onlangs gehouden werd.[2]
Deze bijeenkomst, waarvoor het voorstel al een jaar geleden gedaan was, werd op de eerste plaats mogelijk door de opkomst van groepen die voor het merendeel (behalve OPOP en de IKS) 3 jaar geleden nog niet eens bestonden. Bovendien zou deze gebeurtenis nooit hebben kunnen plaatshebben zonder de gemeenschappelijke wil van de groepen in kwestie om het isolement te doorbreken en een gemeenschappelijke politieke arbeid te verrichten.[3] De grondslag voor een dergelijk werk was de aanvaarding door de deelnemers van toetredingscriteria waarmee het proletarische kamp afgegrensd werd van dat van de bourgeoisie en die uiteengezet worden in de hiernavolgende stellingname.
De eerste activiteit van deze bijeenkomst was noodzakelijkerwijze de politieke discussie die moest toestaan helderheid te scheppen omtrent de bestaande overeenkomsten en verschillen onder de deelnemers, opdat er een kader kon worden uitgewerkt om de meningsverschillen op te helderen.
Wij begroeten in het bijzonder het feit dat deze bijeenkomst plaats heeft kunnen vinden en in staat is geweest om belangrijke discussies ter hand te nemen, zoals over de huidige toestand van de internationale klassenstrijd evenals over de aard van de crisis die het kapitalisme vandaag teistert. Wij hebben het volste vertrouwen in de vruchtbare voorzetting van het debat.[4]
Wij zijn ons ervan bewust dat deze bijeenkomst nog maar een heel kleine stap is op de weg naar de vorming van een internationale referentiepool; een referentiepool wiens bestaan, wiens publieke debatten en wiens tussenkomst in staat zouden moeten zijn oriëntaties te bieden aan elementen, collectieven en groepen uit de hele wereld die op zoek zijn naar een proletarisch internationalistisch antwoord op de steeds ernstigere toestand waarin het kapitalisme de mensheid meesleurt.
Desalniettemin is deze bijeenkomst in vergelijking met de ervaringen uit het verleden - zoals bijvoorbeeld de Internationale Conferenties van het Kommunistische Linkerzijde, die dertig jaar geleden werden gehouden[5] - wel in staat gebleken om een aantal zwakheden te overstijgen die zich toentertijd manifesteerden. Terwijl de Conferenties er niet toe gekomen waren een gemeenschappelijke verklaring aan te nemen tegenover de oorlog in Afghanistan, die toen een grote bedreiging vormde, verdedigt de stellingname die nu in unanimiteit door de deelnemers is aangenomen op een zeer heldere wijze de proletarische standpunten tegenover de crisis van het kapitalisme.
Wij willen in het bijzonder de nadruk leggen de felle aanklacht die de stellingname doet tegen de huidige kapitalistische alternatieven van ‘links' welke in zwang zijn op het hele Amerikaanse continent en die in de hele wereld niet te verwaarlozen illusies wekken. Van de Verenigde Staten, met het verschijnsel Obama, tot in het Argentijnse Patagonië, wordt het continent ‘door elkaar geschud' door de opkomst van regeringen die beweren de armen, de arbeiders, de uitgeslotenen te verdedigen en die zich voordoen als de dragers van een ‘sociaal', ‘humaan' kapitalisme, of in een nog ‘radicalere versie' (zoals Chavez in Venezuela, Morles in Bolivia en Correa in Ecuador), beweren niet minder dan het ‘socialisme van de XXIe eeuw' te belichamen.
Wij denken dat het van het grootste belang is dat er zich, tegenover deze misleidingen, een eensgezinde, broederlijke en collectieve pool van internationalistische minderheden opricht. Dit kan de weg openen voor de discussie en het formuleren van standpunten van internationale solidariteit, van onverzoenlijke klassenstrijd, van een strijd voor de wereldrevolutie, tegenover het staatskapitalisme, het nationalisme en de uitbuiting die deze ‘nieuwe' profeten proberen te laten voortduren.
De strijd voor het echte kommunisme, dat wil zeggen een klasseloze maatschappij, zonder ellende en zonder oorlog, wekt opnieuw een groeiende belangstelling op bij minderheden in de hele wereld. In maart 2009 werd op initiatief van de Internationale Kommunistische Stroming en de Arbeiders Oppositie (Oposição Operaria, OPOP), in Latijns-Amerika een bijeenkomst voor internationalistische discussie gehouden, waaraan verscheidene groepen, kringen en individuele kameraden van dit continent hebben deelgenomen die zich duidelijk op internationalistische en proletarische standpunten stellen.
Buiten de IKS en OPOP waren de volgende groepen aanwezig:
- Grupo de Lucha Proletaria (Peru),
- Anarres (Brazilië),
- Liga por la Emancipación de la Clase Obrera (Costa Rica en Nicaragua),
- Núcleo de Discussión Internacionalista (Dominicaanse Republiek) en
- Grupo de Discusión Internacionalista (Ecuador).
Bovendien hebben ook kameraden uit Peru en Brazilië deelgenomen aan de werken van de bijeenkomst. Andere kameraden uit andere landen hadden eveneens hun verlangen geuit om deel te nemen, maar hebben dat, om materiële of administratieve redenen, niet kunnen realiseren.
Het geheel van de deelnemers kon zich vinden in de beginselen die hieronder afgedrukt staan. Het waren globaal dezelfde als die welke gediend hadden voor het houden van de Conferenties van de Kommunistische Linkerzijde op het einde van de jaren 1970 en begin jaren 1980:
1. Een beroep op het proletarische karakter van de Oktoberrevolutie van 1917 en de Kommunistische Internationale door deze ervaringen te onderwerpen aan een kritische balans die het mogelijk moet maken om nieuwe revolutionaire pogingen van het proletariaat richting te geven.
2. De verwerping zonder reserve van elk idee volgens welke er in de wereld landen zouden bestaan met een socialistisch regime of met een arbeidersregering; al dan niet ‘gedegenereerd'; evenals de verwerping van elke vorm van staatskapitalistische regering, zoals degene die zich baseren op de ideologie van ‘het socialisme van de XXIe eeuw'.
3. Het aanklagen van de socialistische en communistische partijen, evenals hun handlangers, als partijen van het kapitaal.
4. De categorische verwerping van de burgerlijke democratie, het parlementarisme en de verkiezingen, wapens waarmee de bourgeoisie er talloze keren in geslaagd is om de arbeidersstrijd in te kapselen en af te leiden, door de arbeidersklasse te plaatsen voor de valse keuze: democratie of dictatuur, fascisme of anti-fascisme.
5. De verdediging van de noodzaak voor de internationalistische revolutionairen om te werken aan de vorming van een internationale organisatie van de proletarische voorhoede, een onmisbaar wapen voor de proletarische revolutie.
6. De verdediging van de rol van de arbeidersraden als organen van de proletarische macht, evenals de zelfstandigheid van de arbeidersklasse met betrekking tot andere klassen en lagen van de maatschappij.
De agenda van de discussies was als volgt:
1. De rol van het proletariaat en zijn huidige toestand, de krachtsverhouding tussen de klassen;
2. De situatie van het kapitalisme (in wiens schoot zich de huidige strijd afspeelt) en, als meer globale overdenking, het begrip van het verval en/of de structurele crisis van het kapitalisme;
3. De toenemende ecologische crisis waarin het systeem ons stort. Alhoewel dit punt, wegens tijdsgebrek, niet is bediscussieerd, werd er overeengekomen om deze discussie uit te diepen via Internet.
Wat betreft punt 1 werden voorbeelden uit Latijns-Amerika gebruikt om de analyses over het huidige niveau van de klassenstrijd te illustreren, maar de bekommernis van het merendeel van de tussenkomsten was om deze te beschouwen als een onderdeel van de algemene situatie van de proletarische strijd op internationaal vlak. Toch heeft de bijeenkomst besloten om in het bijzonder de verschillende regeringen van links - die op dit moment het merendeel van de landen van Latijns-Amerika regeren - aan te klagen als doodsvijanden van het proletariaat en zijn strijd. De aanklacht betreft eveneens diegenen die aan deze regeringen, ook al is het kritisch, steun verlenen. De bijeenkomst heeft ook het criminaliseren door deze regeringen van de arbeidersstrijd aangeklaagd. Hij heeft tenslotte benadrukt dat de arbeidersklasse zich geen illusies moet maken over de wettige en democratische middelen, maar enkel kan rekenen op haar eigen zelfstandige strijd. Deze aanklacht geldt voor de volgende regeringen:
- Kirchner in Argentinië
- Morales in Bolivië
- Lula in Brazilië
- Correa in Ecuador
En in het bijzonder het regime, dat geleid wordt door Chávez in Venezuela, wiens ‘Socialisme van de XXIe eeuw' niets anders is dan een enorme leugen, die er op gericht is om de strijd van het proletariaat in dit land te onderdrukken en de arbeiders in andere landen te misleiden.
Wat betreft punt 2 kwamen de deelnemers tot een akkoord over de ernst van de huidige crisis van het kapitalisme, evenals over de noodzaak om er een grondiger inzicht in te krijgen, vertrekkend van een theoretisch en historisch perspectief.
Als conclusie van de discussies kwamen de deelnemers tot een akkoord over de volgende punten:
- het plaatsvinden van de bijeenkomst is een manifestatie van de huidige tendens van de ontwikkeling van de strijd en van de bewustwording van het proletariaat op internationaal vlak;
- de verscherping van de crisis van het kapitalisme vandaag kan, op termijn, deze tendens tot de ontwikkeling van de arbeidersstrijd enkel versterken en maakt de verdediging van revolutionaire standpunten in de schoot van het proletariaat steeds noodzakelijker;
- in die zin vinden alle deelnemers het nodig om de inspanning, die begonnen is met de organisatie van deze bijeenkomst, verder te zetten om actieve deelnemer te zijn in de internationale proletarische strijd.
Meer concreet werd er als eerste stap van deze inspanning het volgende besloten:
1. het opstarten van een internetsite in het Spaans (eventueel in het Portugees) onder de collectieve verantwoordelijkheid van de groepen die deelgenomen hebben aan de bijeenkomst. Ook werd de mogelijkheid overwogen om in het Spaans een bulletin te publiceren, gebaseerd op de inhoud van de internetsite;
2. de publicatie op die site van
- de stellingname (die ook zal gepubliceerd worden op de sites van de deelnemende groepen);
- de bijdragen die voorbereid werden voor deze bijeenkomst;
- het samenvattend verslag van de verschillende discussies die tijdens deze bijeenkomst zijn gevoerd;
- elke andere bijdrage van de aanwezige groepen en elementen, evenals van elke andere groep of kameraad die zichzelf herkent in de beginselen en bekommernissen die de ontmoeting hebben bezield.
Een van de bekommernissen die de ontmoeting heel in het bijzonder onderstreept is de noodzaak van een open en broederlijk debat tussen revolutionairen en de verwerping van elk sektarisme en kapelletjesgeest.
[1] Mexico, Dominicaanse Republiek, Costa Rica, Nicaragua, Ecuador, Peru, Venezuela, Brazilië.
[2] De deelnemers waren de volgende: Oposição Operária -OPOP (Brésil), IKS, LECO (Liga por la Emancipación de la Clase Obrera, Costa Rica - Nicaragua), Anarres (Brésil), GLP (Grupo de Lucha Proletaria, Pérou), Grupo de Discusión Internacionalista de Ecuador, Núcleo de Discusión Internacionalista de la República Dominicana, evenals kameraden uit dezelfde landen die hebben deelgenomen op individuele titel.
[3] Wij hebben verslag uitgebracht van deze opbloei in Latijns-Amerika in ons artikel Twee nieuwe secties van de IKS [72] (in Internationaliusme n°342 en Wereldrevolutie n°117).
[4] Een van de beslissingen van de bijeenkomst ging over het openen van een Internet site waarop de gemeenschappelijk stellingname en de debatten gepubliceerd zullen worden. Zie encuentro.internationalist-forum.org.
[5] Lees bijvoorbeeld in de Internationale Revue n 16 (frans-, engels-, en spaanstalig), het artikel 2eme conférence internationale des groupes de la Gauche communiste [73]
Sedert midden juni met de bekendmaking van de verkiezingsuitslagen vonden gewelddadige botsingen plaats waarbij duizenden mensen hun afkeer manifesteerden voor het politieke systeem dat enkel verdrukking en ellende met zich meebrengt. Net als in Griekenland en de strijd in landen als Egypte en Frankrijk stijgt de misnoegdheid tegenover een kapitalistisch systeem dat steeds minder perspectief biedt, onder welke vorm het zich ook maar voor doet. Maar om te overleven aarzelt dit systeem niet om alle middelen die tot haar beschikking staan aan te wenden, zoals we nu nog maar eens in Iran kunnen vaststellen. Geweld en politieke schijngevechten tussen fracties van de bourgeoisie worden gretig uitgespeeld. Het politieke circus moet de schijn hoog houden dat de ene fractie al wat meer de verdediging van het volk op zich zou nemen dan de andere. Op die manier proberen ze de protesten binnen het keurslijf te houden van een verdedigingsstrijd van een burgerlijke fractie tegen een andere.
Een aantal lezers reageerden onlangs op deze bebeurtenissen. In hun inzendingen wordt duidelijk een proletarisch standpunt ingenomen tegen deze misleidingen. We steunen deze stellingnames die volledig in de lijn liggen van deze die ook de IKS innam.
Al een aantal dagen is de wereld nu getuige van een grote golf van protest van jongeren, ouderen en vrouwen in de grote steden, vooral in Teheran. Daar de jonge generatie heel goed kan omgaan met nieuwe communicatietechnieken, zoals Facebook en Twitter, worden deze volop gebruikt om hun demonstraties te organiseren en de wereld in staat stellen hun acties te volgen (Iran kent het grootste aantal bloggers van heel de wereld). De censuur door de staat is er niet in geslaagd om het verspreiden van het nieuws tegen te houden.
De demonstranten zijn ontevreden over resultaat van presidentsverkiezing en voelen zich bedrogen door de fractie van de bourgeoisie, die de overwinning voor zich opgeëist heeft.
Maar als deze gebeurtenis de aanleiding vormt voor miljoenen mensen om op straat komen om hun “gestolen stem “terug te krijgen , de echt oorzaak ligt ergens anders.
Ruim drie decennia wordt de bevolking voor het minste vergrijp, ook in hun privéleven, onderdrukt. En dit geldt met name voor de vrouwen. De levensomstandigheden van de arbeiders zijn alsmaar slechter geworden. Terwijl de recessie op haar hoogtepunt is, hebben de arbeiders al maanden geen loon meer uitbetaald gekregen. Ze mogen geen enkele protest laten horen of bijeenkomst beleggen. Daarop staat een hele hoge straf. Werkloosheid is vooral onder jongeren, die 60% van bevolking vormen, hoog opgelopen. Hoe hard ze ook studeren, na het afmaken van middelbaar school komen ze vaak voor een gesloten universiteitspoort te staan. De universiteit is een grote moskee geworden, bewaakt door de militie van Hezballah (Partij van God). Tegen deze algehele situatie hebben regelmatig protesten plaatsgevonden in fabrieken, universiteiten en op straat, waaraan zowel door arbeiders als studenten werd deelgenomen. Afgelopen jaar zijn er onder de arbeiders heel veel arrestatie verricht.
Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling zijn ook de tegenstellingen binnen de bourgeoisie verscherpt. Het conflict tussen de twee belangrijkste fracties van de bourgeoisie is zo hoog opgelopen, dat er ruimte ontstond voor mensen om hun stem te laten horen.
De fractie van Ahmadinejad en Khamenei, die aan de macht is, heeft nog geprobeerd om met behulp van een politiek circus en door middel van discussies met haar concurrent op de TV, de ontevreden jongeren naar stembus te lokken.
Zij probeerde met het gebruik van de massamedia in de verkiezingen en de verkondiging van haar overwinning tegenover andere fractie, niet alleen haar macht te stabiliseren en aan arbeiders op te leggen, ze probeerde niet alleen de economische crisis en werkloosheid onder met name de jongeren te verdoezelen, maar ook de andere fractie (Rafsanjani, Khatami, Mousavi,..) onder duim te krijgen.
Mr. Hossein Mousavi, die de leider is van de andere “liberale” fractie en die nu de “held” en het centrum van protest is geworden voor een deel van de demonstranten, en dan vooral van de jongeren, beschikt met zijn fractie niet alleen achter de schermen nog over macht, maar heeft ook nog steeds een belangrijke functie in beslissende overheidsorganen. Bovendien, toen zijn fractie in de regering zat, waren zij de wrede bewakers van het kapitalistische systeem en hebben ze geen maatregelen genomen om levensomstandigheden van de arbeiders te verbeteren. In plaats daarvan hebben ze de arbeiders, tijdens de 8 jaar durende oorlog tussen Iran en Irak, massaal naar het front gestuurd. Jongeren en kinderen zijn als kanonnenvlees gebruikt voor hun imperialistische belangen of zijn vermoord zowel binnen als buiten de gevangenissen.
De jongeren, die al jarenlang door de allerlei problemen zoals armoede en onderdrukking aan de drugs zijn geraakt en in de prostitutie zijn terechtgekomen, die het zat geworden zijn dat het regime zich met allerlei aspecten van hun privéleven bemoeit en die geen perspectief op een beter leven zien, vormen het grootste gedeelte van de demonstranten. Hoewel het protest landelijk is geworden en een grote ontevredenheid en moed van de demonstranten tot uitdrukking brengt, blijft hij, door de afwezigheid van een revolutionaire perspectief en de zwakte van de arbeidersvoorhoede, het meest onder controle van en in het belang van de bourgeoisie.
Hier is niet belangrijk welke fractie de winnaar is geworden van de presidentsverkiezing. Want het resultaat is hetzelfde. In deze burgerlijke verkiezing is de bourgeoisie vanaf het begin de winnaar en zijn de arbeiders en hun kinderen, die eraan hebben meegedaan, de verliezers. De gang naar de stembus betekent voor arbeiders een steunbetuiging aan hun eigen uitbuiters en het verlies van hun stem voor een beter leven, met andere woorden: een leven zonder uitbuiting en onderdrukking.
De meeste leuzen, die door de demonstranten werden gevoerd, zijn erg reactionair en oppervlakkig (“God is groot”). Deze leuzen dragen op geen enkele manier bij aan de belangen van de arbeiders, die door de bourgeoisie steeds meer aangevallen worden op hun levensomstandigheden en die zelf geen duidelijke eisen stellen die deze omstandigheden in vraag stellen. Revolutionaire leuzen en discussies zijn in heel veel gebieden verboden. Elke eis of discussie, die het systeem of de macht van de bourgeoisie in vraag stelt, wordt door de aanhangers van beide burgerlijke fracties in de kiem gesmoord. De aanhangers van de oppositie gebruiken daarbij het argument dat elke discussie mogelijk is als Mr. Hossein Mousavi eenmaal gewonnen heeft. Dit is hetzelfde argument als dat van de religieuze groeperingen tijdens opstand in 1979, maar toen gingen de revolutionairen en bewuste arbeiders daartegen in en met grote overtuiging en intensieve discussies probeerden ze de bewustwording van de bevolking te verhogen en ontwikkelen. Daarvoor hebben ze hun levens gegeven. (Het is hier niet de bedoeling om alle verschillen, aspecten en fouten van de twee opstanden met elkaar te vergelijken).
De ultralinkse groeperingen en burgerlijke linkerfracties, die van de elke sociale onrust opgewonden raken, werden ook deze keer euforisch. Met de bekende leuze “de beweging is alles, het doel is niks” verdedigden ze kritiekloos de demonstranten in een “stap voor stap” strategie (volgens hen is de overwinning van Mousavi een stap vooruit). Ze stimuleren de bevolking om te kiezen tussen het grote kwaad en het minder grote kwaad. Dat is een onmenselijke voorwaarde en een vals argument om aan de mensen voor te leggen. Dit burgerlijke standpunt, dat al jarenlang de arbeidersbeweging beheerst, is een van de oorzaken dat de arbeidersklasse van haar eigen strijdsterrein is weggehouden en in haar bewustwording en de ontwikkeling van haar kracht en zelfvertrouwen gehinderd werd.
Het andere standpunt dat, net als het eerste, een gevaarlijke rol speelt in arbeiderbeweging, is het volgende: “een beweging zonder een machtige leider is onmogelijk”. In dit geval ook wordt aan de arbeiders alle vertrouwen in eigen macht en zelforganisatie ontnomen en worden ze onder vlag van hun uitbuiters en onderdrukkers op pad gestuurd (bijvoorbeeld onder leiderschap van Mousavi).
Wij zijn geen passieve toeschouwers en zonder enige solidariteit met de demonstranten, die immers ook gewond raken en vermoord worden. Dit betekent niet dat wij vergeten dat de oorzaak van deze ontevredenheid in het kapitalistisch systeem ligt. Wij vergeten ook niet dat dit eerste massale protest na dertig jaar een schok is voor de bourgeoisie. Het feit dat de gevestigde orde, ondanks de poging van Mousavi om de massa te stil te krijgen en de brutale repressie door de regime, nog steeds wordt uitgedaagd, maakt duidelijk dat de massa haar angst voor het regime begint te verliezen en bereid is om er tegen in te gaan. Wij weten dat een massabeweging altijd kan radicaliseren, maar nu gaan we deze acties hard bekritiseren. Juist omdat wij actief en solidair zijn.
Wat nu in de Iraanse steden gaande is, is dat niet in het belang van de arbeiderklasse zolang de beweging in illusies gevangen blijft. De ondersteuning van een fractie van de bourgeoisie (hier Mousavi) of het gebruikmaken van conflicten tussen fracties van de bourgeoisie om een protest aan te heffen, draagt op geen enkele wijze bij aan de verdediging van de belangen van de arbeiders. Verkiezingen is niet het terrein van de arbeidersstrijd. Afgezien van wie de winnaar is, het resultaat blijft hetzelfde en de arbeiders zullen nog harder uitgebuit en onderdrukt worden. Daarom is de ondersteuning van welke burgerlijke fractie of blinde acties dan ook een bevestiging van het kapitalistische systeem. Als de arbeiders en hun kinderen, die woedend en hopeloos zijn, aan een burgerlijke beweging deelnemen, gaan ze lijnrecht in tegen hun klassebelangen En ze moeten deze burgerlijke beweging dan ook onmiddellijk verlaten en met duidelijke eisen, gebaseerd op eigen klassebelangen, de strijd aanbinden tegen het hele systeem.
Als de actie in dit stadium blijft steken, zal zij de strijd en de bewustwording van de arbeidersklasse achteruitbrengen en op een grote teleurstelling uitlopen. Het is belangrijk dat de revolutionairen de beide partijen ontmaskeren en benadrukken dat de enige historische klasse en kracht die een einde kan maken aan onderdrukking en uitbuiting en echte vrijheid voor mensen kan brengen, de arbeidersklasse is. Deze massabeweging moet beslissen: òf een oplossing zoeken met behulp van een fractie van de bourgeoisie, wat de bevestiging betekent van de ellende, armoede en onderdrukking; òf een oplossing met behulp van de eigen klasse, de arbeiderklasse, wat dat een wereld betekent zonder ellende, onderdrukking en barbarisme; een wereld van het socialisme.
20 juni 2009, D.N
In een buitenwijk van Teheran Kharizaak is er een kamp opgebouwd dat doet denken aan een islamitische Holocaust, waarbij demonstranten worden ontvoerd, naar dit kamp gebracht en worden blootgesteld aan de meest verschrikkelijke kwellingen. De mensen worden streng gecontroleerd op contactvormen als internet en telefonie en een sfeer van isolement overheerst de maatschappij.
De verkiezingsfraude creëerde een nieuwe fase in de verhoudingen tussen verschillende reactionaire partijen van het Iraanse kapitalistische regime. Het kapitalistische regime in Iran heeft vanaf zijn bestaan herhaaldelijk interne conflicten gekend. Zo zijn er inconsequenties gekend tussen "liberale" partijen onder leiding van Bazargan en de politieke partij van de islamitische republiek onder leiding van Beheshti onder meer met de ontsnapping van Banisadr, een gekozen minister president van Khomeiny. Deze permanente interne strijd is een belangrijke steunpilaar voor het behoud van het regime als geheel. De schuld kan steeds geschoven worden op de ander en een werkelijke opstand wordt vermeden. De arbeidersklasse heeft geen baat bij deze conflicten waarbij er gestreefd wordt naar maximale winst en uitbuiting van de arbeidersklasse.
Maar naarmate de crisis zijn climax bereikt probeert de regering zijn hoofd boven water te houden. Om de opstand van de uitgehongerden te kunnen bestrijden is de regering genoodzaakt een interne eenheid te vormen om samen een bloedige vereffening te bereiken.
Het conflict tussen regeringspartijen van het Iraanse kapitalistische regime heeft een nieuw hoogtepunt bereikt. Dit reactionaire conflict is een gevolg van de permanente klassenstrijd. De huidige politieke crisis wordt direct veroorzaakt en beïnvloed door de kapitalistische crisis.Elke theorie die probeert de huidige gebeurtenissen op een andere wijze voor te stellen, probeert bewust wantrouwen te zaaien onder de mensen. Arbeiders, strijders wees alert en trap niet in de val van de hervormers en reactionairen, dit is niet onze strijd en hij is zeker niet voor onze belangen. Wij zijn in oorlog tegen het hele verrotte kapitalistische systeem en beide partijen zijn verdedigers van dit systeem. De bende van Mousavi probeert op een sluwe manier de manifestanten te sussen. Mohtashamipour, een ervaren pion, een van de leiders van de islamitische terroristen, ex-minister van binnenlandse zaken, één van de bevelhebbers en uitvoerder van de massamoorden van de opstandelingen in 1982 en 1988 had een voorstel gedaan aan de Raad van de behoeders van de Revolutie om de huidige politieke crisis te beëindigen met name door de oprichting van een " onderzoekingscomité van de Waarheid." Dit comité controleerde de overtredingen en schendingen. Een andere kandidaat van de hervormers, Mehdi Karoubi, een befaamde bedrieger, had de mensen opgeroepen om massaal deel te nemen aan het vrijdagsgebed in Teheran. Hij argumenteerde op een belachelijke wijze dat de demonstranten door deelname aan deze ceremonie hun stem aan Khamenei konden laten horen. Dit soort methodes wijst erop dat de regering niet de volledige macht bezit en nauwelijks controle heeft, ondanks de wanhopige pogingen. De voortdurende toevloed van demonstranten toont aan dat ondanks de systematische repressie de strijd toeneemt. De demonstranten blijven zich verzetten door hun massale deelname aan de manifestaties. De mensen zijn niet vergeten dat twee dagen na de verkiezingen Ahmadinejad door Khamenei goedgekeurd werd. Wat voor een boodschap zouden de betogers nu naar Khamenei, de beul, willen overbrengen?
Arbeiders, vrouwen en mannen, de bandieten zijn in werkelijkheid wolven in schapenvacht en sluw als een vos en ze pretenderen sympathiek te zijn. Om het Iraanse volk te kunnen bedriegen had Khamenei de Raad van de Behoeders van het islamitische regime opdracht gegeven de verkiezingen te "inspecteren." De raad die Ahmadinejad feliciteerde zegt dat ze een fout heeft begaan. De imperialistische massamedia zoals de BBC, een trouwe voordvoerder van de regeringspartij van Mousavi probeert de massabeweging van het Iraanse volk in te perken tot een zwak protest tegen de vervalsing van de verkiezing, terwijl de slogans al gauw radicaler werden en de menigte scandeerde "dood aan de dictator."De betogers negeerden het verbod ondanks de waarschuwingen van de garde. De politie dreef de betogers uiteen door te schieten en traangas te gebruiken.
Alles wijst er op dat het islamitische regime (beide partijen) op zijn hoede is en tegelijk zijn strijdkrachten mobiliseert om de demonstranten het zwijgen op te leggen.We moeten waakzaam blijven, deze tijdelijke terugtrekking is ontstaan door de massaprotesten, we moeten deze evolutie bewust volgen en ons onthouden van kortstondige euforie en zoeken om een revolutionaire analyse van de situatie en tactiek te ontwikkelen. Na elke "stap" moeten we onmiddellijk een analyse maken van de sterke en zwakke kanten van de beweging en ze kritisch evalueren.
De huidige bourgeois partijen van links tot rechts hebben tijdens de recente gebeurtenissen hun politieke standpunten laten kennen en hun plaats in de geschiedenis duidelijk gemaakt. Via hun inhoudloze en in het algemeen waardeloze discours nodigen ze de protesterenden uit om lid te worden van hun politieke partijen, zonder enige klassenanalyse en zonder een duidelijk perspectief of tactiek voor het proces van de huidige veranderingen. Ze maken misbruik van de gelegenheid om hun eigen partijen te propageren en kunnen de beweging geen revolutionair karakter geven of op de juiste manier organiseren, want iedere vorm van bewustwording - een cruciaal element in deze strijd- is afwezig. Bij een maatschappelijke explosie is een revolutionair platform van groot belang, waarin de bewustwording centraal staat. Dit is de belangrijkste taak van een communistische partij. Het is met dit kader dat de strijd zijn weg kan vinden, en niet met opportunistische grootspraak.Revolutionaire marxistische principes leren ons dat het organiseren van een revolutie een bewuste zaak is. Iedere organisatie die niet volgens deze principes te werk gaat druist regelrecht in tegen de ideeën van de revolutionaire marxisten.
Aan allen die zich verzetten, aan allen die de strijd voeren, wacht niet op de ordewoorden van de partijen van de bourgeoisie (of ze nu links of rechts zijn), neem zelf het initiatief, organiseer zelf algemene vergaderingen en creëer kringen om informatie te verspreiden. Het conflict in Iran is geen proletarische strijd, geen strijd van of voor de arbeiders. Dit is een strijd zonder strategie of perspectief.Protesteer met een duidelijk doel. We zijn in strijd tegen het gehele systeem dus onze slogans moeten het gehele systeem omvatten, het revolutionaire bewustzijn moet bevorderd worden. Met publicaties, verspreidingen van verklaringen en discussies wordt er gestreefd naar een collectieve bewustwording. Tijdens de discussies moet we het belang van internationalistische revolutionaire organisaties benadrukken, in demonstraties moet er duidelijke onderscheid zijn in onze slogans in vergelijking met die van de hervormers.
Dit conflict is er een van de bourgeoisie, we moeten ons losmaken van de gepropagandeerde illusies en de misleidingen ontkrachten. Het proletariaat, de revolutionaire klasse moet samen met zijn revolutionaire internationalistische partij strijden tegen de bourgeoisie in haar geheel. Strijders van het proletariaat, onze klasse heeft niets te verliezen, "De proletariërs hebben niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen."M. F. /1 juli 2009
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/11/152/correspondentie-met-andere-groepen
[2] https://nl.internationalism.org/tag/7/111/internationaal-bureau-voor-de-revolutionaire-partij
[3] https://www.internationalism.org
[4] https://nl.internationalism.org/tag/4/84/argentinie
[5] https://nl.internationalism.org/tag/politieke-stromingen-en-verwijzingen/internationalisten-argentinie
[6] https://nl.internationalism.org/tag/7/122/officieel-anarchism
[7] https://nl.internationalism.org/tag/2/29/proletarische-strijd
[8] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie
[9] https://nl.internationalism.org/tag/14/188/wat-de-iks
[10] https://nl.internationalism.org/tag/3/47/maatschappelijke-ontbinding
[11] https://Guardian.co.uk
[12] https://News24.com
[13] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[14] https://nl.internationalism.org/tag/3/52/terrorisme
[15] https://nl.internationalism.org/tag/4/71/frankrijk
[16] https://nl.internationalism.org/tag/2/35/deelstrijd
[17] https://nl.internationalism.org/were/104_boekenbeurs.html
[18] https://nl.internationalism.org/tag/11/153/lezersbrieven
[19] mailto:[email protected]
[20] https://nl.internationalism.org/were/106_boekenbeurs
[21] https://nl.internationalism.org/were/103_sandra.html
[22] https://nl.internationalism.org/were/101_utrecht
[23] http://www.komiteyehamahangi.com
[24] https://nl.internationalism.org/tag/4/89/iran
[25] https://nl.internationalism.org/tag/2/30/het-vakbondsvraagstuk
[26] https://nl.internationalism.org/tag/4/94/verenigde-staten
[27] https://nl.internationalism.org/Isme/323_rellencampagne
[28] https://nl.internationalism.org/were/107_debatrellen
[29] https://nl.internationalism.org/isme/316_scholieren
[30] https://nl.internationalism.org/webspecials/2006/newyorkstrike
[31] https://nl.internationalism.org/Isme/324_newyorkstaking
[32] https://nl.internationalism.org/isme/2005/321/heathrow
[33] https://nl.internationalism.org/were/103_depamf.html
[34] https://nl.internationalism.org/were/103_allem.html
[35] https://nl.internationalism.org/Isme/324_seatstaking
[36] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[37] https://nl.internationalism.org/tag/4/62/china
[38] https://nl.internationalism.org/tag/7/124/maoisme
[39] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[40] https://nl.internationalism.org/wereldrevolutie/200602/266/vier-openbare-activiteiten-van-de-iks-brazilie-een-versterking-van-de-pro
[41] https://nl.internationalism.org/tag/9/146/1968-mei-frankrijk
[42] https://nl.internationalism.org/tag/3/51/religie-en-godsdienst
[43] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-belgie
[44] http://www.internationalism.org
[45] https://pt.internationalism.org/icconline/2006_reunioes_publicas?PHPSESSID=f5016836607dddc8f8b89739034f9b5e
[46] https://fr.internationalism.org/node/1407
[47] http://opop.sites.uol.com.br/
[48] https://nl.internationalism.org/tag/4/83/midden-en-zuid-amerika
[49] https://nl.internationalism.org/tag/7/109/kommunistische-linkerzijde
[50] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[51] https://nl.internationalism.org/tag/4/65/pakistan
[52] https://nl.internationalism.org/tag/4/61/azie
[53] https://nl.internationalism.org/tag/2/33/het-nationale-vraagstuk
[54] https://nl.internationalism.org/tag/2/28/stalinisme-het-oostblok
[55] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme
[56] https://nl.internationalism.org/tag/8/132/tweede-internationale
[57] https://nl.internationalism.org/content/dreigementen-tegen-iran-de-groeiende-irrationaliteit-van-de-kapitalistische-oorlog
[58] https://nl.internationalism.org/tag/7/114/radenkommunisme
[59] https://nl.internationalism.org/tag/8/136/hollandse-en-duitse-linkerzijde
[60] https://www.lutte-ouvriere.org
[61] https://www.lcr-rouge.org
[62] https://nl.internationalism.org/tag/7/126/trotskisme
[63] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie
[64] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923
[65] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme
[66] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[67] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919
[68] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[69] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland
[70] https://www.devrije.nl/
[71] https://www.lemaroc.org/economie/article
[72] https://fr.internationalism.org/icconline/2009/philippines-turquie
[73] https://fr.internationalism.org/rinte16/regroup.htm
[74] https://nl.internationalism.org/tag/7/121/ultra-links