Door Internationalisme op
Het is de objectieve ontwikkeling van de wereldmarkt die echte nationale bevrijding in deze tijd tot een onmogelijkheid maakt. Het kapitalisme is in een historische impasse geraakt. Nu het de productiekrachten in een ongekende mate vermaatschappelijkt heeft, nu het de wereldeconomie meer heeft verenigd dan welke historische productiewijze dan ook, heeft het kapitalisme een punt bereikt waarop de tegenstellingen, inherent aan zijn productiewijze, de voltooiing van deze eenmaking beletten. De wereldwijde mensengemeenschap is door de kapitaalbewegingen een potentiële werkelijkheid geworden, maar de verwerkelijking van die gemeenschap kan slechts het resultaat zijn van de vernietiging van de kapitalistische maatschappelijke verhoudingen en het invoering van kommunistische verhoudingen door de revolutionaire arbeidersklasse. Het voortbestaan van het kapitalisme belet, inderdaad, niet alleen de ontwikkeling van de productiekrachten, maar het dreigt zelfs de mensheid mee te slepen naar de ondergang. De globale verzadiging van de markten, sinds 1914, betekende dat het kapitalisme alleen maar kon overleven dankzij de barbaarse cyclus van crisis, oorlog, wederopbouw. En met het begin van een nieuwe periode van crisis sinds 1967 is de imperialistische oorlog voor het huidige kapitalisme de enige weg vooruit. Alleen de proletarische revolutie, de vestiging van de dictatuur van het proletariaat op wereldschaal, kan voorkomen dat het kapitalisme deze laatste misdaad tegen de mensheid begaat.
De maatschappelijke verhoudingen binnen het kapitalisme - veralgemeende warenverhoudingen die berusten op het warenkarakter van de loonarbeid - zijn in een permanent conflict met de productiekrachten geraakt. De historische crisis van het kapitalisme is precies de uitdrukking van de ketening van de productiekrachten in hun warenvorm. Dit voorkomt dat de collectieve en samenwerkende karakter van de kapitalistische productie kan dienen als basis voor een werkelijk gesocialiseerde productiewijze. Omdat de mensheid alleen maar vooruitkomt door de instelling van zo'n gesocialiseerd systeem, is tegenwoordig het enige vooruitstrevende project de bevrijding van de productie van hun warenvorm, en de invoering van het kommunisme, wat alleen mogelijk is op wereldschaal. Toen de kapitalistische maatschappelijke verhoudingen in verval raakten, werden de rechts- en eigendomsvormen, die een uitdrukking zijn van deze verhoudingen, een directe factor in het ‘blokkeren’ van de productiekrachten. De nationale staat was ooit progressief, omdat hij zowel een arena schiep voor het vrije spel van de warenverhoudingen, en dus voor de groeiende eenmaking van de maatschappelijke reproductie, als een wapen was tegen de versnippering opgelegd door de feodale productieverhoudingen. Maar alhoewel het kapitalisme er steeds meer toe neigde de concurrentie binnen elke nationale staat uit te schakelen, laten de verschijnselen van staatskapitalisme en imperialisme zien dat het kapitalisme de vorm van concurrerende blokken van nationale kapitalen niet kan overstijgen.
Dus, verre van het éénmakingsproces van de sociale reproductie te dienen, staat de nationale staat een echte éénwording tegenwoordig in de weg. In een wereld die schreeuwt om de invoering van een rationeel opgebouwd systeem van productie en distributie op wereldschaal, is de nationale staat een anachronisme geworden. Naarmate de historische crisis van het kapitalisme steeds dieper wordt, wordt zijn absurditeit steeds duidelijker. Elke nationale staat probeert er in z'n eentje uit te komen, wat een eigen industrieel-agrarische infrastructuur, een eigen munt en eigen grenzen vereist. De moeite die nationale staten doen om onafhankelijk te worden, wat leidt tot een krankzinnige verdubbeling van productieve activiteiten, brengt de geweldige verspilling van productie-capaciteiten tot uitdrukking die het kapitalisme in verval kenmerkt: de onvermijdelijke verscherping van de concurrentie tussen nationale kapitalen leidt tot de gruwelijkste verspilling van menselijke en economische bronnen ooit gezien: imperialistische oorlogen.
Al de gebeurtenissen van deze eeuw tonen aan dat de bourgeoisie niet kan handelen als een echte internationale klasse. Pogingen om het kapitalisme op wereldschaal te reguleren (wat enkel inspanningen zijn om tot een kartel te komen en zo andere kapitalistische blokken krachtiger te bevechten) zijn alleen maar tijdelijk mogelijk, zoals getoond wordt door het failliet van de internationale monetaire overeenkomsten en de moeilijkheden van de Europese Economische Gemeenschap [1] in het zicht van de huidige crisis.
Omdat het kapitaal als wereldwijde maatschappelijke verhouding in zijn tijdperk van verval is terechtgekomen, is het vestigen van nieuwe nationale staten in geen enkel opzicht progressief meer. Als wereldklasse is de historische rol van de bourgeoisie uitgespeeld en is nu een reactionair obstakel geworden voor de menselijke vooruitgang. En als de bourgeoisie van de machtige hooggeïndustrialiseerde landen niet meer in staat is een factor te zijn voor de progressieve ontwikkeling van de productiekrachten, dan geldt dat des te meer voor de bourgeoisie van de achtergebleven landen, waarvan de economie stevig in de greep van de imperialistische grootmachten blijft, en die geen enkele mogelijkheid hebben om de ontwikkelde kapitalen ‘in te halen’.
Zelfs in de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog, waarin de grootste kapitalistische blokken een periode van ongekende groei doormaakten, kon men altijd wijzen op de ellende en de achterstand van de ‘Derde Wereld’ om het geklets over een ‘consumptiemaatschappij’ en een crisisvrij kapitalisme tegen te spreken. Door die hele periode van wederopbouw heen is het grootste deel van de landen van de ‘Derde Wereld’ steeds meer achterop geraakt bij de economie van de ontwikkelde kapitalen. Economische stagnatie; een ‘bevolkingsexplosie’ die bij gebrek aan voldoende industriële ontwikkeling miljoenen hongerende boeren zonder land voortbracht over heel Azië, Latijns-Amerika en Afrika; officiële corruptie en een overproductie van intellectuele lagen die niet in de economie geïntegreerd konden worden; het voortbestaan van ziekten die in de ontwikkelde landen al lang verdwenen zijn (of er nu opnieuw opduiken); genadeloze uitbuiting door inheems en buitenlands kapitaal; oorlogen, staatsgrepen en politieke instabiliteit; al deze dagelijkse realiteiten van het leven in de onderontwikkelde gebieden herinneren ons er pijnlijk aan hoezeer de zogenaamde ‘consumptiemaatschappij’ een fictie is. En vandaag de dag, nu de ontwikkelde kapitalen sukkelen met het begin van een nieuwe algemene crisis, kunnen de achtergebleven landen enkel steeds verder in ontbinding vervallen. Door hun afhankelijkheid van het wereldkapitalisme kunnen deze landen al ineenstorten als de grote naties alleen nog maar wankelen. Nu al treft de crisis de landen van de ‘Derde Wereld’ op een waarlijk rampzalige wijze, en dan vooral die landen die geen vitale grondstoffen produceren om de druk, die uitgeoefend wordt door op de imperialistische grootmachten in een poging hun eigen huid te redden, kan worden beantwoord. De pogingen om de gevolgen van de crisis af te wentelen op de zwakkere kapitalen zijn al begonnen en kunnen alleen maar erger worden naarmate de crisis zich verdiept. Landen als Ethiopië en Bangladesh werden tegelijkertijd getroffen door mislukte oogsten, hongersnood, overstromingen, inflatie, oorlog en recessie. Bangladesh is een bijzonder goed voorbeeld van de onmogelijkheid van nationale bevrijding in de huidige periode. Het regime van Sheikh Moejib [2] dat aan de macht kwam door een ‘nationale bevrijdingsoorlog’ met de onmisbare hulp van het Russische en Indiase imperialisme tegen hun Amerikaanse, Pakistaanse en Chinese rivalen, was helemaal niet in staat iets anders te doen de algemene crisis van de economie van Bangladesh nog erger te maken. Volgens officiële cijfers (Le Monde, 18.12.1974) stierven 27.000 mensen de hongerdood in de laatste twee maanden van 1974. En het enige antwoord van dit volslagen onbekwaam gebleken regime was de onderdrukking van al zijn politieke tegenstanders. De regimes die Moejib na een verbluffende reeks staatsgrepen zijn opgevolgd, hebben dezelfde gruwelijke weg gevolgd.
De verdieping van de wereldcrisis heeft ook diegenen doen zwijgen die een prachtige ‘ontwikkeling’ voorzagen, welke scheen plaats te vinden in geïsoleerde hoekjes van de ‘Derde Wereld’. Zo is Brazilië bijvoorbeeld door burgerlijke geleerden vaak beschreven als een ‘economisch wonder’, terwijl vele ‘marxisten’, die de verzadiging van de wereldmarkt ontkenden, op Brazilië wezen als bewijs voor het feit dat het kapitaal nog altijd vele afzetmarkten kon vinden door de ‘ontwikkeling’ van de ‘Derde Wereld’. In feite, zelfs op haar hoogtepunt, is de Braziliaanse expansie alleen maar mogelijk geweest ten koste van een wrede onderdrukking van de arbeidersklasse door de militaire junta, van de voortdurende armoede van miljoenen boeren en lompenproletariërs en het letterlijk tot slavernij brengen of uitmoorden van indianenstammen. De Braziliaanse economie werd gereguleerd in het belang van even roofzuchtige imperialistische machten als de Verenigde Staten, Japan, Duitsland en anderen, wier grootste zorg het was Brazilië zo snel mogelijk leeg te zuigen. Nu het droombeeld van de expansie door de crisis is verdwenen, heeft de Braziliaanse Minister van Financiën toegegeven dat de hele groei van de Braziliaanse economie van de laatste jaren gevoed werd door compleet fictief kapitaal. De economie blijft daarom alleen maar overeind zolang de andere kapitalen doorgaan iedereen in de realiteit van dat kapitaal te laten geloven. (Deze situatie is eigenlijk een weergave in het klein van de wereldeconomie, die in grote mate afhangt van het geloof in de dollar.)
Natuurlijk vond er ontwikkeling plaats in de ‘Derde Wereld’, maar alleen op dezelfde vervallen en verspillende basis als de kapitaalaccumulatie overal in deze eeuw. Elk land kent kleine stapjes vooruitgang (meestal in het voordeel van vreemd kapitaal), maar ondertussen worden traditionele economische sectoren tot ineenstorting gedreven, zonder dat daarvoor vervanging komt of voor die lagen die ervan leven. Zo komen er voor elke nieuwe fabriek en elke nieuwe industrie-arbeider in de landen van de ‘Derde Wereld’ vele krottenwijken, lompenproletariërs, werkloze intellectuelen en boeren zonder grond. Hoewel het absolute aantal proletariërs tijdens de vervalperiode toenam, is het proportionele gewicht van de arbeidersklasse in de wereldbevolking gedaald, en in de ‘Derde Wereld’ blijft het ’t laagst van allen.
“In zijn onlangs verschenen boek La classe ouvière est en expansion permanente (uitgegeven door Spartacus) heeft Simon Rubak overtuigend aangetoond dat het industriële proletariaat op wereldschaal in absolute zin toeneemt. Maar als we zijn cijfers nemen kunnen we een tabel opmaken die bij benadering ondersteunt wat wij zeggen:
Groei tussen 1950 en 1960 |
Bevolking |
Loonarbeiders (Industrie en transport) |
Ontwikkelde landen (Europa, USA, Japan, USSR) |
+ 117.000.000 |
+ 34.000.000 |
Onderontwikkelde landen (Azië, Afrika, Latijns-Amerika) |
+ 360.000.000 |
+ 13.300.000 |
In deze periode worden er voor iedere nieuwe arbeider die het kapitaal in de ontwikkelde landen voortbrengt, drie mensen geboren; in de onontwikkelde landen is de verhouding één op achtentwintig!” (Geciteerd in : M. Bérard, Rupture avec Lutte Ouvrière et le Trotskysme, Révolution Internationale, 3de druk, mei 1976).
In het algemeen verschijnen de landen van de ‘Derde Wereld’ als erbarmelijke tweederangs kopieën van de ontwikkelde landen in verval. Ieder moet zijn enorm bureaucratisch staatsapparaat, zijn gigantische militaire en ‘prestigieuze’ uitgaven hebben (standbeelden van nationale helden, nationale luchtvaartmaatschappijen, enzovoort). Zo geeft Nigeria bijvoorbeeld per jaar 220 miljoen pond uit voor zijn leger, een uitgave die 22,4% uitmaakt van het hele begroting van de federale regering. Andere ‘zegeningen’ van de kapitalistische accumulatie in de ontwikkelde landen worden ook ‘genoten’ in de ‘Derde Wereld’: complete plundering van de natuur, vervuiling, de algemene ontmenselijking van het maatschappelijk leven, vaak nog versterkt door het ineenstorten van de traditionele culturen. Inderdaad zijn vele van de basistendensen van het kapitalisme in verval - zoals het staatskapitalisme - zelfs wreder ‘ontwikkeld’ in deze landen dan in de oude metropolen. Al deze verschijnselen brengen tot uitdrukking dat deze landen verre van ‘opkomende’ of ‘jonge’ kapitalismes zijn. Het zijn integendeel de zwakste onderdelen van een aftakelend wereldkapitalisme.