Voorwoord (2005)

Printer-friendly version

De ineenstorting van het Russische blok en de USSR aan het eind van de jaren 1980 leidde tot het ontstaan van een hele reeks nieuwe naties in de voormalige Oostblokgebieden (in de plaats van de URSS betraden in feite vijftien onafhankelijke staten het wereldtoneel: Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Estland, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Letland, Litouwen, Moldavië, Rusland, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oekraïne en Oezbekistan). Evenzo viel in de nieuwe wereldorde, die ontstond na het verdwijnen van de twee imperialistische blokken die de wereld verdeelden, een West-Europese staat, Joegoslavië, uiteen in vijf nieuwe staten (Slovenië, Kroatië, Servië, Bosnië en Macedonië). Als karikatuur van hetzelfde wereldwijde verschijnsel is de centrale regering in sommige landen, met name in Afrika (zoals Congo en Ivoorkust), niet in staat te voorkomen dat rivaliserende fracties van de bourgeoisie gewapenderhand de onafhankelijkheid van hun grondgebied afkondigen.

Verre van een factor van vooruitgang in het leven van de maatschappij te zijn, werd het spoedig duidelijk dat deze nieuw gecreëerde naties, wier bestaan het gevolg is van de chaos in de wereld, deze laatste alleen maar benadrukken en slechts overleven in diepe interne wanorde.

Stammenoorlogen en etnische oorlogen worden een belangrijke doodsoorzaak op het Afrikaanse continent, dat reeds gedecimeerd is door hongersnood en ziekten:

  • het uiteenvallen van Joegoslavië ging voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog gepaard met een terugkeer van de oorlog in Europa, en wel tot twee keer toe in de jaren 1990;
  • de vijftien nationale staten die uit de puinhopen van de USSR zijn voortgekomen en die zelf, met het enorme Rusland als duidelijke uitzondering, het voorwerp zijn van de begeerte van de grootmachten, hebben niet het minste vooruitzicht op ontwikkeling, of zelfs maar op een minimum aan stabiliteit;
  • de Russische Federatie (die teruggebracht is tot de grenzen van het Rusland van het begin van de 20e eeuw), die 106 ‘autonome’ gebieden omvat die een wirwar vormen van rassen, godsdiensten, talen en bijzonderheden van allerlei aard, wordt op haar beurt bedreigd door de centrifugale krachten die het voormalige Russische Rijk reeds tot een ruïne hebben gereduceerd, zoals blijkt uit de oorlog in Tsjetsjenië, die nu al bijna tien jaar aan de gang is.

De ineenstorting van het Oostblok en de ontbinding van het Westblok hebben het geweld en de frequentie van oorlogen alleen maar doen toenemen. Vóór deze grote omwenteling werden de oorlogen fundamenteel veroorzaakt door het antagonisme tussen de twee grote rivaliserende imperialistische blokken, die hen binnen een kader hielden dat overeenstemde met hun belangen. Sinds de ondergang van deze laatsten is deze vorm van ‘regulering’ van gewapende conflicten zelf verdwenen. Deze oorlogen kunnen nu worden uitgelokt door kleinere mogendheden, of zelfs door klieken, die proberen te profiteren van de veralgemeende chaos. Dit belet de grootmachten echter niet om bij deze conflicten betrokken te raken, of zelfs als ‘aanjagers’ op te treden, wanneer zij zelf niet de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het openen van nieuwe militaire fronten. Gisteren riepen de landen van elk blok in naam van de strijd ‘tegen het totalitarisme’ of ‘tegen het imperialisme’ de uitgebuitenen op om zich te laten doden in dienst van hun uitbuiters. Vandaag de dag worden massamoorden ontketend uit naam van de ‘strijd tegen het terrorisme’ of tegen de arrogantie van de ‘Amerikaanse almacht’, voor de ‘verdediging van de mensenrechten’ of de ‘nationale onafhankelijkheid’.

Hoewel de vorm waarin de oorlogen zich sinds 1989 manifesteren is veranderd, en de propagandacampagnes die ze begeleiden en rechtvaardigen zijn geëvolueerd, blijft het imperialistische karakter ervan hetzelfde. Zij waren en blijven de uitdrukking van de vlucht vooruit van het kapitalisme in crisis, dat geconfronteerd wordt met de economische tegenspraken die het teisteren en die het niet te boven kan komen.

Het wereldproletariaat van zijn kant is, net als alle uitgebuitenen en de meest behoeftigen, verdeeld in verschillende burgerlijke kampen en is het eerste slachtoffer van imperialistische confrontaties en heeft er daarom geen enkel belang bij welke uitkomst dan ook te verdedigen. Daarom illustreert de toestand van het zieltogende kapitalisme op dramatische wijze de geldigheid en de actualiteit van de uitspraak van het “Kommunistisch Manifest” van 1848, “Proletariërs hebben geen vaderland”, evenals van de leuze waarmee het afsluit (en waarmee ook de Inauguraal Adres van de Internationale Arbeiders Associatie - IAA, Eerste Internationale, in 1864 afsloot), “Proletariërs aller landen, verenigt u”. De enige houding die in overeenstemming is met de belangen van de arbeidersklasse is die van een onverzettelijk internationalisme (dat vanaf het begin een grondbeginsel van de arbeidersbeweging is geweest), waarbij elke steun aan welke nationale of etnische fractie van de bourgeoisie dan ook wordt verworpen.

Maar naast de toespraken van de sectoren van de bourgeoisie die er rechtstreeks belang bij hebben het proletariaat en de uitgebuitenen bij dergelijke oorlogen in te schakelen, horen we vaak organisaties die beweren op te komen voor de strijd van de arbeidersklasse, of zelfs voor de ‘kommunistische revolutie’, zoals de Trotskisten, die de proletariërs oproepen deze of gene burgerlijke fractie, die progressiever, niet-imperialistisch, enz. wordt geacht, te vervoegen in haar oorlog tegen een andere. Volgens deze organisaties heeft de toepassing van een dergelijke politiek van steun aan bepaalde fracties van de bourgeoisie door de Bolsjewiki tijdens de eerste wereldrevolutie juist bijgedragen tot de ontwikkeling van de revolutie in het voormalige Russische Rijk. Op dezelfde manier moet volgens deze organisaties de oorsprong van een dergelijke politieke oriëntatie in feite bij Marx zelf worden gezocht, zoals blijkt uit de steun die hij in zijn tijd had gegeven aan bepaalde vormen van nationale bevrijdingsstrijd, zoals die in Polen of Ierland.

De arbeidersklasse wordt dus geconfronteerd met een hele reeks cruciale vragen:

  • Is de verwezenlijking van het programma van het proletariaat, d.w.z. de wereldrevolutie, de afschaffing van naties en grenzen, op een bepaalde manier verenigbaar met de deelname aan dergelijke nationale of zelfs etnische oorlogen?
  • Wat was het werkelijke standpunt van de Bolsjewiki, wat waren hun argumenten, toen zij meenden dat het proletariaat bepaalde nationale bevrijdingsgevechten moest steunen? Kunnen we ervan uitgaan dat degenen die vandaag dit standpunt innemen, trouw zijn aan de werkelijke benadering van de Bolsjewiki?
  • Hebben de Bolsjewiki, door aan te dringen op de onafhankelijkheid van de landen die het tsaristische rijk onder zijn heerschappij had gehouden (Baltische staten, Finland, Polen, Oekraïne, enz.), bijgedragen tot de versterking of de verzwakking van de ontwikkeling van de wereldrevolutie? Met andere woorden, was de bolsjewistische opvatting van de nationale kwestie juist of vertoonde zij ernstige gebreken?
  • Hoe zit het met Marx’ eigen standpunt over de nationale kwestie? Is het legitiem om het te gebruiken om bepaalde oorlogen in de huidige periode te steunen? Of moeten we ervan uitgaan dat de steun van Marx en de arbeidersbeweging van zijn tijd voor bepaalde nationale onafhankelijkheidsstrijd overeenkwam met historische omstandigheden die nu voorbij zijn?

Deze vragen worden uitvoerig beantwoord in de verschillende hoofdstukken van deze brochure, dat aan het eind van de jaren 1970 voor het eerst werd gepubliceerd. Sinds het werd geschreven, hebben de ontwikkelingen in de wereld de antwoorden die het geeft grotendeels bevestigd[1]. Niettemin hebben wij het ter gelegenheid van deze nieuwe uitgave noodzakelijk geacht de inhoud van de eerste uitgave uit te breiden met de volgende twee teksten:

  • "Internationalisme en oorlog: Lenin’s visie versus de burgerlijke visie van het huidige trotskisme"[2];
  • "Het West-Europese proletariaat in het centrum van de veralgemening van de klassenstrijd (kritiek op de theorie van de 'zwakste schakel')"[3].

De eerste tekst wordt ingegeven door de noodzaak bepaalde methoden van het trotskisme aan de kaak te stellen om het proletariaat in te schakelen in de imperialistische oorlog, zoals met name het geval was in Irak. Om een dergelijke politiek te rechtvaardigen aarzelde zij niet zich te beroepen op de standpunten die Lenin aan het begin van de 20e eeuw verdedigde met betrekking tot de nationale kwestie, maar die reeds door andere militanten van de arbeidersbeweging als onjuist werden beschouwd. Maar ook al zou Lenin zich op dit punt vergissen, dan nog heeft hij de voorwendselen met een beroep op de ‘nationale onafhankelijkheid’ van dit of dat land of nationaliteit, die door de sociaal-chauvinistische stromingen werden gebruikt om hun steun aan de imperialistische oorlog te rechtvaardigen, niet minder fel veroordeeld. Zoals deze tekst aantoont, zijn de argumenten van het trotskisme in wezen dezelfde als die van de sociaal-chauvinisten van de Eerste Wereldoorlog, die opriepen tot een fundamenteel verschil tussen twee vormen van kapitalisme en steun voor een van beide in naam van het ‘minste kwaad’

De tweede tekst wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om een tekortkoming van de eerste uitgave van onze brochure over een bepaalde kwestie goed te maken. Hoewel de inhoud van de eerste uitgave inhoudelijk volkomen geldig blijft, laat zij toch de deur open voor de onjuiste gedachte dat de toekomstige proletarische revolutie in de eerste plaats zou kunnen ontstaan in een land dat niet behoort tot de groep van de meest geïndustrialiseerde landen, en daarmee een periode van wereldburgeroorlog tussen het proletariaat en de bourgeoisie zou openen. Sindsdien hebben wij dit aspect verduidelijkt door te laten zien dat, ook al zal de revolutie natuurlijk wereldwijd zijn en alle landen beslaan, alleen de strijd van het meest geconcentreerde en ervaren proletariaat, in het hart van het kapitalisme, tegen de meest ervaren fracties van de wereldbourgeoisie, in staat is het sein te geven voor de revolutionaire wereldbrand.

Dit betekent niet dat de klassenstrijd, of de activiteit van revolutionairen, geen betekenis heeft in andere delen van de wereld, aangezien de arbeidersklasse één wereldwijde klasse is en de klassenstrijd overal bestaat waar proletariërs en kapitaal tegenover elkaar staan. Dit ontkent daarentegen niet dat de lessen en de verschillende manifestaties van deze strijd geldig zijn voor de hele klasse, waar zij zich ook afspeelt, en dat de ervaring van de strijd in de landen van de periferie ook van invloed zal zijn op de strijd in de centrale landen. Het is dus geenszins uit ‘eurocentrisme’ en nog minder uit minachting voor de perifere sectoren van het proletariaat dat wij dit document hebben geschreven, maar om de nadruk te leggen op de bijzondere en immense verantwoordelijkheid die rust op de schouders van het proletariaat van de centrale landen, een verantwoordelijkheid die het op zich zal moeten nemen om de kommunistische revolutie mogelijk te maken.

(maart 2005)

 

[1] In onze Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, zijn wij er verschillende malen op teruggekomen, zowel op theoretisch vlak (zie de artikelenreeks over “Het debat tussen revolutionairen in de Tweede en Derde Internationale” in de nrs. 34, 37 en 42) als op het vlak van de illustratie van onze analyse (zie de artikelenreeks die de “Balans van 70 jaar strijd voor nationale bevrijding” opmaakt in de nrs. 66, 68 en 69, waarvan de eerste twee delen zijn gepubliceerd in de Nederlandstalige Internationale Revue nr. 14)

[2] Deze tekst is gebaseerd op The national question today: response to the CRI (Communiste Révolutionnaire Internationaliste, een afsplitsing van Parti des Travailleurs). Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 119, 4e kwartaal 2004.

[3] Dit is een artikel dat is gepubliceerd in de Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 31, 4e kwartaal 1982, alsmede in de Nederlandstalige Internationale Revue nr. 19 onder de titel: Kritiek van de theorie van de ‘zwakste schakel’: Het proletariaat van West-Europa in het hart van de klassenstrijd

 

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

Theoretische vraagstukken: 

Rubric: