Door IKSonline op
Het kapitalisme is een systeem dat dood en verderf zaait. Door de corona-epidemie zijn er in Nederland 16.000 extra mensen gestorven en honderdduizenden definitief van hun middelen van bestaan beroofd. Volgens de Wereldbank leeft in Nederland 16,8% van de bevolking in armoede en is het aantal mensen dat een beroep moet doen op de voedselbank met tientallen procenten is toegenomen. Door de ‘toeslagenaffaire’ zijn er 25.000 gezinnen met schulden opgezadeld die ze in hun hele leven niet meer kunnen afbetalen. Door de gaswinning in Groningen zijn honderdduizenden woningen beschadigd en staan tienduizenden woningen op instorten.
Volgens “stand.nl”, een programma op NPO radio1, zou de coronacrisis de boventoon gaan voeren in de verkiezingscampagnes; maar niets in minder waar. Het feit dat de coronacrisis het leven van de hele bevolking al een jaar lang op hun kop zet, het feit dat de regering Rutte gefaald heeft om de mensen voldoende bescherming te bieden tegen het virus, het feit ook dat de zorg voor de zieken en ouderen aan haar lot werd overgelaten, vormen niet het belangrijkste thema in de campagne. Tegelijkertijd gaan de debatten ook nauwelijks over de acute problemen die hierboven zijn vermeld.
Een stelling in het debat van 28 Februari 2021op RTL, over de aanpak van de coronacrisis, lokte wel een heftige reactie uit van de PVV, bijgevallen door de SP,over de jarenlange bezuinigingen op de gezondheidszorg waardoor mensen met een ‘gewone’ ziekte voortdurend moeten wijken voor coronapatiënten. En dan is er natuurlijk nog het punt over de vaccinatiestrategie, maar voor de rest wordt de coronacrisis, en alle gevolgen van dien voor de bevolking, vandaag en morgen, uit de weg gegaan. Bij gebrek aan een wezenlijk andere politiek, blijkt geen van de oppositiepartijen bereid om zijn handen te branden en de regeringspartijen (VVD, CDA, D’66 en CU) hierover het vuur aan de schenen te leggen.
De verkiezingen als een legimitatie voor de macht van de burgerlijke klasse
In de aanloop naar de verkiezingen is de bourgeoisie meer dan ooit verenigd rondom één centraal thema: de burgers en vooral de arbeiders ervan te overtuigen dat ze moeten stemmen, dat iedere stem telt, dat stemmen een ‘must’ is, zelfs een burgerplicht. Alle democratische instellingen worden gemobiliseerd om deze boodschap over te brengen, waarvoor omvangrijke en vaak dure mediacampagnes wordt ingezet. Daarbij roept ze desnoods op huichelachtige wijze de heldhaftige strijd in herinnering, die de arbeidersbeweging in de 19e eeuw heeft moeten voeren om dit recht voor zichzelf te verwerven.
Parlementaire verkiezingen vormen een van de belangrijkste momenten in een democratie om de heerschappij van een kleine minderheid van kapitalisten over de maatschappij te legitimeren. Door aan de verkiezingen deel te nemen, geven de rechteloze uitgebuiten de kapitalistische staat het democratische vernis dat hij nodig heeft om de heerschappij over de maatschappij uit te oefenen ten gunste van de bourgeoisie. De hoogte van de opkomst bij de verkiezingen moet de graadmeter zijn voor de legitimiteit van de verkozen volksvertegenwoordiging en de regering, die op grond daarvan wordt samengesteld.
Het valse debat van het wel of niet stemmen
Anarchisten roepen vaak op om niet te stemmen en voeren daar dan allerlei acties omheen. Ongewild richten ze door dergelijke acties juist sterk de aandacht op het systeem van de verkiezingen, dat voor de arbeidersstrijd echter van geen enkele betekenis meer is. De laatste jaren overheerst ook steeds meer de roep om sowieso te gaan stemmen met de bedoeling de burgerlijke democratie te verdedigen tegen de opkomst van extreemrechtse of als fascistisch bestempelde partijen. Sommige groepen plaatsen daar de kanttekening bij dat de verkiezingen niet echt democratisch zijn en dat er eigenlijk“jaarlijkse of tweejaarlijkse verkiezingen”georganiseerd zouden moeten worden (Communistisch Platform, Zijn jullie democraten?).
Revolutionairen wijzen deze pleidooien en oproepen af, omdat de verkiezingen een evenement is dat op een burgerlijk terrein plaatsvindt en de arbeidersklasse als van elkaar afgezonderde individuen onderwerpt aan het volle gewicht van de campagne, aan de hoogmis van de burgerlijke democratie, die geen ander doel heeft dan de arbeiders te binden aan het perspectief van de bourgeoisie.
Als ultralinks namelijk oproept om voor de ‘top’ te stemmen en de strijd aan ‘de basis’ voort te zetten, onderwerpt ze de arbeiders eveneens aan het volle gewicht van de burgerlijke ideologie. Terwijl de verkiezingen geen andere bedoeling hebben dan de arbeiders te atomiseren, te intimideren en te verlammen om ze uiteindelijk een keuze te laten maken, die er niet een is, versterkt ultralinks de misleiding dat de arbeiders op het terrein van de verkiezingen enig voordeel zouden kunnen behalen. En door ze over te halen om zich, zelfs in het geheim, uit te spreken voor een op andere burgerlijke partij, maakt ze de arbeiders ‘medeplichtig’ aan het bestuur door de klassevijand. Deze vorm van klassencollaboratie werkt op een uiterst schadelijke wijze in op het bewustzijn in de klasse.
Arbeidersbeweging en parlementaire democratie
In tegenstelling tot de 19e eeuw, toen er door de strijd buiten het parlement in combinatie met druk binnen het parlement nog blijvende hervormingen afgedwongen konden worden en verkiezingen dus wel belangrijke momenten van mobilisatie waren voor de arbeidersbeweging, vormen de verkiezingen tegenwoordig een terrein waarop er voor haar geen enkel voordeel te behalen valt. Onder invloed van de tendens tot staatskapitalisme in de periode van het verval worden de echte politieke beslissingen immers niet meer door het wetgevende parlement genomen, maar achter de schermen door de uitvoerende staatsorganen.
Niettemin bleef het omhulsel van de burgerlijke democratie met haar parlementaire hart in de periode van het verval van het kapitalisme gehandhaafd in de vorm van een dummy om de arbeiders om de tuin te leiden: het moest de indruk te wekken dat hun stem in de democratie van de 20e eeuw nog steeds van betekenis is. Maar “de enige functie die het parlement nog kan vervullen en waaruit zijn voortbestaan kan worden verklaard, is een functie van bedrog. Sindsdien is er voor het proletariaat een eind gekomen aan iedere mogelijkheid om nog gebruik te maken van het parlement.”(Platform van de IKS; 8. Het parlementaire en verkiezingsbedrog)
“In het voorbije historische tijdperk [van de 19e eeuw] heeft het parlement als instrument van het kapitalisme in ontwikkeling, in zekere zin, meegewerkt aan de vooruitgang van de geschiedenis.” (The Thesis on The Communist Parties and Parliamentarism, Tweede Congres van de Derde Internationale, augustus 1920) Het parlement en de verkiezingen vormen nu echter niet langer de plaats waar de arbeidersklasse haar collectieve macht tot uitdrukking kan brengen. Tegenwoordig kan iedere bemoeienis en activiteit van de werkende klasse op dat terrein alleen maar de illusie versterken dat er op die manier nog enige vooruitgang kan worden gerealiseerd voor de overgrote meerderheid van bevolking, welke door de arbeidersklasse wordt vertegenwoordigd. Het parlementaire terrein en de daarmee gepaarde gaande verkiezingen is, van een strijd terrein dat gebruikt kon worden door het proletariaat, verworden tot een burgerlijk wapen van misleiding.
Dit werd krachtig onderstreept op het Tweede Congres van de Derde Internationale. “In het licht van de verwoestingen, verduistering, roof en vernietiging door het imperialisme, verliezen parlementaire hervormingen, die totaal gebrek aan samenhang, duurzaamheid en orde vertonen, elke praktische betekenis voor de werkende massa's... In de huidige tijd kan het parlement, voor de kommunisten, in geen enkel geval, nog dienst doen als de arena voor de strijd voor hervormingen en verbeteringen van de levensstandaard van de arbeidersklasse, zoals dat het geval was op bepaalde momenten in het vorige tijdperk. Het brandpunt van het politieke leven is volledig en voorgoed naar buiten de grenzen van het parlement verschoven.”(The Thesis on The Communist Parties and Parliamentarism, Tweede Congres van de Derde Internationale, augustus 1920) Met andere woorden: “In het kapitalisme in verval zijn parlement en verkiezingen een maskerade. Elke oproep om deel te nemen aan het parlementaire circus versterkt enkel de leugen die verkiezingen voorstelt als een werkelijke keuze voor de uitgebuiten”. (Basisstandpunten IKS).
Moet de arbeidersklasse de democratie verdedigen tegen het extreemrechtse of fascistische gevaar?
Net als met de deelname aan de verkiezingen, waar de revolutionairen in de 19e eeuw nog wel actief aan deelnamen en propaganda voor voerden, vormt de verdediging van de democratische rechten voor de revolutionairen geen ‘principiële’ kwestie. Het standpunt van de revolutionairen op dit punt is afhankelijk van en gebaseerd op de historische voorwaarden.
In de periode van opkomst van de het kapitalisme verdedigden de revolutionairen, hand in hand met de liberale (=vooruitstrevende) bourgeoisie, de burgerlijke democratische rechten en vrijheden tegen de absolutistische macht van de feodale adel. Het marxisme stond in die periode dan ook op het standpunt dat revolutionairen “gebruik moeten maken van de burgerlijke democratie want ze is, vergeleken met het feodalisme, een geweldige historische vooruitgang”, terwijl tegelijkertijd “geen moment mag worden vergeten dat deze ‘democratie’ burgerlijk van karakter is en dat ze historisch bepaald en beperkt is”. (Lenin, Keuze uit zijn Werken III, ‘Democratie’ en Dictatuur)
Maar in de periode van verval nam de burgerlijke democratie een totalitair karakter aan, waarbij de staat (democratisch, fascistisch, of stalinistisch) steeds meer macht naar zich toetrok. De propaganda werd daarbij een van de meest verraderlijke en krachtige instrumenten. De Nazi’s beseften in de jaren 1930 al heel goed het belang van de massamedia en hoe ze met behulp van de radio hun propaganda konden brengen tot op de keukentafel. Met behulp van de moderne communicatietechnieken dringt het publieke domein van ‘Big Brother’ (George Orwell) ook in de westerse democratie de meest intieme sferen van ons persoonlijke leven binnen en worden we hierdoor permanent en systematisch onderworpen aan de meest verfijnde vormen van manipulatie.
Net als bedrijven doen politieke partijen aan marketing, verkopen zich als een schoenenmerk en prijzen hun beste ‘waren’ aan. Reclame is geen vies woord meer en een politieke boodschap verkopen gaat op dezelfde manier als een merk branden. De partijen laten zich bijstaan door professionele campagneteams, schuiven iemand naar voren als het gezicht van de partij die goed ‘overkomt’ bij het publiek, dat ze naar de stembus wil lokken. Regelmatige peilingen moeten de partijen op de hoogte houden van de vorderingen die ze maken in het verwerven van de sympathie en steun van de kiezer. In de democratie anno 2021 laat men ons dus niet alleen producten kopen die we niet nodig hebben, maar ook politici kiezen waarvan we weten dat ze ons belachelijk maken.
Terwijl ultralinks oproept de burgerlijke democratie te verdedigen tegen het dreigende gevaar, dat zou komen van extreemrechts, riep Lenin in 1918 op tot de vernietiging van deze democratie en haar vervanging door de dictatuur van het proletariaat, omdat zij niets anders is dan een vijgenblad van de dictatuur van het kapitaal. “(…) dat de democratische republiek, de grondwetgevende vergadering, algemene verkiezingen, enzovoort, in werkelijkheid dictatuur van de bourgeoisie betekenen, en dat er, om de arbeid te bevrijden van het juk van het kapitaal, geen andere weg bestaat dan die van het vervangen van deze dictatuur door de dictatuur van het proletariaat.” (Lenin, Keuze uit zijn Werken III, ‘Democratie’ en Dictatuur)
In wezen“verschilt de ‘democratie’, een bijzonder huichelachtige vorm van burgerlijke heerschappij, niet fundamenteel van andere vormen van kapitalistische dictatuur zoals stalinisme en fascisme”. (Basisstandpunten IKS) Dit is het fundamentele verschil in benadering tussen de proletarische politiek en de burgerlijke politiek, die ultralinks ons voorhoudt met haar oproep tot het verdedigen van de democratie tegen de opkomst van het zogenaamde fascisme.
Hoe de bourgeoisie de toenemende afkeer van de burgerlijke politiek tegengaat
De fase van de ontbinding van het kapitalisme, welke definitief haarbeslag kreeg met de ineenstorting van het Oostblok, en de daaropvolgende campagne over de dood van het kommunisme heeft de strijd van de arbeidersklasse zichtbaar teruggeslagen. Haar vertrouwen in eigenkracht en zelfs het bewustzijn van haar identiteit als klasse tegenover het kapitaal is aanzienlijk aangetast. Tegelijkertijd wordt ze geconfronteerd met een politiek offensief van de bourgeoisie door het ontstaan van allerlei populistische partijen. De uitbraak van de coronacrisis, die de fase van de ontbinding van het kapitalisme zelfs nog een extra dimensie heeft gegeven, maakt de moeilijkheden voor de proletarische strijd omvangrijker dan ooit.
Onder dergelijke omstandigheden is de verleiding zeer groot om toch weer vertrouwen te stellen in een of andere politicus en te gaan stemmen. Vooral als die verleiding nog eens extra kracht wordt bijgezet door de opkomst van partijen wier propaganda appelleert aan de diepste gevoelens en zorgen die bij iedereen leven en die zich afzetten tegen gevestigde kaders van de ‘oude’ politiek, zonder overigens een werkelijk alternatief te bieden. En dankzij de geavanceerde communicatietechnieken zijn ze tegenwoordig in staat om hun boodschap ook heel geraffineerd voor het voetlicht brengen en zo veel kiezers te mobiliseren. Deze populistische stroming heeft sinds het begin van de 21e eeuw veel aan invloed gewonnen in Nederland, waardoor er momenteel zelfs drie populistische partijen meedoen aan de verkiezingen.
Het voortdurend opduiken van nieuwe partijen (deze keer doen er maar liefst 37 partijen mee aan de verkiezingen voor het parlement) is een uitdrukking van de toenemende fragmentatie en versnippering van het burgerlijke politieke apparaat als gevolg van het ‘ieder voor zich’, dat ook de bourgeoisie zelf steeds meer aantast. Het leidt tot een verlies van controle over haar politieke spel doordat het de vorming van een stabiele regering steeds moeilijker maakt. Maar de bourgeoisie zou geen heersende klasse zijn als ze ook dit nadeel niet zou omzetten in een voordeel en deze effecten van de ontbinding zou gebruiken om haar invloed op de arbeidersklasse te versterken.
Het ontstaan van al deze nieuwe partijen heeft namelijk het bijkomende voordeel dat ze, door het opkloppen van de tegenstellingen, delen van de bevolking en van de arbeidersklasse in het bijzonder weer naar de stembus kunnen - en ook doen - lokken, die zich hadden afgekeerd van de verkiezingen omdat ze zich niet gehoord voelden door de ‘elite’. Daarmee versterken ook deze partijen in feite de legitimiteit van de democratie als het politieke systeem waarin iedereen zogezegd in gelijke mate wordt betrokken en invloed heeft op de beslissingen, die op het niveau van de staat worden genomen.
De ontwikkeling in de afgelopen twintig jaar heeft verschillende voorbeelden laten zien van dit soort nieuwe protestpartijen. In mei 2002 haalde de Lijst Pim Fortuyn (LPF) als nieuwkomer liefst 26 zetels in de Tweede Kamer. In 2006 haalde de groep Wilders, als nieuwkomer, 9 zetels in de Tweede Kamer. In 2019 werd Forum voor Democratie, als relatieve nieuwkomer, met 12 zetels de grootste partij in de Eerste Kamer. Het resultaat voor de bourgeoisie is dat de opkomt bij de verkiezingen in de laatste 20 jaar, die voor het Europese parlement uitgezonderd, nagenoeg niet is gedaald.
Opkomst en invloed van de ‘identiteitspartijen’
Een andere tendens die in de afgelopen 20 jaar in opkomst kwam, is het ontstaan van partijen geënt op een bepaalde identiteit. Identiteit betekent: ‘je stemt wat je bent, niet op wat je vindt’. Steeds meer politieke partijen werden opgericht met het oogmerk om een bijzondere groep uit de maatschappij te mobiliseren en naar het stemhokje te lokken: de ouderen, de dierenliefhebbers, de migranten, de vrouwen, de holebi’s, enzovoort. Opvallend is dit keer bijvoorbeeld ook het grote aantal vrouwen dat is verkozen tot lijsttrekker van hun partij, wat zeker van invloed zal zijn op het stemgedrag op de dag van de verkiezingen.
Ook de populistische partijen, zoals Forum voor Democratie van Thierry Baudet, JA21 van Joost Eerdmans, de PVV van Wilders, zijn in feite identiteitspartijen. Alle drie wenden ze voor op te komen voor een specifieke maatschappelijke groepering: in dit geval voor de ’doorsnee’ blanke mannelijke Nederlander, niet alleen tegen de zogenaamde ‘elite’, maar vooral tegen de mensen van andere nationaliteiten of culturen die de authentieke Nederlandse ‘samenleving’ zouden aantasten of zelfs bedreigen. Het is niet toevallig dat de rechts-populistische fractie in het Europese parlement, waar de PVV zich bij heeft aangesloten, de naam “Identiteit en Democratie” draagt.
Ook aan de linkerzijde zijn er partijen die de kwestie van de identiteit centraal stellen, zoalsBIJ1. Deze partij is heel actief geweest in de protesten van “Kick Out Zware Piet”. Sylvana Simons, de oprichter van de partij, en andere leden van BIJ1 hebben afgelopen zomer protestmanifestaties van Black Lives Matter toegesproken. “Socialisme.nu” (IS) heeft nauwe banden met BIJ1 en verdedigt haar politiek met grote regelmaat. “Grenzeloos” (SAP) heeft deze partij een podium gegeven door de publicatie van een bijdrage van Sylvana Simons op haar website. “Socialistisch Alternatief” noemt BIJ1 als een van de drie partijen waarop bij de komende verkiezingen voor de Tweede Kamer verkiezingen gestemd moet worden. Ook radicaal links schuwt het identiteitsdenken dus niet.
Afgezien van het feit dat BIJ1 beweert het parlement te willen gebruiken om fundamentele veranderingen tot stand te brengen, wat dus niet mogelijk is zoals we hierboven hebben uiteengezet, schuwt deze partij radicale taal niet.“Kapitalisme hoort bij imperialisme, hoort bij kolonialisme, hoort bij uitbuiting” en daarbij “is er altijd een context van racisme, seksisme, patriarchaat en religie aanwezig”, laat Sylvana Simons ons weten. Dat het kapitalisme van BIJ1 van alles de schuld krijgt, is niet veel meer dan de vlag die de lading moet dekken, getuige haar centrale leus in de huidige verkiezingen, die niet is: ‘vernietig het kapitalisme’, maar “BIJ1 bekent kleur”.
Laten we wel wezen: een linkse identiteitspartij als BIJ1 is geen tegenstander van het kapitaal, maar een verlengstuk ervan. BIJ1 heeft tot taak om het ongenoegen dat wordt aangewakkerd door de onderdrukking van zwarte mensen, en vooral donkere vrouwen,en het nadenken dat daarmee binnen de arbeidersklasse op gang gebracht wordt over het systeem dat dit racisme veroorzaakt, te kanaliseren naar burgerlijke politieke doelen en instellingen. En met haar politiek van de verhulling van de fundamentele tegenstelling tussen de bourgeoisie en de arbeidersklasse en deze te vervangen door de tegenstelling gebaseerd op ras en huidskleur, draagt deze zogenaamde antikapitalistische partij in niet onbelangrijke mate bij tot de mobilisatie van de kiezers voor de verkiezingen van 17 maart aanstaande.
Tegen iedere vorm van klassencollaboratie
De vooruitzichten voor de komende periode, de periode van de coronacrisis, maar zeker ook de periode daarna, zijn verre van rooskleurig. Als de regeringen er al in slagen om de huidige pandemie enigszins (maar nooit helemaal) onder controle te krijgen, dan is er in wezen niets opgelost. Dit geldt voor de relatie tussen de mens en de natuur, die nog iedere dag geweld wordt aangedaan door het kapitalisme, waardoor dit soort virussen gemakkelijk opnieuw kunnen ontstaan. Dat geld ook voor de nieuwe economische recessie, die al was begonnen voordat de coronacrisis ons in haar greep hield. In de huidige verkiezingen komen deze punten nauwelijks ter sprake, alleen wordt er geopperd dat de hoogste inkomens meer zouden moeten bijdragen.
De snel toegenomen verslechtering van onze levensomstandigheden worden niet opgelost door op een partij te stemmen. En de partijen die meedoen aan de verkiezingen, groot en klein, radicaal of gematigd, geïnspireerd door protest of identiteit, met een programma of een anti-programma, hebben geen oplossing. Als ze de uitgebuite klasse desondanks oproepen om met haar uitbuiters samen te werken, dan is dit een valstrik die de revolutionairen ongenadig moeten aanklagen en ontmaskeren. Dit soort politiek, zelfs als die beweert ongelijkheid en achterstelling te bestrijden, ondergraaft de zelfstandige strijd van de arbeidersklasse voor haar eigen emancipatie, terwijl dat het enige terrein is waarop de toenemende ellende en barbarij een halt kan worden toegeroepen.
Dennis / 06-03-2021,