Door Wereldrevolutie op
De wereld zakt voortdurend verder weg in de chaos: de armoede verbreidt zich tot in het hart van de meest ontwikkelde landen toe, de massale en langdurige werkloosheid spaart niemand meer, de oorlog tussen staten raakt haast alle continenten. Toch blijft de bourgeoisie ondanks deze voortdurende vernietiging spreken over welzijn, voorspoed, vooruitgang: waar is de vooruitgang in de oorlog die praktisch overal de bevolking neermaait en steden, velden en bossen vernietigt? Waar is het welzijn wanneer elke dag duizenden mensen de hongerdood sterven? Waar is de voorspoed wanneer geen enkele arbeider op deze aarde kan weten hoe zijn toekomst eruit ziet?
Geconfronteerd met die paradox kan men zich afvragen hoe een maatschappij die vooruitgang boekt en steeds meer welzijn en veiligheid biedt, juist het tegengestelde over de mensheid uitstort. Waardoor komt dat? Is het een noodlot? De bourgeoisie heeft haar antwoorden klaar: ze vertelt ons dat het komt omdat de mensen ‘slecht’ zijn, omdat er een gebrek is aan democratie, dat het om tijdelijke economische moeilijkheden gaat tengevolge van een slechte regeling van de geldstromen, van een prijsstijging van de grondstoffen op de markten, van immorele speculatie op diezelfde markten, enzovoort.
Dat alles vloekt met de werkelijke omstandigheden. Bovendien horen we die argumenten al jaren, zonder dat de situatie ooit verbeterd is, integendeel. Dus: waarom zo’n rampspoed na al de vooruitgang die de mensheid heeft mogen beleven? Waarom zoveel ellende terwijl er zoveel rijkdom tot onze beschikking staat? In feite gaan die zogenaamde verklaringen - opzettelijk - voorbij aan de enige realiteit die ons in staat stelt de zaak te begrijpen. Die realiteit, dat is de economische wereldcrisis. En wanneer wij, revolutionaire marxisten, vandaag van crisis spreken, dan is dat niet op dezelfde gronden als de bourgeoisie. Wij hebben het over een onoverkomelijke crisis, die het failliet tekent van het kapitalistisch systeem.
Voor die bewering steunen we ons niet op een eenvoudige ‘fotografische’ observatie, maar op heel de marxistische analyse van de ontwikkeling van het kapitalisme. Op basis daarvan stellen we dat het kapitalisme zich al bijna een eeuw in zijn vervalfase bevindt, en dat in deze fase - in tegenstelling tot de fase van opkomst - de kapitalistische crisis een onoverkomelijk element wordt, waarvan de uitkomst alleen kan zijn: ofwel de vernietiging van de mensheid en van alle verwezenlijkingen van haar ontwikkeling doorheen de geschiedenis, ofwel het overstijgen van de dodelijke tegenstellingen van het kapitalisme door de arbeidersklasse in haar gevecht voor de opbouw van een nieuwe maatschappij.
In die zin is het verval voor ons, marxisten, het fundamentele raamwerk van de analyse om de huidige situatie te begrijpen. Zonder dat raamwerk is het niet alleen onmogelijk de realiteit van de huidige wereld te begrijpen, het is dan ook onmogelijk van een realistisch perspectief uit te gaan, Want verre van ons tot demoralisatie, tot ‘no future’ te brengen, legt de marxistische theorie van het verval de grondslag van het perspectief van het kommunisme, dat niet het resultaat is van de goede wil van de mensen, maar dat steunt op een complete analyse van de ontwikkeling van de menselijke maatschappijen: het historisch materialisme.
De ontwikkeling van de maatschappijen in de geschiedenis
De vervaltheorie is geen uitvinding van de IKS. Het is integendeel een concept dat centraal staat in de marxistische analyse van de ontwikkeling van de menselijke maatschappijen, centraal in het historisch materialisme. Bij de ontwikkeling van hun werkmethode begonnen Marx en Engels ermee de sociale ontwikkeling van de mensheid te analyseren als sleutel voor het begrip van de ontwikkeling van de hedendaagse samenleving. In hun onderzoek ontdekten beide grondleggers van het marxisme dat de menselijke samenleving zich organiseert rond de productie, rond de eerste en centrale activiteit van de mens. Daarom tekenen de sociale verhoudingen zich af in de organisatie van de productiemiddelen.
Door het vraagstuk meteen op historisch vlak te bekijken, kwamen ze tot een analyse van hoe de ontwikkeling van de productiemiddelen en hun organisatie de maatschappelijke ontwikkeling [organisation] beïnvloedden. Kort samenvattend kunnen we stellen dat de ontwikkeling van de productiemiddelen, nodig voor de hoeveelheid te bevredigen behoeften een dergelijk niveau bereikte dat de organisatie van die middelen voor de productie onaangepast werd, en tenslotte zelfs een belemmering. De organisatie van de productie moest diepgaand worden veranderd opdat de bestaande productiemiddelen maximaal zouden kunnen worden aangewend en hun ontwikkeling voortgezet.
Die aanpassing was niet zachtzinnig: zoals we al zeiden tekent de maatschappelijke organisatie zich af rond de productie, en tot op heden moet de mensheid de schaarste beheren. Daaruit ontstaat noodzakelijkerwijze het bezit, de eigendom, de uitbuiting... Rond de productie kristalliseren zich dus belangen en macht. Het in vraag stellen van de organisatie van de productie komt dus neer op het in vraag stellen van de economische, politieke en sociale posities van de heersende klassen. Pas door een min of meer gewelddadige breuk kan die verandering plaatsvinden.
Daarom verloopt de ontwikkeling van de productie-middelen niet op een rechtlijnige manier, zonder breukpunten, in een voortdurende opgang. Daarom doorloopt elk productiesysteem een fase van verval, waarin de ontwikkeling van de productiemiddelen in botsing komt met hun organisatie zonder dat dit tot een oplossing komt, terwijl zich in de maatschappij de revolutionaire krachten loskomen tegenover de reactionaire krachten die vasthouden aan hun privileges.
In de Romeinse maatschappij was de productie georganiseerd rond de slaven, die werkten, en de meesters, die hen lieten werken. Die productiewijze maakte de ontwikkeling van de productie mogelijk tot op een niveau waarop problemen ontstonden: om te blijven produceren, waren meer slaven nodig, slaven die in feite oorlogsgevangenen waren, maar de geografische limieten van de oorlog, met de middelen waarover men toen beschikte, werden bereikt. Bovendien vereiste de ontwikkeling van de productietechnieken een meer geperfectioneerde arbeidskracht, die niet door de slavernij kon leveren... Men ziet in dit voorbeeld dat de wijze waarop de productie georganiseerd was steeds minder was aangepast aan de productie, en dat om de productie te kunnen blijven ontwikkelen, die organisatie, die tot dan toe de ontwikkeling mogelijk gemaakt had, deze nu gaat belemmeren, ze wordt er een hindernis voor.
Daarom werden de slaven bevrijd en werden ze lijfeigenen. Op zijn beurt heeft het feodale systeem de ontwikkeling van de productie mogelijk gemaakt totdat deze zo’n hoogte bereikte dat ze opnieuw op een hindernis stuitte. Het zijn de kapitalistische verhoudingen die de middeleeuwse producent omvormen tot de vrije mens die zijn arbeidskracht verkoopt aan de kapitalist. Opnieuw krijgt de productie een organisatie die haar ontwikkeling mogelijk maakt. Het is een ongekend snelle ontwikkeling die de mensheid voor het eerst in de gelegenheid stelt zich te bevrijden van de schaarste.
De overgang van de ene productiewijze naar de andere verloopt niet rechtlijnig of zonder horten en stoten, als het ware van de ene opgang naar de andere. Want de productiewijze vertaalt zich in sociale verhoudingen en in een eigen sociale organisatie. Daarin verdedigt de heersende klasse met alle middelen haar belangen tegen het perspectief op omverwerping van de gevestigde orde. Gedurende die tijd leidt de groeiende onverenigbaarheid tussen het niveau dat door de productie werd bereikt en de wijze waarop zij is georganiseerd tot steeds sterker stuiptrekkingen. Het verval begint dus wanneer de productieverhoudingen een belemmering gaan vormen voor de ontwikkeling van de productie. Het verval duurt voort zolang er geen nieuwe productieverhoudingen kunnen worden ingevoerd. Het verval is de periode van failliet van de oude maatschappij, zolang een nieuwe niet kan worden gegrondvest.
Het kapitalisme ontsnapt zoals we hebben gezien natuurlijk niet aan deze regel. Maar het verval van het kapitalisme onderscheidt zich van de vervalperiodes uit het verleden door het feit dat in de vorige maatschappijen de kiemen van de nieuwe maatschappij al bestonden en zich konden ontwikkelen binnen de oude maatschappij. Binnen de feodale maatschappij veroverde de bourgeoisie geleidelijk de economische macht en vormde zij de productie tegelijkertijd al voor een groot deel om voordat ze aan de politieke macht kwam. In het kapitalisme niets van dat alles. De revolutionaire klasse, het proletariaat, kan geen nieuwe productie-verhoudingen instellen zonder de bestaande te vernietigen. Daarin schuilt heel de ernst van het kapitalistisch verval.
We zien dus duidelijk dat voor marxisten verval geen moreel begrip is. De marxisten ontwikkelen het begrip verval als een wetenschappelijk, materialistisch concept, dat wil zeggen steunend op de materiële ontwikkeling van de menselijke maatschappijen. Dat die periodes gekenmerkt worden door de hebzucht en de ontbindende moraal van de heersende klassen, zullen we niet ontkennen: we beseffen heel goed dat de historische blokkering van de ontwikkeling van de productiekrachten worden weerspiegeld op alle vlakken van de menselijke maatschappij. Maar het verval is geen economische theorie en Marx heeft zich nooit beperkt tot de kritiek van de economie. Maar dat neemt niet weg dat de verklaring ervan zich duidelijk op materialistisch terrein bevindt.
De eigenheid van het verval van het kapitalisme
Toen de Kommunistische Internationale van “het tijdperk van oorlogen en revoluties” sprak kon ze niet beter samenvatten wat het kapitalisme in verval de mensheid zou bieden. Het kapitalisme schiep in de loop van zijn opgang inderdaad het ideale raamwerk voor zijn ontwikkeling, dat van de natie. Het is rond de naties dat het kapitalisme zijn eigen ontwikkeling verzekerde, vanuit dat raamwerk stortte het zich in de verovering van de kolonies, en binnen dat raamwerk vallen de concurrentieverhoudingen die momenteel door de crisis op de spits worden gedreven. De enige oplossing voor de bourgeoisie om uit de overproductiecrisis te geraken is de oorlog. Oorlog mondt uit op een periode van wederopbouw, die stukloopt op een nieuwe crisis van overproductie.
We kunnen de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode moeiteloos plaatsen aan het begin van de twintigste eeuw: de Eerste Wereldoorlog, de eerste in de geschiedenis van de mensheid, geeft duidelijk uiting aan de nieuwe situatie. De wederopbouw die erop volgt leidt al snel tot een crisis zonder voorgaande, in de jaren 1930, en daarna op een Tweede Wereldoorlog. We zien hoe zich de cyclus “crisis-oorlog-wederopbouw-nieuwe crisis” aftekent, maar dit is geen cyclus die zich eindeloos kan herhalen. Integendeel, het is een helse spiraal die alles op haar weg meesleurt. Want terwijl het kapitalisme in zijn opgaande fase de overproductiecrises te boven kon komen door zich uit te breiden en door grotere delen van de bevolking te proletariseren, dan zijn vandaag de limieten bereikt en is de crisis permanent. De enige ‘uitweg’ is de oorlog.
Het gaat dus om een tijdperk van oorlogen. Maar zoals de Komintern vanaf zijn oprichting in 1919 aankondigt, gaat het ook om een tijdperk van revolutie. Inderdaad, het kapitalisme heeft in zijn ontwikkeling ook zijn eigen doodgraver voortgebracht: het proletariaat, de enige sociale kracht die in staat is het kapitalisme omver te werpen en een toekomstige maatschappij op te bouwen. Wanneer het kapitalisme op zijn grenzen stuit, opent het de poort voor zijn overstijging. Op de dagorde van het proletariaat staat vervolgens de immense taak om op de ruïnes van het kapitalisme dat door zijn strijd vernietigd wordt een nieuwe maatschappij op te bouwen die in staat is de overvloed te beheren en de productiekrachten een gepast raamwerk voor hun ontwikkeling te bieden.
Het kommunistisch perspectief is niet nieuw. Het idee een maatschappij te bouwen ontdaan van onderdrukking en onrecht is al te vinden in de Oudheid en in de Middeleeuwen. Maar het volstaat niet een betere maatschappij te wensen om haar ook te kunnen instellen. Aan de materiële voorwaarden die dat mogelijk maken moet ook zijn voldaan. Ook de revolte van de onderdrukten is niets nieuws: de slaven schreven belangrijke bladzijden van de menselijke geschiedenis door hun positie te verwerpen. Toch waren die opstanden tot mislukken gedoemd omdat de materiële situatie, het niveau van de productie, het de mensheid niet mogelijk maakte de indeling van een maatschappij met klassen en uitbuiting achter zich te laten. Zolang de mensheid de schaarste moest beheersen, kon ze geen rechtvaardige maatschappij opbouwen. Het kapitalisme biedt de mensheid de mogelijkheid dat vooruitzicht in ogenschouw te nemen. Vandaag heeft de productie een niveau bereikt dat het mogelijk maakt de schaarste uit te bannen, de voorgeschiedenis kan nu eindigen. Het kommunistisch perspectief is geen ideaal of utopie, het is een materiële mogelijkheid, en meer nog: het is een noodzaak voor het voortbestaan van de menselijke soort. Het is noodzakelijk om de destructieve spiraal van het kapitalisme een halt toe te roepen waardoor de mensheid dreigt terug te vallen in het stenen tijdperk.
Dat maakt de kapitalistische vervalperiode nu juist tot een bijzondere vervalperiode: ze betekent het einde van de voorgeschiedenis, het einde van de lange mars van de mensheid van schaarste naar overvloed. Maar dat einde staat niet bij voorbaat vast: het einde van de voorgeschiedenis zou ook het einde van de geschiedenis als zodanig kunnen zijn als er geen einde wordt gemaakt aan de barbarij die de planeet overspoelt. Het kommunisme is geen zekerheid: enkel door harde strijd zal de arbeidersklasse het kunnen instellen, en de uitkomst van die strijd staat niet bij voorbaat vast. Daarom moeten de revolutionairen zo goed mogelijk bewapend zijn om de arbeidersklasse te kunnen wapenen in haar strijd tegen de bourgeoisie en voor de opbouw van een nieuwe maatschappij.
Het begrip van de analyse van het verval maakt deel uit van die politieke bewapening. Het is het fundamenteel raamwerk dat door het marxisme vanaf zijn ontstaan werd ontwikkeld. In De Duitse ideologie spreken Marx en Engels inderdaad al van verval, nog voor het Manifest geschreven werd. Het verval doordrenkt heel de marxistische analyse van de ontwikkeling van de menselijke maatschappijen. Door de opeenvolging van opgaande en vervalfases in de geschiedenis te belichten, stelt het marxisme ons in staat te begrijpen hoe de mensheid zich heeft kunnen organiseren en vooruitgang kon boeken. Het marxisme maakt het mogelijk te begrijpen hoe en waarom de wereld is zoals ze momenteel is, en tenslotte geeft het marxisme ons een begrip van hoe deze situatie kan worden overstegen en een andere wereld op te bouwen.
G / 17.12.2004
(1) Dat is door Marx en Engels, sprekend over het kapitalisme, in de Grundrisse der Kritik der politischen Ökonomie in deze zin samengevat: “Vanaf een bepaald punt wordt de ontwikkeling van de productieve krachten een hinderpaal voor het kapitaal, en bijgevolg wordt de kapitaalsverhouding een hinderpaal voor de uitbreiding van de productieve krachten van de arbeid. Op dit punt aangeland komt het kapitaal, of juister de loonarbeid, in dezelfde verhouding te staan tot de ontwikkeling van de maatschappelijke rijkdom en van de productiekrachten als het systeem van gilden, lijfeigenschap en slavernij, en is het nodig om er zich als een belemmering van te ontdoen. De laatste vorm van onderschikking die de menselijke activiteit aanneemt - die van loonarbeid enerzijds en het kapitaal anderzijds- wordt dan afgeschud, en dat afschudden is zelf het resultaat van de productiewijze die overeenstemt met het kapitaal. Het is juist het productieproces van het kapitaal dat de materiële en geestelijke voorwaarden doet ontstaan voor de negatie van loonarbeid en kapitaal, die zelf de negatie vormden van eerdere vormen van onvrije sociale productie. De toenemende onverenigbaarheid tussen de productieve ontwikkeling van de maatschappij en de productieverhoudingen die daar tot dan toe kenmerkend voor waren, komt tot uiting in acute tegenspraken, crises, stuiptrekkingen.” (Frans: Oeuvres, II, p. 272-273, Engels: Collected Works, 29, p. 133-134).