Door Wereldrevolutie op
De huidige recessie, die al inzette in het voorjaar van 2001, is nu al de langste en diepste sinds het begin van de historische crisis van het kapitalisme in de jaren 1960. Recessie betekent dat er een economische inkrimping plaatsvindt waarvan de meeste effecten voor de arbeidersklasse pas op de langere termijn aan de oppervlakte komen, wanneer de bourgeoisie al weer begint te praten over een ‘nieuwe opleving’. In 2001 daalden volgens de Unctad de buitenlandse investering bijvoorbeeld wereldwijd met 41%, en in 2002 nog eens met 21%; de gevolgen daarvan worden pas geleidelijk voelbaar en de grote klappen komen dan ook nog.
Sinds het tweede kwartaal van 2003 is ook Nederland ‘officieel’ (dat wil zeggen voor een aaneengesloten periode van zes maanden) in de recessie afgedaald. De groeicijfers zijn neerwaarts bijgesteld en wordt voor 2003 geraamd op 0%, terwijl de verwachting voor 2004 1% is. Voor de eurozone zijn de groeiramingen voor 2003 gedaald tot 0,5%. De werkloosheid in Nederland neemt in 2003 met 7% toe. Hoewel met de werkloosheidscijfers al twintig jaar gekneed en geknoeid is laat het zien dat ondanks telkens nieuwe ‘definities’ en ‘afschattingen’ de werkelijkheid niet blijvend verborgen kan worden: ‘per 100 loonstrookjes zijn er nu 73 uitkeringen’ (Volkskrant, 6.9.03), hoewel het werkloosheidspercentage officieel maar 3% is. Door een nieuwe noodverordening krijgt de regering zelfs de mogelijkheid om de uitkeringen bij zulke aantallen met onmiddellijke ingang te bevriezen.
Vandaar de 17 miljard euro aan ‘bezuinigingen’ die op de derde dinsdag van september zullen worden afgekondigd. Het vormt de grootste bezuinigingsgolf ooit in de Nederlandse geschiedenis en stelt zelfs de bezuinigingen van 1983-1986 (30 miljard... gulden) onder Lubbers in de schaduw.
De grootste bezuinigingsgolf ooit
Voor zieken en gehandicapten geldt voortaan dat zij pas ‘recht op voorzieningen’ krijgen wanneer ze aantonen dat ze geen hulp kunnen verwachten van familie of kennissen, waarmee ze feitelijk worden overgeleverd aan de willekeur van hun omgeving. En als die omgeving er niet is hebben ze ook geen enkele sociale bescherming meer tegen de willekeur van de overheid. Medicijnen, dokterskosten en zelfs rolstoelen en ander vervoer zullen steeds vaker zelf moeten worden betaald. Enkele honderdduizenden chronisch zieken leven al op de armoedegrens, een aantal dat volgens ramingen snel richting het half miljoen zal gaan. Iedereen die voor de economie niet productief is wordt door een kapitalisme in nood uiteindelijke moreel afgeschreven als louter een post op de kostenbalans.
Naast vele andere maatregelen mag in het onderwijs de studie tot vier dagen worden beperkt. De oorzaak ligt niet in het tekort aan onderwijzers en leerkrachten zoals wordt voorgegeven, maar in de welbewuste geleidelijke beperking van onderwijs en opleiding in dienst van een krimpende arbeidsmarkt. Daardoor worden de eisen opgedreven voor de weinigen met kans op slagen maar daalt de motivatie bij de rest van leerlingen zowel als bij de onderwijzers, gaat de kwaliteit naar beneden en nemen intern de spanningen toe. Het kapitalisme investeert slechts in een volgende generatie van de arbeidersklasse voorzover die kan worden uitgebuit terwijl het de rest liever dom houdt; vandaar dat ook de kinderbijslag naar beneden gaat.
Naast enorme bezuinigingen op gezondheidszorg en onderwijs zijn het vooral de ‘niet actieven’ die via de ‘sociale zekerheid’ frontaal worden aangevallen: enerzijds de werklozen, anderzijds al de anderen die uit het productieproces verdwijnen of verdwenen zijn, niet zozeer omdat ze het tempo en de nieuwe ontwikkelingen niet meer kunnen volgen, maar omdat alleen een steeds kleiner percentage van de meest-productieven nog kan worden uitgebuit en er voor de overigen in het geheel geen plaats meer is.
De terugkeer van het kabinet werd op 8 augustus meteen luister bijgezet door de maatregel om met onmiddellijke ingang de WW-vervolguitkering af te schaffen. Dat scheelt veertigduizend uitkeringen per jaar en moet tegen 2012 een half miljard euro gaan opleveren. Het betekent dat ‘uitkeringsgerechtigden’ na het verstrijken van de uitkeringsduur (zes maanden tot vijf jaar, afhankelijk van het arbeidsverleden) nog slechts ‘aanspraak’ kunnen maken op een bijstandsuitkering. De korte werkloosheidsuitkering voor wie niet aan alle criteria voldoet wordt eveneens afgeschaft: dat scheelt nog eens zestigduizend uitkeringen per jaar. Het afglijden naar de bijstandsarmoede is al sinds de jaren 1980 versneld door met name verlagingen van de percentages van loongerelateerde uitkeringen (bijvoorbeeld van 90% naar 70% voor de WW), door beperkingen van de uitkeringsduur, door verscherpte voorwaarden en een strenger sanctieregime. Nu komen daar maatregelen bovenop die een frontale aanval vormen op eenieder die niet voor het kapitalisme productief is in het arbeidsproces.
Arbeidsongeschikten tot 55 jaar raken binnen de vijf jaar hun huidige uitkering kwijt en worden desnoods tegen hun wil in allerlei baantjes gemanoeuvreerd (als die er zijn) of belanden anders veel eerder in WW of bijstand. Wie nog enigerlei arbeid kan verrichten geldt niet meer als arbeidsongeschikt (gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid verdwijnt), onafhankelijk van de vraag of er werk is in de sector van de betrokkene. Bij ontslag was het een ‘zachte’ methode om oudere werknemers (57,5 plussers) ‘risicoloos af te laten vloeien’, waarbij de WW-uitkering met een aanvulling werd ‘overbrugd’ tot aan de AOW. Nu is daarover de strijdkreet ‘misbruik door werkgevers’ aangeheven: het zou een door de staat gesubsidieerde ontslagprocedure zijn geweest. Dat neemt niet weg dat dit ‘misbruik”; nu ten koste van de werknemers wordt ‘bestreden’. Vervroegd gepensioneerden gaan extra belasting betalen over wat ze uit VUT-potjes ontvangen en de AOW-leeftijd gaat op termijn omhoog hoewel ouderen nog kanslozer op de arbeidsmarkt zijn dan de rest. Zo zullen de meesten van ons lang voor het einde van hun ‘normale’ loopbaan worden geconfronteerd met het risico van een aanmerkelijke inkomensdaling en het vooruitzicht van een snellere terugval in de bijstand na verlies van de arbeidsplaats. Het uitzicht op een van loonslavernij bevrijde ‘rustige oude dag’ wordt daardoor op zijn minst vertroebeld. We zullen eerder gedwongen zijn om na onze eventueel vervroegde pensionering of ontslag tot op hoge leeftijd een uitkering aan te vullen met klusjes. Want als we zien wat ons te wachten staat boven de vijftig jaar, dan kunnen we op onze klompen aanvoelen dat de AOW en de pensioenen niet ongemoeid blijven. Tegelijk verhogen al deze maatregelen de druk op de actieven omdat de chantage met ontslag er een extra scherpe kant door krijgt.
In de crisis van jaren 1930 schreef de Groep van Internationale Communisten al over de ‘vijftigjarige grijsaards’ die door het kapitalisme waren afgeschreven. De werkelijkheid nu is dat het boven de leeftijd van 35 al buitengewoon moeilijk, en voor velen onmogelijk is om nog werk te vinden. Om die werkloosheid te verbergen en de meerderheid van de werklozen uit de statistieken te houden schiep de bourgeoisie in de jaren 1970 verschillende categorieën van mensen die formeel niet als werkloos telden: vooral zeer grote aantallen vervroegd gepensioneerden en invaliden. Nu de eigenlijke werkloosheid opnieuw begint te stijgen wordt het probleem zo urgent dat de bourgeoisie nog directer dan in het verleden moet aanvallen: de ‘vergrijzing’ zou het noodzakelijk maken dat er juist langer moet worden doorgewerkt hoewel de arbeidsmarkt daarvoor ontbreekt; vervroegde pensionering en invaliditeit verdwijnen goeddeels als afzonderlijke categorieën.
Dit betekent dat de groep van formeel werklozen explosief zal gaan stijgen, maar nu met nog sterker verminderde ‘rechten’ op een uitkering. Voor allen geldt dat het afkalvende bestaansminimum veel eerder zal worden bereikt. Zo groeien we naar een situatie waarin er geen andere ontsnapping uit het arbeidsproces meer bestaat dan via werkloosheid of overlijden.
Voor de bijstandsuitkeringen zelf geldt dat er alleen nog aanspraak op kan worden gemaakt voorzover er geen eigen vermogen meer is (koophuis of spaargeld). Tegelijkertijd wordt de Bijstandswet met gezwinde spoed teruggebracht tot louter gemeentelijke bedeling. Door een ‘reorganisatie’, waarbij de rijksbijdrage drastisch wordt terugschroeft, gaat het beheer van de bijstandsarmoede vergaand over naar de gemeentelijke overheden. Dat wil de bourgeoisie cynisch verstaan hebben als het ‘sluitstuk van de sociale zekerheid’.
Dat alles is een uitdrukking van de impasse van het kapitalisme die aantoont dat al het gepraat over ‘armoedebestrijding’, ‘activerend arbeidsmarktbeleid’, ‘het vermijden van de armoedeval’, niets anders is dan schijnheilig bedrog, en dat het niets te maken heeft met een ‘linkse’ of een ‘rechtse’ regering. Via haar kabinet Balkenende II geeft heel de bourgeoisie het signaal dat ze vastberaden is om een keiharde bezuinigingspolitiek te voeren ten koste van de overgrote meerderheid van de bevolking en van de arbeidersklasse in het bijzonder. Wanneer er dermate in de uitkeringen wordt gekapt van al wie niet productief is, dan volgen onvermijdelijk ook de lonen van wie nog werken. Bij de ambtenaren worden de lonen alvast bevroren terwijl de pensioenpremies omhoog gaan.
In de privé-sector is het niet beter. Bij Fortis bijvoorbeeld verdwijnen er 750 banen (14% vermindering); bij Wessanen, na de 300 van het jaar 2003, nu nog eens 500 tot 700; de scheepswerf Van der Giessen-De Noord sluit en ontslaat 400 arbeiders; Philips gaat wereldwijd één op de drie fabrieken sluiten; Albert Heijn en V&D ontslaan enkele duizenden. En zijn al ramingen van meer dan duizend ontslagen per week. Tegelijk verschijnen er mededelingen dat er in het midden- en kleinbedrijf vele tienduizenden banen op de tocht staan. Loonsvermindering van de ambtenaren zal de druk op de lonen in de privé-sector versterken, nog afgezien van de doorwerking in de produktie van de dalende consumentenvraag door algemene inkomensdalingen.
De radicale vakbondstaal verbergt de strijdsabotage
De vakbonden komen weer prominent in beeld en slaan een steeds radicaler taal aan die zoals altijd door ultra-links was voorbereid. De Internationale Socialisten waren er bijvoorbeeld in juni al als de kippen bij om alles terug te brengen tot een kwestie van protest tegen louter de ‘rechtse regering’. Na het ‘afbreken van het overleg’ met het kabinet door de FNV-er Lodewijk de Waal in augustus begon de ABVA-KABO in zekere zin zelfs het platform Keer het Tij links in te halen. De vakbeweging probeert zich weer op te werpen als strijdorganisatie van de arbeidersklasse waarbij er op een gegeven moment niet voor wordt geschroomd het woord ‘nationale staking’ in de mond te nemen en het idee van een massale demonstratie, zoals van die van 20 september, af te doen als ‘stoom afblazen’ (1).
Met een PvdA die zich koest houdt - Wouter Bos ontkent nooit dat hij het met de grote lijnen van de bezuinigingen eens is - wint de SP natuurlijk aan populariteit als de ‘échte oppositiepartij’. Van het rechtse populisme van Pim Fortuyn slaat het zo enkel om naar het linkse populisme van Jan Marijnissen, en het scenario lijkt veel op dat van het begin van de jaren tachtig: ‘Links verdeelt, rechts slaat toe’.
Maar een groot verschil met de bezuinigingsgolven van begin jaren tachtig bestaat er uit dat er toen nog veel meer strijdbaarheid en een veel breder klassenbewustzijn bestond. Nu staan we pas aan het begin van een nieuwe ontwikkeling daarvan na vele jaren van teruggang. Vandaar dat al de romantiek met de verwijzingen naar de tijd Lubbers en Van der Schreur (radicale taal waarachter de strijdsabotage door de vakbeweging schuilging) een valse is. Toen was de taakverdeling tussen regering, werkgeversorganisaties en ‘radicale’ vakbonden hard nodig om de strijdbaarheid onder controle te houden, waartoe heel het ‘poldermodel’ met al zijn ‘afspraken’ en ‘overleg’ werd uitgevonden. Dat ‘model’ begint nu aan alle kant te lekken. “Het kabinet neemt een ferme houding aan, en pacificeert vervolgens de sociale partners in overleg. Dat de kabinetsmaatregelen op de tekentafel juist zijn, ontkennen werkgevers noch vakbeweging. Maar het gaat om de manier waarop de trendbreuken tot aan pensionering worden afgedwongen.” (De Volkskrant, 06.09.2003). Er wordt een arrogante houding aangenomen tegenover de arbeidersklasse, waarbij Zalm strijdvaardig aankondigt: “Ik zal naar de demonstranten op het Malieveld zwaaien.” Maar tegelijk bestaat er grote ongerustheid of de vakbeweging, in de ogen van de regeringspartijen een ‘vermolmd instituut’, de zaak onder controle kan houden en niet een tekort aan verbale bluf en radicaal ogende manoeuvres op het strijdterrein aan de dag legt.
Het vooruitzicht van de arbeidersklasse
Voor de arbeiders is er geen andere keus dan de strijd op te nemen, en wel op haar eigen klassenterrein, niet alleen door massaliteit, maar vooral ook door organisatie en bewustzijn. Het is meest van al nodig in algemene vergaderingen te debatteren over hoe de strijd gezamenlijk ontwikkeld kan worden en af te rekenen met alle verdelingen die door links en vooral de vakbeweging worden opgelegd. De voorwaarden rijpen voor een strijd waarin de arbeidersklasse haar illusies kan opgeven over de mogelijkheid het kapitalisme te hervormen en zelfvertrouwen kan ontwikkelen. Door de strijd om op het onmiddellijke vlak de economische aanvallen van de bourgeoisie terug te dringen en een gunstige krachtsverhouding op te bouwen kan op termijn bewust de politieke confrontatie worden aangegaan met een kapitalisme dat alleen armoede en ellende heeft te bieden n
Manus / 12.09.2003
(1) In die categorie viel de WAO-demonstratie van een half miljoen mensen op het Malieveld in september 1991.