Door InternationaleRevue op
Nog nooit waren er zo veel pacifisten op de wereld dan nu, terwijl in alle landen mensen elkaar doden. Iedere historische periode heeft niet alleen zijn eigen techniek en zijn eigen politieke vorm, maar ook zijn eigen karakteristieke hypocrisie. Eens vernietigden mensen elkaar in de naam van de christelijke leer van de liefde voor de mensheid. Nu roepen alleen achterlijke regeringen nog Christus aan. Progressieve naties snijden elkaar nu de keel af in de naam van het pacifisme. Wilson trekt Amerika de oorlog in, en dat in naam van de Volkenbond en de eeuwige vrede. Kerensky en Tseretelli roepen op tot een offensief met als doel eerder vrede te bereiken.
Onze tijd mist de verontwaardigde satire van Juvinalis (1). Zelfs de meest politieke en satirische wapens zijn machteloos en illusoir in vergelijking met de triomfantelijke schanddaden en de vernederende stommiteiten; twee elementen die ontketend werden door de oorlog.
Het pacifisme heeft dezelfde historische afkomst als de democratie. De bourgeoisie deed een grootse historische poging om alle menselijke relaties in lijn te brengen met de rede, een poging om de blinde en de stomme tradities te vervangen door de instelling van het kritische denken. De gilden, met hun beperking van de productie, de politieke instituties met hun privileges, het vorstelijke absolutionisme – waren allen overblijfselen van de Middeleeuwen. De bourgeois democratie vereiste gerechtelijke gelijkheid in dienst van de vrije competitie, en parlementarisme als de regeringsvorm voor de publieke zaken. Het trachtte ook de nationale relaties op dezelfde wijze te regelen. Maar hier botste ze op de oorlog, dat is op de methode om zaken te regelen, die een complete ontkenning van de `rede' is. Ze begon de mensen in haar gedichten, haar filosofie, haar ethiek en in haar zakenmethodes er op te wijzen dat het veel nuttiger voor hen is om de eeuwige vrede te introduceren. Dit zijn de logische argumenten voor het pacifisme.
Het overgeërfde falen van het pacifisme, is het kwaad dat karakteristiek is voor de hele burgerlijke democratie. haar kritiek raakt slechts de oppervlakte van de sociale verschijnselen, het heeft niet de moed om dieper te graven, naar de economische feiten. Het kapitalistische realisme hanteert echter het idee van de eeuwige vrede gebaseerd op de harmonie van de rede nog meedogenlozer dan het idee van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het kapitalisme, die de techniek op een rationele basis ontwikkelde, faalde in het rationeel regelen van de omstandigheden. Het bereidde wapens voor wederzijdse uitroeiing die zelfs nooit opgekomen zouden zijn in de dromen van de `barbaren' of de middeleeuwers.
De snelle verscherping van de internationale voorwaarden en de aanhoudende groei van het militarisme vaagde de grond voor de voeten van het pacifisme weg. Maar tegelijkertijd gaven deze krachten het pacifisme weer een nieuw leven, een nieuw leven dat even sterk verschilt van het oude als een bloedrode zonsondergang van een roze zonsopgang.
De periode van de laatste 10 jaar voor de oorlog was de periode die ook wel de "gewapende vrede" genoemd wordt. In werkelijkheid was de realiteit gekenmerkt door een ononderbroken oorlog, uitgevochten in de koloniën.
Deze oorlog werd uitgevochten in de gebieden van de achtergebleven en zwakke volken: het leidde tot de opdeling van Afrika, Polynesie en Azië, en bereidde de gang naar de huidige oorlog voor. Maar, gegeven het feit dat er geen oorlog in Europa was geweest sinds 1871, hoewel er een behoorlijk aantal kleine, doch scherpe conflicten waren geweest, was het de doorsnee mening onder de kleinburgerij dat een steeds groter wordend leger een garantie voor de vrede betekende, en dat dit uiteindelijk als vrucht een nieuwe internationale volkswet zou opleveren. Natuurlijk zagen de kapitalistische regeringen en de grote bedrijven in deze pacifistische interpretatie van het imperialisme niets wat hen tegenstond. Tegelijkertijd waren de wereldconflicten in een fase van voorbereiding, resulterend in de wereldcatastrofe.
Theoretische en politiek heeft het pacifisme dezelfde basis als de leer van de sociale harmonie tussen de verschillende klassenbelangen.
De tegenstellingen tussen de kapitalistische nationale staten hebben dezelfde economische basis als de klassenstrijd. Als we er toe bereid zijn om de mogelijkheid van een geleidelijke afname van de klassenstrijd aan te nemen, dan moeten we ook de geleidelijke afname en regulering van de nationale conflicten aannemen.
De poortwachter van de democratische ideologie, met al zijn tradities en illusies, was de kleinburgerij. Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw was haar interne transformatie compleet, maar ze was nog niet geheel van het terrein verdwenen. Op hetzelfde moment dat de ontwikkeling van de kapitalistische techniek voortdurend de economische rol van de kleinburgerij ondermijnde, gaven het algemeen stemrecht en de dienstplicht haar, dankzij haar numerieke sterkte, de aanblik van een politieke factor te zijn. Waar het kleinkapitalistische bedrijf nog niet geheel door het grootbedrijf geplet was, daar was het volledig onderworpen geraakt aan het kredietsysteem. Wat nog overbleef voor de vertegenwoordigers van het grootbedrijf was het onder het juk brengen van de kleinburgerij ook op het politieke terrein. Dit werd bereikt door haar theorieën en vooroordelen op te nemen en deze een verzonnen waarde te geven. Dit verklaart de verschijnselen die we hebben kunnen waarnemen gedurende de laatste tien jaar voor de oorlog, het reactionaire imperialisme nam tot een duizelingwekkende hoogte toe, terwijl tegelijkertijd de burgerlijke democratie scheen te bloeien, met al haar reformisme en pacifisme. Het grootbedrijf onderwierp de kleinburgerij voor de eigen imperia-listische doeleinden met behulp van de vooroordelen van de kleinburgerij zelf.
Frankrijk was het klassieke voorbeeld van dit proces met twee zijden. Frankrijk is een land van het financierkapitaal, gesteund door een basis van een talrijk en in het algemeen conservatieve kleinburgerij. Dankzij de leningen aan de koloniën en de alliantie met Engeland en Rusland werden de hogere lagen van de bevolking betrokken in de belangen en conflicten van het wereldkapitalisme. Tegelijkertijd bleef de Franse kleinburgerij provinciaal tot in het merg. Hij heeft een instinctmatige afkeer voor het geografische, en gedurende zijn lange leven heeft hij de grootste angsten voor de oorlog gekend. Gewoonlijk had de kleinburger maar een zoon aan wie hij zijn bedrijf en zijn meubels zou nalaten. De kleinburger zendt een radicale bourgeois om hem te vertegenwoordigen in het parlement. In ruil daarvoor belooft deze meneer hem dat hij de vrede zal bewaren met behulp van de Volkenbond aan de ene kant en de Russische Kozakken, die de keizer voor hem zullen onthoofden, aan de andere. De radicale afgevaardigde arriveert in Parijs vanuit zijn omgeving van provinciale advocaten, niet alleen vol van de wil om de vrede te bewaren, maar met enkel de vaagste ideeën over de positie van de Perzische Golf, en zonder enig helder idee over waarom of voor wie de Bagdad- Spoorweg nodig is. Deze `radicale pacifistische' afgevaardigden brachten vanuit hun midden een Radicale Regering voort, die zich onmiddellijk tot aan de oren verstrikt vond in de strikken van de eerder aangegane diplomatieke en militaire verplichten, aangegaan voor de verschillende financiële belangen van de Franse Beurs in Rusland, Afrika en Azië. De Regering en het Parlement stopten nooit met het verspreiden van hun pacifistische fraseologie, maar tegelijkertijd voerden ze een buitenlandse politiek die Frankrijk uiteindelijk wel in de oorlog moest brengen.
Het Engelse en Amerikaanse pacifisme, ondanks alle variaties in sociale voorwaarden en ideologieën (ondanks het ontbreken van enige ideologie als in Amerika) doen in essentie hetzelfde werk: ze vormen een uitlaatklep voor de angst van de angsten van de kleinburgerij voor de wereldschokkende gebeurtenissen, die hem alleen maar de laatste overblijfselen van zijn onafhankelijkheid kunnen ontroven; zijn waakzaamheid in slaap wiegen door middel van nutteloze ideeën over ontwapening, internationale wetgeving, en arbitragetribunalen. Dan, op een gegeven moment, geeft het hem met lichaam en ziel over aan het kapitalistische imperialisme, die om zijn doelen te bereiken altijd elk noodzakelijk middel gebruikt: technische kennis, kunst, religie, bourgeois pacifisme en patriottisch `Socialisme".
"Wij zijn tegen de oorlog, onze afgevaardigden, onze Ministers, wij zijn allen tegen de oorlog". Dat roepen de Franse kleinburgers: "Daaruit volgt dat ons de oorlog opgedrongen is, en om de pacifistische idealen te kunnen realiseren moeten we de oorlog tot een overwinnend einde brengen". En de vertegenwoordiger van het Franse pacifisme, Baron d'Estournel de Constant, zegent deze pacifistische filosofie in met een heilig "jusqu'a bout !" – een einde aan de oorlog.
Datgene, meer dat wat dan ook, wat de Engelse Beurs nodig heeft voor het succesvol bedrijven van een oorlog, zijn pacifisten van het type zoals de liberaal Asquith, en de radicale demagoog Lloyd George. "Als deze mensen de oorlog voeren", zei het Engelse volk, "dan moeten we het recht wel aan onze kant hebben".
Zodoende draagt het pacifisme bij aan het spel van de mechanismen van de oorlog, net als gifgas, en de immer groeiende berg van oorlogskredieten.
Het kleinburgerlijke pacifisme toonde haar ware rol als dienaar van het imperialisme op een nog minder verborgen wijze. Daar, net als elders, waren het de banken en de trusts die de ware politiek beheerden. Zelfs al voor de oorlog, dankzij de bijzondere ontwikkeling van de industrie en van de exporthandel, bewogen de VS zich geleidelijk in de richting van wereldbelangen en imperialisme. Maar de oorlog in Europa dreef deze imperialistische ontwikkeling waarlijk koortsachtig in tempo op. Op hetzelfde moment dat allerlei vrome lieden (onder hen zelfs Kautsky) hoopten dat de huiveringwekkende slachtingen in Europa de Amerikaanse bourgeoisie met afgrijzen van het militarisme zou vervullen, was de werkelijke invloed van de gebeurtenissen die in Europa plaatsvonden, niet volgens psychologische, maar volgens materialistische lijnen, een ontwikkeling in de tegenovergestelde richting. De export van de VS, die in 1913 totaal 2.466 miljoen dollar bedroeg, nam in 1916 tot de krankzinnige hoogte van 5.481 miljard dollar toe. Natuurlijk stond het leeuwendeel van deze exporthandel op het conto van de munitie industrie. Toen verscheen plots de dreiging van het afsnijden van deze export handel naar de landen van de Entente toen de ongebreidelde onderzeeboot oorlogsvoering begon. In 1915 importeerde de Entente Amerikaanse goederen met een waarde van vijftien miljoen. Dus lag er niet alleen een afname van de gigantische winsten in het verschiet, maar de gehele Amerikaanse industrie, die nu gebaseerd was op de oorlogsindustrie, werd nu met een hevige crisis bedreigd. We moeten naar deze cijfers kijken als we de sleutel voor het raadsel van de verdeelde `sympathieën' in Amerika willen vinden. De kapitalisten deden een beroep op de staat. : "Jij bent het die deze ontwikkeling van de oorlogsindustrie heeft opgestart onder de vlag van het pacifisme, het is nu aan jou om voor ons een nieuwe markt te vinden". Als de staat niet in een positie was om de "vrijheid van de zeeën" te beloven" (in andere woorden, vrijheid om kapitaal te persen uit menselijk bloed) dan moet het een nieuwe markt voor de bedreigde industrie in Amerika zelf openen. Zo produceerden de benodigdheden voor de Europese slachting plotseling een catastrofale militarisering van de VS.
Deze zaak was er voor bestemd om de oppositie van de grote massa van de bevolking op te wekken. Deze ongede-finieerde onvrede te overwinnen en deze de veranderen in patriottische medewerking was de voornaamste taak van de binnenlandse politiek van de VS. En het was een vreemde ironie van het lot dat het officiële pacifisme van Wilson, zoals het `oppositionele' pacifisme van Bryan, de krachtigste wapens voor de uitvoering van deze taak gaf, dat is het temmen van de massa's met behulp van militaristische methoden.
Bryan haastte zich om de natuurlijke afkeer van de boeren en de rest van de kleinburgerij van het imperialisme, militarisme en de toename van belastingen luid te verwoorden. Maar tegelijkertijd verstuurde hij wagonladingen vol petities en afvaardigingen naar zijn pacifistische collega's, die de hoogste plaatsen in de regering bezetten. Bryan gebruikte elk middel om met revolutionaire richting van deze beweging te breken.
"Als het tot oorlog komt", zo telegrafeerde Bryan bijvoorbeeld naar de anti-oorlog bijeenkomst in Chicago van Februari, "dan zullen we natuurlijk de regering ondersteunen, maar tot aan dat moment is het onze meest heilige plicht om alles wat in onze macht licht te doen om onze bevolking van de verschrikkingen van de oorlog te redden". In deze paar woorden vinden we het hele programma van het kleinburgerlijke pacifisme. "Alles dat is onze macht is doen om de oorlog te voorkomen", betekent een uitlaatklep geven aan de oppositie van de massa's in de vorm van onschadelijke manifesten, waarin de regering de verzekering krijgt dat als de oorlog komt, er geen enkele hindernis in haar weg zal worden opgeworpen door de pacifistische oppositie.
Dat is inderdaad alles wat van het officiële pacifisme, gepersonifieerd door Wilson, wordt verlangd. Het officiële pacifisme had al veel bewijs gegeven over haar bereidheid "in de oorlog te vechten". Zelfs meneer Bryan zelf vond het genoeg om dat zelf zo te stellen, waarna hij er blijmoedig zijn luidruchtige oppositie tegen de oorlog opzij zette; met enkel en alleen een doel – de oorlog te verklaren. Net als meneer Wilson, haastte meneer Bryan zich naar de andere zijde van de regering. En niet alleen de kleinburgerij, maar ook de grote massa van de bevolking, zei tot zichzelf: "Als onze regering, geleidt door een pacifist met een wereldreputatie als die van Wilson de oorlog kan uitroepen, en als Bryan zelf hem komt steunen, dan moet dit wel een rechtvaardigde en noodzakelijke oorlog zijn". Dit verklaart waarom dit vrome, Quaker-achtige pacifisme, verwend door de demagogen die deze regering leiden,, zo gewaardeerd wordt door de Beurs en de leiders van de oorlogsindustrie.
Ons eigen Mensjewistische, sociaalrevolutionaire pacifisme, ondanks alle verschillen, speelt op zijn eigen wijze exact dezelfde rol. De resolutie over de oorlog werd aangenomen door een meerderheid van het Al-Russische Congres van Arbeiders -en Soldatenraden, is niet alleen gebaseerd op de gebruikelijke pacifistische vooroordelen over de oorlog, maar bovendien op de karakteristieken van de imperialistische oorlog. Het Congres verklaarde dat "de eerste en voornaamste taak van de revolutionaire democratie" is het snel beëindigen van de oorlog. Maar al deze aannames leiden enkel naar een doel: zo lang als de internationale pogingen van de democratie er niet in geslaagd zijn een einde te maken aan de oorlog, zo lang moet de Russische revolutionaire democratie met al zijn kracht eisen dat het Rode Leger bereidt moet zijn zowel defensief als offensief te vechten.
De revisie van de oude internationale verdragen maken het Russische Congres afhankelijk van de vrijwillige overeenkomsten met de diplomatie van de Entente, en het ligt niet in de aard van deze diplomaten om het kapitalistische karakter van de oorlog te liquideren, als ze dat al konden. De "internationale inspanningen van de democratie" maken het congres en zijn leiders afhankelijk van de wil van de Sociaal-democratische patriotten, die met handen en voeten aan hun imperialistische regeringen gebonden zijn. En deze meerderheid van het congres, na zichzelf eerst in de doodlopende steeg van het "snelste mogelijke beëindigen van de oorlog" te hebben laten leiden, is nu aangekomen, daar waar het de praktische politiek betreft, bij een definitieve conclusie: het offensief. Een "pacifisme" dat de kleinburgerij om zich verzameld en ons brengt tot steun aan het offensief wordt natuurlijk warm begroet, niet alleen door het Russische, maar ook door het Entente imperialisme.
Miljoekov, bijvoorbeeld, zegt: "In de naam van onze trouw aan de bondgenoten en aan onze oude (imperialistische) verdragen, moet het offensief onvermijdelijk aangegaan worden".
Kerensky en Tseretelli zeggen: "Hoewel onze oude verdragen niet gereviseerd zijn, is het offensief onvermijdellijk".
De argumenten verschillen, maar de politiek is dezelfde. En het kan ook niet anders, omdat Kerensky en Tseretelli onontwarbaar zijn gebonden aan de regering met Miljoekov's partij.
Het Sociaal-democratische, patriottisch pacifistische van Dan is, net als het Quaker pacifisme van Bryan, als we naar de feiten kijken gelijk in het dienstdoen voor het imperialisme.
Het om deze reden dat de belangrijkste taak van de Russische diplomatie er niet uit bestaat de Entente diplomatie er van te overtuigen dit of dat te reviseren, of weer iets anders in te trekken. De taak bestaat er uit hen er van te overtuigen dat de Russische Revolutie betrouwbaar is en men die gerust kan vertrouwen.
De Russische ambassadeur, Bachma-tiev, schetste, in zijn rede van 10 Juni voor het Congres van de VS, de activiteiten van de Voorlopige Regering vanaf volgend gezichtspunt:
"Al deze gebeurtenissen, zei hij, tonen ons dat de macht en het belang van de Voorlopige Regering elke dag toenemen, en hoe meer ze toenemen hoe meer de regering in staat zal zijn de niet geïntegreerde elementen uit te werpen, of die nu tot de reactie behoren of tot de agitatie van extreem links. De Voorlopige Regering heeft zojuist besloten om al het mogelijke te doen om dit doel te bereiken, zelfs als ze daarvoor geweld moet gebruiken, hoewel ze niet aflaat te streven naar een vreedzame oplossing voor deze problemen".
Men hoeft er geen moment aan te twijfelen dat de "nationale eer" van onze Sociaal-democratische patriotten onaangeroerd blijft, daar de ambassadeur van de "revolutionaire democratie" die maar wat graag bewees aan de Amerikaanse plutocratie dat ze bereid is om het bloed van het Russische proletariaat te laten vloeien in de naam van recht en orde. Het belangrijkste element van wet en orde is haar trouw aan het Entente kapitalisme.
En terwijl Herr Bachmatiev met de hoed nederig in de hand zich richtte tot de hyena's van de Amerikaanse Beurs, praten de heren Tseretelli en Kerensky de "revolutionaire democratie" naar de mond. Ze verzekerden dat het onmogelijk is de "anarchie van links" te bestrijden zonder geweld te gebruiken, en dreigden de arbeiders van Petrograd en het regiment dat hen steunt te ontwapenen. We kunnen nu zien dat deze dreigementen precies op het juiste moment werden geuit: ze waren de best mogelijke garantie voor de Amerikaanse lening aan Rusland.
"U kunt nu zien", zou meneer Bach-matiev tegen meneer Wilson hebben kunnen zeggen, "dat ons revolutionaire pacifisme geen haar verschilt van het pacifisme van uw aandelenbeurs. En als ze meneer Bryan kunnen geloven, waarom zouden ze dan niet meneer Tseretelli kunnen geloven?".
Deze tekst is een vertaling van de engelse tekst die te vinden is op www.marxists.org.
Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 113, derde kwartaal 2003.