Mei 1968 (deel 3): De wederopstanding van de arbeidersklasse

Printer-friendly version
Tegen al de leugens in die vandaag de ronde doen over mei 1968, moeten de revolutionairen de waarheid in ere herstellen, moeten zij de sleutels aangeven om de betekenis en de lessen te begrijpen uit deze gebeurtenissen, moeten zij in het bijzonder de eersteklasbegrafenis onder een lawine van bloemen en kransen daarvan verhinderen.
Daarom zijn we in ons blad begonnen met het publiceren van twee artikelen die terugkomen op de eerste onderdeel van ‘de gebeurtenissen van mei 1968’, de studentenrevolte. We zullen nu de wezenlijke component van die gebeurtenissen behandelen, de beweging van de arbeidersklasse.
In het eerste artikel in deze reeks besloten we ons verhaal over de gebeurtenissen in Frankrijk zo: “Op 14 mei gaan de discussies verder in een hele hoop bedrijven. Na de reusachtige betogingen van de vorige dag, met het enthousiasme en het gevoel van kracht dat eruit voortvloeit, is het niet gemakkelijk weer aan ‘t werk te gaan alsof er niets gebeurd is. In Nantes ontketenen de arbeiders van Sud-Aviation, aangespoord door de jongsten onder hen, een spontane staking en beslissen ze de fabriek te bezetten. De arbeidersklasse begint de fakkel over te nemen.” Dat verhaal zetten we hier verder.

De uitbreiding van de staking

In Nantes zijn het jonge arbeiders, van dezelfde leeftijd als de studenten, die de beweging op gang brengen. Hun redenering is eenvoudig: “als de studenten, die toch geen druk kunnen uitoefenen met een staking, de kracht bezaten om de regering terug te dringen, dan kunnen de arbeiders haar ook doen wijken”. Van hun kant komen de studenten van de stad hun solidariteit betuigen met de arbeiders en sluiten zich aan bij hun stakingspiket: verbroedering. Het is duidelijk dat de campagnes van de Franse communistische partij (PCF) en haar vakbond CGT die waarschuwen tegen ‘provocerende ultra-linksen die door de bazen en het ministerie van binnenlandse zaken worden betaald’, en die in het studentenmilieu geïnfiltreerd zouden zijn, hier weinig impact hebben.
In totaal zijn er op de avond van 14 mei 3100 stakers.
Op 15 mei bereikt de beweging de Renaultfabriek van Cléon in Normandië, en nog twee fabrieken in de streek: totale staking, onbeperkte bezetting, gijzelen van de directie, rode vlaggen op de hekken. Op het einde van de dag zijn er 11.000 stakers.
Op 16 mei sluiten de andere Renaultfabrieken zich bij de beweging aan: rode vlaggen over Flins, Sandouville, le Mans en Billancourt. Die avond zijn er 75.000 stakers in totaal, maar dat Renault-Billancourt de strijd aangaat is een signaal: het is de grootste fabriek van Frankrijk (35.000 arbeiders) en sinds lang geldt het spreekwoord ‘als Renault niest, krijgt Frankrijk griep’.
Op 17 mei telt men 215.000 stakers: de staking begint alle delen van Frankrijk te treffen, vooral ook het ‘platteland’. Het is een geheel spontane beweging, de vakbonden lopen er achteraan. Overal zijn het de jonge arbeiders die vooraan staan. Er is veel verbroedering tussen studenten en jonge arbeiders: de arbeiders komen naar de bezette faculteiten en nodigen de studenten uit met hen in de kantine te komen eten.
Er zijn geen precieze eisen: het is een ‘alles beu zijn’, ze hebben er hun buik van vol. Op een fabrieksmuur in Normandië staat “Tijd om te leven en in waardigheid!”. Op die dag, uit angst ‘door de basis overspoeld te worden’ en ook door de CFDT die veel sterker aanwezig is in de stakingen van de eerste dagen, roept de CGT op tot uitbreiding van de staking. Ze is op de rijdende trein gesprongen, zoals men dat toen zei. Haar communiqué raakt pas de volgende dag bekend.
Op 18 mei zijn er op de middag één miljoen stakers, nog voor de slogans van de CGT bekend zijn. Twee miljoen stakers ’s avonds. Het worden er vier miljoen op maandag 20 mei en zeseneenhalf miljoen de dag erna.
Op 22 mei zijn acht miljoen arbeiders in onbeperkte staking. Het is de grootste staking uit de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Ze is veel massaler dan de twee grote voorbeelden: de ‘algemene staking’ van mei 1926 in Groot-Brittannië (die een week duurde) en de stakingen van mei-juni 1936 in Frankrijk.
Alle sectoren zijn erin betrokken: industrie, transport, energie, post en telecommunicatie, onderwijs, administraties (verschillende ministeries liggen volledig lam), media (de nationale televisie staakt, de arbeiders veroordelen vooral de censuur die wordt opgelegd), onderzoekslaboratoria, enzovoort. Zelfs de begrafenisondernemingen zijn verlamd (het is geen goed idee te sterven in mei 1968). Zelfs beroepssporters nemen aan de beweging deel: de rode vlag wappert op het gebouw van de Franse voetbalfederatie. Ook de kunstenaars blijven niet achter en het Festival van Cannes wordt onderbroken op aandringen van de filmproducenten.
Gedurende deze periode worden de bezette faculteiten (en ook openbare gebouwen, zoals het Théâtre de l’Odéon in Parijs) plaatsen waar voortdurend politiek gediscussieerd wordt. Veel arbeiders, vooral jongeren maar niet uitsluitend, nemen deel aan die discussies. Sommige arbeiders vragen aan degenen die het idee van revolutie verdedigen dit standpunt te komen uiteenzetten in hun bezet bedrijf. Zo wordt in Toulouse de kleine kern die daarna de afdeling van de IKS in Frankrijk zal oprichten uitgenodigd om het idee van arbeidersraden te komen verduidelijken in het bezette JOB bedrijf. Het meest van betekenis is dat de uitnodiging uitgaat van militanten... van de CGT en de PCF. Die laatsten moeten een uur lang onderhandelen met de bonzen van de CGT van de grote Sud-Aviation fabriek die het stakingspiket bij JOB zijn komen ‘versterken’ om uiteindelijk toestemming te verkrijgen om die ‘ultra-linksen’ in de fabriek binnen te laten. Gedurende meer dan zes uur discussiëren arbeiders en revolutionairen, gezeten op rollen karton, over de revolutie, over de geschiedenis van de arbeidersbeweging, de sovjets en ook over het verraad... gepleegd door PCF en CGT...
Veel discussies vinden ook plaats op straat, op de trottoirs (het is mooi weer in heel Frankrijk in mei 1968!). Ze ontstaan spontaan, elkeen heeft wat te zeggen (‘je praat en je luistert’ is een slogan). Zowat overal heerst een feeststemming, behalve in de chique wijken waar angst en haat zich opstapelen.
Overal in Frankrijk, in de wijken, in sommige grote bedrijven en daaromheen, ontstaan ‘actiecomité’s’: men discussiert over hoe de strijd te voeren, over het revolutionair perspectief. De discussies worden in het algemeen geanimeerd door ultra-linkse en anarchistische groepen die veel meer volk bijeenbrengen dan hun organisaties aan leden tellen. Zelfs op de ORTF, de Franse staatsradio en -televisie, wordt een actiecomité gevormd dat met name door Michel Drucker leven wordt ingeblazen en waaraan de onnavolgbare Thierry Rolland deelneemt.

De reactie van de bourgeoisie

Geconfronteerd met deze situatie kent de heerende klasse een periode van ontreddering die zich uitdrukt in ondoordachte en ondoeltreffende initiatieven.
Zo discussieert (en verwerpt) de Nationale Assemblee (het Franse parlement), gedomineerd door rechts, over een motie die twee weken eerder door links ingediend werd: de officiële instanties van de Franse Republiek leven blijkbaar in een andere wereld. Zo vergaat het ook de regering die dezelfde dag beslist de terugkeer te verbieden van Cohn-Bendit die naar Duitsland was gegaan. Die beslissing laat de onvrede alleen maar groeien: op 24 mei zijn er verschillende betogingen, met name om het verblijfsverbod voor Cohn-Bendit aan te klagen: “Wij hebben lak aan grenzen!”, “Wij zijn allen Duitse joden!” Ondanks het veiligheidskordon van de CGT tegen ‘avonturiers’ en ‘provocateurs’ (dat wil zeggen de ‘radicale’ studenten) sluiten vele jonge arbeiders zich aan bij die betogingen.
Die avond steekt de President van de Republiek, generaal de Gaulle, een redevoering af. Hij stelt een referendum voor waarin de Fransen zich uitspreken over de ‘participatie’, een soort verbond tussen kapitaal en arbeid. Hoe ver staat dat van de werkelijkheid af! De toespraak is een complete flop die toont hoezeer de regering en de bourgeoisie in het algemeen gedesoriënteerd zijn (1).
Op straat hebben de betogers de toespraak gehoord op draagbare radio’s en de woede neemt nog toe: “We hebben lak aan zijn praatjes!” Er zijn schermutselingen en barricades gedurende de hele nacht in Parijs en verschillende provinciesteden. Ruiten worden ingegooid, auto’s in brand gestoken, wat tot gevolg heeft dat een deel van de publieke opinie zich tegen de studenten keert die nu als ‘brokkenmakers’ worden beschouwd. Het is waarschijnlijk dat zich onder de betogers leden van gaullistische milities en politie in burger bevonden om het ‘vuur aan te wakkeren’ en de bevolking bang te maken. Het is ook duidelijk dat een aantal studenten zich verbeeldt ‘de revolutie te maken’ door barricades op te werpen en auto’s te verbranden, symbolen van de ‘consumptiemaatschappij’. maar die daden drukken vooral de woede uit van de betogers, studenten en jonge arbeiders, tegenover de lachwekkende en provocerende reacties van de autoriteiten op de grootste staking uit de geschiedenis. Illustratie van die woede tegen het systeem: er wordt brand gesticht in de Beurs van Parijs, symbool van het kapitalisme.
Tenslotte begint de bourgeoisie de volgende dag doeltreffende initiatieven te nemen. Op zaterdag 25 mei beginnen op het Ministerie van Arbeid (rue de Grenelle) onderhandelingen tussen vakbonden, bazen en regering.
Van bij het begin zijn de bazen bereid veel meer toe te geven dan de vakbonden zich ingebeeld hadden. De bourgeoisie is duidelijk bang. De eerste minister, Pompidou, zit voor. Hij ontmoet persoonlijk, een uur lang op zondagmorgen, Séguy, baas van de CGT: de twee voornaamste verantwoordelijken voor de handhaving van de sociale orde in Frankrijk moeten samen kunnen praten zonder getuigen over de middelen om de orde te herstellen (2).
In de nacht van 26 op 27 mei worden de ‘akkoorden van Grenelle’ gesloten:
– loonsverhoging van 7% voor iedereen per 1 juni, plus 3% per 1 oktober;
– verhoging van het minimumloon met zo’n 25%;
– verlaging van de eigen bijdrage van 30% naar 25% (bedrag van de medische kosten dat niet wordt terugbetaald door de sociale zekerheid);
– erkenning van de vakbondsafdeling binnen het bedrijf;
– plus een aantal vage beloftes inzake het openen van onderhandelingen, met name over de arbeidstijd (die gemiddeld ongeveer 47 uur bedraagt).
Gezien het belang en de kracht van de beweging, is dat een regelrechte provocatie:
– 10% loonsverhoging wordt weggespoeld door de inflatie (die in die tijd aanzienlijk was);
– er staat niets in over een looncompensatie voor de inflatie;
– evenmin iets concreets over de arbeidsduurverkorting; men volstaat met het perspectief van een “geleidelijke terugkeer naar de 40 uren” (die officieel al in 1936 verkregen waren); in het ritme dat de regering voorstelt zou het daar weer toe komen in... 2008!;
– de enigen die iets tastbaars verkrijgen zijn de armste arbeiders (men wil de arbeidersklasse verdelen door hen aan te zetten weer aan het werk te gaan) en de vakbonden (die beloond worden voor hun rol van saboteurs).
Op maandag 27 mei worden de ‘akkoorden van Grenelle’ unaniem verworpen door de vergaderingen van de arbeiders.
Bij Renault Billancourt hebben de vakbonden een grote ‘show’ georganiseerd die breed wordt uitgemeten op radio en televisie: toen hij de onderhandelingen verliet, had Séguy aan de journalisten gezegd: “Het werk zal nu wel snel hervat worden” en hij hoopt dat de arbeiders in Billancourt het voorbeeld zullen geven. Maar 10.000 van hen, die ‘s morgens vroeg verzamelen, besluiten nog voor de vakbondsleiders aangekomen zijn dat ze de beweging zullen voortzetten.
Benoït Frachon, ‘historisch’ leider van de CGT (hij was al bij de onderhandelingen in 1936), verklaart: “De akkoorden van de rue de Grenelle zullen aan miljoenen arbeiders een welzijn brengen waarop ze niet gehoopt hadden.” – Doodse stilte!
André Jeanson van de CFDT is trots op zijn aanvankelijke stem voor voortzetting van de staking en spreekt over de solidariteit van de arbeiders met de studenten en scholieren in strijd. – Uitbundig applaus.
Tenslotte presenteert Séguy “een objectief verslag” van wat “in Grenelle werd bereikt werd”. – Gefluit en dan algemeen gejoel gedurende meerdere minuten. Dan gaat Séguy helmaal uit zijn bol: “Afgaande op wat ik hoor, laten jullie je niet in de luren leggen”. – Applaus, maar in de menigte hoort men: “Hij houdt ons voor de gek!”.
Het beste bewijs voor de verwerping van de ‘akkoorden van Grenelle’ is dat het aantal stakers 27 mei nog toeneemt, tot negen miljoen.
Dezelfde dag wordt in het Charlétystadion in Parijs een grote bijeenkomst gehouden, waartoe opgeroepen werd door de studentenvakbond UNEF, de CFDT (die aan opbod doet tegenover de CGT) en ultra-linkse groepen. De toon van de toespraken is buitengewoon revolutionair: het gaat erom een uitlaatklep te bieden aan de groeiende onvrede met de CGT en de PCF. Naast ultra-links zijn sociaal-democratische politici aanwezig, zoals Mendès-France (regeringsleider in de jaren 1950). Cohn-Bendit met zwartgeverfd haar is ook van de partij (de vorige avond was hij al aanwezig op de Sorbonne).
De dag van 28 mei is er een van gekonkel van de linkse partijen:
In de ochtend houdt François Mitterrand, voorzitter van de Federatie van democratisch en socialistisch links (waarin de Parti socialiste, de Parti radical en diverse linkse partijtjes zitten) een persconferentie: hij stelt vast dat er een leegte is bij de overheid en stelt zich daarom kandidaat voor het presidentsschap van de Republiek. In de middag stelt Waldeck-Rochet, baas van de PCF een regering voor met ‘deelname van de communisten’: het gaat erom te verhinderen dat alleen de sociaal-democraten voordeel halen uit de situatie. De volgende dag, 29 mei, wordt hij gesteund door een grote betoging, waartoe is opgeroepen door de CGT die een ‘volksregering’ eist. Rechts roept meteen dat er een ‘communistisch complot’ is.
Dezelfde dag stelt men de ‘verdwijning’ vast van generaal de Gaulle. Sommigen verspreiden het nieuwtje dat hij zich zou terugtrekken, maar in feite is hij naar Duitsland gegaan om bij generaal Massu, die er de Franse bezettingstroepen leidt, te horen of het leger hem trouw blijft.
30 mei is een beslissende dag in de strategie van de bourgeoisie om de situatie weer onder controle te brengen. De Gaulle houdt een nieuwe redevoering: “In de huidige omstandigheden kan ik mij niet terugtrekken [...] Ik ontbindt vandaag de Nationale Assemblee...”
Tegelijk wordt in Parijs, op de Champs-Elysées, een enorme betoging gehouden om de Gaulle te steunen. Ze komen uit de chique wijken, de welvarende buitenwijken en ook uit het ‘diepe Frankrijk’ dankzij de vrachtwagens van het leger; het ‘volk’ van de angst en de poen, van de bourgeois en de religieuze instellingen voor hun kinderen, de hogere kaders die overtuigd zijn van hun eigen ‘superioriteit’, de kleine winkeliers die achter hun vitrine staan te beven, de oud-strijders die verbolgen zijn over de aanvallen op de nationale driekleur, de maffiabazen met hun handlangers uit de onderwereld, maar ook de veteranen van Frans Algerije en de OAS (het geheim leger dat tegen de Franse terugtrekking uit Algerije was), de jonge leden van de fascistoide groep Occident, de oude nostalgici van het Vichy-regime (hoewel die allemaal een hekel hebben aan de Gaulle); heel dat allegaartje komt zijn haat tegen de arbeidersklasse uitschreeuwen, en zijn ‘liefde voor de orde’. In de massa hoort men naast de oud-strijders van ‘Vrij Frankrijk’ de slogan “Cohn-Bandit naar Dachau!”
Maar de ‘partij van de orde’ bestaat niet enkel uit degenen die betogen op de Champs-Elysées. Dezelfde dag roept de CGT op tot onderhandelingen per sector om “de verworvenheden van Grenelle te verbeteren”, dat is het middel om de beweging op te splitsen om die de nek te kunnen omdraaien.

De werkhervatting

Vanaf deze datum (een donderdag) begint het werk hier en daar hervat te worden, maar geleidelijk aan, want op 6 juni zijn er nog zes miljoen stakers. De werkhervatting gebeurt in verspreide slagorde:
– 31 mei: staal in Lotharingen, textiel in het noorden;
– 4 juni: arsenalen, verzekeringen;
– 5 juni: EDF (elektriciteitssector), steenkoolmijnen;
– 6 juni: post, telecommunicatie, transport (in Parijs forceert de CGT de werkhervatting: in de verschillende depots zeggen de vakbondsafgevaardigden dat de andere depots al weer aan het werk zijn, wat niet waar is);
– 7 juni: het lager onderwijs;
– 10 juni: de Renaultfabriek van Flins wordt door de politie bezet; een scholier komt bij een charge van de gendarmerie in de Seine terecht en verdrinkt;
– 11 juni: bij een interventie van de CRS oproerpolitie in de Peugeotfabriek van Sochaux (tweede grootste van Frankrijk) worden twee arbeiders gedood.
Overal in Frankrijk komen er dan nieuwe gewelddadige betogingen: “Ze hebben onze kameraden gedood!”. Gezien het vastberaden verzet van de arbeiders trekken de CRS zich terug uit de fabriek van Sochaux; de werkhervatting komt er pas tien dagen later.
Uit vrees dat de verontwaardiging de staking nieuw leven zal inblazen (er zijn nog drie miljoen stakers) roepen de vakbonden (CGT voorop) en de linkse partijen onder leiding van de PCF met nadruk op tot werkhervatting “zodat de verkiezingen kunnen doorgaan en de overwinning bezegelen van de arbeidersklasse”. L’Humanité, dagblad van de PCF, titelt: “Zeker van hun overwinning gaan miljoenen arbeiders weer aan het werk”.
De reden voor de systematische stakingsoproep door de vakbonden vanaf 20 mei wordt nu duidelijk: de beweging moest onder controle gebracht worden om de minst strijdbare sectoren tot werkhervatting te brengen, zodat de andere sectoren ontmoedigd zouden raken.
Waldeck-Rochet zegt in een verkiezingstoespraak dat “de communistische partij een partij van de orde is”. En de burgerlijke ‘orde’ wordt geleidelijk aan hersteld:
– 12 juni: werkhervatting in het secundair onderwijs;
– 14 juni: Air France en de koopvaardij;
– 16 juni: de Sorbonne wordt bezet door de politie;
– 17 juni: chaotische werkhervatting bij Renault Billancourt;
– 18 juni: de Gaulle laat de leiders van de OAS die nog vast zaten ontslaan uit de gevangenis;
– 23 juni: eerste rond van de wetgevende verkiezingen met grote winst voor rechts;
– 24 juni: werkhervatting in de Citroënfabriek Javel, midden in Parijs (Krasucki, de nummer twee van de CGT, spreekt in de algemene vergadering om op te roepen de staking te beëindigen);
– 26 juni: Usinor Dunkerque;
– 30 juni: tweede ronde van de verkiezingen met een historische zege voor rechts.
Eén van de laatste bedrijven waar het werk hervat wordt, op 12 juli, is de ORTF: talloze journalisten willen de bemoeizucht en de regeringscensuur, die ze eerder moesten ondergaan, niet zien terugkeren. Nu de toestand genormaliseerd wordt, krijgen velen van hen ontslag. De orde is overal weergekeerd, ook bij de informatie die men aan de bevolking wil geven.
Zo eindigt de grootste staking uit de geschiedenis op een nederlaag, in tegenstelling tot wat CGT en PCF beweren. Een klinkende nederlaag die besloten wordt met de sterke terugkeer van de partijen en ‘overheden’ die tijdens de beweging zwaar op de korrel genomen waren. Maar de arbeidersbeweging weet reeds lang dat “het ware resultaat van hun strijd is niet zozeer het onmiddellijk succes, maar de groeiende eenheid van de arbeiders” (Kommunistisch manifest). Achter hun nederlaag op het onmiddellijke vlak hebben de arbeiders in 1968 in Frankrijk zo een grote overwinning geboekt, niet voor henzelf, maar voor het gehele wereldproletariaat. Dat zullen we zien in ons volgende artikel waarin we zullen proberen duidelijk maken wat de historische en wereldwijde inzet was van de ‘mooie maand mei’ in Frankrijk.

Fabienne / 27-04-08

(1) De dag na deze redevoering kondigt het gemeentepersoneel op vele plaatsen aan dat ze zullen weigeren het referendum te organiseren. Ook weet de overheid niet waar ze de stembulletins kan laten drukken: de nationale drukkerij is in staking en de privé-drukkerijen die niet staken weigeren: hun bazen willen geen extra moeilijkheden met hun arbeiders.
(2) Later wordt bekend dat ook Chirac, staatssecretaris voor sociale zaken, de nr.2 van de CGT, Krasucki ontmoet heeft (op een zolder!).

Geschiedenis van de arbeidersbeweging: