Door Internationalisme op
Sinds begin dit jaar zijn er stakingen, betogingen en oproer uitgebroken tegen de levensduurte in 37 landen van de Derde Wereld en de zogenoemde ‘opkomende’ landen: oproer in Mauretanië en Indonesië, betogingen tegen de honger en plunderingen van bakkerijen in Egypte, gewelddadige botsingen zoals in Kameroen en de Ivoorkust, Burkina Faso en Senegal, betogingen in Mexico en ook oproer in Haïti waar de bevolking er toe gedwongen wordt zich te voeden met modderkoeken. In Pakistan worden er zelfs kinderen door hun families vermoord omdat zij hen niet meer kunnen voeden!
De gemeenschappelijke noemer van al deze uitdrukkingen van de meest verschrikkelijke ellende is de prijsexplosie die de armen en de arbeidersbevolking op verschillende manieren treft. De prijs van de maïs is sinds de zomer van 2007 verviervoudigd, de graanprijs sinds begin 2008 verdubbeld en de levensmiddelen zijn in de arme landen in twee jaar met ruim 60% gestegen. In Thailand, een uitvoerland, is de prijs van rijst in één maand verdubbeld. De vernietigende gevolgen van de prijsstijging van 30 tot 60% van de voedselprijzen op wereldvlak treffen net zo goed de bevolking van de ‘rijke’ als die van de arme landen. Zo zouden in de Verenigde Staten, de grootste economische wereldmacht, 28 miljoen mensen niet meer kunnen overleven zonder de voedselverdelingsprogramma’s die uitgaan van gemeenten en federale staten.
Nu al sterven er dagelijks 100.000 mensen van honger, om de vijf seconden sterft er een kind van minder dan tien jaar, 842 miljoen mensen lijden aan een verergerde vorm van chronische ondervoeding die hen terugbrengt tot een toestand van invaliden. En voortaan dwingen de prijzen van levensmiddelen twee van de zes miljard mensen op de planeet (dit wil zeggen één derde van de mensheid) in een toestand van strijd om dagelijkse overleving. Toch zou de landbouw, volgens Jean Ziegler, de speciale rapporteur van de Verenigde Naties, op wereldvlak in staat zijn om 12 miljard mensen te voeden.
De experts van de bourgeoisie – IMF, FAO, UNO, G8, enzovoort – zijn formeel en zij kondigen aan dat deze ‘voedsel-tsoenami’ (volgens de woorden van de Europese commissaris van ontwikkeling en humanitaire actie) een ernstige crisis is die niet ‘voorbijgaand’ is maar ‘structureel’. De toestand kan dus nog verergeren. De experts voorzien dat tegen 2010 de maïsprijs nog met 20% zal zijn gestegen, soja en koolzaad met 26%, graan met 11%, maniok met 33%. De horizon van 2020 zal nog erger zijn: meer dan 41% voor maïs, meer dan 76% voor soja en koolzaad, meer dan 30% voor graan en 135% voor maniok.
Daarom verwacht de bourgeoisie heel ‘scherpzinnig’ een toename van sociale conflicten en hongeroproer in steeds grotere gebieden en vreest zelfs voor het opduiken van militaire conflicten voor het bemachtigen van levensmiddelen en bebouwbare grond. Geconfronteerd met de ernst van dit perspectief is de Verenigde Naties eind april bijeengekomen om “een gemeenschappelijke strategie uit te werken ter ondersteuning van de ontwikkelingslanden die geconfronteerd worden met de wereldvoedselcrisis”. In feite gaat het er bij deze ‘strategie’ vooral om het voorkomen van het ergste en dringend 500 miljoen dollar extra fondsen bijeen te bedelen bij de ontwikkelde landen die slechts 3 miljard dollar betalen voor het Wereld Voedsel Programma (WFP), terwijl hun staten 1.000 miljard dollar hebben uitgegeven ter ondersteuning van de banken die dreigden bankroet te gaan als gevolg van de crisis in het onroerend goed van de zomer van 2007.
De duizelingwekkende verhoging van de olieprijs die de vervoerskosten opdrijft net als de uitgaven voor landbouwmachines is één van de redenen die door de media op de voorgrond worden geschoven. Deze staat vast maar is verre van de enige.
Ze hebben het ook over de toenemende vraag naar voedsel, vooral voor de veeteelt (waardoor de vraag naar voedergewassen toeneemt), over het feit van een zekere verhoging van de koopkracht van de middenklassen en nieuwe voedingsgewoonten in de ‘opkomende’ landen zoals India en China, die de huidige schaarste op de wereldmarkt en de prijsverhogingen zouden moeten verklaren.
Ook de ongebreidelde speculatie op de landbouw-producten wordt op de korrel genomen. Zelfs de mediageile Kouchner, die altijd graag zijn mening geeft over om het even welk onderwerp, bevestigt dat “een eind moet worden gemaakt aan de speculatie op de voedingsproducten”, maar deze gaat gewoon door en wordt niet eens afgeremd. Enerzijds vormen de producten bestemd voor menselijk verbruik het doelwit van een ongebreideld gesjoemel: op de beurs van Chicago is in de loop van de eerste drie maanden van dit jaar “de omvang van de omzet van contracten voor soja, graan, maïs, varkensvlees en zelfs levend vee” met 20% gestegen (volgens Le Figaro van 15 april). Elke dag wordt er, enkel in Chicago, 30 miljoen ton soja verhandeld. Een verergerende factor is dat de graanvoorraden op het laagste peil staan in dertig jaar, wat nog bijdraagt tot de speculatiedorst van de investeerders, de grote fortuinen en andere hegde funds, die steeds talrijker worden om zich op het voedselmanna te storten, vooral sinds de crisis in het onroerend goed. Anderzijds is er de markt van biobrandstoffen die in volle ontwikkeling is en ook een tomeloze speculatie op gang heeft gebracht op producten waarvan men hoopt die in de toekomst tegen een veel hogere prijs te kunnen verkopen. Dit leidt tot een explosie van dit soort gewassen ten koste van anderen die bestemd zijn voor de consumptie en tot het uitputten van bebouwbare akkergrond.
Het telen van biobrandstoffen botst op heftige kritiek bij wetenschappers. Talrijke landen die producenten waren van basisproducten hebben grote delen van hun landbouweconomie van voedingsgewassen omgeschakeld naar het massaal telen van biobrandstoffen, onder het voorwendsel van de strijd tegen het broeikaseffect. Maar zo verminderen zij op een drastische wijze de basisvoedselproducten en verhogen de prijzen ervan op dramatische wijze. Dat is het geval in Congo Brazaville dat in deze optiek op een extensieve manier de suikerrietproductie ontwikkelt, terwijl de bevolking op straat komt en crepeert van de honger. In Brazilië gaat Lula er prat op dat iedereen voortaan zijn honger kan stillen, terwijl 30% va de bevolking onder het armoedegrens leeft en zich nauwelijks kan voeden, en waar de landbouw steeds meer wordt gericht op de productie van biobrandstoffen.
Bovendien drijft deze ‘winstgevende’ markt tot absurditeiten: in de Rocky Mountains in de Verenigde Staten, waar landbouwers al 30% van hun maïsproductie hebben bestemd voor de productie van ethanol, worden reusachtige oppervlaktes bestemd voor het kweken van ‘energieleverende’ maïs op grond – die er niet voor geschikt is, wat een ongelooflijke verspilling veroorzaakt van meststoffen en water met een mager resultaat. Jean Ziegler legt het als volgt uit : “Om 50 liter te tanken moet er 232 kilo maïs worden verbrand” en, om één kilo maïs voort te brengen moet er 1000 liter water worden verspild. Volgens recente studies is niet enkel het rapport over de ‘vervuiling’ door biobrandstoffen negatief (een recent onderzoek toont aan dat zij de luchtvervuiling verhogen doordat ze meer warmtedeeltjes de lucht in sturen dan normale brandstof), maar hun globale gevolgen op ecologisch en economisch vlak zijn rampzalig voor het geheel van de mensheid. Een dergelijke verandering van de bestemming van de teelten met het oog op de energieproductie in plaats van voedsel is een typische uiting van de kapitalistische verblinding en zijn vernietigingsvermogen. Daar hebben we te maken met een schoolvoorbeeld van ‘kapitalistische rationaliteit’.
De landbouwsubsidies en de importbelastingen die door de Verenigde Staten en de Europese Unie worden geheven zitten ook op de beklaagdenbank. De EU bijvoorbeeld geeft 40% van haar budget, 50 miljard euro, uit aan haar gemeenschappelijke landbouwpolitiek en legt “belastingen op die kunnen gaan tot 430% op bepaalde landbouwproducten” (volgens de website www.rfi.fr van 21 april 2008).
De wedijver en het protectionisme op landbouwgebied maakt dat de meest productieve landbouwers van de industrielanden (dikwijls dankzij regeringssteun) een belangrijk deel van hun productie uitvoeren naar landen van de Derde Wereld, en daar de locale boerenstand ruïneren – wat op zijn beurt de landvlucht naar de steden met zich meebrengt, en internationale golven van vluchtelingen veroorzaakt die gedwongen worden tot het verlaten van hun landerijen die oorspronkelijk bestemd waren voor akkerbouw.
In Afrika bijvoorbeeld zijn talloze boeren geruïneerd door de Europese uitvoer van kip en rundvlees. Mexico kon niet meer voldoende basisproducten voortbrengen voor het voeden van de eigen bevolking. Dit land moet tien miljard dollar uitgeven voor invoer van voedsel.
De gevolgen van het broeikaseffect, zoals overstromingen, worden eveneens en terecht ingeroepen. Door de opwarming van de planeet met een temperatuurstijging van één graad Celsius, zou de productie van rijst, graan en maïs met 10% dalen. De recente warmtegolven in Australië hebben geleid tot belangrijke schade en dalingen in de landbouwopbrengst. De eerste onderzoeken wijzen erop dat een verhoging van de temperatuur een bedreiging vormt voor het overleven van talloze dier- en plantensoorten en dat ze de voedingswaarde van planten verminderen. Ondanks het feit dat er nieuwe gronden in cultuur zijn gebracht zijn de bruikbare de oorzaak van verzilting, erosie, vervuiling en de uitputting van de grond, dat wil zeggen ze worden stilaan onbebouwbaar of verarmen verschrikkelijk.
Meerdere vernietigende tendensen die onlosmakelijk verbonden zijn met de kapitalistische productiewijze ook onmiskenbaar:
– zo voorziet het Internationaal Onderzoeksinstituut van de Rijst dat de teelt van de rijst in Azië bedreigd wordt door overgebruik van meststoffen en de schade daarrvan op het bodemevenwicht;
– “de productie en consumptie van ‘cash’ producten zorgen er voor dat een doorgedreven monocultuur de norm is geworden” (Red Marut, Wereldvoedselcrisis : lege rijstbollen en grote ratten, 16 april 2008, www.libcom.org). Bijna 40% van de landbouwproductie is afhankelijk van bevloeiing; 75% van het drinkbaar water van de planeet wordt gebruikt voor landbouw-bevloeiing. De teelt van alflafa (luzerne bestemd voor dierenvoeding) in Californië, citroenen in Israël, katoen aan het Aralmeer in de voormalige Sovjet-Unie, graan in Saoudie-Arabië en Jemen, dat wil zeggen van streken die niet de natuurlijke omstandigheden voor de producten bieden, betekenen een enorme verspilling van water voor de landbouw;
– in talloze regio’s van de wereld is de bodem steeds verder vervuild of totaal vergiftigd. 10% van de Chinese bodem is nu al vergiftigd: jaarlijks sterven 120.000 boeren in China als gevolg van de ontwikkeling van kanker te wijten aan bodemvergiftiging. Eén van de resultaten van de bodemuitputting in Nederland voortkomend uit de hyper-productiviteit zorgt er voor dat de voedingswaarde van de landbouwproducten uiterst laag is geworden.
Zo komt er een nieuw gevaar opzetten – dat van een algehele hongersnood – waarvan de mensheid dacht dat dit een nachtmerrie uit het verleden was geworden. De gecombineerde effecten van droogtes en overstromingen die worden veroorzaakt door de ontregeling van het klimaat en hun gevolgen voor de landbouw, de verder schrijdende vernietiging en vermindering van de bebouwbare gronden, de vervuiling en de strooptochten in de oceanen leiden tot een verschraling van het voedsel.
Maar het gaat het niet om ‘natuurrampen’ of gebeurtenissen die men zou kunnen omschrijven als ‘brute pech’, het gaat overduidelijk om de perverse en vernietigende gevolgen van de kapitalistische economie, een economie in het nauw waarvan de irrationaliteit alle terreinen en alle niveaus inpalmt. Hoe langer dit systeem overeind blijft hoe meer het reusachtige delen van de mensheid en de planeet blootstelt aan een onafwendbare vernietiging.
Wegens de vernietigende gevolgen van de kapitalistische productiewijze op de landbouw en het leefmilieu, wordt de mensheid geconfronteerd met een wedloop tegen de tijd. Hoe meer ravages het kapitalisme aanricht, hoe fundamenteler het overleven zelf van de menselijke soort wordt bedreigd.
Dino-Mulan / 6.5.2008
(1) We zijn ver van de kalmerende toespraken van de FAO die in 2000 ‘voorspelde’ dat dankzij het ingrijpen van de Verenigde Naties het aantal van 826 miljoen ondervoede mensen zou worden teruggebracht tot 580 miljoen.
De gemeenschappelijke noemer van al deze uitdrukkingen van de meest verschrikkelijke ellende is de prijsexplosie die de armen en de arbeidersbevolking op verschillende manieren treft. De prijs van de maïs is sinds de zomer van 2007 verviervoudigd, de graanprijs sinds begin 2008 verdubbeld en de levensmiddelen zijn in de arme landen in twee jaar met ruim 60% gestegen. In Thailand, een uitvoerland, is de prijs van rijst in één maand verdubbeld. De vernietigende gevolgen van de prijsstijging van 30 tot 60% van de voedselprijzen op wereldvlak treffen net zo goed de bevolking van de ‘rijke’ als die van de arme landen. Zo zouden in de Verenigde Staten, de grootste economische wereldmacht, 28 miljoen mensen niet meer kunnen overleven zonder de voedselverdelingsprogramma’s die uitgaan van gemeenten en federale staten.
Nu al sterven er dagelijks 100.000 mensen van honger, om de vijf seconden sterft er een kind van minder dan tien jaar, 842 miljoen mensen lijden aan een verergerde vorm van chronische ondervoeding die hen terugbrengt tot een toestand van invaliden. En voortaan dwingen de prijzen van levensmiddelen twee van de zes miljard mensen op de planeet (dit wil zeggen één derde van de mensheid) in een toestand van strijd om dagelijkse overleving. Toch zou de landbouw, volgens Jean Ziegler, de speciale rapporteur van de Verenigde Naties, op wereldvlak in staat zijn om 12 miljard mensen te voeden.
De experts van de bourgeoisie – IMF, FAO, UNO, G8, enzovoort – zijn formeel en zij kondigen aan dat deze ‘voedsel-tsoenami’ (volgens de woorden van de Europese commissaris van ontwikkeling en humanitaire actie) een ernstige crisis is die niet ‘voorbijgaand’ is maar ‘structureel’. De toestand kan dus nog verergeren. De experts voorzien dat tegen 2010 de maïsprijs nog met 20% zal zijn gestegen, soja en koolzaad met 26%, graan met 11%, maniok met 33%. De horizon van 2020 zal nog erger zijn: meer dan 41% voor maïs, meer dan 76% voor soja en koolzaad, meer dan 30% voor graan en 135% voor maniok.
Daarom verwacht de bourgeoisie heel ‘scherpzinnig’ een toename van sociale conflicten en hongeroproer in steeds grotere gebieden en vreest zelfs voor het opduiken van militaire conflicten voor het bemachtigen van levensmiddelen en bebouwbare grond. Geconfronteerd met de ernst van dit perspectief is de Verenigde Naties eind april bijeengekomen om “een gemeenschappelijke strategie uit te werken ter ondersteuning van de ontwikkelingslanden die geconfronteerd worden met de wereldvoedselcrisis”. In feite gaat het er bij deze ‘strategie’ vooral om het voorkomen van het ergste en dringend 500 miljoen dollar extra fondsen bijeen te bedelen bij de ontwikkelde landen die slechts 3 miljard dollar betalen voor het Wereld Voedsel Programma (WFP), terwijl hun staten 1.000 miljard dollar hebben uitgegeven ter ondersteuning van de banken die dreigden bankroet te gaan als gevolg van de crisis in het onroerend goed van de zomer van 2007.
De algemeen aangenomen oorzaken van de voedselprijsstijgingen
De media en de specialisten van allerlei aard geven velerlei uitleg over deze galopperende inflatie van de voedselprijzen. Ze leggen uit dat sommige prijzen harder stijgen dan anderen, terwijl ze in werkelijkheid elkaar opjagen en zo uitdrukking zijn van de tegenstrijdigheden van de kapitalistische wereld.De duizelingwekkende verhoging van de olieprijs die de vervoerskosten opdrijft net als de uitgaven voor landbouwmachines is één van de redenen die door de media op de voorgrond worden geschoven. Deze staat vast maar is verre van de enige.
Ze hebben het ook over de toenemende vraag naar voedsel, vooral voor de veeteelt (waardoor de vraag naar voedergewassen toeneemt), over het feit van een zekere verhoging van de koopkracht van de middenklassen en nieuwe voedingsgewoonten in de ‘opkomende’ landen zoals India en China, die de huidige schaarste op de wereldmarkt en de prijsverhogingen zouden moeten verklaren.
Ook de ongebreidelde speculatie op de landbouw-producten wordt op de korrel genomen. Zelfs de mediageile Kouchner, die altijd graag zijn mening geeft over om het even welk onderwerp, bevestigt dat “een eind moet worden gemaakt aan de speculatie op de voedingsproducten”, maar deze gaat gewoon door en wordt niet eens afgeremd. Enerzijds vormen de producten bestemd voor menselijk verbruik het doelwit van een ongebreideld gesjoemel: op de beurs van Chicago is in de loop van de eerste drie maanden van dit jaar “de omvang van de omzet van contracten voor soja, graan, maïs, varkensvlees en zelfs levend vee” met 20% gestegen (volgens Le Figaro van 15 april). Elke dag wordt er, enkel in Chicago, 30 miljoen ton soja verhandeld. Een verergerende factor is dat de graanvoorraden op het laagste peil staan in dertig jaar, wat nog bijdraagt tot de speculatiedorst van de investeerders, de grote fortuinen en andere hegde funds, die steeds talrijker worden om zich op het voedselmanna te storten, vooral sinds de crisis in het onroerend goed. Anderzijds is er de markt van biobrandstoffen die in volle ontwikkeling is en ook een tomeloze speculatie op gang heeft gebracht op producten waarvan men hoopt die in de toekomst tegen een veel hogere prijs te kunnen verkopen. Dit leidt tot een explosie van dit soort gewassen ten koste van anderen die bestemd zijn voor de consumptie en tot het uitputten van bebouwbare akkergrond.
Het telen van biobrandstoffen botst op heftige kritiek bij wetenschappers. Talrijke landen die producenten waren van basisproducten hebben grote delen van hun landbouweconomie van voedingsgewassen omgeschakeld naar het massaal telen van biobrandstoffen, onder het voorwendsel van de strijd tegen het broeikaseffect. Maar zo verminderen zij op een drastische wijze de basisvoedselproducten en verhogen de prijzen ervan op dramatische wijze. Dat is het geval in Congo Brazaville dat in deze optiek op een extensieve manier de suikerrietproductie ontwikkelt, terwijl de bevolking op straat komt en crepeert van de honger. In Brazilië gaat Lula er prat op dat iedereen voortaan zijn honger kan stillen, terwijl 30% va de bevolking onder het armoedegrens leeft en zich nauwelijks kan voeden, en waar de landbouw steeds meer wordt gericht op de productie van biobrandstoffen.
Bovendien drijft deze ‘winstgevende’ markt tot absurditeiten: in de Rocky Mountains in de Verenigde Staten, waar landbouwers al 30% van hun maïsproductie hebben bestemd voor de productie van ethanol, worden reusachtige oppervlaktes bestemd voor het kweken van ‘energieleverende’ maïs op grond – die er niet voor geschikt is, wat een ongelooflijke verspilling veroorzaakt van meststoffen en water met een mager resultaat. Jean Ziegler legt het als volgt uit : “Om 50 liter te tanken moet er 232 kilo maïs worden verbrand” en, om één kilo maïs voort te brengen moet er 1000 liter water worden verspild. Volgens recente studies is niet enkel het rapport over de ‘vervuiling’ door biobrandstoffen negatief (een recent onderzoek toont aan dat zij de luchtvervuiling verhogen doordat ze meer warmtedeeltjes de lucht in sturen dan normale brandstof), maar hun globale gevolgen op ecologisch en economisch vlak zijn rampzalig voor het geheel van de mensheid. Een dergelijke verandering van de bestemming van de teelten met het oog op de energieproductie in plaats van voedsel is een typische uiting van de kapitalistische verblinding en zijn vernietigingsvermogen. Daar hebben we te maken met een schoolvoorbeeld van ‘kapitalistische rationaliteit’.
De landbouwsubsidies en de importbelastingen die door de Verenigde Staten en de Europese Unie worden geheven zitten ook op de beklaagdenbank. De EU bijvoorbeeld geeft 40% van haar budget, 50 miljard euro, uit aan haar gemeenschappelijke landbouwpolitiek en legt “belastingen op die kunnen gaan tot 430% op bepaalde landbouwproducten” (volgens de website www.rfi.fr van 21 april 2008).
De wedijver en het protectionisme op landbouwgebied maakt dat de meest productieve landbouwers van de industrielanden (dikwijls dankzij regeringssteun) een belangrijk deel van hun productie uitvoeren naar landen van de Derde Wereld, en daar de locale boerenstand ruïneren – wat op zijn beurt de landvlucht naar de steden met zich meebrengt, en internationale golven van vluchtelingen veroorzaakt die gedwongen worden tot het verlaten van hun landerijen die oorspronkelijk bestemd waren voor akkerbouw.
In Afrika bijvoorbeeld zijn talloze boeren geruïneerd door de Europese uitvoer van kip en rundvlees. Mexico kon niet meer voldoende basisproducten voortbrengen voor het voeden van de eigen bevolking. Dit land moet tien miljard dollar uitgeven voor invoer van voedsel.
De gevolgen van het broeikaseffect, zoals overstromingen, worden eveneens en terecht ingeroepen. Door de opwarming van de planeet met een temperatuurstijging van één graad Celsius, zou de productie van rijst, graan en maïs met 10% dalen. De recente warmtegolven in Australië hebben geleid tot belangrijke schade en dalingen in de landbouwopbrengst. De eerste onderzoeken wijzen erop dat een verhoging van de temperatuur een bedreiging vormt voor het overleven van talloze dier- en plantensoorten en dat ze de voedingswaarde van planten verminderen. Ondanks het feit dat er nieuwe gronden in cultuur zijn gebracht zijn de bruikbare de oorzaak van verzilting, erosie, vervuiling en de uitputting van de grond, dat wil zeggen ze worden stilaan onbebouwbaar of verarmen verschrikkelijk.
Meerdere vernietigende tendensen die onlosmakelijk verbonden zijn met de kapitalistische productiewijze ook onmiskenbaar:
– zo voorziet het Internationaal Onderzoeksinstituut van de Rijst dat de teelt van de rijst in Azië bedreigd wordt door overgebruik van meststoffen en de schade daarrvan op het bodemevenwicht;
– “de productie en consumptie van ‘cash’ producten zorgen er voor dat een doorgedreven monocultuur de norm is geworden” (Red Marut, Wereldvoedselcrisis : lege rijstbollen en grote ratten, 16 april 2008, www.libcom.org). Bijna 40% van de landbouwproductie is afhankelijk van bevloeiing; 75% van het drinkbaar water van de planeet wordt gebruikt voor landbouw-bevloeiing. De teelt van alflafa (luzerne bestemd voor dierenvoeding) in Californië, citroenen in Israël, katoen aan het Aralmeer in de voormalige Sovjet-Unie, graan in Saoudie-Arabië en Jemen, dat wil zeggen van streken die niet de natuurlijke omstandigheden voor de producten bieden, betekenen een enorme verspilling van water voor de landbouw;
– in talloze regio’s van de wereld is de bodem steeds verder vervuild of totaal vergiftigd. 10% van de Chinese bodem is nu al vergiftigd: jaarlijks sterven 120.000 boeren in China als gevolg van de ontwikkeling van kanker te wijten aan bodemvergiftiging. Eén van de resultaten van de bodemuitputting in Nederland voortkomend uit de hyper-productiviteit zorgt er voor dat de voedingswaarde van de landbouwproducten uiterst laag is geworden.
Zo komt er een nieuw gevaar opzetten – dat van een algehele hongersnood – waarvan de mensheid dacht dat dit een nachtmerrie uit het verleden was geworden. De gecombineerde effecten van droogtes en overstromingen die worden veroorzaakt door de ontregeling van het klimaat en hun gevolgen voor de landbouw, de verder schrijdende vernietiging en vermindering van de bebouwbare gronden, de vervuiling en de strooptochten in de oceanen leiden tot een verschraling van het voedsel.
Maar het gaat het niet om ‘natuurrampen’ of gebeurtenissen die men zou kunnen omschrijven als ‘brute pech’, het gaat overduidelijk om de perverse en vernietigende gevolgen van de kapitalistische economie, een economie in het nauw waarvan de irrationaliteit alle terreinen en alle niveaus inpalmt. Hoe langer dit systeem overeind blijft hoe meer het reusachtige delen van de mensheid en de planeet blootstelt aan een onafwendbare vernietiging.
Wegens de vernietigende gevolgen van de kapitalistische productiewijze op de landbouw en het leefmilieu, wordt de mensheid geconfronteerd met een wedloop tegen de tijd. Hoe meer ravages het kapitalisme aanricht, hoe fundamenteler het overleven zelf van de menselijke soort wordt bedreigd.
Dino-Mulan / 6.5.2008
(1) We zijn ver van de kalmerende toespraken van de FAO die in 2000 ‘voorspelde’ dat dankzij het ingrijpen van de Verenigde Naties het aantal van 826 miljoen ondervoede mensen zou worden teruggebracht tot 580 miljoen.