Door Internationalisme op
Stelselmatige aftakeling van levensomstandigheden
Het verlies aan koopkracht dat heel de arbeidersklasse raakt is het product van een stelselmatige politiek van de bourgeoisie. Die werd duidelijk verwoord tijdens de conferentie van 2003 voor de werkgelegenheid waarin de top van bazen, vakbonden en de politiek gebundeld waren: “verlaging van de ondernemingslasten, loonmatiging, vermindering van de werkloosheidskosten, verlenging van de arbeidstijd en de loopbaan, en tenslotte alternatieve financiering van de sociale zekerheid.” Zo betekende de ‘verdediging’ van de economische concurrentiekracht al deze jaren:– drastische gezondmaking van de productiekosten, delocalisatie en uitstoot van arbeidskracht door allerlei restructuratieplannen en versoepeling van de ontslagprocedure in zowel de openbare als de privésector (VW, Gevaert, GM, Janssens Pharmaceutica, De Post...);
– opdrijving van de productiviteit (die bij de drie hoogste van de wereld behoord) door een aanzienlijke toename van de flexibiliteit zonder extra kosten, een vermindering van het absenteïsme en van pauzes, wat een daadwerkelijke verlening betekent van de arbeidsduur en de loopbaan;
– het neerwaarts bijstellen van de loonnormen (vermindering en afschaffing van de ancienneteitsbarema’s, premies en toeslagen ;
– tenslotte, herziening en geleidelijke vermindering van de sociale zekerheid, vooral op het vlak van de werkloosheid, kosten voor de gezondheid en persioenen.
Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat de lonen, uitkeringen en pensioenen afnemen en bijgevolg steeds groter lagen van de bevolking in armoede wegzinken. De koopkracht van de Belgische arbeider is onder de laagste van de geïndustria-liseerde landen van Europa, bijvoorbeeld 25% lager dan in Nederland (volgens de Europese Ondernemers Federatie, aangehaald in De Morgen, 05.06.2006). Bovendien is in 2006 “de totale loonmassa in ons land dus minder snel gestegen dan het BIP, terwijl de bedrijfswinsten betrekkelijk snel stegen” (De Tijd, 03.10.2007). Met de snelle toename van het aantal losse baantjes, tijdelijk of deeltijds, heeft een toenemend aantal arbeiders geen vast inkomen meer, waardoor zelfs gezinnen met inkomen boven de armoededrempel in de problemen komen.
In een dergelijke situatie van stelselmatige aftakeling van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse is het van belang de samenloop te benadrukken van twee verschijnselen die zich in België sinds het eind van 2007 voordoen. Enerzijds een flinke toename van de strijdbaarheid van de arbeiders en anderzijds een behoorlijke aftakeling van de nationale economische situatie volgend op de versnelling van de wereldcrisis. Het samengaan van deze twee verschijnselen in de laatste maanden plaatst de sociale situatie in België heel duidelijk midden in de dynamiek van het opleving van de arbeidersstrijd in Europa en de rest van de wereld.
Een vermenigvuldiging van gelijktijdige strijd
Als de onvrede van de werkenden lange tijd grote moeite had om langs de misleidingscampagnes van de bourgeoisie te geraken en tot een duidelijke verzetsbeweging tegen de aanvallen uit te groeien, dan toonde de ‘stakingsgolf’ van winter 2007-2008 volop dat dezelfde kenmerken aanwezig zijn als in de strijd elders in de wereld: een hervonden strijdvermogen, een langzaam maar zeker terugvinden van de klassenidentiteit, herhaalde pogingen tot klassensolidariteit.– Vanaf de herfst van 2007 breken er talrijke bewegingen uit in verschillende sectoren tegen de rationalisaties, de ontslagen, de loonsverlagingen: Janssens Farmaceutica Beerse, Volvo Cars Gent, Bayer Antwerpen, stadspersoneel Antwerpen en Luik,...
– Door een nationale manifestatie rond de verdediging van de koopkracht op 15 december probeerden de vakbonden de woede te laten bekoelen en de onvrede te richten op een deelname aan de communautaire ruzies (‘nee tegen de opsplitsing van de sociale zekerheid’ gemeengoed voor Walen en Vlamingen).
– Toch laait de strijd weer op na de eindejaarsfeesten. Wat half januari 2008 spontaan begon als een plaatselijk sociaal conflict bij een toeleveringsbedrijf van Ford Genk voor ‘één euro meer’ verandert snel in een ware stakingsgolf voor verhoging van de koopkracht. Het zijn dezelfde arbeiders die onder druk stonden ter gelegenheid van de herstructureringen bij Ford, Opel en VW in het begin van 2007 die het vuur aan de lont leggen. Eerst slaagt de spontane eisenbeweging er in om uit te breiden naar Ford Genk en nagenoeg alle bedrijven in de omgeving om vervolgens heel de provincie Limburg te raken net als de metaalindustrie. De wilde stakingsgolf breidde zich geleidelijk uit naar andere industrietakken en andere provincies, vooral naar het Nederlandstalig deel en naar Brussel. Zo waren er naast een reeks van belangrijke stakingsbewegingen binnen het vakbondskader (zoals bij Elektrabel, SONOCA en de brandweerlieden) wilde stakingen zoals bij het logistiek bedrijf Ceva tegen ontslagen en BP rond een herstructurering en de arbeidsomstandigheden waar het patronaat opriep “de ongecontroleerde acties te beëindigen en het model van het sociaal overleg te volgen”. Bovendien waren er nog onvoorziene werkonderbrekingen bij de tram- en busbestuurders van De Lijn in verband met arbeidersomstandigheden en pauzes, bij de NMBS...
Verschillende kenmerken van de beweging komen overeen met de tendensen die zich ook in andere Europese landen aftekenen:
– Eerstens is er de gelijktijdigheid van de bewegingen, net als hun snelle uitbreiding;
– Als er een rode draad gaat door een groot deel van de beweging van de winter van 2008 dan “is dat het niet gaat om stakingen die door de vakbonden georganiseerd werden, maar om wilde stakingen. Het is de basis die in opstand komt, en het zijn de vakbonden die proberen om te bemiddelen” (één van de getuigenissen op het discussieforum van De Standaard over de stakingsgolf). Deze spontane stakingsgolf versterkte zo ook het zelfvertrouwen van de arbeiders, wekte strijdwil op voor andere directe eisen.
– De beweging kwam op gang in reactie op de verhoging van de kosten van levensonderhoud en de verlaging van het levensniveau. Hij kwam op gang onder de indruk van groeiende chaos en onverantwoordelijkheid van de politieke klasse tot uiting komend in de meer dan negen maanden regeringloosheid. Deze context van de strijd in reactie op dezelfde aanvallen neigde ertoe de impact van het arsenaal van klassieke verdeel- en heerstactieken, per regio, sector, bedrijf, beroep, openbaar en privé, enzovoort, te verzwakken en bij de arbeiders bijgevolg een gevoel van solidariteit op te wekken. Al de arbeiders, werkend, werkloos, gepensioneerd, studenten, konden zich zo herkennen in deze bewegingen tegen het verlies aan koopkracht, het arbeidsritme en de losse arbeidscontracten.
De aftakeling van de economische situatie
Parallel daaraan bevestigen de economische indicatoren dat België steeds meer wordt geraakt door de acheruitgang van de economische situatie, ingezet met de vastgoedcrisis en de speculatieve beursinvesteringen (Junk Bonds), door de recessie in de Verenigde Staten net als het uit de pan rijzen van de olieprijzen en de voedingsproducten.– Economische vertraging: daling van de economische groei van 2,7% (2007) naar 1,7% (2008) en 1,4% (2009) volgens het IMF (De Morgen, 03.06.2008).
– Het weer oplopen van de inflatie: België vestigt nieuwe records in Europa met een inflatie van 5,2% (Euro-zone 3,6%) en het oplopen van de voedselprijzen met 6,1% (Euro-zone 6,2%, Europese Unie 7,1%) (De Morgen, 03.06.2008). Onmiddellijk gevolg: groeiende levensduurte, achteruitgang van lonen en het oplopen van schulden.
– De stijging van de levenskosten heeft nog groter gevolgen voor de flexibiliseringsmaatregelen en de arbeidsonzekerheid. Als het aantal banen in 2007 spectaculair steeg (116.000 banen meer) en als de werkloosheid nog niet toeneemt moet er de nadruk op worden gelegd dat het soort van gecreëerde banen voortdurend een teruggang van de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse met zich meebrengt (wat de burgerlijke sociologen het verschijnsel noemen van de ‘working poor’):
a) De vakbonden erkennen zelf dat “de actieve sociale welvaartsstaat geen win-win, maar een loose-loose situatie is” (Rapport ABVV, in De Morgen, 17.03.2008). De flexibiliteit bracht geen stabiliteit van de werkgelegenheid maar arbeidsonderzekerheid.
b) Druk op kwalificatie en lonen: 20% van de loontrekkers komt met het loon de maand niet rond en de helft slaagt daar met grote moeite in (De Morgen, 23.04.2008).
Dit kan de druk op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse alleen maar vergroten.
Vakbondssolidariteit is solidariteit met de kapitalistische staat
Tijdens de tweede helft van 2007 voerde de bourgeoisie intense communautaire campagnes die erop gericht waren beslag te leggen op het sociale terrein door middel van nationalistische of regionalistische misleidingen om de aandacht van de arbeiders af te leiden van de aftakeling van het levensniveau en iedere neiging tot strijdbaarheid te verlammen. Deze fnuikende campagnes konden echter niet voorkomen dat de onvrede toenam en er steeds meer strijd ontstond. Vandaar dat de bourgeoisie in het begin van 2008, geconfronteerd met een toename en met gelijktijdige arbeidersacties van strategie veranderde:
– De doodzwijgen in de media van de arbeidersstrijd werd algemeen, tussen de regio’s en op internationaal niveau.
– Vakbonden en ondernemers proberen de vuurhaarden van de strijdbaarheid te blussen, niet door toe te geven aan looneisen, maar door eenmalige toeslagen onder de vorm van eenmalige premies en bonificaties gebonden aan de bedrijfsresultaten. Vaak proberen de patroons zelfs de sociale vrede af te kopen om een eind te maken aan de stakingsgolf voordat de arbeiders daadwerkelijk in actie zijn gekomen. “omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen” (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen, 02/02/2008). Dezelfde tactiek wordt gebruikt in het recente akkoord bij de NMBS waar de patroons van de ‘openbare sector’ en de vakbonden een geldpremie van 1000 euro aanbieden verdeeld over drie jaar (De Morgen, 03.06.2008).
– De vakbonden liepen voorop om de toenemende strijdbaarheid af te remmen. Zij namen hun afstand tov de socialistische partijen, promoten hier de eenheid, daar de verdeling. Ook werd er in de bedrijven gebruik gemaakt van de sociale verkiezingen om luidruchtige campagnes te voeren over ‘sociale democratie’ en het belang van arbeidersvertegenwoordiging via hun syndicale afvaardigingen.
– De algemene vakbondsacties, zoals de manifestatie van 15.12.2008 rond het “redden van de koopkracht en de solidariteit” of de syndicale actieweek ter sensibilisering per regio midden juni, beogen allen hetzelfde doel:
a) de vakbonden voordoen als dragers bij uitstek van solidariteit;
b) de arbeiderssolidariteit te koppelen aan de verdediging van een valse nationale solidariteit, de solidariteit met de nationale staat en de structuren van sociale controle.
Deze campagnes worden gevoerd om de arbeidersklasse op het verkeerde been te zetten in het vraagstuk van de solidariteit.
Als de bourgeoisie momenteel, het uitbarsten van strijd niet meer kan voorkomen, dan moet ze het terrein belegeren om uitbreiding en vereniging van de strijd te voorkomen, de solidariteit in de strijd voor de verdediging van de proletarische belangen te ontkrachten naar een strijd voor het behoud van nationale staatsstructuren van sociale controle. En in deze politieke strategie is er voor de vakbonden een cruciale rol weggelegd.
Sinds een jaar wordt de politieke situatie in België gekenmerkt door een haast volledige afwezigheid van een regeringspolitiek (en zelf van een regering als zodanig). Als tijdens de tweede helft van 2007 deze ‘regeringsverlamming’ deel uitmaakte van de campagnes rond de toekomst van België dan wordt de afwezigheid van politieke richting in een context van economische aftakeling en verzwakking van de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal stilaan ontoelaatbaar voor de bourgeoisie:
– Geen sluitende begroting, (er werd uitgegaan van een groei van 1,9%) die het financiële evenwicht in de waagschaal leggen die zelf het resultaat was van een tiental jaren van soberheid;
– Voor het eerst in vijftien jaar een negatieve handelsbalans: “Dat is een belangrijk signaal dat onze concurrentiekracht fors achteruitgaat. En dat voor een land als België dat er prat op gaat een exportland te zijn” (Economist G. Noels in De Morgen, 16.04.2008).
– Toenemende problemen in de bedrijven en in verschillende sectoren: de luchtvaart waar de meeste maatschappijen in de rode cijfers staan door de stijging van de brandstofprijzen; de banksector met grote problemen die ook Belgische banken raken als Fortis (beursnotering -12%), Dexia (winstdaling van 60% en beursnotering -21%, 15.05.2008); KBC (beursnotering -14%).
De beruchte einddatum van 15 juli, die de Belgische bourgeoisie zichzelf oplegde voor de onderhandelingen tussen de verschillende politieke fracties die betrokken zijn in een groot compromis over een globaal maatregelenpakket voor de reorganisatie van de federale staat, wordt nog veel meer een cruciaal moment om maatregelen te nemen om het begrotingsevenwicht te herstellen en versterking van de concurrentiepositie van de nationale economie. Zo gezien kan het verdere wegrotten van de economische situatie als gevolg van de politieke verlamming van de laatste maanden heel goed deel uitmaken van een strategie om eerst de strijdbaarheid uit te putten binnen een syndicaal korset om vervolgens de verschillende regionale fracties te herenigen rond een gemeenschappelijke politiek van het redden van de Belgische economie.
Het vraagstuk van de indexering van de lonen kan een centraal onderdeel uitmaken van de opsmuk van de aanval. Terwijl de bourgeoisie de lonen een flinke klap wil geven brengt ze het monster van Loch Ness naar boven van de automatische koppeling van de lonen aan de index. Dat stelt de vakbonden in staat om zich op te werpen als kampioenen van de solidariteit door te mobiliseren voor het ‘redden van de index’ terwijl die ‘automatische koppeling’ allang veel meer een mythe dan werkelijkheid is. De index is al op allerlei manieren gemanipuleerd en begrensd door een ‘loonnormering’ die voor schrijft dat loonsverhogingen in geen geval het gemiddelde mag overschrijden van dat bij de belangrijkste concurrenten.
Jos / 14.06.2008