Door Internationalisme op
“In België gaat het beter dan elders” zei Verhofstadt nog niet zo lang geleden en sommige statistieken in de burgerlijke pers die de balans van 2004 opmaken zouden dit bevestigen. Toch vonden de vakbonden, de waakhonden bij uitstek van diezelfde bourgeoisie, het nodig om tegen het einde van datzelfde jaar 2004, op 21 december, een brede manifestatie te organiseren met bijna vijftigduizend arbeiders in de straten van de hoofdstad. Zoals de herhaalde oproepen van de werkgeversorganisaties aantonen, wordt in de schoot van de bourgeoisie zelf een andere toon aangeslagen, één die niet langer verhult dat de behoeften van de crisis vereisen om het mes te zetten in het hart van de hele sociale zekerheid. De neteligheid van de situatie vergt een verandering in de houding van de bourgeoisie en dus een heel andere toon. Dit geeft nu al aanleiding tot grote spanningen in haar midden, met bijvoorbeeld het openlijk rechtse offensief in de VLD achter De Decker en de terugkeer naar een grotere liberale orthodoxie in het Mouvement Réformateur achter Reynders ten koste van de vleugel rond Louis Michel. Meerdere jaren lang is de paarse regering, met haar ‘linkse’ en ‘progressieve’ imago en vooral met haar andere politieke cultuur van “open en democratisch debat”, erin geslaagd om de anti-arbeidersmaatregelen als eerlijke compromissen en zelfs als cadeautjes aan de bevolking te verkopen. Zo is zij erin geslaagd om een psychologisch klimaat te handhaven waarin de bevolking en de arbeidersklasse een bepaald vertrouwen bleven koesteren in de regering en de toekomst niet al te bevreesd tegemoet zagen. Maar aan de vooravond van 2005 begint deze camouflage van de werkelijkheid van de crisis rafelig te worden. Inderdaad, ondanks de leugenachtige beweringen die Verhofstad en zijn kliek maar blijven colporteren, is de situatie in België niet beter dan die van zijn buurlanden en beginnen ongerustheid en ontevredenheid binnen de arbeidersklasse om zich heen te grijpen.
Deze ommekeer in de situatie is al heel zichtbaar in talrijke landen zoals in Duitsland, Frankrijk, Nederland, Spanje en Italië, maar ook in de Verenigde Staten en Brazilië, waar de regeringen de aanvallen op het geheel van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse hebben verdubbeld. Deze nieuwe sociaal-economische maatregelen hebben reeds reacties van de arbeidersklasse opgeroepen, zoals in Duitsland, Spanje en Nederland (zie Internationalisme, nr. 312-313).
Ook met de beste wensen van de bourgeoisie slaat de crisis wel degelijk toe...
Sinds 2001 zijn de begrotingen en de verwachte groeicijfers overal ter wereld in neerwaartse zin herzien. De economische groei in de Eurozone was gemiddeld 1%. Landen als Duitsland en Nederland verkeerden officieel in recessie. Frankrijk en Italië volgden hen op de voet. Desalniettemin beleven we sinds de regeringsverklaring van september 2003 een voortdurend vertoon van euforie over de gezondheidstoestand van de economische situatie in België, teneinde de werkelijkheid van de crisis te verbergen. Het is in deze context dat de ‘paarse’ (socialistisch-liberale) regering de ‘Banenconferentie’ opende in samenwerking met de vakbonden en de patroons, met een enthousiasme dat door de economische situatie geenszins werd gerechtvaardigd: “Op weg naar 200.000 banen voor 2007” bazuinde de premier. De regering gaf daarvoor vijf dossiers vrij ‘ter onderhandeling’, waarin evenveel aanvallen tegen de arbeidersklasse verpakt zaten: belastingverlaging voor de ondernemingen, het aanmoedien van de ondernemingsgeest, het scheppen van werkgelegenheid, de begeleiding van werklozen – naast het op de rails zetten, voor later, van sleuteldossiers als de alternatieve financiering van de sociale zekerheid, de loonmatiging, de eindeloopbaandossiers. In de jaren 1990 heeft men de arbeiders ouder dan vijftig jaar aangespoord om een prépensioen te vragen onder het voorwendsel dat ze plaats zouden maken voor jongeren, en nu keert men de zaken eenvoudigweg om. Maar dat is allemaal zand in de ogen strooien, want in werkelijkheid gaat het erom in de vervroegde pensioenen en in de pensioenen zélf te hakken, naar het voorbeeld van Frankrijk, Duitsland, Nederland,... Al in de jaren 1990 heeft de toenmalige regering de pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen van 60 naar 65 jaren opgetrokken, zonder veel ophef te veroorzaken. Zij kon toen profiteren van de diepe terugval in strijdbaarheid en bewustzijn van de arbeidersklasse.
Om al haar plannen tot een succesvol einde te brengen vroeg de bourgeoisie aan de arbeidersklasse om solidair mee te werken. Wat een succes! In plaats van banen te zien ontstaan, kondigde de automobielfabriek Ford met ingang oktober 2003, nog bijna staande de ‘Banenconferentie’, brutaalweg het ontslag aan van 3.000 arbeiders, dat wil zeggen van een derde van de arbeidsplaatsen in de laatste grote onderneming van Limburg. Ondertussen stapelen de massaontslagen zich op indrukwekkende wijze op: van 2001 tot oktober 2003 zijn er niet minder dan 40.000 arbeidsplaatsen verdwenen. En alleen in 2004 hebben De Post en de NMBS 4.000 banen laten vervallen. Het is in dit kader van voortdurende economische verloedering en van toename van de werkloosheid dat de regering Verhofstadt II een plan ter “begeleiding van werklozen” lanceert met aanwerving van 120 controleurs (ziedaar de schepping van werkgelegenheid!)... om de jacht op de werklozen beter te organiseren.
...We hebben alle reden om ongerust te zijn...
Sindsdien is de situatie nog verslechterd. De economen sluiten een recessie voor 2005 niet langer uit.
De open recessie die de meeste landen al vier jaar teistert en de nieuwe kolossale schuldenopeenhoping vormen de belangrijkste kenmerken van de verdieping van de economische wereldcrisis. In België bedraagt de bruto schuldenlast nog altijd 100% van het BIP, een van de zwaarste van de Europese staten. De schuldenlast groeit ook voor de gezinnen en men begint zich het hoofd te breken over de ontwikkeling van de armoede in de grote steden, maar vooral in de oude industriële centra van de twintigste eeuw die zijn omgevormd in economische woestijnen of in toeristische reservaten gewijd aan industriële archeologie. Sommige wijken van Charleroi en Luik tellen dertig tot veertig procent werklozen. Eén Belg op de vier is op de een of andere wijze afhankelijk van een sociale uitkering. Het wordt voor de bourgeoisie steeds moeilijker om dergelijke omstandigheden te verbergen en ze legt de nadruk op cijfers die ‘België’ laten zien tussen “de landen waar het goed leven is”. Een enquête van La Libre Belgique becijferde dat ongeveer 200.000 gezinnen in dit land de armoedegrens hadden bereikt.
Met bijna 8.000 bankroeten bereikte het aantal bedrijfssluitingen een nieuw historisch record waarbij 18.550 arbeidsplaatsen verloren gingen. De gouverneur van de nationale bank voorziet een groeivoet van 2,7% en de schepping van maar 17.700 banen in 2004. Maar voor 2005 verwacht hij 45.000 nieuwe banen met 2,5% groei. De VBO net als verschillende economen geven toe dat die cijfers overdreven optimistisch zijn en dat zo’n zwak groeiritme van de economische activiteit geen nieuwe banen meer zal opleveren. We staan ver van de 60.000 per jaar die Verhofstadt beloofde! De werkloosheid groeit onophoudelijk ondanks de jacht die op werklozen wordt gemaakt. In november 2004 waren er 8,6% meer werklozen dan in november van het jaar ervoor. Op een actieve bevolking van 4.975.000 personen zijn er 770.600 officiële werklozen waarbij de honderdduizenden niet-werkenden moeten worden opgeteld die afhankelijk zijn van de OCMW’s en andere diensten of helemaal geen uitkering hebben.
Momenteel wordt een aanval uitgevoerd op de arbeidstijd, overwerk en via de flexibiliteit van de werktijd. Meer werken volgens de behoeften van het kapitaal tegen minder loon. Daaruit bestaan de wensen van de bourgeoisie voor het nieuwe jaar. De collectieve arbeidsovereenkomsten worden niet langer gerespecteerd, noch in de privé-sector, noch door de staat die bijvoorbeeld weigert om bij De Post 36 in plaats van 38 uur te laten werken omdat dat “Zeer slecht is om nieuwe geldschieters aan te trekken”.
De aanvallen op de pensioenen, de werkloosheidsuitkeringen, de uitgaven voor de gezondheidszorg en het onderwijs laten op hun beurt de ernst van de crisis zien net als het onvermogen van de bourgeoisie om de sociale zekerheid nog langer te financieren. Gesteund door het algemene offensief van de bourgeoisie in Europa en haar klankkast in de vorm van de Europese Richtlijnen op economisch en sociaal vlak, presenteert de patronale belangenvereniging, het VBO, een eisenpakket voor de collectieve arbeidsovereenkomsten voor 2005/2006: loonbevriezing, ter discussie stelling van de loonindex, terugkeer naar de vrijheid om overuren te maken, grondige hervorming van de vervroegde pensioenen. In tegenstelling tot wat de vakbonden beweren is dat geen patronaal opbod, maar een concreet doel voor de gehele bourgeoisie. Wat ook niet vergeten kan worden is dat de vermindering van de ‘patronale lasten’ die over twee jaar 1.200.000.000 euro bedragen zullen doorwegen op het zoeken naar alternatieve financieringsbronnen voor de sociale zekerheid.
Opnieuw merken we dat België niet ontsnapt aan de algemene tendens van diepgaande en frontale aanvallen op de arbeidersklasse. Heel het geklets over de Belgische uitzondering is slechts één groot rookgordijn.
...En de arbeidersklasse heeft geen ander vooruitzicht dan strijd te leveren
De Belgische bourgeoisie is zich heel wel bewust van de dreiging die van de arbeidersklasse uitgaat.
De opeenstapeling, de omvang en de aard van de aanvallen van de bourgeoisie zullen steeds meer de illusies ondergraven over de weldaden van een toekomstige heropleving die de heersende klasse nog altijd probeert te verspreiden. Maar bovenal, de ongerustheid bij de uitgebuiten zal toenemen, een onvrede en de vraag wordt gesteld wat hen in dit uitbuitingssysteem nog meer te wachten staat, voor hun kinderen en de komende generaties. De bourgeoisie voelt in werkelijkheid heel goed aan dat deze ongerustheid binnen de arbeidersklasse groeit, dezelfde ongerustheid die tot uitdrukking kwam bij de honderdduizenden demonstranten in Frankrijk, Oostenrijk, in Nederland en in Duitsland in 2003-2004. Zo gaan de werknemers in de gezondheidszorg al twee maanden wekelijks de straat op om hun statuten te laten herwaarderen en voor de schepping van 13.500 banen die in deze sector ontbreken. De herhaalde stakingen bij de post, de spoorwegen, de TEC in Charleroi, de MIVB, de gemeentediensten in 2003 en 2004 zijn tekenen aan de wand die ervan getuigen dat geleidelijk aan de ongerustheid algemeen begint te worden en overgaat in diepgaande onvrede. En dat vormt de aanzet voor strijdbaarheid en zelfvertrouwen van de klasse.
In die omstandigheden kozen de vakbonden het juiste moment om de lont uit het kruitvat te halen toen ze de onrust aanvoelden over de crisis en de plannen met de sociale zekerheid en de pensioenen. Ze organiseerden op 21 december 2004 een machteloze optocht en een staking voordat de strijdbaarheid goed en wel tot rijping kon komen, en er bijgevolg geen mobilisatie op klassenterrein plaatsvond, enkele dagen voor het eindejaarsverlof en aan de vooravond van kerstmis, zodat deze manifestatie duidelijk een demobilisatie zonder enig vervolg was. En als ‘eenheids’-manifestatie van het gezamenlijk vakbondsfront werd zo de illusie gezaaid van een eendracht en klassenkracht terwijl het in werkelijkheid om een goed gepland en beheerst manoeuvre ging van de vakbeweging om de arbeidersklasse te verzwakken. Dat deze manifestatie niettemin 50.000 arbeiders op de been bracht, waarbij nog moeten worden opgeteld de tienduizenden arbeiders en bedienden die toen in staking waren (hoewel doorgaans machteloos thuisgebleven), toonde de ongerustheid over de toekomst en het verlies aan vertrouwen in de voornemers van de bourgeoisie.
Wat de bourgeoisie het meeste ducht is dat de arbeidersklasse zichzelf als klasse begint te herkennen en van daaruit vragen begint te stellen bij haar eigen toekomst, over de aard van de crisis en de noodzaak van een andere keuze dan het kapitalisme. Het ging de Belgische bourgeoisie om het voorkomen van de bewustwording, en daarin is zij de laatste tien jaar wonderwel geslaagd, eerst onder de paars-groene, en nu paarse regering. De democratische campagnes, de dreigingen met delocalisaties en de angst voor werkloosheid verdoofden de strijdbaarheid van het proletariaat en ronselde de arbeiders achter de ‘democratische’ staat als ‘burgers’, afgezonderd van hun klassenbroeders. Dat alles kenmerkte de aard van de strijd, hun opsluiting op de werkplek, hun corporatistisch en heterogeen karakter. Maar het einde van de welvaartsstaat draagt het zaad van de strijdvereniging in zich, want hoe meer de aanvallen een algemeen karakter aannemen, des te meer moet het antwoord van de arbeiders globaal zijn.
Ook al worden de huidige gevechten nog gekenmerkt door hun sporadisch karakter, het is door hun opeenvolging, hun massaliteit en het feit dat ze een zeer geconcentreerd proletariaat in beweging brengen, dat ze fundamenteel getuigen van een groot verlies aan vertrouwen in de toekomst die het kapitalisme ons biedt. Deze strijd brengt een groeiende bewustwording tot uiting over het feit dat de aanvallen en de aftakeling van de levensvoorwaarden de arbeiders van alle landen raakt en in geen geval het probleem van een bepaalde sector vormt, van een afzonderlijk bedrijf of land. Uiteindelijk laat het zien dat het gevoel onder de arbeiders deel uit te maken van één en dezelfde klasse groeit.
Pol&Lac / 07.01.2005