Door Internationalisme op
Als we de bourgeoisie moeten geloven gaat het ons goed, zelfs beter: de door Verhofstadt beloofde 200.000 jobs zouden gecreëerd zijn en de werkloosheid gedaald en wel in die mate dat de media er wekenlang breeduit over berichten en zelfs op de eerste pagina blokletterden dat “bijna heel Vlaanderen werkt” (De Standaard, 3.10.07). Ook in Brussel wordt een daling van de werkloosheid van zelfs 10% genoteerd bij de jongeren tot 25 jaar die zich op de arbeidsmarkt aanbieden. Goed nieuws dus zou men denken. En toch blijft de bourgeoisie steen en been klagen dat “we de economische groei mislopen” door kwalitatief personeelstekort, vergrijzing en vooral door te hoge loonlasten. Indien we ons werk willen behouden, stelt ze, moeten we meer kennen en kunnen en meer werken voor minder geld.
Na het ‘solidariteitspact tussen de generaties’ van 2005 die de loopbaan verlengt en het brugpensioen aan banden legt moeten we nu slikken dat “de loonmatiging een vorm van solidariteit is” zoals Van de Cloot, econoom bij ING het ons uitlegt want “we leveren allemaal wat koopkracht in maar er moeten minder mensen afvloeien” (De Standaard, 4.10.07). Met die logica van de bourgeoisie begrijpen we veel beter die andere hoofdtitel in de media: “Alsmaar meer Belgen arm” (De Standaard, 17.10.07).
Wat een cynisme! Men vraagt de abeidersklasse zich over de werkloosheidsstatistieken te verheugen terwijl deze in feite een verpaupering van gans de arbeidersklasse verdoezelen. We zetten in dit artikel de feiten en de toekomstplannen hieromtrent op een rijtje teneinde dit bedrog te ontmaskeren. Bovendien symboliseert de uitspraak van Van de Cloot heel duidelijk de visie die de bourgeoisie ons wil opleggen over ‘solidariteit’: die met haar systeem en winstmarges. En alsof dit nog niet genoeg is wordt de arbeidersklasse van ultra links tot extreem rechts opgeroepen om zich opnieuw in naam van ‘(red) de solidariteit’ achter de regionale burgerlijke belangen of de Belgische unitaire staat te scharen. Alsof de belangen van de bourgeoisie en die van de arbeidersklasse te verzoenen zijn!? Fascisten noemden dit vroeger Solidarisme, democraten zijn iets hypocrieter en noemen het solidariteit.
Wat de bourgeoisie er in haar bedrieglijke propaganda echter vergeet bij te vermelden is dat de officiële statistieken nog altijd 35% jeugdwerkloosheid aangeven voor Brussel en 31% in Wallonië. Maar zelfs volgens de OESO (Organisatie voor Economische samenwerking en Ontwikkeling) scoorde gans België met zijn 21% jeugdwerkloosheid opvallend slecht tegenover de 17% voor gans Europa. De regio’s Brussel en Wallonië sluiten zelfs het rijtje in de Europese statistieken. Dat wat de ‘rooskleurige’ situatie van de jongeren betreft.
Tegenover een tewerkstellingsgraad van 60,9%, één van de laagste van Europa, heeft het ‘generatiepact’, aangenomen in 2005, de loopbaanbeëindiging vastgelegd op 65 jaar (in afwachting van de 67 jaar zoals in Duitsland of 68 jaar zoals in Groot-Brittannië?) en iedere kans op vervroegd pensioen vóór 60 jaar drastisch ingeperkt. 45 jaar activiteit is de berekeningsnorm.
Tel daarbij dat de afgelopen twintig jaar de sociale uitkeringen niet meer welvaartsvast zijn, omdat zoveel mensen van een uitkering moeten leven en dit te duur was. Daardoor zijn de pensioenen en sociale uitkeringen in België nu lager dan elders en liggen ze dikwijls onder de Europese armoedegrens. Als in 1980, met goed 12% armoede bij de gepensioneerden, België in de kopgroep zat, bevindt het zich nu in de Europese staart. “Een gemiddeld pensioen bedraagt vandaag maar 992 euro per maand” (De Standaard, 23.10.07). Eén op de vijf 65-plussers leeft daarom onder de armoedegrens (20,6%). Deze situatie wordt steeds slechter omdat de generaties die nu pensioengerechtigd worden ook steeds meer door crisis en werkloosheid getroffen worden. Hiermee krijgen we een ander beeld van de vooruitzichten voor de ouderen.
Maar wellicht gaat het de rest dan beter? “Alsmaar meer Belgen arm” haalden we reeds eerder aan. In 2003 berekende Eurostat dat in België 13% van de bevolking in armoede leefde. Eind 2005 is het al 15%, ofwel 1,5 miljoen mensen die onder de armoedegrens leven (1 op de 7 Belgen), dat wil zeggen met minder dan een maandinkomen als alleenstaande van 822 euro anno 2007. In het Brussels Gewest leeft zelfs 1 op 3 van de inwoners onder de armoedegrens. Straathoekwerkers, OCMW centra, universitaire studies en andere officiële bronnen bevestigen dat deze tendens toeneemt. Meer en meer is er verdoken armoede, de schuldenberg loopt op. Uit het rapport van de Belgische Federatie van Voedselbanken blijkt ook dat in 2005 er 106.550 mensen een beroep deden op voedselbedeling, tegen 70.000 in 1995.
Dat ze bovendien al jarenlang steeds nieuwe trucs uithaalt om de werkloosheidscijfers te minimaliseren wisten we al, door er allerlei groepen zoals de geschorsten, de OCMW-trekkers, de kleine jobs, de bruggepensioneerden, de illegalen, enz al naar gelang de statistieken uit de cijfers te houden. Enkele sprekende voorbeelden om de werkelijke tendens beter te begrijpen: in de eerste zes maanden van 2006 liepen reeds 10.955 werklozen een schorsing op van hun recht op een uitkering, wat een verhoging met 12% betekent ten opzichte van 2005, of ook de werkloosheidscijfers in de arbeiderswijken van de grote steden zoals Charleroi, Luik, Brussel, Antwerpen of Gent, die de 30% benaderen of zelfs overstijgen.
En wat de 200.000 nieuwe jobs van Verhofstadt betreft, zoals J.M. Nollet van Ecolo reeds zei: “ik neem er notie van maar het valt te bezien hoe Guy Verhofstadt deze 200.000 jobs berekent. We moeten ons ook afvragen welk deel de deeltijdse jobs in deze statistieken innemen. Ik herinner eraan dat tussen juni 2003 en juni 2006 het aantal voltijdse werkenden is gedaald. Hun aandeel is teruggelopen van 71,98% tot 68,71% van het totaal aantal werkenden” (Le Soir, 3.11.2007).
In feite zijn die maatregelen een aanval op de arbeids- en levensomstandigheden, vermomd als een oplossing van het werkloosheidsprobleem waardoor de officiële werkloosheidscijfer gevoelig dalen. Het voltijds arbeidscontract van onbepaalde duur ruimt steeds meer de plaats voor de ontwikkeling van onzekere, dikwijls onderbetaalde en deeltijdse jobs, die meer dan 30% van de jobs uitmaken. Zo kan de regering met de grootste schijnheiligheid spreken van het vooruitzicht op ‘volledige tewerkstelling’ terwijl er in de werkelijkheid enkel werkonzekerheid is, deeltijdse arbeid en een grotere doses ellende. Zelfs een job hebben biedt dus geen garantie meer tegen de armoede want in 2005 bevindt zich 4 tot 6% van de werkenden in armoede.
Ziedaar de feiten die de mooie praatjes en de beloften van een schitterende toekomst in een ander daglicht stellen en slechts dienen om dit wegglijden in de afgrond te verbloemen.
Inderdaad, ondanks de beweringen over economische heropleving en daling van de werkloosheid wordt de Belgische bourgeoisie door de onomkeerbare historische crisis van haar systeem als geheel, door de verzadigde wereldmarkt waarin de bourgeoisie gevangen zit, gedwongen, en zal ze gedwongen blijven, om belangrijke aanvallen op de arbeidersklasse in het verschiet te stellen. De hoofdlijnen van het offensief van de bourgeoisie zullen in het verlengde liggen en nog verder gaan dan de eerdere die reeds duidelijk geformuleerd werden tijdens de conferenties voor tewerkstelling van september 2003, die het geheel van de patronale, syndicale en politieke krachten bijeenbracht: “daling van de bedrijfslasten, loonmatiging, vermindering van de kosten verbonden aan de werkloosheid, verlenging van de werkweek en de loopbaan en tenslotte de alternatieve financiering van de sociale zekerheid”. Dat is wat we zagen met de aanvaarding van het Waalse Marshallplan, met het Solidariteitspact tussen de generaties, met het Pact voor het concurrentiebeding, het loonoverleg en de alternatieve financiering van de sociale zekerheid onder de vorige regering.
Globaal betekent dit:
– Een verdere lastendaling voor de werkgevers en het versoepelen van ontslagprocedures.
– Het drastisch ‘gezondmaken’ van de productiekosten, delocalisaties of botweg schrappen van arbeidskracht die ten grondslag liggen en blijven liggen aan herstructureringsplannen of dat nu in de privé of de openbare sector is (zoals VW, Gevaert, GM, Janssens farmaceutica, ...). Net zoals in Frankrijk en Nederland waar de ambtenaren met honderdduizenden uitgedund worden spreekt de nieuwe regeringsploeg ook over 20.000 federale ambtenaren minder (-10%). De Post kondigt van zijn kant dan weer aan dat ze 6.000 postmannen wil doen afvloeien en vervangen door 12.000 onzekere, deeltijdse baantjes (voor studenten, gepensioneerden of huisvrouwen, als een soort bijverdienste).
– De productiviteitsstijging (al één van de drie hoogste ter wereld) door een aanzienlijke toename van de flexibiliteit zonder extra kosten en een vermindering van het absenteïsme en van pauzes, die zo een effectieve verlening van arbeidsduur en loopbaan met zich mee brengt. De regeringsonderhandelaars denken er ook aan het aantal uren dat men moet werken per jaar te berekenen en niet meer per dag, week of maand. In 2006 ging het aantal arbeidsuren per jaar boven de officiële arbeidstijd reeds van 65 naar 130 arbeidsuren, ofwel een toename van gemiddeld twee uur per week.
– De neerwaartse bijstelling van de loonnormen (vermindering en afschaffing van de anciënniteitsbarema’s, premies en toeslagen). De ‘automatische loonindexering’ zelf is een mythe geworden in de mate dat er met de index geknoeid is, onder meer zijn de petroleumproducten en producten ‘schadelijk voor de gezondheid’ er uitgehaald. Met olieprijzen die de pan uitswingen en waarvan tot nu slechts een fractie van de stijgingen is doorberekend (denken we maar aan de uitgestelde prijsstijgingen voor elektriciteit en gas voor begin 2008) kunnen we een ernstige achteruitgang van de koopkracht verwachten. Ter illustratie zal er in de komende weken bij meer dan 10.000 gezinnen in Wallonië alleen al de gaslevering afgesloten worden. Daarenboven voerde de bourgeoisie reeds in 1990 een ‘loonnorm’ in om de index nog meer te ‘matigen’ waarbij de voorziene loonstijgingen niet hoger mogen zijn dan het gemiddelde toegekend in de buurlanden. De koopkracht van de Belgische arbeider is daardoor reeds bij de laagste van alle industrielanden van Europa, bijvoorbeeld 25% minder dan in Nederland (volgens de Federatie van Europese Werkgevers; De Morgen, 5.06.2006). Het loonaandeel in het Bruto Binnenlands Product (BBP) door de vele ingrepen van de bourgeoisie is zo al jaren aan het dalen en is nu voor het eerst sinds 1971 gedaald onder de vijftig procent, wat een stuk lager ligt dan bijvoorbeeld in Frankrijk met 51,9%. “De totale loonmassa in ons land is dus minder snel gegroeid dan het BBP, terwijl de winsten van ondernemingen relatief sneller groeiden” (De Tijd, 3/10/2007).
Met een stijging van de prijzen van 4% tot 30% voor basisproducten in het vooruitzicht voelt de roep voor een verdere verlaging van de loonlasten aan als een slag in het gezicht.
– Tenslotte de herziening en geleidelijke vermindering van het sociale zekerheidsstelsel, vooral de werkloosheid, de ziekteverzekering en de pensioenen. Zo willen regering en patronaat de werkloosheidsuitkeringen sterk verminderen door ze te beperken in de tijd en gaan er steeds luidere stemmen op om de ‘excessieve’ pensioenen van ambtenaren en andere speciale regimes aan te pakken net zoals dat nu in Frankrijk gebeurt.
Waarom leidt dit pakket van maatregelen niet tot een groeiende eenheid en solidariteit in het verzet tegen deze aanvallen? Zoals uit de inleiding van dit artikel blijkt probeert de bourgeoisie, in België net als elders, de verdieping van de crisis op de meest cynische wijze te verbergen voor de arbeidersklasse. Daarenboven tracht ze een valse solidariteit aan de arbeiders op te leggen. Men buigt de solidariteit tussen de delen van de arbeidersklasse om naar een collaboratie met de uitbuiters: in naam van de sociale rechtvaardigheid, in naam het collectief belang, moeten offers gebracht worden. Op die manier probeert men een wig te drijven tussen delen van de arbeidersklasse om nog hardere aanvallen door te zetten. Men onderstreept wat ons scheidt en niet wat ons bindt. Door het aanpraten van schuldgevoelens, het aanwijzen van ‘luilakken’ en ‘uitkeringstrekkers’ worden de slachtoffers voorgesteld als ‘profiteurs van het systeem’. Zo worden beurtelings allerlei categorieën als ‘gepriviligeerden’ aangewezen. Als eertijds allerlei specifieke systemen werden opgezet om de arbeiders zo goedkoop mogelijk aan het werk te zetten in de moeilijkste omstandigheden (zoals mouwen opstropen voor de wederopbouw na de oorlog, werkkrachten aantrekken voor vuile en gevaarlijke jobs, voor moeilijke uurroosters, tegen armoedelonen in de openbare dienst), worden deze nu voorgesteld als onhoudbare voorrechten. Pensioenstelsels, werkloosheidsregelingen, verloningsbaremma’s, toeslagen en premies, verlofregelingen, middagpauzes, anciënniteitregelingen, regelingen bij ziekte, enzovoort, alles moet er in de neerwaartse spiraal aan geloven. Dat wordt toegedekt met redevoeringen over ‘democratische rechten’, ‘maatschappelijke solidariteit’ ‘verdediging van sociale verworvenheden’, strijd tegen ‘profiteurs, fraudeurs, corrupten’ en tegen allerlei ‘misbruik’.
Meer nog: in naam van de democratie, van de individuele vrijheid, van de verzoening van werk en privé, creëert de bourgeoisie in een sfeer van bikkelhard onderling opbod die de solidariteit moet ondermijnen, een systeem van onderaanneming, van filialisering, van eilandjes die ‘autonoom’ en ‘verantwoordelijk’ zijn voor hun resultaten en aangewende middelen. Ook het systeem met verloning afhankelijk van de prestaties (waartegen de IKEA-werknemers recent in staking zijn gegaan), of van projecten verloond volgens resultaat, verscherpt de onderlinge concurrentie en ondergraaft de solidariteit tussen de arbeiders.
Tenslotte worden we al maanden ondergedompeld in de nationalistische campagnes eens te meer onder het mom van de ‘solidariteit’, die de arbeidersklasse moet binden aan hun uitbuiters. De ‘regionalisten’ en ‘separatisten’ enerzijds willen ons overtuigen dat de arbeidersklasse er beter van zal worden en zijn sociale verworvenheden beter kan verdedigen als ze zich schaart achter het Vlaams, Waals of Brussels opbod tegen de uitbuiters of de profiteurs van de andere regio’s; de ‘nationalen’ anderzijds, met de vakbonden, linkse partijen en allerlei bekende personages uit de media-, culturele- en sportwereld op kop, en met massale petities en acties van het soort ‘Red de solidariteit’, stellen solidariteit gelijk met mobilisatie van de arbeidersklasse achter de Belgische staat: “We zijn Vlaming, Brusselaar of Waal, we zijn Belgen en wereldburgers. We willen niet dat er nieuwe muren worden opgetrokken tussen mensen, tussen regio’s en tussen landen. We willen niet dat het solidariteitsbeginsel wordt vervangen door wedijver en egoïsme.” (aanhef van de Petitie voor solidariteit tussen Vlamingen, Brusselaars en Walen).
Deze permanente campagnes maken het niet gemakkelijk voor de arbeiders om de krachten te bundelen en zo een dam op te werpen tegen de gezamenlijke aanvallen van regering, patronaat en vakbonden. Daarenboven, ondanks de klappen die ze reeds moesten incasseren, beseffen de arbeiders als maar duidelijker dat het ergste nog in het verschiet ligt. Voorlopig belet dit besef dat er strijd kan uitbreken met een ware klassensolidariteit, dat er een beweging op gang komt die zich uitbreidt en om solidariteit vraagt en die ook biedt aan al de andere klassenbroeders die dezelfde aanvallen ondergaan. Hierdoor verloopt de bundeling van , de krachten moeizaam, lukt de verdeling nog tussen openbare en privé-sector, per regio of taalgemeenschap, tussen werkenden en niet werkenden, zieken en gezonden, ouderen en jongeren, allochtonen en autochtonen. Deze moeilijke zoektocht naar eenheid en solidariteit in de strijd leidt echter onvermijdelijk naar het stelselmatig doorprikken van de leugens en uitvluchten van valse eenheid en solidariteit met onderneming, regio of natie, met de democratische staat en legt dus de basis voor de uitbouw van een ware klassesolidariteit in de strijd.
Lac / 7.11.2007
Na het ‘solidariteitspact tussen de generaties’ van 2005 die de loopbaan verlengt en het brugpensioen aan banden legt moeten we nu slikken dat “de loonmatiging een vorm van solidariteit is” zoals Van de Cloot, econoom bij ING het ons uitlegt want “we leveren allemaal wat koopkracht in maar er moeten minder mensen afvloeien” (De Standaard, 4.10.07). Met die logica van de bourgeoisie begrijpen we veel beter die andere hoofdtitel in de media: “Alsmaar meer Belgen arm” (De Standaard, 17.10.07).
Wat een cynisme! Men vraagt de abeidersklasse zich over de werkloosheidsstatistieken te verheugen terwijl deze in feite een verpaupering van gans de arbeidersklasse verdoezelen. We zetten in dit artikel de feiten en de toekomstplannen hieromtrent op een rijtje teneinde dit bedrog te ontmaskeren. Bovendien symboliseert de uitspraak van Van de Cloot heel duidelijk de visie die de bourgeoisie ons wil opleggen over ‘solidariteit’: die met haar systeem en winstmarges. En alsof dit nog niet genoeg is wordt de arbeidersklasse van ultra links tot extreem rechts opgeroepen om zich opnieuw in naam van ‘(red) de solidariteit’ achter de regionale burgerlijke belangen of de Belgische unitaire staat te scharen. Alsof de belangen van de bourgeoisie en die van de arbeidersklasse te verzoenen zijn!? Fascisten noemden dit vroeger Solidarisme, democraten zijn iets hypocrieter en noemen het solidariteit.
De feiten: hoe zit het met werkgelegenheid en armoede?
Wat de bourgeoisie er in haar bedrieglijke propaganda echter vergeet bij te vermelden is dat de officiële statistieken nog altijd 35% jeugdwerkloosheid aangeven voor Brussel en 31% in Wallonië. Maar zelfs volgens de OESO (Organisatie voor Economische samenwerking en Ontwikkeling) scoorde gans België met zijn 21% jeugdwerkloosheid opvallend slecht tegenover de 17% voor gans Europa. De regio’s Brussel en Wallonië sluiten zelfs het rijtje in de Europese statistieken. Dat wat de ‘rooskleurige’ situatie van de jongeren betreft.
Tegenover een tewerkstellingsgraad van 60,9%, één van de laagste van Europa, heeft het ‘generatiepact’, aangenomen in 2005, de loopbaanbeëindiging vastgelegd op 65 jaar (in afwachting van de 67 jaar zoals in Duitsland of 68 jaar zoals in Groot-Brittannië?) en iedere kans op vervroegd pensioen vóór 60 jaar drastisch ingeperkt. 45 jaar activiteit is de berekeningsnorm.
Tel daarbij dat de afgelopen twintig jaar de sociale uitkeringen niet meer welvaartsvast zijn, omdat zoveel mensen van een uitkering moeten leven en dit te duur was. Daardoor zijn de pensioenen en sociale uitkeringen in België nu lager dan elders en liggen ze dikwijls onder de Europese armoedegrens. Als in 1980, met goed 12% armoede bij de gepensioneerden, België in de kopgroep zat, bevindt het zich nu in de Europese staart. “Een gemiddeld pensioen bedraagt vandaag maar 992 euro per maand” (De Standaard, 23.10.07). Eén op de vijf 65-plussers leeft daarom onder de armoedegrens (20,6%). Deze situatie wordt steeds slechter omdat de generaties die nu pensioengerechtigd worden ook steeds meer door crisis en werkloosheid getroffen worden. Hiermee krijgen we een ander beeld van de vooruitzichten voor de ouderen.
Maar wellicht gaat het de rest dan beter? “Alsmaar meer Belgen arm” haalden we reeds eerder aan. In 2003 berekende Eurostat dat in België 13% van de bevolking in armoede leefde. Eind 2005 is het al 15%, ofwel 1,5 miljoen mensen die onder de armoedegrens leven (1 op de 7 Belgen), dat wil zeggen met minder dan een maandinkomen als alleenstaande van 822 euro anno 2007. In het Brussels Gewest leeft zelfs 1 op 3 van de inwoners onder de armoedegrens. Straathoekwerkers, OCMW centra, universitaire studies en andere officiële bronnen bevestigen dat deze tendens toeneemt. Meer en meer is er verdoken armoede, de schuldenberg loopt op. Uit het rapport van de Belgische Federatie van Voedselbanken blijkt ook dat in 2005 er 106.550 mensen een beroep deden op voedselbedeling, tegen 70.000 in 1995.
Dat ze bovendien al jarenlang steeds nieuwe trucs uithaalt om de werkloosheidscijfers te minimaliseren wisten we al, door er allerlei groepen zoals de geschorsten, de OCMW-trekkers, de kleine jobs, de bruggepensioneerden, de illegalen, enz al naar gelang de statistieken uit de cijfers te houden. Enkele sprekende voorbeelden om de werkelijke tendens beter te begrijpen: in de eerste zes maanden van 2006 liepen reeds 10.955 werklozen een schorsing op van hun recht op een uitkering, wat een verhoging met 12% betekent ten opzichte van 2005, of ook de werkloosheidscijfers in de arbeiderswijken van de grote steden zoals Charleroi, Luik, Brussel, Antwerpen of Gent, die de 30% benaderen of zelfs overstijgen.
En wat de 200.000 nieuwe jobs van Verhofstadt betreft, zoals J.M. Nollet van Ecolo reeds zei: “ik neem er notie van maar het valt te bezien hoe Guy Verhofstadt deze 200.000 jobs berekent. We moeten ons ook afvragen welk deel de deeltijdse jobs in deze statistieken innemen. Ik herinner eraan dat tussen juni 2003 en juni 2006 het aantal voltijdse werkenden is gedaald. Hun aandeel is teruggelopen van 71,98% tot 68,71% van het totaal aantal werkenden” (Le Soir, 3.11.2007).
In feite zijn die maatregelen een aanval op de arbeids- en levensomstandigheden, vermomd als een oplossing van het werkloosheidsprobleem waardoor de officiële werkloosheidscijfer gevoelig dalen. Het voltijds arbeidscontract van onbepaalde duur ruimt steeds meer de plaats voor de ontwikkeling van onzekere, dikwijls onderbetaalde en deeltijdse jobs, die meer dan 30% van de jobs uitmaken. Zo kan de regering met de grootste schijnheiligheid spreken van het vooruitzicht op ‘volledige tewerkstelling’ terwijl er in de werkelijkheid enkel werkonzekerheid is, deeltijdse arbeid en een grotere doses ellende. Zelfs een job hebben biedt dus geen garantie meer tegen de armoede want in 2005 bevindt zich 4 tot 6% van de werkenden in armoede.
Ziedaar de feiten die de mooie praatjes en de beloften van een schitterende toekomst in een ander daglicht stellen en slechts dienen om dit wegglijden in de afgrond te verbloemen.
De toekomst: opvoering van de aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden
Inderdaad, ondanks de beweringen over economische heropleving en daling van de werkloosheid wordt de Belgische bourgeoisie door de onomkeerbare historische crisis van haar systeem als geheel, door de verzadigde wereldmarkt waarin de bourgeoisie gevangen zit, gedwongen, en zal ze gedwongen blijven, om belangrijke aanvallen op de arbeidersklasse in het verschiet te stellen. De hoofdlijnen van het offensief van de bourgeoisie zullen in het verlengde liggen en nog verder gaan dan de eerdere die reeds duidelijk geformuleerd werden tijdens de conferenties voor tewerkstelling van september 2003, die het geheel van de patronale, syndicale en politieke krachten bijeenbracht: “daling van de bedrijfslasten, loonmatiging, vermindering van de kosten verbonden aan de werkloosheid, verlenging van de werkweek en de loopbaan en tenslotte de alternatieve financiering van de sociale zekerheid”. Dat is wat we zagen met de aanvaarding van het Waalse Marshallplan, met het Solidariteitspact tussen de generaties, met het Pact voor het concurrentiebeding, het loonoverleg en de alternatieve financiering van de sociale zekerheid onder de vorige regering.
Globaal betekent dit:
– Een verdere lastendaling voor de werkgevers en het versoepelen van ontslagprocedures.
– Het drastisch ‘gezondmaken’ van de productiekosten, delocalisaties of botweg schrappen van arbeidskracht die ten grondslag liggen en blijven liggen aan herstructureringsplannen of dat nu in de privé of de openbare sector is (zoals VW, Gevaert, GM, Janssens farmaceutica, ...). Net zoals in Frankrijk en Nederland waar de ambtenaren met honderdduizenden uitgedund worden spreekt de nieuwe regeringsploeg ook over 20.000 federale ambtenaren minder (-10%). De Post kondigt van zijn kant dan weer aan dat ze 6.000 postmannen wil doen afvloeien en vervangen door 12.000 onzekere, deeltijdse baantjes (voor studenten, gepensioneerden of huisvrouwen, als een soort bijverdienste).
– De productiviteitsstijging (al één van de drie hoogste ter wereld) door een aanzienlijke toename van de flexibiliteit zonder extra kosten en een vermindering van het absenteïsme en van pauzes, die zo een effectieve verlening van arbeidsduur en loopbaan met zich mee brengt. De regeringsonderhandelaars denken er ook aan het aantal uren dat men moet werken per jaar te berekenen en niet meer per dag, week of maand. In 2006 ging het aantal arbeidsuren per jaar boven de officiële arbeidstijd reeds van 65 naar 130 arbeidsuren, ofwel een toename van gemiddeld twee uur per week.
– De neerwaartse bijstelling van de loonnormen (vermindering en afschaffing van de anciënniteitsbarema’s, premies en toeslagen). De ‘automatische loonindexering’ zelf is een mythe geworden in de mate dat er met de index geknoeid is, onder meer zijn de petroleumproducten en producten ‘schadelijk voor de gezondheid’ er uitgehaald. Met olieprijzen die de pan uitswingen en waarvan tot nu slechts een fractie van de stijgingen is doorberekend (denken we maar aan de uitgestelde prijsstijgingen voor elektriciteit en gas voor begin 2008) kunnen we een ernstige achteruitgang van de koopkracht verwachten. Ter illustratie zal er in de komende weken bij meer dan 10.000 gezinnen in Wallonië alleen al de gaslevering afgesloten worden. Daarenboven voerde de bourgeoisie reeds in 1990 een ‘loonnorm’ in om de index nog meer te ‘matigen’ waarbij de voorziene loonstijgingen niet hoger mogen zijn dan het gemiddelde toegekend in de buurlanden. De koopkracht van de Belgische arbeider is daardoor reeds bij de laagste van alle industrielanden van Europa, bijvoorbeeld 25% minder dan in Nederland (volgens de Federatie van Europese Werkgevers; De Morgen, 5.06.2006). Het loonaandeel in het Bruto Binnenlands Product (BBP) door de vele ingrepen van de bourgeoisie is zo al jaren aan het dalen en is nu voor het eerst sinds 1971 gedaald onder de vijftig procent, wat een stuk lager ligt dan bijvoorbeeld in Frankrijk met 51,9%. “De totale loonmassa in ons land is dus minder snel gegroeid dan het BBP, terwijl de winsten van ondernemingen relatief sneller groeiden” (De Tijd, 3/10/2007).
Met een stijging van de prijzen van 4% tot 30% voor basisproducten in het vooruitzicht voelt de roep voor een verdere verlaging van de loonlasten aan als een slag in het gezicht.
– Tenslotte de herziening en geleidelijke vermindering van het sociale zekerheidsstelsel, vooral de werkloosheid, de ziekteverzekering en de pensioenen. Zo willen regering en patronaat de werkloosheidsuitkeringen sterk verminderen door ze te beperken in de tijd en gaan er steeds luidere stemmen op om de ‘excessieve’ pensioenen van ambtenaren en andere speciale regimes aan te pakken net zoals dat nu in Frankrijk gebeurt.
De strijd: geen solidariteit met de uitbuiters en hun staat
Waarom leidt dit pakket van maatregelen niet tot een groeiende eenheid en solidariteit in het verzet tegen deze aanvallen? Zoals uit de inleiding van dit artikel blijkt probeert de bourgeoisie, in België net als elders, de verdieping van de crisis op de meest cynische wijze te verbergen voor de arbeidersklasse. Daarenboven tracht ze een valse solidariteit aan de arbeiders op te leggen. Men buigt de solidariteit tussen de delen van de arbeidersklasse om naar een collaboratie met de uitbuiters: in naam van de sociale rechtvaardigheid, in naam het collectief belang, moeten offers gebracht worden. Op die manier probeert men een wig te drijven tussen delen van de arbeidersklasse om nog hardere aanvallen door te zetten. Men onderstreept wat ons scheidt en niet wat ons bindt. Door het aanpraten van schuldgevoelens, het aanwijzen van ‘luilakken’ en ‘uitkeringstrekkers’ worden de slachtoffers voorgesteld als ‘profiteurs van het systeem’. Zo worden beurtelings allerlei categorieën als ‘gepriviligeerden’ aangewezen. Als eertijds allerlei specifieke systemen werden opgezet om de arbeiders zo goedkoop mogelijk aan het werk te zetten in de moeilijkste omstandigheden (zoals mouwen opstropen voor de wederopbouw na de oorlog, werkkrachten aantrekken voor vuile en gevaarlijke jobs, voor moeilijke uurroosters, tegen armoedelonen in de openbare dienst), worden deze nu voorgesteld als onhoudbare voorrechten. Pensioenstelsels, werkloosheidsregelingen, verloningsbaremma’s, toeslagen en premies, verlofregelingen, middagpauzes, anciënniteitregelingen, regelingen bij ziekte, enzovoort, alles moet er in de neerwaartse spiraal aan geloven. Dat wordt toegedekt met redevoeringen over ‘democratische rechten’, ‘maatschappelijke solidariteit’ ‘verdediging van sociale verworvenheden’, strijd tegen ‘profiteurs, fraudeurs, corrupten’ en tegen allerlei ‘misbruik’.
Meer nog: in naam van de democratie, van de individuele vrijheid, van de verzoening van werk en privé, creëert de bourgeoisie in een sfeer van bikkelhard onderling opbod die de solidariteit moet ondermijnen, een systeem van onderaanneming, van filialisering, van eilandjes die ‘autonoom’ en ‘verantwoordelijk’ zijn voor hun resultaten en aangewende middelen. Ook het systeem met verloning afhankelijk van de prestaties (waartegen de IKEA-werknemers recent in staking zijn gegaan), of van projecten verloond volgens resultaat, verscherpt de onderlinge concurrentie en ondergraaft de solidariteit tussen de arbeiders.
Tenslotte worden we al maanden ondergedompeld in de nationalistische campagnes eens te meer onder het mom van de ‘solidariteit’, die de arbeidersklasse moet binden aan hun uitbuiters. De ‘regionalisten’ en ‘separatisten’ enerzijds willen ons overtuigen dat de arbeidersklasse er beter van zal worden en zijn sociale verworvenheden beter kan verdedigen als ze zich schaart achter het Vlaams, Waals of Brussels opbod tegen de uitbuiters of de profiteurs van de andere regio’s; de ‘nationalen’ anderzijds, met de vakbonden, linkse partijen en allerlei bekende personages uit de media-, culturele- en sportwereld op kop, en met massale petities en acties van het soort ‘Red de solidariteit’, stellen solidariteit gelijk met mobilisatie van de arbeidersklasse achter de Belgische staat: “We zijn Vlaming, Brusselaar of Waal, we zijn Belgen en wereldburgers. We willen niet dat er nieuwe muren worden opgetrokken tussen mensen, tussen regio’s en tussen landen. We willen niet dat het solidariteitsbeginsel wordt vervangen door wedijver en egoïsme.” (aanhef van de Petitie voor solidariteit tussen Vlamingen, Brusselaars en Walen).
Deze permanente campagnes maken het niet gemakkelijk voor de arbeiders om de krachten te bundelen en zo een dam op te werpen tegen de gezamenlijke aanvallen van regering, patronaat en vakbonden. Daarenboven, ondanks de klappen die ze reeds moesten incasseren, beseffen de arbeiders als maar duidelijker dat het ergste nog in het verschiet ligt. Voorlopig belet dit besef dat er strijd kan uitbreken met een ware klassensolidariteit, dat er een beweging op gang komt die zich uitbreidt en om solidariteit vraagt en die ook biedt aan al de andere klassenbroeders die dezelfde aanvallen ondergaan. Hierdoor verloopt de bundeling van , de krachten moeizaam, lukt de verdeling nog tussen openbare en privé-sector, per regio of taalgemeenschap, tussen werkenden en niet werkenden, zieken en gezonden, ouderen en jongeren, allochtonen en autochtonen. Deze moeilijke zoektocht naar eenheid en solidariteit in de strijd leidt echter onvermijdelijk naar het stelselmatig doorprikken van de leugens en uitvluchten van valse eenheid en solidariteit met onderneming, regio of natie, met de democratische staat en legt dus de basis voor de uitbouw van een ware klassesolidariteit in de strijd.
Lac / 7.11.2007