Door Internationalisme op
Eind augustus 2013 organiseerde de IKS een ontmoetings- en discussiedag rond de vraag of we geconfronteerd worden met een terugkeer van de jaren 1930? Wat is er gemeenschappelijk tussen beide periodes en wat is er nu juist verschillend? En vooral: waarom?
De directe aanleiding hiertoe waren de vele discussies rond dit thema die sinds de economische dip van 2008 de kop opstaken. Er bestaat enige grond om te denken dat we nu weer terug zijn in de jaren 1930. Het is waar dat we op dit moment geconfronteerd worden met
- de diepste crisis in de geschiedenis van het kapitalisme sinds de jaren 1930;
- een nooit geziene veralgemeende aanval op de lonen, de werkgelegenheid, de pensioenen en andere uitkeringen, zoals men vooral kan vaststellen in Griekenland, Spanje, Portugal;
- moeilijkheden, ja, het failliet van de banken met op de achtergrond het gevaar van een dreigende ineenstorting van het hele financiële systeem;
- een barbaarse ontwikkeling van oorlogen zoals in Centraal Afrika, Mali, Libië, Syrië en imperialistische spanningen in vele regio’s overal ter wereld;
- steeds straffere ideologische campagnes, zoals die van extreem-rechts en het populisme, vooral gebaseerd op nationalisme, regionalisme en vreemdelingenhaat;
- een strijdniveau in de centrale landen van het kapitalisme, zoals in Nederland, België, maar vooral in Groot-Brittannië en Duitsland, dat een serieuze teruggang kent, nadat de manifestaties rond de Indignados en Occupy uitgedoofd zijn.
Maar wil dit zeggen dat we de campagnes ter verdediging van de burgerlijke democratie moeten volgen van allerlei ultra-linkse groepen zoals de LSP of de Internationale Socialisten die op hun ‘festivals’ in 2013 de “strijd tegen de gevaarlijke opkomst van extreemrechts en het nationalisme in Europa, en de anti-fascistische strijd” centraal stelden?
Ook een aantal groepen en individuen, die zich op hun zoektocht bewegen in het gebied tussen een burgerlijk en een proletarisch perspectief, denken dat we te maken hebben met een situatie die vergelijkbaar is met die van de jaren 1930. Een greep:
“Ik zie grote overeenkomsten met de crisis van de jaren dertig in de vorige eeuw (….) Het gaat hierbij niet om uitwassen van het kapitalisme, maar om de systeemeigen kenmerken van een economische politiek en ideologisch maatschappijtype. Door de val van de voormalige stalinistische Oostbloklanden wist het kapitalisme haar ideologische kredietwaardigheid nog enigszins te prolongeren”. (De As 169/170, 2010)
"De eeuwige terugkeer van fascisme in tijden van crisis. Waarom steekt het fascisme telkens opnieuw de kop op in crisistijd? (Discussieavond “Fascisme kun je niet eten”, Basta!, KSU, 10-10-2013)
"Sinds 2008 verkeert de bevolking van Europa in een crisis die zijn weerga niet kent. In veel Europese landen verpaupert de bevolking in snel tempo. Ook in ons land heeft de crisis toegeslagen. Massale ontslagen in onder andere de bouw en de zorg. Wachtlijsten voor de voedselbank, grote werkloosheid met name onder jongeren, ouderen die geen thuishulp meer krijgen, huisuitzettingen door onbetaalbare huren, studeren straks alleen nog voor de rijken, mensen in overheidsdienst al jaren op de nullijn. Voor al deze ellende moet een zondebok gevonden worden. (…) Uit de geschiedenis kunnen we leren dat racisme welig kan tieren daar waar de armoede toeneemt. (…) Een vergelijking met de jaren 30 van de vorige eeuw dringt zich op. De haat tegen de joden werd toen ook mede gevoed door de crisis. (Platform Stop Racisme en Uitsluiting, september 2013)
Dit alles in een economisch en sociaal klimaat van massale werkloosheid, dat inmiddels de toestand van de jaren dertig overstegen heeft en de ‘hoogste, en tegelijkertijd meest barbaarse’ vorm is van de door het kapitaal gedomineerde vermindering van de arbeidstijd. (Arbeidsduurverkorting in het belang van het kapitaal, Marxistische Studies nr. 101)
Ook enkele deelnemers van de discussiekring Spartacus (Antwerpen) en de AAUG (Utrecht) die aan de discussiedag deelnamen, deelden een aantal van die inzichten.
Ofschoon de huidige situatie inderdaad sterke overeenkomsten vertoont met die van de jaren 1930 is deze toch niet dezelfde. Om het verschil te begrijpen stelde de IKS het concept historisch perspectief, ook historische koers genaamd, voor. Het is een concept dat de IKS heeft overgeleverd gekregen van één van haar belangrijkste voorgangers: Bilan (1). Het is volgens ons het beste instrument om een adequaat antwoord te vinden op de vraag of we geconfronteerd worden met een terugkeer van de jaren 1930 en stond dan ook centraal in de inleiding.
In de discussie zelf werd sterk de nadruk gelegd op welke functie het fascisme bekleedde in de jaren 30 en vandaag en of er wel een automatische link is tussen de verdieping van de economische crisis en het aan de macht komen van extreem rechts. Dit werd bekeken in relatie tot een arbeidersklasse die vandaag, in tegenstelling tot in de jaren 1930, niet verslagen is op wereldschaal, noch fysiek, noch politiek.
De inleiding:het historisch perspectief als concept
De benadering van de IKS van het vraagstuk van de historische koers is gebaseerd op de methode van Bilan, wier politieke activiteit in de jaren 1930 werd opgestart na een erkenning dat de nederlaag van de revolutionaire golf 1917-1923 en het begin van de crisis van 1929 een koers naar imperialistische oorlog had geopend. Net zoals Bilan verdedigt de IKS dat het een fundamentele en cruciale taak is van de revolutionairen organisaties de algemene lijnen van de sociale ontwikkeling voor een bepaalde periode aan te geven. Het kapitalisme is geen “economische objectieve fataliteit”, maar een sociale verhouding. Deze verhouding bepaalt in grote lijnen de politiek van de bourgeoisie. Juist omdat subjectieve factoren (bewustzijn) niet onmiddellijk en mechanisch bepaald worden door objectieve voorwaarden (o.a. economische omstandigheden) is het zo belangrijk de analyse van de situatie vanuit dit concept te benaderen.
Maken we nu opnieuw de jaren 1930 mee en kondigt zich een veralgemeende oorlog aan of opent er zich een revolutionair perspectief? Dit is een kwestie van groot belang. De dynamische revolutionaire gedachte stelt zich niet tevreden met een ‘beetje van dit’ en een ‘beetje van dat’, allemaal door elkaar gehusseld in een sociologisch sausje dat geen enkele richting aangeeft aan de strijd van de klasse. Als marxisme ons alleen een analyse van het verleden zou leveren, om vervolgens te kunnen zeggen ‘goed, we zien wel ...’, dan zou het van weinig nut zijn. Sociale actie, klassenstrijd, vraagt om een diepgaand begrip van de elementaire krachten die erin betrokken zijn, ze vraagt om een inzicht in het perspectief. De actie van het proletariaat verschilt al naar gelang zijn bewustzijn van de sociale werkelijkheid, en naar de krachtsverhouding van dat moment tussen proletariaat en bourgeoisie, wel of niet aan de spits van de strijd. Hetzelfde geldt voor de georganiseerde mogelijkheden voor de tussenkomst van revolutionairen in de klasse. De ontwikkeling van het bewustzijn in de klasse verschilt, al is het dan niet op het vlak van haar fundamentele inhoud, dan in ieder geval toch in haar uitdrukking: al naar gelang het antwoord op de vraag: gaan we in de richting van oorlog, of in de richting van een revolutionaire confrontatie!
Dit instrument van de historische koers is voor de revolutionairen van wezenlijk belang omdat ze haar in staat stelt om, tegen alle andere geluiden, vast te stellen dat we op dit moment in geen geval terug zijn in de jaren 1930.
De discussie:over het verschil en overeenkomsten met de jaren dertig
Ook dit jaar was er weer een enthousiaste kern aanwezig om het debat aan te gaan. De meesten kwamen vanuit de ervaringen in de Occupy of uit een discussiegroep en wilden graag hun inzichten uitwisselen en deze confronteren met de visie van de IKS.
In een eerste ronde werden vooral veel frappante kenmerken van de huidige periode opgeworpen, die erop duiden dat er bij velen inderdaad een soort schrik bestaat voor een herhaling van de jaren 30. Naast de hevigheid van de economische crisis –waarbij verschillende deelnemers met vragen kwamen naar de diepere oorzaak ervan- werden de desastreuze gevolgen op ecologisch vlak en de enorme wapenwedloop aangehaald, onder meer door China, Pakistan, India en Rusland. Tegelijkertijd ontstaan er telkens nieuwe onblusbare brandhaarden, zoals in Mali en Syrië. Verder werd ook de vraag opgeworpen of Europa niet stilaan meer centralistisch wordt en of we de rechtse toer opgaan. Hoe moeten wij de opkomst van Gouden Dageraad (Griekenland) en Le Pen (Frankrijk) plaatsen? Moet er vandaag opgeroepen worden tot strijd tegen het fascistisch gevaar? Tenslotte kwam ook de zwakheid en de verdeeldheid van de reacties aan bod. Hoe moeten we deze feiten begrijpen?
Andere vragen die de discussie doorkruisten waren:
- Vinden wij het belangrijk om na te denken over de inschatting van de historische periode?
- Zijn de vragen die wij stellen nuttig voor onze huidige activiteiten? Geven zij ons een perspectief?
- Kunnen wij vandaag een oproep doen om een soort nieuwe Indignados of Occupy-beweging te ontwikkelen?
- Was het verstandig om in de jaren 1930 op te roepen tot revolutie en het oprichten van een 4e internationale, zoals Trotsky deed (2)?
Veel vragen konden niet in de discussie worden uitgespit wegens tijdgebrek.
Drie thema’s stonden centraal bij de antwoorden:a.De economische drijfveren en de historische crisis van het kapitalisme;
In de discussie was het voor de meeste deelnemers duidelijk dat de noodzaak van het kapitalisme om te accumuleren en te groeien ten koste gaat van de maatschappelijke noden en het milieu. “Die groei moet stoppen” werd gesteld. Daarop werd geantwoord dat er echter niet wordt geproduceerd voor het lenigen van de behoeften van de mensheid, maar om de winst op zich. De geproduceerde waren zijn slechts een tussenstadium om van een beginkapitaal uiteindelijk een groter eindkapitaal te maken. Dat zit in het wezen zelf van het kapitalisme. Er zal pas een eind aan komen als de arbeidersklasse niet langer als subject van uitbuiting en onderdrukking wil fungeren, maar zijn rol opneemt als drager van een toekomstige samenleving die wel gebaseerd is op een productie ter bevrediging van de menselijke behoeften.
b.Het historisch perspectief en welke rol uiterst rechts speelt;
In het tweede luik werd nog eens teruggekomen op de intro en de IKS riep op om een zekere afstand te nemen. Om twee historische periodes te vergelijken kunnen we ons er niet toe beperken enkele elementen uit de ene en de andere periode te halen, hoe belangrijk die ook zijn – zoals de crisis, de opkomst van uiterst-rechts, een zeker succes van xenofobe en racistische thema’s, enz. We moeten die elementen terugplaatsen in de context van de dynamiek van de maatschappij en dus ook de krachtsverhouding tussen bourgeoisie en proletariaat.
In de jaren 1930 ondersteunden brede nationale fracties van de heersende klasse, in het bijzonder binnen de grote industriële groepen, het aan de macht komen van de fascistische regimes. In Duitsland waren dit o.a. Siemens, Krupp, Thyssen, Messerschmitt, IG Farben. Zij groepeerde zich in « Konzerns », een fusie van financieel en industrieel kapitaal, die de sleutelsectoren van de oorlogseconomie controleerde. In Italië zijn de fascisten ook gesubsidieerd door de grote Italiaanse patroons zoals Fiat, Ansaldo, Edison. Al snel volgde het geheel van alle industriële en financiële kringen gecentraliseerd binnen de Confinindustria of de Bankenassociatie hun voorbeeld. Daar waar nodig werden de fascistische programma’s aan de noden van het nationaal kapitaal aangepast en de ongewenste fracties uitgeschakeld. De opkomst van fascistische regimes stemde overeen met de behoeften van het kapitalisme: alle machten binnen de staat moesten worden geconcentreerd, de oorlogseconomie moest worden versneld, de militarisering van de arbeid moest worden doorgevoerd., vooral in de landen die hun deel van de imperialistische koek opeisten.
Vandaag echter zijn de ‘economische programma’s’ van de rechtse of populistische partijen ofwel onbestaand of niet-toepasbaar vanuit het oogpunt van de verdediging van de belangen van de bourgeoisie. Ook op imperialistisch vlak bieden ze geen alternatief. En vooral is er geen sprake van die andere onmisbare voorwaarde voor de vestiging van het fascisme: de voorafgaande fysieke en politieke nederlaag van het proletariaat. Ondanks de moeilijkheden om zich te doen gelden op een uitgesproken klasseterrein, kent de arbeidersklasse vandaag geen beslissende fysieke of politieke nederlaag. We leven niet in een contra-revolutionaire periode.
Om deze redenen is er vandaag geen onmiddellijk gevaar voor de terugkeer van fascistische regimes. De bourgeoisie vandaag gebruikt het zgn fascistische gevaar om de arbeidersklasse achter de verdediging van de burgerlijke democratie, d.w.z. de burgerlijke staat, te mobiliseren.c.Wie is er aan zet? Wie bepaalt het perspectief? Wat is het alternatief?
Zo kwamen wij op de vraag: is de arbeidersklasse nog wel een revolutionair subject? De IKS stelt dat juist omdat velen niet meer of nog niet zien dat de arbeidersklasse nog steeds het revolutionaire subject is, de kracht die leiding zal geven aan de revolutionaire omwenteling tegen het kapitalisme, er een onderschatting of miskenning is van het concept van het historisch perspectief voor de analyse van de wereldsituatie.
‘Paniek’ is een slechte raadgever, want hoewel het waar is dat de arbeidersklasse enigszins aangeslagen en verdeeld is, ligt de oorzaak daarvan niet zozeer bij het feit dat ze heterogeen zou zijn, maar omdat zij een opdoffer heeft gekregen door de tientallen jaren aanslepende campagne over de ‘dood van het kommunisme’.
De leugen dat stalinisme gelijk staat aan kommunisme heeft een verwoestend effect gehad op zowel de strijdbaarheid als op het perspectief van de proletarische strijd. Het is van het grootste belang, zo werd door de IKS geargumenteerd, om de term arbeidersklasse niet louter sociologisch, maar politiek en historisch te stellen. Een krachtsverhouding opbouwen t.o.v. de heersende klasse is een hoogst politieke zaak. De verantwoordelijkheid van de politieke minderheden in de klasse is dan om het klassebewustzijn, die de hefboom is voor de opbouw van een werkelijk alternatief, te helpen ontwikkelen. Velen op de discussie waren het eens dat het onze taak is om de mythe te doorbreken dat er geen ‘alternatief’ zou bestaan. Verschillende deelnemers zagen deze zoektocht naar alternatieven al tijdens de Indignados en Occupybewegingen. Ook in het opduiken van discussiekringen en studiegroepen rond ‘het kapitaal’, maar ook in het feit dat er weer zoveel sprake is van ‘utopische denkbeelden’ in reactie tegen de ‘realpolitik’ zien zij hiervan bewijzen. (3)
Het theoretische concept van het historisch perspectief is een onmisbaar instrument om de huidige periode in te schatten. In een tijdperk waarin het besef groeit dat de strijd langdurig zal zijn, is dergelijke theoretische overdenking en verdieping een dimensie die de strijd van morgen voorbereid. Het sterkt ons om in te gaan tegen het blinde en kortzichtige activisme, dat van euforie onmiddellijk vervalt in moedeloosheid of wanhoop wanneer de protestbewegingen tijdelijk terugvallen.
De ontwikkeling van dit inzicht kan ons meer kracht en vastberadenheid geven bij onze deelname in de strijd. Samen met de ontwikkeling van de solidariteit in de strijd is het een belangrijke factor in het herwinnen van het gevoel van de klasse-identiteit en dus van de ontwikkeling van de strijd op klasse terrein. En daaruit kan er zich een zelfvertrouwen ontwikkelen van een klasse, die het historisch project in zich draagt voor de gehele mensheid.
Het feit dat hierover enthousiast kon worden gedebatteerd met de overwegend jongere deelnemers, al zijn ze vandaag nog een kleine minderheid, mag een geslaagd initiatief worden genoemd.Een uitgebreide leestafel rond het onderwerp en ook rond de IKS-standpunten in het algemeen verschafte de aanwezigen genoeg stof om de discussie verder te zetten.
Zyart/Lac / 09.02.2014 (1) Bilan is het blad van de linkerfractie van de communistische partij van Italië (verscheen 1933-1938).Deze ontstond nadat verschillende kameraden op de vlucht waren voor het Italiaanse fascisme en de partij van Bordiga (met zijn kameraden) als een der laatsten in 1926 werd uitgesloten uit de Kommunistische Internationale.(2) Alle analyses van de internationale situatie die Bilan maakte - deze van de nationale strijd in de perifere landen, de ontwikkeling van de Duitse macht in Europa, het Volksfront in Frankrijk, de integratie van de USSR op het imperialistische schaakbord of de zogenaamde Spaanse Revolutie - waren gebaseerd op de erkenning dat de machtsverhouding aanzienlijk in het nadeel van het proletariaat was geëvolueerd en de bourgeoisie de weg voor een imperialistische slachting effende. Daar tegenover staat de visie van Trotski, voluntaristisch en idealistisch, die zag toen het moment net geschikt om een 4e internationale op te richten. De inspanningen om een massaorganisatie te verzamelen in zo’n periode kon alleen maar leiden tot opportunisme.
(3) Lees ook het artikel in deze krant dat hier verder op in gaat