Het internationalisme en de oorlog (2004)

Printer-friendly version

Naast de verklaarde burgerlijke stromingen (zoals de traditionele rechtse partijen) of de ‘bestuurders’ van de burgerlijke maatschappij met een ‘arbeiders’taal (zoals de linkse partijen, ‘sociaal-democraten’ of zelfs ‘kommunisten’), kan de kapitalistische orde ook rekenen op de extreem linkse organisaties die niet aarzelen om ons een ‘revolutionair’ perspectief voor te houden. Dit is het geval met de verschillende varianten van het trotskistisme, waarvan de ‘radicale’ taal geen ander doel heeft dan de meest strijdlustige elementen van de arbeidersklasse, die de anti-arbeidersrol van deze linkse partijen beginnen te doorzien, terug te brengen naar een burgerlijk terrein (zoals dat van de verkiezingen en de vakbeweging). Op dezelfde manier vinden we naast de argumenten die de ‘officiële’ bourgeoisie gebruikt om deelname aan de imperialistische oorlog te rechtvaardigen (zoals de ‘strijd tegen het terrorisme’, voor de ‘verdediging van de mensenrechten’ of voor de ‘eerbiediging van het internationale recht’) de argumenten die door de trotskistische groeperingen naar voren worden geschoven en die hetzelfde resultaat beogen: om de proletariërs in het ene of het andere kamp van de imperialistische oorlog in te lijven, of om hen in de impasse van het a-classistische pacifisme te leiden, dat hen tegenover de oorlogszuchtige activiteiten van de heersende klasse verlamt. Binnen deze organisaties beginnen sommige elementen de rol, die zij spelen, te zien als een belemmering voor de ontwikkeling van de strijd en het bewustzijn van de arbeidersklasse. Veel van deze elementen zijn echter niet in staat te begrijpen dat zij zich niet bij het kamp van het proletariaat kunnen aansluiten door te beweren ‘echte trotskisten’ te zijn. Dit komt omdat de trotskistische stroming zich tijdens de Tweede Wereldoorlog als geheel aansloot bij het burgerlijke kamp door eraan deel te nemen in naam van de ‘strijd tegen het fascisme’ of voor de ‘verdediging van de USSR’, die als een ‘arbeidersstaat’ werd voorgesteld.

Sindsdien hebben alle varianten van het trotskisme de proletariërs regelmatig opgeroepen om zich (op een ‘onvoorwaardelijke’ of ‘kritische’ manier) aan te sluiten bij het ene of andere kamp van de imperialistische oorlogen, in het bijzonder in naam van de steun aan de ‘nationale bevrijdingsstrijd’ tegen het ‘imperialisme’, wat wordt voorgesteld als een toepassing van de standpunten van de Bolsjewiki en Lenin over de nationale kwestie. Dit was met name het geval tijdens de oorlog in Vietnam in de jaren 1960 en 1970 of in het conflict in het Midden-Oosten. Meer recentelijk heeft de oorlog in Irak de meeste trotskistische groepen een nieuwe gelegenheid geboden om hun burgerlijk karakter te tonen door op te roepen het ‘verzet’ tegen de Amerikaans-Britse interventie in dat land te steunen. De tekst die wij hieronder publiceren is gebaseerd op een document dat oorspronkelijk was geschreven als een polemiek met een groep die zich in Frankrijk, in naam van het ‘ware trotskisme’ en de ‘leninistische traditie’, van een trotskistische organisatie had afgescheiden [1]. Daarin benadrukken wij, met behulp van talrijke citaten van Lenin zelf, dat de standpunten over oorlog die het trotskisme vandaag verdedigt (of ze nu ‘waar’ of  ‘vals’ zijn) absoluut niets te maken hebben met die van Lenin. De fouten die deze laatste wellicht heeft gemaakt met betrekking tot de nationale kwestie hebben hem er niet van weerhouden om tijdens de Eerste Wereldoorlog een onverzettelijk internationalistisch standpunt te verdedigen. Bovendien heeft hij bij voorbaat de rekening vereffend met alle ‘argumenten’ van de huidige trotskisten die zich op zijn onjuiste standpunten proberen te beroepen om hun burgerlijke waar binnen te smokkelen. En als Lenin aldus kon anticiperen op wat de trotskisten later zouden zeggen, dan is dat alleen maar omdat de argumenten die zij gebruiken fundamenteel van dezelfde aard zijn als die van de sociaal-chauvinisten van de Eerste Wereldoorlog, dat wil zeggen van die sectoren van de sociaal-democratie, ‘socialisten in woord en chauvinisten in daad’, die de bourgeoisie een onschatbare hulp hebben geboden bij het werven van het proletariaat voor de imperialistische slachting.

De geschiedenis van de 20e eeuw heeft ruimschoots aangetoond dat het internationalisme het essentiële criterium om te bepalen of een organisatie, die beweert proletarisch te zijn, ook werkelijk tot de arbeidersklasse behoort. Het is geen toeval dat we dezelfde stromingen die zich in 1914 duidelijk tegen de imperialistische oorlog hadden uitgesproken en die de conferentie van Zimmerwald en Kienthal hadden geïnitieerd (met name de Bolsjewiki en de Spartakisten) later aan het hoofd van de revolutie vonden, terwijl de sociaal-chauvinistische of zelfs centristische stromingen (Ebert-Scheidemann, of de Mensjewiki) het speerpunt van de contrarevolutie vormden. Het is ook geen toeval dat de leuze “Proletariërs aller landen, verenigt u!” niet alleen het Kommunistisch Manifest van 1848 afsluit, maar ook het Inauguraal Adres van de IAA in 1864.

Vandaag de dag, terwijl oorlogen voortdurend een of ander deel van de wereld teisteren, is de verdediging van het internationalisme nog steeds het beslissende criterium voor een organisatie om tot het kamp van de arbeidersklasse te behoren. Tegenover deze oorlogen bestaat de enige houding die in overeenstemming is met de belangen van de arbeidersklasse erin elke deelname aan een van de bestaande kampen te verwerpen, alle burgerlijke krachten aan de kaak te stellen die de proletariërs, onder welk voorwendsel ook, oproepen hun leven te geven voor een van deze kapitalistische kampen, en, zoals de Bolsjewiki in 1914 deden, het enige mogelijke perspectief naar voren te schuiven: de onverzettelijke klassenstrijd met het oog op de omverwerping van het kapitalisme

Een andere houding, in het bijzonder die ertoe leidt de arbeiders te vragen zich aan te sluiten bij een van de bestaande militaire kampen, betekent dat men verandert in een ronselaar van de kapitalistische oorlog, een handlanger van de bourgeoisie en dus een verrader. Zo ook beschouwden Lenin en de Bolsjewiki de sociaal-democraten die, de ene keer in naam van de strijd tegen het ‘Pruisisch militarisme’en de ander keer in naam van de strijd tegen de ‘tsaristische onderdrukking’, de arbeiders opriepen elkaar te doden in 1914. Het is precies deze nationalistische politiek die Lenin aan de kaak stelde, die door het trotskisme in het algemeen is aangenomen tegenover de oorlog in Irak, ondanks alle goede bedoelingen die sommige van zijn stromingen kunnen tentoonspreiden.

Steun voor het ‘Irakese verzet’: een burgerlijke leuze

De leuze “onvoorwaardelijke steun aan het gewapende verzet van het Irakese volk tegen de bezetter” betekent in werkelijkheid een oproep doen aan de arbeiders van Irak om zich om te vormen tot kanonnenvoer in dienst van deze of gene sector van hun nationale bourgeoisie die vandaag de verdediging van haar kapitalistische en imperialistische belangen opvat buiten en tegen de alliantie met de Verenigde Staten (terwijl andere sectoren van de bourgeoisie verkiezen om zich bij de verdediging van hun belangen aan de zijde van de Verenigde Staten te scharen). Er zij ook op gewezen dat de heersende sectoren van de Irakese bourgeoisie (die tientallen jaren achter Saddam Hoessein hebben gestaan), afhankelijk van de omstandigheden, de beste bondgenoten van de VS kunnen zijn (met name in de oorlog tegen Iran in de jaren 1980) of kunnen behoren tot de ‘as van het kwaad’, die verondersteld wordt het verlies van diezelfde macht na te streven.

Sommige stromingen binnen het trotskisme beroepen zich, om hun politiek van steun aan een van de sectoren van de Irakese bourgeoisie te rechtvaardigen, op het standpunt dat Lenin verdedigde in de loop van de Eerste Wereldoorlog, toen hij in “Sozialismus und Krieg” bijvoorbeeld schreef: “Als Marokko morgen bijvoorbeeld de oorlog zou verklaren aan Frankrijk, India aan Engeland, Perzië of China aan Rusland, enz., (…) dan zou iedere socialist sympathiseren met de overwinning van de onderdrukte, afhankelijke, niet-gelijkwaardige staten op de onderdrukkers, de slavenhouders, de rovers - op de ‘grootmachten’.” (“Sozialismus und Krieg” Hoofdstuk 1: Die Grundsätze des Sozialismusund der Krieg 1914/1915).

Maar wat vaak vergeten wordt (of zelfs opzettelijk verzwegen) is juist dat een van de essentiële krachtlijnen van dit fundamentele geschrift van Lenin (net als van de rest van zijn belangrijkste teksten uit die tijd) bestaat uit het fel aan de kaak stellen van de voorwendselen die de sociaal-chauvinistische stromingen aanvoerden om hun steun aan de imperialistische oorlog te rechtvaardigen en die gebaseerd waren op de ‘nationale onafhankelijkheid’ van dit of dat land of deze of gene nationaliteit.

 “In feite ondernam de Duitse bourgeoisie een roofzuchtige campagne tegen Servië omdat zij dit land wilde onderwerpen en de nationale revolutie van de Zuid-Slaven in de kiem wilde smoren.” (Lenin, Der Krieg und die russische Sozialdemokratie) Het nationale element wordt in de huidige oorlog alleen door de oorlog van Servië tegen Oostenrijk vertegenwoordigd. (…) Alleen in Servië en onder de Serviërs treffen we een sedert tal van jaren bestaande nationale bevrijdingsbeweging aan, die miljoenen van de ‘nationale massa’s’ omvat en die als oorlog van Servië tegen Oostenrijk wordt ‘voortgezet’. Zou dit een op zichzelf staande oorlog zijn, d.w.z. ware hij niet verbonden met de algemene Europese oorlog, met de zelfzuchtige en roofzuchtige doeleinden van Engeland, Rusland enz., dan zouden alle socialisten verplicht zijn de Servische bourgeoisie de overwinning toe te wensen – dit is de enig juiste en absoluut noodzakelijke gevolgtrekking uit het nationale moment in de huidige oorlog. Dan vervolgt hij echter: De dialectiek van Marx, die het laatste woord is van de wetenschappelijk-evolutionaire methode, acht juist de geïsoleerde, d.w.z. de eenzijdige en verwrongen beschouwing van het voorwerp van onderzoek ontoelaatbaar. Het nationale moment in de Servisch-Oostenrijkse oorlog heeft in de algemene Europese oorlog geen ernstige betekenis en kan die ook niet hebben. Als Duitsland overwint zal het België, nog een stuk van Polen en misschien nog een stuk van Frankrijk enz. worgen. Overwint Rusland dan zal het Galicië, nog een stuk van Polen, Armenië enz. worgen. Eindigt de oorlog ‘onbeslist’ dan blijft de oude nationale onderdrukking. Voor Servië, d.w.z. voor ongeveer een honderdste gedeelte van de deelnemers aan de tegenwoordige oorlog, heeft de oorlog het karakter van de ‘voortzetting van de politiek’ van de burgerlijke bevrijdingsbeweging. Voor 99/100ste is de oorlog de voortzetting van de imperialistische politiek, d.w.z. de politiek van een afgeleefde bourgeoisie, die wel in staat is naties te schenden, maar niet te bevrijden. De Triple Entente, die Servië ‘bevrijdt’, verkoopt de belangen van de Servische vrijheid aan het Italiaanse imperialisme in ruil voor de hulp bij het uitplunderen van Oostenrijk. Dit alles is algemeen bekend en dit alles wordt door Kautsky ter wille van de rechtvaardiging van de opportunisten gewetenloos verdraaid.” (Lenin, Het bankroet van de Tweede Internationale, Hoofdstuk 6)

Met betrekking tot Servië in 1914 zij opgemerkt dat de Socialistische Partij van dat land (die door alle internationalisten van die tijd werd geprezen) het “verzet van het Servische volk tegen de Oostenrijkse bezetter” categorisch afwees en veroordeelde, terwijl deze laatste de burgerbevolking van Belgrado bombardeerde.

Om terug te komen op de dag van vandaag: ‘het is algemeen bekend’ (en men zou kunnen toevoegen dat degenen die dit niet erkennen slechts ‘zonder scrupules de werkelijkheid verdraaien’) dat de oorlog die de VS en Groot-Brittannië in 2003 tegen Irak hebben gevoerd (op dezelfde manier als de oorlog die Oostenrijk en Duitsland in augustus 1914 tegen het ‘kleine Servië’ voerden) imperialistische implicaties heeft die veel verder reiken dan dat land. Concreet hebben wij tegenover de ‘coalitielanden’ een groep landen, zoals Frankrijk en Duitsland, waarvan de imperialistische belangen tegengesteld zijn aan de eerstgenoemden. Daarom hebben deze laatste twee landen alles in het werk gesteld om de Amerikaanse interventie in Irak te verhinderen, en hebben zij geweigerd troepen naar dat land te sturen. En het feit dat zij in 2004 in de Verenigde Naties voor een door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië ingediende resolutie hebben gestemd, betekent niets anders dan dat diplomatieke akkoorden, net als geschillen, slechts een moment vormen in de sluimerende oorlog die de grootmachten voeren.

Ondanks alle vriendschapsverklaringen, die met name tijdens de viering van de landing op 6 juni 1944 werden rondgebazuind, vindt het Franse imperialisme een voordeel in de moeilijkheden die de Verenigde Staten in Irak kunnen ondervinden. Waar leidt steun aan het ‘verzet van het Irakese volk’ uiteindelijk toe: het in de kaart spelen van de bourgeoisie in landen waarvan de belangen tegengesteld zijn aan die van de VS. En hier kan een Franse of Duitse trotskist zich niet op Lenin beroepen om dit beleid te rechtvaardigen, aangezien hij opriep om “...in de eerste plaats het chauvinisme van de ‘eigen’ bourgeoisie te bestrijden” (Lenin, Lage und Aufgaben der Sozialistischen Internationale, 01-11-1914).

Wie het voorbeeld van Lenin wil volgen in de verdediging van het internationalisme moet de feiten onder ogen zien en ophouden zichzelf iets wijs te maken: steun aan het “verzet van het Irakese volk tegen de bezetter” is ronduit een verraad aan het internationalisme en dus een chauvinistische anti-proletarische politiek. Lenin schrijft tegen een dergelijke politiek dat: De sociaal-chauvinisten meegaan in het volksbedrog van de bourgeoisie door te herhalen dat de oorlog gevoerd wordt om de vrijheid en het bestaan van de volkeren te verdedigen, en zo scharen zij zich aan de zijde van de bourgeoisie, keren zij zich tegen het proletariaat.” (“Sozialismus und Krieg”, Hoofdstuk 1: Die Grundsätze des Sozialismus und der Krieg 1914/1915)

De steun aan het ‘verzet van het Irakese volk’, d.w.z. aan de anti-Amerikaanse sectoren van de Irakese bourgeoisie, is niet alleen een verraad aan het internationalisme vanuit het oogpunt van de inzet die Irak vertegenwoordigt in de tegenstellingen tussen de grote imperialistische mogendheden. Met andere woorden, het is niet alleen een verraad van het internationalisme vanuit het oogpunt van het proletariaat van de grote mogendheden, maar het is evenzeer een verraad van het internationalisme vanuit het oogpunt van de Irakese arbeiders, die men knollen voor citroenen probeert te verkopen en die men oproept zich laten doden ter verdediging van de imperialistische belangen van hun eigen bourgeoisie. Want laten we onszelf niet voor de gek houden: de Irakese staat is imperialistisch. In feite zijn in de wereld van vandaag alle staten imperialistisch, van de machtigste tot de kleinste. Zo gedroeg het ‘kleine Servië’, dat door zijn geschiedenis een van de favoriete prooien was van de imperialistische honger van grotere mogendheden als Duitsland en Rusland (via Frankrijk), zich in de jaren 1990 als een imperialistische modelstaat toen ze, door middel van bloedbaden en ‘etnische zuiveringen’, een ‘Groot-Servië’ probeerde te vormen ten nadele van de andere nationaliteiten van het voormalige Joegoslavië. Dit alles natuurlijk in een Europese context die gedomineerd werd door tegenstellingen tussen de verschillende mogendheden die Kroatië (zoals Duitsland en Oostenrijk), Bosnië (zoals de Verenigde Staten), of Servië (zoals Frankrijk en Groot-Brittannië) ‘verdedigden’.

De Irakese staat is geenszins een uitzondering op deze realiteit in de wereld van vandaag. Verre van dat. Integendeel, het is een stichtelijke illustratie.

Sedert zijn onafhankelijkheid van de Britse overheersing na de Tweede Wereldoorlog is dit land, wegens zijn ligging en zijn aardolievoorraden, steeds een rol blijven spelen in de rivaliteit tussen de grote mogendheden. Het was een tijdlang een ‘klant’ van de USSR, maar stapte in de jaren 1970 over naar de westerse alliantie (met name door een spectaculaire toenadering tot Duitsland en vooral tot Frankrijk) toen de invloed van de Sovjet-Unie in het Midden-Oosten afnam. Tussen 1980 en 1988, in een van de langste en dodelijkste oorlogen (1.200.000 doden) sinds 1945, voerde Irak het westerse offensief aan tegen het Iran van Khomeini, dat had opgeroepen tot een heilige oorlog tegen de Amerikaanse ‘Grote Satan’. De westerse mogendheden, met name de Verenigde Staten, hebben Irak onophoudelijk gesteund, met name vanaf de zomer van 1987 door een aanzienlijke vloot naar de Perzische Golf te sturen, die dagelijks in botsing kwam met de Iraanse strijdkrachten en deze laatste in de zomer van 1988 dwong de vijandelijkheden te staken, hoewel zij Irak voordien bittere nederlagen hadden toegebracht.

Het is duidelijk dat Saddam Hoessein niet alleen omwille van Amerika vanaf september 1980 honderdduizenden proletariërs en boeren in uniform naar het Iraanse front stuurde om gedood te worden (en alleen al op 16 maart 1988 in Halabja 5.000 Koerdische burgers afslachtte). In feite streefde de Irakese bourgeoisie haar eigen oorlogsdoelen na door aan dit conflict deel te nemen. Naast het terroriseren van de Koerdische en Sjiitische bevolkingsgroepen was een van de doelstellingen het in handen krijgen van de Shatt al-Arab (de monding van de rivieren Tigris en Eufraat) die door Iran wordt gecontroleerd. Bovendien moest deze oorlog Irak en Saddam Hoessein in staat stellen de leiding van de Arabische wereld over te nemen. Kortom, deze oorlog was volkomen imperialistisch van aard.

De oorlog van 1990-1991 was van dezelfde aard. De imperialistische doelstellingen, die de VS en hun bondgenoten destijds met Operatie Desert Storm nastreefden, zijn op grote schaal ontmaskerd en aan de kaak gesteld. De gebeurtenis, die als voorwendsel diende voor de kruistocht tegen Irak, was de invasie van dat land in Koeweit in de zomer van 1990. Natuurlijk is het niet aan marxisten om zich te mengen in overwegingen wie de aanvaller is of wie wordt aangevallen, noch om Sjeik Jaber en zijn bankrekening of oliereserves te verdedigen. Dit gezegd zijnde, de militaire operatie van Irak tegen Koeweit in augustus 1990 was inderdaad die van een imperialistische schurk tegen een andere imperialistische schurk (om Lenin's favoriete term te gebruiken). Het feit dat zij kleine schurken zijn, verandert niets aan de diepgaande aard van hun politiek of aan de houding van het proletariaat tegenover dergelijke conflicten.

Een laatste opmerking over het imperialistische karakter van de staten in de wereld van vandaag. Een argument dat vaak wordt aangevoerd ter ondersteuning van het idee dat een staat als Irak niet imperialistisch is, is dat het geen kapitaal exporteert. Dit argument sluit aan bij Lenin’s analyse in zijn boek “Imperialisme, de hoogste fase van het kapitalisme”, waarin bijzondere nadruk wordt gelegd op dit aspect van de imperialistische politiek. In werkelijkheid is het gebruik door de epigonen van deze eenzijdige visie op het imperialisme om het verraad van het internationalisme te rechtvaardigen van hetzelfde soort als het gebruik door de stalinisten van een zin (geheel uit zijn verband gerukt) in een artikel van Lenin tijdens de Eerste Wereldoorlog.

 “De ongelijkmatigheid van de economische en politieke ontwikkeling is een onvoorwaardelijke wet van het kapitalisme. Hieruit volgt dat de overwinning van het socialisme allereerst in enkele  kapitalistische landen of zelfs in een enkel afzonderlijk land mogelijk is. Het zegevierende proletariaat van dit land zou zich na het onteigenen van de kapitalisten en na het organiseren van de socialistische productie in het eigen and opstellen tegenover de overige, de kapitalistische wereld, het zou de onderdrukte  klassen van de andere landen naar zich toe halen, in die landen de opstand tegen de kapitalisten ontketenen en zonodig zelfs met wapengeweld tegen de uitbuiterklassen en hun staten optreden.” (“Over de leuze van de Verenigde Staten van Europa”, in “Lenin, Keuze uit zijn werken”, blz. 221)

Voor de stalinisten (die de laatste zin van dit citaat over het algemeen weglieten) “was dit de grootste ontdekking van onze tijd. Het werd het leidende beginsel van alle acties van de Kommunistische Partij in haar strijd voor de overwinning van de socialistische revolutie en de opbouw van het socialisme in ons land. Lenin’s theorie over de mogelijkheid van de overwinning van het socialisme in één land gaf het proletariaat een duidelijk perspectief op de strijd, gaf de energie en het initiatief van de proletariërs van elk land de vrije hand om tegen hun nationale bourgeoisie op te marcheren, inspireerde de Kommunistische Partij en de arbeidersklasse met een rotsvast vertrouwen in de overwinning.” (Voorwoord bij de Franstalige uitgave van “Lenin, Keuze uit zijn werken”, Moskou, 1975).

Trotskisme is extreem links van het kapitaal

De methode is niet nieuw. Het is altijd gebruikt door de vervalsers van het marxisme, door de afvalligen. Zo beriepen de Duitse sociaal-democraten zich op deze of gene foutieve of dubbelzinnige formulering van de grondleggers van het marxisme om hun reformistische politiek en hun verraad aan het socialisme te rechtvaardigen. Zij hebben met name dit citaat van Engels uit de inleiding van 1895 van Marx’ brochure “De klassenstrijd in Frankrijk” tot uit den treuren gebruikt:

 “De oorlog van 1870-71 en de nederlaag van de Commune hadden, zoals Marx had voorspeld, het zwaartepunt van de Europese arbeidersbeweging voorlopig van Frankrijk naar Duitsland verlegd. In Frankrijk waren er vanzelfsprekend jaren voor nodig eer men zich had hersteld van de aderlating van mei 1871. In Duitsland daarentegen, waar de mede als gevolg van de van Franse miljardenzegen, welhaast als in een broeikas opgekweekte industrie zich steeds sneller ontwikkelde, groeide de sociaal-democratie nog veel sneller en duurzamer. Dankzij het inzicht, waarmee de Duitse arbeiders gebruik maakten van het in 1866 ingevoerde algemeen kiesrecht, is de verbazingwekkende groei van de partij in de onbetwistbare cijfers zichtbaar. (…) Met dit succesvolle gebruik van het algemeen kiesrecht was een geheel nieuwe strijdwijze van het proletariaat proletarische in werking getreden, en deze ontwikkelde zich snel verder. Men ontdekte dat de staatsinstellingen, in het kader waarvan de heerschappij van de bourgeoisie is georganiseerd, nog meer aanknopingspunten bieden, met behulp waarvan de arbeidersklasse diezelfde staatsinstellingen kan bestrijden. Men nam deel aan verkiezingen voor landdagen, gemeenteraden, en arbeidsbureaus, men betwistte de bourgeoisie iedere post, bij het bezetten waarvan een behoorlijk deel van het proletariaat meesprak. En zo kon het gebeuren, dat bourgeoisie en regering tenslotte veel banger waren voor het legale dan voor het illegale optreden van de arbeiderspartij, veel banger waren voor de successen bij de verkiezingen dan voor de opstand.” (Friedrich Engels, “De klassenstrijd in Frankrijk”, Inleiding, Pegasus 1974, blz. 18 en 21)

En dit anti-proletarische gebruik van een foutief citaat van Engels wordt door Rosa Luxemburg aan de kaak gesteld op het platform van het oprichtingscongres van de Kommunistische Partij van Duitsland: “Engels heeft immers de resultaten, en de praktische gevolgen van dit gebruik van zijn inleiding, van zijn theorie niet meer meegemaakt. Ik ben zeker van dat, als men de werken van Marx en Engels kent, als men de levende, revolutionaire, echte, onvervalste geest kent, die hun gehele leer en al hun geschriften ademen, men ervan overtuigd kan zijn, dat Engels de eerste zou zijn geweest die tegen de afdwalingen, die het resultaat zijn geweest van het niets-dan-parlementarisme; tegen deze verwording en verloedering van de arbeidersbeweging, zoals die in Duitsland reeds tientallen jaren voor de 4e augustus heeft plaatsgehad, - omdat de 4e augustus toch niet uit de lucht is komen vallen als een onverhoopte wending maar een logisch gevolg was van dat wat we voordien, dag na dag en jaar na jaar, hebben meegemaakt. – dat Engels, en als hij zou hebben geleefd, Marx de eersten zouden zijn geweest om hiertegen met alle kracht te protesteren, en met de machtige hand de kar terug te trekken, zodat deze niet het moeras in zou rijden. Maar Engels stierf in hetzelfde jaar waarin hij zijn inleiding schreef” (Rosa Luxemburg, “Ons programma en de politieke situatie”, Pegasus, 1973, blz. 18-19).

Om terug te komen op het idee dat de enige manifestatie van een imperialistische politiek de uitvoer van kapitaal is, zij erop gewezen dat dit idee vreemd is aan Lenin’s boek “Imperialisme, als hoogste stadium van het kapitalisme”. Integendeel, want er staat:“Bij de talrijke ‘oude’ motieven van de koloniale politiek voegde het financierskapitaal nog de strijd om de grondstoffen- bronnen, om de kapitaalbeleggingen, om de ‘invloedssferen’ (d.w.z. sferen voor winstgevende zaakjes, concessies, monopolistische winsten enz.) en tenslotte om de uitbreiding van het exploitatiegebied in het algemeen” (“Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme”, Hoofdstuk X De plaats van het imperialisme in de geschiedenis).

In werkelijkheid had deze eenzijdige verdraaiing van Lenin’s analyse van het imperialisme hetzelfde doel als de interpretatie die de stalinisten gaven aan de hierboven geciteerde korte passage over ‘de opbouw van het socialisme in één land’: proberen de mensen te doen geloven dat er niets kapitalistisch of imperialistisch was aan het systeem dat in de USSR was opgezet na de revolutie van oktober 1917 en de mislukking van de revolutionaire wereldgolf die daarop volgde. Aangezien de USSR niet over de financiële middelen beschikte om kapitaal uit te voeren (behalve op belachelijke schaal in vergelijking met de Westerse mogendheden), kon de politiek die zij voerde volgens een dergelijke opvatting niet imperialistisch zijn. En dit, zelfs wanneer deze politiek de vorm aannam van territoriale verovering, de uitbreiding van haar ‘invloedssferen’, de plundering van grondstoffen en landbouwproducten, of zelfs de regelrechte ontmanteling van fabrieken in bezette landen. In feite een politiek die veel gelijkenis vertoont met dat van nazi-Duitsland in bezet Europa (waar weinig kapitaal werd geëxporteerd en veel ronduit werd geplunderd). Natuurlijk was een dergelijke analyse van het imperialisme een goede zaak voor de stalinistische propaganda tegen hen die de imperialistische activiteiten van de Sovjetstaat aan de kaak stelden. Maar men mag ook niet vergeten dat de stalinisten niet de enigen waren die het idee afwezen dat de USSR kapitalistisch en imperialistisch zou zijn geweest. Zij kregen in hun misleidingwerk de niet aflatende steun van de trotskistische beweging met de door Trotski ontwikkelde analyse waarin de USSR werd voorgesteld als een ‘gedegenereerde arbeidersstaat’ waarin de kapitalistische productieverhoudingen waren verdwenen.

Wij zullen in het kader van deze tekst niet proberen de inconsistentie aan te tonen van Trotski’s analyse van de productieverhoudingen in de USSR. In dit verband verwijzen wij naar de verschillende artikelen die wij in onze Internationale Revue hebben gepubliceerd, met name “De ongeïdentificeerde klasse, de Sovjet-bureaucratie gezien door Trotski” (Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 92). Aan de andere kant is het belangrijk te benadrukken dat vooral in naam van de ‘verdediging van de USSR en zijn verworvenheden voor de arbeidersklasse’ de trotskistische beweging het geallieerde kamp steunde tijdens de Tweede Wereldoorlog, met name door deel te nemen aan het ‘verzet’, en dat zij dezelfde politiek voerde als de sociaal-chauvinisten van 1914. Met andere woorden, zij verraadde het kamp van de arbeidersklasse en sloot zich aan bij dat van de bourgeoisie.

Dat de ‘argumenten’ die de trotskistische stroming gebruikte om deelname aan de imperialistische oorlog te steunen, niet identiek waren aan die van de sociaal-chauvinisten van de Eerste Wereldoorlog, verandert niets aan de essentie van het probleem. In feite waren zij van dezelfde aard, aangezien zij opriepen tot een fundamenteel verschil tussen twee vormen van kapitalisme en tot steun aan een van beiden in naam van het ‘minste kwaad’. In de Eerste Wereldoorlog riepen de fanatieke chauvinisten op tot de verdediging van het vaderland. De sociaal-chauvinisten riepen op tot de verdediging van de ‘Duitse beschaving’ tegen het ‘despotisme van de tsaar’, en tot de verdediging van het ‘Frankrijk van de Grote Revolutie’ tegen het ‘Pruisische militarisme’. In de Tweede Wereldoorlog riepen de stalinisten, naast De Gaulle die het ‘eeuwige Frankrijk’ verdedigde, op tot de verdediging van de democratie tegen het fascisme en tot de verdediging van het ‘vaderland van het socialisme’. De trotskisten van hun kant volgden het voorbeeld van de stalinisten door op te roepen tot deelname aan het ‘verzet’ in naam van de ‘verdediging van de verworvenheden van de arbeiders van de USSR’. Op die manier werden zij, net als de stalinisten, ronselaars voor het Engels-Amerikaanse kamp in de imperialistische oorlog.

Door in de Eerste Wereldoorlog de Heilige Unie te steunen, hebben de socialistische partijen hun overgang naar het kamp van de bourgeoisie ondertekend. Door de theorie van de ‘opbouw van het socialisme in één land’ aan te nemen, zetten de stalinistische partijen een beslissende stap op weg naar hun overgang in dienst van het nationale kapitaal, die eindigde met hun steun aan de herbewapeninginspanningen van hun respectievelijke nationale bourgeoisie en de actieve voorbereiding op de oorlog die op het punt stond te beginnen. De deelname van de trotskistische stroming aan de Tweede Wereldoorlog markeerde hun overgang naar het kamp van het kapitaal. Als wij het klassenterrein van het proletariaat willen heroveren dan kan er daarom geen ander alternatief bestaan dan te breken met het trotskisme en zeker geen ‘echt trotskisme’ uit te vinden. De stromingen binnen de Vierde Internationale, die een internationalistische positie wilden behouden, hebben dit begrepen, zoals die van Munis (de officiële vertegenwoordiger van het trotskisme in Spanje), die van Scheuer in Oostenrijk, van Stinas in Griekenland, van ‘Socialisme ou Barbarie’ in Frankrijk. Dit is ook het geval met Trotski's eigen weduwe, Natalia Sedova, die in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog brak met de Vierde Internationale over de kwestie van de verdediging van de USSR en de deelname aan de imperialistische oorlog in naam van de USSR.

Wie de strijd wil voeren aan de zijde van de arbeidersklasse, kan er niet omheen om duidelijk te breken met de hele trotskistische stroming en niet alleen met deze of gene organisatie van deze stroming.

Nogmaals, wij kunnen het probleem omdraaien zoals wij willen, wij kunnen ons beroepen op Trotski, Lenin of zelfs Marx, uit het hoofd een passage citeren uit “Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme”; wij kunnen onze ogen of oren sluiten, zoals wij willen, of allebei; wij kunnen onze kop in het zand steken of ergens anders, maar niets zal deze harde realiteit veranderen: een groep die vandaag de dag het ‘Irakese verzet’ steunt, treedt niet alleen op als een ronselaar om de Irakese proletariërs om te vormen tot kanonnenvoer voor de meest achterlijke sectoren (sjiitisch of soennitisch) van de Irakese bourgeoisie, maar verleent ook substantiële steun aan de imperialistische belangen van haar eigen nationale bourgeoisie wanneer deze zich verzet tegen de Amerikaanse ambities, zoals nu het geval is in Duitsland, Frankrijk of Spanje. Maar zelfs wanneer de overheersende sector van de bourgeoisie van een land deze ambities steunt, zoals nu in Italië, cultiveert zo'n groep alleen maar de anti-Amerikaanse nationalistische gevoelens van de proletariërs van dat land. In ieder geval eigent deze groep zich het etiket van kommunist of internationalist toe. Zij verschillen niet van degenen die Lenin sociaal-chauvinisten noemde: socialisten in woord, chauvinisten en burgerlijk in daad.

Wat de ‘marxistische’ argumenten betreft, die deze of gene zin van Lenin of zelfs Marx gebruiken om deelname aan de imperialistische oorlog te rechtvaardigen, Lenin heeft deze reeds bij voorbaat beantwoord:

 “In plaats van de bevrijder van naties tijdens de strijd tegen het feodalisme, is het kapitalisme de grootste onderdrukker van naties geworden in het imperialistische tijdperk. Het vroeger progressieve kapitalisme is nu reactionair geworden, het heeft de productiekrachten zo ver ontwikkeld dat de mensheid geconfronteerd wordt met ofwel de overgang naar het socialisme ofwel met een jarenlange, zelfs tientallen jaren durende gewapende strijd van de ‘grootmachten’ om het kapitalisme kunstmatig in stand te houden door middel van koloniën, monopolies, privileges en elke vorm van nationale onderdrukking.” (“Sozialismus und Krieg”, Hoofdstuk I: Die Grundsätze des Sozialismus und der Krieg 1914/1915)

 “De sociaal-chauvinisten (in Rusland, Plechanov en Co.) verwijzen graag naar het Belgische voorbeeld. Maar dit voorbeeld spreekt tegen hen. De Duitse imperialisten hebben schaamteloos de neutraliteit van België geschonden, zoals de oorlogvoerende staten, die alle verdragen en aangegane verplichtingen schenden wanneer dat nodig is, dat altijd en overal hebben gedaan. Veronderstel dat alle staten die zich aan de internationale verdragen willen houden, Duitsland de oorlog hadden verklaard met de eis dat België zou worden geëvacueerd en schadeloos gesteld. In dit geval zou de sympathie van de socialisten natuurlijk aan de kant van de vijanden van Duitsland liggen. Maar het addertje onder het gras is nu juist dat de ‘alliantie van drie (of vier)’ geen oorlog voert omwille van België; dit is aan de hele wereld bekend, en alleen huichelaars trachten dit te verdoezelen. Engeland wil de Duitse koloniën en Turkije plunderen, Rusland wil Galicië en Turkije, Frankrijk streeft naar Elzas-Lotharingen, zelfs naar de linkeroever van de Rijn; met Italië is een verdrag gesloten over de verdeling van de buit (Albanië, Klein-Azië); met Bulgarije en Roemenië wordt ook over de verdeling van de buit gekibbeld. Op grond van de huidige oorlog tussen de huidige regeringen, kan men België niet anders helpen dan door Oostenrijk of Turkije, enz. te helpen wurgen! Wat heeft dat te maken met ‘verdediging van het vaderland’? Dit is nu juist de eigenaardigheid van de imperialistische oorlog, een oorlog tussen reactionair-burgerlijke, historisch achterhaalde regeringen, een oorlog die gevoerd wordt met het doel andere naties te onderdrukken. Wie de deelname aan deze oorlog goedkeurt, bestendigt de imperialistische onderdrukking van naties. Zij die ervoor pleiten de moeilijkheden, waarin de regeringen zich thans bevinden, aan te grijpen om te strijden voor een sociale revolutie, pleiten voor de werkelijke vrijheid van alle volkeren, die alleen onder het socialisme mogelijk is.” (“Sozialismus und Krieg”, Hoofdstuk I: Die Grundsätze des Sozialismus und der Krieg 1914/1915)

 

[1] Groupe Communiste Révolutionnaire Internationaliste die is afgescheiden van Parti des Travailleurs.

 

Historische gebeurtenissen: 

Politieke stromingen en verwijzingen: 

Theoretische vraagstukken: 

Rubric: