De Eerste Mei: een dag ontdaan van elke proletarische inhoud

Printer-friendly version

Het onderstaand artikel verscheen in Internationalisme, 1997, en bevat uittreksels van een artikel uit Internationalisme, 1947.

De Eerste Mei: een dag ontdaan van elke proletarische inhoud

Het inlijven van alles wat tot het proletariaat behoort is één van de grote wapens van het kapitalisme in ademnood om de arbeidersmassa’s te misleiden. Niets leent zich daartoe beter dan belegen vormen van grootse momenten uit de klassenstrijd. Onder hen bekleedt Eén Mei, dat ooit een internationale strijddag was van het proletariaat, een ereplaats. Al tientallen jaren is Eén Mei een officiële feestdag geworden, het ‘Feest van de Arbeid’, in de meeste landen gevierd door regeringen van rechts of links, democraten of fascisten, republikeinen of socialisten, liberalen of militairen... Hoe meer Eén Mei van zijn klasseninhoud ontdaan is hoe meer de krachten van het kapitaal proberen het in stand te houden om de gevoelsverbondenheid, die het nog heeft bij de arbeidersklasse, des te beter uit te buiten.
Vandaag betekent de viering van Eén Mei voor de bourgeoisie en de vakbonden een nieuwe gelegenheid om de ware aard van de proletarische strijd verder te ondergraven om de arbeidersklasse in het gareel van het kapitaal te houden. Zo werd in het verlengde van de ineenstorting van de stalinistische regimes het internationale toneel regelmatig beheerst door allerhande democratische campagnes. Hierbij wordt ons wijs gemaakt dat het proletariaat geen ander alternatief heeft dan zijn eigen bescheiden plekje te veroveren binnen een eeuwigdurend kapitalisme. Daarin proberen linkse partijen, vakbonden en gauchisten de strijd op leven en dood tussen kapitaal en arbeid terug te brengen tot een strijd voor ‘hervormingen’, voor een ‘rechtvaardiger’ kapitalisme ‘met een menselijk gezicht’ en ‘meer gelijkheid’. Het carnaval van Eén Mei 1997 betekent niets anders dan een samenballing van het huidig offensief van de bourgeoisie tegen de arbeidersklasse. Het mikt er op om binnen de arbeidersklasse de bewustwording te verhinderen over wat er op het spel staat en de perspectieven die in de huidige situatie vervat liggen. Wanneer de Socialistische Partij in België nu alle arbeiderskrachten oproept om de partij te hernieuwen, probeert die de bewustwording te verduisteren over haar burgerlijke aard en haar arbeidersvijandige rol tijdens de Eerste Wereldoorlog en het proletariaat mee te sleuren in de valstrik van een ‘schoner en rechtvaardiger democratie’. Wanneer de vakbond het ABVV zich van zijn kant voordoet als ‘de organisator bij uitstek van strijd tegen soberheid en ontslagen, als de gepatenteerde vertegenwoordigers van de arbeiders tegenover patronaat en regering, probeert het niets anders dan te verdoezelen dat zijn acties gericht zijn op het systematisch in mootjes hakken en versnipperen van de arbeidersstrijd om de strijdbaarheid uit te putten en de arbeiders zo aan de dictaten van de burgerlijke ‘democratische’ staat te onderwerpen. Maar voor de arbeiders die walgen van zo’n dosis weerzinwekkende schijnheiligheid zijn er nog altijd de gauchisten van PvdA en de trotskistische SAP, deze uiterst linkse fracties van het kapitaal, die er voor zorgen om de verdwaalde schapen terug te drijven in de armen van het syndicalisme. In naam van de ‘verovering door de basis’, in naam van de ‘interne strijd voor de radicalisering’ van deze burgerlijke sabotageorganisaties van de proletarische strijd. Tegenover de meer gepolitiseerde arbeiders die het kapitalistisch systeem ter discussie beginnen te stellen staan de gauchisten zoals de ex-maoïstische PvdA klaar om de strijd voor ‘democratische’ eisen voor te stellen alsof die volkomen deel uitmaakt van de strijd van de arbeidersklasse. Daardoor lokken ze de arbeiders op het terrein van de huidige ideologische campagne voor de ‘hervorming’ van het kapitalisme. We worden dus opgeroepen om Eén Mei te vieren, niet als een dag van de internationale strijd van het proletariaat als uitdrukking van zijn eenheid en klassensolidariteit, maar als een feestdag ter versterking van democratie en syndicalisme. Meer dan ooit is Eén Mei 1997 een grote maskerade waarbij alle inkapselingkrachten van de bourgeoisie hun krachten verenigen om te proberen de arbeiders met de ergste misleidingen op te zadelen: strijd voor de democratie’ en de ‘Mensenrechten’, dat wil zeggen voor de dictatuur van het kapitaal en het recht van de heersende klasse om hen uit te buiten, hen af te slachten en tienduizenden miljoenen mensen te laten verhongeren. De strijd voor een ‘sterker syndicalisme’, dat wil zeggen voor het versterken van de sabotagemanoeuvres, het verdelen van de arbeidersstrijd, voor een politiek ‘in het belang van het land’, dat wil zeggen voor de verdediging van het nationaal kapitaal...
Tegenover deze gigantische afleidingsmanoeuvre van het proletariaat moeten de revolutionairen deze weerzinwekkende inlijving van wat vanaf 1890 Eén Mei betekende, duidelijk veroordelen. De tekst die we hieronder publiceren is een uittreksel uit een artikel dat in mei 1947 verscheen in het in België uitgegeven tijdschrift Internationalisme. Het was de eerste keer dat een revolutionaire groep zonder bijgelovige vrees de waarden van ‘de traditie’ in twijfel trok en krachtig alles bestreed wat tot fetisj en harnas geworden was van de levende krachten van de proletarische strijd. Natuurlijk waren de historische omstandigheden waarin dit artikel geschreven werd, na het einde van de Tweede Wereldoorlog anders dan die van nu. Het carnaval van Eén Mei 1997 richt zich niet, zoals in 1947, tot een verslagen en leeggebloede arbeidersklasse die slaafs achter de vlaggen van het nationaal kapitaal aanliep. Nu hebben we te maken met een arbeidersklasse die sedert meer dan dertig jaar de weg van haar klassenstrijd heeft teruggevonden, een proletariaat dat, ondanks zijn huidige moeilijkheden, ondanks de ontreddering die het zieltogen van een van zijn ergste vijanden, het stalinisme, veroorzaakt, niet bereid is zich te onderwerpen aan de belangen van het kapitalisme. Maar de analyse en de bedenkingen van dit artikel en het gevaar dat er in aangestipt wordt dat ‘de waarden van de traditie’ gebruikt worden om de klasse in de zak te zetten, blijven meer dan ooit actueel. Want buiten het verschil in periode blijft de boodschap die het ons geeft levendiger dan ooit: het proletariaat is de enige revolutionaire klasse, de enige die de mensheid een toekomst te bieden heeft. Toen de Tweede Internationale de eerste keer de arbeiders over de hele wereld opriep om een internationale dag van arbeiderssolidariteit te organiseren, wou zij ook meer uitdrukken dan een herdenking van de slachtoffers die in Chicago in de strijd gevallen waren. Deze herdenking was maar een aanleiding. De beslissing om van Eén Mei een strijddag van de arbeiders te maken ging zelfs verder dan de bewuste bedoelingen van de congressisten die het besluit namen.
Deze dag toonde een nieuwe werkelijkheid, een nieuw feit in de geschiedenis van de mensheid: de geboorte van een klasse die internationaal is. Een klasse die, in tegenstelling tot alle andere die tot vandaag bestaan hebben, geen materiële, economische, sociale, politieke of ideologische belangen heeft die ertoe leiden haar te verdelen. Integendeel, voor het eerst in de geschiedenis waren alle voorwaarden aanwezig om van deze klasse een wereldwijde eenheid te maken, een menselijke eenheid, een voorafspiegeling van de verenigde mensheid, van de toekomstige maatschappij.

Van een proletarische strijddag...

De gedachte die Marx en Engels veertig jaar eerder uitdrukten: Proletariërs aller landen, verenigt U!, werd door de Eerste Mei een tastbare werkelijkheid. Deze gedachte is de grondslag van het socialisme, de handelende basis van de arbeidersbeweging, die buiten die basis haar klassenkarakter verliest en ophoudt een onafhankelijke historische kracht te zijn.
De geschiedenis kent weinig voorbeelden van een slogan die zich zo snel en zo wijd verbreidde als die van Eén Mei. Hij werd met enthousiasme door de arbeiders van de hele wereld onthaald, door alle tendensen en richtingen binnen de arbeidersbeweging. In enkele jaren tijd was er geen stad waarin op die dag de arbeiders niet de strijdbaarheid voor hun bevrijding manifesteerden. Tot in de verste gehuchten waaide de wind van de opstand tegen de bestaande orde om hart en verstand van de arbeiders te bereiken, zowel van de meest vooruitstrevende als van de meest achtergebleven lagen.
Omdat die dag van internationale strijd, over alle plaatselijke bijzonderheden heen, de grote algemene verwachting concreet maakte dat de arbeidersklasse de mensheid zal bevrijden, vond hij zo’n vurige weerklank onder de arbeiders van heel de aardbol. Meer dan elke andere actie was die dag een machtige oproep tot het bewustzijn van de arbeiders om te ontwaken. Al hadden ze dikwijls nog geen klaar gedachte over een vakbond, over het op touw zetten van een organisatievorm, toch vochten zij die dag verbeten en hun bloed kleurde de straatkeien. Zelfs de arbeiderskinderen die nog nooit een voet hadden gezet in de fabriek waar ze later uitgebuit zouden worden, werden doordrongen van de brandende, koortsachtige atmosfeer van deze dag van internationale klassenoorlog.
Even sterk als het enthousiasme van de arbeiders was de haat en de paniek die zich van de bezittende klasse meester maakte. Het beloofde spook werd werkelijkheid. De nationale bourgeoisieën zagen met ontzetting een internationale kolos verschijnen die hun maatschappij dreigde te vernietigen. De bourgeoisie werd zich met de dag meer bewust van de strijd op leven en dood die tussen haar en het proletariaat op gang kwam. Elke Eén Mei was een algemene repetitie van de krachtproef die zich ging afspelen tussen de tegengestelde klassen, tussen de bourgeoisie, erfgenaam en laatste vertegenwoordiger van een hele reeks maatschappijen gebaseerd op uitbuiting, plundering en onderdrukking van één klasse door een andere, en het proletariaat, opvolger en vertegenwoordiger van alle onderdrukte klassen en schepper van een nieuwe menselijke maatschappij, de klasseloze maatschappij.
Elke Eén Mei werd een actieve voorbereiding op de internationale burgeroorlog, oefening voor de revolutie, etappe naar de eindstrijd, een steeds verder doorgedreven aanval op de kapitalistische orde.
Deze revolutionaire uitdaging door het proletariaat was onduldbaar voor de bourgeoisie en haar regeringen. Zij reageerden door aan de vooravond een ware staat van beleg in te stellen. De soldaten werden in hun kazernes opgevorderd, deels om hen in te zetten als dat nodig bleek, maar ook omdat de regeringen niet altijd zo zeker waren van hun volgzaamheid. In de fabrieken werd het toezicht, de spionage en de provocatie vertienvoudigd, arbeiders werden verdacht en weggezonden en de bazen kondigden de ongenadigste straffen af voor hen die op die dag wilden staken.
Wekenlang was de politie doodop. De steekkaarten van verdachten werden onophoudelijk herzien en aangevuld, arbeidersvergaderingen werden verboden, militanten werden preventief in hun woningen aangehouden. Er heerste algemene onrust, regeringen overlegden en waren waakzaam, de politiemacht ontplooide zich en de bourgeoisie maakte zich klaar.
Maar ook het proletariaat organiseerde zich met een ijzeren wil, vastbesloten om te vechten. Uit clandestiene kelderdrukkerijtjes stroomden revolutionaire oproepen die zich als bij toverkracht verspreidden. Ouderen, vrouwen en kinderen, de minst verdachten, werden de verbindingsagenten. Tijdens de nachtelijke stilte heerste er koortsachtige drukte in de arbeiderswijken, met clandestiene bijeenkomsten. Zolderkamers van arbeiders werden lokalen van revolutionaire comités. Bekenden militanten sliepen niet meer thuis, maar verborgen zich in arbeidershuizen om er hun revolutionaire arbeid voort te zetten. De arbeiders bewaakten hun wijken, spoorden politieagenten en provocateurs op. Elke nacht werden de muren weer vol geplakt met pamfletten en aankondigingen. En plots zag men op de meest onbereikbare plaatsen, op kerktorens en aan telegraafdraden, povere rode lapjes hangen, symbolen van de opstand en strijd van de arbeiders.
De ene wereld botste met de andere, onderdrukkers en onderdrukten, bourgeoisie en proletariaat.
Al is Eén Mei vandaag een vulgaire religieuze en officiële processie geworden, toch bewaren oude militanten een levendige herinnering aan de Eén Mei van klassenstrijd. Het proletariaat toonde zijn vitaliteit en strijdbaarheid door regeringsdecreten en verbodsbepalingen aan zijn laars te lappen. Geen machtsontplooiing van de politie was sterk genoeg om te beletten dat her en der, op verschillende plaatsen en tezelfdertijd, strijdgroepen van arbeiders te voorschijn kwamen.
De bloedige repressie, de slachtingen van Fourmies, de charges van de kozakken, de sabels van de rijkswacht waren slechts olie op het vuur van de strijdlust van de arbeiders.
De rode vlaggen, eenvoudige eindjes stof die de arbeiders onder hun hemd verborgen hielden wanneer ze naar de betogingen gingen, hielden de warmte van hun lichamen nog vast terwijl ze in de lucht wapperden. En als menig arbeider sneuvelde om die vlag te verdedigen, ze uit de klauwen van de politie te houden, dan was dat omdat die vlag het symbool was van hun wil, hun programma, hun klassendoelstellingen waarvoor ze vochten en waarvan ze de overwinning met hun leven wilden betalen. Dat waren de Eén Meidagen van een klasse die een wereld bestormde, de Eén Meidagen van het revolutionair proletariaat. [...]

...tot een burgerlijke maskerade

We willen hier echter ook de klaarziende helderheid van de bourgeoisie benadrukken die de wapens van de arbeidersklasse tegen haar gekeerd heeft. De rode vlag, eens zo gehaat door het kapitalisme, heeft niets ondermijnends meer. Sinds lang heeft ze een ereplaats in het systeem gekregen.
Die vlag wappert boven de twintig miljoen dwangarbeiders in de stalinistische concentratiekampen. Die vlag wordt gehesen op de schaamteloze processen van Moskou, in de ondergrondse martelkamers van de GPU. Het is de nationale vlag van één zesde van de aardbol, waaronder zo’n honderd vijftig miljoen moderne slaven zuchten. Ze diende als embleem bij het Hitlerregime, bij deportaties, concentratiekampen en folteringen van de Gestapo. Die vlag waaide boven de slagvelden van de Tweede Wereldoorlog. In haar schaduw vormt zich de constellatie van één van beide blokken van de wereldoorlog van morgen. [...]
En wat met de vlag is gebeurd, is ook Eén Mei overkomen. “Maar natuurlijk”, roepen de bourgeois, “een Feest van de Arbeid, wel zeker. De arbeid is heilig en we zullen hem vieren.” De bloedige betogingen van weleer zijn wettelijke processies geworden die de bloedige alledaagse werkelijkheid verbergen. De opstandige kreten zijn onschadelijke psalmen geworden. De koperen instrumenten schreeuwen chauvinistische militaire marsen, die het andere geschreeuw overstemmen, dat van de gefolterden in de gevangenissen, in de concentratiekampen in alle landen. [...]
De bourgeoisie heeft zich meester gemaakt van de symbolen van de arbeiders, van de rode vlag van Eén Mei. Alle regimes, dat van Stalin, dat van Hitler, dat van Pétain, dat van de Vierde Republiek, hebben die dag tot nationale feestdag uitgeroepen. Eén Mei werd de dag van de nationale wederopstanding, van het herboren eerbiedwaardig vaderland.

De bourgeoisie kan gerust slapen. Ze hoeft niet van angst te sidderen. Het is Eén Mei 1947. En morgen kunnen alle leden van die klasse, haar vetgemeste nieuwe rijken, haar politie en edelachtbare dames, haar politiekers en prostituees, haar regeerders en gangsters, al dat chique volk en de crème van de maatschappij, verzameld op stoepen en officiële tribunes, morgen kunnen ze op hun gemak de arbeiders toejuichen, in hun werkkleding nog nat van het zweet, en zich verheugen over het feit dat de arbeiders terug op het goede pad zijn en zich ingeschakeld hebben in de nationale gemeenschap. [...]
De bourgeoisie weet hoe moeizaam de mensen zich bevrijden van beelden van hun vroegere onvoltooide en vergane ideeën, en die op grote schaal uit te buiten. Wanneer zij veranderen in emblemen en symbolen verliezen ideeën hun revolutionair dynamisme. Ze houden op momenten te zijn van de ontwikkeling van de strijd, ze stollen en worden onschadelijk. De bourgeoisie en al haar lakeien, partij- en vakbondsleiders, wenden al hun krachten aan om ze van hun inhoud te ontdoen. Ze spannen zich in om het proletariaat het grondig inzicht, de revolutionaire verwachting te doen verliezen om enkel het omhulsel te bewaren. Revolutionaire voorstellingen worden heiligenbeelden, emblemen en fetisjen die aanbeden en gevreesd worden. Symbolen van elke revolutionaire inhoud ontdaan, worden met een nieuwe inhoud opgevuld: conservatief, reactionair en burgerlijk. [...]
Niets zal er van het verleden en de geschiedenis van de arbeidersstrijd overblijven dat niet door het kapitalisme tegen het proletariaat is gebruikt. De ideeën, termen, namen, woorden, data, emblemen en symbolen, alles wordt door de bourgeoisie gebruikt en tot fetisjen omgevormd. Het proletariaat zelf wordt teruggebracht tot een massa afgodendienaars. De beste strijders, de vechters van de revolutie, de meest bewuste militanten van vroeger worden heilig verklaard om het de in leven zijnde schoften mogelijk te maken de leiderscultus in stand te houden, de cultus van de blinde gehoorzaamheid aan oppermachtig en onfeilbaar verklaarde personen. Een complete fetisjistische mystiek werd opgebouwd en houdt het proletariaat gevangen.
Mystiek van de partij, mystiek van de ‘leider’, fetisjisme van de vlag, fetisjisme van Eén Mei.
De arbeidersklasse stoot tegen de muur van dit fetisjistisch gevang. Om de revolutionaire strijd weer op te nemen moet zij zich eerst resoluut van dit fetisjistisch systeem ontdoen. Zij moet zich bevrijden van alle beelden en symbolen die ze zelf in de loop van haar geschiedenis gemaakt heeft en die nu dienen om haar te misleiden.
Zij moet leren om de naakte, rauwe werkelijkheid te zien. Die aarde, rood van haar bloed, die verwoeste steden, die miljoenen lijken, die honger, zij moet zichzelf zien in al de lelijkheid van haar ellende, bespot en vernederd.
Deze prijs moet zij betalen om weer een stap voorwaarts te zetten naar de uiteindelijke overwinning. Bevrijd van spoken en levende kwakzalvers, moet ze opnieuw zichzelf worden, het heden begrijpen, bewust worden van haar doeleinden en revolutionair handelen om ze te verwezenlijken. [...]
De historische ontwikkeling verplicht de arbeidersklasse een probleem op te lossen: ofwel de revolutie maken, de socialistische maatschappij opbouwen en de mensheid redden, ofwel het kapitalisme met al zijn gevolgen ondergaan. [...]
Het perspectief dat zich voor het proletariaat en de hele mensheid aandient is dat van de barbarij. Economische barbarij, in de achteruitgang van de productiekrachten, barbarij in de vernietiging van de sociale rijkdommen, barbarij in de levensomstandigheden, barbarij in de verhoudingen tussen de mensen. In zijn razernij van doorgedreven vernietiging dreigt het kapitalisme in verval de hele mensheid mee te sleuren. De afslachting van enkele tientallen miljoenen mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog zal in het niet verzinken tegenover wat de mensheid morgen te wachten staat.
Is het dan noodzakelijk dat hele steden veranderen in rokende puinhopen, dat de aardbol één reusachtige vuurpoel wordt, moeten de lijken dan geteld worden met honderden miljoenen, moeten niet stromen maar oceanen rood kleuren van het bloed alvorens de arbeidersklasse begrijpt hoe immens haar verantwoordelijkheid en historische opdracht is en zij zich eindelijk losrukt uit haar verdoving, tot zichzelf komt en haar oude revolutionaire kreet in daden omzet?
De grondvesten van de wereld moeten veranderen.
Wij zijn niets. Laten wij alles zijn !

Internationalisme, nr. 21, 1 mei 1947

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

Theoretische vraagstukken: 

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: