Door IKSonline op
Bijlage bij Wereldrevolutie, nr.103
Twintig miljard euro! Dat is het bedrag dat de bourgeoisie van de arbeiders wil afpersen. Daarmee wordt het voorbeeld gevolgd van de Franse en Duitse collega’s waartegen onze klassenbroeders en zusters ook al massaal in beweging kwamen. Terwijl steeds meer van ons werkloos worden zonder veel kans op een andere baan verdwijnt ook geleidelijk ons uitzicht op een “zorgeloze oude dag” of zelfs behoorlijke medische verzorging. De hele naoorlogse “welvaartsstaat” en de “sociale zekerheid” waarmee ze ons jarenlang paaiden, worden onderuit gehaald. Als de arbeiders na jarenlange “sociale vrede” met officieel 300.000 in Amsterdam waren dan was de demonstratie van 2 oktober 2004 zeker de grootste manifestatie in Nederland in dertien jaar. Overheersend was het gevoel van verbazing over de eigen enorme aantallen en over het nieuwe strijdvermogen dat daarmee werd blootgelegd. Een betere weerlegging van de jarenlang gevoerde campagnes over “het verdwijnen van de arbeidersklasse” was nauwelijks denkbaar. Verder sluit deze betoging, al was het nog schoorvoetend, ongetwijfeld ook aan bij de bewegingen in andere Europese landen, zoals Frankrijk en Duitsland. Waar staan we precies met dit begin van een keerpunt in de internationale klassenstrijd (1)?
De frontale aanval: vrucht van een kapitalisme in crisis
De maatregelen zijn urgent voor de bourgeoisie want als de economische cijfers voor de Euro-zone toch al slechter zijn dan die van de Verenigde Staten, dan bevinden die van Nederland zich nog onder het gemiddelde van de Euro-zone. In 2003 kromp de economie zelfs met 0,9%. De werkloosheid steeg in één jaar met 153.000 en zal naar verwachting stijgen tot 758.000 in 2005. Deze rampzalige ontwikkeling was al ingeluid met inkrimpingen en ontslagen bij UWV, V&D, SP Aerospace, ING, Fortis, Laurus, Wehkamp, Philips, Rabo, Shell, NS-International, Akzo, Boskalis, DSM, RDM, Accordis, ABN-AMRO, OCE, KPN, Staalbankiers en Stork.
Een hoofddoel van de aanvallen wordt gevormd door pensioenen en vervroegde pensioenen, inclusief AOW, VUT en FLO, net als eerder al in bijvoorbeeld Frankrijk, Oostenrijk en Duitsland. Het wordt haast onmogelijk gemaakt om nog met werken te stoppen voor het 65ste levensjaar en ook die leeftijd staat ter discussie, en wie niet meer kan heeft pech. Voorwaarden, duur en omvang van uitkeringen, alles ligt onder vuur voor ouderen, werklozen, zieken en invaliden, kortom voor iedereen die niet direct in de productie staat.
Het is duidelijk dat de aanvallen niet stoppen voor de poorten van bedrijven en kantoren. In navolging van Duitsland wordt er geprobeerd om de werkweek zonder looncompensatie weer tot veertig uur en meer te verlengen en de druk om allerlei vormen van flexibiliteit te aanvaarden neemt toe. De regering zet in op 0% nominale loonsverhoging. Het systeem van bindende collectieve arbeidsovereenkomsten is op de helling gezet zodat de aanvallen beter op maat kunnen worden uitgevoerd en de arbeiders individueel beter onder druk kunnen worden gezet.
Binnen de arbeidersklasse nam de ongerustheid dan ook steeds verder toe en het werd voor de vakbonden steeds moeilijker om de arbeiders geïsoleerd van elkaar naar de slachtbank te leiden.
De taakverdeling: aanval over rechts en linkse manoeuvres
Het zegt genoeg dat alle betrokken partijen, regering zowel als oppositie, werkgeversorganisaties zowel als vakbonden, vooraf duidelijk te kennen gaven dat ze het met z’n allen eens waren dat er grof in de sociale uitgaven moest worden gesneden en dat wie niet direct kon worden uitgebuit naar een minimum moest en de rest harder moest werken voor minder geld. Het enthousiasme van de vakbeweging om uit naam van de arbeidersklasse “offers” te brengen op het altaar van het nationale belang was er niet minderom geworden dan onder Paars en in het najaarsoverleg van 2003 kwamen minister van financiën Gerrit Zalm en FNV-baas Lodewijk de Waal dan ook wonderwel met elkaar overeen.
Maar in februari en maart waren werkonderbrekingen bij enkele scheepswerven in het noorden en bij DSM-Geleen al een teken dat de sfeer veranderde en in juni stemden 400.000 FNV-leden voor actie tegen de kabinetsplannen. Het werd tijd voor een andere taakverdeling. Het “gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen” voor de maatregelen zoals onder Paars maakte plaats voor een openlijk “Ieder voor zich en God voor ons allen” van de regering. Die sprak dan ook van “meer eigen verantwoordelijkheid”, wat vooral betekende dat de staat verantwoordelijkheid voor de armoede afwijst en dat wie niet direct kan worden uitgebuit aan zijn lot wordt overgelaten.
Hoewel het vakbondslidmaatschap gering is en de vakbeweging te kampen heeft met een “oude mannen-imago” staat de vakbondsideologie traditioneel sterk. De vakbonden gingen zichzelf weer de rol van “verdedigers van arbeidersbelangen” aanmeten. De regering van haar kant nam onmiddellijk de vereiste uitdagende houding aan om de arbeidersklasse te provoceren voordat de strijdbaarheid tot ontwikkeling kwam en zo verleende ze de vakbeweging tegelijkertijd de nodige geloofwaardigheid. Al tijdens het “mislukte” voorjaarsoverleg van 2004 begonnen de vakbonden, in koor met de werkgevers, d van de ministers aan te klagen waarmee die op een “zinloze confrontatie” aanstuurden.
In de miljoenennota van 21 September 2004 kondigt de regering vervolgens ongekende aanvallen aan op de arbeids- en levensomstandigheden, veel omvangrijker zelfs dan die van de drie achtereenvolgende kabinetten Lubbers (1982-1994), maar waarin voor de vakbeweging, die zich in beginsel al akkoord had verklaard, niet veel nieuws kan hebben gestaan. Het hele bezuinigingspakket werd met brede parlementaire steun in ijltempo door de Tweede Kamer gejaagd. Dankzij deze overvaltechniek gaf de regering de vakbeweging alle gelegenheid de vermoorde onschuld te spelen terwijl die nog steeds openlijk verklaarde dat ze het als haar eerste taak zag om een “breed maatschappelijk draagvlak” aan de maatregelen te verlenen.
De bourgeoisie als geheel, in de vorm van de burgerlijke staat, weet wanneer de confrontatie onvermijdelijk is en ze gaat die het liefst aan op een voor haarzelf zo gunstig mogelijk terrein en moment. Het geringe zelfvertrouwen binnen de arbeidersklasse kon worden benut om de illusie te versterken dat we zouden kunnen rekenen op de vakbeweging als organisator van protest en verzet. Maar zelfs aan de vooravond van de manifestatie toonden de vakcentrales nog eens hun ware gelaat in een akkoord bij NedCar-Mitsubishi (Born) over het ontslag van 900 uitzendkrachten en het schrappen van 200 vaste banen bij de ondersteunende diensten. Lodewijk de Waal, op het Museumplein aangekondigd als de “nationale teddybeer”, sloeg iets radicaler taal aan, maar nog altijd in nette termen opdat “een gesprek mogelijk blijft” met een regering die zelf de frontale aanval had geopend. Het was duidelijk dat de beweging zo snel mogelijk moest worden begraven om terug te keren naar een “onderhandelingstafel” waarop de arbeiders geen enkele controle hebben.
De vakbonden en links voeren de strijd naar de nederlaag
Voorafgaand waren er regionale manifestaties en werkonderbrekingen met tienduizenden deelnemers zoals in Rotterdam op maandag 20 september en in Amsterdam op maandag 27 september. De Amsterdamse arbeiders van het openbaar vervoer begonnen een 24-uursstaking waarbij de regionale buschauffeurs zich aansloten. Als de nationale manifestatie een uiting was van die groeiende onvrede, dan werd hij door de vakbeweging vooral georganiseerd om de omslag van onvrede naar strijdbaarheid af te remmen, om zichzelf als enige strijdorganisator voor te stellen en in de stille hoop het verzet in de kiem te kunnen smoren. Onder de slogan “Nederland verdient beter” werd het geheel georganiseerd door FNV, CNV en MHP, waarbij SP en Groenlinks zich aansloten, en op het allerlaatste moment ook nog de PvdA. De onwennige vakcentrale-voorzitters kregen door de media een heldenrol toebedeeld in het ‘volksverzet’. Maar met hun ‘signalen’ aan ‘de politiek’ over de brede afwijzing van de plannen in de bevolking vervulden ze niet alleen hun taak van het doorgeven van de temperatuur aan de regering; ze gaven vooral ook een boodschap door aan de arbeidersklasse: alleen via ons kan de regering tot luisteren worden bewogen en als dit door overleg met ons niet lukt dan is voor jullie alles verloren.
Als aanvulling daarop dook na een haast volledige afwezigheid van jaren ook de vakbondsbasis weer op in de vorm van het comité De maat is vol dat de vakbondstop met ronkende taal ondersteunt in haar sabotagewerk. Het comité was vooral actief in de Rotterdamse haven en bij Hoogovens (Corus) IJmuiden. Het riep niet alleen “de basis” op tot acties gericht op een “regeringswisseling” maar tegelijkertijd ook “de top” tot onderhandelingen met diezelfde regering. En vooral stelt het de arbeiders gerust dat er niets mankeert aan de vakbeweging, maar dat deze alleen eventjes “vanwege een doorgeslagen polderdenken in coma is geraakt”.
Als de PvdA weliswaar heel voelbaar aanwezig was dan is het pijnlijke hoofdstuk “paars” met als zijn bezuinigingen niet vergeten en wordt het verband gelegd met de linkse regeringen Schröder in Duitsland en Blair in Groot-Brittannië die precies hetzelfde soort van maatregelen nemen als de rechtse regering Balkenend II in Nederland. Als de manifestatie op het laatste moment een wat ‘politieker’ karakter kreeg en Lodewijk de Waal het had over “het rotbeleid van dit rotkabinet” dan was het enkel onder druk van de massale opkomst, om met wat radicaler klinkende leuzen greep op het gebeuren te houden. Daartoe hield het comité Keer het tij eerst een eigen manifestatie op de Dam om vervolgens naar het Museumplein te trekken. Onder de slogan “Nee tegen de regering, ja tegen de vakbonden” werd zo het strijdbaarder publiek aangetrokken ten gunste van de bluf van een geheel linkse regering van PvdA, SP en Groenlinks, vooral om de illusie te versterken dat een andere regering de pijn zou kunnen verlichten.
Hoewel de onverwachte massaliteit van de betoging enige wanorde veroorzaakte in minder ingewijde staatskringen en ook in delen van de vakbeweging is het duidelijk dat de maatregelen hoe dan ook zullen worden doorgezet. De arbeiders die na de vakbondsacties concessies verwachten zullen bedrogen uitkomen. Hoe gehaat de regering zich ook maakt, de bourgeoisie is vastbesloten door te drukken voordat de strijdbaarheid werkelijk tot ontwikkeling komt en het is precies daarvoor dat ze links en de vakbeweging zo hard nodig heeft. Vandaar dat de ministers Zalm (VVD), Brinkhorst en De Graaff (D’66) en De Geus (CDA) onmiddellijk in de rij stonden voor de camera’s om te verklaren dat er niets verandert aan de voorgenomen maatregelen en ze deden hun best om de vakbondsleiders geloofwaardig te maken door die zoveel mogelijk te beschimpen.
Maar de druk bleef groot en om de touwtjes in handen te houden moesten van vakbonden tegen heug en meug netjes van elkaar in plaats en tijd gescheiden “estafettestakingen” organiseren. In het openbaar vervoer was er een 24-uursstaking op 14 oktober en op 27oktober nog een van 22.000 metaalarbeiders zoals bij NedCar en bij Corus, waarbij zelfs alle Noord-Hollandse metaalarbeiders werden opgeroepen naar IJmuiden te komen. De arbeiders werden er passief gehouden met vakbondsbetogen en muziek. Zelfs als er strijdwil in tot uiting kwam dan kan de vakbeweging, zolang de arbeiders zelf niet goed zijn voorbereid, proberen de arbeidersklasse in grote mobilisaties en met veel fanfare af te matten en een paar flinke nederlagen te bezorgen om zo de strijdbaarheid bij voorbaat te bekoelen en het gevoel van machteloosheid tegenover de maatregelen te versterken.
Het vooruitzicht
Ondanks de kracht en alomtegenwoordigheid van de vakbondsinkapseling, ondanks de aarzelingen van de arbeidersklasse om de strijd aan te gaan, is het nu zonder meer duidelijk dat de arbeiders begonnen zijn om de aanvallen van de bourgeoisie te beantwoorden; zelfs al is dit antwoord nog lang niet bij machte om de omvang van de aanvallen die tegen haar ontketend worden te counteren. En veel belangrijker nog, de massale betoging van 2 oktober moet begrepen worden als een schakel in een keten van arbeidersverzet die over heel Europa loopt: in de lente van 2003 barstten de arbeidersgevechten los in Frankrijk en in Oostenrijk tegen de ‘hervorming’ van de pensioenen; in de winter van datzelfde jaar waren er mobilisaties bij de trambestuurders in Italië en de postbeambten en brandweerlieden in Engeland, gevolgd door de arbeiders van Fiat Melfi in Zuid-Italië in het voorjaar van 2004. In juli van dit jaar barstte de strijd los bij Mercedes-Daimler-Chrysler in Duitsland en enkele weken geleden in verschillende Spaanse steden tegen een privatiseringsplan voor de scheepswerven. Op 14 oktober tenslotte gingen 9400 arbeiders van Opel Bochum, in het hart van het Ruhrgebied, in staking tegen een afdankingsplan van het moederbedrijf General Motors.
Elk van deze bewegingen onthult het overdenkingsproces dat zich binnen de arbeidersklasse in de diepte ontwikkelt: de opeenstapeling, de omvang en de aard van de aanvallen van de bourgeoisie zullen steeds meer de illusies ondergraven die de heersende klasse probeert te verspreiden. Daarenboven doen ze, in het bewustzijn van de uitgebuitenen, steeds meer een ongerustheid en een vraagstelling groeien over het lot dat dit uitbuitingssysteem weglegt voor henzelf, hun kinderen, de toekomstige generaties. Deze situatie opent nieuwe perspectieven. Ook al worden de huidige gevechten nog gekenmerkt door hun sporadisch karakter, het is door hun opeenvolging, hun massaliteit en het feit dat ze een zeer geconcentreerd proletariaat in beweging brengen, dat ze aantonen geen strovuur te zijn. Zij getuigen fundamenteel van een grondig verlies aan vertrouwen in de toekomst die het kapitalisme ons biedt. Deze gevechten drukken een groeiende bewustwording uit van het feit dat aanvallen en achteruitgang van de levensvoorwaarden de arbeiders van alle landen treffen en geenszins het probleem vertegenwoordigen van een bepaalde sector, bedrijf of land. Tenslotte tonen ze aan dat het gevoelen zich onder de arbeiders verspreidt tot één en dezelfde klasse te behoren.
Internationale Kommunistische Stroming, 30 oktober 2004.
(1) Zie: Een keerpunt in de internationale klassenstrijd, in: Wereldrevolutie, nr. 101, en: Het einde van de ‘welvaartsstaat’ opent een nieuw vooruitzicht voor de klassenstrijd, in Wereldrevolutie, nr. 102.