Deze resolutie ligt in het verlengde van het rapport over de ontbindingvan het 22e Congres van de IKS, de resolutie over de internationale situatie van het 23e Congres, en het rapport over de pandemie en de ontbinding van het 24e Congres. Het is gebaseerd op de stelling dat het verval van het kapitalisme niet alleen verschillende stadia of fasen doorloopt, maar dat we sinds het einde van de jaren 1980 de laatste fase, de fase van de ontbinding, hebben bereikt; voorts dat de ontbinding zelf een geschiedenis heeft, en een centraal doel van deze teksten is het theoretische kader van de ontbinding te ‘toetsen’ aan de hand van de ontwikkeling van de situatie in de wereld. Zij hebben aangetoond dat de belangrijkste ontwikkelingen van de laatste drie decennia inderdaad de geldigheid van dit kader hebben bevestigd, zoals blijkt uit de verergering van het ‘ieder voor zich’ op internationaal niveau, de ‘terugslag’ van de verschijnselen van ontbinding naar de centrale landen van het wereldkapitalisme door de groei van het terrorisme en de vluchtelingencrisis, de opkomst van het populisme en het verlies van politieke controle door de heersende klasse, de voortschrijdende verrotting van de ideologie door de verspreiding van het zoeken naar zondebokken, het religieus fundamentalisme en samenzweringstheorieën. En zoals de fase van ontbinding de geconcentreerde uitdrukking is van alle tegenspraken van het kapitaal, vooral in het tijdperk van verval, zo is de huidige Covid-19 pandemie concentraat van alle belangrijke manifestaties van de ontbinding, en een actieve factor in de versnelling ervan.
1. De Covid-19 pandemie, de eerste van een dergelijke omvang sinds de uitbraak van de Spaanse griep in 1918, is het belangrijkste moment in de evolutie van de kapitalistische ontbinding sinds deze periode in 1989 definitief zijn intrede deed. Het onvermogen van de heersende klasse om het daaruit voortvloeiende dodental van tussen de 7 en 12 miljoen te voorkomen, bevestigt dat het kapitalistische wereldsysteem, aan zichzelf overgelaten, de mensheid meesleurt naar de afgrond van barbarij, naar zijn ondergang; en dat alleen de proletarische wereldrevolutie deze neerwaartse spiraal kan stoppen en de mensheid naar een andere toekomst kan leiden.
2. De IKS staat min of meer alleen in de verdediging van de theorie van de ontbinding. Andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde verwerpen deze volledig, hetzij, zoals in het geval van de bordigisten, omdat zij niet aanvaarden dat het kapitalisme een systeem in verval is (of in het beste geval inconsequent en dubbelzinnig zijn op dit punt); of, zoals in het geval van de Internationalistische Communistische Tendens, omdat het spreken over een ‘ laatste’ fase van het kapitalisme veel te apocalyptisch zou klinken, of nog omdat de definiëring van de ontbinding als een afglijden in chaos afwijkt van het materialisme, dat in hun ogen de wortels van elk verschijnsel zoekt in de economie en vooral in de tendens van de dalende winstvoet. Al deze stromingen lijken voorbij te gaan aan het feit dat onze analyse in continuïteit is met het platform van de Kommunistische Internationale in 1919, die niet alleen benadrukte dat de imperialistische wereldoorlog van 1914-18 de intrede van het kapitalisme aankondigde in het “tijdperk van de ontbinding van het kapitalisme, van zijn innerlijke aftakeling. Het tijdperk van de kommunistische revolutie van het proletariaat” maar ook benadrukte dat “de oude kapitalistische ‘orde’ heeft opgehouden te bestaan; haar verdere bestaan is uitgesloten. Het eindresultaat van de kapitalistische produktiewijze is chaos. Deze chaos kan alleen worden overwonnen door de productieve en meest talrijke klasse - de arbeidersklasse. Het proletariaat moet een echte orde scheppen – de kommunistische orde”.
Het drama waarmee de mensheid geconfronteerd werd was dus inderdaad gesteld in termen van orde tegenover chaos. En de dreiging van een chaotische ineenstorting werd in verband gebracht met “de anarchie van de kapitalistische produktiewijze”, met andere woorden, met een essentieel aspect in het systeem zelf. Volgens het marxisme brengt het kapitalistische systeem, op een kwalitatief hoger niveau dan elke voorafgaande produktiewijze, met zich mee dat de produkten van menselijke arbeid een vreemde macht wordt die boven en tegenover zijn scheppers staat. Het verval van het systeem, met zijn onoplosbare tegenstellingen, wordt gekenmerkt door een nieuwe spiraal in dit verlies van controle. En zoals het Platform van de Comintern uitlegt, leidt de noodzaak om te proberen de kapitalistische anarchie binnen elke natiestaat te overwinnen - door monopolie en vooral door staatsinterventie - deze alleen maar naar nieuwe hoogten op wereldschaal, culminerend in de imperialistische wereldoorlog. Hoewel het kapitalisme dus op bepaalde niveaus en in bepaalde fasen zijn aangeboren neiging tot chaos kan beteugelen (bijvoorbeeld door de mobilisatie voor de oorlog in de jaren 1930 of de periode van economische bloei die op de oorlog volgde), is de meest fundamentele tendens die volgens de Comintern het nieuwe tijdperk kenmerkte deze naar de ‘interne desintegratie’.
3. Terwijl het Manifest van de Comintern sprak over het begin van een nieuw ‘tijdperk’, waren er binnen de Comintern tendensen om de catastrofale situatie van de na-oorlogse wereld te zien als een laatste crisis in onmiddellijke zin en niet als een heel tijdperk van catastrofes dat vele tientallen jaren zou kunnen duren. En dit is een fout waarin revolutionairen vele malen zijn vervallen - niet alleen door fouten in hun analyses, maar ook omdat het niet mogelijk is om met zekerheid het exacte moment te voorspellen waarop een grote verandering op historisch niveau zich voordoet. Dergelijke vergissingen deden zich bijvoorbeeld voor in 1848, toen het Kommunistisch Manifest al verkondigde dat het omhulsel van het kapitaal te eng was geworden om de productiekrachten te bevatten die het in beweging had gezet; in 1919-20 met de theorie van de op handen zijnde ineenstorting van het kapitaal, die met name door de Duitse Kommunistische Linkerzijde was ontwikkeld; of opnieuw, in 1938, met Trotski's opvatting dat de productiekrachten hadden opgehouden te groeien. De IKS zelf heeft ook het vermogen van het kapitalisme onderschat om zich op zijn eigen manier uit te breiden en te ontwikkelen, zelfs in een algemene context van voortschrijdend verval, met name in het geval van het stalinistische China na de ineenstorting van het Russische blok.
Deze fouten zijn echter het gevolg van een immediatitische (kortzichtige) interpretatie van de kapitalistische crisis, niet van een inherente fout in de theorie van het verval zelf, die het kapitalisme in deze periode eerder ziet als een toenemende belemmering op de ontwikkeling van de produktiekrachten dan als een absolute barrière voor deze ontwikkeling. Maar het kapitalisme is al meer dan een eeuw in verval, en de erkenning dat we de grenzen van het systeem bereiken is volkomen in overeenstemming met het inzicht dat de economische crisis, ondanks ups en downs, in wezen permanent is geworden; dat de middelen van vernietiging niet alleen een zodanig niveau hebben bereikt dat ze al het leven op de planeet kunnen vernietigen, maar ook in handen zijn van een steeds instabielere wereld ‘orde’; dat het kapitalisme een planetaire ecologische ramp heeft teweeg gebracht die zijn weerga niet kent in de geschiedenis van de mensheid. Kortom, de erkenning dat wij ons inderdaad in de latste fase van het verval van het kapitalistisme bevinden, is gebaseerd op een nuchtere beoordeling van de werkelijkheid. Nogmaals, dit moet worden gezien vanuit een historisch en niet vanuit een dagelijks perspectief. Maar het betekent wel dat deze laatste fase onomkeerbaar is en dat er geen andere uitweg is dan het kommunisme of de vernietiging van de mensheid. Dit is het historische alternatief van onze tijd.
4. De Covid-19 pandemie is, in tegenstelling tot de door de heersende klasse gepropageerde opvattingen, geen zuiver ‘natuurlijke’ gebeurtenis, maar het resultaat van een combinatie van natuurlijke, sociale en politieke factoren, die allemaal verband houden met de werking van het kapitalistische systeem in verval. Het ‘economische’ element is hier meer bepaald van cruciaal belang, en opnieuw op meer dan één vlak. Het is de economische crisis, de wanhopige jacht op winst, die het kapitaal ertoe heeft aangezet om elk deel van de wereldoppervlakte binnen te dringen, om zich meester te maken van wat Adam Smith de ‘vrije gift’ van de natuur noemde, waarbij de overblijvende toevluchtsoorden voor het wilde leven worden vernietigd en het risico van zoönosen enorm wordt verhoogd. De financiële crash van 2008 heeft op zijn beurt geleid tot een drastische vermindering van de investeringen in onderzoek naar nieuwe ziekten, in medische apparatuur en behandeling, waardoor de dodelijke impact van het Coronavirus exponentieel is toegenomen, een situatie die nog is verergerd door massale aanvallen op de gezondheidsstelsels (vermindering van het aantal bedden en ziekenhuispersoneel, enz.), die ten tijde van de pandemie overbelast waren.
En de intensivering van de ‘ieder voor zich’-concurrentie tussen bedrijven en naties op wereldvlak heeft de verstrekking van beschermingsmateriaal en vaccinaties ernstig vertraagd. En in tegenstelling tot de utopische hoop van bepaalde delen van de heersende klasse, zal de pandemie geen aanleiding vormen voor een meer harmonieuze wereldorde wanneer zij eenmaal weer onder controle is. Niet alleen omdat deze pandemie waarschijnlijk slechts een waarschuwingsignaal is voor nog ergere pandemieën die eraan komen, aangezien de fundamentele omstandigheden die haar hebben veroorzaakt niet door de bourgeoisie kunnen worden aangepakt, maar ook omdat de pandemie de economische recessie in de wereld, die al opdoemde voordat de pandemie toesloeg, aanzienlijk heeft verergerd. Het resultaat zal het tegendeel van harmonie zijn, aangezien nationale economieën elkaar de keel zullen doorsnijden in de strijd om slinkende markten en hulpbronnen. Deze verscherpte concurrentie zal zeker op militair niveau tot uiting komen. En de ‘terugkeer naar de normale situatie’ van de kapitalistische concurrentie zal een nieuwe last leggen op de schouders van de uitgebuitenen in de wereld, die het gelag zullen moeten betalen van de pogingen van het kapitalisme om een deel van de gigantische schulden terug te vorderen die het heeft opgebouwd in zijn pogingen om de crisis te beheersen.
5. Geen enkel land kan pretenderen een model te zijn voor de aanpak van de pandemie. Dat sommige Aziatische landen er aanvankelijk in slaagen de pandemie beter het hoofd te bieden (ook al hebben landen als China de cijfers en de ware omvang van de epidemie vervalst), is te danken aan hun ervaring met het omgaan van pandemieën op sociaal en cultureel vlak, aangezien dit continent historisch gezien de voedingsbodem is geweest voor het ontstaan van nieuwe ziekten, en vooral omdat deze landen de middelen, instellingen en coördinatieprocedures in stand hebben gehouden die tijdens de SARS-epidemie in 2003 in het leven waren geroepen,. De verspreiding van het virus op wereldvlak, de internationale voortbrenging van nieuwe varianten, stellen het probleem meteen op het vlak waar de onmacht van de bourgeoisie het duidelijkst aan het licht komt, met name haar onvermogen om een eensgezinde en gecoördineerde aanpak te volgen (zoals blijkt uit de recente mislukking van het voorstel om een verdrag ter bestrijding van pandemieën te ondertekenen) en om ervoor te zorgen dat de hele mensheid de bescherming van vaccins krijgt.
6. De pandemie, een produkt van de ontbinding van het systeem, openbaart zich dus als een formidabele kracht in de verdere versnelling van deze ontbinding. Bovendien bevestigt de impact ervan op de machtigste natie ter wereld, de VS, wat reeds in het verslag van het 22e Congres werd opgemerkt: de tendens dat de effecten van de ontbinding met extra kracht terugslaan op het hart van het kapitalistische wereldsysteem. In feite bevinden de VS zich nu in het ‘centrum’ van het wereldwijde proces van ontbinding. De catastrofaal slechte aanpak van de Covid-crisis door de populistische regering Trump heeft er zeker in belangrijke mate toe bijgedragen dat de VS de hoogste sterftecijfers ter wereld hebben als gevolg van de ziekte. Tegelijkertijd werd de omvang van de verdeeldheid binnen de heersende klasse in de VS blootgelegd door de omstreden verkiezingen in november 2020 en vooral door de bestorming door Trump-aanhangers van het Capitool op 6 januari 2021, aangemoedigd door Trump en zijn entourage. Deze laatste gebeurtenis toont aan dat de interne verdeeldheid, die de VS in beroering brengt, de hele maatschappij doordringt. Hoewel Trump uit de regering is verdreven, blijft het Trumpisme een machtige, zwaarbewapende macht, die zich zowel op straat als via de stembus manifesteert. En nu de hele linkervleugel van het kapitaal zich achter het antifascisme schaart, is het gevaar reëel dat de arbeidersklasse in de VS verwikkeld raakt in gewelddadige conflicten tussen rivaliserende facties van de bourgeoisie.
7. De gebeurtenissen in de VS illustreren ook het toenemende verval van de ideologische structuren van het kapitalisme, waarbij de VS opnieuw ‘voorop lopen’. Het aantreden van de populistische regering Trump, de krachtige invloed van het religieus fundamentalisme, het groeiende wantrouwen tegenover de wetenschap, hebben hun wortels in bepaalde factoren in de geschiedenis van het Amerikaanse kapitalisme, maar de ontwikkeling van de ontbinding en in het bijzonder het uitbreken van de pandemie heeft allerlei irrationele ideeën in de mainstream van het politieke leven gebracht, die juist het totale gebrek aan toekomstperspectief weerspiegelen dat de huidige maatschappij biedt. In het bijzonder zijn de VS het knooppunt geworden voor de verspreiding van de ‘samenzweringstheorie’ in de hele geavanceerde kapitalistische wereld, met name via internet en de sociale media, die de technologische middelen hebben verschaft om de grondslagen van elk idee van objectieve waarheid verder te ondermijnen in een mate waarvan het stalinisme en het nazisme alleen maar hadden kunnen dromen. De samenzweringstheorie, die in verschillende vormen verschijnt, heeft bepaalde gemeenschappelijke kenmerken: de gepersonaliseerde visie van geheime elites die de maatschappij van achter de schermen besturen, een verwerping van de wetenschappelijke methode en een diep wantrouwen tegenover elk officieel discours.
In tegenstelling tot de heersende ideologie van de bourgeoisie, die de democratie en de bestaande staatsmacht voorstelt als de ware vertegenwoordigers van de maatschappij, ligt het zwaartepunt van de samenzweringstheorie in de haat tegen de gevestigde elites, een haat die gericht is tegen het financiële kapitaal en de klassieke democratische façade van het staatskapitalistische totalitarisme. Dit heeft vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging er in het verleden toe gebracht deze benadering verkeerdelijk het ‘socialisme van de dwazen’ te noemen (August Bebel, met een verwijzing naar het antisemitisme) - een vergissing die vóór de Eerste Wereldoorlog nog begrijpelijk was, maar die vandaag de dag gevaarlijk zou zijn.
Het populisme van de samenzweringstheorie is geen verwrongen poging om het socialisme te benaderen of iets wat lijkt op proletarisch klassenbewustzijn. Een van de belangrijkste bronnen is de bourgeoisie zelf: het deel van de bourgeoisie dat zich juist voelt uitgesloten van de elitaire binnenkringen van haar eigen klasse, gesteund door andere delen van de bourgeoisie die hun vroegere centrale positie hebben verloren of bezig zijn te verliezen. De massa's die door dit soort populisme worden aangetrokken, worden niet gedreven door de wil om de heersende klasse uit te dagen, maar hopen, door zich te vereenzelvigen met de strijd om de macht van degenen die zij steunen, op de een of andere manier in die macht te delen, of er op zijn minst door bevoordeeld te worden ten koste van anderen.
8. Hoewel het voortschrijden van de kapitalistische ontbinding, naast de chaotische verscherping van de imperialistische rivaliteiten, in de eerste plaats de vorm aanneemt van politieke fragmentatie en een verlies van controle door de heersende klasse, betekent dit niet dat de bourgeoisie niet langer haar toevlucht kan nemen tot staatstotalitarisme in haar pogingen om de maatschappij bijeen te houden. Integendeel, hoe meer de maatschappij uit elkaar valt, des te wanhopiger wordt het vertrouwen van de bourgeoisie in de centraliserende staatsmacht, het belangrijkste instrument voor deze meest machiavellistische klasse van alle heersende klassen. De reactie op de opkomst van het populisme, van die facties van de heersende klasse die zich meer bewust zijn van de algemene belangen van het nationale kapitaal en zijn staat, is hier een voorbeeld van. De verkiezing van Biden, gesteund door een enorme mobilisatie van de media, delen van het politieke apparaat en zelfs het leger en de veiligheidsdiensten, vormt een uitdrukking van deze tegentendens op het gevaar van sociale en politieke desintegratie, dat het duidelijkst wordt belichaamd door het Trumpisme. Op korte termijn kunnen dergelijke ‘successen’ fungeren als een rem op de toenemende sociale chaos. Geconfronteerd met de Covid-19 crisis tonen de ongekende lock-downs, een laatste redmiddel om de ongebreidelde verspreiding van de ziekte tegen te houden, het massale beroep op staatsschulden om een minimum aan levensstandaard in de ontwikkelde landen te behouden, de mobilisatie van wetenschappelijke middelen om een vaccin te vinden, de behoefte van de bourgeoisie om het beeld van de staat als beschermer van de bevolking overeind te houden, haar onwil om haar geloofwaardigheid en autoriteit te verliezen in het aangezicht van de pandemie. Maar op langere termijn heeft deze toevlucht tot totalitarisme van de staat de neiging de tegenspraken van het systeem nog te verergeren. De gedeeltelijke verlamming van de economie en de opeenhoping van schulden kunnen geen ander gevolg hebben dan een versnelling van de wereldwijde economische crisis, terwijl op sociaal niveau de massale toename van politiebevoegdheden en het staatstoezicht, ingevoerd om de ‘lockdown’-wetten te handhaven - en onvermijdelijk gebruikt om alle vormen van protest en afwijkende meningen te fnuiken - het wantrouwen tegen het politieke establishment zichtbaar doen toenemen, wat zich vooral uit op het anti-proletarische terrein van de ‘rechten van de burger’.
9. De onmiskenbare politieke en ideologische ontbinding in de leidende macht van de wereld betekent niet dat de andere centra van het wereldkapitalisme in staat zijn alternatieve vestingen van stabiliteit te vormen. Nogmaals, dit is het duidelijkst in het geval van Groot-Brittannië, dat tegelijkertijd wordt getroffen door de hoogste Covid sterftecijfers in Europa en door de eerste symptomen van de zichzelf toegebrachte wonde van de Brexit, met de reële mogelijkheid dat het uiteenvalt in in ‘naties’ waaruit het samengesteld is. De huidige onbehoorlijke ruzies tussen Groot Brittannië en de EU over de bruikbaarheid en distributie van de vaccins zijn een verder bewijs dat de belangrijkste trend in de politiek van de huidige wereldbourgeoisie deze is naar toenemende fragmentatie, en niet naar eenheid tegenover een ‘gemeenschappelijke vijand’. Europa zelf is niet gespaard gebleven van deze centrifugale tendensen, niet alleen rond het beheer van de pandemie, maar ook rond de kwestie van de ‘mensenrechten’ en de democratie in landen als Polen en Hongarije. Het is opmerkelijk dat zelfs centrale landen zoals Duitsland, dat vroeger als een relatief ‘veilige haven’ van politieke stabiliteit werd beschouwd en kon bouwen op zijn economische kracht, nu wordt getroffen door een groeiende politieke chaos. De versnelde ontbinding in het historische centrum van het kapitalisme wordt gekenmerkt door zowel een verlies van controle als door toenemende moeilijkheden om politieke homogeniteit tot stand te brengen.
Na het verlies van de op één na grootste economie (Groot-Brittannië), en ook al loopt de EU niet het onmiddellijke gevaar van grote splitsingen, blijven deze dreigingen de droom van een verenigd Europa boven het hoofd hangen. En terwijl de Chinese staatspropaganda de groeiende verdeeldheid en onsamenhangendheid van de ‘democratieën’ benadrukt en zichzelf voorstelt als een bolwerk van stabiliteit in de wereld, is Pekings toenemende toevlucht tot interne repressie, zoals tegen de ‘democratische beweging’ in Hong Kong en de Oeigoerse moslims, in feite het bewijs dat China een tikkende tijdbom is. De buitengewone groei van China is zelf een product van ontbinding. De economische openstelling tijdens de Deng-periode in de jaren 1980 heeft enorme investeringen losgemaakt, vooral uit de VS, Europa en Japan. Het bloedbad van Tiananmen in 1989 maakte duidelijk dat deze economische openstelling ten uitvoer werd gelegd door een onbuigzaam politiek apparaat dat er alleen in geslaagd is het lot van het stalinisme in het Russische blok te vermijden door een combinatie van staatsterreur, een meedogenloze uitbuiting van de arbeidskrachten waardoor honderden miljoenen arbeiders in een permanente staat van arbeidsmigrant zijn geplaatst, en een waanzinnige economische groei waarvan de fundamenten nu steeds meer lijken te wankelen. De totalitaire controle over het hele maatschappelijke lichaam, de repressieve verharding van de stalinistische factie van Xi Jinping, zijn geen uiting van kracht maar een manifestatie van de zwakte van de staat, waarvan de samenhang in gevaar wordt gebracht door het bestaan van middelpuntvliedende krachten binnen de maatschappij en belangrijke gevechten tussen klieken binnen de heersende klasse.
10. In tegenstelling tot een situatie waarin de bourgeoisie in staat is de maatschappij te mobiliseren voor oorlog, zoals in de jaren 1930, zijn het exacte ritme en de vormen waarin de dynamiek van het kapitalisme in ontbinding in de richting gaat van de vernietiging van de mensheid moeilijker te voorspellen, omdat zij het product zijn van een samenloop van verschillende factoren, waarvan sommige gedeeltelijk aan het zicht kunnen worden onttrokken. Het eindresultaat is, zoals de Stellingen over de Ontbinding benadrukken, hetzelfde: "Aan zijn lot overgelaten, zal (het kapitalisme) de mensheid naar hetzelfde lot leiden als de wereldoorlog. Uiteindelijk is het allemaal hetzelfde, of we nu worden weggevaagd door een regen van thermonucleaire bommen, of door vervuiling, radioactiviteit uit kerncentrales, hongersnood, epidemieën, en de slachtingen van ontelbare kleine oorlogen (waarbij ook kernwapens kunnen worden gebruikt). Het enige verschil tussen deze twee vormen van vernietiging is dat de ene snel is, terwijl de andere langzamer zou zijn, en bijgevolg nog meer leed zou veroorzaken". Vandaag worden de contouren van deze dynamiek naar vernietiging echter scherper. De gevolgen van de vernietiging van de natuur door het kapitalisme zijn steeds moeilijker te ontkennen, evenals het falen van de wereldbourgeoisie om, met al haar mondiale conferenties en beloftes, te gaan ‘in de richting van een ‘groene economie’, teneinde een halt tot te roepen aan een proces dat onlosmakelijk verbonden is met de behoefte van het kapitalisme om, in zijn concurrerende streven naar accumulatie, door te dringen tot in de laatste uithoeken van de planeet. De Covid-pandemie is waarschijnlijk de meest significante uiting tot dusver van dit diepgaande gebrek aan evenwicht tussen de mensheid en de natuur, maar er komen steeds meer andere waarschuwingssignalen, van het smelten van het poolijs tot de verwoestende branden in Australië en Californië en de vervuiling van de oceanen door het afval van de kapitalistische productie.
11. In de mate dat het kapitalisme zich in zijn eindfase in een steeds irrationeler imperialistische ‘ieder voor zichzelf’ stort, nemen ook de “slachtingen van ontelbare kleine oorlogen” toe. De tien jaar durende lijdensweg in Syrië, een land dat nu volledig geruïneerd is door een conflict waarbij ten minste vijf rivaliserende kampen betrokken zijn, is misschien wel de meest sprekende uitdrukking van deze angstaanjagende ‘krabbenmand’, maar we zien soortgelijke manifestaties in Libië, de Hoorn van Afrika en Jemen, oorlogen die worden opgepookt en verergerd door de opkomst van regionale machten zoals Iran, Turkije en Saudi-Arabië, die geen van alle de discipline van de belangrijkste wereldmachten geneigd zijn te aanvaarden: deze tweede- of derderangsmogendheden kunnen voorwaardelijke allianties sluiten met de machtigste staten, om in andere situaties als tegenstanders op te treden (zoals in het geval van Turkije en Rusland in de oorlog in Libië). De steeds terugkerende militaire confrontaties in Israël/Palestina getuigen eveneens van het hardnekkige karakter van veel van deze conflicten, en in dit geval is de slachting van burgers aangewakkerd door de ontwikkeling van een pogrom-sfeer in Israël zelf, waaruit het effect blijkt van ontbinding op zowel militair als sociale vlak.
Tegelijkertijd zien we een verscherping van het conflict tussen de wereldmachten. De verscherping van de rivaliteit tussen de VS en China was al duidelijk onder Trump, maar de regering Biden zal in dezelfde richting doorgaan, ook al is dat onder andere ideologische voorwendselen, zoals de schendingen van de mensenrechten door China; tegelijkertijd heeft de nieuwe regering aangekondigd dat zij niet langer zal ‘wegduiken’ voor Rusland, dat nu zijn steun in het Witte Huis kwijt is. En ook al heeft Biden beloofd de VS opnieuw te betrekken bij een aantal internationale instellingen en akkoorden (over klimaatverandering, het nucleaire programma van Iran, de NAVO...), dit betekent niet dat de VS zullen afzien van hun vermogen om alleen op te treden om hun belangen te verdedigen. De militaire aanval op pro-Iraanse milities in Syrië door de regering-Biden, slechts enkele weken na de verkiezingen, was een duidelijk teken in die richting. De neiging naar het ‘ieder voor zich’ zal het de Verenigde Staten steeds moeilijker, zo niet onmogelijk, maken hun leiderschap op te leggen, een illustratie van het ‘ieder tegen allen’ in de versnelling van de ontbinding.
12. Binnen dit chaotische beeld neemt de groeiende confrontatie tussen de VS en China ongetwijfeld een centrale plaats in. De nieuwe regering heeft aldus blijk gegeven van haar gehechtheid aan de ‘wending naar het oosten’ (welke thans gesteund wordt door de Tory-regering in Groot-Brittannië) en die reeds een centrale as was in de buitenlandse politiek van Obama. Dit heeft concreet gestalte gekregen in de ontwikkeling van de ‘Quad’, een expliciet anti-Chinese alliantie tussen de VS, Japan, India en Australië. Dit betekent echter niet dat we afstevenen op de vorming van stabiele blokken en een algemene wereldoorlog: de gang naar een wereldoorlog wordt nog steeds belemmerd door de sterke tendens tot ongedisciplineerdheid, het ‘ieder voor zich’ en de chaos op imperialistisch vlak, terwijl het kapitalisme in de centrale kapitalistische landen nog niet beschikt over de politieke en ideologische elementen - waaronder met name een politieke nederlaag van het proletariaat - die de maatschappij zou kunnen verenigen en de weg naar een wereldoorlog zou kunnen effenen. Dat wij nog steeds in een in wezen multipolaire wereld leven, blijkt met name uit de betrekkingen tussen Rusland en China. Hoewel Rusland zich in bepaalde kwesties zeer bereidwillig heeft getoond om een bondgenootschap aan te gaan met China, meestal tegen de VS, is het zich niet minder bewust van het gevaar om zich ondergeschikt te maken aan zijn oosterbuur, en is het een van de voornaamste tegenstanders van China's ‘Nieuwe Zijderoute’ op weg naar imperialistische overheersing.
13. Dit betekent niet dat we in een tijdperk van grotere veiligheid leven dan in de periode van de Koude Oorlog, die gebukt ging onder de dreiging van een nucleair Armageddon. Integendeel, als de fase van ontbinding wordt gekenmerkt door een toenemend verlies van controle door de bourgeoisie, dan geldt dit ook voor de enorme vernietigingsmiddelen - nucleair, conventioneel, biologisch en chemisch - die door de heersende klasse zijn vergaard en nu over een veel groter aantal natiestaten zijn verspreid dan in de voorgaande periode. Hoewel er geen sprake is van een gecontroleerde opmars naar oorlog onder leiding van gedisciplineerde militaire blokken, kunnen we het gevaar van eenzijdige militaire uitbarstingen of zelfs groteske ongelukken niet uitsluiten, die een verdere versnelling van het afglijden naar barbarij zouden betekenen.
14. Voor het eerst in de geschiedenis van het kapitalisme, buiten een situatie van wereldoorlog, wordt de economie rechtstreeks en diepgaand getroffen door een verschijnsel - de Covid-19 pandemie - dat niet rechtstreeks verband houdt met de tegenstellingen van de kapitalistische economie. De omvang en het belang van de impact van de pandemie, als het produkt van een volkomen verouderd systeem in volledige ontbinding, illustreert het ongekende feit dat het verschijnsel van de kapitalistische ontbinding nu ook de gehele kapitalistische economie, massaal en op wereldschaal, treft.
Dit binnendringen van de gevolgen van de ontbinding in de economische sfeer is rechtstreeks van invloed op de ontwikkeling van de nieuwe fase van open crisis, en luidt een situatie in die volkomen ongekend is in de geschiedenis van het kapitalisme. De gevolgen van de ontbinding die de mechanismen van het staatskapitalisme, die tot nu toe zijn ingesteld om de gevolgen van de crisis te ‘begeleiden’ en te beperken, ingrijpend wijzigen, brengen een factor van instabiliteit en kwetsbaarheid, van groeiende onzekerheid met zich mee.
De chaos die zich meester maakt van de kapitalistische economie bevestigt de opvatting van Rosa Luxemburg dat het kapitalisme geen zuiver economische ineenstorting zal meemaken. “Hoe gewelddadiger het kapitaal door middel van het militarisme het bestaan van de niet-kapitalistische lagen, zowel in de wereld als in eigen land, opruimt en de bestaansvoorwaarden van alle werkende lagen naar beneden haalt, des te meer verandert de dagelijkse geschiedenis van de kapitaalaccumulatie op het wereldtoneel in een voortdurende keten van politieke en sociale catastrofes en stuiptrekkingen, die, samen met de periodieke economische catastrofes in de vorm van crises, de voortzetting van de accumulatie onmogelijk zullen maken en de opstand van de internationale arbeidersklasse tegen de heerschappij van het kapitaal tot een noodzaak zullen maken, nog voordat zij economisch op haar natuurlijke, door haarzelf opgeworpen hindernis is gestuit” (Akkumulation des Kapitals [1], hoofdstuk 32).
15. Door een kapitalistisch systeem te treffen dat zich al sinds het begin van 2018 in een duidelijke neergaande spiraal bevond, concretiseerde de pandemie snel de voorspelling van het 23e Congres van de IKS dat we afstevenden op een nieuwe neerwaartse duik in de crisis.
De enorme versnelling van de economische crisis - en de angsten van de bourgeoisie - kunnen worden afgemeten aan de hoogte van de enorme schuldenmuur, die haastig werd opgetrokken om het productieapparaat voor een faillissement te behoeden en een minimum aan sociale cohesie in stand te houden.
Een van de belangrijkste uitingen van de ernst van de huidige crisis, in tegenstelling tot eerdere situaties van open economische crisis, en in tegenstelling tot de crisis van 2008, is dat de centrale landen (Duitsland, China en de VS) tegelijkertijd zijn getroffen en tot de landen behoren die het zwaarst door de recessie zijn getroffen. In China heeft dit geleid tot een scherpe daling van het groeitepercentage in 2020. De zwakste landen zien hun economie verstikken door inflatie, de waardedaling van hun munt en verarming.
Na vier decennia van vlucht in krediet- en schulden om de groeiende tendens tot overproductie tegen te gaan, onderbroken door steeds diepere recessies en steeds beperktere herstelperiodes, betekende de crisis van 2007-2009 reeds een volgende stap in de neergang van het kapitalisme in een onomkeerbare crisis. Hoewel de massale staatsinterventie het bankensysteem van de ondergang kon redden en de schuldenlast tot nog duizelingwekkender hoogten opdreef, werden de oorzaken van de crisis van 2007-2009 niet weggenomen. De tegenstellingen die aan de crisis ten grondslag lagen, werden verschoven naar een hoger niveau met een verpletterende schuldenlast voor de staten zelf. Pogingen om de economieën nieuw leven in te blazen leidden niet tot een echt herstel: een ongekend element sinds de Tweede Wereldoorlog was dat, afgezien van de VS, China en in mindere mate Duitsland, de productieniveaus in alle andere belangrijke landen tussen 2013 en 2018 stagneerden of zelfs daalden. De extreme broosheid van dit ‘herstel’, doordat het alle voorwaarden opstapelde voor een verdere aanzienlijke verslechtering van de wereldeconomie, vormde reeds een voorbode van de huidige situatie.
Ondanks de historische omvang van de herstelplannen, en omdat het herstel van de economie zich op zo'n chaotische wijze voltrekt, kan nog niet worden voorzien hoe - en in welke mate - de bourgeoisie erin zal slagen de situatie te stabiliseren, aangezien deze wordt gekenmerkt door allerlei onzekerheden, in de eerste plaats wat betreft de ontwikkeling van de pandemie zelf.
In tegenstelling tot wat de bourgeoisie in 2008 kon doen, toen zij de G7 en de G20 bijeenbracht, waarin de belangrijkste staten zich hadden verenigd, en het eens kon worden over een gecoördineerde reactie op de kredietcrisis, reageert elk nationaal kapitaal vandaag in verspreide slagorde, zonder enige andere bekommernis dan de eigen economische machinerie nieuw leven in te blazen en te overleven op de wereldmarkt, zonder overleg tussen de belangrijkste componenten van het kapitalistische systeem. Het ‘ieder voor zich’ heeft een beslissende overhand gekregen.
De ogenschijnlijke uitzondering hierop, het Europese herstelplan, dat de onderlinge verdeling van de schulden tussen de EU-landen behelst, is het resultaat van het besef bij de twee belangrijkste EU-landen dat een minimum aan onderlinge samenwerking noodzakelijk is om een ernstige destabilisering van de EU te voorkomen, om het hoofd te bieden aan hun belangrijkste rivalen China en de Verenigde Staten, op straffe van het risico van een versnelde achteruitgang van hun positie op het wereldtoneel.
De tegenstrijdigheid tussen de noodzaak om de pandemie in te dammen en het vermijden van een verlamming van de productie heeft geleid tot de ‘oorlog om de maskers’ en de ‘oorlog om de vaccins’. De huidige oorlog om de vaccins, de wijze waarop zij worden vervaardigd en gedistribueerd, is een weerspiegeling van de wanorde die de wereldeconomie teistert.
Na de ineenstorting van het Oostblok heeft de bourgeoisie alles in het werk gesteld om een zekere samenwerking tussen de staten in stand te houden, door met name een beroep te doen op de organen van internationale regulering die nog stamden uit de periode van de imperialistische blokken. Dit kader van ‘globalisering’ maakte het mogelijk de gevolgen van de fase van ontbinding op het vlak van de economie te beperken, door de mogelijkheid om de naties om op verschillende niveaus van de economie - financiën, productie, enz. - met elkaar te ‘associëren’, tot het uiterste op te drijven.
Met de verergering van de crisis en de imperialistische rivaliteiten werden deze multilaterale instellingen en mechanismen reeds op de proef gesteld door het feit dat de belangrijkste mogendheden steeds meer hun eigen politiek ontwikkelden, met name China, dat een uitgebreid parallel netwerk opbouwde, de Nieuwe Zijderoute, en de VS, die de neiging vertoonden deze instellingen de rug toe te keren omdat deze organismen steeds minder in staat waren hun dominante positie te handhaven. Het populisme was al in opkomst als een factor die de precaire economische situatie nog verergerde door, tegenover de kwellingen van de crisis, een element van onzekerheid toe te voegen. Het feit dat het in verschillende landen aan de macht kwam, versnelde de ontwrichting van de middelen die het kapitalisme sinds 1945 had aangewend om elke terugtrekking achter de nationale grenzen te voorkomen, wat alleen maar kan leiden tot een ongecontroleerde verspreiding van de economische crisis.
De ontketening van de dynamiek van het ‘ieder voor zich’ vloeit voort uit de tegenstelling in het kapitalisme tussen de steeds globaler wordende productieschaal en de nationale kapitaalstructuur, een tegens die door de crisis nog verergerd wordt. Deze volstrekt irrationele neiging van elke natie om zichzelf te redden ten koste van alle anderen, die een groeiende chaos in de wereldeconomie veroorzaakt (met de tendens tot versnippering van de produktieketens en opdeling van de wereldmarkt in regionale zones, tot versterking van het protectionisme en tot verveelvoudiging van unilaterale maatregelen), is contraproduktief voor elk nationaal kapitaal en een ramp op wereldvlak; het is een beslissende factor in de verslechtering van de gehele wereldeconomie.
Deze opmars van de meest ‘verantwoordelijke’ burgerlijke facties in de richting van een steeds irrationeler en chaotischer beheer van het systeem, en vooral de ongekende toename van deze tendens in de richting van het ‘ieder voor zich’, onthult een groeiend verlies van controle door de heersende klasse over het eigen systeem.
16. Als het enige land met een positief groeipercentage van 2% in 2020 is China niet triomfantelijk of versterkt uit de pandemiecrisis tevoorschijn gekomen, ook al heeft het tijdelijk terrein gewonnen ten koste van zijn rivalen. Integendeel. De voortdurende verslechtering van de groei van zijn economie, die gebukt gaat onder de zwaarste schuldenlast ter wereld en ook een lage bezettingsgraad heeft en een percentage aan ‘zombiebedrijven’ van meer dan 30%, getuigt van het onvermogen van China om vanaf nu de rol te spelen die het in 2008-2011 speelde bij het weer op gang brengen van de wereldeconomie.
China wordt geconfronteerd met een inkrimping van de markten in de hele wereld, met de wens van tal van staten om zich te ontdoen van hun afhankelijkheid van de Chinese productie, en met het risico van betalingsproblemen waarmee een aantal landen worden geconfronteerd die betrokken zijn bij het project van de Zijderoute en die het zwaarst getroffen worden door de economische gevolgen van de pandemie. De Chinese regering richt zich daarom op de interne economische ontwikkeling met het plan ‘Made in China 2025’ en met het model van de ‘dubbele circulatie’, dat er ook tot doel heeft het verlies van de buitenlandse vraag te compenseren door de binnenlandse vraag te stimuleren. Deze verandering van politiek betekent echter geen ‘wending naar binnen’; het Chinese imperialisme zal en kan de wereld niet de rug toekeren. Integendeel, het doel van deze verandering is het verwerven van nationale autarkie op het niveau van sleuteltechnologieën om des te beter in staat te zijn buiten de eigen grenzen terrein te winnen.
Het vormt een nieuwe fase in de ontwikkeling van zijn oorlogseconomie. Dit alles lokt krachtige conflicten uit binnen de heersende klasse, tussen aanhangers van de sturing van de economie door de Chinese Kommunistische Partij en de aanhangers van de markteconomie en de particuliere sector, tussen de ‘planners’ van het centrale gezag en de lokale overheden die zelf de investeringen willen sturen. Zowel in de Verenigde Staten (met betrekking tot de "GAFA" technologiereuzen uit Silicon Valley) als - nog resoluter - in China (met betrekking tot Ant International, Alibaba, enz.) is er een sterke beweging van het centrale staatsapparaat in de richting van het opbreken van bedrijven die te groot (en te machtig) worden om te controleren.
17. De gevolgen van de waanzinnige vernietiging van het milieu door het kapitalisme in ontbinding, de verschijnselen die voortvloeien uit de verstoring van het klimaat en de vernietiging van de biodiversiteit, leiden in de eerste plaats tot een verdere verarming van de armste delen van de wereldbevolking (Afrika bezuiden de Sahara en Zuid-Azië) of van diegenen die ten prooi vallen aan militaire conflicten. Maar zij treffen steeds meer alle economieën, de ontwikkelde landen voorop.
We zien momenteel een toename van extreme meteorologische verschijnselen, extreem hevige regenval en overstromingen, grote branden die in steden en op het platteland enorme financiële verliezen veroorzaken door de vernietiging van vitale infrastructuur (steden, wegen en rivieren). Deze verschijnselen verstoren de werking van het industriële productieapparaat en verzwakken ook de productiecapaciteit van de landbouw. De wereldwijde klimaatcrisis en de daaruit voortvloeiende toenemende desorganisatie van de wereldmarkt voor landbouwproducten vormen een bedreiging voor de voedselzekerheid van vele landen.
Het kapitalisme in ontbinding beschikt niet over de middelen om de opwarming van de aarde en de ecologische verwoesting werkelijk te bestrijden. Deze hebben nu al een steeds negatievere invloed op de reproductie van het kapitaal en kunnen de terugkeer naar economische groei alleen maar in de weg staan.
Gedreven door de noodzaak om verouderde zware industrieën en fossiele brandstoffen te vervangen, vertegenwoordigt de ‘groene economie’ geen uitweg voor het kapitaal, noch op ecologisch, noch op economisch vlak. Haar productienetwerken zijn niet groener en niet minder vervuilend. Het kapitalistische systeem is niet in staat een ‘groene revolutie’ te ontketenen. De activiteiten van de heersende klasse op dit gebied leiden onvermijdelijk ook tot een intensivering van de vernietigende economische concurrentie en imperialistische rivaliteiten. De opkomst van nieuwe en potentieel winstgevende sectoren, zoals de productie van elektrische voertuigen, kan in het gunstigste geval bepaalde delen van de sterkere economieën ten goede komen, maar gezien de beperkingen van koopkrachtige markten en de toenemende problemen die het steeds massalere gebruik van geldschepping en schulden met zich meebrengt, zullen zij niet als locomotief voor de economie als geheel kunnen fungeren. De ‘groene economie’ is ook een gepriviligeerd instrument voor krachtige ideologische misleidingen over de mogelijkheid van hervorming van het kapitalisme en een uitgelezen wapen tegen de arbeidersklasse, waarmee fabriekssluitingen en ontslagen worden gerechtvaardigd.
18. Als reactie op de toenemende imperialistische spanningen voeren alle staten hun militaire inspanningen op, zowel in omvang als in duur. De militaire sfeer breidt zich uit tot steeds meer ‘conflictzones’, zoals cyberveiligheid en de toenemende militarisering van de ruimte. Alle kernmachten starten discreet hun atoomprogramma's weer op. Alle staten moderniseren en passen hun strijdkrachten aan.
Deze krankzinnige bewapeningswedloop, waartoe elke staat onherroepelijk is veroordeeld door de eisen van de inter-imperialistische concurrentie, is des te irrationeler omdat het toenemende gewicht van de oorlogseconomie en de wapenproductie een aanzienlijk deel van de nationale rijkdom opslokt: deze gigantische militaire uitgaven op wereldschaal, ook al vormen zij een bron van winst voor de wapenhandelaren, betekenen een sterilisatie en vernietiging van het wereldkapitaal. De investeringen in de productie en de verkoop van wapens en militair materieel vormen in geen geval een uitgangspunt of een bron van accumulatie van nieuwe winsten: eenmaal geproduceerd of aangeschaft dienen wapens slechts om dood en verderf te zaaien of om ongebruikt in arsenalen te blijven liggen totdat zij verouderd zijn en vervangen moeten worden. De economische gevolgen van deze volstrekt onproductieve uitgaven “zullen desastreus zijn voor het kapitaal. Met de toch al onbeheersbare begrotingstekorten vormt de enorme toename van de militaire uitgaven, die door de groei van de inter-imperialistische tegenstellingen noodzakelijk is geworden, een economische last die de neergang van het kapitalisme in de afgrond alleen maar zal versnellen" (Rapport over de Internationale Situatie [2], Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 35).
19. Na tientallen jaren van gigantische schulden overtreffen de massale injecties van liquide middelen in de meest recente stimuleringspakketten ruimschoots de omvang van eerdere interventies. De miljarden dollars die door de Amerikaanse, Europese en Chinese plannen zijn vrijgemaakt, hebben de wereldschuld op een recordpercentage van 365% van het mondiale BBP gebracht.
De vlucht in de schulden, waar het kapitalisme in zijn vervalperiode steeds weer gebruikt van gemaakt heeft als een lapmiddel voor de crisis van de overproduktie, is een manier om de zaken naar de toekomst te verschuiven ten koste van nog ernstiger stuiptrekkingen. Het heeft nu een ongekende omvang aangenomen. Sinds de Grote Depressie heeft de bourgeoisie blijk gegeven van haar vastberadenheid om een systeem dat steeds meer bedreigd wordt door overproduktie, door de afnemende beschikbaarheid van markten, in leven te houden door middel van steeds geraffineerdere middelen van staatsinterventie, gericht op het uitoefenen van een alomvattende controle over haar economie. Maar zij heeft geen mogelijkheid om de werkelijke oorzaken van de crisis aan te pakken. Ook al is er geen vaste, vooraf bepaalde limiet aan de ongebreidelde vlucht in de schulden, een punt waarop die onmogelijk wordt, dan nog kan deze politiek niet oneindig doorgaan zonder ernstige gevolgen voor de stabiliteit van het systeem, zoals blijkt uit het steeds frequentere en wijdverbreidere karakter van de crises van het afgelopen decennium. Bovendien is gebleken dat een dergelijke politiek, althans in de afgelopen vier decennia, steeds minder doeltreffend is gebleken om de wereldeconomie nieuw leven in te blazen.
Niet alleen veroordeelt het gewicht van de schuldenlast het kapitalistische systeem tot steeds verwoestender stuiptrekkingen (faillissement van ondernemingen en zelfs van staten, financiële en monetaire crises, enzovoort), maar bovendien kan het, doordat het vermogen van de staten om de wetten van het kapitalisme te bedriegen steeds meer wordt ingeperkt, hun vermogen om hun respectieve nationale economieën weer op gang te brengen alleen maar belemmeren.
De crisis die zich nu al tientallen jaren ontvouwt, zal de ernstigste worden van de hele periode van het verval, en haar historische betekenis zal zelfs verder gaan dan de eerste crisis van dit tijdperk, de crisis die in 1929 begon. Na meer dan 100 jaar van verval van het kapitalisme, met een economie die is verwoest door de militaire sector, verzwakt door de impact van de aantasting van het milieu, diepgaand aangetast in haar reproductiemechanismen door schulden en staatsmanipulatie, ten prooi gevallen aan de pandemie, steeds meer lijdend onder alle andere effecten van de ontbinding, is het een illusie te denken dat in deze omstandigheden een gemakkelijk of duurzaam herstel van de wereldeconomie zal plaatsvinden.
20. Tegelijkertijd moeten revolutionairen zich niet laten verleiden tot een ‘catastrofistische’ visie van een wereldeconomie die op de rand van een definitieve ineenstorting staat. De bourgeoisie zal tot het uiterste blijven vechten om het voortbestaan van haar systeem, hetzij met rechtstreekse economische middelen (zoals de exploitatie van onaangeboorde hulpbronnen en potentiële nieuwe markten, zoals het project van China’s Nieuwe Zijderoute), hetzij met politieke middelen, vooral door de manipulatie van krediet en het bedriegen van de waardewet. Dit betekent dat er nog steeds fasen van stabilisatie kunnen zijn tussen economische stuiptrekkingen met steeds ingrijpender gevolgen.
21. De terugkeer van een soort ‘neo-Keynesianisme’, ingeluid door de enorme uitgaven waartoe de regering Biden zich heeft verplicht, en de initiatieven om de vennootschapsbelastingen te verhogen - hoewel ook ingegeven door de noodzaak de burgerlijke maatschappij bijeen te houden, en door de even dringende noodzaak om het hoofd te bieden aan de verscherping van de imperialistische spanningen - toont de bereidheid van de heersende klasse om te experimenteren met andere vormen van economisch beheer, niet in de laatste plaats omdat de tekortkomingen van de neoliberale politiek, die in de jaren Thatcher-Reagan werd gelanceerd, onder het schijnsel van de pandemische crisis ernstig aan het licht zijn gekomen. Dergelijke politieke veranderingen kunnen de wereldeconomie echter niet behoeden heen en weer geslingerd te worden tussen het dubbele gevaar van inflatie en deflatie, nieuwe krediet- en valutacrises, die alle tot meedogenloze recessies leiden.
22. De arbeidersklasse betaalt een zware tol voor de crisis. In de eerste plaats omdat zij het meest direct aan de pandemie is blootgesteld en het voornaamste slachtoffer is van de verspreiding van de infectie, en in de tweede plaats omdat de ineenstorting van de economie de zwaarste aanvallen sinds de Grote Depressie ontketent, op alle niveaus van de arbeids- en levensomstandigheden, hoewel niet alle sectoren van de klasse op dezelfde wijze zullen worden getroffen.
De vernietiging van banen was in 2020 vier keer zo groot als in 2009, maar de omvang van de enorme toename van de massale werkloosheid die in het verschiet ligt, is nog niet volledig duidelijk. Hoewel de overheidssubsidies die in sommige landen aan gedeeltelijk werklozen worden verstrekt, bedoeld zijn om de sociale schok te verzachten (in de Verenigde Staten bijvoorbeeld is het gemiddelde inkomen van loonarbeiders tijdens het eerste jaar van de pandemie volgens de officiële statistieken zelfs gestegen - voor de allereerste keer in de geschiedenis van het kapitalisme, tijdens een recessie), zullen er zeer binnenkort miljoenen banen verdwijnen.
De exponentiële toename van onzeker werk en de algemene verlaging van de lonen zullen leiden tot een gigantische toename van de verarming, die veel werkers nu al treft. Het aantal slachtoffers van hongersnood in de wereld is verdubbeld en de honger steekt opnieuw de kop op in de westerse landen. Degenen die hun baan behouden moeten rekening houden met een toenmende werkdruk en een verscherpte uitbuiting.
Van de pogingen van de bourgeoisie om de economische situatie te ‘normaliseren’ kan de arbeidersklasse niets anders verwachten dan ontslagen en loonsverlagingen, nog meer stress en angst, drastische opvoering van de bezuinigingsmaatregelen op alle vlakken, zowel in het onderwijs als in de gezondheidszorg, de pensioenen en de sociale uitkeringen. Kortom, we zullen een verslechtering zien van de levens- en arbeidsomstandigheden op een niveau dat geen van de generaties van na de Tweede Wereldoorlog tot nu toe heeft meegemaakt.
23. Sinds de kapitalistische produktiewijze haar periode van verval is ingegaan, is de druk om dit verval met staatskapitalistische maatregelen te bestrijden voortdurend toegenomen. De tendens tot versterking van de staatskapitalistische organen en vormen betekent echter allesbehalve een versterking van het kapitalisme; integendeel, zij geven uitdrukking aan de toenemende tegenstellingen op economisch en politiek terrein. Met de versnelling van de ontbinding in de nasleep van de pandemie zien we ook een sterke toename van de staatskapitalistische maatregelen. Deze zijn geen uiting van een grotere controle van de staat over de maatschappij, maar eerder een uiting van de groeiende moeilijkheden om de maatschappij in haar geheel te organiseren en haar toenemende tendens tot fragmentatie te voorkomen.
24. De IKS erkende aan het begin van de jaren 1990 dat de ineenstorting van het Oostblok en het definitieve begin van de fase van ontbinding het proletariaat voor grotere moeilijkheden zou stellen: het gebrek aan politiek perspectief, het onvermogen om greep te krijgen op zijn politieke en historische perspectief, dat reeds een centraal element was geweest in de moeilijkheden van de klassebeweging in de jaren 1980, zou ernstig worden verergerd door de oorverdovende campagnes over de dood van het kommunisme; in samenhang hiermee zou het gevoel van klasse-identiteit van het proletariaat in de nieuwe periode ernstig worden verzwakt, zowel door de atomiserende en splijtende effecten van de sociale ontbinding, als door de bewuste pogingen van de heersende klasse om deze effecten te verergeren door middel van ideologische campagnes (het ‘einde van de arbeidersklasse’) en de ‘materiële’ veranderingen die het gevolg zijn van de politiek van globalisering (uiteenvallen van de traditionele centra van klassestrijd, verplaatsing van industrieën naar gebieden in de wereld waar de arbeidersklasse niet dezelfde historische ervaring heeft, enz.)
25. De IKS heeft de neiging gehad om de diepte en de duur van deze teruggang in de klassestrijd te onderschatten, en zag vaak tekenen dat de teruggang op het punt stond overwonnen te worden en dat we binnen betrekkelijk korte tijd nieuwe internationale golven van strijd zouden zien, zoals in de periode na 1968. In 2003 voorspelde de IKS, op basis van nieuwe gevechten in Frankrijk, Oostenrijk en elders, een opleving van de strijd door een nieuwe generatie proletariërs die minder beïnvloed was door de antikommunistische campagnes en die een steeds onzekerder toekomst tegemoet zou gaan. Deze voorspellingen werden in belangrijke mate bevestigd door de gebeurtenissen van 2006-2007, met name de strijd tegen de CPE in Frankrijk, en van 2010-2011, in het bijzonder de Indignados-beweging in Spanje. Deze bewegingen gaven blijk van een belangrijke vooruitgang op het vlak van solidariteit tussen generaties, zelforganisatie door middel van vergaderingen, debatcultuur, reële bezorgdheid over de toekomst van de arbeidersklasse en de mensheid in haar geheel. In die zin toonden zij het potentieel voor een vereniging van de economische en politieke dimensies van de klassestrijd. Het heeft ons echter veel tijd gekost om de reusachtige moeilijkheden te begrijpen waarmee deze nieuwe generatie, ‘opgegroeid’ in de omstandigheden van ontbinding, werd geconfronteerd, moeilijkheden die het proletariaat in deze periode zouden verhinderen de teruggang van na 1989 om te keren.
26. Een belangrijk element in deze moeilijkheden was de voortschrijdende erosie van de klasse-identiteit. Dit was al duidelijk in de strijd van 2010-2011, met name in de beweging in Spanje: ondanks de belangrijke vooruitgang die op het niveau van bewustzijn en organisatie was geboekt, zag de meerderheid van de Indignados zichzelf eerder als ‘burgers’ dan als deel van een klasse, waardoor ze kwetsbaar waren voor de democratische illusies die werden aangeprezen door mensen als Democratia Real Ya! (het latere Podemos), en later voor het gif van het Catalaanse en Spaanse nationalisme. In de daaropvolgende jaren werd de teruggang, die in het kielzog van deze bewegingen ontstond, verdiept door de snelle opkomst van het populisme, waardoor nieuwe scheidslijnen in de internationale arbeidersklasse ontstonden - scheidslijnen die nationale en etnische verschillen uitbuitten, en gevoed werden door de pogromistische houding van populistisch rechts, maar ook politieke scheidslijnen tussen populisme en anti-populisme.
Overal ter wereld groeide woede en ontevredenheid, gebaseerd op ernstige materiële deprivatie en reële bezorgdheid over de toekomst; maar bij gebrek aan een proletarisch antwoord werd een groot deel hiervan gekanaliseerd in inter-klassistische opstanden zoals de Gele Hesjes in Frankrijk, in ‘single issue’ campagnes op een burgerlijk terrein zoals de klimaatmarsen, in de bewegingen voor democratie tegen dictatuur (Hong Kong, Wit-Rusland, Myanmar, enz.) of in de onontwarbare kluwen van raciale en seksuele identiteitspolitiek die dienen om verder te verduisteren dat de cruciale kwestie van proletarische klasse-identiteit de enige basis vormt voor een authentiek antwoord op de crisis van de kapitalistische productiewijze. De verspreiding van deze bewegingen - of ze zich nu voordoen als inter-klassistische opstanden of als openlijk burgerlijke mobilisaties - heeft de toch al aanzienlijke moeilijkheden vergroot, niet alleen voor de arbeidersklasse als geheel, maar ook voor de Kommunistische Linkerzijde zelf, voor de organisaties die de verantwoordelijkheid hebben om het klassenterrein te bepalen en te verdedigen. Een duidelijk voorbeeld hiervan was het onvermogen van de bordigisten en de ICT om in te zien dat de woede die werd opgewekt door de politiemoord op George Floyd in mei 2020 onmiddellijk werd afgeleid naar bugerlijk terrein. Maar de IKS is ook op belangrijke problemen gestuit in het licht van deze vaak verbijsterende veelheid van bewegingen, en zal, als onderdeel van haar kritische evaluatie van de afgelopen 20 jaar, de aard en de omvang van de fouten die ze heeft gemaakt in de periode vanaf de Arabische lente van 2011, via de zogenaamde kaarslichtprotesten in Zuid-Korea, tot de meer recente opstanden en mobilisaties, serieus moeten onderzoeken.
27. Vooral de pandemie heeft de arbeidersklasse voor grote moeilijkheden geplaatst:
28. Ondanks de enorme problemen waarmee het proletariaat te kampen heeft, verwerpen wij het idee dat de klasse al op wereldschaal verslagen is, of op het punt staat een dergelijke nederlaag te lijden, vergelijkbaar met die uit de periode van de contrarevolutie, een nederlaag van een soort waarvan het proletariaat zich mogelijk niet meer zou kunnen herstellen. Het proletariaat, als uitgebuite klasse, ontkomt er niet aan de leerschool van de nederlagen te doorlopen, maar de centrale vraag is of het proletariaat reeds zo overweldigd is door de meedogenloze opmars van de ontbinding, dat zijn revolutionaire potentieel daadwerkelijk ondermijnd is. Het beoordelen van zo'n nederlaag in de fase van de ontbinding is een veel ingewikkelder taak dan in de periode vóór de Tweede Wereldoorlog, toen het proletariaat openlijk tegen het kapitalisme in opstand was gekomen en verpletterd werd door een reeks zware nederlagen, of in de periode na 1968 toen de heropleving van de strijd door een nieuwe en onverslagen generatie proletariërs het voornaamste obstakel was voor de opmars van de bourgeoisie naar een nieuwe wereldoorlog. Zoals wij reeds in herinnering hebben gebracht, brengt de fase van ontbinding inderdaad het gevaar met zich mee dat het proletariaat eenvoudigweg niet reageert en gedurende een lange periode wordt platgewalst - een ‘dood door duizend steken’ in plaats van een frontale klassenconfrontatie. Niettemin stellen we dat er nog steeds voldoende aanwijzingen zijn dat, ondanks het onbetwistbare ‘voortschrijden’ van de ontbinding, ondanks het feit dat de tijd niet langer in het voordeeld is van de arbeidersklasse, het potentieel voor een diepgaande proletarische heropleving –die leidt tot een hereniging tussen de economische en de politieke dimensie van de klassestrijd - niet verdwenen is, zoals blijkt uit:
Zo herbergt de defensieve strijd van de arbeidersklasse de kiemen in zich van de kwalitatief hogere maatschappelijke verhoudingen die het uiteindelijke doel zijn van de klassestrijd - wat Marx de ‘vrij geassocieerde producenten’ noemde. Door vereniging, door het samenbrengen van al zijn componenten, capaciteiten en ervaringen, kan het proletariaat machtig worden, kan het de steeds bewustere en meer eensgezinde strijder worden voor en de heraut van een bevrijde mensheid.
29. Ondanks de neiging van het proces van ontbinding om invloed uit te oefenen op de economische crisis, blijft deze in deze fase de ‘bondgenoot van het proletariaat’. Zoals in de “Stellingen over de Ontbinding” staat:
“De onverbiddelijk verergerende kapitalistische crisis (is) de belangrijkste stimulans van de klassestrijd en van de ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn, de voorwaarde voor de mogelijkheid tot verzet tegen het ideologische vergif van de sociale verrotting. Terwijl zij zich niet als klasse kan verzamelen op het terrein van de gedeeltelijke strijd tegen de effecten van de ontbinding, vormt de strijd tegen de directe gevolgen van de crisis de basis voor de ontwikkeling van de kracht en de eenheid van de klasse. Dit is zo, omdat:
30. Bijgevolg moeten wij elke neiging afwijzen om het belang van de ‘defensieve’, economische strijd van de klasse te bagatelliseren, iets wat een typische uiting is van de modernistische zienswijze die de klasse alleen ziet als een uitgebuite categorie en niet evenzeer als een historische, revolutionaire kracht. Het is natuurlijk waar dat de economische strijd alleen het tij van de ontbinding niet kan keren: zoals in de Stellingen over de Ontbinding staat: “Het verzet van de arbeiders tegen de effecten van de crisis is niet langer voldoende: alleen de kommunistische revolutie kan een eind aan deze dreiging maken.” Maar het is een grote vergissing om de voortdurende dialectische wisselwerking tussen de economische en politieke aspecten van de strijd uit het oog te verliezen, zoals Rosa Luxemburg in haar werk over de massastaking van 1905 benadrukte; en opnieuw in het heetst van de Duitse revolutie van 1918-1919, op het moment dat de ‘politieke’ dimensie openlijk op de voorgrond trad, benadrukte zij dat het proletariaat nog steeds zijn economische strijd moet ontwikkelen als de enige basis om zich als klasse te organiseren en te verenigen. Het zal de combinatie zijn van een hernieuwde verdedigingsstrijd op een klasseterrein, stuitend op de objectieve grenzen van de burgerlijke maatschappij in ontbinding, en bevrucht door de tussenkomst van de revolutionaire minderheid, die de arbeidersklasse in staat zal stellen een volledige proletarische politisering te bereiken – om haar revolutionaire perspectief terug te vinden, de weg naar de volledige proletarische politisering die haar in staat zal stellen de mensheid uit de nachtmerrie van het ontbindende kapitalisme te leiden.
31. In een eerste periode zal de herontdekking van de klasse-identiteit en de strijdbaarheid van de klasse een vorm van verzet zijn tegen de corrosieve effecten van de kapitalistische ontbinding - een bolwerk tegen een verdere fragmentering en verdeeldheid van de arbeidersklasse tegen zichzelf. Zonder de ontwikkeling van de klassestrijd hebben verschijnselen als de vernietiging van het milieu en de verbreiding van de militaire chaos de neiging gevoelens van machteloosheid en de toevlucht tot schijnoplossingen als ecologisme en pacifisme te versterken. Maar in een meer ontwikkeld stadium van de strijd, in de context van een revolutionaire situatie, kan de realiteit van deze bedreigingen voor het voortbestaan van de soort een factor worden om te begrijpen dat het kapitalisme inderdaad het laatste stadium in zijn verval heeft bereikt en dat revolutie de enige uitweg is. Met name de oorlogszucht van het kapitalisme - zeker wanneer de grote mogendheden er direct of indirect bij betrokken zijn – kan een belangrijke factor zijn in de politisering van de klassestrijd, omdat hij zowel een zeer concrete toename van de uitbuiting en het fysieke gevaar met zich meebrengt, als een verdere bevestiging dat de maatschappij voor de gedenkwaardige keuze staat tussen socialisme en barbarendom. Van factoren van demobilisatie en wanhoop kunnen deze bedreigingen de vastberadenheid van het proletariaat versterken om een einde te maken aan dit stervende systeem.
“Het proletariaat mag niet verwachten en hopen te kunnen profiteren van de verzwakking die de ontbinding veroorzaakt binnen de bourgeoisie zelf. Gedurende deze periode moet het de gevolgen van de ontbinding binnen de eigen rangen bestrijden, door alleen te vertrouwen op de eigen kracht, en op haar mogelijkheden om als uitgebuite klasse collectief en solidair voor haar belangen te strijden (hoewel de revolutionaire propaganda continu het belang van het gevaar van de sociale ontbinding moet benadrukken). Alleen in een voor-revolutionaire periode, als het proletariaat in het offensief is, als het direct en openlijk de strijd heeft opgenomen voor zijn eigen historische perspectief, zal het in staat zijn om sommige gevolgen van de ontbinding, met name die van de ideologie van de bourgeoisie en van de krachten van de kapitalistische macht, voor haar eigen doelen te gebruiken en ze tegen het kapitaal te keren.” (Idem).
Welk verzet kan de arbeidersklasse plegen tegen de aanvallen van staten of rechtse groepen tegen buitenlanders of afzonderlijke etnische groepen? Op welke grondslag strijdt de arbeidersklasse tegen racistische pogroms – op een nationalistische of op een internationalistische? Over welke middelen beschikt de arbeidersklasse om zich als klasse te weer te stellen tegen dergelijke aanvallen? Hoe komen revolutionairen tussen in zo'n situatie? Dat de arbeidersklasse niet in het minst veroordeeld is tot hulpeloosheid of dadeloos moet toekijken bewijzen de reacties van de arbeiders in Nederland in de winter van 1941, exact 80 jaar geleden.
Midden tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland door Duitse troepen werd bezet, toen het Duitse kapitaal dwangarbeiders voor de fabrieken naar Duitsland afvoerde en begon met repressiemaatregelen en met het wegvoeren van Joden naar de concentratiekampen ontwikkelden de arbeiders in Nederland een klasseverzet dat voor ons momenteel veel lessen biedt.
We drukken hier een uittreksel af uit het boek De Hollands-Duitse Linkerzijde dat de IKS in het Frans en het Engels uitgegeven heeft. Het werd reeds gepubliceerd in Wereldrevolutie 94 in 2001. Daarin wordt de invloed van het Nederlandse ‘Marx-Lenin-Luxemburg-Front’ (MLL) behandeld dat na de Duitse bezetting als ondergrondse organisatie van links-kommunisten werd opgericht door enkele honderden leden. We kunnen hier niet nader op de geschiedenis van deze groep ingaan en verwijzen voor een uitvoeriger overzicht naar Hoofdstuk 10 van de Engelse uitgave van het boek over de Hollands-Duitse Linkerzijde [6].
De Februaristaking vond evenzeer zijn oorzaak in de Jodenvervolging door de Duitse autoriteiten als in de groeiende onvrede onder de Nederlandse arbeiders die te lijden hadden onder grote materiële ellende en deportatie naar de fabrieken van het Reich.
Sinds het einde van 1940 had de Rijkscommissaris, Seyss-Inquart antisemitische maatregelen genomen, daarbij gesteund door de NSB (Nationaal Socialistische Beweging) van Mussert, een kleine Nederlandse nazipartij. Iedere bevordering voor Nederlandse ambtenaren van Joodse oorsprong werd verboden; werk bij de overheid werd voor Joden verboden. Deze maatregelen hadden al tot stakingen bij studenten in Delft en Leiden geleid. Desondanks gingen de bezettende autoriteiten en Nederlandse nazi's door met hun vervolging van de bijzonder talrijke Joodse bevolking in Amsterdam. De toegang tot cafés en bioscopen werd hen ontzegd en vanaf januari 1941 moesten zij zich laten inschrijven in een speciaal register.
De protestbeweging tegen het antisemitisme – dat het geheel van de Nederlandse bevolking choqueerde – werd in begin vooral door studenten gedragen. Zij drukten hun vijandigheid uit ten opzichte van het antisemitisme vanuit een nationalistische gezindheid en manifesteerden op 31 januari in scholen en op straat om de verjaardag van prinses Beatrix te vieren die zich in ballingschap in Londen bevond. Het bombardement op Rotterdam in juni 1940, dat het leven had gekost van 30.000 mensen, en de beperkingen in de voedseldistributie hadden sterke anti-Duitse gevoelens in de bevolking teweeggebracht.
Voor het MLL-front was het buitengewoon belangrijk dat de gewettigde vijandigheid tegenover het antisemitisme niet leidde tot een uitbarsting van Nederlandse nationalistische en pro-Engelse gevoelens. De strijd tegen het antisemitisme vormde in haar opvatting een onderdeel van de algemene strijd tegen heel het kapitalistische systeem. In zijn tussenkomst riep het MLL-Front op tot boycot van de instellingen die zich vijandig tegen Joden opstelden, hoewel ze zich er van bewust was dat een algemene boycot nauwelijks te verwezenlijken was. Ze hoedde ervoor dat de strijd enkel tegen het antisemitisme was gericht en riep de Joden op tot strijd voor het socialisme; ze herinnerde eraan dat de bevrijding van de Joden slechts onder het socialisme mogelijk zou zijn en stelde het zionisme aan de kaak als een gevaarlijk streven naar een nationale staat binnen de kapitalistische wereld.
Tegelijk met de ontwikkeling van een diepe vijandigheid tegenover de toenemende antisemitische maatregelen nam ook de onvrede onder de arbeiders toe. Vooral de werkloosheid kwam hard aan: in Amsterdam waren er in augustus 1939 40.000 werklozen, in juli 1940 60.000, net als in de ergste jaren van de wereldhandelscrisis. De werkloosheid trof bijna 300.000 arbeiders over heel Nederland. In een jaar waren de levensmiddelenprijzen gestegen met meer dan 36%, wat de heersende nood nog vergrootte. De werkloze arbeiders werden onderworpen aan het systeem van werkverschaffing. Tegen een hongerloon moesten ze land ontginnen en dijken versterken. In oktober 1940 reisden alleen al uit Amsterdam dagelijks zo'n 11.000 arbeiders met de trein van en naar de provincie Utrecht. Vanaf november komt het tot betogingen en relletjes. In Amsterdam zijn er heel de maand januari kleine betogingen van arbeiders in de Werkverschaffing en van werklozen bij gemeentelijke arbeidsbureaus en het stadhuis. Telkens worden die door de Nederlandse politie uit elkaar gedreven.
Tegelijkertijd beginnen de eerste deportaties van arbeiders naar Duitsland, met hulp van de Nederlandse autoriteiten, vooral van het gemeentelijke Amsterdamse arbeidsbureau: 7.000 in oktober 1940. In januari 1941 moesten op bevel van de Duitse marine 3.000 arbeiders naar Duitsland worden gestuurd op straffe van het concentratiekamp. Het ging om geschoolde arbeiders uit de metaalindustrie en de scheepsbouw. Midden februari veroorzaakt dat grote opwinding onder de arbeiders van de scheepswerven.
In deze steeds meer gespannen sociale atmosfeer namen de Duitse autoriteiten steeds hardere antisemitische maatregelen. De aanvallen van Nederlandse en Duitse nazi's op de joodse buurt in het centrum van Amsterdam slaan vanaf december om in pogroms. In die situatie werd een groep nazi's aangevallen door joodse en niet-joodse arbeiders die uit andere arbeidersbuurten kwamen. Bij het gevecht komt een Nederlandse nationaalsocialist om het leven. Op 12 februari sloten de Duitse gezaghebbers heel de joodse buurt af. Joodse persoonlijkheden werden opgeroepen om een Joodse Raad te vormen die verantwoordelijk zou zijn voor het 'handhaven van de orde' en die belast werd met het inleveren van de wapens. Maar de bevolking had geen wapens en het zoeken bleef vruchteloos. Deze eis vormde slechts een voorwendsel om de buurt in een getto om te vormen en de huizen te doorzoeken.
Op 17 februari namen 2.000 arbeiders van de scheepswerven het initiatief tot een staking uit solidariteit met hun 128 collega's die verplicht waren om in Duitsland te gaan werken. De Duitse autoriteiten zwichtten en de arbeiders behaalden een morele overwinning die later een belangrijke rol zou spelen in de veralgemening van de staking.
Na een incident waarbij de eigenaars van een Joods café de aanval van de Duitse politie (Grüne Polizei) hadden afgeslagen hielden de autoriteiten in het weekeinde van 22 en 23 februari meer dan 400 Joden aan. Kort tijd later werden ze naar Buchenwald afgevoerd. Het machtsvertoon van SS-mitrailleurs veroorzaakte grote onrust en woede onder de arbeiders van Amsterdam.
Op 25 februari brak de staking spontaan uit in de bedrijven van de stad. Er werden betogingen gehouden met slogans als: ‘Weg met de pogroms tegen de Joden!’. Op 26 februari veralgemeende de massastaking zich in Den Haag, Rotterdam, Groningen, Utrecht, Hilversum, Haarlem en nog een aantal andere steden. De staking breidde zich zelfs uit in België.
De maatregelen ter onderdrukking die de Duitse autoriteiten namen zouden gruwelijk zijn: het binnentrekken van SS-bataljons in de stakende steden met de opdracht om te schieten op de betogers; krijgsrecht, massale arrestaties, verplichting voor de werkgevers om de arbeiders de twee stakingsdagen niet uit te betalen. De stakingsbeweging was gebroken. De executie van stakers begon. De massadeportaties van Joden werden voortgezet om in juni 1942 nog te worden opgevoerd. Aan het einde van de oorlog hadden van een gemeenschap van 120.000 personen alleen de 20.000 het overleefd die de verstandige keus hadden gemaakt om onder te duiken, met valse papieren.
Het staat vast dat de Communistische Partij Nederland (CPN), die twee maanden na het begin van de Bezetting op 20 juli 1940 verboden werd, een grote rol heeft gespeeld bij het uitbreken van de staking. Maar ze werd overrompeld door de snelheid waarmee deze zich uitbreidde. De uitbreiding buiten Amsterdam verliep buiten haar toedoen en spontaan. Toen de CPN opriep tot een algemene staking in het hele land voor 6 maart werd die oproep door de arbeiders in de wind geslagen. De staking had een massaal karakter aangenomen, in omvang vergelijkbaar met de grote staking van 1903. Het aspect van spontane massastaking, verschillend van een algemene staking, zou niet zonder uitwerking blijven op het MLL-Front, dat steeds meer Luxemburgistische standpunten verdedigde.
Hoewel het was teruggebracht tot een kleine organisatie die een 300-tal militanten telde speelde het MLL-Front een niet te verwaarlozen rol in de staking. Naar het voorbeeld van de vroegere organisaties was er een jongerenorganisatie opgericht, het MJC (Marxistisch Jeugd Comité), dat een maandblad uitgaf: Het Kompas. Sinds januari 1941 werd met vaste tussenpozen een propagandakrant uitgegeven, Spartacus, die in februari 1941 in 5.000 exemplaren verscheen. Voor een illegale krant was dat een zeer grote oplage. De keuze van de naam verwees uitdrukkelijk naar Rosa Luxemburg. Het feit dat Sneevliet zelf de Junius-brochure De crisis der sociaal-democratie [7] vertaalde, liet zien dat er duidelijk afstand werd genomen van de Leninistische standpunten over het nationale vraagstuk.
Voor de staking verspreidde het MLL-Front veel geschriften (pamfletten, manifesten) waarin tot strijd werd opgeroepen. Propagandistisch werden de arbeiders opgeroepen om in de arbeiderswijken stoottroepen te vormen tegen antisemitische acties. Tijdens de razzia's tegen de Joden deden ze de volgende oproep:
“Als mannen en vrouwen uit de arbeiderswijken te hoop lopen in de Jodenbuurt van Amsterdam [...] als zij de strijd opnemen tegen de betaalde bandieten van de Hollandse nationaal-socialistische beweging, dan hebben wij te maken met een prachtuiting van spontane solidariteit, die in de bedrijven in hogere en meer afdoende vorm tot uiting moet komen.
Het antwoordt elke gewelddaad van het nationaal-socialisme met roerigheid en proteststakingen in de bedrijven.
Stroom! uit de fabrieken, verlaat de werven en de werken en sluit je in massa aan bij jullie in de bedreigde buurten strijdende klassengenoten”.
De invloed van het MLL-Front op de staking is in Amsterdam moeilijk in te schatten, alhoewel er in deze stad voor de bezetting 400 leden van het Nationaal Arbeiders Secretariaat (NAS) waren. Vast staat dat als de CPN het initiatief nam om tot staking op te roepen - in omstandigheden van een sociale beroering die zich onafhankelijk van haar ontwikkelde -, het MLL-Front een belangrijke rol speelde in de uitbreiding van de staking naar de andere steden. Maar de staking werd vooral door de arbeiders gewild en gevoerd, onafhankelijk van alle oproepen van partijen. Aan het einde van staking zou het MLL-Front, dat de oproep van de CPN tot algemene staking op 6 maart aan de kaak stelde, de oprichting aanbevelen van ondergrondse stakings- en actiecomités in de fabrieken. Maar door haar zwakte gaf de staking -die zich daarmee onderscheidde van de grote massastakingen uit het verleden- geen aanleiding tot het ontstaan van stakingscomités die de strijd leidden. De Februaristaking was spontaan zonder spontaan specifieke arbeidersorganisaties te doen ontstaan.
In het MLL-Front bestond ongetwijfeld een neiging om het revolutionaire karakter van een staking die op geen enkel moment werd gedragen door eigen arbeiderseisen, te overschatten. Anderzijds toonde zijn verwerping van het nationalisme dat het de noodzaak niet onderschatte van strijd tegen de ideologie van het nationale verzet. Wilde het niet gezien worden als onderdeel van een anti-Duits nationaal verzetsfront, dan moest het de noodzaak van het internationalisme onderstrepen. De volgende oproep is op dit vlak ondubbelzinnig:
"Wie moet winnen?
Duitsland? Neen.
Engeland? Neen.
Het derde front, het socialistische proletariaat.
Tegen nationaal-socialisme en nationaal bolsjewisme.
De internationale klassestrijd!
De toon van dit Manifest rekende af met die van de CPN die in zijn oproep tot staking slogans tegen de nazi's vermengde met nationalistische slogans: "Strijdt fier voor de vrijmaking van ons land!!!!". In het algemeen bracht het MLL-Front nooit antifascistische slogans naar voren. In tegenstelling tot Nederlandse sociaaldemocratische groepen die van het antifascisme de ‘eerste stap’ maakten in de strijd voor het socialisme, benadrukten zij dat er maar een etappe bestond: de algemene strijd tegen het kapitalisme in de hele wereld.
Het is in deze geest dat het 'Derde Front' een hele propaganda ontwikkelde naar de Duitse soldaten: zelfs op heel gevaarlijke wijze, want in Rotterdam werden er pamfletten verspreid in de kazernes. De propaganda die verspreid werd was noch een oproep tot verdediging van de democratie noch tot pacifisme. In het manifest van 1 mei 1941, in het Duits, kon men lezen:
“De volksmassa’s hebben geen belang bij een overwinning van Engeland. Ze hebben ook geen enkel belang bij een overwinning van Duitsland. Ze moeten hum eigen lot in eigen hand nemen. Zij vormen het Derde Front, dat kan overwinnen en moet overwinnen!
Weg met de oorlog, maar ook, weg met de kapitalistische vrede!
De wereldvrede kan alleen verzekerd worden door het zegevierende Internationale Socialisme!”
“Precies honderd jaar geleden, op 4 september 1921, werd de Kommunistische Partij van België opgericht”, kondigde Documentatie- en Archiefcentrum van de Communistische Beweging (Dacob) aan in een e-mail in september. Waarom is het nodig om terug te komen op deze gebeurtenis, deze mijlpaal in de geschiedenis van de arbeidersbeweging in België? Het marxisme is geen dode, onveranderlijke theorie. Het is een levende methode, een manier om tegen de werkelijkheid aan te kijken vanuit het standpunt van de arbeidersklasse. Daarom is het een voortdurend gevecht om de marxistische analyse te verdedigen tegen een afglijden naar burgerlijke standpunten, om haar uit te diepen, om de nieuwe ervaringen van klassestrijd juist in te schatten. In die zin moeten wij ook lering trekken uit de strijd voor de oprichting van de Kommunistische Partij van België (KPB) en uit haar latere ontaarding en het marxistische standpunt verdedigen tegenover de burgerlijke leugens, zoals het idee dat de partij op 4 september 1921 werd opgericht, terwijl zij in werkelijkheid al in november 1920 was opgericht.
Wij publiceren hier een artikel dat het algemene kader schetst van de geschiedenis van de KPB. In latere artikelen zullen we meer in detail terugkomen op de verschillende fasen in haar bestaan: de strijd voor de oprichting van de KPB na het verraad van de sociaal-democratie, de strijd tegen het groeiende opportunisme in haar eigen rijen en haar definitieve overgang naar het kamp van de bourgeoisie aan het begin van de Tweede Wereldoorlog
Door de oorlogskredieten goed te keuren liep de opportunistische vleugel van de sociaal-democratische partijen in 1914 over naar het kamp van de bourgeoisie. Zij kozen voor nationale verdediging van de burgerlijke staat en verraadden het proletarisch internationalisme. De Tweede Internationale was daarmee dood, maar in de verschillende partijen bleven de marxistische linkerzijdes nog gedurende enkele jaren strijd voeren tegen de ontaarding. Ze probeerden zoveel mogelijk gezonde elementen te overtuigen van de marxistische standpunten, zich te hergroeperen -eerst binnen, daarna naast de oude partij- om nieuwe partijen, de kommunistische, en een nieuwe internationale, de Derde, op te richten.
Het was een zware dobber te moeten inzien dat de sociaal-democratie, die in sommige landen zoals Duitsland tot zo’n machtige organisatie van het proletariaat uitgegroeid was, als wapen uit de handen van de arbeiders glipte. Het was ook moeilijk een complete en sluitende analyse te maken van wat er sinds het begin van de 20e eeuw allemaal veranderd was in de voorwaarden van de klassestrijd. Met haar ‘Accumulatie van het kapitaal’ gaf Rosa Luxemburg wel het algemene analysekader aan: het kapitalisme was aan zijn vervalperiode begonnen. De Bolsjewiki en de abstentionistische (anti-parlementaristische) fractie van de Italiaanse PSI trokken de politieke consequenties verder door. De Bolsjewiki waren het duidelijkst over de meest brandende kwestie van het moment, de wereldoorlog. Terwijl iedereen, van pacifisten tot‘minderheidssocialisten’, om vrede smeekte, riepen zij op tot“omvorming van de imperialistische oorlog tot een burgeroorlog”. Uit de oorlog moest revolutie voortkomen. En dat werd niet alleen in 1917 in Rusland bevestigd, maar in de revolutionaire golf die tot in 1927 (China) de wereld overspoelde.
De gevolgen van de start van de periode van “oorlogen en revoluties” werden samengevat in de standpunten waarop de Kommunistische Internationale in 1919 opgericht werd: hervormingen zijn niet meer mogelijk, overal staat de proletarische revolutie op de dagorde. Parlementarisme, syndicalisme, fronten met delen van de bourgeoisie, dat alles gold in het vorig tijdperk, dat van opgang van het kapitalisme, en is nu uit den boze. Een massapartij zoals de sociaal-democratie is niet meer geschikt in de nieuwe periode, waarin de politieke duidelijkheid en overtuiging van een kleine voorhoede doorslaggevend is.
De Belgische Werklieden Partij (BWP), afdeling van de Tweede Internationale heeft zich altijd zeer verzoeningsgezind gedragen tegenover de bourgeoisie, ondanks het feit dat begin vorige eeu (1902) juist in België de eerste massastaking uitbrak, voorlopers van het nieuwe type strijd dat in 1905 en 1917 in Rusland verder ontwikkeld zou worden. Toch ontstaan er ook in België tijdens de Eerste Wereldoorlog, vanaf eind 1916, groepen ter linkerzijde van de BWP, bij de ‘Socialistische Jonge Wacht’ in Gent, Brussel, Antwerpen, Luik, Charleroi, enz. Verzet tegen de oorlog is de eerste drijfveer, maar de Russische revolutie wordt voor hen het lichtbaken waarop ze zich oriënteren. Stilaan komen ze tot marxistische standpunten en ze proberen zich te hergroeperen. In 1920 wordt de Kommunistische Partij van België (KPB) opgericht. Zij verdedigt de standpunten van het Tweede Congres van de Comintern, behalve op het vlak van het parlementarisme, waarop de Comintern, ondanks het verzet van West-Europese partijen, al een stap terug gedaan had. De KPB bleef fervent anti-parlementair.
Er was ook nog een minderheid van ‘twijfelaars’ in de BWP, de ‘minderheidssocialisten’ gegroepeerd in ‘Les Amis de l’Exploité’. Tijdens de oorlog hadden ze alleen aangedrongen op een ‘vredesconferentie’ met de Duitse sociaal-demokraten in Stockholm (of proberen het kadaver van de Tweede Internationale terug tot leven te wekken). Voor de Russische revolutie konden ze maar weinig enthousiasme opbrengen. Hun kritiek op de sociaal-democratische leiders klonk wel radicaal, maar in praktijk stelden ze er niets voor in de plaats. Ze wilden eigenlijk terug naar het vooroorlogse programma van de BWP, dat van Quaregnon (15 juli 1894). Het waren typische centristen : radicale kritiek op de leiders, gekoppeld aan het lijmen van de brokken van de sociaal-democratie, altijd onder het voorwendsel ‘het contact met de massa’s niet te verliezen. In 1921 brachten ze tenslotte de moed om met de BWP te breken. Maar omdat ze de bestaande KPB sectair vonden, geen partij voor massa-actie maar niet meer dan een verband van 4 of 5 propagandagroepjes, eerder anarchistisch dan kommunistisch, richtten ze een tweede Kommunistische Partij op.
Met het uitblijven van de revolutie in andere landen dan Rusland, de nederlagen in Duitsland, Italië, Hongarije, kwam de Comintern meer en meer terug op de radicale standpunten van haar Eerste Congres en drong ze aan op het samensmelten met de linkerzijde van de sociaal-democratie. In België kwam het in 1921 dan ook tot fusie van de twee partijen, waarbij de radicale, marxistische standpunten van de eerste KPB onder de mat geveegd werden. Naarmate de Comintern verder afdwaalde naar opportunistische standpunten en de Russische revolutie vastliep in haar isolement, werden de oude ‘Amis de l’Exploité’ enthousiaster, terwijl de marxisten zich steeds grotere zorgen maakten over de evolutie in Rusland.
Door het uitblijven van de wereldrevolutie, moeten verscheurende keuzes gemaakt worden: vrede met Duitsland in Brest-Litovsk, oorlogskommunisme, ‘Nieuwe Economische Politiek’. In een context van isolement van de revolutie, neigt de Bolsjevistische Partij er steeds meer toe in de plaats te treden van de klasse en te versmelten met de staat, een proces dat leidt tot het neerslaan van de opstand in Kronstadt in 1921. De Comintern speelt ook een steeds dubieuzere rol in arbeidersopstanden in andere landen (de putchistische acties van de KPD in Duitsland die op een bloedbad uitlopen, verbond met de bourgeoisie van de ‘onderdrukte volkeren’). Die ontwikkelingen wekken een voortdurende discussie op, bij de Bolsjewiki zelf en in de andere partijen van de Comintern. Er vormen zich oppositiegroepen tegen de standpunten en maatregelen die de KPSU als ‘staatspartij’ gedwongen is te nemen en die tot haar stalinisering zullen leiden. In 1921 wordende oppositiegroepen in Rusland verboden. De Hollandse en Duitse linkskommunisten (KAPD) worden uit de Comintern gestoten. Die laden alle schuld voor de fouten in Rusland op de partij. De extreemste uitdrukkingen van de Duitse Linkerzijde (d.w.z. de voorlopers van het ‘radenistische’ stroming) zullen de partij verwerpen als een nutteloos kwaad (wat zeker niet het standpunt van de KAPD was op het Derde Congres van de Comintern). Ze trekken hun kritiek zover door, dat ze de revolutie daar als niet-proletarisch afschrijven. In 1922 wordt door Gorter en de zijnen de doodgeboren Kommunistische Arbeiders Internationale (KAI) opgericht.
In de KPB is, net als in de andere kommunistische partijen, Rusland het kernpunt van de discussies. De marxistische stroming in de KPB houdt zich aan de partijdiscipline en keurt zelfs de publicatie af van de ‘officieuze’ teksten van de Russische Oppositie (rond Trotski, zijn ‘Lessen van Oktober’, enz.). De KPB vraagt alleen ‘meer informatie’ Pas tijdens nieuwe revolutionaire ontwikkelingen zal ze zich tot partij uitroepen. Het is de taak van de fractie om zonder vooroordelen een balans op te maken van de revolutionaire ervaringen uit de naoorlogse periode om de klasse voor te bereiden op nieuwe confrontaties.
Pas begin 1928, als Trotski en de zijnen al uit de KPSU zijn gezet en Stalin met de theorie van het ‘socialisme in één land’ definitief een punt gezet heeft achter het proletarisch internationalisme van de KPSU, wordt het debat over Rusland geopend in de Belgische partij. Namens de marxistische minderheid toont War van Overstraeten het afglijden naar rechts aan van de KPSU: inzake de Chinese revolutie (waar de kommunisten en de revolutionaire arbeiders van de Commune van Sjanghai in 1927 door de Komintern overgeleverd werden aan de bloedige repressie van de nationalistische Kwomintang), inzake de strijd tegen de koelakken (boeren), maar vooral inzake het ‘socialisme in één land’. Hij vraagt de reïntegratie van de oppositie in de KPSU, en blijft zich verzetten tegen fractie-activiteit. Zijn rapport wordt verworpen en één voor één worden de kopstukken van de minderheid van de partij uitgesloten.
De oppositie hergroepeert zich naast de KPB en vraagt zich af wat er moet gebeuren: een tweede, nieuwe partij vormen (wat inhoudt dat de oude niet meer als arbeiderspartij beschouwd wordt en Rusland dus ook niet meer als proletarisch regime), ijveren voor het redden van de KPB en vragen om reïntegratie, of een fractie van de partij vormen. De Belgische oppositie was daar veel minder duidelijk over dan de Italiaanse fractie (‘Italiaanse fractie van de Communistische linkerzijde’, met Bilan als publicatie, vanaf 1933). Anders dan groepen die hals over kop een nieuwe partij of zelfs een nieuwe Internationale uitriepen, ging de Italiaanse Linkerzijde altijd methodisch te werk. Zolang de Internationale niet dood is, zolang er nog een sprankje leven in is, blijft ze erin werken. Haar organisatie-opvatting is unitair. Afsplitsen is een kwaad dat vermeden moet worden om de krachten niet te versnipperen die ijveren voor een internationale gecentraliseerde organisatie. Pas als de Internationale finaal dood blijkt te zijn, kan worden overgegaan tot de oprichting van een zelfstandige organisatie. De opbouw van een nieuwe partij begint met de oprichting van een fractie in de oude partij, fractie die blijft steunen op het oud revolutionair programma ervan.
In 1935 komt Bilan tot de conclusie“Dat in 1933, met de dood van de Internationale, definitief de fase is afgesloten waarin de mogelijkheid bestond van een regeneratie van de Komintern dankzij de zege van de proletarische revolutie in een sector van het kapitalisme (...). Dat de centristische partijen die nog organisch verbonden zijn met het kadaver van de Derde Internationale, al optreden in het concert van de contrarevolutie”en“Dat de linkse fractie de fase als afgesloten beschouwt die in 1928 vooropgesteld werd inzake de mogelijke regeneratie van de partijen en van de Comintern (...).”(Bilan 18, april-mei 1935)
De Internationale Oppositie van Trotski is niet zo erg geïnteresseerd in de doelstelling van de Italiaanse Fractie om een diepgaande balans op te maken van de mislukking van de revolutionaire golf. Al snel komen de meningsverschillen aan de oppervlakte in de Internationale Oppositie: over de partijkwestie (ijveren voor herstel of nieuwe partij), over de typering van het regime in Rusland (proletarisch of staatskapitalistisch), over de houding tegenover het opkomend fascisme in Duitsland. Zowel de Belgische als de Italiaanse Linkerzijde stuiten op de weigering van Trotski om met hen te discuteren. De federatie van Charleroi (met Lesoil) stapt uit de Belgische oppositie voor het debat is afgesloten over de al of niet imperialistische aard van de Russische politiek inzake China (de inval van het Rode Leger om de Mantsjoerije spoorweg in te pikken in 1929) en sluit zich aan bij Trotski’s Internationale Oppositie. De overblijvers (met Hennaut) richten in 1932 de Bond van Internationalistische Kommunisten (BIK) op, die een werkgemeenschap vormt met de groep Bilan in België.
Het grote meningsverschil tussen beide organisaties is de kwestie van het fascisme. Voor Bilan bestaat er geen fundamentele tegenstelling tussen burgerlijke democratie en fascisme. Integendeel het ergste product van het fascisme is juist het anti-fascisme, analyse die in 1936 met het Volksfront in Frankrijk bevestigd wordt: “Onder het teken van het Volksfront is de ‘democratie’ tot hetzelfde resultaat gekomen als het fascisme’: de verplettering van het Frans proletariaat (...)” met het oog op de tweede wereldoorlog (Bilan 29, maart-april 1936).
De dramatische gebeurtenissen van de Spaanse burgeroorlog zullen tot een breuk leiden in beide organisaties. De meerderheid in Bilan beschouwde Spanje als het voorspel op een Tweede Wereldoorlog en riep op tot revolutionair defaitisme. De meerderheid in de BIK riep de arbeiders op tot strijd tegen Franco om daarna de resten van de republikeinse regering op te ruimen en zelf de macht te grijpen. Geduldig kritiseerde Bilan de BIK voor haar standpunt over “de antifascistische fase te overstijgen om tot het stadium van het socialisme te komen”. Voor Bilan ging het erom “het programma van het antifascisme af te wijzen, want zonder die ontkenning wordt de strijd voor socialisme onmogelijk”. (Bilan 1939, jan-feb. 37). De minderheid van de BIK (met Mitchell) vormt in april 1937 de Belgische Fractie van de Internationale Kommunistische Linkerzijde, met dezelfde standpunten als de Italiaanse.
Vanaf 1933 is anti-fascisme de centrale misleiding van de KPB, waarmee zij een niet te onderschatten bijdrage levert tot het mobiliseren van de arbeiders voor de Tweede Wereldoorlogen het kalmeren van de arbeidersstrijd “om het fascisme niet in de kaart te spelen”. In tegenstelling tot de BWP slaagt de KPB er wel in de felle stakingen van 1935 en 1936 onder controle te houden voor de bourgeoisie. Heel even, bij het Duits-Russische niet-aanvalspact, is de KPB voor Belgische neutraliteit, voor de rest is zij vóór en tijdens de oorlog (in het verzet) een fervent verdediger van het nationale kapitaal. Na de oorlog werd zij daarvoor met enkele ministersposten beloond.
Sindsdien is ze zich, op de weinige plaatsen waar ze nog aanhang had onder de arbeiders (Antwerpse haven, mijnen en staal in Wallonië) in de vakbonden en links van de Belgische Socialistische Partij blijven inzetten als trouwe verdediger van de belangen van de Belgische bourgeoisie door stakingsacties onder controle te houden. In landen (Frankrijk, Italië) waar de sociaal-democratie zwakker is, krijgt de Kommunistische Partij de kans duidelijk te tonen dat zij niet zozeer de ‘vijfde colonne’ van het imperialisme van Moskou is, maar in de eerste plaats een betrouwbare fractie van de nationale bourgeoisie (zoals aangetoond met het ‘historisch compromis’ in Italië, en het ‘front commun’ in Frankrijk).
Sinds 1933 is de KPB de partij van de stalinistische contra-revolutie. Hoewel de oppositie in België in 1928 in de meerderheid was, heeft ze de partij niet kunnen veroveren. De fakkel van de ‘Partij van Oktober 1917’ is in die periode overgenomen door de Internationale Kommunistische Linkerzijde. En haar opvolgers zullen morgen opnieuw de partij van de revolutie oprichten.
Oktober 2021 / Naar een artikel in Internationalisme 188
“Dat is de manier waarop de uitslagen worden aangevochten in de bananenrepublieken.” Deze verklaring volgde op het binnendringen in het Capitool door enkele honderden supporters van Trump die de bekrachtiging van de overwinning van Joe Biden op 6 januari kwamen onderbreken. Men had kunnen denken dat zo'n hardvochtig oordeel over de politieke situatie in de Verenigde Staten afkomstig zou zijn van een individu met een diepgewortelde vijandigheid tegenover dit land, of van een “linkse” Amerikaan. Niets van dit alles: de schrijver was voormalig president George W. Bush, die ook lid is van dezelfde partij als Trump. Dit toont ons de ernst van wat er die dag in Washington gebeurde.
Een paar uur eerder, aan de voet van het Witte Huis, had de verslagen president, als een demagoog van de Derde Wereld, zijn aanhangers opgewarmd: “We zullen nooit opgeven. We zullen nooit toegeven... je zult ons land nooit met zwakte terugnemen... Ik weet dat iedereen hier binnenkort naar het Capitool zal marcheren om jullie stem op een vreedzame en patriottische manier kenbaar te maken.” Na deze nauwelijks verhulde oproep tot opstand hoefde de wraakzuchtige menigte, onder leiding van de semi-fascistische bendes (zoals de Proud Boys), alleen nog maar via de National Mall naar het Capitool te lopen en het gebouw te bestormen, onder het toeziend oog van totaal overweldigde ordetroepen.
Hoe komt het dat het cordon van agenten, dat de toegang tot het Capitool moest beschermen, de aanvallers hebben laten passeren, terwijl de indrukwekkende veiligheidsmaatregelen tijdens de Black Lives Matter protesten voor hetzelfde gebouw elk verlies aan controle wisten te voorkomen? Deze afschuwelijke beelden konden alleen maar aanleiding geven tot de theorie dat de aanval op dit embleem van de Amerikaanse democratie een soort“politieke 9/11” was.
In het licht van de chaos hebben de autoriteiten echter niet geaarzeld om te reageren: er werden ordetroepen ingezet alsmede de Nationale Garde, er werden schoten gelost waarbij één demonstrant werden doodgeschoten, er werd een avondklok ingesteld terwijl het leger in de straten van Washington patrouilleerde... Deze beelden, die compleet hallucinerend zijn, doen inderdaad denken aan de nachten na verkiezingen in een “bananenrepubliek” in de Derde Wereld, die verscheurd wordt door de bloedige rivaliteit tussen de maffiabendes. Maar deze gebeurtenissen, die de internationale krantenkoppen hebben gehaald, zijn niet het werk van een exotische megalomane generaal. Ze vonden plaats in het hart van de grootste macht op de planeet, in de ‘grootste democratie ter wereld’.
De “ontheiliging van de tempel van de Amerikaanse democratie” door een menigte bestaande uit zich superieur beschouwende blanken, gewapend met selfiesticks, fanatieke en idiote gewapende milities, en een samenzweerder met een helm met horens, is een schaamteloze uitdrukking van het groeiende geweld en de irrationaliteit die de Amerikaanse maatschappij teisteren. De breuken binnen het politieke apparaat, de explosie van het populisme sinds de verkiezing van Trump, zijn sprekende illustraties van het fundamenteel wegrotten van de kapitalistische maatschappij. Zoals we al sinds het einde van de jaren 1980 hebben aangegeven[1], is het kapitalistische systeem, dat met de Eerste Wereldoorlog in verval is gegaan, sinds enkele decennia in de laatste fase van dit verval, de fase van de ontbinding, terechtgekomen.
De meest spectaculaire manifestatie van deze situatie was de ineenstorting, drie decennia geleden, van het Oostblok. Deze belangrijke gebeurtenis was niet alleen een teken van de kwetsbaarheid van de regimes die de landen van dat blok regeerden. Ze gaf ook uitdrukking aan een historisch verschijnsel dat de hele kapitalistische maatschappij op wereldschaal heeft getroffen en dat sindsdien steeds erger is geworden. Tot nu toe werden de meest voor de hand liggende tekenen van ontbinding waargenomen in de toch al kwetsbare ‘perifere’ landen: woedende menigten die als kanonnenvoer dienen voor de belangen van de een of ander burgerlijke kliek, dagelijks extreem geweld, de zwartste ellende die op elke straathoek zichtbaar is, de destabilisatie van staten, zelfs van hele regio's... Dit alles leek het voorrecht te zijn van “bananenrepublieken”.
In de afgelopen jaren heeft deze algemene trend steeds meer uitsluitend de ‘centrale landen’ getroffen. Natuurlijk worden niet alle staten op dezelfde manier getroffen, maar het is duidelijk dat de ontbinding nu de machtigste landen hard treft: de toename van terroristische aanslagen in Europa, de verrassende overwinningen van onverantwoordelijke individuen als Trump of Boris Johnson, de explosie van irrationele ideologieën en vooral het rampzalige beheer van de coronapandemie, dat op zich al de ongekende versnelling van het verval aantoont... Het hele wereldkapitalisme, met inbegrip van zijn meest ‘beschaafde’ delen, evolueert onverbiddelijk in de richting van barbaarsheid gepaard gaande met steeds acutere stuiptrekkingen.
Als de Verenigde Staten, van alle ontwikkelde landen, nu het meest getroffen worden door deze verrotting, zijn ze ook een van de belangrijkste bronnen van instabiliteit. Het onvermogen van de Amerikaanse bourgeoisie om te voorkomen dat een miljardair en populistische marionet, een product van reality-tv, toegang krijgt tot het presidentschap was al een uiting van een groeiende chaos in het Amerikaanse politieke apparaat. Tijdens zijn ambtstermijn ging Trump onverminderd door met het verergeren van de raciale en andere ‘breuken’ in de Amerikaanse maatschappij en met het voeden van de chaos over de hele wereld met zijn opruiende toespraken uitspraken, die hij trots presenteerde als subtiele manoeuvres van een zakenman. We kunnen ons zijn aanvaring herinneren met de Amerikaanse generale staf die hem er op het laatste moment van weerhield om Iran te bombarderen of zijn “historische ontmoeting” met Kim Jong-un, die hij een paar weken eerder zo subtiel de “rocket man” had genoemd.
Toen de coronapandemie uitbrak, na tientallen jaren van afbraak van de gezondheidsstelsels, toonden alle staten een criminele nalatigheid. Maar nogmaals, de Amerikaanse staat onder leiding van Donald Trump stond in de voorhoede van de ramp, zowel nationaal, met een recordaantal doden[2], als internationaal, waardoor een instelling van mondiale ‘samenwerking’ zoals de WHO werd gedestabiliseerd.
De aanval op Capitol Hill door bendes fanatieke Trump aanhangers past volledig in deze dynamiek van de explosie van chaos op alle niveaus van de maatschappij. Deze gebeurtenis is een manifestatie van de toenemende, compleet irrationele en steeds gewelddadiger botsingen tussen verschillende delen van de bevolking (de ‘blanken’ tegen de ‘zwarten’, de ‘elites’ tegen het ‘volk’, mannen tegen vrouwen, heteroseksuelen tegen homoseksuelen, enz.), waarvan de opkomst van zwaarbewapende racistische milities en compleet waanzinnige samenzweerders de karikaturale uitdrukking is.
Maar deze ‘breuken’ zijn vooral een weerspiegeling van de openlijke confrontatie tussen de fracties van de Amerikaanse bourgeoisie, met de populisten rond Trump aan de ene kant en de fracties die zich meer zorgen maken over de langetermijnbelangen van het nationale kapitaal aan de andere kant. Binnen de Democratische Partij en binnen de Republikeinse Partij, in de geledingen van het staatsapparaat en het leger, in de ether van de grote nieuwszenders of op het podium van de Hollywood-ceremonies zijn de campagnes, het verzet en de reacties op de handelingen van de populistische president, constant en soms zeer venijnig geweest.
Deze botsingen tussen verschillende sectoren van de bourgeoisie zijn niet nieuw. Maar in een ‘democratie’ zoals de Verenigde Staten, en in tegenstelling tot wat er in landen van de Derde Wereld gebeurt, manifesteren deze zich in het raamwerk van instellingen, in het kader van een ‘respect voor de orde’. Het feit dat deze confrontaties momenteel deze chaotische en gewelddadige vorm aannemen in deze ‘modeldemocratie’ getuigt van een dramatische verergering van de chaos binnen het politieke apparaat van de heersende klasse, een belangrijke stap in de ontbinding van het kapitalisme.
Door zijn aanhangers op te zwepen heeft Trump, na zijn nederlaag bij de laatste presidentsverkiezingen, die hij nog steeds weigert te erkennen, een nieuwe stap gezet in zijn politiek van de ‘verschroeide aarde’. De aanval op het Capitool, het centrum van de wetgevende macht en het symbool van de Amerikaanse democratie, veroorzaakte een breuk binnen de Republikeinse partij, haar meest ‘gematigde’ fractie kon deze “staatsgreep” tegen de democratie inderdaad alleen maar aan de kaak stellen en zich distantiëren van Trump in een poging de partij van Abraham Lincoln te redden. De Democraten op hun beurt konden de inzet alleen maar verhogen door luidkeels het onverantwoordelijke en misdadige gedrag van Trump aan de kaak te stellen waarmee hij zijn meest opgewonden troepen aanspoorde.
In een poging om het imago van Amerika te herstellen, tegen de achtergrond van de verbazing van de mondiale bourgeoisie, en om de explosie van de chaos in ‘het land van de Vrijheid en de Democratie’ in te dammen, zijn Joe Biden en zijn kliek onmiddellijk een gevecht tot het bittere einde met Trump aangegaan. Zij hebben zich gehaast om de onverantwoordelijke acties van dit gestoorde staatshoofd aan de kaak te stellen, en hem niet nog dertien dagen aan de macht te laten voorafgaande aan de definitieve inauguratie van de president, die zo juist verkozen is.
De reeks van ontslagen van de Republikeinse Ministers, de oproep aan Trump om af te treden of zijn functie neer te leggen, en de aanbevelingen aan het Pentagon om zijn acties nauwlettend in de gaten te houden om ervoor te zorgen dat hij niet op de kernwapenknop drukt, getuigen van de wil om degene die nog steeds president is, van het politieke toneel te verwijderen. In de nasleep van de aanval op Capitol Hill heeft deze politieke crisis ertoe geleid dat de helft van zijn electoraat Trump heeft laten vallen, terwijl de andere helft de aanval blijft steunen en rechtvaardigen. De politieke carrière van Trump lijkt ernstig in gevaar te komen. Met name wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat hij zich in 2024 niet meer verkiesbaar kan stellen.
Momenteel heeft de afgezette president slechts één doel: zijn eigen huid redden omdat hij wordt geconfronteerd met de dreiging van gerechtelijke vervolging wegens het aanzetten tot opstand. In de nacht van hun aanval op het Capitool had Trump zijn troepen opgeroepen om “vreedzaam naar huis terug te keren”, maar hij had hun acties niet had veroordeeld. Twee dagen later slikte hij de rest van de bittere pil door en noemde de aanval “afschuwelijk” en zei dat hij “verontwaardigd was over het geweld”. En ingetogen erkende hij uiteindelijk zijn verkiezingsnederlaag en zei dat hij de ‘troon’ zou overlaten aan Biden, maar verklaarde tevens dat hij niet aanwezig zou zijn bij de ceremoniële overdracht op 20 januari.
Het is mogelijk dat Trump definitief van het politieke toneel wordt verwijderd, maar dat is niet het geval met het populisme! Deze reactionaire en obscurantistische ideologie kan alleen maar toenemen met het wereldwijde fenomeen van verergering van de maatschappelijk ontbinding, waarvan de Verenigde Staten vandaag de dag het epicentrum zijn. De Amerikaanse maatschappij is meer dan ooit verdeeld, gebroken. De toename van het geweld zal doorgaan met het permanente gevaar van botsingen (ook gewapende) onder de bevolking. Biden's retoriek over ‘verzoening van het Amerikaanse volk’ toont een begrip van de ernst van de situatie, maar buiten dit gedeeltelijke of tijdelijke succes zal ze niet in staat zijn om de onderliggende tendens van confrontatie en sociale ontwrichting in de eerste wereldmacht tegen te gaan.
Het grootste gevaar voor het proletariaat in de VS zou zijn om zich te laten meeslepen in de confrontatie tussen de verschillende fracties van de bourgeoisie. Een groot deel van het electoraat van Trump bestaat uit arbeiders die de elites afwijzen en op zoek zijn naar een “man van de toekomst”. De politiek van Trump om de industrie nieuw leven in te blazen had hem in staat gesteld om veel proletariërs van de “rustbelt” achter zich te scharen, die hun baan hadden verloren. Er bestaat een risico op botsingen tussen pro-Trump en pro-Biden arbeiders. Bovendien dreigt de neergang van de maatschappij in de ontbinding de endemische rassenscheiding tussen zwarten en blanken in Amerika nog verder te verergeren door de aanwakkering van de identiteitsideologieën.
De neiging van de bourgeoisie om de controle over haar politieke spel te verliezen, zoals we zagen met de komst van Trump als president, betekent niet dat de arbeidersklasse kan profiteren van de ontbinding van het kapitalisme. Integendeel, de heersende klasse keert de effecten van de ontbinding voortdurend tegen de arbeidersklasse. Al in 1989, toen de ineenstorting van het Oostblok een spectaculaire manifestatie vormde van de ontbinding van het kapitalisme, gebruikte de bourgeoisie van de grote landen deze gebeurtenis om een gigantische wereldwijde democratische campagne te ontketenen door middel van intensieve hersenspoeling, bedoeld om een gelijkheidsteken te zetten tussen de barbaarsheid van de stalinistische regimes en de echte kommunistische samenleving.
De leugenachtige uitspraken over ‘de dood van het revolutionaire perspectief’ en ‘de verdwijning van de arbeidersklasse’ hadden het proletariaat gedesoriënteerd, en veroorzaakten een diepgaande achteruitgang in het bewustzijn en de strijdwil van het proletariaat. Momenteel gebruikt de bourgeoisie de gebeurtenissen op Capitol Hill om een nieuwe internationale campagne tot meerdere eer en glorie van de burgerlijke democratie te ontwikkelen.
Terwijl de “opstandelingen” nog steeds het Capitol Hill bezetten, verklaarde Biden onmiddellijk: “Net als zoveel andere Amerikanen ben ik echt geschokt en bedroefd dat onze natie, zo lang een baken van licht en hoop voor de democratie op zo'n donker moment is aanbeland... Het werk van het moment en het werk van de komende vier jaar moet het herstel van de democratie zijn”, gevolgd door een cascade van soortgelijke verklaringen, ook van binnen de Republikeinse Partij. Hetzelfde geluid werd in het buitenland gehoord, vooral van de leiders van de grote West-Europese landen:
“Deze beelden hebben me boos en verdrietig gemaakt. Maar ik ben er zeker van dat de Amerikaanse democratie veel sterker zal blijken te zijn dan de agressors en relschoppers”, zei Merkel. “We zullen niet toegeven aan het geweld van een paar mensen die de [democratie] in vraag willen stellen”, zei Macron. En Boris Johnson voegde eraan toe: “Mijn hele leven heeft Amerika gestaan voor enkele zeer belangrijke dingen: een idee van vrijheid, een idee van democratie”.
Na de mobilisatie rond de presidentsverkiezingen, waarbij een recordopkomst van de kiezers werd genoteerd, en de Black Lives Matter beweging die opriep tot een ‘schonere’ en ‘rechtvaardigere’ politiemacht, proberen grote sectoren van de wereldbourgeoisie het proletariaat achter de verdediging van de democratische staat tegen ‘populisme’ te krijgen. Het proletariaat wordt opgeroepen de kant te kiezen van de ‘democratische’ kliek tegen de ‘dictator’ Trump. Deze valse ‘keuze’ is een pure misleiding en een echte valstrik voor de arbeidersklasse!
Zal de ‘democraat’ Biden tegen de achtergrond van de internationale chaos die Trump voortdurend heeft aangewakkerd, een ‘rechtvaardigere wereldorde’ opleggen? Nee, dat doet hij niet! Het presidentschap van de Nobelprijswinnaar voor de ‘Vrede’, Barack Obama, en zijn voormalige vice-president, Joe Biden, heeft acht jaar ononderbroken oorlogen gekend! De spanningen met China, Rusland, Iran en alle andere imperialistische haaien zullen niet op wonderbaarlijke wijze verdwijnen.
Zal Biden migranten een menselijkere toekomst geven? Om een idee te krijgen is het voldoende om te zien hoe wreed al zijn voorgangers en alle ‘grote democratieën’ met deze ‘ongewensten’ omgaan! We moeten er aan herinneren dat er tijdens de acht jaar van het presidentschap van Obama (waarvan Biden vice-president was) meer uitzettingen van immigranten plaatsvonden dan tijdens de acht jaar presidentschap van de Republikein George W. Bush. De anti-immigratie maatregelen van de Obama regering hebben slechts de weg vrijgemaakt voor de anti-immigratie escalatie van Trump.
Zullen de economische aanvallen op de arbeidersklasse stoppen met de zogenaamde ‘terugkeer van de democratie’? Zeker niet! De neergang van de wereldeconomie in een hopeloze crisis, die nog wordt verergerd door de coronapandemie, zal leiden tot een explosie van de werkloosheid, tot meer ellende, tot meer aanvallen op de leef- en werkomstandigheden van de uitgebuitenen in alle centrale landen die door ‘democratische’ regeringen worden bestuurd. En als Joe Biden erin slaagt om de politie ‘op te schonen’, zullen de repressiekrachten van de ‘democratische’ staat, in de VS net als in alle andere landen, worden losgelaten op elke beweging van de arbeidersklasse en al haar pogingen onderdrukken om te strijden voor verdediging van haar levensomstandigheden en haar meest elementaire behoeften.
Er valt dus niets te verwachten van een “terugkeer van de Amerikaanse democratie”. De arbeidersklasse mag zich niet in slaap laten sussen en zich laten vangen door de zwanenzang van de ‘democratische’ fracties van de burgerlijke staat. Het mag niet vergeten dat de heersende klasse, in naam van de verdediging van de ‘democratie’ tegen het fascisme, onder auspiciën van haar linkse fracties en populaire fronten tientallen miljoenen proletariërs wist te rekruteren voor de Tweede Wereldoorlog. De burgerlijke democratie is slechts het meest slinkse en hypocriete gezicht van de dictatuur van het kapitaal!
De aanval op Capitol Hill is het zoveelste symptoom van een stervend systeem dat de mensheid meesleept in de hel. Tegenover de wegrottende burgerlijke maatschappij kan alleen de wereldarbeidersklasse, door haar strijd op het eigen klasseterrein tegen de gevolgen van de economische crisis te ontwikkelen, het kapitalisme omverwerpen en een einde maken aan de dreiging van de vernietiging van de planeet en de menselijke soort in een steeds grotere chaos van geweld.
IKS, 10 januari 2021
[1] Zie: “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [3]”; Internationale Revue nr. 13 en “Rapport over de hedendaagse ontbinding (mei 2017) [22]”, IKS online 2020.
[2] Op het moment van schrijven waren er in de Verenigde Staten bijna 22 miljoen mensen besmet en 363.581 officiële sterfgevallen. (Bron: “Coronavirus : el mapa que muestra el número de infectados y muertos en el mundo por covid-19 [23]”, BBC News Mundo)
Met de afslachting van meer dan 20.000 arbeiders tijdens de Bloedige Week maakte de bourgeoisie 150 jaar geleden een einde aan het eerste grote revolutionaire ervaring van het proletariaat. De Commune van Parijs was het de eerste keer dat de arbeidersklasse zich met zoveel kracht op het wereldtoneel manifesteerde. Voor het eerst had zij aangetoond het vermogen te bezitten om zich voortaan te doen gelden als enige revolutionaire klasse van de maatschappij. Ondanks de onrijpheid van de historische omstandigheden voor de wereldrevolutie leverde deze formidabele ervaring van de Commune van Parijs toen al, in 1871, het bewijs dat het proletariaat de enige kracht is die de kapitalistische orde in vraag kan stellen. Vandaag probeert de bourgeoisie nog steeds om de proletariërs (en vooral de jongere generaties) er van te overtuigen dat men ook een betere toekomst voor de mensheid op kan bouwen zonder de kapitalistische staat omver te werpen. Tegenover de ellende en het barbarendom van de huidige wereld, is het voor het proletariaat van belang om zich over zijn eigen verleden te buigen om er lessen uit te trekken, om haar zelfvertrouwen te herwinnen en er op te vertrouwen dat zijn strijd de toekomst in zich draagt.
De Commune van Parijs is voor talrijke generaties van arbeiders een referentiepunt geweest in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Vooral de Russische revolutionairen van 1905 en 1917 waren doordrongen van haar voorbeeld en van haar leringen, voordat deze laatste de fakkel van de strijd van het wereldproletariaat overnam.
Vandaag probeert de bourgeoisie, middels haar campagnes, de revolutionaire ervaring van Oktober 1917 in de ogen van het proletariaat definitief te begraven, hem af te leiden van zijn eigen perspectief door het kommunisme blijvend te identificeren met het stalinisme. Omdat zij de Commune van Parijs niet kan misbruiken voor dezelfde leugen, heeft de heersende klasse altijd geprobeerd om deze ervaring te recupereren en haar werkelijke betekenis te verdoezelen, om haar van werkelijke aard te ontdoen door haar gelijk te stellen met een vaderlandslievende beweging, of met een strijd voor de republikeinse vrijheden.
De Commune van Parijs ontstond als gevolg van de oorlog tussen Pruisen en Frankrijk, zeven maanden na de nederlaag van Louis Napoleon Bonaparte in Sedan. Op 4 september 1870 kwam het Parijse proletariaat in opstand tegen de ellendige omstandigheden, die het werden opgedrongen door het militaire avontuur van Bonaparte. Terwijl de troepen van Bismarck voor de poorten van Parijs stonden, werd de Republiek uitgeroepen. De Nationale Garde, die voordien bestond uit klein-burgerlijke troepen, zou voortaan de verdediging van de hoofdstad op zich nemen tegen de Pruisische vijand. De arbeiders, die begonnen honger te lijden, sloten zich er massaal bij aan en zouden weldra de kern van de troepen uitmaken. Maar in tegenstelling tot de leugens van de bourgeoisie, die ons in die gebeurtenis alleen het verzet van het 'volk' van Parijs tegen de Pruisische invaller wilde laten zien, zou deze strijd ter verdediging van het belegerde Parijs heel snel omslaan in een uitbarsting van de onverzoenlijke tegenstellingen tussen de twee klassen van de maatschappij, het proletariaat en de bourgeoisie. Inderdaad na 131 dagen belegering van de hoofdstad, capituleert de regering en tekent zij een wapenbestand met het Pruisische leger. Vanaf het einde van de vijandelijkheden met Bismarck, begrijpt Thiers, de nieuwe baas van de republikeinse regering, dat het Parijse proletariaat moet worden ontwapend omdat het een bedreiging vormt voor de heersende klasse. Op 18 maart 1871 zal Thiers middels een list proberen om zijn doel te bereiken: onder het voorwendsel dat de wapens staatseigendom zijn, stuurt hij troepen om de artillerie van de Nationale Garde, bestaande uit meer dan 200 kanonnen die de arbeiders verstopt hadden in Montmartre en Belleville, te ontfutselen. (1) Maar deze poging mislukte dank zij de verwoede tegenstand van de arbeiders en de verbroedering tussen de soldaten en de Parijse bevolking. De mislukking van deze poging tot ontwapening van de hoofdstad, gooide olie op het vuur en ontketende een burgeroorlog tussen de Parijse arbeiders en de burgerlijke regering, die haar toevlucht genomen had in Versailles. Op 18 maart, verklaarde het Centraal Comité van de Nationale Garde dat het voorlopig de macht zou nemen: "Te midden van de onmacht en het verraad van de regerende klassen, hebben de proletariërs van de hoofdstad begrepen dat het uur is gekomen om de toestand te redden door de openbare zaken zelf in handen te nemen. (...) Het proletariaat heeft begrepen dat het zijn dwingende taak en zijn absoluut recht is om zijn lot in eigen hand te nemen en de triomf ervan te verzekeren door de macht in handen te nemen". Dezelfde dag kondigde hij aan dat er onmiddellijk verkiezingen gehouden zouden worden, met algemeen kiesrecht. De Commune die op 26 maart gekozen werd en samengesteld was uit afgevaardigden van verschillende arrondissementen, zou twee dagen later worden uitgeroepen. In haar midden waren meerdere tendensen aanwezig: de meerderheid, waarbij de Blanquisten overheersten en de minderheid, waarvan de leden vooral bestonden uit Proudhonistische socialisten die verbonden zijn met de Internationale Arbeiders-Associatie (De Eerste Internationale).
De regering van Versailles ging onmiddellijk in de tegenaanval om Parijs, 'die stad van het gespuis' om de woorden van Thiers te gebruiken, die in de handen van de arbeiders was gevallen, te heroveren: de bombardementen van de hoofdstad, die door de Franse bourgeoisie werden aangeklaagd toen zij uitgevoerd werden door het Pruisische leger, zouden onverminderd doorgaan in de twee maanden dat de Commune zou standhouden.
Van een beweging ter verdediging van het vaderland tegen de buitenlandse vijand, werd het een verdediging tegen de binnenlandse vijand, tegen 'haar' eigen bourgeoisie, vertegenwoordigd door de regering van Versailles, waarbij het Parijse proletariaat weigerde de wapens in te leveren aan haar uitbuiters en richtte ze de Commune op.
Om de geschiedenis te vervalsen heeft de bourgeoisie altijd haar toevlucht moeten zoeken tot de uiterlijke schijn om daaruit de vreselijkste leugens af te leiden. Door te steunen op het feit dat de Commune zich inderdaad beriep op de beginselen van de burgerlijke revolutie van 1789, heeft zij steeds geprobeerd om deze eerste revolutionaire ervaring naar beneden te halen naar dat van een alledaagse strijd voor republikeinse vrijheden, voor burgerlijke democratie tegen de monarchistische troepen waarachter de Franse bourgeoisie zich had geschaard. Maar de werkelijke geest van de Commune ging niet schuil in het habijt waarmee het jonge proletariaat van 1871 zich had bekleed. Door het toekomstperspectief dat het in zich droeg, was deze beweging een zeer belangrijke etappe in de strijd voor de ontvoogding van het wereldproletariaat. Voor het eerst in de geschiedenis werd, in een hoofdstad, de officiële macht van de bourgeoisie omver geworpen. En dit reusachtige gevecht was wel degelijk het werk van het proletariaat dat zeer zeker nog weinig ontwikkeld, en het ambachtswezen nauwelijks ontgroeid was. Het was nog behept met het gewicht van de kleinburgerij en met de veelvuldige illusies die voortkwamen uit de burgerlijke revolutie van 1789. Maar het was wel degelijk deze klasse en geen andere die de motor en het dynamische element vormde van de Commune. Alhoewel de proletarische wereldrevolutie nog lang niet op de agenda stond (zowel wat betreft de onrijpheid van de arbeidersklasse als de situatie van het kapitalisme, dat nog niet al zijn vermogens had uitgeput om de productiekrachten op wereldschaal te ontplooien), kondigde de Commune reeds met veel spektakel de richting aan waarin de toekomstige proletarische gevechten zich zouden afspelen.
En wanneer de Commune de grondslagen van de burgerlijke revolutie van 1789 voor haar rekening nam, dan was het zeker niet om er dezelfde inhoud aan te geven. Voor de bourgeoisie betekent 'vrijheid' de vrijheid van de handel en van het uitbuiten van de loonarbeid; de 'gelijkheid' is niets anders dan de juridische gelijkheid tussen kapitalisten en tegen de voorrechten van de adel; de 'broederschap' werd geïnterpreteerd als de harmonie tussen het kapitaal en de arbeid, dat wil zeggen: de onderdrukking van de uitgebuiten door de uitbuiters. Voor de arbeiders van de Commune betekende 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' de afschaffing van de loonslavernij, de uitbuiting van de mens door de mens, van de maatschappij die opgedeeld was in klassen. Dit perspectief op een andere maatschappij, dat reeds door de Commune werd aangekondigd, vind men terug in de wijze waarop de arbeidersklasse in staat was om het sociale leven in deze twee maanden te organiseren. Want wat aan deze beweging haar werkelijke klasseaard verleende waren de economische en politieke maatregelen die door het Parijse proletariaat genomen werden en niet de ordewoorden uit het verleden, waarvan het zich bediende.
Zo deed de Commune haar macht gelden door, twee dagen na haar uitroeping, onmiddellijk de staat bij de keel te grijpen door het aanvaarden van een hele reeks van politieke maatregelen: afschaffing van de zedenpolitie, van het staande leger en van de dienstplicht (de enige erkende gewapende macht was de Nationale Garde), afschaffing van alle staatsadministratie, de verbeurdverklaring van de goederen van de geestelijkheid die tot openbaar bezit verklaard werden, de vernietiging van de guillotine, gratis en verplicht onderwijs, enzovoort ... zonder de verschillende symbolische maatregelen mee te rekenen, zoals het neerhalen van de Vendôme-zuil, het boegbeeld van het chauvinisme van de heersende klasse en opgericht door Napoleon I. Op diezelfde dag bevestigde de Commune haar proletarisch karakter door te verklaren dat "de vlag van de Commune (2) die van de Universele Republiek is". Het beginsel van het proletarisch internationalisme wordt vooral duidelijk aangetoond door het feit dat de vreemdelingen, die worden verkozen in de Commune (zoals de Pool Dombrowski, verantwoordelijk voor defensie, van de Hongaar Frankel, belast met tewerkstelling), worden bevestigd in hun functies.
En van alle politieke maatregelen was er in het bijzonder één die het idee logenstrafte als zou het Parijse proletariaat in opstand gekomen zijn voor de verdediging van de democratische republiek: de permanente afzetbaarheid van de leden van de Commune voor de algemene vergadering die hen gekozen had. Zo werd in dit beginsel van afzetbaarheid dat, heel lang voor de Russische Revolutie van 1905, met het ontstaan van de arbeidersraden - deze "uiteindelijk gevonden vorm van de dictatuur vaan het proletariaat", zoals Lenin zei - door het proletariaat gebruikt werd bij de machtsovername eens te meer de proletarische aard van de Commune bevestigd. De burgerlijke dictatuur, waarvan de democratische staat slechts de meest verderfelijke vorm is, concentreert inderdaad alle staatsmacht van de uitbuitende klasse in de handen van een minderheid om de overgrote meerderheid van de producenten te onderdrukken. Het beginsel van de permanente afzetbaarheid is de voorwaarde opdat geen enkele machtsinstantie zich zou opdringen aan de maatschappij. Enkel een klasse, die zich richt op de afschaffing van elke overheersing van een minderheid van onderdrukkers van de hele maatschappij, kan deze vorm van gezagsuitoefening ter hand nemen.
Omdat deze politieke maatregelen, die genomen werden door de Commune, duidelijk haar proletarische aard tot uitdrukking brachten, konden deze economische maatregelen, hoe beperkt ook, slechts de kant opgaan van de verdediging van de belangen van de arbeiders: gratis huur, afschaffing van de nachtarbeid voor bepaalde beroepscategorieën, zoals de bakkers, afschaffing van de boetes door de bazen en inhoudingen op de lonen, heropening en beheer door de arbeiders zelf van gesloten ateliers, vergoeding van de leden van de Commune op basis van een arbeidersloon, enzovoort.
Het is duidelijk dat de wijze van organisatie van het sociale leven niet de richting uitging van de 'democratisering' van de burgerlijke staat, maar van zijn vernietiging. En het is wel degelijk die fundamentele les die door de Commune aan de heel toekomstige arbeidersklasse werd meegegeven. Het is deze les die het proletariaat in Rusland, onder de impuls van Lenin en de Bolsjewiki, in 1917op een nog duidelijkere manier in praktijk zou brengen. Zoals Marx reeds aanstipte in 1852 in De 18e Brunaire van Louis Bonaparte: "Alle politieke revoluties tot op heden hebben er enkel toe bijgedragen om de staatsmachine te perfectioneren in plaats van haar te breken". Alhoewel de voorwaarden voor de omverwerping van het kapitalisme nog niet vervuld waren, kondigde de Commune, als laatste revolutie uit de 19e eeuw, reeds de revolutionaire bewegingen aan uit de 20e eeuw: zij toonde in de praktijk dat "de arbeidersklasse de kant-en-klare staatsmachinerie niet eenvoudig in bezit kan nemen en deze voor haar eigen doeleinden in beweging zetten. Want het politieke instrument van haar onderwerping kan nooit als politiek instrument dienen voor haar ontvoogding" (Marx, De Burgeroorlog in Frankrijk)
De heersende klasse kon niet aanvaarden dat het proletariaat het had aangedurfd om tegen haar orde in opstand te komen. Om die reden had de bourgeoisie zich bij de herovering van Parijs, niet alleen tot doel gesteld om haar gezag in de hoofdstad te herstellen, maar vooral om een aderlating te veroorzaken in de rijen van de arbeidersklasse, die haar nog lang zou heugen. Om de Commune te verpletteren was er, vanaf de eerste dagen van april, een heilige alliantie gevormd tussen Thiers en Bismarck, wier troepen de forten van het noorden en het oosten van Parijs bezetten. Zo toonde de bourgeoisie reeds in die tijd haar capaciteit om haar tegenstellingen naar de achtergrond te schuiven om haar klassenvijand te kunnen confronteren. Deze samenwerking tussen het Franse en het Pruisische leger maakte het eerst en vooral mogelijk om een dubbel cordon sanitair te leggen rond de hoofdstad. Op 7 april maakten de troepen van Versailles zich meester van de forten ten westen van Parijs. Geconfronteerd met de verwoede tegenstand van de Nationale Garde, verkreeg Thiers het van Bismarck gedaan om de 60.000 Franse soldaten vrij te laten, die krijgsgevangen gemaakt waren in Sedan, en dat gaf de regering van Versailles vanaf begin mei een beslissend overwicht. In de eerste helft van mei stortte het zuidelijke front in elkaar. Op de 21e drongen de troepen van generaal Gallifet in het noorden en het oosten Parijs binnen, dank zij de bres die geslagen was door het Pruisische leger. Toen ontketende zich heel de bloeddorstige furie van de bourgeoisie. Gedurende acht dagen woedden er gevechten in de arbeidersbuurten; de laatste strijders van de Commune zouden vallen als vliegen op de hoogten van Belleville en van Ménilmontant. Maar de bloedige repressie van de Communards hield daarmee niet op. De heersende klasse moest nog kunnen genieten van haar triomf en liet haar wraakzucht los op een ongewapend en verslagen proletariaat, op het vuige 'uitschot', dat het lef had gehad om tegen haar klasse-heerschappij in opstand te komen. Terwijl de troepen van Bismarck de orders kregen om geen enkele vluchteling te laten ontkomen, begingen de hordes van Gallifet massale afslachtingen van weerloze mannen, vrouwen en kinderen: bij honderden werden ze, met machinegeweren en zelfs van dichtbij, koudweg vermoord
De bloedige week liep uit op een onnoemelijke slachtpartij die meer dan 20.000 doden eiste. Daarna volgden de massale arrestaties, de terechtstelling van gevangenen die als 'voorbeeld' dienden, de deportaties naar de strafkolonies en de plaatsing van honderden kinderen in verbeteringsgestichten.
Zo heeft de bourgeoisie haar orde weten te herstellen. Zo reageert zij wanneer haar klassendictatuur wordt bedreigd. En diegenen die de Commune hebben ondergedompeld in een bloedbad, zijn niet de enkel de meest reactionaire sectoren van de heersende klasse. Het waren de republikeinse en 'democratische' fractie, met hun nationaal parlement en haar liberale parlementariërs, die de verantwoordelijkheid droegen voor deze slachtpartij en deze terreur, en door het vuile werk toe te vertrouwen aan de koningsgezinde troepen. Dit grote wapenfeit van de democratische bourgeoisie mag het proletariaat nooit vergeten.
Met de verplettering van de Commune, die leidde tot de opheffing van de Eerste Internationale na 1972, slaagde de bourgeoisie er in om de arbeiders van de hele wereld een nederlaag toe te brengen. En deze nederlaag was bijzonder schrijnend voor de arbeidersklasse in Frankrijk, omdat zij na deze tragedie niet langer op de voorgrond stond in de strijd van het proletariaat, zoals dat het geval was geweest sedert 1830. Deze voorhoederol zou het proletariaat van Frankrijk pas terugvinden in de massale stakingen van mei 1968 die, na veertig jaar van contra-revolutie een nieuw perspectief openden en meteen de historische heropleving vormde van de klassengevechten, En dat was geen toeval: door, alhoewel tijdelijk, zijn rol van baken, terug op te nemen die zij een eeuw lang had opgegeven, toonde het al zijn vitaliteit, zijn kracht en de diepgang van deze nieuwe periode van de historische wereldwijde strijd van de arbeidersklasse voor de omverwerping van het kapitalisme.
Maar deze nieuwe historische periode, die met mei 1968 begon, vond, in tegenstelling tot de Commune, plaats op een moment waarop het proletarische revolutie niet alleen een mogelijkheid maar ook een noodzaak is geworden. Het is juist die vitaliteit en die kracht van het proletariaat, evenals wat er vandaag op spel staat, wat de bourgeoisie kost wat kost wil verdoezelen via haar leugenachtige campagnes, haar vervalsingen en pogingen om de aard van de revolutionaire ervaringen uit het verleden van hun werkelijke inhoud te ontdoen.
Avril / naar RI nr. 202, 06.1991.
(1) Deze kanonnen waren in feite aangekocht met geld van leden van de Nationale Garde.
(2) Het feit dat de Commune, vanaf haar uitroeping, de rode vlag liet waaien in plaats van de driekleur, het zinnebeeld van de nationalistische ideologie van de bourgeoisie, onthult het proletarische en niet het vaderlandslievende karakter van deze beweging. Men moest wachten tot de jaren 1930 voordat, met het verraad van de communistische partijen, de Stalinisten (en vooral de PCF) de vlag van het proletarisch internationalisme zouden besmeuren door haar te kruisen met de nationale vlag van de bourgeoisie.
Tachtig jaar geleden, in maart 1921, minder dan vier jaar na de machtsgreep door de arbeidersklasse tijdens de Oktoberrevolutie van 1917, maakte de bolsjewistische partij met geweld een einde aan de opstand van het garnizoen van Kronstadt op het eilandje Kotlin in de Finse golf, op 30 km van Petrograd.
Het Rusland van de sovjets had gedurende meerdere jaren een bloedige strijd moeten voeren in de burgeroorlog tegen de contrarevolutionaire acties van de witte legers die door buitenlandse legers gesteund werden. Maar de revolte van het garnizoen van Kronstadt was geen onderdeel van die contrarevolutionaire pogingen: het was een revolte onder de arbeiders, de partizanen zelf van het Sovjetregime, die in de voorhoede gestaan hadden van de Oktoberrevolutie. Die arbeiders stelden eisen met het oog op het corrigeren van de talloze misbruiken en onduldbare afwijkingen van het nieuwe gezag. En de bloedige onderdrukking van die revolte was een tragedie voor heel de arbeidersbeweging.
Oktober 1917 in Rusland was een proletarische revolutie, de eerste zegevierende episode in de ontwikkeling van de proletarische wereldrevolutie, die het antwoord van de internationale arbeidersklasse was op de imperialistische oorlog van 1914-18. De opstand van Oktober maakte deel uit van een proces van vernietiging van de burgerlijke staat en instelling van de dictatuur van het proletariaat. En, zoals de bolsjewieken met veel vuur verdedigden, lag zijn diepere betekenis hierin, dat hij het eerste beslissende moment vormde van de proletarische wereldrevolutie, de klassenoorlog van het wereldproletariaat tegen de bourgeoisie.
Het isolement van de revolutie in Rusland is de ware oorzaak van haar ontaarding
De revolutie die in 1917 in Rusland begon is er niet in geslaagd zich internationaal uit te breiden, ondanks de talrijke pogingen daartoe van de arbeidersklasse overal in Europa.
Rusland zelf werd verscheurd door een langdurige en bloedige burgeroorlog, die de economie teisterde en het industrieproletariaat, de ruggengraat van de Sovjetmacht, uiteendreef. Het opdoeken van de fabriekscomités, de geleidelijke onderschikking van de sovjets aan het staatsapparaat, de ontmanteling van de arbeidersmilities, de toenemende militarisering van het maatschappelijk leven, resultaten van de periodes van spanning gedurende de burgeroorlog, de oprichting van bureaucratische commissies, het waren allemaal zeer sprekende uitdrukkingen van het ontaardingsproces van de revolutie in Rusland. Hoewel sommige van die feiten al dateren van vòòr de burgeroorlog, is het pas in de burgeroorlog dat dit proces zich volop ontplooit. Meer en meer ontwikkelde de Partij-Staat argumenten die stelden dat de zelforganisatie van de arbeidersklasse in principe uitstekend is, maar dat, voor 't ogenblik, alles ondergeschikt gemaakt moest worden aan de militaire strijd. Een doctrine van 'doeltreffendheid' begon de wezenlijke beginselen van de proletarische democratie te ondermijnen. Onder de dekmantel van die doctrine begon de staat een militarisering van de arbeid in te voeren, die de arbeiders onderwierp aan bijzonder strenge methodes van toezicht en exploitatie. Eens de fabriekscomités ontkracht waren lag de weg vrij voor de staat om de ‘éénmansdirectie’ en het exploitatiesysteem van Taylor (het Taylorisme) in te voeren op de fabrieksvloer, hetzelfde systeem dat Lenin zelf aangeklaagd had omdat het de mens tot slaaf van de machine maakt. De ravages van de oorlogseconomie en de blokkade brachten heel het land op de rand van de hongersnood, en de arbeiders moesten zich tevredenstellen met steeds magerder rantsoenen, die vaak onregelmatig uitgedeeld werden. Grote delen van de industrie hielden op te functioneren, en duizenden arbeiders werden verplicht zich individueel uit de slag te trekken om te overleven. De natuurlijke reactie van velen onder hen bestond erin de steden gewoon te verlaten en wat middelen van bestaan te gaan zoeken op het platteland.
Zolang de burgeroorlog duurde behield de Sovjetstaat de steun van de meerderheid van de bevolking, want hij werd geïdentificeerd met de strijd tegen de oude bezittende klassen. De zeer harde ontberingen van de burgeroorlog waren door de arbeiders, werkers en kleine boeren met betrekkelijk goede wil gedragen. Maar na de nederlaag van de witte legers begonnen velen te hopen op minder strenge levensvoorwaarden en op een versoepeling van de greep van het regime op het sociale en economische leven. De bolsjewistische leiding echter, geconfronteerd met de schade die de oorlog de economie berokkend had, was niet erg genegen een versoepeling van de staatscontrole over het maatschappelijk leven toe te staan.
De opstand van Kronstadt
Eind 1920 breiden boerenopstanden zich uit over de provincie Tambov, de middenloop van de Wolga, West-Siberië en andere streken. De snelle demobilisatie van het Rode leger is olie op het vuur, wanneer de boeren in uniform terugkeren in hun dorpen. De centrale eis van die revoltes is het stopzetten van het opvorderen van graan en het recht van de boeren over hun eigen productie te kunnen beschikken. Begin 1921 heeft de opstandigheid ook de arbeiders in de steden bereikt die in de voorhoede van de Oktoberopstand gestaan hadden: de arbeiders van Petrograd, Moskou en Kronstadt.
In Petrograd zijn er enkele belangrijke spontane stakingen. In de bedrijfsvergaderingen en de betogingen worden resoluties aanvaard die grotere rantsoenen eisen van voeding en kleding, want de meeste arbeiders hadden honger en kou. Naast de economische eisen duiken er ook politieke op: de arbeiders wilden de opheffing van de beperkingen op verplaatsingen buiten de steden, de vrijlating van gevangenen uit de arbeidersklasse, vrije meningsuiting, enz. Zonder twijfel zullen wat contrarevolutionaire elementen, zoals de mensjewieken en de Sociaal-revolutionairen (SR), een rol gespeeld hebben in die gebeurtenissen, maar de stakingsbeweging in Petrograd was in wezen een spontaan proletarisch antwoord op de ondraaglijke levensvoorwaarden. De bolsjewistische autoriteiten konden echter niet aanvaarden dat de arbeiders in staking konden gaan tegen de Staat van na de opstand, die als 'arbeidersstaat' gekenmerkt werd, en beschouwden de stakers als provocateurs, luiaards en individualisten.
Het zijn die sociale troebelen in Rusland, en vooral in Petrograd, die het vuur aan de lont zullen steken van de revolte van de matrozen van Kronstadt. Vooraleer de stakingen in Petrograd uitbraken, waren de matrozen van Kronstadt (die Trotski bestempelde als 'de glorie en de eer van de revolutie') al een verzetsstrijd begonnen tegen de bureaucratische tendensen en de versterking van de militaire discipline in de Rode vloot, maar toen het nieuws uit Petrograd aankwam en de krijgswet afgekondigd werd, mobiliseerden de matrozen zich onmiddellijk en stuurden ze op 28 februari een delegatie naar de fabrieken in Petrograd. Dezelfde dag komt de bemanning van de kruiser Petropavlovsk bijeen en keurt een resolutie goed die het programma zal worden van de opstandelingen van Kronstadt. Die resolutie stelt economische en politieke eisen voorop, eist met name het einde van de draconische maatregelen van het ‘oorlogskommunisme’ en het herstel van de macht van de sovjets, met vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, meningsvrijheid voor alle politieke partijen.
Op 1 maart ontmoeten twee afgevaardigden van de bolsjewistische partij de bemanning van de Petropavlovsk. Ze wijzen hun resolutie af en dreigen meteen met repressie als de matrozen niet zouden wijken. Die arrogante en provocerende houding van de bolsjewistische overheid is olie op het vuur en wakkert de woede van de matrozen aan. Op 2 maart, dag van de verkiezing van de sovjet van Kronstadt, wordt de resolutie van de Petropavlovsk goedgekeurd door 300 afgevaardigden, die een motie aanvaarden voor het 'vredevol herstellen van het regime van de sovjets'. De afgevaardigden vormen een 'Voorlopig revolutionair comité' (VRC), belast met het beheer van de stad en de organisatie van zijn verdediging tegen elke gewapende interventie van de regering. Op die dag wordt de commune van Kronstadt geboren die haar eigen Izvestia publiceert, waarvan het eerste nummer verklaart : "De kommunistische partij, meester van deze staat, heeft zich niet in staat verklaard het land uit de chaos te halen. Talloze incidenten zijn de laatste tijd voorgevallen in Moskou en Petrograd die duidelijk aantonen dat de partij het vertrouwen van de arbeidersmassa's verspeeld heeft. De partij veronachtzaamt de behoeften van de arbeidersklasse omdat zij gelooft dat die eisen de vrucht zijn van contrarevolutionaire activiteiten. Daarin maakt de partij een zware vergissing."
De revolte van de Commune van Kronstadt blijft echter totaal geïsoleerd. De oproep van de opstandelingen tot uitbreiding van wat zij de 'Derde revolutie' noemen, blijft zonder weerklank. In Petrograd is, ondanks het zenden van een delegatie naar de fabrieken, ondanks het verspreiden van pamfletten en van de resolutie van de Petropavlovsk, de oproep van de Rode vloot, er niet in geslaagd de arbeidersklasse van heel Rusland in beweging te krijgen, hoewel die zich volop herkent in het programma van de opstandelingen en hun revolte volop steunt. De arbeiders van Petrograd hebben hun stakingsbewegingen beëindigd en zijn terug aan het werk gegaan, onderworpen aan de krijgswet, want de arbeidersklasse in Rusland was gebroken, ontmoedigd, versnipperd door de burgeroorlog.
De verplettering van Kronstadt
Het onmiddellijk antwoord van de bolsjewistische regering op de rebellie was dat zij die aanklaagde als onderdeel van een contrarevolutionaire samenzwering tegen de macht van de sovjets. Natuurlijk probeerden al de lijkenpikkers van de contrarevolutie, van de witte gardisten tot de SR, de rebellie te recupereren en haar hun steun te bieden. Maar behalve de humanitaire hulp via het kanaal van het Russische Rode kruis, dat gecontroleerd werd door emigranten, verwierp het VRC elk aanbod dat door de krachten van de reactie gedaan werd. Het verkondigde dat het niet streed voor een terugkeer naar de autocratie, of naar de Constituerende Vergadering (waarin de vijanden van de revolutie zich begin 1918 verenigden), maar voor het herstel van de macht van de sovjets, bevrijd van de bureaucratische heerschappij: "Het zijn de sovjets, en niet de constituerende vergadering die het bolwerk van de arbeiders zijn," verklaarde de Izvestia van Kronstadt. "In Kronstadt is de macht in handen van de matrozen, de rode soldaten en de revolutionaire arbeiders. Zij is niet in handen van de witte gardes, gecommandeerd door generaal Kozlovski, zoals radio Moskou leugenachtig beweert."
We zullen niet ontkennen dat er kleinburgerlijke elementen aanwezig waren in het programma en de ideologie van de opstandelingen en in de bemanning van de vloot en het leger. Voor die elementen, die vijandig stonden tegenover de bolsjewistische partij omdat die aan het hoofd gestaan had van de revolutie van 1917, was het in feite een gelegenheid om die vijandigheid te uiten. Maar de aanwezigheid van die elementen veranderde de aard van de beweging zelf absoluut niet.
De Bolsjewistische leiding heeft met uiterste doortastendheid op de rebellie van Kronstadt gereageerd. Haar onverzoenlijke houding heeft al snel elke mogelijkheid tot een vergelijk of tot discussie uitgeschakeld. Gedurende de militaire bestorming zelf van de vesting stonden de eenheden van het Rode leger die uitgestuurd waren om de rebellie te verpletteren voortdurend op het randje van de ontmoediging. Een aantal van hen verbroederde zelfs met de opstandelingen. Om zich te verzekeren van de loyaliteit van het leger stuurde het 10e partijcongres, dat toen bijeen was in Moskou, er vooraanstaande Bolsjewistische leiders naar toe. Terzelfdertijd waren de geweren van de Tsjeka gericht op de ruggen van de soldaten om er dubbel zeker van te zijn dat enige ontmoediging zich niet zou verspreiden. Toen de vesting eindelijk gevallen was, werden honderden opstandelingen afgemaakt, standrechtelijk geëxecuteerd of snel ter dood veroordeeld door de Tsjeka. De anderen werden naar concentratiekampen gestuurd. De repressie was systematisch en genadeloos.
Op het moment van de gebeurtenissen steunen vele van de stemmen die het meest kritisch staan tegenover het Bolsjewistisch gezag toch de repressie omdat ze overstelpt worden door de angst dat de witte gardes de revolte van Kronstadt zouden aangrijpen om af te rekenen met de bolsjewieken.
Een vergissing van heel de arbeidersbeweging
Inderdaad, als er iets is dat de anti-leninisten van alle slag voortdurend hebben proberen te verbergen, is het wel dat deze vergissing van de Bolsjewistische Partij gedeeld werd door het geheel van de toenmalige arbeidersbeweging, de fracties en stromingen van linkse kommunisten, die uit de Internationale uitgesloten waren, inbegrepen.
Zo gaf de Arbeidersoppositie, een fractie die kritisch stond tegenover de Bolsjewistische leiding, haar volle steun aan de repressie. Alexandra Kollontai, die aan het hoofd stond van deze oppositionele fractie, ging zelfs zover te stellen dat de leden van de Oppositie zich als eersten als vrijwilliger zouden melden om de rebellie te onderdrukken.
De fracties van de Duits-Hollandse Linkerzijde namen wel afstand van de scherpslijpershouding van Kollontai, maar hebben de politiek van de Bolsjewistische partij evenmin veroordeeld of zelfs maar bekritiseerd. Op het moment van de gebeurtenissen verdedigde de KAPD (1) bijvoorbeeld de stelling dat de revolte van Kronstadt een contrarevolutionair complot was tegen het Rusland van de sovjets, wat haar ertoe leidde de repressie niet te veroordelen.
Gorter, van de Hollandse Linkerzijde, heeft bevestigd dat de maatregelen die door de bolsjewieken genomen werden 'noodzakelijk' waren tegenover de revolte van Kronstadt, want het was nodig die contrarevolutionaire opstand te verpletteren, waarvan hij meende dat die afkomstig was van de boerenstand.
Binnen de Bolsjewistische partij zelf heeft Victor Serge, die wel zijn weigering kenbaar maakte de wapens op te nemen tegen de matrozen van de Rode vloot, uit trouw aan de partij niet geprotesteerd tegen de repressie.
Zo is dus duidelijk dat die tragische vergissing niet enkel door de Bolsjewistische partij begaan werd, laat staan alleen door de leiding ervan. In feite waren de bolsjewieken de vertolkers van een vergissing en van onbegrip van heel de toenmalige arbeidersbeweging, die niet begreep dat de contrarevolutie van binnen uit de postrevolutionaire staat kon komen, niet omdat ‘de worm al in de appel zat’ vanaf 1917 (volgens de stelling van de anarchisten voor wie het bestaan van de klassepartij een gevaar voor het proletariaat is), maar omdat, door het internationaal isolement van de Russische revolutie, de Bolsjewistische partij opgeslorpt werd door de staat, zij zich identificeerde met dit staatsapparaat tegen de arbeidersklasse. De vergissing van heel de arbeidersbeweging zat al ingebakken in de algemene verwarring rond het idee dat de staat die na de Oktoberrevolutie van 1917 ontstond een 'proletarische staat' was.
B&C
__________
(1) Kommunistische Arbeiderspartij van Duitsland, die in 1920 uit de Kommunistische Internationale uitgesloten werd vanwege haar kritische standpunten, met name tegen de politiek van het ‘eenheidsfront’ van de KI.
Eén van de plagen waar de revolutionaire organisaties van de Kommunistische Linkerzijde mee te kampen hebben, is dat veel van haar militanten eerder door partijen en groepen van Links en Ultra Links van het Kapitaal zijn gegaan (SP, CP, Trotskisme, Maoïsme, officieel anarchisme, het vermeende ‘nieuwe links’ van Syriza of Podemos). Dat is onvermijdelijk, want geen militant wordt geboren met een aangeboren helderheid. Deze stap laat echter een ballast achter die moeilijk te identificeren is : men slaagt er wel in te breken met de politieke standpunten van deze organisaties (syndicalisme, verdediging van de natie en nationalisme, deelname aan verkiezingen, enz.), maar het is veel moeilijker zich te ontdoen van de attitudes, de manier van denken, de manier van debatteren, de gedragingen, de opvattingen, die deze organisaties uitermate injecteren en die hun manier van leven vormen.
Deze erfenis, die wij de verborgen erfenis van de Linkerzijde van het Kapitaal noemen, draagt binnen de revolutionaire organisaties bij tot het uitlokken van spanningen tussen kameraden, wantrouwen, rivaliteit, destructief gedrag, blokkering van het debat, aberrante theoretische standpunten enz., die hen, in combinatie met de druk van de burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie, veel schade berokkenen. Het doel van de door ons opgezette reeks is deze zware ballast te identificeren en te bestrijden.
Sinds haar eerste congres (1975) heeft de IKS het probleem aangepakt van die organisaties die beweren ‘socialistisch’ te zijn en er een kapitalistische praktijk op nahouden. Het Platform [1] dat door dat congres werd goedgekeurd, wijst er in punt XIII op: “Het geheel van partijen en groeperingen die, zelfs voorwaardelijk of ‘kritisch’, bepaalde staten of bepaalde fracties van de bourgeoisie verdedigen tegen andere, hetzij in naam van het ‘socialisme’, ‘democratie’, ‘antifascisme’, ‘nationale onafhankelijkheid’, ‘eenheidsfront’ of ‘minste kwaad’; die, op welke manier dan ook, deelnemen aan het burgerlijke spel van verkiezingen, aan de tegen de arbeidersklasse gerichte activiteit van de vakbonden of aan de misleiding van het zelfbeheer, zijn organen van het politieke apparaat van het kapitaal. De belangrijkste onder hen zijn de ‘socialistische’ en ‘kommunistische’ partijen.”
Ons Platform behandelt ook het probleem van de groepen en kleine groeperingen die zich ‘links’ van deze twee grote partijen plaatsen, die vaak ‘opruiende kritiek’ op hen hebben en ‘radicalere’ standpunten innemen: “Het geheel van zogenaamde ‘revolutionaire’ stromingen, zoals het maoïsme, het trotskisme of het traditionele anarchisme behoren tot hetzelfde kamp als hen, het kamp van het kapitaal. Het feit dat zij minder invloed hebben of een radicaler taalgebruik hanteren, doet niets af aan het burgerlijke karakter van hun programma en hun aard, waardoor zij nuttige aanbrengers of vervangers zijn van de grote linkse partijen”.
Om de rol te begrijpen van links en ultralinks van het kapitaal, moeten we bedenken dat met het verval van het kapitalisme, de staat “een steeds machtiger, alomtegenwoordiger en systematischer controle uitoefent over alle aspecten van het sociale leven. Op een schaal die veel groter is dan tijdens het Romeinse of feodale verval, is de staat van het kapitalisme in verval, een monsterlijke, koude en onpersoonlijke machine geworden die uiteindelijk het wezen van de maatschappij heeft verslonden”. (Punt IV van ons Platform). Deze aard is evenzeer van toepassing op openlijk dictatoriale eenpartijstelsels (stalinistische, nazistische, militaire dictaturen) als op democratische Staatsstructuren.
In dit kader zijn de politieke partijen niet de vertegenwoordigers van de verschillende klassen en lagen van de maatschappij, maar de totalitaire instrumenten van de staat om de gehele bevolking en vooral de arbeidersklasse te onderwerpen aan de noden van het nationale kapitaal. Zij komen ook het hoofd ten staan van cliëntelistische netwerken, drukkingsgroepen en invloedssferen, die politiek en economisch handelen vermengen en de voedingsbodem worden voor oncontroleerbare corruptie. In democratische systemen is het politieke apparaat van de kapitalistische staat gestructureerd in twee vleugels : de rechtervleugel, verbonden met de klassieke fracties van de bourgeoisie en belast met de omkadering van de meest achtergestelde sectoren van de bevolking [2], en de linkervleugel (samen met de vakbonden en een waaier van extreem-linkse organisaties) die hoofdzakelijk gewijd is aan de controle, de verdeling en de vernietiging van het bewustzijn van de arbeidersklasse.
De organisaties die het proletariaat zichzelf geeft zijn niet vrij van degeneratie. De druk van de burgerlijke ideologie tast hen van binnenuit aan en kan hen leiden tot opportunisme dat, indien niet tijdig bestreden, eindigt in verraad en integratie in de kapitalistische staat [3]. Het opportunisme neemt de beslissende stap bij doorslaggevende historische feiten van het kapitalistische sociale leven: de twee sleutelmomenten waren tot nu toe de Imperialistische Wereldoorlog en de Proletarische Revolutie. In het IKS-platform proberen we het proces uit te leggen dat tot die fatale stap heeft geleid: “de socialistische partijen, die aangevreten worden door reformisme en opportunisme, werden er naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog toe gebracht zich eerst aan te passen aan de politiek van nationale verdediging en zich vervolgens openlijk te verzetten tegen de naoorlogse revolutionaire golf en uiteindelijk zo ver te gaan om zelf de rol te spelen van beulen van het proletariaat zoals in Duitsland in 1919. De definitieve integratie van elk van deze partijen in hun respectieve nationale staten vond op verschillende tijdstippen plaats in de periode na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, maar dit proces werd definitief beëindigd in het begin van de jaren 1920, toen de laatste proletarische stromingen werden geëlimineerd of hun gelederen verlieten om zich aan te sluiten bij de Kommunistische Internationale. Op dezelfde manier zijn de communistische partijen op hun beurt overgegaan naar het kamp van het kapitalisme na een vergelijkbaar proces van opportunistische ontaarding. Dit proces, dat begon aan het begin van de jaren twintig, zette zich voort na de dood van de Kommunistische Internationale (in 1928 gekenmerkt door de aanvaarding van de theorie van het ‘socialisme in één land’) totdat het, ondanks de felle strijd van haar linkse fracties, eindigde in een volledige integratie in de kapitalistische staat aan het begin van de jaren dertig met hun deelname aan de bewapeningsinspanningen van hun respectieve bourgeoisie en hun toetreding tot de ‘Volksfronten’. Hun actieve deelname aan het ‘verzet’ tijdens de Tweede Wereldoorlog en later aan de ‘nationale wederopbouw’ na het einde daarvan, heeft hen bevestigd als trouwe dienaren van het nationale kapitaal en als de zuiverste belichaming van de contrarevolutie”.
In een tijdsbestek van 25 jaar - tussen 1914 en 1939 - verloor de arbeidersklasse eerst de socialistische partijen, daarna, in de jaren 1920, de kommunistische partijen en tenslotte, vanaf 1939, de groepen van Trotski's Linkse Oppositie die de nog brutalere barbarij van de Tweede Wereldoorlog steunden. “In 1938 wierp de Linkse Oppositie zichzelf op als de Vierde Internationale. Het was een opportunistisch avontuur omdat het niet mogelijk is een wereldpartij te vormen in een situatie van opmars naar de imperialistische oorlog en dus van een diepe nederlaag van het proletariaat. De resultaten waren rampzalig : in 1939-40 namen de groepen van de zogenaamde Vierde Internationale een standpunt in ten gunste van de wereldoorlog onder de meest uiteenlopende voorwendsels : de meerderheid steunde het Russische ‘socialistische vaderland’, maar er was zelfs een minderheid die het Frankrijk van Pétain steunde (een satelliet van de nazi's). Tegen deze degeneratie van de trotskistische organisaties reageerden de laatst overgebleven internationalistische kernen: vooral Trotski’s metgezellin en de revolutionair van Spaanse afkomst Munis. Sindsdien zijn de trotskistische organisaties ‘radicale’ fracties van het Kapitaal geworden, die het proletariaat proberen te misleiden via allerlei ‘revolutionaire doelstellingen’, die meestal overeenkomen met ‘anti-imperialistische’ fracties van de bourgeoisie (zoals tegenwoordig de beroemde sergeant Chavez). Op dezelfde manier winnen zij de arbeiders terug die walgen van de verkiezingsklucht door hen ‘kritisch’ te laten stemmen op de ‘socialisten’ om op die manier ‘de weg naar rechts af te sluiten’. Tenslotte hopen zij de vakbonden ‘terug te winnen’ via ‘strijdbare kandidaten’.” [4]
De arbeidersklasse is in staat linkse fracties voort te brengen binnen de proletarische partijen, wanneer deze beginnen aangetast te worden door de opportunistische ziekte. Zo kwamen binnen de partijen van de 2e Internationale de bolsjewieken, de stroming van Rosa Luxemburg, het Nederlandse tribunisme, de Italiaanse intransigenten, enz. op de voorgrond. De geschiedenis van de strijd van deze fracties is voldoende bekend, aangezien hun teksten en bijdragen zouden uitkristalliseren in de vorming van de Derde Internationale. De proletarische reactie op de moeilijkheden, fouten en latere ontaarding van de Derde Internationale kwam reeds vanaf 1919 tot uiting in de Kommunistische Linkerzijde (Italiaanse, Nederlandse, Duitse, Russische, enz.) die - met veel moeilijkheden en helaas zeer versnipperd - een heldhaftige en consequente strijd voerde. Trotski's Linkse Oppositie ontstond pas later en op een veel onsamenhangender manier. In de jaren dertig werd de kloof tussen de Kommunistische Linkerzijde - met name haar meest consequente groep, ‘Bilan’, exponent van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde - en Trotski's Oppositie steeds duidelijker. Terwijl ‘Bilan’ in staat was de plaatselijke imperialistische oorlogen te zien als uitingen van een koers in de richting van de imperialistische wereldoorlog, raakte de Oppositie verstrikt in gebazel over de nationale bevrijding en het progressieve karakter van het anti-fascisme. Terwijl ‘Bilan’ in staat was de ideologische werving voor de imperialistische oorlog en het belang van het kapitaal te zien achter de mobilisatie van de Spaanse arbeiders voor de oorlog tussen Franco en de Republiek, zag Trotsky in de stakingen van juli 1936 in Frankrijk en in de anti-fascistische strijd in Spanje het begin van de revolutie... Hoewel ‘Bilan’ nog niet duidelijk was over de juiste aard van de USSR, het heel duidelijk was over het feit dat deze op geen enkele manier kon worden gesteund en dat de USSR een actieve factor was van de oorlog die werd voorbereid. Aan de andere kant zette Trotski met zijn speculaties over de USSR als een ‘ontaarde arbeidersstaat’, de deur open via de steun aan de USSR voor deelname aan het tweede wereldwijde bloedbad van 1939-45.
Sinds 1968 is de proletarische strijd over de hele wereld herboren. De Franse Mei, de Italiaanse Hete Herfst, de Argentijnse Cordobazo, de Poolse Oktober enz. waren uitingen van deze krachtige strijd. Uit deze strijd kwam een nieuwe revolutionaire generatie voort. Overal ontstonden vele arbeidersminderheden en dit alles vertegenwoordigde een fundamentele kracht voor het proletariaat. Het is echter belangrijk te wijzen op de rol van vernietiging van deze minderheden, die gespeeld werd door de extreem-linkse groepen van het kapitaal. Het Trotskisme waarover wij reeds spraken, het officiële anarchisme [5] en, tenslotte, het Maoïsme. Wat dit laatste betreft, moet erop worden gewezen dat het nooit een proletarische stroming is geweest. De Maoïstische groepen zijn ontstaan uit de imperialistische twisten en invloedsoorlogen tussen Peking en Moskou die leidden tot de breuk tussen de twee staten en de toenadering van Peking tot het VS-imperialisme in 1972.
Naar schatting waren er in 1970 meer dan honderdduizend militanten in de wereld die zich, zij het met enorme verwarring, uitspraken voor de revolutie, tegen de traditionele linkse partijen (SP, CP), tegen de imperialistische oorlog en die op zoek waren naar manieren om de proletarische strijd in wording te bevorderen. Een immense meerderheid van dat belangrijke contingent werd teruggewonnen door die constellatie van extreem linkse groepen. De serie die wij schrijven zal nauwgezet alle mechanismen doornemen waardoor zij dat herstel hebben bewerkstelligd. Wij zullen het niet alleen hebben over het kapitalistische programma, verpakt in radicale en arbeidersvaandels, maar ook over de organisatorische methoden, van debat, van functioneren, van moraal, die zij gebruikten. Hun optreden is vast en zeker van groot belang geweest voor de vernietiging van het potentieel van de arbeidersklasse om een brede voorhoede op te bouwen voor haar strijd. De potentiële militanten werden afgeleid in de richting van activisme en onmiddellijke doelen, gekanaliseerd in een steriele strijd binnen de vakbonden, de gemeenten, de verkiezingscampagnes, enz.
De resultaten spraken voor zichzelf:
- De meerderheid verliet de strijd diep teleurgesteld en verviel in scepsis over de arbeidersstrijd en de mogelijkheid van het kommunisme; een niet onaanzienlijk deel van deze sector verviel in drugs, drank en de meest absolute wanhoop;
- Een minderheid bleef over als kaderleden van vakbonden en linkse partijen, die een sceptische en demoraliserende kijk op de arbeidersklasse propageerden;
- Een andere minderheid, die cynischer was, maakte carrière in vakbonden en linkse partijen, hoewel een deel van deze ‘winnaars’ ook deel ging uitmaken van de rechtse partijen [6].
De kommunistische militanten zijn een vitale troef voor het proletariaat en het is een centrale taak van de huidige groepen van de Kommunistische Linkerzijde die vandaag de dag de erfgenamen zijn van het traject van ‘Bilan’, ‘Internationalisme’, enz., om alle lessen te trekken uit het proces dat het proletariaat toen onderging tijdens zijn historisch ontwaken van 1968 en dat die enorme aderlating van militante krachten mogelijk maakte.
Om hun vuile werk van inkapseling, verdeeldheid en verwarring uit te voeren, propageren de linkse en ultra linkse partijen een valse visie op de arbeidersklasse. Dit dringt door tot de kommunistische militanten en misvormt hun denken, hun gedrag en hun aanpak. Het is dan ook van vitaal belang deze te identificeren en te bestrijden.
Voor links en ultralinks vormen de arbeiders geen sociale klasse die tegen het kapitalisme gekant is, maar een som van individuen. Zij zijn het ‘lagere’ deel van de ‘burgerdom’. Als zodanig moeten individuele werkers streven naar een ‘stabiele situatie’, naar een ‘billijke prijs’ voor hun werk, naar een ‘eerbiediging van hun rechten’, enz. Zo kan links iets essentieels verhullen: de arbeidersklasse is een onmisbare klasse voor de kapitalistische maatschappij omdat deze laatste zonder de bijbehorende arbeid niet kan functioneren, maar tegelijkertijd is zij ook een klasse die uitgesloten is van de maatschappij, vreemd aan al haar regels en levensnormen, en daarom is zij een klasse die zich alleen als zodanig kan verwezenlijken door de kapitalistische maatschappij van kop tot teen af te schaffen. In plaats van deze realiteit verschijnt het idee van een ‘geïntegreerde’ klasse, die door hervormingen en deelname aan de instellingen haar belangen zou kunnen bevredigen.
Vervolgens lost deze visie de arbeidersklasse op in de amorfe en interklassistische massa van ‘het burgerdom’. In zo'n magma lijkt de arbeider gelijk aan de kleinburger die hem oplicht, de politieman die hem onderdrukt, de rechter die hem tot uitzetting veroordeelt, de politicus die hem bedriegt en zelfs de ‘progressieve bourgeois’. De noties van sociale klasse en klasse-tegenstellingen verdwijnen om plaats te maken voor de notie van burgers van de natie, de valse ‘nationale gemeenschap’. Zodra het begrip klasse uit de hoofden van de arbeiders is gewist, verdwijnt ook het fundamentele begrip historische klasse. Het proletariaat is een historische klasse die, los van de situatie van haar verschillende generaties of haar verschillende geografische sectoren, een revolutionaire toekomst in handen heeft, namelijk de vestiging van een nieuwe maatschappij die de tegenstrijdigheden overwint en oplost die het kapitalisme naar de vernietiging van de mensheid leiden.
Door de vitale en wetenschappelijke noties van klasse, klasse-tegenstelling en historische klasse weg te vagen, stellen links en ultralinks van het kapitaal de revolutie voor als een vrome wens die moet worden overgelaten in de ‘deskundige’ handen van politici en partijen. Zij introduceren de notie van delegatie van macht, een concept dat volkomen geldig is voor de bourgeoisie, maar absoluut vernietigend voor het proletariaat. De bourgeoisie, de uitbuitende klasse die de economische macht in handen heeft, kan inderdaad het beheer van haar zaken toevertrouwen aan een gespecialiseerde politieke staf die een bureaucratische laag vormt met haar eigen belangen binnen het kader van het nationale kapitaal. Dat is niet hetzelfde voor het proletariaat, dat tegelijk een uitgebuite en revolutionaire klasse is, die geen economische macht heeft, maar waarvan zijn bewustzijn, zijn eenheid en solidariteit, zijn zelfvertrouwen de enige kracht zijn, met andere woorden factoren die radicaal vernietigd worden als het steunt op een gespecialiseerde laag van intellectuelen en politici.
Gewapend met deze overheveling verdedigen de linkse en ultralinkse partijen de deelname aan de verkiezingen als een middel om ‘de weg naar rechts af te sluiten’. Dat wil zeggen dat zij in de gelederen van de arbeiders de zelfstandige actie als klasse tenietdoen om hen om te vormen tot een massa van stemgerechtigde burgers, een geïndividualiseerde massa, ieder opgesloten in de ‘eigen belangen’. Zo worden de eenheid en de zelforganisatie van het proletariaat vermorzeld. Tenslotte vragen de linkse en ultralinkse partijen het proletariaat om zijn lot in handen van de staat te leggen om ‘een nieuwe samenleving tot stand te brengen’. Zij hebben het lef om de kapitalistische beul, de staat, voor te stellen als een ‘vriend van de arbeiders’.
Links en de vakbondsmensen verkondigen een vulgair materialistische visie op de arbeiders. Volgens hen zijn de arbeiders individuen die alleen maar denken aan hun gezin, aan hun comfort, aan het hebben van de beste auto, het meest luxueuze huis; verzwolgen door dit consumentisme hebben zij ‘geen ideaal’ van strijd, zij blijven liever thuis om voetbal te kijken of met hun vrienden op café te gaan. Met veel muggenziften beweren zij dat de arbeiders tot aan hun nek in de schulden zitten om hun consumptiegrillen te betalen en dat zij daarom niet in staat zijn tot enige strijd [7]. Met dit moraliseren stellen zij de arbeidersstrijd voor als een voluntaristisch ideaal en niet als een materiële noodzaak. Het communisme, het einddoel van de arbeidersklasse, is een materiële noodzaak als antwoord op de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme [8]. Zij scheiden de eisenstrijd van de revolutionaire strijd en stellen ze tegenover elkaar, terwijl er een eenheid tussen beide bestaat, omdat de strijd van de arbeidersklasse, zoals Engels zei, een economische, politieke en ideologische eenheid vormt.
Het ontnemen van die eenheid aan onze klasse leidt tot de idealistische visie van een ‘vuile’ en ‘materialistische’ strijd voor economische behoeften en een ‘glorieuze’ en ‘morele’ strijd voor de ‘revolutie’. Dit werkt zeer demoraliserend op de arbeiders, die zich beschaamd en schuldig voelen over het feit dat zij zich bekommeren om hun levensnoden, hun kinderen en hun medemensen, dat zij armzalige individuen zijn die alleen maar om geld zouden geven. Met deze valse benaderingen, die ontleend zijn aan de cynische en schijnheilige visie van de katholieke kerk, ondermijnen links en ultralinks van binnenuit het zelfvertrouwen van de arbeiders als klasse en proberen zij hen voor te stellen als het ‘laagste’ deel van de samenleving. Daarmee sluiten zij zich aan bij de dominante ideologie die de arbeidersklasse voorstelt als de klasse van de mislukkelingen. Het beroemde ‘gezonde verstand’ zegt dat een arbeider een individu is dat, als hij arbeider is gebleven, dat is omdat hij nergens anders goed voor is of niet hard genoeg heeft gevochten om hogerop te komen op de sociale ladder. De arbeiders zouden lui zijn, geen aspiraties hebben, het zijn de sukkels....
Het is echt de wereld op zijn kop! De sociale klasse die de voornaamste rijkdom van de maatschappij voortbrengt door de bijbehorende arbeid, zou bestaan uit de slechtsten van deze maatschappij. Aangezien het proletariaat het grootste deel van de samenleving uitmaakt, zou het hoofdzakelijk bestaan uit luie, onsuccesvolle, cultuurloze en ongemotiveerde individuen. De bourgeoisie buit het proletariaat niet alleen uit, maar drijft er ook de spot mee. De sociale klasse, die een minderheid vormt en leeft van de inspanningen van miljoenen mensen, heeft de brutaliteit om deze mensen als lakse, mislukte, nutteloze en aspiratieloze individuen te beschouwen. De sociale werkelijkheid ziet er radicaal anders uit: in het wereldwijd geassocieerde werk van het proletariaat worden culturele en wetenschappelijke elementen ontwikkeld, en tegelijkertijd diep menselijke banden, solidariteit, vertrouwen, kritische geest. Zij zijn de kracht die de samenleving stil en geruisloos in beweging brengt, de bron van de ontwikkeling van de productiekrachten.
Het proletariaat wordt voorgesteld als een anonieme, saaie en zwijgende massa. Deze voorstelling is de vrucht van een tegenstrijdigheid waarvan het proletariaat het slachtoffer is als een gelijktijdig uitgebuite en revolutionaire klasse. Enerzijds vormt zij de klasse van arbeiders op wereldvlak en als zodanig brengt zij de tandwielen van de kapitalistische productie in beweging en heeft zij de krachten en capaciteiten in handen om de maatschappij radicaal te veranderen. Maar anderzijds verpletteren de concurrentie, de warenproductie, het dagelijkse leven van de maatschappij waar verdeeldheid en allen tegen allen heersen, haar als een som van individuen, ieder hulpeloos, met een gevoel van mislukking en schuldbesef, afgescheiden van de anderen, geatomiseerd en gedwongen om alleen voor zichzelf te vechten. Links en ultralinks van het kapitaal willen, in overeenstemming met de bourgeois ideologie, dat wij alleen deze amorfe massa van geatomiseerde individuen zien. Daarmee dienen zij het kapitaal en de staat in hun taak om de arbeidersklasse te demoraliseren en uit te sluiten van elk sociaal perspectief.
Hier zien we wat we in het begin zeiden: de opvatting van het proletariaat als een som van individuen. Het proletariaat is echter een klasse en gedraagt zich als zodanig telkens wanneer het er met een consequente en autonome strijd in slaagt zich los te maken uit de ketenen die het onderdrukken en atomiseren. We zien dan niet alleen een klasse in actie, maar we zien ook elk van haar onderdelen getransformeerd tot wezens die handelen, strijden, denken, initiatieven nemen en creativiteit ontwikkelen. Dit is gebleken tijdens de grote momenten van klassenstrijd, zoals bijvoorbeeld de Russische revoluties van 1905 en 1917. Zoals Rosa Luxemburg in Massastaking, Partij en Vakbonden zeer goed heeft opgemerkt, “in de storm van de revolutionaire periode wordt de proletariër zelf getransformeerd; hij houdt op een vooruitziende huisvader te zijn en wordt een ‘romantische revolutionair’, voor wie zelfs het hoogste goed, het leven zelf, om nog maar te zwijgen van het materiële welzijn, heel weinig betekent in vergelijking met de idealen van de strijd”. Als één klasse wordt de individuele kracht van elke arbeider bevrijd en ontketend, zijn menselijk potentieel wordt ontwikkeld. Als een som van individuen worden de capaciteiten van elk van hen vernietigd, verdund, verkwist voor de mensheid. Het is de taak van links en ultralinks van het kapitaal om de arbeiders vast te klitten aan de ketenen van het burgerschap, dat wil zeggen, als een som van individuen.
In het algemeen kon de arbeidersklasse tijdens de opkomst van het kapitalisme, en meer bepaald in zijn hoogtijdagen (1870-1914), strijden voor verbeteringen en hervormingen binnen het kader van het kapitalisme, zonder onmiddellijk te denken aan de revolutionaire vernietiging ervan. Daaraan beantwoordde enerzijds de oprichting van grote massaorganisaties (socialistische partijen, vakbonden, coöperaties, arbeidersuniversiteiten, vrouwen- en jongerenverenigingen, enz.) en anderzijds strijdtactieken die deelname aan verkiezingen, drukkingsacties, door de vakbonden geplande stakingen, enz. omvatten.
In het begin van de 20e eeuw begonnen deze methoden steeds meer tekort te schieten. In de revolutionaire gelederen ontstond een breed debat tussen enerzijds Kautsky, een aanhanger van deze methoden, en anderzijds Rosa Luxemburg [9] [38]die, lering trekkend uit de Russische revolutie van 1905 [10], duidelijk aantoonde dat de arbeidersklasse zich oriënteerde op nieuwe strijdmethoden die overeenkwamen met de nieuwe situatie die op komst was: een tijdperk van veralgemeende oorlogen, kapitalistische crisis etc., dat wil zeggen, de intrede van het kapitalisme in zijn tijdperk van verval. De nieuwe strijdmethoden waren gebaseerd op massale directe actie, op de zelforganisatie van het proletariaat in algemene vergaderingen en arbeidersraden, op de afschaffing van de oude verdeling tussen het minimum- en het maximumprogramma. Deze methoden botsten frontaal met het syndicalisme, de hervormingen, de verkiezingsdeelname en de parlementaire weg.
Links en ultralinks van het kapitaal richten hun politiek op het opsluiten van de arbeidersklasse in die oude methoden die vandaag de dag radicaal onverenigbaar zijn met de verdediging van haar belangen, zowel op onmiddellijk als op historisch vlak. Zij hebben zelfgenoegzaam de klok van de geschiedenis stilgezet in de ‘gouden’ jaren van 1890 tot 1910 met al hun steeds meer demobiliserende routine van verkiezingsdeelnames, vakbondsacties, het passief bijwonen van ‘Partij’-manifestaties, van tevoren geprogrammeerde demonstraties enz, een routine die van de arbeiders ‘goed werkende burgers’ maakt, dat wil zeggen passieve en geatomiseerde wezens die zich gedisciplineerd onderwerpen aan alles wat het kapitaal nodig heeft: hard werken, elke vier jaar stemmen, hun schoenen verslijten in de vakbondsdemonstraties en zonder tegensputteren de zelfbenoemde leiders volgen.
Dit beleid wordt schaamteloos verdedigd door de socialistische en communistische partijen, terwijl hun ‘meer linkse’ aanhangsels het reproduceren met ‘kritische’ accenten en ‘radicale’ boventonen. Beiden verdedigen een visie van de arbeidersklasse als een klasse voor het kapitaal, die zich moet onderwerpen aan al zijn vereisten en zich tevreden moet stellen met enkele vermeende kruimels die het van tijd tot tijd van zijn gouden tafel laat vallen.
C. Mir / 18.12.2017
[2] De klassieke rechtse partijen (conservatieven, liberalen, centrum, progressieven, democraten, radicalen) vullen hun controle over de samenleving aan met extreem rechtse partijen (fascisten, neonazi's, rechtspopulisten, enz.). De aard van dit laatste is complexer, zie Bijdrage over het probleem van het populisme, https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme [40]
[3] Voor een studie over hoe het opportunisme binnendringt en hoe het het proletarische leven van de organisatie vernietigt, met alle nare gevolgen van dien, zie Hoe het Duitse socialisme uiteindelijk de arbeiders verraadde, https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201511/1294/1914-hoe-de-duitse-sociaal-democratie-de-arbeiders-verraadde [41]
[4] Enkel op de Spaanstalige website van de IKS: https://es.internationalism.org/cci-online/200706/1935/cuales-son-las-diferencias-entre-la-izquierda-comunista-y-la-iv-internacional [42]
[5] We hebben het hier niet over de minderheidsgroeperingen van het internationalistisch anarchisme, dat ondanks zijn verwarring aanspraak maakt op veel standpunten van de arbeidersklasse en zich duidelijk heeft gemanifesteerd tegen de imperialistische oorlog en voor de proletarische revolutie.
[6] Voorbeelden in overvloed. José Manuel Barroso, voormalig voorzitter van de Europese Unie, was in zijn jeugd Maoïst. Daniel Cohn Bendit, voormalig lid van het Europees Parlement voor de Groenen in was in Mei ’68 voorzitter van de 22 Maart beweging; Lionel Jospin, voormalig Eerste Minister van Frankrijk, was een trotskist in zijn jeugd....
[7] Men [43]moet erkennen dat het consumentisme - dat sinds de jaren 1920 in de Verenigde Staten is opgekomen en zich na de Tweede Wereldoorlog heeft uitgebreid naar andere geïndustrialiseerde landen - heeft bijgedragen tot de ondermijning van de wraakzuchtige visie in de rangen van de arbeidersklasse, omdat de behoeften die iedere arbeider heeft om te leven zijn vervormd door de consumentistische inslag, waardoor ze zijn veranderd in een individuele zaak waarin ‘alles kan worden verkregen door krediet’.
[8] Zie onze serie Kommunisme is geen mooi ideaal maar een materiële noodzaak. https://nl.internationalism.org/content/het-kommunisme-geen-mooi-ideaal-maar [44]
[9] Zie het boek Debat over de massastaking, 2 delen, (Spaanse uitgave). Ver el libro Debate sobre la huelga de masas, 2 tomos, Editorial Pasado y Presente.
[10] Zie haar klassieke werk: Massastaking, Partij en Vakbonden, https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/index.htm [45]
In het eerste deel van deze serie zagen we dat de linkse en uiterst linkse partijen van het kapitaal een programma hebben dat het kapitalisme verdedigt in naam van een “nieuwe maatschappij” die niets anders is dan een geïdealiseerde reproductie van het kapitalisme zelf [1]. Erger nog, zij enten een visie van de arbeidersklasse die deze volledig ontkent.(Het beeld dat zij van de arbeidersklasse geven, is een totale ontkenning van haar revolutionaire aard.)
In dit tweede artikel zullen wij nagaan welke denkwijze en welke analysemethode in deze partijen wordt ontwikkeld, vooral in de partijen die zich als ‘radicaler’ presenteren.
In het eerste artikel stelden we aan de kaak dat, eenmaal het programma ter verdediging van het kapitaal dat deze bedriegers presenteren hebben overwonnen, het noodzakelijk wordt een ander probleem onder ogen te zien: de manier van denken, de manier van omgaan met elkaar onder kameraden, de methoden van organiseren, de morele visie, de opvatting van debat, de visie van strijdbaarheid, die in deze partijen wordt beleefd. Het is nog moeilijker om af te komen van hun kijk op deze kwesties dan om de politieke misleidingen te ontmaskeren die zij verkopen, omdat zij ons handelen conditioneren, ons gedrag vergiftigen en het zich verspreiden in de organisatorische werking.
De fragiele en zeer kleine revolutionaire organisaties van de Kommunistische Linkerzijde hebben dit cruciale probleem onder ogen moeten zien. Wij slagen erin het reactionaire programma van de linkse en extreem-linkse organisaties van het kapitaal te verwerpen, maar wat wij hun ‘verborgen gezicht’ noemen, d.w.z. hun manier van denken, hun regime van functioneren, hun morele visie, enz., dat alles, dat even reactionair is als het programma, wordt onderschat en niet onderworpen aan een onverbiddelijke en radicale kritiek.
Daarom is het niet voldoende om het programma van de linkse en extreem-linkse groepen van het kapitaal aan de kaak te stellen; we moeten ook het verborgen organisatorische en morele gezicht dat zij delen met de rechtse en extreem-rechtse partijen aan de kaak stellen en bestrijden.
Een revolutionaire organisatie wordt niet alleen gereduceerd tot het programma, zij is de eenheid van programma, theorie en denkwijze, moraal en organisatorische werking. Er is een samenhang tussen de vier. "De activiteit van de revolutionaire organisatie kan alleen worden begrepen als één samenhangend geheel waarvan de onderdelen niet gescheiden zijn, maar onderling afhankelijk: (1) theoretische activiteit, waarvan de uitwerking een voortdurende inspanning vereist, en waarvan het resultaat niet iets is dat voor eens en voor altijd vastligt en voltooid is; (2) activiteit van tussenkomen in de economische en politieke strijd van de klasse. Dit is de praktijk bij uitstek van de organisatie, waarin de theorie een strijdwapen wordt door propaganda en agitatie; (3) organisatorische activiteit die werkt aan de ontwikkeling, de versterking van haar organen, het behoud van organisatorische verworvenheden, zonder welke de kwantitatieve ontwikkeling (lidmaatschap) niet zou kunnen worden omgezet in kwalitatieve ontwikkeling" “De activiteit van de revolutionaire organisatie kan alleen worden begrepen als een ongedeeld geheel, waarvan de componenten niet gescheiden maar onderling afhankelijk zijn: (1) haar theoretische activiteit, wier ontwikkeling een voortdurende inspanning moet zijn en nooit volledig af is. Ze is zowel noodzakelijk als onvervangbaar; (2) haar tussenkomst in de economische en politieke strijd van de klasse. Ze is bij uitstek de praktijk van de organisatie waar theorie, door propaganda en agitatie, wordt omgezet in een wapen van de strijd; (3) haar organisatorische activiteit die leidt tot de ontwikkeling en versterking van haar organen, tot het behoud van haar organisatorische verworvenheden, zonder welke de kwantitatieve ontwikkeling (nieuwe leden) niet tot een kwalitatieve ontwikkeling zal leiden” [2].
Het is duidelijk dat je niet voor het kommunisme kunt vechten met leugens, laster en manoeuvres. Er is een samenhang tussen de vier bovengenoemde aspecten. Zij kondigen allemaal de levenswijze en de maatschappelijke organisatie van het kommunisme aan en kunnen er nooit mee in strijd zijn. Zoals wij zeggen in de tekst “De kwestie van de organisatorische functionering in de IKS”: “In het organisatievraagstuk zitten op een geconcentreerde wijze een hele reeks wezenlijke aspecten vervat die ten grondslag liggen aan het revolutionaire perspectief van het proletariaat: (1) de fundamentele kenmerken van de kommunistische maatschappij en verhoudingen die zich ontwikkelen tussen de leden ervan; (2) het wezen van het proletariaat als de klasse die draagster is van de revolutie; (3) de aard van het klassebewustzijn, de kenmerken van zijn ontwikkeling en zijn uitdieping, van zijn uitbreiding in de klasse; (4) de rol van de kommunistische organisatie in het proces van de bewustwording van het proletariaat” [3]. [48]
We kunnen de linkse en extreem-linkse groepen van het kapitaal beschouwen als bezweerders van de politiek. Zij moeten de politieke standpunten van het kapitaal omkleden met een ‘proletarisch’ en ‘marxistisch’ omhulsel. Zij moeten Marx, Engels, Lenin en andere proletarische militanten het tegendeel laten zeggen van wat zij bedoelden. Zij moeten de standpunten die zij in een bepaald tijdperk van de arbeidersbeweging verdedigden, verdraaien, beknotten, manipuleren, om ze te veranderen in hun meest absolute tegendeel: citaten van Marx, Engels of Lenin nemen, hen laten zeggen dat kapitalistische uitbuiting goed is, dat de Natie het kostbaarste goed is, dat wij ons moeten inschrijven in de imperialistische oorlog, dat de Staat een weldoener is, enz.
Marx, Engels, Lenin, die streden voor de vernietiging van de staat, worden door deze groepen op magische wijze omgevormd in overtuigde verdedigers van de staat. Marx, Engels, Lenin, die onvoorwaardelijk voor het internationalisme streden, worden veranderd tot voorvechters van de ‘nationale bevrijding’ en het Vaderland. Marx, Engels, Lenin, die de defensieve strijd van het proletariaat aanmoedigden, worden kampioenen van het productivisme en van de opoffering van de arbeider op het altaar van de behoeften van het kapitaal.
De voorhoede van deze vervalsingsonderneming was het stalinisme [4]. Het voerde deze weerzinwekkende transformatie methodisch uit. Om dit te illustreren gebruiken wij als steunpunt het boek van Ante Ciliga In het land van de grote leugen [5], waarin dit proces vanaf het midden van de jaren 1920 in detail wordt beschreven:
“Het zeer bijzondere sociale regime dat zich in Sovjet-Rusland ontwikkelde, had de neiging om in alle takken van wetenschap zijn eigen ideologie te scheppen. Beter gezegd, het probeerde veeleer zijn eigen wereldbeeld samen te smelten met dat van de oude wetenschap, evenals met de traditionele ideologie van het marxisme en de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen” (p. 103). Om dit te verklaren herinnert hij eraan dat “Hegel had aangetoond dat een verschijnsel zijn vorm kan behouden terwijl het zijn inhoud volledig verandert; had Lenin niet gezegd dat het vaak het lot is van grote mannen om na hun dood als icoon te dienen, terwijl hun bevrijdende ideeën worden vervalst om een nieuwe onderdrukking en een nieuwe slavernij te rechtvaardigen?” (p. 109).
Uit zijn tijd aan de ‘Kommunistische Academie’ in Moskou maakt hij op dat “ieder jaar de programma’s werden veranderd, en de historische feiten en hun beoordeling steeds brutaler werden vervalst, en dit gebeurde niet alleen met betrekking tot de recente geschiedenis van de revolutionaire beweging in Rusland, maar ook met betrekking tot zulke verre gebeurtenissen als de Parijse Commune, de revolutie van 1848 en de eerste Franse revolutie. (…) En hoe zit het met de geschiedenis van de Komintern? Elke nieuwe uitgave gaf een nieuwe versie, in veel opzichten volledig in strijd met de voorgaande”(p. 100). “Aangezien deze vervalsingen tegelijkertijd in alle takken van het onderwijs werden ingevoerd, kwam ik tot de conclusie dat het hier niet om geïsoleerde gevallen ging, maar om een systeem dat erop gericht was de geschiedenis, de politieke economie en alle andere wetenschappen om te vormen volgens de belangen en de wereldbeschouwing van de bureaucratie.(...) In Rusland werd in feite een nieuwe school gevormd, de bureaucratische school van het marxisme” (blz. 101).
Volgens deze methoden maken de partijen van links en extreem-links gebruik van 3 procedures:
Marx, Engels, Lenin, Rosa Luxemburg, waren niet onfeilbaar. Ze hebben fouten gemaakt.
In tegenstelling tot de mechanische opvatting van het burgerlijke denken is dwaling in vele gevallen onvermijdelijk en kan het een noodzakelijke stap zijn om tot de waarheid te komen, die daarentegen niet absoluut is, maar een
Dit wordt nog duidelijker als we bedenken dat het proletariaat zowel een uitgebuite als een revolutionaire klasse is en dat het, als uitgebuite klasse, te lijden heeft onder het volle gewicht van de heersende ideologie. Daarom, wanneer het proletariaat - of tenminste delen daarvan - durft na te denken, hypothesen te formuleren, eisen te stellen, zich doelstellingen voor te stellen, komen ze in opstand tegen de passiviteit en middelmatigheid die het kapitalistische gezond verstand oplegt, maar tegelijkertijd kunnen ze vervallen in verkeerde benaderingen, in ideeën die de sociale evolutie zelf - of zelfs de dynamiek van de klassenstrijd zelf - overstijgen of terzijde schuiven.
Marx en Engels, die meenden dat in 1848 het kapitalisme rijp was om door het kommunisme te worden vervangen, pleitten voor een nog steeds kapitalistisch ‘tussenprogramma’ dat als platform moest dienen voor het socialisme (de theorie van de ‘permanente revolutie’).
Hun kritische geest deed hen echter afzien van deze speculatie, die zij reeds in 1852 lieten varen. Evenzeer dachten zij dat de kapitalistische staat moest worden overgenomen en gebruikt als hefboom voor revolutie; de levende ervaring van de Parijse Commune overtuigde hen van die vergissing en zij concludeerden dat de kapitalistische staat moest worden vernietigd.
We zouden nog veel meer voorbeelden kunnen geven, maar wat we hier willen ontwikkelen is hoe de linkse groepen deze vergissingen gebruiken om hun contrarevolutionaire programma te rechtvaardigen. Lenin was een consequent internationalist, maar hij was niet duidelijk genoeg over nationale bevrijding en maakte op dat punt ernstige fouten. Die fouten worden uit hun historische context gehaald, losgemaakt van de internationalistische strijd die hij voerde, en op die manier worden het uiteindelijk ‘wetten’ die voor altijd gelden [6]. [49] Zijn fouten worden omgevormd tot hypocriete middelen ter verdediging van het kapitaal.
Hoe slagen zij erin deze vervalsing te maken? Een van de belangrijkste middelen is het vernietigen van de kritische geest van de militanten. Consequente marxisten delen met de beste wetenschappers de kritische geest, dat wil zeggen het vermogen om standpunten in twijfel te trekken die om verschillende redenen botsen met de werkelijkheid en de behoeften van de strijd van het proletariaat. Het marxisme is geen verzameling dogma's die door geniale breinen zijn verzonnen en die niet kunnen worden gewijzigd; het is een strijdbare methode, levendig, analytisch, die zich voortdurend ontwikkelt en daarbij is de kritische geest fundamenteel. Het liquideren ervan is de voornaamste taak van de linkse groeperingen die het voorbeeld volgen van hun stalinistische meesters die, zoals Ciliga zich herinnert uit zijn tijd aan de ‘Kommunistische Universiteit’ in Moskou, waarde studenten, toekomstige partijkaders, “wat niet in de handleiding stond, bestond voor hen niet. Nooit vragen stellen buiten het officiële programma. Hun geestelijk leven was perfect gemechaniseerd. Toen ik probeerde hen verder te brengen dan de beperkte horizon van het programma, om hun nieuwsgierigheid en kritische zin te wekken, bleven zij zwijgen. Het leek erop dat hun gevoel voor het sociale afgestompt was”. (p. 98)
Zo moeten de proletarische militanten, de revolutionaire groepen, tegenover het blinde volgzaamheid dat door de linkse groepen wordt voorgestaan - van de stalinisten tot de trotskisten, met inbegrip van een groot deel van het anarchisme - vechten om de kritische geest levendig te houden, het vermogen om zichzelf in vraag te stellen, de permanente wil om naar de feiten te luisteren om te weten hoe ze standpunten die vanuit een historische analyse niet langer geldig zijn, opnieuw moeten overwegen.
Een ander kenmerk van de linkse methode is het gebruik van standpunten die terecht door revolutionairen werden ingenomen, maar die door de historische evolutie ontkracht of contraproductief zijn geworden. Bijvoorbeeld de steun van Marx en Engels aan de vakbonden. Het linkse denken concludeert dat, als de vakbonden in de tijd van Marx en Engels organismen van het proletariaat waren, zij dat voor altijd moeten zijn, in alle tijdperken. Ze gebruiken een abstracte en tijdloze methode. Zij verbergen het feit dat, met de verval van het kapitalisme, de vakbonden organen van de burgerlijke staat tegen het proletariaat zijn geworden. [7]
Er zijn revolutionaire militanten die breken met de linkse standpunten, maar zij slagen er niet in te breken met hun scholastieke methode. Zo beperken zij zich er bijvoorbeeld toe het linkse standpunt over de vakbonden om te draaien: als dat zegt dat de vakbonden altijd ten dienste van de arbeidersklasse hebben gestaan, concluderen zij nu dat de vakbonden altijd tegen de arbeidersklasse zijn geweest. Zij maken van het standpunt over de vakbonden een tijdloos standpunt, geldig voor eeuwig en altijd, en hoewel zij hebben gebroken met het linkse denken, zij blijven er in feite gevangenen van.
Hetzelfde geldt voor de sociaaldemocratie. De socialistische partijen van vandaag kunnen zich moeilijk voorstellen dat zij in het tijdperk van 1870 tot 1914 partijen van de arbeidersklasse waren die bijdroegen tot haar eenheid, haar bewustzijn en de kracht van haar strijd. Daartegenover stellen de linksen, vooral het trotskisme,heel eenvoudig: de sociaaldemocratische partijen zijn altijd arbeiderspartijen geweest en zullen dat ook altijd blijven, ondanks al hun excessen.
Er zijn echter revolutionairen die hetzelfde zeggen, maar dan omgekeerd: als de Trotskisten spreken over de sociaaldemocratie als een partij die altijd tot de arbeidersklasse behoort en zal blijven, dan concluderen zij dat de sociaaldemocratie altijd al kapitalistisch is en altijd is geweest. Zij negeren dat opportunisme een ziekte is die de arbeidersbeweging aantast en die haar partijen kan leiden tot verraad en integratie in de kapitalistische staat [8].
Gevangenen van de linkse erfenis, vervangen zij de historische en dialectische methode door scholastiek. Niet begrijpen dat een van de beginselen van de dialectiek de transformatie van tegengestelden is: iets kan het ene zijn en eindigen in zijn tegendeel. De proletarische partijen kunnen door de degeneratie, veroorzaakt door het gewicht van de burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie, veranderen in hun tegendeel: onvoorwaardelijke dienaren van het kapitalisme [9].
Hier zien we nog een ander gevolg van de linkse methode: zij verwerpt een historische visie van de klassenstandpunten en hun uitwerkingsproces. Een ander wezenlijk bestanddeel van de proletarische methode wordt daardoor geamputeerd. Elke generatie van de arbeidersklasse staat op de schouders van de vorige, de lessen die de klassenstrijd en de theoretische inspanning in haar schoot hebben opgeleverd, leiden tot conclusies die als uitgangspunt dienen, maar die niet het eindstation zijn. De evolutie van het kapitalisme en de eigen ervaringen van de klassenstrijd maken nieuwe ontwikkelingen of kritische verbeteringen van de vroegere standpunten noodzakelijk. Het linkse denken ontkent een kritische historische continuïteit door een dogmatische en ahistorische visie te propageren.
In de zeventiende en achttiende eeuw ontwikkelden de denkers die de burgerlijke revolutie inluidden een materialisme dat in die tijd revolutionair was omdat dit het feodale idealisme aan een onverbiddelijke kritiek onderwierp. Maar toen zij eenmaal de macht hadden gegrepen in de belangrijkste landen, werd het bourgeois denken conservatief, dogmatisch en ahistorisch. Het proletariaat daarentegen heeft in zich een kritisch en historisch denken, een vermogen om niet gebonden te zijn aan de situaties van een bepaald tijdperk, hoe belangrijk die ook mogen zijn, en om zich niet te laten leiden door het verleden of door het heden, maar door het perspectief van de revolutionaire toekomst waarvan het de drager is. “De geschiedenis van de filosofie en de geschiedenis van de sociale wetenschap tonen overduidelijk aan, dat het marxisme niets bevat dat lijkt op ‘sektarisme’ in de zin van een in zich besloten, starre leer, die opkwam terzijde van de hoofdweg van de ontwikkeling der wereldbeschaving. Integendeel, de hele genialiteit van Marx bestaat juist daarin, dat hij antwoord heeft gegeven op de vragen die reeds door de progressieve gedachte van de mensheid werden gesteld” [10].
Net als het burgerlijke denken is de linkse ideologie enerzijds dogmatisch en idealistisch, en anderzijds relativistisch en pragmatisch. De linkse rakker heft zijn linkerhand op en verkondigt ‘beginselen’ die tot universele dogma's zijn verheven, geldig voor alle werelden en voor alle tijden. Maar met zijn rechterhand, en zich beroepend op ‘tactische overwegingen’, houdt hij die heilige beginselen op zak omdat ‘voorwaarden niet aanwezig zijn’, omdat ‘de arbeiders het niet begrijpen’, omdat ‘het niet de geschikte tijdis’, enz.
Dogmatisme en ‘tacticisme’ zijn geen tegenpolen, maar vullen elkaar aan. Het dogma dat vandaag verplicht tot deelname aan de verkiezingen wordt aangevuld met de ‘tactiek’ om ze te ‘gebruiken’ om ‘zich bekend te maken’, ‘de weg naar rechts af te sluiten’, enz. Het eerste lijkt iets theoretisch, maar in werkelijkheid is het een abstracte visie, buiten de historische evolutie geplaatst. De tweede lijkt ‘praktisch’ en ‘concreet’, maar het is een slinkse en stompzinnige visie die niet uitgaat van samenhangende standpunten maar van alledaags handelen, dat zich enkel aanpast en opportunistisch is, typisch voor het burgerlijk denken.
Dit brengt ons bij het derde kenmerk van de linkse denkwijze: deze moet noodzakelijkerwijs de juiste standpunten van de revolutionairen abstraheren en uit hun context lichten om ze, zoals Lenin zei, te ontdoen van al hun revolutionaire scherpte, om ze onschadelijk te maken voor het kapitaal door ze te veranderen in abstracte en onwerkzame ‘principes’. Kommunisme, Dictatuur van het Proletariaat, Arbeidersraden, Internationalisme... verworden zo tot een grote retoriek, een cynische breedsprakigheid waarin de leiders helemaal niet geloven, maar die zij schaamteloos misbruiken om hun volgelingen te manipuleren. Ciliga wijst in bovengenoemde boek op “het talent van de kommunistische bureaucratie om het tegendeel te doen van wat zij verkondigt, om de ergste misdaden te verhullen achter het masker van de meest progressieve slogans en de meest welsprekende zinnen”(p. 52).
In linkse organisaties zijn er geen principes. Hun visie is zuiver pragmatisch en evolueert naar gelang van de omstandigheden, d.w.z. naar gelang de politieke, economische en ideologische behoeften van de nationale kapitaal dat zij dienen. De beginselen hebben een variabele geometrie en worden bewaard voor specifieke momenten: op partijfeestjes en grote vieringen; als voorwendsel om militanten te vervolgen met de beschuldiging dat zij ‘de beginselen hebben overtreden’; zij worden ook gebruikt als wapens in de ruzies tussen elkaar bestrijdende facties.
Deze visie op ‘beginselen’ staat radicaal tegenover die van een revolutionaire organisatie. Die is gebaseerd op “het bestaan van een programma dat voor de gehele organisatie geldt. Dit programma, dat de synthese is van de ervaring van het proletariaat waarvan de revolutionaire organisatie deel uitmaakt, en omdat het voortvloeit uit een klasse die niet alleen een heden, maar vooral een historische toekomst heeft, drukt deze toekomst uit door haar te vertalen in klasse-doelen en de weg die gevolgd moet worden om deze te bereiken, het brengt de essentiële standpunten samen die de organisatie in de klasse moet verdedigen, het dient als basis van toetreding tot de organisatie van revolutionairen”. “het bestaan van een programma, dat geldig is voor de hele organisatie. Dit programma, dat een synthese is van de ervaring van het proletariaat waar de organisatie deel van uitmaakt en dat voortgebracht is door een klasse die niet alleen een onmiddellijk bestaan maar ook een historische toekomst heeft: brengt deze toekomst tot uitdrukking door de doeleinden van de klasse te formuleren en de manier om die te bereiken; brengt de essentiële punten bijeen, die de organisatie binnen de klasse moet verdedigen; dient als basis voor een integratie in de organisatie” [11].
Het revolutionaire programma is de bron van de activiteit van de organisatie, haar inspirerend theoretisch lichaam, haar leidraad voor actie. Daarom moet het zeer ernstig worden genomen. De militant die uit het linkse kamp komt en zich daarvan niet weet los te maken, gelooft, vaak onbewust, dat het programma een show is, louter woorden die op plechtige momenten worden aangeroepen, daarom zoekt hij de ‘praktijk’ open roept hij voortdurend op de ‘retoriek’ achterwege te laten. Op andere momenten, wanneer hij boos is op een kameraad of zich gemarginaliseerd voelt door de centrale organen, probeert hij hen ‘op heterdaad te betrappen’ en gebruikt hij het programma als een steen om in hun gezicht te gooien.
Tegenover deze beide valse visies stellen wij de onmisbare functie van het programma in een proletarische organisatie, als een analysewapen dat door alle militanten wordt gedeeld en waarin allen zich inzetten voor de ontwikkeling ervan; als een middel om tussen te komen in de strijd van het proletariaat; als een oriëntatie en een actieve bijdrage aan zijn revolutionaire toekomst.
De pragmatische en ‘vernuftige’ drogredenen van het linkse denken doen veel kwaad, omdat zij een globaal denken belemmeren, dat in staat is van het algemene naar het concrete, van het abstracte naar het onmiddellijke, van het theoretische naar het praktische over te gaan. De linkse methode breekt de navelstreng die deze twee facetten van het proletarisch denken verenigt, en verhindert de eenheid tussen het concrete en het algemene, het onmiddellijke en het historische, het plaatselijke en het wereldwijde concreet te beleven. De tendens en de druk gaan in de richting van een eenzijdig denken. In het alledaagse is links localistisch, maar op feestdagen hanteert het een ‘internationalistisch’ discours. Links ziet alleen het onmiddellijke en het pragmatische, maar versiert dat met een ‘historische’ verwijzing en neemt zijn hoed af voor ‘principes’. Links is slecht in ‘concreet’ zijn als het gaat om het ontwikkelen van een abstracte analyse en gaat in abstracte nevelen gehuld als een concrete analyse nodig is.
Dit zijn, in een zeer synthetische vorm, enkele kenmerken van de linkse denkwijze en de gevolgen ervan voor de positie van kommunistische militanten.
Laten we eens kijken naar enkele van deze laatste. De Derde Internationale gebruikte een formule die alleen in bepaalde historische omstandigheden zinvol is: “achter elke staking doemt het spook op van de revolutie”.
Deze formule is niet geldig als de krachtsverhoudingen tussen de klassen gunstig zijn voor de bourgeoisie. Trotski gebruikte het bijvoorbeeld op een schematische wijze door te stellen dat de stakingen van 1936 in Frankrijk en het moedige antwoord van het proletariaat van Barcelona in juli 1936 tegen de fascistische staatsgreep, “de poorten van de revolutie openden”. Hij hield geen rekening met de onstuitbare koers naar de imperialistische oorlog, de verplettering van het Russische en Duitse proletariaat, de dienstneming van de arbeiders onder het vaandel van het antifascisme. Hij liet deze wereldhistorische analyse buiten beschouwing en paste slechts het lege recept toe dat “achter elke staking het spook opdoemt van de revolutie” [12].
Een ander gevolg is een vulgair materialisme dat tot in de kern doordrenkt is van economisme. Alles zou worden bepaald door de economie, begrepen op de meest bijziende(kortzichtige)manier. Fenomenen als oorlog worden ontkend in hun imperialistische, strategische, militaire wortels, om te proberen de meest fantasierijke economische verklaringen te vinden. ISIS, een maffiabende, een barbaars bijproduct van het imperialisme, zou een soort oliemaatschappij zijn.
Een ander gevolg van de manipulatie van de marxistische theorie door het linkse denken is tenslotte, dat deze theorie wordt opgevat als een zaak voor specialisten, deskundigen, geniale leiders. Wat deze verlichte geesten uitspuwen zou tot op de letter moeten worden gevolgd door de ‘militanten aan de basis’, die geen rol zouden kunnen spelen in de theoretische uitwerking, aangezien hun opdracht beperkt zou zijn tot het verspreiden pamfletten, het verkopen van de pers, het aandragen van de stoelen voor de bijeenkomsten, het ophangen van affiches... Met andere woorden, fungeren als kanonnenvoer voor de ‘geliefde leiders’.
Deze opvatting is noodzakelijk voor het linkse denken omdat het zijn taak is het denken van Marx, Engels, Lenin, enz. te vervormen, en daarvoor hebben zij de militanten nodig die hun verhaaltjes voor het slapen gaan blindelings te geloven. Het is echter schadelijk en destructief wanneer het de revolutionaire organisaties binnensluipt. De revolutionaire organisatie van vandaag “is onpersoonlijker dan in de negentiende eeuw en treedt niet langer op als een organisatie van leiders die de massa van militanten leidt. De periode van vermaarde leiders en grote theoretici is voorbij. Theoretische verdieping is een werkelijke collectieve taak geworden. Naar het beeld van miljoenen ‘anonieme’ proletarische strijders, ontwikkelt het bewustzijn van de organisatie zich door de integratie en overstijging van het individuele bewustzijn in één collectief bewustzijn” [13]. [50]
C.Mir/ 27.12.2017
[1] Links en extreem-links van het kapitaal zou men kunnen catalogiseren met deze passage die het Kommunistisch Manifest aan het burgerlijk socialisme wijdt: “Zij willen de bestaande maatschappij minus de elementen die haar revolutioneren en tot ontbinding brengen. Zij willen de bourgeoisie zonder het proletariaat. De bourgeoisie stelt zich de wereld waarin zij heerst natuurlijk als de beste wereld voor. Het bourgeois-socialisme werkt deze troostrijke voorstelling tot een half of heel systeem uit. Wanneer het van het proletariaat eist dat het zijn systeem zal verwezenlijken en het nieuwe Jeruzalem binnengaan, dan verlangt het in de grond van de zaak alleen dat het in de tegenwoordige maatschappij zal blijven staan, maar zijn hatelijke voorstellingen daarvan zal opgeven.(…) Het socialisme van de bourgeoisie bestaat juist in de bewering dat de bourgeois bourgeois zijn – in het belang van de arbeidersklasse.” (Manifest van de Kommunistische Partij [51], K. Marx and F. Engels)
[4] Dit berustte weer op het cynische werk van de sociaal-democratie die in 1914 het proletariaat verraadde. Rosa Luxemburg in Ons Programma en de Politieke Situatie (toespraak gehouden op het eerste congres van de KPD, december 1918) hekelt “dat als officieel marxisme dat zo lang de lakens heeft uitgedeeld in de Duitse sociaal-democratie. (….) Wij weten waar dit marxisme vandaag is: als neven- en ondergeschikte van Eberts, David en consorten. Daar zien we de officiële vertegenwoordigers van de leer, die men ons tientallen jaren als het waarachtige, onvervalste marxisme heeft voorgehouden. Nee, samen met de Scheidemans contrarevolutionaire politiek te bedrijven, dat was niet de weg van het marxisme. Waarachtig marxisme strijd ook diegenen die het trachten te vervalsen.”
[5] Ante Ciliga (1898-1992), van Kroatische afkomst, werd lid van de Kommunistische Partij van Joegoslavië en woonde vanaf 1925 in Rusland, waar hij zich bewust werd van de contrarevolutionaire ontaarding van de USSR en zich aansloot bij Trotski's Linkse Oppositie. In 1930 werd hij voor de eerste keer gearresteerd, naar Siberië gestuurd en uiteindelijk in 1935 vrijgelaten. Sindsdien vestigde hij zich in Frankrijk, waar hij in bovengenoemd boek een zeer helder verslag schreef van alles wat er gaande was in de USSR, in de Derde Internationale en in de CPSU. Dit is in pdf versie te vinden op de website van libcom https://files.libcom.org/files/The%20Russian%20Enigma%20-%20Ante%20Ciliga.pdf [54]. Later verwijderde hij zich steeds meer van proletarische standpunten en evolueerde naar de verdediging van de democratie, vooral na de Tweede Wereldoorlog.
[6] Zie over dit onderwerp Communists and the National Question, Part 2 (1900-1920): The debate during the years of imperialist war [55]
[7] Zie onze brochure De vakbonden tegen de arbeidersklasse en Apuntes sobre la cuestión sindical [56] (Aantekeningen over het vakbondsvraagstuk)
[8] https://en.internationalism.org/international-review/201508/13354/zimmerwald-and-centrist-currents-political-organisations-proletari [57]
[9] https://en.internationalism.org/content/10160/1914-how-german-socialism-came-betray-workers [58] en https://en.internationalism.org/international-review/201508/13354/zimmerwald-and-centrist-currents-political-organisations-proletari [57]
[12] Deze fout van Trotski is door het trotskisme tot vervelens toe uitgebuit om elke situatie van opstand of zelfs guerrilla staatsgrepen, zoals die in Cuba in 1959, ‘revolutie’ te gaan noemen.
De serie die ons bezighoudt stelt het minder zichtbare deel (het verborgen gezicht) van de organisaties van links en extreem-links van het kapitaal aan de kaak (socialisten, stalinisten, trotskisten, maoïsten, officiële anarchisten, ‘nieuw’ links Syriza-stijl, France Insoumise of Podemos in Spanje). In het eerste artikel van de serie zagen we hoe zij de arbeidersklasse, die zij beweren te verdedigen, verloochenen, in het tweede hebben we hun methode en manier van denken onderuitgehaald. In dit derde artikel zullen wij analyseren hoe zij werken, welk intern regime deze partijen hebben en hoe hun wijze van functioneren elk beginsel van het kommunisme ontkent en een belemmering vormt voor elke vooruitgang in de richting van het kommunisme.
Krachten als het stalinisme, het trotskisme, enz. hebben een totale vervalsing van de proletarische standpunten gemaakt wat betreft organisatie en gedrag. Centralisatie betekent in hun handen onderwerping aan een almachtige bureaucratie. Discipline betekent voor hen blinde onderwerping aan de dienstdoende commissaris. Het meerderheidsstandpunt is het resultaat van een proces van machtsverhoudingen. Debat is in hun manipulatieve geest een wapen om rivaliserende fracties van hun posities te verjagen. En zo zouden we ad nauseam door kunnen gaan.
De proletarische militantdie zich in een werkelijk kommunistische organisatie bevindt, is geneigd zijn organisatorische en gedragsmatige posities te zien door de bril van zijn droevige herinneringen toen hij nog in linkse organisaties zat.
Wanneer men met hem spreekt over de noodzakelijke discipline, herinnert de militant zich de nachtmerrie die hij doormaakte toen hij militant was in de burgerlijke linkse organisaties. Daar moest hij ‘uit discipline’ de meest absurde dingen verdedigen ‘omdat de partij het gebood’. De ene dag moest hij zeggen dat een bepaalde rivaliserende partij ‘bourgeois’ was en de week daarop, als gevolg van een verandering in de alliantiepolitiek van de leiding, was die partij de meest proletarische ter wereld.
Als de politiek van het ‘centraal comité’ verkeerd uitpakte, was dat alleen en uitsluitend omdat de militanten ‘een fout hadden gemaakt’ en ‘niet hadden toegepast wat het centraal comité had bevolen’ of het niet goed hadden begrepen. Zoals Trotski opmerkte:“In elke resolutie van het Uitvoerend Comité van de Kommunistische Internationale waarin nieuwe nederlagen worden gemeld, wordt enerzijds verklaard dat alles was voorzien, en anderzijds dat het de uitvoerders zijn die verantwoordelijk zijn voor de nederlagen omdat zij de lijn, die hun van bovenaf was aangegeven, niet hebben begrepen.” [1]
Als gevolg van deze traumatische ervaringen krijgt de militant die deze partijen heeft meegemaakt een hekel aan discipline, niet begrijpend dat proletarische discipline iets radicaal anders is en tegengesteld aan burgerlijke discipline.
In een proletarische organisatie betekent ‘discipline’ respecteren wat allen samen hebben besloten en wat ieder toegezegd heeft na te komen. Het is enerzijds verantwoordelijk zijn en anderzijds de concrete uitdrukking van de hoogste gezag van het collectief over het individu, wat echter niet betekent dat het individu en het collectief tegenover elkaar staan, maar dat zij verschillende aspecten van dezelfde eenheid tot uitdrukking brengen. Daarom kan discipline in een proletarische organisatie vrijwillig zijn en bewust worden aangenomen. Discipline is niet blind, maar is gebaseerd op een overtuiging en een perspectief.
In een burgerlijke organisatie echter betekent discipline onderwerping aan een almachtig leiderschap en het afzien van alle verantwoordelijkheidszin om zich vervolgens te onderwerpen aan alles wat dat leiderschap doet of zegt. In een burgerlijke organisatie is discipline gebaseerd op de tegenstelling tussen het ‘collectief’ en de individuen. Het ‘collectief’ is het belang van nationale kapitaal en zijn Staat dat de organisatie verdedigt op haar specifieke gebied en dit valt niet samen met de belangen van de leden. Discipline wordt dus noodzakelijkerwijs opgelegd, hetzij uit vrees voor het ondergaan van de straf van publieke afkeuring die tot uitzetting kan gaan, hetzij, indien zij vrijwillig wordt aanvaard, als vrucht van schuldgevoelens of van een categorisch imperatief die min of meer regelmatig conflicten uitlokt met het authentieke belang van elk van de individuen.
Het misverstand over het radicale verschil tussen proletarische discipline en burgerlijke discipline leidt ertoe dat de militanten die, na een tijdje bij ultra-links in een proletarische organisatie werken, in een vicieuze cirkel terechtkomen: voorheen volgden zij als makke lammetjes de bevelen van hun bazen op. Nu, in de proletarische organisaties, verwerpen zij elke discipline en aanvaarden slechts één bevel: het bevel dat door hun eigen individualiteit wordt gedicteerd. Tegenover de kadaverdiscipline stellen zij de discipline om te doen wat ieder het beste uitkomt, dat wil zeggen de anarchistische individualistische discipline. Het is zoals een ronddraaien van het rad zonder eruit te komen: van de felle en gewelddadige discipline van de partijen van de bourgeoisie naar de individualistische ongedisciplineerdheid (de ‘discipline om te doen waar ik zin in heb’) eigen aan de kleinburgerlijkheid en het anarchisme.
Een ander concept dat bij militanten, die onder de gesel van het linkse gedachtegoed hebben geleden, netelroos veroorzaakt, is centralisatie.
Zij associëren centralisatie met:
Inderdaad, de burgerlijke centralisatie is op deze concepten gebaseerd. Dit komt omdat er binnen de bourgeoisie geen eenheid bestaat, behalve in het geval van een imperialistische oorlog of tegen het proletariaat; in al het andere is er een onophoudelijk conflict tussen haar verschillende fracties. Om orde te scheppen in een dergelijke krabbenmand moet het gezag van een ‘centraal orgaan’ met mate of met geweld worden opgelegd. Daarom is de burgerlijke centralisatie noodzakelijkerwijs bureaucratisch en piramidaal en kan ze niet anders. Deze algemene bureaucratisering van alle burgerlijke partijen en instellingen is des te noodzakelijker in de ‘linkse’ of ‘arbeiders-’partijen die zich opwerpen als de verdedigers van de arbeiders.
De bourgeoisie kan zich onderwerpen aan deze ijzeren discipline van het politieke apparaat omdat zij in haar eigen ondernemingen een almachtige en dictatoriale macht heeft. In een linkse of extreem-linkse organisatie bestaat er echter een zorgvuldig verborgen tegenstrijdigheid tussen wat officieel wordt verkondigd en wat daadwerkelijk wordt gedaan. Om deze tegenstrijdigheid op te lossen zijn bureaucratie en top-down centralisatie nodig.
Om de mechanismen van de burgerlijke centralisatie te begrijpen die in de partijen van links van het kapitaal worden toegepast, speelt het stalinisme een pioniersrol. In zijn eerder genoemde boek, De Kommunistische Internationale na Lenin maakt Trotski een analyse van die methoden van burgerlijke centralisatie die op de kommunistische partijen worden toegepast. Hij herinnert ons eraan hoe, om de politiek van de bourgeoisie op te leggen, het stalinisme “een strakke carbonarische organisatiestijl [2] aannam met zijn onwettige centrale comité (het "septemviraat"), zijn circulaires, zijn agenten, zijn cijfercodes, enz. Het partijapparaat heeft in zijn schoot een op zichzelf gesloten en oncontroleerbare orde geschapen, die niet alleen beschikt over de uitzonderlijke middelen van dit apparaat, maar ook over die van de staat, die een massapartij omvormt tot een instrument dat alle manoeuvres van de intriganten moet camoufleren”(Idem,blz. 97)
Om de revolutionaire pogingen van het proletariaat in China de kop in te drukken en de imperialistische verlangens van de Russische staat te dienen, werd de Chinese Kommunistische Partij in de jaren 1925-28 volledig gestroomlijnd, zoals blijkt uit de getuigenis van het plaatselijke Comité van Kiang-Su dat “het Centraal Comité beschuldigingen lanceert en zegt dat het Provinciaal Comité niet deugt; de laatste beschuldigt op zijn beurt de basisorganisaties, die op hun beurt de kameraden die op het terrein werken beschuldigen en deze, tenslotte, verdedigen zich door te zeggen dat de massa's niet revolutionair zijn”. (Idem,blz. 159)
De bureaucratische centralisatie legt de partijleden een carrièrementaliteit op, van onderwerping aan degenen boven hen en van minachting en manipulatie jegens ‘degenen onder hen’. Dit is een onmiskenbaar kenmerk van alle partijen van het kapitaal, links of rechts, die de patronen volgen die Trotski waarnam in de gestaliniseerde kommunistische partijen, toen hij aan de kaak stelde hoe in de jaren 1920 “hele teams van jonge academici zijn opgeleid in manoeuvres, en die verstaan onder bolsjewistische soepelheid vooral de elasticiteit van hun eigen ruggengraat”. (Idem, blz.90)
De gevolgen van deze methoden zijn dat “de opkomende lagen tegelijkertijd doordrongen waren van een zekere bourgeoisgeest, van een bekrompen egoïsme, van kleingeestige berekeningen. Men merkte dat zij vastbesloten waren een goede positie voor zichzelf te verwerven zonder zich om anderen te bekommeren, een blinde en spontane carrièredrang. Om dit te bereiken gaven zij allen blijk van een gewetenloos aanpassingsvermogen, een schaamteloze houding en vleierij ten aanzien van de machtigen. Dit was te zien in elk gebaar, in elk gezicht, in elke blik. Dit is wat alle handelingen en toespraken, over het algemeen doorspekt met ruwe revolutionaire fraseologie, weerspiegelden.” [3]
Het is noodzakelijk om - door ze op een kritische manier te actualiseren - alle organisatorische concepten te herstellen die de arbeidersbeweging gebruikte vóór de verschrikkelijke catastrofe die de overgang betekende van, eerst de socialistische partijen naar de kapitalistische staat en later de omvorming van de kommunistische partijen in stalinistische krachten van het kapitaal.
De proletarische standpunten op het gebied van organisatie, ook al hebben zij dezelfde naam, hebben niets te maken met de vervalste versie ervan. De proletarische beweging hoeft geen nieuwe begrippen uit te vinden omdat die begrippen haar toebehoren. In feite zijn degenen die hun terminologie moeten veranderen de linkerzijde en de uiterst linkerzijde van het kapitaal, zij zijn degenen die ‘vernieuwd’ hebben door de organisatorische en morele standpunten van de bourgeoisie over te nemen. Laten we enkele onder ogen nemen en nagaan hoe radicaal zij gekant zijn tegen het stalinisme, het linkse denken en, in het algemeen, tegen elke vorm van burgerlijke organisatie.
Centralisatie is de uitdrukking van de natuurlijke eenheid van belangen die bestaat in de schoot van het proletariaat en, bijgevolg, bij de revolutionairen. Daarom is binnen een proletarische organisatie centralisatie de meest coherente manier van functioneren en dit is het resultaat van vrijwillige en bewuste actie. Terwijl centralisatie binnen een linkse organisatie moet worden opgelegd door middel van manoeuvres en bureaucratie, wordt in de proletarische politieke organisatie, aangezien er geen verschillende belangen zijn, eenheid uitgedrukt door centralisatie. Deze gebeurt dus bewust en coherent.
Anderzijds zijn er in een linkse organisatie, zoals in elke burgerlijke organisatie, verschillende belangen verbonden aan individuen of facties, zodat men, om deze tegengestelde belangen te verzoenen, alleen zijn toevlucht kan nemen hetzij tot het bureaucratisch opleggen van een factie of een leider, hetzij tot een soort ‘democratische coördinatie’ tussen de verschillende leiders of fracties. In ieder geval zijn krachtige acties, manoeuvres, verraad, manipulatie, onderwerping, noodzakelijk om het functioneren van de organisatie te ‘smeren’, anders zou zij ontwrichten of uit elkaar vallen. In een proletarische organisatie daarentegen “is het centralisatie geen facultatief of abstract beginsel voor de structuur van de organisatie. Het is de concretisering van haar eenheidskarakter. Het brengt het feit tot uitdrukking dat het één en dezelfde organisatie is die een standpunt inneemt en binnen de klasse tussenkomt. In de verhouding tussen de verschillende delen van organisatie en het geheel, is het altijd het geheel dat voorgaat.” [4]
In het linkse gedachtegoed is dit begrip van “één en dezelfde organisatie die een standpunt inneemt en binnen de klasse tussenkomt”ofwel een klucht ofwel een monolithische en bureaucratische oplegging door het ‘centraal comité’. In een proletarische organisatie is dat de voorwaarde van haar bestaan. Het gaat erom het proletariaat te zeggen wat men, na collectief beraad en volgens zijn historische ervaring, begrijpt, wat het meest geschikt is voor zijn strijd en het niet te misleiden en te laten strijden voor belangen die niet de zijne zijn. Daarom is het nodig dat de hele organisatie zich gezamenlijk inspant om dit standpunt uit te werken.
In het linkse kamp beschermen de militanten zich tegen de vaak absurd geachte standpunten van de ‘leiding’ door op eigen houtje te handelen en in plaatselijke structuren of in verwantschapsgroepen het standpunt te bepalen dat zij juist achten, en dit is in bepaalde gevallen een gezonde proletarische reactie tegenover de officiële politiek. Dit lokalisme en deze methode van het ‘ieder voor zich’ is echter contraproductief en zeer negatief in een proletarische organisatie. Daarin “moet de opvatting volgens welke dit of dat deel van de organisatie of van de arbeidersklasse, standpunten of gedragingen kan aannemen, waarvan het denkt dat ze correct zijn in plaats van die van de organisatie, waarvan het denkt dat ze incorrect zijn, absoluut verworpen worden (…) als de organisatie de verkeerde richting opgaat, is het de verantwoordelijkheid van de leden die denken dat ze het juiste standpunt verdedigen, niet zichzelf te redden in hun eigen kleine hoekje, maar een strijd te voeren binnen de organisatie om te helpen haar weer op ‘het juiste pad’ te brengen. (…) een dergelijke opvatting leidt ertoe dat een deel van de organisatie eigenmachtig zijn eigen standpunt, met betrekking tot dit of dat aspect van haar werk (lokaal of specifiek), oplegt aan de hele organisatie” (Idem, voetnoot 4).
Deze manier van bijdragen vanuit elke instantie van de organisatie (of het nu een plaatselijke afdeling is of een internationale commissie) om gezamenlijk een juist standpunt te bereiken, komt overeen met de eenheid van belangen die in een revolutionaire organisatie bestaat onder al haar leden. Anderzijds is er in een linkse organisatie geen eenheid tussen de ‘basis’ en de ‘leiding’. De laatste heeft als opdracht het algemene belang van de organisatie te verdedigen, dat van het nationale kapitaal. De eerste echter wordt ontwricht tussen drie krachten die elk een andere kant op gaan: het belang van het proletariaat; de verantwoordelijkheid voor het kapitalistische belang van de organisatie of, de meest prozaïsche, het maken van een carrière op de bureaucratische ladder van de partij. Als gevolg daarvan is er een tegenstelling en een scheiding tussen de militanten en de centrale organen.
De militanten van de huidige revolutionaire organisaties hebben grote moeite om dit allemaal te bevatten. Zij worden gekweld door de verdenking dat de centrale organen hen uiteindelijk zullen ‘verraden’; zij worden vaak overmand door het vooroordeel dat de centrale organen op bureaucratische wijze alle afwijkende meningen zullen uitroeien. Een wijdverbreid mentaal mechanisme is dat ‘de centrale organen fouten kunnen maken’. Dat is waar. Elk centraal orgaan van een proletarische organisatie kan fouten maken. Maar er is geen fataliteit waardoor het zich moet vergissen en als het zich toch vergist, beschikt de organisatie over de middelen om dit te corrigeren.
Laat ons dit illustreren met een historisch voorbeeld. In maart 1917 pleitte het Centraal Comité van de partij van de Bolsjewiki ten onrechte voor kritische steun aan de voorlopige regering die was voortgekomen uit de Februarirevolutie. Bij zijn terugkeer naar Rusland in april bracht Lenin de beroemde Aprilstellingen naar voren om een debat op gang te brengen waarin de hele organisatie zich inzette om de fout te herstellen en de koers van de partij recht te trekken. [5]
Wat deze episode laat zien is de kloof tussen het vooringenomen en bevooroordeelde idee van ‘centrale organen kunnen in de fout gaan’ en de proletarische visie van het bestrijden van opportunisme waar het zich ook manifesteert (bij militanten of in een heel centraal orgaan). Iedere proletarische organisatie staat bloot aan de druk van de burgerlijke ideologie en deze beïnvloedt zowel iedere militant als de centrale organen. De strijd tegen deze druk is de taak van de hele organisatie.
De proletarische politieke organisatie rust zichzelf uit met de middelen van het debat om haar fouten te corrigeren. We zullen in een ander artikel van deze serie de rol van tendensen en fracties zien. Wat wij willen benadrukken is dat als de meerderheid van de organisatie, en vooral de centrale organen, de neiging hebben een verkeerde weg in te slaan, de kameraden van de minderheid de middelen hebben om tegen dit afglijden te strijden, zoals Lenin in april 1917 deed, toen hij het initiatief nam om een buitengewoon congres van de Partij bijeen te roepen. Concreet gezien “kan een minderheid van de organisatie, als ze uitgegroeid is tot een beduidende minderheid (bijvoorbeeld tweevijfde), een Buitengewoon Congres bijeenroepen. In het algemeen is het de taak van het Congres beslissingen te nemen in wezenlijke vraagstukken, en het bestaan van een aanzienlijke minderheid die vraagt om de bijeenroeping van een Congres is een aanwijzing dat er belangrijke problemen bestaan in de organisatie” (Idem, voetnoot 4).
We kijken allemaal met afschuw naar een congres in een burgerlijke organisatie, welke kleur die ook heeft. Het is een show met gastvrouwen en een open bar. De leiders komen om te pronken met toespraken die worden toegejuicht op het door de klepels opgelegde ritme of met de geplande optredens voor de televisiecamera's. De presentaties wekken de meest absolute desinteresse, de echte kruimel van het congres is wie de sleutelposities van de organisatie gaat bezetten en wie weggezuiverd gaat worden. 90% van de vergaderingen wordt niet besteed aan het bespreken, verduidelijken en afbakenen van standpunten, maar aan het toekennen van machtsquota aan de verschillende ‘families’ van de partij.
Een proletarische organisatie moet op een diametraal tegenovergestelde manier werken. Het beginpunt van de centralisatie van een proletarische organisatie is haar Internationaal Congres. Het Congres verzamelt en verwoordt de hele organisatie en deze bepaalt op soevereine wijze de oriëntaties en de analyses die haar zullen leiden. De resoluties van het Congres bepalen het mandaat voor de werkzaamheden van de centrale organen. Zij kunnen niet willekeurig handelen naar de plannen of grillen van hun leden, maar moeten de resoluties van het Congres als uitgangspunt voor hun activiteiten nemen.
Het tweede congres van de RSDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij van Rusland, 1903) leidde tot de beroemde splitsing tussen Bolsjewieki en Mensjewiki. Eén van de redenen voor de splitsing en de hevige polemiek tussen de twee partijen is dat de laatsten de besluiten van het Congres niet respecteerden. Lenin bestreed in zijn boek Eén stap voorwaarts, twee stappen terug deze ontrouwe houding, die op zichzelf een burgerlijke houding uitdrukte. Het is inderdaad mogelijk het niet eens te zijn met de besluiten van een congres, maar de juiste houding is de verschillen duidelijk voor te stellen en een geduldig debat te voeren om ze te verduidelijken.
“Het uitverkoren moment waarin de eenheid van de organisatie ten volle tot uiting komt is het Internationale Congres. Op het Internationale Congres wordt het programma van de IKS omschreven, verrijkt of verbeterd; worden haar wijze van organiseren en functioneren vastgesteld, gepreciseerd, en veranderd; worden haar algemene oriëntaties en analyses aangenomen; worden een balans van haar voorbije activiteiten opgemaakt en perspectieven voor toekomstig werk opgesteld. Daarom moet de voorbereiding van een Congres door de hele organisatie met de grootste zorgvuldigheid en energie ter hand worden genomen. Daarom moeten de oriëntaties en beslissingen van een Congres dienen als een voortdurend referentiepunt voor het hele leven van de organisatie”(Idem,voetnoot 4). Op een proletarisch congres komt men niet om cenakels te houden waar men samenspant tegen rivalen, maar om te discussiëren, om te begrijpen, om op de meest bewuste manier standpunten in te nemen.
In de burgerlijke organisaties zijn de wandelgangen het hart van het congres, waar geroddeld wordt, rivalen samenspannen, manoeuvres en intriges worden geweven, zij zijn de achterkamer waar het congres werkelijk wordt beslist. Zoals Ciliga zegt in zijn voornoemde boek “De sessies waren matig saai. Voor de deelnemers waren de openbare zittingen alleen maar praatjes. Alles werd achter de schermen beslist.”(Idem, voetnoot 3, blz. 44)
In een proletarische organisatie moeten ‘de wandelgangen’ worden uitgebannen als beslissingscentra en worden gereduceerd tot een tijd voor rust of voor verbroedering tussen militanten. Het hart van het congres moet alleen en uitsluitend in de officiële zittingen liggen. Daar moeten de afgevaardigden de aan het congres voorgelegde documenten zeer zorgvuldig beoordelen, om opheldering vragen en amendementen, kritiek en voorstellen formuleren. De toekomst van de organisatie staat op het spel, want de resoluties van het congres zijn niet zomaar een vodje papier of retoriek, maar bewust gemaakte afspraken, die als leidraad en oriëntatie voor de organisatie moeten dienen en de basis moeten vormen voor haar activiteiten.
De oriëntaties en besluiten van het congres zijn bindend voor de gehele organisatie. Dit betekent echter niet dat zij onfeilbaar zijn. De regelmatige internationale discussie kan leiden tot de conclusie dat er fouten zijn die rechtgezet moeten worden of dat de evolutie van de historische situatie veranderingen met zich meebrengt die erkend moeten worden. Dit kan zelfs leiden tot de bijeenroeping van een buitengewoon congres. Dit alles moet echter gebeuren met nauwgezetheid en ernst en op basis van een zeer brede en diepgaande internationale discussie. Dit heeft niets te maken met wat gewoonlijk gebeurt in linkse organisaties waar de verliezers van een congres wraak proberen te nemen door ‘nieuwe standpunten’ naar voren te brengen die als hefboom dienen om af te rekenen met de winnaars.
In een proletarische organisatie geeft het congres oriëntaties, die het mandaat bepalen van het centrale orgaan, dat de eenheid en de continuïteit van de organisatie tussen het ene congres en het volgende vertegenwoordigt. In een burgerlijke partij is het centrale orgaan een machtsmiddel omdat het de organisatie moet onderwerpen aan de behoeften van de staat en het nationale kapitaal. Het centrale orgaan is een elite die gescheiden is van de rest van de organisatie en bestemd is om deze te controleren, erover te waken en haar beslissingen er aan op te leggen. In een proletarische organisatie staat het centrale orgaan niet los van de organisatie als geheel, maar is het de actieve en unitaire uitdrukking daarvan. Het centrale orgaan is niet de bevoorrechte en almachtige top van de organisatie, maar een middel om haar uit te drukken en te ontwikkelen.
“In tegenstelling tot bepaalde opvattingen, met name de zogenaamde ‘leninistische’, is het centraal orgaan een instrument van de organisatie, en niet andersom. Het is niet de top van een piramide, zoals in een hiërarchische en militaire opvatting van de revolutionaire organisatie. De organisatie wordt niet gevormd door een centraal orgaan plus de militanten, maar is een stevig, verenigd netwerk waarin alle samenstellende delen in elkaar passen en samenwerken. Het centrale orgaan moet dus eerder worden gezien als de kern van een cel, die de stofwisseling van een levend organisch wezen coördineert.”(Idem,voetnoot 4).
De structuur van de linkse organisaties is een hiërarchie die loopt van de nationale leiding naar de regionale organisaties, die op hun beurt verdeeld zijn in ‘fronten’ (arbeiders, vakmensen, intellectuelen, enz.) en, onderaan, de cellen. Deze organisatievorm is geërfd van het stalinisme dat in 1924 de beroemde ‘bolsjewisering’ oplegde met als voorwendsel‘naar de arbeidersklasse te gaan’.
Deze demagogie verhulde de afschaffing van de klassieke structuur van de arbeidersorganisaties, die gebaseerd is op plaatselijke afdelingen waar alle militanten van een stad zich groeperen om zichzelf globale taken en een globale visie te geven. Anderzijds is de structuur van de ‘bolsjewisering’ erop gericht de militanten te verdelen en op te sluiten in de besloten sfeer van de fabriek, het bedrijf, het beroep, de sociale sector... Hun taken zijn louter onmiddellijk, corporatief, zij worden opgesloten in een gat, waar alleen onmiddellijke, bijzondere en plaatselijke problemen worden behandeld. De horizon van de militanten wordt aanzienlijk teruggeschroefd, in plaats van een historische, internationale en theoretische visie, wordt zij gereduceerd tot een onmiddellijke, corporatieve, lokalistische en zuiver pragmatische taak. Dit verarmt hen ernstig en stelt de leiding in staat hen naar believen te manipuleren en hen op deze wijze te onderwerpen aan de belangen van het nationale kapitaal, vermomd als volks- en arbeidersdemagogie.
Omtrent de resultaten van deze beroemde ‘bolsjewisering’, in werkelijkheid de atomisering van de militanten in bedrijfsgetto's, merkt Ciliga op: “De mensen die ik daar ontmoette - vaste medewerkers van de Komintern - leken de bekrompenheid van de instelling zelf en de grijsheid van het gebouw, waarin die was ondergebracht, te belichamen. Zij hadden noch een breed gezichtsveld noch visie, en gaven geen blijk van onafhankelijkheid van denken. Ik verwachtte reuzen, ik bevond mezelf tussen dwergen. Ik verwachtte de lessen van onze eerbiedwaardige meesters te verzamelen en ontmoette enkel lakeien. Het was voldoende om een paar partijbijeenkomsten bij te wonen om te beseffen dat discussies over ideeën slechts een volstrekt ondergeschikte rol speelden in deze strijd. De hoofdrol werd gespeeld door bedreigingen, intimiderende methoden en terreur”.(Idem,voetnoot 3,blz. 5)
Om het isolement en de theoretische onwetendheid van de militanten nog te versterken, benoemt het ‘centraal comité’ gewoonlijk een heel netwerk van ‘politieke commissarissen’ die strikt onderworpen zijn aan zijn discipline en belast worden met het doorgeven van de bevelen van de ‘leiding’.
Radicaal tegenovergesteld is de structuur die revolutionaire organisaties zichzelf moeten geven. De plaatselijke afdelingen hebben als voornaamste taak de vraagstukken van de gehele organisatie te bestuderen en zich daarover uit te spreken, evenals de analyse van de historische situatie en de behandeling van de noodzakelijk geachte algemene theoretische vraagstukken. Dit sluit uiteraard de plaatselijke activiteit van tussenkomst, pers en discussie met kameraden of geïnteresseerde groepen niet uit, maar geeft er juist zin en kracht aan. De afdelingen houden echter “regelmatige vergaderingen (….) en zetten de belangrijkste kwesties op de agenda die in de organisatie worden bediscussieerd: in geen geval mag deze discussie worden verstikt” (Idem, noot 4). Tegelijkertijd is het noodzakelijk dat “de grootst mogelijke verspreiding van de verschillende bijdragen binnen de organisatie via de voorziene kanalen” plaatsvindt. De internationale discussiebulletins zijn het middel om het internationale debat te kanaliseren en in alle geledingen te laten doorstromen.
C. Mir / 16.01.2018
[1] Trotski, L’Internationale communiste après Lénine [60], blz 159.
[2] De Carbonari waren een burgerlijk geheim genootschap met een politiek karakter dat in de achttiende en negentiende eeuw in Europa actief was. Degenen, die er lid van wilden worden, moesten een reeks proeven en riten ondergaan [noot van Trotski].
[3] Ante Ciliga, The Rusian Enigma (In het land van de grote leugen), blz. 12. Over dit boek: zie ook het tweede artikel van deze reeks.
[4] “Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie [53]”,Internationale Revue (NL) nr 16, 2004
[5]Voor een analyse van hoe de bolsjewistische partij in de opportunistische dwaling verviel en hoe een diepgaand debat haar rechtzette, zie: De Aprilstellingen, De taken van het proletariaat in de huidige revolutie, [61]
Trotski'sGeschiedenis van de Russische Revolutie Deel I, Hoofdstuk XV [62], en Trotski'sGeschiedenis van de Russische Revolutie Deel I, Hoofdstuk XVI [63].
Na de Russische revolutie in 1917, de revolutie in Duitsland in 1918, de oprichting van de Kommunistische Internationale in 1919, komt de IKS vandaag terug op de honderdste verjaardag van de tragische verplettering van de opstand van de matrozen, soldaten en arbeiders van Kronstadt in maart 1921 met de heruitgave van de artikels:“De repressie van Kronstadt in maart 1921, Een tragische vergissing van de arbeidersbeweging” en “Tegen de anarchistische stellingen, de lessen getrokken door de Kommunistische Linkerzijde” om daaruit de essentiële lessen te trekken voor de toekomstige strijd.
In maart 1921 maakte de Sovjetstaat, onder leiding van de Bolsjewistische Partij, met militair geweld een einde aan de opstand van de zeelieden en soldaten van het garnizoen van Kronstadt, op het eiland Kotline in de Finse Golf, op 30 km van Petrograd (nu Sint-Petersburg). De 15.000 opstandige soldaten en matrozen werden op de avond van 7 maart aangevallen door 50.000 soldaten van het Rode Leger. Na tien dagen van hevige gevechten werd de opstand van Kronstadt verpletterd. Een betrouwbaar cijfer voor het aantal slachtoffers is niet beschikbaar, maar geschat wordt dat er meer dan 3.000 opstandelingen werden gedood en geëxecuteerd en meer dan 10.000 aan de kant van het Rode Leger. Volgens een communiqué van de Buitengewone Commissie van 1 mei 1921 werden 6.528 opstandelingen gearresteerd, 2.168 geëxecuteerd (een derde), 1.955 veroordeeld tot dwangarbeid (waarvan 1.486 voor vijf jaar), en 1.272 vrijgelaten. De families van de rebellen werden naar Siberië gedeporteerd. 8.000 matrozen, soldaten en burgers wisten naar Finland te ontsnappen.
Minder dan vier jaar na de machtsovername door de arbeidersklasse in Rusland in Oktober 1917, geven deze gebeurtenissen op tragische wijze uitdrukking aan het proces van ontaarding van een geïsoleerde en uitgeputte revolutie. Deze arbeidersopstand is inderdaad die van aanhangers van het Sovjetregime, van hen die in 1905 en 1917 tot de voorhoede van de beweging behoorden en die tijdens de Oktoberrevolutie werden beschouwd als “de eer en de glorie van de revolutie”. In 1921 eisten de rebellen van Kronstadt de inwilliging van eisen die vergelijkbaar waren met die van de arbeiders van Petrograd die sinds februari in staking waren: vrijlating van alle gevangen socialisten, opheffing van de staat van beleg, vrijheid van meningsuiting, van pers en van vergadering voor allen die werken, een gelijk rantsoen voor alle arbeiders...
Maar wat het belang van deze beweging onderstreept en haar diep proletarisch karakter tot uitdrukking brengt, is niet alleen de reactie tegen de beperkende maatregelen, maar vooral de reactie tegen de ontvreemding en het verlies van de politieke macht van de arbeidersraden ten gunste van de Partij en de Staat, die hun plaats ingenomen hebben en voortaan geacht worden de oriëntatie en de belangen van het proletariaat te vertegenwoordigen. Dit komt tot uitdrukking in het eerste punt van hun resolutie: “Gezien het feit dat de huidige Sovjets niet de wil van de arbeiders en boeren tot uitdrukking brengen, moeten er onmiddellijk nieuwe verkiezingen voor de sovjets worden gehouden, met geheime stemming en, in de aanloop daar naartoe,vrijheid van verkiezingspropaganda.”
Onder verwijzing naar de onderdrukking van de opstanden door het Rode Leger heeft de bourgeoisie altijd geprobeerd de proletariërs te bewijzen dat er een ononderbroken draad is die Marx en Lenin verbindt met Stalin en de goelag. Het doel van de bourgeoisie is de proletariërs te doen afkeren van de geschiedenis van hun klasse en zich de eigen ervaringen niet opnieuw toe te eigenen. De stellingen van de anarchisten komen tot dezelfde conclusies door zich te baseren op de vermeende autoritaire en contrarevolutionaire aard van het marxisme en de partijen die in zijn naam optreden. Anarchisten hebben in feite een abstracte ‘morele’ kijk op gebeurtenissen. Uitgaande van het postulaat van het inherente autoritarisme van de Bolsjewistische Partij, zijn zij niet in staat het proces van ontaarding van de revolutie in het algemeen en van de episode van Kronstadt in het bijzonder te verklaren: een revolutie die uitgeput is na zeven jaar wereldoorlog en burgeroorlog, met een industriële infrastructuur die in puin ligt, een gedecimeerde, hongerende arbeidersklasse, geconfronteerd met boerenopstanden in de provincies. Een dramatisch geïsoleerde revolutie, waarvoor het perspectief van internationale uitbreiding steeds minder waarschijnlijk is na de mislukking van de revolutie in Duitsland;voor al deze problemen waarmee de arbeidersklasse en de Bolsjewistische Partij werden geconfronteerd, sluiten de anarchisten de ogen.
De belangrijkste historische les van de onderdrukking van de opstand van Kronstadt, van fundamenteel belang voor het perspectief van een proletarische wereldrevolutie, betreft de kwestie van het klassegeweld. Als revolutionair geweld een wapen is van het proletariaat om tegenover zijn klassevijanden het kapitalisme ten val te brengen, dan mag het onder geen enkel voorwendsel gebruikt en uitgeoefend worden binnen de arbeidersklasse zelf, tegen andere proletariërs. Het kommunisme wordt het proletariaat niet met geweld en dwang opgelegd, want deze middelen staan lijnrecht tegenover de ontwikkeling van het bewuste karakter van zijn revolutie, die het alleen kan verwerven door eigen ervaring en door het permanente kritische onderzoek van deze ervaring. Het besluit van de Bolsjewistische Partij om Kronstadt te onderdrukken kan alleen worden begrepen in de context van het internationale isolement van de Russische revolutie en van de verschrikkelijke burgeroorlog die toen in de regio woedde. Een dergelijk besluit blijft niettemin een tragische vergissing, doordat het werd ingezet tegen arbeiders die waren opgestaan om hun voornaamste wapen van bewuste politieke verandering van de maatschappij en het werkelijke vitale orgaan van de dictatuur van het proletariaat te verdedigen: de macht van de Sovjets.
Het kapitalisme is een systeem dat dood en verderf zaait. Door de corona-epidemie zijn er in Nederland 16.000 extra mensen gestorven en honderdduizenden definitief van hun middelen van bestaan beroofd. Volgens de Wereldbank leeft in Nederland 16,8% van de bevolking in armoede en is het aantal mensen dat een beroep moet doen op de voedselbank met tientallen procenten is toegenomen. Door de ‘toeslagenaffaire’ zijn er 25.000 gezinnen met schulden opgezadeld die ze in hun hele leven niet meer kunnen afbetalen. Door de gaswinning in Groningen zijn honderdduizenden woningen beschadigd en staan tienduizenden woningen op instorten.
Volgens “stand.nl”, een programma op NPO radio1, zou de coronacrisis de boventoon gaan voeren in de verkiezingscampagnes; maar niets in minder waar. Het feit dat de coronacrisis het leven van de hele bevolking al een jaar lang op hun kop zet, het feit dat de regering Rutte gefaald heeft om de mensen voldoende bescherming te bieden tegen het virus, het feit ook dat de zorg voor de zieken en ouderen aan haar lot werd overgelaten, vormen niet het belangrijkste thema in de campagne. Tegelijkertijd gaan de debatten ook nauwelijks over de acute problemen die hierboven zijn vermeld.
Een stelling in het debat van 28 Februari 2021op RTL, over de aanpak van de coronacrisis, lokte wel een heftige reactie uit van de PVV, bijgevallen door de SP,over de jarenlange bezuinigingen op de gezondheidszorg waardoor mensen met een ‘gewone’ ziekte voortdurend moeten wijken voor coronapatiënten. En dan is er natuurlijk nog het punt over de vaccinatiestrategie, maar voor de rest wordt de coronacrisis, en alle gevolgen van dien voor de bevolking, vandaag en morgen, uit de weg gegaan. Bij gebrek aan een wezenlijk andere politiek, blijkt geen van de oppositiepartijen bereid om zijn handen te branden en de regeringspartijen (VVD, CDA, D’66 en CU) hierover het vuur aan de schenen te leggen.
In de aanloop naar de verkiezingen is de bourgeoisie meer dan ooit verenigd rondom één centraal thema: de burgers en vooral de arbeiders ervan te overtuigen dat ze moeten stemmen, dat iedere stem telt, dat stemmen een ‘must’ is, zelfs een burgerplicht. Alle democratische instellingen worden gemobiliseerd om deze boodschap over te brengen, waarvoor omvangrijke en vaak dure mediacampagnes wordt ingezet. Daarbij roept ze desnoods op huichelachtige wijze de heldhaftige strijd in herinnering, die de arbeidersbeweging in de 19e eeuw heeft moeten voeren om dit recht voor zichzelf te verwerven.
Parlementaire verkiezingen vormen een van de belangrijkste momenten in een democratie om de heerschappij van een kleine minderheid van kapitalisten over de maatschappij te legitimeren. Door aan de verkiezingen deel te nemen, geven de rechteloze uitgebuiten de kapitalistische staat het democratische vernis dat hij nodig heeft om de heerschappij over de maatschappij uit te oefenen ten gunste van de bourgeoisie. De hoogte van de opkomst bij de verkiezingen moet de graadmeter zijn voor de legitimiteit van de verkozen volksvertegenwoordiging en de regering, die op grond daarvan wordt samengesteld.
Anarchisten roepen vaak op om niet te stemmen en voeren daar dan allerlei acties omheen. Ongewild richten ze door dergelijke acties juist sterk de aandacht op het systeem van de verkiezingen, dat voor de arbeidersstrijd echter van geen enkele betekenis meer is. De laatste jaren overheerst ook steeds meer de roep om sowieso te gaan stemmen met de bedoeling de burgerlijke democratie te verdedigen tegen de opkomst van extreemrechtse of als fascistisch bestempelde partijen. Sommige groepen plaatsen daar de kanttekening bij dat de verkiezingen niet echt democratisch zijn en dat er eigenlijk“jaarlijkse of tweejaarlijkse verkiezingen”georganiseerd zouden moeten worden (Communistisch Platform, Zijn jullie democraten? [65]).
Revolutionairen wijzen deze pleidooien en oproepen af, omdat de verkiezingen een evenement is dat op een burgerlijk terrein plaatsvindt en de arbeidersklasse als van elkaar afgezonderde individuen onderwerpt aan het volle gewicht van de campagne, aan de hoogmis van de burgerlijke democratie, die geen ander doel heeft dan de arbeiders te binden aan het perspectief van de bourgeoisie.
Als ultralinks namelijk oproept om voor de ‘top’ te stemmen en de strijd aan ‘de basis’ voort te zetten, onderwerpt ze de arbeiders eveneens aan het volle gewicht van de burgerlijke ideologie. Terwijl de verkiezingen geen andere bedoeling hebben dan de arbeiders te atomiseren, te intimideren en te verlammen om ze uiteindelijk een keuze te laten maken, die er niet een is, versterkt ultralinks de misleiding dat de arbeiders op het terrein van de verkiezingen enig voordeel zouden kunnen behalen. En door ze over te halen om zich, zelfs in het geheim, uit te spreken voor een op andere burgerlijke partij, maakt ze de arbeiders ‘medeplichtig’ aan het bestuur door de klassevijand. Deze vorm van klassencollaboratie werkt op een uiterst schadelijke wijze in op het bewustzijn in de klasse.
In tegenstelling tot de 19e eeuw, toen er door de strijd buiten het parlement in combinatie met druk binnen het parlement nog blijvende hervormingen afgedwongen konden worden en verkiezingen dus wel belangrijke momenten van mobilisatie waren voor de arbeidersbeweging, vormen de verkiezingen tegenwoordig een terrein waarop er voor haar geen enkel voordeel te behalen valt. Onder invloed van de tendens tot staatskapitalisme in de periode van het verval worden de echte politieke beslissingen immers niet meer door het wetgevende parlement genomen, maar achter de schermen door de uitvoerende staatsorganen.
Niettemin bleef het omhulsel van de burgerlijke democratie met haar parlementaire hart in de periode van het verval van het kapitalisme gehandhaafd in de vorm van een dummy om de arbeiders om de tuin te leiden: het moest de indruk te wekken dat hun stem in de democratie van de 20e eeuw nog steeds van betekenis is. Maar “de enige functie die het parlement nog kan vervullen en waaruit zijn voortbestaan kan worden verklaard, is een functie van bedrog. Sindsdien is er voor het proletariaat een eind gekomen aan iedere mogelijkheid om nog gebruik te maken van het parlement.”(Platform van de IKS; 8. Het parlementaire en verkiezingsbedrog [66])
“In het voorbije historische tijdperk [van de 19e eeuw] heeft het parlement als instrument van het kapitalisme in ontwikkeling, in zekere zin, meegewerkt aan de vooruitgang van de geschiedenis.” (The Thesis on The Communist Parties and Parliamentarism [67], Tweede Congres van de Derde Internationale, augustus 1920) Het parlement en de verkiezingen vormen nu echter niet langer de plaats waar de arbeidersklasse haar collectieve macht tot uitdrukking kan brengen. Tegenwoordig kan iedere bemoeienis en activiteit van de werkende klasse op dat terrein alleen maar de illusie versterken dat er op die manier nog enige vooruitgang kan worden gerealiseerd voor de overgrote meerderheid van bevolking, welke door de arbeidersklasse wordt vertegenwoordigd. Het parlementaire terrein en de daarmee gepaarde gaande verkiezingen is, van een strijd terrein dat gebruikt kon worden door het proletariaat, verworden tot een burgerlijk wapen van misleiding.
Dit werd krachtig onderstreept op het Tweede Congres van de Derde Internationale. “In het licht van de verwoestingen, verduistering, roof en vernietiging door het imperialisme, verliezen parlementaire hervormingen, die totaal gebrek aan samenhang, duurzaamheid en orde vertonen, elke praktische betekenis voor de werkende massa's... In de huidige tijd kan het parlement, voor de kommunisten, in geen enkel geval, nog dienst doen als de arena voor de strijd voor hervormingen en verbeteringen van de levensstandaard van de arbeidersklasse, zoals dat het geval was op bepaalde momenten in het vorige tijdperk. Het brandpunt van het politieke leven is volledig en voorgoed naar buiten de grenzen van het parlement verschoven.”(The Thesis on The Communist Parties and Parliamentarism [67], Tweede Congres van de Derde Internationale, augustus 1920) Met andere woorden: “In het kapitalisme in verval zijn parlement en verkiezingen een maskerade. Elke oproep om deel te nemen aan het parlementaire circus versterkt enkel de leugen die verkiezingen voorstelt als een werkelijke keuze voor de uitgebuiten”. (Basisstandpunten [68] IKS).
Net als met de deelname aan de verkiezingen, waar de revolutionairen in de 19e eeuw nog wel actief aan deelnamen en propaganda voor voerden, vormt de verdediging van de democratische rechten voor de revolutionairen geen ‘principiële’ kwestie. Het standpunt van de revolutionairen op dit punt is afhankelijk van en gebaseerd op de historische voorwaarden.
In de periode van opkomst van de het kapitalisme verdedigden de revolutionairen, hand in hand met de liberale (=vooruitstrevende) bourgeoisie, de burgerlijke democratische rechten en vrijheden tegen de absolutistische macht van de feodale adel. Het marxisme stond in die periode dan ook op het standpunt dat revolutionairen “gebruik moeten maken van de burgerlijke democratie want ze is, vergeleken met het feodalisme, een geweldige historische vooruitgang”, terwijl tegelijkertijd “geen moment mag worden vergeten dat deze ‘democratie’ burgerlijk van karakter is en dat ze historisch bepaald en beperkt is”. (Lenin, Keuze uit zijn Werken III, ‘Democratie’ en Dictatuur)
Maar in de periode van verval nam de burgerlijke democratie een totalitair karakter aan, waarbij de staat (democratisch, fascistisch, of stalinistisch) steeds meer macht naar zich toetrok. De propaganda werd daarbij een van de meest verraderlijke en krachtige instrumenten. De Nazi’s beseften in de jaren 1930 al heel goed het belang van de massamedia en hoe ze met behulp van de radio hun propaganda konden brengen tot op de keukentafel. Met behulp van de moderne communicatietechnieken dringt het publieke domein van ‘Big Brother’ (George Orwell) ook in de westerse democratie de meest intieme sferen van ons persoonlijke leven binnen en worden we hierdoor permanent en systematisch onderworpen aan de meest verfijnde vormen van manipulatie.
Net als bedrijven doen politieke partijen aan marketing, verkopen zich als een schoenenmerk en prijzen hun beste ‘waren’ aan. Reclame is geen vies woord meer en een politieke boodschap verkopen gaat op dezelfde manier als een merk branden. De partijen laten zich bijstaan door professionele campagneteams, schuiven iemand naar voren als het gezicht van de partij die goed ‘overkomt’ bij het publiek, dat ze naar de stembus wil lokken. Regelmatige peilingen moeten de partijen op de hoogte houden van de vorderingen die ze maken in het verwerven van de sympathie en steun van de kiezer. In de democratie anno 2021 laat men ons dus niet alleen producten kopen die we niet nodig hebben, maar ook politici kiezen waarvan we weten dat ze ons belachelijk maken.
Terwijl ultralinks oproept de burgerlijke democratie te verdedigen tegen het dreigende gevaar, dat zou komen van extreemrechts, riep Lenin in 1918 op tot de vernietiging van deze democratie en haar vervanging door de dictatuur van het proletariaat, omdat zij niets anders is dan een vijgenblad van de dictatuur van het kapitaal. “(…) dat de democratische republiek, de grondwetgevende vergadering, algemene verkiezingen, enzovoort, in werkelijkheid dictatuur van de bourgeoisie betekenen, en dat er, om de arbeid te bevrijden van het juk van het kapitaal, geen andere weg bestaat dan die van het vervangen van deze dictatuur door de dictatuur van het proletariaat.” (Lenin, Keuze uit zijn Werken III, ‘Democratie’ en Dictatuur)
In wezen“verschilt de ‘democratie’, een bijzonder huichelachtige vorm van burgerlijke heerschappij, niet fundamenteel van andere vormen van kapitalistische dictatuur zoals stalinisme en fascisme”. (Basisstandpunten [68] IKS) Dit is het fundamentele verschil in benadering tussen de proletarische politiek en de burgerlijke politiek, die ultralinks ons voorhoudt met haar oproep tot het verdedigen van de democratie tegen de opkomst van het zogenaamde fascisme.
De fase van de ontbinding van het kapitalisme, welke definitief haarbeslag kreeg met de ineenstorting van het Oostblok, en de daaropvolgende campagne over de dood van het kommunisme heeft de strijd van de arbeidersklasse zichtbaar teruggeslagen. Haar vertrouwen in eigenkracht en zelfs het bewustzijn van haar identiteit als klasse tegenover het kapitaal is aanzienlijk aangetast. Tegelijkertijd wordt ze geconfronteerd met een politiek offensief van de bourgeoisie door het ontstaan van allerlei populistische partijen. De uitbraak van de coronacrisis, die de fase van de ontbinding van het kapitalisme zelfs nog een extra dimensie heeft gegeven, maakt de moeilijkheden voor de proletarische strijd omvangrijker dan ooit.
Onder dergelijke omstandigheden is de verleiding zeer groot om toch weer vertrouwen te stellen in een of andere politicus en te gaan stemmen. Vooral als die verleiding nog eens extra kracht wordt bijgezet door de opkomst van partijen wier propaganda appelleert aan de diepste gevoelens en zorgen die bij iedereen leven en die zich afzetten tegen gevestigde kaders van de ‘oude’ politiek, zonder overigens een werkelijk alternatief te bieden. En dankzij de geavanceerde communicatietechnieken zijn ze tegenwoordig in staat om hun boodschap ook heel geraffineerd voor het voetlicht brengen en zo veel kiezers te mobiliseren. Deze populistische stroming heeft sinds het begin van de 21e eeuw veel aan invloed gewonnen in Nederland, waardoor er momenteel zelfs drie populistische partijen meedoen aan de verkiezingen.
Het voortdurend opduiken van nieuwe partijen (deze keer doen er maar liefst 37 partijen mee aan de verkiezingen voor het parlement) is een uitdrukking van de toenemende fragmentatie en versnippering van het burgerlijke politieke apparaat als gevolg van het ‘ieder voor zich’, dat ook de bourgeoisie zelf steeds meer aantast. Het leidt tot een verlies van controle over haar politieke spel doordat het de vorming van een stabiele regering steeds moeilijker maakt. Maar de bourgeoisie zou geen heersende klasse zijn als ze ook dit nadeel niet zou omzetten in een voordeel en deze effecten van de ontbinding zou gebruiken om haar invloed op de arbeidersklasse te versterken.
Het ontstaan van al deze nieuwe partijen heeft namelijk het bijkomende voordeel dat ze, door het opkloppen van de tegenstellingen, delen van de bevolking en van de arbeidersklasse in het bijzonder weer naar de stembus kunnen - en ook doen - lokken, die zich hadden afgekeerd van de verkiezingen omdat ze zich niet gehoord voelden door de ‘elite’. Daarmee versterken ook deze partijen in feite de legitimiteit van de democratie als het politieke systeem waarin iedereen zogezegd in gelijke mate wordt betrokken en invloed heeft op de beslissingen, die op het niveau van de staat worden genomen.
De ontwikkeling in de afgelopen twintig jaar heeft verschillende voorbeelden laten zien van dit soort nieuwe protestpartijen. In mei 2002 haalde de Lijst Pim Fortuyn (LPF) als nieuwkomer liefst 26 zetels in de Tweede Kamer. In 2006 haalde de groep Wilders, als nieuwkomer, 9 zetels in de Tweede Kamer. In 2019 werd Forum voor Democratie, als relatieve nieuwkomer, met 12 zetels de grootste partij in de Eerste Kamer. Het resultaat voor de bourgeoisie is dat de opkomt bij de verkiezingen in de laatste 20 jaar, die voor het Europese parlement uitgezonderd, nagenoeg niet is gedaald.
Een andere tendens die in de afgelopen 20 jaar in opkomst kwam, is het ontstaan van partijen geënt op een bepaalde identiteit. Identiteit betekent: ‘je stemt wat je bent, niet op wat je vindt’. Steeds meer politieke partijen werden opgericht met het oogmerk om een bijzondere groep uit de maatschappij te mobiliseren en naar het stemhokje te lokken: de ouderen, de dierenliefhebbers, de migranten, de vrouwen, de holebi’s, enzovoort. Opvallend is dit keer bijvoorbeeld ook het grote aantal vrouwen dat is verkozen tot lijsttrekker van hun partij, wat zeker van invloed zal zijn op het stemgedrag op de dag van de verkiezingen.
Ook de populistische partijen, zoals Forum voor Democratie van Thierry Baudet, JA21 van Joost Eerdmans, de PVV van Wilders, zijn in feite identiteitspartijen. Alle drie wenden ze voor op te komen voor een specifieke maatschappelijke groepering: in dit geval voor de ’doorsnee’ blanke mannelijke Nederlander, niet alleen tegen de zogenaamde ‘elite’, maar vooral tegen de mensen van andere nationaliteiten of culturen die de authentieke Nederlandse ‘samenleving’ zouden aantasten of zelfs bedreigen. Het is niet toevallig dat de rechts-populistische fractie in het Europese parlement, waar de PVV zich bij heeft aangesloten, de naam “Identiteit en Democratie” draagt.
Ook aan de linkerzijde zijn er partijen die de kwestie van de identiteit centraal stellen, zoalsBIJ1. Deze partij is heel actief geweest in de protesten van “Kick Out Zware Piet”. Sylvana Simons, de oprichter van de partij, en andere leden van BIJ1 hebben afgelopen zomer protestmanifestaties van Black Lives Matter toegesproken. “Socialisme.nu” (IS) heeft nauwe banden met BIJ1 en verdedigt haar politiek met grote regelmaat. “Grenzeloos” (SAP) heeft deze partij een podium gegeven door de publicatie van een bijdrage van Sylvana Simons op haar website. “Socialistisch Alternatief” noemt BIJ1 als een van de drie partijen waarop bij de komende verkiezingen voor de Tweede Kamer verkiezingen gestemd moet worden. Ook radicaal links schuwt het identiteitsdenken dus niet.
Afgezien van het feit dat BIJ1 beweert het parlement te willen gebruiken om fundamentele veranderingen tot stand te brengen, wat dus niet mogelijk is zoals we hierboven hebben uiteengezet, schuwt deze partij radicale taal niet.“Kapitalisme hoort bij imperialisme, hoort bij kolonialisme, hoort bij uitbuiting” en daarbij “is er altijd een context van racisme, seksisme, patriarchaat en religie aanwezig”, laat Sylvana Simons ons weten. Dat het kapitalisme van BIJ1 van alles de schuld krijgt, is niet veel meer dan de vlag die de lading moet dekken, getuige haar centrale leus in de huidige verkiezingen, die niet is: ‘vernietig het kapitalisme’, maar “BIJ1 bekent kleur”.
Laten we wel wezen: een linkse identiteitspartij als BIJ1 is geen tegenstander van het kapitaal, maar een verlengstuk ervan. BIJ1 heeft tot taak om het ongenoegen dat wordt aangewakkerd door de onderdrukking van zwarte mensen, en vooral donkere vrouwen,en het nadenken dat daarmee binnen de arbeidersklasse op gang gebracht wordt over het systeem dat dit racisme veroorzaakt, te kanaliseren naar burgerlijke politieke doelen en instellingen. En met haar politiek van de verhulling van de fundamentele tegenstelling tussen de bourgeoisie en de arbeidersklasse en deze te vervangen door de tegenstelling gebaseerd op ras en huidskleur, draagt deze zogenaamde antikapitalistische partij in niet onbelangrijke mate bij tot de mobilisatie van de kiezers voor de verkiezingen van 17 maart aanstaande.
De vooruitzichten voor de komende periode, de periode van de coronacrisis, maar zeker ook de periode daarna, zijn verre van rooskleurig. Als de regeringen er al in slagen om de huidige pandemie enigszins (maar nooit helemaal) onder controle te krijgen, dan is er in wezen niets opgelost. Dit geldt voor de relatie tussen de mens en de natuur, die nog iedere dag geweld wordt aangedaan door het kapitalisme, waardoor dit soort virussen gemakkelijk opnieuw kunnen ontstaan. Dat geld ook voor de nieuwe economische recessie, die al was begonnen voordat de coronacrisis ons in haar greep hield. In de huidige verkiezingen komen deze punten nauwelijks ter sprake, alleen wordt er geopperd dat de hoogste inkomens meer zouden moeten bijdragen.
De snel toegenomen verslechtering van onze levensomstandigheden worden niet opgelost door op een partij te stemmen. En de partijen die meedoen aan de verkiezingen, groot en klein, radicaal of gematigd, geïnspireerd door protest of identiteit, met een programma of een anti-programma, hebben geen oplossing. Als ze de uitgebuite klasse desondanks oproepen om met haar uitbuiters samen te werken, dan is dit een valstrik die de revolutionairen ongenadig moeten aanklagen en ontmaskeren. Dit soort politiek, zelfs als die beweert ongelijkheid en achterstelling te bestrijden, ondergraaft de zelfstandige strijd van de arbeidersklasse voor haar eigen emancipatie, terwijl dat het enige terrein is waarop de toenemende ellende en barbarij een halt kan worden toegeroepen.
Dennis / 06-03-2021,
De anarchistische stroming zou de enige zijn geweest die de Oktoberrevolutie verdedigde en tegelijk de repressie van het bolwerk van Kronstadt veroordeelde. Binnen deze stroming moet er echter onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende stromingen. Sommige anarchisten, met name immigranten als Emma Goldman en Alexander Berkman, stonden heel dicht bij de partij van de bolsjewieken en gaven hun volledige steun in oktober 1917, in tegenstelling tot andere anarchisten die deel uitmaakten van de intelligentsia of van de gedeclasseerde elementen en waarvan het anti-bolsjewisme duidelijk een uiting was van de opvattingen van een reactionaire kleinburgerij. Het lijdt geen twijfel dat vele anarchisten gelijk hadden in hun kritiek op de Tsjeka (de politieke politie van de partij) en op het neerslaan van Kronstadt. Het probleem is dat het anarchisme geen enkel kader biedt om de historische betekenis van dergelijke gebeurtenissen te begrijpen; de analyse van Voline getuigt daarvan: “Kronstadt was een baken dat de juiste weg verlichtte (...). Toen volledige vrijheid van discussie, organisatie en actie eindelijk waren verworven door de werkende massa zelf, toen de weg van onafhankelijke volksactiviteit was ingeslagen zou de rest daar automatisch uit voortvloeien”(Voline, De onbekende revolutie.
Zo zou het volgens Voline dus voldoende zijn dat de opstand van Krontstadt zegevierde opdat de rest "er automatisch uit zou voortvloeien". Maar zelfs als de opstand over heel Rusland was uitgebreid, zelfs als Kronstadt had overwonnen, dan nog was het cruciale probleem van dat moment daarmee niet in het minst opgelost: dat van het Internationale isolement van het sovjetbolwerk (in de logica van de anarchisten echter, zoals we vervolgens hebben gezien bij hun analyse van de 'proletarische revolutie' in Spanje in 1936, is de marxistische analyse, volgens dewelke het kommunisme alleen op internationaal vlak kan worden verwezenlijkt, volslagen secundair). Een dergelijke onderschatting van de moeilijkheden en de noodzaak tot snelle uitbreiding van het revolutionaire proces is een waar gif voor het bewustzijn van het proletariaat en verdoezelt de allereerste les van Kronstadt, namelijk dat elke revolutie die in een land geïsoleerd blijft onvermijdelijk tot mislukking is gedoemd.
De proletarische revolutie kan alleen slagen op internationaal vlak. Het is onmogelijk om het kapitalisme te vernietigen of het 'socialisme op te bouwen' in een enkel land, het kan alleen door de uitbreiding van de proletarische politieke macht over de hele planeet. Zonder deze uitbreiding is de ontaarding van de revolutie onvermijdelijk wat ook de veranderingen zijn die in de economie worden aangebracht. Dat is juist wat Lenin duidelijk vooropstelde toen hij vanaf 1918 zei dat het Russische proletariaat met ongeduld wachtte op de uitbreiding van de revolutie in Europa, omdat het Rusland van de sovjets (dat langzaam verstikte door de economische blokkade van heel de Internationale bourgeoisie) veroordeeld zou zijn indien het proletariaat van West- Europa niet te hulp zou snellen.
Volgens de anarchisten zijn de bolsjewieken ertoe overgegaan om de arbeiders en matrozen te verpletteren omdat ze, in de termen van Voline,“marxistisch, autoritair en staatsgezind”waren. Wat Voline en de hele anarchistische stroming echter nooit begrepen hebben is dat in werkelijkheid het verdwijnen van de arbeiders-democratie, waardoor aan de sovjets alle proletarisch leven werd ontnomen, het directe gevolg was van de tragische impasse waarin de Russische revolutie zich bevond. En vertrekkend van dit onbegrip van de werkelijke beweging en de algemene dynamiek van het wereldproletariaat konden de anarchisten de geschiedenis herschrijven en op hun manier interpreteren met als enig ‘theoretisch kader’ de oude libertaire anti-marxistische, anti-partij en ‘anti-autoritaire’ stellingen. Daarmee is de ideologie van de anarchisten andermaal koren op de molen van de anti-kommunistische campagnes van de bourgeoisie. Deze hebben tot doel de leugen te laten voortbestaan waarmee de proletariër wordt wijsgemaakt dat er een zogenaamde (theoretische, praktische en historische)'continuïteit' zou bestaan tussen Lenin en Stalin, tussen de Oktoberrevolutie van 1917 en de stalinistische contrarevolutie.
Omdat het marxisme de vorming van een proletarische politieke partij verdedigt, omdat het oproept tot de centralisatie van de krachten van het proletariaat en de onvermijdelijkheid erkent van de staat in de overgangsperiode naar het kommunisme, is het er volgens de anarchisten toe veroordeeld uiteindelijk de massa's uit te moorden. Dergelijke ‘eeuwige’ waarheden zijn van geen enkel nut om werkelijke historische processen te begrijpen noch om lessen te trekken waaruit de komende revolutionaire beweging moeten putten.
Wat zijn de werkelijke lessen die de Linkskommunisten uit de tragedie van Kronstadt konden trekken (1)?
Het revolutionaire geweld is een wapen dat het proletariaat noodgedwongen moet gebruiken in zijn strijd tegen de kapitalistische klasse. Maar binnen het proletariaat kan het geen plaats hebben omdat het alleen zijn eenheid, solidariteit en samenhang kan vernietigen en ontmoediging en wanhoop kan voortbrengen.
Onder geen enkel beding kan het geweld dienen als criterium of instrument binnen de arbeidersklasse omdat het geen middel is dat bijdraagt tot haar bewustwording. Deze bewustwording kan het proletariaat slechts door zijn eigen ervaring ontwikkelen en door die ervaring doorlopend kritisch te onderzoeken. Daarom kan geweld binnen de arbeidersklasse, wat ook haar onmiddellijke motivatie moge zijn, slechts de eigen activiteit van de massa’s belemmeren en tenslotte het grootste struikelblok vormen voor haar bewustwording, die de onmisbaar voorwaarde is voor het zegevieren van het kommunisme.
Zo gezien kan de ’juiste lijn', zelfs als delen van de arbeidersklasse overduidelijk ongelijk hebben, niet door de kracht van wapens worden opgelegd door een andere deel, of dat nu in de meerderheid is of niet. De opstand van Kronstadt vormde een verzwakking voor de samenhang van het proletarisch bolwerk. Zijn onderdrukking betekende een nog belangrijker verzwakking en bespoedigde de ontaarding van de revolutie.
Het was de tragedie van de Russische revolutie, en vooral van het bloedbad van Kronstadt, dat het geheel van de arbeidersbeweging van die tijd niet helder was over de rol van de partij in de uitoefening van de proletarische macht. Binnen de arbeidersbeweging bestond inderdaad nog het idee dat het net als in de burgerlijke revolutie de partij was die de dictatuur van het proletariaat moest uitoefenen in naam van de arbeidersklasse. In tegenstelling tot andere revoluties in de geschiedenis vereist de proletarische revolutie daarentegen de actieve en voortdurende deelname van de arbeidersklasse. Dat betekent dat zij op geen enkel moment kan toestaan dat, op straffe van onmiddellijk de weg naar de ontaarding in te slaan, de macht wordt gedelegeerd aan een partij, of dat een gespecialiseerd lichaam of een fractie van de arbeidersklasse, hoe revolutionair die ook moge zijn, zich in de plaats stelt van het geheel van het proletariaat.
Vandaar dat,wanneer de Staat zich tegen de arbeidersklasse keert, zoals dat het geval was met Kronstadt, het de rol van de partij is, als uitdrukking en voorhoede van het proletariaat, niet de Staat te verdedigen tegen de arbeidersklasse maar om aan haar zijde te strijden tegen de Staat.
Op het moment van de Russische revolutie bestond er een algemene verwarring in de arbeidersbeweging. Deze vereenzelvigde de dictatuur van het proletariaat met die van de Staat zoals die ontstaan was na de omverwerping van het tsaristisch regime, dat wil zeggen het congres van de afgevaardigden van arbeiders, soldaten en boeren uit heel Sovjet-Rusland. In plaats van zich te manifesteren via het kanaal van organen die eigen waren aan de arbeidersklasse (fabrieks- en arbeidersraden) werd de proletarische macht vereenzelvigd met het Staatsapparaat (territoriale sovjets, vertegenwoordiger van alle niet-uitbuitende lagen).
Maar zoals de Italiaanse kommunistische Linkerzijde aan het einde van de jaren dertig en vervolgens ook de Kommunistische Linkerzijde in Frankrijk duidelijk maakten toen ze de lessen trokken uit de ontaarding van de Russische revolutie, betekent de zelfstandigheid van de arbeidersklasse dat de politieke en de eenheidsorganisaties zich onder geen enkel voorwendsel kunnen onderwerpen aan Staatsinstellingen. Dat zou neerkomen op het ontbinden van deze organismes van het proletariaat en ertoe leiden dat het proletariaat zijn kommunistisch programma, waarvan het de enige drager is, zou afzweren. Rekening houdend met de opvattingen die toentertijd bestonden in de arbeidersbeweging (het idee van een 'proletarische' Staat), kon ieder verzet tegen de Staat van de kant van de arbeiders alleen maar worden beschouwd als contrarevolutionair. De waakzaamheid van het proletariaat ten opzichte van de Staat mag geen ogenblik verslappen, want de Russische ervaring, en vooral de gebeurtenissen van Kronstadt, hebben aangetoond dat de contrarevolutie zich heel goed kan uiten via het kanaal van de Staat van na de opstand, en niet alleen door een burgerlijke aanval 'van buitenaf’.
Hoe tragisch de vergissingen van de bolsjewieken ook waren, niet zozeer zij, maar vooral het isolement van de Russische revolutie lag ten grondslag aan haar ontaarding. Had de revolutie zich uitgebreid, vooral door een zegevierende opstand in Duitsland, dan is het erg waarschijnlijk dat deze vergissingen zouden zijn rechtgezet in de loop van het revolutionaire proces zelf. Hiervan getuigen de standpunten die Lenin verdedigde tijdens het debat in 1920-1921, waarin hij tegenover Trotski stond in het vraagstuk van de vakbonden (een debat dat ook werd gevoerd op het l0e partijcongres dat plaatsvond op hetzelfde moment waarop de gebeurtenissen in Kronstadt zich afspeelden). Terwijl Trotski het idee verdedigde dat de vakbonden een apparaat moesten vormen van de 'proletarische' staat om de arbeidersklasse in te kaderen, bracht Lenin, die het niet met deze analyse eens was, naar voren dat de arbeiders zichzelf moesten verdedigen tegen 'hun' staat, vooral voor zover het Sovjetregime volgens hem ook geen proletarische staat was maar een "arbeiders- en boerenstaat" met "diep- gaande bureaucratische afwijkingen".
Bovendien is het in deze termen dat Lenin in 1922, in een rapport voorgelegd aan het centraal comité van de partij, begint te ontwaren dat de contrarevolutie zich in Rusland zelf genesteld heeft en dat het gebureaucratiseerde partijapparaat zich niet in de richting van de belangen van het proletariaat ontwikkelt: "De machine ontglipt aan de handen van hen die haar besturen: in feite zou men denken dat er iemand in andermans dienst aan het roer staat van deze machine, maar deze slaat een andere dan de gewenste richting in, geleid door een verborgen hand[...]. God mag weten aan wie ze toebehoort, misschien aan een speculant of een privé-kapitalist, of allebei tegelijk. Feit is dat de machine niet gaat in de richting die gewild wordt door hen die geacht worden haar te besturen en dat ze soms zelfs precies de tegenoverliggende richting inslaat."
B&C
(1) Zie ook artikelen in International Review, nr. 3, 100 en 104.
In de week van 12 tot 19 juli werden Zuid-Limburg in Nederland en grote delen van België getroffen door overstromingen van een ongekende omvang, wat hallucinante beelden opleverden. Vooral in de Wallonië was de toestand catastrofaal: van de 262 gemeenten waren er 240 in meerdere of mindere mate getroffen door de watersnoodramp. En terwijl de opruimingswerken en herstellingen van de eerste overstromingen nog in volle gang waren, werden een aantal steden (Namen en Dinant) in het weekend van 24-25 juli getroffen door een soortgelijke tweede overstroming.
Weerpresentator van de NOS, Gerrit Hiemstra, liet geen enkel misverstand bestaan over het verband tussen de hevige regenval en klimaatverandering. “Voor iedereen die zich afvraagt of de extreme regen in Limburg, de Ardennen en het aangrenzende deel van Duitsland met klimaatverandering te maken heeft, het antwoord daarop is ‘ja’. In de klimaatscenario’s 2014 van het KNMI is al gewezen op een toename van extreem weer. Daarin is beschreven dat in de zomer zowel de kans op droogte als de kans op extreme neerslag groter wordt.” (Gerrit Hiemstra, Twitter [74],14 juli 2021). Regeringsleiders zoals Rutte en De Croo erkennen dat er een link is met de klimaatopwarming en proberen deze rampen aan te wenden om de noodzaak van de plannen voor een versnelde “green economy” aan te prijzen.
Hiermee proberen ze hun verantwoordelijkheid voor de catastrofe te verdoezelen. De wetenschap, in dit geval de weerkundige diensten, waren op de hoogte van enorme grote hoeveelheden neerslag die het oosten van Nederland, van België en het Westen van Duitsland zouden teisteren en hadden de nodige waarschuwingen uitgestuurd. “Zowel de grootschalige als fijnmazige weermodellen hadden allen een enorme neerslagsom berekend in de loop van dinsdag 13 juli tot en met vrijdagochtend 16 juli 2021.” (Noodweer Benelux, Waarom heeft het de afgelopen dagen zoveel geregend boven de Benelux? [75]).
België ontving de eerste waarschuwing van het European Flood Awareness System over het overstromingsgevaar al op zaterdag 10 juli. De dagen nadien volgden er nog 24 alarmsignalen. Desondanks werd de getroffen bevolking niet voor het dreigende onheil gewaarschuwd. De eerste noodsignalen werden pas uitgevaardigd toen het water de mensen al aan de knieën stond en de eerste maatregelen, zoals de evacuatie van de bewoners, werden pas genomen op donderdagmiddag 15 juli, vijf dagen na het eerste alarmsignaal van de EFAS.
“Maar”, zoals onderstaand artikel terecht zegt, “de verantwoordelijkheid van de bourgeoisie houdt niet op bij het falen van het waarschuwingssysteem.” Ze is ook verantwoordelijk voor o.a. het achterstallig onderhoud van de waterkeringen en de rioleringen, de kaalslag op de hellingen van de rivieren en beken, het rechttrekken van natuurlijke vaarwaters, het droogleggen van vochtige gebieden,de onverminderde bouw van huizen in overstromingsgevoelige gebieden, enz.
Deze tragische gebeurtenissen zijn geen alleenstaande gevallen. Onderstaand artikel maakt duidelijk dat de vermenigvuldiging van klimatologische rampen het leven op aarde alsmaar meer ontregelt en dat het kapitalisme niet alleen geen oplossing kan bieden voor deze rampen maar integendeel, door de groeiende chaos en het elk voor zich die de huidige fase van haar ontbinding kenmerken, de toestand alsmaar uitzichtlozer maakt.
o-o-o-o-o-o-o-o
In slechts enkele weken tijd hebben klimaatrampen elkaar overal op de planeet in een ontstellend tempo opgevolgd. In de Verenigde Staten, Pakistan, Spanje en Canada hebben de temperaturen de 50° C benaderd. In Noord-India veroorzaakte de hitte enkele duizenden doden. 800.000 hectare Siberische bossen, een van de koudste gebieden ter wereld, zijn al in rook opgegaan. In Noord-Amerika is het traditionele seizoen van de reusachtige bosbranden al begonnen: alleen al in British Columbia is al meer dan 150.000 hectare in vlammen opgegaan! In het zuiden van Madagaskar heeft een ongekende droogte 1,5 miljoen mensen in hongersnood gestort. Honderdduizenden kinderen sterven, omdat ze niets te eten of te drinken hebben, in een bijna unanieme onverschilligheid! Kenia en verschillende andere Afrikaanse landen maken dezelfde dramatische situatie door.
Maar terwijl delen van de wereld verstikken, hebben hevige regens Japan, China en Europa getroffen en ongekende overstromingen en dodelijke aardverschuivingen veroorzaakt. In het centrum van Europa, met name in Duitsland en België, hebben de overstromingen, op het moment van schrijven, aan meer dan 200 mensen het leven gekost en duizenden mensen verwond. Duizenden huizen, hele dorpen, steden en straten zijn weggespoeld. In West-Duitsland werden het wegennet, elektriciteitsleidingen, gasleidingen, telecommunicatienetwerken en spoorwegen verwoest. Veel spoor- en verkeersbruggen stortten in. Nooit eerder is deze regio op zo'n grote schaal getroffen door overstromingen.
In China viel in de stad Zhengzhou, hoofdstad van de centrale provincie Henan en met een bevolking van 10 miljoen mensen, in drie dagen het equivalent van een jaar regen! Straten veranderden in woeste stortvloeden, met hallucinante taferelen van verwoesting en chaos: ingestorte wegen, kapotgeslagen asfalt, voertuigen die door het water werden meegesleurd... Duizenden metrogebruikers kwamen vast te zitten in stations, treinen of tunnels, vaak met water tot aan hun nek. Er zijn ten minste 33 doden en nog veel meer gewonden gemeld. 200.000 mensen zijn geëvacueerd. Water, elektriciteit en voedselvoorraden werden plotseling afgesneden. Niemand was gewaarschuwd. De schade voor de landbouw loopt in de miljoenen. In het zuiden van Henan brak de dam door van het Guojiaju-waterreservoir terwijl twee andere dammen elk moment kunnen instorten.
De conclusies van het voorlopig rapport van het IPCC, dat naar de pers is gelekt, zijn huiveringwekkend: “Het leven op aarde kan zich herstellen van grote klimaatveranderingen door te evolueren naar nieuwe soorten en door nieuwe ecosystemen te scheppen. De mensheid kan dat niet”. Al tientallen jaren waarschuwen wetenschappers voor de gevaren van klimaatverandering. Daar zijn we nu aanbeland! Het is niet langer een kwestie van het uitsterven van soorten of plaatselijke rampen; de catastrofes zijn nu permanent... en het ergste moet nog komen!
Sinds een aantal jaren zijn er steeds meer hittegolven, branden, orkanen en beelden van vernieling. Maar als de tekortkomingen en incompetentie van de armste staten bij het beheersen van rampen helaas niemand meer verbazen, dan is het groeiende onvermogen van de grootmachten om hiermee om te gaan bijzonder tekenend voor het niveau van de crisis waarin het kapitalisme wegzinkt. Niet alleen worden de klimaatverschijnselen steeds verwoestender, talrijker en oncontroleerbaarder, maar ook raken de staten en de hulpdiensten, onder het gewicht van tientallen jaren bezuinigingen, steeds meer gedesorganiseerd en schieten zij steeds meer tekort.
De situatie in Duitsland is een duidelijke uiting van deze tendens. Hoewel het Europees waarschuwingssysteem voor overstromingen (EFAS), dat na de overstromingen van 2002 is opgezet, de overstromingen van 14-15 juli heeft voorzien, “werden de waarschuwingen niet ernstig genomen en waren de voorbereidingen ontoereikend”, zoals hydroloog Hannah Cloke verklaarde ([1]). De federale staat heeft in feite de waarschuwingssystemen overgelaten aan de deelstaten en zelfs aan de gemeenten, zonder gestandaardiseerde procedures of de nodige middelen. En nadat het elektriciteits- en telefoonnet was ingestort, waardoor het onmogelijk was de bevolking te waarschuwen en te evacueren, kon de civiele bescherming de sirenes alleen laten loeien waar deze nog werkten! Vóór de hereniging waren er ongeveer 80.000 sirenes in West- en Oost-Duitsland; nu zijn er nog maar 15.000 zijn in werking ([2]). Door het gebrek aan communicatie en coördinatie verliepen ook de operaties van de reddingseenheden in grote wanorde. Met andere woorden: bezuinigingen en bureaucratische incompetentie hebben in hoge mate bijgedragen tot dit fiasco!
Maar de verantwoordelijkheid van de bourgeoisie houdt niet op bij het falen van de veiligheidssystemen. In deze verstedelijkte en dichtbevolkte gebieden is de doorlaatbaarheid van de bodem sterk verminderd, waardoor het risico van overstromingen toeneemt. Om de arbeidskrachten beter te concentreren ten behoeve van de rentabiliteit, aarzelen de autoriteiten al tientallen jaren niet om toestemming te geven voor de bouw van een groot aantal huizen in overstromingsgevoelige gebieden!
Een groot deel van de bourgeoisie kon niet anders dan het verband toegeven tussen de opwarming van de aarde en de toename van rampen. Te midden van het puin verklaarde de Duitse Bondskanselier plechtig: “We moeten opschieten. We moeten sneller handelen in de strijd tegen de klimaatverandering”([3]). Pure schijnheiligheid! Sinds de jaren 1970 zijn er bijna elk jaar internationale topontmoetingen en conferenties geweest met een reeks van beloften, doelstellingen en toezeggingen. Telkens weer blijken de ‘historische overeenkomsten’ niet meer dan vrome wensen te zijn, terwijl de uitstoot van broeikasgassen elk jaar blijft toenemen.
In het verleden kon de bourgeoisie zich, vanuit economisch oogpunt,nog mobiliseren voor specifieke kwesties, zoals de drastische vermindering van gefluoreerde gassen die verantwoordelijk zijn voor het ‘gat’ in de ozonlaag. Deze gassen werden gebruikt in airconditioning, koelkasten en spuitbussen. Dit is zeker een belangrijke inspanning, gezien de risico's die de aantasting van de ozonlaag nog steeds inhoudt, maar het heeft nooit een drastische omwenteling van het kapitalistische produktieapparaat gevergd. De CO2uitstoot is in dit verband een veel belangrijkere uitdaging!
Broeikasgassen worden gewekt door de voertuigen die werkers en goederen vervoeren, door de energie die fabrieken doet draaien, Zij bestaan ook uit methaan dat wordt voortgebracht door intensieve landbouw, welke ook gepaard gaat met de grootschalige vernietiging van bossen. Kortom, de CO2uitstoot raakt de kern van de kapitalistische productie: de concentratie van arbeid in enorme metropolen, de anarchie van de productie, de uitwisseling van goederen op wereldschaal, de zware industrie... Daarom is de bourgeoisie niet in staat om echte oplossingen te vinden voor de klimaatcrisis. Winstbejag, massale overproductie van goederen en plundering van natuurlijke hulpbronnen is geen ‘optie’ voor het kapitalisme: het is de onmisbare voorwaarde van zijn bestaan. Met het oog op de uitgebreide accumulatie van haar kapitaal, zonder welke zij haar eigen belangen en winsten in het licht van de verscherpte wereldwijde concurrentie in gevaar brengt, heeft de bourgeoisie geen andere keuze dan de productie te verhogen. De onuitgesproken essentie van deze logica is: na mij de zondvloed! Extreme klimatologische verschijnselen treffen niet langer alleen de bevolking van de armste landen, maar verstoren nu ook rechtstreeks het functioneren van het industriële en agrarische productieapparaat in de centraal gelegen landen. De bourgeoisie zit dus gevangen in de klem van onoplosbare tegenspraken!
Geen enkele staat kan zijn productieapparaat radicaal omvormen zonder een brutale terugslag te ondergaan in de concurrentie met andere landen. Kanselier Merkel mag dan beweren dat we ‘sneller moeten gaan’, maar de Duitse regering heeft nooit iets willen horen van milieuvoorschriften die te streng zijn om strategische sectoren zoals staal, chemie of auto-industrie te beschermen. Merkel is er ook jarenlang in geslaagd de (nochtans zeer geleidelijke) afschaffing van steenkool uit te stellen: de dagbouw van steenkool in het Rijnland en Oost-Duitsland blijft een van de grootste vervuilers in Europa. Met andere woorden, de prijs voor de sterke concurrentiepositie van de Duitse economie is de schaamteloze vernietiging van het milieu! Dezelfde onverbiddelijke logica is van toepassing op de hele planeet: het stoppen met het uitstoten van CO2 in de atmosfeer of met het vernietigen van bossen zou voor de ‘werkplaats van de wereld’, wat China is, maar ook voor alle geïndustrialiseerde landen, hetzelfde zijn als zichzelf in de voet schieten.
Geconfronteerd met deze overduidelijke uiting van de impasse van het kapitalisme, maakt de bourgeoisie gebruik van de catastrofes om haar systeem beter te verdedigen. In Duitsland, waar de verkiezingscampagne voor de federale verkiezingen van september in volle gang is, wedijveren de kandidaten met elkaar in voorstellen om de klimaatverandering te bestrijden. Maar het is allemaal een rookgordijn! De ‘groene economie’, die verondersteld wordt miljoenen banen te creëren en de zogenaamde ‘groene groei’ te bevorderen, is geen uitweg voor het kapitaal, noch in economisch noch in ecologisch opzicht. In de ogen van de bourgeoisie heeft de ‘groene economie’ vooral een ideologische waarde, bedoeld om de mogelijkheid te veinzen het kapitalisme te hervormen. Als er nieuwe sectoren met een ecologisch tintje opkomen, zoals de productie van zonnepanelen, biobrandstoffen of elektrische voertuigen, zullen deze niet alleen nooit als een echte locomotief voor de economie als geheel kunnen dienen, gezien de beperkingen van de koopkrachtige markten, maar hun catastrofale gevolgen voor het milieu staan niet langer ter discussie: massale vernietiging van bossen om zeldzame aardmetalen te winnen, erbarmelijke recycling van batterijen, intensieve koolzaadteelt, enzovoort.
De ‘groene economie’ is ook een wapen bij uitstek tegen de arbeidersklasse, dat fabriekssluitingen en ontslagen rechtvaardigt, zoals blijkt uit de woorden van Baerbock, de kandidaat van de Groenen bij de Duitse verkiezingen: “We kunnen fossiele brandstoffen [en de jobs die daarmee gepaard gaan] alleen geleidelijk afschaffen als we over honderd procent hernieuwbare energie beschikken”([4]). Het moet gezegd dat Baerbock veel weet over ontslagen en uitbuiting van de arbeidskracht, aangezien ze een partij leidt die zeven jaar lang actief heeft bijgedragen aan de verachtelijke hervormingen van de regering Schröder!
De machteloosheid van de bourgeoisie ten aanzien van de steeds verwoestender menselijke, sociale en economische gevolgen van de klimaatverandering is echter geen fataliteit. Zeker, omdat zij gevangen zit in de tegenspraken van haar eigen systeem, kan de bourgeoisie de mensheid alleen maar naar een ramp leiden. Maar de arbeidersklasse is, door haar strijd tegen uitbuiting met het oog op de omverwerping van het kapitalisme, het antwoord op deze duidelijke tegenstelling tussen enerzijds de veroudering van de kapitalistische productiemethoden, de volledige anarchie ervan, de veralgemeende overproductie, de zinloze plundering van de natuurlijke hulpbronnen, en anderzijds de dwingende noodzaak om de productie en de logistiek te rationaliseren om te voldoen aan de dringende menselijke behoeften en niet aan die van de markt. Door de mensheid te bevrijden van kapitalistische winst en uitbuiting, zal het proletariaat inderdaad de materiële mogelijkheid hebben om een radicaal programma van milieubescherming uit te voeren. Al is de weg nog lang, het kommunisme is meer dan ooit nodig!
EG / 23.07. 2021
[1]“Allemagne : après les inondations, premières tentatives d’explications [76]”, Libération.fr (17 juillet 2021).
[2]“Warum warnten nicht überall Sirenen vor der Flut ? [77]”, N-TV.de (19 juillet 2021).
[3]“Choquée par les dégâts “surréalistes”, Angela Merkel promet de reconstruire”, LeMonde.fr (18 juillet 2021).
[4]“Klimaschutz fällt nicht vom Himmel, er muss auch gemacht werden”, Welt.de (22 juillet 2021).
Links
[1] https://www.marxists.org/deutsch/archiv/luxemburg/1913/akkkap/kap32.htm
[2] https://en.internationalism.org/content/3129/report-international-situation-part-1
[3] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het-
[4] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties
[5] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[6] https://en.internationalism.org/books/dgcl/4/10_00.html
[7] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1915/junius/index.htm
[8] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/februaristaking
[9] https://nl.internationalism.org/tag/people/sneevliet
[10] https://nl.internationalism.org/tag/people/mll
[11] https://nl.internationalism.org/tag/7/109/kommunistische-linkerzijde
[12] https://nl.internationalism.org/tag/7/115/beinvloed-door-de-kommunistische-linkerzijde
[13] https://nl.internationalism.org/tag/8/136/hollandse-en-duitse-linkerzijde
[14] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/kpb
[15] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/socialistische-jonge-wacht
[16] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/amis-de-lexploite
[17] https://nl.internationalism.org/tag/people/josephe-jacquemotte
[18] https://nl.internationalism.org/tag/people/war-van-overstraeten
[19] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie
[20] https://nl.internationalism.org/tag/geschiedenis-van-de-arbeidersbeweging/1921-oprichting-kommunistische-partij-belgie
[21] https://nl.internationalism.org/tag/8/134/derde-internationale
[22] https://nl.internationalism.org/content/1524/rapport-over-de-hedendaagse-ontbinding-mei-2017
[23] https://www.bbc.com/mundo/noticias-51705060
[24] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/bestorming-capitool
[25] https://nl.internationalism.org/tag/17/320/trump
[26] https://nl.internationalism.org/tag/people/biden
[27] https://nl.internationalism.org/tag/people/kamala-harris
[28] https://nl.internationalism.org/tag/4/94/verenigde-staten
[29] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/verkiezingen-vs
[30] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/proud-boys
[31] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/bestorming-capitool
[32] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/commune-van-parijs
[33] https://nl.internationalism.org/tag/9/141/1871-de-commune-van-parijs
[34] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/kronstadt-1921
[35] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/de-opstand-kronstadt
[36] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923
[37] https://nl.internationalism.org/tag/18/328/russische-revolutie-1917
[38] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4261#_ftn9
[39] https://nl.internationalism.org/watis/platform
[40] https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme
[41] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201511/1294/1914-hoe-de-duitse-sociaal-democratie-de-arbeiders-verraadde
[42] https://es.internationalism.org/cci-online/200706/1935/cuales-son-las-diferencias-entre-la-izquierda-comunista-y-la-iv-internacional
[43] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4261#_ftnref7
[44] https://nl.internationalism.org/content/het-kommunisme-geen-mooi-ideaal-maar
[45] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/index.htm
[46] https://nl.internationalism.org/tag/themas-verdiepen/ultralinks-deel-van-kapitalistisch-links
[47] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[48] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4267#_ftn3
[49] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4267#_ftn6
[50] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4267#_ftn13
[51] https://nl.wikisource.org/wiki/Manifest_van_de_Communistische_Partij
[52] https://nl.internationalism.org/ir/16_functie
[53] https://nl.internationalism.org/ir/16_function
[54] https://files.libcom.org/files/The%20Russian%20Enigma%20-%20Ante%20Ciliga.pdf
[55] https://en.internationalism.org/ir/037_natqn_02.html
[56] https://es.internationalism.org/cci-online/201104/3103/apuntes-sobre-la-cuestion-sindical
[57] https://en.internationalism.org/international-review/201508/13354/zimmerwald-and-centrist-currents-political-organisations-proletari
[58] https://en.internationalism.org/content/10160/1914-how-german-socialism-came-betray-workers
[59] https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1913/1913driecomponenten.htm
[60] https://www.marxists.org/francais/trotsky/livres/ical/ical.pdf
[61] https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1917/1917aprilstellingen.htm
[62] https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/15.htm
[63] https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/16.htm
[64] https://nl.internationalism.org/tag/7/121/ultra-links
[65] https://communisme.nu/artikelen/2014/07/02/zijn-jullie-democraten/
[66] https://nl.internationalism.org/iks/201501/1227/8-het-parlementaire-en-verkiezingsbedrog
[67] https://studylib.net/doc/13143240/the-communist-international-1919-1943-documents-volume-i
[68] https://nl.internationalism.org/watis/basisstandpunten
[69] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/politieke-situatie-nederland
[70] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland
[71] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/verkiezingen
[72] https://nl.internationalism.org/tag/6/323/parlementarisme
[73] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/identitairen
[74] https://twitter.com/GerritHiemstra/status/1415394333277233155?ref_src=twsrc%5Etfw%7Ctwcamp%5Etweetembed%7Ctwterm%5E1415394334577500165%7Ctwgr%5E%7Ctwcon%5Es2_&ref_url=https%3A%2F%2Fjoop.bnnvara.nl%2Fnieuws%2Flimburg-zucht-onder-klimaatcrisis-rivier-door-va
[75] https://www.noodweer.be/waarom-heeft-het-de-afgelopen-dagen-zoveel-geregend-boven-de-benelux/
[76] https://www.liberation.fr/international/europe/inondations-le-nombre-de-morts-atteint-133-en-allemagne-153-en-europe-20210717_AAKJJWRYWZEGNJIQ3KKNNKBDQY/
[77] https://www.n-tv.de/politik/Warum-warnten-nicht-ueberall-Sirenen-vor-der-Flut-article22692234.html
[78] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/overstromingen