Trotski, Pannekoek, Appel: trouwe strijders van het proletariaat

Printer-friendly version

"Meer dan welke klasse ook in de geschiedenis is het proletariaat rijk aan prachtige revolutionaire figuren, aan toegewijde militanten, onvermoeibare strijders, martelaars, denkers en mensen van de actie. "Meer dan welke klasse ook in de geschiedenis is het proletariaat rijk aan prachtige revolutionaire figuren, aan toegewijde militanten, onvermoeibare strijders, martelaars, denkers en mensen van de actie. Dat is toe te schrijven aan het feit dat, in tegenstelling tot andere revolutionaire klassen die enkel tegen de reactionaire klasse vochten om hun eigen heerschappij in te stellen en de onderwerping van de maatschappij aan hen egoïstische belangen van bevoorrechte klasse, het proletariaat geen voorrechten te veroveren heeft.” (De drie L’s: Lenin, Luxemburg, Liebknecht, l'Étincelle, het blad van de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk, 1946)

De arbeidersbeweging telt zoveel van deze voorbeeldige militanten dat het onmogelijk is ze allemaal te eren. Sommigen onder hen drukken echter op een bijzondere wijze de passie uit voor de revolutie en we willen hier daarom drie van hen in herinnering brengen, die de moeilijke beproeving van de periode van contra-revolutie in de jaren 1920 en 1930 en de daaropvolgende Tweede Wereldoorlog doorgemaakt hebben. Het gaat om Leo Trotski, 70 jaar geleden gestorven, Anton Pannekoek, 50 jaar geleden overleden, en Jan Appel, die ons 25 jaar geleden ontviel. Hoewel ze elk een zeer verschillende levensloop kenden en vaak zeer diepe meningsverschillen hadden, hebben deze felle strijders van het proletariaat, en ondanks hun politieke fouten, nooit opgehouden hun leven enkel te wijden aan de verdediging van de belangen van hun klasse.

Trotski

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog wordt Trotski, na een vurig militanten leven, dat geheel gewijd was aan de zaak van de arbeidersklasse, als revolutionair en strijder met een pikhouweel vermoord door een agent van de GPOE. Ondanks zijn ernstige politieke fouten, zijn de bijdragen van Trotski aan de arbeidersklasse immens. Gedurende zijn leven is hij talrijke keren gearresteerd, uitgestoten en verbannen, maar hij bleef zich inzetten voor het revolutionaire perspectief. Heel jong al was hij een actief propagandist in de sociaal-democratische krant Iskra, een uitzonderlijk redenaar, en voorzitter van de Sovjet van Petrograd tijdens de revolutie van 1905. Hij had belangrijke meningsverschillen met Lenin en alhoewel hij werd gedwongen uit te wijken naar de Verenigde Staten, kwam hij in mei 1917 terug naar Rusland en vervoegde zich bij de Bolsjewistische Partij. Zijn rol in de Oktoberrevolutie is doorslaggevend, net als de rol die hij speelt in de oprichting en organisatie van het Rode Leger, dat de verdediger wordt van revolutionair Rusland tegen de aanvallen van de contra-revolutionaire witte legers en de coalitietroepen, die proberen “de kommunistische pest” te verpletteren. (1)

Hij speelde nog een bijzonder ondankbare rol, want achteraf zwaar bekritiseerd, als hoofd van de delegatie die in maart 1918 onderhandelde met Duitsland over de vrede van Brest-Litovsk, welke de bevolking in Rusland enige tijd adempauze gaf. Trotski was aan de zijde van Lenin één van de oprichters van de Kommunistische Internationale, waarvoor hij de redacteur was van talrijke fundamentele teksten. Zijn Geschiedenis van de Russische Revolutie vormt een essentiële referentie voor het begrijpen en bevatten van heel het belang van deze historische gebeurtenis. De literaire nalatenschap van Trotski, op politiek, historisch, cultureel en theoretisch vlak, is enorm, waarmee hij het devies van Marx ook tot het zijne maakt: “Niets menselijks is mij vreemd”.

Zijn theorie van de 'permanente revolutie' en de analysefouten die ermee gepaard gaan (zoals de noodzaak voor het proletariaat de burgerlijke revolutie door te voeren in landen waar de bourgeoisie zelf te zwak is om het feodalisme te overwinnen) zijn één van de hefbomen, die Stalin er al vroeg toe brengen hem te haten. De grondregel van deze theorie is dat de revoluties van de 20e eeuw niet kunnen ophouden als burgerlijke en nationale doeleinden bereikt zijn en stelt zich tegenover de theorie van het 'socialisme in één land' en daarna van de 'revolutie in stappen' die de basis vormen van het stalinisme in de jaren 1920 en 1930.

Trotski, die zei:“De realiteit vergeeft de theorie geen enkele fout”, verdedigde in zijn laatste jaren talrijke opportunistische standpunten, zoals de politiek van ‘entrisme’ in de sociaal-democratie, het proletarisch eenheidsfront, de kwestie van de proletarische aard van de USSR, enzovoort, standpunten die de Kommunistische Linkerzijde in de jaren 1930 terecht bekritiseerde (2). Hij is echter nooit overgestapt naar het vijandelijk kamp, dat van de bourgeoisie, zoals de trotskisten na zijn dood wel deden. In het bijzonder over de kwestie van de imperialistische oorlog heeft hij tot het eind de traditionele opvatting van de revolutionaire beweging verdedigd: de omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog. In het Manifest van de IVe Internationale, genaamd Alarm, dat hij zonder dubbelzinnigheden en uitsluitend vanuit het standpunt van het revolutionaire proletariaat heeft opgesteld om stelling te nemen tegenover de veralgemeende imperialistische oorlog, kan men lezen:

"De IVe Internationale bouwt haar politiek niet op de militaire lotgevallen van de kapitalistische staten, maar op de omvorming van de imperialistische oorlog in een oorlog van arbeiders tegen kapitalisten, voor de omverwerping van de heersende klassen in alle landen, op de socialistische wereldrevolutie” (Manifest van de IVe Internationale van 29 mei 1940, p.75, hoofdstuk 24, Œuvres de Trotski). Ziedaar, wat de trotskisten vergeten en verraden hebben.

Hoe intensiever de wereldoorlog werd, hoe meer de eliminatie van Trotski een cruciaal punt werd voor de wereldbourgeoisie (3), net als voor Stalin. Om zijn macht te grondvesten en een politiek te ontwikkelen die hem tot de belangrijkste bouwer van de contra-revolutie maakte, heeft Stalin eerst talloze revolutionairen, oude Bolsjewiki, geëlimineerd door hen naar de kampen te sturen. Vooral zij, die de kameraden van Lenin waren, de bouwers van de Oktoberrevolutie, werden hierdoor getroffen. Maar dat volstond nog niet. De gevaarlijkste van alle Bolsjewiki, ook al was hij in het buitenland, was Trotski. Stalin had hem al getroffen door in 1938 zijn zoon Léon Sédov te laten vermoorden in Parijs. Nu moest Trotski zelf opgeruimd worden.

Zijn eliminatie had een veel grotere betekenis dan die van de andere oude Bolsjewiki en die van de leden van de Russische Kommunistische Linkerzijde.

Anton Pannekoek

Op 28 april 1960 overleed Anton Pannekoek, na meer dan 50 jaar strijd voor de arbeidersklasse. Aan het begin van de 20e eeuw begon hij als verdediger van de belangen van de arbeidersklasse door stelling te nemen in de strijd tegen de revisionistische tendensen, in de Nederlandse arbeidersbeweging vertegenwoordigd door Troelstra. Met Gorter klaagde hij elke samenwerking aan met de progressieve liberale fracties van de bourgeoisie in het parlement.

“Niet een tegemoetkomende houding, niet overleg, niet toenadering tot de burgerlijke partijen en afslaan van onze volle eisen zijn de beste middelen om wat te krijgen, maar versterking van onze organisaties, uiterlijk in omvang, innerlijk in kennis en klassenbewustzijn, zodat zij voor de bourgeoisie als een steeds dreigender en vreeswekkender macht verschijnen.” (Anton Pannekoek en Herman Gorter, Marxisme en revisionisme, De Nieuwe Tijd, 1909)

Toen hij in 1906 naar Duitsland ging om les te geven aan de SPD-school, kwam hij al gauw in conflict met de leiding, onder meer met Kautsky, over het belang van een zelfstandige massa-actie van de arbeiders. In 1911 was hij de eerste van de socialisten die, in het voetspoor van Marx na de nederlaag van de Commune van Parijs, verklaarde dat de strijd van de arbeiders tegen de kapitalistische overheersing geen andere keus heeft dan de vernietiging van de burgerlijke staat. “De strijd van het proletariaat, schreef hij, is niet enkel een strijd tegen de bourgeoisie om de staatsmacht; het is ook een strijd tegen de staatsmacht.” (geciteerd in Staat en Revolutie van Lenin)

Toen in 1914 de wereldoorlog uitbrak, nam hij resoluut stelling tegen het verraad van de sociaal-democratische leiders van de Tweede Internationale. Gedurende de oorlog werd hij sympathisant van de ISD in Bremen en de SPD in Nederland, en schreef hij artikelen tegen de oorlogspolitiek. In een brief aan Van Ravensteyn van 22 oktober 1915 legt hij uit wat hem ertoe bracht zich te verbinden aan het initiatief van de Linkerzijde van Zimmerwald.

Daarna sprak hij zijn onvoorwaardelijke solidariteit uit met de Russische arbeiders toen die in 1917, in Sovjets georganiseerd, de macht grepen, en bleef hij onverdroten de noodzaak propageren van de wereldrevolutie. “Wat we hoopten is ondertussen gebeurd. Op 7 en 8 november hebben de arbeiders en soldaten van Petrograd de regering Kerenski omvergeworpen. En het is waarschijnlijk (...) dat die revolutie zich over heel Rusland zal uitbreiden. Een nieuw tijdperk begint, niet alleen voor de Russische revolutie, maar ook voor de proletarische revolutie in Europa.” (Anton Pannekoek, De Russische Revolutie III, De Nieuwe Tijd, 1917, p.560; De Russische Revolutie VIII, De Nieuwe Tijd, 1918, p.125)

Toen de meerderheid, die uit de KPD uitgesloten werd, in april 1920 een nieuwe partij oprichtte, de KAPD, was Pannekoek een grote inspirator voor het programma van deze politieke organisatie. Dit programma verenigde de belangrijkste standpunten van de nieuwe periode. Pannekoek was (precies zoals Rosa Luxemburg tot zij in 1919 vermoord werd) aan het begin van de jaren 1920 een, weliswaar kritisch, maar een vurig verdediger van de Oktoberrevolutie.

Maar dat belette hem niet om uiteindelijk foute lessen te trekken uit de nederlaag van de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland. Hij kwam inderdaad tot de conclusie dat de Bolsjewiki in feite een burgerlijke revolutie hadden geleid. Waarom? Niet alleen omdat volgens hem in 1917 in Rusland nog resten van feodalisme bestonden, versnipperde vormen van kleinburgerlijke productie, maar ook omdat Lenin het verschil niet goed begrepen zou hebben tussen proletarisch materialisme en het burgerlijk materialisme. (Zie John Harper (pseudoniem van Anton Pannekoek), Lenin als Filosoof, 1938)

Voor elke revolutionair van vandaag blijven de werken van Pannekoek, ondanks zijn latere fouten, een belangrijke referentie, alleen al omdat hij, zoals andere linkskommunisten een brug sloeg tussen de sociaal-democratische Tweede Internationale en de beginnende Kommunistische Derde Internationale, de periode die zich uitstrekte van 1914 tot 1919, en omdat hij daarna zijn theoretische werk is blijven voortzetten. Zoals hij later herhaalde: “... onze taak is vooral een theoretische taak: door studie en discussie de beste weg vinden en aanduiden voor de actie van de arbeidersklasse.” (Brief van Pannekoek aan Castoriadis – Socialisme ou Barbarie, 8 november 1953)

Jan Appel

Op 4 mei 1985 stierf de laatste grote figuur van de Kommunistische Internationale, Jan Appel, op de leeftijd van 95 jaar. Het proletariaat zal nooit zijn leven vergeten, een leven van strijd voor de bevrijding van de mensheid.

De revolutionaire golf van het begin van vorige eeuw is mislukt. Duizenden marxistische revolutionairen werden gedood in Rusland en Duitsland, sommigen pleegden zelfs zelfmoord. Maar ondanks die lange nacht van de contra-revolutie bleef Jan Appel trouw aan het marxisme, bleef hij trouw aan de arbeidersklasse, overtuigd van het feit dat de proletarische revolutie moest komen. Jan Appel werd gevormd en gehard in de revolutionaire beweging in Duitsland en Nederland aan het begin van vorige eeuw. Hij streed zij aan zij met Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht, Lenin, Trotski, Gorter, Pannekoek. Hij streed in de revolutie in Duitsland in 1919. Hij behoorde tot degenen die nooit de zaak van het proletariaat verrieden. Hij was een waardig vertegenwoordiger van die anonieme massa van de gestorven generaties van het proletariaat. Hun historische strijd heeft zich altijd gekeerd tegen persoonsverering of het nastreven van glorierijke titels. Evenmin als Marx en Engels hoeft Jan Appel geen rekenschap af te leggen aan de kapitalistische sensatiepers.

Maar hij was ook meer dan zomaar iemand uit heel die anonieme massa moedige revolutionaire militanten, welke werd voortgebracht door de revolutionaire golf van de arbeidersbeweging begin vorige eeuw. Hij heeft sporen nagelaten voor de revolutionairen, die vandaag de fakkel overnemen. Jan Appel was in staat degenen te herkennen, even anoniem en voor het ogenblik beperkt tot een kleine minderheid, die de kommunistische strijd voort zullen zetten. Met trots hebben wij Jan Appel ontvangen op het Oprichtingscongres van de Internationale Kommunistische Stroming in 1976 in Parijs.

Geboren in 1890 begint Jan Appel al heel jong te werken op de scheepswerven in Hamburg. In 1908 is hij een actief lid van de SPD. In de oorlog, jaren vol kwelling, neemt hij deel aan discussies over de nieuwe kwesties die zich aan de arbeidersklasse stellen: de houding tegenover de imperialistische oorlog en tegenover de Russische revolutie. Dat brengt hem ertoe om zich eind 1917-begin 1918 aan te sluiten bij de Linksradikalen in Hamburg, die duidelijk standpunt kozen tegen de oorlog en voor de revolutie. Vervolgens beantwoordde hij de oproep, in juli 1917 van de IKD in Hamburg, die alle revolutionairen vroegen om te ijveren voor de oprichting van een USPD, in oppositie tegen de reformistische en opportunistische politiek van de SPD-meerderheid. Gedreven door de arbeidersgevechten van eind 1918 treedt hij ook toe tot de Spartakusbund van Rosa Luxemburg en neemt hij na de eenmaking in de KPD(S) een verantwoordelijke positie in de groep van het district Hamburg.

Op basis van zijn actieve deelname aan de gevechten, die sinds 1918 plaatsvonden, en zijn organisatorische talenten, kiezen de deelnemers aan het Oprichtingscongres van de KAPD Jan Appel en Franz Jung als vertegenwoordigers van de Partij voor de Kommunistische Internationale in Moskou. Zij moesten discussiëren en onderhandelen over haar toetreding tot de Derde Internationale en over de verraderlijke houding van de centrale van de KPD tijdens de Ruhropstand. Om in Moskou te geraken moesten ze een schip kapen. Daar aangekomen hadden ze discussies met Zinovjev, voorzitter van de Kommunistische Internationale, en met Lenin. Op basis van het manuscript van Lenin, ‘De Linkse Stroming, een Kinderziekte van het Kommunisme’, discussieerden ze lange tijd en weerlegden onder meer de valse beschuldigingen van syndicalisme (dat wil zeggen: de verwerping van de rol van de partij) en van nationalisme.

Er waren nog verschillende reizen naar Moskou nodig totdat de KAPD als sympathiserende organisatie werd toegelaten tot de Derde Internationale en zo deel kon nemen aan het Congres van 1921.

Appel was actief overal waar de KAPD en de AAUD hem heen stuurden. Zo werd hij de verantwoordelijke voor het weekblad Der Klassenkampf van de AAU in het Ruhrgebied, waar hij bleef tot in november 1923.

Op het IIIe Congres van de Kommunistische Internationale, in 1921, waren Appel, Meyer, Schwab en Reichenbach de afgevaardigden die, tegen het groeiende opportunisme binnen de Komintern, de laatste onderhandelingen voerden namens de KAPD. Ze probeerden tevergeefs, samen met de afgevaardigden van Bulgarije, Hongarije, Luxemburg, Mexico, Spanje, Groot-Brittannië, België en de Verenigde Staten, een linkse oppositie te vormen. Kordaat onderstreepte Jan Appel, onder het pseudoniem Hempel, tegen het sarcasme van de Bolsjewistische en KPD-afgevaardigden in, aan het einde van dit IIIe Congres enkele fundamentele kwesties voor de wereldrevolutie van vandaag. Laten we aan zijn woorden herinneren: “De Russische kameraden zijn evenmin supermannen, en ze hebben tegenwicht nodig, en dat tegenwicht moet een Derde internationale zijn die elke tactiek van compromis, parlementarisme en oude vakbonden uitschakelt.”

Tot het einde toe was Jan Appel ervan overtuigd dat “alleen de klassenstrijd van belang is”. We zetten zijn strijd verder.

IKS / augustus 2010

 

Voetnoten

(1) De moeilijke omstandigheden waar de Bolsjewistische Partij en de arbeidersmassa’s, zowel op economisch als op militair vlak, mee geconfronteerd werden, waren het gevolg van ernstige fouten: de afslachting van de muitende matrozen van Kronstadt in 1921 en van het militair offensief tegen de beweging van Machhno in Oekraïne. Terwijl bepaalde militanten binnen van de Bolsjewistische Partij zich keerden tegen deze grove fouten, dan was Trotsky niet één van hen, hij is zelfs een van de belangrijkste uitvoerders geweest van deze repressies.

(2) Lees hiervoor onze brochure: Het trotskisme tegen de arbeidersklasse en de Internationale Revue (Fr, Eng, Sp) nr.103.

(3) Robert Coulondre, ambassadeur van Frankrijk bij het Derde Rijk, geeft er een welsprekende getuigenis van in zijn beschrijving van zijn de laatste ontmoeting met Hitler, net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Hitler ging er prat op zojuist een pact met Stalin te hebben afgesloten. Hij schetste een grandioos panorama van zijn toekomstige militaire zegetocht. In zijn  antwoord aan Hitler trachtte de Franse ambassadeur echter een beroep te doen op zijn redelijkheid en schetste hem de sociale oproer en het gevaar van de revoluties, die door een lange en moorddadige oorlog zouden kunnen worden teweeggebracht en die alle oorlogvoerende regeringen ten val zouden kunnen brengen. “U denkt enkel aan uzelf als overwinnaar”, zei de franse ambassadeur, “maar heeft u gedacht aan een andere mogelijkheid: dat Trotsky wel eens de winnaar zou kunnen worden?”