Door Internationalisme op
Toenemende problemen in het politieke leven van de bourgeoisie
Is de economische situatie rooskleurig, zijn de rationaliseringen en soberheidsmaatregelen tegen de arbeidersklasse overbodig geworden? Vast niet. Geconfronteerd met een uiterst instabiele economische situatie, met een ontwikkeling van strijdbaarheid van de arbeidersklasse, blijft het een vast punt in de doelstellingen van de bourgeoisie om in staat te blijven onontkoombare massale aanvallen uit te voeren zonder daarbij op grote schaal strijd te provoceren. Maar een andere factor komt nu steeds meer op de voorgrond, bepaalt steeds meer de prioriteiten van het politieke leven van de bourgeoisie in het algemeen en de samenstelling van regeringsploegen in het bijzonder.
Met de verdwijning van de Russische en Amerikaanse blokken beginnen de middelpuntvliedende tendensen binnen de kapitalistische maatschappij in verval, tot dan toe met veel moeite in de hand gehouden middels de hiërarchie van de twee blokken, de overhand te krijgen, plaats makend voor chaos, voor het ‘ieder voor zich’, met irrationele driften, en dat tot in de politieke stelsels van de grote geïndustrialiseerde landen. Zo heeft de machtigste bourgeoisie van de wereld, die van de Verenigde Staten, twee regeringstermijnen lang het staatsroer in handen gelaten van de bende incompetente blunderaars van de Bush-regering. Dit verraadt de diepe crisis van de heersende klassen en heeft net omgekeerd een gruwelijke verheviging van het ‘ieder voor zich’ met zich meegebracht en een uitbarsting van chaos en barbarij over heel de planeet.
Sindsdien worden het effect van de ontbinding van de burgerlijke maatschappij en de noodzaak om daar tegen op te treden een allereerste hoofdzorg in het politieke leven van de bourgeoisie. Deze algemene tendens wordt in België nog versterkt door de bijzondere druk van de spanningen tussen de ‘regionale’ fracties van de bourgeoisie die in de kiem al aanwezig waren toen de Belgische staat kunstmatig werd oprichting. Aan het eind van de twintigste eeuw maakt de verbreiding van de ontbinding en het ‘ieder voor zich’ in de wereld het zoeken naar, en het opleggen van een teer evenwicht tussen de regionale fracties steeds denkbeeldiger en onzekerder. De spanningen en innerlijke tegenstellingen worden steeds explosiever, vooral met een deel van de Vlaamse bourgeoisie dat af wil van ‘de bodemloze put van de niet rendabele Waalse industrie.’
Deze voortdurende spanningen brachten een reeks van verschijnselen voort waardoor het beheer van het politieke leven van de Belgische bourgeoisie heel ingewikkeld wordt:
– Op de eerste plaats is er de fragmentatie van het partijenlandschap, met sinds het einde van de jaren 1960 het geleidelijk afkalven van de grote socialistische en christen-democratische volkspartijen die het politieke leven ruimschoots beheersten en de opkomst van regionalistische partijen. De bourgeoisie probeerde deze uit de weg te ruimen door ze op te nemen in de traditionele partijen maar dat komt als een boemerang terug omdat het resultaat ervan is een destabilisatie van diezelfde traditionele partijen, zoals we de laatste jaren konden zien met de Vlaamse liberale partij van de voormalige eerste minister Verhofstadt en nu zelfs met de ‘overwinnaar’ van de verkiezingen, de christen-democraten van het CD&V.
– De explosie van protest- en irrationele stemmen in een land waar er stemplicht is heeft geleid tot de ontwikkeling van een politiek populisme dat sterk nationalistisch gekleurd is (Vlaams), hetgeen de versterking van openlijk populistische en separatistische partijen begunstigde, zoals Vlaams Blok/Belang en in mindere mate de ‘Lijst Dedecker’.
– De toename van het aantal corruptieaffaires en het toenemende gangsterisme in de maatschappij kwam de laatste jaren uitgebreid aan de oppervlakte, vooral in de Franstalige socialistische partij die onlangs op zijn kop werd gezet door talrijke schandalen.
Steeds groter problemen om gebruik te maken van verkiezingsmanipulaties
Het steeds ingewikkelder worden van het politieke apparaat van de bourgeoisie en een zeker verlies aan betrouwbaarheid van de onderdelen ervan maakt dat de Belgische bourgeoisie steeds groter problemen heeft om de verkiezingsresultaten af te stemmen op haar behoeften en snel een solide regeringsploeg samen te stellen.
En inderdaad, de bourgeoisie was verrast door de verkiezingsuitslag. Terwijl ze zich opmaakte om een regering te vormen met de twee grote christen-democratische en socialistische ‘populaire-families’ werd ze in de wielen gereden door de nederlaag van de socialistische partijen, in Vlaanderen (ontreddering van de SPa) zowel als in Wallonië (aanzienlijke teruggang van de PS van Elio Di Rupo). Anderzijds was de verkiezingsoverwinnaar, de Vlaamse christen-democraat Yves Leterme, ter gelegenheid van de verkiezingen een kartel aangegaan met een kleine separatistische groepering (de NVA van Bart De Wever) en had sterke regionalistische eisen naar voren gebracht, wat de speelruimte wel heel klein maakte. En dat al temeer omdat de andere overwinnaar, de Waalse liberale partij in zijn rangen een radicale Franstalige fractie telt, en de eisen daarvan bracht de Franstalige christen-democratische partij van Joëlle Milquet, omgedoopt tot ‘humanistisch-democratische’ in de problemen, die sterk gekant is tegen een verdergaande regionalisering van de staat en die zich een ‘links’ politiek profiel had aangemeten om met de PS in de Waalse regering een coalitie te kunnen vormen.
Deze tegenstellingen tussen de betrokken krachten vallen samen met de ingewikkeldheid van het politieke stelsel, met name:
– Het verdwijnen van nationale partijen waardoor er bij de vorming van een meerderheidsregering ten minste vier partijen betrokken zijn die ook nog een meerderheid moeten hebben in de afzonderlijke taalgemeenschappen van het land.
– Het naast elkaar bestaan van een federale regering en regionale regeringen, gekozen op verschillende momenten, wat soms meerderheden bewerkt die in tegenstelling staan tot elkaar al naargelang de regering en een sfeer van haast permanente (pré)-verkiezingscampagnes, verklaart de grote problemen waarmee de onderhandelingen tussen de partijen gepaard gaan. Deze moeilijkheden en het oeverloze gepraat kunnen op hun beurt de spanningen en de campagnes enkel verder opvoeren Als de bourgeoisie in haar geheel er geen belang bij heeft in de richting van separatisme te sturen dan kan de confrontatie tussen politieke fracties die regionaal georganiseerd zijn de ontluikende irrationele roep tot uiteindelijk separatisme van de gemeenschappen, die er niet in slagen overeen te komen, niet verminderen. Andere fracties op hun beurt stoken de spanningen nog verder op om de noodzaak naar voren te kunnen brengen van energieke maatregelen om de bevoegdheden van de centrale staat te vergroten en om het besluitvormingsproces en het politiek beheer te vereenvoudigen.
De problemen van de bourgeoisie brengen geen voordeel voor de arbeiders
Het feit dat het leven van de Belgische bourgeoisie sinds lang dooreen wordt geschud door innerlijke spanningen heeft nooit voorkomen dat deze spanningen sinds het begin van de twintigste eeuw meesterlijk worden gebruikt tegen de arbeidersklasse. Het stelselmatige gebruik ervan is een constante in de arbeidersvijandige politiek van de Belgische bourgeoisie sinds de Eerste Wereldoorlog en meer in het bijzonder sinds de heropleving van de klassenstrijd aan het einde van de jaren 1960, en dat in meerdere opzichten:
– De politiek van ‘machtoverdracht aan de regio’ heeft vooral gediend ter wettiging van het doorvoeren van herstructuringen in de industrie en de administratie, zoals andermaal op karikaturale wijze bleek uit het recente ‘Marschall Plan voor Wallonië’ van de Waalse regionale regering. Sinds de jaren 1970 zijn de begrotingsverlagingen en het inperken van personeelsbezetting en werkingsmiddelen onder voorwendsel van ‘groter doelmatigheid’ een karaktertrek van de ‘geregionaliseerde’ regeringen, zoals in het onderwijs, de openbare werken, het openbaar vervoer, het stadspersoneel en de werkloosheid. Wat betreft de noodlijdende industrieën – de staalindustrie in Wallonië en de scheepswerven in Vlaanderen –, deze zijn gerationaliseerd en gesloten in naam van het regionale dynamisme dat geen ‘kwakkelende bedrijven’ als blok aan het been kon hebben.
– De communautaire en regionale confrontaties zijn bewust uitgespeeld en gedramatiseerd om de aanvallen op de arbeidersklasse te verbergen. Zo trok het federaliseringsproces heel de jaren 1990 veel media-aandacht op momenten waarop uiterst harde soberheidsmaatregelen werden genomen om het begrotingstekort van de staat drastisch te verminderen. De verbale separatistische dreigementen, waarop de getrouwe unitaristen van repliek dienden werden opgeblazen om de aandacht van de bevolking, en natuurlijk vooral de arbeiders, daarop te richten om de werkelijke inzet uit het zicht te houden.
– Er is een voortdurende mediacampagne ontwikkeld om de arbeiders te mobiliseren achter de belangen van ‘hun’ taalgemeenschap en er werd alles aan gedaan om wedijver tussen de regio’s in te blazen. Zo hameren de media er hele dagen op dat ‘Vlaanderen niet langer wil opdraaien voor de verlieslijdende Waalse staalindustrie’, dat ‘Wallonië niets te maken heeft met de toekomstloze Vlaamse scheepswerven’, dat ‘het onderwijs in Vlaanderen van betere kwaliteit is’, dat ‘werklozen in Wallonië minder sancties krijgen’, enzovoort. Het ‘sub-nationalistische’ bedrog van de ‘regionale macht’ dient maar één enkel doel: de arbeiders mobiliseren achter hun bourgeoisie (nationaal of regionaal), daarbij de Waalse arbeiders opstokend tegen hun Vlaamse klassenbroeders en omgekeerd, en ze de onvermijdelijkheid van crisis en offers aan te praten.
– Het regionalistische vergif is tenslotte stelselmatig door de bourgeoisie gebruikt om de oplaaiende arbeidersstrijd te verdelen en te isoleren. Tijdens de algemene staking van 1960-1961 spelen de Waalse socialisten en syndicalisten het bedrog van het federalisme uit om de arbeidersstrijd te verdelen en naar een impasse te voeren; het Vlaamse nationalisme speelde een niet verwaarloosbare rol in de sabotage van de wilde stakingen van de Limburgse mijnwerkers in 1966 en 1970; onlangs, tijdens de drastische rationalisaties bij VW Vorst probeerden de arbeiders het regionalistische keurslijf te doorbreken maar patronaat, regering en vakbonden verenigden zich om de beweging te breken door het communautaire vergif weer in te spuiten.
De arbeiders mogen zich ook niet laten inpakken door de campagne rond de toekomst van België, die er fundamenteel toe dient om ze het klassenspoor bijster te laten worden maar in tegendeel afstand te nemen en te begrijpen welke krachten er in het spel zijn. Met het ‘sub-nationalistische bedrog’ wordt geprobeerd de arbeidersklasse te verbergen dat het een veralgemeende wereldcrisis is die de Waalse industrie om zeep helpt en die de Vlaamse industrie vernietigt, dat het kapitalisme in zijn geheel in crisis is en ter discussie moet worden gesteld. En de bourgeoisie gebruikt het verstoorde evenwicht van haar staat net als de uitingen van ontbinding van haar eigen politieke leven om te voorkomen dat het bewustzijn van deze werkelijkheid bij de arbeiders tot ontwikkeling komt, om de strijdbaarheid te ondergraven en in een poging ze te binden aan ‘hun’ regionale bourgeoisie ter ‘verdediging van hun regio’.
Jos / 10.09.2007