Door Internationalisme op
Het vastlopen van de oorlog in Irak en de vermenigvuldiging van dodelijke aanslagen maken overduidelijk dat de strijd tegen het internationale terrorisme, zowel in het Midden-Oosten als in de rest van de wereld, compleet mislukt is. De Verenigde Staten worden niet slechts vernederd maar krijgen striemende klappen.
De Amerikaanse bourgeoisie zit in een doodlopend straatje
Hoe is het mogelijk dat het sterkste leger van de wereld, uitgerust met de meest moderne technologie, de meest doeltreffende inlichtingendiensten, de meest verfijnde wapens om doelen te lokaliseren en op honderden kilometers afstand te treffen, vastzit in een dergelijk wespennest? Voor de heersende klasse is het antwoord vanzelfsprekend: het kan slechts te maken hebben met de onbekwaamheid van Bush jr., de “slechtste president uit de geschiedenis van de Verenigde Staten: onwetend, arrogant en volkomen stupide” (in de woorden van de schrijver Norman Mailer). Kortom, een halve imbeciel die wordt omgeven door een bende nietsnutten. Deze uitleg is simpel en werkt des te beter omdat Bush echt niet veel moet doen om dit aannemelijk te maken. Maar zij staat ver bezijden het werkelijke probleem, en daaruit bestaat juist haar nut voor de bourgeoisie. Of het kapitalisme deze of gene richting opgaat, hangt niet af van het ene of andere individu aan de top van de staat. Het is de toestand van het systeem die politieke oriëntaties opdringt. De eerste wereldmacht moet noodzakelijkerwijze haar rangorde verdedigen. De Verenigde Staten kunnen geen andere politiek voeren dan die Paul Wolfowitz (een eminent lid van de republikeinse beleidsploeg) sinds het begin van de jaren 1990 naar voren bracht: “De wezenlijke politieke en militaire missie van Amerika in het tijdperk na de Koude Oorlog zal er uit bestaan om te verhinderen dat er een rivaliserende militaire supermacht kan opkomen in West-Europa, in Azië of in de gebieden van de vroegere Sovjet-Unie.” Deze ‘doctrine’ is openbaar gemaakt in maart 1992 toen de Amerikaanse bourgeoisie nog illusies koesterde over het succes van deze strategie, kort na de ineenstorting van de USSR en de hereniging van Duitsland. Met dit doel voor ogen verklaarden deze lieden enige jaren geleden dat er “een nieuw Pearl Harbour nodig was”, om de natie te mobiliseren, om de democratische waarden van Amerika aan de wereld op te leggen, en om de imperialistische rivaliteiten in de kiem te smoren. Daarom past het om er aan te herinneren dat de aanval op de Amerikaanse marinebasis in december 1941, die aan Amerikaanse kant 4.500 doden en gewonden kostte, de Verenigde Staten in staat stelde om aan de oorlog deel te nemen aan de kant van de Geallieerden, door de publieke opinie, die eerder voor het grootste deel aarzelde tegenover de deelname aan de oorlog, te doen omzwaaien. En dat terwijl de hoogste Amerikaanse politieke autoriteiten op de hoogte waren van dit project en niet tussen beide kwamen. Sindsdien werd slechts dezelfde politiek uitgevoerd: de aanslagen van 11 september 2001 hebben hen een 'nieuw Pearl Harbour' in de schoot geworpen en het is in naam van deze nieuwe kruistocht tegen het terrorisme dat zij de inval in Afghanistan en vervolgens in Irak hebben kunnen rechtvaardigen.
De balans van deze politiek, de enige die de eerste wereldmacht kan voeren, is verpletterend: 3.000 gesneuvelde soldaten sinds het begin van de oorlog in Irak ongeveer drie jaar geleden (waaronder meer dan 2.800 aan Amerikaanse zijde), 655.000 Irakezen zijn omgekomen tussen maart 2003 en juli 2006, terwijl de moorddadige aanslagen en de botsingen tussen sjiitische en soennitische fracties alleen maar erger geworden zijn. Er zijn 160.000 man bezettingstroepen aanwezig op Irakees grondgebied onder het oppercommando van de Verenigde Staten. Deze zien zich niet in staat om "hun missie van ordehandhaving te waarborgen" in een land dat op het punt staat om uiteen te spatten in een burger-oorlog. Niet alleen bevechten de sjiitische en soennitische milities elkaar al maanden met geweld, maar verscheuren ook rivaliserende sjiitische bendes elkaar onderling en zaaien ze terreur, voornamelijk de bende onder het bevel van Moqtada al-Sadr (met zijn zelfuitgeroepen 'Mehdi-leger') en de Al-Badr brigades (verbonden aan de heersende partij in de regering), die verantwoordelijk zijn voor de voornaamste bloedbaden in Amara, Nasirijja, Basra waar ze proberen hun wet op te leggen. In het zuiden van het land hebben soennitische activisten, die prat gaan op hun banden met Al Qaïda onlangs een 'islamitische republiek' uitgeroepen, terwijl in de regio van Bagdad de bevolking geconfronteerd wordt met autobommen, exploderende bussen of zelfs fietsen, naast de afpersingen van plunderaars. De Amerikaanse troepen hoeven hun neus maar te laten zien of ze staan al bloot aan hinderlagen.
Irak in een onontwarbare bloedige chaos
De oorlogen in Irak en Afghanistan slokken bovendien kolossale sommen geld op die de begroting van de Verenigde Staten steeds verder aanvreten en hen met torenhoge schulden opzadelen. De toestand in Afghanistan is niet minder rampzalig. De niet-aflatende jacht op Al Qaïda en de aanwezigheid, ook daar, van een bezettingsleger geven de Taliban weer krediet (ze wasin 2002 uit de macht verdreven, maar werd vervolgens door Iran en China herbewapend), en ze vermenigvuldigen hun hinderlagen en aanslagen.
De ‘terroristische demonen’ als Bin Laden of het regime van de Taliban zijn trouwens allebei ‘scheppingen’ van de Verenigde Staten geweest om de USSR tegen te werken ten tijde van de imperialistische blokken, na de inval van de Russische troepen in Afghanistan. De eerstgenoemde is een ex-spion die gerekruteerd werd door de CIA in 1979. Nadat hij gediend had als financieel tussenpersoon in een wapenhandel tussen Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten voor de Afghaanse ‘ondergrondse’ werd hij na de Russische inval bemiddelaar van de Verenigde Staten om geld uit te delen onder het Afghaanse verzet. De Taliban van hun kant zijn bewapend en gefinancierd door de Verenigde Staten en zij zijn destijds aan de macht gekomen met de volledige instemming van Uncle Sam.
Het is bovendien ook overduidelijk dat de grote kruistocht tegen het terrorisme, in plaats van uit te monden in de uitroeiing ervan, slechts is uitgelopen op een vermenigvuldiging van terroristische acties en zelfmoordaanslagen, wier enige motief is om zoveel mogelijk slachtoffers te maken.
Vandaag staat het Witte Huis machteloos tegen de meest vernederende lange neus die de Iraanse staat maakt. Dit geeft trouwens staten van vierde of vijfde rang vleugels, zoals Noord-Korea, dat zich veroorloofde om op 8 oktober een kernproef uit te voeren die het tot de achtste land met kernwapens maakt. Deze gigantische uitdaging brengt heel het evenwicht van Zuidoost-Azië aan het wankelen en zal op zijn beurt de aspiraties aanwakkeren van nieuwe pretendenten voor het verwerven van kernwapens. De snelle remilitarisering en herbewapening van Japan en zijn oriëntatie op de productie van kernwapens hebben er pas weer een voorwendsel bij gekregen om zich tegen de onmiddellijke buren van Japan te keren.
Daarbij moet ook de verschrikkelijke chaos vermeld worden van de toestand in het Midden-Oosten, en in het bijzonder in de Gaza-strook. Als gevolg van de verkiezingsoverwinning van Hamas eind januari werd de internationale hulp stopgezet en heeft de Israëlische regering de blokkering doorgevoerd van de fondsen van belastinginkomsten en douanerechten aan de Palestijnse Autoriteit. 165.000 ambtenaren worden al zeven maanden niet meer betaald maar hun woede, net als die van een hele bevolking waarvan 70% onder de armoedegrens leeft, en met een werkloosheid van 44%, wordt gemakkelijk ingekapseld door straatgevechten waarin sinds 1 oktober Hamas en Fatah weer tegenover elkaar staan. De pogingen van het vormen van een regering van nationale eenheid stranden de een na de ander. Tezelfdertijd belegert de Tsahal, na zijn terugtrekking uit Zuid-Libanon, opnieuw de grenszones met Egypte in het zuiden van de Gaza-strook en heeft het zijn bombardementen op de stad Rafah hervat, onder het voorwendsel op de terroristen van Hamas te jagen.
De bevolking leeft er in een klimaat van permanente terreur en onzekerheid. Sinds 25 juni zijn er in dit gebied al 300 doden gevallen.
Het fiasco van de Amerikaanse politiek is dus overduidelijk. Daardoor komt het dat de Bush-regering zo erg ter discussie staat, zelfs in eigen, republikeinse kamp. 60% van de Amerikaanse bevolking denkt dat de oorlog in Irak een ‘slechte zaak’ is, een groot deel ervan gelooft niet meer in de stelling dat de kernbewapening tegengehouden kan worden of aan het bestaan van banden tussen Saddam met Al Qaïda. De mening vat post het dit slechts een voorwendsel was om een militaire tussenkomst in Irak te rechtvaardigen. Een half dozijn recente boeken (waaronder een van de journalistieke vedette Bob Woodward die het Watergate-schandaal ten tijde van Nixon had onthuld) heeft een ongenadige beschuldiging opgesteld om deze 'staatsleugen' aan te klagen. Deze boeken spreken zich uit voor een terugtrekking van de troepen uit Irak. Dat betekent helemaal niet dat de militaristische politiek van de Verenigde Staten in de grond geboord wordt, maar wel dat de regering verplicht is hiermee rekening te houden, haar eigen tegenstellingen moet blootleggen om te proberen zich aan de nieuwe politieke situatie aan te passen.
De nieuwste zogenaamde ‘miskleun’ van Bush om toe te geven dat er een parallel bestaat met de oorlog in Vietnam valt samen met de ‘lekken’… die georkestreerd werden door interviews met James Baker. Het plan van de ex-chef van de generale staf van Reagan, en staatssecretaris ten tijde van Bush senior, mikt op de opening van een dialoog met Syrië en Iran en vooral op een gedeeltelijke terugtrekking van de troepen uit Irak. Deze poging om beperkt te paraderen onderstreept het peil van de verzwakking van de Amerikaanse bourgeoisie die zich een algehele terugtrekking niet kan veroorloven omdat dit de meest striemende kaakslag uit zijn geschiedenis zou zijn. De parallel met Vietnam is eigenlijk een bedrieglijke onderschatting. Want indertijd stelde de terugtrekking van de troepen uit Vietnam de Verenigde Staten in staat tot een strategische heroriëntatie ten voordele van hun bondgenootschappen en om China binnen hun eigen kamp te trekken tegenover de USSR. Daarentegen zou het terugtrekken van de Amerikaanse troepen uit Irak een zuivere capitulatie zonder compensatie betekenen die de Amerikaanse grootmacht compleet ongeloofwaardig zou maken. Deze tegenstrijdigheden zijn schreeuwende uitingen van de verzwakking van het Amerikaanse leiderschap en de opgang van het ‘ieder voor zich’. Een verandering van de meerderheid in het nieuwe Congres zal geen andere ‘keuze’ aanreiken dan een vlucht naar voren in steeds moorddadigere militaire avonturen die een uiting zijn van de impasse van het kapitalisme.
In de Verenigde Staten is het gewicht van het chauvinisme dat ten toon gespreid werd na 11 september voor het grootste deel weggeëbd met de ervaring van het dubbele fiasco van de ‘strijd tegen het terrorisme’ en het wegzakken in het moeras van de oorlog in Irak. De rekruteringscampagnes voor het leger hebben moeite om kandidaten te ronselen die bereid zijn om zich in Irak aan flarden te laten schieten, terwijl de troepen zelf door demoralisatie overmand worden. Ondanks de risico's vinden er duizenden deserties plaats. Men heeft vastgesteld dat al meer dan duizend deserteurs hun toevlucht hebben gezocht in Canada.
Deze toestand licht een sluier op van een heel ander perspectief. Het steeds meer ondraaglijk worden van de oorlog en de barbarij in de maatschappij is een onmisbare dimensie in de bewustwording van de proletariërs van het niet te herstellen bankroet van het kapitalistisch systeem. Het enige antwoord dat de arbeidersklasse tegenover de imperialistische oorlog kan stellen, de enige solidariteit die zij kan betuigen aan haar klassenbroeders die blootgesteld zijn aan de ergste afslachtingen, is om in verweer te komen op haar eigen klassenterrein om een eind te maken aan dit systeem.
W / 21.10.2006