Ter verdediging van de IKS en de marxistische revolutionaire organisatie (antwoord aan een ex-lid)

Printer-friendly version

Een voormalig lid van de IKS, Devrim, die ongeveer drie jaar geleden de IKS verliet, heeft daarna een aantal kritieken geuit op onze organisatie. DIt artikel is ons antwoord.

Devrims "Mijn ervaring in de IKS"  verscheen voor het eerst in 2012 op het anarchistische forum Libcom. [1] Het was per definitie een persoonlijk verslag, gebaseerd op impressies en anekdotes over het leven in de IKS veeleer dan een algemene kritiek van de politieke principes van de IKS als geheel. Omdat er over persoonlijke smaak niet valt te twisten, hadden we de neiging om de kritieken te laten voor wat ze zijn, vooral toen Devrim verklaarde dat hij geen discussie wilde aangaan over dit verslag. Hij had de organisatie in ieder geval verlaten zonder een politieke rechtvaardiging van zijn vertrek.

Nu menen we dat deze persoonlijke kritieken een antwoord behoeven omdat de kwesties die ze stellen, een algemeen belang hebben gekregen, daar de fundamentele voorwaarden van het revolutionaire militantisme in vraag worden gesteld, ook bij diegenen die zichzelf beschouwen als deel van de 'Kommunistische Linkerzijde'. 

Wij begrijpen dat zijn persoonlijk verslag van de IKS verondersteld wordt een op zichzelf staande politieke analyse te zijn: een persoonlijke interpretatie, die als voldoende wordt beschouwd om te oordelen dat de IKS een organisatie is die zichzelf heeft overleefd.

Het leven en de dood van revolutionaire organisaties

Devrims kritiek heeft hem er zo toe gebracht op verschillende momenten te herhalen dat de IKS dood zal gaan. In een mail van 2013 aan een lid van het IKS, schreef hij in antwoord op de kritiek dat hij zich zou moeten richten op de politieke beginselen van het IKS:

“Ik denk dat het punt dat we moeten inzien is dat de politieke standpunten van een organisatie behoren tot de denkwijze van een vervlogen tijdperk. De IKS zal teloor gaan, en dit zal gebeuren, niet omdat men zich voor haar politieke standpunten engageert of ze verwerpt, maar juist om de tegenovergestelde reden; omdat men er geen heil in ziet om dit zelfs nog maar te doen. Natuurlijk wijst dit op een meer algemeen probleem van depolitisering binnen de maatschappij, maar voor een buitenstaander lijkt de IKS actief bezig om de cirkel van haar isolement te voltooien.”

De IKS zal doodgaan, zo gaat de redenering, niet omdat haar politieke standpunten en principes verkeerd of ouderwets zijn en vervangen dienen te worden door standpunten die beantwoorden aan de evolutie van de behoeften en doelstellingen van de strijd van de arbeidersklasse. Nee, zij zal vergaan vanwege een algemene desinteresse in politieke standpunten zelf. De onbekwaamheid van de IKS om zich aan te passen aan deze algemene desinteresse en de huidige verveling ten aanzien van politiek onder de bevolking, en zelfs onder would-be revolutionairen, en er daarentegen op aan te dringen haar politieke beginselen te verdedigen en uit te werken, zal leiden tot haar volledige isolement en ondergang. Dit is het essentiële denkwijze van Devrim.

In zijn verslag 'Mijn ervaring…' richt Devrim, getrouw aan zijn visie, 'zijn aandacht niet op de politieke standpunten' van het IKS, maar geeft hij een reeks, meestal negatieve, impressies en meningen over het leven in de organisatie, over het proces van integratie van nieuwe leden, over de wijze van centralisatie en over de discussies. Verder in dit artikel komen we terug op een aantal van deze kwesties. Maar eerst willen we kijken hoe belangrijk politieke standpunten en uitgangspunten zijn in de marxistische conceptie van revolutionaire organisatie.

In het verleden zijn marxistische revolutionaire partijen en organisaties verdwenen, vaak zelfs al op relatief jonge leeftijd. Het duidelijkste voorbeeld is de plotselinge ineenstorting van de Tweede Internationale in 1914, nadat de voornaamste partijen waaruit ze was samengesteld hun internationalistische politieke principes overboord gegooid hadden, hun imperialistische bourgeoisie volgden en die hielpen om miljoenen arbeiders naar de loopgraven te sturen om daar afgeslacht te worden. De Derde Internationale stierf af na de aanvaarding van de leuze van het 'Socialisme in één land', om dan een instrument te worden van de Russische staat en de arbeidersklasse voor te bereiden op de imperialistische slachting van de Tweede Wereldoorlog. [2]

Deze twee grote voorbeelden uit de marxistische revolutionaire beweging tonen dat de organisaties afstierven als gevolg van een geleidelijk verlaten van politieke beginselen, waaronder het belangrijkste principe voor de arbeidersklasse – de internationale eenheid en activiteit tegenover de imperialistische oorlog of de voorbereiding ervan. Deze marxistische organisaties stierven (althans wat de belangen van de arbeidersklasse betreft) dus niet ten gevolge van een onbekwaamheid om zich aan te passen aan de algemene sfeer van de maatschappij, maar juist omdat ze zich aanpasten en toegaven aan de druk van de imperialistische bourgeoisie en daarvoor hun proletarische politieke standpunten opgaven.

Daarom zijn we van mening dat de werkelijkheid lijnrecht ingaat tegen de logica van Devrim. Als we de revolutionaire geschiedenis namelijk gebruiken als leidraad, zou de IKS, in een poging zich aan te passen aan de heersende desinteresse voor politiek en uit angst voor isolement, waarschijnlijk verdwijnen als ze het belang van haar politieke standpunten zou verwerpen of afzwakken en ze er niet in zou slagen standvastig te blijven en deze en andere fundamentele beginselen theoretisch te ontwikkelen. Daarom is onze conclusie tegenovergesteld aan die van Devrim.

Als de marxistische revolutionaire beweging perioden van verraad en organisatorische ondergang gekend heeft, zoals de hierboven genoemde, dan zijn er ook perioden geweest die sprekende voorbeelden geven van marxistische minderheden, die het meest wrede isolement ondergingen teneinde de politieke standpunten hoog te houden en een levenslijn in stand te houden naar nieuwe revolutionaire organisaties. Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, die naar de gevangenis (dwangarbeid in het geval van Liebknecht) gingen en later werden vermoord vanwege hun internationalistische strijd tegen de Eerste Wereldoorlog, inspireerden de Oktoberrevolutie en de vorming van de Kommunistische Internationale. Of denk aan de nauwelijks bekende militanten van de Kommunistische linkerzijde, die het waagden de terreur van de Gestapo of van de Partizanen te trotseren (en er vaak het slachtoffer van werden) om tijdens de Tweede Wereldoorlog internationalistische beginselen te verdedigen, en zo een traditie levend te houden die wij vandaag nog verdedigen.

De revolutionaire organisaties van vandaag zouden nauwelijks de benaming Kommunistische linkerzijde verdienen als ze niet in staat waren de relatief zachte voorwaarden van isolement te weerstaan die ze vandaag ervaren in de context van de algemene afkeer van politiek. De spot en uitsluiting, die tegen de  huidige revolutionaire militanten worden gericht, zijn zeer zeker te verdragen wanneer men ze vergelijkt met de verschrikkelijke omstandigheden die hun voorlopers in het verleden het hoofd hebben geboden.

De bekwaamheid om de revolutionaire politieke gedachte te behouden en te ontwikkelen, tegenover het vaak extreme isolement, is een belangrijke indicatie of een revolutionaire organisatie het verdient te bestaan.

Daarom zou de IKS het verdienen af te sterven als authentieke stroming van de Kommunistische linkerzijde… als zij de kritiek van Devrim zou volgen en het belang onderschatten van de politieke standpunten en die zou beschouwen als een 'denkwijze uit een vervlogen tijdperk'. De IKS drijft op het vermogen om vast te houden aan de politieke standpunten die relevant zijn voor de arbeidersklasse in de huidige en komende periode en die standpunten verder te ontwikkelen. Verderop zullen we terugkomen op de voorwaarden voor de strijd van de arbeidersklasse vandaag. Eerst enkele algemene opmerkingen over het betekenis van politieke standpunten. [3]

De proletarische revolutie is politiek

In navolging van Aristoteles, de filosoof uit de Griekse Oudheid, omschreef Marx de mens als een politiek dier:

"De mens is een politiek dier in de meest letterlijke zin van het woord: hij is niet alleen een sociaal dier, maar een dier dat alleen binnen de maatschappij een individu kan worden". (Inleiding tot een Bijdrage aan de kritiek der politieke economie, 1857)

In het verlengde daarvan heeft de term 'politiek' een algemene betekenis (en gaat dus verder dan de beschrijving van de corrupte praktijken van de partijen van de burgerlijke staat): de poging van de mens om richting te geven aan de maatschappij als geheel en dus ook aan zijn eigen toekomst.

In de lange geschiedenis van de in klassen verdeelde maatschappij werden de uitgebuite massa’s volledig uitgesloten van de politieke leiding. Maar in het kapitalisme, de laatste vorm van klassenmaatschappij, is de arbeidersklasse in staat door te dringen tot het politieke toneel en politieke partijen te vormen. Deze capaciteit om, in een politieke vorm, uiting te geven aan haar belangen is uiteindelijk een gevolg van het feit dat, in tegenstelling tot voorgaande uitgebuite klassen, de arbeidersklasse een revolutionaire klasse is, die een geheel nieuwe productiewijze in zich draagt ter vervanging van het kapitalisme.

De strijd van de arbeidersklasse in het kapitalisme leidt, als die eenmaal tot een succesvol einde is gebracht, tot de omverwerping van de bourgeoisie en de instelling van de dictatuur van het proletariaat. Deze hoogst politieke daad, het grijpen van de politieke macht door de arbeidersklasse, is de voorwaarde voor de geleidelijke totstandbrenging van een klassenloze maatschappij – het kommunisme. De ontwikkeling van het zelfbewustzijn van het proletariaat bestaat uit het herkennen van zijn historische/politieke belangen als klasse, uitgedrukt, maar niet uitsluitend, in de vorming van politieke partijen. De arbeidersklasse, die een aangeboren behoefte heeft om de maatschappij naar het socialisme te voeren, moet zich verenigen rondom de politieke definities van wat zij is en wat haar als klasse te doen staat.

Politieke standpunten zijn de samenstellende elementen van het platform van de revolutionaire politieke organisatie - wat het perspectief van de arbeidersklasse onderscheidt van de doeleinden van de bourgeoisie en andere klassen in de maatschappij. De precieze aard van deze politieke partij, wanneer ze opgericht kan worden, welke rol zij speelt bij de proletarische machtsgreep, enzovoort, is in de loop van de laatste twee eeuwen op dramatische wijze geëvolueerd. Maar de marxistische opvatting van de revolutionaire organisatie als een fundamenteel politieke entiteit blijft geldig.

Dit is des te crucialer gezien het feit dat de arbeidersklasse, in tegenstelling tot eerdere revolutionaire klassen, geen economische machtsbasis kan opbouwen in de bestaande maatschappij, zodat de theoretische uitwerking en aanvaarding van proletarische politieke standpunten des te noodzakelijker is. [4] Het formuleren van politieke standpunten moet om diezelfde reden voorafgaan aan de feitelijke verovering van de politieke macht.

De arbeidersklasse is daarom niet louter een economische of sociologische categorie binnen de burgerlijke maatschappij, een uitgebuite klasse zoals de slaven of de horigen, maar bovenal een historische klasse met een revolutionair doel en dus een politieke klasse in de diepste zin van het woord.

De minachting voor het centrale belang van politiek in de klassestrijd en in de organisaties die er aanspraak op maken haar belangen te verdedigen, ontkomt of ontsnapt echter niet aan politieke druk, want de strijd tussen de klassen om de leiding van de maatschappij is steevast een politieke strijd, die wordt opgelegd aan de strijders, of die dat nu graag hebben of niet. Apolitisme, ondanks zijn illusies, wordt onvermijdelijk politiek… maar niet noodzakelijk op een juiste wijze. Vanwege het ontbreken van duidelijke en ontwikkelde proletarische politieke standpunten en principes, raakt de apolitieke benadering echter onder de invloed van de politieke krachten van de heersende klasse.

Dit wordt nergens beter geïllustreerd dan in de geschiedenis van het anarchisme en zijn pogingen tot revolutionair apolitisme. In de grote politieke tests van de geschiedenis zijn de anarchisten over het algemeen niet in staat geweest de druk van de politiek van de heersende klasse te weerstaan en zijn voor haar gezwicht, met als meest schrijnende voorbeeld dat van Peter Kropotkin in de Eerste Wereldoorlog:

Kropotkin, Tcherkesoff en Jean Grave waren de meest enthousiaste verdedigers van Frankrijk: "Laat deze gruwelijke veroveraars de Latijnse beschaving en de Fransen niet opnieuw wegvagen... Laat hen niet een eeuw van militarisme opleggen aan Europa." (brief van Kropotkin aan J. Grave, 2 september 1914). In naam van de verdediging van de democratie tegen het Pruisisch militarisme verleenden zij steun aan het Heilige Verbond: "De Duitse agressie vormde een – in daden omgezette – bedreiging, niet alleen voor onze hoop op bevrijding maar voor de gehele evolutie van de mensheid. Daarom hebben wij anarchisten, wij antimilitaristen, wij tegenstanders van de oorlog, wij hartstochtelijke voorstanders van vrede en broederschap tussen de volken, ons aan de kant van het verzet geschaard en gemeend ons lot niet los te mogen maken van dat van de rest van de bevolking..." (Het Manifest van de Zestien (het aantal ondertekenaars), 28 februari 1916). [5]

De belangrijkste vertegenwoordigers van het anarchisme stelden zich op achter de politiek van de heersende klasse, net als de opportunistische leiders van de belangrijkste sociaaldemocratische partijen. Laatstgenoemde verwierpen de internationalistische politieke standpunten van de arbeidersklasse; de eersten, die deze posities afwezen, moesten vaststellen dat hun eigen mooi klinkende maar holle frasen over democratie en emancipatie, van menselijke evolutie, tegen oorlog, voor vrede en broederschap, gerecupereerd werden door de imperialistische politiek van de bourgeoisie. [6]

The scorn for political positions amongst revolutionaries can also be harmful in other, less decisive periods, like today’s, tending to reflect, rather than counter, the present disorientation of working class.

De minachting bij revolutionairen voor politieke standpunten kan ook in andere, minder beslissende periodes, zoals vandaag, schadelijk zijn. Ze neigt er dan toe de huidige desoriëntatie van de arbeidersklasse te weerspiegelen, eerder dan er tegenin te gaan.

Marxistische politieke standpunten en de huidige periode

Devrim zegt dat er een probleem van depolitisering bestaat in de maatschappij. Dat is gedeeltelijk waar. Maar wat zijn de specifieke kenmerken van de depolitisering vandaag die van invloed is op de arbeidersklasse en haar kleine revolutionaire minderheden?

Sinds de heropleving van klassenstrijd op een historische schaal, in 1968, die het lange tijdperk van contra-revolutie beëindigde, vindt de arbeidersklasse het heel moeilijk om haar strijd op haar eigen politieke terrein te ontwikkelen. Ze blijft grotendeels in het defensief, en onder de invloed van de sociaaldemocratie, het stalinisme en de vakbonden. De heersende klasse is, op haar beurt, in staat geweest om haar groeiende economische crisis te faseren en politiek en intelligent te manoeuvreren tegen de dreiging van onderop. De impasse tussen de twee grootste klassevijanden in de kapitalistische maatschappij die daarvan het resultaat is, heeft een periode van sociale ontbinding van het kapitalisme ingeluid, die geleid heeft tot een diepgaande desoriëntatie binnen de arbeidersklasse. [7]

De definitieve start van de periode van ontbinding werd gekenmerkt door de ineenstorting van de Sovjet-Unie en deze is opzettelijk gebruikt door de heersende klasse om deze desoriëntatie te versterken. De enorme ideologische campagnes van de internationale bourgeoisie sinds 1989 over de 'dood van het kommunisme', van het 'marxisme' en 'het einde van de arbeidersklasse' als politieke kracht in de maatschappij kwamen er niet bij toeval. Marxistische minderheden, zoals de IKS, ook als die op generlei wijze besmet zijn door het stalinisme, kregen toch te lijden onder de volle kracht van de poging van de heersende klasse tot depolitisering van de arbeidersklasse, die de sociale ontbinding van haar systeem gebruikt om haar klassevijand een zware klap toe te brengen.

In zijn persoonlijke getuigenis 'Mijn ervaring…' betuigt Devrim zijn instemming met de analyse van de IKS over de sociale ontbinding van het kapitalisme, zoals wij die hierboven in het kort hebben uiteengezet:

"Persoonlijk denk ik dat veel van wat zij te zeggen heeft, een goede beschrijving geeft van de nieuwe periode die begon met de val van de Sovjet-Unie, maar moet worden opgevat als een manier om de onzin over de jaren der  waarheid te rechtvaardigen." (een verwijzing naar de analyse die de IKS gemaakt heeft ter karakterisering van de inzet van de jaren 1980).

Devrim weidt niet uit over de delen van de Stellingen over de ontbinding waarmee hij instemt of met welke delen hij het niet eens is, noch over de aard van de 'fouten' die wij zouden gemaakt hebben in de analyse van de jaren 1980. Hij legt evenmin uit wat de fouten zijn in de analyse van de Stellingen over de ontbinding, die blijkbaar beschouwd worden als een manier om deze eerdere analyse te rechtvaardigen. [8]

Niettemin kunnen we concluderen dat Devrim de belangrijkste conclusies van de Stellingen, namelijk dat deze nieuwe periode leidt tot nieuwe moeilijkheden voor het proletariaat en dus voor haar revolutionaire organisaties, niet volgt:

"13) In feite moeten we bijzonder duidelijk zijn over het gevaar van de ontbinding voor de capaciteit van het proletariaat om zichzelf te verheffen tot het niveau van zijn historische taak. Het uitbarsten van de imperialistische oorlog in het hart van de ‘beschaafde’ wereld was “een aderlating, die de Europese arbeidersbeweging dodelijk dreigde te verzwakken” en die “dreigde het perspectief van het socialisme te begraven onder het puin van het barbaars imperialisme” door “de beste krachten van het internationale socialisme, de voorhoedetroepen van het wereldproletariaat, op het slagveld af te slachten” (Rosa Luxemburg, De crisis in de sociaaldemocratie). Net zo kan de ontbinding van de maatschappij, die alleen maar erger kan worden, de beste krachten van het proletariaat vernietigen en daardoor definitief het perspectief van het kommunisme verspelen. Dit komt omdat de verrotting van het kapitalisme alle delen van de maatschappij, inclusief het proletariaat, vergiftigt." (Stellingen over de ontbinding)

Devrim heeft uit deze analyse niet de conclusie getrokken dat de revolutionaire organisatie als uitdrukking van de arbeidersklasse, moet vechten tegen dit proces van depolitisering en, op de diepste theoretische wijze, alle implicaties van de nieuwe periode voor het proletariaat als politieke klasse moet onderzoeken om zich voor te bereiden op haar toekomstige ontwaken wat, ondanks het negatieve gewicht van ontbinding, nog steeds mogelijk is.

Hij trekt liever de tegenovergestelde conclusie: als de maatschappij en de arbeidersklasse in deze periode gedepolitiseerd zijn, moeten de revolutionairen inspelen op deze tendens en de betekenis van de historische belangen van het proletariaat kleiner maken of uitwissen, en dus hun bekommernis om haar politieke standpunten en theorie verminderen en hun taal in die zin aanpassen. Maar zou dit niet een terugkeer zijn naar de versleten mode en de warrige theorie van het anarchistische apolitisme?

We mogen niet vergeten dat deze tendens tot depolitisering van de arbeidersklasse vandaag niet permanent noch volledig is. Verder heeft de verrotting van het kapitalisme haar eindpunt nog niet bereikt. De tegenstellingen van het wereldkapitalisme verplichten de arbeidersklasse opnieuw in politieke termen te denken, hoe moeilijk en tijdrovend een dergelijk proces van ontwaken ook mag blijken te zijn.

Daarom is er nog steeds een kleine minderheid individuen die zich aangetrokken voelt tot de marxistische politiek. Daarom denken we niet dat Devrim spreekt voor alle mensen en alle 'buitenstaanders' van het IKS die, volgens hem, allemaal afgestoten of verveeld worden door politieke standpunten.

Het zou tragisch zijn moest de revolutionaire organisatie er vandaag niet in slagen de uitdaging te beantwoorden die deze, weliswaar nog minieme, tendens naar politieke standpunten van de arbeidersklasse stelt, en er niet slagen om die een historische context, een wereldwijde consistentie en samenhang te geven, en hun diepste theoretische basis.

In deze zin is de voorspelling van Devrim over de ondergang van het IKS vanwege haar bekommernis om de proletarische politieke beginselen, daarentegen op haar eigen manier een uitdrukking van de huidige tendens van een ontbindend kapitalisme, naar de vernietiging van het klassebewustzijn en dus van de revolutionaire minderheden die juist proberen het te behouden en te verrijken.

Politiek en het interne leven van de marxistische revolutionaire organisatie

Devrims persoonlijk verslag 'Mijn ervaring in de IKS' richt zich niet op de politieke beginselen van de organisatie, haar platform, en gaat slechts summier in op bepaalde belangrijke analytische teksten van de IKS zoals de Stellingen over het parasitisme en de Stellingen over de ontbinding.

Dit kleineren van het kader waarin de IKS zijn bestaan situeert is een logisch gevolg van zijn idee, uitgedrukt in de email aan een IKS-lid, die we hebben geciteerd aan het begin van dit artikel, dat de bespreking van de politieke standpunten van het platform een uitdrukking is van een denkwijze uit een vervlogen tijdperk. In plaats daarvan spitsen Devrims herinneringen zich toe op zijn ervaringen met het interne leven van de IKS. Hier richt hij zich opnieuw niet op de politieke principes, die ten grondslag liggen aan de interne werking van de IKS, maar baseert hij zijn kritieken op impressies, op persoonlijke anekdotes en op datgene wat hij heeft gehoord (zoals “een lid van het centrale orgaan vertelde me….” of “ik heb gehoord van gevallen waarbij de integratie jaren aansleepte”, enzovoort). [9]

Niettemin komen er een aantal fundamentele thema’s uit zijn kritische verslag aan het licht, die van algemeen belang kunnen zijn om te bespreken. Wij zullen drie van hen nader bekijken en beantwoorden:

1) De voorwaarden van de IKS voor lidmaatschap zijn te streng, en het proces van integratie van nieuwe leden is te lang en uitputtend

"Het proces van toetreding tot de IKS is een uitgerekt en eentonig gebeuren. … Om toe te treden tot de IKS moet je eigenlijk akkoord gaan met het platform en de statuten. Ik heb gehoord van gevallen binnen de IKS waarbij dit proces jaren heeft gekost. Bij ons was het sneller, maar nog steeds een erg langdurig proces...

“...het lijkt erop alsof het IKS actief probeert te vermijden [10] nieuwe mensen te werven door het zo moeilijk te maken toe te treden. Het gevoel, dat ik kreeg, was dat het centrum vond dat we te snel waren geïntegreerd, en een deel van het probleem was dat we, voor onze integratie, niet akkoord waren met hen over bepaalde kwesties, in het bijzonder de 'Stellingen over het parasitisme', maar ook vele andere. Dit is een tweeslachtigheid van de IKS omdat lidmaatschap officieel weliswaar gebaseerd is op een akkoord met het platform en de statuten, maar dat het gewenste niveau van politieke overeenstemming eigenlijk veel hoger ligt. Terwijl we oorspronkelijk over het platform discussieerden, waren er talrijke 'aanvullende' teksten die we ook zouden moeten bediscussiëren. Naar mijn gevoel zal de IKS, in de toekomst, aandringen op nog meer van deze teksten, die het dubbele effect hebben het niet alleen moeilijker te maken om mensen te werven, maar ook dat er minder frisse ideeën binnen de IKS zelf zullen bestaan.

2) De IKS is 'te sterk gecentraliseerd'

"De IKS beschouwt zichzelf als een internationaal gecentraliseerde organisatie, en niet als een verzameling van nationale afdelingen. Dit gezegd zijnde leek het aantal tussenkomsten van de centrale organen in de dagelijkse gang van zaken in de verschillende afdelingen mij niet alleen buitenmatig, maar absoluut aanmatigend.

Wat betreft de verhoudingen tussen de leden en de organisatie, heb ik het gevoel dat deze verhouding er in de IKS toe dient het initiatief van de individuele leden, maar ook van de afdelingen, te verminderen, door een organisatiecultuur aan te moedigen die in mijn ogen te sterk gecentraliseerd is.

Ondanks wat ik beschouw als een extreem hoog niveau van politieke overeenstemming als criterium voor lidmaatschap, lijkt het me nog steeds dat in de IKS de orders van boven komen en worden doorgestuurd naar beneden. Dit proces draagt er naar mijn mening toe bij om de initiatieven, die komen van de leden als geheel, te ontmoedigen. En ondanks de protesten van de IKS dat het tegendeel waar is, neigt ze de hiërarchische verhoudingen in de maatschappij als geheel te weerspiegelen ".

3) Er is te veel interne discussie in de IKS, en die vereist teveel politiek engagement...

"Er is zoveel 'debat' binnen de IKS, dat het ertoe neigt iedere echte discussie onmogelijk te maken.

Dit leidt tot een probleem waarbij alleen al op de hoogte blijven van de interne kwesties van de IKS een hoeveelheid tijd vereist die, zo stel ik me voor, overeenkomt met de hoeveelheid, die de meeste mensen in politieke organisaties aan hun hele politieke activiteit spenderen.

(...) Alles moet eindeloos intern besproken worden voordat het naar buiten toe kan gepresenteerd worden.

(...) Ik denk dat het de indruk wekt dat de IKS bestaat uit een stelletje robots die allemaal dezelfde ideeën napraten. Echter, hoe waar of onwaar dit ook mag zijn, het is zeker een indruk die door velen buiten de IKS wordt opgedaan, en de IKS doet erg weinig om dit te ontkrachten. Het tweede punt is dat de IKS een enorme hoeveelheid teksten voortbrengt, waarvan vele zoals reeds vermeld niet eens door alle eigen leden wordt gelezen. Er moet zeker toch een aantal mensen zijn die geïnteresseerd zijn in een enkele ervan".

...terwijl de theorie van de IKS 'te coherent' is

"De theorie van de IKS is een indrukwekkend stuk werk, temeer vanwege haar diepgaande coherentie. Het past allemaal perfect samen, waarbij elk blok zijn plaats heeft in de hele structuur. Zeker voor wie op zoek is naar theoretische coherentie, lijkt dit zeer aantrekkelijk, vooral voor nieuwe groepen, zoals dat toentertijd voor ons gold. De aanvaarding, in één keer, van een theoretisch geheel kan zeer aantrekkelijk lijken, in plaats van het alternatief van het moeizame theoretische werk. Het probleem is echter dat het een kaartenhuis is, waar elk deel afhankelijk is van de andere om te voorkomen dat het hele bouwwerk instort.”

Over het geheel genomen, als je de kleinerende persoonlijke impressies en geringschattende metaforen en nogal wat leugentjes uit zijn persoonlijk verslag verwijdert, bekritiseert Devrim de IKS omdat ze teveel een  revolutionaire politieke organisatie is: de vereiste politieke overeenstemming voor het lidmaatschap is te hoog, ze is te sterk gecentraliseerd op internationaal vlak, er is teveel interne theoretische discussie, ze bakent zichzelf te veel af van andere politieke stromingen; ze vereist teveel politieke hartstocht van haar leden; en tenslotte is ze theoretisch te coherent.

Alles bij elkaar is dat al te vleiend voor een politieke organisatie! De geschiedenis van de IKS toont aan dat ze veel moeilijkheden gekend heeft. Ondanks alle fouten en tekortkomingen is de IKS als revolutionaire organisatie in staat gebleken om 40 jaar lang vast te houden aan haar afstamming van de marxistische linkerzijde (in de Bond van kommunisten, de Eerste, Tweede en Derde Internationale en de Kommunistische Linkerzijde zelf). In die periode heeft ze een uitgebreide analyse voortgebracht van de historische periode (het verval van het kapitalisme) evenals van de voornaamste kenmerken van de laatste fase daarvan, die van ontbinding; een platform uitgewerkt met de hoofdlijnen van het kommunistische perspectief onder deze omstandigheden; haar onafhankelijkheid veilig gesteld tegenover de bourgeoisie, inclusief van haar uiterste linkervleugel; regelmatige analyses verstrekt van de veranderende internationale situatie in haar dimensies van economische crisis, imperialistische conflicten en klassenstrijd; met één stem tussengekomen op alle continenten (ondanks haar geringe numerieke omvang); het niveau van de interne discussie opgevoerd tot het peil dat vereist is om haar debatten op een duidelijke manier naar buiten te kunnen presenteren; de interne politieke crises overleefd en er sterker uit gekomen... Dit alles toont aan dat de bekommernis met politieke beginselen er eerder toe neigt een revolutionaire organisatie te doen voorbestaan, dan haar tot de ondergang te leiden.

Maar deze politieke vasthoudendheid is niet onze exclusieve verworvenheid. Uiteindelijk is de bekwaamheid die de IKS heeft vertoond een weerspiegeling van het latente potentieel in de arbeidersklasse als revolutionaire politieke klasse, haar vermogen om zich terdege bewust te worden van haar historische doelen en zich te verenigen rond deze belangen tegenover op alle hindernissen die er nu al zijn en die nog op haar pad zullen worden geplaatst.

Toch denkt Devrim dat het juist deze politieke capaciteiten zijn, die verouderd zijn en zullen leiden tot de teloorgang van de IKS, een lot dat volgens hem moet worden bespoedigd. Beginselvaste politiek vernietigt zogenaamd individuele en lokale initiatieven, ontmoedigt de ontwikkeling van frisse ideeën die uit dergelijke initiatieven voortkomen en schermt de organisatie af van externe bronnen van inspiratie en beperkt zo haar groei. Kortom de IKS beperkt de persoonlijke vrijheid, de individuele vrijheid die nodig is voor een bruisende en groeiende organisatie, zoals Devrim het stelt. Het integratieproces van nieuwe leden, de rol van de centrale organen, het kader van het interne debat, haar theoretisch samenhangende doeleinden alsmede haar houding ten opzichte van andere delen van het politieke milieu zijn, in één woord, autoritair.

Individuele politieke vrijheid, burgerlijk en proletarisch

In reactie op dit fout idee dat de marxistische revolutionaire politieke organisatie de vrijheid beperkt van het individu, moeten we eerst een paar kwesties ophelderen om een zekere coherentie aan de kwestie te kunnen geven.

Het verlangen naar vrijheid, naar de mogelijkheid om vorm te geven aan zijn eigen lot en trouw te blijven aan zichzelf is een van de oudste menselijke behoeften, een intrinsieke behoefte van een diersoort dat in staat is tot zelfbewustzijn en die in gemeenschap moet leven. Het samenspel tussen de diepste innerlijke verlangens van het individu en de behoeften van anderen is altijd een fundamenteel aspect van het menselijk bestaan geweest.

Voor een groot deel van de pre-kapitalistische menselijke geschiedenis, gedomineerd door klassen en de uitbuiting van de mens door de mens, was de individuele geestelijke behoefte aan persoonlijke vrijheid en controle over zijn lot grotendeels tegen hem gericht door de schim van 'God' en door diens zelfbenoemde vertegenwoordigers op aarde die, niet toevallig, behoorden tot de klasse van slaveneigenaars. De producerende massa van de bevolking was geketend: op aarde door de heersende klasse en in de denkbeeldige hemel door een spirituele tiran.

De secularisering en dus politisering van persoonlijke vrijheid en lotsbestemming, in de burgerlijke revoluties - vooral in de Franse Revolutie van 1789-1793 - was een belangrijke stap in het streven naar de werkelijke oplossing voor de menselijke vrijheid. Niet het minst omdat zij het pad effende voor de arbeidersklasse om tot  de politieke arena door te dringen en zichzelf politiek te bevestigen. In de verklaring van de Rechten van de Mens van 1789, presenteerde de bourgeoisie haar eigen pas verworven vrijheid echter als een universele verworvenheid, die tot voordeel was van iedereen. Dit bedrog kwam deels voort uit haar eigen illusies en deels uit de noodzaak voor de bourgeoisie om de hele bevolking achter haar vaandel te scharen.

Het begrip vrijheid bleef gevangen in een gemystificeerde abstracte vorm, en verdoezelde het feit dat in de kapitalistische samenleving de producenten, rechtens vrij en gelijk aan hun meesters, nu geketend werden door een nieuwe vorm van uitbuiting, een nieuwe dictatuur. De triomf van de bourgeoisie leidde tot de veralgemening van warenproductie, die de arbeidsdeling op de spits dreef, en de individuen losrukte uit de gemeenschap. De verschillende sociale structuren confronteerden het individu als een externe noodzaak, en veranderden zijn medemensen in concurrenten. Uit deze atomisering en dit isolement vloeide, paradoxaal genoeg, de mystiek voort van de individuele vrijheid in de kapitalistische samenleving. In werkelijkheid was alleen het kapitaal vrij:

“In de burgerlijke maatschappij is het kapitaal zelfstandig en persoonlijk, terwijl het werkende individu onzelfstandig en onpersoonlijk is.

En de opheffing van deze verhouding noemt de bourgeoisie opheffing van persoonlijkheid en vrijheid. En terecht. Want het gaat zeer zeker om de opheffing van de burgerlijke persoonlijkheid, zelfstandigheid en vrijheid.”

(Marx and Engels, Het Communistisch Manifest)

De levende, historisch concrete ontwikkeling van individuele vrijheid hangt dus af van de solidariteit van de proletarische strijd voor de afschaffing van de klassen en de uitbuiting. Echte vrijheid is alleen mogelijk in een maatschappij van vrije arbeid, dat wil zeggen een kommunistische productiewijze, waar de opheffing van de arbeidsdeling de algehele ontplooiing van het individu mogelijk maakt.

De bevordering van proletarische politieke vrijheden, waar deze revolutionaire omvorming van de samenleving op berust, en die door de kommunistische politieke organisaties verdedigd moeten worden, impliceert noodzakelijkerwijze de strijd tegen de meedogenloze aanspraken voor burgerlijke politieke vrijheid, die de kapitalistische samenleving op permanente wijze voortbrengt.

1) “Te strenge voorwaarden voor lidmaatschap”

Het Kommunistisch Manifest citerend: de bourgeoisie verwijt het marxistisch militantisme dermate strikte voorwaarden op te leggen dat de vrijheid van het individu en diens initiatieven beperkt worden. En terecht. Want ze zijn ongetwijfeld gericht op een verbod van de burgerlijke vrijheden van het individu en de burgerlijke initiatieven.

Het politieke principe van afwijzing van deelname aan het parlement, dat de IKS deelt met de rest van de linkskommunistische traditie, voorkomt voor een groot deel het soort carrièredrang en hiërarchische besluitvorming, waarmee de partijen van de Tweede Internationale besmet waren en die typisch zijn voor het burgerlijke politieke leven. De principiële onafhankelijkheid ten opzichte van het burgerlijk staatsapparaat sluit het soort persoonlijke ambitie en avonturisme uit, die aangewakkerd worden door de verwachting gemakkelijk geld te verdienen, iets wat de deelnemers van de burgerlijke politiek drijft.

De strijd voor proletarische politieke vrijheid en tegen de burgerlijke vrijheden stopt niet hier. Er zijn mensen die walgen van de rotte wereld van burgerlijke politiek, links en rechts, en haar willen bestrijden in een marxistische revolutionaire organisatie. Maar in wezen hebben ze de abstracte en holle leuze niet opgegeven van de 'individuele vrijheid', die fungeert als ultieme ideologische dekking en rechtvaardiging van de kapitalistische wereld.

Ongecontroleerde uitingen van deze resten van de burgerlijke denkwijzen leiden binnen de organisatie tot een heimelijke strijd tegen het vermeende onbuigzaamheid van proletarische politieke beginselen, de zogenaamde hiërarchie van centralisatie, het 'dogmatisme' in het proletarisch debat, die worden ervaren als evenzovele beperkingen van de persoonlijke rechten, zelfs als er met betrekking tot deze principes – de centralisatie en de cultuur van debat - oppervlakkige overeenstemming werd bereikt. Deze houding heeft echter geen duidelijk alternatief, geen duidelijke positieve omtrekken, maar wordt voornamelijk gekenmerkt door 'tegen' te zijn, door af te wijzen wat er is. Zij eist het recht op om collectieve, gecentraliseerde besluiten niet op te volgen, het recht om, zonder opgaaf van reden, plaatselijke initiatieven te nemen tegen die van de rest van de organisatie in, het recht om niet coherent te zijn en vooral niet verantwoordelijk te worden gehouden voor inconsistenties. [11]

Deze anarchistische houding handhaaft het burgerlijke geloof in 'individuele vrijheid'. Zij verwerpt het gezag van de kapitalistische politiek en uitbuiting, maar leidt ertoe ook het gezag van het marxistisch alternatief te verwerpen.

De marxistische revolutionaire organisatie moet daarom vechten en zich beschermen tegen deze meer diffuse en holle verdediging van de burgerlijke politieke vrijheid net als tegen de meer openlijke en duidelijke uitdrukkingen ervan, die we terugvinden in parlementaire en linkse partijen.

Het is niet toevallig dat de vraag wie lid is van de organisatie en wie niet een vitale plaats inneemt in de geschiedenis van de marxistische beweging. Tijdens het Haagse Congres van de Eerste Internationale werden de eerste dagen besteed aan het controleren van de geloofsbrieven van de afgevaardigden, vooral omdat er een geheim verbond bestond binnen de organisatie: Bakoenins Broederschap.

Op het rampzalige Tweede Congres van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij in 1903 ging een van de belangrijkste meningsverschillen tussen Bolsjewiki en Mensjewiki over de definitie van lidmaatschap in de voorgestelde partijstatuten.

De strenge voorwaarden voor lidmaatschap zijn een essentieel middel om zowel de klassieke uitingen van burgerlijke politieke vrijheid zoals avonturisme en carrièredrang uit te sluiten als de minder uitgesproken toegevingen aan het opportunisme op het vlak van algemeen politieke principes en de vorming van persoonlijke kliekjes die zich verzetten tegen de consistente toepassing van de beginselen inzake het organisatievraagstuk.

A lack of rigour in the process of integration of militants is a good means of establishing a hierarchy within the organisation between ‘those who know and those who don’t know’ the positions and analyses of the latter. Obviously it is never possible to completely eliminate the inequalities and differences of capacities between militants, but the ‘recruitment’ on insufficient bases are the best means to reinforce rather than attenuating them.

Een gebrek aan striktheid in het integratieproces van militanten is een goed middel om een hiërarchie binnen de organisatie te bewerkstelligen tussen 'wie die de standpunten en analyses van de organisatie wel en wie die niet kennen'. Uiteraard is het nooit mogelijk om de ongelijkheden en verschillen in vermogens tussen militanten volledig weg te vegen, maar 'aanwerving' op een onvolledige basis is eerder het beste middel om ze versterken en dan om ze verzwakken.

2) Centralisatie en de niet-hiërarchische opvatting van afvaardiging

Alle organismen hebben een bepaalde mate van eenheid nodig om hun bestaan te handhaven. Dit geldt zowel voor de politieke als voor de natuurlijke wereld. Centralisatie is het essentiële middel om een complexe eenheid veilig te stellen. Dit drukt een fundamentele, universele vooronderstelling uit: het geheel is meer dan de som der delen. Eenheid is niet het eenvoudige resultaat van het verzamelen of samenvoegen van de verschillende onderdelen van het geheel. Eenheid vereist een andere kwaliteit: de capaciteit om deze anderszins ongelijksoortige elementen te centraliseren en coördineren. Een orkest vereist een leider om alle muzikanten samen te brengen die, in ruil daarvoor, zijn onmisbare rol erkennen en respecteren in de schepping van een eengemaakt kunstwerk dat kwalitatief meer is dan het geluid van elk van de afzonderlijke instrumenten.

Een revolutionaire politieke organisatie is ook meer dan een verzameling individuen die het toevallig eens zijn. Om zichzelf als organisatie te handhaven, wordt van elke militant een wil tot eenheid vereist en dus de bereidheid tot centralisatie.

Het hoge niveau van centralisatie dat vereist is voor proletarische politieke organisaties, is de weerspiegeling van het feit dat het proletariaat, in tegenstelling tot andere klassen, geen aparte economische of politieke belangen heeft. Het brengt ook een belangrijke behoefte tot uitdrukking van een uitgebuite klasse: de bestrijding van de verdeling en versnippering, die de loonarbeid en algemene warenproductie oplegt aan het proletariaat en de compensatie van het ontbreken van enige economische macht, die haar strijd bijeenhoudt.

Centralisatie beperkt noodzakelijkerwijs sommige individuele initiatieven - welke zich verzetten tegen het proces van centralisatie en in plaats daarvan een eigen richting gaan, die leidt tot een verlies van samenhang en uiteindelijk tot het uiteenvallen van het geheel. Maar ze is daarentegen volledig afhankelijk van de individuele initiatieven en de verscheidenheid van het hele politieke organisme. Het langdurige karakter van centralisatie is juist het gevolg van de noodzaak om gezamenlijk een oplossing te vinden voor deze verscheidenheid, de synthese van de meningsverschillen - de enige manier om het geheel samen te brengen en te verrijken tot een hogere eenheid.

De marxistische opvatting van centralisatie is derhalve niet monolithisch. Ze staat toe, en eist in feite, de uitdrukking van minderheidsstandpunten - met als doel de meerderheid te overtuigen en de hele organisatie op het juiste pad te brengen. De gedecentraliseerde of federalistische opvatting, die stelt dat de minderheid niet mag worden bekritiseerd, en niet mag worden onderworpen aan de eenheid van de organisatie terwijl de discussie voortduurt, is in feite autoritair omdat ze het arbitraire opleggen betekent van een deel aan het geheel. [12]

Centralisatie komt voor de aanhangers van 'persoonlijke vrijheid' altijd over als hiërarchisch, omdat ze het principe van afvaardiging inhoudt. Congressen bijvoorbeeld, die de algemene doeleinden van de organisatie formuleren, kunnen onmogelijk permanent zitting houden en zich bezighouden met de enorme hoeveelheid dagelijkse taken van de organisatie en in het bijzonder met haar interventie in de arbeidersklasse. Zij moeten hun taken delegeren aan de centrale organen die hun oriëntaties vertalen naar het dagelijkse leven van de organisatie. Het mandateren van centrale organen en het terugkoppelen van dit mandaat op het daaropvolgende congres, om deze te verifiëren, is een kenmerk van de revolutionaire marxistische politieke organisatie.

Het principe van afvaardiging en handhaving van de eenheid tijdens de debatten over meningsverschillen betekent niet een teveel aan centralisatie, het is centralisatie: de levensader van de revolutionaire organisatie. De afkeer van deze principes betekent uiteindelijk de bevestiging van de overheersende wil van het individu of van een minderheid over het belang van het geheel. Dat, en niet centralisatie, is autoritair.

3) Debat, verscheidenheid en de zoektocht naar coherentie

Een interessant aspect van Devrims persoonlijk verslag is dat hij de IKS bekritiseert voor een teveel aan intern debat en daardoor dus te veel verscheidenheid en individuele initiatieven aan de ene kant, maar aan de andere kant hekelt hij de organisatie omdat ze te theoretisch samenhangend is, waar niets van zijn plaats raakt waardoor er geen ruimte voor individueel initiatief zou overblijven.

Devrim bekommert zich in zijn verslag niet om de verzoening van deze schijnbare tegenspraak: dat een organisatie op hetzelfde moment zowel intens zelfkritisch en intens samenhangend kan zijn. [13] In feite is er geen tegenspraak tussen deze twee tegenpolen – we zijn van mening dat ze elkaar aanvullen en onderling van elkaar afhankelijk zijn.

De traditie van de marxistische linkerzijde, waar de IKS toe behoort, is altijd gekenmerkt door een kritische geest die niet alleen maar gericht is op de bourgeoisie en de kapitalistische samenleving, maar ook op zichzelf, op haar eigen partijen en hun concessies aan de bourgeoisie, op theoretische fouten en theoretische onvolmaaktheden met betrekking tot veranderingen in de gebeurtenissen en in de historische periodes. De politieke uitgangspunten die de IKS verdedigt, zijn het resultaat van langdurige inspanningen om de beginselen, of opvattingen over deze beginselen, in vraag te stellen, iets dat nodig werd bevonden in het licht van de constante evolutie van de maatschappelijke realiteit en het ontstaan van nieuwe situaties, waarin nieuwe antwoorden en analyses nodig waren. De visie van de IKS over de rol van de partij of de staat in de overgangsperiode bijvoorbeeld is het resultaat van een langdurige en moeizame theoretische ontwikkeling onder de kommunisten en vereiste, na de nederlaag van de Oktoberrevolutie, tientallen jaren van debat en confrontatie.

En in de geschiedenis van de IKS zelf heeft intern debat geleid tot de verwerping van een eens vanzelfsprekende analyse uit de marxistische traditie, zoals Lenin's theorie van de zwakke schakel - de opvatting dat de revolutionaire socialistische omvorming zou uitgaan van de perifere landen van het kapitalisme. De IKS stelde daartegenover dat de drijvende kracht voor de proletarische revolutie zal uitgaan van West-Europa, waar de meest ervaren sectoren van de arbeidersklasse en met de meest intelligente bourgeoisieën zich bevinden. [14]

Een permanente kritische houding ten opzichte van de verworvenheden van de marxistische traditie, in het licht van de nieuwe problemen die zich stellen in verband met de ontwikkeling van de gebeurtenissen, is dus een onmisbaar aspect van de marxistische theorie.

Dit betekent dat elke militant deze kritische benadering ter harte neemt, de noodzaak erkent om voor zichzelf na te denken - en weigert om de dingen zonder meer voor waar aan te nemen.

Tegelijkertijd kan de marxistische kritiek alleen ernstig genoeg zijn als ze een zoektocht impliceert naar een nieuwe samenhang. Alleen de zoektocht naar nieuwe syntheses, die ofwel de oude verrijken of die zelfs verwerpen, kan tot de wortel gaan.

Het marxistische doel is altijd het scheppen of herscheppen van een theoretisch en politiek totaalbeeld dat het 'algemene verloop' van de strijd van de arbeidersklasse schetst, aangezien die strijd in de loop van de tijd, door veranderende omstandigheden, evolueert. De noodzaak van een eengemaakte theoretische opvatting van de belangen van het proletariaat is een vitale tegenhanger van de organisatorische eenheid. Theoretische eenheid of coherentie, net als een gecentraliseerde organisatie, is niet hetzelfde als conformiteit of eenvormigheid. Elke coherentie bevat potentiële tegenspraken. En deze latente tegenspraken leiden naar nieuwe debatten en dus noodzakelijkerwijs naar nieuwe conclusies.

Verscheidenheid is dus geen doel op zich, zoals het toejuichen van meningsverschillen om de meningsverschillen, waar de anarchisten in geloven, maar het middel tot het grotere zelfbewustzijn van het proletariaat als een eengemaakte revolutionaire klasse.

Op dezelfde manier is het doel van de debatten die binnen de organisatie plaatsvinden, niet de autoriteit van een of andere 'leider' te versterken, maar om de grootste helderheid, de grootste homogeniteit binnen de organisatie te bereiken, dat wil zeggen, om te vechten tegen de omstandigheden die de noodzaak van 'leiders' oproepen.

De kracht van de ideeën van de revolutionaire organisatie in de arbeidersklasse moet, op lange termijn beschouwd, niet verlopen via de verwatering van haar beginselen en analyses of de verwerping van de coherentie, zoals Devrim denkt, maar door de grotere concentratie en diepgang van haar theorie.

Dit alles stelt bijzondere theoretische eisen aan de revolutionaire militant. Een van de belangrijkste eisen is dat ze verder kijken dan hun eigen persoonlijke indrukken en gevoelens.

Maar Devrims hele verslag van zijn negatieve ervaringen in de IKS blijft steken in de eerste fase, die van persoonlijke impressies, en bereikt nooit het niveau van een discussie over de politieke en organisatorische beginselen, die de kern vormen van de marxistische revolutionaire organisatie.

De gevolgen

In Devrims kritiek bestaat er geen gedetailleerde alternatieve opvatting van de revolutionaire organisatie. Maar in zijn kritiek op de IKS zegt hij impliciet dat het alternatief minder streng moet zijn ten aanzien van de integratie van nieuwe leden, minder gecentraliseerd, zodat de verschillende onderdelen van de organisatie meer zelfstandigheid hebben. Het zou minder tijd moeten besteden aan intern theoretisch debat, minder energie om zichzelf af te grenzen van andere politieke stromingen. Er zou minder aandacht moeten besteed worden aan de gezamenlijke ontwikkeling van samenhangende politieke standpunten en meer gewicht gegeven aan persoonlijke indrukken en gevoelens. Kortom, de revolutionaire organisatie moet minder een politieke uitdrukking zijn van de arbeidersklasse en meer een weerspiegeling van de persoonlijke voorkeuren van de individuele leden.

Daar Devrim geen historische modellen of referentiepunten aanvoert over hoe een dergelijke organisatie eruit moet zien, of hoe de voorgaande mislukkingen, gebaseerd op hetzelfde tekort aan parameters, zouden kunnen worden voorkomen, lijkt zijn alternatief uiterst mistig, en de contouren ervan onbepaald.

Uiteindelijk drukt Devrims kritiek een visie van revolutionair militantisme uit, die totaal anders is dan de marxistische. Deze laatste ziet de vrije ontwikkeling van de militant als een proces van interactie met zijn kameraden, als een kwestie van organisatorische solidariteit, terwijl Devrim de revolutionair beschouwt als iemand die, ten koste van alles, zijn persoonlijke zelfstandigheid moet bewaren, ook al impliceert dat afscheid nemen van de organisatie en dus ook van zijn kameraden.

In een periode waarin de arbeidersklasse haar identiteit als politieke klasse terugwint, is de suggestie dat een bestaande revolutionaire politieke organisatie, één die over een waardevol kommunistisch politiek perspectief beschikt, verouderd is en vervangen moet worden door een vaag bedacht alternatief dat onverschillig staat ten opzichte van politieke standpunten - tja, dit is belachelijk. Niet alleen belachelijk, maar ronduit schadelijk.

Er bestaan vandaag groepen en individuen die zich tot doel stellen de revolutionaire organisaties te vernietigen en de IKS in het bijzonder. Terwijl Devrim het niet eens is met onze betiteling van deze elementen als 'parasitair', heeft hij hun gedragingen en doeleinden toch een keer verworpen als anti-arbeidersklasse - een van de redenen die hem oorspronkelijk aantrok tot de IKS. Maar zijn huidige houding, uitgedrukt in zijn persoonlijke kritiek, welke nu inhoudt dat de IKS het niet waard is om tegen dergelijke aanvallen verdedigd te worden, kan, ongeacht zijn bedoelingen, de destructieve neigingen van de parasieten alleen maar aanscherpen.

De bekommernis om 'persoonlijke vrijheid tegen autoriteit' bevindt zich midden in een niemandsland tussen twee alternatieven: de politieke vastberadenheid van het marxisme enerzijds en de vijandige politieke macht van de bourgeoisie, en degenen die zich in dienst hebben gesteld van de laatste, anderzijds. In werkelijkheid is er geen neutrale middenweg tussen deze beide politieke polen.

Het is duidelijk welke van deze twee kampen echte revolutionairen moeten verkiezen.

Como

Noten

1. libcom.org/library/my-experience-icc-devrim-valerian

2. We bedoelen dat ze als organisaties van het proletariaat ten onder gingen, maar niet noodzakelijk volledig verdwenen. De Duitse Sociaal-Democratische Partij bijvoorbeeld, die zich in 1914 aansloot bij de imperialistische oorlogsinspanningen, bestaat vandaag de dag nog steeds als één van de belangrijkste politieke partijen van de Duitse staat. Wij maken hier geen volledige vergelijking tussen het IKS met haar kleine invloed en de Tweede en de Derde Internationale. Maar het cruciale belang van de politieke positionering, welke beslist over leven of dood van een revolutionaire organisaties blijft in deze historische referenties in de kern volledig toepasbaar. We hebben hier niet de ruimte in te gaan op andere, minder bekende voorbeelden.

3. Niets van dit alles houdt in dat Devrim een of ander internationalistische politiek standpunt of een van de principiële standpunten van de Kommunistische Linkerzijde verlaten heeft. Maar hij vond het niet nodig ze te bevestigen in zijn verslag - waarschijnlijk omdat hij denkt dat zo’n stellingname relatief onbelangrijk is. Ons doel is veeleer om kritiek te leveren op de gedachte dat de bekommernis om dergelijke politieke standpunten het product is van een vervlogen tijdperk.

4.  Want theorie "wordt een materiële kracht zodra de massa’s erdoor worden gegrepen": Marx in Een Bijdrage tot een Kritiek van de Hegelse Rechtsfilosofie, doelende op de massa’s van de arbeidersklasse.

5.  De Anarchisten en de oorlog (I): De Anarchisten en de Eerste Wereldoorlog. https://nl.internationalism.org/node/721

6. Andere anarchisten keerden zich natuurlijk tegen de imperialistische oorlog, grotendeels op basis van diezelfde leuzen. Dit toont alleen aan dat deze leuzen niet voldoende zijn om een duidelijk klassestandpunt uit te werken tegen de imperialistische oorlog, om daartoe te komen was en is het marxisme en de marxistische revolutionaire organisatie nodig.

7.  Zie de Stellingen van de IKS: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme. https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het-

8. Wij suggereren niet dat Devrim zelf niet in staat is een dergelijke verklaring te ontwikkelen maar dat, op basis van zijn politieke standpunt, hij het niet als een waardevolle inspanning beschouwt omdat het een verouderde bekommernis om politieke standpunten zou inhouden.

9. Het zou te eentonig worden om ze hier te weerleggen. En het zou in ieder geval leiden tot het onthullen van nog meer alledaagse en persoonlijke gegevens over de interne leven van de IKS, wat alleen maar de belangstelling zou wekken van kwaadsprekers… of de politie.

10. In feite 'werven' we niet: dit is een militaire of een linkse visie. Militant worden is één van de meest persoonlijke, vrijwillige beslissingen in iemands leven!

11. Deze negatieve houding ten opzichte van de individuele vrijheid is niet los te denken van de visie van de utilitaristische filosoof John Stuart Mill die vrijheid in wezen definieerde als een ontbreken van beperkingen. Marx stelde daar in De Heilige Familie tegenover dat de mens vrij is "niet door de negatieve kracht om dit of dat te mijden, maar door de positieve kracht, zijn ware individualiteit te bevestigen", dat afhangt van de sociale mogelijkheden hiertoe. ('Kritische Schlacht gegen den französischen Materialismus')

12. Zie: “Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionair organisatie”, punt 3. https://nl.internationalism.org/ir/16_function

13. Devrims verslag is eerlijk genoeg om de oude laster tegen te spreken dat "de IKS het interne debat verstikt”.

14.  Kritiek van de theorie van de zwakste schakel: het proletariaat van West-Europa in het hart van de klassenstrijd. https://nl.internationalism.org/rint/17/zwakkeschakel

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: