Door Internationalisme op
In het laatste jaar gaan er steeds meer stemmen op om radicalere eisen te stellen en een oplossing te zoeken in een meer fundamentele omvorming van de maatschappij. De strijdbewegingen van de afgelopen jaren (Occupy, Indignados, enzovoort) hebben duidelijk gemaakt dat gedeeltelijke eisen alleen, eisen op bijzondere terreinen van de maatschappij, wel een uitgangspunt kan zijn voor de strijd, maar als deze geen vervolg krijgen en niet verder ontwikkeld worden door en in de strijd zelf, op een bepaald moment toch vastlopen. Het is de tekst van Sander van de KSU, die dit vraagstuk probeert te beantwoorden.
“Streven naar hervormingen lijkt misschien realistischer, maar toch is het waardevol om te strijden voor een samenleving die volledig is, zoals jij die voor je ziet. Door hervormingen te eisen riskeer je dat je de strijd verzwakt als je eisen eenmaal zijn ingewilligd.” (…) Onderliggende oorzaken (…) zijn gemakkelijk over te nemen door gematigde partijen die vervolgens het verzet inkapselen. Wanneer je echter strijdt voor een totaal andere samenleving” (…) dan “kun je daarop verder bouwen, omdat je einddoel van begin af aan een totaal andere samenleving is en zo kun je doorgaan naar datgene wat je daadwerkelijk voor ogen hebt”. (Sander van Lanen; KSU)
En Sander is niet de enige die constateert het stellen van ‘realistische eisen’ de strijd niet verder brengt. Ook andere pleiten voor verdergaande eisen te stellen:
“Wie kunst laat vermarkten, schaft immers de belofte op de toekomst af. Want waarachtige kunst is onmaat, mogelijkheidszin en verbeelding en dat is waar verandering begint. Ook de kunstenaar en cultuurliefhebber moeten, wat betreft cultuurbeleid dan, durven nadenken over radicale verandering.” (De verbeelding aan de macht! Ook in het cultuurbeleid; 20-09-2013; DeWereldMorgen)
“De afgelopen jaren hebben mij geleerd dat vele mensen inmiddels weten dat radicale verandering onvermijdelijk is. De sociale, ecologische en economische crises zijn niet op te lossen met ‘business as usual’. Bestaande concepten hebben geleid tot de crises en kunnen niet gebruikt worden om haar op te lossen.” (Martijn Jeroen van der Linden, bedrijfseconoom, Hoogeveen)
Maar hoe kan je nog radicalere eisen stellen als je al gestreden heb voor de opheffing van het kapitalisme? Enigszins gedesoriënteerd, maar niet ontmoedigd en verslagen, trekken de strijdbare makkers van de KSU zich terug om de wonden te likken en de lessen te trekken, op zoek naar een andere manier om een grotere bres te slaan in de muur van de kapitalistische staat. Op de website van de Kritische Studenten Utrecht zijn verschillende artikelen verschenen, die een aanzet proberen te geven tot een nieuw strategische concept voor de komende strijd.
Allerlei groeperingen, voornamelijk anarchistische, bewandelen al jarenlang dezelfde platgetrapte paden. De KSU één van de weinige groepen in het politiek milieu waar nog enig leven in zit en de capaciteit lijkt te bezitten om een ander pad te bewandelen, in een poging om uit de impasse te komen, waarin ze, gedeeltelijk door haar eigen activisme, is terechtgekomen. De KSU (Kritische Studenten Utrecht) is een groeperring die al een flink aantal jaren bestaat. Ze is geen klassieke actiegroep. Alhoewel niets erop wijst dat er veel discussies plaatsvinden binnen de groep, zijn de deelnemers toch geïnteresseerd in theorie. Regelmatig verschijnen er teksten, meestal overgenomen, die een of ander thema uitdiepen
De groep is vrij heterogeen, heeft geen vast ideologisch concept (anarchistisch, situationistisch, modernistisch, enzovoort) en ontwikkelt voornamelijk activiteiten in het kader van het hoger onderwijs en de wetenschap. Ook al is de kern al enige jaren vrijwel dezelfde gebleven, toch trekt ze regelmatig nieuwe, jonge mensen aan die er, met frisse ideeën, weer wat meer leven in kunnen blazen. Heel recent nog door de publicatie van enkele bijdragen over een utopistische strategie , die de anti-kapitalistische strijd mogelijk weer enig perspectief kan geven.
Neem bijvoorbeeld het artikel getiteld: “Ecotopia”, waarin wordt een getracht om, tegen de continue groeidrift en oneindige consumptie waartoe het kapitalistische productiewijze leidt, een utopisch alternatief te schetsen van een maatschappij waarin de natuur centraal staat.
Een tweede artikel op de site, getiteld: “Realiteit boven dromen en verbeelding?” schrijft: “Dromen van een betere wereld. Onrealistisch! Onpraktisch! Tijdsverspilling! Gevaarlijk? We zijn de waarde van idealisme vergeten.”
In een derde artikel op de site van de KSU, genaamd: “Onpraktisch denken als praktische oplossing?” kan men lezen: “… anderen kiezen meteen voor het uiteindelijke doel en stellen utopische eisen.” (….) “Door het doel breder te stellen zullen meer mensen zich kunnen vinden in het doel (….) Het lijkt utopisch, maar het is misschien wel de meest praktische aanpak”.
Dat de bovengenoemde drie artikelen niet de behoefte tot uitdrukking brengen van een toevallige groep, maar beantwoord aan een meer algemene behoefte onder de niet-uitbuitende lagen van de maatschappij, blijkt uit het feit er in het afgelopen jaar verschillende boeken zijn verschenen over utopie:
- De nieuwe coöperatie tussen realiteit en utopie; Walter Lotens.
- Van crisis naar haalbare Utopie; Jan Bossuy.
- De nieuwe democratie en andere vormen van politiek; Willem Schinkel.
Daarbij is het niet bij gebleven, want verder heeft:
- Konfrontatie een nummer van haar tijdschrift voor een groot deel gewijd aan de kwestie van de utopie.
- Een jaar geleden een serie van drie radiouitzendingen plaatsvonden over utopische gedachte.
- Er onlangs nog een forumdiscussie plaatsgevonden in Leiden over hetzelfde onderwerp.
Anti-kapitalisme is dus niet genoeg, dat hebben de makkers van de KSU inmiddels waarschijnlijk ook wel begrepen. Dat was overigens al eens onderstreept in een eerdere bijdragen op de site van de Kritische Studenten Utrecht. (1) Er moet ook een vooruitzicht zijn, een reëel perspectief op een andere maatschappij. Deze vertegenwoordigt een andere toekomst, vormt een aantrekkingskracht die de huidige strijd richting en inspiratie kan geven. Volgens Willem Schinkel hebben dan ook we meer utopische verbeeldingskracht nodig, want dat vormt juist een middel om boven de “politiek van het loutere probleemmanagment” uit te stijgen.
Om het louter anti-kapitalistische karakter van de strijd te overstijgen, leggen sommigen de nadruk op het belang van dromen. Want utopisch denken is de kunst om te dromen van een alternatief. Om onze realiteit te ontstijgen, moeten we inderdaad leren om over de horizon van het kapitalisme kijken en inhoud te geven aan een visie van een alternatieve en betere wereld. Om in gedachten vorm te geven aan een dergelijke toekomst moeten we ons inschrijven in een zeker ideaal, ook al blijft deze gebaseerd op een materiële grondslag. Bevrijd van de noodzaak om een praktische oplossing te bedenken voor de dagelijkse ellende binnen het kapitalisme, ontstaat er ruimte om in onze gedachten een ideale voorstelling te scheppen.
‘Verbeelding aan de macht!’, luidde de beroemde leuze van de mei-revolte in 1968.Niet dat de verbeelding voldoende is om een andere maatschappij te realiseren. Maar verbeelding kan een belangrijke functie vervullen.“We moeten weer durven dromen. Want dromen van een betere wereld, betekent kritisch reflecteren op de huidige. Als je namelijk nadenkt over dingen die onmogelijk lijken, wordt je in staat om gesteld buiten de kaders te kunnen denken, ongeacht of je idee wel of niet ‘realistisch’ is”. (“Realiteit boven dromen en verbeelding?”)
De culturele component van de stijd tegen het kapitalisme
De strijd tegen het kapitalisme bestaat uit drie componenten:
- de strijd tegen de aanvallen op onze materiele levensvoorwaarden: ons inkomen en op het onderwijs, de gezondheidszorg, de ….
- de strijd om de politieke macht: de vervanging van het systeem van het private eigendom door het gemeenschappelijke eigendom
- de strijd tegen de vervreemding, tegen de vernauwing van ons bewustzijn, tegen de afstomping door de machine-achtige manier van leven als belangrijke aspecten van culturele component van de strijd
Deze derde, culturele component van de strijd kenmerkt zich door fundamentele menselijke eigenschappen, zoals morele verbintenis (de stem van het innerlijke) en artistieke gevoelens (het gevoel voor schoonheid), maar ook door aspecten als de verbeelding, de creativiteit, de intuïtie. “De verbeelding beschikt over alles; zij beslist over schoonheid, recht en geluk, die alles betekenen in de wereld.” (Blaise Pacal) De strijd van “voor het socialisme is niet slechts een kwestie is van brood en boter, maar één culturele beweging …”. (Rosa Luxemburg)
In de ogen van Henriëtte Roland Holst kreeg de strijd pas haar betekenis als verstand en intuïtie samenvloeiden. Het ging haar erom te “luisteren naar de innerlijke stem”, waarbij waarachtigheid en meegevoel de twee voornaamste psychische krachten” zijn. Volgens Henriëtte Roland Holst wordt de wereld door middel van het verstand niet in zijn geheel gekend. De intuïtie, het gevoel, de waarneming en hun synthese in de verbeelding zijn de andere onmisbare componenten (“Communisme en Moraal”)
“Door het doel breder te stellen zullen meer mensen zich kunnen vinden in het doel (….) Het lijkt utopisch …” Het vooropstellen van een utopie, in het kader van de eisenstrijd, heeft in de huidige periode echter nog nooit geleid tot een vorm van algemene mobilisatie van werkers, studenten, werklozen De ‘utopische’ eis: een basisinkomen voor iedereen, die al enkele tientallen jaren door ultralinks wordt uitgespeeld, leidt tot het tegendeel van vereniging in de strijd. De vergelijkbare eis van “vrij onderwijs”, welke de KSU onlangs als een ‘utopische’ eis naar voren had geschoven, heeft dan niet gewerkt. Dat komt omdat de ‘utopie’ zich niet beweegt op het vlak de materiele strijd, maar iets typisch is voor de ‘geestelijke’ strijd
Natuurlijk, de strijd voor de verdediging van de materiële levensomstandigheden is en blijft onder de huidige omstandigheden de allereerste zorg in de strijd van de klasse. Want zonder een minimum aan levensmogelijkheden is het leven sowieso niet waardig om geleefd te worden.Maar hier houdt de strijd tegen het kapitalisme en haar bekrompen ideologie echter niet op. Want het nastreven van het ware bewuste, van de waarheid, wordt niet alleen gemotiveerd door de materiele belangen, zoals een waardig inkomen voor iedereen, maar ook door de voorstelling van een soort van ‘ideaal’
“We zijn de waarde van idealisme vergeten.” Neen, maar zonder ons als idealisten te beschouwen, ligt de hoogste waarde van de strijd voor een andere maatschappij uiteindelijk niet op het vlak van het materiële, maar op het vlak van het bewustzijn, op dat van de geestelijke strijd. En we kunnen haar alleen inzetten als we begrijpen dat de creatieve gedachte daarbij een onmisbaar element vormt. Het in het hoofd overstijgen – de ideale voorstelling - van de grenzen van het bestaande systeem is onmogelijk zonder aanspraak te doen op de inspiratie van de verbeelding. Ideale constructies in onze geest zijn in staat een diepe innerlijke kracht naar boven brengen, die de strijd van een belangrijke stimulans kunnen voorzien.
Het mag duidelijk zijn dat het kortzichtig is om ons zijn om ons in dit kader te beperken tot de inspiratiebronnen, ontwikkeld door de hierboven genoemde socialistische utopisten en Kropotkin. De waarde van de verbeelding, de creatieve gedachte die doorheen de geschiedenis van de mensheid altijd een belangrijke kracht is geweest in haar vooruitgang, moeten we in een breder kader beschouwen. Mensen leven namelijk ook in een wereld van ideeën en idealen, waarvan het nastreven op bepaalde momenten veel krachtiger kan zijn dan het instinct tot behoud van het niveau van de onmiddellijke materiële omstandigheden. Zo werden de sociaal-democratische revolutionairen in 1905, tijdens de revolutionaire opleving in Rusland, bijvoorbeeld“verrast, voorbijgestoken en overdonderd door de onstuimigheid van de beweging, haar nieuwe zijnsvorm, haar creatieve verbeelding ….”
Een voorbeeld van een streven, dat geleid werd door verbeelding en inspiratie is het leven van Lev Tolstoj. De bron van zijn kracht kwam uit de diepte van zijn grote persoonlijkheid die hem de moed gaf onverminderd op zoek te gaan naar de waarheid. Zoals Rosa Luxemburg het omschreef in de Leipziger Volkszeitung (1908) “zijn hele leven en werk was tegelijkertijd een rusteloze overdenking van de waarheid in het menselijk leven”.Hij was een onderzoeker en strijder, maar verre van een revolutionair socialist. “Met zijn kunst omvatte hij echter alle menselijke passie, alle zwakheden en gemoedsstemmingen”, die hem in staat stelde om, tot zijn laatste adem, te vechten om sociale problemen met open ogen te confronteren.
Zyart / 15.01.2014
(1)“Louter antikapitalist? Dat zijn we misschien toch niet allemaal"