Acties tegen het 'generatiepact': Vakbonden en socialistische partijen hebben hun missie volbracht... voor de bourgeoisie

Printer-friendly version

Donderdag 15 december 2005 heeft het parlement het ‘solidariteitspact tussen de generaties’ en de alternatieve financiering van de sociale zekerheid aangenomen, ondanks een diep ongenoegen binnen de arbeidersklasse. Dit uitte zich in het bijzonder met de samenkomst van 100.000 arbeiders in Brussel tijdens de nationale vakbondsbetoging van 28 oktober. ‘Onaanvaardbare maatregelen’ had het ABVV nochtans getrompetterd in oktober; maar in december kondigde diezelfde organisatie zonder verpinken aan: “opschor-ting van de acties en het zoeken naar andere meer doelgerichte pressiemiddelen (sic).” Regering en patronaat kunnen tevreden zijn over de doeltreffendheid van hun vakbondsorganisaties: als ze er in geslaagd zijn om het pact door te drukken dan hebben ze dat vooral te danken aan het gekonkel van het ABVV, ACV en ACLVB.

Het laatste trimester van 2005 is de meest sociaal bewogen periode geweest in België sinds een vijftiental jaren. In minder dan drie maanden en als antwoord op een serie aanvallen van globale aard op haar levensvoorwaarden uitgaande van de liberaal-socialistische regering, heeft de arbeidersklasse heel uitgebreid haar ongerustheid en ontevredenheid gemanifesteerd met een begin van daadwerkelijke strijdbaarheid. Maar de socialisten in de regering en de vakbonden op het sociale terrein hebben magistraal samengewerkt om de acties in het honderd te laten lopen en de plannen van de bourgeoisie door te drukken. En op het onmiddellijk vlak hebben ze hun doel volkomen bereikt.

Solidariteitspact’… met de burgerlijke staat

Op het politiek vlak hebben de socialisten, de meesters van de manoeuvre bij de aanvallen, zich geen moeite gespaard om in samenspraak met de vakbonden het arbeidersverzet op te sluiten binnen de grenzen van het burgerlijk democratisch spel van het ‘onderhandelen’ over een ‘solidariteitspact’ tussen de ‘burgers’ voor het welzijn van de nationale economie. Vanaf het begin van de ‘onderhandelingen’, hebben ze de arbeiders doen geloven dat de regering de pre-pensioenen en de sociale zekerheid in hun voordeel zouden hervormen. De vice-premier van de PS, L.Onckelinx, gaf zich volledig met deze retoriek: “Op het einde van de discussies hebben zowel het ACV als het ABVV het werk begroet dat ik had verzet in de regeringsonderhandeling… En alle correcties voor het verbeteren van de pensioenen… De liberalen wilden een malus pensioen, wij hebben een bonus pensioen uit de brand gesleept… Als de PS achter het ‘generatiepact’ staat, dan is het omdat het onmisbaar is. Als wij niets doen gaat het ganse sociale systeem er aan. Ik zeg het jullie, we hebben geen keuze!” (Le Soir, 24.12.2005). Inderdaad, tegenover de druk van de crisis op de economie heeft de bourgeoisie geen andere keuze dan de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse aan te pakken. En het bedrog bestaat er juist uit dat men de arbeiders doet geloven dat maatregelen die genomen worden door een regering van links minder pijn zouden doen. In werkelijkheid zitten de PS/SPA niet in de regering om de belangen van de arbeiders te verdedigen maar om de arbeiders het fabeltje op te dissen dat de aanvallen van de bourgeoisie worden doorgevoerd... voor hun eigen bestwil en in hun eigen belang. Bovendien, wanneer de ontevredenheid stijgt en het rookgordijn optrekt, aarzelen die grote verdedigers van de arbeiders niet om met de meest schofterige retoriek uit de hoek te komen om de arbeiders tegen elkaar uit te spelen. Zo probeert de voorzitter van de Vlaamse Socialisten, Vande Lanotte, de spanningen aan te wakkeren tussen de verschillende arbeidersgeneraties: “Het is aan jullie om in de bedrijven te gaan uitleggen welke keuzes wij hebben gemaakt. Wij hebben het uitvoerig gehad over de pensioenen maar op lange termijn draait het om de jongeren” (La Libre Belgique, 17.10.2005). Met andere woorden, diegenen die de maatregelen bekritiseren zijn ondankbaren en egoïsten die enkel denken aan hun eigen toekomstig pensioen en de toekomst van de jongeren daaraan opofferen.

Om het verscheurende debat omtrent de ‘arbeidersbelangen’ nog meer geloofwaardigheid te verlenen en om de acties nog beter in een democratisch en wettelijk kader op te sluiten, en ondertussen het ‘radicale’ imago van de ABVV-vakbond op te vijzelen, heeft de bourgeoisie in haar media een zogenaamde tegenstelling opgeklopt tussen de socialistische partijen en vakbonden. In het boven geciteerde interview, gaat Onckelinx ‘tekeer’ tegen het ABVV, dat er van beschuldigd wordt desinformatie te verstrekken over de ‘vooruitstrevende’ inhoud van het pact. En Vande Lanotte verklaarde aan het adres van de syndicalisten, “wie zich afkeert van links richt zich op rechts.” De socialistische vakbond vroeg op zijn beurt “aan haar nationale vertegenwoordigers om niet meer deel te nemen aan de partijbureaus van de PS en de SP.a” (BHV, 8.11.2005), en hun ‘baas’ Vandermeeren, voegde daar aan toe: “De vakbeweging en zijn aangesloten bonden weten bij de volgende verkiezingen wie hun ware vrienden zijn.” De belangrijkste valstrik voor de arbeidersklasse bestaat er uit haar te doen geloven dat het enige doel van de arbeidersacties kan bestaat uit het druk uitoefenen op de parlementaire krachten om een waardig compromis te bereiken binnen het kader van de overlegstructuren van de burgerlijke staat. Zo maakten de vakbondsmobilisaties vanaf het begin deel uit van de logica van de burgerlijke democratie en het is geheel en al binnen die logica dat de vakbonden hun acties hebben stopgezet na de stemming in het parlement, want “de vakbonden voeren geen staking tegen het democratisch verkozen parlement (sic).”  (X. Verboven, socialistische vakbondsleider, De Morgen, 17.12.2005).

Een vakbondsfront om beter het begin van strijdbaarheid te verstikken

Op sociaal vlak hebben de vakbonden, om het zo te zeggen, niet werkloos toegezien. Zij hebben goed hun rol gespeeld die er uit bestond pogingen tot arbeidersverzet in te kapselen en te saboteren om een gevoel van onmacht op te wekken tegenover de aanvallen. Vanaf juni 2005 was de christelijke centrale de eerste om het spel op gang te brengen door een algemene staking aan te kondigen voor na de vakantie. Het ABVV hield toen zijn adem nog even in. In september, toen de inhoud van het pact werd onthuld, kondigde het ABVV een algemene staking af voor 7 oktober, terwijl het ACV in gans haar pers blokletterde: “10 goede redenen om niet te staken.” Dat was het eerste bedrijf van de vakbondsmanoeuvre, dat van de verdeling. Nochtans zag men bij de algemene staking van het ABVV een belangrijke deelname van delegaties van het ACV en zelfs van de kleine liberale centrale ACLVB aan de zijde van de stakende arbeiders. De daaropvolgende dagen raakt de ‘leiding’ van het ACV ‘in de minderheid tijdens een interne raadpleging van de afgevaardigden’ en de vakbond maakte een bocht van 180 graden. Deze overwinning van de ‘vakbondsdemocratie’ moest de arbeiders ervan overtuigen - de gauchisten en de basissyndicalisten zijn daarvan de beste propagandisten - dat de ‘vakbonden in dienst staan van wat de arbeiders willen’ en dat ze dus ‘het middel bij uitstek zijn om strijd te voeren’.

In werkelijkheid werd het tweede bedrijf van de manoeuvre opgevoerd: het algemeen vakbondsfront werd ter plekke opnieuw leven ingeblazen en de eenheid van de verdelers werd opgezet om de eerste tekenen van strijdbaarheid onder de arbeiders des te beter in de kiem te kunnen smoren. De vakbondsinstanties gingen op één lijn staan met radicale verklaringen tegen het pact en de herfinanciering van de sociale zekerheid: “Deze maatregelen zijn onaanvaardbaar”; “Raak niet aan de pré-pensioenen !”; “Het ABVV en het ACV eisen dat de regering opnieuw onderhandelt over het solidariteitspact tussen de generaties” (Syndicats, nr. 17, 21.10.2005) en ze klaagden de maatregelen aan van het solidariteitscontract in alle toonaarden aan. Dit gemeenschappelijk vakbondsfront, de eenheid van de saboteurs, heeft niets te maken met de eenheid van de klasse. Deze eenheid wordt verwezenlijkt in de actie en buiten de vakbondsinstanties om, door eigen besluitvormings- en actieorganen in het leven te roepen, zoals algemene vergaderingen, stakingscomités die onmiddellijk afzetbare afgevaardigden kiezen die enkel verantwoording verschuldigd zijn aan de zelfstandige algemene vergaderingen. Het gemeenschappelijk front daarentegen was een dam die werd opgeworpen voor het inkapselen van het ongenoegen en de woede die steeds meer toenamen en vooral ter voorbereiding van de manoeuvre die zijn hoogtepunt zou bereiken in de algemene staking en de nationale betoging van 28 oktober. Voor de bourgeoisie was het van belang dat de acties van 28 oktober in de ogen van de arbeidersklasse er uitzagen als een overwinning van het gemeenschappelijk vakbondsfront. Dat wordt immers voorgesteld als de hoogste uitdrukking van de eenheid van de arbeidersklasse om daarmee in staat te zijn om in de daaropvolgende weken de lont uit het kruitvat van de strijdbaarheid te halen.

En inderdaad, na 28 oktober veranderen de vakbonden van toon. Le Soir van 26 en 27 november 2005 schrijft: “Kunnen de vakbonden iets veranderen aan de onbuigzaamheid van het ‘pact’ tegenover een federale regering die vasthoudt aan haar standpunten? Ja. Ze kunnen niets veranderen aan de geest van het pact, noch aan het opschuiven van de pensioenleeftijd van 58 naar 60 jaar in 2008. Maar een gamma van verzachtenden maatregelen is mogelijk. De vakbondseisen zoals die op de pamfletten werden verspreid zijn gematigd.” De burgerlijke pers liet duidelijk overkomen dat de teerling was geworpen. Om de demoralisering helemaal af te ronden planden de vakbonden ‘trapsgewijze actieplannen’, aangekondigd op woensdag 23 november door de voorzitter van het ABVV die ‘het nog hard speelde’: “Wij gaan geen symbolische acties voeren. Wij gaan ons niet beperken tot perscommuniqués! Neemt dat niet al te licht op. Er zullen ernstige harde acties komen, stakingen als het moet (sic).” In werkelijkheid vormen de ‘dagen van bewustmaking en informatie’ van het gemeenschappelijk vakbondsfront de gelegenheid om in de bedrijven definitief de resten van woede te laten doodbloeden door die te richten op schijnacties, zoals wegversperringen en blokkeringen van grootwinkelbedrijven die de strijdmethodes van de arbeidersklasse ongeloofwaardig maken. Het doel was gelegen in het opwekken van ontmoediging en onmacht, maar ook het aanwakkeren van verdeeldheid tussen de arbeiders, tussen stakers en niet-stakers, al te meer omdat de ‘redenen tot strijd’ die door de vakbonden naar voren werden gebracht  - het een of andere bijkomstige punt van het ‘pact’ bijstellen  - niet veel mensen meer motiveerden.

Een leerrijke nederlaag

Links en de vakbonden zijn er in geslaagd om het verzet van de arbeiders te saboteren, de maatregelen zijn er door geramd, en dus op het onmiddellijk vlak lijkt de beweging voor de arbeiders op een nederlaag te zijn uitgelopen. In breder perspectief geplaatst vertoont de balans echter een heel wat genuanceerder beeld.

Eerst en vooral dient er de nadruk op te worden gelegd dat de maanden oktober en november van groot belang waren voor de lange en moeilijke ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse in België. Ze markeerden een, weliswaar nog beperkte, heropleving van de arbeidersstrijdbaarheid na een terugval en een stagnatie van meer dan tien jaar tegenover de klappen die de bourgeoisie uitdeelde. Dit begin van heropleving van strijdbaarheid in België maakt geheel en al deel uit van een bredere beweging van het proletariaat dat, tegenover de veralgemeende aanvallen in het merendeel van de industrielanden, probeert om opnieuw het terrein te vinden van de klassestrijd tegenover de gevolgen van de crisis van het kapitalisme. Nog belangrijker zijn bovendien de onderwerpen waarop de strijd zich toespitste, namelijk de pensioenen en de pré-pensioenen, die een fundamentele problematiek stellen zoals die wordt opgeworpen door het bankroet van het kapitalistisch systeem en dus van de toekomstperspectieven van de arbeidersklasse.

De tweede vaststelling is dat de vakbondsacties zijn uitgelopen op een duidelijke en onmiddellijke nederlaag, hetgeen door veel arbeiders aangevoeld als een gevolg van het volkomen duidelijke vakbondsgekonkel en niet als een nederlaag die door links als een overwinning kon worden voorgesteld. De ergste nederlagen van de arbeidersklasse zijn juist de nederlagen  die ervaren worden als overwinningen, die illusies scheppen. Daarvan is hier vast en zeker geen sprake omdat de vakbondssabotage er dik bovenop lag. Ook kan de nederlaag kostbare lessen opleveren, voornamelijk over hoe strijd te voeren en het schenken van vertrouwen aan links en de vakbonden. Deze lessen zijn van kapitaal belang voor de komende strijd die zich al aankondigt omdat de regering al heeft bekend gemaakt om voor de lonen dringend een nieuw ‘matigingsplan’ te willen opleggen ter waarborging van de concurrentiepositie van de nationale economie in de strijd op leven en dood tussen de kapitalistische staten.

Jef & Jos / 08.01.2006

Territoriale situatie: