Door Internationalisme op
De crisis van het systeem drijft de bourgeoisieën, in een wanhopige achtervolgingskoers om hun productiekosten te verlagen, tot aanvallen op de levensomstandigheden van de proletariërs. Enerzijds door groei van de productiviteit, wat betekent dat het arbeidsritme wordt opgevoerd en de flexibiliteit van de arbeidskracht wordt vergroot om zo het aantal arbeiders terug te brengen tot het noodzakelijke minimum. Anderzijds, door het najagen en op de spits drijven van grootse programma's van ‘hervormingen’. Maatregelen gericht op het aanpakken van het indirecte loon van de arbeiders, de pensioenen, de werkloosheidsuitkeringen, de vergoeding van de gezondheidszorg, van ziektedagen en invaliditeitsuitkeringen. De bourgeoisie spaart geen enkele laag van de arbeidersklasse, of het nu de oudere of de jonge generatie is, of die nu werkt dan wel werkloos is, of die in de openbare dan wel in de privé-sector werkt. De concrete gevolgen van deze aanvallen bestaan uit een algemene aftakeling van de arbeids- en levens-omstandigheden van het geheel van de wereldarbeidersklasse. Nog nooit werd het proletariaat geconfronteerd met dergelijke harde, massale en omvangrijke aanvallen waardoor miljoenen arbeiders worden geraakt. In de geïndustrialiseerde naties begint de welvaartsstaat als een kaartenhuisje ineen te storten. Het onderhoud van de arbeidskracht kan niet langer worden verzekerd. Dat vormt een overduidelijke manifestatie van het failliet van het systeem.
Maar toch viert de bourgeoisie in zijn geheel cynisch de zestigste verjaardag van de sociale zekerheid in België. Maar wij hebben niets te vieren. Terwijl de massale aanvallen een verenigd en massaal antwoord van de gehele arbeidersklasse noodzakelijk maken (van werkenden, werklozen en gepensioneerden), leiden de vakbonden en hun ultralinkse en andersglobalistische handlangers de bedenkingen van de arbeiders over het failliet van het kapitalisme af in de richting van illusoire maatregelen om ‘de sociale zekerheid te redden’. Terwijl de frontale aanval op de sociale bescherming betekent dat een heel onderdeel van de welvaartsstaat verbrijzeld wordt onder de mokerslagen van de economische crisis, blijven onze verdedigers van de sociale zekerheid dezelfde leugen verkondigen: de sociale zekerheid zou een overwinning zijn van de arbeidersklasse, verworven aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Tegenover deze nieuwe vervalsing van de geschiedenis door de gezamenlijke krachten van links, ultralinks en de vakbonden, en de valse solidariteit die daarachter schuilgaat dient de waarheid in ere te worden hersteld door in het kort de geschiedenis te schetsen van de sociale verzekeringen en de oprichting van de sociale zekerheid in 1945 vanuit kapitalistisch oogpunt. Dit bevestigt de marxistische analyse en laat toe te begrijpen dat men voor de arbeiders net achter het klatergoud van de sociale zekerheid het historisch bankroet van de verzorgingsstaat en van het kapitalistische systeem wil verborgen houden.
Een instrument van de bourgeoisie
Waarom stellen wij dan dat het instellen van de sociale zekerheid een nederlaag was voor de arbeidersklasse ?
De sociale zekerheid was helemaal geen resultaat van arbeidersstrijd. Ze werd uitgedacht, bestudeerd en georganiseerd door de hoogste lagen van de bourgeoisie op een moment waarop het proletariaat fysiek en ideologisch zwaar verslagen was. Het uitbreken van de tweede wereldoorlog was al mogelijk geworden door de inkadering van de arbeiders achter de burgerlijke vaandels van de ‘democratie’ en het fascisme. En de oorlog zelf kwam die sombere toestand in het klassenbewustzijn nog verder doordrijven door proletariërs van de twee kampen tegen elkaar op te jagen voor lage imperialistische belangen. De vijftig miljoen doden, de slachtpartijen en bloedorgieën op de slagvelden en in de concentratiekampen, waren mogelijk over het lijk van het proletarisch internationalisme heen. In die weerzinwekkende situatie van nationale eenheid heeft de bourgeoisie de sociale zekerheid ingevoerd. Vanaf 1943, toen de toestand strategisch in het voordeel van de Amerikanen begon te keren, bereidde de bourgeoisie zich actief voor op de situatie na de overwinning. In alle landen, onder de bezetting of in ballingschap, ontmoeten vertegenwoordigers van staat, patronaat en vakbonden elkaar, om samen de sociale wetgeving van de tweede helft van de 20e eeuw klaar te stomen. Wat hen daarbij het meest zorgen maakte was het volgende :
1. De ellende van de oorlog en de noodtoestand vlak na de oorlog betekenden een gevaar van het opkomen van sociale bewegingen op grote schaal. De bourgeoisie was bang, onterecht zoals later bleek, voor een herhaling van een periode van opstanden, zoals die van 1917-1923. De sociale zekerheid die werd ingesteld was vooral een zekerheid voor de bourgeoisie zelf.
2. Europa heropbouwen na zoveel jaren ontbering en leed vereiste van de arbeidersklasse een nieuwe inspanning. Voor de bourgeoisie, die sociale vrede en nationale eendracht nodig had voor de goede werking van haar ondernemingen, kwam de sociale zekerheid goed van pas om die overuitbuiting van de arbeidersklasse te rechtvaardigen.
3. Met het ineenstorten van de as-mogendheden werd het ‘geallieerd’ blok in twee gesneden en begon de koude oorlog. Elk kamp verdedigde ten koste van alles elk brokje territorium. In die strategie was de inplanting van ‘kommunistische’ partijen in het verzet en hun impact in de arbeidersklasse uiterst belangrijk voor het sovjetblok. De westerse bourgeoisie deed alles om de invloed van die partijen en het oprukken van de sovjettroepen tegen te gaan. Het opzetten van de sociale zekerheid, voorgesteld als ‘grote arbeidersoverwinning’, vormt een deel van die globale strategie van de bourgeoisie. In die zin was belangrijkste doel van het Marshall plan (investeringen en Amerikaanse giften) niet het ‘heropbouwen’ van Europa, maar wel de catastrofale gevolgen van de naoorlogse crisis verzachten om de bourgeoisie van West-Europa te ondersteunen in het behouden van de sociale controle in hun land.
In de vorige eeuw waren de achturendag, het verbod op kinderarbeid, op nachtwerk door vrouwen, nog echte toegevingen die door harde arbeidersstrijd werden afgedwongen. Maar de sociale pakten van na de tweede wereldoorlog heeft de bourgeoisie gevormd tegen een achtergrond van globale controle over de maatschappij om de heropbouw van de vernielde economie te plannen en sociaal te onderhandelen in de naoorlogse periode. De sociale zekerheid is het systeem dat de bourgeoisie wou instellen om de sociale vrede te vrijwaren en vooral om de greep van de staat op het economisch en sociaal leven te versterken.
Negentiende eeuw: echte en duurzame hervormingen
In de negentiende eeuw is het kapitalisme nog in volle ontwikkeling. Het verovert de wereld en verbreidt zijn productie verhoudingen over heel de planeet. In dat kader van voortdurende groei is een blijvende verbetering van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse echt mogelijk. De klasse verenigde zich in ‘coalities’ om de concurrentie onder de arbeiders uit te schakelen. Groeiende solidariteit in de strijd voerde geleidelijk tot het oprichten van stakingskassen en kassen voor ziekte en werkloosheid. Zo leert het proletariaat stap voor stap doorheen de strijd zichzelf te herkennen als een internationale klasse verenigd rond dezelfde belangen. Zij leert zich organiseren en samensmeden in de strijd. Die organisaties liggen aan de basis van het oprichten van vakbonden en massapartijen (sociaal-democratie). Zo werden sociale en economische verworvenheden verkregen na harde confrontaties met de bourgeoisie. Onder druk van de strijd werd het parlement gedwongen om hervormingen te stemmen die de arbeids- en levensvoorwaarden van de arbeidersklasse blijvend verbeterden.
Ook al kon de arbeidersklasse op bepaalde punten de burgerlijke overheersing bedreigen in de negentiende eeuw, toen het kapitalisme nog in zijn opkomende fase was, toch waren de productiekrachten en het proletariaat zelf nog niet genoeg ontwikkeld om op internationale schaal de revolutie te doen zegevieren. Daarom kon de bourgeoisie tolereren dat haar klassenvijand zich permanent organiseerde op eigen terrein, ook al heeft ze haar best gedaan om de organisatie van het proletariaat te saboteren.
Die tijden van glorie voor de ontwikkeling van het kapitalisme en de arbeidersbeweging, waarin het minimum en het maximum programma gelijktijdig konden bestaan, hebben mogelijk gemaakt dat er illusies kwamen over een vreedzaam kapitalisme, zonder beperkingen, en stap voor stap te hervormen. De grote meerderheid van de arbeiderspartijen en de vakbonden vielen volop in dat plat reformisme. Ze beperkten zich tot het verdedigen van de directe belangen van de arbeidersklasse (minimum programma) en lieten het historisch perspectief vallen van de socialistische revolutie door de instelling van de dictatuur van het proletariaat (maximum programma).
Twintigste eeuw: ontwikkeling van het staatskapitalisme
De economische crisis en het uitbreken van de eerste wereldoorlog komen brutaal herinneren dat het kapitalisme stuit op onoverkomelijke grenzen en dat het dreigt de mensheid in barbaarsheid te storten. Dat is het teken van het begin van de vervalfase van het kapitalisme. Het systeem heeft zijn historische rol gespeeld, de productiekrachten zijn voldoende ontwikkeld om de onderliggende basis voor het socialisme te vormen, en het proletariaat, dat in 1917 in Rusland de macht greep, is een permanent gevaar voor de bourgeoisie geworden. Het verdelen van de wereld onder de grootmachten maakt een eind aan de fase van voortdurende uitbreiding van het kapitalisme en opent het ‘tijdperk van oorlogen en revoluties’, zoals de Kommunistische Internationale het analyseerde. Getuige daarvan zijn de tientallen miljoenen doden tijdens de twee wereldoorlogen, de onophoudelijke oorlog in de ‘derde wereld’ uit de tijd van de ‘koude oorlog’ en het uitbreken van slachtpartijen van de Golfoorlog, over ex-Joegoslavië tot de genocide in Rwanda, de grote crisis van de jaren dertig en de crisis vandaag, die nu al meer dan dertig jaar duurt, alle ellende en barbaarsheid.
De bourgeoisie kan niet langer tolereren dat haar klassenvijand zich permanent op eigen terrein kan organiseren, en kan leven en groeien binnen eigen organisaties. De staat gaat alle aspecten van het leven van de maatschappij totalitair overheersen. De tijd dat het kapitaal nog permanente proletarische organisaties kon tolereren is achter de rug. De vakbonden zijn dan ook een deel van het raderwerk geworden van de staat, organen die binnen de arbeidersklasse controle uitoefenen en de belangen van het kapitaal erdoor duwen. De vakbonden verdedigen niet langer de onmiddellijke belangen van de arbeidersklasse. Er valt geen minimum programma meer te verdedigen. Alleen het maximum programma biedt een antwoord op de mogelijkheid en de noodzaak van de proletarische strijd. Echte en blijvende hervormingen zijn niet langer mogelijk in de vervalfase. Dat is de reden waarom het proletariaat nieuwe unitaire strijdorganisaties heeft ontwikkeld, de algemene vergaderingen en arbeidersraden, die enkel kunnen bestaan door en tijdens openlijke strijd. Die groeiende greep van de staat op alle gebieden van de maatschappij, en speciaal op sociaal vlak, betekent dat elk leven van de arbeidersklasse opgeslorpt wordt en omgevormd tot zijn tegendeel : op burgerlijk terrein. Concreet heeft de staat, meestal via de vakbonden en soms ook rechtstreeks, de oude stakingskassen ingepikt, en diverse uitkeringen, verzekeringen in geval van werkloosheid, patronale of staatsrepressie, die voordien door de arbeiders beheerd werden. Zo is de bourgeoisie erin geslaagd om de politieke en economische solidariteit uit handen van de arbeidersklasse te halen en over te maken aan de staat. Tussen de twee wereldoorlogen wordt al een deel van de sociale zekerheid op poten gezet. In 1920 werd bijvoorbeeld het Nationaal Crisisfonds opgericht dat de werkloosheidskassen opslorpt. In 1938 wordt de verplichte werkloosheidsverzekering ingesteld.
Hoe helpt de sociale zekerheid mee aan die stijgende controle van de staat over de arbeidersklasse? De sociale zekerheid werd ons steeds voorgesteld als een ‘verworvenheid’, een ‘geschenk’, een fonds betaald door de staat, het patronaat en de arbeiders samen. Niets is minder waar! De fondsen die de sociale zekerheid spijzen zijn een integraal deel van het loon van de arbeidersklasse die door de staat naar de vakbonden en mutualiteiten worden omgeleid. In werkelijkheid betalen de arbeiders drie keer: rechtstreeks door hun eigen bijdragen, indirect door de staat via de belastingen en door de ‘patronale bijdragen’ die de kapitalisten afhouden van het loon. Alle rijkdom komt voort uit arbeid. De staat en het patronaat produceren niks op zich, de belastingen en winsten worden afgehouden op het werk van de arbeiders. En dat maakt het systeem natuurlijk rechtvaardig voor de bourgeoisie! Door een indirect loon te scheppen, dat beheerd wordt door de staat en de vakbonden, bindt de bourgeoisie de arbeidersklasse materieel en ideologisch aan staat en vakbonden : “De bourgeoisie nam de politieke solidariteit uit handen van de arbeiders om die om te zetten in een economische solidariteit in handen van de staat. Door het salaris op te delen in een deel dat direct wordt uitbetaald door de baas en een deel dat indirect wordt uitbetaald door de staat, versterkte de bourgeoisie het bedrog aanzienlijk, dat er uit bestond de staat voor te stellen als een orgaan dat boven de klassen staat, en borg staat voor het algemene belang van de sociale zekerheid van de arbeidersklasse. De bourgeoisie slaagde er in de arbeidersklasse materieel en ideologisch aan de staat te binden.” (Internationale Revue, Engels, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 115, p. 13).
Ons levenspeil verdedigen, niet de sociale zekerheid
Meer dan ooit zijn de nieuwe aanvallen op de sociale zekerheid een uitdrukking van het bankroet van het kapitalistisch systeem, van het einde van de verzorgingsstaat en van de mythe van de sociale dekking van ‘de wieg tot het graf’. Vandaag, met een bodemloze reserve aan arbeidskrachten, moet het kapitalisme een steeds groeiend deel van het proletariaat opofferen teneinde de werkkracht zo goedkoop mogelijk te houden. Laat staan dat ze de rest laten creperen. Voor links, als trouwe dienaar van het kapitaal, kan de sociale solidariteit enkel bestaan uit een pact met de uitbuiters. In feite is wat de bourgeoisie predikt niet anders dan solidariteit¼ met haar uitbuitingssysteem. Het principe van de sociale zekerheid verdedigen komt erop neer dat men de burgerlijke staat vraagt om de veiligheid van de arbeidersklasse te vrijwaren. Het mechanisme van de sociale zekerheid verdedigen is bereid zijn om ons lot te binden aan dat van onze ergste beulen, het is onze klassensolidariteit vervangen door een denkbeeldige ‘nationale solidariteit’.
De arbeiderssolidariteit betekent echter geenszins, zoals de bourgeoisie het voorstelt, dat we gebukt moeten gaan onder de aanvallen van het kapitaal, want net zomin als dit vroeger het geval was, garandeert dat ons een betere toekomst. Tegenover die nepsolidariteit die de bourgeoisie ons voorstelt moeten we de enige en echte klassensolidariteit stellen, de strijd op het eigen klassenterrein, zo eensgezind en massief mogelijk. Enkel een echte politieke solidariteit, een eenmaking van heel de arbeidersklasse in de strijd tegen het kapitalisme, de verantwoordelijke voor de ellende en barbarij in alle uithoeken van de planeet, en tegen zijn burgerlijke staat en zijn vakbonden, kunnen een ander perspectief gaan bieden voor de hele mensheid.