Stakingen in Egypte: Klassensolidariteit, speerpunt van de strijd

Printer-friendly version

Een stakingsgolf overspoelde begin dit jaar verschillende sectoren in Egypte; in cement- en pluimveebedrijven, in de mijnen, bij de bussen en de spoorwegen, in de gezondheidssector, en vooral in de textielindustrie. Daar hebben de arbeiders een reeks van stakingen gevoerd tegen de snel dalende reële lonen en de kortingen op de toelagen. Men kan een glimp opvangen van het strijdbare en spontane karakter van deze strijd in de beschrijving van hoe in december vorig jaar de strijd uitbrak bij het grote Mahalla al-Kubra Mirs spinnerij- en weefcomplex ten noorden van Kaïro, dat het epicentrum van de beweging was. Het uittreksel komt uit Egyptian textile workers confront the new economic order door Joel Beinin en Hossam el-Hamalawy, gepubliceerd in Middle East Report Online en libcom.org, en gebaseerd op interviews met twee arbeiders van het bedrijf, Muhammed Attar en Sayyid Habib.
“De meer dan 24.000 arbeiders van het Mahalla al-Kubra Misr spinnerij- en weefcomplex waren verheugd over het nieuws van 3 maart 2006 dat de eerste minister Ahmad Nazif had besloten tot een verhoging van de jaarlijkse bonus die aan alle arbeiders wordt toegekend, gaande van 100 Egyptische pond (ongeveer 15 Euros) tot een bonus van  twee maandlonen. De laatste keer dat de jaarlijkse bonussen waren opgetrokken was in 1984 – van 75 naar 100 pond.
‘We lazen het decreet en begonnen erover te praten in de fabriek’ zei Attar: ‘Ironisch genoeg maakten zelfs de pro-regerings-vakbondsvertegenwoordigers het nieuws bekend als een van hun verwezenlijkingen’. Hij vervolgde: ‘December kwam er aan [wanneer de jaarlijkse bonussen worden uitbetaald] en iedereen was gespannen. We ontdekten dat we bestolen waren. Ze gaven ons alleen dezelfde 100 pond als voorheen. In feite juister gezegd 89 ponden, omdat er geld werd ingehouden [voor belastingen]’.
Er hing een geest van verzet in de lucht. De volgende twee dagen waren er groepen arbeiders die weigerden hun lonen in ontvangst te nemen als teken van protest. Dan, op 7 december, kwamen er duizenden arbeiders van de ochtendploeg samen op het  Mahalla’s Tal’at Harb Plein, tegenover de ingang van het textielbedrijf. Het ritme van de fabrieksarbeid was toen al aan het verlagen, maar de productie viel helemaal stil toen een 3.000 tal vrouwelijke kledingarbeidsters hun ateliers verlieten en naar de spinnerij- en weefafdelingen gingen waar hun collega’s het werk nog niet hadden neergelegd. De vrouwelijke arbeidsters stormden er binnen al zingend: ‘Waar zijn de mannen? Hier zijn de vrouwen!’ Beschaamd sloten de mannen zich bij de staking aan.
Rond de 10.000 arbeiders verzamelden zich op het plein roepend ‘Twee maanden! Twee maanden!’ om hun eis voor de hun toegezegde bonussen kracht bij te zetten. Zwart geklede oproerpolitie werd haastig ingezet rond de fabriek en door heel de stad, maar trad niet op om het protest te smoren. ‘Ze waren geschrokken van ons aantal’ zei Attar. ‘Ze hoopten dat we tijdens de nacht of de volgende dag de aftocht zouden blazen’. Onder druk van de staatsveiligheidstroepen bood de directie een bonus aan van 21 werkdagen. Maar zoals Attar zich lachend herinnerde ‘de arbeidsters verslonden al de vertegenwoordigers van de directie die het waagden om te komen onderhandelen’.
Bij het invallen van de nacht, zei Sayyid Habib, vonden de mannen het ‘heel moeilijk om de vrouwen er van te overtuigen naar huis te gaan. Ze wilden blijven en er de nacht doorbrengen. Het duurde uren voor we hen er toe konden bewegen om naar huis te gaan, naar hun gezinnen en de volgende dag terug te komen’. Breed glimlachend voegde Attar daar aan toe, ‘De vrouwen waren veel militanter dan de mannen. Ze werden geïntimideerd door de veiligheidstroepen en bedreigd maar ze hielden vol’.
Nog voor de ochtendgebeden bestormde de oproerpolitie de poorten van het bedrijf. Zeventig arbeiders, met inbegrip van Attar en Habib, sliepen toen in het bedrijf waarin ze zichzelf hadden opgesloten. ‘De officieren van de veiligheidstroepen van de staat vertelden ons dat we met maar weinigen waren en maar beter naar buiten kwamen’, zei Attar. ‘Maar ze wisten niet met hoeveel we binnen waren . We logen en zeiden dat we met duizenden waren’. Attar en Habib maakten haastig hun kameraden wakker en de arbeiders begonnen luid te slaan op ijzeren vaten. ‘We maakten iedereen in het bedrijf en de stad wakker. Onze gsm’s gingen plat door het bellen naar onze families en vrienden buiten waarbij wij vroegen hun ramen te openen om de veiligheidstroepen te laten weten dat ze in de gaten werden gehouden. We riepen alle arbeiders die we kenden op om snel naar de fabriek te komen’.
Tegen die tijd had de politie water en elektriciteit van het bedrijf afgesloten. Staatsagenten haastten zich naar de treinstations om arbeiders die van of naar de stad gingen te vertellen dat de fabriek was gesloten wegens elektriciteitsuitval, maar het bedrog mislukte.
‘Meer dan 20.000 arbeiders kwamen opdagen’, zei Attar. ‘We hielden een massale betoging met symbolische begrafenissen van onze bazen. De vrouwen brachten ons eten en sigaretten en sloten zich bij de betoging aan. De ordetroepen durfde het niet aan om op te treden. Lagere school-kinderen en studenten van nabijgelegen middelbare scholen kwamen op straat om de stakers te ondersteunen’. Op de vierde dag van de bezetting van het textielbedrijf boden in paniek rakende regeringsambtenaren een bonus aan van 45 dagen en verzekerden dat het bedrijf niet zou worden geprivatiseerd. De staking werd toen opgeheven. Het succes van de ‘wilde actie’ van de arbeiders van het Spinnerij- en Weefbedrijf Misr was vernederend voor de door de regering gecontroleerde vakbondsfederatie.”
De overwinning bij Mahalla inspireerde de arbeiders in een aantal andere sectoren om de strijd aan te gaan en de beweging is nog lang niet verflauwd. In april kwam het conflict tussen de arbeiders bij Mahalla en de staat opnieuw aan de oppervlakte. De arbeiders beslisten om een grote afvaardiging naar Kaïro te zenden om met het hoofd van de Algemene Federatie van Vakbonden te onderhandelen (!) over de looneisen en over het afzetten van het Mahalla vakbonds-comité vanwege zijn steun aan de bazen bij de staking in december. Het antwoord van de veiligheidstroepen van de staat bestond uit het onder beleg plaatsen van de fabriek. Als antwoord daarop gingen de arbeiders in proteststaking en twee andere grote textielbedrijven verklaarden hun solidariteit,  Mahalla-Ghaz Shebeen en Kafr el-Dawwar. De verklaring van de laatste was bijzonder scherpzinnig:
 “Wij textielarbeiders van Kafr el-Dawwar verklaren onze volledige solidariteit met jullie om jullie gerechtvaardigde eisen ingewilligd te krijgen, die dezelfde zijn als de onze. We veroordelen krachtig het optreden van de veiligheidstroepen dat de afvaardiging van de arbeiders van Mahalla verhinderde om zich naar een sit-in te begeven voor het hoofdkwartier van de Algemene Vakbondsfederatie in Kaïro. We veroordelen eveneens Saïd al-Gohary’s (1) verklaring aan Al-Masry Al-Youm van vorige zondag, waarbij hij jullie houding omschreef als ‘onzin’. We volgen gespannen wat jullie overkomt en verklaren onze solidariteit met de staking van de textielarbeiders van eergisteren en met de gedeeltelijke staking in de zijdefabriek.
We willen dat jullie weten dat wij arbeiders van Kafr el-Dawwar en jullie arbeiders van Mahalla dezelfde weg bewandelen en eenzelfde vijand hebben. We ondersteunen jullie beweging omdat we dezelfde eisen hebben. Sinds het eind van onze staking in de eerste week van februari heeft het Vakbonds-Fabriekscomité geen hand uitgestoken om onze eisen die aan de basis liggen van onze staking ingewilligd te krijgen. Het Vakbonds-Fabriekscomité heeft onze belangen geschaad… We ondersteunen jullie eis om het loonsysteem te hervormen. We wachten net als jullie tot eind april om te zien of de Minister van Arbeid onze eisen inwilligt of niet. Wij verwachten weliswaar niet veel van de minister, aangezien we noch haar, noch het Vakbonds-Fabriekscomité enige stappen hebben zien ondernemen. Het zal van onszelf afhangen als we onze eisen ingewilligd willen zien.
Daarom benadrukken we dat:
1. We in hetzelfde schuitje zitten als jullie en samen met jullie de reis aanvangen.
2. We verklaren onze volledige solidariteit met jullie eisen en verzekeren jullie dat we bereid zijn tot het houden van solidariteitsacties, als jullie besluiten tot stakingen.
3. We zullen stappen ondernemen om de arbeiders van Artificial Silk (Kunstzijde), El-Beida Dyes en Misr Chemicals te informeren over jullie strijd en bruggen te bouwen om het solidariteitsfront uit te breiden. Alle arbeiders zijn broeders in tijden van strijd.
4. We moeten een breed front in het leven roepen om onze strijd met de regeringsvakbonden te beslechten. We zullen deze vakbonden nu opzij moeten zetten, niet later.”
(vertaling van de Arabawy website en oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd libcom.org).
Dit is een voorbeeldige verklaring omdat zij de fundamentele basis voor elke echte klassensolidariteit laat zien die de verdelingen per bedrijfstak of bedrijf overstijgt – het besef tot dezelfde klasse te behoren en te strijden tegen dezelfde vijand. Ze is ook bijzonder duidelijk over de noodzaak de strijd aan te gaan met de staatsvakbonden.
In deze periode zijn er ook elders stakingen uitgebroken: vuilnismannen bestormden de bedrijfskantoren omdat hun lonen niet werden uitbetaald; 2.700 textielarbeiders in Monofiya bezetten een textielfabriek; 4.000 textielarbeiders in Alexandrië gingen voor een tweede keer in staking nadat de directie had geprobeerd om loon in te houden wegens de vorige staking. Ook dit waren onwettige, wilde stakingen.
Er zijn ook andere pogingen geweest om de beweging met geweld te onderdrukken. Veiligheidspolitie sloot of dreigde met het sluiten van de ‘Centra voor Vakbonden en Arbeidersdiensten’ in Nagas Hammadi, Helwan en Mahalla. De centra worden er van beschuldigd van aanstoken tot een ‘stakingscultuur’.
Het bestaan van deze centra toont aan dat er moeite worden gedaan om nieuwe vakbonden op te richten. In een land als Egypte, waar de arbeiders enkel ervaringen hebben met vakbonden die openlijk optreden als politie op de werkvloer, is het onvermijdelijk dat de arbeiders gevoelig zullen zijn voor het idee dat het antwoord op de problemen ligt in de oprichting van werkelijk ‘onafhankelijke’ vakbonden, op vergelijkbare wijze als onder de Poolse arbeiders in 1980-1981. Maar wat duidelijk naar voor komt  uit de manier waarop de staking was georganiseerd in Mahalla (via spontane optochten, massale afvaardigingen en bijeenkomsten aan de fabriekspoorten), is het feit dat de arbeiders het sterkst staan wanneer zij de zaak in eigen hand nemen eerder dan hun macht over te hevelen naar een nieuw vakbondsapparaat.
In Egypte kunnen de kiemen van de massastaking al ontwaard worden – niet alleen in het vermogen van de arbeiders om tot massale en spontane actie over te gaan, maar ook in het hoge niveau van het klassenbesef dat tot uiting kwam in de verklaring van Kafr el-Dawwar.
En toch is er nog geen bewust verbandband tussen deze gebeurtenissen en andere stakingen aan de verschillende kanten van de imperialistische scheidingslijnen in het Midden-Oosten: in Israël voor loonsverhogingen bij de dokwerkers, kantoorpersoneel van de openbare diensten, en meest recent bij leerkrachten, en studenten die botsten met de politie in betogingen tegen stijgingen van inschrijvingsgelden bij het onderwijs; in Iran waar duizenden arbeiders op 1 Mei de officiële regeringsoptochten verstoorden door anti-regerings-slogans te scanderen of waar ze deelnamen aan niet toegestane manifestaties en strenge politierepressie riskeerden. Maar het gelijktijdig karakter van deze bewegingen heeft een gemeenschappelijke bron – de drang van het kapitalisme om de arbeidersklasse overal ter wereld de armoede in te drijven. In deze zin bevatten ze de kiemen van de toekomstige internationalistische eenheid van de arbeidersklasse over de muren heen van nationalisme, godsdienst, en imperialistische oorlog.

Amos / 01.05.2007

(1) Leider van de textielvakbond, Saïd El-Gohary, beschuldigde de arbeiders ondermeer ervan "terrorristen te zijn die de onderneming willen saboteren".

Geografisch: