De organisaties links van de SP.a en de verkiezingen: Een ‘ander links’, een radicaal alternatief voor het verkiezingsbedrog

Printer-friendly version

Tegenover de steeds fletsere verkiezingsprogramma’s van de traditionele partijen, SP.a en PS inbegrepen, verschijnen er, tot in de burgerlijke media toe, oproepen voor de oprichting van een ‘strijdbare volkspartij links van de SP.a of de Groenen’. In het licht van de verkiezingen van 10 juni werden er verschillende initiatieven gelanceerd om een dergelijke dynamiek op gang te trekken. Zo heeft de bourgeoisie het ‘verkiezingssucces’ opgeklopt van de Partij van de Arbeid van België (de ex-stalinistische PvdA), die haar aantal gemeenteraadsleden tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen heeft verdrievoudigd. Zij heeft in het bijzonder haar ‘links populistische’ heroriëntering begroet naar het voorbeeld van de Nederlandse SP. Anderzijds is er enkele maanden geleden het CAP (Comité voor een Andere Politiek) opgericht, dat personaliteiten uit het linkse en vakbondsmilieu groepeert (zoals de ex-volksvertegenwoordiger Sleeckx en de ex-patroon van de socialistische vakbond Debunne). Dit initiatief wordt gesteund door de trotskisten van de LSP/MAS en er werd meteen beslist om deel te nemen aan de komende wetgevende verkiezingen. Dit ‘andere links’ beweert een programma ‘links van de SP.a’ voor te stellen, een progressief alternatief tegenover de gevoerde politiek van de traditionele sociaal-democratische partijen. Wat is daar van waar als men hun programma en hun doelstellingen nader onderzoekt?

Is een ‘andere politiek’ mogelijk?

Deze partijen beweren dat hun programma’s het mogelijk maken om een werkelijke politiek van verandering op gang te brengen tegenover de neo-liberale logica van het kapitalisme. Laten we hun belangrijkste krachtlijnen overlopen:
-de economie ‘moraliseren’: “de mensen eerst, niet de winst”, “de grootste vervuilers moeten de zwaarste lasten dragen” (PvdA), het onder controle brengen van de speculatie of het openen van de boeken van de bedrijven. Met andere woorden, de functionering van de economie onderwerpen aan meer ‘morele’ regels zou volstaan om te evolueren naar een meer rechtvaardige maatschappij. Het is echter niet het gebrek aan menselijkheid dat de oorzaak is van de crisis, de soberheid, de massale ontslagen en de loonsdalingen, het is net het tegenovergestelde: de ontwikkeling van steeds cynischere en ongenadigere gedragscodes is in werkelijkheid het directe gevolg van het doodlopende straatje waarin de kapitalistische productiewijze is terechtgekomen. Alle middelen zijn goed om haar waren te slijten op een oververzadigde wereldmarkt. Geen enkele ‘redelijke’, ‘eerlijke’ of ‘morele’ maatregel zal beletten dat de soberheid en de barbarij ravages aanrichten over de hele planeet. Dergelijke programmatische oriënteringen mikken er echter wel op om de illusie te verspreiden dat men het wegrottende kapitalistische systeem kan “humaniseren door het te reguleren”, en dat het dus niet vernietigd moet worden.
- “de rijken doen betalen”: “belasting op de grote fortuinen” (PvdA), “herverdeling van de 27 miljard winst van de negentien grootste bedrijven” (CAP). Voor het ‘andere links’, zou de oplossing voor de werkloosheid en de ellende die wordt voortgebracht door het kapitalisme, liggen in een “billijke herverdeling” van de winsten. Daardoor doen ze niets anders dan de mythe verspreiden dat de ellende, die wordt voortgebracht door het kapitalisme, niet het resultaat is van zijn tegenstrijdigheden die steeds erger oplopen, maar dat het gewoon een kwestie is van een “meer rechtmatige verdeling van de rijkdom”. Voor hen zouden de sociale ongelijkheden en de werkloosheid voortvloeien uit het feit dat de ‘rijken’ te veel poen opstapelen die zij niet willen delen, en niet uit de logica zelf van de kapitalistische productieverhoudingen.
Welnu, sinds Marx en zijn brochure Loon, prijs en winst, hebben de revolutionairen juist met uiterste energie de illusie bestreden omtrent de mogelijkheid om een rechtvaardige en billijke maatschappij in te stellen in de schoot van het kapitalisme, de illusie die er uiteindelijk op neerkomt dat er een kapitalisme zonder winst mogelijk zou zijn. Zij hebben duidelijk gemaakt dat de winst de motor is van de kapitalistische uitbuiting. Zoals Rosa Luxemburg zei: “De kapitalistische productiewijze draagt deze bijzonderheid in zich dat de menselijke consumptie, die in alle voorafgaande economieën het doel was, niets meer wordt dan een middel ten dienste van het eigenlijke doel: de kapitalistische accumulatie. De groei van het kapitaal doet zich voor als het begin en het einde, het einde op zich, en de zin van heel de productie… Het fundamenteel doel van elke sociale productievorm: het onderhoud van de maatschappij door werk, het voldoen van de behoeften, treedt  hier naar voren  compleet omgekeerd en op zijn kop gezet, aangezien de productie voor de winst en niet voor de mens de wet wordt die de wereld overheerst en de onder-consumptie van de enorme meerderheid van de mensheid de regel wordt” (Rosa Luxemburg: Inleiding tot de Politieke Economie).
Het is deze ijzeren loonwet, deze onwrikbare logica die ten grondslag ligt aan de aard van het kapitalisme. Het is om die reden niet verwonderlijk te zien hoe bedrijven en nationale staten zich steeds wreder en roofzuchtiger gaan gedragen, in een alsmaar meer verbeten concurrentie tussen de naties, om te voldoen aan hun steeds toenemende behoeften aan winst. Wanneer dit ‘andere links’ bij de arbeiders het idee probeert in te lepelen van een kapitalisme waarvan het volstaat het ‘rechtvaardiger te maken’, dan dient dat vooral om te verbergen dat het enige historische antwoord dat de arbeidersklasse kan geven ten overstaan van de ongerechtigheden die door dit systeem worden te weeg gebracht, neerkomt op het vernietigen ervan, op het afschaffen van de loonarbeid door de ontwikkeling van de strijd tegen de uitbuiting van de arbeidskracht en de kapitalistische productieverhoudingen.
- de controle van de ‘overheid’ op de economie versterken: door de staat op te roepen om dwangmaatregelen te nemen tegen de ‘privé patroons’, bijvoorbeeld in de farmaceutische industrie, of nog om “prepensioen terug in te voeren met de verplichting tot het aanwerven van jongeren”, door het opleggen van ‘een vermindering op de gas- en elektriciteitsfactuur’, wijzen PvdA en CAP de privé patroons en hun “slecht beheer van het bedrijf” aan als de oorzaak van de ellende van de uitgebuiten. Voor hen ligt de oplossing voor de hand: het zou volstaan om de productiemiddelen te concentreren in de handen van de staat. Vandaar hun verkiezingseisen: “stop de privatisering van de Openbare Diensten”. Deze staat en bijgevolg ook zijn regering worden voorgesteld als een scheidsrechter verheven boven de sociale klassen, die de kant kan kiezen van de ene of andere klasse: de bourgeoisie of het proletariaat. Het verwijt dat ze maken aan de ‘overheid’ is dat deze “zich ten dienste stelt van de patroons”, “cadeaus geeft aan het patronaat”. Zo verdoezelen zij de aard van de kapitalistische staat door doen te geloven dat hij het is die de privé patroons dient, terwijl, zelfs al kunnen er meningsverschillen bestaan tussen de staten en bepaalde patroons, dit geenszins afbreuk doet aan het feit dat deze laatste uiteindelijk handelen in overeenstemming en in de zin van het nationaal belang en van de staat van de landen waarvan zij afhankelijk zijn. Het is de staat die de prijzen, de collectieve arbeidsovereenkomsten, de uitbuitingsgraad, de productie, enz. reglementeert. Hij is het die, via zijn fiscale, monetaire en kredietpolitiek, enz. de voorwaarden dicteert van de ‘vrije markt’, zowel in de financiële als in de productiesectoren. Sinds het einde van de jaren 1960, met het heropduiken van de economische crisis, is het de staat die verantwoordelijk is geweest voor de grote ontslagplannen in naam van de industriële herstructurering van de staalnijverheid, de mijnen, de scheepswerven, de automobiel, en de aderlating die vandaag verder gezet wordt in de luchtvaartsector, de automobiel, de telecommunicatie, enz. Het is de staat die duizenden jobs geschrapt heeft bij de Post, bij de NMBS, in de hospitalen en die dat blijft doen in de openbare diensten, in het onderwijs, enz. Hij is het die voortdurend knaagt aan de sociale minima, die de toename van de armoede begunstigt, van de precariteit, die duidelijk snijdt in de sociale budgetten (huisvesting, pensioenen, gezondheid, opvoeding). Door haar programma veegt het ‘andere links’ de spons over de allereerste verantwoordelijke voor de kapitalistische soberheid en de werkloosheid, de eerste beslisser bij ontslagen en sociale achteruitgang: de staat van de bourgeoisie die alleen maar een burgerlijke, kapitalistische staat kan zijn.
De algemene indruk die wordt opgewekt door de eisen, die door het ‘andere links’ naar voren worden geschoven, is dat het behoud van de lonen, de schepping van tewerkstelling of het vrijwaren van de sociale zekerheid ‘voordelen’ zijn die ‘ontrukt’ zouden zijn aan de kapitalistische winsten. Het is net het tegenovergestelde. De rijkdommen worden geproduceerd door de arbeid, niet door het kapitaal. En het is deze laatste die zich een deel toeeigent op de rug van de arbeiders via de meerwaarde. De verkoop van de producten van de loonarbeid in het kader van de wereldmarkt is de onmisbare voorwaarde om deze meerwaarde te realiseren. De fundamentele oorzaak van de soberheid en de ellende die zich uitstort over de arbeidersklasse, is wel degelijk de overproductiecrisis die de concurrentie tussen kapitalisten op een oververzadigde markt op de spits drijft, die hen er toe drijft om hun productiekosten te verlagen, de flexibiliteit ten top te drijven, de lonen te verlagen en overal te ontslaan. Dat toont duidelijk aan waarom een ‘andere politiek’, dat wil zeggen een politiek die zou breken met de dynamiek van ellende en oorlog, niet mogelijk is in de schoot van het kapitalisme en zijn ‘democratische staat’.

Een anti-kapitalistische stem in de schoot van de burgerlijke staat en zijn parlement?

Tegenover de onmiskenbare anti-arbeiderspolitiek van de socialistische partijen SP.a/PS die al tien jaar in de regering zetelen, net als tegenover de corruptie en schandalen die hen periodiek teisteren, kan het logisch lijken om op te roepen tot het oprichten van ‘een echte linkse partij’, die werkelijk de belangen zou vertegenwoordigen van de werkers bij de verkiezingen en hun belangen zou verdedigen in het vertegenwoordigingssysteem van de burgerlijke staat, in het nationale parlement. Nochtans is het niet de eerste keer dat een partij zich opwerpt als de uitdrukking van een ‘ander links’ en oproept om voor haar te stemmen met de belofte om een ‘andere politiek’ te voeren: van de verschillende ‘communistische’ partijen tot de PDS in Duitsland, de Partido de la Rifondazione Comunista in Italië of de ‘Arbeiderspartij’ van Lula in Brazilië, al deze partijen ‘links van de SP’ hebben dat beloofd maar dat heeft hen niet belet, van ‘president’ Lula in Brazilië tot de ‘ex-communisten’ van Italië of in Duitsland, om een politiek te ondersteunen van het versterken van het nationale kapitaal, van de nodige maatregelen te nemen om de concurrentiecapaciteit van het nationale kapitaal te verstevigen.
Voor de revolutionairen is het verraad van de socialistische partijen en later dat van de ‘communistische’ of ‘arbeiders’partijen niet het gevolg van het toeval, van pech of van slechte leiders, het is het product van de evolutie zelf van het kapitalistisch systeem en van zijn huidige fase. In de huidige fase van het verval, van de wereldcrisis, van de chaos en de veralgemeende oorlog, zijn de burgerlijke staten in hun geheel geëvolueerd naar een systeem waarbij de partijen niet zozeer de uitdrukking zijn van de strijd tussen burgerlijke fracties om de controle over de staat, maar waarbij het geheel van deze partijen eerder het uitvloeisel is van de belangen van het nationale kapitaal en zich inzetten voor de verdediging ervan, in de krachtmeting tussen de imperialistische rovers op het internationaal vlak. Geloven dat in een dergelijke context die volkomen wordt gecontroleerd door de burgerlijke staat, er zich een partij zou kunnen ontwikkelen die de belangen van de uitgebuite klasse zou kunnen verdedigen binnen het kader van het parlementaire verkiezingssysteem, ja zelfs de macht veroveren, komt neer op zichzelf verhaaltjes wijsmaken, zich in slaap wiegen met zinsbegoochelingen.
Bij de aanvang van de twintigste eeuw hebben de opportunistische fracties van de sociaal-democratie, verblind door de exponentiële groei van het kapitalisme en door de indrukwekkende ontwikkeling van hun eigen krachten, de illusie verspreid van een geleidelijke overgang naar het socialisme door de controle te nemen over de burgerlijke staat door middel van de verkiezingshefboom. Honderd jaar later, na twee wereldoorlogen, verschrikkelijke economische crises, een groeiende chaos en een barbarij over de hele planeet, betekent het komen aandraven met een dergelijke opvatting niets anders dan een schaamteloze misleidingsonderneming die er op gericht is om de werkers de weg op te drijven van de zelfmoord.

Een ‘ander links’: dezelfde illusie verspreiden

Tegenover de twijfel omtrent het nut van dergelijke programma’s en organisaties, brengen de ‘radicaalste’ onder hen, zoals de trotskisten van LSP/MAS, daar tegen in: “Wij laten ons niet vangen. Wij weten heel goed dat deze nieuwe partij geen revolutionaire partij zal zijn, dat de ene of andere politieke leider of vakbondsman nog verraad zal plegen, maar deze negatieve ervaring is een verplichte ervaring voor de werkers opdat zij zouden leren inzien wie de werkelijke revolutionairen zijn” (LSP, Voor een nieuwe partij van de arbeiders, 06.04.06). Doen geloven dat het opsluiten van de arbeiders in een reformistische logica en een perspectief van zelfmoordactie de ontwikkeling van de proletarische bewustwording zou kunnen begunstigen, getuigt van een grenzeloos cynisme. Verre van te steunen op de kracht en de organisatie die de arbeidersklasse kan verwerven in haar strijd, stelt LSP als doelstelling voor de ontwikkeling van de bewustwording… de individuele ervaring van ‘iedere arbeider’, de democratische misleiding die ‘elke arbeider’ omvormt tot een ‘burger’, alleen, geïsoleerd in zijn stemhokje, met de illusie dat zijn stembiljet invloed zal hebben op zijn sociale levensvoorwaarden. De gauchisten beweren dat men moet vertrekken van de illusies van de arbeiders om hen mee te sleuren in een negatieve ervaring opdat zij zouden bewust worden. Beweren dat bewustwording ontstaat uit de verwarring, uit de misleiding en de ontmoediging, getuigt van walgelijk cynisme en onthult alleen maar de ware aard van dergelijke initiatieven: niet het ontwikkelen van het bewustzijn van de arbeidersklasse maar in tegendeel het vertroebelen ervan door de klasse in de val te lokken van de democratische campagnes van de bourgeoisie.
Deze campagnes rond de ontwikkeling van een ‘echte linkerzijde’ bieden dus geen enkel strijdperspectief aan de arbeidersklasse. In tegendeel, ze leiden de woede die steeds meer tot uitdrukking komt af naar de valstrik van de verkiezingen en de democratische hervormingen. En zo vermijden zij de ontwikkeling van het nadenken in de schoot van het proletariaat omtrent de perspectieven en de middelen van de strijd tegen de toenemende barbarij van de burgerlijke maatschappij.

Jos / 01.04.07

Politieke stromingen en verwijzingen: