Recensie van ‘Als opstanden uitdoven’: modernistische ideeën verhinderen een breuk met het anarchisme

Printer-friendly version

In het laatste nummer van World Revolution vermeldden we dat één van de deelnemers aan onze publieke bijeenkomst over ‘anarchisme en de oorlog in Spanje in de jaren 1930’ een brochure had verspreid met als titel ‘Als opstanden uitdoven’ door Gilles Dauvé.[1] Een kort voorwoord door Antagonism Press vertelt ons dat “dit een kortere, geheel gewijzigde versie is van het voorwoord bij de selectie van artikelen over ‘Spanje 1936-39’ van het Italiaans linkse tijdschrift Bilan, dat in het Frans is gepubliceerd onder de pseudoniem Jean Barrot en nu is uitverkocht”.

Wij willen een aantal opmerkingen maken bij deze tekst omdat hij, ondanks het feit dat hij veel van de analyses en klasse-standpunten bevat, die zijn uitgewerkt door de linkscommunisten, als belangrijkste doel heeft om een theoretische verantwoording te leveren voor enkele van de meest fundamentele verwarringen rond de methoden en doelen van de communistische revolutie – een verwarring die wijdverbreid is in de kringen, die we aanduiden als het moeras, de steeds veranderende zone van overgang tussen de burgerlijke en de proletarische politiek.

Dit is niet de eerste keer dat we Barrot’s werk zijn tegengekomen. Het lijdt geen twijfel dat hij is beïnvloed is door de Communistische Linkerzijde en, evenals de collectie van Bilan, publiceerde hij ook een boek over de Duitse Linkerzijde, dat wij recenseerden toen die in de jaren 1970 werd gepubliceerd.[2] Deze invloed is nog steeds zichtbaar in de tekst ‘Als opstanden uitdoven’. Maar Barrot's politieke bijzonderheid is dat hij een sleutelfiguur is in de ontwikkeling van wat wij de zogenaamde ‘modernistische’ stroming hebben genoemd.

Deze stroming, alhoewel met een veel oudere wortels[3], maakte haar echte debuut in het midden van de jaren 1970, in de marges van het revolutionaire milieu; het was in wezen een product van de teruggang van de eerste golf van arbeidersstrijd, die gelanceerd werd door de algemene staking in Frankrijk in mei 1968. Hij dook weer op in een andere periode van teruggang in de vroege jaren 1980, na de nederlaag van de massale stakingsbeweging in Polen.[4] Vandaag, met de ‘ineenstorting van het communisme’ en de bijbehorende campagnes, wordt de arbeidersklasse geconfronteerd met nog grotere moeilijkheden, zelfs twijfels over haar eigen voortbestaan als een klasse; het is derhalve niet verwonderlijk dat modernistische ideeën opnieuw aan invloed winnen.

In Groot-Brittannië ontleent de groep Aufheben bijvoorbeeld veel aan de modernistische vooronderstellingen. Dit komt omdat het een karakteristiek bij uitstek is van het modernisme om de revolutionaire aard van de arbeidersklasse in vraag te stellen. Op zich is dit niet uniek – in feite is het 'modernisme' of 'postmodernisme' momenteel uitgegroeid tot een overheersende kenmerk van de burgerlijke ideologie in het algemeen. Maar de modernisten, waar we op doelen, beweren ook communisten te zijn.

Het politieke traject van Jacques Camatte en de revue Invariance bieden het duidelijkste illustratie van de benadering die ten grondslag ligt aan het modernisme. Camatte brak in de jaren 1960 met de bordigistische IKP, nadat hij ontdekt had dat het bordigisme niet de enige uitdrukking was van de historische Communistische Linkerzijde. Maar heel snel ontwikkelde Camatte diepe twijfels over het revolutionaire potentieel van de arbeidersklasse, en definieerde het steeds meer als niet meer dan een radertje in het kapitalistische systeem. Dit ging gepaard met een groeiende afwijzing van het marxisme en van revolutionaire politieke organisaties, die hij karakteriseerde als ‘gangsters’. De hoop van Camatte richtte zich op de uitbarsting van een ‘universele menselijke klasse’ tegen kapitaal; maar heel snel bleek die hoop ook ijdel en nam hij de logische stap door zich terug te trekken in een overlevingscommune in de Franse bergen.

Deze ‘moderne’ poging om een revolutionaire weg te vinden, die buiten het marxisme en de arbeidersklasse om gegaan is, onthulde zichzelf als een nieuwe verpakking van klassiek anarchistische thema's. Toen Marx in de jaren 1860 Bakoenin bekritiseerde, toonde hij reeds aan dat dergelijke thema’s reactionair waren, dat de arbeidersbeweging deze achter zich had gelaten. Ze had het concept van de ‘grootse maatschappelijke liquidatie’ van alle onderdrukten vervangen door het idee van een strijd van de arbeidersklasse om de politieke macht;  ze had de organisatorische methoden gebaseerd op affinitaire groepen, sekten, en vrijbuitende individuen vervangen door het principe van de coherente politieke organisatie van de communistische voorhoede. Het modernisme, zoals het klassieke anarchisme, was in wezen de ideologie van de kleinburgerlijke denkers, die van mening zijn dat de arbeidersklasse voor hen niet revolutionair genoeg was en die daardoor alleen kon afglijden naar de concepten uit het verleden.

Barrot heeft nooit de extreme conclusies van Camatte getrokken, maar vanaf de jaren 1970 is heeft hij voortdurend alle onderliggende ideeën van het modernisme verspreid: zijn twijfels over de arbeidersklasse, zijn karakterisering van de politiek als een zone van vervreemding, zijn afwijzing van militante politieke organisatie en zijn verwerping van de noodzaak voor de arbeidersklasse om haar politieke overheersing te vestigen, voordat zij een communistische samenleving kan creëren. ‘Als opstanden uitdoven’ laat zien dat Barrot deze inzichten niet heeft herzien.

Barrot over Spanje 1936: restanten van helderheid, toevoeging van verwarring

Barrot's tekst wordt gepresenteerd, zoals we hebben gezien, als een ‘volledig herziene’ versie van de inleiding tot de collectie van Bilan over Spanje. Het is zelfs zoveel herzien dat er nauwelijks nog melding is van Bilan. Integendeel, de historische verwijzingen van Barrot wijzen naar de standpunten van de Nederlandse linkscommunisten. Dit is waarschijnlijk geen toeval, want hoewel de meerderheid van de Nederlandse radencommunisten zeker revolutionaire standpunten verdedigde over de oorlog in Spanje, was het de Italiaanse Linkerzijde die erop aandrong om bepaalde marxistische basisprincipes toe te passen op de situatie. Dit moet iedere zichzelf respecterende modernist ongemakkelijk doen worden: begrippen zoals de neergang van het kapitalisme, de noodzakelijkheid van de klasse-partij en de dictatuur van het proletariaat.

Voeg daarbij de argumentatie van de tekst dat het ‘marxisme’ niet minder is dan anarchisme, omdat het de staat opvat als een ‘fetisj’ (zie blz. 32-33), en we kunnen concluderen dat de Barrot van de jaren 1990 verder is afgedwaald van het marxisme dan de Barrot van de jaren 1970, die nog hetvolgende kon schrijven: "De toekomstige revolutie zal niet een kwestie van banale herhaling zijn, maar zal de historische draad van de Internationale Communistische Linkerzijde opnemen” (uit: De Communistische Linkerzijde in Duitsland, 1918-21, aangehaald in International Revue, Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 11). Niettemin bevat de tekst nog vele heldere passages, geërfd van de Communistische Linkerzijde:

- in zijn verwerping van de fraude van het anti-fascisme en de trotskistische ideologie van het Eenheidsfront. Volgens de laatste had de arbeidersklasse de opkomst van het fascisme in de jaren 1920 en 1930 kunnen tegenhouden ‘als het alleen maar’ de verschillende linkse partijen had gedwongen om zich te verenigen. Daarentegen bevestigt Barrot's tekst opnieuw dat juist de linkerfacties van kapitaal in Duitsland en Italië de weg bereidden voor het fascisme;

- ten aanzien van de oorlog in Spanje herhaalt de tekst het standpunt, zoals verdedigd door Bilan en andere linkscommunistische fracties van dat moment: het proletariaat verdedigde zich inderdaad tegen de fascistische aanvallen toen het in juli 1936 op eigen klasse-terrein vocht. Maar het stelde zich daarna bloot aan een bloedbad door zich te laten meevoeren op het burgerlijk terrein, in de verdediging van de democratie. De tekst toont tevens de cruciale rol van het semi-trotskisten van de POUM en de anarchisten van de CNT, die de arbeidersklasse afhielden van een frontale aanval op de kapitalistische staat en haar onderwierpen aan het gezag van de bourgeoisie, in het bijzonder door middel van de ‘anti-fascistische milities’ en de ‘collectivisaties’. Tenslotte blijkt dat, wanneer de Spaanse arbeiders een laatste poging deden om zich achter hun eigen klasse-barricaden te hergroeperen, de POUM en de CNT weer klaar stonden om dit verzet van binnenuit te saboteren.

Het fundamentele probleem met de tekst is dat Barrot, met zijn modernistische opvattingen, het anarchisme via de voordeur verjaagt, maar het via de achterdeur weer binnen laat komen. Barrot is het eens met het marxisme dat de burgerlijke staat moet worden kapotgeslagen in een echte revolutionaire opstand. Maar hij is uitgesproken tegen de marxistische opvatting dat het proletariaat zijn eigen politieke overheersing moet consolideren om het sociale en economische leven in een communistische richting te leiden. Voor hem is dit gewoon een formule om nieuwe macht over het proletariaat te creëren. Wat daarentegen nodig is, is een onmiddellijke ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking] van de maatschappelijke verhoudingen:

 “Er is geen revolutie zonder de vernietiging van de staat. Maar hoe dan? Gewapende bendes verslaan, staatsstructuren en gewoontes kwijtraken, nieuwe manieren van debatteren en besluiten nemen - al deze taken zijn onmogelijk als ze niet hand in hand gaan met ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking]. We willen de ‘macht’ niet: we willen het vermogen om het hele leven te veranderen ... Als de revolutie verondersteld wordt in de eerste plaats politiek en daarna sociaal te zijn, dan zou de schepping van een apparaat, wiens enige functie is het om te strijden tegen de aanhangers van de oude wereld. Het zou een negatieve functie van onderdrukking hebben, een systeem zijn van controle gebaseerd op geen andere inhoud dan zijn 'programma' en zijn wil om het communisme te realiseren op de dag dat de voorwaarden dat uiteindelijk mogelijk maken. Dit is hoe een revolutie zichzelf ‘ideologiseert’ en de geboorte van een gespecialiseerde laag legitimeert die toezicht houdt op de rijping en de verwachting van de immer stralende toekomst niet nooit komt. De essentie van de politiek kan en wil niets veranderen; het brengt samen wat gescheiden is zonder verder te gaan ...” (Als opstanden uitdoven, blz. 38).

Dit alles is zeer dubbelzinnig. Het is zeker waar dat de proletarische revolutie alleen kan schijnen als zij is gebaseerd op de permanente zelfactiviteit van de proletarische massa's op alle gebieden van het leven, en dat deze zelfactiviteit vanaf het begin moet gaan in een communistische richting. Maar met de ontkenning van het primaat van de politiek in de eerste, beslissende fase van de revolutie verspreidt hij de illusie dat er vanaf dag één een nieuwe communistische leefwijze kan ontstaan in iedere uithoek van de maatschappij – iets wat Barrot suggereert als hij zegt dat:

…. communistische maatregelen (in Spanje) hadden het maatschappelijk draagvlak van de twee staten (de republikeinse en de nationalistische) kunnen ondermijnen, al was het alleen maar door de agrarische kwestie op te lossen ... Er kwam een subversieve kracht tot uiting, waardoor de meest onderdrukte lagen, die het verst afstonden van het politieke leven (bijv. vrouwen) op de voorgrond traden, maar deze kon het systeem niet met wortel en tak uitroeien.”(blz. 35).

Hier lijkt Barrot geen rekening te houden met het feit dat de Spaanse gebeurtenissen plaatsvonden in een periode van zware nederlaag voor de arbeidersklasse op internationaal vlak; maar zoals de ervaring van de Russische revolutie laat zien, kan er zelfs in een globaal revolutionaire periode, heel weinig veranderd worden op het gebied van maatschappelijke en economische betrekkingen totdat de arbeidersklasse op wereldschaal de politieke macht heeft gegrepen. Zelfs als veel van de passieve vormen van waarde-productie zijn opzij gezet (bijv. de virtuele onderdrukking van geld tijdens de periode van het ‘oorlogscommunisme’ in Rusland), toch zal de inhoud van een sociale verhoudingen, gebaseerd op schaarste, zich steeds opnieuw stellen. Het communisme is niet de ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking] van de armoede in één land, maar een wereldwijde samenleving van overvloed die de concurrentie en de ruil tot aan de wortels heeft uitgegraven.

Door de vermenging van de maatschappelijke en politieke dimensies van het revolutionaire proces en vooral door vereenzelviging van de proletarische politieke macht met de automatische opkomst van een ‘apparaat’, een ‘specialistische laag’, heeft de 'moderne' Barrot aan Bakoenin's afwijzing van het ‘autoritaire marxisme’ alleen maar van een nieuwe theoretisch glans gegeven. Geen wonder dat zijn geschriften zo aantrekkelijk zijn voor degenen die moe zijn van de clichés van het traditionele anarchisme, maar die zich wanhopig vastklampen aan zijn meest fundamentele opvattingen.

Amos / 06.12.1999

 

[1] Gilles Dauvé, When Insurrections Die. Het pamflet werd gratis verspreid; de reden daarvoor is, zoals de verspreider zei op het forum, dat "Ik een communist ben". Vermoedelijk betekent dit dat communistische literatuur niet zou moeten worden verkocht. Voor ons is deze benadering helemaal niet communistisch; zij is een nieuwe uiting van anarchistisch moralisme en individualisme. Een communistische organisatie - in tegenstelling tot losse samenwerkingsverbanden van individuen die van tijd tot tijd dingen publiceren - die principieel weigert haar pers te verkopen, zou niet in staat zijn om haar voortbestaan heel lang te verzekeren.

[2] Zie Internationale Revue, Frans-, Engels, en Spaanstalige uitgave, nr. 11 ‘The Communist Left in Germany 1918-21: a review’

[3] Voor een studie van de historische wortels van het modernisme, zie: ‘Modernism: from Leftism to the Void' in World Revolution nr. 3. Dit artikel bevat echter een belangrijke zwakheid omdat het modernisme daarin min of meer wordt gepresenteerd als iets dat direct voortkomt uit de contrarevolutie. Vandaag zouden we het definiëren als een uitdrukking van het moeras, hoewel het sterke linkse en parasitaire elementen in zich kan bergen.

[4] Zie ‘Doubts about the Working Class’ in Internationale Revue, Frans-, Engels, en Spaanstalige uitgave, nr. 34. Op het moment dat deze tekst geschreven werd (1983), publiceerde Barrot ‘La Banquise’ (De IJsschots), een tijdschrift dat gebaseerd was op een extreem pessimisme ten aanzien van de mogelijkheden van de klassenstrijd. Daarvoor had hij nog een groep in het leven geroepen met de naam Mouvement Communiste (niet te verwarren met de parasitaire groep met dezelfde naam). Momenteel schijnt hij op louter individuele basis te werken.

Historische gebeurtenissen: 

People: 

Politieke stromingen en verwijzingen: