Door Internationalisme op
Op 19 december 2007 werd een discussie georganiseerd in samenwerking met [het studentenblad] de Moeial met als thema ‘studentenbetogingen’. Deze discussie werd gehouden naar aanleiding van de betoging van 6 december 2007 tegen het plan Vandenbroucke. Dit is een artikel dat probeert een schets te geven van de meningen die werden geuit.
We zijn niet alleen
De studentenbetoging van 6 december is geen geïsoleerde gebeurtenis: terwijl dat de Franse studenten betoogden tegen de onzekerheid van hun toekomst in 2006 (het decreet Contract Première Embauche – Startbaancontract – CPE), protesteerden de Griekse studenten maandenlang tegen soortgelijke maatregelen. De Franse studenten slaagden erin om het decreet CPE geheel terug te fluiten. Vandaag betogen ze opnieuw tegen een ander decreet: de vorming van elite- en 'prullenbak'-universiteiten. Ook in Nederland demonstreren scholieren tegen de verslechtering van de kwaliteit van hun onderwijs.
De bezuinigingen van de Vlaamse regering vinden niet enkel plaats bij de studenten, ook de arbeiders bij openbare diensten en bedrijven zien hun levensstandaard zienderogen dalen. Aan Waalse kant is het onderwijs in een nog slechtere staat dan aan de Vlaamse kant. Het is duidelijk dat de bezuinigingen van het plan Vandenbroucke behoren tot een globaal probleem. Maar wat staat er eigenlijk in het plan Vandenbroucke?
Het decreet
Het decreet is een labyrint van achterpoortjes verspreid over negenhonderd bladzijden; het is onmogelijk om een balans op te stellen van de werkelijke gevolgen van dit decreet. Enkel de specialisten bij het ministerie van Onderwijs weten op kwantitatief niveau dat het gaat om een bezuiniging. Voor ons is het koffiedik kijken.
Toch kan men algemene conclusies trekken: de instellingen worden niet meer gefinancierd op basis van het aantal studenten ('input' financiering), maar op basis van de resultaten (‘output’ financiering). De gevolgen hiervan voorspellen is moeilijk, maar men kan een vergrote rivaliteit tussen departementen verwachten. De druk op het personeel en de onzekerheid kan groeien. Op de website van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) staat het volgende:
“De minister wil binnenkort hogescholen en universiteiten gaan financieren op basis van behaalde studiepunten en diploma’s. Dat zet de onderwijskwaliteit onder druk en maakt de minder goed doorstromende kansengroepen financieel minder aantrekkelijk. De manifestanten eisen daarom dat àlle doelgroepen worden erkend en structureel extra middelen krijgen: ook studenten van allochtone origine, studenten met laaggeschoolde ouders en studenten uit een TSO/BSO vooropleiding. Het aanmoedigingsfonds voor gelijke kansen is met 1% van het budget een druppel op een hete plaat. Het niet financieren van gedelibereerde studiepunten zet instellingen aan tot nultolerantie waarbij geen enkel buispunt nog door de vingers wordt gezien. Vandenbroucke wil nog slechts een handvol aanvullende opleidingen financieren. Het inschrijvingsgeld voor de andere manama’s zal stijgen tot 5400 euro of zelfs 25000 euro, zonder enige sociale correctie voor beursstudenten of werklozen. Ook wie niet snel genoeg afstudeert, komt in de problemen. Hij verliest zijn recht op inschrijving en betaalt het dubbele als hij toch nog ingeschreven geraakt. Verder is het nieuwe financieringsdecreet een grote bedreiging voor de onderwijskwaliteit. Bijna de helft van de basisfinanciering zal gebaseerd worden op onderzoeksresultaten. Daardoor gaan proffen nog meer belang hechten aan publiceren en dit ten koste van hun onderwijstaken. Tenslotte blijft het probleem onopgelost van de structurele onderfinanciering van het hoger onderwijs in het algemeen, de hogescholen in het bijzonder. De kunstopleidingen en humane wetenschappen worden zelfs in hun voorbestaan bedreigd.”
Verder wordt de verdeling en concurrentie tussen studenten vergroot door verschillende 'gewichten' toe te kennen. Ook worden studenten in de 'inhumane' wetenschappen (bijvoorbeeld wetenschappers of ingenieurs) anders behandeld. Studenten worden in een vakje geïsoleerd: op basis van de studierichting, op basis van de sociale achtergrond (allochtoon of autochtoon, diploma en inkomst van de ouders), op basis van de resultaten (geslaagd in het eerste jaar en de graden), op basis van de universiteit, taal en regio.
De Vlaamse regering wil dat haar universiteiten op internationale ranglijsten hoger aangeschreven staan en dat ze op internationaal vlak mee kunnen concurreren. In Frankrijk tracht de regering momenteel een gelijkaardig plan door te voeren: de vorming van enkele elite universiteiten met alle middelen en de ‘prullenbak’ universiteiten. Er worden dan selectieronden georganiseerd zodat enkel de briljante scholieren kunnen genieten van degelijk onderwijs. Deze selectieronden zijn zwaar en de inschrijvingskosten zijn hoog. De parallellen tussen de Franse en Belgische situatie zijn duidelijk: in Vlaanderen wilt men enkel de meer performante universiteiten en studenten financieren.
In Nederland geldt al lang dit scenario bij het secundair onderwijs: er is een tekort aan leerkrachten omwille van het lage loon; sommige scholen hebben al jaren geen wiskunde leraar meer. De scholieren willen zinvolle lessen en daarvoor zijn meer leerkrachten nodig, niet meer lessen.
Er is niets ‘democratisch’ aan het onderwijs zoals het nu bestaat: mensen met meer geld kunnen van een betere secundaire school afstuderen en verder studeren. Studenten van een minder gelukkige sociale achtergrond hebben minder kansen. Nu wordt het ‘democratisch’ gehalte nog vermindert: het volstaat niet meer om over motivatie en redelijke sociale omstandigheden te beschikken, men moet ook nog geld hebben. Zoals in Frankrijk en Nederland stijgt in België de inschrijvingskost (in Frankrijk bedraagt deze al duizenden euro's en in België wordt dezelfde stijging verwacht).
Op de betoging wisten weinig mensen wat er in het plan Vandenbroucke staat. Dit is niet verwonderlijk: de media geven een verwarrend beeld van het decreet en er werden geen discussies of informatiesessies georganiseerd opdat we bewust zouden worden van het probleem. Toch bleken veel mensen op de betoging ongerust over dit decreet.
<<>>Bewustzijn en betogen>
Zodra de mogelijke gevolgen van dit decreet duidelijk worden, lijkt de
betoging van 6 december angstwekkend ‘slap’. Maar hoe komt dit? Het is
duidelijk dat het moeilijk is om zo’n gecompliceerd decreet alleen te vatten;
tijdens een discussie is het gemakkelijker om inzicht te verwerven en zich een
coherent beeld te vormen. Dan worden meningen uitgewisseld en het bewustzijn
gevormd; de discussie tussen mensen is de eerste stap. Het is echter tijdens
een betoging dat we beseffen hoeveel mensen dezelfde mening delen. Dat is een
enorme aanmoediging, het versterkt en bevestigt de meningen. Het wordt dan ook
duidelijk dat we niet betogen voor onszelf: er zijn sommige betogers die voordeel
zullen halen uit dit decreet, maar misschien niet hun medebetoger, broer, zus,
collega, vriend of toekomstig kind.
Het is ook een gelegenheid om met elkaar in contact te komen, meningen uit te wisselen en algemene vergaderingen te organiseren waar het verdere verloop van de beweging kan besproken worden. Een beweging eindigt niet bij een betoging, ze gaat verder. De betoging van 6 december was ingekaderd, ze begon en eindigde op dezelfde dag.
Sabotage en chantage
Waarom werden er geen discussies of informatiesessies georganiseerd?
Waarom werd de betoging zo laat gehouden? Waarom werd er bier uitgedeeld en
waren we verdeeld? Tijdens de discussie werd het duidelijk dat de vakbonden en
de regering een constructieve en massale demonstratie hadden gesaboteerd:
– In Gent werd op 29 november een betoging georganiseerd door het COC (Christelijke Onderwijscentrale), VSOA (Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt) en VVS (Vlaamse Vereniging van Studenten) waar 4000 studenten en personeelsleden (volgens de Morgen maar 2000) aan deelnamen. Alle studenten en personeelsleden worden vroeg of laat het slachtoffer van dit decreet, waarom wordt er dan een afzonderlijke betoging gehouden voor de algemene betoging? De verdeling tussen studenten wordt hierdoor enkel versterkt en het verminderd het aantal mensen dat tezamen betoogd.
– De VVS wilde de betoging vroeger organiseren, maar er moesten nog enkele details besproken worden tussen de vakbonden en Vandenbroucke waardoor de datum van de betoging steeds later kwam. Wat deze ‘enkele details’ mogen zijn is niet duidelijk. In ieder geval is het opschuiven van de datum een slechte zaak voor de betogers: de examens naderen, het weer wordt slechter en er blijft steeds minder tijd over om na de betoging nog samen te komen. De organisatie van de betoging heeft met andere woorden de datum niet zelf gekozen, maar laten afhangen van de minister.
– Ook de plaats van de betoging (Brussel-Noord en het ministerie van Onderwijs) belemmert een massale opkomst en de discussie. Terwijl we buiten in de regen stonden hadden we ook in aula's kunnen discussieren en steun kunnen vragen aan andere studenten en personeelsleden. We hadden naar andere universiteiten kunnen gaan om de banden tussen elkaar te versterken. Voor en achter de betogers werden de straten afgezet door de politie, zo wordt elk contact met de buitenwereld verhindert.
– De hogescholen hebben niet opgeroepen tot betogen omdat Vandenbroucke hen een week voor de betoging 7 miljoen euro beloofde (de voorwaarde was dat ze niet zouden meebetogen). Na jarenlange onderfinanciering van de hogescholen is een éénmalig aanbod van 7 miljoen hallucinerend weinig en toont het dat de regering openlijk chantage gebruikt.
– Het uitdelen van bier, fluitjes, toeters, de spectaculaire speeches (waaronder een speech gegeven door iemand verkleed als sinterklaas) en het spelen van luide muziek bevorderen op geen enkele wijze de discussie tussen de mensen. De betoging leek meer op een St-Vé dan een unieke gelegenheid voor uitwisseling van meningen of perspectieven. Het omvormen van een betoging tot een circus van 'politieke' kleuren en slogans is typisch voor vakbondsbetogingen. De gevolgen va dit decreet zijn ernstig, waarom is de betoging dat niet?
– De socialistische vakbond ACOD riep officieel niet op tot betogen aangezien de minister van Onderwijs Vandenbroucke zelf een ‘socialist’ is. Welke belangen verdedigen de vakbonden eigenlijk, die van de regering of die van de studenten?
– Alle studenten en personeelsleden zijn het slachtoffer van dit decreet, waarom lopen we dan in verschillende kleuren (rood, groen of blauw)? Wie geeft er gratis vuilniszakken en petjes weg? De hele aanloop naar de betoging wordt gekenmerkt door een verdeel en heers techniek, elke verdeling is in ons nadeel. De studentenraad van de Associatie K.U.Leuven (StAL) heeft niet opgeroepen tot betogen omdat deze universiteit voordeel zou kunnen halen uit het decreet. Niet alleen is dit een teken egoïsme, maar ook van naïviteit: over enkele jaren zal Vandenbroucke een plan voorstellen dat de ongelijkheid tussen de Leuvense universiteit en de andere 'rechttrekt'. Zo kan de minister eerst de kleinere universiteiten aanpakken en dan de grotere.
– De ACV, ABVV en ACLVB (respectievelijk de christelijke, socialistische en liberale vakbond) hebben op 15 december een nationale betoging georganiseerd voor solidariteit en tegen dalende koopkracht. Het plan Vandenbroucke verbreekt de solidariteit tussen studenten door ze met verschillende gewichten te behandelen en de prijs van het onderwijs stijgt. Waarom werd de studentenbetoging dan niet samen gehouden met deze betoging ondanks de overeenkomsten?
Hieruit kunnen we enkel concluderen dat de vakbonden en de regering verraderlijke partners zijn.
Twee jaar geleden betoogden studenten ook tegen dit plan, er is ondertussen weinig veranderd.
Wordt het niet tijd dat we anders betogen? Een voorbeeld van een succesvolle studentenbetoging is de anti-CPE beweging in Frankrijk van 2006.
Een voorbeeld
In 2006 trachtte de Franse regering het Contract Première Embauche op
te leggen; de gevolgen van dit nieuw contract voor afgestudeerde studenten is
een vermindering van het aantal anciënniteitsjaren (de eerste jaren die men
werkt tellen niet mee bij de berekening van het loon).
De studenten organiseerden algemene vergaderingen in de aula’s waar de maatregelen werden
uitgelegd en er gediscussieerd werd over de acties. Deze vergaderingen werden in alle universiteiten gehouden en tussen de universiteiten waren er contacten om gezamenlijk actie te voeren. De vergaderingen gaven de studenten de mogelijkheid om zelf te beslissen hoe ze actie wouden voeren en andere studenten bij de beweging te betrekken.
Al gauw werd het de Franse studenten ook duidelijk dat een succesvolle betoging enkel mogelijk was indien ze steun kregen van de hele bevolking. De studenten gingen daarom naar
bedrijven en openbare diensten om hun problemen uit te leggen en steun te vragen. De arbeiders begrepen heel goed dat deze studenten toekomstige arbeiders waren en dat ze de belangen van hun kinderen ook verdedigden. Daarom besloten veel arbeiders om met de studenten mee te betogen.
Een massale opkomst met studenten en arbeiders die bewust zijn van de
precaire toekomst (betogingen op 18 maart, 24 maart en 4 april 2006 met
gemiddeld 700.000 betogers) bleek de Franse regering zodanig af te schrikken
dat het gehele CPE decreet werd ingetrokken. De angst bij de regeringen was
echter ook op internationaal vlak doorgedrongen: in Duitsland had de regering
dezelfde wetten willen doorvoeren, maar de reactie in Frankrijk was een
waarschuwing. De Duitse CPE werd ook teruggetrokken, zonder dat er Duitse
studenten hadden betoogd.
Wat nu?
Aan het einde van de discussie was er een gevoel van machteloosheid:
de examens naderen, de betoging is voorbij en het decreet wordt in januari
goedgekeurd door het parlement. Het is niet mogelijk om nu nog iets te
organiseren. Het belangrijkste wat nu moet gebeuren is de lessen trekken uit de
mislukking en ze onthouden. Enkel door terug te kijken en te leren, kunnen we
vooruit gaan. De conclusies die men kan halen zijn van fundamenteel belang voor
de volgende keer:
– De eerste stap is de discussie, anders kan men geen inzicht verwerven en zich een coherent beeld van de situatie vormen. Het is tijdens de discussie dat we bewust worden en de ernst van de zaak duidelijk wordt. Een algemene vergadering moet gehouden worden waar iedereen zijn mening mag uitten en beslissingen genomen worden door studenten en personeel.
– We mogen ons niet laten verdelen per studierichting, regio, afkomst of taal. Er moet gezamenlijk gediscussieerd worden en actie ondernomen worden. Elke verdeling zorgt voor een verzwakking van de krachtsverhouding. De vorige betoging is begraven door de verdeel en heers techniek.
– De organisatie moet gebeuren door de studenten en personeelsleden zelf, niet door de vakbond. Wij moeten beslissen wanneer en hoe dat we willen betogen. Daarbij mag men de acties niet inkaderen of scheiden: alle studenten (hogescholen en universiteiten), scholieren, werkenden en werklozen zijn vroeg of laat de dupe van de maatregelen. We moeten steun vragen aan alle sociale lagen en generaties. Enkel een massale, bewuste en brede betoging kan succesvol verlopen; de anti-CPE beweging in Frankrijk is het voorbeeld.
Twee jaar geleden betoogden studenten tegen het plan Vandenbroucke, net zoals toen was de betoging van 6 december geen succes. Toch is er iets veranderd: mensen zijn gekomen naar de discussie van 19 december en hebben hun ontevredenheid geuit. Samen hebben we belangrijke conclusies kunnen trekken die een basis zijn voor de volgende keer. Dit was daarvoor nog niet gebeurd.