Door IKSonline op
Na een massale strijd van meer dan een week hebben de spoorwegmannen en de arbeiders van de RATP het werk hervat terwijl anderzijds ook de studentenbeweging ten einde lijkt te lopen. Toch heeft de regering op geen enkel belangrijk punt toegegeven. Alle aanvallen blijven behouden en Sarkozy heeft in zijn presidentiële toespraak van 29 november zelfs aangekondigd dat het ritme van de hervormingen (dat wil zeggen de aanvallen) in 2008 opgedreven zal worden.
Is het dan een overwinning voor de bourgeoisie? Zeker niet! De werkhervatting bij SNCF en RATP en ook de ‘terugkeer van de rust’ aan de universiteiten betekenen een Pyrrusoverwinning voor de heersende klasse. De orde van de gummiknuppel, van de chantage, van de intimidatie en de georganiseerde leugen heeft het volle licht geworpen op het ware gelaat van de burgerlijke democratie: dat van een onverzoenlijke terreur van het kapitaal. Als de staat geen stap teruggedaan heeft, noch inzake de speciale regimes, noch inzake de LRU, dan is dat ten koste van een toenemend in diskrediet raken van zijn voornaamste instellingen, met name van de media en vooral van de vakbonden, een verlies aan geloofwaardigheid waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn.
De arbeiders en studenten moeten bijeenkomen en samen discussiëren, ook met arbeiders uit andere sectoren, om beter te begrijpen in wat voor situatie we ons vandaag bevinden. De banden daartoe werden al gelegd, het gaat erom ze aan te halen en te uit te breiden. We moeten onze ervaringen uitwisselen en met elkaar delen, we moeten er collectief over discussiëren om er alle lessen uit te trekken en ons op de komende strijd voor te bereiden.
Om te beginnen moet de arbeidersklasse een eerste les trekken uit de strijd van de spoormannen: wanneer de regering verplicht werd de spoormannen enkele kruimels toe te werpen, is dat omdat ze de strijd aangingen. Maar dat is niet het belangrijkste, want de kruimels die de bourgeoisie uitdeelde worden later toch teruggenomen. De ergste nederlaag zou erin bestaan hebben niet in beweging te zijn gekomen. In de klassenstrijd tussen bourgeoisie en proletariaat is de strijd zelf de eerste overwinning voor de arbeiders, de weigering de wet van het kapitaal te aanvaarden, de ervaring van de solidariteit van de uitgebuiten tegenover alle pogingen om hen te verdelen, per bedrijf of per sector. Ondanks hun moeilijkheden hebben de spoormannen (net als de studenten in de strijd tegen de LRU) met opmerkelijke moed gevochten. Door “37,5 annuïteiten voor iedereen” te eisen, hebben ze getoond dat de solidariteit als uitgebuite klasse de enige weg is waarlangs een perspectief geopend kan worden voor de komende strijd. De staking van de spoormannen gaf steeds duidelijker te zien dat het nodig is allen samen te vechten. De beweging van de studenten heeft dat getoond door haar solidariteit met de spoormannen te betuigen, zoals blijkt uit het eisenplatform waarin niet alleen het intrekken van de LRU geëist werd, maar de verwerping van alle aanvallen door de regering. Het idee dat verschillende delen van de arbeidersklasse elkaar wederzijds moeten steunen is iets dat de jongere generaties geleerd hebben uit de strijd in het voorjaar van 2006 tegen het eerste-baan-contract, de CPE (1). Het blijkt ook uit het feit dat onder de jongere spoormannen de grootste wil aanwezig was om zich te bevrijden van het corporatisme dat nog op hun oudere makkers weegt.
Vervolgens hebben ze, door de heersende klasse ertoe te verplichten op grote schaal haar vakbondarsenaal te ontplooien, ertoe bijgedragen dat volop duidelijk wordt dat de vakbonden organen van de kapitalistische orde zijn (ook al bestaan er nog veel illusies over de mogelijkheid de vakbonden te hervormen). Dat is duidelijk te zien aan het feit dat massa’s arbeiders de vakbonden in verschillende sectoren van de ambtenarij de rug toekeren, en aan het groeiend wantrouwen jegens de vakbonden in het algemeen. Het wordt ook bevestigd door het feit dat Chérèque met de staart tussen de benen op de vlucht gegaan is tijdens de betoging van 20 november, toen de arbeiders hem voor ‘verrader’ uitmaakten en door de commentaren die de leider van de CGT op dezelfde plaats naar zijn hoofd geslingerd kreeg: “Thibault is verkocht! Jij hebt het hier niet voor het zeggen, maar wij!”, of een dag later door de leden van de CGT: “We halen Thibault onderuit” (2). Dat is allemaal maar het topje van de ijsberg van de diepe ontevredenheid die er bij de arbeiders leeft met betrekking tot de organen die hen zogenaamd verdedigen.
En tenslotte bleken de spoormannen en de RATP-arbeiders in staat om de valstrik van het doodbloeden en het isolement te vermijden, waarin vakbonden zoals Sud of FO hen wilden opsluiten met leuzen als ‘doorgaan tot het bittere eind’. In de algemene vergaderingen stemden ze tegen de voortzetting van de staking.
Dat zijn enkele lessen uit de strijd die zich zopas afgespeeld heeft, die van wezenlijk belang zijn. Maar die eenvoudige vaststelling werpt meteen bredere en diepere vragen op, waarop de arbeidersklasse in een collectief debat een antwoord moet proberen te vinden:
Bestaat, gezien het verraad van de vakbonden, het alternatief erin de verrotte bureaucratie weg te sturen, of zich aan te sluiten bij ‘radicalere’ vakbonden die minder rechtstreeks verbonden zijn met het patronaat, of in het opbouwen van nieuwe ‘strijdende’ vakbonden?
Het ‘radicalisme’, de superstrijdbare aard van een vakbond of de eerlijkheid van zijn kaderleden zijn nooit het bewijs geweest dat een vakbond een verdedigingsorgaan van de arbeiders is.
Wat vandaag van belang is, is niet het opbouwen van nieuwe vakbonden, maar in de eerste plaats inzien welke middelen we ons moeten geven om een krachtsverhouding in het voordeel van de arbeidersklasse op te bouwen tegen de bourgeoisie.
Het is een pure illusie en een valstrik om de oude schelp van de vakbonden te willen vernieuwen, meer strijdbare vakbonden op te bouwen met minder corrupte en eerlijker kaderleden (die zoals een Thibault al snel specialisten in het ‘onderhandelen’ en in het vuil spel zullen worden). Alle voorbije gevechten van de arbeidersklasse hebben aangetoond dat de vakbonden sinds 1914 definitief geïntegreerd zijn in het staatsapparaat van de bourgeoisie.
De syndicalistische ideologie steunt op de illusie dat het kapitalisme:
- een systeem is dat nog verbeterd en hervormd kan worden en dat het de mensheid nog duurzaam welzijn kan brengen;
- een eeuwigdurend en almachtig systeem is, dat niet vernietigd kan worden.
Dat wil zeggen dat de arbeiders nooit een einde zullen kunnen maken aan de uitbuiting. De syndicalistische ideologie is in wezen een fatalistische ideologie, een ideologie van capitulatie en onderwerping aan de wrede wetten van het kapitaal.
Vandaag worden steeds meer arbeiders zich bewust van het feit dat men niet langer op de specialisten van het geheime ‘onderhandelen’ kan vertrouwen om hun strijd te leiden. Allemaal samen moeten de arbeiders die in beweging zijn beslissen over hoe de strijd te voeren. De algemene vergaderingen die door de vakbonden geleid worden stellen zich er niet langer mee tevreden voor of tegen het voortzetten van de staking te stemmen zonder dat daar een reëel debat aan voorafgaat. En wanneer de AV eenmaal is afgelopen, zijn het weer de vakbonden die zich met alles bemoeien zonder dat de stakers daar enige controle over hebben.
De algemene vergaderingen kunnen niet langer een simpele registratiekamer zijn van het al of niet hervatten van het werk. Het zijn de organen van het collectief in handen nemen van de strijd door de arbeiders zelf. En dat wil zeggen:
- Dat de AV het soevereine orgaan is van de strijd. In die zin worden de afgevaardigden verkozen op basis van een mandaat dat door de AV gestemd wordt. Ze zijn op elk moment afzetbaar door de AV als ze het mandaat dat hen gegeven werd niet vervullen. In die zin moeten de stakingscomités, die tot taak hebben de beslissingen van de AV in praktijk te brengen (informatie, uitbreiding, uitgeven van pamfletten, het woord voeren in het openbaar, enz.) verkozen worden door de algemene vergadering en onder haar controle blijven. De algemene vergaderingen kunnen hun soevereiniteit niet uit handen geven. Ze moeten garant staan tegen alle gekonkel door de vakbonden.
- Dat de AV’s moeten discussiëren over het uitsturen van massale delegaties naar andere ondernemingen die geografisch het dichtste bij liggen om er de betekenis van hun strijd uit te leggen en de arbeiders van andere sectoren op te roepen tot actieve solidariteit. In de strijd van de spoormannen en van de studenten was dat des te belangrijker omdat de bourgeoisie een hele campagne ontketend had om de stakers als criminelen voor te stellen en zo elke solidariteit van de arbeidersklasse tegen te houden.
- De uitbreiding van de strijd moet onmiddellijk ondernomen worden, vanaf de eerste dagen van de beweging, om te verhinderen dat de vakbonden met hun manoeuvres de beweging binnen een sector of beroep opsluiten (zoals we konden zien met het openen van onderhandelingen per categorie of per bedrijf). Zoals we in onze pers steeds vooropstelden in de loop van de jaren 1980, is een staking die zich niet snel uitbreidt veroordeeld om uiteen te vallen of zelfs te verrotten. De corporatistische opsluiting leidt slechts naar de nederlaag. Om de strijd uit te breiden moeten de arbeiders verenigende eisen centraal stellen, die gemeenschappelijk zijn voor iedereen, en waarin alle arbeiders zich kunnen herkennen. De algemene vergadering moeten dus onmiddellijk een eisenplatform uitwerken dat leidt tot de grootst mogelijke eenheid en solidariteit van de arbeidersklasse.
- Onderhandelingen met regering en patronaat moeten niet gebeuren in het geheim van ministerkabinetten. Na de slagen onder de gordel die ze geïncasseerd heeft moet de arbeidersklasse eisen dat het openen van die onderhandelingen in het openbaar plaatsvindt, teneinde ze onder de controle van de strijd te kunnen houden, en na te gaan dat de afgevaardigden die door de AV werden afgevaardigd hen geen dolkstoot in de rug geven, zoals we hebben gezien in de strijd bij de SNCF, RATP en bij de studenten.
- De algemene vergaderingen moeten vanaf het begin van de strijd openstaan zodat alle voorstellen en uitdrukkingen van solidariteit vanuit andere sectoren en ondernemingen er verwelkomd kunnen worden. Kortom, de algemene vergaderingen moeten belangrijke plaatsen van ‘politisering’ zijn, of mijnheer Thibault dat nu graag heeft of niet.
In het geval van het vervoer kan het compleet blokkeren van treinen, metro’s en bussen een hindernis worden voor de uitbreiding van de strijd. Zo'n blokkering kan inderdaad in de kaart van de bourgeoisie spelen die eropuit is de arbeiders tegen elkaar op te zetten door haar campagnes te lanceren rond het ‘gijzelen van de reizigers’. Bovendien beperkt zo'n complete blokkering van het vervoer de mobiliteit van de arbeiders die zich niet meer kunnen verplaatsen om hun solidariteit te komen bewijzen aan de stakers (door naar hun algemene vergadering te komen en aan betogingen deel te nemen). Ze maakt ook de verplaatsing van stakersdelegaties naar andere bedrijven moeilijk. In feite bevordert de totale vervoersblokkering de opsluiting in het corporatisme en het isolement.
De meest ontwikkelde arbeidersstrijd heeft nooit geleid tot een blokkering van het transport, wel integendeel. Tijdens de massastaking van de arbeiders in Polen in augustus 1980 functioneerde alle vervoer gratis. Het argument dat de vakbonden altijd opwerpen is dat gratis vervoer ‘illegaal’ is. Maar de arbeiders weten maar al te goed dat elke oppositie tegen de wetten van de kapitalistische uitbuiting sowieso ‘illegaal’ is want de wetten van de heersende klasse zijn gemaakt voor en door het kapitaal, niet voor wie door haar wordt uitgebuit. De straffen op het niet respecteren van de ‘wettelijkheid’ maken deel uit van de repressie van de arbeidersstrijd, net zoals de ontslagen. Dreigen met repressie heeft er de arbeidersklasse niet van weerhouden de strijd aan te gaan om haar bestaansvoorwaarden te verdedigen tegen de aanvallen door het kapitaal. Dankzij de gevechten van de eerste generaties proletariërs hebben de arbeiders vandaag een kortere arbeidsduur, loonsverhogingen, wekelijks verlof, een verbetering van hun woonsituatie, het recht zich te verenigen, vrije meningsuiting, enzovoort (sic!) De Britse regering heeft een wet laten goedkeuren die elke solidariteitsstaking onwettig maakt. Maar dat heeft niet belet dat gedurende de zomer van 2005 het bagagepersoneel van de Londense luchthaven in staking ging uit solidariteit met de arbeiders van het restauratiebedrijf van Heathrow, die massaal ontslagen waren (3).
Het beste middel om repressie te vermijden is de grootst mogelijke eenheid en solidariteit. De ware kracht van de arbeidersklasse ligt in haar solidariteit tegenover de aanvallen door het kapitaal. Hoe meer de arbeidersklasse haar rug kromt en toegeeft aan intimidatie, hoe meer de bourgeoisie de handen vrij heeft om aan te vallen en te onderdrukken. Omdat de arbeidersklasse de enige kracht in de maatschappij is die een perspectief kan openen voor het geheel van de mensheid, kan over die solidariteit tegenover de kapitalistische onderdrukking niet ‘onderhandeld’ worden. Zoals de arbeiders in Polen in 1980 hebben bewezen, moeten alle andere sectoren van de klasse meteen in staking gaan en de repressie afwijzen wanneer de stakers een haar gekrenkt wordt.
De strijd van de vervoersarbeiders en de studenten in Frankrijk is dus een belangrijke stap vooruit voor het proletariaat. Hij heeft de weg geopend naar een groeiende tendens tot politisering van de strijd van de arbeidersklasse. In het bijzonder was het een ervaring rijk aan lessen voor de jonge generaties van de arbeidersklasse die zich binnenkort op een verzadigde arbeidsmarkt zullen begeven. Tegenover de verzwaring van de aanvallen door de bourgeoisie zullen die jonge generaties geen ander keus hebben dat de fakkel van de strijd over te nemen van de generaties proletariërs die hen voorafgegaan zijn.
Om die komende strijd met succes te kunnen voeren, moet de arbeidersklasse voor alles verder gaan met het opbouwen van haar zelfvertrouwen, het vertrouwen in haar eigen krachten en haar zeer reële vermogen (dat al zo vaak in het verleden bewezen werd) om haar strijd en haar lot in eigen handen te nemen. Zij kan en moet vertrouwen stellen in het historisch perspectief dat ze in haar strijd meedraagt; dat van de afschaffing van de uitbuiting en van de beestachtige onderdrukking door het kapitalisme, in het vooruitzicht van de opbouw van een nieuwe samenleving. Deze weg is niet gemakkelijk, hij bestaat uit stappen vooruit en terugslagen. Dat werd al duidelijk gesteld in het midden van de negentiende eeuw:
“Proletarische revoluties [...] bekritiseren zichzelf gestadig, onderbreken voortdurend hun eigen loop, komen op het schijnbaar volbrachte terug om er weer opnieuw aan te beginnen, honen met meedogenloze grondigheid de halfheden, de zwakheden en de armzaligheid van hun eerste pogingen, schijnen hun tegenstander alleen neer te werpen, opdat hij nieuwe krachten uit de aarde zal kunnen opzuigen en zich nog reusachtiger tegen hen zal kunnen verheffen, schrikken steeds opnieuw terug voor de onbepaalde geweldigheid van hun eigen doeleinden, totdat de situatie is geschapen die elk omkeren onmogelijk maakt, en de omstandigheden zelf roepen: Hic Rhodus, hic salta! Hier is de roos, dans hier!” (Karl Marx, De achttiende Brumaire van Louis Bonaparte, 1852) (4).
Abel / 30.11.2007
(1) In 2006, toen de studenten zagen dat steeds meer loonarbeiders van alle generaties zich in de manifestaties bij hen aansloten, kon men uitspraken horen als: “De loontrekkers hebben ons hun solidariteit betuigd. Wanneer zij gaan staken, moeten wij ons ook bij hen aansluiten.”
(2) Dit wordt gemeld in het blad Marianne, nr. 553.
(3) Zie de artikelen over de beweging tegen de CPE in onze pers en op onze website. In druk verkrijgbaar zijn o.a.: het supplement bij Wereldrevolutie, nr. 107 / Internationalisme, nr. 324 en de Stellingen over de studentenbeweging van de lente 2006 in Frankrijk (Internationale Revue (Nederlandstalig), nr. 19, voorjaar 2007).
(4) Vertaling volgens de uitgave van Pegasus, Amsterdam 1976 (3de druk, p. 23).
Is het dan een overwinning voor de bourgeoisie? Zeker niet! De werkhervatting bij SNCF en RATP en ook de ‘terugkeer van de rust’ aan de universiteiten betekenen een Pyrrusoverwinning voor de heersende klasse. De orde van de gummiknuppel, van de chantage, van de intimidatie en de georganiseerde leugen heeft het volle licht geworpen op het ware gelaat van de burgerlijke democratie: dat van een onverzoenlijke terreur van het kapitaal. Als de staat geen stap teruggedaan heeft, noch inzake de speciale regimes, noch inzake de LRU, dan is dat ten koste van een toenemend in diskrediet raken van zijn voornaamste instellingen, met name van de media en vooral van de vakbonden, een verlies aan geloofwaardigheid waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn.
Enkele wezenlijke lessen
De arbeiders en studenten moeten bijeenkomen en samen discussiëren, ook met arbeiders uit andere sectoren, om beter te begrijpen in wat voor situatie we ons vandaag bevinden. De banden daartoe werden al gelegd, het gaat erom ze aan te halen en te uit te breiden. We moeten onze ervaringen uitwisselen en met elkaar delen, we moeten er collectief over discussiëren om er alle lessen uit te trekken en ons op de komende strijd voor te bereiden.
Om te beginnen moet de arbeidersklasse een eerste les trekken uit de strijd van de spoormannen: wanneer de regering verplicht werd de spoormannen enkele kruimels toe te werpen, is dat omdat ze de strijd aangingen. Maar dat is niet het belangrijkste, want de kruimels die de bourgeoisie uitdeelde worden later toch teruggenomen. De ergste nederlaag zou erin bestaan hebben niet in beweging te zijn gekomen. In de klassenstrijd tussen bourgeoisie en proletariaat is de strijd zelf de eerste overwinning voor de arbeiders, de weigering de wet van het kapitaal te aanvaarden, de ervaring van de solidariteit van de uitgebuiten tegenover alle pogingen om hen te verdelen, per bedrijf of per sector. Ondanks hun moeilijkheden hebben de spoormannen (net als de studenten in de strijd tegen de LRU) met opmerkelijke moed gevochten. Door “37,5 annuïteiten voor iedereen” te eisen, hebben ze getoond dat de solidariteit als uitgebuite klasse de enige weg is waarlangs een perspectief geopend kan worden voor de komende strijd. De staking van de spoormannen gaf steeds duidelijker te zien dat het nodig is allen samen te vechten. De beweging van de studenten heeft dat getoond door haar solidariteit met de spoormannen te betuigen, zoals blijkt uit het eisenplatform waarin niet alleen het intrekken van de LRU geëist werd, maar de verwerping van alle aanvallen door de regering. Het idee dat verschillende delen van de arbeidersklasse elkaar wederzijds moeten steunen is iets dat de jongere generaties geleerd hebben uit de strijd in het voorjaar van 2006 tegen het eerste-baan-contract, de CPE (1). Het blijkt ook uit het feit dat onder de jongere spoormannen de grootste wil aanwezig was om zich te bevrijden van het corporatisme dat nog op hun oudere makkers weegt.
Vervolgens hebben ze, door de heersende klasse ertoe te verplichten op grote schaal haar vakbondarsenaal te ontplooien, ertoe bijgedragen dat volop duidelijk wordt dat de vakbonden organen van de kapitalistische orde zijn (ook al bestaan er nog veel illusies over de mogelijkheid de vakbonden te hervormen). Dat is duidelijk te zien aan het feit dat massa’s arbeiders de vakbonden in verschillende sectoren van de ambtenarij de rug toekeren, en aan het groeiend wantrouwen jegens de vakbonden in het algemeen. Het wordt ook bevestigd door het feit dat Chérèque met de staart tussen de benen op de vlucht gegaan is tijdens de betoging van 20 november, toen de arbeiders hem voor ‘verrader’ uitmaakten en door de commentaren die de leider van de CGT op dezelfde plaats naar zijn hoofd geslingerd kreeg: “Thibault is verkocht! Jij hebt het hier niet voor het zeggen, maar wij!”, of een dag later door de leden van de CGT: “We halen Thibault onderuit” (2). Dat is allemaal maar het topje van de ijsberg van de diepe ontevredenheid die er bij de arbeiders leeft met betrekking tot de organen die hen zogenaamd verdedigen.
En tenslotte bleken de spoormannen en de RATP-arbeiders in staat om de valstrik van het doodbloeden en het isolement te vermijden, waarin vakbonden zoals Sud of FO hen wilden opsluiten met leuzen als ‘doorgaan tot het bittere eind’. In de algemene vergaderingen stemden ze tegen de voortzetting van de staking.
Dat zijn enkele lessen uit de strijd die zich zopas afgespeeld heeft, die van wezenlijk belang zijn. Maar die eenvoudige vaststelling werpt meteen bredere en diepere vragen op, waarop de arbeidersklasse in een collectief debat een antwoord moet proberen te vinden:
Moeten de vakbonden vernieuwd worden om tegen ellende en uitbuiting te kunnen vechten?
Bestaat, gezien het verraad van de vakbonden, het alternatief erin de verrotte bureaucratie weg te sturen, of zich aan te sluiten bij ‘radicalere’ vakbonden die minder rechtstreeks verbonden zijn met het patronaat, of in het opbouwen van nieuwe ‘strijdende’ vakbonden?
Het ‘radicalisme’, de superstrijdbare aard van een vakbond of de eerlijkheid van zijn kaderleden zijn nooit het bewijs geweest dat een vakbond een verdedigingsorgaan van de arbeiders is.
Wat vandaag van belang is, is niet het opbouwen van nieuwe vakbonden, maar in de eerste plaats inzien welke middelen we ons moeten geven om een krachtsverhouding in het voordeel van de arbeidersklasse op te bouwen tegen de bourgeoisie.
Het is een pure illusie en een valstrik om de oude schelp van de vakbonden te willen vernieuwen, meer strijdbare vakbonden op te bouwen met minder corrupte en eerlijker kaderleden (die zoals een Thibault al snel specialisten in het ‘onderhandelen’ en in het vuil spel zullen worden). Alle voorbije gevechten van de arbeidersklasse hebben aangetoond dat de vakbonden sinds 1914 definitief geïntegreerd zijn in het staatsapparaat van de bourgeoisie.
De syndicalistische ideologie steunt op de illusie dat het kapitalisme:
- een systeem is dat nog verbeterd en hervormd kan worden en dat het de mensheid nog duurzaam welzijn kan brengen;
- een eeuwigdurend en almachtig systeem is, dat niet vernietigd kan worden.
Dat wil zeggen dat de arbeiders nooit een einde zullen kunnen maken aan de uitbuiting. De syndicalistische ideologie is in wezen een fatalistische ideologie, een ideologie van capitulatie en onderwerping aan de wrede wetten van het kapitaal.
Hoe de strijd uitbreiden?
Vandaag worden steeds meer arbeiders zich bewust van het feit dat men niet langer op de specialisten van het geheime ‘onderhandelen’ kan vertrouwen om hun strijd te leiden. Allemaal samen moeten de arbeiders die in beweging zijn beslissen over hoe de strijd te voeren. De algemene vergaderingen die door de vakbonden geleid worden stellen zich er niet langer mee tevreden voor of tegen het voortzetten van de staking te stemmen zonder dat daar een reëel debat aan voorafgaat. En wanneer de AV eenmaal is afgelopen, zijn het weer de vakbonden die zich met alles bemoeien zonder dat de stakers daar enige controle over hebben.
De algemene vergaderingen kunnen niet langer een simpele registratiekamer zijn van het al of niet hervatten van het werk. Het zijn de organen van het collectief in handen nemen van de strijd door de arbeiders zelf. En dat wil zeggen:
- Dat de AV het soevereine orgaan is van de strijd. In die zin worden de afgevaardigden verkozen op basis van een mandaat dat door de AV gestemd wordt. Ze zijn op elk moment afzetbaar door de AV als ze het mandaat dat hen gegeven werd niet vervullen. In die zin moeten de stakingscomités, die tot taak hebben de beslissingen van de AV in praktijk te brengen (informatie, uitbreiding, uitgeven van pamfletten, het woord voeren in het openbaar, enz.) verkozen worden door de algemene vergadering en onder haar controle blijven. De algemene vergaderingen kunnen hun soevereiniteit niet uit handen geven. Ze moeten garant staan tegen alle gekonkel door de vakbonden.
- Dat de AV’s moeten discussiëren over het uitsturen van massale delegaties naar andere ondernemingen die geografisch het dichtste bij liggen om er de betekenis van hun strijd uit te leggen en de arbeiders van andere sectoren op te roepen tot actieve solidariteit. In de strijd van de spoormannen en van de studenten was dat des te belangrijker omdat de bourgeoisie een hele campagne ontketend had om de stakers als criminelen voor te stellen en zo elke solidariteit van de arbeidersklasse tegen te houden.
- De uitbreiding van de strijd moet onmiddellijk ondernomen worden, vanaf de eerste dagen van de beweging, om te verhinderen dat de vakbonden met hun manoeuvres de beweging binnen een sector of beroep opsluiten (zoals we konden zien met het openen van onderhandelingen per categorie of per bedrijf). Zoals we in onze pers steeds vooropstelden in de loop van de jaren 1980, is een staking die zich niet snel uitbreidt veroordeeld om uiteen te vallen of zelfs te verrotten. De corporatistische opsluiting leidt slechts naar de nederlaag. Om de strijd uit te breiden moeten de arbeiders verenigende eisen centraal stellen, die gemeenschappelijk zijn voor iedereen, en waarin alle arbeiders zich kunnen herkennen. De algemene vergadering moeten dus onmiddellijk een eisenplatform uitwerken dat leidt tot de grootst mogelijke eenheid en solidariteit van de arbeidersklasse.
- Onderhandelingen met regering en patronaat moeten niet gebeuren in het geheim van ministerkabinetten. Na de slagen onder de gordel die ze geïncasseerd heeft moet de arbeidersklasse eisen dat het openen van die onderhandelingen in het openbaar plaatsvindt, teneinde ze onder de controle van de strijd te kunnen houden, en na te gaan dat de afgevaardigden die door de AV werden afgevaardigd hen geen dolkstoot in de rug geven, zoals we hebben gezien in de strijd bij de SNCF, RATP en bij de studenten.
- De algemene vergaderingen moeten vanaf het begin van de strijd openstaan zodat alle voorstellen en uitdrukkingen van solidariteit vanuit andere sectoren en ondernemingen er verwelkomd kunnen worden. Kortom, de algemene vergaderingen moeten belangrijke plaatsen van ‘politisering’ zijn, of mijnheer Thibault dat nu graag heeft of niet.
Speelt de transportsector geen bijzondere rol in tijden van staking?
In het geval van het vervoer kan het compleet blokkeren van treinen, metro’s en bussen een hindernis worden voor de uitbreiding van de strijd. Zo'n blokkering kan inderdaad in de kaart van de bourgeoisie spelen die eropuit is de arbeiders tegen elkaar op te zetten door haar campagnes te lanceren rond het ‘gijzelen van de reizigers’. Bovendien beperkt zo'n complete blokkering van het vervoer de mobiliteit van de arbeiders die zich niet meer kunnen verplaatsen om hun solidariteit te komen bewijzen aan de stakers (door naar hun algemene vergadering te komen en aan betogingen deel te nemen). Ze maakt ook de verplaatsing van stakersdelegaties naar andere bedrijven moeilijk. In feite bevordert de totale vervoersblokkering de opsluiting in het corporatisme en het isolement.
De meest ontwikkelde arbeidersstrijd heeft nooit geleid tot een blokkering van het transport, wel integendeel. Tijdens de massastaking van de arbeiders in Polen in augustus 1980 functioneerde alle vervoer gratis. Het argument dat de vakbonden altijd opwerpen is dat gratis vervoer ‘illegaal’ is. Maar de arbeiders weten maar al te goed dat elke oppositie tegen de wetten van de kapitalistische uitbuiting sowieso ‘illegaal’ is want de wetten van de heersende klasse zijn gemaakt voor en door het kapitaal, niet voor wie door haar wordt uitgebuit. De straffen op het niet respecteren van de ‘wettelijkheid’ maken deel uit van de repressie van de arbeidersstrijd, net zoals de ontslagen. Dreigen met repressie heeft er de arbeidersklasse niet van weerhouden de strijd aan te gaan om haar bestaansvoorwaarden te verdedigen tegen de aanvallen door het kapitaal. Dankzij de gevechten van de eerste generaties proletariërs hebben de arbeiders vandaag een kortere arbeidsduur, loonsverhogingen, wekelijks verlof, een verbetering van hun woonsituatie, het recht zich te verenigen, vrije meningsuiting, enzovoort (sic!) De Britse regering heeft een wet laten goedkeuren die elke solidariteitsstaking onwettig maakt. Maar dat heeft niet belet dat gedurende de zomer van 2005 het bagagepersoneel van de Londense luchthaven in staking ging uit solidariteit met de arbeiders van het restauratiebedrijf van Heathrow, die massaal ontslagen waren (3).
Het beste middel om repressie te vermijden is de grootst mogelijke eenheid en solidariteit. De ware kracht van de arbeidersklasse ligt in haar solidariteit tegenover de aanvallen door het kapitaal. Hoe meer de arbeidersklasse haar rug kromt en toegeeft aan intimidatie, hoe meer de bourgeoisie de handen vrij heeft om aan te vallen en te onderdrukken. Omdat de arbeidersklasse de enige kracht in de maatschappij is die een perspectief kan openen voor het geheel van de mensheid, kan over die solidariteit tegenover de kapitalistische onderdrukking niet ‘onderhandeld’ worden. Zoals de arbeiders in Polen in 1980 hebben bewezen, moeten alle andere sectoren van de klasse meteen in staking gaan en de repressie afwijzen wanneer de stakers een haar gekrenkt wordt.
De strijd van de vervoersarbeiders en de studenten in Frankrijk is dus een belangrijke stap vooruit voor het proletariaat. Hij heeft de weg geopend naar een groeiende tendens tot politisering van de strijd van de arbeidersklasse. In het bijzonder was het een ervaring rijk aan lessen voor de jonge generaties van de arbeidersklasse die zich binnenkort op een verzadigde arbeidsmarkt zullen begeven. Tegenover de verzwaring van de aanvallen door de bourgeoisie zullen die jonge generaties geen ander keus hebben dat de fakkel van de strijd over te nemen van de generaties proletariërs die hen voorafgegaan zijn.
Om die komende strijd met succes te kunnen voeren, moet de arbeidersklasse voor alles verder gaan met het opbouwen van haar zelfvertrouwen, het vertrouwen in haar eigen krachten en haar zeer reële vermogen (dat al zo vaak in het verleden bewezen werd) om haar strijd en haar lot in eigen handen te nemen. Zij kan en moet vertrouwen stellen in het historisch perspectief dat ze in haar strijd meedraagt; dat van de afschaffing van de uitbuiting en van de beestachtige onderdrukking door het kapitalisme, in het vooruitzicht van de opbouw van een nieuwe samenleving. Deze weg is niet gemakkelijk, hij bestaat uit stappen vooruit en terugslagen. Dat werd al duidelijk gesteld in het midden van de negentiende eeuw:
“Proletarische revoluties [...] bekritiseren zichzelf gestadig, onderbreken voortdurend hun eigen loop, komen op het schijnbaar volbrachte terug om er weer opnieuw aan te beginnen, honen met meedogenloze grondigheid de halfheden, de zwakheden en de armzaligheid van hun eerste pogingen, schijnen hun tegenstander alleen neer te werpen, opdat hij nieuwe krachten uit de aarde zal kunnen opzuigen en zich nog reusachtiger tegen hen zal kunnen verheffen, schrikken steeds opnieuw terug voor de onbepaalde geweldigheid van hun eigen doeleinden, totdat de situatie is geschapen die elk omkeren onmogelijk maakt, en de omstandigheden zelf roepen: Hic Rhodus, hic salta! Hier is de roos, dans hier!” (Karl Marx, De achttiende Brumaire van Louis Bonaparte, 1852) (4).
Abel / 30.11.2007
(1) In 2006, toen de studenten zagen dat steeds meer loonarbeiders van alle generaties zich in de manifestaties bij hen aansloten, kon men uitspraken horen als: “De loontrekkers hebben ons hun solidariteit betuigd. Wanneer zij gaan staken, moeten wij ons ook bij hen aansluiten.”
(2) Dit wordt gemeld in het blad Marianne, nr. 553.
(3) Zie de artikelen over de beweging tegen de CPE in onze pers en op onze website. In druk verkrijgbaar zijn o.a.: het supplement bij Wereldrevolutie, nr. 107 / Internationalisme, nr. 324 en de Stellingen over de studentenbeweging van de lente 2006 in Frankrijk (Internationale Revue (Nederlandstalig), nr. 19, voorjaar 2007).
(4) Vertaling volgens de uitgave van Pegasus, Amsterdam 1976 (3de druk, p. 23).