Door Internationalisme op
De staking van de transportarbeiders (SNCF en RATP) die op 22 november is geëindigd heeft zich gelijktijdig afgespeeld met de strijd van de studenten tegen de wet ‘van de autonomie van de universiteiten’, die mikt op aanscherpen van de ongelijkheden van de kinderen van de arbeidersklasse en die van de bourgeoisie. Zij is het eerste betekenisvolle antwoord van de arbeidersklasse in Frankrijk op de aanvallen van de regering Sarkozy/Fillon/Pécresse en consorten.
De ontmanteling van de speciale pensioenregimes was slechts een begin, aangezien de regering duidelijk heeft aangekondigd dat de verlenging van de duur van de pensioenbijdragen op den duur voor iedereen gaat gelden. In die zin, en de pers is daarover duidelijk genoeg geweest, was het voor de bourgeoisie van het grootste belang dat ze erin zou slagen om deze aanval erdoor te drukken omdat die anders het succes van alle volgende in twijfel zou trekken. Om die reden hebben de transportarbeiders de hervorming verworpen en eisten niet alleen het behoud van hun speciale regimes, maar ook de afschaffing van dat ‘voorrecht’ dat alleen de arbeiders in concurrentie tegen elkaar kan opzetten. Het ordewoord van de spoormannen en de arbeiders van de RATP was dus: ’37,5 dienstjaren VOOR IEDEREEN’!
De voorbereiding van de ‘krachtmeting’ van de bourgeoisie
De aanval op de speciale regimes is het voorwerp geweest van een consensus van alle krachten van het kapitaal. De PS heeft het trouwens niet onder stoelen of banken gestoken: zij heeft duidelijk bevestigd dat ze vóór de hervorming is. Het enige ‘meningsverschil’ met de regering ging over de vorm (hoe ze erdoor te drukken) en niet over de inhoud. Om deze aanval door te voeren en het terrein voor te bereiden voor wat nog gaat komen, moest de bourgeoisie een reusachtige manoeuvre opzetten om de arbeidersklasse te nekken en haar bij te brengen dat ‘strijd niet loont.’ En om die boodschap ingang te doen vinden heeft de heersende klasse zich ook tot doel gesteld om alle lessen van de strijd van de jongere generaties tegen de CPE (eerstebaan-contract) in de lente van 2006, uit het geheugen van de proletariërs te wissen.
De bourgeoisie wist dat deze gewelddadige overgang zou botsen op het verzet van de arbeidersklasse. Dat werd bevestigd op de actiedag van 18 Oktober (die door regering en vakbonden werd gebruikt ‘om de temperatuur op te nemen’) waarbij een zeer sterke strijdbaarheid opviel: een recorddeelname aan de vervoersstaking en, desondanks een belangrijke deelname aan de betogingen van arbeiders uit alle sectoren. Te voet, met de fiets of gebruik makend van ‘car-pooling’, wilde men zijn afwijzing van de regeringsmaatregelen tonen.
Om deze strijdbaarheid te breken, is de bourgeoisie in twee etappes te werk gegaan.
Tegenover de wil van de arbeiders om de staking na de actiedag van 18 oktober voort te zetten, heeft de CGT uit alle macht afgeremd en gezegd: ‘Eén dag en niet meer’, en een tweede actiedag aangekondigd op 13 november. Het doel van 18 oktober was ‘stoom aflaten’ om te vermijden dat de stoomketel zou ontploffen. Daardoor werd de staking van 13 november, ondanks zijn talrijke deelname, minder opgevolgd dan die van 18 oktober.
Om de nek te breken van de arbeiders en toekomstige strijd te verhinderen heeft de bourgeoisie een klassieke strategie aangewend (die haar degelijkheid had bewezen in de jaren 1980 en 1990): zij heeft één sector ‘uitgekozen’ als doelwit, om haar manoeuvre te ontwikkelen, die van het transport en voornamelijk de SNCF. Een sector die getalsmatig relatief klein is en waarvan de staking niets anders dan een bepaald ongemak kon veroorzaken voor de andere arbeiders (de ‘gebruikers’). Het beoogde doel was om de transportstaking onpopulair te maken met de bedoeling om de ‘gebruikers’ op te zetten tegen de stakers. De tweede reden waarom de bourgeoisie beslist heeft om specifiek die sectoren aan te vallen die beschikten over een ‘speciaal regime’, is omdat bij de laatstgenoemden de vakbonden (en voornamelijk de CGT) erg sterk staan. Die zouden in staat zijn om een veel grotere controle te behouden over de strijdbaarheid en te vermijden dat ‘het uit de hand liep’. Tenslotte lag de derde reden, die de keuze rechtvaardigde van de ‘geviseerde’ sectoren, in het feit dat ze traditioneel bijzonder sterk doortrokken zijn van een corporatistische geest (voornamelijk bij de SNCF), die altijd op peil werd gehouden door de vakbonden.
De taakverdeling tussen de regering en de vakbonden
De bourgeoisie moest spelen met ‘weinig manoeuvreerruimte’ want zij
heeft de aanvallen gelijktijdig doorgevoerd tegen alle sectoren van de
arbeidersklasse (medische franchise, de wet Hortefeux, de wet op de
‘zelfstandigheid’ van de universiteiten, speciale regimes voor gepensioneerden,
prijsverhogingen, schrappen van arbeidsplaatsen in de Openbare Diensten en
vooral bij het nationale onderwijs, enz.). De heersende klasse heeft zich er
dus op voorbereid om het hoofd te bieden aan een gelijktijdigheid van strijd in
verschillende sectoren. In het bijzonder de studenten waren al gemobiliseerd
toen de transportarbeiders in strijd gegaan zijn.
Het manoeuvre van verdeling en opdeling van de strijd moest zich dus afwikkelen volgens een zeer precieze agenda:
- de actiedag van de ambtenaren van 20 november moest niet alleen als ‘veiligheidsklep’ dienen tegenover de opkomende ontevredenheid in hun rangen, maar ook als een begrafenisdag voor de staking van de spoormannen en de arbeiders van de RATP; de ‘nationale rouwdienst’ als het ware;
- iedere vakbond moest zijn eigen partijtje in dit concert meeblazen. Eerst moest er tot aan de actiedag van 18 oktober, aan de spoormannen een gevoel van ‘kracht’ gegeven worden door de kaart uit te spelen van de éénheid van alle vakbonden. Na deze actiedag zijn de vakbonden begonnen om de kaart van de verdeling uit te spelen. Het was aan het FGAAC (de strikt corporatistische vakbond van de treinbestuurders) om de eerste stappen te zetten: het tekende een afzonderlijk akkoord alleen voor de treinbestuurders en riep op tot werkhervatting. Het ging erom tweedracht te zaaien bij de spoormannen. In bepaalde depots barstten de treinbestuurders uit: “De autonomen hebben ons in de kou gezet !”. Deze eerste slag onder de gordel werd door de media flink in de verf gezet;
- de tweede klap werd toegebracht aan de vooravond van de staking die van start ging op 13 december. Toen de spoormannen en de arbeiders van de RATP het verdelingsmanoeuvre begonnen te snappen (en 37,5 werkjaren eisten voor IEDEREEN’!), kondigde Bernard Thibault, de algemeen secretaris van de CGT aan dat hij afzag van een globale onderhandeling voor alle sectoren, die te maken hadden met de speciale regimes en stelde voor om per bedrijf te gaan onderhandelen. Deze smerige slag kon het verzet van de spoormannen alleen maar verzwakken;
- het derde bedrijf kon toen van start gaan: het vakbondsfront viel uit elkaar, voornamelijk door de oproep tot werkhervatting vanwege het CFDT, maar ook door de breuk tussen de CGT, de meerderheid, die (zonder veel ophef) de overgang aanvaardde naar de 40 werkjaren en de ‘radicale’ vakbonden, Sud en FO, die verder gingen met de eis tot intrekking van deze maatregel. Tezelfdertijd, beweerde Fillon, de eerste minister, dat er geen sprake van kon zijn om op de 40 werkjaren terug te komen en eiste daarbij bovendien de werkhervatting als voorwaarde voor het opstarten van de onderhandelingen. Deze politiek van een meesterafperser is niet nieuw: de stakers worden eerst opgeroepen om de wapens neer te leggen (en de ‘wet van de sterkste’ te aanvaarden) vooraleer er ‘onderhandeld’ wordt over een paar kruimels. Het is onaanvaardbaar voor de strijdende arbeiders, maar dat stelde de vakbonden in staat om ‘de opening van de onderhandelingen’ voor te stellen als een eerste overwinning. Daar hebben wij te maken met een ‘grote klassieker’ bij de taakverdeling onder bazen en vakbonden. In werkelijkheid zijn de dobbelstenen vervalst, aangezien de vakbonden en de bazen niet wachten op de officiële ‘onderhandelingen’ om voortdurend achter de rug om van de arbeiders te discussiëren: het gaat er namelijk voor de vakbonden om, aan de bazen verslag uit te brengen van de ‘temperatuur’, om samen beter te kunnen uitzoeken hoe er gemanoeuvreerd moet worden. Bij deze laatste strijd, vielen deze manoeuvres zo overduidelijk op dat ze zelfs in detail vermeld werden door bepaalde persorganen van de bourgeoisie! (1)
Om die reden was het opstarten van de ‘onderhandelingen’, die verdaagd waren tot na 21 november, na de stakingsdag van de Openbare Diensten, totaal onzinnig. Wanneer de CGT en de regering het begin van de officiële discussies vooruit geschoven hadden, dan was dat niet alleen opdat deze actiedag zou kunnen dienen als begrafenis voor de staking van het Parijse vervoerspersoneel en van de spoormannen, maar ook om de beweging zodanig te ‘rekken’ dat ze zou gaan ‘rotten’, door de ene arbeiders op te zetten tegen de andere, en dat alles tegen de achtergrond van een mediacampagne die de stakers criminaliseert.
Van deze ‘onderhandelings’ tafel, kwam de CGT terug met de aankondiging van ‘belangrijke vooruitgang’, met het opstellen van een ‘onderhandelingsagenda’ tot… 20 december. De besprekingen een maand lang verdagen, stond gelijk aan een signaal tot werkhervatting: de spoormannen waren natuurlijk niet bereid om hun beweging nog 4 weken langer te laten duren. De CGT, de meerderheidsvakbond bij de spoormannen, kondigde aan dat hij de algemene vergaderingen ‘zelf zou laten beslissen’. Hij riep niet officieel op tot werkhervatting, maar het leek er hard op.(2)
Van hun kant riepen Sud en FO er eerst toe op om de beweging voort te zetten, aangezien aan de voornaamste eis, het behoud van de 37,5 dienstjaren, niet was voldaan.
Maar de werkhervatting zette zich bij de SNCF depot na depot door, en lijn na lijn bij de RATP. De oppositie tussen de ‘gematigde’ en de ‘radicale’ vakbonden is niks nieuws en is ook helemaal niet geïmproviseerd. Het is een oude tactiek die zeer doeltreffend is gebleken in alle arbeidsconflicten sinds het einde van de jaren 1960. Een tactiek waar reeds in 1968 mee geëxperimenteerd is (en die zowel de ‘oude wijze’ Chirac als de ex-maoïst Kouchner zich perfect herinneren). Zo heeft de meerderheidsvakbond, de CGT, op het einde van de beweging van de arbeidersklasse in 1968, al de ‘gematigde’ rol gespeeld door op te roepen tot werkhervatting. En het was de minderheidsvakbond, de CFDT (!), die toen de eer had om de ‘radicaal’ uit te hangen door zich te verzetten tegen de werkhervatting. De ervaring van de arbeiders van de oude generatie toont aan dat het niet is omdat een vakbond ‘radicaler’ is, dat hij niet deelneemt aan de verdeel- en heers manoeuvres. Het is niet omdat men ‘tot het bittere eind wil doorgaan’ dat men de belangen verdedigt van de arbeidersklasse. Wat echter de kracht uitmaakt van de arbeiders, zijn niet langdurige minderheidsbewegingen waarbij men onnodig zijn energie en enorm veel geld verspilt, terwijl de verdeeldheid in de hand wordt gewerkt (tussen diegenen die werken en diegenen die niet aan het werk gaan) en wrok van diegenen die gestreden hebben met het gevoel dat de anderen hebben laten ‘stikken’. De kracht van de arbeiders bestaat in de eerste plaats uit haar éénheid.
Het is de massale uitbreiding van de beweging en niet de opsluiting van een minderheid in een ‘staking tot de finish’ (die bepaalde arbeiders tot wanhoopsdaden kan drijven, zoals het saboteren van werktuigen, wat op zijn beurt weer de deur openzet voor het criminaliseren van de stakers). In alle sectoren, de openbare even goed als de privé (en bij de studenten), zullen de proletariërs noodzakelijkerwijze tot het inzicht komen dat het ‘radicalisme’ van de minderheidsvakbonden die geïsoleerde acties voorstellen, hen niet tot ‘echtere verdedigers van de arbeidersklasse’ maakt dan de oproepen tot werkhervatting van de grotere en invloedrijkere centrales.
De begrafenisdag van 20 november
Dit gigantisch manoeuvre dat mikte op het nekken van de arbeiders, werd
bekroond met de planning van de begrafenisbetoging van 20 november die 750.000
arbeiders op de been bracht. De strategie van de vakbondsleidingen bestond er
uit om de arbeiders van de Openbare Diensten op te roepen om op straat te komen
uit protest tegen de vermindering van de effectieven en de daling van de
koopkracht, terwijl zij tegelijkertijd hun mobilisering saboteerden. Zo hebben
de vakbonden oproepen tot deelname aan deze betoging gelanceerd in pamfletten
die op de werkvloer zijn toegekomen… na 20 november! In het merendeel van de
hospitalen, hebben zij zich zelfs de moeite niet getroost om uur en plaats van
afspraak mee te delen. Om te weten te komen of deze betoging al dan niet zou
plaatsvinden moest men zijn plan trekken en de informatie bijeen scharrelen (op
het Internet, in de kranten of van mond tot mond). Vanwaar een dergelijke
sabotage? Omdat de ‘thermometer’ aanduidde dat de temperatuur in de Openbare
Diensten was gestegen. De staking van de spoormannen en de arbeiders van de
RATP, was verre van onpopulair (ondanks alle campagnes die verspreid werden op
de TV) en won steeds meer sympathie bij de ‘gebruikers’. De media en de
regering (met hun steeds meer ‘gespierde’ verklaringen, die werden afgewisseld
met belachelijke toelichtingen over de universiteitsrectoren, die de studenten
er van beschuldigden ‘Rode Khmers’ te zijn) hebben zeer weinig effect gehad.
Hoe meer de regering de stakers dreigde met de wapenstok, des te meer sympathie
de staking opwekte (en zelfs het gevoel dat men ‘solidair’ moest zijn en zich
niet moest laten ‘inpakken door de mediamanipulatie in dienst van Sarkozy’).
Aan de andere kant was het gezigzag van Thibault zo overduidelijk dat hij
overal doorging voor de grote ‘collaborateur’ van dienst, voor de ‘verrader’.
(3) De vakbonden moesten de mobilisering van de ambtenaren saboteren, om te
vermijden dat alle sectoren van de Openbare Diensten zij aan zij en eensgezind
de straat op zouden gaan. In tegenstelling daartoe hadden alle vakbonden van de
nationale politie hun troepen maximaal gemobiliseerd (4): op 20 november was
het de allereerste keer dat men zoveel politie zag betogen in Parijs.(5)
Bovendien hadden de vakbondsleidingen (die deze betogingen in overleg met de
politiebureaus hadden georganiseerd) er voor gezorgd om de stoet van de
smerissen helemaal in het midden van de betoging te plaatsen. Zo waren er veel
arbeiders en studenten, die niet wilden betogen achter de repressiekrachten en
verkozen om niet mee te doen aan die maskerade, op het trottoir blijven staan.
Het was in het bijzonder een probaat middel om de studenten, die men bovendien
nog verplicht had om drie uur lang in de stromende regen te staan trappelen, te
ontmoedigen om zich ‘aan te sluiten’ bij de loontrekkers.
Tijdens zijn tussenkomst op TV van 29 november, bracht de ‘alomtegenwoordige president’ Sarkozy “hulde aan alle sociale partners”, en begroette hij de vakbonden voor hun “verantwoordelijkheidszin” en preciseerde hij dat hij “ze nodig had voor de hervormingen” (6) (in klare taal: dat hij ze nodig heeft om alle aanvallen die gepland zijn voor 2008 tot een goed einde te brengen). Hij wist waarover hij het had en voor één keer zullen wij niet zeggen dat hij loog.
De staking van de transportarbeiders in november 2007 is eens te meer een bevestiging van wat de revolutionairen sinds tientallen jaren zeggen: ALLE vakbonden zijn organen voor de belangenverdediging, niet van de arbeidersklasse, maar van de bourgeoisie .
Sofiane / 30.11.2007
(1) Zie Marianne nr. 553: ‘Waarom Sarkozy de CGT wil redden’. Chérèque, de baas van de CFDT, is zelf uit de school geklapt: “Er bestaat een vorm van samenwerking tussen regering en de CGT om de spierballen te laten rollen. Het is waar dat zijn eigen troepen moeilijk aanvaarden dat hij (de CGT) de rol van ‘verrader’ heeft gespeeld”.
(2) Eén van de reden waarom de beweging niet werd ‘afgelast’ (zoals Bernard Thibault zei), berustte in het feit dat de CGT ‘vooruitgang’ heeft ‘bedongen’ over de werkdruk en enkele kruimels heeft verkregen: loonsverhogingen op het einde van de loopbaan (dat houdt geen steek: tegen die tijd weet iedereen dat de lonen en de koopkracht nog gaan dalen!). Dat was nog eens een oplichterij om de werkhervatting te rechtvaardigen en te proberen om de meubels te redden, want de bourgeoisie heeft de CGT nog altijd nodig. Zou de regering niet bereid zijn geweest om dit aalmoes ‘toe te geven’, dan zou de CGT niet hebben kunnen rondbazuinen:: “er is vooruitgang geboekt”. En deze grijpstuiver was al op voorhand afgesproken, via telefoontjes die bestemd waren om de maatregelen op punt te stellen en zodanig aan te passen dat de CGT zijn ondermijningswerk kan voortzetten. Zo had Thibault al vóór de ontmoeting tussen de CGT en de regering de werkhervatting aangekondigd. Dat toont duidelijk aan dat de verklaringen van de regering en de bazen tijdens de ‘onderhandelingen’ doorgestoken kaart waren!
(3) Dit te meer daar afvaardigingen van studenten zowat heel Parijs en de rest van het land doorkruist hebben met de oproep zich “aan te sluiten” bij de loontrekkers opdat er een “samengaan van de strijd zou komen”.
(4) De studenten hebben geen enkele afvaardiging gestuurd naar de politiecommissariaten en andere diensten van het ministerie van Binnenlandse Zaken om “aansluiting” te zoek bij de smerissen, want zij hebben zelf ondervonden dat de politieambtenaren niet aan hun kant staan.
(5) Zelfs de rechtse vakbond ‘Alliance’, die dicht bij de UMP aanleunt (en die de Marseillaise aanhief aan het begin van de betoging) was massaal aanwezig, aan de zijde van de vakbond UNSA (dicht bij de PS).
(6) Alle citaten zijn te vinden op de website van Le Monde (‘www.lemonde.fr’).