Sociale zekerheid in België? Kapitalisme biedt arbeidersklasse slechts één perspectief: armoede

Printer-friendly version

Regering en media bazuinen het rond : België zou zonder te grote kleerscheuren de crisis doorstaan hebben dank zij haar sociale zekerheid. En ondertussen kleurt de economische hemel weer op zodat soberheid en besparingen binnenkort nog slechts een nare droom zouden zijn voor ons “rijk” landje. De voorbije wintermaanden trokken alle caritatieve verenigingen nochtans aan de alarmbel want door de groeiende armoede werden velen het slachtoffer van de bittere kou. Sneeuw en vorst zijn intussen verdwenen maar de thuis- en daklozen, de armoede in steeds grotere delen van de bevolking, die zijn niet verdwenen. De winterbeelden lieten trouwens maar het topje van de ijsberg zien want de armoede neemt wereldwijd toe. De tijd dat armoede in verband werd gebracht met Afrika, Azië of Latijns Amerika is lang vervlogen. Vandaag worden ook in Europa miljoenen mensen ermee geconfronteerd. Een Europeaan op de vijf wordt met armoede bedreigd, volgens recente cijfers van Eurostat en EU-SILC (Europese Unie/ Study on Income and Living Conditions). Volgens de gehanteerde definitie kent elkeen die onder de 60% grens valt van het inkomen van een mediaan gezin een verhoogd risico op armoede. In Spanje en Griekenland leeft reeds 20 % van de bevolking onder de relatieve armoedegrens en 4,5 % van de bevolking leeft in extreme armoede. In het Verenigd Koninkrijk groeit een derde van de kinderen op in armoede. Voor België gaat het over een goede 15% (1 op 7 gezinnen) en dit aantal stijgt (meer dan 1.500.000 personen). Dit cijfer ligt trouwens hoger dan in de andere ‘rijkere’ West Europese landen.

 

Bestaansonzekerheid wordt de regel voor een steeds groeiend deel van de arbeiders. En als deze bestaansonzekerheid blijft duren hebben ze ook geen middelen om voor zichzelf en voor hun kinderen een toekomst uit te bouwen in dit maatschappelijk systeem.  Armoede in onze samenleving is niet enkel een financieel drama maar het strekt zich uit naar alle domeinen van de levenssfeer. Huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, maar ook sociale uitsluiting, isolement, perspectiefloosheid en extreme druk treffen daarom een steeds breder gamma van de bevolking. Dit alles vormt als het ware een vicieuze cirkel waardoor ganse gezinnen steeds dieper in de armoede wegzakken. Individuele drama’s en uitzichtloze revoltes als gevolg van deze situatie zijn dan ook bijna dagelijkse rubrieken in de media.

 

Minder en slechtbetaalde jobs ...

 

Inkomen door werk is uiteraard de hoeksteen in het kapitalistische systeem. Een slinkende afzetmarkt leidt voor de bourgeoisie tot problemen met beschikbaar kapitaal en dalende winsten en dit wordt vertaald in een aanval op de loon- en werkvoorwaarden. Winsten en kapitaal zijn immers onbetaald werk. Ofwel wordt het werk productiever ofwel moet het aandeel loon zakken: minder arbeiders per product of minder loon.

 

- de impact van de huidige economische crisis op de inkrimping van de ar­beidsmarkt is groot : Vorig jaar groeide het ‘klantenbestand' van de RVA met ruim 10 % tot 1,3 miljoen en in 2010 wordt het nog erger (reeds 1,4 miljoen in maart). Nooit eerder in de RVA-geschiedenis waren er dat zoveel (en dit ondanks een agressief “controlebeleid” dat leidde in 2009 tot 90.000 (tijde­lijke) schorsingen van de uitkering. (Agentschap Belga, 10.03.2010)). In Vlaanderen alleen was er een recordstijging op jaarbasis van 23,8 %. In landen als Ierland of Denemarken was er sprake in 2009 van een verdubbeling. In Nederland ging de werkloos­heid met de helft omhoog, in Frankrijk met een kwart. De relatief lagere score van België heeft alles te maken met het bestaan van het systeem van tijdelijke werkloosheid, waarbij bedrijven hun overtollige arbei­ders – en sinds kort (onder voorwaarden) ook bedienden – een tijdlang bij de RVA kunnen ‘parkeren', zonder ze te moeten ontslaan. In de maanden maart en april 2009 bereikten we ongeziene toppen van 25% van de totale arbeidersbevolking die tijdelijk economisch werkloos waren!

 

- Maar ook een groeiende proportie van de werkenden loopt een armoederisico. Door een precaire werksituatie of een ontoereikend loon komen vooral alleenstaande ouders (van 32 % in 2005 naar 40% in 2008 volgens EU-SILC), huishoudens met meerdere kinderen en personen met een niet-EU25 nationaliteit eerst in de armoedezone terecht. Ook de vele deeltijdse- en tijdelijke contracten, de precaire jobs leiden tot een verhoogd armoederisico. In 2006 had 14% van de personen onder de armoedegrens werk als voornaamste activiteit.

 

De tewerkstel­lingskansen worden kleiner en het feit werk te hebben is op zich geen garantie meer om niet in de armoedekring­loop terecht te komen. Deze absolute verarming blijkt reeds duidelijk uit de daling van het aandeel loon in het nationale inkomen : dit is de laatste paar jaren gezakt van 60% naar 50%, volgens de nationale bank.

 

en uitkeringen in vrije val ...

 

Maar onze democratieën gaan toch prat op een sterke sociale zekerheid die armoede verhindert door de behoeftigen op te vangen met sociale uitkeringen ? Universitaire instituten die observatiewerk verrichten voor de bourgeoisie ontkrachten zelf dit sprookje  : “De sociale minima zijn ruim onvoldoende. Zelfs als gezinnen met een laag inkomen geen gezondheidsproblemen hebben en zij hun inkomen op de ideale wijze budgetteren, kunnen zij de materiële voorwaarden voor goede gezondheid en autonomie niet realiseren. (...). Wie enkel van een uitkering leeft, zit in ons land bijna automatisch rond of onder de armoedegrens” (B. Cantillon, hoofd van het Centrum voor Sociaal Beleid, U. Antwerpen, De Standaard 16.05.09 en 24.03.10). Nochtans hebben de beleidsmakers in het Generatiepact (2005) en in de Programmawet (2006) met groot vertoon een structureel welvaartsaanpassingsmechanisme voor de sociale uitkeringen opgenomen. Op papier oogt het mooi, maar in realiteit werd er – ondanks de mooie beloftes van de opeenvolgende regeringen - nog helemaal niks ‘ingevoerd’. Onlangs nog zei Vlaamse minister van Armoedebestrij­ding, Ingrid Lieten (SP.A) dat de (fede­rale) minimumuitkeringen, zoals het leefloon en de mi­nimumuitkering bij langdurige ziekte, ‘niet meer fat­soenlijk zijn'. Ze wil dat ze met 150 euro per maand op­getrokken worden. Zij voegt er wel cynisch aan toe: ‘Natuurlijk is die verhoging moeilijk te realiseren in crisistijd. Dat weten wij ook wel.'. De volgende “harde” gegevens vatten de meedogenloze realiteit samen :

 

-    De minimumuitkeringen – het leef­loon, de minima in de pensioenen, in de invaliditeitsuit­keringen, enzovoort – liggen in België meer dan 100 euro lager dan de Europese armoedegrens!

 

-    In België staan de mi­nimumwerkloosheidsuitkeringen in verhouding tot de gemiddelde lonen zowat 40 % lager dan in het midden van de jaren zeventig.

 

-    Vergeleken met de minieme stijging van de (laagste) lonen verloren de bijstandsuitkeringen in de loop van de jaren negentig terrein, met 10 % (België) tot 20 % (Zweden) en meer (Nederland).

 

Enerzijds wil de bourgeoisie de onproductieve kosten afbouwen : alle kosten die niet rechtstreeks tot haar productieproces behoren moeten tot het minimum herleid worden. Anderzijds gaat het ook om wat de burgerlijke sociologen de “zweepfunctie” noemen : de sociale uitkeringen moeten duidelijk lager blijven dan de ar­beidsvergoedingen. Want om de lonen te verlagen mogen ze niet te dicht in de buurt van de uitkeringen komen om zogezegd “werk niet te ontmoedigen” (sic). Onder het mom van “sociale in­clusie” wordt zo de uitsluiting van al wie niet geacti­veerd kan worden gegarandeerd.

 

 

Het Belgisch pensioenstelsel is al enige tijd aan het aftakelen en is totaal ontoereikend. De forfaitaire tussen­komsten van de zorgverzekering zijn ontoereikend voor wie een laag pensioen heeft en een rusthuis betalen zit er voor deze mensen niet in. Het gemid­deld brutopensioen per werknemer is 925 euro (studie van Assuralia 10/02/2010). België heeft daarmee zowat de laagste pensioenen van West-Europa.

 

Aanvullende pensioensystemen worden alsmaar onvermijdelijk. Zij creëren echter niet alleen meer ongelijkheid, maar zijn ook mechanismen van structurele uitsluiting.  Honderdduizenden niet-actieve mensen hebben geen toegang tot deze aanvullende stelsels. Voor de werklozen, meer dan 200.000 invaliden, arbeidsgehandicapte mensen of leefloners is er geen aanvullend systeem, want daarvoor heb je werk nodig. En wat met de interimwerknemers of de dienstencheque-poetsvrouw?

 

Nagenoeg alle Europese landen hebben de voorbije jaren hun pen­sioenstelsel al meerdere malen hervormd. In de jaren negentig werden ze 'in evenwicht gebracht' en werd het ver­vroegde pensioen afgeschaft. De hervormingen van de jaren 2000 moesten de zogenaamde stijgende levensverwachting opvangen en ook het feit dat er te weinig werkenden zijn die afdragen en te veel uitkeringstrekkers. Zoals reeds aangetoond wordt een steeds groter deel van de arbeidersklasse uitgeslo­ten en slaagt de bourgeoisie er wereldwijd steeds minder in de nieuwe generaties in het arbeidscircuit in te schakelen; het inkomen uit loon zakt en dus komen de pensioen­kassen in moeilijkheden. Door de pensioenleeftijd op te trekken verlaagt men in feite nogmaals de uitkering. Dit kondigt nog meer armoede aan!

 

leiden tot verslechtering van levensomstandigheden

 

De combinatie van werkloosheid, slechtbetaalde jobs en dalende uitkeringen leiden tot een concentratie van problemen die de levensomstandigheden van de arbeidersklasse steeds zwaarder aantasten.

 

-  De schuldenlast van de gezinnen neemt toe. Steeds meer Belgen leven op krediet en hebben problemen om hun schuldenlast tijdig af te betalen. De kredietcentrale van de Nationale Bank van België noteerde eind 2009  4,9 miljoen mensen (op populatie van ±10,5 miljoen) die minstens één krediet hadden lopen. Welgeteld 356.611 van hen hadden een betalingsachterstand, een stijging van 3,6 %. Het totale achterstallige bedrag steeg in 2009 met liefst 16,1 % tot 2,16 miljard euro. In 2007 waren er 338.933 personen geregistreerd met een schuldoverlast. Dit cijfer heeft enkel betrekking op consumentenkredieten en hypothecaire leningen. Schulden die verband houden met huur, gezondheidszorgen, telecommunicatie, energie... zijn hierin niet opgenomen.

 

- De kwaliteit van de huisvesting gaat sterk achteruit. Een groeiend deel van de arbeidersbevolking heeft weinig geld, zij zoekt naar een goedkopere woning, moet huren in het laagste seg­ment van de privé huurmarkt (want het aantal sociale woningen is ontoereikend). Arbeidersgezinnen komen daardoor terecht in vochtige, kleine, onveilige huizen met onvoldoende sanitaire voorzieningen. Of ze worden helemaal dakloos. Nochtans, vormt een betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting een cruciaal gegeven in de spiraal van armoede en sociale uitsluiting.

 

Ongeveer 3 miljoen Europeanen zouden dakloos zijn, waarvan volgens officiële tellingen zo'n 20.000 in België (federale dienst Maatschappelijke Integratie). Volgens ramingen van onderzoeksgroepen van de Universiteit Antwerpen en de universiteit Luik zijn er in Vlaanderen 12 dak- en thuislozen per 10.000 inwoners (7.000), in Wallonië 25 per 10.000 inwoners (8.000) en in Brussel 30 per 10.000 inwoners (3.000).

 

Een aantal groepen ontsnappen wellicht aan de tellingen. Velen zijn maar even dakloos, anderen zijn ‘chronisch dakloos', nog anderen willen helemaal niet in het vizier komen, niet zelden omdat ze illegaal hier zijn. De groep thuis- en daklozen groeit en wordt ook jonger en vrouwelijker. Een snel groeiende groep zijn de uit hun woning gezette huurders. De ½ van de mensen die beneden de armoegrens leven vandaag heeft nog een huis door erfenis of verworven toen ze nog voldoende inkomen hadden. Maar 1 op 6 kan het niet verwarmen of onderhouden. (EU-SILC studie). Ook dit is een zoveelste indicatie over het verpauperingsproces dat aan de gang is !

 

- Het groeiende aantal geheel of gedeeltelijk afsluitingen van de energievoorzieningen is ook een aanduiding van de steeds erbarmelijk wordende levensvoorwaarden waarin mensen wonen. Aardgas is tussen begin 2003 en december 2009 50% tot 70% duurder geworden voor de grote meerderheid van de gezinnen, volgens een studie van de Belgische energieregulator. Voor een gezin met een gemiddeld verbruik dat zich met aardgas verwarmt, lag de eindprijs in december 2009 tussen de 35 en 40% hoger dan zes jaar geleden. Wat elektriciteit betreft toont de studie aan dat gezinnen met een klein verbruik bijna 40 % meer betaalden dan zes jaar geleden. In oktober 2009 zou Eandis, de grootste netbeheerder in Vlaanderen, meer dan 88.000 toegangspunten (elektriciteit en aardgas samen) op het distributienet hebben als sociale leverancier. Deze klanten werden dus allemaal gedropt door een commerciële leverancier, wegens het niet (kunnen) betalen van energiefacturen. In het Waalse Gewest genoten 37.991 afnemers van het sociaal tarief  voor gas en 81.677 voor elektriciteit. (Commission Wallonne pour l’Energie – CwaPE, 2009).

 

- De gezondheidszorg neemt af. Ongezonde woonsituatie, opgedreven werkomstandigheden en goedkope onevenwichtige voeding leiden dikwijls tot gezondheidsproblemen. Omwille van de financiële situatie worden gezondheidszorgen vaak uitgesteld. De gezondheid wordt slechter en bemoeilijkt de tewerkstellingsomsvoorwaarden.

 

Uit cijfers blijkt dat de daling van het inkomensniveau vaak leidt tot slechtere gezondheid, een verminderde toegang tot de gezondheidszorg en tot vroeger sterven. De levensverwachting van de Belgen blijft stijgen en de kindersterfte blijft dalen, maar de gezondheidsindicatoren bevestigen het bestaan van belangrijke ongelijkheden op het vlak van de gezondheidstoestand en de toegang tot de gezondheidszorg, en dit op het vlak van de subjectieve inschatting van de gezondheid, de mate van belemmeringen in de dagelijkse bezigheden ten gevolge van ziekte, de depressies, het overgewicht, het alcohol en rookgedrag, de participatie in screening van baarmoederhals- en borstkanker.

 

De eerste bekommernis van de overheid is immers “wie betaalt de gezondheidszorg?” en niet “hoe zorgen we dat iedereen aan zijn trekken komt?”. En in tijden van draconische besparingen in de staatsuitgaven voor sociale zekerheid zal de bourgeoisie niet aarzelen de de kosten door te rekenen op de kap van de arbeidersklasse. En dit terwijl in 8 % van de gezinnen het afgelopen jaar reeds ie­mand een medische behandeling stopzette wegens geldpro­blemen, in 26 % werd een behandeling uitgesteld en in 9 % zag iemand helemaal af van een behan­deling om die reden (enquête van Test–Gezondheid/Test–Aankoop).

 

Inzake  goedkope voeding stellen we ook vast dat voor het 14e jaar op rij het klantenbestand voor de voedselbedeling groeit. In 1994 klopten 59.461 personen aan en in 2007 deden 108.100 personen een beroep op één van de negen voedselbanken, die verenigd zijn in de Belgische Federatie van Voedselbanken. Het zijn hoe langer hoe meer mensen uit verschillende milieus: werklozen, leefloontrekkenden, mensen die failliet zijn gegaan, arbeiders en bedienden met een laag loon. Wat nogmaals de tendens bevestigd dat de armoede steeds groter delen van de arbeidersklasse raakt.

 

Bourgeoisie probeert kapitalisme buiten schot te houden

 

Ook de bourgeoisie en haar regeringen kunnen niet meer naast deze realiteit zien. Zij stelt dan ook alles in het werk om de ganse arbeidersklasse te misleiden over de essentiële reden voor de uitbreiding van de armoede. Eerst en vooral wil ze doen geloven dat de democratische regeringen werk willen maken van de strijd tegen de armoede : zo verklaarde Europa met veel trompetgeschal dat 2010 het Europese jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting zou worden. Bedoeling was hier duidelijk om bij de arbeidersklasse de indruk te wekken dat de democratische regeringen het probleem aanpakken om zo de aandacht van de arbeiders van de werkelijke oorzaak van hun ellende af te leiden. Op hun traditionele lentetop maakten de premiers en de presidenten van de Europese Unie echter reeds duidelijk dat hun plannen om het aantal mensen in armoede tegen 2020 met 20 miljoen te verminderen loutere bluf zijn. Deze optie werd gewoon geschrapt uit de eindverklaring. Verschillende lidstaten vonden dat armoedereductie geen doel op zich moet zijn, maar het gevolg van economische groei (sic!). Met sint-juttemis dus.

 

Anderzijds proberen de bourgeoisie en haar media ook de bevolking en meer bepaald de arbeiders te doen geloven dat de armen zich in die situatie bevinden door hun eigen fout of omdat ze niet hard genoeg werken – wat inhoudt dat ze lui en onverantwoordelijk zijn. Dat is een manier om een steeds groter deel van de arbeidersklasse een schuldgevoel aan te praten en volledig met de verantwoordelijkheid voor hun ellendige situatie op te zadelen. Het laat vermoeden dat de kapitalistische maatschappij geen verantwoordelijkheid draagt en dat er dus niets fundamenteel hoeft gewijzigd te worden aan de sociale verhoudingen. De onvermijdelijke gevolgen van armoede in deze kapitalistische maatschappij worden geïndividualiseerd en geïsoleerd bekeken en aangekaart zodat de basisoorzaken buiten schot blijven. “Sociale problemen (werkloosheid, armoede, enzovoort) worden als individuele problemen gezien die met een strenger repressief beleid moet worden aangepakt. Dit leidt tot simplistische beleidsmaatregelen, die zich vooral richten op symptoombestrijding: daklozen worden uit de metrostations verjaagd, en spijbelende jongeren (en hun ouders) worden harder aangepakt. En de maatschappij blijft netjes buiten schot.” stelden Nadia Fadil (KULeuven), Sarah Bracke (KULeuven), Pascal Debruyne (UGent) en Ico Maly (KifKif)) in een discussie naar aanleiding van de aanhoudende opstootjes in Anderlecht dit voorjaar. Deze wetenschappers “vergeten” wel even die maatschappij die buiten schot blijft een naam te geven : het kapitalisme, een systeem dat al decennia lang de grenzen van zijn kunnen heeft bereikt en in zijn historisch verval terecht gekomen is.

 

Om de armoede uit te roeien moeten we haar wortels aanpakken verstrengeld in de winstlogica van de kapitalistische marktwetten, die drooggelegd werd door de historische crisis waarin het systeem terecht kwam. De campagnes die de bourgeoisie opzet zijn inderdaad vooral gericht om de schuldvraag van zich af te schuiven. De realiteit achter al de cijfers die we opgesomd hebben en de fundamentele dynamiek die vervat zit in de sociale realiteit toont de onomkeerbaarheid aan van de armoedespiraal binnen de grenzen van het huidig systeem. Door de verdieping van de economische crisis wordt de ganse arbeidersklasse steeds harder getroffen en een steeds ruimer deel van haar leden zal in de armoede terecht komen.

 

Armoede is meer dan armoede alleen

 

Het inzicht in de juiste maatschappelijke- en klasse verhoudingen verdoezelen komt neer op het belemmeren van de bewustwording van de arbeidersklasse en het ontnemen van haar enige perspectief op een uitweg uit de armoede. In de jaren 1930 riepen de revolutionairen de arbeidersklasse reeds op zich niet te laten vangen : “ Een kapitalisme, dat gedwongen is de arbeiders te voeden in plaats van door hen gevoed te worden, heeft geen toekomst. (…) Als het kapitaal werk te geven had, wees maar niet bang, dan kregen we dit meer dan ons lief was. (…) Vraag niet om werk; vecht eenvoudig voor voedsel, kleding, onderdak! Verenig je stem met andere! Daar zijn de stempellokalen, daar zijn de straten en daar zijn ook de fabriekspoorten!” (Living Marxism, USA)

 

De bourgeoisie tracht van de huidige “sociale malaise” gebruik te maken om de arbeidersklasse te ontmoedigen : zij wil haar doen geloven dat wanhoop en concurrentie deel uitmaken van de « menselijke natuur » en dat de arbeidersklasse niets anders kan doen dan deze situatie te aanvaarden als een fataliteit. De revolutionairen daarentegen wijzen erop dat het de barbarij van het kapitalisme is die verantwoordelijk is voor de armoede en de zelfmoordspiraal. De situatie van uitbuiting en concurrentie die het proletariaat vandaag wereldwijd kent leidt niet noodzakelijkerwijze naar individuele wanhoop, zelfmoorden of depressies. De duizelingwekkende verwording van de levensvoorwaarden van de arbeiders houdt ook het perspectief in zich van de collectieve opstand en van de ontwikkeling van de solidariteit binnen de uitgebuite klasse. Niet de concurrentie tussen de arbeiders is de toekomst maar hun groeiende eenheid tegen de armoede en de uitbuiting, een steeds meer open massale en solidaire arbeidersstrijd.

 

In het kielzog van Marx herhalen we dus dat de realiteit van de kapitalistische crisis en van de armoedespiraal meer onthult dan enkel de armoede: “Zoals de economen de wetenschappelijke vertegenwoordigers van de bourgeoisklasse zijn, zo zijn de socialisten en communisten de theoretici van de proletarische klasse. Zolang het proletariaat nog niet voldoende ontwikkeld is om werkelijk een klasse te vormen en daardoor de strijd met de bourgeoisie nog geen politiek karakter draagt, zolang de productiekrachten in de schoot van de bourgeoisie zelf nog niet genoeg ontwikkeld zijn om de materiële voorwaarden vaag zichtbaar te laten worden die nodig zijn voor de bevrijding van het proletariaat en het vormen van een nieuwe maatschappij, zolang zijn deze theoretici slechts utopisten die, om aan de behoeften van de onderdrukte klasse tegemoet te komen, stelsels bedenken en op zoek zijn naar een regenererende wetenschap.

 

Maar naarmate de geschiedenis voortschrijdt en zich tegelijk de strijd van het proletariaat scherper aftekent, hoeven ze de wetenschap niet meer in hun eigen hoofd te zoeken. Ze hoeven zich alleen maar rekenschap te geven van wat zich voor hun eigen ogen afspeelt om zichzelf tot orgaan daarvan te maken. Zolang ze wetenschap zoeken en alleen stelsels creëren, zolang ze aan het begin van de strijd staan, zien ze in de armoede alleen maar armoede, zonder de revolutionaire, tot een omwenteling leidende kant daarin te ontwaren die de oude maatschappij omver zal gooien. Vanaf dit ogenblik wordt de wetenschap een bewust product van de historische beweging en heeft ze opgehouden doctrinair te zijn. Ze is revolutionair geworden.” (Karl Marx, De armoede van de filosofie, Tweede hoofdstuk: De metafysica van de politieke economie)

 

Lac / 06.04.2010

Territoriale situatie: