Naar aanleiding van een artikel van "Eurodusnie" (Nederland)

Printer-friendly version

Over de arbeidersmanifestatievan 2 oktober in Amsterdam

 

De uitgesproken onvrede en het massale karakter van de manifestatie tegen de bezuinigingen door de Nederlandse regering op 2 oktober in Amsterdam met zijn circa driehonderdduizend demonstranten kwam voor veel manifestanten als een verrassing. Zowel de discussies tijdens onze tussenkomst op 2 oktober als de opmerkingen op onze openbare bijeenkomst enkele dagen later bevestigden dit.

Samen met de sociale bewegingen in landen als Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk of Spanje geeft ze een onmiskenbaar bewijs dat de arbeidersklasse wel degelijk nog altijd bestaat, alle campagnes ten spijt die ons reeds 15 jaar naar het hoofd worden geslingerd (1).

Onder de titel Het geweldige succes vonden we over deze manifestatie een kritische beoordeling op de website van Eurodusnie uit Leiden (2). Daarin wordt naast een lichtjes ironische beschrijving van de gebeurtenissen, vooral ook enkele belangrijke overwegingen gegeven die we warm begroeten en waarvan we de belangrijkste gedeelten niet aan onze lezers willen onthouden:

“Enthousiasme alom, maar is daar werkelijk zoveel reden toe? Voor traditionele marxistische organisaties als de Internationale Socialisten en Offensief zijn het gouden tijden. Offensief, dat er zelf prat op gaat actief te zijn binnen bonden en de SP, stelt dat ‘de vakbonden leiding moeten blijven geven aan het opkomende verzet’ [...] Jammer voor de marxisten, maar FNV voorzitter Lodewijk de Waal zelf zal echter niet zo hard van stapel lopen. Met de massamanifestatie willen de bonden laten zien dat men nog steeds beschikt over een mobiliseerbare achterban en dat men recht heeft op een rol in het besluitvormingsproces, dat bepaalt waar hoeveel bezuinigd gaat worden. Want dat er fors moet worden ingegrepen in de sociale uitgaven, hebben zowel kabinet, bonden als oppositiepartijen herhaaldelijk verklaard.
[...] Door zowel de bonden als Keer het Tij wordt indirect gesuggereerd dat een regering geleid door de PvdA, beter is dan de huidige. De vraag is of een dergelijk kabinet werkelijk de ontevreden inwoners van Nederland ten goede zal komen. De twee Paarse Kabinetten (1994-2002), die onder leiding van de PvdA stonden, hebben laten zien waar de PvdA voor staat. [...] De net als de PvdA sociaal democratische FNV slikte in de polder maatregel na maatregel. [...] In feite is het huidige ‘centrum rechtse beleid’ op hoofdlijnen een voortzetting van het ‘centrum linkse beleid’ van de jaren negentig. [...]
Het terugbrengen van de PvdA en de vakbonden in het centrum van de macht zal de ingeslagen koers niet gaan veranderen. Helaas voor de traditionele marxisten, de vakbondsbonzen, de linkse politieke partijen en andere leiders van het verzet, het is niet meer de tijd om de verzorgingsstaat terug te eisen. [...] Het is duidelijk dat met de huidige koers, die een linkse en een rechtse variant kent, iedere vorm van solidariteit wordt gebroken. De ‘confrontatie’ tussen de bonden en de regering lijkt nog het meest op een rituele paringsdans waarbij al lang en breed overeenstemming bestaat over de hoofdlijnen van het beleid, maar voor de vorm nog wat wordt geharreward over de details. De bonden willen niets liever dan terug naar de onderhandelingstafel. ‘Als het kabinet serieus wil onderhandelen, kan het morgen bij ons langs komen’ zei de Waal op het Museumplein. De rol van de vakbonden in het controleren en verstikken van de creatieve onrust van dit moment kan niet worden overschat. Doekle Terpstra was hier op het Museumplein glashelder over: ‘Er is onrust in de hele maatschappij. Wij, de vakbeweging hebben die onrust slechts gekanaliseerd. Daar zijn we voor. Wij kunnen ook, samen met de regering zorgen voor draagvlak.’ [...]
Voor iedereen die werkelijke veranderingen wil, is het de tijd om uit het defensief te komen en niet langer de trieste linkse leiders te volgen in hun strijd tegen de afbraak, maar met een nieuw verhaal en nieuw elan in verzet te komen. Er is onrust, onvrede, er is een onbewuste wens te ontkomen aan de fragmentatie en individualisering van de kapitalistische disciplinering waarin iedereen word geacht zo efficiënt en gemotiveerd mogelijk te produceren van de wieg tot het graf. In de strijd voor een solidaire samenleving moet niet alleen worden afgerekend met dit rechtse kabinet, maar ook met de nostalgie van links naar de verzorgingsstaat en polderoverleg.”

De vraag die de schrijvers opwerpen of er wel reden is tot zo een overweldig enthousiasme naar aanleiding van de manifestatie is terecht. De vraag gaat niet zozeer over het feit dat de arbeiders massaal manifesteren en zich voor de strijd tegen de regeringsmaatregelen mobiliseren, wat samen met de reacties in andere landen deel uit maakt van de ommekeer in de klassenstrijd die er plaats vindt (3) als wel over de manier waarop dit vandaag gebeurt. We zijn het volkomen eens dat zolang die mobilisaties achter burgerlijk links en de vakbonden plaatsvinden dit slechts tot gevaarlijke illusies en nederlagen kan leiden. De ontwikkeling van een effectieve strijd kan slechts, zoals dit reeds herhaalde malen in het verleden werd aangetoond, buiten deze inkapselingorganen om en tegen hen in plaatsvinden.

We begroeten dus de meer dan kritische houding van de schrijvers ten opzichte van de vakbonden, links en ultralinks. Links en rechts hebben inderdaad momenteel geen ander wezenlijk programma aan te bieden. Regering en oppositie, ondernemers en vakbonden waren het vanaf het begin, zoals de schrijvers stellen, volkomen met elkaar eens over de te nemen maatregelen. En wanneer links en de vakbonden de illusies blijven propageren over mogelijk overleg dan is dat minder uit nostalgie dan wel als bewuste strategie om de strijd te saboteren.

Zo moet de "paringsdans" tussen links en rechts de ‘democratische’ illusies koesteren alsof er nog enig verschil kan gemaakt worden door een ‘linkse regering’. Hun rol en voornaamste doel vandaag is de arbeidersklasse te misleiden en iedere invraagstelling van dit uitzichtloze systeem te vermijden. Hun oproepen tot ‘realisme’ moeten de arbeiders er toe brengen de logica van de crisis en dus de noodzaak tot offers met drastische bezuinigingen te aanvaarden.

Wanneer de schrijvers een onderscheid maken tussen traditionele en niet-traditionele marxisten in het kamp van ultralinks willen we hen wel de vraag stellen wat dat onderscheid dan wel mag zijn? Voor ons in ieder geval zijn stalinisten en trotskisten helemaal geen marxisten of verdedigers van de arbeidersbelangen: ondanks al hun arbeiderstaal zijn het de kritische verdedigers van het staatskapitalisme.

We zijn het er ook roerend mee eens dat de vakbonden er voor zorgen dat de arbeidersstrijd in het gareel van de vakbondscontrole wordt gehouden. Zij trachten ieder verzet te kanaliseren teneinde het te saboteren en de klasse te ontmoedigen. Zo begon het in de loop van het voorjaar van 2004 tot de heersende klasse door te dringen dat de sfeer veranderde en dat de arbeiders niet langer van plan waren de maatregelen lijdzaam te ondergaan. Dat noodzaakte de vakbonden tot een verandering van strategie om de onvrede te steriliseren. Wanneer de hele politiek van de vakbeweging gericht bleef op het zo snel mogelijk begraven van de beweging en de terugkeer naar de onderhandelingstafel, waarover de arbeiders geen enkele controle hebben, dan was dat inderdaad om deze doos van Pandora zo snel mogelijk weer te sluiten.

We onderschrijven de oproep van de schrijvers dat Voor iedereen die werkelijke veranderingen wil, het de tijd is om uit het defensief te komen. Daarbij is het volgens ons van belang de betekenis van de manifestatie van 2 oktober niet te onderschatten als uitdrukking van een ommekeer in de klassenstrijd na een periode van bijna vijftien jaar teruggang en klassenvrede, maar eveneens de vele hinderpalen te onderkennen die er nog opgeruimd moeten worden na een zo lange periode. De arbeiders hebben inderdaad nog een lange weg af te leggen om hun strijd zelfstandig te voeren, onder eigen controle, op eigen terrein en voor hun eigen klassenperspectieven.

Tot slot, in schril contrast met veel anderen in het brede milieu van ‘autonomen’, ‘actiegroepen’ of elementen die zich graag op het anarchisme beroepen, vinden we in deze tekst de arbeidersklasse in het centrum van de overwegingen. Inderdaad als er al sprake was van strijd tegen uitbuiting bij vele van deze groepen of elementen, dan staat die in het gunstigste geval naast en op één lijn met allerlei ‘andere strijdvormen’ tegen onderdrukking in het algemeen zonder enig onderscheid. De discussie die zich ontspon op de website naar aanleiding van het artikel toont aan dat in hun zoektocht naar alternatieven velen in dit milieu nog met belangrijke vragen zitten in dit verband.

De auteurs hebben het er kennelijk wel nog moeilijk mee om in alle openheid de zaken bij hun naam te noemen. Zo vinden we de termen, die in hun ogen wellicht te ‘traditioneel’ marxistisch klinken, als klassenstrijd, arbeidersklasse, arbeidersbewustzijn niet terug. De vraag die we echter willen stellen wanneer er een oproep wordt gedaan aan iedereen die werkelijke veranderingen wil is: welke kracht in de maatschappij is in staat de omvorming van de maatschappij door te voeren en een eind te maken aan elke vorm van uitbuiting? Het onderkennen immers dat het proletariaat de enige klasse is die in staat is een revolutionair project te ondernemen geeft een duidelijk kader aan de discussie: waarvoor we staan, met wie, en waar we naar toe gaan.

Met de ineenstorting in 1989 van het Oostblok en zijn regimes, die niets anders waren dan een karikatuur van een algemene tendens naar staatskapitalisme, heeft de bourgeoisie aanhoudende campagnes gevoerd over het verdwijnen van de arbeidersklasse, de dood van het kommunisme en het bankroet van het marxisme. Die leugens worden stilaan doorprikt door de realiteit. Om, uit het defensief te kunnen komen is het van levensbelang dat de verspreide minderheden die werkelijke veranderingen nastreven, elkaar weten te vinden in een open debat ter verheldering van de aard, de doelen en de middelen van de strijd die daarvoor gevoerd moet worden. Het historisch kader van de gebeurtenissen, de dynamiek die er in vervat zit, de beslissende rol die het bewustzijn speelt in de ontwikkeling van de strijd en tenslotte de inschatting van de krachtsverhoudingen die bestaan tussen de klassen zijn zovele aspecten die in dit debat vervat zitten. Voor ieder van ons is het belangrijk vandaag om goed na te denken over de betekenis van dit keerpunt in de klassenstrijd, niet alleen in Nederland, maar internationaal, en er de lessen uit te trekken voor de toekomst (3). De IKS wil dit broodnodige debat met alle geïnteresseerden verder zetten. Ondermeer stellen wij onze openbare- en discussiebijeenkomsten hiervoor wijd open.

Lac / 06.11.2004

(1) Zie het artikel in dit blad pagina 1 en de bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 103.

(2) Artikel gedateerd 6 oktober 2004, zie: eurodusnie.nl.

(3) Zie vooral: Een keerpunt in de internationale klassenstrijd, in: Internationalisme nr. 302, en: Het einde van de ‘welvaartsstaat’ opent een nieuw vooruitzicht voor de klassenstrijd, in Internationalisme, nr. 308.

Politieke stromingen en verwijzingen: