Door Wereldrevolutie op
In de eerste drie artikels van deze reeks hebben we achtereenvolgens gezien:
- waarom het kommunisme tegelijk een noodzaak is om niet alleen de ontplooiing van de mensheid te verzekeren, maar ook haar voortbestaan zelf;-waarom, voor het eerst in de geschiedenis, het niet gewoon een droom van de mens is, maar dat de materiële voorwaarden voor zijn aantreden aanwezig zijn;
- waarom de mens werkelijk in staat is in een dergelijke maatschappij te leven en haar te doen leven;
- hoe, ondanks alle vervreemdingen die wegen op het bewustzijn van de mensen, er in de maatschappij een klasse bestaat, het proletariaat, die in staat is haar verzetsstrijd tegen de uitbuiting en onderdrukking die de bestaande orde haar laat ondergaan, om te zetten in een strijd voor de instelling van een nieuwe orde die de uitbuiting, de onderdrukking en elke verdeling in klassen zal afschaffen.
In dit artikel zullen we dit onderzoek naar het perspectief van het kommunisme verder zetten en een aantal aspecten van de kommunistische revolutie bekijken: de organisatievorm van de revolutionaire klasse en de oriëntatie van de maatregelen die zij geroepen zal zijn te nemen.
Sindsdien, met het verschijnen van de arbeidersklasse, haar bewustzijn ontstaan is over het feit dat zij de uitvoerder is van de kommunistische revolutie, stelt zich het probleem van haar organisatie met het oog op deze taak. Lange tijd heeft de arbeidersklasse, en de revolutionairen met haar, getwijfeld over deze kwestie. In het begin (van Babeuf tot Blanqui) gaf ze de voorkeur aan kleine sekten van samenzweerders. Daarna leek het of de verschillende arbeidersverenigingen, vakbonds- of beroepscoöperaties, zoals degene die zich verenigden in de Internationale Werklieden Vereniging (de Eerste Internationale, opgericht in 1864) de vorm van zelforganisatie waren van de arbeidersklasse met het oog op haar emancipatie. Daarna wierpen de grote massapartijen, verenigd in de Tweede Internationale (1889-1914), en de vakbonden die eraan verbonden waren, zich op als hefboom voor de omvorming van de maatschappij. Maar de geschiedenis zou uitwijzen dat die organisatievormen overeenstemden met stadia uit de ontwikkeling van de arbeidersklasse, zowel inzake haar vermogen te strijden tegen de uitbuiting als inzake haar bewustzijn vande onmiddellijke en historische doeleinden van die strijd, maar dat geen van die vormen geschikt was voor het vervullen van haar historische taak: de vernietiging van het kapitalisme en de invoering van het kommunisme. Pas toen de bestaansvoorwaarden van het kapitalisme zelf de proletarische revolutie op de dagorde plaatsten, vond de arbeidersklasse de organisatievorm waarmee ze de revolutie kan volbrengen: de arbeidersraden. Hun opduiken in Rusland in 1905 betekende dat een keerpunt bereikt was in de geschiedenis van de kapitalistische maatschappij: het einde van haar vooruitstrevende tijdperk en de intrede in haar vervalperiode, in “het tijdperk van imperialistische oorlogen en proletarische revoluties”, zoals de revolutionairen achteraf zouden begrijpen. Ook als de revolutionairen sinds Blanqui de noodzaak begrepen hadden van de instelling van de dictatuur van het proletariaat als hefboom voor de omvorming van de maatschappij, was het pas dankzij de ervaring van de klasse zelf – en dan nog met vertraging – dat ze begrepen welke concrete vorm die dictatuur zou aannemen. In het voetspoor van de oude opvattingen van Marx en Engels kon Trotski, die toch een beslissende rol gespeeld had in de Sovjet (arbeidersraad) van Petersburg, in 1906, 35 jaar na 1871, nog schrijven:
“Het internationaal socialisme beschouwt de republiek als de enig mogelijke vorm van socialistische emancipatie, op voorwaarde dat het proletariaat hem aan de handen van de bourgeoisie ontrukt en hem omvormt van ‘een machine voor de onderdrukking van de ene klasse door de andere’ in een wapen voor de socialistische emancipatie van de mensheid.”
De arbeidersraden, de vormvan de dictatuur van het proletariaat
Zo bleef een ‘echte democratische republiek’ waarin de proletarische partij de leidende rol zou spelen gedurende lange tijd het idee van de vorm van de dictatuur van het proletariaat. Pas met de revolutie van 1917 in Rusland begrepen de revolutionairen, en Lenin in de eerste plaats, duidelijk dat de “eindelijk gevonden vorm” van de dictatuur van het proletariaat niets anders is dan de macht van de arbeidersraden, die organen die vanaf 1905 spontaan ontstonden in de loop van revolutionaire gevechten en die gekenmerkt worden door hun vorming op basis van algemene arbeidersvergaderingen de verkiezing en de afzetbaarheid op elk moment van hun afgevaardigden, de eenheid tussen besluitvorming en de uitvoering van die beslissing (geen scheiding tussen ‘wetgevende’ en ‘uitvoerende’ macht); hun groepering en centralisatie, niet op basis van beroep of industrie, maar op territoriale basis (het zijn geen drukkers of textielarbeiders die zich verenigen zoals in de vakbonden, maar wel de arbeiders van een bedrijf, een wijk, een stad, een regio enz.).
Die specifieke vorm van organisatie van de arbeidersklasse is direct aangepast aan de taken die het proletariaat wachten in de revolutie.
In de eerste plaats gaat het om de algemene organisatie van de klasse, het groepere van alle arbeiders. Voorheen, in alle organisatievormen die bestaan hebben, ook in de vakbonden, werd slechts een deel van de klasse bijeengebracht. Dat was voldoende opdat het proletariaat druk zou kunnen uitoefenen op het kapitalisme om zijn belangen zo goed mogelijk te verdedigen binnen het systeem. Maar het is pas als ze zich als geheel organiseert dat de klasse in staat is haar historische taak te volbrengen van vernietiging van het kapitalistisch systeem en instelling van het kommunisme. De actie en de macht van slechts een deel van de bourgeoisie (haar politieke partijen) was mogelijk en zelfs noodzakelijk om haar revolutie te volbrengen, omdat die klasse zelf maar een kleine minderheid van de bevolking uitmaakte, omdat ze een uitbuitende klasse is, en omdat anderzijds enkel een minderheid van de bourgeoisie zich boven de belangenconflicten kon verheffen die haar steeds doorkruist hebben tengevolge van de economische rivaliteit die bestaat tussen haar verschillende sectoren. Daarentegen, zowel omwille van het feit dat er geen tegenstellingen of rivaliteit bestaan binnen het proletariaat, als omdat de maatschappij die het geroepen is in te voeren elke uitbuiting en verdeling in klassen afschaft, en omdat de beweging die het proletariaat leidt “die van de immense meerderheid ten voordele van de immense meerderheid” is (Kommunistisch Manifest), kan alleen zijn algemene organisatie die historische taak volbrengen.
In de tweede plaats drukken de verkiezing en de afzetbaarheid op elk moment inzake de verschillende taken, het uitermate dynamisch karakter uit van het revolutionair proces, de voortdurende ingrijpende verandering, zowel van de maatschappij als van de klasse zelf, met name inzake de ontwikkeling van haar bewustzijn. Wie voor deze of gene taak aangeduid waren of omdat hun standpunten overeenstemden met een bepaald niveau van klassenbewustzijn, zijn niet langer op hun plaats wanneer nieuwe taken gesteld worden, of wanneer het bewustzijnsniveau evolueert. Ze drukken ook uit dat de klasse in beweging elke definitieve specialisatie verwerpt, elke verdeling in haar schoot tussen ‘massa en chefs’, waarbij de wezenlijke rol van die laatsten (de meest gevorderde elementen van de klasse) er juist in bestaat alles te doen om de voorwaarden op te heffen die hun bestaan veroorzaakt hebben: de heterogeniteit van het bewustzijnsniveau in de klasse.
Ook toen ze nog organen van de arbeidersklasse waren, konden er in de vakbonden permanente functionarissen zijn. Dat komt omdat deze organen van verdediging van de arbeidersbelangen in de kapitalistische maatschappij bepaalde kenmerken droegen van deze maatschappij. Zoals het specifiek burgerlijke instrumenten gebruikte, zoals het algemeen stemrecht en het parlement, zo nam het proletariaat in zijn eigen schoot bepaalde trekken over van zijn burgerlijke vijand zolang het daarmee samenleefde en het moment van zijn vernietiging nog niet aangebroken was. De statische organisatievorm van de vakbonden drukte de vorm van klassenstrijd uit wanneer de revolutie nog niet mogelijk was. De dynamische organisatievorm van de arbeidersraden stemt overeen met de taak die eindelijk op de dagorde staat : de kommunistische revolutie.
De eenheid tussen het nemen en uitvoeren van beslissingen drukt diezelfde verwerping door de revolutionaire klasse uit van elke geïnstitutionaliseerde specialisatie. Ze drukt het feit uit dat heel de klasse niet alleen de wezenlijke beslissingen neemt die haar aanbelangen, maar dat zij ook als geheel deelneemt aan de actie van omvorming van de maatschappij.
In de derde plaats drukt de organisatie op territoriale basis in plaats van op professionele of industriële basis de verschillende aard uit van de proletarische taken.Wanneer het erom gaat druk uit te oefenen op een baas of op een patroonsorganisatie met het oog op loonsverhoging of betere werkomstandigheden, was het zinvol zich volgens beroep of industrietak te organiseren. Ook een zo antieke organisatie als die per beroep verleende de arbeiders een reële doeltreffendheid tegenover de uitbuiting : ze belette de bazen met name en beroep te doen op andere arbeiders van hetzelfde beroep als een deel daarvan in staking was. De solidariteit tussen drukkers, tussen sigarenmakers of bronsvergelders was een kiem van de echte klassensolidariteit, een etappe in de eenmaking van de arbeidersklasse, en ze kon tegelijk ook de bazen doen wijken. Ook als ze gebukt ging onder de onderscheiden en verdelingen eigen aan de kapitalistische economie, was de vakbondsorganisatie dus een echt strijdmiddel binnen het systeem. Maar wanneer het er niet langer om gaat een of andere sector van het kapitalisme te doen wijken, maar het systeem in zijn geheel aan te pakken, om het te vernietigen en een andere samenleving in te stellen, dan heeft een specifieke organisatie van de drukkers of de rubberarbeiders geen enkele zin meer. Om het geheel van de maatschappij in handen te nemen is het op territoriale basis dat de arbeidersklasse zich organiseert, ook al hebben de basisassemblees plaats op ondernemingsvlak.
Zo een tendens bestaat vandaag al in het verzet tegen de uitbuiting die, verre van een vakbondsvorm aan te nemen, deze vorm verwerpt om zich in soevereine algemene vergaderingen te organiseren, verkozen en afzetbare stakingscomités aan te duiden, de grenzen van beroep of industrietak te doorbreken om zich op territoriaal niveau uit te breiden.
Enerzijds drukt deze tendens het feit uit dat het kapitalisme in de vervalperiode een steeds meer verstaatste vorm aanneemt, waardoor het oude onderscheid tussen politieke strijd (het terrein van de arbeiderspartijen uit het verleden) en economische strijd (waarvoor de vakbonden verantwoordelijkheid droegen) vandaag steeds minder zin heeft. Elke serieuze economische strijd wordt politiek door met de staat in botsing te komen, ofwel met zijn politie, ofwel met zijn vertegenwoordigers in de fabriek: de vakbonden. Anderzijds geeft ze de diepere betekenis aan van de strijd van nu als voorbereiding op de beslissende confrontaties van de revolutionaire periode: ook al drijft een economische prikkel (de crisis, de onhoudbare verergering van de uitbuiting) de arbeiders tot deze confrontaties, toch zijn de taken die zich aan hen stellen uitgesproken politiek: een frontale en gewapende aanval tegen de burgerlijke staat, de instelling van de dictatuur van het proletariaat.
Deze eenheid tussen het politieke en het economische die de organisatie van het proletariaat in de arbeidersraden uitdrukt, brengt ons ertoe nader in detail te beschouwen welke wezenlijke taken het in de revolutie te vervullen heeft.
Het algemene kader van de taken van het proletariaat in de revolutie
Eén van de eerste kwesties die door de kommunisten, met name vanaf Babeuf, begrepen werd, is dat in de proletarische revolutie het politieke aspect het economische voorafgaat en bepaalt. Dat is een schema dat compleet tegengesteld is aan het schema dat gold in de burgerlijke revolutie. Inderdaad, de kapitalistische economie had zich ontwikkeld binnen de feodale maatschappij, in de gaten die daarin bestonden om zo te zeggen. De nieuwe revolutionaire klasse, de bourgeoisie, kon dus een ruime economische macht opbouwen in de maatschappij terwijl de politieke en administratieve structuren nog verbonden bleven aan de feodaliteit (absolute monarchie, economische en politieke voorrechten voor de adel, enzovoort). Pas wanneer de kapitalistische productiewijze begon te overheersen, wanneer zij met andere woorden heel het economisch leven ging bepalen (ook dat van sectoren die nog niet direct kapitalistisch waren, zoals de kleine artisanale of landbouwproductie), wierp de bourgeoisie, gesterkt door haar materiële macht, zich in de aanval op de politieke macht om die aan te passen aan haar specifieke behoeften en het terrein vrij te maken voor een nieuwe economische expansie. Dat was met name et geval tijdens de Engelse revolutie van 1640 en de Franse van 1789. In die zin voltooit de burgerlijke revolutie een hele overgangsperiode waarin zich binnen de feodale maatschappij de economische basis van een nieuwe maatschappij ontwikkelt tot op het punt waarop zij de oude kan vervangen. Heel anders wordt het schema van de proletarische revolutie. Binnen de kapitalistische maatschappij bezit de arbeidersklasse geen enkele eigendom, geen enkele materiële basis die als springplank kan dienen voor haar latere heerschappij over de maatschappij. Alle pogingen die geïnspireerd werden door utopistische of proudhoniaanse opvattingen zijn mislukt: het proletariaat kan geen ‘eilandjes’ van kommunisme oprichten binnen de bestaande maatschappij. Alle arbeidersgemeenschappen en -coöperatieven werden ofwel vernietigd, ofwel gerecupereerd door het kapitalisme. Wat Babeuf, Blanqui en Marx begrepen hadden, en de utopisten, Proudhon en de anarchisten niet, is dat de politieke machtsgreep door het proletariaat het vertrekpunt is van de revolutie, de hefboom waarmee het geleidelijk aan het economische leven van de maatschappij zal omvormen met het doel elke economie af te schaffen. Zoals Marx schreef:
“In overeenstemming met haar beperkte en ambigue aard organiseert een revolutie met een politieke geest een heersende kring in de maatschappij, ten koste van de maatschappij [...]”. Maar toch “kan het socialisme niet gerealiseerd worden zonder revolutie. Het heeft die politieke daad nodig, in de mate waarin het behoefte heeft aan vernietiging en ontbinding. Maar daar waar het zijn organiserende activiteit begint, waar zijn eigen doel, zijn geest, verschijnt, werpt het socialisme zijn politieke omhulsel af.”
In de mate waarin het kapitalisme zijn economische basis al geschapen had vóór de burgerlijke revolutie, was deze laatste wezenlijk politiek. De revolutie van het proletariaat daarentegen begint met een politieke daad als voorwaarde voor de ontwikkeling, niet alleen van zijn economische, maar ook van zijn sociale aspect, een ontwikkeling die de voorwaarden zal scheppen van het kommunisme.
Bijgevolg zijn de Arbeidersraden geenszins organen van ‘zelfbeheer’, dat wil zeggen beheersorganen van de kapitalistische economie (dat wil zeggen van de ellende). Zij zijn het, in de eerste plaats politiek orgaan, maar ook sociaal orgaan, dat de arbeidersklasse zichzelf geeft om de maatschappij zoals deze uit het kapitalisme voortkomt geleidelijk aan te veranderen naar het kommunisme.
Nadat we de organisatiewijze van het proletariaat voor zijn revolutie en het algemene kader van zijn taken gedefinieerd hebben, zullen we in het volgende artikel meer in detail de aard van die taken bekijken.
(naar een artikel uit Révolution Internationale, nr. 64)