Na
de aanslag van 11 september 2001 in New York heeft de Amerikaanse
staat uitgelegd dat het noodzakelijk was om de oorlog te verklaren
aan Irak uitgaande van drie elementen. Het eerste was de dreiging
die uitging van de ‘massavenietingingswapens’; wapens
van dien aard waren er duidelijk niet te vinden. Het tweede
argument was het scheppen van een democratie in Irak naar het
beeld van die van de Verenigde Staten; de burgerlijke democratie
in Irak neigt meer naar een politieke anarchie en een land dat
momenteel onregeerbaar is. Tenslotte, en nog belangrijker, zei men
dat de militaire aanval op Irak absoluut noodzakelijk was om op
wereldvlak in staat te zijn een totale en ongenadige oorlog te
voeren tegen het terrorisme. Dit hield natuurlijk in dat er een
nauwe band bestond tussen de slachter Saddam Hussein en de
organisatie Al Qaïda van Osama Bin Laden.