Door InternationaleRevue op
Sinds 5 jaar wordt de ontwikkeling van de klassestrijd op internationaal niveau bevestigd. De arbeidersklasse reageert op de gelijktijdige en alsmaar zwaardere aanvallen overal ter wereld, met het tonen van haar strijd-baarheid en met het bevestigen van haar klassesolidariteit zowel in de meest ontwikkelde als in de duidelijk armere landen.
De bevestiging van de internationale ontwikkeling van de klassestrijd.
Talrijke landen zijn de laatste maanden van 2007 het decor geweest van arbeidersstrijd.
Egypte. Zo hebben de arbeiders van de Ghazl-Al-Mahallah fabriek, gelegen op een honderdtal kilometer van Cairo, tijdens een vlaag van strijd, de hunne opnieuw opgenomen op 23 september, terwijl ze reeds in het vuur van het strijdgewoel gestaan hadden in december 2006 en de lente van 2007. De regering is haar beloftes immers niet nagekomen. Zij had namelijk verzekerd elke arbeider het equivalent van 150 dagen loon te storten, wat een eind maakte aan de staking. Een actievoerder die gedurende een tijd door de politie werd vastgehouden, heeft het volgende verklaard: "Ze hebben ons 150 dagen premie beloofd, wij willen enkel onze rechten gerespecteerd zien, wij zijn vastbesloten tot het uiterste te gaan". De arbeiders van de bewuste onderneming hebben vervolgens hun lijst met eisen opgesteld: de uitbetaling van een premie van 150 Egyptische pond (wat minder dan €20 betekent terwijl de maandlonen variëren van 200 tot 250 pond); het vertrouwen opzeggen in de vakbond en in de bedrijfsleider; de premies in het basisloon opnemen als percentage dat niet gelinkt is aan de productie; de toelagen voor voedsel optrekken; er eveneens toekennen voor huisvesting; een minimumloon bepalen gekoppeld aan de index van de prijsstijgingen; vervoer voorzien voor de arbeiders die ver van het werk wonen; de medische zorg verbeteren. De arbeiders van andere textielfabrieken die in hetzelfde schuitje zitten en reeds in december 2006 verklaard hadden"Wij zijn in hetzelfde bedje ziek en kiezen voor hetzelfde genezingsproces", hebben opnieuw hun solidariteit betuigd vanaf begin september en zijn op hun beurt weer in staking gegaan. In andere sectoren zoals de meelfabrieken in Cairo, hebben de arbeiders besloten een sit-in te houden en hun solidariteit te betuigen door de eisen van de textielarbeiders te ondersteunen. Elders, zoals in de fabrieken van Tanta Linseed and Oil, hebben de ar-beiders het voorbeeld van Mahalla gevolgd door openlijk een reeks gelijkaardige eisen te stellen. Tegelijkertijd heeft deze strijd een krachtige afwijzing van de officiële vakbonden blootgelegd. Het is nu geen geheim meer dat zij fungeren als trouwe waakhonden voor de regering en de werkgevers: "De afgevaardigde van de officiële vakbond, gecontroleerd door de staat, die het personeel kwam verzoeken met de staking te stoppen, ligt in het ziekenhuis, afgetuigd door woedende actievoerders". "De vakbond dient de belangen van de machthebbers, wij willen onze echte vertegenwoordigers kiezen", verklaren de arbeiders (citaat uit het dagblad Libération van 1/10/07). De regering werd gedwongen de arbeiders 120 dagen premie te betalen en sancties te beloven tegen de directie. De proletariërs hebben echter bewezen dat ze geen vertrouwen meer hadden in simpele beloftes door langzaam maar zeker vertrouwen te krijgen in hun gezamenlijke kracht, hun vastbera-denheid om te strijden tot ze hun oorspronkelijke eisen volledig ingewilligd zien.
Dubaï. Met meer wilskracht dan in de lente van 2006 en in oktober 2007 hebben de meeste immigranten uit India, Pakistan, Bangladesh of China tewerkgesteld in de bouwsector, besloten om te revolteren tegen de onmenselijke uitbuiting. Ze manifesteerden op dat moment openlijk hun illegaliteit op straffe van repressie, loonverlies, ontslag en verbanning voor het leven. Het gaat hier om de mensen die de reuzenwolkenkrabbers en de hyperluxueuze paleizen bouwen die Dubaï kenmerken. Zij worden behandeld als vee, verdienen amper €100 per maand en leven opeengepakt in huurkazernes. Zij hebben gedurende twee dagen 400.000 arbeiders uit de bouwsector kunnen mobiliseren.
Algerije. Om het hoofd te bieden aan een groeiende ontevredenheid, hebben de autonome vakbonden van de openbare sector opgeroepen tot een nationale staking van de ambtenaren, meer bepaald van het onderwijzend personeel, op 12 en 15 januari 2008. Het gaat hier om een protest tegen de daling van de koopkracht en het nieuwe onderwijsstatuut dat hun loonstelsel op losse schroeven zet. Deze staking heeft echter ook heel wat teweeggebracht bij de andere ambtenaren en in de gezondheidssector, waar een echte mobilisatie tot stand is gekomen. De stad Tizi Ouzou werd volledig lamgelegd en aan de staking van het onderwijzend personeel werd vooral gevolg gegeven in Oran, Constantine, Annaba, Bechar, Andrar en Saïda.
Venezuela. Nadat de petroleumarbeiders zich in mei 2007 verzet hadden tegen het ontslag van arbeiders van een staatsbedrijf, hebben zij zich in september opnieuw gemobiliseerd om een loonsverhoging te eisen tijdens de vernieuwing van collectieve arbeidsovereenkomsten in de sector. Tegelijkertijd, eveneens in mei, eiste de protestbeweging van studenten tegen het regime, een verbetering van het lot van de armste arbeiders en andere bevolkingsgroepen. Om dit te bereiken hebben de studenten algemene vergaderingen belegd die voor iedereen toegankelijk waren, en stakingscomités verkozen. Bij elke gelegenheid heeft de regering- Chavez de apostel van de Bolivariaanse revolutie op dezelfde manier gereageerd: door middel van een repressie die uitliep op een aantal dodelijke slachtoffers en honderden gewonden.
Peru. In april heeft een ongebreidelde staking zich vanuit een Chinees bedrijf voor het eerst in 20 jaar, over de steenkoolmijnen van het ganse land verspreid. In Chimbote zijn de werkzaamheden in het bedrijf Sider Perú volledig stilgelegd ondanks sabotage- en isoleringpogingen van de vakbonden. De vrouwen van de mijnwerkers hebben deelgenomen aan de betogingen net als een groot gedeelte van de inwoners van de stad, boeren en werklozen inbegrepen. In de buurt van Lima, hebben de mijnwerkers van Casapalca de mijn-ingenieurs gegijzeld die hen dreigden te ontslaan als ze hun post zouden verlaten. Studenten en een deel van de plaatselijke bevolking hebben hun steun betuigd aan de stakers en hun voedselpakketten bezorgd. In juni is een groot gedeelte van de 325.000 lesgevers tot mobilisatie overgegaan. Ze mochten hierbij rekenen op de steun van een aanzienlijk deel van de bevolking ondanks nog maar eens een verdeling van het werk tussen de vakbonden met de bedoeling de strijd te breken. De regering heeft telkens gereageerd met arrestaties, ontslagdreigingen, en het inzetten van interim-arbeiders om de stakende mijnwerkers te vervangen. Ze is overgegaan tot uitgebreide mediacampagnes om de staking van het onderwijzend personeel in een slecht daglicht te stellen.
Turkije. In het bedrijf Türk Telekom is eind vorig jaar de belangrijkste staking in de Turkse geschiedenis uitgebroken na de mijnstaking van 1991. De arbeiders reageerden tegen het verlies van loon- en werkgarantie ten gevolge van de privatisering en tegen de overheveling van 10.000 werkmakkers naar toeleveringsbedrijven. De massale staking van 26.000 personeelsleden heeft 44 dagen geduurd. In volle oorlogscampagne tegen de Koerden op het Irakese front, zijn verscheidene actieleiders gearresteerd en beschuldigd van sabotage en zelfs van hoogverraad van het nationale belang. Zij werden eveneens bedreigd met ontslag en sancties. Uiteindelijk hebben zij eerherstel gekregen en een loonsverhoging van 10% kunnen onderhandelen.
Griekenland. De algemene staking van 12 december 2007 tegen een hervorming van het "speciale pensioenstelsel" (pensioenleeftijd voor de mannen op 65 en voor de vrouwen op 60 jaar) dat 700.000 werknemers aanbelangt, (32% van de actieve bevolking) heeft bedienden uit de privé-sector en ambtenaren samengebracht: personeel van banken, scholen, rechtbanken, administraties, postkantoren, telefoonmaatschap-pijen, ziekenhuizen en openbaar vervoer (metro, tram, havens, luchthavens). Er waren meer dan 100.000 manifestanten in Athene, Thessaloniki en in de belangrijkste steden van het land.
Finland. In dit land, waar de bourgeoisie zeer ver gegaan is in de ontmanteling van de sociale bescherming, zijn in oktober meer dan 70.000 gezondheidswerkers (voor het grootste gedeelte verpleegsters) voor een maand in staking gegaan. Zij eisten een loonsverhoging (het huidige salaris varieert van €400 tot €600 per maand) van minstens 24% terwijl de lage salarissen, en die van de gezondheidssector in het bijzonder, ervoor zorgen dat een aantal werknemers zijn geluk in Zweden gaat beproeven. 12.800 verpleegsters hebben gedreigd met collectief ontslag als de onderhandelingen tussen de regering, die slechts een loonsverhoging van 12% voorstelt, gespreid over twee en half jaar en de vakbond Tehy op niets uitdraaien. Ganse hospitaaldiensten worden met sluiting bedreigd.
Bulgarije. Na een symbolische staking op de eerst schooldag heeft het onderwijzend personeel eind september voor onbepaalde tijd het werk neergelegd met het oog op een loonsverhoging: 100% voor de leerkrachten van het secundair (zij verdienen gemiddeld €174 per maand) en een verhoging van 5% van het budget voor Nationale Opvoeding. Nadat de regering een loonsherziening beloofd had voor 2008 kwam er tijdelijk een einde aan de staking.
Hongarije. Hier hebben de spoorwegarbeiders na een staking als protest tegen de afschaffing van een aantal zogenaamd niet meer rendabele spoorlijnen, een hervorming van het pensioenstelsel en de sociale zekerheid door de regering, op 17 december 32.000 ontevreden loontrekkers uit verschillende sectoren in hun kielzog gekregen (onderwijzend personeel, gezondheidswerkers, buschauffeurs, bedienden van de luchthaven van Boedapest). De vakbonden zijn er echter in geslaagd de strijd van de spoorwegarbeiders ten tijde van deze mobilisatie in de kiem te smoren; de dag nadat het Parlement de hervorming gestemd had, hebben de syndicaten de stakers opgeroepen opnieuw aan het werk te gaan.
Rusland. Voor het eerst in 10 jaar heeft een stakingsgolf vanaf vorige lente het land overspoeld van Siberië tot de Kaukasus. Om tot de actie over te gaan, hebben de stakers de repressie naast zich neergelegd die stelt dat elke staking van meer dan 24 uur illegaal is. De systematische veroordeling van de actievoerders door de rechtbanken, het politiegeweld en het inzetten van gangsterbendes tegen strijdbare arbeiders, hebben evenmin het gewenste afschrikeffect gehad. Verscheidene sectoren werden getroffen zoals de bouwwerven in Tsjetsjenië, een houtbewerkingsbedrijf in Novgorod, een ziekenhuis in de streek van Tchita, de onderhoudsdienst van de huisvestingsmaatschappijen in Saratov; de fast- foodrestaurants in Irkutsk, de fabriek van General Motors in Togliattigrad en een belangrijk metaalverwerkend bedrijf in Karelië. De beweging heeft echter haar hoogtepunt bereikt tussen 13 en 17 november met de driedaagse staking van de dokwerkers uit Tuapse aan de Zwarte Zee en vervolgens met de actie van drie vennootschappen uit de haven van Sint Petersburg. De postbeambten en de werknemers uit de energiesector, legden het werk neer op 26 oktober. De treinbestuurders hebben op hun beurt voor het eerst sinds 1988 met een staking gedreigd. De werkonderbreking van de arbeiders van de Ford fabriek uit Vsevolojsk heeft in hoge mate bijgedragen tot het doorbreken van de omerta (stilzwijgen?) over deze stakingsgolf, veroorzaakt door de duizelingwekkende inflatie en de prijsstijging van het basisvoedsel met 50 tot 70%. De Federatie van Russische Onafhankelijke Syndicaten die met handen en voeten aan de regering gebonden is en vijandig staat tegenover elke stakingsbeweging, verkeert in de onmogelijkheid de arbeidersstrijd te stroomlijnen. Aan de andere kant trachten de directies van de grote multinationals met de hulp van de bourgeoisie uit het Westen de illusie te wekken dat een "vrij" en "strijdbaar" syndicalisme mogelijk is door de oprichting en de ontwikkeling te stimuleren van nieuwe vakbondsstructuren. Een voorbeeld hiervan is de Inter-Regionale Vakbond van de automo-bielarbeiders, gesticht op aanraden van het Vakbondscomité van Ford dat onafhankelijke syndicaten van verscheidene grote bedrijven verenigt zoals dat van AvtoVAZ-General Motors in Togliattigrad en Renault-Autoframos in Moskou. Het zijn deze nieuwe "onafhankelijke syndicaten" die de arbeiders een bittere nederlaag bezorgd hebben. Zij hebben hen immers opgesloten en geïsoleerd in "hun" fabriek en het solidariteitsbetoon van andere sectoren beperkt tot sympathiebetuigingen en financiële steun. Na een staking van een maand hebben de actievoerders uitgeput en futloos het werk moeten hervatten. Ze hadden niets verkregen en waren genoodzaakt zich te schikken naar de voorwaarden van de directie: het vage vooruitzicht op onderhandelingen na het stopzetten van de staking.
Italië . Op 23 november hebben de basis-syndicaten (Eénheidsconfederatie aan de Basis-CUB, de Cobas, en verschillende intercategoriale ‘strijd'vakbonden ) opgeroepen tot een algemene vierentwintigurenstaking tegen het akkoord dat de centrumlinkse regering en de drie grote vakbonden (CGIL/CISL/UIL) ondertekenden 23 juli laatstleden. Twee miljoen loontrekkenden legden het werk neer als protest tegen de achteruitgang van de werkzekerheid, de drastische verlaging van de ouderdomspensioenen en de inkrimping van de sociale zekerheid. In het hele land werden er die dag 25 betogingen georganiseerd die 400.000 mensen op de been brachten. De opkomst was het grootst in Rome en Milaan. Alle sectoren werden door de acties getroffen, vooral het vervoer (blokkades van spoorwegen en luchthavens), de metallurgie (90% stakers bij Fiat in Pomigliano) en de ziekenhuizen. De staking werd voornamelijk opgevolgd door jongeren in een onzekere arbeidssituatie (ze zijn met meer dan 6 miljoen) en door niet-gesyndikeerden. De woede die gepaard ging met de daling van de koopkracht heeft eveneens een belangrijke rol gespeeld in de draagwijdte van deze mobilisatie.
Groot-Brittannië. Bij de posterijen, meer bepaald in Liverpool en Zuid- Londen, zijn de bedienden voor het eerst in meer dan 10 jaar tot een serie stakingen overgegaan. Zij voerden actie tegen een daling van het reële salaris en de nieuwe dreiging van afvloeiingen, terwijl de vakbond van de arbeiders uit de communicatiesector de werknemers isoleerde bij de stakerspiketten op elke vestiging. Tezelfdertijd heeft die vakbond een akkoord getekend met de directie over een grotere flexibiliteit van lonen en banen.
Duitsland. De "parelende" staking van de spoorwegarbeiders die ijverden voor loonsverhoging, heeft 10 maanden geduurd onder leiding van de bond voor het rijdend personeel GDL. De vakbonden hebben een prominente rol gespeeld in het creëren van verdeeldheid bij de arbeiders door een verdeling van de taken tussen de bonden die voorstander zijn van de legaliteit en andere meer radicale organisaties die bereid zijn haar te overtreden. Er werd een uitgebreide mediacampagne op touw gezet om het "egoïstische" karakter van de staking in de verf te zetten terwijl de beweging op de sympathie kon rekenen van heel wat arbeiders- reizigers die zichzelf steeds meer als het slachtoffer gingen zien van dezelfde onrechtvaardigheden. Gelet op het feit dat het spoorwegpersoneel in 20 jaar tijd met de helft gedaald is, dat de arbeidsvoorwaarden er sterk op achteruit gegaan zijn en de lonen sinds 15 jaar geblokkeerd, heeft men hier te maken met een van de slechts betaalde sectoren (gemiddeld minder dan €1500 per maand). Onder druk van de spoorwegarbeiders werd een nieuwe staking van drie dagen in november door de rechtbank erkend terwijl er in Frankrijk een gelijkaardige actie aan de gang was. De stakers hebben in januari een loonsverhoging van 11% afgedwongen (lang niet de vooropgestelde 31% en inmiddels is er op het oorspronkelijke bedrag alweer beknibbeld) en een wekelijkse arbeidsduurverkorting voor de 20.000 treinbestuurders met de bedoeling een beetje druk van de sociale ketel te halen. De "begunstigde" personeelsleden zouden dan 40 in plaats van 41 uur moeten werken en dit slechts vanaf... februari 2009. Meer recent heeft Nokia, de Finse fabrikant van mobiele telefoontoestellen, tegen eind 2008 de sluiting aangekondigd van haar vestiging in Bochum waar 2300 mensen tewerkgesteld zijn. Rekening houdend met de gevolgen voor de toeleveringsbedrijven zou dit voor de stad een verlies van 4000 banen betekenen. Op 16 januari, de dag na de fatale aankondiging, hebben de getroffen arbeiders geweigerd aan het werk te gaan. Werknemers uit andere bedrijven zoals de nabijgelegen Opel fabriek, Mercedes, het staalbedrijf Hoechst in Dortmund, metaalbewerkers uit Herne en mijnwerkers van de streek zijn toegestroomd aan de poorten van Nokia om hun steun en solidariteit te bevestigen aan de kameraden. Door zijn recente ervaringen met strijdbaarheid en solidariteit te systematiseren, tracht het Duitse proletariaat in het hart van Europa opnieuw een lichtbaken te worden voor de klassestrijd op de internationale scène. In 2004 waren de arbeiders van Daimler-Benz reeds tot een spontane staking overgegaan omdat zij de chantage van de directie weigerden die de concurrentie tussen verscheidene vestigingsplaatsen uitspeelde en omdat ze hun solidariteit wilden tonen aan de directe collega's uit Stuttgart die met ontslagen bedreigd werden. Enkele maanden later hebben andere arbeiders uit de automobielsector, en laat het nu net die van Opel Bochum zijn, op hun beurt een spontane staking ontketend als reactie op een gelijkaardig drukkingmiddel van de directie. Om deze uiting van solidariteit en deze lange mobilisatie in de verschillende sectoren te doorbreken, heeft de Duitse bourgeoisie er onmiddellijk voor gekozen te focussen op het zoveelste geval van delokalisering (de fabriek wordt overgebracht naar Cluj in Roemenië). Ze heeft hiertoe een grote mediacampagne op het getouw gezet (bestaande uit een breed front dat de regering, de lokale en regionale verkozenen, de Kerk en de vakbonden verenigt) waarin ze de Finse onderneming ervan beschuldigt de regering verraden te hebben na eerst haar subsidies voor het behoud van de arbeidsactiviteit in Bochum, in dank te hebben aanvaard. Dit betekent dat de strijd zich niet meer beperkt tot een protest tegen ontslagen en personeels-inkrimping, maar zich uitbreidt naar eisen tot loonsverhoging, verzet tegen de daling van de koopkracht terwijl de ganse arbeidersklasse van dit land is blootgesteld aan niet aflatende aanvallen van de bourgeoisie (verhoging van de pensioenleeftijd tot 67, ontslagregelingen, beknibbelen op alle sociale uitgaven uit de agenda voor 2010, ...). In 2007 heeft Duitsland trouwens het grootste aantal stakingsdagen gekend (70% daarvan te wijten aan de lentestakingen tegen het uitbesteden van 50.000 banen in de telefoniesector) sinds 1993 vlak na de hereniging.
Frankrijk. Het is echter vooral de staking van de trein- en tramarbeiders in dit land in oktober en november die de nieuwe mogelijkheden voor de toekomst heeft blootgelegd. De actie vond plaats anderhalf jaar na de strijd van de lente 2006, voornamelijk geleid door de geschoolde jongeren. Zij hebben de regering ertoe gedwongen hun maatregel (de CPE) in te trekken die het onzekere statuut van de jonge werknemers nog extra in de verf zette. In oktober had een vijfdagen staking van het cabinepersoneel van Air France tegen de verslechtering van de arbeidsvoorwaarden reeds aangetoond dat er sprake was van strijdbaarheid en een toegenomen sociale ontevredenheid. De spoorwegarbeiders die zich in de verste verte niet wensten vast te klampen aan een "speciaal pensioenstelsel", eisten de terugkeer naar 37,5 actieve dienstjaren voor iedereen. Vooral bij de jonge werknemers van de SNCF is er een wil gebleken tot uitbreiding van de strijd en een breuk met de druk van het corporatisme van de spoorwegarbeiders en het "rijdend personeel" dat de stakingen van 1986/87 en 1995 gedomineerd had. Dit standpunt bewijst dat er een sterk gevoel van solidariteit bestaat binnen de arbeidersklasse. Het studentenprotest tegen de Wet op de Hervorming van de Universiteiten (de wet Pécresse) die het oprichten beoogde van elite-universiteiten voor de bourgeoisie en het dirigeren van de meerderheid van de jongeren naar afvalstudierichtingen of onzekere jobs, blijft zich situeren in het verlengde van de anti-CPE-beweging van de lente 2006. Het bewuste eisenpakket bevatte niet alleen de intrekking van de wet Pécresse maar een verwerping van alle aanvallen van de regering. Er zijn trouwens daadwerkelijk banden gesmeed tussen de studenten en de trein- en tramarbeiders en ondanks het feit dat het slechts ging om aarzelende pogingen op enkele plaatsen in het heetst van de strijd, hebben beide groepen elkaar gevonden in vergaderingen en gemeenschappelijke acties. Ze hebben eveneens verscheidene maaltijden met elkaar gedeeld. De verschillende vormen van protest komen overal met elkaar in aanraking en worden geconfronteerd met de sabotage en de verdeeldheid, gecreëerd door de vakbonden. De vakbonden zijn dan ook genoodzaakt zich te manifesteren op de voorgrond van de aanvallen tegen de arbeidersklasse. Bovendien wordt eens te meer duidelijk dat hun ware taak erin bestaat de belangen van de burgerij te behartigen. In de strijd van de trein- en tramarbeiders was het samenheulen van vakbonden en regering een uitgemaakte zaak. Het beleid beoogde op die manier zijn aanvallen door te drukken en de vakbonden hebben bijgedragen tot de verdeeldheid en het isoleren van de strijd1 .
De Verenigde Staten. De vakbond UAW heeft de staking bij General Motors in september en die bij Chrysler in oktober gesaboteerd door het met de voornoemde bedrijven op een akkoordje te gooien: de directie hevelt het beleid van het medisch-sociale luik over aan de vakbonden in ruil voor het "behoud" van de werkgelegenheid en een loonstop gedurende vier jaar. Dit is echter puur bedrog aangezien het behoud van de arbeidsplaatsen betekent dat arbeiders door interim-krachten worden vervangen die men aanneemt aan slechtere voorwaarden en verplicht toe te treden tot de vakbond. De vakbondsactiesacties hebben dus voor het omgekeerde resultaat gezorgd van de voorbeeldige strijd van de arbeiders uit de transportsector in New York die in december 2005 de invoering van een systeem afketsten dat voorzag in andere arbeidsvoorwaarden en lonen voor hun kinderen en de toekomstige generaties. De bourgeoisie wordt er steeds meer toe gebracht schermen op te richten om de slijtage en het diskrediet van de vakbonden te verdoezelen. Dat is ook de reden waarom er in verscheidene landen basisvakbonden ontstaan, radicalere vakbonden die geacht worden "vrijer en onafhankelijker " te zijn. Hun doel is immers de strijd in te dijken, te verhinderen dat de arbeiders zelf hem in handen nemen en vooral het denkproces, de discussie en de bewustwording binnen de arbeidersklasse te blokkeren en in de modder te laten vastlopen. De ontwikkeling van de strijd stuit eveneens op een uitgebreide haatcampagne van de bourgeoisie die erop gericht is hem in een slecht daglicht te stellen. Bovendien brengt hij een scherpe repressie teweeg. In Frankrijk is de campagne niet enkel op stapel gezet om de transportstaking onpopulair te maken door "gebruikers" en stakers tegen elkaar op te zetten, de arbeidersklasse te verdelen, de solidariteit te breken, elke uitbreiding van de strijd te verhinderen en de actievoerders met een schuldgevoel op te zadelen, maar ook door hun steeds vaker een crimineel profiel aan te meten. Zo is er op het einde van de staking, op 21 november, een plan opgezet betreffende de sabotage van spoorlijnen en het inbrandsteken van elektriciteitskabels met de bedoeling de stakers voor te stellen als "terroristen" of "onverantwoorde moordenaars". Dezelfde "criminalisering" heeft men gebruikt tegenover de studenten die de blokkades opwierpen. Zij werden door sommige universiteitsdirecties bestempeld als Rode Khmer-leden of delinquenten. De studenten zijn trouwens het doelwit geworden van een hevige repressie toen de politie met bestormingen de bezette universiteiten wilde ontruimen. Tientallen studenten raakten gewond of werden gearresteerd, waarna zij onmiddellijk voor de rechtbank moesten verschijnen en tot zware gevangenisstraffen werden veroordeeld.
De belangrijkste kenmerken van de huidige strijd
Deze recente strijd bevestigt evenwel volledig de kenmerken die wij naar voor gebracht hebben in de resolutie over de internationale situatie die de IKS goedkeurde in mei 2007 op haar 17de Congres (gepubliceerd in de Internationale Revue no 130, 3de trimester 2007): Bijgevolg "neemt de strijd in toenemende mate een oprecht gevoel van arbeiderssolidariteit in zich op. Deze evolutie betekent een stap voorwaarts op het gebied van het geloof van de arbeidersklasse in haar eigen kracht. Verder vormt ze een uitstekend "tegengif" voor "de-ieder-voor-zich-mentaliteit" eigen aan de ontbinding van de maatschappij die het kapitalisme kenmerkt. Bovendien raakt ze de kern van de mogelijkheden van het wereldwijde proletariaat dat op die manier naast het voeren van de huidige acties opnieuw perspectieven ziet voor het omverwerpen van het kapitalisme". Ondanks de verbeten manier waarop de bourgeoisie getracht heeft de eisen te differentiëren tijdens de strijd in Frankrijk in oktober en november, hing er een drang naar solidariteit in de lucht.
- De strijd geeft eveneens het verlies weer van illusies voor de toekomst die het kapitalisme in petto houdt:"vier decennia van openlijke crisis en aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse, namelijk de toename van de werkloosheid en de onzekerheid, hebben de hoop op "het zal morgen beter gaan", weggeveegd: de oudere generaties proletariërs (des te bezorgder voor de toekomst van hun kinderen) evenals de jongere zijn er zich meer en meer van bewust dat "morgen slechter zal zijn dan vandaag". "Het is vandaag de dag niet de kans op de revolutie die de belangrijkste voedingsbodem is voor het denkproces binnen de arbeidersklasse, maar in het licht van de catastrofale vooruitzichten die het kapitalisme ons biedt, de noodzaak van de revolutie". Het nadenken over de uitzichtloosheid van het kapitalisme wordt steeds duidelijker een bepalende factor in de rijping van het klassebewustzijn.
- " Ook al hadden in 1968 de revolte van de studenten en die van de arbeiders elkaar opgevolgd en bestond er een sympathie tussen beide, waren ze de uiting van twee verschillende realiteiten: (...) [Aan studentenzijde,] gaf 1968 de revolte weer van de kleine intellectuele bourgeoisie tegen het vooruitzicht op een afbrokkeling van haar statuut en een gedeeltelijke afwijzing van haar proletarisering. Voor de arbeidersklasse betekende deze periode echter een economische verzetsstrijd tegen een snelle verslechtering van haar levensomstandigheden; in 2006 was het studentenprotest een beweging van de arbeidersklasse. Vandaag is een grote meerderheid van de studenten op slag geïntegreerd in het proletariaat: de meesten moeten een baantje zoeken om hun studies of huisvesting te kunnen betalen, worden permanent geconfronteerd met onzekerheid, minderwaardige jobs en hebben als enig perspectief werkloosheid, een geblokkeerde toekomst. De universiteit met twee snelheden, die de regering voor hen in petto heeft, heeft hun inbedding in het proletariaat bevorderd. In die zin bevestigt de mobilisatie van de studenten in de herfst van 2007, de betekenis van hun engagement tegen de CPE in 2006. Deze beweging situeerde zich volledig binnen de arbeidersstrijd en heeft zich spontaan zijn methodes eigengemaakt: zelfstandige Algemene Vergaderingen en toegankelijk voor alle arbeiders.
Vandaag wordt het ontwikkelingsproces van de klassestrijd eveneens gekenmerkt door de ontplooiing van discussies binnen de arbeidersklasse via de nood aan collectieve reflectie en het politiseren van zoekende elementen. Dit gebeurt ook door het ontstaan en het reactiveren van proletarische groeperingen, discussiekringen ten gevolge van belangrijke gebeurtenissen (het ontketenen van imperialistische conflicten) of naar aanleiding van stakingen. Er bestaat overal ter wereld een tendens om dichter aan te leunen bij de internationalistische stellingen. Een kenmerkende verduidelijking van dit fenomeen is het voorbeeld van de EKS- kameraden in Turkije. Zij hebben namelijk door hun internationalistische stellingname die duidelijk kadert binnen de klassestrijd, hun rol van militanten opgenomen ter verdediging van de posities van de kommunistische linkerzijde. Zij hebben zich hierbij verzet tegen het escaleren van de oorlog in Irak, die gekenmerkt werd door de rechtstreekse interventie van hun land in het conflict. Er duiken revolutionaire minderheden op zowel in de minder ontwikkelde landen als Peru of de Filippijnen als in de sterk geïndustrialiseerde mogendheden zonder traditie in klassestrijd zoals in Japan of in mindere mate Korea. In deze context neemt ook de IKS haar verantwoordelijkheid op. Getuige hiervan haar recente tussenkomsten in verscheidene landen, waar ze publieke bijeenkomsten gestimuleerd en georganiseerd heeft of er anders zelf aan deelgenomen op de meest diverse plaatsen zoals Peru, Brazilië, Santo Domingo, Japan of Zuid-Korea. De verantwoordelijkheid van de revolutionaire organisaties en van de IKS in het bijzonder, bestaat erin ontvangende partij te zijn voor de reflectie die nu reeds gevoerd wordt binnen de arbeidersklasse. Zij tracht dit niet alleen te bewerkstelligen door actief tussen te komen in de strijd die de arbeidersklasse begint te ontwikkelen, maar ook door de uitbouw van groepen en elementen te stimuleren die dezelfde doelen nastreven". De toenemende weerklank die de kommunistische linkerzijde en de propaganda zullen krijgen binnen deze minderheden, zal een essentiële factor vormen in de politisering van de arbeidersklasse met het oog op het omverwerpen van het kapitalisme.
W / 19.01.2008