Door Internationalisme op
Vijftig jaar nadat de arbeidersopstand als een schokgolf door Hongarije ging in 1956, ‘vieren’ de gieren van de bourgeoisie opnieuw de verjaardag ervan op de hun gebruikelijke manier. De traditionele burgerlijke pers doet weemoedig over het heldhaftige verzet van het ‘Hongaarse volk’ voor ‘nationale onafhankelijkheid’ en tegen de ‘verschrikkingen van het Kommunisme’. Dergelijke herinneringen beschrijven louter de verschijningsvorm van de opstand en verdoezelen en verdraaien dus zijn ware betekenis.
De arbeidersopstand van 1956 in Hongarije, is geen uiting van de wil van het ‘volk’ om het ‘Kommunisme’ naar stalinistisch model te hervormen of om de onafhankelijkheid van de natie te winnen. Hij is het directe resultaat van de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme in Oost-Europa en in de hele wereld.
De stalinistische uitbuiting van de arbeidskracht in Oost-Europa
Nauwelijks was de Tweede Wereldoorlog ten einde of de druk van de inter-imperialistische wedijver tussen Moscou en Washington, dwong het Kremlin om zich in een razende wapenproductie te storten. Zware industrie en militaire productie werden versneld opgetrokken ten koste van de consumptiegoederen en de levensstandaard van de arbeidersklasse.
De USSR als overwinnaar en bezetter van Oost-Europa, eist inderdaad van de vers onderworpen satellietstaten dat ze hun productieapparaat volledig onderwerpen aan de militaire en economische belangen van de Sovjet-Unie.
Een waar bloedzuigerssysteem wordt ingesteld vanaf 1945-1946 met bijvoorbeeld de ontmanteling van sommige fabrieken en hun overplaatsing (met inbegrip van de arbeiders) naar Russische bodem. In Rusland en zijn satellietstaten ondergaan de arbeiders een systeem van over-uitbuiting van hun arbeidskracht dat de hel zoals beschreven door Dante benaderd. Zo wordt in Hongarije, dankzij het stalinistische recept van het stachanovisme, in het plan van 1950 de wapenproductie vervijfvoudigd.
De Russische bourgeoisie moest de lonen laag houden en de zware industrie zo snel mogelijk uitbreiden. In de periode van 1948-53 daalde de levenstandaard over heel Oost-Europa onder het vooroorlogse peil, maar de Sovjet-Unie verrees uit deze periode met een atoombom en zijn Spoetniks.
In deze omstandigheden groeit geleidelijk de woede binnen het proletariaat. De opgevoerde uitbuiting wordt steeds ondraaglijker; de opstand stond op uitbreken. De Tsjecho-Slowaakse arbeiders net als die van Oost-Berlijn waren al in opstand gekomen en maakten het ingrijpen door Russische tanks nodig om de orde te herstellen. De opstandswind tegen het stalinisme die in het oosten waaide zou zijn hoogtepunt vinden in de Hongaarse opstand van oktober 1956.
De opstand in Budapest op 23 Oktober kwam er aanvangkelijk naar aanleiding van een massabetoging, die oorspronkelijk georganiseerd was door studenten, ‘uit solidariteit met het volk van Polen’, dat net tevoren op haar beurt had gepoogd om op te komen tegen de loodzware druk van de stalinistische regimes.
Het onvermurwbare antwoord van de gezagshebbers, die de betogers als ‘fascisten’ en ‘contrarevolutionairen’ bestempelden, de bloedige repressie door de AVO (geheime politie), en vooral het feit dat de ‘studenten’betoging aangegroeid was met duizenden en duizenden arbeiders, vormde het vreedzame protest om tot een gewapende opstand voor democratische hervormingen en de terugkeer aan de macht van de ‘hervormingsgezinde’ leider Nagy.
Het klassenkarakter van de Hongaarse opstand van 1956
We gaan hier niet in op alle details die leidden tot de opstand van 23 Oktober en de uiteindelijke Russische tussenkomst die duizenden doden eiste, in meerderheid jonge arbeiders. Wij willen enkel het algemene karakter van de opstand in beschouwing nemen om hem te redden van de verschrikkelijke verwarringen die er rond geweven worden.
De oppositie tegen de ‘oude garde’ kwam op twee manieren tot uiting. De eerste was van binnen de bourgeoisie zelf, geleid door de liberale bureaucraten en gesteund door de eerder radicale studenten, intellectuelen en kunstenaars. Zij kwamen op voor een meer democratische en voordelige vorm van het staatskapitalisme in Hongarije. Maar de ‘andere oppositie’ was het spontane verzet van de arbeidersklasse tegen de monsterachtige uitbuiting die haar werd opgelegd. In Hongarije ‘versmolten’ deze twee bewegingen in de opstand. Maar het was de beslissende tussenkomst van de arbeidersklasse die een protestbeweging omvormde tot een opstand, en het was vervolgens de besmetting van de arbeidersopstand met al de democratische en nationalistische ideologie van de intellectuelen die de proletarische beweging zouden verzwakken.
Deze ontvankelijkheid van de arbeidersklasse voor het nationalistische vergif was niet meer dan het gevolg van de historische koers tot dan toe, die van de contrarevolutie die begon in de jaren 1920. Het proletariaat beschikte op wereldschaal over haar geringste kracht, ideologisch platgewalst door de nederlaag van zijn eerste revolutionaire golf van 1917-1923, fysiek verpletterd door de wereldoorlog, en ingekaderd door de vakbonden en zijn neven van de politie. Daardoor was het, zonder helder vooruitzicht, onmogelijk om verder te gaan dan het stadium van de revolte en in de richting van de revolutie te gaan, net als dat het in Hongarije moeilijk was zichzelf teweer te stellen tegen de nationalistische propaganda van een burgerlijke fractie en van zijn leger.
De arbeiders deden de protestbeweging uitbarsten omwille van de ondraaglijke levens- en werkvoorwaarden waartoe zij gedwongen werden. Eenmaal de arbeiders hun gewicht in de beweging hadden geworpen verkreeg deze een gewelddadig en onverzettelijk karakter dat niemand had verwacht. Alhoewel verschillende elementen deelnamen aan de gevechten (studenten, soldaten, boeren, enz.) waren het overwegend de jonge arbeiders die in de eerste dagen van de opstand het eerste contingent vernietigden van de Russische tanks die naar Budapest waren gestuurd om de ‘orde’ te herstellen. Het was vooral de arbeidersklasse die de Hongaarse politie en het leger deed uiteenvallen en zichzelf bewapende voor het gevecht met de AVO en het Russische Leger. Toen de tweede golf van Russische tanks aankwamen om de opstand te neer te slaan, waren het de arbeiderswijken die in puin moesten geschoten worden want daar zaten de voornaamste weerstandsnesten. En zelfs na het herstel van de ‘orde’ en de installatie van de regering Kadar, zelfs nadat duizenden arbeiders afgeslacht waren, bleef het proletariaat verzet plegen door middel van talrijke en bittere gevechten.
De krachtigste uitdrukking van het proletarische karakter van de opstand was het opduiken van echte arbeidersraden over heel het land. Verkozen op fabrieksniveau, verbonden deze raden hele industriegebieden en steden, en waren zonder twijfel de organisatorische kern van de hele opstand. Ze namen de taak op zich van de organisatie van de distributie van wapens en voedsel, voerden de algemene staking, leidden de gewapende strijd. In sommige steden waren ze onbetwist heer en meester. Het verschijnen van deze raden zaaide ongerustheid en afgrijnzen onder de kapitalistische klasse, in het oosten als in het westen.
Maar de Hongaarse arbeidersstrijd ten hemel prijzen, zonder zijn uiterste zwakheden en verwarringen te analyseren, zou verraad betekenen aan onze taak als revolutionairen. Die komt er op neer om niet passief de arbeidersstrijd toe te juichen maar zijn beperkingen te bekritiseren en de algemene doelstellingen van de beweging van de klasse uit te stippelen. Ondanks het feit dat de arbeiders tijdens de opstand feitelijk de macht hadden in grote delen van Hongarije, was de rebellie van 1956 geen bewuste poging van het proletariaat om voor zichzelf de politieke macht te grijpen en een nieuwe maatschappij op te bouwen. Het was een spontane revolte die er niet in slaagde tot een revolutie uit te groeien, omdat de arbeidersklasse een duidelijk politiek inzicht miste van de historische doelstellingen van haar strijd, omdat zij nog ten volle gebukt ging onder het ideologisch gewicht van de contrarevolutie.
In onmiddellijke zin was de belangrijkste hindernis voor de Hongaarse arbeiders, de enorme dam van nationalistische en democratische ideologie, die van alle kanten rondom hen werd opgetrokken. De studenten en intellectuelen waren de meest actieve verspreiders van deze ideologie, maar de arbeiders gingen zelf ook gebukt onder al deze illusies. Dus, in plaats van de zelfstandige belangen van het proletariaat te stellen tegen die van de kapitalistische staat en van alle andere klassen, neigden de raden er toe om de arbeidersstrijd gelijk te stellen met de strijd van het ‘volk’ om de staatsmachine om te vormen en ‘nationale onafhankelijkheid’ te verwerven. Nationale onafhankelijkheid is een reactionaire utopie in het tijdperk van het verval van het kapitalisme en het imperialisme. In plaats van op te roepen – zoals de sovjets in Rusland in 1917 hadden gedaan – tot het vernietigen van de burgerlijke staat en de internationale uitbreiding van de revolutie, beperkten de raden zich tot het eisen van de terugtrekking van de Russische troepen, een ‘onafhankelijk socialistische Hongarije’ onder leiding van Imre Nagy, vrijheid van meningsuuiting, zelfbeheer van de fabrieken, enzovoort. De strijdmethoden die gebruikt werden door de raden waren impliciet revolutionair, en drukten intrinsiek de revolutionaire aard uit van het proletariaat. Maar de doelstellingen die zij aannamen bleven steken binnen het politieke en economische kader van het kapitalisme. De tegenspraak waarin de raden gevangen zaten kan opgesomd worden in de volgende eis die naar voren gebracht werd door de arbeidersraad van Miskolc:
“De regering moet de vorming voorstellen van een Nationale Revolutionaire Raad, gebaseerd op de arbeidersraden van de verschillende departementen en van Budapest, en samengesteld door democratisch door hen verkozen afgevaardigden. Tezelfdertijd moet het oude parlement worden ontbonden.” (geciteerd in Bureaucratie en Revolutie in Oost-Europa door Chris Harman, p. 161).
Maar in plaats van deze stap te nemen, stelden de raden hun eis tot ontbinding van het parlement en het opzetten van een centrale arbeidersraad door de regering van Imre Nagy, dit wil zeggen van diezelfde macht die zij hadden moet opruimen! Zo'n illusies konden enkel leiden tot het neerslaan van de raden, of van hun integratie in de burgerlijk staat. Het komt de meerderheid van de arbeidersraden toe dat zij verkozen om vechtend ten onder te gaan of zichzelf ontbonden toen zij inzagen dat er geen perspectief zat in verdere strijd en dat zij gedoemd waren om marionetten te worden van de regering Kadar.
Het feit dat de Hongaarse arbeiders niet in staat waren om een revolutionair inzicht te verwerven van hun toestand, kwam ook tot uiting in het feit dat, voor zover wij weten, er geen enkele revolutionaire politieke organisatie tot stand kwam bij deze immense uitbarstingen. Zoals Bilan, de publicatie van de Italiaanse Linkerzijde, schreef over Spanje in de jaren 1930, was het falen van het Spaanse proletariaat om een partij van de klasse in het leven te roepen, ondanks de radicale aard van zijn strijd, fundamenteel de uitdrukking van de diepe inzinking waarin de internationale proletarische beweging weggezonken was. Tegen 1956 was deze toestand in zekere zin nog erger: de laatste kommunistische Linkerzijdes waren verdwenen, en niet alleen in Hongarije, maar over heel de wereld, zag het proletariaat zichzelf verstoken van bijna elke eigen politieke uitdrukking. De zwakke revolutionaire stemmen die er nog waren, werden gemakkelijk vermalen door het gebrul van die krachten van de contrarevolutie wier taak het is om te spreken 'in naam' van de arbeidersklasse. De stalinisten aller landen toonden hun brutale reactionaire aard door de arbeidersopstand af te doen als een samenzwering in dienst van de clan rond ex-dictator Horthy (1) of van de CIA. Uit afkeer stapten vele individuen in die tijd uit de kommunistische partij, maar die partijen zelf stonden vierkant achter de woeste repressie van de Hongaarse arbeiders. Bovendien bekritiseerden sommigen onder hen, geleid door de grote roerganger voorzitter Mao in Beijing, Kroetsjov omdat hij de Hongaarse arbeiders niet krachtdadig genoeg had neergeslagen! Van hun kant kan het zo lijken dat de trotskisten die hun ‘steun’ uitbazuinden voor de opstand, aan de kant van de arbeiders hebben gestaan. Maar door de opstand te definiëren als een ‘politieke revolutie’ voor ‘arbeidersdemocratie’ en voor ‘nationale onafhankelijkheid’, dragen ze bij tot het versterken van de bedrieglijke misleiding dat de staat in Hongarije al een arbeiderskarakter had en dat hij alleen moest gezuiverd worden van zijn bureaucratische misvormingen om weer volledig in arbeidershanden te komen.
Niet alleen hebben de trotskistische organisaties een ideologisch gif gespuid bedoeld om te proberen de arbeidersstrijd binnen het kader van de burgerlijke staat te houden, maar ook ondersteunden ze openlijk de meest ‘liberale’ vleugel van de bureaucraten van de stalinistische regimes. De stellingname in 1956 door de druïde van de Vierde Internationale, Ernest Mandel, met betrekking tot de overwinning van de Gomulka-clique in Polen laat hierover geen twijfel bestaan: “De socialistische democratie zal nog veel veldslagen moeten winnen in Polen, (maar) de voornaamste, die het mogelijk maakte dat miljoenen arbeiders zichzelf weer identificeren met de arbeidersstaat, is al gewonnen.” (geciteerd in Harman, p. 108).
Sinds 1956 zijn er meer ‘radicale’ analyses gemaakt van de Hongaarse gebeurtenissen, maar weinige breken daadwerkelijk met het analysekader van de trotskisten. De libertairen van Solidarity bijvoorbeeld zien in hun brochure over Hongarije 1956 de eis voor arbeiderszelfbeheer (zoals het werd uitgewerkt door de Hongaarse vakbonden!) als een werkelijke revolutionaire kern van de opstand. Maar deze eis, net zoals die voor nationale onafhankelijkheid en voor democratie, was alweer een afleiding van de allereerste taak van de arbeiders: de vernietiging van de kapitalistische staat, het grijpen van de macht door de raden, niet louter de economische maar ook de politieke.
Naar de jaren 1950 wordt door vele fracties van de bourgeoisie met heimwee teruggeblikt, want het was de periode toen de kapitalistische ideologie een absolute controle leek te hebben verworven over de arbeidersklasse. De arbeiders van Oost-Europa waren dus geïsoleerd en onderworpen aan al de illusies die gevoed werden door een schijnbaar ‘bijzondere’ toestand. Met het kapitalisme in het Westen dat schijnbaar zo voorspoedig en vrij leek, was het voor de arbeiders van het Oostblok niet zo moeilijk om de ‘Sovjet-Unie’ of het ‘stalinisme’ als hun vijand te zien en niet het wereldkapitalisme zelf. Dit verklaart de vreselijke illusies die de opstandelingen dikwijls hadden over de ‘democratische’ regimes van het Westen. Velen hoopten dat het Westen ‘hen ter hulp zou snellen’ tegen de Russen. Maar het Westen had de Sovjet-Unie in Yalta al het ‘recht’ verleend om de arbeiders van de Oostbloklanden uit te buiten en te onderdrukken, en had er geen belang bij om enige hulp te verstrekken aan iets dat zo oncontroleerbaar was als een massale arbeidersopstand.
De proletarische wereldrevolutie staat historisch nog steeds op de agenda
De kapitalistische wereld is niet langer wat hij was in 1950. Sinds het einde van de jaren 1960 is het hele systeem dieper en dieper aan het wegzinken in een onoplosbare economische crisis, de uitdrukking van de historische neergang van het kapitalisme sedert bijna honderd jaar. In antwoord op deze crisis heeft een nieuwe generatie arbeiders een nieuwe tijdperk ingezet van klassenstrijd op internationaal vlak. Als men de stakingen van de jaren 1970-1980 in Polen vergelijkt met de opstand in Hongarije, kan men zien dat vele illusies van de jaren 1950 hun greep zijn beginnen verliezen. De arbeiders van Polen streden niet als ‘Polen’ maar als arbeiders; en hun onmiddellijke vijanden waren niet ‘de Russen’ maar hun eigen bourgeoisie; hun onmiddellijke doel was niet de verdediging van ‘hun’ land maar de verdediging van hun eigen levensstandaard. Het is dit opnieuw opduiken van het internationale proletariaat op zijn eigen klassenterrein, dat eens te meer de kommunistische wereldrevolutie op de historische agenda heeft geplaatst. Maar alhoewel de Hongaarse opstand behoort tot een periode die door de arbeidersklasse achterhaald is, toch heeft ze de huidige arbeidersklasse nog veel te leren in haar strijd om bewust te worden van haar revolutionaire opdracht. Doorheen zijn vergissingen en verwarringen heeft de opstand veel cruciale lessen onderstreept over wie de vijanden van de arbeidersklasse zijn: nationalisme, zelfbeheer, stalinisme in al zijn vormen, de ‘westerse democratie’, enzovoort, enzovoort. Maar tegelijkertijd vormde de opstand de heldhaftige aankondiging van de toekomst die het proletariaat overal wacht, in de mate dat het de bourgeoisie van Oost en West de stuipen op het lijf joeg met het spook van de bewapende arbeidersraden.
Naar World Revolution, krant in Groot-Brittannië van de IKS
(1) Horthy: admiraal die de Revolutie van 1919 neersloeg in Hongarije, anti-semiet, collaboreerde met het nazi-regime.