Door IKSonline op
1. Sinds een eeuw is de kapitalistische productiewijze zijn periode van historische achteruitgang, zijn periode van verval ingegaan. De uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1914, heeft de overgang gekenmerkt van ‘La Belle Epoque’, het hoogtepunt van de burgerlijke maatschappij, en ‘het tijdperk van de oorlogen en de revoluties’, zoals de Kommunistische Internationale het tijdens haar eerste congres, in 1919 heeft gekwalificeerd. Sindsdien heeft het kapitalisme zich slechts in een barbarendom gestort, met ‘op zijn geweten’ in het bijzonder de Tweede Wereldoorlog, die meer dan 50 miljoen doden heeft gekost. De periode van ‘welvaart’, die op deze afschuwelijke slachtpartij volgde, heeft de illusie kunnen verspreiden dat dit systeem uiteindelijk in staat was geweest zijn tegenspraken te overwinnen. Maar de open crisis van de wereldeconomie, aan het einde van de jaren 1960, heeft het vonnis bevestigd dat de revolutionairen al een halve eeuw eerder onder woorden hadden gebracht: de kapitalistische productiewijze ontsnapt niet aan het lot van de productiewijzen die haar zijn voorafgegaan. Nadat ze een progressieve etappe vormde in de menselijke geschiedenis, was het kapitalisme eveneens een belemmering geworden voor de ontwikkeling van de productiekrachten en de vooruitgang van de mensheid. Het uur van haar omverwerping en vervanging door een andere maatschappij was gekomen.
2. Gelijk met de ‘ondertekening’ door het kapitalistische systeem van haar historische impasse, plaatste deze open crisis, net als die van de jaren 1930, de maatschappij nogmaals voor het alternatief: de veralgemeende imperialistische oorlog of de ontwikkeling van beslissende gevechten van het proletariaat, met als vooruitzicht de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme. Geconfronteerd met de crisis van de jaren 1930 was het wereldproletariaat, dat na de nederlaag van de revolutionaire golf van de jaren 1917-‘23 door de bourgeoisie ideologisch was verpletterd, niet in staat geweest zijn eigen antwoord te geven, waardoor de heersende klasse de zijne kon opleggen: een nieuwe wereldoorlog. Vanaf de eerste oprispingen van de open crisis echter, aan het einde van de jaren 1960, is het proletariaat gevechten van grote omvang aangegaan: Mei 1968 in Frankrijk, de Italiaans ‘hete herfst’ van 1969, de massale stakingen van de Poolse arbeiders aan de Oostzee in 1970 en vele andere, minder spectaculaire, maar net zo belangrijke tekenen van een verandering in de maatschappij: de contrarevolutie was geëindigd. In deze nieuwe situatie had de bourgeoisie de handen niet vrij om de weg van een nieuwe wereldoorlog in te slaan. Hierop volgde meer dan vier decennia van stagnatie van de wereldeconomie, die gepaard ging met steeds heftigere aanvallen op het niveau en de levensomstandigheden van de uitgebuiten. In de loop van deze decennia heeft de arbeidende klasse talloze vormen van verzet gevoerd. Nochtans, zelfs als zij geen beslissende nederlaag heeft ondergaan die de historische koers had kunnen keren, is zij niet in staat geweest om haar strijd en haar bewustzijn te ontwikkelen om aan de maatschappij een ruwe schets te laten zien van een revolutionair vooruitzicht. "In een dergelijke situatie waarin beide fundamentele en tegenstrijdige klassen van de maatschappij, die elkaar confronteren, er niet in slagen om hun eigen beslissend antwoord op te leggen, kan de geschiedenis nochtans niet kunnen stoppen. Nog minder dan voor de andere productiewijzen die aan het kapitalisme zijn voorafgegaan, kan er voor het kapitalisme” een bevriezing“, een ”stagnatie“ van het sociale leven bestaan. Terwijl de tegenspraken van het kapitalisme in crisistijd slechts verergeren, kan het onvermogen van de bourgeoisie om het minste vooruitzicht te bieden aan het geheel van de maatschappij en het onvermogen van het proletariaat om onmiddellijk het zijne openlijk te verzekeren slechts op een verschijnsel van veralgemeende ontbinding, van verrotting van de maatschappij uitlopen”. (“Ontbinding, laatste fase van het kapitalistische verval“, Internationale Revue nr. 13). Sinds een kwarteeuw is dus een nieuwe fase van het verval van het kapitalisme dat is begonnen. De fase waarin het verschijnsel van de sociale ontbinding een beslissende component van het leven van de hele maatschappij is geworden.
3. Het terrein waarop de ontbinding van de kapitalistische maatschappij zich op meest spectaculaire wijze voordoet is dat van de oorlogsconfrontaties en meer in het algemeen dat van de internationale betrekkingen. De opeenvolging van moorddadige aanslagen die grote Europese steden, met name Parijs, in het midden van het decennium hadden getroffen, heeft de IKS er in de tweede helft van de jaren 1980 toe aangezet om zijn analyse over de ontbinding uit te werken. Aanslagen die niet gepleegd werden door eenvoudige, geïsoleerde groepen maar door bestaande staten. Het was het begin van een vorm van imperialistische confrontaties, vervolgens gekwalificeerd als ‘asymmetrische oorlogen’, die een diepgaande verandering tot uitdrukking brachten in de betrekkingen tussen staten en, meer in het algemeen, in het geheel van de maatschappij. De eerste grote historische manifestatie van deze nieuwe en laatste etappe in het verval van het kapitalisme werd gevormd door de ineenstorting van de stalinistische regimes van Europa en het Oostblok in 1989. Onmiddellijk zette de IKS uiteen wat de betekenis deze gebeurtenis, vanuit het oogpunt van de imperialistische conflicten, tot uitdrukking bracht: “De verdwijning van de Russische imperialistische politieagent, en die, wat eruit zal voortvloeien, van de Amerikaanse politieagent ten aanzien van zijn voornaamste ‘bondgenoten’ van gisteren, openen de deur voor de uitbarsting van een hele reeks van plaatselijke rivaliteiten. Deze rivaliteiten en confrontaties kunnen momenteel niet, in een wereldconflict ontaarden (...).Ten gevolge van de verdwijning van de discipline, die door de aanwezigheid van de blokken wordt opgelegd, dreigen deze conflicten echter heftiger en talrijker te worden en in het bijzonder, natuurlijk, in de zones waar het proletariaat het zwakste is“ (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave nr. 62 “Na de instorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos”) Sindsdien heeft de internationale situatie deze analyse slechts bevestigd:
- de eerste Golfoorlog in 1991;
- de oorlog in ex-Joegoslavië tussen 1991 en 2001;
- de twee oorlogen in Tsjetsjenië (in 1994-1995 en in 1999-2000);
- de oorlog in Afghanistan vanaf 2001 die, 12 jaar daarna, nog voortgezet wordt;
- de oorlog in Irak van 2003, waarvan de gevolgen op dramatische wijze op dit land, maar ook op initiatiefnemer van deze oorlog, de Amerikaanse macht blijven wegen;
- de talrijke oorlogen die niet hebben opgehouden het Afrikaanse werelddeel te verwoesten (Rwanda, Somalië, Kongo, Soedan, Ivoorkust, Mali, enz.);
- de talrijke militaire verrichtingen van Israël tegen Libanon of de Gazastrook die een antwoord vormden op het afschieten van raketten door Hezbollah of Hamas
4. In feite maken deze verschillende conflicten op dramatische wijze duidelijk in hoeverre de oorlog een volkomen irrationeel karakter heeft aangenomen in het verval van het kapitalisme. De oorlogen van 19e eeuw, hoe moorddadig zij ook geweest zijn, hadden vanuit het oogpunt van de ontwikkeling van het kapitalisme een rationaliteit. Door de koloniale oorlogen maakten de Europese staten het mogelijk om een imperium te vormen, waaruit ze grondstoffen konden putten of waarheen ze hun goederen konden laten wegstromen. De Burgeroorlog van 1861-‘65 in Amerika, dat door het Noorden werd gewonnen, heeft de deuren geopend voor een volledige industriële ontwikkeling van wat de eerste wereldmacht ging worden. De Frans-Pruisische oorlog van 1870 is bepalend geweest voor de Duitse eenheid en dus voor de totstandkoming van het politieke kader van de toekomstige eerste economische macht van Europa. De Eerste Wereldoorlog daarentegen heeft de Europese landen, zowel ‘de overwinnaars’ als ‘de overwonnenen’, bloedeloos achtergelaten en met name de meer ‘oorlogszuchtigen’ (Oostenrijk, Rusland en Duitsland). De Tweede Wereldoorlog heeft de achteruitgang van het Europese werelddeel bevestigd en vergroot, met de speciale vermelding dat Duitsland, naar het voorbeeld van de eveneens andere ‘agressieve’ macht, Japan, in 1945 één grote puinhoop geworden was. De Verenigde Staten was het enige land dat in feite van deze oorlog heeft geprofiteerd, omdat ze er later was ingegaan en, als gevolg van hun geografische positie, heeft kunnen vermijden dat zij zich niet op haar grondgebied afspeelde. Trouwens de belangrijkste oorlog die dit land na de Tweede Wereldoorlog heeft gevoerd, die van Vietnam, heeft heel goed het irrationale karakter ervan aangetoond, aangezien zij, ondanks de aanzienlijke kosten vanuit economisch, maar vooral menselijk en politiek oogpunt, niets aan de Amerikaanse macht heeft toegevoegd.
5. Maar het irrationale karakter van de oorlog is in de fase van de ontbinding op een nog hoger niveau gebracht. Dat wordt bijvoorbeeld heel goed geïllustreerd door de militaire avonturen van de Verenigde Staten in Irak en in Afghanistan. Deze oorlogen hebben aanzienlijke kosten met zich meegebracht, in het bijzonder vanuit economisch oogpunt. Maar de voordelen ervan zijn uiterst beperkt, zo niet negatief. In deze oorlogen heeft de Amerikaanse macht zijn enorme militaire superioriteit kunnen uitstallen, maar dat heeft hem niet in staat gesteld om de doelstellingen te verwezenlijken die hij beoogde: Irak en Afghanistan stabiliseren en zijn vroegere bondgenoten van het westerse blok verplichten om de rijen rondom hem te sluiten. Vandaag laat de geprogrammeerde terugtrekking van de Amerikaanse troepen en de NAVO uit Irak en Afghanistan een instabiliteit zonder weerga achter in deze landen, met het risico dat zij onderdeel gaan uitmaken van de verergering van de instabiliteit van de hele regio. Tegelijkertijd hebben de andere deelnemers aan deze militaire avonturen het schip in verspreide orde verlaten. Voor de Amerikaanse imperialistische macht is de situatie steeds meer verslechterd: terwijl zij er in de jaren 1990 nog in slaagde om haar rol van ‘politieagent van de wereld’ te behouden, is zijn belangrijkste zorg momenteel zijn onmacht te verbergen tegenover de toename van de wereldchaos, zoals de situatie in Syrië die bijvoorbeeld manifesteert.
6. In de loop van de laatste jaren heeft het chaotische en oncontroleerbare karakter van de imperialistische spanningen en conflicten zich met de situatie in Verre Oosten en, natuurlijk met de situatie in Syrië, zich nogmaals geïllustreerd. In beide gevallen worden wij geconfronteerd met conflicten, die de dreiging in zich dragen de regio in vuur en vlam te zetten en een veel aanzienlijkere destabilisatie te veroorzaken.
In het Verre Oosten zijn we getuige van een toename van de spanningen tussen regionale staten. Zo heeft men in de loop van de laatste maanden spanningen zien ontwikkelen waar talrijke landen bij betrokken zijn: Filippijnen in Japan. China en Japan ruziën bijvoorbeeld over de eilanden Senkaku/Diyao, Japan en Zuid-Korea over het eiland Take-shima-Dokdo, terwijl andere spanningen aan de oppervlakte treden waar ook Taiwan, Vietnam of Birma bij betrokken zijn. Maar het meest spectaculaire conflict is natuurlijk dat van Noord-Korea enerzijds en Zuid-Korea, Japan en de Verenigde Staten anderzijds. Bij de keel gegrepen door een dramatische economische crisis, heeft Noord-Korea de militaire inzet opgevoerd. Dit heeft natuurlijk tot doel chantage uit te oefenen, vooral op de Verenigde Staten, om van deze macht een zeker aantal economische voordelen te verkrijgen. Maar dit avonturistische beleid bevat twee heel ernstige factoren.
Enerzijds het feit dat zij, zelfs als het op indirecte wijze is, de Chinese reus erin betrekt, die een van de enige bondgenoten van Noord-Korea blijft, terwijl deze macht er steeds meer naar streeft om, overal waar ze kan, zijn imperialistische belangen te doen gelden. Natuurlijk in het Verre Oosten, maar ook in het Midden-Oosten dankzij haar bondgenootschap met Iran (dat bovendien zijn voornaamste leverancier is van koolwaterstoffen), en eveneens in Afrika waar een toenemende economische aanwezigheid tot doel heeft een toekomstige militaire aanwezigheid voor te bereiden, wanneer zij de middelen ervoor heeft.
Anderzijds behelst dit avonturistische beleid van Noord-Korea, een staat waarvan de wrede politieheerschappij van een fundamentele kwetsbaarheid getuigt, het risico van een ‘ongeluk’, van het begin van een ongecontroleerd proces, dat een nieuwe haard van rechtstreekse militaire conflicten veroorzaakt met moeilijk in te schatten gevolgen. Toch kan men al indenken dat zij een andere tragische episode zullen vormen, die, gevoegd bij alle uitingen van oorlogsbarbarij, de planeet vandaag de dag overstelpen.
7. De burgeroorlog in Syrië volgt op ‘de Arabische lente’ die, door de regering van Assad te verzwakken, de doos van Pandora heeft geopend van een groot aantal aan tegenstellingen en conflicten, die door de ijzeren hand van deze regering gedurende decennia onder de duim was gehouden. De westerse landen zijn akkoord gegaan met het vertrek van Assad, maar beschikken ter plaatse niet over een oplossing ter vervanging van hem, terwijl de oppositie tegen zijn regime volkomen is verdeeld en de belangrijkste sector hiervan wordt gevormd door islamieten. Tegelijkertijd geeft Rusland de regering van Assad onophoudelijk militaire steun, omdat hij hem, met de haven van Tartus, de aanwezigheid van zijn oorlogsvloot in de Middellandse Zee garandeert. En het is niet de enige staat, aangezien zowel Iran als China niet achterblijven: Syrië is een nieuwe bloedige inzet van de talloze rivaliteiten tussen imperialistische machten van de eerste of tweede orde geworden. En de volkeren van het Midden-Oosten moeten al decennia achtereen de kosten ervan betalen. Het feit dat de manifestaties van ‘de Arabische Lente’ in Syrië niet is uitgelopen op de geringste verovering van de macht door de uitgebuite en onderdrukte massa’s, maar op een oorlog die meer dan 100.000 doden heeft veroorzaakt, vormt een sinistere illustratie van de zwakte van de arbeidende klasse in dit land, de enige kracht die een einde kan maken aan de barbarij van de oorlog. En het is een situatie die eveneens geldt, zelfs wanneer het minder tragische vormen aanneemt, voor de andere Arabische landen, zoals in Egypte of in Tunesië, waar het afzetten van de vroegere dictators heeft geleid tot een overname van de macht door de islamieten, de meest achterlijke fracties van de bourgeoisie, of tot een nog nooit vertoonde chaos zoals in Libië.
Op die manier biedt Syrië ons op dit moment een nieuw voorbeeld van het barbarendom van het kapitalisme in ontbinding, zoals dat zich over de planeet ontketent, een barbarendom dat de vorm aanneemt van bloedige militaire botsingen. Een barbarendom dat eveneens de gebieden treft waar de oorlog kan worden voorkomen, maar waar de maatschappij zich toch in een steeds grotere chaos stort zoals in Latijns-Amerika, waar de drugskartels, met medeplichtigheid van de sectoren van de staat, een terreur uitoefenen.
8. Maar is het in het bijzonder op het vlak van de vernietiging van de leefomgeving neemt de ineenstorting van de kapitalistische maatschappij op de korte termijn een compleet apocalyptische vorm aan. De ontwikkeling van het kapitalisme werd vanaf het begin af aan gekenmerkt door een extreme roofzucht in de zoektocht naar winst en accumulatie. In the naam van de ‘verovering van de natuur’, bereikten de plunderingen in de laatste 30 jaar een niveau van vernietiging dat nog nooit gezien is, noch in voorgaande maatschappijvormen noch in de tijd van zijn ontstaan ‘in bloed en ellende’. Geconfronteerd met het destructieve wezen van kapitalisme is de zorg van het revolutionaire proletariaat zo oud als the dreiging zelf. Marx en Engels waarschuwden reeds tegen de negatieve impact – zowel op de natuur als op de mensen – van de agglomeratie en de opsluiting van mensen in de eerste industriële concentraties in Groot-Brittannië in het midden van de 19e eeuw. In dezelfde geest hebben revolutionairen in verschillende periodes de gemene aard begrepen en verworpen van de kapitalistische ontwikkeling, die het gevaar liet zien die ze vertegenwoordigt; niet alleen voor de arbeidersklasse, maar voor de hele mensheid en nu voor de overleving van de planeet zelf.
De huidige tendens naar een definitieve en onomkeerbare verslechtering van de natuurlijke omgeving is rondom alarmerend, zoals aangetoond wordt door de voortdurende verschrikkelijke scenario’s over the wereldwijde opwarming, de vervuiling van de planeet, de ontbossing, de erosie van de grond, de vernietiging van de soort, de vervuiling van het waterbronnen, zeeën en de lucht en (met de ontbinding) kernrampen. De laatste is een voorbeeld van het latente gevaar van de vernietiging die het gevolg is van het potentieel dat het kapitalisme ingezet heeft in dienst van haar dolle logica, en die het maakt tot een ‘Zwaard van Damocles’, dat hangt boven het hoofd van de mensheid. De bourgeoisie probeert de vernietiging van het milieu toe te schrijven aan de misdadigheid van de individuen die een gebrek aan ecologische besef zouden hebben, en zo een atmosfeer van schuld en angst te scheppen. De werkelijkheid, die zich openbaart in haar vergeefse en hypocriete pogingen om het probleem op te lossen, is echter dat het geen probleem is van individuen of zelfs van individuele bedrijven of landen, maar van de vernietigende logica, dat een integraal onderdeel uitmaakt van het systeem. Het is een systeem dat, in naam van de accumulatie, als beginsel en doel heeft winst, en dat geen scrupules heeft met betrekking tot het, voor eens en altijd, ondermijnen van de materiële voorwaarden voor de metabolische uitwisseling tussen leven en aarde, zolang het er een onmiddellijk voordeel uit kan halen.
Dit is het onvermijdelijke gevolg van de tegenstelling tussen de menselijke en natuurlijke productiekrachten, die het kapitalisme heeft ontwikkeld en die wordt opgedreven tot op het punt van uitbarsten, en de tegengestelde verhoudingen, gebaseerd op de verdeling tussen de klassen en op kapitalistische concurrentie
Dit dramatische scenario moet ook het proletariaat stimuleren in haar revolutionaire inspanningen, omdat alleen de vernietiging van het kapitalisme het leven weer op kan fleuren.
9. Fundamenteel vindt dit onvermogen van de heersende klasse, geconfronteerd met het fenomeen van de vernietiging van het milieu en de bewustwording welk een bedreiging dat inhoudt voor de hele mensheid, zijn oorzaak in haar onvermogen om de economische tegenstellingen te overwinnen, die de kapitalistische productiewijze teisteren. Het is de onomkeerbaarbare verergering van de economische crisis die de fundamentele oorzaak vormt van het barbarendom, dat zich steeds meer verbreidt in de maatschappij. Voor de kapitalistische productiewijze is er geen uitweg. Haar eigen wetten hebben haar in een impasse geleid en ze kan er niet uitkomen zonder haar eigen wetten op te heffen, dat wil zeggen: zonder zichzelf op te heffen. Concreet: vanaf haar begin is de verovering van nieuwe markten buiten de eigen sfeer de motor van de kapitalistische ontwikkeling. De handelscrises, die het vanaf het begin van de 19e eeuw teisterde en drukte zich in het feit dat de waren, die geproduceerd waren door een kapitalisme in volle ontwikkeling, niet genoeg kopers kon vinden om zijn producten op te nemen. Deze crises werden te boven gekomen door de vernietiging van het overbodige kapitaal maar ook, en vooral, door de verovering van nieuwe markten, met name in de gebieden die vanuit de kapitalistische gezichtspunt nog niet ontwikkeld waren. Dat is de reden waarom deze eeuw de eeuw van de koloniale veroveringen was: voor alle ontwikkelde machten was het essentieel zones te vormen, waar ze goedkope grondstoffen konden bemachtigen, maar die ook en vooral konden dienen als afzet voor haar waren. De Eerste Wereldoorlog was fundamenteel het gevolg van de verdeling van de wereld tussen de kapitalistische machten. Dit betekende dat iedere verovering van nieuwe gebieden, die gedomineerd werden door deze of gene macht, alleen kon leiden tot een confrontatie met andere koloniale machten. Dit betekende echter niet dat er geen extra-kapitalistische markten meer bestonden die in staat waren om het overschot aan waren, geproduceerd door het kapitalisme, op te nemen. Zoals Rosa Luxemburg schreef aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog: “Hoe meedogenlozer het kapitaal de niet-kapitalistische lagen vernietigt, in eigen land en in het buitenland, hoe meer het de levensstandaard van alle arbeiders verlaagt, des te groter is ook de verandering in de dagelijkse geschiedenis van het kapitaal. Geteisterd door een reeks van politieke en maatschappelijke rampen en schokken, en onder deze voorwaarden, waarbij het kapitaal wordt geraakt door de periodieke economische rampen en crises, kan de accumulatie niet voortgaan. Maar zelfs voordat de natuurlijke economische impasse, die het kapitaal zelf geschapen heeft, eigenlijk bereikt is, wordt het noodzakelijk voor de internationale arbeidersklasse om tegen de heerschappij van het kapitaal in opstand te komen.” (Rosa Luxemburg, Accumulation of Capital, Chapter 32)
De Eerste Wereldoorlog was juist de meest verschrikkelijke uitdrukking van deze eeuw van ‘rampen en schokken’, die het kapitalisme doormaakte ‘zelfs voordat de natuurlijke economische impasse, die het kapitaal zelf geschapen heeft, eigenlijk bereikt was’. En tien jaar na de imperialistische slachting, was de grote crisis van de jaren 1930 de tweede uiting van een crisis die zou leiden tot een tweede algemene imperialistische slachting. Maar de periode van ‘welvaart’, die de wereld doormaakte in de periode na de Tweede Wereldoorlog, werd aangestuurd door mechanismen geschapen door het Westerse Blok, zelfs voor het einde van de oorlog (in het bijzonder het akkoord van Bretton Wood in 1944). Deze waren gebaseerd op de systematische interventie van de staat in de economie en maakten duidelijk dat deze ‘natuurlijke economische impasse’ nog niet bereikt was. De open crisis aan het einde van de jaren 1960 toonde aan dat het systeem haar grenzen dicht naderde, in het bijzonder met het einde van het proces van dekolonisatie die het, paradoxaal genoeg, mogelijk had gemaakt om nieuwe markten te openen. Van toen af aan heeft de beperktheid van de extra-kapitalististische markten het kapitalisme gedwongen om steeds meer haar toevlucht te zoeken in krediet, een werkelijke vlucht vooruit in de schulden. Want hoe meer schulden zich ophopen des the minder de mogelijkheid bestaat om deze terug te betalen.
10. De toenemende invloed van de financiële sectoren van de economie, ten koste van de eigenlijke productieve sfeer, en die op dit moment wordt gestigmatiseerd door politici en journalisten van allerlei pluimage als de sector die verantwoordelijk is voor de crisis, is geenszins het gevolg van de overwinning van een of andere soort van economisch denken (‘monetarisme’ tegen keynesianisme of ‘neo-liberalisme’ tegen ‘interventionisme’). Het is fundamenteel het gevolg van de vlucht naar voren in het krediet, dat een groeiend gewicht heeft gegeven aan die instituten wier functie is krediet te verlenen, de banken. De financiële crisis is dus niet de oorzaak van de economische crisis en de recessie. Integendeel: de bron van de ‘financialisering’ is gelegen in de overproductie en het feit dat het steeds riskanter wordt om te investeren in de productie. De wereldmarkt raakt steeds meer verzadigd en dit gegeven stuurt de vloed van financiële middelen steeds meer in de richting van speculatie. Dit is de reden waarom alle ‘linkse’ economische theorieën, die oproepen tot een ‘beteugeling van de internationale financiën’ om uit de crisis te komen, onbetekende dromen zijn daar ze de werkelijke oorzaken ‘vergeten’ van deze opzwelling van de financiële sfeer.
11. De crisis van de ‘rommelhypotheken’ in 2007, de reusachtige financiële paniek en de recessie van 2009 markeerden een nieuwe en zeer belangrijke etappe in de neergang van het kapitalisme naar een onomkeerbare crisis. Decennia lang heeft het kapitalisme krediet gebruikt en misbruikt om de groeiende tendens tot overproductie tegen te gaan, die zich in het bijzonder uitte in een reeks van recessies die steeds dieper en vernietigender waren, gevolgd door ‘oplevingen, die steeds bescheidener waren. Het gevolg van dit alles was dat, de variatie in de groeivoeten van jaar tot jaar daargelaten, de gemiddelde groei van de wereldeconomie van het ene tot het andere decennium steeds minder werd, terwijl de werkloosheid tegelijkertijd toenam. De recessie van 2009 was meest belangrijke die het kapitalisme sinds de Grote Depressie van de jaren 1930 heeft geteisterd. Het bracht het werkloosheidpercentage in vele landen tot op een niveau dat na de Tweede Wereldoorlog nog nooit gezien was. Alleen een massale interventie van de IMF, beslist tijdens de top van de G20 van maart 2009, heeft de banken gered van een algemeen bankroet, door hen te vrijwaren van een opeenhoping van ‘giftige schulden’, oftewel leningen die nooit zullen worden terugbetaald. Door deze ingreep werd de ‘schuldencrisis’, zoals de burgerlijke commentaren het beschreven, op een hoger niveau gebracht. Het waren niet langer alleen privé-personen (zoals in de Verenigde Staten met de huizencrisis), of bedrijven of banken, die niet in staat waren om hun schulden af te betalen of zelfs de rente over hun schulden te betalen. Nu waren het hele staten die geconfronteerd werden met het toenemende verpletterende gewicht van schulden, ‘soevereine schulden’ die hun vermogen aantastte om tussenbeide te komen om hun respectievelijke nationale economieën door middel van begrotingstekorten te stimuleren.
12. In deze context zagen we in de zomer van 2011 wat van toen af aan bekend werd als de ‘Eurocrisis’. Net zoals de Japanse of the Amerikaanse staat, was de schuld van de Europese staten op spectaculaire wijze gegroeid, in het bijzonder in die landen van de Eurozone waar economieën het meest kwetsbaar of het meest afhankelijk was van de illusoire lapmiddelen, die in werking gesteld waren in de periode die daaraan voorafging – de PIIGS (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland and Spanje). In de landen die hun eigen munt hebben, zoals de Verenigde Staten, Japan of Groot-Brittannië, kan de staatsschuld gedeeltelijk gecompenseerd door geld te drukken. Zo heeft de Amerikaanse FED een grote hoeveelheid Amerikaanse staatsobligaties opgekocht, staatsschulden erkend, om deze vervolgens om te zetten in dollars. Maar een dergelijke mogelijkheid bestaat er niet voor de afzonderlijke landen, die hun nationale munt hebben laten vallen ten gunste van de Euro. Afgesloten van de mogelijkheid om de schuld te ‘monetiseren’ (om te zetten in klinkende munt), bestaat er voor de landen in de Eurozone geen andere toevlucht dan nog meer te lenen om het gat in hun staatsfinanciën te dichten.
En als de landen van Noord-Europa nog in staat zijn, tegen een redelijke rente, fondsen te verwerven van privé-banken, is zoiets onmogelijk voor de PIIGS wier leningen onderworpen zijn aan buitengewone rentes vanwege hun flagrante gebrek aan betalingsvermogen. Dit noodzaakt hen een reeks ‘reddingsplannen’ in werking te stellen, opgelegd door de Europese Central Bank en door de IMF, die vergezeld gaat van de eis tot drastische bezuinigingen in hun staatsuitgaven. De gevolgen van deze drastische verminderingen betekenen dramatische aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse; maar ze geven de staten nog steeds geen werkelijke vermogen hun staatstekorten te beperken, daar de recessie die erdoor veroorzaakt wordt, tot gevolg heeft dat de gelden verminderen die via belastingen kunnen worden geïnd. De surrogaatremedie, die bedoeld is om de ‘zieke te genezen’ dreigt de patiënt dus steeds meer te doden. Dit is ook een van de redenen waarom de Europese Commissie onlangs besloten heeft de eisen voor de vermindering van de tekorten in landen als Spanje en Frankrijk, af te zwakken. We kunnen dus nog een keer vaststellen wat de impasse is waar het kapitalisme in terecht is gekomen: schuld is gebruikt als een middel om de onvoldoende koopkrachtige markten te compenseren, maar zoiets kan niet oneindig doorgaan zoals de financiële crisis, die begon in 2007, heeft laten zien. Alle maatregelen die opnieuw kunnen worden genomen lopen op tegen het kapitalisme met zijn overproductiecrisis, en dit in een internationale context die voortdurend verslechterd en wier manoeuvreerruimte steeds meer wordt verkleind.
13. Het geval van de ‘opkomende’ landen, in het bijzonder de ‘BRIC’s’ (Brazilië, Rusland, India en China) wier groeivoeten duidelijk hoger bleven dan die van de Verenigde Staten, Japan of West-Europa, weerspreken geenszins de onoplosbare aard van de tegenspraken van het kapitalistisch systeem. In werkelijkheid is het ‘succes’ van deze landen (de verschillen tussen hen moet onderstreept worden, daar het succes van een land als Rusland voornamelijk het gevolg is van de uitvoer van grondstoffen, in het bijzonder koolwaterstof) gedeeltelijk het gevolg geweest van de algemene kapitalistische overproductiecrisis. De verscherping van de concurrentie tussen de bedrijven dwingen de BRIC’s de kosten van de arbeidskracht drastisch te verlagen, wat heeft geleid tot de ‘verplaatsing’ van belangrijke delen van het productieve apparaat (auto, textiel en kleding, elektronica, enzovoort) van de oude industriële landen naar regio’s waar de lonen van de arbeiders veel lager zijn. Dit nieuwe element in de uitbuiting van de arbeidskracht werd aanzienlijk vergemakkelijkt door de ineenstorting van de Stalinistische regimes aan het einde van de jaren 1980. Dit bracht een beslissende slag toe aan autarkie als de vorm voor de ontwikkeling van de onderontwikkelde landen. Het einde van dit model heeft het ook mogelijk gemaakt toegang te verkrijgen tot de overgebleven extra-kapitalistische markten die daarvoor, vanwege die autarkie, buiten bereik waren en die de wereldeconomie een kort uitstel geeft, zoals voor een land als Duitsland dat profiteert van zijn uitvoer. Dit betekent dat de nauwe afhankelijkheid van deze ‘opkomende’ landen van de uitvoer in de richting van de ontwikkelde landen op een bepaald moment ook leidt tot schokken in de economie van deze landen, als de verkopen naar de eerste eenmaal aangetast worden door de verdieping van recessie, die zal blijven verergeren.
14. Zoals we vier jaar geleden dus gezegd hebben: “Zelfs als het kapitalistische systeem niet als een kaartenhuis ineen zal storten, zelfs als de abrupte daling van de productie zich niet oneindig doorzet, dan heeft het geen ander perspectief dan het steeds verder wegzinken in het slop, dan de terugkeer op steeds grotere schaal van de stuiptrekkingen die het vandaag teisteren. Meer dan vier decennia heeft de bourgeoisie de voortdurende verergering van de crisis niet kunnen beletten. Vandaag vertrekt zij vanuit een veel ongunstigere toestand dan in de jaren 1960. Ondanks alle ervaring die zij in de loop van deze decennia heeft opgedaan, zal zij het er niet beter, maar nog slechter afbrengen.” (Resolutie over de Internationale Situatie, 18e Congres van de IKS) Dit betekent echter niet dat we teruggaan naar een situatie zoals in de jaren 1929 en 1930. 70 jaar geleden was de bourgeoisie, geconfronteerd met de ineenstorting van haar economie, compleet uit het veld geslagen. En de politiek die ze voerde, waarbij ieder land zich terugtrok op eigen terrein, leidde er alleen maar toe dat de gevolgen van de crisis werden verergerd. De ontwikkeling van de economische situatie over de laatste vier decennia heeft aangetoond dat, zelfs als de heersende klasse duidelijk niet in staat is om te voorkomen dat het kapitalisme steeds dieper in de crisis terechtkomt, ze wel de bekwaamheid heeft deze neergang af te remmen en te voorkomen dat er een situatie van algemene paniek ontstaat, zoals op de ‘Zwarte Donderdag’, op de 24e oktober 1929. Er is ook een andere reden waarom we niet een zelfde situatie gaan meemaken als die van de jaren 1930. Toen kwam de schokgolf van de crisis van de leidende macht in de wereld, van de Verenigde Staten, en breidde zich vervolgens uit naar de twee wereldmacht, Duitsland Het waren deze twee landen waar we de meest dramatische gevolgen van de crisis meemaakten, zoals de massale werkloosheid die 30% van de actieve bevolking raakte, zoals de eindeloze rijen voor de werkloosheidskantoren of de gaarkeukens. Daarnaast bleven landen als Groot-Brittannië en Frankrijk nog relatief gespaard. Momenteel ontwikkelt zich een vergelijkbare situatie in de landen van Zuid-Europa (vooral in Griekenland), zonder echter hetzelfde niveau van ellende te bereiken als in de Verenigde Staten en Duitsland in de jaren 1930. Tegelijkertijd zijn de meest ontwikkelde landen in Noord-Europa, de Verenigde Staten en Japan nog veraf van een dergelijke situatie en is het uiterst onwaarschijnlijk dat dit plotseling zal gebeuren. Aan de ene kant, omdat hun nationale economieën beter in staat zijn om weerstand te bieden aan de crisis, maar ook en vooral omdat het proletariaat van die landen, en vooral in Europa, momenteel niet bereid is om dergelijk niveau van aanvallen op haar levensomstandigheden te aanvaarden. Zo gaat een van de belangrijkste aspecten van de evolutie van de crisis het strikt economische determinisme te boven en beweegt zich op het sociale vlak, op het vlak van de krachtsverhouding tussen de twee belangrijkste klassen in de maatschappij, bourgeoisie en proletariaat.
15) Terwijl de heersende klasse ons wil doen voorkomen alsof haar etterende abcessen schoonheidsvlekjes zijn, begint de mensheid te ontwaken uit een droom die een nachtmerrie is geworden en die het totale historische failliet van haar maatschappij aantoont. Maar terwijl de intuïtie van de noodzaak van een andere ordening van zaken terrein wint tegenover de wrede realiteit van een wereld in verval, betekent dit vage besef niet dat het proletariaat overtuigd is van de noodzaak deze wereld af te schaffen, laat staan van het ontwikkelen van het vooruitzicht een nieuwe op te bouwen. De ongekende verslechtering van de kapitalistische crisis in het kader van van de ontbinding is dus het kader waarin de klassenstrijd momenteel tot uitdrukking komt, al is het nog op een onzekere manier in die mate dat deze strijd zich niet ontwikkeld in de vorm van open confrontaties tussen de twee klassen.
In dit verband moeten wij het nog nooit vertoonde kader onderstrepen van de huidige strijd, daar ze plaats vindt tegen de achtergrond van een crisis die bijna 40 jaar duurt en waarvan de geleidelijke effecten in de tijd buiten dan momenten van stuiptrekkingen- het proletariaat heeft doen 'wennen' aan het langzaam, onvermijdelijk verslechteren van zijn levensomstandigheden, waardoor het moeilijker is om de ernst van de aanvallen te zien en overeenkomstig te reageren. Nog belangrijker is het feit dat het ritme van de crisis, vanwege haar traagheid en haar spreiding, het moeilijk maakt om te begrijpen wat er schuilt achter dergelijke 'natuurlijk' geworden aanvallen. Dit is een heel andere context dan die van duidelijke en directe stuiptrekkingen en omwentelingen van het geheel van het maatschappelijk leven zoals wij die kennen in het geval van een oorlog. Zo is er - op het niveau van de mogelijke reacties, hun omvang, hun diepte, hun uitbreiding en inhoud - een verschil tussen de ontwikkeling van de klassenstrijd in een context van oorlog, die de noodzaak om te strijden dramatisch dringend en van vitaal belang maakt (zoals dit het geval was tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het begin van de 20e eeuw, zelfs al was er geen onmiddellijke reactie op de oorlog) en van de klassenstrijd in een context van crisis die een langzaam ritme kent.
Het uitgangspunt voor de strijd van vandaag is dus net de afwezigheid van klassenidentiteit van een proletariaat dat sinds de intrede van het kapitalisme in de fase van ontbinding grote moeilijkheden heeft ervaren niet alleen in de ontwikkeling van zijn historisch perspectief, maar zelfs om zichzelf te herkennen als een maatschappelijke klasse. De zogenaamde 'dood van het communisme' die in 1989 de val het Oostblok aankondigde, ontketende een ideologische campagne die tot doel had om het bestaan zelve van het proletariaat te ontkennen, heeft een zeer harde klap toegebracht aan het bewustzijn en de strijdbaarheid van de arbeidersklasse. Het geweld van de aanval van deze campagne heeft sindsdien zwaar gewogen op het verloop van haar strijd.
Maar desondanks heeft de tendens naar klassenbotsingen zich bevestigd, zoals we vanaf 2003 zagen, door de ontwikkeling van verschillende bewegingen waarin de arbeidersklasse 'haar bestaan heeft aangetoond' aan een bourgeoisie die 'haar levend had willen begraven'. De arbeidersklasse over de hele wereld is dus niet gestopt met de strijd, ook al heeft haar strijd niet de gehoopte omvang of diepte bereikt in de kritieke situatie waarin ze zich bevindt. Maar de klassenstrijd overdenken vertrekkend van het idee van 'wat zou moeten zijn', alsof de huidige situatie 'uit de hemel is gevallen' is de revolutionairen niet toegestaan.
Het begrijpen van de moeilijkheden en het potentieel van de klassenstrijd is altijd al een taak geweest die een geduldige materialistische en historische benadering vereist om een 'zin' te vinden in de schijnbare chaos, om te begrijpen wat nieuw is en moeilijk, wat veelbelovend is.
16) Het is in deze context van crisis, ontbinding en verzwakking van de toestand van het proletariaat op het subjectieve vlak dat hun zwakheden, tekortkomingen en fouten hun volle omvang nemen. Net zoals het potentieel en de kracht van haar strijd ons bevestigen in de overtuiging dat de communistische vooruitzichten niet automatisch of mechanisch uit de omstandigheden voortvloeien. We hebben dus tijdens de afgelopen twee jaar, de ontwikkeling van bewegingen meegemaakt die we hebben gekenmerkt met de metafoor van de 5 richtingen:
1. sociale bewegingen van jongeren, precair, werkloos of nog student, die beginnen met de strijd tegen de CPE in Frankrijk in 2006, voortgaat met de jongerenopstanden inGriekenland in 2008 die uitmonden in de bewegingen van de Verontwaardigden en Occupy in 2011;
2. massale bewegingen, maar heel goed ingekaderd door de bourgeoisie die het terrein van tevoren had voorbereid, zoals in Frankrijk in 2007, Frankrijk en Groot-Brittannië in 2010, in Griekenland in 2010-2012, enzovoort;
3. bewegingen die gebukt gaan onder het gewicht van het interklassisme, zoals in Tunesië en Egypte in 2011;
4. kiemen van massale stakingen in Egypte in 2007, Vigo (Spanje) in 2006, China in 2009:
5.de voortzetting van bewegingen in de bedrijven of gedelokaliseerde industriële sectoren met veelbelovende kiemen zoals Lindsay (GB) in 2009, Tekel (Turkije) in 2010, de elektriciens in Groot-Brittannië in 2011.
Deze 5 richtingen behoren tot de arbeidersklasse omdat, ondanks hun verschillen, ze elk op hun eigen niveau de inspanningen van het proletariaat om zichzelf terug te vinden tot uitdrukking brengen, ondanks de moeilijkheden en de hindernissen die de bourgeoisie hem in de weg legt. Elk op hun eigen niveau maken ze deel uit van een dynamiek van zoeken, van verheldering en voorbereiding van het sociale terrein. Op verschillende niveaus vormen ze een deel van het zoeken 'van de term die ons leidt naar het socialisme' (zoals Rosa Luxemburg schreef toen ze het had over de arbeidersraden) door middel van algemene vergaderingen. De meest geavanceerde uitingen van deze tendens waren de bewegingen van de Verontwaardigden en de Occupy, vooral in Spanje – want zij zijn degenen die het duidelijkst de spanningen, de tegenspraken en de mogelijkheden van de actuele klassenstrijd gesteld hebben. Ondanks de aanwezigheid van lagen uit de verarmde kleinburgerij, heeft de proletarische voetafdruk van deze bewegingen zich gemanifesteerd in de zoektocht naar solidariteit, in de vergaderingen en in een beginnend debatcultuur, in de bekwaamheid om de valkuilen van de repressie te vermijden, in de kiemen van internationalisme, in een scherpere gevoeligheid voor de subjectieve en culturele aspecten. Door deze dimensie, dat van de voorbereiding van het subjectieve veld, tonen deze bewegingen hun hele belang voor de toekomst.
17) Wat de bourgeoisie betreft, zij heeft tekenen van bezorgdheid vertoond ten opzichte van deze 'opstand' van haar wereldwijde doodgraver die reageert op de verschrikkingen die hem dagelijks worden opgelegd om het systeem in leven te houden. Het kapitalisme heeft haar offensief dus uitgebreid door haar vakbondsinkadering te versterken, door het zaaien van democratische illusies en door het vuurwerk van het nationalisme aan te steken. Het is geen toeval dat haar tegenoffensief is geconcentreerd op deze kwesties: de verslechtering van de crisis en de gevolgen ervan voor de levensomstandigheden van het proletariaat veroorzaken een verzet dat de vakbonden proberen in te kaderen door acties te voeren die de eenheid van de strijd versnipperen en het gebrek aan vertrouwen van het proletariaat in zijn eigen kracht nog lander doet voortleven. De ontwikkeling van de klassenstrijd, waar wij heden getuige van zijn, realiseert zich in het kader van de open crisis van het kapitalisme, die al bijna 40 jaar duurt – dit is in zekere mate een ongekende situatie in vergelijking met de voorgaande ervaringen van de arbeidersbeweging. De bourgeoisie probeert te voorkomen dat het proletariaat zich bewust wordt van het wereldwijde en historisch karakter van de crisis, door haar aard te verbergen. Zo belemmeren het idee van 'nationale' oplossingen en de toename van een nationalistische retoriek dus het begrijpen van de ware aard van de crisis, begrip dat noodzakelijk is opdat de strijd van het proletariaat een radicale richting zou inslaan.
Aangezien het proletariaat zichzelf niet herkent als een klasse, neigt het verzet te beginnen als een algemene uitdrukking van verontwaardiging tegen wat er in de hele samenleving gebeurt. De afwezigheid van een klassenidentiteit en dus van een klassenperspectief stelt de bourgeoisie in staat misleidingen te ontwikkelen over 'burgerschap' en de strijd voor een 'echte democratie'. En er zijn andere bronnen voor dit verlies aan klassenidentiteit die geworteld zijn in de structuur van de kapitalistische samenleving en de vorm die de verergering van de crisis momenteel aanneemt. De ontbinding, die resulteert in een drastische verslechtering van de minimale overlevingsvoorwaarden van de mensheid, gaat gepaard met een verraderlijke vernietiging op het persoonlijke, geestelijke en sociale vlak. Dit vertaalt zich in een 'vertrouwenscrisis' van de mensheid. Bovendien verzwakt de verslechtering van de crisis, met de uitbreiding van de werkloosheid en precariteit, de socialisatie van de jongeren en vergemakkelijkt de vlucht in een wereld van abstractie en atomisering.
18) De bewegingen van de afgelopen twee jaren, en met name de 'sociale bewegingen', werden dus gekenmerkt door meerdere tegenstellingen. Het zeldzame karakter van specifieke eisen in het bijzonder, komt blijkbaar niet overeen met het klassieke 'pad' dat we verwachten van de klassenstrijd: dat van het bijzondere dat overgaat naar het algemene. Maar we moeten ook rekening houden met de positieve aspecten van deze algemene aanpak, die voortkomt uit het feit dat de gevolgen van de ontbinding zich doen gevoelen op een algemeen vlak en vanuit het universele karakter van de economische aanvallen, geleidt door de heersende klasse. Vandaag heeft het proletariaat het pad genomen dat zijn vertrekpunt heeft in 'het algemene', wat ertoe leidt om de kwestie van de politisering op een veel directere manier te stellen.
Geconfronteerd met het duidelijke bankroet van het systeem en de schadelijke gevolgen van de ontbinding, komt de uitgebuite massa in opstand, maar het kan alleen vooruitkomen als ze deze kwesties begrijpt als producten van het verval van het systeem en de noodzaak daaraan voorbij te gaan. Het is op dit niveau dat de eigenste proletarische strijdmethoden die we zien (algemene vergaderingen, kameraadschappelijke en open discussies, solidariteit, de ontwikkeling van een steeds meer politiek perspectief) hun belang bewijzen want het zijn deze methoden die een kritische reflectie en conclusie mogelijk maken dat het proletariaat niet alleen het kapitalisme kan vernietigen maar ook kan bouwen aan een nieuwe wereld. Een beslissend moment in dit proces zal zijn als de arbeiders op hun werkplek zich vervoegen bij de meer algemene mobilisaties, een perspectief dat zich wel begint te ontwikkelen, ondanks de moeilijkheden die we in de komende jaren zullen moeten confronteren. Dit is de inhoud van het perspectief van de convergentie van de 'vijf richtingen' waarover we eerder spraken en deze 'oceaan van fenomenen', zoals Rosa Luxemburg de massastaking beschrijft.
19) Om dit perspectief naar convergentie te begrijpen is de verhouding tussen de klassenidentiteit en klassenbewustzijn van het allergrootste belang en de vraag stelt zich: kan het bewustzijn zich ontwikkelen zonder klassenidentiteit of zal deze laatste ontstaan met de ontwikkeling van het bewustzijn? De ontwikkeling van het bewustzijn en van een historisch perspectief worden terecht geassocieerd met het herstel van de klassenidentiteit, maar we kunnen dit proces, dat zich beetje bij beetje ontwikkelt, niet in een al te rigide wijze opvatten: eerst het smeden van de identiteit, dan de strijd, vervolgens de bewustwording en tenslotte de ontwikkeling van een perspectief, of welke andere volgorde van deze verschillende elementen dan ook. Vandaag verschijnt de arbeidersklasse niet als een steeds massaler oppositiepool. De ontwikkeling van een kritische houding door een proletariaat dat zichzelf nog niet herkent is dan ook het meest waarschijnlijke.
De situatie is complex, maar het is waarschijnlijker dat we een reactie zien in de vorm van een algemene invraagstelling, in politieke termen gesproken potentieel positief, dat niet vertrekt van een scherp onderscheiden klassenidentiteit, maar van bewegingen die ertoe neigen hun eigen perspectief te vinden doorheen hun eigen strijd. Zoals we al zeiden in 2009 “Om ervoor te zorgen dat het bewustzijn van de mogelijkheid van de communistische revolutie een belangrijke vooruitgang kan maken binnen de arbeidersklasse is het nodig dat deze vertrouwen krijgt in haar eigen krachten en dit wordt bereikt door de ontwikkeling van de massale strijd.” (Resolutie over de internationale situatie, punt 11, 18e Congres van IKS). De formulering “ontwikkelen van haar strijd om opnieuw vertrouwen te krijgen in zichzelf en in haar perspectief” is volkomen adequaat, want dat betekent de erkenning van een 'zelf' en een perspectief, maar de ontwikkeling van deze elementen kan slechts voortkomen uit de strijd zelf. Het proletariaat 'schept' niet zijn bewustzijn, maar 'wordt' bewust van wat het werkelijk is.
In dit proces vormt het debat de sleutel voor de kritiek van de tekortkomingen van de gedeeltelijke visies, om de valkuilen te ontmantelen, de jacht op de zondebokken te verwerpen, de aard van de crisis te begrijpen, enzovoort. Voor het proces van politisering, dat de klasse zal moeten bevorderen, zijn de de open en kameraadschappelijke debatten van de laatste jaren zeer beloftevol. De wereld veranderen door onszelf te veranderen begint vorm te krijgen in de evolutie van de initiatieven tot debat en in de ontwikkeling van bezorgdheden die zich baseren op de kritiek van de sterke ketens die het proletariaat verlammen. Het proces van politisering en radicalisering heeft het debat nodig om de bestaande orde te bekritiseren en om een historische verklaring te geven voor de problemen. Op dit vlak blijft geldig dat “het de verantwoordelijkheid is van de revolutionaire organisaties en van de IKS in het bijzonder, om actief deel te nemen aan het overdenkingsproces dat binnen de klasse aan de gang is. Dit niet alleen door actief tussen te komen in de strijd die zij begint te ontwikkelen, maar ook en vooral door de ontwikkeling van groepen en elementen te stimuleren, die zich bij haar strijd willen aansluiten.” (Resolutie over de internationale situatie van het 17e Internationale Congres van de IKS, 2007). We moeten er vastberaden van overtuigd zijn dat de verantwoordelijkheid van de revolutionairen, in de fase die zich opent, bestaat in het bijdragen, in het katalyseren van de beginnende ontwikkeling van het bewustzijn dat zich uitdrukt in de twijfel en de kritieken die zich nu al in de arbeidersklasse beginnen te uiten. De voortzetting en verdieping van de theoretische inspanning moet in het centrum staan van onze bijdrage , niet alleen tegen de gevolgen van de ontbinding maar ook als middel om, met geduld, het sociale terrein te bevruchten, als een antistof tegen het immediatisme in onze activiteiten, want zonder de radicaliteit en de verdieping van de theorie door de minderheden, zal de theorie zich nooit meester maken van de massa's.
IKS