Door IKSonline op
Sinds een aantal jaren bestaat er een hernieuwde belangstelling voor de klassieke opvattingen zoals die door de mensheid in het algemeen en door de arbeidersklasse in het bijzonder in de loop van haar geschiedenis is ontwikkeld. Meer en grondiger dan ooit is men op zoek naar ideeën, standpunten, opvattingen, methoden die een werkelijke bijdrage kunnen leveren in het ontwikkelen van een fundamenteel alternatief voor de kapitalistische productiewijze, dat nu volkomen aan het vastlopen is in een spiraal van crisis en oorlog. Het kapitalisme verkeert in een staat van permanente crisis, de loonarbeid leidt de mensheid naar de afgrond.
Vandaar de behoefte aan lectuur van en over de belangrijkste theoretici van de arbeidersbeweging en de verschillende revolutionaire organisaties, die deze laatste in de loop van haar geschiedenis heeft voortgebracht. Het aantal personen en organisaties is teveel om op te noemen, maar het behelst (omvat) het hele scala kommunistische theoretici van Marx tot Bordiga en internationalistische organisaties van de Derde Internationale tot aan de IKS <-->
I De belangstelling in het politieke milieu voor marxistische theoretici
Sinds een aantal jaren bestaat er een hernieuwde belangstelling voor de klassieke opvattingen zoals die door de mensheid in het algemeen en door de arbeidersklasse in het bijzonder in de loop van haar geschiedenis is ontwikkeld. Meer en grondiger dan ooit is men op zoek naar ideeën, standpunten, opvattingen, methoden die een werkelijke bijdrage kunnen leveren in het ontwikkelen van een fundamenteel alternatief voor de kapitalistische productiewijze, dat nu volkomen aan het vastlopen is in een spiraal van crisis en oorlog. Het kapitalisme verkeert in een staat van permanente crisis, de loonarbeid leidt de mensheid naar de afgrond.
Vandaar de behoefte aan lectuur van en over de belangrijkste theoretici van de arbeidersbeweging en de verschillende revolutionaire organisaties, die deze laatste in de loop van haar geschiedenis heeft voortgebracht. Het aantal personen en organisaties is teveel om op te noemen, maar het behelst (omvat) het hele scala kommunistische theoretici van Marx tot Bordiga en internationalistische organisaties van de Derde Internationale tot aan de IKS
Aan het einde van de jaren ‘60 bestond er een vergelijkbare politieke atmosfeer (als momenteel), met dat verschil dat er toen nog veel meer illusies bestonden over de vooruitzichten die het kapitalisme de mensheid kond bieden. Want in de loop van zijn historische heropleving had “het massale karakter van de arbeidersstrijd, vooral de reusachtige staking van mei 1968 in Frankrijk en die van de hete herfst van 1969 in Italië, wel aangetoond dat de arbeidersklasse een kracht van de eerste orde kan zijn in het leven van de maatschappij. En het idee dat zij op een dag het kapitalisme kon omverwerpen behoorde niet tot het rijk der onverwezenlijkbare dromen. Maar omdat de crisis van het kapitalisme zich toen nog in zijn beginfase bevond, beschikte het bewustzijn van de dwingende noodzaak om dit systeem omver te werpen echter nog niet over de materiële grondslagen om gehoor te vinden bij de arbeiders”. 1)
Alhoewel er enthousiast werd gedebatteerd over de vernietiging van het kapitalistische verhoudingen, betekende dat vooral dat men een einde wilde maken aan de uitbuiting, de vervreemding de onderdrukking, de autoritaire structuren en het racisme. Maar slechts werd de kwestie van de loonarbeid daarbij in vraag gesteld. Datgene waar men naar op zoek was, was eigenlijk niet veel meer was dan een kapitalisme met een menselijker gezicht. Er werd veel gesproken over een radicale en structurele veranderingen, maar als het erop aan kwam, dan bleef het toch beperkt tot een ‘mars door de instituten’. Vaak zocht men een antwoord op de kwesties die zich stelden bij burgerlijke theoretici zoals Marcuse, Foucault, Habermas, Fanon, enzovoort.
Toch ontwikkelde er zich tegelijkertijd ook een andere tendens: als tegenhanger van dat verrotte parlementaire en vakbondssysteem en de daartegenover ontwikkelde stalinistische dictatuur, ‘een verkalkt communisme’ 2), ontstond er een hang naar vormen van democratie waarin de arbeidersklasse de toon aangaf. Vandaar de hernieuwde belangstelling aan het einde van de jaren ’60 voor de stromingen die propaganda maakten voor zelfbeheer, radendemocratie, of een ander vorm van syndicalisme. Hierdoor kwam men niet alleen terecht bij anarchisten zoals Kropotkin en Rocker, maar ook bij radenkommunisten zoals Pannekoek, Rühle, Mattick en Korsch.
Als we nu spreken over de hernieuwde belangstelling voor de communistische klassiekers, zoals Marx, Engels, Lenin, Trotski, maar ook voor radencommunistische opvattingen, dan moeten we wel weten waar we het over hebben. Want niet alle radencommunisten hebben dezelfde achtergrond en hanteren eenzelfde methode. Zo steekt Anton Pannekoek, die nu precies vijftig jaar geleden gestorven is, ver uit boven al zijn epigonen die uit zijn naam hebben gesproken en nog spreken. Deze ‘klassieker ‘ onder de marxisten kunnen die we rustig en zonder aarzelen een even grote betekenis toekennen als Rosa Luxemburg of Amadeo Bordiga. En het feit dat hij in zijn latere leven, in de donkerste periode van de contra-revolutie, er steeds meer toe neigde zich tegen te spreken, en in tegenspraken verstrikt te raken, doet aan dit gegeven niets af. Anton Pannekoek was en bleef, ook op hogere leeftijd na de WOII, een ware theoreticus van het socialisme eerst en van het kommunisme daarna, iemand die in zijn leven een essentiële bijdrage had geleverd aan de ontwikkeling van de marxistische methode.
II De strijd van Pannekoek tegen het opportunisme binnen de Tweede en Derde Internationale
Zo kwam hij aan het begin van de 20e eeuw op voor de belangen van de arbeidersstrijd door de strijd aan te gaan tegen de revisionistische tendensen, binnen de Nederlandse arbeidersbeweging vertegenwoordigd door Troelstra. Samen met Gorter wees hij iedere samenwerking met progressieve liberale fracties van de bourgeoisie in het parlement voorgoed naar de prullenbak. “Niet een tegemoetkomende houding, niet overleg, niet toenadering tot de burgerlijke partijen en afslaan van onze volle eisen zijn de beste middelen om wat te krijgen, maar versterking van onze organisaties, uiterlijk in omvang, innerlijk in kennis en klassenbewustzijn, zodat zij voor de bourgeoisie als een steeds dreigender en vreeswekkender macht verschijnen.” 3)
Toen hij in 1906 naar Duitsland ging, om daar les te geven aan de school van de SPD, kwam hij al na enige tijd in botsing met de leiding van de SPD, en met name met Kautsky over het belang van een zelfstandige massa-actie van de arbeiders. Tesamen met Rosa Luxemburg nam hij de verdediging op zich van de kwestie van de massastaking tegen de door Kaustky verdedigde strategie om niet te snel je kruit te verschieten en maar langzaam de druk op de bourgeoisie op te voeren via lokale demonstratieve stakingen. “Als we over massa-actie en haar noodzaak spreken, bedoelen we darmee een buiten-parlementaire activiteit van de georganiseerde klasse, een activiteit waardoor deze op directe wijze direct op de politiek inwerkt, in plaats van via haar vertegenwoordigers. Deze massa-acties zijn niet synoniem met ‘straatacties’; zelfs als demonstraties op straat een van haar vormen is, kan is de krachtigste vorm, de massa-staking, ook doorgevoerd worden als de straten leeg zijn. Vakbondsstrijd, waarin de arbeiders vanaf het begin zelf optreden, gaat vanzelf over een politieke massa-actie. Als men de massa-actie op een praktische manier bekijkt, gaat het om niets anders dan een uitbreiding van het actieterrein van de proletarische organisaties” 4)
In 1911 was hij de eerste onder de socialisten die, naar het standpunt zoals Marx dat formuleerde na de nederlaag van de Commune van Parijs, dat de strijd de arbeiders tegen de kapitalistische heerschappij hen geen andere keus liet dan de vernietiging van de burgerlijke staat. “De strijd van het proletariaat", schreef hij, "is niet eenvoudig een strijd tegen de bourgeoisie om de staatsmacht als zodanig, maar een strijd tegen de staatsmacht... de inhoud van deze revolutie is de vernietiging en ontbinding (Auflösung) van de machtsmiddelen van de staat door de machtsmiddelen van het proletariaat. (... ) De strijd eindigt pas wanneer als eindresultaat de volkomen vernietiging van de organisatie van de staat bereikt is. De organisatie van de meerderheid heeft dan haar overwicht bewezen doordat zij de organisatie van de heersende minderheid heeft vernietigd.” 5)
Bij het uitbreken van WOI in 1914, nam hij een scherp standpunt in tegen het verraad van de sociaal-democratische leiders binnen de Tweede Internationale: “Door de geweldige groei der partij en der vakverenigingen groeide meteen het leger van beambten, politici, leiders en functionarissen, die als een soort specialiteiten der overgeleverde strijdvormen daarmee zo vergroeid zijn (…) dat zij een hindernis in de weg der verdere ontwikkeling der tactiek worden. (….) In plaats van de verovering der staatsmacht, die zo veraf en moeilijk lijkt, treedt de kleinburgerlijke gedachte, dat door kleine hervormingen het kapitalisme draaglijk is te maken. Zo komt het reformisme op, verdringt de klassenstrijd en beheerst in bijna alle West-Europese landen de socialistische partijen. (…) Ook de Internationale deelde in deze ontaarding. (…) En toen dan ook het ogenblik kwam, dat de regering de oorlog wilden, toen was noch de macht, noch de moed voor de strijd tegen de oorlog voorhanden; het internationalisme vervluchtigde zich in rook en de Internationale viel als een wormstekig wrak in elkaar. (…) De Tweede Internationale is dood; roemloos is zij in de wereldbrand ten onder gegaan. Maar deze dood is geen toeval. Hij drukte slechts uit dat de Internationale zichzelf overleefd had. De ineenstorting van de Internationale is tegelijk de ineenstorting van de tactiek, de methode, de leer, die haar beheerste: het parlementarisme.” 6)
In de oorlog maakte hij zich, als sympathisant van de ISD in Bremen en van de SDP in Nederland, verdienstelijk met het schrijven van artikelen tegen de oorlogspolitiek. In een brief aan Van Ravensteyn van 22 oktober 1915 zet hij uiteen wat hem heeft bewogen zich verbinden aan het initiatief van de Zimmerwalder Linke. Want ondank het heterogene karakter van het initiatief, verklaarde hij zich “op aandringen van Lenin en Radek bereid, samen met mevrouw Roland Holst als redacteur op te treden” van de publicatie van de Zimmerwalder Linke. Ik was “liever onder ons gebleven met geheel gelijkgezinden”. Maar dit is nu “het enige middel om onze denkbeelden over tactiek, imperialisme, massa-actie, enzovoort door bediscussiëring en behandeling van alle nieuwe problemen onder diegenen te verbreiden die in de komende bewegingen de leiding zullen moeten nemen” 7)
Vervolgens sprak hij zijn onvoorwaardelijke solidariteit uit met de Russische arbeiders toen deze, georganiseerd in sovjets, in oktober 1917 de macht grepen en propageerde hij de noodzaak van een wereldwijde revolutie. “Wat wij hoopten is intussen geschied. Op 7 en 8 november hebben de arbeiders en soldaten van Petrograd de Kerenski-regering weggevaagd. En het is waarschijnlijk (…) dat deze revolutie zich over heel Rusland zal uitbreiden. Een nieuwe periode begint, niet slechts van de Russische revolutie, maar van de Europese proletarische revolutie. Voor het eerst sinds de Parijse Commune is het proletariaat, verbonden met de kleinburgerlijke klassen, meester van de staatsmacht, niet slechts in een stad, maar in een grote staat. Voor het eerst zijn werkelijke modern geschoolde socialisten geroepen, als leiders op te treden in de organisatie en opbouw van de maatschappij.” (…) “Inderdaad, de nieuwe tijd is begonnen.“ 8)
Maar zijn enthousiasme duurde niet zo lang, want de Derde Internationale was nog maar nauwelijks opgericht of de revolutionaire arbeiders in Duitsland werden getrakteerd op een politiek geïnitieerd vanuit de KPD, die steeds meer opportunistisch werd. Terwijl de meerderheid de leus aanhing: “Sortez les syndicats!” begon de leiding van de KPD ‘alternatieve’ vakbonden in het leven te roepen in de vorm van bedrijfsorganisaties. Even later begon men onderhandelingen aan te knopen met de USPD en tenslotte werd besloten om het werk in het parlement weer op te nemen. Iedereen die het daar niet mee eens was, werd in het najaar van 1919 van de partij uitgesloten, en dat was de meerderheid binnen de partij. En dat alles vond plaats in de loop van het jaar 1919. Ook in de strijd tegen dit opportunisme stond Pannekoek vooraan en verdedigde hij met verve het proletarisch karakter van de algehele beweging tegen haar ondermijning door de leiding van de KPD.
Toen de meerderheid, welke uitgesloten was uit de KPD, in april 1920 een nieuwe partij, de KAPD, oprichtte, vormde Pannekoek de grote inspirator van het programma van deze politieke organisatie. In dit programma werden de belangrijkste standpunten van de nieuwe periode in één document bijeengebracht. Alhoewel het geen individueel schrijven is, maar een collectief product van de gehele Hollands-Duitse linkerzijde, is het vanwege het enorme hoge niveau van klassenbewustzijn, dat zich uitdrukt, toch belangrijk een aantal elementen eruit te citeren: “Het kapitalisme heeft zijn volslagen fiasco beleefd, het heeft zichzelf in de imperialistische oorlog weerlegd, het heeft een chaos geschapen waarvan het onverdraaglijk voortduren het internationale proletariaat voor een wereldhistorisch alternatief plaatst: terugval in het barbarendom of opbouw van een socialistische wereld.” (….) Uit haar maximalistische doelstellingen trekt de KAPD de conclusie dat ook alle reformistische en opportunistische strijdmiddelen moeten worden afgewezen. (…) Naast het burgerlijke parlementarisme vormen de vakbonden het hoofdbolwerk tegen de verdere ontwikkeling van de revolutie in Duitsland. ( …) Hoe scherper de gedachte van de internationale klassenstrijd door het proletariaat begrepen wordt en hoe konsekwenter deze tot de rode draad van de wereldpolitiek verheven wordt, des te sneller en enormer zullen de klappen van de wereldrevolutie het wereldkapitaal in verval verbrijzelen.” 9)
Kortom: zijn grootse prestaties op het politieke vlak in de bovengenoemde, de belangrijkste periode van zijn politieke leven, kunnen in het kort worden samengevat in de volgende punten:
- Zijn eerste grote prestatie was zijn strijd tegen het opportunisme binnen de Tweede Internationale. Hij voorspelde min of meer het verraad van de sociaal-democratische en de anarchistische organisaties, die tegen ieder marxistische traditie in doel en beweging van elkaar loskoppelden;
- Zijn tweede grote prestatie was zijn verdediging van het proletarisch internationalisme tegenover de nationale hysterie van de WOI; zijn medewerking aan Zimmerwald, de ontwikkeling van een linkerzijde (oppositiewerk) tegenover het verraad van de Tweede Internationale; de strijd om de macht van de arbeidersraden en zijn medewerking aan de oprichting van de Derde Internationale;
- Maar zijn wellicht grootste bijdrage aan het marxisme leverde Pannekoek door zijn medewerking aan de ontwikkeling van de consequenties voor de strijdvoorwaarden van het proletariaat in het kader van het verval van het kapitalisme. Doordat de historische voorwaarden veranderd waren, vanwege de intrede van het verval, konden parlement en vakbonden geen strijdmiddelen meer zijn van het proletariaat voor zijn bevrijding. 10)
III Hoe kon hij tot deze prestaties komen en welke zwakheden behelsden ze desondanks? Hij was in staat om deze prestaties te leveren:
Op de eerste plaats door deel uit temaken van de georganiseerde arbeidersbeweging en daarbinnen op een collectieve manier de strijd op te nemen;
Op de tweede plaats door consequent vast te houden aan de marxistische methode, deze in elke nieuwe situatie toe te passen en in polemiek, discussie, met zijn medestrijders te ontwikkelen.
Hij is hierdoor in staat geweest het verraad van de sociaal-democratie aan de vooravond van de WOI te doorzien en genadeloos te bekritiseren. Ook heeft hij de historische betekenis van de Oktoberrevolutie in Rusland en de revolutionaire golf van 1917-1923 op zijn juiste waarde heeft weten te schatten. Tenslotte was Pannekoek (net zoals Luxemburg totdat ze in januari 1919 vermoord werd) aan het begin van de jaren ‘20, een weliswaar kritische, maar een steeds zeer betrokken verdediger van de Oktoberrevolutie.
Zijn grote betrokkenheid en zijn gedegen methode heeft hem echter toch niet voor bewaard om, in tegenstelling tot de Tweede Internationale, uiteindelijk de foutieve lessen te trekken uit het mislukken van de Oktoberrevolutie in 1917 in Rusland. Voor wat dat laatste betreft kwam hij tenslotte zelfs tot de conclusie dat Bolsjewiki eigenlijk leiding hebben gegeven aan een burgerlijke revolutie. Waarom? Niet alleen omdat er in het Rusland van 1917 nog belangrijke overblijfselen van feodalisme, van versnipperde vormen van kleinburgerlijke productie bestond, maar ook omdat Lenin volgens hem het onderscheid tussen proletarisch en burgerlijk materialisme niet goed begrepen had. 11)
Maar het was Lenin, die met zijn de beroemde Aprilstellingen van 1917, aantoonde dat de proletarische revolutie zich pas op de agenda van de geschiedenis plaatst, als de wereldwijde tegenstellingen een bepaalde graad van rijpheid bereikt hebben. Dat Pannekoek deze lessen later vergat, moet niet alleen begrepen worden als uitdrukking van zijn ontgoocheling en verwarring na de nederlaag van de wereldrevolutie. Maar het moet ook en vooral gezien worden als het gevolg van zijn enorme teleurstelling over het afsterven van het geïsoleerde Russische bastion, waar hij immers al zijn hoop op gesteld had na het ineenstorten van de arbeidersstrijd in West-Europa. In het verdere verloop van de jaren ‘20 had hij al zijn verwachtingen gesteld op de opbouw van een kommunistische economie in het Oosten, omdat hij uitging van de illusie dat de klasseheerschappij van bourgeoisie in het Westen erdoor ondergraven zou worden.
Ondanks zijn foutieve inschatting van de Oktoberrevolutie in Rusland, bleef hij, ook hij als gevolg van de periode van contra-revolutie steeds meer in een isolement terecht kwam, trouw aan de historische taak van de arbeidersklasse en vasthouden aan:
- de noodzaak van een massale zelfstandige strijd van de arbeidersklasse, die zich organiseert in stakingscomités, bedrijfsraden en andere vormen die haar eenheid in de strijd tegenover de bourgeoisie tot uitdrukking kunnen brengen;
- de betekenis van een politieke organisatie die “kennis en inzicht verspreid, studeert, discussieert en ideeën formuleert en de geest van de massa door middel van haar propaganda probeert te verhelderen” 12)
IV De dialectisch materialistische methode van Pannekoek
Zijn beheersing en ontwikkeling van de marxistische methode heeft Pannekoek bewezen en vastgelegd in verschillende werken die hij in de loop van zijn leven schreef. Begonnen met ‘Marxisme en Ethiek’ in 1906 eindigde hij met ‘Het ontstaan van de mens’ in 1945. In de tussenliggende periode had hij zijn licht doen schijnen op een heel scala van verschillende onderwerpen op basis van een gedegen methode. Een methode die we als kommunisten moeten blijven koesteren en met hand en tand verdedigen tegenover wat zijn epigonen ervan gemaakt hebben en er op dit moment nog van proberen te maken. Om een beeld te geven van zowel de diepgang en als de eenvoud van Pannekoeks methode, hoeven we alleen maar het volgende citaat aan te halen. Daarin zet uiteen, niet alleen hoe het zijn het bewustzijn bepaald, maar het bewustzijn op haar beurt ook weer inwerkt op het zijn:
“Er is dikwijls gezegd, dat de werkelijkheid in de mensenwereld toch hoofdzakelijk van geestelijke aard is; omdat de mens in de eerste plaats een willend en denkend wezen is; overal (…) bestaan de betrekkingen tussen de mensen alleen, doordat zij er zich meer of minder van bewust zijn, door middel van hun bewustzijn, hun gevoel, hun weten, hun wil. (…) De burgerlijke opvatting gaat van de geestelijke bewustzijnsinhoud uit als van iets gegevens, waarvan de oorsprong niet nader behoeft te worden aangegeven, dat uit de “natuur” van de geest of uit een abstract buiten de mens bestaand geestelijk wezen ontspringt. Deze tegenwerping gaat buiten het historisch materialisme om.” 13)
Terwijl vele van zijn radencommunististe tijdgenoten met deze kwestie bleven worstelen en niet in staat waren er een uitweg uit te vinden, wist Pannekoek dat het marxisme deze tegenstelling tussen zijn en bewustzijn, tussen de buitenwereld en binnenwereld, tussen denken en voelen hier en handelen daar, allang had opgelost.
“Wanneer Marx dus zegt dat het maatschappelijk zijn het bewustzijn bepaalt, betekent dit niet dat de ideeën van dit ogenblik bepaald worden door de maatschappij van dit ogenblik. De maatschappelijke werkelijkheid van nu is het ene element, de uit vroegere werkelijkheid ontstane ideeënwereld is het andere element, waaruit tesamen het nieuwe bewustzijn ontstaat”, als de uitdrukking van de geestelijke krachten die op elkaar inwerken. (…)” De marxistische opvatting gaat uit van de overtuiging dat de inhoud van het bewustzijn uit de inwerking van de reële wereld moet zijn ontstaan, en het zoekt daarvan de oorsprong in de vroegere levensomstandigheden van de mensen. En dit geldt niet alleen voor het bewustzijn; ook in de andere eigenschappen van de geest, in de neigingen en aandriften, de instincten en gewoonten, die in de onbewuste diepten van de geest verborgen liggen en als een geheimzinnige ingeschapen menselijke natuur verschijnen, openbaren zich de overgeërfde indrukken van duizenden jaren, vanaf de primitiefste oertijden.” 14)
Tot de hierboven geciteerde opvatting kon Pannekoek slechts komen door het door Marx en Engels ontwikkelde historisch materialisme aaan te vullen en uit te bouwen met de opvattingen van Dietzgen (een sociaal-democraat van de eerste generatie). Deze laatste had vooral uiteengezet hoe het handelen van de mensen geschiedt door tussenkomst en werking van de menselijke geest: “Het historisch materialisme had vastgesteld, dat het bewustzijn door het zijn bepaald wordt; het ze, dat voor de ideeën geen andere bron dan de werkelijke (materiële) inhoud van de geest uit de buitenwereld stamt. Maar daarmee is over de vraag hoe nog niets gezegd (…) De geest ( dat wil zeggen: het bewustzijn) heeft geen ander materiaal dan de indrukken van de wereld; deze neemt hij vooral op en vormt ze om tot iets anders, tot iets geestelijks, zelfs tot gedachten en begrippen. Wat doet hij daarbij nu en waarin bestaat zijn bezigheid, zijn wijze van werking? Met de vraag naar het wezen van de menselijke geest heeft Marx zich niet beziggehouden. Voor de maatschappijleer voldeed het bewijs vanwaar de geest zijn inhoud heeft, dat hij het slechts uit de werkelijke wereld heeft. Daarbij bleef de vraag open wat de inhoud van de geest zelf is en wat zijn betrekking tot zijn materiaal is. Dit probleem heeft Dietzgen opgelost” 15)
Voor iedere revolutionair in de huidige periode blijft het werk van Pannekoek een essentieel referentiepunt, al is het alleen maar omdat hij, tesamen met andere linkskommunisten, een brug heeft weten te slaan tussen het einde van de sociaal-democratische Tweede Internationale en het begin van de kommunistische Derde Internationale, een periode die duurde van 1914 tot 1919. Om dat te bewerkstelligen heeft hij, zoals hierboven al uiteengezet, actief deelgenomen aan de verspreiding van de verschillende versnipperde stemmen tegen de oorlog, zoals die van de ISD (Internationale Socialisten Duitsland in Bremen), van de SDP in Nederland en met name van de ideeën van de zogeheten Zimmerwalder Linke.
Maar toen hij zag dat de revolutionaire golf vanuit Rusland, vanwege haar isolement, op een dood spoor raakte, en van binnen en van buiten begon te ontaarden, haakte hij af. Ook al betreurde hij de opheffing van de Nieuwe Tijd door de CPH (Communistische Partij Holland), ze vormde voor hem een welkome aanleiding om gas terug te nemen. Vanaf het begin van de jaren ’20 kwam bij hem, meer nog dan in de periode daarvoor, de nadruk te liggen op theoretisch werk, waarbij hij nooit meer actief lid is geweest van een revolutionaire groep. “Ik verlangde ernaar mijzelf rustig opnieuw te oriënteren en rekenschap te geven. Weer was het, als vroeger in het socialisme, zo nu in het kommunisme, een partij met zuivere beginselen tot macht en kracht in de arbeidersbeweging te maken. Weer was als uiterlijk machtige massa-partij een opportunistisch reformisme opgekomen, maar nu veel schadelijker dan vroeger, veel oppervlakkiger, beginsellozer, demagogischer, zich sierend met de naam marxistisch en dit marxisme verknoeiend …” 16)
Dat wil niet zeggen dat hij veraf stond met politieke organisaties van het proletariaat, want tot de WOII stond hij meestentijds in nauw contact met de radenkommunistische groep GIC (Groep van Internationale Communisten) in Nederland. Naast actuele onderwerpen die de strijd van de arbeidersklasse van dat moment aangingen, heeft hij de hele periode tot aan de WOII gewijd een verklaring te vinden voor het verraad van de sociaal-democratie en voor de oorzaken van de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917-1923.
In de WOII werd het contact met andere revolutionaire kommunisten voor hem nagenoeg onmogelijk, vandaar dat hij zich in die vijf jaar louter wijdde aan theoretische studie en de totstandkoming van een van zijn meest bekende werken: ‘De Arbeidersraden’. Zodra het echter weer mogelijk was om het contact met de bestaande revolutionaire groepen te herstellen, zoals met de Communistenbond Spartacus in Nederland, nam hij de discussie over zijn standpunten en die van anderen opnieuw op.
V Zijn onvoorwaardelijke verbondenheid met de strijd van het proletariaat
In de verschillende – meestal korte - geschriften, die hij na de oorlog schrijft, maakt hij nog eens een keer duidelijk waar hij staat in de strijd voor de verdediging van de klassebelangen van het proletariaat en de taak daarin voor de politiek bewuste minderheden, die door de historische strijd van de klasse worden voortgebracht. Niet dat de standpunten die hij daarin verwoord de meest ontwikkelde, de meest vergevorderde van dat moment waren of altijd in de juiste richting gingen. Niet dat hij ook wel eens twijfelde aan de goede afloop van de strijd voor een maatschappij, waarin wordt ‘gegeven naar behoefte en ontvangen naar vermogen’, maar omdat ze lieten zien dat de strijd voor het communisme hem nog steeds na aan het hart lag. Ze laten zien dat hij nog steeds vertrouwen had in de bekwaamheid van de arbeidersklasse de loop van de geschiedenis een positieve wending te geven en door middel van haar strijd een perspectief kon geven aan de gehele mensheid.
Over de betekenis van de ‘wilde’ stakingen, het belang van de proletarische solidariteit en het bewustzijn dat zich daarin ontwikkelen, schrijft hij met grote betrokkenheid en helderheid. Deels was dat het gevolg van een foutieve inschatting van zijn kant van het historisch perspectief, dat op dat moment zeker niet rijp was voor een algemene heropleving van de arbeidersstrijd. Deels was het echter ook het resultaat van de rijpheid en gedegenheid van de methode, waarmee hij de dagelijkse gebeurtenissen ontleedde.
“In Europa, in Engeland, België, Frankrijk, Holland - en ook in Amerika zien we wilde stakingen oplaaien, nog in kleine groepen, zonder helder bewustzijn van hun rol en zonder verdere bedoelingen, maar ze laten zien uitstekende geest van solidariteit. Ze dagen de ‘Labour’ regering uit in Engeland en staan vijandig tegenover de Communistische Partij in de regering, in Frankrijk en in België. De arbeiders beginnen te voelen dat de staatsmacht hun belangrijkste vijand is. Hun stakingen zijn gericht zowel tegen deze macht als tegen de kapitalistische ondernemers. Stakingen worden een politieke factor en als stakingen uitbreken in zo’n omvang dat ze hele sectoren lam leggen en de maatschappelijke productie tot in kern raken, worden ze eersteklas politieke factoren. De stakers zelf mogen er zichzelf niet van bewust zijn – de meesten van hen zijn geen socialist - ze mogen niet de intentie hebben om revolutionair te zijn, maar ze zijn het. En beetje bij beetje zullen ze zich bewust worden wat zij intuïtief, uit noodzaak, aan het doen zijn en het zal de acties directer en efficiënter maken.” 17)
Pannekoek vatte de taak van de politiek bewuste minderheden van de klasse in latere leven steeds meer op als een opvoedendende, voorlichtende dan als een propagandistische en politiek-leidende taak. Desalniettemin is het diezelfde diepe overtuiging van Pannekoek ten aanzien van het essentiële belang van de theorie, van de revolutionaire kritiek en de revolutionaire betrokkenheid, die hem ertoe brengt nog eens uiteen te zetten wat de bijdrage is van de minderheden aan strijd van de klasse voor de eenheid en de ontwikkeling van haar inzicht in de belangrijke veranderingen die haar strijd in de maatschappij teweeg zal brengen.
“….onze taak is in wezen theoretisch: door studie en discussie uit te vinden en aan te geven wat de beste weg voor actie voor de arbeidersklasse. Desalniettemin moet de opvoeding, die hierop gebaseerd is, niet alleen bedoeld zijn voor de leden van een groep of een partij, maar voor de massa’s van de arbeidersklasse. Zij zullen in de bedrijfsvergaderingen en –raden moeten beslissen wat de beste weg is om te volgen. Maar om hen in staat te stellen om de beste beslissing te kunnen nemen, moeten ze voorgelicht worden door middel van een weloverwogen advies, dat van het grootst mogelijke aantal mensen komt. Als gevolg daarvan zal een groep, die verkondigt dat de zelfstandige actie van de arbeidersklasse de belangrijkste vorm is van de socialistische revolutie is, ervan uitgaan dat haar belangrijkste taak is om naar de arbeiders te gaan, om met hen te praten, bijvoorbeeld door middel van populaire pamfletten. Pamfletten die de ideeën van de arbeiders verhelderen door de belangrijke veranderingen in de maatschappij uit een te zetten, en de noodzaak voor de arbeiders zelf al hun acties in eigen hand te nemen, net als in toekomstige productieve arbeid.” 18)
Tenslotte voert hij ook een regelmatige en gepassioneerde correspondentie met mensen als Alfred Weiland, Paul Mattick en verschillende anderen. Vooral in zijn correspondentie met ‘Socialisme ou Barbarie’ brengt hij nog een keer kernachtig tot uitdrukking wat hij als het wezenlijke karakter van de proletarische revolutie beschouwt. In die zin kan deze correspondentie zo ongeveer als zijn testament beschouwd worden:
“…de bevrijding van de arbeiders zal de taak van de arbeiders zelf zijn. Beter nog: the proletarische revolutie kan niet worden vergeleken met een eenvoudige revolte of met een militaire actie, geleid door een centraal commando. Ook zelfs niet met een periode van strijd vergelijkbaar met, bijvoorbeeld, de grote Franse revolutie, die zelf niets anders was dan een fase in de overname van de macht door de bourgeoisie. De proletarische revolutie is veel omvangrijker en diepgaander; zij vormt de toegang van de massa van de mensen tot het bewustzijn van haar bestaan en tot haar aard. Het zal geen eenvoudige stuiptrekking zijn; het zal de vorm aannemen van de inhoud van een hele periode in de geschiedenis van de mensheid, waarin de arbeidersklasse haar eigen gaven en potentieel moet zien te ontdekken en te verwezenlijken, net als haar doeleinden en strijdmiddelen.” 19)
Pannekoek, die werd geboren op 2 januari 1873, stierf uiteindelijk …. als een oprecht communist op 28 april 1960.
01-09-2010, Dixoff
1) Resolutie over de Internationale Situatie van het 18e Internationale Congres van de IKS.
2) Het anti-stalinisme speelde ook een hele grote rol aan het einde van de jaren ’60, met name door de rol van saboteurs van de arbeidersstrijd die de stalinistische politieke organisaties en vakbonden speelden in de belangrijkste stakingsbewegingen van die tijd, maar ook door de inval in Tsjecho-Slowakije 1968 van de Russische militaire troepen, om de opstand tegen de dictatuur in geweld te smoren.
3) Anton Pannekoek en Herman Gorter, Marxisme en Revisionisme. Nieuwe Tijd 1909.
4) Anton Pannekoek, Massenaktion und Revolution. Neue Zeit, XXX, 2e vol, 1912.
5) Geciteerd in Lenin: Staat en Revolutie, 1917.
6) Anton Pannekoek, De ineenstorting van de Internationale. De Nieuwe Tijd 1914, blz. 677.
7) B.A. Sijes, Anton Pannekoek, 1873-1960. Anton Pannekoek, Herinneringen, 1976. blz.41.
8) Anton Pannekoek, De Russische revolutie III. De Nieuwe Tijd 1917, blz. 560. De Russische revolutie VIII. De Nieuwe Tijd 1918, blz. 125.
9) Programma van de KAPD, april 1921. Revue Internationale 97, 1999.
10) Zie ook: Buchbesprechung zu Cajo Brendels Anton Pannekoek – Denker der Revolution. Weltrevolution 126 en 130; 2005.
11) John Harper (Anton Pannekoek), Lenin als filosoof; 1938.
12) Anton Pannekoek, Vijf stellingen over de strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme. Southern Advocate for Workers Councils, Melbourne, nr. 33, mei 1947.
13) Anton Pannekoek, Het historisch materialisme. De Nieuwe Tijd 1919, blz. 15 en blz. 52. Anton Pannekoek, Partij, raden en revolutie, 1970, samengesteld en van aantekeningen voorzien door Jaap Kloosterman.
14) Idem
15) Anton Pannekoek: Dietzegens Werk. Brochure van Radenkommunisme, Beverwijk, 1980 Serie Herdrukken, blz. 43.
16) Anton Pannekoek, Herinneringen. 1976, blz. 208.
17) Anton Pannekoek, Strikes, in Western Socialist; January 1948.
18) Brief van Pannekoek aan Castoriadis van ‘Socialism ou Barbarie’; 8 november 1953.
19) Idem