Door IKSonline op
Er hebben al een hele reeks herdenkingen plaatsgevonden over de grote staking van 1960-‘61 in België (films, debatten, academische zittingen, enz.), vooral in Wallonië en Brussel maar ook in grote en kleinere steden in Vlaanderen. Bovendien voerde de trotskistische LSP een grote campagne onder de naam van ‘1960-1961: De Staking van de Eeuw’. Voor de revolutionairen is het een gelegenheid om nader in te gaan op deze belangrijke gebeurtenis en vooral om te onderzoeken of de redenen die gegeven worden voor deze herdenking wel degelijk kloppen met de werkelijkheid. Kunnen wij uit deze grote stakingsbeweging lessen trekken voor vandaag en zo ja welke ?
In de pers van de IKS hebben wij er al meermaals aandacht aan besteed in het verleden, maar vandaag is het nodig om daar nog eens op terug te komen, omdat wij geconfronteerd worden met een toestand, die er in sommige aspecten erg op gelijkt (de noodzaak voor de bourgeoisie om harde bezuinigingen door te voeren), maar er in andere aspecten erg van verschilt (opkomende internationale strijd in het kader van een wereldcrisis).
Bij de analyse van deze grote stakingsbeweging stellen zich heel wat vragen: Waarom barstte deze beweging in alle hevigheid en massaal los in België en niet in andere landen van het Westblok? Waarom erkenden de vakbonden deze beweging ? Eindigde deze beweging met een overwinning of met een nederlaag ? Hoe voelden de arbeiders de beëindiging van de strijd aan ? En waarom waren er tegenstrijdige meningen over ? Welke waren de gebruikte strijdmethoden van de arbeiders en slaagden zij er in om de controle over hun strijd te verwerven ? Hoe keken de arbeiders van toen aan tegen de vakbeweging en de linkse partijen ? Hoe analyseerden de Linkskommunisten deze strijdbeweging ?
Dit zijn maar een paar vragen die opduiken bij een beweging van die omvang (een algemene staking die vijf weken duurde, waarbij honderdduizenden tot een miljoen arbeiders, bedienden en ambtenaren uit het hele land actief betrokken waren). Wij hopen dit te verduidelijken aan de hand van de analyse van deze stakingsbeweging en de politieke visies die hier aan gekoppeld werden.
Het internationale kader waarin de beweging zich afspeelde
Heel in het kort moeten wij eerst en vooral de internationale omstandigheden schetsen waarin de beweging zich afspeelde: de contra-revolutie, die gevolgd was op de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917-1927, beheerste nog steeds de geesten van de arbeidersklasse. Deze was daardoor niet in staat geweest om de Tweede Wereldoorlog te stoppen en de bourgeoisie had 'haar' oorlogslogica tot het bittere einde kunnen uitvechten zonder noemenswaardig verzet van de arbeidersklasse. Ze had de weinige gevallen van krachtig klasseverzet weten te isoleren en in de kiem te smoren, dank zij de nazi's en de stalinisten (in Italië in 1943, bij de opstand van het getto van Warschau in 1945 en bij de Commune van Saigon in 1946). De arbeidersklasse kwam verslagen uit de oorlog en werd onmiddellijk en met schamele lonen aan het werk gezet om de wederopbouw te realiseren. Hierop volgde in de industrielanden de periode van de 'economische boom' (ook 'Wirtschaftswunder' of 'Trente Années Glorieuses' genoemd), die de illusie wekte van 'vooruitgang' en zelfs van het idee dat het kapitalisme zijn historische crisis zou overwonnen hebben (mini-crises zoals in België in 1957 werden aan louter lokale omstandigheden toegeschreven). Het hoeft ons niet te verwonderen dat er in dit algemeen klimaat van 'optimisme' een enorm vertrouwen was in de vakbonden. Men geloofde dat die voor de werkende klasse 'verbeteringen' zouden kunnen afdwingen binnen het systeem. Het geruzie tussen de linker- en de rechtervleugel binnen de vakbonden speelde daar op in. Men wilde de arbeidersklasse voor de kar van de 'structuurhervormingen' spannen. Die zouden de 'conservatieve' Belgische bourgeoisie moeten dwingen om meer aandacht te besteden aan de technologische vernieuwing van de industrie dan aan de financiële sector. Zo zou ook de enorme inzet van de werkende klasse, door de verhoging van het werkritme, 'gepast' (maar nooit hoger dan de inflatie) beloond worden. En dat alles mooi ingebed in het 'nationaal belang', dat de sociaal- en christen-democraten zo goed aan wisten te smeren met de smoes van het sociaal overleg.
Wat vooraf ging: structurele crisis van de Belgische economie
In de loop van de jaren had de Belgische bourgeoisie, die met een relatief ongeschonden productieapparaat uit de oorlog gekomen was, haar aanvankelijk voordelige exportpositie niet kunnen blijven handhaven. Een deel van de bourgeoisie had immers aangestuurd op het versterken van het financieel kapitaal (België stond daardoor bekend als de 'Bankier van Europa') ten koste van vernieuwingen in de technologie en het industrieel productieapparaat (Zie hiervoor de interessante studie van A. Meynen, 'Ekonomische en socio-politieke achtergronden van de grote werkstaking (1960-1961)', VUB). In de statistieken van de industriële productie zien wij dat België en Groot-Brittannië, bij een nagenoeg gelijke uitgangspositie in 1954, 6 jaar later nog slechts op ongeveer 60% van de ontwikkelingstendens staan in vergelijking met Italië en de Duitse Bondsrepubliek (1)
Reacties van de arbeidersklasse: stakingen en verzet tegen dreigende werkloosheid
Ook de werkloosheid was nog niet noemenswaardig teruggelopen (2), wat voor een constante wrevel zorgde bij de werkende klasse in de industriële centra en vooral in een mijnstreek zoals Borinage (Henegouwen), waar de tewerkstelling constant achteruitging. Deze toestand, met relatief hoge werkloosheid in vergelijking met de omliggende landen en een sterk gestegen werkritme, leidde tot wrijvingen en confrontaties met de regering, vooral bij metaalarbeiders, dokwerkers en mijnwerkers. Bij deze confrontaties, en met name bij die van 1957 (19 juni-15 juli) met de spontane staking van metaalarbeiders, had de BSP al duidelijk laten zien dat haar eerste minister Achille Van Acker pal aan de kant stond van het patronaat. In 1958 wordt de loonsverhoging beperkt tot 2% per jaar onder de mom van het bestrijden van de ‘misbruiken’ met besparingen op de sociale zekerheid! (3) Maar ook al waren 65% van de verloren arbeidsdagen het gevolg van stakingen in de steenkolensector en in de metaal, met 12.426.760 stakingsdagen in de periode tussen 1954-1960 (4), toch waren er ook nog veel andere sectoren in betrokken zoals onder andere bij de steengroeven, de glasnijverheid en de gas- en elektriciteit. Ongeveer 57% van de verloren arbeidsdagen situeerden zich in het Waalse landsgedeelte, wat er op wijst dat er ook in Brussel en Vlaanderen veel ongenoegen was.
Terwijl deze onvrede op het einde van de jaren vijftig vooral leefde bij de mijnwerkers in de Borinage, de dokwerkers in Vlaanderen en de metaalarbeiders van zowat overal, zou deze overslaan op geheel de arbeidersklasse en ook op het ambtenarenkorps door de aanval die de regering van plan was met de invoering van de Eenheidswet, een wet waarmee de Belgische bourgeoisie met één klap haar opgelopen achterstand, in de industrie en door het verlies van de koloniale winsten uit Congo (door de gedwongen en overhaaste onafhankelijkheid) wilde inlopen via een drastisch bezuinigingsplan op de kap van heel de werkende klasse.
Links, ABVV en BSP doen meer dan stoom laten afblazen voor de 'bom barst' en eisen ‘structuurhervormingen’ om het ongenoegen te kunnen kanaliseren in een reformistisch perspectief
Vanuit het sterk gestegen werkritme en na de opofferingen die onder andere mijnwerkers en dokwerkers zich hadden getroost - onder de 'aansporingen' van Achille 'Charbon' (die deze spotnaam kreeg omdat hij de mijnwerkers zeer hard laten opdraaien voor de naoorlogse heropbouw) en Louis Major (die verschillende stakingen had gebroken aan de havens), twee notoire rechtse figuren binnen de BSP - groeide het ongenoegen aan over de magere lonen die aan de werkende klasse werden betaald. Om dat ongenoegen in te dijken ontstond binnen de BSP en vooral binnen de Waalse ABVV (de FGTB) een radicalisering die zich keerde tegen de regeringsdeelname van de BSP met de liberalen in de periode 1954-1958. Ten koste van deze weinig populaire sociale politiek kwam de ‘ontreddering’ binnen de partij ten goede aan de relatieve ‘verlinksing’ van de partij, die zijn beslag vond in het Buitengewoon Congres van 1959, waarop de voornaamste punten van het ‘programma van ‘structuurhervormingen’ van het ABVV in grote lijnen werden overgenomen (5). Deze duidelijke oriëntering in het ‘belang van de natie’ zou later in staat zijn om de beweging steeds weer de wind uit de zeilen te nemen en te kanaliseren in de richting van een ‘beter beheer van het Belgisch kapitaal’, het grote doel van de ‘linkse socialisten’ in de BSP. Ondanks het feit dat namens het ABVV, Major en Renard op 11 mei 1960 een paritair akkoord hadden getekend dat twee jaar sociale vrede had beloofd aan het patronaat konden deze geheide ‘stakingsbrekers’ de enorme woede bij de arbeidersklasse niet meer indammen.
Rechts wil alleen hakken zonder zalven en … de staking wordt onvermijdelijk
De rechterzijde van de bourgeoisie bij monde van de conservatieve regering had nog gehoopt op een kloof tussen de momenten waarop de verschillende delen van de arbeidersklasse zouden getroffen worden door de maatregelen. Maar daar trapte deze niet in. De werkende klasse begreep zeer goed dat deze besparingen iedereen zouden treffen en er begonnen zich contacten te vormen tussen de belangrijkste sectoren van de arbeidersklasse: ambtenaren, spoormannen, leerkrachten, arbeiders van elektriciteit en gas en van de staalnijverheid, havenarbeiders uit Antwerpen, Gent en Brussel, metaalarbeiders en die van de elektrische constructies, mijnwerkers uit Luik, Charleroi, het Centrum en de Borinage… allen waren op zoek naar globalere eenheidsacties.
Voor de beweging losbarstte had de socialistische Gemeenschappelijke Actie vanaf 20 oktober een informatiecampagne gestart: ‘Operatie Waarheid’. Deze campagne ten voordele van het ‘programma van de structuurhervormingen’, die een aanzienlijk succes kende was bedoeld om verzet tegen de Eenheidswet te beperken tot de 'steun' aan het 'parlementair werk' van de BSP en om stakingen te vermijden (6). Omdat deze campagne 'louter informatief' was en er doelbewust geen concrete voorstellen tot actie geformuleerd werden groeide er bij de basis een algemeen klimaat van agitatie. Alhoewel het de BSP dus niet lukte om de actie te beperken tot steun aan hun parlementaire discussie (7), werd hard werk geleverd om van de inkadering een succes te maken door, via deze hersenspoeling, aan de beweging de eisen van de 'structuurhervormingen' op te dringen. Onder druk van de basis werden twee massa-acties gehouden door de Gemeenschappelijke Actie van Luik met 50.000 betogers op 21 november en op 14 december in Henegouwen waar 140.000 arbeiders het werk neerlegden! Om de beweging de baas te blijven beloofde André Renard op de strijddag van 14 december het principe van de algemene staking voor te stellen op het Nationaal Comité van het ABVV.
Toen de Openbare Diensten (die als eersten geviseerd waren) dan ook op 20 december in staking gingen, waren de gemoederen al zo verhit dat er niet langer gewacht werd op de beloften van de vakbond (ABVV).Ttoen de motie Smets (tegen de staking) het nipt haalde tegen de motie Renard (8) was de algemene staking eigenlijk al een feit. De vakbond was door de basis voor een voldongen feit gesteld, want aan de vooravond van de stakingsdag van de Openbare Diensten waren de arbeiders van ACEC reeds in staking gegaan en met vliegende piketten naar alle bedrijven uit het bekken van Charleroi getrokken.
Het verloop van de staking
En toen was het hek van de dam. Een afgevaardigde die zich nog probeerde te verzetten tegen de staking bij Cockerill-Seraing eindigde in het hospitaal (9). Het was alweer Major die het in zijn eigen brutale taal zo plastisch uitdrukte bij zijn tussenkomst in de Kamer op 21.12.1960: “Wij hebben met alle middelen, zelfs met behulp van de patroons, de staking proberen te beperken tot één beroepscategorie” (10) (Notulen van de Kamer). Op 20 december loopt de ‘spontane’ stakingsgolf als een strovuur door het ganse land, zonder dat enige politieke of vakbondssecretaris daar het ordewoord voor gegeven heeft. Het ordewoord van het ACOD voor de sector ‘Gemeenten en Provincies’ om voor onbepaalde tijd te staken, is voor iedereen ruim voldoende, het wordt niet alleen massaal opgevolgd maar duizenden arbeiders uit de privé volgen ‘spontaan’ hun voorbeeld en op 23 december ligt heel Wallonië plat. Gedurende de vijf koudste winterweken zou het land in een hevige sociale beroering komen (zodat zelfs de pasgetrouwde koning Boudewijn zijn 'wittebroodsweken' moest opschorten). Zelfs het opperhoofd van de christelijke vakbond, A. Cool van het ACV, moest op 24 december aan premier Eyskens verklaren: “Ik heb mijn troepen niet meer in de hand. In weerwil van mijn ordewoorden verbroederen de christelijke arbeiders met hun socialistische collega’s” (11)
Voor het complete verloop van de staking kan men te rade aan bij allerlei bronnen die wij even kort vermelden in een voetnoot (12):
In het bestek van dit artikel moeten wij ons evenwel beperken tot de belangrijkste feiten die ofwel een stuwing of een keerpunt teweeg brachten in de beweging:
* Stakingsweek 1
Terwijl de stakingen zich uitbreidden, probeerde men die met harde repressie in te dijken maar dat werkte averechts en deed de beweging nog meer uitdeinen. Heel Wallonië was lamgelegd. In Gent en Antwerpen volgden één na één alle vitale sectoren.. De ‘neutrale zone’: het Parlement en de Nationale Bank werden afgegrendeld. De rijkswacht werd versterkt.
* Stakingsweek 2
Ook in de tweede stakingsweek breidde de beweging zich nog steeds verder uit (de tiende dag waren er al 700.000 stakers), vooral naar Vlaanderen en ondanks de gewelddadige confrontaties van de stakingspiketten en betogingen met de rijkswacht. De vrouwen speelden hierbij een belangrijke rol en stonden dikwijls vooraan. Het leger en de para’s werden ingezet om de rijkswacht te helpen bij het bewaken van bruggen, wegen, stations. In het teken van internationale solidariteit weigerden Nederlandse en Duitse dokwerkers besmette goederen uit België te lossen en Franse dokwerkers kwamen met financiële steun.
* Stakingsweek 3
In de derde week breidde de staking zich uit in Vlaanderen in het begin van de week (vermoedelijk overschreed men de kaap van 1.000.000 stakers). Toch waren er in de loop van die week ook enkele gedeeltelijke werkhervattingen. Het leger werd ingezet. Ondanks de harde repressie verhardde ook de beweging heel sterk en de bourgeoisie vreesde voor een lokale opstand in Luik, ondanks de militaire bezetting van alle strategische punten. Er werd met scherp geschoten en in Luik vielen de eerste dodelijke slachtoffers onder de stakers.
* Stakingsweek 4
De oproep van Renard voor Waalse autonomie in de derde week (ondanks de uitbreiding van de staking in Vlaanderen) en de weigering van de vakbonden om een mars op Brussel te organiseren deed de beweging aan eenheid en slagkracht verliezen. Steeds meer sectoren begonnen terug aan het werk te gaan terwijl de meest vastberaden arbeiders, vooral in de industriële sectoren in Wallonië, Brussel en Vlaanderen, beslisten door te gaan. Maar het tij was niet meer te keren.
* stakingsweek 5
De metaalarbeiders gingen alléén de vijfde en laatste stakingsweek in. Die week overleed een vierde staker aan de opgelopen schotwonden. De arbeidersklasse had hard gevochten en veel geleden, maar de inzet verloren. De BSP en Renard triomfeerden. Het beest was getemd. De mars op Brussel was afgewend. De misleidingen hadden gewerkt.
“Maar terwijl de economie van het land verlamd is en elke dag een grotere massa in de strijd gemobiliseerd is, is er bijna geen spoor van zelforganisatie. De vakbonden en de politieke apparaten hebben zo de handen vrij. Omdat de overheid voelt dat haar klassevijand niet klaar staat om hard toe te slaan, slaat ze zelf toe. Ze laat de rijkswacht jacht maken op geïsoleerde stakers. Nooit gaat ze in tegen massabetogingen, maar de provocaties komen steevast los zodra die ontbonden is” (13).
Hoe probeerde links de wiek nat te maken?
Eerst en vooral moeten wij duidelijk stellen dat dit vooral mogelijk was doordat de arbeidersklasse haar strijd uit handen gaf, doordat zij nog verwachtingen had van hen die haar al zo dikwijls hadden bedrogen: het ABVV en de BSP. Doordat zij nog geloofden dat dit organisaties van de arbeidersklasse waren in plaats van het linkse gezicht van het kapitaal. Daardoor kon links met allerlei misleidingen de beweging breken door:
● haar ‘spontane’ dynamiek te breken
– nonsens zoals “de Vlaamse arbeiders zijn nog niet klaar”
– of “de Waalse arbeiders kunnen niet langer wachten”
– het afraden en boycotten van de mars op Brussel door Renard en het vakbondsapparaat
● eisen opdringen in verband met het beheer van het kapitaal
– looneisen verdringen door eisen voor 'andere' structuren
– structuurhervormingen voor een ‘beter beheer’ van het nationaal belang
– belofte van een 'andere' koers na de verkiezingen
● het voorop schuiven van het regionalisme om de strijd te misleiden
Het federalisme diende als tweesnijdend zwaard: de Waalse arbeiders werden op hun eigen streek teruggeworpen en de Vlaamse arbeiders die in strijd waren werden afgesneden van hun radicale kameraden. Het versmalde de beweging in plaats van ze uit te breiden. Deze illusie was dodelijk voor de dynamiek van de strijd.
● de nederlaag voorstellen als een overwinning
“De BSP begint haar ontmoedigingswerk af te maken en roept op tot nieuwe verkiezingen in het kader van de ‘wettelijkheid’. Renard komt op voor het Waalse federalisme en raadt de KPB het plan voor een mars op Brussel af. (...) zonder zelfstandige organisatie valt de staking uiteen. En de BSP stelt het einde van de staking voor als een belangrijke overwinning voor de arbeidersklasse! ” (14)
De linkse fractie van de bourgeoisie, was er in geslaagd om de arbeidersklasse voor de kar te spannen van haar 'structuurhervormingen' binnen het kader van het kapitalisme en haalde een klinkende overwinning bij de daarop volgende verkiezingen. Maar de BSP 'vergat' onmiddellijk haar 'belofte' om de Eenheidswet (die op 13 januari door het parlement was gejaagd door de 'conservatieve' meerderheid), terug te schroeven en toonde zo haar ware gelaat van linkse fractie van de bourgeoisie. De BSP verloor duizenden leden, maar het 'nationaal belang' (van het Belgisch kapitaal) was gered op de rug van de arbeiders.
Enkele lessen
“Gedurende 30 dagen heeft de arbeidersklasse op de voorgrond gestaan. Gedurende 30 dagen heeft ze haar kracht getoond, haar solidariteit, wat ze als geheel worden zal. Ze kon in een brede beweging iedereen samenbrengen die zich verzette tegen de kapitalistische uitbuiting; Maar dat was niet genoeg. Het is van belang de beperkingen te zien van de stakingsbeweging van 1960-61. Het is waar dat de arbeiders begonnen zijn met op verschillende plaatsen stakingscomités aan te stellen. Het is waar dat sommige vakbondsleiders op hun kop gekregen hebben. Maar toen de vakbonden de beweging erkenden omdat zij zich er niet tegen konden verzetten, hebben de arbeiders de leiding van de staking aan hen overgelaten. Ze geloofden nog dat de vakbonden organisaties van de arbeidersklasse waren. De arbeiders hebben toen de vakbondsmisleiding niet compleet doorzien. Ze hebben zich niet kunnen verzetten tegen hun manoeuvres, die nochtans door velen onder hen als ‘verraad’ aangevoeld werden.
Berlijn 1953, Polen en Hongarije 1956, België 1960-61, waren belangrijke uitbarstingen van arbeidersstrijdlust. Ze herinnerden de burgerlijke theoretici er aan dat de arbeidersklasse niet verdwenen of geïntegreerd was. Maar die bewegingen speelden zich af in een periode waarin het kapitalisme zijn productieapparaat heropbouwde, waarin het zich voorbereidde op de korte jaren van dolle illusies vóór de huidige crisis.
Ondanks de omvang van de Belgische stakingen, ondanks de vastbeslotenheid van de arbeiders, werd het kapitaal niet rechtstreeks bedreigd. Het beschikte nog over enkele reserves, zowel in België als op internationaal vlak. Dat kan het isolement van de strijd verklaren en ook de moeilijkheden om de laatste politieke illusies, die de bourgeoisie uitdraagt (syndicalisme, federalisme) te doorbreken. Daarom kwam er zo weinig terecht van een zelfstandige politieke uitdrukking in de schoot van de arbeidersklasse. Vandaag is de economische situatie erg veranderd: het kapitalisme zakt weg in een wereldwijde crisis. Werkloosheid en bedrijfssluitingen treffen niet meer alleen de Belgische arbeidersklasse, zoals in de jaren 1950.” (15)
In de periode van 1968-'88 heeft de arbeidersklasse heel veel ervaringen opgedaan met zelfstandige strijd ondanks de sabotage door de vakbonden. En nu begint zij daar sedert 2003 heel stilaan weer mee aan te knopen, na de teruggang in haar bewustzijn als gevolg van de zeer agressieve campagne over de ‘dood van het Kommunisme’. Daardoor was zij zwaar aangeslagen op gebied van haar solidariteit en zelfvertrouwen in haar eigen strijd en haar identiteit als klasse met een eigen perspectief voor de mensheid: het kommunisme.
Vandaag zitten wij sedert 2003 in een opkomende strijdgolf, waarin de arbeidersklasse via haar solidariteit haar eigen identiteit als klasse zal kunnen terugwinnen. Dit proces, in combinatie met het leren om de strijd in eigen handen te houden, ondanks de vakbondssabotage, en de internationale context van de economische wereldcrisis scheppen een heel ander kader voor de mogelijkheid van internationale strijdervaringen over de grenzen heen en vormen nu de grootste verschilpunten met de context van toen.
Ook en vooral voor de jongere generatie van militanten is een grondige analyse van de ervaring uit 1960-61 nodig om te kunnen optornen tegen de campagnes van de gauchisten. Zij maken analyses waarin het ‘hervormen of veroveren van de staat’ voorgesteld wordt als een ‘stap naar het socialisme’: namelijk “het anti-kapitalistische programma … van nationalisatie onder arbeiderscontrole dat regelrecht ingaat tegen de logica van het kapitalisme … gekoppeld aan een strijd voor een socialistische initiatief” (N. Croes op de LSP-site over 1960-’61, 12 dec 2010). Dit is onzin want of je nu wordt uitgebuit door een privé-patroon of door de staat, je blijft een loonslaaf van het kapitalisme.
De kostbare ervaringen uit de verbeten, maar verloren strijd van 1960-1961 moeten de revolutionairen doorgeven aan de nieuwe generatie, die door het politieke milieu van de gauchisten, en vooral door de campagne van de LSP, op het verkeerde been gezet wordt: voor hen telt niet de zelfstandig georganiseerde arbeidersstrijd maar de misleiding van de ‘nationalisatie onder arbeiderscontrole’. Dit is geen streven naar de afschaffing van het kapitalisme maar een bestendiging ervan via een doorgedreven vorm van staatskapitalisme. Aan deze illusie die ons vandaag door alle fracties van de anders-globalisten aangepraat wordt, mogen wij ons niet nog eens laten vangen.
In die zin is 1960-61, 'de staking van de eeuw', vooral als een les voor hoe het niet moet: voor de negatieve lessen die er uit te halen zijn, voor het feit dat een voorbeeldige en moedige strijdbaarheid, zonder eigen zelfstandige organisatievormen en bewustzijn over de eigen klasse-perspectieven, regelrecht naar de nederlaag leidde. Dat zijn de belangrijkste lessen van 1960-61.
KS/ 23.1.2011
Noten
A. Meynen, Indices van de industriële productie:
Jaar 1954: Duitsland 112; Italië 109; Nederland 110; Groot-Brittannië 106; België 106.
Jaar 1960: respectievelijk: 180; 180; 157; 128; 126.
Ibidem: Daggemiddelde van de gecontroleerde werklozen in België: 1954: 224.752 ; 1960: 158.097.
Le Communiste n°9, févr. 1981
Ibidem: Verloren arbeidsdagen tussen 1954-1960 in België, door stakingsacties: Vlaamse arrondissementen: 4.269.618 ; Waalse arrondissementen 7.1333.549 ; Brussel 1.023.593
Ibidem, Le Peuple, Quotidien du Parti Socialiste Belge, 21.9.1959, p.3.
Ibidem, In het totaal waren er 70 meetings waaronder 9 in het Gentse, geciteerd uit V. Feaux, p.50
Ibidem, geciteerd uit Le Drapeau Rouge, 22.11.1960.
Ibidem, geciteerd uit R. Gubbels, Les grèves en Wallonie et en Flandre, 1963 pp. 73-74
Internationalisme, n°49, dec-jan 1980-81, p. 8
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Voornaamste geraadpleegde bronnen :
MEYNEN A., De Grote werkstaking 1960-61? Brussel, VUB
FEAUX V., Cinq semaines de lutte sociale. La grève de l’hiver 1960-61? Bruxelles, Editions de l’Institut de Sociologie, ULB
BRINTON M., For Workers Power, The Belgian general strike diary, 1960.
DACHE Gustave, La Grève Générale Insurrectionnelle et révolutionnaire de l'hiver 1960/61 / De Opstandige en revolutionaire Algemene Staking van de winter van 1960/61, éditions PSL & LSP, 2010.
De kranten of Revues: Internationalisme, krant van de IKS, Le Communiste, revue du GCI.
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Partijen: BSP (Belgische Socialistische Partij, voorloper van de huidige gesplitste SPa en PS). LSP (Links Socialistische Partij, trotskistisch geörienteerde organisatie van het CWI, Committee for the Workers' International)
Vakbonden: ABVV (Algemeen Belgisch Vakverbond, sociaal-democratisch georiënteerde vakbond); ACOD (Algemene Centrale van de Openbare Diensten, sociaal-democratisch gerichte ambtenarenvakbond); ACV (Algemeen Christelijk Vakverbond).