Welke maatschappelijke kracht kan de revolutie maken?

Printer-friendly version

De enige oplossing voor de helse spiraal van ecologische en militaire vernietiging is de omverwerping van het kapitalisme en naar het communisme gaan. Maar de bourgeoisie zal nooit het einde van haar systeem accepteren, het einde van haar privileges, het einde van haar bestaan als heersende en uitbuitende klasse. Ze zal koste wat het kost proberen haar achterhaalde systeem in stand te houden. Alleen een wereldrevolutie kan een einde maken aan deze lijdensweg. Voor iedereen die bezorgd is over de toestand van de planeet en het lot van de mensheid, is de essentiële vraag: welke maatschappelijke kracht is in staat om de revolutie te maken? 

Wat is de revolutionaire klasse in de kapitalistische maatschappij? 

“De geschiedenis van alle maatschappijen tot op de dag van vandaag is de geschiedenis van klassenstrijd”. Dit zijn de openingswoorden van het Manifest van de Communistische Partij uit 1848, geschreven door Karl Marx en Friedrich Engels. In dit fundamentele document, dat tot op de dag van vandaag zijn waarde heeft behouden, zien we hoe de klassenstrijd zich in alle historische maatschappijen heeft ontwikkeld, hoe deze in feite aan de basis lag van de radicale transformatie van deze maatschappijen. De oude slavernij werd vervangen door feodalisme, feodalisme door kapitalisme. Elke keer werd een revolutionair proces geleid door een nieuwe klasse die geboren werd uit de schoot van de bestaande maatschappij: 

  • Eeuwenlang kwamen slaven en gladiatoren in opstand tegen de slavenmeesters van het decadente Rome - de bekendste was de opstand van Spartacus  van 73 tot 71 v. Chr. Maar ondanks hun moed waren ze niet bij machte om de slavenmaatschappij omver te werpen. Het waren de feodale heren die de revolutionaire klasse van die tijd waren, de klasse die in staat was om de slavernij, die haar tijdperk van verval was ingegaan, te vervangen door een nieuwe sociale productieorganisatie. Deze was in staat om de onoplosbare tegenstellingen van de oude maatschappij te overwinnen en zo een nieuwe vorm van klassenuitbuiting te installeren, gebaseerd op lijfeigenschap. 
  • Tegenover de decadente feodale heren kwamen de boeren vaak in opstand tegen uitbuiting, zoals de ‘Jacqueries’ in Frankrijk of de Boerenopstand in Engeland in 1381. Maar ook zij waren machteloos om de maatschappij te veranderen. Het was de bourgeoisie die de revolutionaire klasse van die tijd vertegenwoordigde, de klasse die in staat was om het decadente feodalisme omver te werpen en een nieuwe sociale productieorganisatie in te luiden, dit keer gebaseerd op het loonsysteem. 

In het kapitalisme is deze revolutionaire rol weggelegd voor het proletariaat - de eerste uitgebuite klasse die in staat is de maatschappij door en door te transformeren. In het verleden konden de tegenstellingen die maatschappijen in hun periode van verval teisterden, niet overwonnen worden door de uitbuiting af te schaffen, maar alleen door een nieuwe productiewijze in te voeren die zelf gebaseerd was op uitbuiting. De tegenstellingen, echter, die de historische crisis van het kapitalisme veroorzaken, zijn zelf het resultaat van de wetten van dit systeem (productie dat niet gebaseerd is op menselijke behoefte maar op de markt en winst, op concurrentie tussen ondernemingen en staten) en zijn geworteld in de uitbuiting van de klasse die het overgrote deel van d e sociale rijkdom produceert, het proletariaat. Omdat in het kapitalisme arbeidskracht een handelswaar is geworden die verkocht wordt aan de eigenaren van de productiemiddelen, de kapitalisten; omdat de producenten uitgebuit worden, omdat de concurrentie op de markt de kapitalisten (ongeacht hun “goede bedoelingen”) dwingt de uitbuiting steeds verder op te voeren, betekent de opheffing van de tegenstellingen die het kapitalisme teisteren noodzakelijkerwijs de opheffing van de uitbuiting. Daarom kan de revolutionaire klasse onder het kapitalisme niet langer een nieuwe uitbuitende klasse zijn, zoals in het verleden, maar moet het de belangrijkste uitgebuite klasse onder dit systeem zijn, het proletariaat. 

Tegenover de decadente bourgeoisie zijn er duizend redenen om in opstand te komen. De hele mensheid lijdt, alle lagen, alle uitgebuiten worden gekweld. Maar de enige maatschappelijke kracht die in staat is om de bourgeoisie, haar staten en haar repressiekrachten omver te werpen en een ander perspectief voor te stellen, is de arbeidersklasse. Het proletariaat verschilt fundamenteel van de producerende en uitgebuite klassen die eraan voorafgingen. In slaven- en feodale maatschappijen waren de arbeidsinstrumenten individueel of op zijn best gemeenschappelijk. De basis van de productie was dan ook geïsoleerde, gefragmenteerde, lokaal beperkte, individuele arbeid. De grote omwenteling die het kapitaal teweegbracht, komt juist voort uit de vervanging van individuele arbeid door collectieve arbeid als de overheersende basis van productie. In plaats van geïsoleerde individuele arbeid heeft de productie van goederen zich ontwikkeld door de gezamenlijke arbeid van duizenden mensen, uitgevoerd op wereldschaal (een moderne auto bestaat bijvoorbeeld uit onderdelen die in ontelbare fabrieken en landen zijn geproduceerd). Op deze manier heeft het kapitaal in plaats van de verspreide uitgebuite klassen, die van elkaar geïsoleerd waren, een klasse geschapen die verenigd is door haar collectieve arbeid (en dit op wereldschaal) en die alleen dankzij deze eenheid kan leven en werken. Op deze manier heeft het kapitalisme met het moderne proletariaat zijn eigen doodgraver voortgebracht. En als uitgebuite klasse heeft het er geen belang bij om een nieuwe vorm van overheersing en uitbuiting te creëren. Ze kan zichzelf alleen bevrijden door de hele mensheid te bevrijden van alle vormen van uitbuiting en onderdrukking. Het is in de strijd dat arbeiders de eenheid smeden die hun kracht is. Dagelijks verdeelt het kapitalisme hen door ze tegen elkaar op te zetten, tussen collega’s, tussen teams, tussen eenheden, tussen fabrieken, tussen bedrijven, tussen sectoren, tussen naties. Maar wanneer ze beginnen op te komen voor hun arbeidsomstandigheden, bindt solidariteit hen samen. En dan “Van tijd tot tijd zegevieren de arbeiders, maar slechts voorbijgaand. Het eigenlijk resultaat van hun gevechten is niet het directe succes, maar de altijd verder om zich grijpende vereniging van de arbeiders. “ (Manifest van de Communistische Partij, 1848). Karl Marx beschreef het hele proces als volgt: “ De grootschalige industrie brengt op één plaats een menigte mensen samen die elkaar niet kennen. Concurrentie verdeelt hun belangen. Maar het behoud van de lonen, dit gemeenschappelijke belang dat ze hebben tegen hun meester, verenigt hen in een enkele gedachte van verzet - coalitie. De coalitie heeft dus altijd een dubbel doel, namelijk een einde maken aan de onderlinge concurrentie, om in staat te zijn om in het algemeen met de kapitalist te concurreren. Als het eerste doel van het verzet alleen het behoud van loon was, als de kapitalisten zich op hun beurt verenigen in een gedachte van onderdrukking, vormen de coalities, eerst geïsoleerd, zich tot groepen, en tegenover het kapitaal altijd verenigd, wordt het behoud van de vereniging noodzakelijker voor hen dan dat van loon. (...) De economische omstandigheden hebben eerst de massa van het land in arbeiders veranderd. De overheersing van het kapitaal heeft voor deze massa een gemeenschappelijke situatie en gemeenschappelijke belangen geschapen. Deze massa is dus al een klasse ten opzichte van het kapitaal, maar nog niet voor zichzelf. In de strijd, waarvan we slechts enkele fasen hebben genoemd, komt deze massa samen en vormt een klasse voor zichzelf. De belangen die ze verdedigt worden klassenbelangen. Maar de strijd van klasse tegen klasse is een politieke strijd”. (Marx, Armoede van de filosofie) 

Dit is wat er achter elke staking schuilgaat: een potentieel proces van vereniging, organisatie en politisering van de hele arbeidersklasse, de vorming van een maatschappelijke macht die in staat is het hoofd te bieden aan het kapitalisme. Want door samen te strijden voor hun levens- en arbeidsomstandigheden, vallen arbeiders de kern van het kapitalisme aan: uitbuiting, winst, verdingelijking en concurrentie. Daarom zei Lenin dat “achter elke staking de hydra van de revolutie schuilt”

Luxemburg en Lenin waren getuige van de eerste grote revolutionaire gevechten van de arbeidersklasse in de 20e eeuw - 1905 in Rusland en 1917-19 in Rusland, Duitsland en overal ter wereld. Gedurende deze gevechten, werden de arbeiders geconfronteerd met de toenemende inlijving van hun eigen organisaties (vakbonden en partijen) in het bestaande staatsapparaat. Maar in reactie hierop waren ze in staat om nieuwe strijdorganen te creëren - de sovjets of arbeidersraden, die in staat waren om de klasse te verenigen en de basis te leggen voor een nieuwe vorm van politieke macht die de burgerlijke staat kon confronteren en ontmantelen en het proces van “onteigening van de onteigenaars” kon beginnen: de overgang naar een communistische maatschappij. Deze bewegingen hebben daadwerkelijk de revolutionaire aard van de arbeidersklasse bevestigd. 

Natuurlijk kunnen sovjets of arbeidersraden alleen verschijnen op een zeer gevorderd niveau van de klassenstrijd. Ze kunnen niet permanent bestaan binnen de kapitalistische maatschappij. Maar het feit dat ze overeenkomen met de behoeften van de klassenbeweging in dit tijdperk (de behoefte aan eenheid over sectorgrenzen en nationale grenzen heen, de behoefte om de strijd naar het politieke niveau te tillen) blijkt uit het feit dat in vele gevechten sinds 1968, de arbeiders samenkwamen in massabijeenkomsten en herroepbare stakingscomités verkozen die de embryonale vorm zijn van de toekomstige raden. De interbedrijfs-stakingscomités die zijn voortgekomen uit de massale staking in Polen in 1980 zijn hiervan het duidelijkste bewijs. 

En hoe zit het met het klimaat? 

Rosa Luxemburg schreef dat “het socialisme is geen brood-en-boterkwestie, maar een culturele beweging, een grote, een hogere visie op de wereld”. Vanaf de 19e eeuw namen de arbeiders de strijd tegen alle plagen van het kapitalisme op in hun strijd: oorlog, ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, tussen zwarten en blanken, mishandeling van zieken... en vervuiling. De kwestie van de natuur en het milieu behoort volledig tot de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse. In 1845 hekelde Engels in zijn boek De toestand van de werkende klasse in Engeland, al de effecten van vervuilde lucht, overbevolking en onbehandeld rioolwater op de gezondheid van de arbeiders; in het Manifest van 1848 werd al geëist dat de scheiding tussen stad en platteland wordt opgeheven; in zijn laatste jaren bestudeerde Marx gretig de schadelijke effecten op de bodem van de “rooflandbouw” van het kapitalisme. 

Met andere woorden, het is de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse tegen uitbuiting en voor het communisme die alle andere zaken, alle andere revoltes, met inbegrip van de strijd om de planeet, bevat, omvat en achter zich meesleept. Wat revolutionairen en al diegenen die zich zorgen maken over de toestand van de wereld moeten verdedigen, is dus precies het tegenovergestelde van de huidige theorie van ‘intersectionaliteit’. Deze theorie plaatst de arbeidersstrijd, de strijd tegen racisme en de strijd voor het klimaat op hetzelfde niveau en beweert dat al deze strijden moeten ‘convergeren’, zij aan zij moeten marcheren in dezelfde impuls. Met andere woorden, het is een theorie voor de verwatering van de proletarische strijd, voor het verdwijnen van de arbeiders te midden van een amorfe massa ‘burgers’. Het is een slinkse tactiek om de arbeiders af te leiden van hun historische strijd om het kapitalistische systeem omver te werpen. Het is een valstrik! 

Bestaat de arbeidersklasse nog? 

De grote leugen die Stalinisme gelijkstelde aan communisme (zie artikel op pagina 4) stelde de bourgeoisie in staat om in 1990, ten tijde van de ineenstorting van de USSR, een oorverdovende campagne te voeren om overal de dood van het communisme te verkondigen. Het hamerde op de boodschap dat elke revolutionaire droom alleen maar in een nachtmerrie kon veranderen. Dat het kapitalisme voor eens en altijd had gezegevierd. Erger nog, het slaagde er zelfs in om arbeiders te laten geloven dat de arbeidersklasse niet meer bestond, dat het een vreemd overblijfsel uit een andere eeuw was. ‘Werknemers’, ‘medewerkers’, ‘middenklasse’... deze nieuwe terminologie, George Orwells ‘1984’ waardig,  moest de job afmaken door deze nieuwe ‘realiteit’ in de hoofden van de mensen in te prenten. 

Maar feiten zijn hardnekkig. Niet alleen verdwenen de arbeiders niet, ze zijn nog nooit zo talrijk geweest op wereldschaal. Ook in Europa. Want het proletariaat bestaat niet alleen uit fabrieksarbeiders in overalls. Iedereen die gedwongen wordt zijn arbeidskracht te verkopen om in zijn levensonderhoud te voorzien, is arbeider. Handarbeiders of intellectuelen, producenten of dienstverleners, in de prive sector of de publieke dienstensector, het maakt niet uit; ze vormen één en dezelfde klasse, die één en dezelfde strijd voert. 

De arbeidersklasse bestaat! En vandaag herontdekt ze het pad van de strijd. 

Het is waar dat de arbeidersklasse sinds 1990 heel weinig strijd heeft gevoerd, bedwelmd door de klap van de campagne over de zogenaamde ‘dood van het communisme’. Eveneens heeft de heersende klasse geprofiteerd van de nederlagen die de arbeidersklasse leed in de jaren ‘80, van haar desoriëntatie in de jaren ‘90, om veel traditionele haarden van arbeidersstrijd (zoals de kolenmijnen in het VK, staalfabrieken in Frankrijk, autoproductie in de VS) op te breken. Dit geheel ondermijnde het besef in de arbeidersklasse dat ze inderdaad een klasse was met haar eigen afgescheiden belangen. Omdat ze het vertrouwen in haar revolutionaire project in de toekomst had verloren, had ze ook het vertrouwen in zichzelf verloren. Ze had zich erbij neergelegd. Maar vandaag, geconfronteerd met de verergering van de economische crisis, de inflatie, de steeds ondraaglijker wordende golf van verarming en onzekerheid, heeft het proletariaat de strijd weer opgenomen. Na jaren van stilstand in de strijd heffen de arbeiders terug het hoofd. Deze terugkeer van strijdbaarheid werd voor het eerst aangetoond door de arbeiders van Groot-Brittannië tijdens de ‘Zomer van de woede’ in 2022. Sindsdien nam het aantal stakingen over de hele wereld toe. De uitdaging voor de komende periode is dat arbeiders zich verenigen, het gif van het corporatisme overwinnen, hun strijd in eigen hand nemen en zich zelfstandig organiseren. Maar ze zullen ook alle crises van het kapitalisme in hun strijd moeten integreren: de oorlogscrisis, de sociale crisis en de klimaatcrisis! Dit is wat er ontbrak in de golf van internationale strijd die begon in mei 1968 en zich van land tot land verspreidde tot in de jaren tachtig: het proletariaat van toen is niet in staat geweest om zijn strijd voldoende te politiseren. 

Ieder die overtuigd is van de noodzaak van een revolutionaire omwenteling, of het nu is vanwege de klimaatcrisis, de economische crisis of de oorlog, heeft daarom als eerste verantwoordelijkheid om deel te nemen aan deze politisering: door de discussie aan te gaan in betogingen, bijeenkomsten, politieke discussiekringen en strijdgroepen die gevormd worden door de strijdbaarste arbeiders. Bovenal moeten ze werken aan de opbouw van de revolutionaire politieke organisatie, die de specifieke rol heeft om de historische lessen van de klassenstrijd te verdedigen en het communistische programma te handhaven en te ontwikkelen. Vandaag de dag zijn zulke organisaties misschien beperkt en hebben ze nog geen directe invloed op de loop van de klassenstrijd, maar ze moeten zichzelf zien als een onmisbare brug naar de toekomstige wereldpartij van de communistische revolutie.

Rubric: 

Manifest over de ecologische crisis