Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Wereldrevolutie > Wereldrevolutie - jaren 2000 > Wereldrevolutie 2003 - 98 t/m 100

Wereldrevolutie 2003 - 98 t/m 100

  • 997 keer gelezen

Wereldrevolutie, nr. 98, januari-april 2003

  • 2153 keer gelezen

Het kommunistisch perspectief (1): Waarom de arbeidersklasse de revolutionaire klasse is

  • 2369 keer gelezen

In de discussies die gevoerd werden door de verschillende afdelingen van de IKS tijdens de openbare bijeenkomsten, de discussiebijeenkomsten of de verkoop van de pers waren onze gesprekspartners het in het algemeen nogal vlug eens met onze inschatting van de wereldtoestand en erkenden dat het kapitalisme de mensheid naar de afgrond sleurt. Maar wanneer het er om gaat te begrijpen dat de arbeidersklasse de enige kracht vormt die, door haar revolutionaire opstand, in staat is om de mensheid uit dit doodlopende straatje te halen, duiken er vlug heel grote twijfels op: “De arbeidersklasse is vandaag zelf wanhopig verdeeld. De centrale sectoren leven niet meer op de grens van het levensminimum zoals in de negentiende eeuw, maar hebben toegang tot de ‘verworvenheden’ van onze moderne cultuur en welvaart, zelfs al is dat op beperkte schaal. Het merendeel van de arbeiders voelt zich geen arbeider, meer en voelt de uitdrukking ‘arbeider’ aan als beledigend. De ‘echte proletariërs’ zoals honderd jaar geleden zijn vandaag voor een deel geëlimineerd en vervangen door bedienden van de dienstensector die niet meer productief zijn, en in elk geval geen ‘echte’ arbeiders meer zijn. Met de ineenstorting van het Oostblok, evenals de door de media aangehouden identificatie van kommunisme en stalinisme, is het laatste restje sympathie van de arbeiderswereld voor de theorie van de klassenstrijd en de ongebreidelde vijandschap tegen het kapitaal definitief uitgedoofd.”

Wij denken dat we krachtdadig moeten antwoorden op dergelijke argumenten. Een van de belangrijkste taken van de hedendaagse revolutionairen bestaat er juist in om deze argumenten te ontkrachten. En dan vooral omdat dergelijke ideeën niet langer verspreid worden door de gebruikelijke kleinburgers die zich verheven voelen, maar ook door enigzins bewuste en strijdvaardige arbeiders, door kameraden die opstaan voor de verdwijning van dit systeem. Bovendien leiden deze argumenten tot een zogenaamde ‘weerlegging van het marxisme’, wiens verdediging in de eerste plaats de taak is van de kommunistische organisatie.

De fundamentele tegenstelling van het kapitaal

De opvatting die actueel in zwang is, beweert dat de interpretatie door Marx en Engels omtrent de aard en de rol van het proletariaat weliswaar kon beantwoorden aan de werkelijkheid van de negentiende eeuw, maar vandaag niet meer opgaat. Een dergelijke opvatting steunt niet alleen op het gangbare misprijzen van de heersende burgerlijke ideologie voor de productieve klasse, een misprijzen dat nieuwe toppen scheert in het zwartmaken van het socialisme door de identificatie ervan met het stalinisme. Ze steunt ook op een sterk verspreide onwetendheid van wat Marx, Engels en de arbeidersbeweging effectief gezegd hebben over de aard van de klasse. Zo zou hun overtuiging dat het proletariaat de laatste klasse in de geschiedenis van de mensheid is, en de meest revolutionaire, geenszins gegrondvest zijn op de bijzonderheden van diens uitbuiting in dat tijdperk. Vandaag verspreidt men overal de bewering als zou, in de optiek van Marx, de grondslag van de revolutionaire roeping van het proletariaat berust hebben op het feit dat de arbeiders uit zijn tijdperk zich moesten uitsloven tot 18 uur per dag, zware fysieke arbeid moesten verrichten, terwijl zij over geen enkele soort van ziekteverzekering beschikten, noch over pensioenregeling en jaarlijks verlof. Het feit dat dit niet meer opgaat voor het merendeel van de arbeiders, ten minste in de industrielanden, zou betekenen dat de revolutionaire dromen uit zijn. Dat is de valse gevolgtrekking die men ons probeert te doen slikken. Zolang men op het armzalige terrein blijft van dit soort ‘verklaringen’ die de burgerlijke critici over Marx koesteren, is het onmogelijk om vooruit te komen. Wat heeft het marxisme werkelijk gezegd omtrent dit onderwerp?

De productievoorwaarden onder het kapitalisme

In een der basisteksten, de ‘Anti-Dühring’, heeft Engels de tegenstelling van het kapitalisme gekenschetst tussen het sociale karakter van het productieproces en de kapitalistische private toeëigening ervan: ”De sociale productie wordt toegeëigend door individuele kapitalisten, (een) fundamentele tegenstelling waaruit alle tegenstellingen voortspruiten waardoor de maatschappij voortgedreven wordt en die de grootindustrie openlijk aan het daglicht heeft gebracht.”

Dit punt is absoluut beslissend voor het begrip van de revolutionaire aard van de arbeidersklasse. Het kapitalisme heeft niet alleen een omwenteling teweeg gebracht in het productieproces, in de technische en wetenschappelijke productiemiddelen, maar het heeft daardoor ook, voor het eerst, de voorwaarden geschapen voor een wereld zonder schaarste noch materiële achterstelling. Daarmee verbonden heeft het de aard en van de uitgebuite, productieve klasse radicaal omgevormd en gerevolutioneerd, zowel door de socialisering van de arbeid als door de complete scheiding van de producenten ten aanzien van de productiemiddelen. Via deze twee gedaantewisselingen verschilt het proletariaat fundamenteel van de productieve klassen die eraan voorafgingen zoals de slaven en de lijfeigenen, die zonder enige twijfel werden uitgebuit, maar geen revolutionaire klassen waren die een nieuwe maatschappij in zich droegen.

Slaven of lijfeigenen produceerden fundamenteel niet in het perspectief van de ruil, van de markt, maar om aan de locale en persoonlijke behoeften te voldoen van hun meesters. In de maatschappijen van slaven en lijfeigenen, waren de werktuigen individuele instrumenten. De basis van de productie was bijgevolg, geïsoleerde arbeid, lokaal en individueel beperkt. De producenten werden voornamelijk gewelddadig verplicht tot werken. Deze laatsten hadden geen enkele belangstelling voor hun werk en bezaten geen enkele werkelijk opleiding. En bovenal waren ze nauwelijks onder elkaar verenigd, aangezien ze aan hun meesters onderworpen waren via een persoonlijke verhouding.

De grootste omwenteling die door het kapitaal werd teweeggebracht komt juist voort uit de vervanging, als overwegende basis voor de productie, van de individuele arbeid door de collectieve arbeid. Dat betekent dat, voor het eerst in de geschiedenis, bijna alle producenten, door de steeds verder voortschrijdende ruil en werkverdeling, in het productieproces met elkaar verbonden zijn. In plaats van de individuele geïsoleerde arbeid, wordt het voortbrengen van goederen ontwikkeld via de geassocieerde arbeid van miljoenen menselijke wezens, meestal vergezeld van een werkverdeling die uitgespreid is op wereldschaal (een moderne auto bijvoorbeeld, is samengesteld uit afzonderlijke stukken die geproduceerd worden in ontelbare fabrieken en landen). Met de komst van de mechanisatie, heeft het kapitaal de individuele arbeidswerktuigen vervangen door collectieve productiesystemen, die in beweging gezet worden door werkelijke arbeidslegers. Op die manier heeft het kapitaal, in plaats van de verspreide uitgebuitenen, die geïsoleerd waren ten opzichte van elkaar, een klasse geschapen, die verenigd is doorheen haar collectieve arbeid (en dat op wereldschaal) en die slechts kan leven en werken dank zij deze eenheid. Het is vooral deze socialisatie van de arbeid die het kapitaal in staat heeft gesteld om zowel de competitiviteit van zijn productie op te drijven als om de andere vormen van voorkapitalistische productiewijzen te doen wijken. Alleen daardoor heeft het zijn triomfantelijke mars kunnen beginnen in de productie en zijn geografische uitbreiding. Maar tezelfdertijd heeft het, met het moderne proletariaat, zijn eigen doodgraver voortgebracht.

Door de veralgemening van de warenproductie, heeft het kapitaal tezelfdertijd de politieke verhoudingen tussen de klassen overhoop gehaald. De kapitalisten produceren niet langer voor de persoonlijke behoeften maar voor de markt. Daardoor worden de verhoudingen tussen de uitbuiters en uitgebuitenen totaal gedepersonaliseerd, en tezelfdertijd hoogst politiek. De verhoudingen van de slaven en de lijfeigenen met hun meesters waren voornamelijk persoonlijke verhoudingen, dat wil zeggen de uitbuitingsvoorwaarden hingen in de eerste plaats af van het feit of de uitbuiter in staat was om een zeker aantal soldaten en wachters te mobiliseren om de arbeidskrachten aan zich te binden en hen te dwingen tot producertie. In het kapitalisme daarentegen, hangen de productie-, arbeids-; en uitbuitingsvoorwaarden fundamenteel af van de markt, dat wil zeggen naargelang de economie in volle bloei is, in recessie, of naargelang de arbeidskrachten de markt overspoelen of slechts in beperkte hoeveelheden ter beschikking staan. Fundamenteel worden de arbeiders niet langer uitgebuit en geknecht door individuen maar, in tegendeel, door het systeem zelf. Daaruit vloeit voort dat de klassenstrijd tussen uitbuiters en uitgebuitenen in zijn huidige vorm, klasse tegen klasse, ten volle tot ontwikkeling gekomen, is mogelijk geworden. Tezelfdertijd heeft de volledige scheiding tussen de producenten (als loonarbeiders) en de productiemiddelen (als kapitaal) de vervanging teweeggebracht van het geweld door een economische dwang in de verplichting tot arbeid. De arbeiders moeten hun arbeidskracht verkopen om te kunnen werken en leven.

Het is slechts door het ontstaan van een ‘vrije’, ‘mobiele’ arbeidskracht die ‘vrijwillig’ gemotiveerd is door de economische dwang, dat de mogelijkheid kan voortvloeien van het veralgemenen en systematisch uitbuiten van de wetenschap en de techniek in het productieproces. Daaruit vloeit voort dat het moderne proletariaat zich niet onderscheidt door zijn boertigheid en onwetendheid (zoals de nostalgiekers van de romantische revoluties die denken dat de verdwijning van de arbeiders uit het vroege kapitalisme gelijkstaat met de onmogelijkheid van de revolutie), maar door hun hoog opleidingspeil en opvoeding. De auto, de ziekteverzekering en het jaarlijks verlof zijn geen geschenken noch pogingen tot omkoperij door het kapitaal, maar de minimale voorwaarden opdat de arbeiders zouden kunnen produceren en hun krachten reproduceren in de arbeidswereld van vandaag, die zeer complex is en veeleisend.

Sociale arbeid en private toeëigening

Volgens Marx en Engels berust de voornaamste tegenstelling van het kapitalisme in de tegenspraak tussen enerzijds, de overheersing van de sociale arbeid en anderzijds, de totaal privaat gerichte oriëntatie naar de grootst mogelijke winst van het economisch leven, gebaseerd op het privaat eigendom. In schijn gaat het om een zakelijke tegenstelling. In werkelijkheid gaat het om een tegenstelling die tot uiting komt binnen de maatschappij, tussen de klassen.

Zo wordthet sociale karakter van de arbeid belichaamd door het proletariaat. De arbeidersklasse onderscheidt zich door haar collectief karakter, georganiseerd, gedisciplineerd, methodisch, eensgezind, en vóór alles bewust, een kenmerk dat zowel merkbaar is in het arbeidsproces zelf als in de collectieve strijd. De hedendaagse maatschappij, privaat, individualistisch, chaotisch, anarchistisch, met haar concurrentie en oorlogskarakter, vertegenwoordigd door de bourgeoisie, vormt daarvan de tegenpool.

Terwijl de productie steeds systematischer, rationeler en wetenschappelijker wordt aangepakt vervalt het kapitalisme onder druk van de concurrentie in anarchie. Elke kapitalistische sector, en in het bijzonder elk nationaal kapitaal, zet zijn oorlog tegen alle anderen voort, en dat neemt steeds vernietigendere vormen aan. Uiteindelijk gaat het om het voortbestaan van de mensheid die bedreigd wordt door het overleven van een dergelijk systeem.

Deze tegenstelling tussen de steeds productievere arbeid en de steeds vernietigendere private toeëigening kan slechts geregeld en overstegen worden door de klassenstrijd. Aan het proletariaat valt de taak toe om deze tegenstelling op te lossen door het sociale karakter van de productie en de sociale toeëigening ervan te samen te brengen.

Dat betekent dat, om te komen tot een revolutionair bewustzijn, het er voor de arbeidersklasse niet om gaat om in haar schoot een theorie te laten doorsijpelen die van buitenaf komt of van gegevens die vreemd zijn aan haar eigen levenswijze. Voor haar gaat het er ‘enkel’ om haar eigen aard te begrijpen.

Aangezien het proletariaat niet de bezitter is van de productiemiddelen en aangeien het ingeschakeld is in een wereldnetwerk van sociale arbeid, kan het zijn taak slechts vervullen door de productiemiddelen te controleren en te socialiseren als vertegenwoordiger van de mensheid, niet door individualistisch maar door een collectief optreden. In tegenstelling tot de lagen die nog produceren op grond van een individuele organisatie van de arbeid, zoals de boeren, de ambachtslui, de vrije beroepen, de ‘intellectuele producenten’, en die nog de vruchten opeisen van hun individuele arbeid - en op die manier het rad van de geschiedenis willen terugdraaien, is het proletariaat, uit de aard van de zaak, gericht op de toekomst. Aangezien het geen oplossing kan vinden voor de crisis van het kapitaal, want zo’n oplossing bestaat er niet, ziet het zich er toe verplicht om op zoek te gaan naar het vinden van een oplossing buiten dit systeem.

Het moet duidelijk zijn dat noch zijn uitbuitingsvoorwaarden, noch zijn tijdelijke (sociologische) samenstelling, noch de aard van de werktuigen die het gebruikt op het werk, noch de opinie die de ‘gemiddelde’ arbeider van zichzelf of van zijn klasse heeft, hem in staat stellen om de diepere aard van het proletariaat te vatten. Het is iets veel belangrijker dat het proletariaat dat recht verleent: zijn collectieve, bewuste, massale en internationale aard die gericht is op de toekomst. Een aard die spontaan tot uiting komt in zijn revolutionaire theorie, maar die eveneens tot uiting komt in zijn gigantische strijdbewegingen. De klasse in haar geheel, kan haar ware aard niet zomaar om het even wanneer en in om het even welke omstandigheden aan het licht brengen. Daarvoor is het noodzakelijk dat zij haar theorie en haar programma verdiept; dat zij massaal in beweging komt tegen de slagen van de crisis; dat er creatieve massa-acties ontstaan tijdens de strijd. Er bestaat absoluut geen waarborg voor dat het proletariaat zijn weg zal vinden vóór het kapitalisme de mensheid vernietigt. Wat wij nochtans weten is dat, indien de subjectieve en objectieve voorwaarden in dit perspectief samenvallen, indien de klasse in een revolutionaire opwelling geraakt, haar aard zich zal ontluiken zoals het wetenschappelijk socialisme dat honderd vijftig jaar geleden heeft aangekondigd.

Thema's verdiepen: 

  • Het kommunistisch perspectief [1]

Theoretische vraagstukken: 

  • Kommunisme [2]

Parlementaire verkiezingen: Een democratisch rookgordijn voor verpaupering, oorlog en repressie

  • 2667 keer gelezen

De korte levensduur van het kabinet Balkenende is de uitdrukking van een veel breder probleem dan alleen dat van de regering. Het zal niet verdwijnen door nieuwe verkiezingen of de electorale afgang van de LPF.

De economische recessie sinds het begin van het nieuwe millennium deed de onvrede groeien en tastte de populariteit van de paarse coalitie en vooral van de PvdA in hoog tempo aan. Het poldermodel, geschapen om onvrede te neutraliseren in uitzichtloze inspraakrondes over allang genomen beslissingen, liep stuk op de omvang van de te nemen maatregelen. Bij gebrek aan een tijdige aanpassing van de koers werd een stabiele regeringscoalitie na de chaotische verkiezingen van 15 mei 2002 onmogelijk. In Nederland, waar de bourgeoisie bij uitstek pocht op een wereldwijde reputatie van democratische stabiliteit, is een dergelijke crisis ongehoord.

De ontbinding van het kapitalisme brengt een verstikkende opeenstapeling van onoplosbare en voortwoekerende sociale problemen met zich mee die de geloofwaardigheid van de staatsinstellingen aantasten. Maar na de jarenlange campagnes over het verdwijnen van de arbeidersklasse is ook het zelfvertrouwen ondermijnd in een eigen strijdperspectief; de arbeidersklasse heeft de grootste moeite om haar woede om te zetten in strijdbaarheid. De onvrede blijft daardoor opgesloten in vaak individuele, ongerichte woede uitbarstingen en tijdens de verkiezingen in richtingloze 'protest' stemmen. Dat vormt de voedingsbodem voor een demagogisch populisme waarin niet alleen de wanhoop van een gefrustreerde kleine burgerij en de perspectiefloosheid van het lompenproletariaat tot uiting komt, maar waarin ook delen van de arbeidersklasse worden meegesleurd.

De bourgeoisie weet telkens weer de symptomen van haar innerlijke ontbinding tegen de arbeidersklasse te keren. De strategie tegenover de chaos binnen het staatsapparaat was een viervoudige. In de eerste plaats werd iedereen opgeroepen om zich achter de 'democratische' staat op te stellen. Vervolgens kreeg het rechtse populisme op de korte termijn alle kans om zichzelf tot in de schoenen af te branden; de PvdA werd in de gelegenheid gesteld om in de oppositie aan te sterken ter voorbereiding van een nieuwe regeringsperiode; en ondertussen konden, “onder druk van de verkiezingsuitslag”, de ongekend harde aanvallen op de arbeids en levensomstandigheden, die al onder Paars waren voorbereid, onmiddellijk worden doorgevoerd.

De val van het kabinet Balkenende: de bourgeoisie ontdoet zich van de LPF

In juni 2002 schreven we: “Een nieuwe regering zonder de Lijst Pim Fortuyn, die met 26 zetels van niets tot tweede fractie werd, is echter haast onmogelijk en zou ook volslagen ongeloofwaardig zijn. De nieuwe regering riskeert echter van de ene crisis naar de andere te gaan”, en: “Als stuurloze groep zonder leiding, zonder samenhangend programma en met kandidaten die op het laatste moment werden bijeengeharkt zijn er mogelijkheden te over om in het parlement de Fortuyn fractie uiteen te laten vallen, het land 'onregeerbaar' te verklaren en nieuwe verkiezingen uit te schrijven mocht dit nodig blijken”. Het CDA VVD LPF kabinet Balkenende hield het inderdaad nog geen drie maanden vol en op 15 oktober, de dag waarop de 'linkse' prins Claus werd bijgezet, liet de bourgeoisie de regering vallen (1).

Geholpen door de rivaliteiten binnen de LPF zelf, waarbij de zij elkaar voor heel televisiekijkend Nederland publiekelijk afmaakten, werd de volstrekte onverantwoordelijkheid van deze groepering breed uitgemeten. Het hele politieke toneel diende zich steeds openlijker aan als een wanstaltige klucht waarbij ook de geloofwaardigheid van CDA en VVD en van minister president Balkenende op het spel kwamen te staan. Het strovuurtje tussen de twistbroeders Heinsbroek en Bomhof hoefde nauwelijks te worden aangewakkerd om de hele LPF in de opiniepeilingen weg te vagen en vervolgens “de stekker uit het stopcontact te trekken”.

Toch is met 'zwevende kiezers' in de orde van 40% van de kiesgerechtigden het leed niet geleden. Een nooit vertoond aantal 'burgers' ziet geen verschil meer tussen de partijen, is het vertrouwen in het politieke bedrijf kwijt, weet niet of het wel gaat stemmen en zo ja, waarop!

Na de schrik over de politieke steekvlam Pim Fortuyn en de verkiezingen van 15 mei doen de burgerlijke politici dan ook hun uiterste best om aan te tonen dat ze de kiezer weer “au serieux” nemen, en van links tot rechts houden ze een wedstrijd in wie het best “de erfenis van Fortuyn” in ere houdt, wie de 'vragen' die hij opwierp het beste verwoordt en daarvoor de betere 'antwoorden' te bieden heeft.

Wanneer dat in het geheel niets verandert voor de globale politiek van de bourgeoisie is het wel de presentatie die een ander tintje kreeg. Een 'rechtse' regering vormde een gelegenheid om ongekend harde maatregelen te nemen zonder dat daarbij het “sociale gezicht” van burgerlijk links direct in het geding kwam. Maar het dilemma dat zich stelde was dat tegelijkertijd het 'sociale gezicht' van links des te harder nodig was om de maatregelen door te drukken en voor te stellen als het “minste kwaad in moeilijke omstandigheden”.

De economische recessie dwingt de bourgeoisie tot ongekende aanvallen

Zelfs in de officiële ramingen komt het moment van economische herstel na de wereldwijde recessie steeds verder weg te liggen. Onafhankelijk van wie er in de regering zit zal de bourgeoisie keiharde maatregelen nemen.

Paars werd vooral gekenmerkt door het 'afschatten' en 'korten' van invaliden, door maatregelingen tegen vluchtelingen, door saneringen en fusies in gezondheidszorg en onderwijs, door gettovorming, verkrotting en criminalisering in de grote steden en het bedelven van de gezinnen onder enorme schuldenlasten (2).

In de herfst van 2002 maakte de nieuwe regering Balkenende onmiddellijk duidelijk dat daar bovenop aanzienlijke inkomensdalingen over een lengte van jaren op de dagorde stonden. Tegelijkertijd gaan de tarieven en eigen bijdragen voor allerlei vaste uitgaven omhoog, niet in de laatste plaats voor ziektekostenverzekeringen en pensioenen. Daarbij komt nog een hele stoet van hogere afdrachten en belastingen aan de lagere overheden.

De ontmanteling van het toch al kaalgeschoren stelsel van sociale uitkeringen wordt voortgezet met verdere loskoppeling van de lonen (3). Het verkrijgen of behouden van een uitkering wordt gebonden aan steeds meer voorwaarden en hatelijke sancties terwijl de uitkeringen richting fysiek bestaansminimum gaan. Voor de WAO ligt het invoeren van een drastische toetredingsstop in het verschiet (de beruchte referte eis van 3 jaar, de beperking van de definitie tot “meetbare beroepsziekten”). Tegelijkertijd dienen WAO ers tot op hogere leeftijd te solliciteren voor baantjes die doorgaans een inkomensdaling betekenen.

Bij overheid en bedrijfsleven blijven massale ontslagen op de agenda staan. In de eerste plaats slaat de recessie toe bij banken en verzekeringen en in de technologische spitssectoren. Van CMG, Cap Gemini, Getronics via IBM tot Pink Roccade en Worldcom voert een hele rij gerenommeerde namen in de ICT sector drastische ontslagen door. In de elektronica ontslaat ASM Lithography massaal; in de telecom sector bijt het in hoge schulden stekende KPN Telecom de spits af. Ook hightech laboratoria in Nederland, zoals van Lucent (Philips en AT&T) en Ericsson voor draadloze communicatie staan op de nominatie om te worden opgedoekt. Philips kondigt in volle verkiezingscampagne een nieuwe ronde van massale ontslagen aan, zowel in de productie als bij de ondersteunende stafdiensten. De gevolgen van de recessie beperken zich geenszins tot bijzonder risicodragende of conjunctuurgevoelige sectoren: ontslagdreiging en voort-durende reorganisaties zijn er ook bij de post, bij personen-vervoersbedrijven (Connexion, NS reizigers) en in de kunstvezels (AKZO Nobel; Accordis). De massale ontslagen zullen worden begeleid door ontslagpremies die voortaan in mindering worden gebracht op de uitkering.

Onder de noemer 'veiligheid' valt een hele reeks van repressiemaatregelen. Daarbij lost een “lik op stuk beleid” de “gedoogcultuur” af en krijgt de criminaliteit een huidskleur. De opheffing van het wettelijke briefgeheim, de permanente legitimatieplicht, de mogelijkheid van het fouilleren en controleren van ook onverdachte personen, ze staan allemaal op de agenda, net als de wettelijke invoering van minimumstraffen. In toenemende mate wordt een hele generatie van een brede laag van de bevolking de criminaliteit ingedreven en vervolgens worden er harde sancties gesteld op wetsovertreding. Kregen de immigranten van enkele tientallen jaren geleden nog de mogelijkheid te 'integreren', dat wil zeggen de kans uitgebuit te worden, en hun kinderen een minimum aan onderwijs, nu is uitzichtloosheid troef en worden de verschillende groepen paria's tegen elkaar opgestookt. Het probleem is niet dat “Nederland vol is”, maar dat op een verzadigde wereldmarkt met moordende concurrentie de uitbuiting, zelfs tegen heel lage lonen, niets meer rendeert en steeds meer mensen maatschappelijk worden uitgesloten.

Andermaal wordt de reactie daartegen weggeleid naar de stembus. Dit keer, krijgen we te horen, zou het stemrecht “meer verantwoordelijk” gebruikt moeten worden, waarbij de boodschap met betrekking tot het huidige beleid is: eigen schuld, dikke bult!

De verkiezingen: de bourgeoisie op zoek naar de beste aanvalslinie

In afwezigheid van arbeidersstrijd keren al die maatregelen zich niet tegen de bourgeoisie maar dragen ze eerder bij tot het succes van de verkiezingen. Andermaal wordt er campagne gevoerd om de bevolking als geheel en vooral de arbeidersklasse wijs te maken dat zij het zijn die als 'burger' uitmaken wat er in Den Haag gebeurt. Meer dan ooit wordt de schijn gewekt dat de belangrijke beslissingen nog niet in achterkamertjes zijn genomen maar in het stemhokje vallen. Waaróp gestemd wordt is van een tweede orde, áls er maar gestemd wordt; als de geloofwaardigheid van de 'democratische' staatsinstellingen als “het minst slechte van alle systemen” maar wordt opgepoetst!

Zolang Paars nog te vers in het geheugen ligt kan de PvdA moeilijk in de regering terugkeren maar is een 'populaire' campagne van die kant al even onmogelijk. Groen Links, dat zich onder Rosenmöller naar het voorbeeld van Duitsland en België opmaakte voor een plaats in de regering kon de taak van oppositionele stemmentrekker, ondanks de wissel aan de top, ook moeilijk op zich nemen. Wat overbleef was noodgedwongen een links populisme dat tijdelijk de 'protestvlag' van Fortuyn overnam.

Vandaar de geweldige mediacampagne rond de SP waarbij de kop van Marijnissen niet meer van het beeldscherm was te branden. Bij tijdelijk gebrek aan beter werd het populisme van extreem rechts overgeheveld naar ultra links wat voor de bourgeoisie twee voordelen had: het linkse populisme liep geen risico in de regering te belanden en het kon op termijn enkel de positie van de meer 'verantwoordelijke' PvdA versterken.

De PvdA, met fundamenteel hetzelfde programma als onder Paars, past, in de woorden van oud minister Pronk, enkel haar “stijl en beeld” aan. Wouter Bos, het nieuwe uithangbord van de partij, wil “de fouten van zijn voorgangers vermijden” en “de mensen er van overtuigen dat de PvdA zijn les geleerd heeft”. Van arrogante regentenpartij gaat het naar een meer 'bescheiden' en 'volkse' partij; maar dat komt er enkel op neer dat de functies van partijleider en regeringsleider niet langer, zoals onder Kok, in één persoon verenigd blijven. Toen diezelfde Bos, een bewonderaar van Joop den Uijl, op 13 februari aan de tand werd gevoeld door Balkenende en VVD boegbeeld Zalm, maakte hij niet alleen duidelijk dat de oude garde niet weerkeert, maar ook dat de PvdA 'zich sterk maakt' voor algemene inkomensverlagingen en de oorlog tegen Irak.

Het vooruitzicht blijft een terugkeer van de PvdA in de regering, aansluitend bij de politiek in de ontwikkelde landen, zoals in Duitsland, België en Groot Brittannië. Maar de bourgeoisie in Nederland moet voor het moment wel opteren voor een centrum rechtse regering met een krappe parlementaire meerderheid zodat de PvdA nog verder haar wonden kan likken. Zij loopt echter het risico dat de PvdA, met een onverwachte sterke opkomst in de peilingen in de laatste weken voor de verkiezingen, voortijdig weer in de regering moet worden opgenomen en zichzelf dan opnieuw voor de voeten loopt. De PvdA moet dan ook haar best doen, zoals Jan Blokker het verwoordde, om een te grote verkiezingsoverwinning te vermijden (4).

Het gat in het politieke landschap van de bourgeoisie ontstond met de desillusie over eerst de PvdA onder Paars, vervolgens over het LPF avontuur. Dat gat werd in zes maanden opgevuld wat duidelijk maakt dat de bourgeoisie de globale controle over de gebeurtenissen niet verloor. Toch is het tijdperk 'Pim Fortuyn', een periode van politieke instabiliteit, niet voorbij. Van de arbeiders wordt, niet echt geloofwaardig, gevraagd vertrouwen te schenken aan een 'realistische' PvdA die nog niet kan regeren, die ook geen oppositie kan voeren, maar die het er alleen van moet hebben dat ze, anders dan CDA en VVD, geen populistische vrijerij achter de rug heeft.

De noodzaak van strijd op klassenterrein

Welke regeringsploeg er na 22 januari ook wordt gevormd, de marsroute van de aanvallen van de bourgeoisie wordt niet door de stembusuitslag bepaald, maar door de recessie en de krachtsverhouding tussen de klassen. In grote lijnen is de koers vastgelegd in “het strategisch akkoord” van het kabinet Balkenende. De rol van de PvdA zal er, in de regering of in de oppositie, vooral uit bestaan om die aanvallen, die harder dan ooit zullen zijn, aan de bevolking te verkopen.

De arbeidersklasse heeft niets te winnen bij het verkiezingscircus. Het moet de strijd aangaan voor de verdediging van haar levensomstandigheden, op haar eigen klassenterrein. Daarvoor is een geweldige inspanning nodig om weer richting te vinden en vooral het vertrouwen in eigen kracht terug te winnen en de verontwaardiging om te zetten in gezamenlijke strijdbaarheid.

T&M / 16.01.2003

(1) Zie Nederland: De democratische campagnes maken nog meer aanvallen op de arbeidersklasse mogelijk, in Internationalisme, nr. 286, 3 juni 2002.

(2) Zie Ongekende aanvallen onder democratische voorwendsels, in Wereldrevolutie, nr. 97, najaar 2002.

(3) Kok gaf bij het aantreden van zijn eerste kabinet in 1994 al te kennen dat de achterstand die de uitkeringen vanaf begin jaren 1980 hadden opgelopen ten opzichte van de loonontwikkeling nooit meer zal worden ingelopen.

(4) De Volkskrant, 13 februari 2002. Na de vorige verkiezingen werd de PvdA door veel mensen helemaal afgeschreven; we noteerden toen: “de bourgeoisie gooit geen werktuigen weg die al een eeuw het nut van hun diensten hebben bewezen”, in Internationalisme, nr. 286, 3 juni 2002.

Geografisch: 

  • Nederland [3]

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Het parlementaire bedrog [4]

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in Nederland [5]

‘De Fabel van de illegaal’: Enkel in een open debat kunnen standpunten worden verduidelijkt

  • 2975 keer gelezen

De aanwezigheid van extreem rechtse groeperingen in de anti-globaliseringsbeweging en het openlijke nationalisme van ultra links daarin vormde voor De Fabel van de illegaal uit Leiden aanleiding om de kwestie van het nationalisme binnen een veel breder kader te plaatsen. Er bestond een tendens om afstand te nemen van het blinde activisme in een poging dat probleem uit te diepen. In de loop van het jaar 2000 probeerden we een debat met de medewerkers aan te gaan.

De aanwezigheid van extreem rechtse groeperingen in de anti-globaliseringsbeweging en het openlijke nationalisme van ultra-links daarin vormde voor De Fabel van de illegaal uit Leiden aanleiding om de kwestie van het nationalisme binnen een veel breder kader te plaatsen (1). Er bestond een tendens om afstand te nemen van het blinde activisme in een poging dat probleem uit te diepen. In de loop van het jaar 2000 probeerden we een debat met de medewerkers aan te gaan.

De internationalistische standpunten die wij verdedigen en de historische achtergrond daarvan wekten de interesse van sommige medewerkers, waarbij enkelen van hen zich erover verbaasden dat er al heel lang gedacht en gestreden was in richtingen die ook zijzelf leken in te slaan en dat ze blijkbaar niet alleen stonden. We drongen er dan ook vooral op aan verder te zoeken naar zowel een historische als collectief kader om dat debat te verdiepen en in onze pers en correspondentie hebben we geprobeerd daaraan bij te dragen.

Onze stelling was dat standpunten alleen ontwikkeld kunnen worden door bewust aan te sluiten bij de historische ervaring en het internationale debat daarover, en we legden er de nadruk op dat een activistische houding onvermijdelijk leidt tot kortzichtigheid.

Zoals blijkt uit onderstaande brief wijst De Fabel verdere discussie af. Geen woord meer over het gemeenschappelijke uitgangspunt, de afwijzing van nationalisme, terwijl de aanvankelijke breuk met de anti-globaliseringsbeweging wordt weggepoetst als louter “afstand nemen”. Daarmee verstrikken de medewerkers van De Fabel zich in de tegenspraken van de groep. De naderende oorlog in Irak stelt echter de keuze: proletarisch internationalisme of inschakeling in het kamp van één van de strijdende partijen.

 

Leiden, 29 oktober 2002

Beste mensen van de IKS,

Enkele jaren geleden zochten jullie contact met ons, omdat wij afstand namen van de gangbare analyses binnen de zogeheten anti-globaliseringsbeweging. We besloten tijdelijk op jullie uitnodigingen in te gaan, om jullie beter te leren kennen en wie weet wat er zich zou kunnen ontwikkelen. We waren ons er vanaf het begin af aan wel erg bewust van dat er fundamentele ideologische verschillen zijn tussen jullie en onze analyses. Volgens de IKS is er een enkele wereldwijde hoofdtegenstelling tussen bourgeoisie en arbeidersklasse. De strijd tussen kapitalisten-klasse en arbeidersklasse zou daarbij de allesbepalende motoriek van de gesciedenis zijn en zou uiteindelijk de hele gang van zaken in de wereld verklaren. Voor ons is dat een onbevredigende analyse met allerlei theoretische tekortkomingen en blinde vlekken. Zelf gaan wij uit van een analyse waar naast kapitalistische verhoudingen ook de racistische en patriarchale machtsverhoudingen een centrale rol spelen. In gesprekken en schriftelijke uitwisselingen met jullie hebben we dat steeds geprobeerd te benadrukken. Maar van een echte discussie, met wederzijdse openheid, is helaas nooit sprake geweest. Jullie redeneren vanuit een gesloten wereldbeeld en lijken er enkel en alleen, heel paternalistisch, op uit om jullie analyse aan ons uit te leggen. Zo zijn jullie bijvoorbeeld nooit werkelijk in gegaan op onze brief, waarin we pleiten voor het integreren van anti-racisme en anti-patriarchale analyses in jullie vertoog. En dat is uiteindelijk toch ook onze belangrijkste aanbeveling aan de anti-globaliseringsbeweging.

Ook jullie brief van 6 juli was weer een toonbeeld van zulk paternalisme. Jullie stellen je op als schoolmeesters die onze ontwikkeling willen sturen en beoordelen. Om jullie eens te laten merken hoe dat overkomt, zullen we de zaken eens omdraaien en zullen we jullie ontwikkeling eens beoordelen. Dat zou als volgt kunnen gaan: We hebben jullie inmiddels al een aantal keer uitgelegd hoe jullie verder zouden kunnen komen in jullie analyses, maar de laatste tijd lijkt het er helaas toch op dat jullie zijn blijven stilstaan. Het zag er twee jaar geleden nog zo veel belovend uit vanwege de stappen die jullie toen gezet hebben. Toen zochten jullie contact met critici rond de anti-globaliseringsbeweging, en leken een eerste stap te maken uit jullie uiterst eenzijdige anti-kapitalistische vertoog in de richting van een meer dimensionale analyse van de wereldproblemen. Het leek erop dat jullie een zoektocht waren begonnen naar de dieperliggende oorzaken van de huidige crisis. Maar helaas, nu ziet het er naar uit dat jullie je weer terugtrekken in de achterhaalde en eenzijdige anti-kapitalistische studeerkameranalyses die links al zo lang parten spelen. Al jullie bijdragen aan lopende linkse discussies zijn volledig voorspelbaar gebleven: alle problemen zouden sowieso altijd op “het kapitalisme in verval” terug te voeren zijn. Over de belangrijke invloeden van het patriarchaat, racisme en antisemitisme, met elk hun eigen dynamiek, reppen jullie met geen woord. Kortom, jullie zijn in de anti-kapitalisme val gelopen, of beter gezegd: vast blijven zitten. Wij menen dat het van belang is om helder en duidelijk te zijn over anti-racisme en anti-seksisme zodat jullie niet meegesleurd worden in de vloed van autoritair communistische en eenzijdig anti-kapitalistische propaganda die de anti-globaliseringsbeweging de laatste jaren is gaan domineren en die de stappen die jullie twee jaar geleden gezet hebben zouden teniet doen.

Om deze redenen heeft voor ons de discussie met jullie geen zin meer. Hierbij maken wij er van onze kant dus een einde aan. We gaan dus ook niet meer reageren op de artikelen in jullie kranten.

Met vriendelijke groet,

De Fabel van de illegaal

 

De feiten zijn koppig

Het is mogelijk een debat uit de weg te gaan, maar niet om de feiten te ontlopen. In het artikel Niet meer thuis op anti-oorlogsdemonstraties lezen we over de demonstratie van 26 oktober 2002: “Onder de duizenden betogers bevonden zich helaas ook heel wat Arabische nationalisten, autoritaire communisten, libertariërs, antisemieten, anti-Amerikanisten en zelfs neo-Nazi's. [...] De Fabel van de Ilegaal voelt zich in ieder geval steeds minder thuis op dit soort demonstraties” en: “Kortom, het gaat om een complexe kwestie. De Fabel weet daar ook niet direct een antwoord voor. [...] Om daar uit te komen moet er van onderop een alternatief standpunt over oorlog ontwikkeld worden.” (2).

Eerlijk is dat in ieder geval, maar de oplossing ligt zeker niet in het zich afsluiten van debat en het zich verliezen in blind activisme. Want ondanks alle mooie woorden dreigen de medewerkers van De Fabel toch te worden meegezogen in de oorlogshetze. Zo lezen we over de Tweede Wereldoorlog: “Weliswaar hadden de geallieerden veeleer imperialistische dan anti-fascistische bedoelingen bij de Tweede Wereldoorlog, maar het resultaat was voor veel mensen toch een enorme kwalitatieve vooruitgang: burgerlijke democratieën in plaats van nationaal socialisme. Hoewel De Fabel dus in principe tegen elke oorlog en tegen het militarisme is, kan het niet ontkend worden dat oorlogen soms onbedoeld wel goede gevolgen kunnen hebben. In kringen van Iraakse vluchtelingen, ook communistische die niets van de VS moeten hebben, wordt het via de oorlog verdrijven van Hoessein soms nog als enige kans gezien om in Irak mogelijk weer wat op te bouwen.”

Het anti-nationalisme van De Fabel gaat hier voluit op de knieën voor het ‘mindere kwaad’ van een ‘democratisch’ nationalisme. Is het zo moeilijk in te zien dat het ‘anti-fascisme’ niets anders was dan de ideologische dekmantel van het Amerikaanse imperialisme (3)? Het ‘theoretische’ anti-nationalisme van De Fabel dreigt hier om te slaan in een praktische stellingname voor een oorlog in Irak die, weliswaar “onbedoeld”, toch nog een weldaad zou kunnen zijn, zoal niet voor de mensheid als geheel, dan toch in ieder geval voor de overlevenden in Irak!

In een ander artikel in hetzelfde blad wordt er verzekerd: “We zullen het er snel over eens zijn dat de huidige politiek van Israël volop bediscussieerd mag worden.” Vanwaar deze “snelle” beperking van “de discussie” tot louter de “huidige politiek van Israël” en ten koste van een principieel debat over nationalisme in het algemeen? Het antisemitisme vormt net zo min een rechtvaardiging voor het zionisme als dat de daden van Palestijnse terroristen kunnen worden goedgepraat met de misdaden van de Israëlische staat. Vanwaar die eenzijdige terughoudendheid in de veroordeling van het zionisme en de Israëlische staatsterreur (4)?

Voor het wereldproletariaat maakt het geen enkel verschil hoe de kapitalistische staat zich noemt waardoor het wordt uitgebuit. Het heeft geen enkel belang bij welk racisme of nationalisme dan ook. Internationalisten klagen alle imperialistische kampen in gelijke mate aan en roepen het wereldproletariaat op de strijd te ontwikkelen die een einde kan maken aan de barbarij. De strijdbaarheid van het wereldproletariaat beëindigde in 1918 de Eerste Wereldoorlog; voorkwam dat er een Derde Wereldoorlog uitbrak tussen de Amerikaanse en Russische blokken; en ook nu vormt het de enige rem op de imperialistische bloedorgieën.

Wanneer onze “eenzijdige propaganda” als “anti-kapitalistisch” wordt aangemerkt is onze ongetwijfeld onbeholpen uitleg toch nog enigszins begrepen. In de propaganda van De Fabel wordt echter nooit gesproken over het wezen van het kapitalisme, nooit over de loonarbeid waaraan de overgrote meerderheid van de bevolking van de kapitalistische centra onderworpen is. De ‘propaganda’ richt zich “tweezijdig” tegen racisme en patriarchalisme en nulzijdig tegen de kapitalistische uitbuiting. Toch ligt het bestaan van een klassenmaatschappij juist ten grondslag aan zowel de geïnstitutionaliseerde xenofobie als aan het imperialisme.

Zoals we eerder lieten zien stelt De Fabel kapitalistische, racistische en patriarchale verhoudingen voor als drie naast en onafhankelijk van elkaar bestaande verhoudingen die bijgevolg elk op zich, los van de anderen, bevochten zouden kunnen worden. Maar het is pas in en door de strijd van de arbeidersklasse, als uitgebuite en revolutionaire klasse, dat er een eind kan worden gemaakt aan alle klassenheerschappij, en alleen in die strijd kan ook worden afgerekend met xenofobie omdat het regelrecht ingaat tegen de behoeften en noodzakelijkheden ervan. De klassenstrijd is het beste medicijn tegen de xenofobische koorts.

Omdat De Fabel zich nooit op de arbeidersklasse beroept heeft het ook geen enkel kader om de problemen concreet te stellen en blijft alles steken in abstracte morele verontwaardiging vol van innerlijke tegenspraken. Het resultaat is dat nóch racisme, nóch patriarchalisme, nóch kapitalisme daadwerkelijk worden bevochten en dat eerder het één wordt toegedekt onder het mom van het ándere te bestrijden. Een debat over bijvoorbeeld xenofobie kan niet blijven steken in eindeloos herhaalde slogans waarmee de xenofobie niet uit de kolommen van De Fabel wordt geweerd.

De irrationele angst in De Fabel voor de arbeidersklasse komt tot uiting in de volgende redenering: “Sommige linkse activisten richten zich uiteindelijk tegen het kapitalisme. Wanneer het kapitalisme overwonnen is, verdwijnen vanzelf ook de patriarchale verhoudingen. De geschiedenis leert dat dit een sprookje is.” (5). Heel het argument komt voort uit het trauma van het voormalige, zogenaamd socialistische Oostblok en China. Wanneer medewerkers van De Fabel een paar mythes doorzien dan geloven ze nog altijd in de meest fundamentele en verwarren ze de revolutionaire strijd van 1917 met de stalinistische contra-revolutie.

De ineenstorting van het stalinistische Oostblok in 1989 leidde tot grote verwarring. De bourgeoisie kon oorverdovende campagnes voeren over de dood van het kommunisme, het bankroet van het marxisme en het verdwijnen van de arbeidersklasse. Het resultaat was de groei van een activisme langs populistische lijnen, zoals de anti-globaliseringsbeweging, en de ontwikkeling van anarchistische trends zonder enig klassenperspectief. Daarbinnen bestaat er uiteindelijk geen andere keuze dan die ten gunste van het ene of andere imperialisme omdat de enige sociale kracht die een alternatief kan bieden wordt gewantrouwd.

Actie of discussiegroepen?

De breuk met de anti-globaliseringsbeweging was misschien moedig maar zeker niet grondig genoeg om onder druk van de gebeurtenissen stand te kunnen houden. De gigantische mediacampagnes tegen ‘links extremisme’ rond de moord op Pim Fortuyn en de aanslag door een paar neo-nazi's op het gebouw van De Fabel hebben bijvoorbeeld zeker bijgedragen tot de terugslag; er is veel politieke standvastigheid nodig om te midden van zoveel ideologisch en fysiek geweld niet een moment terug te deinzen. Daarom betreuren we het des te meer dat De Fabel niet inging op onze uitnodiging om daarover te debatteren (6).

Het activisme van De Fabel staat er borg voor dat de groep telkens weer wordt meegesleept in de politieke hoofdstroom van burgerlijk links. Het begin van een fundamentele en strijdbare kritiek van het linkse nationalisme raakt zo in het defensief tegenover de tendens om zich te gaan specialiseren in het doen van nederige “aanbevelingen” met betrekking tot racisme en patriarchalisme aan de anti-globaliseringsbeweging. Het ‘anti-kapitalisme’ raakt daarbij helemaal uit het zicht. Het nationalisme wordt dan vooral weer aangevallen in zijn ‘rechtse’ vorm onder vergoeilijking van het nationalisme van links (7). Wat daar achter op de loer ligt is de sluimerende tendens tot rechtvaardiging van het Amerikaanse en Israëlische imperialisme. De innerlijke tegenspraken van de groep dreigen zo aan de oppervlakte te komen, en dát moet het zijn wat De Fabel, in een poging de medewerkers ten koste van het debat bijeen te houden, héél discreet een “open wereldbeeld” noemt.

Achterop het blad vinden we: “Wij streven naar een vrij socialistische en feministische samenleving, zonder racisme, nationalisme of fascisme. Dat kan alleen via een fundamentele omwenteling van de sociale en bezitsverhoudingen op wereldschaal. Internationale solidariteit staat daarom centraal.” Maar in mei 2000 gaf De Fabel te kennen: “De Fabel van de illegaal is een basisgroep die bestaat uit zowel anarchistische als andere radicaal linkse mensen. Onze gemeenschappelijke basis vinden wij dan ook niet in één uitgewerkte ideologie, zoals bijvoorbeeld het anarchisme, maar in onze gezamenlijke afkeer van kapitalisme, patriarchaat, racisme en nationalisme.”

Wat de groep vooral verenigt is activisme, de wil om “iets te doen”, “uit afkeer”, zonder goed te weten wat of waarvoor. Ook zijn er medewerkers die het debat willen uitdiepen, maar zonder goed te weten hoe of in welke richting. Enerzijds moet de ervaring dienen als discussiemateriaal, anderzijds kan het debat richting geven aan de actie. Maar de dynamiek van het geheel kan niet komen uit beperkte, plaatselijke actie, niet uit wat De Fabel “van onderop” noemt, niet uit een poging het wiel opnieuw uit te vinden. Wat nodig is, dat is vooral de aansluiting bij heel de historische ervaring en openheid voor een debat dat internationaal wordt gevoerd, en dat veronderstelt een breuk met het blinde activisme.

Er is een zo breed mogelijke discussie nodig waarin verschillende standpunten kunnen worden ontwikkeld. Maar alles wat zweemt naar samenhang en duidelijkheid wordt kennelijk opgevat als uiting van dogmatisme en intolerantie. Er wordt de voorkeur gegeven aan het scheppen van een beschermd milieu waarin onsamenhangende standpunten vrij naar voren kunnen worden gebracht zonder dat er kritiek op mag worden uitgeoefend. Discussie is zo niets anders dan vrijblijvende uitwisseling van individuele ‘meningen’ in plaats van het zoeken naar gezamenlijke verheldering in een openbaar debat. In een confrontatie van verschillende standpunten voelen sommige medewerkers zich duidelijk nog minder “thuis” dan op zogenaamde vredesdemonstraties waar nationalisten van links en rechts de grote trom van de haat kunnen slaan (8).

Wanneer met ons “gesloten wereldbeeld” wordt bedoeld dat wij als politieke organisatie een samenhangend geheel van standpunten hebben dat we standvastig proberen te verdedigen bedanken we voor het compliment. Wanneer er echter wordt bedoeld dat voor ons alles vooraf vast ligt is het een schromelijke vergissing. Het marxisme maar moet zijn juistheid bewijzen in confrontatie met de werkelijkheid en in voortdurend debat.

De naderende oorlog in Irak zal een zware beproeving vormen voor het tere anti-nationalisme. We roepen dan ook op tot een nieuw, breed en principieel debat in open geest.

Manus / 08.01.2002

 

Voetnoten

(1) Zie Brochure over het Baskische vraagstuk: Een gezonde reactie op het nationalistische gif in Wereldrevolutie, nr. 92 en Internationalisme, nr. 270, Briefwisseling: Het nationalisme kan niet meer bijdragen aan de sociale vooruitgang in Internationalisme, nr. 274 en Attac: De Fabel van de illegaal geeft toe aan burgerlijk links nationalisme in Wereldrevolutie, nr. 96.

(2) De Fabel van de illegaal, nr. 56, januari-februari 2002.

(3) Nadat het Duitse proletariaat eerst ideologisch en vervolgens ook fysiek was verslagen kon het in gijzeling worden genomen door de Nazi’s. Daarna werd het gedecimeerd door de Brits-Amerikaanse bombardementen en het Russische leger. Vervolgens diende het dankbaar te zijn voor de stembus en de rol die het werd toebedacht als kanonnenvoer in de voorpost aan de twee zijden van de Koude Oorlog, terwijl het natuurlijk ook nog opdraaide voor de wederopbouw.

(4) Men vergelijke dat met de lekkere generalisatie die Pim Fortuyn niet mistaan zou hebben en die er zonder enig commentaar in nr. 56 tegenaan wordt gegooid: “De zogenaamd vrome mannen met baarden die iedere dag naar de moskee gaan en roepen dat homoseksualiteit duivels is, staan op de Zeedijk als eersten in de rij om een nummertje te maken bij de hoeren.” Wat hier door het flinterdunne anti-nationalisme breekt is een mooi staaltje van xenofobie achter anti-seksistisch vijgenblad. “De strijd van de Palestijnen voor gelijke rechten is niet gebaat bij het aanleunen tegen ranzige antisemitische publicaties”. Welke strijd van Palestijnen, wat voor gelijke rechten? Worden hier soms de corrupte kliek van Arafat en de terroristische Hamas en andere Islam-fundamentalisten, deze kampioenen van de ‘gelijke rechten’, vriendelijk verzocht om hun antisemitisme achterwege te laten? En als ze daar niet op ingaan, is dat dan een reden om de Israëlische staatsterreur toe te juichen?

(5) De Fabel van de illegaal, nr. 38/39, 2000; zie vooral Patriarchaat en klassenmaatschappij in Internationalisme, nr. 275, en De arbeidersbeweging en het vraagstuk van de onderdrukking van de vrouw in Internationalisme, nr. 289; dat waren antwoorden op de enige serieuze discussiebijdrage van De Fabel.

(6) In de gewraakte brief van 6 juli 2002 schreven we: “Het lijkt ons daarom een beetje vreemd dat jullie stilstaan na de stap die gezet was en jullie terugtrekken in het activisme en dat terwijl jullie standpunten zowat twee jaar geleden heel wat discussie hebben opengegooid. Wij betreuren dat omdat jullie bijdrage in het debat al bewezen had dat het mensen kon aanspreken die naar dieper liggende oorzaken van de huidige crisis en haar gevolgen wilden zoeken.”

(7) Zo snelt De Fabel van de illegaal in nr. 56 de Filippijnse stalinist Sison, die dissidente partijleden met executie bedreigt, te hulp. SP, SAP en IS worden bekritiseerd, terwijl niet met name genoemde loten van dezelfde stam, “meer democratische communisten”, milder worden beoordeeld, “Kritiek op Hoessein kwam er helaas ook uit die hoek nauwelijks.”

(8) We hebben talrijke discussies gevoerd met medewerkers van De Fabel en de reacties van de groep in onze pers geplaatst alvorens er op te antwoorden. In De Fabel van de illegaal verscheen in het geheel niets, het debat werd doodgezwegen, en zelfs de parodie van onze standpunten is niet afgedrukt. Terwijl de gezamenlijke basis voor discussie, afwijzing van het nationalisme, ongenoemd blijft, wordt er plotseling voorafgaande overeenstemming geëist op andere punten die nu juist níet als gemeenschappelijk uitgangspunt van debat kunnen dienen.

Geografisch: 

  • Nederland [3]

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Het nationale vraagstuk [6]

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Correspondentie met andere groepen [7]

Politieke stromingen en verwijzingen: 

  • Beïnvloed door de Kommunistische Linkerzijde [8]

Theoretische vraagstukken: 

  • Internationalisme [9]

Wereldrevolutie, nr. 99, mei-augustus 2003

  • 1717 keer gelezen

Het pacifisme kan de oorlog niet stoppen! Voor het proletarisch internationalisme!

  • 1894 keer gelezen

Tegenover de wil van de Verenigde Staten om hun wereldoverheersing andermaal te bevestigen horen we stemmen opgaan in alle rivaliserende staten van regeringen die het Amerikaans ‘imperialisme’ aanklagen als een factor van oorlog en destabilisatie. De voormalige bondgenoten van de Verenigde Staten zien geen reden meer om zich te onderwerpen aan de Amerikaanse voogdij sinds de ineenstorting van het Oostblok en de verdwijning van de gemeenschappelijk vijand. Deze rivalen maken gebruik van het feit om de Verenigde Staten, die als hoofd van het westers blok hebben deelgenomen aan het merendeel van de oorlogen sinds 1945 en die zich momenteel vastbesloten tonen om hun leiderschap en de wereldorde die in hun voordeel georganiseerd is, te verdedigen, te doen doorgaan voor de enige imperialistische staat.

Dit idee dat enkel de machtigste staat van de planeet imperialistisch zou zijn, vormen slechts voor de smaak van de dag opgewarmde prakken van de stalinistische ideologie van de koude oorlog en de propaganda van het Russische blok tijdens de botsing tussen de blokken. Trotskisten, anarchisten en maoïsten hebben ruimschoots bijgedragen tot het voeden van deze mythe sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog via het steunen van de zogenaamde bevrijdingsbewegingen. Sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie, is dit begrip niet verdwenen maar heeft het zich ruim verspreid op een bredere grond van anti-Amerikanisme in de officiële propaganda van de meeste staten.

Sinds de intrede van het kapitalistisch systeem in zijn vervalperiode, vormen het militarisme en de oorlog een fundamenteel gegeven in het leven van het kapitalisme. Sedert de wereldmarkt gevormd werd in het begin van de twintigste eeuw en verdeeld werd in handels- en invloedszones tussen de ontwikkelde kapitalistische staten, heeft de verheviging en de ontketening van de wedijver tussen de naties die er het gevolg van was, geleid tot de verscherping van de militaire spanningen, tot de ongekende ontwikkeling van bewapening en de groeiende onderwerping van het geheel van het economisch en sociaal leven aan de militaire dwang van de permanente oorlogsvoorbereiding.

Rosa Luxemburg heeft brandhout gemaakt van de basis van de misleiding die maakt dat een staat, of een bepaalde groep staten, die beschikken over een zekere militaire macht, de enige veroorzakers zouden zijn van de oorlogsbarbarij. Ook al beschikken alle staten niet over dezelfde middelen, dan voeren ze toch allemaal dezelfde politiek.

Ook al kunnen de ambities tot wereldoverheersing slechts ontluiken bij de machtigste staten, dan is het niet minder waar dat de kleinere met dezelfde imperialistische honger behept zijn. Net zoals in het maffiamilieu waar enkel de grote peetvader de hele stad kan overheersen terwijl de pooier van de wijk slechts heerst over één enkele straat. Hun aspiraties en methodes verschillen dus in niets van die van de gangsters. Daardoor komt het dat alle kleine staten zoveel energie besteden als de anderen aan hun ambitie om een grotere natie te worden ten koste van hun buren.

Daarom is het ook onmogelijk om een onderscheid te maken tussen de onderdrukkende en de onderdrukte staten. In de krachtsverhouding die zich opdringt tussen de verschillende imperialistische haaien, zijn zij inderdaad allemaal concurrenten in de wereldarena. De burgerlijke mythe van de aanvallende staat of van het ‘agressieve blok’ dat met militarisme beheptis, dient enkel ter rechtvaardiging van de ‘defensieve’ oorlog. De stigmatisatie van het agressiefste imperialisme komt slechts neer op de propaganda van elke tegenstander om de bevolkingen te kadreren in de oorlog.

De materialistische uitleg van het imperialisme

Het militarisme en de het imperialisme vormen de steeds openlijkere uitingen van de intrede van het kapitalistisch systeem in zijn vervalperiode, zodanig dat ze van bij het begin van de twintigste eeuw de oorzaak zijn van een debat tussen de revolutionairen.

Na de periode van oorlogen voor de vorming van de nationale eenheid van de burgerlijke staten, en tegenover de groeiende stijging van de tegenstellingen tussen de kapitalistische grootmachten en de vorming van militaire bondgenootschappen in Europa die zouden leiden tot de ‘gewapende vrede’ vóór 1914, voorzag Engels vanaf 1887 een oorlog van nieuwe omvang:

“Het zou een wereldoorlog zijn van een ongekende omvang en kracht. Acht tot tien miljoenen soldaten zouden elkaar doden [...]. In de tijd van drie tot vier jaar zou dat kunnen leiden tot een verwoesting zo groot als die van de Dertigjarige Oorlog en uitgedeind over een heel continent, met honger, epidemieën, terugkeer tot de staat van wildheid, zowel van de troepen als van de volksmassa’s, als gevolg van een diepe ellende [...]”.

Omtrent het verschijnsel van het imperialisme zijn er verschillende theorieën ontwikkeld door de arbeidersbeweging om dit uit te leggen, voornamelijk door Lenin en Rosa Luxemburg. Hun analyses zijn gesmeed aan de vooravond en tijdens de Eerste Wereldoorlog tegen de visie van Kautsky die van het imperialisme één van de andere mogelijke opties maakte voor de kapitalistische staten en dat zou kunnen uitmonden in een “fase van superimperialisme, van eenheid en niet van strijd tussen de wereldimperialismes, een fase waarin de oorlogen zouden gestaakt worden onder kapitalistisch regime, een gemeenschappelijke uitbuitingsfase van de hele wereld door het financiëel kapitaal verenigd op wereldschaal” (2).

De theorieën hebben gemeenschappelijk dat ze het imperialisme niet alleen beschouwen als een product van de tegenstellingen van het kapitalisme maar als een noodzaak die inherent is aan de wetten van het kapitalistisch systeem dat een specifieke fase bereikt heeft in zijn evolutie : zijn eindfase. Ze definiëren het wezenlijk als concurrentieverhoudingen tussen de kapitalistische staten, eerst economisch, en vervolgens militair.

De theorie van Lenin was van bijzonder belang want ze maakte het hem enerzijds mogelijk om tijdens het eerste wereldconflict een strikt internationalisme te verdedigen dat vervolgens het officiële standpunt werd van de Kommunistische Internationale in verband met het nationaliteitenvraagstuk en dat van de kolonies. Nochtans benadert Lenin het vraagstuk van het imperialisme vooral vanuit een beschrijvend gezichtspunt zonder er in te slagen de oorsprong van de imperialistische expansie duidelijk te verklaren. Voor hem is het in wezen een beweging uitgaande van de ontwikkelde landen dat als voornaamste kenmerk heeft van in de kolonies het kapitaal van de metropolen ‘in overvloed’ is uit te baten om ‘superwinsten’ te verkrijgen door te profiteren van een arbeidskracht die minder duur is en van de overvloedig aanwezige grondstoffen.

In deze opvatting worden de kapitalistische landen parasieten van de kolonies ; het verkrijgen van ‘superwinsten’, die onmisbaar zijn voor hun overleving, verklaart de botsing op wereldvlak omwille van het behoud of de verovering van kolonies. Ze heeft tot gevolg dat de wereld opgedeeld wordt in onderdrukkende naties, imperialistische enerzijds en onderdrukte naties in de kolonies anderzijds.

“Het aandringen van Lenin op het feit dat de koloniale bezittingen een ander kenmerk zouden dragen en zelfs onmisbaar zouden zijn voor het imperialisme heeft de tand des tijds niet doorstaan. Ondanks het vooruitzicht dat het verlies van de kolonies, gedreven door de nationale opstanden in deze regio’s, het kapitalistische systeem tot op zijn grondvesten zou doen daveren, heeft het imperialisme zich gemakkelijk helemaal aangepast aan de ‘dekolonisatie’. De dekolonisatie [na 1945] heeft alleen maar de neergang bevestigd van de oude imperialistische grootmachten en de triomf verzekerd van de imperialistische reuzen die niet werden gehinderd door een groot aantal kolonies op het moment van de Eerste Wereldoorlog. Zo konden de Verenigde Staten en de USSR een cynische ‘anti-koloniale’ politiek ontwikkelen om hun eigen imperialistische doelstellingen te realiseren. Steunend op de nationale bewegingen konden zij deze onmiddellijk omvormen in inter-imperialistische oorlogen via de ‘volkeren’ die er tussen gekneld werden” (3).

Vertrekkend van de analyse van het geheel van de historische periode en de kapitalistische evolutie als globaal systeem, kwam Rosa Luxemburg tot een veel completer en dieper begrip van het verschijnsel van het imperialisme. Zij heeft aangetoond dat de historische basis van het imperialisme ligt in de tegenstellingen zelf van het kapitalistisch systeem. Terwijl Lenin zich blindstaarde op het constateren van het verschijnsel  van de uitbuiting van de kolonies, analyseert Rosa Luxemburg dat de koloniale veroveringen die constant vergezeld gaan van de kapitalistische ontwikkeling die zich laaft aan de onverzadigbare nood aan kapitalistische expansie en dat via het doordringen tot nieuwe markten, de invoering betekende van de kapitalistische verhoudingen in die geografische zones waar tot dn toe nog niet bestonden:

“De accumulatie is onmogelijk in een uitsluitend kapitalistisch milieu. Daaruit vloeit van bij het ontstaan van het kapitaal de nood aan expansie voort in het land en bij de niet-uitbuitende lagen, het bankroet van de ambacht en het boerenbedrijf, de proletarisering van de middenlagen, de koloniale politiek (de politiek van het ‘openen’ van de markten), de kapitaalexport. Het bestaan en de ontwikkeling van het kapitalisme vanaf zijn ontstaan is slechts mogelijk geweest door een constante expansie op het gebied van de productie en van nieuwe landen” (4).

Zo werd het imperialisme geboren uit de tegenstellingen van het kapitaal in het laatste kwart van de negentiende eeuw, van zodra de kapitalistische verhoudingen veralgemeend waren in de oorspronkelijke kapitalistische landen.

“Het kapitalisme dat ongevoelig en koortsachtig op zoek is naar grondstoffen en kopers die zelf geen kapitalisten zijn, noch loontrekkenden, vloog vooruit, de koloniale bevolkingen decimerend en uitmoordend. Dat was het tijdperk van het binnendringen en het uitbreiden van Engeland in Egypte, van Frankrijk in Marokko, Tunis en Tonkin, van Italië in Oost-Afrika, aan de grenzen met Abessinië, van tsaristisch Rusland in Centraal-Azië en in Mandchoerije, van Duitsland in Afrika en Azië, van de Verenigde Staten in de Filippijnen en Cuba, en tenslotte van Japan op het Aziatisch continent” (5).

Maar deze evolutie sluit het kapitalisme op in een fundamentele tegenstelling: hoe meer de kapitalistische productie zijn invloed uitbreidt over de wereld, hoe enger de grenzen worden van de markt die geschapen is voor de ongebreidelde zoektocht naar de winst, met betrekking tot de kapitalistische expansie. Buiten de concurrentie omwille van de kolonies identificeert Rosa Luxemburg een keerpunt in het leven van het kapitalisme namelijk de verzadiging van de wereldmarkt en het inkrimpen van de niet-kapitalistische afzetmarkten: het bankroet en de historische impasse van dit systeem dat “zijn functie van historische hefboom van de ontwikkeling van de productiekrachten niet meer kan ontwikkelen” (4) wat in de uiteindelijke analyse meteen de oorzaak aanwijst van de oorlogen die sedertdien de levenswijze van het kapitalisme in verval kenmerken.

Het imperialisme, de levenswijze van het kapitalisme in verval

Eenmaal de limieten bereikt zijn van de wereld door de kapitalistische markt, zet de inkrimping van de solvabele markt en van de nieuwe markten de permanente crisis in van het kapitalistisch systeem, terwijl de noodzaak aan expansie van levensbelang blijft voor elke staat. Voortaan zal deze expansie enkel nog gaan ten koste van de andere staten in een strijd om de herverdeling van de wereldmarkt.

“In het bloeitijdperk van het kapitalisme waren de oorlogen (nationale, koloniale en imperialistische veroveringen) de uitdrukking van de stijgende voortgang, van de gisting, van de uitbreiding en de expansie vaan het kapitalistische economische systeem. De kapitalistische productie vond in de oorlog de voortzetting van zijn economische politiek met andere middelen. Elke oorlog werd gerechtvaardigd en droeg vruchten omdat hij een nieuw veld opende van nog grotere expansie, die de ontwikkeling van een grotere kapitalistische productie verzekerde. [...] De oorlog was een onmisbaar middel dat voor het kapitalisme de mogelijkheden opende voor latere ontwikkelingen in het tijdperk waarin die mogelijkheden bestonden en slechts met geweld opengebroken konden worden” (6).

Voortaan “wordt de oorlog het enige middel, niet voor de oplossing van de internationale crisis, maar het enige middel waarmee elk nationaal kapitaal probeert te ontsnappen aan de moeilijkheden waarin het gevangen zit, ten koste van de imperialistische rivaliserende staten” (6). Deze nieuwe historische toestand dringt in alle landen de ontwikkeling van het staatskapitalisme op.

Elk nationaal dat zich beroofd ziet van de bases voor een krachtige ontwikkeling, wordt veroordeeld tot imperialistische wedijver en vindt in de staat de enige structuur die sterk genoeg is om heel de maatschappij te mobiliseren met het oog op het aanvallen van zijn economische rivalen op het militair vlak.

De functie van het staatskapitalisme is dus, onder andere, het vasthouden in een stalen korset van cohesie van de maatschappij die dreigt uit elkaar te vallen door de verloedering van haar economische fundamenten, en het op getouw zetten van de onmisbare militaire macht ter verdediging van zijn belangen in de wereldarena.

“De permanente crisis stelt de onafwendbaarheid, de onvermijdelijkheid, van het regelen van de imperialistische geschillen door de gewapende strijd. De oorlog en oorlogsdreiging zijn latente of manifeste aspecten van een permanente oorlogstoestand in de maatschappij. De moderne oorlog is een totale oorlog. Met het oog op de oorlog is een monsterachtige mobilisatie nodig van alle technische en economische bronnen van het land nodig. De oorlogsproductie wordt aldus de industriële spil van de productie en tot het belangrijkste economische werkvlak van de maatschappij” (6).

Dat is de reden waarom de technische vooruitgang volledig bepaald wordt door het militaire: de luchtvaart wordt eerst militair ontwikkeld tijdens de Eerste Wereldoorlog, de atoomkracht als bom in 1945, de informatica en Internet werden door de NAVO opgevat als militaire hulpmiddelen. Het gewicht van de militaire sector in alle landen slorpt alle levende krachten van de nationale economie op, met het oog op het ontwikkelen van een bewapening om tegen de andere naties te gebruiken. De totale greep van de militaire sector op de puntsectoren van de economie vertegenwoordigt een aanzienlijke sterilisatie van productieve krachten.

En het is ook daadwerkelijk zo, het kapitaal dat bestemd wordt voor de militaire productie wordt uit het productieproces weggezogen. Het is kapitaal dat vernietigd is: de geproduceerde wapens of goederen zijn ofwel voorbestemd om weg te roesten als ze niet opgebruikt worden, of gaan in de rook op in de vernietigende heksensabbat van de imperialistische botsing.

Bij de aanvang van het imperialisme, aan de dageraad van het verval, werd de oorlog beschouwd als middel ter herverdeling van de markten.

Maar als uitdrukking van het historisch bankroet van het kapitalistisch systeem, verliest de imperialistische oorlog steeds meer elke economische rationaliteit. Van bij het begin van het verval neemt de strategische dimensie de overhand op de strikt economische vraagstukken. Het gaat om het veroveren van geostrategische stellingen tegen alle andere imperialismes in, om de strijd voor de alleenheerschappij, met de bedoeling zich op te dringen als grootmacht en zijn rangorde te verdedigen. In deze periode van neergang van het kapitalisme vertegenwoordigt de oorlog steeds meer een economische en sociale ramp. Deze afwezigheid van economische rationaliteit van de oorlog betekent niet dat elk nationaal kapitaal er zich zou van onthouden om de productiekrachten van de tegenstander of de overwonnene te plunderen. Getuige hiervan is bijvoorbeeld de roofzucht van Frankrijk bij de demontage van fabrieken en de inbeslagname van gekwalificeerde arbeidskrachten in zijn bezettingszone in Duitsland na 1945. Maar deze ‘roof’ vormt niet langer het hoofddoel van de oorlog, in tegenstelling tot wat Lenin dacht.

Wanneer de USSR haar militaire macht gebruikte om dit brutale plunderregime op te leggen… aan haar eigen bondgenoten, om zich staande te houden in de imperialistische competitie met het westerse blok, dan lag dat aan het feit dat zij een bijzonder karikaturale vorm was van staatskapitalisme, gebrandmerkt door een diepe economische achterstand.

Op het einde van de twee wereldoorlogen, hebben twee overwinnende grootmachten Frankrijk en Groot-Brittannië een belangrijke terugval gekend van hun economie en hun militaire macht in de wereldarena. De Verenigde Staten bevestigen hun rang van eerste wereldmacht maar in een context waarin het wereldkapitalisme als een geheel zijn historisch bankroet ontsluiert.

De intrede in de fase van de ontbinding leidt tot het witheet worden van de tegenstellingen die vervat zitten in het verval. Voor alle landen betekent elk bijzonder conflict waarin zij betrokken zijn een aderlating die ruimschoots de voordelen overstijgt die ze er uit kunnen puren.

Zonder te spreken over de afslachtingen, hebben de oorlogen enkel massale vernietigingen tot resultaat. Ze laten de landen waar ze zich afspelen leeggebloed en in ruines achter en zullen nooit meer heropgebouwd worden. Maar geen enkele rekensom of verlies kan de staten er van weerhouden om hun imperialistische aanwezigheid in de wereld te verdedigen, van saboteren van de ambities van hun rivalen, of van het verhogen van hun militaire budgetten. Wel in tegendeel, ze worden meegesleurd in een irrationele spiraal vanuit economisch gezichtspunt en vanuit de kapitalistische rendabiliteit. De irrationaliteit van de bourgeoisie miskennen komt er op neer dat men de werkelijke dreiging onderschat van de pure en simpele vernietiging, die weegt op de toekomst van de mensheid.

Scott

 

Voetnoten

(1) Marx-Engels, Werke, deel 21, p. 361.

(2) Lenin, Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme.

(3) Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 19, p. 11.

(4) Rosa Luxemburg, Anti-kritiek. In De accumulatie van het kapitaal toont ze aan dat de totaliteit van de onttrokken meerwaarde van de uitbuiting van de arbeidersklasse niet kan gerealiseerd worden binnen de kapitalistische sociale verhoudingen, want de arbeiders wier lonen lager zijn dan de waarde die gecreëerd wordt door hun arbeidskracht, kunnen niet alle waren kopen die zij produceren. De kapitalistische klasse kan niet alle meerwaarde consumeren, aangezien een deel ervan moet dienen voor de uitgebreide productie van het kapitaal en moet geruild worden. Het kapitalisme is dus, van globaal gezichtspunt constant gedwongen om op zoek te gaan naar kopers van zijn waren buiten de kapitalistische sociale verhoudingen.

(5) Het probleem van de oorlog door Jehan, 1935, geciteerd in Internationale Revue, Engels- Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 19.

(6) Rapport op de conferentie van juli 1945 van de Gauche Communiste de France.

Theoretische vraagstukken: 

  • Oorlog [10]

Imperialistische conflicten: De wedijver tussen de grootmachten kan niet meer worden weggemoffeld

  • 2229 keer gelezen

Bij alle grotere conflicten die de planeet sinds het verdwijnen van de blokken in vuur en vlam gezet hebben waren de voornaamste mogendheden van het voormalige Westers Blok betrokken. Er werd ons een beeld voorgeschoteld van een hechte eenheid tussen die landen, op politiek vlak zowel in militaire operaties ten dienste van de verdediging van het internationaal recht, van de mensenrechten, van de strijd tegen het ‘internationaal terrorisme’. Toen de huidige Iraakse crisis bijna een jaar geleden opdook, ontdekt de wereld met verbijstering hoe sterk de onenigheid is die nu zo brutaal aan het licht komt tussen die landen. Allianties die als een historisch gegeven beschouwd werden, zoals die tussen Frankrijk en de Verenigde Staten, worden verbroken. We zien ook de ontwikkeling van anti-Amerikaanse of anti-Franse xenofobe campagnes, die door de media in dienst van de staat georganiseerd worden, en die herinneringen oproepen aan de vreselijkste momenten uit de geschiedenis van de twintigste eeuw.

In feite waren de tegenstellingen tussen de grootmachten al aanwezig voor de huidige crisis, maar ze zijn aanzienlijk verscherpt tot op het punt waarop de huichelachtige schijn wegvalt die de oorlogen respectabel leek te maken. Het wordt voor de bourgeoisie moeilijk nog langer te verzwijgen “wie de ware vijand van wie is”, maar haar oorlogszuchtige propaganda kan niet langer verbergen wat de werkelijke inzet van de oorlog is: de controle over essentiële strategische posities in de krachtsverhouding tussen de mogendheden.

De voornaamste imperialistische gangsters zijn het niet eens over de manier waarop ze de wereld gaan verdelen, en voor de peetvader, de sterkste onder hen, de Verenigde Staten, kan er natuurlijk geen sprake van zijn hun wereldheerschappij met anderen te delen.

Eigenlijk heeft gedurende heel de twintigste eeuw de kwestie van de verdeling van de wereld tussen de verschillende imperialisten, de machtigste bijgestaan door de minder sterke, aan de oorsprong gelegen van alle bondgenootschappen, van de blokken, van beide wereldoorlogen en van de lokale oorlogen die uitgevochten zijn gedurende de drie decennia van de Koude Oorlog.

De Golfoorlog van 1991 legt de nieuwe tegenstellingen bloot

Gedurende heel de periode van de Koude Oorlog waren de imperialistische spanningen gepolariseerd rond de confrontatie tussen beide imperialistische blokken, dat van het oosten en dat van het westen. Maar ze verdwijnen niet met het wegvallen van de blokken, integendeel. De complete en steeds duidelijker economische impasse van de kapitalistische productiewijze kan de oorlogstegenstellingen tussen de naties alleen maar steeds meer aanwakkeren.

Zeer snel na de ontbinding van het Westerse Blok organiseerden de Verenigde Straten de Golfoorlog. Ze lieten Saddam Hussein geloven dat hij Koeweit kon binnenvallen zonder gevaar op vergelding en schiepen zo de gelegenheid, onder het voorwendsel Koeweit te bevrijden in naam van de verdediging van het internationaal recht, tot militair machtsvertoon op een schaal die ongezien was sinds de Tweede Wereldoorlog. De voormalige bondgenoten van de Verenigde Staten binnen het Westers Blok hadden geen andere keuze, als ze hun rang in de imperialistische wereldarena wilden behouden, dan zich te onderwerpen door aan die eerste Golfoorlog deel te nemen of hem te helpen financieren. Zich er van bewust dat ze in die oorlog werden meegesleept tegen hun eigen belangen in, toonden de meeste van die landen, op Groot-Brittannië na, weinig interesse om zich achter het standpunt van de Verenigde Staten te scharen en zich aan te sluiten bij hun oorlogsinspanning. In dat verband zagen we verscheidene pogingen, vooral van Frankrijk en Duitsland, om door aparte onderhandelingen in naam van de bevrijding van gijzelaars de Amerikaanse politiek in de Golf te torpederen.

Deze oorlog legde een realiteit bloot die sindsdien alleen maar bevestigd is: het totale onvermogen van de Europese staten om een onafhankelijke gemeenschappelijke buitenlandse politiek te voeren die op termijn de politieke voorwaarden zou kunnen scheppen voor de oprichting van een Europees blok geleid door Duitsland. Hij illustreerde ook een feit dat sindsdien allen maar bevestigd is, namelijk dat de eerste wereldmogendheid voortdurend in het offensief moet zijn, zijn verpletterende militaire overwicht moet inzetten om zijn wereldleiderschap te behouden tegenover het verzet daartegen, vooral van de voormalige geallieerden van het Westers Blok.

De huidige Iraakse crisis laat zien dat die mogendheden belangrijke stappen hebben gezet om hun eigen imperialistische belangen te waarborgen.

Tien jaar escalatie van de imperialistische spanningen

Maar enkele maanden na de Golfoorlog van 1991 toonde het begin van de confrontaties in Joegoslavië het feit dat diezelfde mogendheden, met name Duitsland, vastbesloten waren hun imperialistische belangen te doen gelden ten koste van die van de Verenigde Staten.

Om toegang tot de Middellandse Zee te verkrijgen moedigde Duitsland de afscheiding aan van Slovenië en Kroatië, de noordelijke republieken uit Joegoslavië. Zo opende het een doos van Pandora van de Balkan die opnieuw een haard van conflicten werd tussen de imperialistische mogendheden in Europa. De andere Europese staten en de Verenigde Staten, die tegen dit Duitse offensief gekant waren, hebben inderdaad direct, of indirect door hun passiviteit, Servië en zijn milities aangemoedigd de ‘etnische zuivering’ te ontketenen in naam van de verdediging van de minderheden.

Door de verdere verslechtering van de toestand in de wereld konden de Verenigde Staten duidelijk maken dat de Europese Unie machteloos stond tegenover een situatie waarbij ze toch als eerste betrokken was, en dat er verdeeldheid heerste in de rangen van de Unie, ook tussen de “beste bondgenoten” van dat moment, Frankrijk en Duitsland. Ze slaagden er echter niet in het voortschrijden van sommige imperialismes te bedwingen, vooral van de Duitse bourgeoisie, die er over het algemeen in slaagde haar doelen in voormalig Joegoslavië te bereiken. De spectaculairste uiting van die autoriteitscrisis van de politieagent van de wereld werd vanaf 1994 gevormd door de breuk in het historisch verbond met Groot-Brittannië, op initiatief van dit laatste land. Na 1989 toonde de Britse bourgeoisie zich aanvankelijk de trouwste bondgenoot van de Amerikaanse, met name op het moment van de Golfoorlog. Maar die trouw had haar weinig opgeleverd. Verder vroeg de verdediging van haar eigen belangen in de Middellandse zee en de Balkan om een pro-Servische politiek. Dat leidde tot aanzienlijke meningsverschillen met hun bondgenoot en tot het systematisch saboteren van de Amerikaanse politiek van steun aan Bosnië. In die situatie slaagde de Britse bourgeoisie erin een stevige tactische alliantie op te bouwen met de Franse bourgeoisie.

Dat was natuurlijk een zware tegenslag voor de eerste wereldmacht omdat dit enkel de tendens van talrijke landen in alle continenten kon aanmoedigen om voordeel te slaan uit de herverdeling van de wereld om zich te ontworstelen aan de ijzeren greep waarin Uncle Sam hen tientallen jaren lang gehouden had. Om die verzwakking van hun positie tegen te gaan ontwikkelden de Verenigde Staten toen hun activiteiten rond Bosnië, nadat ze in de loop van 1992 tweemaal hun militaire macht vertoond hadden :

  • tijdens de massale en spectaculaire ‘humanitaire’ actie in Somalië die enkel een voorwendsel was voor en een instrument in de botsing tussen de twee voornaamste mogendheden die in Afrika tegenover elkaar staan, de Verenigde Staten en Frankrijk;
  • tijdens de sluiting van het zuidelijk Iraakse luchtruim, onder voorwendsel van de bescherming van de sjiitische bevolking die door het regime van Bagdad werd vervolgd, en die vooral een boodschap was gericht aan Iran dat zijn militaire macht opdreef en tegelijkertijd zijn banden aanhaalde met bepaalde Europese landen, met name met Frankrijk.

Met betrekking tot de oorlog van 1991 hebben de Verenigde Staten slechts met veel moeite een akkoord tot stand weten te brengen (de derde partij van de coalitie, Frankrijk, beperkte er zich toe verkenningsvliegtuigen te sturen).

Het vervolg van de oorlog in Joegoslavië werd tot de zomer van 1995 geïllustreerd door het voortdurende onvermogen van de Verenigde Staten op dit belangrijke terrein van imperialistische confrontaties. Toch komt Washington vanaf de zomer van 1995 weer krachtig opzetten in dit gebied, onder de vlag van de IFOR die de Unprofor moest opvolgen, die gedurende meerdere jaren het instrument was van de overwegende aanwezigheid van de Frans-Britse tandem. De zege die finaal door de Verenigde Staten met de akkoorden van Dayton in 1996 behaald werd betekende geen definitieve overwinning in dit deel van de wereld, noch het stopzetten van de algemene tendens tot verlies van leiderschap als eerste wereldmacht. Inderdaad, die tendens manifesteerde zich al snel bij twee gelegenheden:

  • in september 1996 met de haast unaniem vijandige reacties van landen die de Verenigde Staten in 1990-1991 steunden op de bombardementen op Irak met 44 kruisraketten;
  • met het rampzalig uitstel in februari 1998 van de operatie Desert Storm die tot doel had Irak opnieuw te straffen, en in een klap ook de landen die het steunden, met name Frankrijk en Rusland. Saddam Hussein had zijn les geleerd uit de zware nederlaag in 1991 en kreeg goede raad van die twee landen; hij stemde al snel formeel in met de eisen van de Verenigde Naties (wat betreft de inspectie van “presidentiële paleizen”) om het Amerikaanse plan te laten mislukken.

De Verenigde Staten kregen het initiatief in 1999 weer in handen in ex-Joegoslavië door hun bondgenoten geen andere keus te laten dan die van een oorlog tegen het nieuwe uitverkoren doelwit, Milosevic. De oorlog was uitgebroken in Kosovo, bij deze gelegenheid in het kader van de NAVO gevoerd, vormt de belangrijkste gebeurtenis op het imperialistisch wereldtoneel sinds de ineenstorting van het Oostblok eind jaren 1980. Hij speelt zich niet af in een land van de periferie, zoals het geval was met de Golfoorlog van 1991, maar in een Europees land, met NAVO-bombardementen op Servië, Kosovo en Montenegro. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog wordt een Europees land, en met name zijn hoofdstad, massaal gebombardeerd. Het was ook voor het eerst sinds die tijd dat de voornaamste verliezer van die oorlog, Duitsland, rechtstreeks met de wapens tussenkwam in een militair conflict.

Voor de andere mogendheden die in de oorlog betrokken raakten, met name Groot-Brittannië en Frankrijk, bestond er een tegenstelling tussen hun traditionele bondgenootschap met Servië, die nog duidelijk gebleken was in de periode van de voormalige Unprofor die geleidwerd door deze mogendheden, en deze operatie in het kader van de NAVO. Toch zou niet deelnemen aan de operatie Determined Force betekenen dat ze uitgesloten werden uit het spel in een zo belangrijke regio als de Balkan. De rol die ze zouden kunnen spelen in de diplomatieke oplossing van de Joegoslavische crisis werd bepaald door het belang van hun deelname aan de militaire operaties.

Het keerpunt van 11 september en de ‘oorlog tegen het terrorisme’

In april 2002 schreven we: “de ‘oorlog tegen het terrorisme’ betekent veel meer dan een eenvoudige herhaling van de voorafgaande tussenkomsten van de Verenigde Staten in de Golf en de Balkan. Hij vertegenwoordigt een kwalitatieve versnelling in de ontbinding en de barbarij:

  • hij wordt niet meer voorgesteld als een campagne van korte duur met precieze doelwitten in een bepaalde regio, maar als een onbeperkte campagne, als een haast permanent conflict dat de hele wereld als operatiezone heeft.
  • hij heeft veel globalere en veel bredere strategische doelen, die een doorslaggevende aanwezigheid omvatten van de Verenigde Staten in Centraal Azië, die tot doel hebben hun controle te verzekeren, niet alleen over deze regio, maar ook over het Midden-Oosten en het Indisch subcontinent, om zo elke Europese (vooral Duitse) uitbreiding in dit gebied te blokkeren. Het komt inderdaad neer op de omsingeling van Europa. Dat verklaart waarom, anders dan in 1991, de Verenigde Staten vandaag de omverwerping van Saddam aankunnen omdat ze hem niet langer nodig hebben als plaatselijke gendarme gezien hun bedoeling hun aanwezigheid rechtsreeks op te dringen. In dat kader moeten we de Amerikaanse ambities plaatsen om de olie en andere energiebronnen in het Midden-Oosten en Centraal Azië te controleren.” (Resolutie over de Internationale situatie aanvaard op de bijzondere conferentie van de IKS).

Een dergelijke stap vooruit van de Verenigde Staten zou niet mogelijk geweest zijn zonder de aanslagen van 11 september 2001, die de Amerikaanse geheime diensten klaarblijkelijk niet hebben proberen te verijdelen terwijl ze op de hoogte waren van de voorbereiding ervan. De slachtoffers van de Twin Towers waren inderdaad tegenover de wereld de ideologische rechtvaardiging die nodig was om de ontplooiing van de Amerikaanse militaire aanwezigheid op de planeet te rechtvaardigen. Op binnenlands vlak waren zij ook een middel dat het Vietnamsyndroom moest elimineren, dat wil zeggen het verzet onder de Amerikaanse arbeidersklasse om zich regelrecht op te offeren voor imperialistische avonturen van de Verenigde Staten.

“Heel deze situatie bevat de mogelijkheid van een ontwikkelingsspiraal die aan elke controle ontsnapt en die de Verenigde Staten dwingt steeds meer tussen te komen om hun gezag op te leggen, maar waarbij telkens meer krachten paraat staan om te vechten voor hun eigen belangen en daarbij dat gezag te ondermijnen. Dat geldt zeker ook in het geval van de voornaamste rivalen van de Verenigde Staten.” (ibid.). En inderdaad, de ongekende escalatie door de Verenigde Staten om hun leiderschap te behouden gaat vergezeld van een al even ongezien verzet daartegen door dezelfde imperialistische rivalen.

De spanningen hebben een dergelijk niveau bereikt dat ze niet meer verborgen kunnen blijven. Er zijn geen grenzen aan de chaos die deze dynamiek kan veroorzaken. De planeet kan daardoor onherstelbare schade oplopen die het uiteindelijk onmogelijk maakt dat het kapitalisme overstegen wordt door een kommunistische maatschappij. Een dergelijk vooruitzicht omvat echter niet de mogelijkheid van een rechtstreekse militaire confrontatie tussen sommige van die mogendheden aan de ene kant en de Verenigde Staten aan de andere. “Gefrustreerd door hun militaire inferioriteit en door sociale en politieke factoren die een rechtstreekse confrontatie met de Verenigde Staten onmogelijk maken, zullen de andere grote mogendheden hun pogingen tot verzet tegen het gezag van de Verenigde Staten verdubbelen met de middelen die zij ter beschikking hebben: oorlogen via andere landen, diplomatieke intriges, enz.” (ibid.).

De sociale factor die al die mogendheden, de Verenigde Staten daarbij inbegrepen, gemeen hebben is het feit dat in elk van die landen een proletariaat bestaat dat niet klaar staat, op het niveau van zijn uitbuiting of wat betreft het offeren van zijn leven, om de gevolgen van een totale oorlog te dragen. In die zin vormt het proletariaat, ook in de zeer moeilijke situatie die het kent sinds het begin van de jaren 1990, een rem op de oorlog. Alleen het proletariaat vormt de enige hoop voor de mensheid, omdat het als enige in staat is om zich door zijn strijd in deze maatschappij in ontbinding te doen gelden als de kracht die draagster is van een alternatief voor de kapitalistische barbarij.

Luc / 22.03.2003

Recent en lopend: 

  • 9/11 [11]

Nog een internationalistische stellingname tegenover de oorlog

  • 1984 keer gelezen

Tijdens onze tussenkomst in één van de ‘pacifistische’ manifestaties op 15 februari ontvingen we een pamflet met de standpuntbepaling van De kommunist van heden ten opzichte van de oorlogsdreiging in Irak en het Midden-Oosten. We begroeten deze standpuntbepaling warm als steun aan het internationalistische kamp. Meer dan de meningsverschillen die kunnen bestaan hechten we aan de gemeen­schappelijke stellingname ­ten opzichte van het oorlogsgevaar vanuit het standpunt van de arbeidersklasse.

Wanneer wij enkele vraagstukken aanstippen die naar onze mening verdieping behoeven dan verandert dat niets aan het grote belang dat we aan deze internationalistische stellingname toekennen, en het is uit onze solidariteit als proletarisch internationalisten dat we proberen om de discussie vooruit te brengen.

Irak een voorwendsel om de imperialistische oorlog te ontketenen!

Oorlog om hegemonie binnen het wereldkapitaal en nieuwe blokvorming

Het is nu een onweerlegbaar feit dat het Westerse blok dat na het uitéénvallen van de Sovjet-Unie en het Oostblok al verscheurd was, zich op het moment definitief aan het opblazen is. De tegenstellingen tussen de grote imperialistische landen van Europa en het Amerikaanse imperialisme inzake de kwestie Irak zijn zodanig verscherpt dat men zonder enig voorbehoud z’n vuile was buiten hangt. Terwijl de Verenigde Staten van Amerika en Groot-Brittannië hun troepen in de Golfregio geconcentreerd hebben, verzetten andere landen zich tegen een invasie in Irak en zeker tegen de manier waarop de eerder genoemde landen het land willen innemen. Men spreekt openlijk in de burgerlijke kranten en op regeringsniveaus over bijvoorbeeld de Frans-Duitse As wat doet herinneren aan de Eerste en Tweede Wereldoorlog, toen men over de geallieerden en Duitsland en z’n bondgenoten sprak. Op het ogenblik rekent België zich ook tot het Duits-Franse bondgenootschap binnen de Transatlantische Verdrag (NAVO) dat van de kant van Rusland eveneens ondersteuning krijgt. Door de geschillen en ruzies dreigt zelfs de Europese Unie uit elkaar te vallen. De bourgeoisie in Europa en tevens in ieder land afzonderlijk is verdeeld over de te volgen politiek van de Ver­enigde Staten. Landen zoals Zweden, Finland en Oostenrijk volgen min of meer de lijn van Duitsland dat onder geen beding een militaire interventie van de Verenigde Staten wil toestaan. Zelfs het merendeel van de acht (Oost- en West-) Europese landen die een tijd geleden hun ondersteuning betuigden aan Washington hebben voet bij stuk gehouden en nemen nu een afwachtende houding aan.Zelfs in de hogere kringen van de bourgeoisie in Nederland heeft men op z’n minst sterke twijfels over de politiek van de Verenigde Staten of heeft begrip voor de Duits-Franse houding. Zo maakt een ongekend anti Amerikanisme zich meester van Europa en andere delen van de wereld waaronder Japan, een van de drie belangrijke kapitalistische centra in de wereld dat ook te kennen gegeven heeft de kwestie Noord-Korea ‘vreedzaam’ te willen oplossen. Aan de andere kant zijn de Ame­rikaanse regering en haar trawanten aan de andere kant van de Oceaan bezig allen die zich tegen de Irak-politiek van het land verzet als afvalligen te beschouwen. In het Amerikaanse Congres spreken de Republikeinse afgevaardigde zich uit over een bestraffing van Duitsland en Frankrijk door de Amerikaanse troepen uit Duitsland terug te trekken of een importbeperking op te leggen aan Frankrijk vanwege hun rebellie en ‘ondankbaarheid’ jegens de Verenigde Staten. Desondanks doen de bourgeoisieën in zowel Amerika als in Europa als in Japan en China alsof het daadwerkelijk om Irak gaat. Maar zelfs uit hun propaganda en oorlogsretoriek is op te merken dat het niet alleen om Irak - om over Saddam helemaal te zwijgen - gaat. Uiteraard speelt Irak een rol van niet geringe betekenis in deze oorlogsretoriek. Irak is allang niet meer van plan om het vuile werk van het Amerikaanse imperialisme te verrichten. Aan de andere kanten zijn andere kapitalistische landen, vooral Frankrijk en Duitsland, doorgegaan met het bewapenen van Irak en onderhouden banden met het regime aldaar. Het Midden-Oosten - waaronder Irak - is een plaats voor de kapitalistische landen om hun tegenstellingen en ruzies uit te vechten. Maar nu hebben deze tegenstellingen dras­tische vormen aangenomen. De Verenigde Staten willen koste wat kost hun hegemonie binnen het wereldkapitaal handhaven wat door andere kapitalistische machten ter discussie is gesteld. Bovendien willen de Verenigde Staten beslag leggen op de oliebronnen van Irak, niet omdat ze zo afhankelijk zijn van de olie uit Irak of het Midden-Oosten, maar omdat ze de olievoorraad van andere kapitalistische machten die veel meer afhankelijk zijn van de olie uit het Midden-Oosten in handen willen krijgen (De Verenigde Staten zijn slechts voor 15% afhankelijk van de import van olie). Bovendien beschikt het land over de omvangrijkste nucleaire energievoorziening op wereldschaal en is het van plan veel meer dan voorheen gebruik te maken van nucleaire in plaats van de fossiele energie). Dus dit kan nooit een oorlog zijn om alleen olie. Maar de bewegingen en activiteiten van het Amerikaanse imperialisme in onder andere Venezuela dat eveneens één van de grote exporteurs van olie is, laten zien dat het land een breed plan heeft om beslag te leggen op de olievoorraden van de wereld ten einde z’n hegemonie op de leggen aan andere kapitalistische machten en centra waarvan één deel zich openlijk rondom Duitsland verzamelt op weg naar een blokvorming die de Verenigde het hoofd moet bieden. De Verenigde Staten moeten op hun beurt één van de strategisch belangrijke plaatsen in de wereld, namelijk het Midden-Oosten, totaal onder hun militaire en politieke hegemonie te krijgen ten einde Europa en zeker Duitsland, Frankrijk en andere kapitalistische machten in een defensieve positie te drijven. Het innemen van Irak is zonder meer een brug slaan om deze plannen te realiseren. De bereidheid van Duitsland en Frankrijk om het regime van Saddam Hoessein op te geven zou niets anders betekenen dan het snijden in eigen vlees en het toegeven aan de plannen van de Verenigde Staten. Het is nu duidelijk dat vele andere kapitalistische landen nu meer dan ooit inzien wat dit daadwerkelijk betekent. Vandaar de enorme toename van het anti-Amerikanisme. Als de Verenigde Staten erin slagen Irak in te nemen dan is de weg vrij om ook in Iran na 25 jaar een pro-Amerikaanse regime te installeren en zodoende heel het Midden Oosten naar hun hand te zetten, en dat houdt in dat Amerika in Irak, Turkije, Iran, Afghanistan, Saoedi-Arabië, Koeweit en de Golfstaten militair aanwezig zal zijn, om niet te spreken over Israël als belangrijke bondgenoot of satelliet van Amerika waar de laatste sowieso militair aanwezig kan zijn. Pas daarna is de weg voor de Verenigde Staten vrij om verder op te rukken naar het Noorden en Oosten om rondom Rusland en China een militair arsenaal op te bouwen ten einde Europa en Japan helemaal te omsingelen. Toen G.W. Bush één jaar geleden drie landen te weten Irak, Iran en Noord-Korea in één adem als de as van het kwaad noemde bedoelde hij niet alleen deze landen op zich maar ook de imperialistische machten en centra die deze drie landen bewapenden, dan wel er sterke banden mee onderhielden, te weten Duitsland, Frankrijk, Rusland en China.

Uiteraard zitten de concurrenten van het Amerikaanse imperialisme niet te wachten totdat deze z’n plannen één voor één realiseert. Daarom is de oorlog in Irak het begin van een totale confrontatie tussen de kapitalistische machten. Een toegeven van Duits­land en Frankrijk aan de Verenigde Staten zou op dit moment een strategische nederlaag betekenen voor beide landen plus de landen die op dezelfde lijn zitten. Al met al is de NAVO gespleten en hetzelfde lot dreigt voor de Europese Unie.

Maar deze oorlog zal met of zonder de toestemming van de Verenigde Naties geen gemakkelijke opgave zijn voor de Verenigde Staten. De vijandigheid tussen de kapitalistische machten zal een explosief punt bereiken tot de oorlogsverklaring aan toe. Aan de andere kant zullen de terroristische activiteiten toenemen. Volgens de voorspellingen van de Verenigde Naties zelf zullen in de begindagen van de oorlog rond 500.000 mensen de dood vinden door de vreselijke bombardementen of het inzetten van de massavernietigingswapens dan wel door de ontberingen van de oorlog zoals honger en het op de vlucht slaan van miljoenen mensen die nergens onderdak zullen vinden. In deze oorlog zijn alle betrokkenen partijen kapitalistische barbaren. Degenen die alleen de Verenigde Staten als de agressor veroordelen strooien zand in de ogen van de arbeiders overal ter wereld waaronder de Iraakse arbeiders. Iemand die in deze oorlog partij kiest behoort ongetwijfeld tot het kapitalistische kamp. Deze oorlog kan nooit gestopt worden door het immoreel verklaren ervan en het verheerlijken van pacifisme, of door zich te scharen achter ‘minder gevaarlijke imperialisten’ of organisaties zoals de Verenigde Naties die geheel en al instrumenten zijn in de handen van de kapitalistische machten. Deze oorlog kan alleen door een sterke kommunistische beweging gestopt worden. Wij schuiven het kommunistisch alternatief niet naar voren omdat er nu een oorlog dreigt die heel de planeet in as kan leggen en kan leiden tot de vernietiging van de mensheid. Uiteraard is een kommunistisch antwoord op het moment acuter dan welk ander moment ook. Iets meer dan een decennium geleden bevonden de machthebbers van de landen die nu tegenover elkaar staan zich in een anti-kommunistische roes. De enige reden achter dit anti-kommunisme was inderdaad niets anders dan imperialistische tegenstellingen tussen het Westerse en get Oostblok en China. Maar desondanks is de anti-kommunistische campagne en propaganda van de bourgeoisie niet van de baan. Eén van de taken van het kommunistische milieu bestaat eruit deze anti-kommunistische propaganda van de bourgeoisie ongedaan te maken. In de komende tijd zullen de verkopers van de arbeidskracht - dat wil zeggen de moderne slaven - meer dan ooit gedwongen worden om zich te rich­ten op het kom­munisme, namelijk de vrijheid en de rechtvaardigheid, tegen het kapitalisme en de loonslavernij en daarmee alle soorten oorlog en barbarij zullen afschaffen.

Ze zullen ook zondermeer spontaan in actie komen tegen de klasse die bezig is de mensheid uit te roeien. Ze horen niet alleen stakingen te organiseren, de havens plat te leggen die oorlogsmateriaal naar de oorlogsgebieden verschepen, ze moeten ook hun arbeidersraden in het leven roepen die het kapitaal, ongeacht privé of staatseigendom, onteigenen en de productie en distributie in eigen handen nemen. Het organiseren van demonstraties en comité’s tegen de oorlog onder de werkelijke anti-oorlogleuzen is tevens een belangrijk middel tegen de plannen van de bourgeoisie die de arbeiders met ideologische propaganda naar het front stuurt en ‘thuis’ oorlog voert tegen de levensvoorwaarden van de arbeiders.

Verhef je stem tegen de vernietigende imperialistische oorlog!

Een werkelijke klassenoorlog tegen de oorlog!arbeidersraden, kommunisme, vrij­heid!

De kommunist van heden

Ons commentaar

Sinds 1990 hebben de wereldwijde confrontatie tussen twee imperialistische blokken en de dreiging van een Derde Wereldoorlog plaats gemaakt voor een veel chaotischer ontwikkeling van regionale oorlogen, waarbij de tendens tot imperialistische blokvorming wordt tegengegaan wordt door de tendens van het ‘ieder voor zich’. De as Frankrijk-Duitsland is dan ook vooral een anti-Amerikaanse gelegenheidscoalitie tussen twee bourgeoisieën die voor het overige historische erfvijanden vormen, en waarbij de verschillende protagonisten ieder geheel eigen imperialistische doelen nastreven. Maar wanneer een Derde Wereldoorlog als directe confrontatie tussen twee gevormde blokken dan ook niet in het verschiet ligt, dan betekent dat niet dat de situatie daardoor minder ernstig zou zijn. Een vermenigvuldiging van locale oorlogen kan dezelfde uitwerking hebben als een wereldoorlog.

Ook is het zeker dat het proletariaat de enige rem vormt op de gang naar oorlog. Het wereldproletariaat heeft kunnen voorkomen dat de Derde Wereldoorlog uitbrak ten tijde van het bestaan van twee imperialistische blokken. Wanneer het proletariaat zekere grenzen stelt die de bourgeoisie niet kan overschrijden zonder heftige reacties van de arbeidersklasse te riskeren, dan mogen we nog niet verwachten dat het proletariaat in de huidige situatie deze locale oorlog kan voorkomen. Omgekeerd draagt de oorlogsdreiging wel bij de tot onvrede en bewustwording binnen de arbeidersklasse, vooral wanneer de open recessie andermaal grote offers vraagt op het altaar van de verdediging van de nationale economie waar al de offers voor de oorlogsinspanningen nog eens bovenop komen.

De arbeidersklasse is de draagster van de toekomst van de mensheid door haar ervaring en het historisch alternatief dat ze te bieden heeft.

Theoretische vraagstukken: 

  • Internationalisme [9]

Openbare bijeenkomst van de IKS in Moskou: In de vervalperiode van het kapitalisme is nationale bevrijdingsstrijd reactionair

  • 2109 keer gelezen

De IKS heeft een openbare bijeenkomst gehouden in Moskou om onze brochure over het verval van het kapitalisme te presenteren die onlangs in het Russisch is verschenen.

Deze bijeenkomst en ook de publicatie van de brochure, zijn de uitdrukking van het verschijnen van een revolutionair milieu in Rusland, waaraan de IKS al talrijke artikels gewijd heeft (zie bijvoorbeeld Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 111).

Het inzicht dat het kapitalisme bij het begin van de 20e eeuw aan zijn vervalperiode begonnen is, was altijd al een cruciale kwestie voor de marxistische revolutionairen. Dit inzicht was de hoeksteen van de Juniusbrochure van Rosa Luxemburg, waarin ze schreef: “[De] noodzaak [van het socialisme] is volop gerechtvaardigd vanaf het moment waarop de andere, de heerschappij van de burgerlijke klasse, ophoudt draagster te zijn van historische vooruitgang en zij een keurslijf en een gevaar wordt voor de verdere ontwikkeling van de maatschappij. Dat is precies wat de huidige oorlog duidelijk maakt over de kapitalistische orde.” (Rosa Luxemburg, De crisis van de sociaal-democratie, februari-april 1915)

Verder voegt ze eraan toe: “Die triomfmars gedurende dewelke het kapitalisme zich met alle middelen een brutale weg baant, met geweld, met plundering en wandaden, heeft ook een lumineuze kant: ze schept de voorwaarden die nodig zijn voor zijn eigen definitieve verdwijnen; ze heeft de wereldwijde heerschappij van het kapitalisme ingesteld die alleen opgevolgd kan worden door de wereldrevolutie van het socialisme.” (ibid.)

Op basis van die methode maakt Rosa Luxemburg een historische analyse van de nationale kwestie: “De imperialistische politiek is niet het werk van één land of één groep landen. Hij is het product van de wereldwijde evolutie van het kapitalisme op een gegeven moment in zijn rijping. Het verschijnsel is internationaal van aard, een onscheidbaar geheel. Alleen vanuit dat oogpunt kan men in de huidige oorlog op juiste wijze de kwestie van de ‘nationale verdediging’ evalueren.” (ibid.)

Diezelfde methode werd door andere marxistische revolutionairen gebruikt op het ogenblik van het uitbreken van de eerste imperialistische oorlog. De IIIe Internationale paste haar in 1919 ook toe om het begrip te ontwikkelen van het ‘tijdperk van oorlogen en revoluties’.

Dezelfde methode wordt ook door de IKS gebruikt in haar brochure over het verval van het kapitalisme.

Het doel van de voorstelling door de IKS op de publieke bijeenkomst in Moskou was te tonen dat het begrip verval gisteren en vandaag de hoeksteen is van de kommunistische standpunten. Enkel vanuit dit gezichtspunt is het mogelijk de verandering van historische omstandigheden te begrijpen die onvermijdelijk de standpunten van de kommunisten beïnvloedt over de nationale kwestie, over de vakbondskwestie, over die van het parlementarisme, over de algemene voorwaarden van de strijd van de arbeiders, over de rol van de revolutionaire minderheden enz.

Maar hoewel het inzicht in het verval de hoeksteen is van de kommunistische standpunten vandaag, werd het niet altijd gedeeld door alle groepen en elementen van het proletarisch politiek milieu (de bordigistische en de radenistische groepen hebben altijd de neiging gehad het begrip verval te verwerpen).

We maken ook vandaag een tendens mee binnen het proletarisch politiek milieu om het begrip verval te verlaten - de recente verklaringen van het IBRP over dat onderwerp zijn zeer betekenisvol. Niet te verwonderen dus dat diezelfde vragen ook opduiken in het Russisch milieu. Wij hebben er al over gesproken in Revue Internationale, Engels-, Frans en Spaanstalige uitgaven, nr. 111, in antwoord op de Marxist Labour Party (MLP) en de Internationale Kommunistische Unie.

Hoewel die twijfels over het verval niet duidelijk tot uiting kwamen in de loop van de bijeenkomst, drukte een aantal vragen die gesteld werden en standpunten die ingenomen werden, in het bijzonder over de nationale kwestie en de kwestie van de oorlog, een gebrek uit inzake het begrip verval, en als dat begrip al begrepen leek te worden, dan werd het niet gesitueerd aan het begin van de 20e eeuw, zoals Rosa Luxemburg deed (alsook de IKS), maar eerder op het einde van die eeuw, met de ‘globalisering’ en het verschijnen van de computers.

Na de inleiding vanwege de IKS werd een vraag gesteld over het verschil tussen het standpunt van Lenin, het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme, en het begrip verval. Ons antwoord was dat er in die rijd verschillen bestonden tussen Rosa Luxemburg, Lenin en Boekarin, maar dat ze allen van een proletarisch standpunt vertrokken. Rosa Luxemburg was het duidelijkst en toonde het onderliggend verband tussen de tendens tot overproductie en het imperialistische zoeken naar nieuwe markten en investeringsgebieden.

Boekarin was in staat, in zijn werk Imperialisme en wereldeconomie, de ontwikkeling te tonen van het staatskapitalisme en de gevolgen daarvan. Rosa Luxemburg en Boekarin pasten dezelfde basismethode toe: het kapitalisme als een geheel beschouwen en er de meest globale implicaties uit afleiden voor de proletarische beweging: “Net zoals het onmogelijk is het moderne kapitalisme en zijn imperialistische politiek te begrijpen zonder de tendensen van het kapitalistisch wereldsysteem te ontleden, zo is het onmogelijk de fundamentele evolutie van de proletarische beweging te begrijpen zonder het wereldkapitalisme te analyseren.” (N. Boekarin, Imperialisme en wereldeconomie, Merlin Press 1976, p. 161)

Een aantal deelnemers aan de bijeenkomst verklaarde nog altijd akkoord te zijn met de stellingen van Lenin over het ‘recht op nationale zelfbeschikking’ (anders gezegd het zelfbeschikkingsrecht der volkeren). De IKS toonde aan de hand van de voorbeelden van China, Turkije en Finland hoe het foute karakter van de standpunten van Lenin over de nationale kwestie geleid heeft tot moordpartijen op het proletariaat, hoewel het Stalin was die om heel andere redenen die politiek in China doorvoerde.

Het voorbeeld van Finland, één van de zeldzame landen die door de Oktoberrevolutie ‘bevrijd’ werden, is interessant. Finland de nationale onafhankelijkheid toestaan heeft als enig resultaat gehad dat de democratische illusies in de Finse arbeidersbeweging vergroot werden, en dat dus de voorbereiding van het Finse proletariaat op de onvermijdelijke revolutionaire confrontatie met zijn bourgeoisie uitgesteld werd. We moeten ook opmerken dat de Finse bourgeoisie, zodra ze van het tsaristisch juk bevrijd was, zich in de armen geworpen heeft van het Duitse imperialisme om de revolutie te kunnen verpletteren die in Finland op til was. De repressie was uiterst brutaal en het congres van de Kommunistische Internationale dat erop volgde keurde een resolutie goed die de witte terreur van de bourgeoisie veroordeelde.

Een andere belangrijke kwestie werd ook behandeld: Het standpunt van de Kommunistische Linkerzijde over de democratie.

De IKS ontwikkelde de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde over eenheidsfronten, over de imperialistische aard van de Tweede Wereldoorlog, over de valstrik die de democratie betekende in Spanje 1936, en in het algemeen over het valse alternatief fascisme/antifascisme. Het spreekt vanzelf dat er grote verwarring bestaat over die kwesties in het Russisch milieu, in het bijzonder over de aard van de Tweede Wereldoorlog, waar de stalinistische mythe van de ‘grote vaderlandslievende oorlog’ nog altijd invloed uitoefent. Enkele kameraden verdedigden het idee van een oorlog ‘tegen de barbarij’ of ‘om de beschaving te verdedigen’. Tegenover die illusies hebben de kameraden van de Groep van proletarisch-collectivistische revolutionairen (GPCR) en de Revolutionaire anarcho-syndicalistische groep (RAS) uit Moskou net als de IKS een strenge kritiek uitgebracht op die subtiele verdediging van de Tweede Wereldoorlog en hebben ze duidelijk gesteld dat dit een imperialistische oorlog was.

Het debat werd bijzonder levendig toen de kwestie aangeroerd werd van de oorlog in Tsjetsjenië. Deelnemers aan de bijeenkomst bleken deel te nemen aan bewegingen van humanitaire hulp aan de Tsjetsjeense bevolking. Eén van de argumenten was dat dit een middel was om toenadering te zoeken tot de Tsjetsjeense arbeiders, om bij hen ‘gehoor’ te vinden. Een idee die vaak terugkeerde was “wat kunnen we vandaag concreet doen?” Daarop hebben de kameraden van de GPCR en de RAS, en de IKS, herhaaldelijk geantwoord. Ze spraken zich niet uit tegen de uiting van menselijke solidariteit als dusdanig, maar benadrukten de illusie die erin bestaat te geloven dat het een middel kan zijn in de revolutionaire strijd. Om te beginnen schept het kapitalisme voortdurend meer ellende en barbaarsheid en alle humanitaire hulp van de wereld kan daaraan niet verhelpen. Verder bestaat de enige doeltreffende hulp aan de Tsjetsjeense arbeiders en het geheel van de bevolking uit de ontwikkeling van de strijd van de Russische arbeiders tegen hun eigen bourgeoisie, met het uiteindelijke doel de macht te grijpen in Rusland en in de gehele wereld om zo een einde te maken aan de imperialistische slachtingen. Zoals Lenin zei is het nodig “de imperialistische oorlog om te vormen tot een burgeroorlog”.

Het gaat om een illusie die wijdverbreid is onder talloze elementen van dit milieu, die een internationalistisch standpunt willen innemen tegenover de oorlog, maar dat afzwakken door de humanitaire hulp als een strijdmiddel te gebruiken, en daarmee dat standpunt over de imperialistische aard van de oorlog in Tsjetsjenië afzwakken. Het is een uitdrukking van opportunisme, een tendens om te capituleren voor de onmiddellijke feiten, om op zoek te gaan naar valse overwinningen en onmiddellijke oplossingen voor problemen die alleen op historisch wereldvlak kunnen opgelost worden.

De bijeenkomst in Moskou duurde lang en was bijzonder geanimeerd, en toonde zo de belangstelling en de militante houding en de inzet bij de elementen die opduiken in Rusland, en die de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde willen vatten.

Maar het is ook een zeer heterogeen en versnipperd milieu, dat aan enorme moeilijkheden het hoofd moet bieden, zowel materieel als ideologisch, en dat geconfronteerd wordt met het gewicht van de stalinistische contrarevolutie en dat van de huidige periode van ontbinding. Het is belangrijk dat een netwerk gevormd wordt om systematisch de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde te verspreiden binnen dat milieu en om het te verdedigen, teneinde zijn versnippering en zijn zwakheden te overwinnen.

De taken waar dit milieu nu voor staat zijn van aanzienlijk belang. Het verschijnen van dit milieu is een bevestiging van de internationale tendens naar de ontwikkeling van nieuwe revolutionaire krachten, maar is van bijzonder belang omdat het gebeurt in een land dat de wieg was van de eerste internationale revolutionaire golf.

Anders / 01.11.2002

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Verval van het kapitalisme [12]

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Tussenkomsten [13]

Pamflet: Tegen de imperialistische oorlog! Tegende pacifistische illusies! Voor de klassenstrijd in alle landen!

  • 2145 keer gelezen

Andermaal valt het Midden-Oosten ten prooi aan verschrikkingen. Net als zijn vader in 1991 belooft George Bush een ‘schone oorlog’. We weten wat dergelijke beloften waard zijn. Andermaal daalt er een bommenregen neer op Irak. En terwijl de ‘beschaafde’ machten dood en verderf zaaien onder een al uitgehongerde bevolking, wordt er een zondvloed van leugens uitgestort over de rest van de wereld om deze oorlog te rechtvaardigen, of om ieder werkelijk verzet daartegen van de wijs te brengen en te verdraaien.

De Verenigde Staten en Groot-Brittannië liegen!

Er wordt ons voorgehouden dat dit een oorlog is om massavernietigingswapens te ontmantelen. Maar het is een oorlog die gevoerd wordt door middel van massavernietigingswapens en één van de doelen ervan bestaat er juist uit te laten zien hoe massaal en vernietigend de wapens van de Verenigde Staten zijn, om zo een ieder die zich zou willen verzetten tegen hun wereldheerschappij de moed te laten verliezen. Bovendien zijn het de Verenigde Staten en Groot-Brittannië die Saddam in de jaren 1980 chemische wapens leverden; zij hielpen bij de inzet ervan in de oorlog Iran-Irak van 1980-1988, en zij lieten niets van zich horen toen Saddam in maart 1988 de Koerdische bevolking van Halabji vergastte.

Er wordt ons voorgehouden dat dit een oorlog is tegen het terrorisme. Maar alle staten - en niet slechts zwakke staten als Afghanistan of bijna-staten als de PLO - gebruiken het terrorisme als oorlogsinstrument. Groot-Brittannië maakt in Ulster al lang gebruik van zijn loyalistische bendes om het vuile werk te laten opknappen. Bin Laden, de vijand bij uitstek van de Verenigde Staten, werd opgeleid door de CIA om in Afghanistan oorlog te voeren tegen Rusland. Spanje, de huidige bondgenoot van de twee anderen, gebruikte de doodseskaders van de GAL om terroristen van de ETA zonder vorm van proces te elimineren. Erger nog, deze staten die heel de wereld de les willen lezen over het terroristische gevaar aarzelden niet om terroristische aanslagen tegen hun eigen bevolking uit te buiten om te mobiliseren ter ondersteuning van de oorlog. De bewijzen stapelen zich op dat de Amerikaanse staat, hoewel die lang van tevoren op de hoogte was van de plannen van Al Qaida om aanslagen te plegen op Amerikaanse bodem, niets deed om die te voorkomen.

Frankrijk, Duitsland en Rusland zijn ook oorlogsstokers!

Deze leugens worden iedere dag duidelijker. Maar de landen en de politici die verklaren ‘tegen de oorlog’ te zijn verspreiden nog veel gevaarlijker leugens.

Er wordt ons voorgehouden dat deze oorlog niet gerechtvaardigd is omdat hij niet is goedgekeurd door de Verenigde Naties. Maar in 1991 was de oorlog, die een bloedbad aanrichtte van honderdduizenden Irakiërs en die Saddam de vrije hand liet om ieder te vermoorden die tegen hem in opstand kwam, een ‘wettige’ oorlog met goedkeuring van de Verenigde Naties. De Verenigde Naties verdedigt helemaal geen soort van internationale justitie; het is een rovershol waar smerige intriges worden uitgebroed en waar de rivaliteiten tussen de grootmachten worden uitgespeeld.

Chirac, Schröder en Poetin hebben nu de gore moed om zichzelf aan te prijzen als ‘vredesstichters’. Maar de pacifistische taal van de anti-Amerikaanse ‘alliantie’ bestaat uit pure oplichterij: juist op dit moment voert Frankrijk - dat al de hoofdverantwoordelijke was voor de bewapening van de doodseskaders in Rwanda - een militaire interventie uit in Ivoorkust om zijn eigen imperialistische belangen te verdedigen. Duitsland veroorzaakte op zijn beurt een tienjarige oorlog in de Balkan door zijn steun aan de afscheiding van Kroatië en Slovenië van het voormalig Joegoslavië, om zijn invloed uit te breiden in het Middellandse Zee-gebied en in het Midden-Oosten. Wat Rusland betreft, zijn troepen blijven Tsjetsjenië verwoesten en de bevolking uitmoorden.

Kapitalisme is imperialisme!

De landen die probeerden de oorlogsplannen van de Verenigde Staten te dwarsbomen deden dat om hun eigen nationale en imperialistische redenen. Zij weten dat het ware doel van ‘de oorlog tegen het terrorisme’ niet door Saddam of Bin Laden wordt gevormd, maar door henzelf.

De Verenigde Staten maken geen geheim van hun imperialistische strategie als geheel. Sinds de ineenstorting van het Russische blok, aan het einde van de jaren 1980, waren ze vastbesloten om hun verpletterende militaire overwicht in te zetten om de opkomst van iedere andere supermacht of coalitie die de concurrentie kon aangaan te voorkomen. Dat was het werkelijke doel van al de grote militaire acties die de Verenigde Staten sinds 1991 uitvoerden - de Golfoorlog in 1991, die van Kosovo in 1999, van Afghanistan in 2001. Tevergeefs. Elk van die acties dreef de andere machten, groot en klein, er steeds meer toe hun autoriteit aan te vechten. Daardoor voeren de Verenigde Staten hun strategie op nog groter schaal uit. Momenteel willen ze directe controle verwerven over Centraal-Azië en het Midden-Oosten, en hun actieterrein uitbreiden tot in het Verre Oosten. Geconfronteerd met het gebrek aan discipline van hun belangrijkste rivalen - met name Frankrijk en Duitsland - zijn zij uit op niet minder dan de omsingeling van Europa, en hun controle over de olie van het Midden-Oosten te gebruiken als wapen tegen de Europese machten en tegen Japan. Duitsland en de anderen zijn in het defensief maar daarom niet minder actief in dit grote imperialistische spel.

De kapitalistische staten gedragen zich niet zodanig omdat ze slechte of domme leiders zouden hebben, maar omdat sinds 1914 en de Eerste Wereldoorlog de wereldwijde uitbreiding van het kapitalisme globalisering van de oorlog betekent. Toen ze de heerschappij over de planeet verdeeld hadden konden de verschillende nationale machten zich niet meer vreedzaam uitbreiden zonder de hand te leggen op de markten en grondstoffen van hun rivalen. Tegenwoordig zijn alle staten imperialistisch en al de oorlogen van de twintigste en éénentwintigste eeuw imperialistische oorlogen - met inbegrip van de zogenaamde anti-fascistische oorlog van 1939-1945; met inbegrip van de zogenaamde ‘nationale bevrijdingsoorlogen’; en met inbegrip van de ‘heilige oorlog’ zoals gepreekt door Bin Laden & Co.

Het kapitalisme kan niet meer leven zonder oorlog. Dat bewijst dat het sinds lang een belemmering is voor de menselijke vooruitgang. Dat het bestaan ervan zelfs de overleving van de mensheid bedreigt.

Tegen alle pacifistische illusies!

In februari kwamen miljoenen mensen op straat om deel te nemen aan manifestaties die werden uitgeroepen tot middel om ‘de oorlog te stoppen’. Maar de oorlog brak toch uit. Niet de veto’s in de Verenigde Naties, noch een beroep op mooie idealen zoals democratie en vrede, voorkwamen dat de oorlog voortwalst.

Honderd jaar van imperialistische conflicten hebben laten zien dat het pacifisme nooit kan voorkomen dat het kapitalisme oorlog voert. Het is juist altijd gebruikt om het oorlogsterrein voor te bereiden door het verspreiden van gevaarlijke illusies:- illusies over de vreedzame bedoelingen van sommige kapitalistische landen, van sommige kapitalistische partijen of van de Verenigde Naties;- illusies dat men zich tegen de oorlog zou kunnen verzetten met vreedzame en wettige middelen;- illusies dat ‘democratie’ een tegengif zou vormen voor de oorlogsneigingen, dat de ‘volkswil’ leiders zou kunnen afhouden van oorlogvoeren;- illusies dat vrede in de wereld ooit mogelijk zou zijn zonder zich van het kapitalistische systeem te ontdoen.

Het enige wat deze illusies kunnen ontwapenen is ieder werkelijk verzet tegenover de onherroepelijke oorlogsneigingen van het kapitalisme. En daarom worden ze aangemoedigd door al politieke krachten van de heersende klasse en vooral door de zogenaamd ‘linkse’ partijen, van sociaal-democraten tot stalinisten en trotskisten.

Tegen de imperialistische oorlog - internationale klassenstrijd!

Alleen een beweging die geen enkel nationaal belang te verdedigen heeft - een internationale beweging van de arbeidersklasse - kan zich verzetten tegen de oorlog tussen kapitalistische naties.

In alle oorlogen betaalt de uitgebuite meerderheid de hoogste prijs, of het nu gaat om soldaten of burgers, aan het front of als producenten en consumenten aan wie gevraagd wordt harder te werken en minder te eten in het nationale belang.

Maar de arbeidersklasse is niet alleen passief slachtoffer van de oorlog. Het waren de massastakingen, de muiterijen van 1917-1918 en de revolutionaire strijd van de arbeiders die een einde maakten aan de Eerste Wereldoorlog; pas toen de revolutionaire golf uiteen was geslagen kon het kapitalisme zich storten op zijn tweede wereldslachting. En toen de arbeidersklasse weer op het toneel van de wereldgeschiedenis verscheen aan het einde van de jaren 1960 versperde haar verzet tegenover de crisis van het kapitalisme de weg naar een derde wereldoorlog. De belangrijkste reden van de vorm die de imperialistische conflicten nu aannemen - die van ‘politie’-acties tegen zondebokken als Saddam - ligt juist daarin, dat het kapitalisme nu niet in staat is de arbeidersklasse mee te slepen in een open conflict tussen de grote imperialistische machten.

De arbeidersklasse kan de confrontatie met het systeem dat ons uitbuit niet uit de weg gaan. De reden waarom het kapitalisme wegvlucht in de oorlog - zijn onvermogen om economische welvaart te brengen - leidt tot onophoudelijke aanvallen op het levenspeil van de arbeidersklasse door opgedreven uitbuiting, werkloosheid en afbouw van alle sociale bijstand. De gang naar de oorlog zal deze aanvallen nog verscherpen en zal steeds groter offers vragen van de uitgebuiten. Daardoor vormt de noodzakelijke en onvermijdelijke strijd tegen de gevolgen van de economische crisis tevens strijd tegen de oorlog.

De strijd van de arbeidersklasse kan momenteel slechts defensief zijn. Maar ze bevat de kiemen van een offensieve, revolutionaire strijd, van een klassenoorlog tegen het geheel van het kapitalistische systeem. Alleen deze strijd kan de kapitalistische oorlogsmachinerie vernietigen en de mensheid naar een wereldgemeenschap voeren die de imperialistische oorlogen en de nationale grenzen op de vuilnishoop van de geschiedenis gooit.

  • Tegen iedere solidariteit met onze uitbuiters, of die nu Amerikaans, Engels of Spaans zijn, Frans, Duits, Russisch Chinees of Belgisch, of Iraaks!
  • Voor de internationale solidariteit van de arbeidersklasse !

20 maart 2003, Internationale Kommunistische Stroming

Dit vlugschrift wordt verspreid in de volgende landen: de Verenigde Staten, Mexico, Venezuela Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Italië, Spanje, Nederland, België, Zweden, India, Australië, Rusland.

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Tussenkomsten [13]

Wereldrevolutie, nr. 100, september-december 2003

  • 1873 keer gelezen

De dilemma’s in het internationalisme van ‘De Fabel van de illegaal’

  • 2400 keer gelezen

Tijdens de oorlog in Irak heeft De Fabel van de Illegaal, tegen heel het linkse milieu in, een internationalistisch standpunt gehandhaafd. In een eerder artikel stelden we vast dat de medewerkers van De Fabel zich verstrikten in de tegenspraken van de groep. “De naderende oorlog in Irak stelt echter de keuze: proletarisch internationalisme of inschakeling in het kamp van één van de strijdende partijen.” Omdat deze keuze uit de weg is gegaan kon De Fabel haar tere internationalisme alleen handhaven door de dilemma’s ervan nog uit te vergroten. In haar verwerping van de Golfoorlog en haar kritiek op de pacifistische campagnes lezen we:

“Door de huidige oorlog in Irak is de machtstegenstelling tussen de VS en de EU duidelijker aan het licht gekomen. Veel anti-oorlogsdemonstranten, maar ook heel veel andere Europeanen, menen helaas dat de VS machtsbeluster en militaristischer zijn dan het volgens hen veel vredelievender Europa. President Bush wordt door steeds meer mensen als het allergrootste kwaad gezien. Maar wat gebeurt er nu in Irak? De VS en Groot-Brittannië willen zich met geweld toegang verschaffen tot de Iraakse olie en in dat land hun mannetje neerzetten die er hun ‘orde’ gaat handhaven. ‘Vredelievende’ landen als Duitsland en Frankrijk hebben al toegang tot die olie en gebruiken zetbaas Saddam Hoessein om een groot deel van de plaatselijke bevolking er met geweld onder te houden. Die hoefden dus helemaal geen oorlog te voeren. Alle betrokken staten streven dus hun eigen machtsbelangen en economische doelen na ten koste van de Irakezen. En zowel de voorafgaande gewelddadige orde als de huidige oorlog zijn dus gruwelijk en misdadig. Wat dat betreft is eenzijdige kritiek op de VS dus anti-Amerikaans en kan de slogan "No blood for oil" dus evenzeer tegen Europese regeringen gescandeerd worden. Kortom, Europees kapitaal en Europese staten handelen niet vanuit een hogere moraal dan de VS. Ook Europese staten sturen immers regelmatig troepen naar ‘Derde Wereld’-landen om er hun ‘orde’ te herstellen. Dat het daarbij meestal niet om zulke grootschalige conflicten gaat, komt uitsluitend doordat men daartoe in Europa de macht nog niet heeft. Maar daar wordt helaas hard aan gewerkt.”.

De pacifistische campagnes vormden een poging om onder allerlei voorwendsels te mobiliseren voor één van de kampen in de oorlog door een afzonderlijke schuldige aan te wijzen. Het pacifisme heeft nooit oorlogen tegengehouden, maar juist geholpen ze voor te bereiden door de bevolking voor valse keuzen te stellen, en dan vooral de arbeidersklasse die als enige sociale kracht in staat is om de oorlogsneigingen van het kapitalisme af te remmen. De Fabel keert zich weliswaar tegen belangrijke aspecten van de pacifistische campagnes, maar blijft daarin toch ronddraaien bij gebrek aan een proletarisch alternatief. Die dubbelzinnige houding ligt in het verlengde van haar politiek ten opzichte van de anti-globaliserings-beweging: een aanvankelijke breuk die vervolgens werd weggepoetst als louter “afstand nemen”.

Tijdens de oorlog in Irak heeft De Fabel van de Illegaal, tegen heel het linkse milieu in, een internationalistisch standpunt gehandhaafd. In een eerder artikel stelden we vast dat de medewerkers van De Fabel zich verstrikten in de tegenspraken van de groep. “De naderende oorlog in Irak stelt echter de keuze: proletarisch internationalisme of inschakeling in het kamp van één van de strijdende partijen.” Omdat deze keuze uit de weg is gegaan kon De Fabel haar tere internationalisme alleen handhaven door de dilemma’s ervan nog uit te vergroten. In haar verwerping van de Golfoorlog en haar kritiek op de pacifistische campagnes lezen we:

“Door de huidige oorlog in Irak is de machtstegenstelling tussen de VS en de EU duidelijker aan het licht gekomen. Veel anti-oorlogsdemonstranten, maar ook heel veel andere Europeanen, menen helaas dat de VS machtsbeluster en militaristischer zijn dan het volgens hen veel vredelievender Europa. President Bush wordt door steeds meer mensen als het allergrootste kwaad gezien. Maar wat gebeurt er nu in Irak? De VS en Groot-Brittannië willen zich met geweld toegang verschaffen tot de Iraakse olie en in dat land hun mannetje neerzetten die er hun ‘orde’ gaat handhaven. ‘Vredelievende’ landen als Duitsland en Frankrijk hebben al toegang tot die olie en gebruiken zetbaas Saddam Hoessein om een groot deel van de plaatselijke bevolking er met geweld onder te houden. Die hoefden dus helemaal geen oorlog te voeren. Alle betrokken staten streven dus hun eigen machtsbelangen en economische doelen na ten koste van de Irakezen. En zowel de voorafgaande gewelddadige orde als de huidige oorlog zijn dus gruwelijk en misdadig. Wat dat betreft is eenzijdige kritiek op de VS dus anti-Amerikaans en kan de slogan ‘No blood for oil’ dus evenzeer tegen Europese regeringen gescandeerd worden. Kortom, Europees kapitaal en Europese staten handelen niet vanuit een hogere moraal dan de VS. Ook Europese staten sturen immers regelmatig troepen naar ‘Derde Wereld’-landen om er hun ‘orde’ te herstellen. Dat het daarbij meestal niet om zulke grootschalige conflicten gaat, komt uitsluitend doordat men daartoe in Europa de macht nog niet heeft. Maar daar wordt helaas hard aan gewerkt.” (1).

De pacifistische campagnes vormden een poging om onder allerlei voorwendsels te mobiliseren voor één van de kampen in de oorlog door een afzonderlijke schuldige aan te wijzen. Het pacifisme heeft nooit oorlogen tegengehouden, maar juist geholpen ze voor te bereiden door de bevolking voor valse keuzen te stellen (2), en dan vooral de arbeidersklasse, die als enige sociale kracht in staat is om de oorlogsneigingen van het kapitalisme af te remmen. De Fabel keert zich weliswaar tegen belangrijke aspecten van de pacifistische campagnes, maar blijft daarin toch ronddraaien bij gebrek aan een proletarisch alternatief. Die dubbelzinnige houding ligt in het verlengde van haar politiek ten opzichte van de anti-globaliserings-beweging: een aanvankelijke breuk die vervolgens werd weggepoetst als louter “afstand nemen” (3).

De ware aard van het imperialisme

Anders dan De Fabel lijkt te denken, ging de oorlog niet over oliewinsten of louter over macht in het Midden-Oosten. Het is een veel breder strategisch imperialistisch vraagstuk: de Verenigde Staten proberen de Frans-Duitse As te ondergraven, en ze proberen om Duitsland, dat als enige uit zou kunnen groeien tot het nieuwe hoofd van een concurrerend imperialistisch blok, te omsingelen en te isoleren (4). Ze proberen hun wereldhegemonie te verzekeren door een gigantische militaire machtsontplooiing en zo een gruwelijk voorbeeld te stellen voor iedereen die het aandurft om die hegemonie in vraag te stellen. Vandaar bijvoorbeeld de pogingen om het “Nieuwe Europa” uit te spelen tegen het “Oude” en het belang dat de Verenigde Staten hebben bij een “vrede” in het Midden-Oosten onder eigen bescherming in maffia-stijl. Duitsland en Frankrijk proberen niet alleen de eigen imperialistische invloedssfeer in het Midden-Oosten te vergroten maar willen vooral ook het internationale gezag van de Verenigde Staten ondergraven (5).

De Fabel blijft steken in de simpele vaststelling dat de oorlog “gruwelijk en misdadig” is, dat wil zeggen moreel verwerpelijk in abstracto wegens achterliggende economische en regionale machtsbelangen, maar zonder de ware imperialistische doeleinden van alle partijen volledig te ontmaskeren en vooral zonder dat de volledige inzet ten opzichte van de verhouding van klassenkrachten wordt blootgelegd.

Het belangrijkste resultaat van de imperialistische spanningen bestaat echter uit groeiende chaos en instabiliteit, waarvan ditmaal de Iraakse bevolking het directe slachtoffer is, maar waardoor de hele mensheid in gevaar wordt gebracht. Wie ook het overwicht heeft, het resultaat bestaat uit een toename van slachtpartijen. Tegelijkertijd gaat het voor de Amerikaanse zowel als voor de Europese mogendheden om een volgende stap ter mobilisatie van de arbeidersklasse voor hun imperialistische oorlogsdoeleinden. Wanneer de Verenigde Staten zich leugenachtig beriepen op het “anti-terrorisme” en het “gevaar van de massa-vernietigingswapens”, dan gingen Duitsland en Frankrijk zich te buiten aan huichelarij over “vrede” en “internationaal recht”. Het was vooral uit angst voor de arbeidersklasse dat de imperialistische doeleinden door alle partijen werden verborgen achter “humanitaire” en “democratische” leuzen.

Anti-Amerikanisme en anti-semitisme

De stellingname tegenover de oorlog werd, op het moment dat deze in alle hevigheid woedde, bij De Fabel al teruggebracht tot niet meer dan een voetnoot. In afzonderlijke artikelen beperkt zij zich nog verder door vooral in te gaan tegen twee afzonderlijke tendensen binnen de pacifistische campagnes: het anti-Amerikanisme en het anti-semitisme. Het loutere feit dat die getolereerd werden verraadde afdoende de ware aard van de pacifistische campagnes. Maar bij De Fabel wordt een dergelijke conclusie nu juist niet getrokken; er wordt eerder aansluiting gezocht bij de “meest democratische” en “minst xenofobische” delen van burgerlijk links. Achter de veroordeling van het anti-semitisme gaat bij De Fabel bovendien een ‘kritische’ verdediging schuil van de imperialistische staat Israël (6), en daarachter sluimert voortdurend de neiging om de politiek van de Verenigde Staten uiteindelijk tóch goed te praten. Wanneer de oorlogspolitiek van Bush bijvoorbeeld wordt veroordeeld, dan blijven de uitspraken over het Amerikaanse imperialisme in het algemeen karig en vaag (7).

Wanneer De Fabel de wortels van het anti-semitisme onderzoekt, dan staat de arbeidersbeweging, waarnaar voor het overige zo min mogelijk wordt verwezen, plotseling in het middelpunt van de belangstelling (8). Daarbinnen wordt er echter weinig gezocht naar de invloed van de opportunistische stromingen. Weinig is er ook over het stalinisme, dat sprak uit naam van de arbeidersklasse en het marxisme, maar dat juist haar ergste vijand was. Nee, er wordt gezocht bij marxisten, bij Karl Marx zelf, bij Rosa Luxemburg en Franz Mehring, de ware internationalisten bij wie daarvan juist geen spoor is aan te treffen en die niet zelden zelf van joodse afkomst waren. We krijgen een lang kruisverhoor gepresenteerd met marxisten in de verdachtenbank. Dat laat de indruk na dat er, zelfs wanneer er uit het requisitoir blijkt dat er voor de beschuldiging geen redelijke grond bestaat, er toch reden blijft voor verdenking. Klassenstrijd en marxisme vormen het beste medicijn tegen de racistische en xenofobische ziekte, maar het is vooral tegenover de arbeidersklasse en de marxisten dat De Fabel de meeste achterdocht ontwikkelt en verspreidt.

De arbeidersklasse, uitgebuite en revolutionaire klasse

Voorzover De Fabel begrip heeft van de arbeidersklasse dan is dat hooguit als uitgebuite klasse, als een willekeurige categorie tussen vele andere “slachtoffers van het systeem”, naast gevangenen, illegalen, etnische minderheidsgroepen, vrouwen in het algemeen en seksueel onderdrukten; die deels tot de arbeidersklasse kunnen behoren, maar die, los van de klassenstrijd, geen enkel perspectief hebben, laat staan voor de maatschappij als geheel. De Fabel werpt zichzelf op als verdediger van buitenaf van al deze “onderdrukte categorieën” en wil zichzelf vooral niet vereenzelvigen met de arbeidersklasse als productieve en revolutionaire klasse. Bij De Fabel gaat het dan ook niet om een “omwenteling van de productieverhoudingen op wereldschaal”, maar alleen om “sociale en bezitsverhoudingen” die echter direct van de maatschappelijke productie afhangen.

Het was ook de arbeidersklasse die door haar revolutionaire strijd een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog en die door haar voortdurende strijd voorkwam dat er een nucleaire Derde Wereldoorlog kon uitbreken tussen de twee voormalige imperialistische blokken. Zelfs wanneer de arbeidersklasse momenteel niet in staat is ook de lokale oorlogen te voorkomen dan geeft het toch grenzen aan die de bourgeoisie alleen met groot gevaar kan overschrijden en die haar vermogen tot mobilisatie ernstig beperken. De arbeidersklasse is de enige sociale kracht met materiële belangen tegenover de oorlogspolitiek. Het is in en door haar strijd tegen de verslechtering van haar levensomstandigheden (en de oorlog is een beslissende verslechtering) dat ze tot de ontwikkeling van een maatschappelijk alternatief wordt gedreven.

De Fabel vestigt haar hoop daarentegen op een bonte verzameling zogenaamd goedwillende “linkse” mensen die schijnbaar louter voor de gelegenheid en zonder duidelijke samenhang eenmalig op de been worden gebracht om van hun verontwaardiging blijk te geven. Maar het waren de linkse Schröder en de rechtse Chirac, die samen de pacifistische campagnes in Europa voorbereidden. Vervolgens durft De Fabel een ware klaagzang aan te heffen over het feit dat het anti-Amerikanisme als ideologie van “conservatieve kringen” in Europa in de demonstraties “helaas” zo’n hoge vlucht kon nemen, en dat zelfs het anti-semitisme niet werd geschuwd! Maar anti-Amerikanisme en anti-semitisme zijn van ouds ideologieën bij uitstek geweest ook van burgerlijk links, om de arbeidersklasse te mobiliseren in alle mogelijke slachtpartijen, aan de kant van zwakkere imperialistische machten en achter het voormalige Oostblok.

Enerzijds wil De Fabel geen partij kiezen in de oorlog, anderzijds laat ze zich, bij gebrek aan alternatief, meeslepen in campagnes waarin die oorlog juist wordt voorbereid. Eerder kwam zij tot de overweging dat de oorlog, die enerzijds verwerpelijk was, anderzijds nog collateraal voordeel zou kunnen afwerpen voor de bevolking in Irak. Dan hoeft het ook geen verbazing te wekken als zij terroristische middelen enerzijds verafschuwd, maar anderzijds de geschriften van de voormalige terroristische groep RaRa “inspirerend” noemt.

Vertrouwen in de arbeidersklasse en open debat

Het wantrouwen van De Fabel ten opzichte van arbeidersklasse en marxisme valt niet alleen meer te verklaren uit de invloed van de campagnes sinds de ineenstorting van het Oostblok over het “bankroet van het marxisme”, de “dood van het kommunisme” en het “verdwijnen van de arbeidersklasse”. We hebben doorlopend benadrukt dat het stalinisme, met inbegrip van al zijn xenofobische trekken, niets anders was dan een karikatuur van staatskapitalisme en we hebben De Fabel vruchteloos gevraagd daarover een mening te geven. Maar de medewerkers van De Fabel gaan kennelijk niet alleen ieder debat uit de weg, ze weigeren ook standpunt in te nemen ten opzichte van de klassen waaruit de kapitalistische maatschappij is samengesteld en hun eigen standpunten te begrijpen in klassentermen.

Zo kan het lijken alsof De Fabel geen historische wortels heeft en dat haar stellingnamen “origineel” of “nieuw” zijn. In werkelijk gaat het om standpunten die telkens weer opduiken als uitingen van een machteloze en in het nauw gebrachte revolterende kleinburgerij die niet kan kiezen tussen bourgeoisie en proletariaat, maar die wel heel hooghartig verkondigt “boven” de klassen te staan met een “hoger” moreel standpunt (9). Maar het is de kapitalistische productiewijze zèlf, gebaseerd op de loonslavernij, die zowel de imperialistische conflicten voortbrengt als de klassenstrijd die daaraan als enige een eind kan maken.

De enerzijds-anderzijds standpunten van De Fabel beperken zich bijgevolg ook voortdurend tot wat onmiddellijk waarneembaar is. Alle verschijnselen worden oppervlakkig begrepen zolang de historische en wereldwijde inzet duister blijft. Het zo kostbare internationalisme van De Fabel, zich niet ferm baserend op het maatschappelijk alternatief waarvan alleen de arbeidersklasse de draagster is, blijft daardoor abstract en steriel, zonder uitweg. Praktisch maakt De Fabel haar standpunten zo steeds afhankelijker van het moment, van de niet-begrepen krachtsverhouding tussen de klassen en tussen de imperialistische kampen, en blijven de medewerkers gevangen in een blind activisme waardoor ze voortdurend worden teruggedreven in de armen van burgerlijke links waaruit ze proberen te ontsnappen. Zo blijft het gevaar bestaan dat de “hogere”, “morele” stellingname tegenover de oorlog onder druk van de gebeurtenissen omslaat in de platste beginselloosheid. Voor mensen die daadwerkelijk op zoek zijn naar een consequent, proletarisch internationalisme blijft het daarom nodig te breken met de kleinburgerlijke dilemma’s en het debat aan te gaan

Manus / 11.07.2003

(1) De conservatieve wortels van het anti-Amerikanisme, De Fabel, nr. 58, mei-juni 2003.

(2) Zie over het pacifisme: Internationalisme, nr. 295 en 296.

(3) Zie Wereldrevolutie, nr. 98, en voor eerdere artikelen: Internationalisme, nr. 270, 274 en 289 en Wereldrevolutie, nr. 92 en 96.

(4) Zie over de argumenten waarin alles platvloers wordt teruggebracht tot een vraagstuk van onmiddellijk economisch gewin Internationalisme, nr. 295 en Wereldrevolutie, nr 98; voor een algemener analyse het Manifest dat we in 1991 uitgaven bij de ineenstorting van het Oostblok en de Resolutie over de internationale situatie elders in dit blad; zie ook het pamflet dat de IKS in zeventien talen wereldwijd en in grote aantallen verspreidde aan fabrieken, stempellokalen en op markten.

(5) Zie ook het artikel ‘Lutte ouvrière’ vervalst de ware aard van het imperialisme op p. 2.

(6) De Israëlische staat is gefundeerd op de illusie dat het de joodse bevolking bescherming zou bieden tegen het anti-semitisme terwijl het die bevolking juist gijzelt voor imperialistische doeleinden waarvan het zelf niet meer dan een speelbal is.

(7) We herinneren er slechts aan dat één van de campagnes in de Verenigde Staten zélf gevoerd werd onder de slogan: “Ware patriotten zijn tegen de oorlog!”.

(8) Anti-semitisme, een oude bekende van links, in De Fabel, nr. 58 en op de website de scriptie Marxisme, het joodse vraagstuk en het anti-semitisme. We hopen binnenkort uitvoeriger terug te komen op de vraagstukken van anti-semitisme en zionisme.

(9) Zie Karl Marx, De armoede van de filosofie.

Politieke stromingen en verwijzingen: 

  • Internationalistisch anarchisme [14]

Het kommunistisch perspectief (2): Waarom het kommunisme noodzakelijk en mogelijk is (eerste deel)

  • 2134 keer gelezen

In het eerste deel van dit artikel hebben we gezien dat het kommunisme niet alleen een oude droom was van de mensheid of een eenvoudig product van de menselijke wil, maar dat het zich aandient als de enige maatschappij die in staat is de tegenstellingen te overstijgen die de kapitalistische maatschappij verstikken. Na een formidabele ontwikkeling van de productiekrachten is het kapitalisme zijn vervalfase binnengetreden op het moment dat het de wereldmarkt veroverd had. Sindsdien is het kommunisme een materiële mogelijkheid geworden. De permanente barbarij, de twee wereldoorlogen en momenteel de ontbinding van de maatschappij zelf maken dat het kommunisme meer dan ooit noodzakelijk is: niet alleen voor de vooruitgang van de maatschappij maar ook en vooral voor haar overleven zelf. In tegenstelling ook tot de praatjes van diegenen die met groot vertoon de ‘dood van het kommunisme’ hebben aangekondigd met de ineenstorting van het stalinisme, een oud bastion van het kapitalisme in verval, is het onmogelijk het kapitalisme ‘aan te passen’ of te ‘hervormen’ om het ‘menselijker’ te maken. In dit tweede deel gaan we de opvattingen onderzoeken van diegenen die, ook al zijn ze het eens met een kritiek op het stalinisme, stellen dat in ieder geval de maatschappij zoals ze door Marx werd voorgesteld onmogelijk te verwezenlijken is, wat bewezen zou worden door het egoïsme, de machtswellust en ‘het ieder voor zich’, als werkelijke uitingen van een zogenaamde ‘menselijke aard’.

De menselijke aard

Deze ‘aard’ lijkt een beetje op de steen der wijzen waarnaar de alchemisten eeuwenlang op zoek waren. Tot op heden hebben alle studies over de ‘sociale constanten’ (zoals de sociologen dat zeggen), dat wil zeggen de kenmerken van het menselijk gedrag die geldig zijn in alle maatschappijtypes, vooral laten zien hoezeer de menselijke psychologie en gedragingen veranderlijk zijn en verbonden zijn aan het sociaal kader waarin elk individu zich ontwikkeld heeft. Als we in feite één fundamenteel kenmerk zouden moeten bepalen waarin zich deze ‘menselijke aard’ onderscheidt van die van de dieren, dan is het wel het enorme belang van het ‘aangeleerde’ ten opzichte van het ‘aangeborene’. Het is de beslissende rol die de opvoeding speelt, en dus de sociale omgeving voor de volwassen mensen.

“Een spin verricht werkzaamheden, die lijken op die van een wever; een bij doet door het bouwen van zijnhoningraat menig menselijke architect beschaamd staan. De slechtste architect onderscheid zich echter al direct van de beste bij doordat hij de cellen in zijn gedachten heeft gebouwd voordat hij ze in werkelijkheid vormde.” (Het Kapitaal, Deel 1, p. 116). De bij bezit op een genetisch geprogrammeerde wijze de kunst om perfecte zeshoeken te construeren, zoals de postduif haar nest kan vinden op 1000 km afstand. Daar staat tegenover dat de uiteindelijke vorm van het gebouw dat de architect gaat bedenken veel minder bepaald zal worden door welke erfelijkheid dan ook, maar door een hele reeks van elementen die hem geleverd worden door de maatschappij waarin hij leeft. Of het nu gaat om een gebouw waarvoor hij de opdracht heeft gekregen, de materialen en de gebruikte werktuigen, de productietechnieken van de verschillende beroepscategorieën die aan het project deelnemen, de wetenschappelijke kennis waaraan hij zich moet aanpassen, dit alles wordt bepaald door het sociale milieu.

Bij de aard van de gedragingen gaat het zoals bij de aard van de arbeidsproducten. Zo is de diefstal een misdaad, dat wil zeggen een verstoring van het functioneren van de maatschappij die, wanneer hij veralgemeend zou worden, catastrofale gevolgen zou hebben. Degene die steelt of die personen bedreigt of doodt, is een misdadiger, een wezen dat bijna unaniem beschouwd wordt als iemand die kwaad doet, als asociaal, en die men moet ‘beletten schade te berokkenen’ (tenzij hij het doet in het kader van de bestaande wetten, en in dat geval zal zijn handigheid om meerwaarde te persen uit de proletariërs aanvaard en dik beloond worden en zijn doeltreffendheid bij slachtpartijen van die proletariërs zal hem eretekens opleveren). Maar het gedrag ‘diefstal’ en de criminelen: ‘dieven’, ‘ontvoerders’ en ‘gemene moordenaars’ net als alles wat daarmee samenhangt: wetten, rechters, politieagenten, gevangenissen, politiefilms en ‘detective’-romans - zouden die bestaan als er niets te stelen viel, wanneer alle materiële goederen, vanwege de overvloed die mogelijk is door de ontwikkeling van de productiekrachten, vrijelijk ter beschikking zouden staan van alle leden van de maatschappij? Natuurlijk niet! En zo zouden we meer voorbeelden noemen die illustreren in hoeverre de gedragingen, houdingen, gevoelens en verhoudingen tussen de mensen worden bepaald door het sociale milieu.

Misantrope geesten zullen tegenwerpen dat, wanneer er asociale gedragingen bestaan, welke vorm die ook aannemen, dit te wijten is aan het feit dat er in het diepste van de ‘menselijke aard’ een soort anti-sociale houding, een agressiviteit tegenover de anderen, een ‘potentiële criminaliteit’ bestaat. En zij beweren: ‘Dikwijls steelt de dief niet uit materiële noodzaak’, ‘zuivere misdaad bestaat’, of nog sterker: ‘indien de nazi’s dergelijke verschrikkingen konden begaan, dan komt dat doordat de mens het kwade in zich draagt, dat zich openbaart zodra de voorwaarden hiervoor gunstig zijn’. Maar wat betekenen dergelijke tegenwerpingen anders dan het feit dat er geen ‘menselijke aard’ bestaat die op zichzelf ‘goed’ of ‘slecht’ is, maar wel een sociale mens wiens menigvuldige mogelijkheden zich anders manifesteren al naar gelang de voorwaarden waarin hij leeft. De statistieken spreken op dat vlak wel voor zich: is het de ‘menselijke aard’ die plots erger wordt tijdens de periodes van maatschappelijke crisis waarin men de criminaliteit en alle morbide gedragingen ziet toenemen? Is de ontwikkeling van ‘asociale’ houdingen bij een groeiend aantal individuen daarentegen niet eerder een uiting van een groeiende onaangepastheid van de bestaande maatschappij aan de menselijke behoeften, die wis en waarachtig sociaal zijn en waaraan niet langer kan voldaan worden in de schoot van wat juist steeds minder een maatschappij, een gemeenschap is?

Diezelfde misantropen of hun spitsbroeders baseren hun verwerping van de mogelijkheid van het kommunisme op grond van het volgende argument: “Jullie spreken over een maatschappij die zal voldoen aan de wezenlijke menselijke behoeftes, maar het eigendom, de macht over de anderen zijn juist wezenlijke menselijke behoeftes en het kommunisme, dat dit uitsluit, is werkelijk slecht gewapend om daaraan te voldoen. Het kommunisme is onmogelijk omdat de mens egoïstisch is”

De drang naar eigendom

In haar Inleiding tot de staatshuishoudkunde (1) beschrijft Rosa Luxemburg de opschudding onder de Engelse bourgeois die bij de verovering van India volkeren ontdekten die de privé-eigendom niet kenden. Ze troostten zich met de gedachte door te beweren dat het ‘wilden’ waren. Maar diegenen zelf die tijdens heel hun opvoeding geleerd hadden dat de privé-eigendom ‘natuurlijk’ was, voelden zich wel verveeld toen ze vaststelden dat het de ‘wilden’ waren die juist de meest ‘kunstmatige’ levenswijze hadden. In feite had de mensheid “zo’n schromelijk gebrek aan privé eigendom” dat ze het meer dan een miljoen jaar zonder kon stellen. En in heel wat omstandigheden is het met behulp van afslachtingen, zoals bij de Indiërs die aangehaald worden door Rosa Luxemburg, dat men deze mensen die ‘natuurlijke behoefte’ heeft bijgebracht. Hetzelfde geldt voor de handel, deze ‘natuurlijke en unieke’ vorm van goederencirculatie, waarbij de kolonist gebruuskeerd was door het feit dat deze de oorspronkelijke bewoners volslagen onbekend was: onlosmakelijk verbonden met de privé-eigendom ontstaat de handel met hem en zal dan ook met hem verdwijnen.

Een vrij gangbaar idee is dat niemand nog zou produceren wanneer de winst niet langer bestond als een stimulans voor de productie en haar vooruitgang, wanneer het individueel loon niet bestond als tegenprestatie voor de inspanningen die geleverd worden door de arbeider. Inderdaad zou niemand nog op kapitalistische manier produceren, dat wil zeggen in een systeem gebaseerd op de winst en de loonarbeid, waarbij de minste wetenschappelijke ontdekking ‘rendabel’ moet zijn, waarbij de arbeid, haar tijdsduur, intensiteit, haar onmenselijke vorm tot een werkelijke vloek is geworden voor de grote meerderheid van de proletariërs. Heeft de wetenschapper die door zijn onderzoek deelneemt aan de vooruitgang van de techniek een ‘materiële stimulans’ nodig om te werken? In het algemeen wordt hij minder betaald dan het commerciële kaderlid, dat zelf geen enkele bijdrage levert aan de vooruitgang van de kennis. Is de handarbeid noodzakelijkerwijze onaangenaam? Vanwaar komt dan de uitdrukking ‘liefde voor het vak’ of de geestdrift voor het knutselen en allerhande handenarbeid die weer fors in trek zijn? In feite wordt de arbeid, wanneer zij niet vervreemd, absurd en afmattend is, en wanneer haar producten zich niet omvormen tot dwang die tegen de arbeiders gebruikt wordt, maar tot middelen om te voldoen aan de behoeften van de gemeenschap, allereerst een menselijke noodzaak, een van de wezenlijke vormen van de ontplooiing van de menselijke vermogens. In het kommunisme zullen de mensen produceren voor hun plezier.

De machtsdrang

Van het alomtegenwoordige bestaan van leiders en gezagsdragers leidt men af dat geen enkele maatschappij leiders kan missen, dat de mensen zich nooit kunnen ontdoen van het juk van een gezag of het uitoefenen ervan op anderen.

We komen hier niet terug op wat het marxisme al heeft gezegd over de rol van politieke instellingen, over de aard van de staatsmacht en dat kan worden samengevat in het idee dat het bestaan van een politiek gezag, een macht van bepaalde mensen over anderen het resultaat is van het bestaan van tegenstellingen en botsingen tussen groepen van individuen in de maatschappij (de sociale klassen) met tegenstrijdige belangen.

Een maatschappij waar mensen elkaars concurrenten zijn, waar hun belangen tegenover elkaar staan, waar de productieve arbeid een vloek is, waar de dwang permanent is, waar de meest elementaire menselijke behoeften met de voeten worden getreden door de grote meerderheid - zo’n maatschappij heeft uiteraard leiders nodig, zoals ze ook de politie en de godsdienst nodig heeft. Maar wanneer al deze ontsporingen afgeschaft zouden worden, dan zou wel blijken of ook die leiders nog wel nodig zijn. “Ja” antwoordt de misantroop, “de mens heeft een drang om de ander te overheersen. In om het even welke maatschappijvorm zal er macht van enkelen over anderen blijven bestaan.” Het is waar dat de slaaf die altijd geketend is geweest de indruk heeft dat hij zonder ketens niet zal kunnen gaan. Maar de vrije mens heeft nooit die opvatting. In de kommunistische maatschappij zullen de vrije mensen niet handelen zoals de kikkers uit de fabels van De La Fontaine, die de democratie beu waren en om een koning riepen. De drang van mensen om macht uit te oefenen over anderen is de aanvulling op wat men de ‘slavenmentaliteit’ zou kunnen noemen. Een treffend voorbeeld daarvan is het beeld van het leger met een domme en gedisciplineerde adjudant, die voortdurend tegen zijn eigen mannen loopt te brullen. In feite is het zo dat, als de mensen zo’n drang hebben om macht uit oefenen over anderen, ze erg weinig vat hebben op hun eigen leven en op het geheel van wat er reilt en zeilt in de maatschappij. De machtsdrang van elke mens staat in verhouding tot zijn werkelijke onmacht. In een maatschappij waar de mensen geen machteloze slaven zijn, noch van de natuurwetten, noch van de economische wetmatigheden, waar zij ‘meesters zonder slaven’ worden, hebben ze geen nood aan dat armzalige substituut die de heerschappij over andere mensen eigenlijk is.

Met de agressiviteit is het net zo gesteld als met de ‘machtshonger’. Tegenover een permanente agressie van een maatschappij die op haar kop staat, die een voortdurende beklemming opdringt en de eigen verlangens steeds verdringt, wordt het individu noodzakelijkerwijze agressief: het is de eenvoudige en bij de dieren alom gekende manifestatie van het instinct tot zelfbehoud. De psychologen beweren dat de agressiviteit een impuls is die eigen is aan alle soorten van het dierenrijk, die zich onder alle omstandigheden moet bevestigen. Zelfs als dit zou kloppen: wanneer de mensen de kans zouden grijpen om de materiële struikelblokken op te ruimen die een steeds grotere ontplooiing beletten, valt nog te bezien of er nog behoefte bestaat om agressie uit te oefenen tegenover andere mensen.

Het egoïsme van de mens

Het ‘ieder voor zich’ zou nog zo’n wezenlijk kenmerk zijn van de mens. Het is onmiskenbaar een kenmerk van de burgerlijke mens, van de ‘self made man’, van het ‘geslaagde individu’. Maar dit is slechts een ideologische uitdrukking van het kapitalisme en heeft niet van doen met de ‘menselijke aard’. Anders zouden we tot de conclusie moeten komen dat deze ‘menselijke aard’ zich radicaal omgevormd heeft sinds het primitieve kommunisme of sinds het feodalisme met zijn dorpsgemeenschappen. In feite doet het individualisme zijn massale intrede in de ideeënwereld wanneer de onafhankelijke kleine eigenaars opduiken op het platteland (afschaffing van lijfeigenschap) en in de stad. De kleine eigenaar die het er goed heeft afgebracht - voornamelijk door zijn buren te ruïneren - de bourgeois omarmt deze ideologie op fanatieke wijze en verleent haar de titel van ‘natuurlijke aard’. En hij heeft geen scrupules om van de theorie van Darwin een rechtvaardiging te maken van de ‘strijd om het bestaan’, van de ‘strijd van elk tegen allen’.

Maar met het opduiken van het proletariaat, de geassocieerde klasse bij uitstek, komt er sleet op de onbetwiste heerschappij van het individualisme. Voor de arbeidersklasse is de solidariteit in de eerste plaats een elementair middel om de verdediging van haar materiele belangen te verzekeren. Op dit punt van de redenering kan al geantwoord worden aan diegenen die beweren dat de “mens egoïstisch van aard is”: ook al is hij egoïstisch, hij is ook intelligent en de loutere wil om zijn goed begrepen eigenbelang te verdedigen stuwt hem in de richting van de vereniging en de solidariteit zodra de sociale voorwaarden dat toestaan. Maar dat is nog niet alles. Bij dit sociale wezen bij uitstek zijn de solidariteit en het altruïsme zowel in de ene als in de andere richting wezenlijke noodzakelijkheden. De mens heeft de solidariteit van anderen nodig, maar hij heeft er zelf ook behoefte aan om hen deze solidariteit te betuigen. En het is dat kleine beetje dat veelvuldig tot uiting komt in onze zo vervreemde maatschappij en dat op een eenvoudige en courante manier erkend wordt als “ieder heeft er behoefte aan om zich nuttig te voelen voorde ander.” Sommigen zullen zelfs beweren dat het altruïsme nog een vorm is van egoïsme aangezien diegene die het in praktijk brengt, zich in de eerste plaats zelf een genoegen verschaft. Het heeft weinig belang! Maar daar stuiten we op een andere formulering van het idee verdedigd door de kommunisten volgens wie er geen wezenlijke tegenstelling is tussen het individueel belang en het collectief belang. Een tegenstelling tussen individu en maatschappij manifesteert zich in de uitbuitingsmaatschappijen, in de maatschappijen die het privé-bezit kennen, waarvan de meesten uitgesloten zijn, en daar is ook niets onlogisch aan: hoe zou er harmonie kunnen zijn tussen de mensen die de onderdrukking ondergaan en de instellingen die deze onderdrukking in stand houden. In een dergelijke maatschappij kan het altruïsme zich slechts manifesteren als een vorm van liefdadigheid of onder vorm van zelf­opoffering, dat wil zeggen als ontkenning van zichzelf en niet als een bevestiging, als een gemeenschappelijke en elkaar aanvullende ontplooiing van zichzelf en van de ander.

In tegenstelling tot wat de bourgeoisie wil doen geloven is het kommunisme dus geen ontkenning van de individualiteit: het is in het kapitalisme, waar de proletariër tot een aanhangsel van de machine wordt, dat een dergelijke ontkenning plaatsvindt. Zij wordt tot het uiterste doorgedreven in de bijzondere manifestatie van zijn verval, het staatskapitalisme. In het kommunisme, in deze maatschappij die ontlast is van deze vijand van de vrijheid bij uitstek, de staat, doordat het bestaan ervan overbodig geworden zal zijn, heerst het rijk van de vrijheid voor elk lid van de maatschappij. Aangezien de mens zijn veelvuldige mogelijkheden sociaal zal verwezenlijken en de tegenstelling tussen individueel en collectief belang zal verdwijnen, zal er een nieuw gebied opengaan voor de ontplooiing van elk individu. In plaats van de droefgeestige uniformiteit die door het kapitalisme wordt veralgemeend nog te benadrukken, zoals de bourgeois beweren, zal het kommunisme bij uitstek de maatschappij van verscheidenheid zijn, omdat het zal breken met de arbeidsdeling die ieder individu vastpint op zijn rol voor de rest van zijn leven. Vanaf dat moment zal elke nieuwe vooruitgang van de kennis of de techniek niet meer het resultaat zijn van een nog verder doorgedreven specialisatie, en zal deze de diversiteit waarin elk individu zich kan ontplooien steeds verder uitbreiden! Zoals Marx en Engels schreven: “Zodra immers de arbeidsverdeling ontstaat, heeft eenieder een bepaalde, exclusieve werkkring die hem wordt opgedrongen en waaraan hij niet kan ontsnappen. Hij is jager, visser, herder of kritische criticus en moet dit blijven als hij zijn middelen van bestaan niet kwijt wil raken; – terwijl in de kommunistische maatschappij, waarin niemand één exclusieve sfeer van werkzaamheid heeft, maar iedereen zich in welke richting hij maar wil kan bekwamen, de maatschappij de algemene productie regelt en mij juist daardoor de mogelijk geeft, vandaag dit en morgen dat te doen, ’s ochtends te jagen, ’s namiddags te vissen, ’s avonds veeteelt te bedrijven en na het eten kritiek te beoefenen, al naargelang ik verkies, zonder ooit jager, visser, herder of criticus te worden.” (2).

Ja, en of het de bourgeois en alle sceptische en misantrope geesten bevalt of niet, het kommunisme is er voor de mens, de mens kan in het kommunisme leven en het zelf doen leven!

Er moet nog een derde argument onderzocht worden: “Ja, het kommunisme is noodzakelijk en materieel mogelijk! Ja, de mens zou kunnen leven in het kommunisme! Maar hij is vandaag zodanig vervreemd in de kapitalistische maatschappij dat hij nooit de kracht zal hebben om een reusachtige omwenteling als het kommunisme te verwezenlijken!” Dat is wat we in de volgende aflevering van dit artikel zullen onderzoeken.

Naar Révolution Internationale, nr. 62

(1) Einführung in die Nationalökonomie, manuscript, in Gesammelte Werke, deel 5, Dietz Verlag, Berlijn 1975.

(2) Die Deutsche Ideologie, I. Feuerbach, Marx-Engels Werke, Bd. 3, 1969, blz. 33; Nederlandse vertaling: SUN, Nijmegen 1974, p. 35.

Thema's verdiepen: 

  • Het kommunistisch perspectief [1]

Theoretische vraagstukken: 

  • Kommunisme [2]

Massaontslagen, aanvallen op lonen en uitkeringen: Samen de strijd aangaan als één arbeidersklasse!

  • 2247 keer gelezen

De huidige recessie, die al inzette in het voorjaar van 2001, is nu al de langste en diepste sinds het begin van de historische crisis van het kapitalisme in de jaren 1960. Recessie betekent dat er een economische inkrimping plaatsvindt waarvan de meeste effecten voor de arbeidersklasse pas op de langere termijn aan de oppervlakte komen, wanneer de bourgeoisie al weer begint te praten over een ‘nieuwe opleving’. In 2001 daalden volgens de Unctad de buitenlandse investering bijvoorbeeld wereldwijd met 41%, en in 2002 nog eens met 21%; de gevolgen daarvan worden pas geleidelijk voelbaar en de grote klappen komen dan ook nog.

Sinds het tweede kwartaal van 2003 is ook Nederland ‘officieel’ (dat wil zeggen voor een aaneengesloten periode van zes maanden) in de recessie afgedaald. De groeicijfers zijn neerwaarts bijgesteld en wordt voor 2003 geraamd op 0%, terwijl de verwachting voor 2004 1% is. Voor de eurozone zijn de groeiramingen voor 2003 gedaald tot 0,5%. De werkloosheid in Nederland neemt in 2003 met 7% toe. Hoewel met de werkloosheidscijfers al twintig jaar gekneed en geknoeid is laat het zien dat ondanks telkens nieuwe ‘definities’ en ‘afschattingen’ de werkelijkheid niet blijvend verborgen kan worden: ‘per 100 loonstrookjes zijn er nu 73 uitkeringen’ (Volkskrant, 6.9.03), hoewel het werkloosheidspercentage officieel maar 3% is. Door een nieuwe noodverordening krijgt de regering zelfs de mogelijkheid om de uitkeringen bij zulke aantallen met onmiddellijke ingang te bevriezen.

Vandaar de 17 miljard euro aan ‘bezuinigingen’ die op de derde dinsdag van september zullen worden afgekondigd. Het vormt de grootste bezuinigingsgolf ooit in de Nederlandse geschiedenis en stelt zelfs de bezuinigingen van 1983-1986 (30 miljard... gulden) onder Lubbers in de schaduw.

De grootste bezuinigingsgolf ooit

Voor zieken en gehandicapten geldt voortaan dat zij pas ‘recht op voorzieningen’ krijgen wanneer ze aantonen dat ze geen hulp kunnen verwachten van familie of kennissen, waarmee ze feitelijk worden overgeleverd aan de willekeur van hun omgeving. En als die omgeving er niet is hebben ze ook geen enkele sociale bescherming meer tegen de willekeur van de overheid. Medicijnen, dokterskosten en zelfs rolstoelen en ander vervoer zullen steeds vaker zelf moeten worden betaald. Enkele honderdduizenden chronisch zieken leven al op de armoedegrens, een aantal dat volgens ramingen snel richting het half miljoen zal gaan. Iedereen die voor de economie niet productief is wordt door een kapitalisme in nood uiteindelijke moreel afgeschreven als louter een post op de kostenbalans.

Naast vele andere maatregelen mag in het onderwijs de studie tot vier dagen worden beperkt. De oorzaak ligt niet in het tekort aan onderwijzers en leerkrachten zoals wordt voorgegeven, maar in de welbewuste geleidelijke beperking van onderwijs en opleiding in dienst van een krimpende arbeidsmarkt. Daardoor worden de eisen opgedreven voor de weinigen met kans op slagen maar daalt de motivatie bij de rest van leerlingen zowel als bij de onderwijzers, gaat de kwaliteit naar beneden en nemen intern de spanningen toe. Het kapitalisme investeert slechts in een volgende generatie van de arbeidersklasse voorzover die kan worden uitgebuit terwijl het de rest liever dom houdt; vandaar dat ook de kinderbijslag naar beneden gaat.

Naast enorme bezuinigingen op gezondheidszorg en onderwijs zijn het vooral de ‘niet actieven’ die via de ‘sociale zekerheid’ frontaal worden aangevallen: enerzijds de werklozen, anderzijds al de anderen die uit het productieproces verdwijnen of verdwenen zijn, niet zozeer omdat ze het tempo en de nieuwe ontwikkelingen niet meer kunnen volgen, maar omdat alleen een steeds kleiner percentage van de meest-productieven nog kan worden uitgebuit en er voor de overigen in het geheel geen plaats meer is.

De terugkeer van het kabinet werd op 8 augustus meteen luister bijgezet door de maatregel om met onmiddellijke ingang de WW-vervolguitkering af te schaffen. Dat scheelt veertigduizend uitkeringen per jaar en moet tegen 2012 een half miljard euro gaan opleveren. Het betekent dat ‘uitkeringsgerechtigden’ na het verstrijken van de uitkeringsduur (zes maanden tot vijf jaar, afhankelijk van het arbeidsverleden) nog slechts ‘aanspraak’ kunnen maken op een bijstandsuitkering. De korte werkloosheidsuitkering voor wie niet aan alle criteria voldoet wordt eveneens afgeschaft: dat scheelt nog eens zestigduizend uitkeringen per jaar. Het afglijden naar de bijstandsarmoede is al sinds de jaren 1980 versneld door met name verlagingen van de percentages van loongerelateerde uitkeringen (bijvoorbeeld van 90% naar 70% voor de WW), door beperkingen van de uitkeringsduur, door verscherpte voorwaarden en een strenger sanctieregime. Nu komen daar maatregelen bovenop die een frontale aanval vormen op eenieder die niet voor het kapitalisme productief is in het arbeidsproces.

Arbeidsongeschikten tot 55 jaar raken binnen de vijf jaar hun huidige uitkering kwijt en worden desnoods tegen hun wil in allerlei baantjes gemanoeuvreerd (als die er zijn) of belanden anders veel eerder in WW of bijstand. Wie nog enigerlei arbeid kan verrichten geldt niet meer als arbeidsongeschikt (gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid verdwijnt), onafhankelijk van de vraag of er werk is in de sector van de betrokkene. Bij ontslag was het een ‘zachte’ methode om oudere werknemers (57,5 plussers) ‘risicoloos af te laten vloeien’, waarbij de WW-uitkering met een aanvulling werd ‘overbrugd’ tot aan de AOW. Nu is daarover de strijdkreet ‘misbruik door werkgevers’ aangeheven: het zou een door de staat gesubsidieerde ontslagprocedure zijn geweest. Dat neemt niet weg dat dit ‘misbruik”; nu ten koste van de werknemers wordt ‘bestreden’. Vervroegd gepensioneerden gaan extra belasting betalen over wat ze uit VUT-potjes ontvangen en de AOW-leeftijd gaat op termijn omhoog hoewel ouderen nog kanslozer op de arbeidsmarkt zijn dan de rest. Zo zullen de meesten van ons lang voor het einde van hun ‘normale’ loopbaan worden geconfronteerd met het risico van een aanmerkelijke inkomensdaling en het vooruitzicht van een snellere terugval in de bijstand na verlies van de arbeidsplaats. Het uitzicht op een van loonslavernij bevrijde ‘rustige oude dag’ wordt daardoor op zijn minst vertroebeld. We zullen eerder gedwongen zijn om na onze eventueel vervroegde pensionering of ontslag tot op hoge leeftijd een uitkering aan te vullen met klusjes. Want als we zien wat ons te wachten staat boven de vijftig jaar, dan kunnen we op onze klompen aanvoelen dat de AOW en de pensioenen niet ongemoeid blijven. Tegelijk verhogen al deze maatregelen de druk op de actieven omdat de chantage met ontslag er een extra scherpe kant door krijgt.

In de crisis van jaren 1930 schreef de Groep van Internationale Communisten al over de ‘vijftigjarige grijsaards’ die door het kapitalisme waren afgeschreven. De werkelijkheid nu is dat het boven de leeftijd van 35 al buitengewoon moeilijk, en voor velen onmogelijk is om nog werk te vinden. Om die werkloosheid te verbergen en de meerderheid van de werklozen uit de statistieken te houden schiep de bourgeoisie in de jaren 1970 verschillende categorieën van mensen die formeel niet als werkloos telden: vooral zeer grote aantallen vervroegd gepensioneerden en invaliden. Nu de eigenlijke werkloosheid opnieuw begint te stijgen wordt het probleem zo urgent dat de bourgeoisie nog directer dan in het verleden moet aanvallen: de ‘vergrijzing’ zou het noodzakelijk maken dat er juist langer moet worden doorgewerkt hoewel de arbeidsmarkt daarvoor ontbreekt; vervroegde pensionering en invaliditeit verdwijnen goeddeels als afzonderlijke categorieën.

Dit betekent dat de groep van formeel werklozen explosief zal gaan stijgen, maar nu met nog sterker verminderde ‘rechten’ op een uitkering. Voor allen geldt dat het afkalvende bestaansminimum veel eerder zal worden bereikt. Zo groeien we naar een situatie waarin er geen andere ontsnapping uit het arbeidsproces meer bestaat dan via werkloosheid of overlijden.

Voor de bijstandsuitkeringen zelf geldt dat er alleen nog aanspraak op kan worden gemaakt voorzover er geen eigen vermogen meer is (koophuis of spaargeld). Tegelijkertijd wordt de Bijstandswet met gezwinde spoed teruggebracht tot louter gemeentelijke bedeling. Door een ‘reorganisatie’, waarbij de rijksbijdrage drastisch wordt terugschroeft, gaat het beheer van de bijstandsarmoede vergaand over naar de gemeentelijke overheden. Dat wil de bourgeoisie cynisch verstaan hebben als het ‘sluitstuk van de sociale zekerheid’.

Dat alles is een uitdrukking van de impasse van het kapitalisme die aantoont dat al het gepraat over ‘armoedebestrijding’, ‘activerend arbeidsmarktbeleid’, ‘het vermijden van de armoedeval’, niets anders is dan schijnheilig bedrog, en dat het niets te maken heeft met een ‘linkse’ of een ‘rechtse’ regering. Via haar kabinet Balkenende II geeft heel de bourgeoisie het signaal dat ze vastberaden is om een keiharde bezuinigingspolitiek te voeren ten koste van de overgrote meerderheid van de bevolking en van de arbeidersklasse in het bijzonder. Wanneer er dermate in de uitkeringen wordt gekapt van al wie niet productief is, dan volgen onvermijdelijk ook de lonen van wie nog werken. Bij de ambtenaren worden de lonen alvast bevroren terwijl de pensioenpremies omhoog gaan.

In de privé-sector is het niet beter. Bij Fortis bijvoorbeeld verdwijnen er 750 banen (14% vermindering); bij Wessanen, na de 300 van het jaar 2003, nu nog eens 500 tot 700; de scheepswerf Van der Giessen-De Noord sluit en ontslaat 400 arbeiders; Philips gaat wereldwijd één op de drie fabrieken sluiten; Albert Heijn en V&D ontslaan enkele duizenden. En zijn al ramingen van meer dan duizend ontslagen per week. Tegelijk verschijnen er mededelingen dat er in het midden- en kleinbedrijf vele tienduizenden banen op de tocht staan. Loonsvermindering van de ambtenaren zal de druk op de lonen in de privé-sector versterken, nog afgezien van de doorwerking in de produktie van de dalende consumentenvraag door algemene inkomensdalingen.

De radicale vakbondstaal verbergt de strijdsabotage

De vakbonden komen weer prominent in beeld en slaan een steeds radicaler taal aan die zoals altijd door ultra-links was voorbereid. De Internationale Socialisten waren er bijvoorbeeld in juni al als de kippen bij om alles terug te brengen tot een kwestie van protest tegen louter de ‘rechtse regering’. Na het ‘afbreken van het overleg’ met het kabinet door de FNV-er Lodewijk de Waal in augustus begon de ABVA-KABO in zekere zin zelfs het platform Keer het Tij links in te halen. De vakbeweging probeert zich weer op te werpen als strijdorganisatie van de arbeidersklasse waarbij er op een gegeven moment niet voor wordt geschroomd het woord ‘nationale staking’ in de mond te nemen en het idee van een massale demonstratie, zoals van die van 20 september, af te doen als ‘stoom afblazen’ (1).

Met een PvdA die zich koest houdt - Wouter Bos ontkent nooit dat hij het met de grote lijnen van de bezuinigingen eens is - wint de SP natuurlijk aan populariteit als de ‘échte oppositiepartij’. Van het rechtse populisme van Pim Fortuyn slaat het zo enkel om naar het linkse populisme van Jan Marijnissen, en het scenario lijkt veel op dat van het begin van de jaren tachtig: ‘Links verdeelt, rechts slaat toe’.

Maar een groot verschil met de bezuinigingsgolven van begin jaren tachtig bestaat er uit dat er toen nog veel meer strijdbaarheid en een veel breder klassenbewustzijn bestond. Nu staan we pas aan het begin van een nieuwe ontwikkeling daarvan na vele jaren van teruggang. Vandaar dat al de romantiek met de verwijzingen naar de tijd Lubbers en Van der Schreur (radicale taal waarachter de strijdsabotage door de vakbeweging schuilging) een valse is. Toen was de taakverdeling tussen regering, werkgeversorganisaties en ‘radicale’ vakbonden hard nodig om de strijdbaarheid onder controle te houden, waartoe heel het ‘poldermodel’ met al zijn ‘afspraken’ en ‘overleg’ werd uitgevonden. Dat ‘model’ begint nu aan alle kant te lekken. “Het kabinet neemt een ferme houding aan, en pacificeert vervolgens de sociale partners in overleg. Dat de kabinetsmaatregelen op de tekentafel juist zijn, ontkennen werkgevers noch vakbeweging. Maar het gaat om de manier waarop de trendbreuken tot aan pensionering worden afgedwongen.” (De Volkskrant, 06.09.2003). Er wordt een arrogante houding aangenomen tegenover de arbeidersklasse, waarbij Zalm strijdvaardig aankondigt: “Ik zal naar de demonstranten op het Malieveld zwaaien.” Maar tegelijk bestaat er grote ongerustheid of de vakbeweging, in de ogen van de regeringspartijen een ‘vermolmd instituut’, de zaak onder controle kan houden en niet een tekort aan verbale bluf en radicaal ogende manoeuvres op het strijdterrein aan de dag legt.

Het vooruitzicht van de arbeidersklasse

Voor de arbeiders is er geen andere keus dan de strijd op te nemen, en wel op haar eigen klassenterrein, niet alleen door massaliteit, maar vooral ook door organisatie en bewustzijn. Het is meest van al nodig in algemene vergaderingen te debatteren over hoe de strijd gezamenlijk ontwikkeld kan worden en af te rekenen met alle verdelingen die door links en vooral de vakbeweging worden opgelegd. De voorwaarden rijpen voor een strijd waarin de arbeidersklasse haar illusies kan opgeven over de mogelijkheid het kapitalisme te hervormen en zelfvertrouwen kan ontwikkelen. Door de strijd om op het onmiddellijke vlak de economische aanvallen van de bourgeoisie terug te dringen en een gunstige krachtsverhouding op te bouwen kan op termijn bewust de politieke confrontatie worden aangegaan met een kapitalisme dat alleen armoede en ellende heeft te bieden n

Manus / 12.09.2003

(1) In die categorie viel de WAO-demonstratie van een half miljoen mensen op het Malieveld in september 1991.

Territoriale situatie: 

  • Klassenstrijd in Nederland [15]

Na de Amerikaanse overwinning: Het Midden-Oosten blijft een inzet van het wereldimperialisme

  • 1938 keer gelezen

De aanslag van 11 september op de Twin Towers in New York, twee jaar geleden opende de weg naar een versnelling zonder weerga van de oorlogsspanningen sinds het einde van de Koude Oorlog. Deze verdere stap van de wereld in de chaos werd gerechtvaardigd door de bewering een zogenaamde ‘strijd tegen het internationaal terrorisme’ te zijn, gepaard gaand van een ‘strijd ter verdediging van de democratie’. Deze leugenachtige propaganda kan de werkelijkheid van een toename van de imperialistische spanningen tussen de grootmachten en in het bijzonder tussen de Verenigde Staten en hun vroegere bondgenoten van het Westerse Blok niet meer verbergen (zie Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 113 en 114).

Zoals we al dikwijls uitgelegd hebben in onze perskolommen, worden de Verenigde Staten voortdurend verplicht om op militair niveau hun wereldleiderschap te verzekeren, dat betwist wordt door hun vroegere bondgenoten. De voornaamste conflicten waarbij deze grootmachten betrokken zijn geweest sinds de ineenstorting van het Oostblok getuigen van deze logica. Het is met meer helderheid nog dat deze in Afghanistan en in Irak is gebleken. In deze twee landen spelen de Verenigde Staten een hoofdrol in de ordehandhaving en kennen zij toenemende moeilijkheden om het hoofd te bieden aan een situatie die we al kunnen kenschetsen als verstrikking.

De Verenigde Staten zijn niet in staat om de toestand in Irak te controleren en te verbeteren

Om te beletten dat hun belangrijkste rivalen hen stokken in de wielen zouden steken in Irak of in het Midden-Oosten hebben de Verenigde Staten er voor gezorgd dat zij de enige kapiteins zijn aan boord. Daarom ontzeggen ze aan de Verenigde Naties de mogelijkheid om enige rol van betekenis te spelen in de administratie van Irak. Alle andere delen van de internationale strijdmacht, die militair aanwezig is, zijn vandaag aan hun gezag onderworpen en de Amerikaanse onderneming is met succes bekroond. En toch bestaat er op dit ogenblik niet alleen geen zicht op een gevoelige daling van de militaire opstelling ter plaatse, die nu 145.000 man sterk is, maar bovendien lijkt die steeds meer ontoereikend om de situatie te controleren. De doelen die gesteld waren, en waarvan de wereld getuige was na hun militaire overwinning, schijnen met de dag verder weg te deemsteren terwijl het perspectief op de wederopbouw van de Irakese maatschappij verder verwijderd lijkt dan ooit.

Wat de Amerikaanse bourgeoisie ook moge beweren, zij heeft de toestand in Irak niet onder controle. Dat is een realiteit waarvan de anti-Amerikaanse propaganda met alle middelen gebruik maakt om er op te wijzen hoe schadelijk de Amerikaanse aanwezigheid is.

De levensvoorwaarden van de bevolking die al betreurenswaardig waren onder het regime van Saddam Hussein zijn sindsdien nog verslechterd wegens de oorlog en wegens het feit dat de bezetters er niet in slagen om de bevoorrading van de verbruiksgoederen en die van de primaire behoeften te verzekeren en om een minimum van infrastructuur op poten te zetten die onmisbaar is voor het dagelijkse leven. Omwille van de hongersnood zijn zeldzame winkels die voorraad hebben het doelwit van opruiers.

Gangsters overvallen banken terwijl knoeierij en speculatie van allerlei aard het hele land geselen.

De onveiligheid en onstabiliteit ontwikkelen zich als gevolg van het blinde terrorisme. Dit laatste treft vooral de Amerikaanse troepen en hun bondgenoten, zoals geïllustreerd werd door de aanslag die in Bagdad gepleegd werd op de Jordaanse ambassade. Maar doelwitten zijn ook de economische belangen van Irak, zoals de pijpleidingen voor water of olie.

De bezettingstropen betalen dagelijks een zware tol voor de verdediging van de imperialistische belangen van de Amerikaanse bourgeoisie. Daarvan getuigen de 62 GI’s die al de dood gevonden hebben in de aanslagen of de valstrikken sinds het einde van de oorlog. Grotendeel geterroriseerd, terroriseren de Amerikaanse troepen op hun beurt de bevolking en kweken zo een groeiende vijandigheid tegenover henzelf. De Amerikaanse oorlogsinspanning in dollars en mensenlevens is verre van ten einde, temeer daar er sinds de ‘overwinning’ nog eens meer dan 78 GI’s gedood zijn, ditmaal bij ‘ongevallen’.

Ondanks het ijzeren korset dat de Verenigde Staten proberen te weven op de puinen van de Irakese maatschappij, heerst er de meest tomeloze anarchie. Wat de Irakese aflossing betreft van de Amerikaanse heerschappij op het terrein, die riskeert even lang op zich te zullen laten wachten als de oprichting van een ‘democratische’ regering, het propagandaproject dat door het Witte Huis in de schijnwerpers geplaatst werd en dat diende als rechtvaardiging voor de oorlog. Bush kan mooi beweren dat een regeringscoalitie nog nooit in de geschiedenis zoveel verschillende partijen bijeengebracht heeft als de ‘Voorlopige Regeringsraad’ , ‘bewijs’ van zijn wil om een werkelijke ‘democratie’ op de been te brengen. Maar deze coalitie is helemaal geen geraamte van een toekomstige regering, het is niets anders dan een echte krabbenmand. De meest uiteenlopende en concurrerende belangen verscheuren er elkaar, zonder enige bekommernis om het ‘nationale’ belang. Erger nog, sommige pro-shiijtische fracties die er in zetelen zijn er steeds meer toe geneigd om een frontale strijd te voeren tegen Amerika en sluiten zo feitelijk elke mogelijkheid uit dat deze coalitie op een dag ook maar de minste rol zou kunnen spelen.

Wat het beloofde land betreft, de heropbouw van Irak, dat krijgt overduidelijk meer en meer lood in de vleugels: de verhoopte petroleuminkomsten zullen slechts voor een miniem aandeel kunnen bijdragen. Ze zijn nauwelijks toereikend voor het financieren van het heropstarten van de petroleuminstallaties. De vraag die gesteld werd is te weten wie er gaat opdraaien voor de financiële kater.

Wie gaat het protectoraat van Irak controleren en financieren?

Hoewel de Verenigde Staten er in geslaagd waren om de invloed van hun rivalen in Irak totaal te elimineren, zijn ze nu de gevangenen van de tegenstellingen waar ze hopen uit te raken. De bezetting van Irak is een financiële aderlating en de verliezen aan mensenlevens bij de Amerikaanse troepen zullen op termijn de Amerikaanse bourgeoisie ernstig in de problemen brengen. Zij kan zich echter niet terugtrekken zonder de regio gestabiliseerd te hebben in haar voordeel, wat neerkomt op zware poker. Zij zoekt dus andere grootmachten te betrekken bij de financiële en militaire inspanning, mits zijzelf het monopolie behoudt van het commando, met Groot-Brittannië als luitenant. Aangezien er Franse en Duitse oppositie is tegen een terugkeer van de UNO als een simpele bankier en leverancier van kanonnenvlees, zonder het commando in handen te krijgen, stijgt de spanning opnieuw tussen de belangrijkste imperialistische rivalen.

De aanslagen op de GI’s net zoals die op de personaliteiten die geneigd zijn tot samenwerking met het Witte Huis willen de druk op de ‘yankee invaller’ opvoeren. Het huidige getrappel van de Verenigde Staten kan slechts een aanmoediging zijn van de vastberadenheid van alle groeperingen die op het terrein ageren of vanuit de buurlanden die vijandig staan tegenover de Amerikaanse aanwezigheid. De aanslag op een gematigde shijitische hoogwaardigheidsbekleder op 29 augustus in Nadjaf, met zijn 82 doden en 230 gewonden, is een bijkomende slag voor de geloofwaardigheid van de Amerikaanse bourgeoisie betreffende haar capaciteit van een politieke oplossing te bewerkstelligen in Irak. Het speelt duidelijk in de kaart van de belangrijkste rivalen van de Verenigde Staten, zonder dat deze er noodzakelijkerwijze de opdrachtgevers van zouden zijn.

Al deze terroristische acties zijn nochtans niet allemaal gericht tegen de Amerikaanse belangen zoals geïllustreerd werd door de aanslag op de zetel van de UNO in Bagdad op 12 augustus waarbij 20 personen gedood werden, waaronder de speciale gezant in Irak van de secretaris-generaal van de UNO, een dikke vriend van Frankrijk (zijn lijfwachten waren allen Fransen en de elementen die door de media werden uitgebracht tonen aan dat hij in het bijzonder geviseerd was). Op vele vlakken speelde deze aanval in het voordeel van de Verenigde Staten. Alhoewel het nog maar een bewijs was dat aantoonde dat ze niet in staat zijn de orde te handhaven in dit land, gaf het volop voedsel aan hun propaganda die beweert dat “het in Irak is dat men het internationale terrorisme moet bestrijden dat, zoals men kon zien, niet enkel gericht is tegen de Amerikaanse belangen”. Het vormde ook een voorwendsel om druk uit te oefenen op de grote democratieën, de rivalen van de Verenigde Staten, opdat ze hun verantwoordelijkheid zouden nemen door zich in te zetten voor de pacificatie en de opbouw van een democratisch Irak. Het is zeker geen toeval dat deze aanslag er kwam op een moment waarop Groot-Brittannië en de Verenigde Staten al aangestuurd hadden op een grotere overname van militair en economisch gewicht van de toestand in Irak. Nochtans hebben Frankrijk en Duitsland de situatie in hun voordeel weten te draaien door in te roepen dat de UNO onmogelijk een actievere rol kan spelen op het humanitaire vlak zonder dat die betrokken wordt bij de leiding van de zaken van dit land wat hen in staat zou stellen om de veiligheid van haar personeel te waarborgen. De week daarop hebben wij de Franse minister van buitenlandse zaken, De Villepin, in die zin horen pleiten “voor een politieke oplossing” in Irak. Hij werd daarbij flink gesteund door Chirac, die voor 200 ambassadeurs tegelijk opriep tot “de machtsoverdracht... aan de Irakezen zelf” en het op gang brengen van “een proces waarbij enkel de Verenigde Naties in staat zijn om een volledig wettelijk kader te verschaffen”, alles mooi omkleed met een aanklacht aan het “unilateralisme”,dat wil zeggen van de Verenigde Staten.

De tegenstellingen die de Amerikaanse bourgeoisie ondervinden blijven evenmin de Britse bourgeoisie gespaard, en dat des te meer omdat ze weinig heeft kunnen samenrapen uit deze alliantie met Uncle Sam. De verwikkelingen omtrent de dood van David Kelly, een van de belangrijkste raadgevers van de UNO voor de vraagstukken rond de Irakese massavernietigingswapens, getuigen van onenigheid binnen aanzienlijke fracties van de Engelse bourgeoisie met de politiek die gevolgd wordt door Blair.

Palestijnse territoria: de Amerikaanse plannen hebben hun mooiste tijd gehad

In de nabijheid van het Irakese wespennest moet Washington het hoofd bieden aan een plaatselijke toestand die al decennia lang aansleept en verergert, het Israëlisch-Palestijns conflict. Geen enkel van de Amerikaanse vredesplannen is tot nog toe verwezenlijkt. Nochtans was het dringend en van het hoogste belang voor de Verenigde Staten om deze brandhaard uit te doven, die tegenover Israël en henzelf de vijandigheid van de Arabische wereld kan kristalliseren. Het beroemde ‘stappenplan’ dat de Bush-administratie ontworpen had kenmerkte de vastberadenheid van Washington om Israël te dwingen tot betekenisvolle toegevingen. Hierbij ging het om gesprekken tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit zoals ten tijde van de akkoorden van Oslo, die ingeluid werden door Clinton in 1993. Het was klaar en duidelijk een aanmaning vanuit het Witte Huis opdat Israël niet langer, en onder geen enkel voorwendsel, nog langer de spelbreker zou spelen bij het in het leven roepen van een Palestijnse staat. Ten aanzien van het Palestijnse tegenkamp, werden dezelfde autoritaire methodes gebruikt om eenieder uit de weg te ruimen die een eindoplossing in de weg stond. Zo werd Arafat, die tot dan toe een goede bondgenoot was van de Verneigde Staten in het opzetten van het vredesproces, opzij geschoven ten voordele van zijn rivaal Mahmoed Abbas. Ondanks de druk van Bush, heeft Sharon, terwijl hij deed alsof hij de verschillende bestanden leek te aanvaarden, zijn politiek van opening van de Palestijnse territoria voor de Israëlische kolonisten, van moordende invallen in de bezette gebieden en van het ombrengen van chefs van Hamas en de islamistische Djihad voortgezet. En deze organisaties op hun beurt zaten slechts te wachten op de provocaties van de staat Israël om een nieuwe serie anti-Israëlische aanslagen te plegen.

Het ‘stappenplan’ is er in geslaagd om even de spanning te doen dalen, maar het heroplaaien ervan toont zijn mislukking. Tekenend voor de zwakte van de gespierde diplomatie van de Verenigde Staten is dat Arafat probeert om terug op de voorgrond te komen door zich voor te stellen als de onvermijdelijke acteur van de vrede met Israël. Haar onmacht om het Israëlisch-Palestijns conflict te beslechten is een echo van de groeiende moeilijkheden van het Witte Huis in Washington.

Aan de vooravond van de tweede verjaardag van de aanslag op de Twin Towers en de derde van de Intifada in Palestina, is het vooruitzicht dat het kapitalisme ons aanbiedt steeds meer chaos, steeds meer afschuw en moordpartijen, zowel aan de bevolking van die regio’s die geteisterd worden door oorlogen, onderworpen zijn aan terreur en een onnoemelijke ellende, als aan de gehele planeet.

Mulan / 30.08.2003

Geografisch: 

  • Midden-Oosten [16]

Nummer 100 van Wereldrevolutie

  • 1672 keer gelezen

De IKS brengt met dit nummer van Wereldrevolutie de honderdste uitgave van haar krant in Nederland uit. De eerste aflevering van verscheen in 1978 als gestencild blad. In 1991 begon Wereldevolutie als krant te verschijnen. Het is dus al vijfentwintig jaar dat de afdeling van de IKS in Nederland haar publicatie met regelmaat en zonder onderbreking uitbrengt.

Persorganen zijn altijd al het belangrijkste middel van tussenkomst geweest van de revolutionaire minderheden binnen de arbeidersklasse. Het is door middel van de revolutionaire pers dat zij hun stem kunnen laten horen, dat zij de politieke lessen van de historische strijd van de arbeidersklasse kunnen doorgeven aan nieuwe generaties proletariërs, dat zij een oriëntatie kunnen geven aan de huidige strijd door zich te baseren op de lessen van de voorbije en wereldwijde gevechten, dat zij de leugens, mystificaties en valstrikken van de bourgeoisie kunnen ontmaskeren en daartegenover een samenhangend analysekader van de ontwikkeling van de kapitalistische wereld naar voren kunnen brengen. Zij is ook het belangrijkste middel om het historisch perspectief van het proletariaat te bevestigen door voortdurend de noodzaak en mogelijkheid van de kommunistische wereldrevolutie te benadrukken.

Kortom, de revolutionaire pers is een fundamenteel wapen van de arbeidersstrijd. Het is vanuit deze overtuiging dat onze organisatie, ondanks haar weinige krachten, zich sinds een kwart eeuw heeft ingespannen om haar publicatie Wereldrevolutie zo breed mogelijk te verspreiden. Wij hechten eraan om onze sympathisanten en nabije contacten te bedanken die aan onze zijde hebben deelgenomen aan de verspreiding van onze pers in bibliotheken en boekhandels, op hun werkplek, in manifestaties, op markten en andere vaste verkooppunten.

Momenteel staat de arbeidersklasse bloot aan het ideologisch spervuur van onophoudelijke democratische campagnes van de bourgeoisie. Vooral sinds de ineenstorting van het Oostblok hamert de heersende klasse onophoudelijk het idee erin dat het marxisme bankroet is en de de kommunistische revolutie hoogstens een utopie zou zijn, of erger een alternatief dat enkel kan leiden tot een totalitaire dictatuur van het stalinistische soort.

Tegenover de inzet van de huidige historische situatie, tegenover de moeilijkheden van de arbeidersklasse om haar eigen vooruitzichten weer te ontwikkelen, is de breedst mogelijke verspreiding van de revolutionaire pers meer dan ooit noodzakelijk voor de ontwikkeling van het bewustzijn en van de strijd van het proletariaat waarvan de toekomst van de mensheid afhangt.

Ter gelegenheid van deze honderdste uitgave van Wereldrevolutie herhalen we de oproep aan onze lezers om onze tussenkomst te ondersteunen en de pers in hun omgeving te verspreiden. Tevens herinneren we eraan dat iedere kritiek van onze pers, alle opmerkingen en vragen over de verschillende artikelen meer dan welkom zijn.

Vijftiende Congres van de IKS: De organisatie versterken tegenover de inzet van de huidige periode

  • 1973 keer gelezen

Eind maart 2004 heeft de IKS zijn vijftiende congres gehouden. Dit was voor onze organisatie van bijzonder belang om twee belangrijke redenen.

Enerzijds hebben wij sinds het vorige congres, dat werd gehouden in de lente van 2001, een aanzienlijke verslechtering meegemaakt in de internationale situatie, op het vlak van de economische crisis maar vooral op dat van de imperialistische spanningen. Het congres werd gehouden op het moment dat de oorlog in Irak woedde en het was dan ook de verantwoordelijkheid van onze organisatie om haar analyse aan te scherpen om in staat te zijn ten opzichte daarvan op de best mogelijke wijze tussen te komen.

Anderzijds werd dit congres gehouden nadat de IKS de gevaarlijkste crisis uit zijn bestaan had doorgemaakt. Maar zelfs als wij deze crisis te boven zijn gekomen is het aan de organisatie om een maximum aan lering te halen uit de moeilijkheden waarmee ze geconfronteerd werd, de oorsprong ervan te achterhalen en de middelen te vinden om ze het hoofd te bieden.

Het geheel van de discussies en de werkzaamheden van het congres was doortrokken van het bewustzijn van het belang van deze twee vraagstukken, die ingebed waren in de twee grote verantwoordelijkheden van elk congres: de analyse van de historische situatie en het nader beschouwen van de activiteiten die daaruit voortvloeien voor de organisatie.

De IKS analyseert de huidige historische periode als de eindfase van het verval van het kapitalisme, de fase van de ontbinding van de burgerlijke maatschappij, die van haar innerlijke verrotting. Zoals wij verder zullen zien, bepalen deze historische voorwaarden momenteel de belangrijkste kenmerken van het leven van de bourgeoisie; maar het blijft daar niet bij, zij wegen ook zwaar door op het proletariaat evenals op zijn revolutionaire organisaties.

Het is trouwens binnen dit kader dat niet alleen de imperialistische spanningen, waarvan we nu getuige zijn, onderzocht werden maar ook de hindernissen die het proletariaat ondervindt op weg naar de beslissende botsingen met het kapitalisme zelf, evenals de moeilijkheden waarmee onze organisatie geconfronteerd is.

De analyse van de internationale situatie

Voor bepaalde organisaties uit het proletarisch kamp, namelijk de IBRP, komen de organisatorische moeilijkheden die de IKS de laatste tijd heeft meegemaakt, net zoals deze in 1981 en in het begin van de jaren 1990, voort uit het feit dat de IKS niet in staat zou zijn om een aangepaste analyse van de huidige historische periode te ontwikkelen. In het bijzonder onze analyse van de ontbinding wordt beschouwd als een uitdrukking van ons ‘idealisme’.

Het is zonder meer waar dat de theoretische en politieke helderheid een wezenlijk wapen is voor een organisatie die beweert revolutionair te zijn. Als deze niet in staat is om te begrijpen wat er werkelijk op spel staat in de historische periode waarin zij haar strijd voert, riskeert zij overspoeld te worden door de gebeurtenissen, in ontreddering te geraken en tenslotte weggeveegd te worden door de geschiedenis. Maar het is eveneens waar dat helderheid niet zomaar uitgevaardigd kan worden. Zij is de vrucht van een wil, een strijd om dergelijke wapens te smeden. Zij vereist dat de nieuwe vraagstukken die opgeworpen worden door de ontwikkeling van de geschiedenis aangepakt worden met methode, met de marxistische methode. Dat is de bekommernis die speelde in de rapporten die voorbereid waren voor het congres en die haar debatten animeerden. Deze invalshoek werd geplaatst in het kader van de marxistische visie op het verval van het kapitalisme en zijn huidige fase van ontbinding. Het congres heeft er aan herinnerd dat de visie van het verval niet alleen deze was van de Derde Internationale, maar dat deze ook tot de grondslagen zelf van het marxisme behoort. Het is dit kader en deze historische benadering die het de IKS mogelijk maakten om de ernst in te schatten van de toestand waarin de oorlog een steeds permanenter factor wordt.

Dit congres moest meer in het bijzonder onderzoeken in welke mate het analysekader van de IKS geldig was voor het begrip van de tegenwoordige situatie. Als resultaat van de discussie kwam het congres tot de conclusie dat dit kader niet in twijfel kon worden getrokken, integendeel. De huidige situatie en de ontwikkeling ervan betekenen een volle bevestiging van de analyses die de IKS sinds eind 1989 heeft gemaakt toen het Oostblok ineenstortte. De huidige gebeurtenissen, zoals de tegenstelling tussen de Verenigde Staten en hun oude bondgenoten die zich openlijk manifesteerden in de recente crisis, de vermenigvuldiging van oorlogsconflicten met de directe betrokkenheid van de grootste wereldmacht die telkens meer haar militaire macht tentoonspreidt, zaten reeds vervat in de Stellingen die de IKS uitbracht in 1989-1990 (1). In zijn congres heeft de IKS ook nogmaals bevestigd dat de huidige oorlog in Irak niet, zoals sommige sectoren van de bourgeoisie ons willen doen geloven om de ernst ervan te minimaliseren, te herleiden is tot een ‘oorlog om de olie’. In deze oorlog vertegenwoordigt de controle over de olie een strategische inzet voor de Amerikaanse bourgeoisie en niet op de eerste plaats een economische. Het is één van de chantage- en pressiemiddelen die de Verenigde Staten willen uitspelen om in te gaan tegen de pogingen van andere grootmachten, zoals de grote staten van Europa en Japan om hun eigen pionnen uit te spelen op het imperialistische wereldschaakbord. Achter het idee dat de huidige oorlogen nog een zekere ‘economische realiteit’ zouden bevatten, schuilt een weigering om rekening te houden met de volle ernst van de toestand waarin het kapitalisme van momenteel zich bevindt. Door deze ernst te onderstrepen heeft de IKS zich doelbewust op de bodem van het marxisme geplaatst die de revolutionairen niet de taak geeft om de arbeidersklasse te troosten, maar in tegendeel de opdracht geeft de arbeidersklasse het belang van de gevaren die de mensheid bedreigen te doen inzien en bijgevolg de nadruk te leggen op de omvang van haar eigen verantwoordelijkheid.

En in de visie van de IKS betekent dat de noodzaak voor de revolutionairen om aan het proletariaat de ernst van wat er in de huidige omstandigheden op het spel staat bloot te leggen. En dat is des te belangrijker omdat het proletariaat op dit moment de grootste moeilijkheden heeft om weer de richting in te slaan van de massale en bewuste strijd tegen het kapitalisme. Dat was bijgevolg een ander wezenlijk punt van de discussie over de internationale situatie: waarop kan men momenteel het vertrouwen baseren dat het marxisme altijd heeft gehad in de capaciteit van de uitgebuite klasse om het kapitalisme omver te werpen en de mensheid te bevrijden van de rampen waaronder zij steeds meer gebukt gaat?

Welk vertrouwen kunnen we in de arbeidersklasse hebben met betrekking tot de historische inzet?

De IKS heeft al herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat de ontbinding van de kapitalistische maatschappij een negatief effect heeft op het bewustzijn van het proletariaat (2). Vandaar dat wij vanaf de herfst van 1989 benadrukten dat de ineenstorting van de stalinistische regimes ‘meer problemen voor het proletariaat’ tot gevolg zouden hebben (titel van Internationale Revue, nr. 60). Sindsdien heeft de ontwikkeling van de klassenstrijd dit vooruitzicht alleen maar bevestigd.

Tegenover deze situatie stelde het congres opnieuw vast dat de klasse nog altijd over al haar capaciteiten beschikt om haar historische verantwoordelijkheid op te nemen. Het is waar dat zij zich nu nog in een toestand bevindt van aanzienlijk achteruitgang in haar bewustzijn, als gevolg van de burgerlijke campagnes die marxisme en kommunisme gelijkstellen aan stalinisme door te beweren dat er een continuïteit zou bestaan tussen Lenin en Stalin. Bovendien wordt de huidige situatie gekenmerkt door een duidelijk verlies van vertrouwen van de arbeiders in hun eigen kracht en in hun vermogen om zelfs nog maar defensieve strijd te voeren tegen de aanvallen van hun uitbuiters. Dat zou er kunnen toe leiden dat ze hun klasse-identiteit verliezen. Daarbij dient vermeld te worden dat deze tendens van verlies van vertrouwen in de arbeidersklasse zelfs tot uiting komt binnen de revolutionaire organisaties, voornamelijk in de vorm van een plotselinge opwellingen van euforie tegenover bewegingen zoals die in Argentinië eind 2001 (die werd voorgesteld werden als een formidabele proletarische impuls terwijl ze waren opgesloten in klassensamenwerking). Maar een materialistische visie op lange termijn toont ons aan, om Marx aan te halen “Het gaat er niet om wat deze of gene proletartiër, of het proletariaat als geheel momenteel als zijn doel beschouwt. Het gaat er om wat het proletariaat is en waartoe het, in overeenstemming met dit wezen, historisch zal worden gedreven.” (De Heilige Familie, 1844). Een dergelijke visie toont ons namelijk dat, tegenover de zware klappen van de crisis van het kapitalisme die zich vertalen in steeds wredere aanvallen, de arbeidersklasse reageert en noodzakelijkerwijze zal moeten reageren via het ontwikkelen van haar strijd.

Deze strijd zal in zijn beginstadium neerkomen op een serie schermutselingen, die de boodschappers zullen zijn van de aanzet tot steeds massaler strijd. Het is eerst in dit proces dat de arbeidersklasse zich weer zal zien als uitgebuite klasse en er naar zal streven haar identiteit terug te vinden, een wezenlijk aspect dat op zijn beurt een stimulans zal zijn voor haar strijd. Hetzelfde geldt voor de oorlog. Deze neigt er steeds meer toe om een permanent verschijnsel te worden dat met de dag steeds duidelijker de sterke spanningen tussen de grootmachten blootlegt. Vooral ook het feit dat het kapitalisme, dat niet in staat is om deze kwaal, waaronder de mensheid steeds meer gebukt gaat, uit te roeien, zal tot een dieper nadenken binnen de arbeidersklasse aanzetten. Al deze mogelijkheden liggen besloten in de huidige situatie. Ze dwingen de revolutionaire organisaties er toe om zich daarvan bewust te zijn en een tussenkomst te ontwikkelen die vruchten kan afwerpen. Deze tussenkomst is vooral van wezenlijk belang met betrekking tot de minderheden die op internationaal vlak op zoek zijn naar verheldering.

Maar om opgewassen te zijn tegen deze taak is het nodig dat de revolutionaire organisaties in staat zijn om het hoofd te bieden, niet alleen aan de directe aanvallen die de heersende klasse op hen richt maar ook tegenover elk doorsijpelen binnen hun gelederen van het ideologische gif dat deze in het geheel van de maatschappij verspreidt. Het is in het bijzonder hun taak om de schadelijkste gevolgen van de ontbinding te bestrijden, die op dezelfde wijze als ze het bewustzijn van het geheel van het proletariaat aantasten, eveneens doordringen in de hersenen van hun militanten, die hun overtuiging en wil kapot maken om te ijveren voor de revolutionaire taken. Het is juist een dergelijke aanval van de burgerlijke ideologie die door de ontbinding wordt gestimuleerd, waarmee de IKS in de laatste periode werd geconfronteerd. En het is de wil tot verdediging van het vermogen van de organisatie om haar taken te vervullen die in het centrum van de discussies over de activiteiten van de IKS stond.

De activiteiten en het leven van de IKS

Het congres heeft een positieve balans opgemaakt van de activiteiten van onze organisatie sinds het vorige congres in 2001. In de loop van de laatste twee jaar heeft de IKS er blijk van gegeven in staat te zijn om zich te verdedigen tegen de gevaarlijkste gevolgen van de ontbinding, namelijk de nihilistische tendensen die een aantal militanten die zichzelf tot ‘interne fractie’ uitriepen in hun greep kregen. Het heeft de aanvallen weten te bestrijden van deze elementen die er duidelijk op uit waren de organisatie te vernietigingen. Vanaf het begin van het congres werd in volledige unanimiteit, na de buitengewone conferentie van april 2002, nogmaals heel de strijd tegen deze hofkliek goedgekeurd en werd hun gedrag gebrandmerkt als dat van provocateurs. Met uitgesproken overtuiging werd de anti-proletarische aard van deze groepering aangeklaagd. En het sprak zich unaniem uit voor uitsluiting van de elementen van de ‘interne fractie’ die hun agitatie tegen de IKS tot een toppunt opdreven door op hun internetsite informatie te publiceren (en zich daar later op beriepen) die direct in de kaart spelen van de politiediensten van de burgerlijke staat (3). Deze elementen die geweigerd hadden voor het congres te verschijnen en vervolgens weigerden om zich te verdedigen voor een speciaal comité dat speciaal daartoe in het leven was geroepen, wisten niets beters te bedenken dan in hun Bulletin, nr. 18, door te gaan met hun lastercampagnes tegen onze organisatie. Zij leveren zo het bewijs dat ze helemaal niet van zins waren om het geheel van de militanten te overtuigen van het gevaar dat een zogenaamde ‘liquidationistische fractie’, maar dat ze integendeel proberen om de organisatie zo veel mogelijk in diskrediet te brengen nadat ze er niet in waren geslaagd om haar te vernietigen.

Hoe konden dergelijke elementen binnen de organisatie een activiteit ontwikkelen die haar dreigde te vernietigen?

In verband daarmee heeft het congres de zwakheden blootgelegd die binnen haar functioneren tot ontwikkeling waren gekomen, zwakheden die voornamelijk samenhangen met de kliekjesgeest die opnieuw krachtig de kop opstak en die werd gestimuleerd door het negatieve effect van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij. Een aspect van dat negatieve effect bestaat uit de twijfel en uit het verlies van vertrouwen in de arbeidersklasse, waarbij men zich enkel blindstaart op de onmiddellijke zwakheden. Verre van de partijgeest te voeden, heeft dit de tendens versterkt om vriendschapsbanden en daarmee het vertrouwen in individuen de plaats innemen van het vertrouwen in de functioneringsbeginselen. De elementen die later de ‘interne fractie’ zouden vormen waren een karikaturale uiting van deze afwijkingen en van het verlies aan vertrouwen in de arbeidersklasse. Hun dynamiek van ontaarding kon zich stoelen op deze zwakheden, die momenteel doorwegen op alle proletarische organisaties, en ze zijn des te gevaarlijker omdat het merendeel van die organisaties zich er zelfs niet van bewust zijn. Deze elementen hebben hun vernietigende werk ontwikkeld met een kracht die ongezien was in de geschiedenis van de IKS. Het verlies van vertrouwen in de arbeidersklasse en de verzwakking van hun militante overtuiging gingen gepaard met een verlies van vertrouwen in de organisatie, in haar beginselen en van een volslagen minachting voor haar statuten. Dit gezwel had heel de organisatie en het vertrouwen en de solidariteit in haar gelederen, en dus van haar grondvesten zelf, kunnen aantasten.

Het congres heeft zonder vrees de opportunistische zwakheden behandeld die het mogelijk hadden gemaakt dat de clan die zichzelf uitriep tot ‘interne fractie’ zo’n grote bedreiging kon vormen voor het leven van de organisatie. En dat was mogelijk omdat de IKS versterkt uit de strijd te voorschijn kwam.

Het is trouwens omdat de IKS strijdt voert tegen elk binnensijpelen van het opportunisme dat het lijkt alsof het een heel bewogen leven leidt als gevolg van de herhaaldelijke crises. En het is voornamelijk omdat de IKS zonder toegevingen zijn statuten verdedigt en de proletarische geest waarvan die de uitdrukking zijn dat dit zo’n razernij opwekt bij een minderheid die was aangevreten door een ongebreideld opportunisme, dat wil zeggen door een totale verwerping van de organisatorische beginselen. Op dit vlak heeft de IKS de strijd van de arbeidersbeweging voortgezet, van Lenin en de Bolsjewieken in het bijzonder, van wie de hekelaars de herhaalde crises en de veelvuldige strijd op organisatorische vlak aan de kaak stelden. Tijdens dezelfde periode was het leven van de Duitse Sociaal-Democratische Partij veel minder geagiteerd, maar de opportunistische kalmte die haar kenmerkte (enkel verstoord door ‘lastposten’ van links zoals Rosa Luxemburg) was de aankondiging van haar verraad van 1914! De crises van de Bolsjewistische Partij bouwden de kracht op die de revolutie van 1917 mogelijk heeft gemaakt!

Maar de discussie over de activiteiten heeft zich niet tevreden gesteld met het behandelen van de directe verdediging van de organisatie tegen de aanvallen. Zij heeft vooral aangedrongen op de noodzaak om de inspanningen verder zetten om de theoretische capaciteiten van de IKS verder te ontwikkelen, vaststellend dat de strijd tegen deze aanvallen daarvoor een grondige stimulans was. De balans van de laatste twee jaar stelt ons in staat terug te blikken op een theoretische verrijking: over de vraagstukken van een meer historische visie op het vertrouwen en de solidariteit in het proletariaat, wezenlijke elementen voor de klassenstrijd; over het gevaar van het opportunisme dat de organisaties in staat stelt om een verandering van de periode te analyseren; over het gevaar van het democratisme. En deze bekommernis rond de theoretische strijd vormt een wezenlijk deel van de strijd tegen het opportunisme dat een dodelijke bedreiging is voor kommunistische organisaties. Dit werd ons geleerd door Marx, Rosa Luxemburg, Lenin, de militanten van de Italiaanse Fractie en vele andere revolutionairen.

Tenslotte heeft het congres een eerste balans opgemaakt van onze tussenkomst binnen de arbeidersklasse met betrekking tot de oorlog in Irak. Daarbij werd vastgesteld dat de IKS zich bij deze gelegenheid zeer goed heeft gemobiliseerd, want vanaf het begin van de militaire operaties hebben onze afdelingen een zeer aanzienlijke verspreiding van onze pers gerealiseerd op talrijke betogingen, hebben daar waar nodig supplementen van de regelmatige pers uitgebracht en werden er politieke discussies aangegaan met talrijke elementen die onze organisatie voordien niet kenden. Vanaf het uitbreken van de oorlog heeft de IKS onmiddellijk een internationaal pamflet uitgebracht, vertaald in 13 talen (4) en verspreid in 14 landen en meer dan 50 steden, in het bijzonder aan de bedrijven, en op het Internet.

Zo is het congres een moment geweest waarin de versterking van onze organisatie tot uitdrukking kwam. De IKS is trots op de strijd die het gevoerd heeft en die het verder zet voor zijn verdediging, voor de opbouw van de grondvesten van de toekomstige partij en om zijn capaciteit te ontwikkelen voor de tussenkomst in de historische strijd van de arbeidersklasse. De IKS is er van overtuigd dat het in deze strijd een schakel is in de keten van de organisaties van de arbeidersbeweging.

De IKS

(1) Zie voor dit onderwerp vooral de Stellingen over de economische en politieke crisis van de USSR en in het Oostblok (Internationale Revue, Nederlandstalig, nr. 12), geschreven twee maanden vóór de val van de Muur van Berlijn en Militarisme en Ontbinding, daterend van oktober 1990 (Internationale Revue, Nederlandstalig, nr. 13).

(2) Zie voornamelijk De ontbinding, laatste fase in het verval van het kapitalisme, punt 13 en 14 (in de Internationale Revue, Nederlandstalig, nr.13).

(3) Zie hierover ons artikel De politiemethodes van de ‘FICCI’, in de Internationalisme, nr. 294.

(4) De talen van onze territoriale publicaties plus Portugees, Russisch, Indisch, Bengaals, Farsi en Koreaans.

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Revolutionaire organisatie [17]

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/wereldrevolutie/2014/1127/oktober

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/18/224/het-kommunistisch-perspectief [2] https://nl.internationalism.org/tag/3/46/kommunisme [3] https://nl.internationalism.org/tag/4/76/nederland [4] https://nl.internationalism.org/tag/2/31/het-parlementaire-bedrog [5] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland [6] https://nl.internationalism.org/tag/2/33/het-nationale-vraagstuk [7] https://nl.internationalism.org/tag/11/152/correspondentie-met-andere-groepen [8] https://nl.internationalism.org/tag/7/115/beinvloed-door-de-kommunistische-linkerzijde [9] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme [10] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog [11] https://nl.internationalism.org/tag/6/105/911 [12] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme [13] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten [14] https://nl.internationalism.org/tag/7/117/internationalistisch-anarchisme [15] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-nederland [16] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten [17] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie