Door InternationaleRevue op
De economische crisis
1) Als gevolg van de ineenstorting van het Oostblok en de zege van de coalitie in Irak, kondigde vader Bush, op 6 maart 1991, voor het Congres van de Verenigde Staten het begin aan van een ‘Nieuwe Wereldorde’, gebaseerd op het respect voor het ‘internationaal recht’. Deze nieuwe wereldorde moest de planeet vrede en welvaart brengen. Het ‘einde van het kommunisme’ betekende de ‘definitieve zege van het liberale kapitalisme’. Sommigen, zoals de ‘filosoof’ Francis Fukuyama, voorspelden zelfs het ‘einde van de geschiedenis’. Maar de geschiedenis, de ware en niet die van de propaganda, heeft zich gehaast om de spot te drijven met deze charletaneske mooipraterij. In plaats van vrede zou het jaar 1991 het begin vormen van de oorlog in ex-Joegoslavië, die honderdduizenden doden zou veroorzaken in het hart van Europa zelf, een continent dat bijna een halve eeuw van deze kwaal bespaard was gebleven. Net zo hebben de recessie van 1993, vervolgens de ineenstorting van de Aziatische ‘tijgers’ en ‘draken’ in 1997, en daarna de nieuwe recessie in 2002, die een einde maakte aan de euforie over de ‘internet-luchtbel’, gevoelige knauwen toegebracht aan de illusies omtrent de ‘voorspoed’ die werd aangekondigd door vader Bush. Maar wat typisch is voor het gepraat van de heersende klasse vandaag is dat zij de neiging heeft om dat van gisteren te vergeten. Tussen 2003 en 2007 werd de toon van het officiële taalgebruik van heersende sectoren van de bourgeoisie zelfs euforisch, toen ze het succes vierde van het ‘Angelsaksische model’ dat voorbeeldige winsten mogelijk maakte, een stevige groei van het BIP en zelfs een aanzienlijke daling van de werkloosheid. Woorden schoten te kort om de triomf van de ‘liberale economie’ en de weldaden van de ‘deregularisering’ te vieren. Maar sedert de zomer van 2007 en vooral die van 2008, is deze optimistische zeepbel gesmolten als sneeuw voor de zon. Sindsdien werden de woorden ‘voorspoed’, ‘groei’, ‘zege van het liberalisme’ discreet uit het burgerlijk taalgebruik verbannen. Aan de tafel van het grote banket van de kapitalistische economie heeft zich een gast geïnstalleerd waarvan wie men dacht dat hij voor altijd verbannen was: de crisis, het spook van een ‘nieuwe grote depressie’, net zoals aan die van de jaren 1930.
2) Volgens de uitspraken van alle burgerlijke verantwoordelijken, van alle economische ‘specialisten’, met inbegrip van de meest onvoorwaardelijke bewierokers, is de huidige crisis de ernstigste die het systeem heeft gekend sinds de grote depressie die begon in 1929. Volgens de OESO is: “de wereldeconomie ten prooi gevallen aan haar diepste en meest omvangrijke recessie sinds tientallen jaren” (tussentijds rapport van maart 2009). Sommigen aarzelen zelfs niet om hem nog erger te beschouwen dat zij nog ernstiger is en dat de gevolgen nu nog niet zo rampzalig zijn als in de jaren 1930, ligt alleen aan het feit dat de wereldleiders sindsdien, gesterkt door hun ervaring, geleerd hebben om aan dergelijke toestanden het hoofd te bieden, en te vermijden dat het komt tot een veralgemeende situatie van een ieder voor zich: “Alhoewel men deze ernstige wereldrecessie soms heeft betiteld als een ‘grote recessie’, staat men, dank zij de kwaliteit en de intensiteit van de maatregelen die de regeringen op dit moment nemen, nog ver af van een nieuwe ‘grote depressie’ zoals die van de jaren 1930. De ‘grote depressie’ werd verergerd door de verschrikkelijke vergissingen van de politieke economie, gaande van beperkende monetaire maatregelen tot de politiek van het ‘ieder voor zich’, vergissingen die de vorm aannamen van protectionistische handel en elkaar beconcurrerende devaluaties. De huidige recessie daarentegen heeft over het algemeen goede antwoorden ontlokt” (Ibid.).
Nochtans, zelfs als alle sectoren van de bourgeoisie de ernst van de huidige stuiptrekkingen van de kapitalistische economie vaststellen, hoe verschillend ze ook mogen zijn wat betreft de uitleg die zij eraan geven, er overduidelijk niet alleen toe in staat is om noch de werkelijke betekenis van deze stuiptrekkingen te bevatten maar ook het perspectief dat zij aankondigen voor het geheel van de maatschappij. Voor sommigen onder hen zou de verantwoordelijkheid voor de hevige moeilijkheden van het kapitalisme veroorzaakt zijn door de ‘financiële gekte’, aan het feit dat er sinds het begin van de jaren 2000 een hele rits ‘rommelproducten’ ontwikkeld zijn, die een uitbarsting hebben teweeggebracht van kredieten waarvan de terugbetaling niet voldoende gewaarborgd was. Anderen beweren dat het kapitalisme lijdt aan een overmaat van ‘deregulering’ op wereldvlak, een oriëntering die aan de basis lag van de reaganomics zoals die sinds de jaren 1980 op wereldschaal ontwikkeld werd. Anderen tenslotte, in het bijzonder de linkse verdedigers van het kapitaal, menen dat de dieper liggende oorzaak gezocht moet worden in een ontoereikendheid van de inkomsten van de loontrekkers. Daardoor werden deze laatsten, met name in de meer ontwikkelde landen, er toe verplicht om hun toevlucht te nemen tot leningen om in staat te blijven aan hun elementaire behoeften te voorzien. Maar welke ook hun meningsverschillen mogen zijn, het kenmerkende voor al deze interpretaties is dat zij denken dat niet het kapitalisme als productiewijze er de oorzaak van is, maar de ene of andere vorm waarin het systeem zich voordoet. En dat is nu juist het postulaat van hun vertrekpunt dat al deze interpretaties verhindert om in de grond de werkelijke oorzaken te begrijpen van de huidige crisis en wat er op het spel staat.
3) In feite maakt enkel een globale en historische visie op de kapitalistische productiewijze het mogelijk om de perspectieven van de huidige crisis te begrijpen, in te schatten en ontwikkelen. Wat vandaag door het geheel van de economische ‘specialisten’ verborgen wordt gehouden blijkt overduidelijk uit de tegenstellingen die het kapitalisme teisteren: de overproductie van dit systeem, zijn onvermogen om de massa van de waren te verkopen die het produceert. Er is geen overproductie met betrekking tot de werkelijke behoeften van de mensheid, die nog verre van vervuld zijn, maar een overproductie met betrekking tot de kopkrachtige markten, die deze productie kunnen betalen. Het officiële taalgebruik, evenals de maatregelen die zijn aangenomen door het merendeel van de regeringen, richten zich op de financiële crisis, op het bankroet van de banken, maar in werkelijkheid toont, wat de commentatoren de ‘reële economie’ noemen (in tegenstelling tot de ‘fictieve economie’) aan dat er gaat geen dag voorbij zonder de aankondiging van sluitingen van bedrijven, van massale ontslagen, van het bankroet van industriële ondernemingen. Het feit dat General Motors, dat gedurende tientallen jaren het grootste bedrijf ter wereld was, zijn overleving te danken heeft aan de massale steun van de Amerikaanse staat, terwijl Chrysler officieel bankroet is verklaard en onder controle is gekomen van FIAT, is tekenend voor de problemen die ten grondslag liggen aan de kapitalistische economie. Ook de abrupte daling van de wereldhandel, de eerste sinds de Tweede Wereldoorlog en die door de OESO geschat wordt op -13,2%, drukt het onvermogen uit voor de bedrijven om kopers te vinden voor hun producten.
Deze overproductiecrisis, die vandaag duidelijk wordt, is geen eenvoudig gevolg van de financiële crisis, zoals het merendeel van de ‘specialisten’ ons willen doen geloven. Ze komt voort uit het mechanisme zelf van de kapitalistische economie, zoals dat anderhalve eeuw geleden al werd aangetoond door het marxisme. Zolang de kapitalistische metropolen voortgingen met de verovering van de wereld en nieuwe markten aanboorden, kon de tijdelijke crises van overproductie overwonnen worden. Toen deze veroveringen, aan het begin van de 20e eeuw ten einde kwamen, hadden deze metropolen, en in het bijzonder diegenen die te laat waren gekomen op het concert van de kolonisering, geen andere uitweg meer dan de invloedszones van de anderen te vallen. Dit gold vooral voor Duitsland, dat een Eerste Wereldoorlog ontketende, zelfs nog voordat de overproductie volledig tot uiting kwam. Deze kwam daarentegen duidelijk wel tot uiting met de krach van 1929 en de grote depressie van de jaren 1930, die de belangrijkste kapitalistische landen aanzette tot een oorlogszuchtige vlucht vooruit in een Tweede Wereldoorlog, die de Eerste qua slachtpartijen en barbarij verre overtrof. Het geheel van de voorzieningen die na afloop ervan door de grootmachten getroffen werden, namelijk de organisatie onder Amerikaanse voogdij van de grote bestanddelen van de kapitalistische economie, zoals die van de munt (Bretton Woods) en het opzetten door de staten van een neo-keynesiaanse politiek, evenals de positieve weerslag van de dekolonisatie van de markten, hebben het wereldkapitalisme bijna drie decennia de illusie gegeven dat het zijn tegenstellingen uiteindelijk overwonnen had. Maar deze illusie kreeg in 1974 een opdonder van jewelste met het opduiken van een reusachtige recessie, voornamelijk bij de grootste wereldmacht. Deze recessie vormde niet het begin van de belangrijkste moeilijkheden van het kapitalisme, aangezien zij zich voordeed na die van 1967 en de herhaaldelijke crises van het pond en de dollar, de twee fundamentele munteenheden in het systeem van Bretton Woods. In feite had het neo-keynesianisme vanaf de jaren 1960 al blijk gegeven van zijn historische mislukking, zoals dat indertijd werd onderstreept door de groepen die de IKS zouden gaan vormen. Met andere woorden, voor het geheel van de burgerlijke commentatoren en voor de meerderheid van de arbeidersklasse, betekent het jaar 1974 het begin van een nieuwe periode in het naoorlogse leven van het kapitalisme, voornamelijk door het opnieuw opduiken van een verschijnsel dat men in de ontwikkelde landen als definitief overwonnen beschouwd had, de massale werkloosheid.
Juist op dat ogenblik werd het verschijnsel van de vlucht vooruit in de schuldenlast gevoelig versterkt: in die periode waren het de landen van de ‘Derde Wereld’ die daarbij voorop liepen en die tijdelijk de ‘locomotief’ van de heropleving vormden. Deze toestand liep aan het begin van de jaren 1980 ten einde met de schuldenlastcrisis, met het onvermogen van de landen van de ‘Derde Wereld’ om de leningen terug te betalen die hen in staat gesteld hadden om te dienen als afzetmarkt voor de productie van de industriële grootmachten. Maar de vlucht vooruit in de schuldenlast was daarmee niet ten einde. De Verenigde Staten begonnen de rol als ‘locomotief’ over te nemen ten koste van aanzienlijke tekorten op hun handelsbalans en vooral op hun begroting, een politiek die mogelijk was door de bevoorrechte rol van hun nationale munt als wereldmunt. Ook al hanteerde Reagan toentertijd de leus: “De staat is niet de oplossing, hij vormt het probleem” om de opruiming van de neo-keynesiaanse politiek te rechtvaardigen, toch bleef de Amerikaanse federale staat, via haar enorme begrotingstekorten, de drijvende kracht achter het nationale en internationale economische leven. Nochtans betekende de ‘reaganomics’, waarvan Margreth Thatcher in Groot-Brittannië de grote bezielster was, de fundamentele ontmanteling van de ‘verzorgingsstaat’, met andere woorden van aanvallen zonder weerga op de arbeidersklasse die bijdroegen tot het beteugelen van de galopperende inflatie die het kapitalisme sinds de jaren 1970had geteisterd.
In de loop van de jaren 1990, werd een van de ‘locomotieven’ van de wereldeconomie gevormd door de Aziatische ‘tijgers’ en ‘draken’ die spectaculaire groeivoeten kenden, maar ten koste van een aanzienlijke schuldenlast welke leidde tot de spectaculaire stuiptrekkingen in 1997. Op hetzelfde ogenblik werden al diegenen, die gemikt hadden op het ‘einde van het communisme’ om de wereldeconomie duurzaam te doen heropleven, op ruwe wijze ontgoocheld door het ‘nieuwe’ en ‘democratische’ Rusland, dat betaling van zijn schulden ook stopzette, Op zijn beurt bracht de ‘zeepbel van het internet’ aan het einde van de jaren 1990, een ongebreidelde speculatie op gang in ‘hoogtechnologische’ ondernemingen, een zeepbel die in 2001-2002 ontplofte en een einde maakte aan de droom van een heropleving van de wereldeconomie door de ontwikkeling van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. Toen nam de schuldenlast een nieuwe vlucht, voornamelijk dank zij de ontzaglijke ontwikkeling van hypotheekkredieten voor de vastgoedsector in meerdere landen en vooral in de Verenigde Staten. Dit laatste land heeft zijn rol als ‘locomotief van de wereldeconomie’ nogmaals onderstreept, maar ten koste van een duizelingwekkende toename van hun schuldenkloof, - voornamelijk onder de Amerikaanse bevolking – Deze rol was gebaseerd op allerlei soorten ‘financiële producten’, waarvan men dacht het risico van het niet terugbetalen van de schulden te kunnen voorkomen. In feite heeft de verspreiding van rommelkredieten helemaal geen einde gemaakt aan het feit dat de hypotheken als een zwaard van Damocles blijven hangen boven de Amerikaanse en de wereldeconomie. Integendeel, de banken hebben het aandeel van die ‘rommelkredieten’, die aan de oorsprong liggen van hun ineenstorting in 2007, enkel maar doen toenemen in hun kapitaal.
4) Het is dus niet de financiële crisis die aan de basis ligt van de huidige recessie. Integendeel, de financiële crisis illustreert enkel de vlucht naar voren in de schuldenlast om de overproductie te overstijgen, een politiek die echter niet oneindig gerekt kan worden. Vroeger of later wreekt de ‘reële economie’ zich, ’t is te zeggen: de overproductie die aan de basis ligt van de tegenstellingen van het kapitalisme, het onvermogen van de markten om het geheel van de geproduceerde waren op te slorpen, komt terug op de voorgrond.
In die zin zijn de maatregelen die getroffen zijn op de G-20 van Londen, een verdubbeling van de reserves van het Internationaal Muntfonds, een massale steun van de staten aan het noodlijdende banksysteem, een aanmoediging van deze laatsten om een actieve relancepolitiek van de economie te gaan voeren ten koste van een spectaculaire toename van het begrotingstekort, kunnen het vraagstuk op geen enkele wijze grondig oplossen. De vlucht naar voren in de schuldenlast is een van de bestanddelen van de ernst van de huidige recessie. De enige ‘oplossing’ die de bourgeoisie kan bewerkstelligen is … een nieuwe vlucht naar voren in de schuldenlast. De G-20 heeft geen andere oplossing voor de crisis kunnen bedenken, om de goede reden dat er geen bestaat. Hij had als taak het ‘ieder voor zich’, dat zo kenmerkend was voor de jaren 1930, te voorkomen. Hij had zich ook voorgenomen om het vertrouwen onder de economische instellingen een beetje te herstellen, wetende dat dit binnen het kapitalisme een wezenlijke factor vormt bij wat zich bevindt in het hart van zijn functioneren, het krediet. Anders gezegd: dit laatste feit, de nadruk op het belang van de ‘psychologie’ in de economische stuiptrekkingen, het gebruik van grote woorden tegenover de materiële realiteiten, tekent de fundamenteel illusoire aard van de maatregelen die het kapitalisme zal kunnen nemen tegenover de historische crisis van zijn economie. Zelfs als het kapitalistische systeem niet als een kaartenhuis ineen zal storten, zelfs als de abrupte daling van de productie zich niet oneindig doorzet, dan heeft het geen ander perspectief dan het steeds verder wegzinken in het slop, dan de terugkeer op steeds grotere schaal van de stuiptrekkingen die het vandaag teisteren. Meer dan vier decennia heeft de bourgeoisie de voortdurende verergering van de crisis niet kunnen beletten. Vandaag vertrekt zij vanuit een veel ongunstigere toestand dan in de jaren 1960. Ondanks alle ervaring die zij heeft opgedaan in de loop van deze decennia, zal zij het er niet beter, maar nog slechter afbrengen. In het bijzonder de maatregelen die, geïnspireerd door het neo-keynesianisme, zijn gepromoot op de G-20 van Londen (die zelfs gingen tot het nationaliseren van banken in moeilijkheden), maken geen enkele kans om het kapitalisme op wat voor manier dan ook ‘gezond’ te maken. Want het begin van de moeilijkheden, op het einde van de jaren 1960, waren juist het gevolg van het definitieve bankroet van de neo-keynesiaanse maatregelen, die werden aangenomen in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog.
5) Ook al heeft de wrede verergering van de kapitalistische crisis de heersende klasse volledig verrast, toch heeft ze de revolutionairen niet verrast. Zoals de resolutie die aangenomen werd op het vorige internationaal congres stelde vóór het begin van de paniek van de zomer van 2007: “Nu al zaaien de dreigingen die zich rond de huizenmarkt in de VS opeenhopen, één van de motoren van de Amerikaanse economie, onenigheid en ongerustheid in de economische milieus. Zij dragen het gevaar van rampzalige bankfaillissementen in zich.…” (Resolutie over de Internationale Situatie, 17e Congres van de IKS, punt 4).
Diezelfde resolutie draaide eveneens de grote verwachtingen, die werden gewekt door het ‘Chinese mirakel’ de nek om: “Het ‘Chinese mirakel' en dat van enkele andere Derde Wereldlanden betekent dus geen "nieuwe wind" die door kapitalistische economie waait, maar is slechts een volgende incarnatie van het verval van het kapitalisme. Bovendien maakt de extreme afhankelijkheid van de Chinese economie van haar export haar bijzonder kwetsbaar voor elke orderintrekking door haar huidige afnemers. Deze vraaguitval zal zich haast zeker voordoen, vooral omdat de Amerikaanse economie verplicht zal worden om haar torenhoge schulden op orde te brengen, waarmee ze voor het ogenblik de rol van "locomotief" speelt voor de wereldwijde vraag. Net zoals het ‘mirakel' van de groei met dubbele cijfers van de Aziatische ‘tijgers' en ‘draken' in 1997 tot een triest einde kwam, zo zal het Chinese "mirakel" van tegenwoordig, al heeft het niet dezelfde oorsprong en al heeft het veel serieuzere troeven in de hand, vroeg of laat geconfronteerd worden met de harde realiteiten van de historische impasse van de kapitalistische productiewijze.” (Idem, punt 6). De sterke daling van de groeivoet van de Chinese economie, de explosie van werkloosheid die zij veroorzaakt, voornamelijk door de gedwongen terugkeer naar hun geboortedorp van tientallen miljoenen boeren, die waren opgetrommeld voor de industriële werkkampen om proberen te ontsnappen aan een onhoudbare ellende, bevestigen deze voorspelling volkomen.
In feite berust het vermogen van de IKS om te voorzien wat er ging gebeuren helemaal niet op een ‘bijzonder verdienste’ van onze organisatie. Haar enige ‘verdienste’ berust in haar trouw aan de marxistische methode, in de wil om haar permanent aan te wenden in de analyse van de werkelijkheid in de wereld, in haar capaciteit om krachtig weerstand te bieden aan de sirenes die het ‘definitief bankroet van het marxisme’ verkondigen.
Imperialistische spanningen
6) De bevestiging van de geldigheid van het marxisme betreft niet enkel het vraagstuk van het economische leven van de maatschappij. Tot de kern van de misleidingen die verspreid werden in het begin van de jaren 1990, behoorde ook die van het begin van een periode van vrede voor de hele wereld. Het einde van de ‘Koude Oorlog’, de verdwijning van het Oostblok, dat in zijn tijd werd voorgesteld als het ‘Rijk van het Kwaad’, werden verondersteld een einde te maken aan de verschillende militaire conflicten via welke, sinds 1947, de botsing plaatsvond tussen de twee imperialistische blokken.
Tegenover de misleidingen betreffende de mogelijkheid tot vrede binnen het kapitalisme, heeft het marxisme altijd de onmogelijkheid onderstreept van de burgerlijke staten om hun economische en militaire rivaliteiten te overstijgen, in het bijzonder in de vervalperiode. Om die reden konden wij in januari 1990 al schrijven: “De verdwijning van de Russische imperialistische politieagent en dat wat er uit voortvloeit voor de Amerikaanse politieagent ten opzichte van hun belangrijkste ‘bondgenoten’ van gisteren, zet de deur open voor de ontketening van een hele reeks van meer lokale rivaliteiten. Deze rivaliteiten en botsingen kunnen op dit moment niet ontaarden in een wereldconflict (…) Daarentegen dragen deze conflicten, vanwege de verdwijning van de discipline, opgelegd door de aanwezigheid van blokken, het risico in zich gewelddadiger en talrijker te zijn, natuurlijk met name in die zones waar het proletariaat het zwakst is.” (International Review n°61, Na de ineenstorting van het Oostblok, stabilisatie en chaos). Deze analyse zou weldra bevestigd worden op het internationale toneel, voornamelijk door de eerste Golfoorlog in januari 1991 en door de oorlog in ex-Joegoslavië, in het begin van de herfst van datzelfde jaar. Sindsdien zijn de bloedige en barbaarse botsingen niet opgehouden. We kunnen ze niet allemaal opsommen maar we kunnen de volgende met name noemen:
- het vervolg in ex-Joegoslavië in 1999, waarbij de Verenigde Staten en de voornaamste Europese grootmachten betrokken waren, onder de beschermheerschappij van de NAVO;
- de twee oorlogen in Tsjetsjenië;
- de talrijke oorlogen die het Afrikaanse continent onophoudelijk verwoesten (Rwanda, Somalië, Kongo, Soedan, enz.);
- de militaire operatie van Israël tegen Libanon en, heel recent, tegen de Gaza-strook;
- de oorlog in Afghanistan van 2001 die nog altijd voortduurt;
- de oorlog in Irak van 2003, waarvan de gevolgen nog steeds op dramatisch wijze doorwegen op dit land, maar ook op de aanstoker van deze oorlog, de Amerikaanse grootmacht.
De betekenis en de implicaties van de politiek van deze grootmacht werd al lang geleden door de IKS geanalyseerd:
“Het spookbeeld van een wereldoorlog hangt niet langer boven de planeet, maar tezelfdertijd zagen we de ontketening van imperialistische tegenstellingen en lokale oorlogen waarbij de grootmachten rechtstreeks betrokken waren, in het bijzonder de machtigste ervan, de Verenigde Staten. Het viel aan hen te beurt, die decennia lang ‘de wereld-politieagent' speelde, te proberen om deze rol te blijven spelen en te versterken tegen de ‘nieuwe wereld wanorde' die voortkwam uit het einde van de Koude Oorlog. Maar hoewel ze zeker die rol ter harte namen, gebeurde dat niet met de bedoeling bij te dragen aan de stabiliteit op de wereld, maar fundamenteel om hun wereldwijde leiderschap te herstellen, dat onophoudelijk in vraag gesteld werd, ook en vooral door hun voormalige bondgenoten, omdat het cement dat elk van beide imperialistische blokken samenhield - de dreiging van het rivaliserende blok - niet langer bestond. Bij het definitief ontbreken van de ‘Sovjetdreiging' kan de Amerikaanse mogendheid haar discipline alleen opleggen door te rekenen op haar sterkste troef, haar enorm overwicht op militair vlak. Maar daardoor werd het imperialistische beleid van de VS één van de belangrijkste factoren van de wereldwijde instabiliteit.” (Resolutie over de Internationale Situatie, 17e Congres van de IKS, punt 7).
7) De komst van de democraat Barak Obama aan het hoofd van de eerste wereldmacht heeft veel illusies opgewekt over een mogelijke verandering in de oriëntering van de strategie van deze laatste, een verandering die een opening zou toestaan naar een ‘vredestijdperk’. Een van de redenen voor deze illusie komt voort uit het feit Obama een van de zeldzame senatoren was die, in 2003, gestemd had tegen de militaire tussenkomst in Irak. In tegenstelling tot zijn republikeinse concurrent Mc Cain heeft hij zich ervoor ingezet om de Amerikaanse strijdkrachten uit dit land terug te trekken. De illusie werden echter al snel met de werkelijke feiten geconfronteerd. In het bijzonder omdat Obama, als voorzag om de Amerikaanse strijdkrachten uit Irak weg te halen, hij dat doet om hun inzet in Afghanistan en Pakistan op te drijven. De continuïteit van de militaire politiek van de Verenigde Staten werd goed geïllustreerd door het feit dat de nieuwe regering de Staatssecretaris van Defensie Gates, die door Bush benoemd was, in zijn functie heeft aangehouden.
In werkelijkheid stelt de nieuwe oriëntering van de Amerikaanse diplomatie helemaal niet het kader in vraag waar in het bovengaande naar verwezen werd. Ze heeft nog steeds tot doel om het leiderschap van de Verenigde Staten over de planeet te heroveren door middel van hun militair overwicht. Zo komt de oriëntering van Obama ten gunste van een toenemende rol van de diplomatie voor het grootste deel neer op het winnen van tijd en dus op het voor zich uitschuiven van het moment van de onvermijdelijke imperialistische tussenkomst van de Amerikaanse strijdkrachten. Want deze zijn op het moment te veel verspreid en te uitgeput om tegelijkertijd oorlog in Irak en Afghanistan te voeren.
Zoals de IKS dikwijls heeft onderstreept bestaan er binnen van de Amerikaanse bourgeoisie nochtans twee opties om deze doelstellingen te bereiken:
- de optie de verwoord wordt door de Democratische Partij die zoveel mogelijk andere grootmachten probeert te betrekken bij deze onderneming;
- de meerderheidsoptie onder de Republikeinen die er uit bestaat het initiatief te nemen tot militaire offensieven en die kost wat kost op te dringen aan andere grootmachten.
De eerste optie werd voornamelijk in de jaren 1990 doorgevoerd door de regering Clinton in ex-Joegoslavië, waarbij ze er in slaagde om de steun te verkrijgen van de belangrijkste westerse grootmachten, zoals Duitsland en Frankrijk om samen te werken en deel te nemen aan de NAVO-bombardementen op Servië om dit land er toe te dwingen Kosovo op te geven.
De tweede optie is toegepast in de ontketening van de oorlog tegen Irak in 2003, die gebeurde tegen de vastbesloten wil van Duitsland en Frankrijk in, die zich voor de gelegenheid in de Veiligheidsraad van de VN associeerden met Rusland.
Nochtans is geen van beide opties er tot nu toe in geslaagd om het perspectief op het verlies van het Amerikaanse leiderschap te doen omslaan. De politiek van het ‘krachtig doordrukken’, die met name geïllustreerd werd tijdens de twee regerinsgperioden van de zoon George Bush, heeft niet enkel geleid tot de Irakese chaos, die men nog altijd niet te boven is gekomen. Maar hij heeft ook geleid tot een groeiend isolement van de Amerikaanse diplomatie zoals die vooral te zien aan was het feit dat bepaalde landen die haar gesteund hadden in 2003, zoals Spanje en Italië, het schip van het Irakese avontuur in de loop van de tijd hebben verlaten (zonder dan nog rekening te houden met de meer discrete manier waarop regering van Gordon Brown heeft genomen afstand tot de onvoorwaardelijke steun die door Tony Blair aan dit avontuur werd verleend). Van zijn kant slaagt de politiek van ‘samenwerking’ die de voorkeur wegdraagt van de democraten, er niet echt in om zich te verzekeren van een ‘trouw’ van de grootmachten die men probeert te binden aan de militaire operaties, vooral omdat men aan deze grootmachten een grotere manoeuvreerruimte toestaat om hun eigen belangen te laten gelden.
Momenteel heeft de regering Obama bijvoorbeeld beslist om een meer verzoenende politieke koers te gaan varen ten opzichte van Iran en krachtdadiger op te treden ten overstaan van Israël. Dit zijn twee oriënteringen die meer in de lijn liggen van de landen van de Europese Unie, voornamelijk van Duitsland en Frankrijk, twee landen die er op azen om een deel van de invloed terug te winnen, die zij in het verleden in Irak en Iran hadden. Met andere woorden: deze oriëntering zal er niet in slagen om te beletten dat er grote belangenconflicten zullen blijven bestaan tussen deze twee landen en de Verenigde Staten, vooral in de invloedssfeer van Oost-Europa (waar Duitsland probeert om ‘bevoorrechte’ banden te bewaren met Rusland) of in Afrika (waar de twee fracties, die vuur en verderf zaaien in Kongo, respectievelijk gesteund worden door Frankrijk en de Verenigde Staten).
In het algemeen heeft de verdwijning van de twee grote imperialistische blokken in de wereld de deur open gezet voor de ambities van de tweederangs imperialismes. Zij zijn de nieuwe hoofdrolspelers in de destabilisering van de internationale situatie. Dat is bijvoorbeeld het geval met Iran dat, onder de vlag van het ‘verzet’ tegen de Amerikaanse ‘Grote Satan’ en de strijd tegen Israël, een overheersende positie wil veroveren in het Midden-Oosten. Met heel wat aanzienlijkere middelen mikt China er op om zijn invloed uit te breiden naar andere continenten, vooral in Afrika waar zijn toenemende economische aanwezigheid tot doel heeft om in deze regio van de wereld een diplomatieke en militaire aanwezigheid in te planten, zoals dat het geval is in de oorlog in Soedan.
Zo is het perspectief dat zich voor de planeet ontvouwt na de verkiezing van Obama als het hoofd van de eerste wereldmacht, niet fundamenteel verschillend van de toestand die er tot op heden heerste: een voortzetting van de botsingen tussen de eersterangs of tweederangs wereldmachten, een voortduren van de oorlogsbarbarij met steeds tragischere gevolgen (hongersnoden, epidemieën, massale verplaatsingen) voor volkeren die wonen in de betwiste zones. Men mag er zelfs van uitgaan dat de destabilisering, die veroorzaakt wordt door de aanzienlijke verergering van de economische crisis in een hele reeks van landen van de periferie, een verscherping van de botsingen tussen militaire klieken in deze landen teweeg zal brengen met, zoals altijd, een inmenging van de verschillende imperialistische grootmachten. Tegenover deze situatie zullen Obama en zijn regering niet veel anders kunnen uitrichten, zoals men kan merken in Afghanistan, dan verder te gaan met de oorlogspolitiek van hun voorgangers, een politiek die gelijk staat met toenemende oorlogsbarbarij.
Milieucrisis
8) De ‘goede voornemens’ die Obama ten toon spreidt op het diplomatiek vlak; zullen niet verhinderen dat de militaire chaos in de wereld voorduurt en zal verergeren. Ze zullen evenmin verhinderen dat de natie, waar hij leiding aan geeft, zelf een actieve factor zal zijn in deze chaos. De Amerikaanse heroriëntering die hij vandaag aankondigt op het vlak van de bescherming van het leefmilieu zal evenmin kunnen verhinderen dat de verloedering ervan zal doorgaan. Deze verslechtering is geen kwestie van goede of slechte wil van de regeringen, hoe machtig zij ook mogen wezen. Elke dag die voorbijgaat maakt ons steeds meer duidelijk wat de werkelijke milieuramp is die de planeet bedreigt: steeds geweldigere stormen in landen die er tot nog toe van gespaard waren gebleven, droogtes, hittegolven, overstromingen, doorbraak van dijken, landen die dreigen overspoeld te worden door de zee... de perspectieven zijn somber. Deze verloedering van het leefmilieu draagt eveneens de dreiging in zich van een verergering van de militaire botsingen, voornamelijk door de uitputting van de reserves aan drinkbaar water, die de inzet zal gaan vormen voor nieuwe conflicten.
Zoals onderstreept werd door de resolutie aangenomen op het voorgaande internationaal congres:
“Zoals de IKS meer dan 15 jaar geleden had aangetoond, draagt de ontbinding van het kapitalisme een belangrijke bedreiging voor het voortbestaan van de mensheid in zich. Het alternatief dat door Engels aan het einde van de 19e eeuw gesteld werd, socialisme of barbarij, is gedurende de hele twintigste eeuw een sinistere realiteit geworden. Wat de 21e eeuw ons als vooruitzicht biedt is heel eenvoudig socialisme of de vernietiging van de mensheid. Dat is wat er werkelijk op het spel staat voor de enige kracht in de maatschappij die in staat is het kapitalisme omver te werpen: de internationale arbeidersklasse. ” (Idem, punt 10).
De klassenstrijd
9) Dit vermogen van de arbeidersklasse om een eind te maken aan de barbaarsheid, die teweeg gebracht wordt door het kapitalisme in ontbinding, om de mensheid weg te leiden uit haar prehistorie en voor haar, naar een uitsprak van Friedrich Engels, de ‘poorten van de vrijheid’ te openen, smeed zij nu al in haar dagelijkse strijd tegen de kapitalistische uitbuiting. De ineenstorting van het Oostblok en de zogenaamde ‘socialistische’ regimes, die de oorverdovende campagnes over het ‘einde van het kommunisme’, ja zelfs van het ‘einde van de klassenstrijd’ mogelijk maakten, hebben een zware slag toegebracht aan het bewustzijn in de arbeidersklasse, en aan haar strijdbaarheid. Het proletariaat heeft toen op deze twee vlakken een diepe terugval ondergaan die meer dan tien haar geduurd heeft. Pas sinds 2003, zoals de IKS dikwijls heeft aangetoond, heeft de arbeidersklasse op wereldvlak laten blijken dat zij deze terugval te boven was gekomen en dat zij opnieuw de weg van strijd tegen de kapitalistische aanvallen was ingeslagen. Sindsdien is deze tendens niet geloochend en in de twee jaren die ons scheiden van het voorgaande congres hebben wij het vervolg kunnen zien van betekenisvolle strijd overal ter wereld. Op bepaalde momenten heeft men zelfs een opmerkelijke gelijktijdigheid van arbeidersstrijd op wereldvalk kunnen vaststellen. Zo werden in het begin van het jaar 2008 de volgende landen gelijktijdig door de strijd getroffen: Rusland, Ierland, België, Zwitserland, Italië, Griekenland, Roemenië, Turkije, Israël, Iran, het Emiraat van Bahrein, Tunesië, Algerije, Kameroen, Swaziland, Venezuela, Mexico, de Verenigde Staten, Canada en China.
Daarnaast hebben wij in de loop van de voorbije twee jaren arbeidersstrijd van zeer grote betekenis meegemaakt. Zonder te beweren volledig te zijn, kunnen wij de volgende voorbeelden aanhalen:
- in Egypte, in de zomer van 2007, waar de massale strijd in de textielindustrie de actieve solidariteit opwekte in talrijke andere sectoren (dokwerkers, transportarbeiders, verplegers…);
- in Dubaï, in november 2007, waar de bouwvakkers (vooral geïmmigreerde arbeiders) massaal in beweging kwamen;
- in Frankrijk, in november 2007, waar de aanvallen op de pensioenstelsels een zeer strijdbare staking uitlokten bij de spoorwegen, waarbij op momenten banden van solidariteit gesmeed werden met de studenten die op datzelfde moment gemobiliseerd waren tegen de pogingen van de regering om het maatschappelijke onderscheid aan de universiteit te accenturen. Het was een staking die openlijk de rol van de grote vakbondscentrales, vooral van de CGT en de CFDT, heeft ontmaskerd als saboteurs, wat de bourgeoisie ertoe verplichtte om het blazoen van haar sapparaat, dat bedoeld is om de arbeidersstrijd in te kapselen, opnieuw op te poetsen;
- in Turkije, aan het inde van 2007, waar de staking van 25.000 arbeiders van Türk Telecom plaatsvond, welke meer dan een maand duurde. Ze vormde de belangrijkste mobilisering van het proletariaat van dit land sinds 1991, en dat precies op het moment waarop de regering van dit land betrokken was bij een militaire operatie in het noorden van Irak;
- in Rusland, in november 2008, waar belangrijke stakingen in Sint Petersburg (namelijk bij de Ford fabriek) lieten zien hoe de arbeiders de intimidatie van de sterk aanwezige politie, vooral vanwege de SB (vroegere KGB) het hoofd boden;
- in Griekenland, op het einde van 2008 waar, in een klimaat van enorme ontevredenheid die reeds eerder tot uiting was gekomen, de mobilisering van de studenten tegen de repressie een diepe solidariteit opwekte binnen de arbeidersklasse, waarvan bepaalde sectoren het officiële syndicalisme overspoelden. Het was een solidariteit die niet beperkt bleef tot de grenzen van het land, daar deze beweging in talrijke Europese landen een veelbetekenende weerklank van sympathie ondervond;
- in Groot-Brittannië, begin 2009, waar de wilde staking bij de raffinaderij van Linsay, een van de markantste bewegingen van de arbeidersklasse van dit land was in de laatste twintig jaar. Toch een arbeidersklasse die in de jaren 1980 nog verschrikkelijke nederlagen heeft geleden. De stakingsbeweging bij Linsay heeft er blijk gegeven dat de arbeidersklasse in staat is om haar strijd uit te breiden en, in het bijzonder, een begin te maken van een confrontatie met het gewicht van het nationalisme, door middel van solidariteitsbetogingen tussen de Britse arbeiders en de Poolse en Italiaanse geïmmigreerde arbeiders.
10) De aanzienlijke verslechtering van de huidige crisis van het kapitalisme betekent natuurlijk een element van de eerste orde in de ontwikkeling van de arbeidersstrijd. Van nu af aan worden de arbeiders in alle landen van de wereld geconfronteerd met massale ontslagen, met een onweerstaanbare stijging van de werkloosheid. Het proletariaat ondervindt heel concreet aan den lijve het onvermogen van het kapitalistische systeem om de arbeiders, die het uitbuit, een minimum aan behoorlijk leven te verschaffen.
Erger nog, het is steeds minder in staat om ook maar de minste toekomst te bieden aan de toekomstige generaties arbeiders. En dat vormt een factor van beklemming en wanhoop, niet alleen bij hen maar ook bij hun ouders. Zo rijpen de omstandigheden in het proletariaat voor een aanzienlijke ontwikkeling van het inzicht dat het noodzakelijk is dit systeem omver te werpen. Om in staat te zijn zich te bewegen in de richting van een revolutionair perspectief is het voor de arbeidersklasse echter niet voldoende om in te zien dat het systeem in een doodlopend straatje zit, en dat het plaats zou moeten maken voor een andere maatschappij. Zij moet daarbij ook nog de overtuiging hebben dat een dergelijk perspectief mogelijk is en dat zij de kracht heeft om dat te kunnen verwezenlijken. En juist op dat terrein is de bourgeoisie er in geslaagd om erg belangrijke punten te scoren tegen de arbeidersklasse als gevolg van de ineenstorting van het zogenaamde ‘reëel bestaande socialisme’. Enerzijds is men er in geslaagd om het idee door te drukken dat het perspectief van het kommunisme een hersenschim is: “het kommunisme werkt niet; het bewijs is dat de volkeren die in een dergelijk systeem leefden het verlaten hebben ten voordele van het kapitalisme”. Anderzijds is men er in geslaagd om in de arbeidersklasse een sterk gevoel van onmacht te scheppen op basis het feit dat ze niet in staat geweest is om massale strijd te voeren. In die zin is de toestand vandaag heel verschillend van de situatie die heerste bij de historische heropleving van de klasse, aan het einde van de jaren 1960. Toen had het massale karakter van de arbeidersstrijd, vooral de reusachtige staking van mei 1968 in Frankrijk en die van de hete herfst van 1969 in Italië, aangetoond dat de arbeidersklasse een kracht van de eerste orde kan zijn in het leven van de maatschappij. En het idee dat zij op een dag het kapitalisme kon omverwerpen behoorde niet tot het rijk der onverwezenlijkbare dromen. Maar omdat de crisis van het kapitalisme zich toen nog in zijn beginfase bevond, beschikte het bewustzijn van de dwingende noodzaak om dit systeem omver te werpen nog niet over de materiële grondslagen om gehoor te vinden bij de arbeiders. Men kan die toestand als volgt samenvatten: op het einde van de jaren 1960 kon het idee, dat de revolutie mogelijk was relatief gemakkelijk algemeen verspreid worden, maar het feit dat zij noodzakelijk was, kon zich niet opdringen. Vandaag daarentegen, kan het idee dat een revolutie noodzakelijk is, een niet te verwaarlozen weerklank vinden, maar het idee dat zij mogelijk is, is uiterst weinig algemeen verspreid.
11) Opdat het bewustzijn van de mogelijkheid van de kommunistische revolutie betekenisvol aan terrein kan winnen in de arbeidersklasse, is het nodig dat deze zelfvertrouwen kan krijgen in eigen kracht. En dat gaat alleen via de ontwikkeling van massale strijd. De enorme aanval die zij vandaag ondergaat op wereldvlak, zou een objectieve grondslag moeten vormen voor dergelijke strijd. Toch is de voornaamste vorm die deze aanval neemt, die van de massale ontslagen, in de eerste instantie niet erg bevorderlijk voor het ontstaan van dergelijke bewegingen. In het algemeen, en dat is in de loop van de laatste veertig jaar dikwijls bevestigd, zijn de momenten van sterke stijging van de werkloosheid niet het toneel van de belangrijkste strijd. De werkloosheid, de massale ontslagen vertonen de tendens om een zekere tijdelijke verlamming te veroorzaken in de klasse. Deze wordt immers onderworpen aan de chantage vanwege de ondernemers: “als jullie niet tevreden zijn staan er vele andere klaar om jullie te vervangen”. De bourgeoisie wil van deze situatie gebruik maken om een verdeling, zelfs van een tegenstelling te scheppen tussen diegenen die hun wek verliezen en diegenen die het ‘voorrecht’ hebben het te behouden. Bovendien verschuilen de patroons en de regeringen zich achter een ‘doorslaggevend’ argument: “Wij kunnen er niets aan doen als de werkloosheid stijgt of als jullie worden ontslagen: de schuld ligt bij de crisis”. Tenslotte is het wapen van de staking waardeloos tegenover sluitingen van bedrijven, en versterkt het gevoel van onmacht onder de arbeiders. In een historische situatie, waarin het proletariaat geen beslissende nederlaag heeft geleden, zoals dat wel het geval was in de jaren 1930, kunnen de massale ontslagen, die trouwens al begonnen zijn, zeer harde strijd doen ontbranden, ja zelfs uitbarstingen van geweld. Maar in het begin zullen het waarschijnlijk wanhopige en relatief geïsoleerde gevechten zijn, die echter wel de werkelijke sympathie van andere sectoren van de arbeidersklasse genieten. Daarom moet niet gedacht worden dat de arbeidersklasse heeft afgezien van strijd voor de verdediging van haar eigen belangen, als de we in de komende periode, tegenover de aanvallen, geen reactie van formaat meemaken. Pas in tweede termijn, wanneer ze in staat zal zijn om weerstand te bieden aan de chantage van de bourgeoisie, zal het idee zich gaat doorzetten dat enkel een verenigde en solidaire strijd de wreedheid van de aanvallen van de heersende klasse kan afremmen. Met name als deze laatste zal proberen om de arbeidersklasse te laten opdraaien voor de enorme begrotingstekorten, die zich op dit moment opstapelen met de reddingsplannen voor de banken en de ‘heropleving’ van de economie, zal er zich veel meer arbeidersstrijd van grote omvang ontwikkelen. Dit wil niet zeggen dat de revolutionairen afwezig moeten blijven uit de huidige arbeidersstrijd. Zij maken deel uit van de ervaringen die het proletariaat moet doormaken zodat het in staat is om een nieuwe etappe af te leggen in zijn strijd tegen het kapitalisme. En het is de taak van de kommunistische organisaties om in deze strijd het algemene perspectief van de proletarische strijd voorop te stellen en de volgende stappen die het moet ondernemen die in die richting gaan.
12) De weg naar de revolutionaire strijd en naar de omverwerping van het kapitalisme is nog lang en moeilijk. Het wordt met de dag duidelijker dat deze omverwerping noodzakelijk is, maar de arbeidersklasse zal deze wezenlijke fasen nog moeten doorgaan vooraleer zij er toe in staat zal is om deze taak echt te vervullen:
- de herovering van haar vermogen om haar strijd in eigen handen te nemen, want op dit ogenblik zit het merendeel onder hen, en vooral in de ontwikkelde landen, nog stevig in de greep van de vakbonden (in tegenstelling tot wat men in de loop van de jaren 1980 heeft kunnen vaststellen);
- de ontwikkeling van haar bekwaamheid om de misleidingen en de valstrikken van de bourgeoisie, die de weg versperren naar massale strijd, te verijdelen en het herstel van haar zelfvertrouwen. Want indien men het massale karakter van de strijd aan het einde van de jaren 1960 voor het grootste deel verklaard kan worden uit het feit dat de bourgeoisie, na tientallen jaren van contra-revolutie verrast was, is dat vandaag niet langer het geval;
- de politisering van de strijd, dat wil zeggen, het vermogen om zich in te schakelen in haar historische dimensie, om haar te begrijpen als een moment van een lange historische strijd van het proletariaat tegen de uitbuiting en voor de afschaffing ervan.
Deze etappe is duidelijk de moeilijkste te overschrijden vanwege:
- de breuk die, als gevolg van de contra-revolutie, veroorzaakt werd in de arbeidersklasse als geheel, tussen haar strijd uit het verleden en haar huidige strijd;
- de organische breuk in de revolutionaire organisaties die voortvloeit uit deze situatie;
- de terugval van het bewustzijn in het geheel van de klasse als gevolg van de ineenstorting van het stalinisme;
- het verderfelijke gewicht van de ontbinding van het kapitalisme op het bewustzijn van het proletariaat;
- de bekwaamheid van de heersende klasse om organisaties te laten ontstaan (zoals de ‘Nouveau Parti
Anticapitaliste’ in Frankrijk en ‘Die Linke’ in Duitsland). Deze partijen hebben tot taak om de plaats in te nemen van de stalinistische partijen, die momenteel verdwenen zijn of op sterven liggen, of van de sociaal-democratie die, na meerdere tientallen jaren van kapitalistisch crisisbeheer, niet meer ernstig genomen wordt blijken in staat, vanwege het feit dat zij nieuw zijn, om belangrijke misleidingen in de arbeidersklasse overeind te houden.
In feite is de politisering van de strijd van het proletariaat verbonden met de ontwikkeling van de aanwezigheid in zijn schoot van een kommunistische minderheid. De constatering, De zwakte van de huidige krachten van het internationalistische milieu, een feitelijke constatering, is een van de aanwijzingen van de lengte van de weg die nog afgelegd moet worden vooraleer de arbeidersklasse haar revolutionaire strijd aan kan gaan voor. Het zal nog dus ook lang duren voordat ze haar wereldwijde klassepartij zal kunnen doen ontstaan, een wezenlijk orgaan zonder welke de overwinning van de wereldrevolutie onmogelijk is.
De weg is lang en moeilijk, maar dat mag op geen enkele manier een factor worden van ontmoediging voor de revolutionairen, van verlamming van hun engagement voor de proletarische strijd. Integendeel!