Samen het kapitalisme te lijf – Vecht voor een maatschappij zonder uitbuiting

Printer-friendly version

Dat de kabinetsplannen, waarvan de verhoging van de AOW-leeftijd de voornaamste is, voor mensen in loondienst een verslechtering van de levensomstandigheden is, daar is iedereen het wel over eens. Toch is dit een bijzonder harde aanval, terwijl we toch wel wat gewend zijn na meer dan 30 jaar crisis. Opvallend is dat `iedereen’ in de politiek er in feite vanuit gaat dat de AOW-leeftijd omhoog moet. Daarbij werd en wordt er veel gekrakeeld over wie er de oorzaak van is dat de AOW niet meer te betalen is, wie er het meeste de klos is, en wie eventueel (zogenaamd) moeten worden ontzien. Met name de verschillende generaties worden tegen elkaar uitgespeeld. De boodschap van al die zogenaamde discussies over het ontzien van zware beroepen en over jong versus oud is niets anders dan een oproep tot:  red je zelf, en laat de anderen verrekken. Proletarische klassenstrijders wijzen dit soort burgerlijke tactieken af, of ze nu van links of van rechts komen.

Recessie? Crisis? Hoe ernstig is de situatie eigenlijk?

De IKS gaat er vanuit dat de huidige recessie de ernstigste is sinds de terugkeer van de economische crisis aan het einde van de jaren ’60. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt is het niet de schuld van graaigrage bankiers, hoewel die wel bestaan natuurlijk. De diepere oorzaak zit in het feit dat het kapitalisme als productiesysteem zichzelf overleefd heeft, en enkel maar haar bestaan rekt door de levensomstandigheden van de arbeiders (en niet-uitbuitende lagen) aan te vallen en te vluchten in een steeds meer schulden maken.

In de eerste decennia na de terugkeer van de crisis werden de ergste gevolgen naar de periferie afgewenteld, de derde wereld, het voormalige Oostblok, maar dat wordt steeds minder mogelijk. De crisis raakt nu ook steeds meer de centrale landen zelf, en daarbij wordt het steeds duidelijk dat ook de fundamenten – zoals de krediet- en monetaire- systemen – ernstig aangetast zijn. Zoals gezegd, naast het schulden maken kan de bourgeoisie niets anders doen dan proberen haar economie nog enigszins aan de praat te houden daar verslechteringen door te voeren.

Waarom worden de mensen zo geraakt door de aanvallen op de AOW-leeftijd?

Dat de kabinetsplannen, waarvan de verhoging van de AOW-leeftijd de voornaamste is, voor mensen in loondienst een verslechtering van de levensomstandigheden is, daar is iedereen het wel over eens. Toch is dit een bijzonder harde aanval, terwijl we toch wel wat gewend zijn na meer dan 30 jaar crisis. Velen hebben al de bezuinigingen en verslechtering van de omstandigheden geaccepteerd, omdat men er vanuit ging zo rond het 60e jaar met pensioen te gaan,  in de levensavond te kunnen ontsnappen aan de ratrace en nog een aantal jaren te kunnen genieten. Die illusies worden nu hard en definitief verstoord. Het opschuiven van de AOW-leeftijd naar 67 jaar, en iedereen vreest dat 70 jaar er aan komt, betekent dat men weer letterlijk “tot de dood” zal moeten werken. Eerder stoppen zal misschien niet helemaal onmogelijk worden gemaakt, maar dan zal men toenemend tot halve of hele armoede vervallen. Terecht zit dit de arbeiders niet lekker!

Wat is de rol van de vakbonden en de campagne in het spel dat door de bourgeoisie wordt gespeeld?

Opvallend is dat 'iedereen’ in de politiek er in feite vanuit gaat dat de AOW-leeftijd omhoog moet. Ook de linkse partijen en de vakbonden gaan er mee akkoord, ook strubbelen ze zogenaamd tegen. Zo ging het PvdA-congres akkoord met de plannen van het kabinet (…) ”om nog asocialere plannen van het kabinet te voorkomen.” De SP en de PVV zeggen dat ze de “65 jaar” verdedigen, dat ze in de geest van de oude Drees en Den Uyl de verworvenheden van de welvaartsstaat verdedigen. Dat kunnen ze doen, omdat ze niet in de regering zitten, en maar om het even wat kunnen roepen.

De vakbonden zijn nu wel zogenaamd tegen de plannen, maar het half jaar dat ze de tijd kregen om met een alternatief te komen heeft niets opgeleverd. Het optreden van de PVV dient ook nog om een 'discussie’ uit te lokken of er nu wel of niet met Wilders en co. moet worden samengewerkt of niet? De werkgevers en vakbonden geven elkaar de schuld van het mislukken van het overleg in de SER, maar in werkelijkheid is het duidelijk dat er geen alternatief is – de bourgeoisie moet de arbeidersklasse aanvallen, ze heeft geen keus. Het half jaar is echter vooral gebruikt om ‘de geesten rijp te maken’ voor de definitieve aanval op de AOW en de pensioenen.

Daarbij werd en wordt er, nu de plannen van het kabinet uitgewerkt gaan worden, veel gekrakeeld over wie er de oorzaak van is dat de AOW niet meer te betalen is, wie er het meeste de klos is, en wie eventueel (zogenaamd) moeten worden ontzien. Met name de verschillende generaties worden tegen elkaar uitgespeeld. Over de ouderen wordt van alles beweerd. Sommigen wijzen er op dat de ouderen natuurlijk de klos zijn, omdat ze opeens langer moeten werken. Anderen zeggen juist dat de “babyboomers” weer eens ontzien worden, omdat voor ouderen dat 55 jaar de AOW-leeftijd helemaal niet veranderd, en dat niet zij maar hun ouders Nederland hebben opgebouwd, en ze hun hele leven al in de watten zijn gelegd. Hetzelfde met de jongeren. Sommigen, zoals de jongerenbond van het CNV, pleitten al lang voor een verhoging van AOW-leeftijd, omdat anders de jonge werknemers te veel belast worden met premies voor de ouderen - de FNV in “Samen de crisis te lijf” stelt dat de AOW-leeftijd 65 moet blijven, maar dat de jongeren wel “3x gepakt worden” (langer doorwerken, mislopen van 25.000 euro aan AOW, banen mislopen, omdat ouderen die bezet houden). Maar anderen wijzen er op dat de jongeren niet solidair willen zijn met de ouderen, die toch voor hun studies en luxe jeugd hebben betaald. Het is de aloude verdeel-en-heers tactiek die hier wordt toegepast, en die we moeten afwijzen.

Ook de hele 'discussie’ over de zware beroepen die wellicht moeten worden ontzien is niets anders dan verdeel-en-heers. Het nodigt uit om de eigen situatie als moeilijk af te schilderen en die van de anderen als niet zo zwaar. De arbeiders worden zo tegen elkaar opgezet, wat de basis van het verzet moet ondermijnen.

De boodschap van al die zogenaamde discussies over het ontzien van zware beroepen en over jong versus oud is niets anders dan een oproep tot:  red je zelf, en laat de anderen verrekken. Proletarische klassenstrijders wijzen dit soort burgerlijke tactieken af, of ze nu van links of van rechts komen. (1)

Hoe kunnen we strijden als we niet achter de campagnes, links en vakbonden moeten aanlopen?

We moeten vermijden dat we ons verzoenen met deze aanvallen, vermijden dat het verzet vanuit de arbeidersklasse wordt afgeleid en verdeeld. Het ene zou betekenen dat we de strijd opgeven, het andere zou betekenen dat we ons als arbeiders tegen elkaar laten opzetten en elkaar gaan beconcurreren. Terwijl de enige kracht van de arbeidersklasse er niet alleen uit bestaat dat ze strijd voor het behoud van haar levensomstandigheden, maar dat ze dat bewust-eensgezind doet.

De enige weg is, hoeveel obstakels er ook zijn, toch de strijd weer aan te gaan. In die strijd zullen we de vijanden van de arbeidersklasse, de burgerlijke campagnes, vakbonden en ultralinks, moeten confronteren. In die strijd, maar ook in perioden tussen twee momenten van strijd, moet er nagedacht worden over hoe we moeten strijden en hoe niet. Elke gevecht dat de klasse levert, ongeacht of het onmiddellijk resultaat oplevert of niet, draagt bij aan een groter begrip over wat er noodzakelijk is en hoe het bereikt kan worden.

De revolutionairen hebben een groot vertrouwen in de arbeidersklasse. De klasse kan tijdelijk uit het lood geslagen worden – en dat kan lang of kort duren, naar gelang de aard van de nederlaag die er geleden is. Maar altijd komt de klasse weer terug, omdat de arbeidersklasse nu eenmaal een vreemd lichaam is binnen het kapitalisme. Of de arbeiders het zich op een gegeven moment realiseren of niet, ze blijft een uitgebuite, maar vooral een revolutionaire klasse. In die zin is de economische crisis de vriend van het proletariaat. De crisis dwingt de bourgeoisie tot aanvallen die ongekend hard zijn. De huidige aanvallen raken niet alleen het huidige leven van de arbeidersklasse, maar ook hun toekomst. Het dwingt de arbeiders hun illusies over rust-na-gedane-arbeid op te geven, en na te denken over alternatieven.

Wat is er nodig voor de strijd?

Zoals al gezegd, de arbeidersklasse moet massaal de strijd aangaan, en in die strijd het zelfvertrouwen en het zicht op een alternatief voor het kapitalisme weer opbouwen. Vermoedelijk zullen we in de centrale landen van het kapitalisme, waaronder Nederland, voor­lopig nog geen grote massale uitingen van strijd zien, maar vooral geïsoleerde en wan­hopige gevechten. We moeten dus niet de illusie hebben dat we de AOW-maatregelen wel even ongedaan gaan maken. Daartoe ontbreekt het de arbeiders­klasse aan kracht op dit moment.

In de huidige fase in de strijd moet de arbeidersklasse zich er toe zetten om in de richting te gaan van strijd waarin ze:

- zelf de leiding in handen neemt, en niet achter de vakbond aan loopt;

- een voor een de burgerlijke (vakbond en democratische) hindernissen ontmaskert;

- gaat richting het opnemen van een politieke dimensie (naast een economische) in die strijd. De arbeiders lijken dit aan te voelen, en het feit dat er niet veel actie van de arbeiders te zien is niet per definitie een slechte zaak. Je kruid drooghouden voor een moment dat strijd zin heeft is beter dan het maar doelloos te laten ontploffen.

Het opnemen van de strijd van de arbeidersklasse is anno 2009 een stuk moeilijker dan het in de jaren ’70 was. Toen was de bourgeoisie verrast door de economische crisis en het optreden van de arbeidersklasse. Nu is dat bepaald niet het geval, de bourgeoisie weet donders goed dat de aanvallen die ze op de arbeidersklasse doet tot reacties zullen leiden. Bij de huidige aanval op de AOW is dit goed te zien. De bourgeoisie doet wel een harde aanval, maar heel weloverwogen en voorzichtig, na een lange voorbereiding, en omgeven met mitsen en maren en uitzonderingen (…) om heftige reacties van de arbeiders te voorkomen. De vakbonden en ultralinks proberen de rest te doen, de ontevredenen opvangen en stoom af laten blazen tijdens manifestaties waarbij de FNV de regie strak in handen houdt.

Wat moeten revolutionairen doen om bij te dragen aan de vooruitgang van de strijd?

De revolutionaire organisaties en hun sympathisanten moeten gezamenlijk zo veel mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van het bewustzijn binnen de arbeidersklasse en aan het terugdringen van de invloed van de burgerlijke misleiding. De arbeidersklasse moet zelf – de revolutionaire elementen, kunnen dat niet voor haar doen - de weg op gaan van steeds grotere uitbreiding en eenmaking van de strijd. Dat kan niet zonder bewust stappen vooruit te nemen. De revolutionaire organisaties komen zo veel ze kunnen, met hun beperkte krachten, tussen in de strijd van het proletariaat. Daarnaast probeert ze contacten te leggen met nieuwe groeperingen en individuen die op zoek zijn naar internationalistische standpunten – om een marxistisch referentiepunt te worden. We roepen een ieder op die zich verbonden voelt met de strijd van de arbeidersklasse om hieraan mee te werken en contact op te nemen door middel van correspondentie/mailverkeer of het bezoeken van onze openbare en lezersbijeenkomsten.

A.L., 14 oktober 2009

(1) Naast al deze campagnes zijn er ook voortdurend andere campagnes die aard en de omvang van de aanvallen uit het zicht moeten halen. In het vorige nummer van Wereldrevolutie schreven we over hoe Geert Wilders en de PVV de bourgeoisie op dit vlak onschatbare diensten verlegen. Maar ook andere gebeurtenissen worden breed uitgemeten. Recentelijk bijvoorbeeld domineerde wekenlang de debacle rond de DSB-Bank de media.

 

Territoriale situatie: