Door IKSonline op
In het eerste deel van dit artikel hebben we getracht te begrijpen wat de huidige economische crisis betekent. We hebben gezien dat ze slechts een volgende, bijzonder ernstige episode is van de langzame doodstrijd van het kapitalisme in verval. In het bijzonder hebben we aangetoond dat het kapitalisme teruggrijpt op een soort drug om te blijven overleven: toenemende schulden. “De verschulding is voor het kapitalisme wat de heroine is voor de verslaafde. De drug van het schuldenmaken houdt het kapitalisme nog overeind [...] Met de drug bereikt het momenten van euforie [...] maar steeds vaker komen er perioden van stuiptrekkingen en crisis, zoals we die sinds de zomer van 2007 meemaken. In de mate waarin men de dosis verhoogt, heeft de drug minder uitwerkingen op de verslaafde. Hij behoeft eens steeds grotere dosis, om een steeds geringere stimulans te ervaren. Dat is wat er tegenwoordig met het kapitalisme gebeurt!”
Maar twee vragen blijven nog onbeantwoord: hoe, in concreto, de verschulding veertig jaar lang de economie heeft ondersteund, terwijl zij iedere keer opnieuw steeds gewelddadiger crises voorbereidt? En bovendien: bestaat er een uitweg uit de crisis?
In de jaren 1970 heeft de verschulding de landen van de ‘Derde wereld’ verwoest, die men geld in overvloed had geleend, opdat ze betaalkrachtige markten zouden worden voor de waren van de belangrijkste geïndustrialiseerde landen. De droom heeft niet lang geduurd: in 1982 stonden bijvoorbeeld Mexico en Argentinië aan de rand van het bankroet. Een weg werd voor het kapitalisme afgesloten. Waaruit zou nou de nieuwe vlucht vooruit bestaan? De verschulding van de Verenigde Staten! Vanaf 1985 is dit land, nadat het de crediteur van de wereld was geweest, geleidelijk aan de grootste debiteur geworden. Met een dergelijke manoeuvre is het kapitalisme erin geslaagd zich van zijn overleving te verzekeren, maar slechts door de economische basis van de belangrijkste macht ter wereld te ondergraven. Deze strategie bleek onhoudbaar te zijn tijdens de stuiptrekkingen die elkaar van 1987 tot 1991 opvolgden. Sindsdien is de wereldeconomie georiënteerd op wat men de ‘delocalisaties’ heeft genoemd: om de gestegen productiekosten, die de belangrijkste economieën verstikten, te verminderen, heeft men hele productietakken verplaatst naar de beroemde Asiatische ‘tijgers en draken’. Maar opnieuw zijn de hevige stuiptrekkingen van 1997 tot 1998, de roemruchte ‘aziatische crisis’, uitgelopen op de ineenstorting van al deze landen, die men ons had voorgesteld als het levende bewijs van de kapitalistische welvaart. Alleen China is er vooralsnog in geslaagd om ‘de meubels te redden’, voor een groot deel dankzij zijn miserabele lonen. Het is vandaag zelfs een directe concurrent geworden van de belangrijkste kapitalistische landen. De bliksemsnelle opgang van China leek een flagrante tegenspraak van de wereldeconomie op te lossen – de het gewicht van de productiekosten dat ondragelijk was geworden – maar zij heeft ook de concurrentie naar steeds ondragelijker hoogten doen opklimmen.
In de afgelopen jaren heeft het kapitalisme zich een schijn van ‘welvaart’ kunnen aanmeten dankzij een gigantische onroerendgoedspeculatie, die de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Spanje, en een veertigtal andere landen heeft geraakt. De ‘boom van het gesteente’ is een schreeuwende uitdrukking van de graad van aberratie die het systeem bezig is te bereiken. Het doel van de huizenbouw was helemaal niet om te voorzien in de woonbehoeften van de mensen... het aantal daklozen is in de afgelopen jaren slechts gestegen, in het bijzonder in de Verenigde Staten! Het doel bestond uit niets anders dan de onroerendgoedspeculatie. In Dubaï is de woestijn bezaaid met wolkenkrabbers, zonder andere bestemming dan om de honger van internationale investeerders te stillen, die erop azen om grote winsten te maken door woningen te kopen om ze drie maanden later weer te verkopen. In Spanje zijn de kuststreken die nog niet tezeer overbevolkt waren, bedekt met percelen, wolkenkrabbers en golfterreinen. Al dat heeft de zakken van een minderheid gevuld, maar het merendeel van deze bouwsels blijft dramatisch leegstaan. Een van de gevolgen van deze speculative waanzin is dat huisvesting ontoegankelijk is geworden voor het merendeel van de arbeidersfamilies. Miljoenen mensen hebben hypothecaire leningen moeten sluiten die zich tot over 50 jaar kunnen uitstrekken (!), of hebben enorme hoeveelheden geld in de ‘bodemloze put van de huren’ moeten gooien. Honderduizenden jonge stellen zijn ertoe verplicht om in onderhuur te leven in krotten of opgehokt bij hun ouders. Vandaag is de zeepbel uit elkaar geklapt en een kwetsbare economie, waarin alles door de paperclip van de speculatie, van de boekhoudfraude, van het uitstel van betaling voor onbepaalde duur, bijeen wordt gehouden voor een gefantaseerde ‘toekomstmarkt’, zinkt weg in gewelddadige stuiptrekkingen.
Tien jaar geleden hebben we een balans opgemaakt van deze voortdurende vlucht vooruit in het krediet (1): “Deze tussenkomst van de staat om de crisis te beheren, waaraan zij zich tracht aan te passen, die zij probeert te vertragen en uit te stellen, heeft de belangrijkste industriële landen in staat gesteld om een brutale ineenstorting, een algemene desintegratie van het systeem, te vermijden. Zij heeft echter niet de crisis opgelost, of ook maar één van haar meest acute uitdrukkingen zoals de werkloosheid of de inflatie. De enige verworvenheid van dertig jaar lang “de crisis beheren” is een soort georganiseerde afdaling in de afgrond, een kans voor de geplande val door achtereenvolgende recessies, wier enige werkelijke resultaat geweest is om het lijden, de onzekerheid, en de wanhoop van de arbeidersklasse en de overgrote meerderheid van de wereldbevolking tot in het oneindige voort te zetten. Aan de ene kant is de arbeidersklasse van de grote industriële centra onderworpen aan een systematische politiek van geleidelijke, maar voortschrijdende loondalingen, achteruitgangen in haar levensomstandigheden, haar werkzekerheid, haar overleven zelf. Aan de andere kant is de grote meerderheid van de wereldbevolking, die in de enorme periferie rond de kapitalistische zenuwcentra in ellende leeft, ondergedompeld in een situatie van barbaarsheid, honger en dood, die zeer wel kan worden aangeduid als de grootste genocide die de mensheid ooit heeft geleden.”
In feite is de balans van de afgelopen veertig jaar verschrikkelijk. In de jaren 1960 had het merendeel van de arbeiders, zelfs in de minder rijke landen, een min of meer vaste arbeidsplaats; vandaag is overal de precariteit, het onvaste werk, de heersende tendens. Sinds meer dan 20 jaar is het reële loon van de arbeiders van de rijkste landen niet opgehouden te dalen. En in de armste landen bereikt het gemiddelde loon nauwelijks de $100,- (2). De werkloosheid is chronisch geworden. Het beste waarin de staten geslaagd zijn is om haar sociaal minder zichtbaar te maken. De bourgeoisie is erin geslaagd om de werklozen hun werkloosheid te laten beleven als een schandelijk stigma. Officiëel zijn het slechts luilakken, nuttelozen, ‘verliezers’, die niet in staat zijn om te profiteren van de ‘schitterende werkgelegenheidskansen’ die hen, volgens deze propaganda, zouden worden geboden. En wat te zeggen van de pensioenen? De oudste generatie die momenteel aan het werk is (die van 50 tot 60 jaar) ziet haar mogelijke pensioenen wegsmelten als sneeuw voor de zon, ze zullen lager zijn dan die welke hun ouders hebben gehad, en een belangrijk deel van deze toekomstige gepensioneerden begrijpt dat ze in werkelijkheid gedwongen zullen zijn om na hun 60ste of 65ste door te gaan met allerlei losse baantjes om te overleven. En het staat vast dat de jongeren van vandaag nooit het minste pensioen zullen kennen.
Laten we ons niet voor de gek houden! De ervaring van de afgelopen maanden is erg instructief: de regerenden van deze wereld, van alle kanten en alle kleuren, gewapend met hun chorten aan ‘deskundigen’ en financiële goeroes, hebben de hele waaier aan formules om ‘uit de crisis te geraken’ uitgeprobeerd. We kunnen bevestigen dat hun gepruts gedoemd is te mislukken. Het proletariaat, de arbeiders van de hele wereld, kunnen hen geen vertrouwen schenken. Wij kunnen alleen vertrouwen hebben in onze eigen krachten! Wij moeten onze strijdervaring ontwikkelen, onze solidariteit, ons debat, en moeten ons bewustzijn ontwikkelen om, na een inspanning die slechts hard en moeilijk kan zijn, het vermogen te ontwikkelen om het kapitalisme te vernietigen, dat tot een hindernis is geworden voor het overleven van de mensheid. Het devies van de Communistische Internationale in 1919 “Het kapitalisme moet creperen opdat de mensheid kan overleven!” is meer dan ooit actueel.
Acción Proletaria, nr. 199, 23 januari 2008, orgaan van de IKS in Spanje
(1) Thirty years of the open crisis of capitalism (Dertig jaar open crisis van het kapitalisme) een driedelige artikelenserie in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nrs. 96, 97, 98 (1999). Het citaat is afkomstig uit het eerste deel.
(2) Dit inclusief de overweldigende meerderheid van arbeiders die zogenaamd “profiteren” van het “Chinese mirakel”.
Maar twee vragen blijven nog onbeantwoord: hoe, in concreto, de verschulding veertig jaar lang de economie heeft ondersteund, terwijl zij iedere keer opnieuw steeds gewelddadiger crises voorbereidt? En bovendien: bestaat er een uitweg uit de crisis?
In de jaren 1970 heeft de verschulding de landen van de ‘Derde wereld’ verwoest, die men geld in overvloed had geleend, opdat ze betaalkrachtige markten zouden worden voor de waren van de belangrijkste geïndustrialiseerde landen. De droom heeft niet lang geduurd: in 1982 stonden bijvoorbeeld Mexico en Argentinië aan de rand van het bankroet. Een weg werd voor het kapitalisme afgesloten. Waaruit zou nou de nieuwe vlucht vooruit bestaan? De verschulding van de Verenigde Staten! Vanaf 1985 is dit land, nadat het de crediteur van de wereld was geweest, geleidelijk aan de grootste debiteur geworden. Met een dergelijke manoeuvre is het kapitalisme erin geslaagd zich van zijn overleving te verzekeren, maar slechts door de economische basis van de belangrijkste macht ter wereld te ondergraven. Deze strategie bleek onhoudbaar te zijn tijdens de stuiptrekkingen die elkaar van 1987 tot 1991 opvolgden. Sindsdien is de wereldeconomie georiënteerd op wat men de ‘delocalisaties’ heeft genoemd: om de gestegen productiekosten, die de belangrijkste economieën verstikten, te verminderen, heeft men hele productietakken verplaatst naar de beroemde Asiatische ‘tijgers en draken’. Maar opnieuw zijn de hevige stuiptrekkingen van 1997 tot 1998, de roemruchte ‘aziatische crisis’, uitgelopen op de ineenstorting van al deze landen, die men ons had voorgesteld als het levende bewijs van de kapitalistische welvaart. Alleen China is er vooralsnog in geslaagd om ‘de meubels te redden’, voor een groot deel dankzij zijn miserabele lonen. Het is vandaag zelfs een directe concurrent geworden van de belangrijkste kapitalistische landen. De bliksemsnelle opgang van China leek een flagrante tegenspraak van de wereldeconomie op te lossen – de het gewicht van de productiekosten dat ondragelijk was geworden – maar zij heeft ook de concurrentie naar steeds ondragelijker hoogten doen opklimmen.
In de afgelopen jaren heeft het kapitalisme zich een schijn van ‘welvaart’ kunnen aanmeten dankzij een gigantische onroerendgoedspeculatie, die de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Spanje, en een veertigtal andere landen heeft geraakt. De ‘boom van het gesteente’ is een schreeuwende uitdrukking van de graad van aberratie die het systeem bezig is te bereiken. Het doel van de huizenbouw was helemaal niet om te voorzien in de woonbehoeften van de mensen... het aantal daklozen is in de afgelopen jaren slechts gestegen, in het bijzonder in de Verenigde Staten! Het doel bestond uit niets anders dan de onroerendgoedspeculatie. In Dubaï is de woestijn bezaaid met wolkenkrabbers, zonder andere bestemming dan om de honger van internationale investeerders te stillen, die erop azen om grote winsten te maken door woningen te kopen om ze drie maanden later weer te verkopen. In Spanje zijn de kuststreken die nog niet tezeer overbevolkt waren, bedekt met percelen, wolkenkrabbers en golfterreinen. Al dat heeft de zakken van een minderheid gevuld, maar het merendeel van deze bouwsels blijft dramatisch leegstaan. Een van de gevolgen van deze speculative waanzin is dat huisvesting ontoegankelijk is geworden voor het merendeel van de arbeidersfamilies. Miljoenen mensen hebben hypothecaire leningen moeten sluiten die zich tot over 50 jaar kunnen uitstrekken (!), of hebben enorme hoeveelheden geld in de ‘bodemloze put van de huren’ moeten gooien. Honderduizenden jonge stellen zijn ertoe verplicht om in onderhuur te leven in krotten of opgehokt bij hun ouders. Vandaag is de zeepbel uit elkaar geklapt en een kwetsbare economie, waarin alles door de paperclip van de speculatie, van de boekhoudfraude, van het uitstel van betaling voor onbepaalde duur, bijeen wordt gehouden voor een gefantaseerde ‘toekomstmarkt’, zinkt weg in gewelddadige stuiptrekkingen.
Het enig mogelijke antwoord van het kapitalisme: de gevolgen van de crisis op de ruggen van de arbeiders afwentelen
Tien jaar geleden hebben we een balans opgemaakt van deze voortdurende vlucht vooruit in het krediet (1): “Deze tussenkomst van de staat om de crisis te beheren, waaraan zij zich tracht aan te passen, die zij probeert te vertragen en uit te stellen, heeft de belangrijkste industriële landen in staat gesteld om een brutale ineenstorting, een algemene desintegratie van het systeem, te vermijden. Zij heeft echter niet de crisis opgelost, of ook maar één van haar meest acute uitdrukkingen zoals de werkloosheid of de inflatie. De enige verworvenheid van dertig jaar lang “de crisis beheren” is een soort georganiseerde afdaling in de afgrond, een kans voor de geplande val door achtereenvolgende recessies, wier enige werkelijke resultaat geweest is om het lijden, de onzekerheid, en de wanhoop van de arbeidersklasse en de overgrote meerderheid van de wereldbevolking tot in het oneindige voort te zetten. Aan de ene kant is de arbeidersklasse van de grote industriële centra onderworpen aan een systematische politiek van geleidelijke, maar voortschrijdende loondalingen, achteruitgangen in haar levensomstandigheden, haar werkzekerheid, haar overleven zelf. Aan de andere kant is de grote meerderheid van de wereldbevolking, die in de enorme periferie rond de kapitalistische zenuwcentra in ellende leeft, ondergedompeld in een situatie van barbaarsheid, honger en dood, die zeer wel kan worden aangeduid als de grootste genocide die de mensheid ooit heeft geleden.”
In feite is de balans van de afgelopen veertig jaar verschrikkelijk. In de jaren 1960 had het merendeel van de arbeiders, zelfs in de minder rijke landen, een min of meer vaste arbeidsplaats; vandaag is overal de precariteit, het onvaste werk, de heersende tendens. Sinds meer dan 20 jaar is het reële loon van de arbeiders van de rijkste landen niet opgehouden te dalen. En in de armste landen bereikt het gemiddelde loon nauwelijks de $100,- (2). De werkloosheid is chronisch geworden. Het beste waarin de staten geslaagd zijn is om haar sociaal minder zichtbaar te maken. De bourgeoisie is erin geslaagd om de werklozen hun werkloosheid te laten beleven als een schandelijk stigma. Officiëel zijn het slechts luilakken, nuttelozen, ‘verliezers’, die niet in staat zijn om te profiteren van de ‘schitterende werkgelegenheidskansen’ die hen, volgens deze propaganda, zouden worden geboden. En wat te zeggen van de pensioenen? De oudste generatie die momenteel aan het werk is (die van 50 tot 60 jaar) ziet haar mogelijke pensioenen wegsmelten als sneeuw voor de zon, ze zullen lager zijn dan die welke hun ouders hebben gehad, en een belangrijk deel van deze toekomstige gepensioneerden begrijpt dat ze in werkelijkheid gedwongen zullen zijn om na hun 60ste of 65ste door te gaan met allerlei losse baantjes om te overleven. En het staat vast dat de jongeren van vandaag nooit het minste pensioen zullen kennen.
Het kapitalisme moet sterven, opdat de mensheid kan leven
Deze catastrofale perspectieven bestaan al sinds 40 jaar. Maar het kapitalisme heeft deze buitengewone capaciteit om illusies te zaaien en om te doen geloven dat de fameuze cyclus ‘crisis – welvaart’ eeuwigdurend is. Welnu, vandaag is het vermogen van de kapitalistische staat om de crisis te “begeleiden” door lapmiddeltjes verzwakt. De nieuwe duik die zich aankondigt, zal dientengevolge, nog maar brutaler en abrupter zijn dan de vorige. De aanvallen tegen het proletariaat en de gehele mensheid zullen dus nog gruwelijker en en destructiever zijn: een uitbreiding van imperialistische oorlogen, aanvallen op de lonen, stijging van de werkloosheid, en van de werkonzekerheid, verdubbeling van de ellende. In alle landen roepen de regerenden op tot kalmte en beweren dat ze oplossingen hebben om de economische motor weer op gang te brengen. En overal neemt de oppositie deel aan het bedrog, terwijl ze de catastrophe toeschrijft aan het beleid van de partij die aan de macht is, en een ‘nieuwe politiek’ belooft.Laten we ons niet voor de gek houden! De ervaring van de afgelopen maanden is erg instructief: de regerenden van deze wereld, van alle kanten en alle kleuren, gewapend met hun chorten aan ‘deskundigen’ en financiële goeroes, hebben de hele waaier aan formules om ‘uit de crisis te geraken’ uitgeprobeerd. We kunnen bevestigen dat hun gepruts gedoemd is te mislukken. Het proletariaat, de arbeiders van de hele wereld, kunnen hen geen vertrouwen schenken. Wij kunnen alleen vertrouwen hebben in onze eigen krachten! Wij moeten onze strijdervaring ontwikkelen, onze solidariteit, ons debat, en moeten ons bewustzijn ontwikkelen om, na een inspanning die slechts hard en moeilijk kan zijn, het vermogen te ontwikkelen om het kapitalisme te vernietigen, dat tot een hindernis is geworden voor het overleven van de mensheid. Het devies van de Communistische Internationale in 1919 “Het kapitalisme moet creperen opdat de mensheid kan overleven!” is meer dan ooit actueel.
Acción Proletaria, nr. 199, 23 januari 2008, orgaan van de IKS in Spanje
(1) Thirty years of the open crisis of capitalism (Dertig jaar open crisis van het kapitalisme) een driedelige artikelenserie in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nrs. 96, 97, 98 (1999). Het citaat is afkomstig uit het eerste deel.
(2) Dit inclusief de overweldigende meerderheid van arbeiders die zogenaamd “profiteren” van het “Chinese mirakel”.