Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > IKSonline > IKS online - jaren 2000 > IKS Online 2008

IKS Online 2008

  • 1120 keer gelezen

90 jaar geleden: De revolutionaire strijd in Duitsland maakte een eind aan de Eerste Wereldoorlog

  • 2245 keer gelezen

Op 4 november 1918 barste in Kiel, een marinehaven aan de Baltische Zee, een muiterij los van duizenden matrozen tegen het bevel om uit te varen tegen de Engelse vloot. Het bevel uitvoeren zou een zelfmoordactie zijn, in een situatie waarin het verlies van de oorlog door Duitsland op het militaire vlak zo goed als vaststond.

De ontevredenheid en verwerping van de oorlog bereikte een kookpunt. Na een slachtpartij van vier jaar aan de fronten, met meer dan 20 miljoen doden, ontel­bare gewonden, een verwoestende loopgravenoorlog met gifgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, en uithongering van de werken­de bevolking aan de thuisfronten, was de werkende klasse de oor­log moe. Zij was niet langer bereid om zichzelf nog langer op te offeren voor de imperia­listische oorlog. Nochtans wilde het opperbevel van de marine voortzetting van de oorlog afdwingen met inzet van brutale onderdrukking en was zij er toe bereid draconische straffen te gebruiken tegen de muitende mari­niers.

In reactie daarop ontplooide zich vanuit Kiel een brede golf van solidariteit onder de arbeiders, die zich onmiddellijk naar andere steden in Duits­land oversloeg. De arbeiders legden het werk neer, de soldaten weigerden de orders op te volgen, zoals zij dat al eerder gedaan hadden in januari 1918 in Berlijn, en vormden arbeiders – en soldatenraden. Deze beweging verspreidde zich als een lopend vuurtje naar ande­re steden. Op 5 en 6 november begonnen Hamburg, Bremen en Lübeck in het Noord-westen in beweging te komen; op 7 november Hannover, Oldenburg en Köln; op 8 november waren alle grote westduitse steden in de handen van de opstandelingen, en Magdeburg en Leipzig aan de oostkant van de Elbe. Dresden, Frankfurt, Stuttgart, Nürenberg, en München volgden. Binnen één week was er geen en­kele grote stad in Duitsland waar geen arbeiders – en soldatenraad bestond.

Al tijdens deze beginfase werd Berlijn tot het centrum van de opstand. Op 9 november gingen duizenden arbeiders en soldaten in massale betogingen de straat op. Een dag tevoren had de regering van prins Max van Baden het meest betrouwba­re jagersbataljon naar Berlijn gedirigeerd om de opstandelingen met geweld neer te slaan. Maar op het moment van zijn inzet was het bataljon echter verdwenen. In alle vroegte werd op de 9de een tweede jagersbataljon gemobiliseerd. Zonder succes. Een compagnie weigerde. Alle praatjes van de officieren over het aftreden van de keizer ten spijt, legde de compagnie haar insignes af en koos een soldatenraad. De 9 de november zou nog als een gewone, grauwe werkdag beginnen, maar na de ontbijtpauze stroomdem de fabrieken in snel tempo leeg.

“[...] De straten liepen vol met geweldige mensenmassa’s. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieksbedrijven lagen, werden grote betogingen gevormd, die op het middelpunt van de stad toestroomden. Dat het niet om een vreedzame demonstratie ging, werd duidelijk uit de talrijke pistolen, geweren en handgranaten die overal zichtbaar werden. Waar soldaten zich lieten zien, was het meestal niet nodig een op­roep te doen, zij sloten zich vrijwillig aan bij arbeidersoptochten. Mannen, vrouwen, soldaten, een volk onder wapenen, stroomde door de straten in de rich­ting van de dichtst bijzijnde kazernes.”

(Richard Müller: Vom Kaiserreich zur Republik, Teil 2: Die November Revolution, 1924, hoofdstuk 1: Der 9. November).
Onder de invloed van grote massa’s die op straat samenstroomden, lie­pen de laatste restanten van troepen die trouw waren gebleven aan de regering over naar de kant van de opstandelingen. Ze overhandigden hun wapens aan de muitende mariniers en sloten zich bij hen aan. De politiehoofdkwartieren, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafbureaus, de parlementaire en regeringsgebouwen werden die dag al­lemaal bezet door bewapende soldaten en arbeiders. Gevangenen werden vrijgelaten. Vele regeringsbeambten namen de benen. Een paar uur volstonden om deze posten van de bourgeoismacht te bezetten. In Berlijn werd een cen­trale raad gevormd van arbeiders en soldatenraden - de ‘Vollzugsrat’ (de uit­voerende raad).

De arbeiders in Duitsland traden daarmee in de voetsporen van hun klassenbroe­ders in Rusland, die in februari 1917 ook arbeiders – en soldatenra­den hadden gevormd, en die in oktober 1917 op een succesvolle wijze de macht hadden overgeno­men. De arbeiders in Duitsland stonden op het punt om de­zelfde weg in te slaan: het kapitalisme overwin­nen door de macht over te nemen via arbeiders – en soldatenraden. Dit perspectief zette de deur wijd open voor een wereldwijde revolutie, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap in die richting hadden gezet.

Door deze opstandige beweging hadden de arbeiders in Duitsland de groot­ste massastakingen ooit op gang gebracht. Alle overeenkomsten van sociale vrede die door de vakbonden tijdens de oorlog gesloten waren, wer­den verpulverd door de arbeidersstrijd. Door hun opstand schudden de arbeiders in Duitsland de nederlaag van 4 augustus 1914 van zich af, toen de parlementsfractie van de SPD de oorlogskredieten in het parlement goed­keurde.

De mythe dat de arbeidersklasse in Duits­land totaal verlamd was door het reformisme, werd aan gruis geslagen. Zij ontwikkelde dezelfde strijdmethoden die al in Rusland in 1905 en 1917 door de arbeiders waren beproefd, en die het ken­merk zouden gaan worden van de strijd in de vervalperiode: massastakingen, al­gemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Na de arbeiders in Rusland vormden die in Duitsland het speerpunt van de eerste internationale revolutionaire golf, die voortkwam uit de oorlog. Ook in Hongarije en Oostenrijk waren de arbei­ders in opstand gekomen en waren ze begonnen met het vormen van arbeidersraden.

De sociaal-democratie het speerpunt tegen het proletariaat

Terwijl de proletarische initiatieven zich uitbreidden, bleef de heersende klasse niet stil zitten. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was om de beweging te saboteren en te beteugelen. De bourgeoisie was snel in staat om haar lessen uit de revolutionaire machtsovername in Rusland te trekken. Op haar voorpost stond het militaire opperbevel. Generaal Gröner, de op­perste bevelhebber van het leger zou het later als volgt voorstellen:

“... in Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa’s om de re­geringsmacht te herstellen met behulp van het militaire gezag. De partijen van rechts waren in elkaar gestort en het was natuurlijk ondenkbaar om een bondgenootschap aan te gaan met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een bondgenootschap aan te gaan met de Sociaal-de­mocratie. Wij verenigden ons in onze gemeenschappelijk strijd tegen de re­volutie, tegen het Bolsjewisme. Het herstel van de monarchie was ondenk­baar geworden. De doeleinden van ons bondgenootschap werden op de avond van 10 november uitgewerkt. Zij waren: totale strijd tegen de revo­lutie, het herstel van een regering van orde, steun aan de regering door de troepenmacht en zo snel mogelijk overgaan tot de vorming van de nationale grondwetgevende vergadering.” (Wilhelm Gröner over het akkoord tussen het mi­litair opperbevel en Friedrich Ebert op 10 november 1918).

De mantel der ‘éénheid’ om de klassentegenstellingen te vertroebelen

Om de vergissing te vermijden die de heersende klasse in Rusland beging na de februariopstand, toen de Voorlopige Regering de im­perialistische oorlog voortzette en daarmee het verzet van de arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime op de spits dreef, en zo de opstand van oktober 1917 voorbereidde, reageerde de kapitalistenklasse in Duitsland heel snel en op een slimmere manier. Op 9 november werd de keizer gedwongen af te treden en werd hij naar het buitenland verbannen. Op 11 november werd er een wapenstilstand getekend die hielp de doorn van de oorlog uit het vlees van de werkende klasse te trekken – de voornaamste factor die de arbeiders en soldaten ertoe gedreven had om de strijd aan te gaan. Maar afgezien van de gedwongen troonsafstand van de keizer en de overeenkomst van de wapenstilstand, was het overdragen van de regeringsmacht aan de sociaal-democratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.

Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met de USPD (de Onafhankelijke Sociaal-democratische Partij) 1 de Raad van Volkscommissarissen, eigenlijk een burgerlijke rege­ring die trouw was aan het kapitalisme. Diezelfde dag, terwijl Karl Liebknecht, de meest bekende leider van de Spartakisten, de ‘Socialistische Re­publiek’ uitriep ten overstaan van duizenden arbeiders en opriep tot de éénmaking van de arbeiders in Duitsland met die van Rusland, riep SPD-leider Philipp Scheidemann de ‘Vrije Duitse Republiek’ uit met aan het hoofd ervan de nieuwe Raad van Volkscommissarissen.

Deze zelf uitgeroepen (burgerlijke) regering was op­gezet om de beweging te saboteren: “Door toe te treden tot de regering snelt de Sociaal-democratie het kapitalisme ter hulp, en biedt zij het hoofd aan de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar lijk moeten marcheren.”

Rosa Luxemburg had hiervoor al gewaarschuwd in oktober 1918 in haar ‘Spartakusbrieven’. In de Rote Fahne (Rode Vaan), de krant van de Spartakisten waarschuwde zij: “Vier jaar lang heb­ben de Scheidemanns, de regerende socialisten, jullie in de verschrikkingen van de oorlog geduwd; zijn vertelden jullie hoe hoognodig het was om het ‘vaderland’ te verdedigen, alhoewel het slechts ging om een strijd voor naakte imperialistische belangen. Nu het Duitse imperialisme wankelt, proberen zij voor de bourgeoisie te redden wat te redden valt en proberen zij de revolu­tionaire energie van de massa’s aan duigen te slaan. Geen éénheid met diegenen die jullie vier jaar lang hebben bedrogen. Weg met het kapita­lisme en zijn agenten.”

Maar de SPD probeerde nu het werkelijke klassenonderscheid te verdoeze­len. Ze schreef:

“Als één groep tegen een andere vecht, één sekte tegen een andere, dan zullen wij vervallen in de Russische chaos, algemeen verval, el­lende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van het af­treden van de Keizer, nu het spektakel moeten meemaken van de arbeiders­klasse die zichzelf verminkt, in een zinloze broederstrijd? Gisteren werd de nood aan innerlijke éénheid binnen de arbeidersklasse aangetoond. Uit bijna alle steden was de roep te horen voor het herstel van de éénheid tussen de oude SPD en de pas gestichte USPD.” (Vorwärts, 10.11.1918).

Voortgaand op deze illusies in de éénheid tussen de SPD en de USPD, drong de SPD er in de Berlijnse Arbeiders – en Soldatenraad op aan, dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen paritair was samengesteld uit drie leden van de SPD en van de USPD, deze partijverhoudingen ook zou gelden voor de afgevaardigden van de ‘Berlijnse Arbeiders – en Soldatenraad’. Ze verkregen zelfs een mandaat van de ‘Berlijnse Arbeiders en Soldatenraad’ om ‘een voorlopige regering te leiden’, die in werkelijkheid de directe kracht vormde om de arbeidersraden tegen te werken.

Rosa Luxemburg maakte later een balans op van de strijd tijdens deze fase:

“Wij konden moeilijk verwachten dat in Duitsland dat het verschrikkelijke spektakel had meegemaakt van 4 Augustus [1914; het stemmen van de oorlogskredieten, nvdv], en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst had binnengehaald, die op die dag was gezaaid, er plots op 9 november 1918 een zegevierende revolutie uit de lucht zou vallen, geïnspireerd op klassenbewustzijn en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat er op 9 november plaatsvond was in mindere mate de overwinning van nieuwe beginselen; het was niet veel meer dan het ineenstorten van een mors systeem van imperialisme. Het moment was gekomen voor het ineenstorten van het imperialisme, een kolos op lemen voeten, die van binnenuit instortte. Het gevolg van deze ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die ontbloot was van een beredeneerd plan. De enige bron van éénheid, het enige doorzettende en reddende beginsel was het wachtwoord: ‘Vormt arbeiders – en  Soldatenraden’ .” (Stichtingscongres van de KPD, 31 december 1918).

Politieke sabotage van de arbeidersraden door de SPD

In november en december, toen het revolutionaire elan van de soldaten aan het wegebben was, begonnen er meer stakingen uit te breken. Maar deze dy­namiek zat nog in zijn beginstadium. En op dat ogenblik was de radenbeweging nog onvermijdelijk versplinterd. Van de gelegenheid gebruik makend nam de SPD het initiatief voor een oproep tot een nationaal congres van de arbeiders en soldatenraden dat zou gehouden worden in Berlijn op 16 december. Dus op een moment dat de beweging in de fabrieken nog niet tot volle ontplooiing was gekomen en waarop de centralisering van de raden nog voortijdig was, wilde de SPD van deze kans gebruiken om de raden politiek te ontwapenen via een dergelijk nationaal congres. Bovendien teerde de SPD op de toentertijd wijd verspreide illusie dat de raden zouden moeten werken volgens de beginselen van het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormde de afvaardiging fracties (van de 490 afge­vaardigden, waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, 100 behoorden tot andere groepen). Zo werd de arbeiders­klasse geconfronteerd met een eigenmachtig uitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de werkende klasse, maar dat onmiddellijk alle macht overgaf in handen van de pas eigenmachtig uitgeroepen ‘Voorlo­pige Regering’.

Een afvaardiging van Russische arbeiders die gekomen was om deel te nemen aan het congres werd aan de grens tegenge­houden op instructies van de SPD. Het voorzitterschap gebruikte tacti­sche zetten om te beletten dat leidende Spartakisten zoals Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg zouden kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van het congres. Ze beletten hen zelfs te spreken onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders waren van Berlijnse fabrieken. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besliste om de oproep tot de vorming van een natio­nale (grondwetgevende) vergadering te steunen. Deze machtsafstand aan een burgerlijk parlement ontwapende de raden.

De Spartakisten die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden op 16 december een massale straatbetoging van 250.000 arbeiders in Berlijn. Het nationale congres stelde de heersende klasse er toe in staat om een be­langrijk punt te scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten kwamen tot de slotsom:

“Het eerste congres vernietigde tenslotte de enige verworvenheid van de arbeiders - de vorming van arbeiders – en soldatenraden - en stal dus de macht uit de handen van de werkenden klasse en sloeg het revolutionair proces terug. Doordat het congres de arbeiders en soldatenraden veroordeelde tot machteloosheid (door de beslissing om de macht over te dragen aan een nationale grondwetgevende vergadering) verkrachtte en verried het zijn mandaat. De arbeiders en soldaten moeten de resultaten van dit congres nietig en waardeloos verklaren” (Rosa Luxemburg, 20.12.1918). In sommige steden protesteerden de arbeiders en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.

Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties op touw te zetten. Bij een aanval van het ‘Freikorps’ in Berlijn (contra-revolutionaire troepen die in het leven wa­ren geroepen door de SPD), werden op 24 december meerdere tientallen arbeiders ge­dood. Dit lokte de woede uit van de arbeiders van Berlijn. Door deze openlijk contrarevolutionaire acties van de SPD, trokken de com­missarissen van de USPD zich op 29 december terug uit de Raad van Volkscommissarissen. Van 30 december tot 1 januari richtten de Spartakisten in het heetst van de strijd, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD), de Kommunistische Partij van Duitsland op (KPD). Toen zij op 3 januari 1919, de balans opmaakte en de perspectieven schetste, onderstreepte Rosa Luxemburg: “de verandering van de revolutie met een overwegend ‘soldatenkarakter’ van 9 november naar een arbeidersrevolutie, de verandering van een oppervlakkige en louter politieke verandering van regime naar een lang uitlopend proces van economische en algemene con­frontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de werkende klasse wel dege­lijk een verschillende graad van politieke volwassenheid, training en vast­houdendheid, dan wat wij tot nu toe gezien hebben in deze eerste fase van de strijd” (De Rode Vaan, 3.1.1919).

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • De revolutionaire golf 1917-1923 [1]

Bestaat er een uitweg uit de crisis? (deel 1)

  • 3327 keer gelezen
Sinds augustus 2007, met het ineenstorten van de hypothecaire leningen die bekend staan onder de naam ‘subprimes’, beleven we een nieuwe episode van stuiptrekkingen die het gehele wereldkapitalisme aantasten. De slechte berichten volgen elkaar op: de inflatie versnelt (in de Verenigde Staten was het jaar 2007 het slechtste sinds 1990), de werkloosheid neemt opnieuw toe, de banken kondigen miljarden verlies aan, en de groei-indicatoren voor 2008 worden voortdurend herzien en verlaagd... Die negatieve gegevens vertalen zich concreet in het dagelijkse leven van de arbeiders in tragedies zoals het verlies van zijn baan, of uit zijn huis gezet worden omdat de hypotheek niet meer kan worden afbetaald, in herhaaldelijk onder druk gezet en bedreigd worden op het werk, in pensioenen die hun waarde verliezen en van de oude dag een groter lijden en een miserie maken... Miljoenen naamloze mensen, wier gevoelens, zorgen en angsten geen stof zijn voor de journalistiek, worden hard getroffen.

In welke etappe van de historische evolutie van het kapitalisme bevinden we ons?

Wat vertellen ons de personaliteiten en instellingen die als ‘deskundig’ beschouwd worden bij deze nieuwe uitbarsting van de crisis? Er zijn er in alle soorten en kleuren: er zijn de onheilsprofeten die een apocalyptische instorting voorspellen bij het volgende kruispunt; er zijn de optimisten die zeggen dat alles te wijten is aan de speculatie, maar dat het de reële economie goed doet... Maar de meest gehoorde uitleg is dat we te maken hebben met een ‘cyclische crisis’ zoals het kapitalisme er in de loop van zijn geschiedenis al zo veel heeft doorgemaakt. Bijgevolg raadt men ons aan kalm te blijven, de rug te krommen tot de storm is overgewaaid en de tijd van de vette jaren van een nieuwe voorspoed aanbreekt...
Die ‘verklaring’ lijkt op een vergeelde foto, ze kopieert en vervormt een beeld uit de negentiende en begin twintigste eeuw, maar dat niet meer toepasbaar is op de realiteit en de voorwaarden van het kapitalisme in het grootste deel van de twintigste in deze eeuw.
De negentiende eeuw was de periode van expansie en groei van het kapitalisme, dat zich als een olievlek over de gehele wereld verspreidt. Maar periodiek wordt het door elkaar geschud door de crisis, zoals het Communistisch Manifest beschrijft: “In de handelscrises wordt een groot gedeelte niet slechts van de voortgebrachte produkten, maar ook van de reeds geschapen produktiekrachten regelmatig vernietigd. In de crises breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere tijdperken iets onzinnigs zou hebben geleken - de epidemie van de overproduktie. De maatschappij ziet zich plotseling in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggebracht; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle bestaansmiddelen te hebben afgesneden; de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel middelen van bestaan, te veel industrie, te veel handel bezit.”
Dat de kapitalistische maatschappij periodiek perioden van ineenstorting meemaakt had twee hoofdoorzaken die ook nu nog aanwezig zijn. In de eerste plaats de tendens tot overproductie – zoals het manifest die beschrijft – die honger, werkloosheid en ellende meebrengt, niet omdat er een tekort aan waren zou zijn (zoals het geval was in de voorafgaande maatschappijvormen), maar juist om de tegengestelde reden, omdat er een overschot aan productie is (!), omdat er teveel industrie is, teveel handel, teveel grondstoffen! In de tweede plaats omdat het kapitalisme op een anarchistische manier functioneert, door een felle concurrentie die de een tegen de ander opzet. Dat veroorzaakt een opeenvolging van momenten van ongecontroleerde wanorde. Omdat er echter nieuwe gebieden te veroveren waren voor loonarbeid en handelsproductie, kwam het die momenten vroeg of laat te boven dankzij een nieuwe uitbreiding van de productie die de kapitalistische verhoudingen verder uitbreidde en verdiepte, vooral in de centrale landen van Europa en Noord-Amerika. In die periode waren de crisismomenten als de kloppingen van een gezond hart en de magere jaren maakten plaats voor een nieuwe etappe van voorspoed. Maar ook toen al ontwaarde Marx in die periodieke crises iets meer dan een eenvoudige eeuwigdurende cyclus die telkens op grotere voorspoed moest uitmonden. Hij zag er de uiting in van diepe tegenstellingen die het kapitalisme ondermijnen tot in zijn eigen wortels en die het naar zijn ondergang zullen brengen.
In het begin van de twintigste eeuw bereikt het kapitalisme zijn hoogtepunt, het heeft zich over de hele planeet verbreid, het grootste deel van de wereld leeft onder de heerschappij van de loonarbeid en de handelsruil. Zo treedt het binnen in zijn vervalperiode: aan de oorsprong van dit verval, zoals voor dat van de andere economische systemen, bevindt zich de groeiende discrepantie tussen de ontwikkeling van de productiekrachten en de productieverhoudingen. Voor het kapitalisme, waarvan de ontwikkeling wordt bepaald door de verovering van buitenkapitalistische markten, betekent dat concreet dat de Eerste Wereldoorlog de eerste uiting van betekenis is van zijn verval. Met het einde van de koloniale en economische verovering van de wereld door de kapitalistische metropolen worden deze ertoe gedreven met elkaar in botsing te komen om zich elkaars markten te betwisten. Van dan af treedt het kapitalisme binnen in een nieuwe periode van zijn geschiedenis, die door de Kommunistische Internationale in 1919 wordt omschreven als “de periode van oorlogen en revoluties” (1). De wezenlijke kenmerken van deze periode zijn enerzijds het uitbreken van imperialistische oorlogen als uitdrukking van de strijd op leven en dood die de verschillende kapitalistische staten onderling voeren om hun invloedszone uit te breiden ten koste van de anderen, en van de strijd om de controle over een wereldmarkt die steeds krapper wordt en niet meer voldoende afzetmogelijkheden biedt voor zo’n overvloed aan rivalen; aan de andere kant is er de haast chronische tendens tot overproductie, zodanig dat de economische stuiptrekkingen en catastrofes steeds toenemen. Anders gezegd: wat de 20e en 21e eeuw globaal kenmerkt, is een tendens tot overproductie – die in de negentiende eeuw tijdelijk en gemakkelijk te boven kon worden gekomen was – die chronisch wordt en zo de gehele wereldeconomie onderwerpt aan een haast permanent risico op instabiliteit en vernietiging. Anderzijds wordt de concurrentie – een aangeboren kenmerk van het kapitalisme – extreem, en omdat ze af te rekenen heeft met een wereldmarkt die voortdurend neigt tot verzadiging, verliest ze haar kenmerk als stimulans van de uitbreiding om enkel nog haar negatieve en vernietigende karakter te behouden van chaos en confrontatie. De Wereldoorlog van 1914-1918 en de Grote Depressie van 1929 zijn de twee meest spectaculaire uitdrukkingen van de nieuwe periode. De eerste veroorzaakte meer dan twintig miljoen doden, veroorzaakte onbeschrijflijk lijden en zadelde enkele generaties op met morele en psychologische trauma’s. De tweede was een brutale ineenstorting met werkloosheidspercentages van 20-30% en een vreselijke armoede die de arbeidersmassa’s van de ‘rijk’ genoemde landen trof, de Verenigde Staten voorop. De nieuwe situatie van het kapitalisme op economisch en imperialistisch vlak bracht belangrijke wijzigingen mee op politiek vlak. Om de samenhang te verzekeren van de maatschappij die door een chronische tendens tot overproductie en door gewelddadige imperialistische conflicten wordt getroffen, grijpt de staat, het laatste bolwerk van het systeem, op massale wijze in in alle aspecten van het sociaal leven, en vooral in de meest gevoelige ervan: economie, oorlog en klassenstrijd. Alle landen richten zich op een staatskapitalisme dat twee vormen kan aannemen: wat men leugenachtig ‘socialistisch’ noemt (een haast complete verstaatsing van de economie) en wat ‘liberaal’ heet, op basis van een min of meer openlijk samengaan van de klassieke privé-bourgeoisie en de staatsbureaucratie.
Deze korte en schematische schets van de algemene kenmerken van de huidige historische periode van het kapitalisme helpt ons nu om de crisis van vandaag te plaatsen, door haar op een overdachte manier te analyseren, ver van het alarmistisch en kortzichtig catastrofisme en evenzeer en vooral ver van de optimistisch demagogie van de ‘cyclische crisis’ (2).

Veertig jaar crisis

Na de Tweede Wereldoorlog slaagt het kapitalisme erin, alvast in de grote metropolen, een tamelijk lange periode van voorspoed door te maken. Het doel van dit artikel is niet de oorzaken ervan te analyseren (3), maar wat zeker is, is dat deze fase een einde neemt vanaf 1967 (in tegenstelling tot wat de regeerders, de syndicalisten, de economisten en zelfs sommige schijn-‘marxisten’ beweerden, die volhielden dat het kapitalisme definitief aan zijn crisissen ontgroeid was). Eerst was er de devaluatie van het Pond sterling, dan was er de dollarcrisis van 1971 en de eerste ‘oliecrisis’ van 1973. Vanaf de recessie van 1974-1975 opent zich een nieuwe etappe waarin de stuiptrekkingen toenemen. Om een snel overzicht te geven vermelden we: de inflatiecrisis van 1979 die de voornaamste industrielanden treft, de schuldencrisis in 1982, de beursval van Wall Street in 1987 met de daarop volgende recessie van 1989, de nieuwe recessie van 1992-1993 die alle Europese munten in moeilijkheden brengt, de crisissen van de Aziatische ‘tijgers’ en ‘draken’ van 1997 en de crisis van de ‘nieuwe economie’ van 2000-2001. Kan men deze opeenvolging van stuiptrekkingen verklaren door met alle geweld het schema van de ‘cyclische crises’ te gebruiken? Nee, duizend keer nee! De ongeneeslijke ziekte van het kapitalisme is de dramatische zeldzaamheid van koopkrachtige markten, een probleem dat nooit opgehouden heeft te bestaan en in de loop van de twintigste eeuw steeds verergerd is en dat op geweldige wijze opnieuw opdook vanaf 1967. Maar anders dan in 1929 heeft het kapitalisme vandaag af te rekenen met een situatie die geketend is aan het mechanisme van de massale staatstussenkomst, waarbij de staten de crisis begeleiden om een ongecontroleerde ineenstorting te ontlopen.
Wat is het voornaamste middel dat de staat gebruikt om te proberen het op hol geslagen paard van de crisis in te tomen die hem meesleurt en vertrappelt, om te proberen haar te verzachten, terug te drijven, om haar meest rampzalige gevolgen te vermijden – minstens in de centrale landen? De ervaring toont ons dat dit middel het stelselmatig teruggrijpen naar krediet is. Dankzij de schuldenlast, die in enkele jaren tijd een bodemloze put is geworden, hebben de kapitalistische staten een kunstmatige markt gecreëerd die min of meer een afzetmogelijkheid biedt voor een groeiende overproductie. Gedurende veertig jaar is de wereldeconomie erin geslaagd een verlammende ineenstorting te vermijden door haar toevlucht te nemen tot steeds massalere schulden. De schuldenlast is voor het kapitalisme wat heroïne is voor een drugsverslaafde. De drug van de schuldenlast zorgt ervoor dat het kapitalisme overeind blijft, door te steunen op de arm van het staatsmonster; of dat nu ‘liberaal’ of ‘ socialistisch’ is. Met de drug bereikt het momenten van euforie waar men de indruk heeft te leven in de beste van alle mogelijke werelden (4), maar steeds vaker duiken omgekeerde periodes op, periodes van stuiptrekkingen en crisis, zoals degene die we meemaken sinds de zomer van 2007. Naarmate de doses verhoogd worden heeft de drug steeds minder effect op de verslaafde. Er is een steeds grotere dosis nodig om een steeds zwakkere stimulans te bekomen. Dat is wat er vandaag gebeurt met het kapitalisme! Na veertig jaar inspuitingen met de ‘kredietdrug’ in een lichaam vol naaldenprikken heeft de kapitalistische wereldeconomie steeds grotere moeilijkheden om te reageren en om een nieuwe periode van euforie te bereiken.
Dat is wat er op dit moment gebeurt is. In augustus 2007 zei men ons dat alles weer normaal was dankzij de leningen die de centrale banken aan de financiële organismen verstrekt hadden. Sindsdien werd niet minder dan 500 miljard euro in drie maand ingespoten zonder het minste tastbaar effect. De ondoeltreffendheid van dergelijke maatregelen heeft tenslotte paniek gezaaid en in januari 2008 begon met de val van de beurzen wereldwijd. Om de bloeding te stelpen kondigden in de Verenigde Staten regering en oppositie samen, hand in hand met de Federale Reserve (FED) op 17 januari het ‘wondermiddel’ aan dat erin bestaat elk huishouden een cheque van $800 te geven. Maar zo’n maatregel, die in 1991 nog erg doeltreffend was, veroorzaakt op maandag 21 januari een nieuwe val van de beurzen op wereldvlak, even erg als de ineenstorting van 1987. Maar op 23 januari – wanneer we dit artikel schrijven – ondergaan de beurzen van de wereld – met uitzondering van Wall Street – een nieuwe ineenstorting. Wat is de oorzaak van deze opeenvolging van stuiptrekkingen, ondanks de enorme kredietinspanningen die door de centrale staten geleverd worden en waarvoor ze alle middelen waarover ze beschikken inzetten: leningen aan de banken tussen augustus en november, daling van de rentevoeten, fiscale cadeaus? De banken, die door de staten massaal als lokaas gebruikt worden om de bedrijven en huishoudens ertoe te brengen zich in de schuldenspiraal te laten opnemen, zitten er zeer slecht bij, de ene na de andere, te beginnen met de grootste (zoals de Citygroup), met de aankondiging van reusachtige verliezen. We spreken van een verschijnsel dat de situatie nog erger kan maken: een aantal verzekeringsorganismen, die zich er in gespecialiseerd hebben om de banken de gelden van hun ‘dubieuze debiteuren’ verbonden aan de ‘subprimes’ terug te betalen, hebben blijkbaar grote moeite om dit te doen. Maar er is nog een probleem, veel verontrustender, dat als een tsunami de wereldeconomie aantast: het opnieuw opwakkeren van de inflatie. Gedurende de jaren 1970 werden de bescheiden inkomens hard getroffen door de inflatie, en ze keert nu met grote kracht terug. In feite hadden de valkuilen van het krediet en de staatskapitalistische maatregelen haar niet geëlimineerd, maar enkel uitgesteld. Heel de wereld vreest nu dat ze gaat toenemen en dat de reusachtige leningen van de centrale banken, de fiscale cadeaus of die van de rentevoeten, er enkel zullen toe leiden de motor nog verder te laten doordraaien zonder dat de productie aangezwengeld wordt. De algemene vrees is dat de wereldeconomie in een fase van zogenaamde ‘stagflatie’ zal geraken, anders gezegd een gevaarlijke combinatie van recessie en inflatie, wat voor de arbeidersklasse en de meerderheid van de bevolking een nieuwe duik in de werkloosheid betekent, in de ellende die hoort bij een pijlsnelle stijging van de prijzen van alle basisproducten. Bij dat drama voegt zich, bij wijze van voorbeeld, nog eens dat dan twee miljoen Amerikaanse huishoudens hun schulden niet meer kunnen afbetalen.
Zoals een drug vernietigt het wanhopig teruggrijpen naar krediet stukje bij beetje de fundamenten van de economie, ze maakt ze zwakker en veroorzaakt in het systeem een verrottings- en ontbindingsproces dat steeds heviger wordt. We kunnen uit deze korte analyse van de situatie van de laatste maanden afleiden dat we nu voor de ergste en langste stuiptrekking van het kapitalisme staan van de laatste veertig jaar. Dat wordt bevestigd door de analyse van deze laatste vier maanden, niet op zichzelf genomen, zoals de ‘deskundigen’ doen die niet verder kunnen kijken dan hun neus lang is, maar door rekening te houden met de laatste veertig jaar. Dat zullen we meer in detail in het tweede deel van dit artikel zien. We zullen aantonen in welke mate de bourgeoisie op een steeds brutalere wijze de gevolgen van haar crisis afwentelt op de rug van de arbeiders en we zullen dan tenslotte proberen antwoorden op de beginvraag: Bestaat er een uitweg uit de crisis?

(1)17e congres van de IKS, 2007. Resolutie over de internationale situatie, gepubliceerd in Internationale Revue (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave), nr. 130.
(2) In de verkiezingscampagne die we dezer dagen ondergaan in Spanje (parlementaire verkiezingen van april 2008), rivaliseren beide tegenstanders door elk op een andere toonaard te spelen: de Partido Popular (rechts) zwaait met de vlag van het catastrofisme, de socialisten (PSOE) van hun kant herhalen het refrein ‘kalmte, niets te melden’. Beiden liegen en het is goed mogelijk dat de één noch de ander goed weten waar ze naar toe gaan.
(3) Zie de hierboven aangehaalde Resolutie over de internationale situatie.
(4) Dat gevoel van euforie wordt aangewakkerd door alle verdedigers van het kapitalisme, niet alleen door politici, bazen en vakbonden, maar ook in het bijzonder door wat men de ‘opiniemakers’ noemt, de media. De positieve aspecten worden opgedreven en onderstreept en de negatieve worden onderschat of opzij geduwd, wat natuurlijk bijdraagt tot het verspreiden van dat gevoel van euforie.
(5) Om zich een idee te vormen: volgens de IESE 89 miljard euro op twintig dagen in Spanje. Men schat dat het op de internationale beurzen volgens de meest optimistische cijfers gedurende de maand januari 15% bedroeg.

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Verval van het kapitalisme [2]

Theoretische vraagstukken: 

  • Economie [3]

Bestaat er een uitweg uit de crisis? (deel 2)

  • 2354 keer gelezen
In het eerste deel van dit artikel hebben we getracht te begrijpen wat de huidige economische crisis betekent. We hebben gezien dat ze slechts een volgende, bijzonder ernstige episode is van de langzame doodstrijd van het kapitalisme in verval. In het bijzonder hebben we aangetoond dat het kapitalisme teruggrijpt op een soort drug om te blijven overleven: toenemende schulden. “De verschulding is voor het kapitalisme wat de heroine is voor de verslaafde. De drug van het schuldenmaken houdt het kapitalisme nog overeind [...] Met de drug bereikt het momenten van euforie [...] maar steeds vaker komen er perioden van stuiptrekkingen en crisis, zoals we die sinds de zomer van 2007 meemaken. In de mate waarin men de dosis verhoogt, heeft de drug minder uitwerkingen op de verslaafde. Hij behoeft eens steeds grotere dosis, om een steeds geringere stimulans te ervaren. Dat is wat er tegenwoordig met het kapitalisme gebeurt!”
Maar twee vragen blijven nog onbeantwoord: hoe, in concreto, de verschulding veertig jaar lang de economie heeft ondersteund, terwijl zij iedere keer opnieuw steeds gewelddadiger crises voorbereidt? En bovendien: bestaat er een uitweg uit de crisis?


In de jaren 1970 heeft de verschulding de landen van de ‘Derde wereld’ verwoest, die men geld in overvloed had geleend, opdat ze betaalkrachtige markten zouden worden voor de waren van de belangrijkste geïndustrialiseerde landen. De droom heeft niet lang geduurd: in 1982 stonden bijvoorbeeld Mexico en Argentinië aan de rand van het bankroet. Een weg werd voor het kapitalisme afgesloten. Waaruit zou nou de nieuwe vlucht vooruit bestaan? De verschulding van de Verenigde Staten! Vanaf 1985 is dit land, nadat het de crediteur van de wereld was geweest, geleidelijk aan de grootste debiteur geworden. Met een dergelijke manoeuvre is het kapitalisme erin geslaagd zich van zijn overleving te verzekeren, maar slechts door de economische basis van de belangrijkste macht ter wereld te ondergraven. Deze strategie bleek onhoudbaar te zijn tijdens de stuiptrekkingen die elkaar van 1987 tot 1991 opvolgden. Sindsdien is de wereldeconomie georiënteerd op wat men de ‘delocalisaties’ heeft genoemd: om de gestegen productiekosten, die de belangrijkste economieën verstikten, te verminderen, heeft men hele productietakken verplaatst naar de beroemde Asiatische ‘tijgers en draken’. Maar opnieuw zijn de hevige stuiptrekkingen van 1997 tot 1998, de roemruchte ‘aziatische crisis’, uitgelopen op de ineenstorting van al deze landen, die men ons had voorgesteld als het levende bewijs van de kapitalistische welvaart. Alleen China is er vooralsnog in geslaagd om ‘de meubels te redden’, voor een groot deel dankzij zijn miserabele lonen. Het is vandaag zelfs een directe concurrent geworden van de belangrijkste kapitalistische landen. De bliksemsnelle opgang van China leek een flagrante tegenspraak van de wereldeconomie op te lossen – de het gewicht van de productiekosten dat ondragelijk was geworden – maar zij heeft ook de concurrentie naar steeds ondragelijker hoogten doen opklimmen.
In de afgelopen jaren heeft het kapitalisme zich een schijn van ‘welvaart’ kunnen  aanmeten dankzij een gigantische onroerendgoedspeculatie, die de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Spanje, en een veertigtal andere landen heeft geraakt. De ‘boom van  het gesteente’ is een schreeuwende uitdrukking van de graad van aberratie die het systeem bezig is te bereiken. Het doel van de huizenbouw was helemaal niet om te voorzien in de woonbehoeften van de mensen... het aantal daklozen is in de afgelopen jaren slechts gestegen, in het bijzonder in de Verenigde Staten! Het doel bestond uit niets anders dan de onroerendgoedspeculatie. In Dubaï is de woestijn bezaaid met wolkenkrabbers, zonder andere bestemming dan om de honger van internationale investeerders te stillen, die erop azen om grote winsten te maken door woningen te kopen om ze drie maanden later weer te verkopen. In Spanje zijn de kuststreken die nog niet tezeer overbevolkt waren, bedekt met percelen, wolkenkrabbers en golfterreinen. Al dat heeft de zakken van een minderheid gevuld, maar het merendeel van deze bouwsels blijft dramatisch leegstaan. Een van de gevolgen van deze speculative waanzin is dat huisvesting ontoegankelijk is geworden voor het merendeel van de arbeidersfamilies. Miljoenen mensen hebben hypothecaire leningen moeten sluiten die zich tot over 50 jaar kunnen uitstrekken (!), of hebben enorme hoeveelheden geld in de ‘bodemloze put van de huren’ moeten gooien. Honderduizenden jonge stellen zijn ertoe verplicht om in onderhuur te leven in krotten of opgehokt bij hun ouders. Vandaag is de zeepbel uit elkaar geklapt en een kwetsbare economie, waarin alles door de paperclip van de speculatie, van de boekhoudfraude, van het uitstel van betaling voor onbepaalde duur, bijeen wordt gehouden voor een gefantaseerde ‘toekomstmarkt’, zinkt weg in gewelddadige stuiptrekkingen.

Het enig mogelijke antwoord van het kapitalisme: de gevolgen van de crisis op de ruggen van de arbeiders afwentelen


Tien jaar geleden hebben we een balans opgemaakt van deze voortdurende vlucht vooruit in het krediet (1): “Deze tussenkomst van de staat om de crisis te beheren, waaraan zij zich tracht aan te passen, die zij probeert te vertragen en uit te stellen, heeft de belangrijkste industriële landen in staat gesteld om een brutale ineenstorting, een algemene desintegratie van het systeem, te vermijden. Zij heeft echter niet de crisis opgelost, of ook maar één van haar meest acute uitdrukkingen zoals de werkloosheid of de inflatie. De enige verworvenheid van dertig jaar lang “de crisis beheren” is een soort georganiseerde afdaling in de afgrond, een kans voor de geplande val door achtereenvolgende recessies, wier enige werkelijke resultaat geweest is om het lijden, de onzekerheid, en de wanhoop van de arbeidersklasse en de overgrote meerderheid van de wereldbevolking tot in het oneindige voort te zetten. Aan de ene kant is de arbeidersklasse van de grote industriële centra onderworpen aan een systematische politiek van geleidelijke, maar voortschrijdende loondalingen, achteruitgangen in haar levensomstandigheden, haar werkzekerheid, haar overleven zelf. Aan de andere kant is de grote meerderheid van de wereldbevolking, die in de enorme periferie rond de kapitalistische zenuwcentra in ellende leeft, ondergedompeld in een situatie van barbaarsheid, honger en dood, die zeer wel kan worden aangeduid als de grootste genocide die de mensheid ooit heeft geleden.”

In feite is de balans van de afgelopen veertig jaar verschrikkelijk. In de jaren 1960 had het merendeel van de arbeiders, zelfs in de minder rijke landen, een min of meer vaste arbeidsplaats; vandaag is overal de precariteit, het onvaste werk, de heersende tendens. Sinds meer dan 20 jaar is het reële loon van de arbeiders van de rijkste landen niet opgehouden te dalen. En in de armste landen bereikt het gemiddelde loon nauwelijks de $100,- (2). De werkloosheid is chronisch geworden. Het beste waarin de staten geslaagd zijn is om haar sociaal minder zichtbaar te maken. De bourgeoisie is erin geslaagd om de werklozen hun werkloosheid te laten beleven als een schandelijk stigma. Officiëel zijn het slechts luilakken, nuttelozen, ‘verliezers’, die niet in staat zijn om te profiteren van de ‘schitterende werkgelegenheidskansen’ die hen, volgens deze propaganda, zouden worden geboden. En wat te zeggen van de pensioenen? De oudste generatie die momenteel aan het werk is (die van 50 tot 60 jaar) ziet haar mogelijke pensioenen wegsmelten als sneeuw voor de zon, ze zullen lager zijn dan die welke hun ouders hebben gehad, en een belangrijk deel van deze toekomstige gepensioneerden begrijpt dat ze in werkelijkheid gedwongen zullen zijn om na hun 60ste of 65ste door te gaan met allerlei losse baantjes om te overleven. En het staat vast dat de jongeren van vandaag nooit het minste pensioen zullen kennen.

Het kapitalisme moet sterven, opdat de mensheid kan leven

Deze catastrofale perspectieven bestaan al sinds 40 jaar. Maar het kapitalisme heeft deze buitengewone capaciteit om illusies te zaaien en om te doen geloven dat de fameuze cyclus ‘crisis – welvaart’ eeuwigdurend is. Welnu, vandaag is het vermogen van de kapitalistische staat om de crisis te “begeleiden” door lapmiddeltjes verzwakt. De nieuwe duik die zich aankondigt, zal dientengevolge, nog maar brutaler en abrupter zijn dan de vorige. De aanvallen tegen het proletariaat en de gehele mensheid zullen dus nog gruwelijker en en destructiever zijn: een uitbreiding van imperialistische oorlogen, aanvallen op de lonen, stijging van de werkloosheid, en van de werkonzekerheid, verdubbeling van de ellende. In alle landen roepen de regerenden op tot kalmte en beweren dat ze oplossingen hebben om de economische motor weer op gang te brengen. En overal neemt de oppositie deel aan het bedrog, terwijl ze de catastrophe toeschrijft aan het beleid van de partij die aan de macht is, en een ‘nieuwe politiek’ belooft.
Laten we ons niet voor de gek houden! De ervaring van de afgelopen maanden is erg instructief: de regerenden van deze wereld, van alle kanten en alle kleuren, gewapend met hun chorten aan ‘deskundigen’ en financiële goeroes, hebben de hele waaier aan formules om ‘uit de crisis te geraken’ uitgeprobeerd. We kunnen bevestigen dat hun gepruts gedoemd is te mislukken. Het proletariaat, de arbeiders van de hele wereld, kunnen hen geen vertrouwen schenken. Wij kunnen alleen vertrouwen hebben in onze eigen krachten! Wij moeten onze strijdervaring ontwikkelen, onze solidariteit, ons debat, en moeten ons bewustzijn ontwikkelen om, na een inspanning die slechts hard en moeilijk kan zijn, het vermogen te ontwikkelen om het kapitalisme te vernietigen, dat tot een hindernis is geworden voor het overleven van de mensheid. Het devies van de Communistische Internationale in 1919 “Het kapitalisme moet creperen opdat de mensheid kan overleven!” is meer dan ooit actueel.

Acción Proletaria, nr. 199, 23 januari 2008, orgaan van de IKS in Spanje

(1) Thirty years of the open crisis of capitalism (Dertig jaar open crisis van het kapitalisme) een driedelige artikelenserie in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nrs. 96, 97, 98 (1999). Het citaat is afkomstig uit het eerste deel.

(2) Dit inclusief de overweldigende meerderheid van arbeiders die zogenaamd “profiteren” van het “Chinese mirakel”.

De Revolutie in Duitsland van 1918-1919

  • 6302 keer gelezen

Het is 90 jaar geleden dat de proletarische revolutie haar tragische hoogte­punt beleefde in de gevechten van 1918-1919 in Duitsland. Na de zegevie­rende revolutie in Rusland van oktober 1917 was Duitsland tot het centrale slagveld van de wereldrevolutie geworden. Hier werden de beslissende ge­vechten geleverd... en verloren. De revolutionaire beweging bracht de heer­sende klasse bijna om haar klassenheerschappij.

1. Inleiding


Het is 90 jaar geleden dat de proletarische revolutie haar tragische hoogte­punt beleefde in de gevechten van 1918-1919 in Duitsland. Na de zegevie­rende revolutie in Rusland van oktober 1917 was Duitsland tot het centrale slagveld van de wereldrevolutie geworden. Hier werden de beslissende ge­vechten geleverd... en verloren. De revolutionaire beweging bracht de heer­sende klasse bijna om haar klassenheerschappij.
Maar, over welke Duitse revolutie hebben we het hier? Zelfs in Duitsland weten vele arbeiders er niets over. Nog steeds zit het trauma van de contra­revolutie, en in het bijzonder van het nationaal-socialisme, er diep in. Is er wel ooit een Duitse revolutie geweest? En wanneer dat zo is, welke lessen kun­nen we eruit trekken voor de toekomstige strijd? Om een antwoord te geven op deze vragen, en om erover te kunnen discussiëren, laten we de gebeurte­nissen voor zich spreken.

 

 

2. Een korte voorgeschiedenis van de revolutionaire golf.


De internationale revolutionaire golf begon als oppositie tegen de oorlog, en dit maar weinig jaren na de grootste politieke nederlaag van de arbeiders­klasse: de ineenstorting van de socialistische internationale door het verraad van grote delen van de sociaal-democratie, die instemden met de oorlogskre­dieten, en die daarmee hun toestemming gaven aan de wereldoorlog.
De vakbonden mobiliseerden het proletariaat voor de wederzijdse afslach­ting van de klassenbroeders en – zusters aan de andere kant van de nationale grenzen. Engels had in 1895 al gewaarschuwd dat de wereldrevolutie niet vanzelf zou komen, maar dat het alternatief luidt: “Socialisme of barbarij.”
Voor het eerst waren de revolutionairen bang dat de revolutie te laat zou kunnen komen. Rosa Luxemburg schreef in 1915 in haar gevangeniscel over de slachtvelden van de oorlog:
“Het is onze kracht en onze hoop die daar rij aan rij, als het gras onder de sikkel, dagelijks wordt weggemaaid (...), de voortroepen van het hele we­reldproletariaat (...) Hier laat de wereldoorlog zich niet alleen zien als een grandioze moord, maar ook als een zelfmoord van de Europese arbeiders­klasse.” (Juniusbrochure)
Het was belangrijk dat de revolutionairen de hele arbeidersklasse hielpen om  aan deze politieke desoriëntatie te ontsnappen. Er werd illegaal revolutionai­re propaganda gemaakt, men nam deel aan manifestaties voor brood, er wer­den weer versterkt contacten met revolutionairen in het buitenland aange­knoopt. Op 1 mei 1916 sprak Karl Liebknecht zich op de Potsdamer Platz in Berlijn voor 10.000den tegen de oorlog uit. Hij werd gearresteerd en in de gevangenis gezet, maar de krachtige stem van het pro­letarisch internationalisme en de proletarische solidariteit was weer te horen! Dientengevolge kwam het in vele steden van Duitsland en ook in Rusland, tot solidariteitsstakingen voor Liebknecht.
Het was belangrijk voor het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse, dat ze de oorlog door de socialistische revolutie zou beëindigen, dat was toen de over­tuiging van de revolutionairen. Al het andere zou slechts een ‘staakt het vu­ren’ zijn voor de volgende oorlog. De Bolsjewiki hoopten al dat met de pro­letarische revolutie  de wereldoorlog beëindigd zou worden. De Russische revolutie was de eerste stap van de wereldrevolutie. Maar de paradox was dat het wegvallen van Rusland uit de wereldoorlog vooreerst de wereldoor­log verder aanwakkerde, omdat dit het Duitse imperialisme uit zijn dilemma  van een tweefronten-oorlog had bevrijd. Al in 1917 vonden er massastakin­gen in Duitsland plaats in solidariteit met de revolutie in Rusland. In 1918 wachtte het proletariaat met smacht op de revolutie in Duitsland. Er waren ook steeds meer massastakingen in alle grote Duitse steden. Zo staakten bij­voorbeeld een half miljoen arbeiders in Berlijn, maar vooralsnog was dit nog de voorbereiding op de revolutie. De soldaten werden steeds meer oorlogs­moe, velen deserteerden, de bevolking aan het thuisfront hongerde, en vanaf september 1918 verklaarde de Duitse Opperbevelhebber de oorlog voor verloren. Er werden onderhandelingen met de Entente-mogendheden opgenomen. Onder­tussen debatteerden de Spartakisten met de revolutionaire voorlieden (Obleute) over het tijdstip van de revolutionaire opstand. De revolutionaire voorlieden waren oorspronkelijk een kleine kring sociaal-democratische ka­meraden, die een groot vertrouwen onder de collega’s genoten, omdat ze zich tegen de oorlog uitspraken. Ze waren meestal hooggekwalificeerde en gevormde metaalarbeiders, die erom bekend stonden om in solidariteit voor de belangen van andere, zwakkere delen van de arbeidersklasse te strijden. In de oorlog vormde zich een heel netwerk rondom hen. Ze werden leden of sympathisanten van de linkervleugel van de Onafhankelijke Sociaal-democratie (USPD), inclusief de Spartakusbond. Voor iedereen onverwacht kwam de revolutie, niet in Berlijn, maar in Wilhelmshafen.

 

 

 

 

3. De elementaire uitbarsting van de Duitse revolutie


De revolutie werd op gang gebracht door de matrozen van de hoogzeevloot. De aanleiding was, dat de officieren liever ‘eervol’ ten onder wilden gaan in een zinloze zeeslag, dan de schande te moeten dragen van de oorlogsnederlaag. Ze beraamden daarom een aanval tegen de Engelse vloot. Dit vertelden ze natuurlijk niet aan de matrozen en stokers. Maar er werden brieven van officieren door matrozen onderschept. De verontwaardiging was groot, want, hoe verrassend, de 80.000 matrozen en stokers wilden niet sterven. Op 4 november 1918 muitte desalniettemin maar een deel van de matrozen. De anderen hadden nog niet de moed gevat om voor hun leven te vechten. De muiters werden naar Kiel gebracht, in afwachting van een zeker doodsoordeel. Daarmee werd een van de centrale vragen van de proletarische revolutie op de agenda gezet: de kwestie van de solidariteit.1
Drie dagen lang debatteerden ze met marinesoldaten en dokwerkers wat hen te doen stond. Op de derde dag moesten ze op een plein bijeenkomen, omdat er bewapende posten voor het vakbondsgebouw waren neergezet. Maar daar werden zij vergezeld door duizenden arbeiders in een grote demonstratie. Dit was het begin van de Duitse revolutie. Maar de beslissing zou in Berlijn vallen. De overwinning stond geenszins van tevoren vast. De heersende klasse was vastberaden om in de hoofdstad het gevecht aan te gaan en de revolutie bloedig neer te slaan. Op de avond van de 8ste november observeerde Richard Müller, een revolutionaire voorman die al snel voorzitter van de algemene arbeiders- en soldatenraad zou worden (net als Trotski in Rusland), hoe contrarevolutionaire troepen de stad in kwamen, die eerder al ‘met succes’ tegen de Finse revolutie waren ingezet.2

 

 

 

 

4. 9 november 1918 – De revolutie bereikt de hoofdstad


Toen ging alles heel snel, op die 9de november in Berlijn. Alle ooggetuigen spreken van honderdduizenden arbeiders die ‘s ochtends vroeg uit de fabrieken en bedrijven in de richting van het stadscentrum marcheerden. Onderweg hield ze stil om andere arbeidersscharen op te halen, en gingen ze de kazernes in. Men vreesde het ergste, maar men was vastbesloten om tenminste te proberen de soldaten in de kazernes van zijn strijd te overtuigen. Er werden plakkaten gedragen: “Broeders, niet schieten!” De spanning steeg. En toen?  Er vielen geen schoten, en geen doden. In tegendeel, de soldaten openden zelf de kazernepoorten, hielpen de rode vlag te hijsen, zij sloten zich bij de massa’s aan. Men trok voorbij “Unter den Linden”. De oorlog was beëindigd, de arbeidersklasse had de Duitse revolutie ingeleid, maar de heerschappij van het kapitaal was daarmee nog lang niet ten val gebracht.
s’Middags riep Philipp Scheidemann onder de indruk van de massa’s de ‘vrije Duitse republiek’ uit. Friedrich Ebert was buiten zichzelf van woede, want hij had de keizer willen behouden. Ebert en Scheidemann behoorden voor de oorlog tot de rechter, reformistische vleugel van de sociaal-democratie; zij stonden aan de kant van Duitsland in de oorlog, en zij bestreden tenslotte als regering met alle middelen de proletarische revolutie.
Niet veel later riep Karl Liebknecht, die kort tevoren met honderden anderen politieke gevangen uit de gevangenis waren bevrijd, bij het stadslot voor honderdduizenden de socialistische revolutie uit, en riep op tot de strijd voor de wereldrevolutie. Het gejuich was onbeschrijfelijk. Tegelijkertijd bezetten de revolutionaire voorlieden een zaal in de Rijksdag en stelden oproepen op aan de arbeiders en soldaten van Berlijn, om de volgende dag afgevaardigden voor de arbeiders- en soldatenraad te kiezen.
Op 10 november vond de verkiezing van de arbeiders- en soldatenraad plaats. Deze benoemde een soort provisorische socialistische regering van SPD en USPD onder leiding van Ebert. Op dezelfde avond ondertekende Ebert een geheim verdrag met de nieuwe militaire leiding, om de revolutie neer te slaan. Dit was het einde van het keizerdom in Duitsland, maar de beslissende slag in de strijd tussen proletariaat en bourgeoisie moest nog worden geleverd.

 

 

 

 

5. De vorming van een revolutionaire partij


Nog vanuit de gevangenis volgde Rosa Luxemburg alle gebeurtenissen van de Duitse revolutie en analyseerde iedere ontwikkeling met typische scherpte, ondanks de lichamelijke gebreken die haar na jaren gevangenis plaagden. Hoewel de revolutie door arbeiders werd aangevoerd, noemde zij deze eerste fase “de revolutie van de soldaten”, want haar hoofddoel was de vrede – het beëindigen van de oorlog. Nu de wereldoorlog tot stilstand was gekomen, zag Luxemburg duidelijk dat er ook illusies over het einde van de oorlog zouden zijn. Dit bevestigt ook Richard Müller, want tijdens de eerste zitting van de arbeiders- en soldatenraad op 10 november in Berlijn had een groot deel van de soldatenafgevaardigden de revolutionairen die zich voor de voortzetting van de klassenstrijd uitspraken, en die de sociaal-democratie als contrarevolutionair brandmerkten, bijna gelyncht. Voor de revolutionairen had de Duitse revolutie echter duidelijk een proletarisch karakter, dat het duidelijkst tot uitdrukking kwam in de vorming van arbeiders- en soldatenraden. De vorming van raden was al de opbouw van eigen machtsorganen, en was daarmee in de grond al een oorlogsverklaring aan de burgerlijke machtsorganen. Zij betekende het begin van de burgeroorlog. De beslissende vraag was, of in de raden, in de arbeidersklasse in het algemeen, de revolutionaire proletarische visie de overhand zou krijgen. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches vertrouwden daarop. De tijd zou aan de kant van de arbeidersklasse zijn, want ondanks het einde van de oorlog werd het steeds duidelijker dat de massieve problemen van honger, inflatie en prijsstijging,, dalende lonen en werkloosheid voor het proletariaat bleven voortbestaan. Maar een proletarische revolutie heeft ook een revolutionaire partij nodig, om de klasse een politieke oriëntatie te geven. Een centraal probleem in Duitsland was dat een dergelijke partij, anders dan in Rusland, nog niet bestond. De oprichting van een communistische partij met een duidelijk revolutionair program was hoogstnoodzakelijk.
Zo kwam het eind december 1918 tot een congres van de Spartakisten en de Internationale Kommunisten Duitslands (IKD, de Bremer linkerzijde) die het oprichtingscongres van de Kommunistische Partij van Duitsland (KPD) werd. De revolutionaire voorlieden waren niet uitgenodigd, maar men verwachtte hun toetreding tot de partij na de oprichting. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches werden echter steeds ongeruster. Ondanks alle belangrijke vragen die werden bediscussieerd, dreigde het congres op de belangrijkste vraag te falen: Wat zijn de volgende stappen op weg naar de macht? Luxemburg verzorgde met een laatste krachtsinspanning een inleiding over deze vraag, en legde uit, dat de eerste fase van de revolutie primair een politieke was, omdat ze zich tegen de oorlog heeft gekeerd.  Economische eisen hadden in de novemberrevolutie slechts een ondergeschikte rol gespeeld. Maar nu is een tweede fase van de revolutie noodzakelijk, die door economische eisen gekenmerkt moet zijn, door klassenstrijd, met andere woorden: de massastaking. De massastaking verbindt economische, politieke en culturele eisen en leidt daardoor ook tot een centralisatie van de strijd. Dit is de weg tot de geslaagde revolutie, die ook eerst het hele land moet bereiken. De machtsovername staat vandaag nog niet op de agenda.
Hoewel velen door de inleiding van Luxemburg enthousiast geworden waren, wilden velen helemaal geen debat, maar wilden ze meteen overgaan tot stemming. Het congres begreep op dat moment, uit puur ongeduld en een gebrek aan debatcultuur, helemaal niet dat het hier en nu om de belangrijkste vraag van de Duitse, en daarmee van de wereldrevolutie überhaupt ging. Jogiches en Luxemburg waren totaal gechoqueerd. Ook de onderhandelingen met de revolutionaire voorlieden mislukten. Het wederzijds wantrouwen was te groot. Luxemburg sprak zich in de ‘rode vaan’ (de krant van de Spartakisten, respectievelijk van de KPD) uit voor de noodzakelijke aaneensluiting.

 

 

 

 

6. Burgeroorlog in Duitsland 1918 -1919


De contrarevolutie sliep uiteraard niet en bereidde middels talrijke provocaties het neerslaan van de revolutie voor. De sociaal-democratie fungeerde hier als het Trojaanse paard, want ondanks haar verraad was zij in de ogen van velen nog steeds een arbeiderspartij. De ontbinding van het leger bemoeilijkte de vorming van een geregelde troepenmacht voor witte terreur. Er werden ‘vrijkorps’ gevormd, die later de kern van de nazi-beweging zouden vormen. De sociaal-democratie rechtvaardigde de witte terreur in de media als strijd tegen de moordlustige Spartakisten. Tegelijkertijd riep de SPD-krant ‘Vorwärts’ openlijk op tot moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.
Op 6 december begon het grote offensief van de contrarevolutie. De vertrekken van de ‘Rode Vaan’ werden vernield, men probeerde de leiders van het uitvoerend comité van de arbeiders- en soldatenraden te arresteren, en er werd geschoten op een demonstratie van de Spartakusbond, met 18 doden als gevolg. Bovendien probeerden de ‘vrijkorps’ Karl Liebknecht te arresteren, respectievelijk te vermoorden. De reactie van de arbeidersklasse was: de eerste gigantische solidariteitsdemonstratie voor de Spartakisten, en meerdere stakingsacties in Opper-Silezië en in het Ruhrgebied.
Het tweede offensief van de contrarevolutie was op 24 december de aanval op de Volksmarine-divisie, die zich in het stadslot en de Marstall bevond. In een mediacampagne werden de matrozen als criminelen en als Spartakisten gebrandmerkt. Zij waren een symbool van de revolutie, want zij hadden de revolutie vanaf de kust in het land verspreid. Zij waren zowel de sociaal-democratie als voor de legerleiding een doorn in het oog. Men stelde hen een ultimatum: capitulatie zonder voorwaarden. Hoewel ze zonder meer de zwakkere partij waren, wilden ze tot het laatst doorvechten. Maar het grootse was: zodra de matrozen met kanonnen werden beschoten, ontwaakten talrijke arbeiders, vrouwen en kinderen, renden naar de overkant om de matrozen te steunen. Vaak slechts met hun moed, hun humor en hun overredingskunst bewapend, stelden zij zich voor de schietende troepen op. En inderdaad, de troepen smeten hun wapens weg, en ontwapenden hun officieren.
Zege! Op 25 december kwam het in Berlijn tot een reusachtige demonstratie, die ditmaal tegen de sociaal-democratie gericht was. Op weg terug naar huis bezette een deel van de demonstranten spontaan het kantoor van de Sociaal-democratische ‘Vorwärts’, uit verontwaardiging over de laster tegen de revolutionaire arbeiders, matrozen en soldaten. De sociaal-democratie nam dit als aanleiding voor het volgende offensief, tenslotte ging het om de verdediging van de persvrijheid! De revolutionaire voorlieden gingen naar de arbeiders in het ‘Vorwärts’ kantoor, en probeerde hen tot een geordende terugtrekking te bewegen, omdat het voor een gewapende opstand nog te vroeg was. Ook dit was een overwinning voor het proletariaat. De contrarevolutie verloor een voorwendsel om de revolutie in bloed te smoren.  Op 31 december kwam het tot een reusachtige demonstratie, die tegelijk een rouwstoet was voor de slachtoffers van de gevechten om het Marstall-gebouw. De woede van de arbeidersklasse groeide, de USPD trad uit de regering, de KPD werd opgericht.
Het derde offensief van de contrarevolutie volgde snel, maar de sociaal-democratie en de legerleiding hadden intussen erkend, dat directe aanvallen op symbolen van de revolutie (zoals Liebknecht en de Volksmarine-divisie) grote protesten veroorzaakten en de solidariteit aanwakkerden. Daarom werd een grote hetze gestart tegen de Berlijnse politiepresident, Emil Eichhorn, een linkse USPD’er. Men verwachtte geen grote solidariteit van de kant van de arbeiders, ook wanneer hij arbeiders had bewapend. Des te groter was de verrassing toen, op 5 januari 1919, 150.000 arbeiders gehoor gaven aan de oproep van de revolutionaire voormannen, en voor het hoofdbureau van politie aan de Alexanderplatz manifesteerden. Men had het zeer wel begrepen: een aanval op Eichhorn was inderdaad een aanval op de revolutie. Op 6 januari demonstreerden en staakten zelfs 500.000 arbeiders in Berlijn voor Eichhorn.
Wederom zegevierde de Duitse revolutie. Dit waren belangrijke etappe-zeges om het vertrouwen in de eigen macht van het proletariaat te versterken. Men was op de goede weg, maar de contrarevolutionaire gevaren lagen op de loer. Ondertussen waarschuwde de KPD in de ‘Rode Vaan’ dat het tijd was voor nieuwe verkiezingen van de raden, die zeker de ruk naar links van arbeiders en soldaten, sinds de verkiezingen van november, tot uitdrukking zouden brengen. Men bleef oproepen tot bewapening van de arbeiders, maar waarschuwde tegelijkertijd, dat het moment van de gewapende opstand nog niet gekomen was, omdat de hoofdstad er nog alleen voor zou staan. Nu volgde slag op slag.

 

 

 

 

7. De fatale valstrik van januari 1919


De contrarevolutie begon haar vierde offensief tegen de revolutie. Later hebben bronnen zonder twijfel bevestigd, dat de tweede bezetting van de ‘Vorwärts’ door provocateurs en verklikkers werd doorgevoerd, om een voorwendsel voor de gewapende slag van de witte terreur te creëren, in naam van de verdediging van de persvrijheid. Op dezelfde 6de januari gingen de arbeiders van Berlijn in algemene staking, men riep “Weg met de regering”. Tegelijkertijd kwamen de revolutionaire leiders bijeen, 70 voorlieden (USPD linksen en dichtbij de KPD), Karl Liebknecht en Wilhelm Pieck voor de KPD, en leiders van de USPD. Buiten wachtten demonstranten op politieke oriëntaties. Men beraadde zich over wat te doen. Er heerste besluiteloosheid, maar toen kwamen er meldingen binnen, volgens welke enkele garnizoenen hun bereidheid tot de gewapende opstand zouden hebben verklaard. Bovendien was toch het perskwartier en zelfs de ‘Vorwärts’ bezet. Men raakte het hoofd kwijt. Karl Liebknecht sprak zich nu tegenover deze situatie plotseling voor de gewapende opstand uit. Grote delen van de als altijd wankelmoedige USPD’ers wilden deze schijnbare radicaliteit in niets ten achterstaan, en spraken zich net zo gepassioneerd voor de opstand uit. De atmosfeer werd steeds geladener. Richard Müller trachtte om de aanwezigen tot bezonnenheid op te roepen. De situatie zou nog niet rijp zijn voor de opstand, men mag nu niet in blind activisme vervallen. Daarmee brengt men de hele revolutie in gevaar. Men liet hem nauwelijks uitspreken, en ging over tot afstemming. Allen stemden voor een algemene staking. Een grote meerderheid (tegen zes stemmen) stemde bovendien voor de val van de regering en de handhaving van de bezetting van de persbureaus. Bovendien werd het provisorische revolutionaire actiecomité opgericht.

 

 

 

 

8. De zogenaamde Spartakusweek – 5 tot 12 januari 1919


Precies de week van 5 tot 12 januari 1919 besliste uiteindelijk over het lot van de revolutie in Duitsland en in de wereld. Het werd snel duidelijk dat er valse meldingen waren gedaan: het garnizoen bleef passief, zelfs de volksmarine-divisie bleef neutraal. Men had toch wel het een en ander kunnen doen, zoals de officieren ontwapenen, de arbeiders bewapenen, het garnizoen agiteren, enzovoort. Maar nadat tot niets minder dan de gewapende machtsovername was besloten, leken dergelijke ‘kleine’ acties niet langer gepast. Liebknecht en Pieck hadden tegen het besluit van de KPD en haar program gehandeld. De KPD-leiding was totaal onthutst. Nu werd duidelijk, dat men de waarschuwingen in het referaat van Luxemburg tegen een vroegtijdige opstand niet had begrepen. Er ontstonden daarover enkele verhitte twistgesprekken tussen Luxemburg en Liebknecht. Wat zou men moeten doen, om de arbeiders weer uit deze val te bevrijden? De KPD werd het er snel over eens. Wanneer men tot dusver tegen de gewapende opstand is geweest omdat deze te vroeg kwam, moest men zich nu daar juist helemaal voor inzetten. Alleen een machtsovername door de arbeiders van Berlijn kon nog een bloedvergieten door de contrarevolutie verhinderen. Wanneer dit zou lukken, moest men erop hopen dat Berlijn lang genoeg zou standhouden, totdat de rest van het land zou volgen. Op het militaire vlak waren de krachtsverhoudingen tamelijk gelijkwaardig, maar er bestond een beslissende zwakke plek aan de kant van de arbeidersklasse: er was nog steeds geen heldere politiek leiding.
Weliswaar waren de arbeiders sinds november veel verder naar links opgeschoven, men wantrouwde de sociaal-democratie steeds meer, maar de politieke leiding lag nog steeds niet in de handen van de KPD, zij lag bij de centristen, de USPD. De USPD was echter alleen door haar houding tegenover de oorlog verenigd, men had geen eenheidsprogram. Sommigen waren voor de proletarische revolutie, anderen voor een meer ‘democratisch’ kapitalisme. Dit verwarde de arbeiders des te meer, omdat het provisorische revolutiecomité (waar de KPD’ers waren uitgetreden), nu ook nog met de SPD in onderhandelingen trad, in plaats van haar consequent te bestrijden. Dit was het ogenblik waarop de contrarevolutie zo lang had gewacht. Men sloeg toe met bomaanvallen, vuurgevechten, moord, lynch-justitie tegen arbeiders en soldaten, het lastigvallen van vrouwen en kinderen. De systematische jacht op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werd geopend. Maar nog was de strijd niet beslist.

 

 

 

 

9. De revolutionaire massastaking van januari tot maart 1919


Al in november had Rosa Luxemburg een tweede, nieuwe fase in de revolutie aangekondigd: de massastaking. Deze begon nu steeds massievere vormen aan te nemen, in antwoord op  inflatie, ontslagen, massawerkloosheid, arbeidstijdverkorting en honger; en wel uiteindelijk in andere belangrijke delen van Duitsland: in Opper-Silezië, aan de Nederrijn en in Westfalen, en Midden-Duitsland. In het Ruhrgebied staakten miljoenen mijnwerkers. Zij werden meteen brutaal door ‘vrijkorps’, gewapende bedrijfstroepen en de vakbonden aangevallen. De mijnwerkers vochten terug, en al zeer snel traden twee hoofdeisen in deze strijd naar voren:
1. Alle macht aan de arbeiders-  en soldatenraden.
2. Socialisatie van de fabrieken en mijnen.
Terwijl de massastaking zich steeds dieper over het hele land verspreidde, vocht het revolutionaire Berlijn voor zijn leven.

 

 

 

 

10. Mensenjacht


De arbeiders wilden massastakingen, maar geen straatgevechten. Zij eisten het terugtreden van de SPD-regering, maar zij waren ook boos op hun politieke leiding, die overhaast een opstand had geëist. De militairen namen het door verklikkers bezette ‘Vorwärts’ - kantoor met geweld in, en verklaarden de zogenaamde Spartakusopstand voor beëindigd. De hetz-campagne werd echter voortgezet. Hoewel Leo Jogiches Luxemburg en Liebknecht, de aanvoerders van de revolutie, had gesmeekt om zich een tijdje buiten Berlijn schuil te houden, namen zij dit niet in aanmerking. Maar de strop die contrarevolutie om hun nek legde werd steeds strakker aangetrokken. De mensenjacht bereikte op 15 januari 1919 haar hoogtepunt. Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden door ‘vrijkorps’ gearresteerd, mishandeld en brutaal vermoord. In de media werd de volgende dag beweerd, dat Luxemburg door een uitzinnige menigte gelyncht zou zijn, en dat Liebknecht ‘op de vlucht’ zou zijn neergeschoten. Slechts weinige dagen later werd duidelijk dat dit leugens waren. De moordenaars werd tot vlucht naar Nederland verholpen. Toen de moord bekend werd, ging er een schreeuw van ontzetting door de arbeidersmassa’s. Uit angst voor de reactie van de arbeiders riep de bloedhond Gustav Noske de oorlogstoestand over Berlijn uit, toen op 25 januari een demonstratie van honderdduizenden de lijkkisten van Liebknecht en 33 andere revolutionairen volgde. Het lijk van Rosa Luxemburg werd pas enkele maanden later in het Landwehr-kanaal gevonden. Maar voor de ‘socialistische’ regering rond Ebert volstond deze slag tegen de revolutie niet. Noske werd in het ambt geroepen om Berlijn te ‘zuiveren’. De Berlijnse arbeiders waren als verlamd, en konden zich nauwelijks te weer stellen, toen Noske arbeiderswijk na arbeiderswijk liet bezetten, arbeiders liet doodschieten en vrouwen liet mishandelen. Later werd duidelijk dat er helemaal geen schietende Spartakisten waren geweest waartegen de troepen van Noske moesten optreden. Veeleer werd er nachtenlang wilekeurig in het rond geschoten. De SPD richtte in Berlijn in feite een militaire dictatuur in, aldus Richard Müller.

 

 

 

 

11. Strijd om het voortzetten van de revolutie


In het Rijnland en in Westfalen escaleerde de situatie toen het leger probeerde de arbeiders- en soldatenraden de macht te ontnemen en hen te ontwapenen. Er werden 30.000 ‘vrijkorps’ naar het Ruhrgebied gestuurd. Op 14 februari riep de Arbeiders- en Soldatenraad op tot algemene staking en gewapend verzet. Toen op 21 februari het Generale Commando de totale ontwapening en de capitulatie van de raden eiste, was dit van hen verlangen om zelfmoord te plegen. Tegen een grote minderheid in besloten de raden toch om de eisen te accepteren, omdat de stemming voor een gewapende strijd nog niet algemeen zou zijn. Nu had men echter zijn gunstige uitgangspositie vroegtijdig en onnodig opgegeven! En inderdaad braken kort daarop de gevechten van de arbeidersklasse in Midden-Duitsland in volle hevigheid los. De arbeiders waren verontwaardigd, en op de volgende dag traden 145.000 arbeiders in staking. Hoewel alle voorwaarden geaccepteerd waren, beweerden de regeringstroepen dat dit niet het geval was, en daarom moest het Ruhrgebied militair bezet blijven. Pas in maart kwam het in het Rijnland en in Westfalen tot een heropname van de gevechten, maar nu met volle revolutionaire kracht.
De gevechten in Midden-Duitsland gingen ononderbroken verder. Hier waren het vooral de industriearbeiders, en voor het eerst grote delen van het spoorwegpersoneel. Dit was van groot strategisch belang. De sociaal-democratie had namelijk uitsluitend aan hen loonsverhogingen toegekend, om spoorstakingen te verhinderen, zodat de contrarevolutionaire troepen dwars door het land tegen de revolutie in stelling gebracht konden worden. Maar nu was de noord-zuid verbinding van het spoor voor de ‘vrijkorps’ onderbroken. Bijna alle beroepen in Midden-Duitsland staakten. Garnizoenstroepen in steden als Erfurt en Merseburg verzekerden aan de revolutionaire arbeiders hun bijstand. Hier vond de staking haar grootse uitbreiding. De enige mogelijkheid om de staking nog effectiever te maken, bestonden in de aansluiting van Berlijn.
Op 24 februari was de staking algemeen geworden. De Rijksregering en de nationale vergadering om Ebert was uit Berlijn gevlucht. Men zat angstig in het provinciestadje Weimar, midden in het stakingsgebied. Aan de sociaal-democratische praatjes over ‘vrede’ geloofden de arbeiders niet meer in het aangezicht van de bloedige misdaden in Berlijn en elders. Het lag nu aan de plenaire vergadering van de arbeiders- en soldatenraden in Berlijn om zich aan het hoofd van deze massagevechten te plaatsen.    
Ondanks de traumatische ervaringen van januari streed het Berlijnse proletariaat zo goed als het kon. Maar de raad was niet opnieuw gekozen geworden en beantwoordde niet aan de verdere ruk naar links onder de arbeiders. Tegen het verzet van de SPD in kon men tenslotte een termijn voor nieuwe verkiezingen voor de nationale arbeiders- en soldatenraad doorzetten. Op 19 april had de KPD al evenveel stemmen als de SPD. In de Berlijnse raden sloeg de stemming steeds meer over in de richting van revolutie. Maar nog was het niet april, en de Berlijnse arbeiders- en soldatenraad moest reageren op de oproep van de arbeiders in Midden-Duitsland. De SPD probeerde een algemene staking met alle middelen te verhinderen. De raad aarzelde. Toen kwamen afgevaardigden uit grote Berlijnse bedrijven hem meedelen, dat de massabijeenkomsten in de bedrijven al tot de staking hadden besloten. De algemene staking was daarmee ook in Berlijn bijna overal effectief. Zelfs SPD-afgevaardigden in de arbeiders- en soldatenraden stemden tegenover deze nieuwe situatie tegen hun partijlijn en vóór de revolutie.
Het was tragisch: het Berlijnse proletariaat had zich nog één keer vermand om zijn klassenbroeders en -zusters te volgen, en toch kwam men te laat. In Midden-Duitsland was de algemene staking, na lang te zijn volgehouden, zojuist beëindigd. Het trauma van januari 1919 bleek fataal geweest te zijn. Nu sloeg het uur van de contrarevolutie. Ze woedden vooral in Berlijn, jaagden op arbeiders en communisten. Ze vermoordden er duizenden, waaronder ook Leo Jogiches. Arbeiderswijken, zoals Berlin-Lichtenberg, werden vanuit de lucht gebombardeerd.
De voorzitter van de arbeiders- en soldatenraden in Berlijn, Richard Müller, schreef later in zijn geschiedenis van de Duitse revolutie:
“Dat was de meest geweldige opstanding van het Duitse proletariaat, van de arbeiders, bedienden en ambtenaren en zelfs van een deel van de kleinburgerlijke middenlagen, een opstanding die aan grootheid en diepgang totdusver nog niet opgetekend kon worden (...) Niet alleen in de hier behandelde delen van Duitsland stonden de volksmassa’s in de algemene staking: in Sachsen, Baden, en Beieren, overal sloegen de golven van de sociale revolutie tegen de muren van de kapitalistische productie- en eigendomsorde. De arbeidersmassa’s schreden verder op de weg, die in voortzetting van de van de politieke omwenteling van november 1918 moest worden begaan.”
Vervolgens heeft Müller een stelling geopperd waarbij wij ons willen aansluiten:
“Wanneer de januari-putsch niet was uitgevoerd, dan zou het Berlijnse proletariaat de strijders in Rijnland-Westfalen en in Midden-Duitsland tijdig hebben kunnen ondersteunen; de revolutie zou met succes verder gevoerd geworden zijn, en het nieuwe Duitsland zou een ander politiek en economisch gezicht hebben gekregen.”

 

 

 

 

12. Hoofdstellingen van de Internationale Kommunistische Stroming

 

 

 

In deze inleiding hebben we geprobeerd om de historische gebeurtenissen voor zich te laten spreken, en ook om de hele menselijke dramatiek, in aanzetten, weer te laten opleven. We willen tot slot enkele hoofdstellingen over de revolutie in Duitsland naar voren brengen:
1. De gebeurtenissen waren een reusachtige, door de massa’s gedragen proletarische revolutie.
2. In tegenstelling tot Rusland mislukte de revolutie in Duitsland mede omdat een sterke, gecentraliseerde partij ontbrak, die het vertrouwen van de Duitse arbeidersklasse genoot.
3. Een hoofdreden voor de moeilijkheden van de revolutie in Duitsland bestond eruit dat de tegenstander veel sterker was dan in Rusland. Bovendien had de Duitse heersende klasse lessen getrokken uit de revolutie in Rusland, en slaagde zij erin de sociaal-democratie als haar Trojaanse paard te gebruiken.
4. De mislukking van de revolutie in Duitsland stond niet van tevoren vast of was onontkoombaar, het stond op het scherpst van de snede.
5. De revolutie was de ineenstorting van de heerschappij van het kapitaal in Duitsland al veel dichter genaderd dan in het algemeen wordt aangenomen.

IKS, december 2008

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • De revolutionaire golf 1917-1923 [1]

Thema's verdiepen: 

  • Duitsland 1919 [4]

Structuur van de site: 

  • Thema's verdiepen [5]

Geschiedenis van de arbeidersbeweging: 

  • 1919 - De Revolutie in Duitsland [6]

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: 

  • Hollandse en Duitse Linkerzijde [7]

Joop Wandelee

  • 2350 keer gelezen

Op 84-jarige leeftijd is 2 september 2008  Joop Wandelee overleden. Er is niets vreemds aan dat we deze Amsterdamse arbeider en anarchist, die via vader en grootvader uit de school van Domela Nieuwenhuis kwam, en die we al van vóór het ontstaan van onze organisatie kenden, in ere houden. Joop was namelijk een overtuigd proletarisch internationalist. Ook al was hij het voor het overige volslagen met ons oneens, hij was zich er ten volle van bewust dat we dit punt gemeenschappelijk hadden. Van jongs af aan stond hij open voor debat met ‘radencommunisten’. Hij verdedigde dat ze, anders dan stalinisten en trotskisten, waarachtige klassenstrijders waren.
Wars van ieder kleingeestigheid kwam hij meerdere malen naar onze bijeenkomsten om te debatteren. Ook zette hij anderen daartoe aan, zoals vooral voor het marxisme-anarchisme debat te Amsterdam in november 1999, waar we stevig, maar ook in volle onderlinge solidariteit, de degens met elkaar hebben gekruist (1). Hij verdedigde onze aanwezigheid op de Pinksterlanddagen in Appelscha en reageerde met verontwaardiging op de “sektariërs” van de anarchistische boekenbeurs in Utrecht die ons de toegang weigerden en hij noemde het “schandalig” dat er binnen de anarchistische wereld mensen waren die “zichzelf anarchist noemen en klassenstrijders uitsluiten”, en die zelfs probeerden om ons van het trottoir voor het gebouw te jagen. Bij ons was hij altijd welkom.
Dat was Joop, eenvoudig, eerlijk, recht door zee, luisterend naar argumenten, solidair en nooit bang zijn overtuiging met vuur tegenover iedereen te verdedigen.

IKS, 14 december 2008

(1) Zie: De Hollandse Linkerzijde, een brug tussen Marxisme en anarchisme?, in Wereldrevolutie, nr, 89; vervolgens: Stellingname over het publiek debat in Amsterdam: De onmacht van de anarchisten om het kapitalisme te bestrijden, in Wereldrevolutie, nr. 90, en tenslotte: Debat over anarchisme/radenisme: Antwoord aan Daad en Gedachte, in Wereldrevolutie, nr. 91.

Zie tevens: De Vrije [8]

Locaal pamflet: Financieel debacle van het kapitalisme: welke vooruitzichten voor onze lonen en levensvoorwaarden?

  • 2536 keer gelezen
Beurzen storten in, aandelen kelderen, banken gaan failliet, de economie komt nagenoeg tot stilstand. “Wat is er toch gaande? Beleven we een nieuwe krach zoals in 1929?” en vooral: “Hoe kon dit zover komen? Wie of wat veroorzaakt dit? Is het de schuld van de onverantwoorde kredietpolitiek van de Amerikaanse hypotheekbanken, van het onzorgvuldig fondsenbeheer door de banken of van de speculanten die door paniekvoetbal het evenwicht op de beurzen ernstig hebben verstoord?” Dat zijn de eerste vragen die eenieder zich stelt. Maar daarnaast komt er snel een tweede reeks vragen op: hoe kunnen we ons veilig stellen? Wat kunnen we stellen tegenover de dreigende recessie? Bestaat er een vooruitzicht van gezamenlijke strijd om ons te verdedigen tegen de gevolgen van de crisis? In wat voor wereld leven we eigenlijk, is er dan geen alternatief?

De ‘kredietcrisis’ is de crisis van het kapitalisme


Op 24 september 2008 hield de president van de Verenigde Staten, George W. Bush tegenover commentatoren en journalisten, een opmerkelijke toespraak. Hij kondigde direct aan welk noodweer het ‘Amerikaanse volk’ te wachten staat: “Sinds enkele weken leven vele Amerikanen in angst met betrekking tot hun financiële situatie en hun toekomst. [...] We zagen grote schommelingen aan de beurs. Grote financiële instellingen staan aan op het punt ineen te storten, en sommigen zijn bankroet. Terwijl de onzekerheid toeneemt passen vele banken striktere kredietregels toe. De kredietmarkt is geblokkeerd. Gezinnen en bedrijven hebben het moeilijker om geld te lenen. [...] Sleutelsectoren van het financiële systeem van de Verenigde Staten dreigen ineen te storten. [...] Amerika kan afglijden in de financiële paniek, en we zijn getuige van een bedroevend treurspel. Meer banken zullen failliet gaan, waarvan sommigen in uw gemeenschap. De aandelenmarkt zal nog meer ineenzakken waardoor de waarde van uw zichtrekeningen zal dalen. De waarde van uw huis zal dalen. Het aantal huisuitzettingen zal toenemen.” Ook in Frankrijk heeft het economisch noodweer toegeslagen. Alle seinen staan op rood.
De Belgische regering presenteerde vrijdag 26 september 2008 haar eerste meerjarenbegroting (2009-2011) die nog het meest weg had van een crisisbegroting. Veel eerdere beloften en toezeggingen zijn ingetrokken. Deze crisisbegroting komt niet als verrassing. Want in een toespraak de dag voordien zei de president al dat Frankrijk hard wordt getroffen door de wereldwijde financiële crisis. “De Fransen de waarheid vertellen, is hen zeggen dat de huidige crisis de komende maanden een weerslag zal hebben op de groei, op de werkloosheid, op de koopkracht.”
In België is het al niet anders: “Toen de crisis volledig losbarstte was het alsof er een lawine of orkaan over het land dreigde te komen” verklaarde premier Yves Leterme. De hele economie wordt bedreigd. “In het belang van het land en de bevolking moeten de rangen worden gesloten”, zo werd er verklaard. En op opmerkingen dat de reddingsoperatie van Fortis en Dexia toch wel ernstige gevolgen zal hebben voor de begroting, met name voor onvermijdelijke besparingen, repliceerde de premier snedig maar zonder omwegen: “Heeft u een alternatief? Wilt u misschien het failliet?”
– Komt er een nieuw 1929 ?
Om ons gerust te stellen komt een legertje economisten ons in de media uitleggen dat de huidige crisis zeker zeer ernstig is maar dat ze niet te vergelijken is met de krach van 1929 en dat de motor wel terug zal opstarten. Voor een deel hebben ze gelijk. Tijdens de grote depressie gingen er duizenden banken failliet in de Verenigde Staten, verloren miljoenen mensen hun spaarcenten, liep de werkloosheidsgraad op tot 25% en zakte de industriële productie met nagenoeg 60%. De economie viel om zo te zeggen stil. Toen reageerden de regeringsleiders zeer laattijdig. Gedurende lange maanden lieten ze de markten aan hun lot over. Erger nog, hun enige maatregel bestond erin de grenzen te sluiten voor buitenlandse goederen (door protectionisme) en dit leidde tot een volledig vastlopen van het systeem.
De huidige context is zeer verschillend. De bourgeoisie heeft lessen getrokken uit deze economische ramp, zij heeft zich bewapend met internationale controleorganen en houdt angstvallig de crisis in de gaten. Sedert de zomer van 2007 hebben de verschillende centrale banken (vooral de Amerikaanse FED en de Europese centrale bank) nagenoeg 2000 miljard dollar ingebracht om de noodlijdende instellingen te redden. Ze zijn er zo in geslaagd de totale en brutale ineenstorting van het financiële systeem te vermijden. De economie vertraagt zeer snel maar blokkeert niet: in België verwacht men voor 2009 minder dan 1% groei, in Duitsland nog slechts 0,5 %.
Maar in tegenstelling tot wat deze geleerde specialisten beweren, is de huidige crisis veel ernstiger dan in 1929. Immers, de wereldmarkt is volledig verzadigd en de groei van de laatste decennia is slechts mogelijk geweest door een massale vlucht in de schulden en de wilde speculatie. Wanhopig op zoek naar wat rendabiliteit, werden de laatste decennia  wereldwijd miljoenen dollar geïnvesteerd met steeds groter risico’s: lagere rentes en steeds minder reële tegenwaarde. Zo werden onder meer mensen ertoe aangezet huizen de kopen voor prijzen ver boven de werkelijke waarde en extra hypotheken te nemen om de gezinskas gevuld te houden. Dat ging goed zolang de huizenprijzen bleven stijgen. Toen het mis dreigde te lopen probeerden veel speculanten hun geld veilig te stellen door massaal aardolie, bio_brandstoffen en basisvoedingsproducten in te slaan. Zo werden prijzen daarvan kunstmatig opgedreven, waardoor de huishoudens nog dieper in de problemen kwamen. Steeds meer hypotheken konden niet meer worden afbetaald, de huizenmarkt, toch al onder druk, stortte in verschillende landen in, vooral in de Verenigde Staten. Zo werden miljoenen Amerikaanse gezinnen uit hun huis gezet en worden die huizen nu onder de waarde verkocht, voor een prijs veel lager dan de hypotheek die ze er op uitstond, wat de hypotheekbanken in de problemen brengt. Deze immense schuldenlast en het wanhopig zoeken naar enige rendabiliteit dreigen vandaag het kapitalisme steeds meer te verstikken.
– Moet het kapitalisme ‘moreler’ worden ?
Politici en economische beleidsmakers zoals Karel Vinck vertellen ons vandaag dat de onverantwoordelijke topmensen en speculanten gestraft moeten worden en dat de financiële wereld ‘moreler’ gemaakt moet worden om de excessen die de huidige crisis veroorzaakt hebben te beletten en om een terugkeer naar een ‘gezond kapitalisme’ mogelijk te maken. Wat ze hierbij niet vertellen is dat de ‘groei’ van de voorbije jaren net mogelijk was dank zij deze ‘excessen’, m.a.w door een algemene vlucht vooruit van het kapitalisme in de schulden en de ‘casino’-economie. Het zijn niet de ‘excessen van de financiële wereld’ die de echte verantwoordelijkheid dragen voor de huidige crisis; de excessen en de financiële crisis, waarbij naar schatting fondsen met een tegenwaarde van vier jaar wereldproductie in een paar weken in rook opgingen, zijn slechts een uitdrukking van de onoplosbare crisis, van de historische impasse waarin het kapitalistische systeem als geheel verzeild is. Daarom ook komt er geen ‘einde van de tunnel’. Het plan Bush van 700 miljard dollar dat het ‘financieel systeem moet gezond maken’ wordt noodzakelijkerwijze een mislukking. Het plan wil de twijfelachtige schuldvorderingen overnemen om de rekeningen van de banken aan te zuiveren en het krediet terug op gang brengen maar het lost niets ten gronde op. De diepe oorzaken van de crisis zijn steeds aanwezig: een markt die verzadigd is met onverkoopbare goederen en financiële instellingen, ondernemingen, staten en particulieren die onder een zware schuldenlast gebukt gaan.
De vooruitzichten op reële economische groei zijn dus bijzonder somber. De bourgeoisie zal niet aarzelen de rekening van haar crisis aan de bevolking te presenteren. Ondertussen moeten de staten al het geld waarmee ze de financiële wereld ‘ondersteunen’ zien het terug te krijgen, wat betekent dat er minder naar de werkenden en uitkeringsgerechtigden gaat en ook dat de bankbiljettenpers weer sneller gaat draaien, met toenemende inflatie als gevolg. Dat betekent nieuwe golven van bedrijfssluitingen, reorganisaties, ontslagen, loonsdalingen, belastingverhogingen, pensioenen die steeds meer in gevaar komen en tegelijk het opschroeven van de pensioen gerechtigde leeftijd, slechter onderwijs en gezondheidszorg. Steeds meer gezinnen zullen aangewezen zijn op uitkeringen die dalen.

Eenheid en solidariteit in het verzet tegen een sinds de jaren 30 ongekende verpaupering


Sinds de zomer van 2007 zijn meer dan twee miljoen Amerikaanse gezinnen uit hun huis gezet, nog eens één miljoen komt tussen nu en kerstmis op straat te staan. En het verschijnsel begint naar Europa over te waaien, in Groot_Brittannië is het aantal huisuitzettingen in de eerste helft van 2008 met bijna 50% toegenomen en in Spanje is het niet beter.
Ruim een jaar gelegen kwam de inflatie terug op het toneel. De grondstoffenprijzen en de prijzen van basisvoedingsprodukten schoten de hoogte in, met hongersnoden en oproer in vele landen en ook talrijke reacties in bedrijven.
Er is sprake van een verpaupering van de wereldbevolking: wonen, eten, zich verplaatsen; dat alles zal steeds moeilijker worden voor miljarden proletariërs.
Op korte termijn is er paniek. We worden door de gebeurtenissen overdonderd. Ieder denkt aan zijn eigen spaarcenten, afbetalingen, het studiegeld van zijn kinderen, zijn latere pensioen. Maar ieder in zijn hoekje kunnen we slechts een gevoel van onmacht ervaren. Dit gevoel wil de bourgeoisie juist verstevigen zodat de arbeidersklasse gebukt en gelaten de situatie ondergaat. Regeringen, politieke partijen, media, en patronaat roepen in het ijle ‘houd de dief’, bepleiten de onschuld van het kapitalistisch systeem gebaseerd op ongebreidelde winst en uitbuiting, smeren dit fatalistisch beeld breeduit en roepen op tot verantwoordelijkheidszin, tot het sluiten van de rangen achter ‘hun’ maatregelen die de arbeidersklasse de rekening van dit debacle voorlegt. Het élan van voor de vakantie is tijdelijk gebroken. Niet alleen is er de verbijstering van de financiële crisis, maar de bourgeoisie voerde intense communautaire campagnes, waar zij haar innerlijke verdeeldheid gebruikte om voor alles de schuld te leggen aan de andere kant van de taalgrens en de arbeiders tegen elkaar uit te spelen. Deze campagnes waren er duidelijk op gericht beslag te leggen op het sociale terrein door middel van nationalistische of regionalistische misleidingen om de aandacht van de arbeiders af te leiden van de aftakeling van het levensniveau.
Nu plotseling slaan ‘Walen’, ‘Vlamingen’ en ‘Brusselaars’ de handen ineen. De geloofwaardigheid van de regering Leterme wordt zelfs opgekrikt achter de financiële crisis. “Eindelijk neemt ze maatregelen om het land te besturen”, klinkt het triomfantelijk. “Fortis en Dexia worden gered en dus ook de spaarcenten van de mensen, de NVA is uit de regering gegooid, de weg ligt dus open om de communautaire problemen op een zijspoor te zetten en te beginnen de voor de Belgische staat noodzakelijke maatregelen te nemen”. Wat die inhouden kunnen we raden! Laten we ons niet vergissen: als de regering beweert onze spaarcenten te garanderen, doet ze dit niet voor wat onze koopkracht betreft, of onze lonen of uitkeringen. Voor wat hoort wat!
Op termijn moet het wel duidelijk worden dat het probleem zuiver economisch niet meer kan worden opgelost binnen het kapitalisme. En vooral dat iedere toegeving, ieder compromis binnen de logica van dit zieltogend systeem, tot nog ergere maatregelen leidt. De bourgeoisie in de verschillende landen worden immers enerzijds gedwongen de eigen werkende klasse nog harder te doen werken, nog goedkoper, met minder sociale ‘lasten’, enz. Deze concurrentie tussen de staten zal onvermijdelijk ook tot nieuwe militaire confrontaties leiden over invloedsferen, afzetmarkten, grondstoffen, strategische regio’s. Zo ziet de toekomst van het kapitalisme in crisis er uit: toenemende sociale en militaire spanningen, verpaupering en oorlog.

Hoe kunnen we ons verdedigen?


Het ware verschil met 1929 ligt niet bij het functioneren van de kapitalistische economie of de ernst van de crisis. Het is gelegen in de strijdbaarheid en het bewustzijn van de arbeidersklasse. Sinds 1968 heeft de arbeidersklasse de loden druk van de contrarevolutie van zich afgegooid. Niet enkel liet zij haar strijdbaarheid zien vanaf de eerste tekenen van de crisis maar zij zocht ook voortdurend naar een perspectief, naar een ‘andere’, betere samenleving, wars van uitbuiting, winstbejag, crisis en oorlogsgeweld en ontwikkelde zo haar bewustzijn. De immense campagnes uit 1989 over het ‘einde van het kommunisme’ brachten een harde klap toe aan dit verzet en deden vooral velen twijfelen aan de mogelijkheid tot een alternatief. Maar na zoveel jaren loze beloftes, en vooral de harde realiteit van groeiende ellende en oorlogsgeweld is de strijdbaarheid en het bewustzijn stilaan opnieuw aangezwollen.
Alle arbeiders hebben dezelfde belangen in de verdediging tegen de aanvallen op de arbeids_ en levensomstandigheden, maar tegenover een algemene aanval door de staat, zoals we vandaag meemaken, is het onmogelijk om dat te doen als we verdeeld blijven. In 1980 gingen Poolse arbeiders in massastaking in antwoord op prijsstijgingen, alle arbeiders tezamen, en waarmee het intrekken van de prijsstijgingen werd afgedwongen, zelfs als die later geleidelijk toch werd opgelegd. En in 2006 kwam het doordat de studenten bijeen begonnen te komen met de arbeiders dat de Franse regering besloot de CPE in te trekken, een aanval op de arbeidsomstandigheden van jonge arbeiders. Ook in de ‘stakingsgolf’ in België van winter 2007_2008 vonden we een eerste aanzet om aan te knopen bij deze noodzaak voor de strijd vandaag: een hervonden strijdvermogen, een langzaam maar zeker terugvinden van de klassenidentiteit, herhaalde pogingen tot klassensolidariteit. Wat half januari 2008 spontaan begon als een plaatselijk sociaal conflict voor ‘één euro meer’ veranderde snel in een ware stakingsgolf voor verhoging van de koopkracht die zich geleidelijk uitbreidde naar andere industrietakken en provincies. Daar werd terug een band gelegd tussen de ontslagen, de aanval op de werkvoorwaarden en de aantasting van de koopkracht. Het is nodig weer aan te sluiten bij de dynamiek van dit verzet!

Tegen alle verdelingen, samen, solidair de strijd aangaan!


De algemene vakbondsacties, zoals de manifestatie van 15.12.2007 rond het “redden van de koopkracht en de solidariteit” of de syndicale actieweek per regio midden juni 2008, beogen allen hetzelfde doel: dit overdenkingsproces en ontluikend verzet ‘op vangen’ en in onschadelijke banen leiden. Daarom kondigen de vakbonden allerlei actiedagen aan zoals nu terug voor maandag 6 oktober 2008 rond een compleet uitgehold eisenpakket. Zo wordt enkel het gevoel van onmacht versterkt. Terwijl de bourgeoisie vandaag de lonen en uitkeringen een flinke klap wil geven mobiliseert de vakbond iedereen achter de automatische koppeling van de lonen aan de index. Dat stelt ze in staat om zich op te werpen als kampioenen van de solidariteit door te mobiliseren voor het ‘redden van de index’ terwijl die ‘automatische koppeling’ allang veel meer een mythe dan werkelijkheid is. Dit alles laat zien dat vakbonden zich bewust zijn van de onvrede binnen de arbeidersklasse en van de noodzaak om daarop te reageren, maar ze doen dat om de strijd onder controle te houden en niet om die aan te moedigen. De houding van Herwig Jorissen, de flamboyante voorzitter van de rode metaalvakbond spreekt boekdelen in dit verband. Hij noemt de actiedag van 6 oktober zelfs ronduit gevaarlijk voor de werkgelegenheid: “Koopkracht is een bezorgdheid van de werknemers, akkoord, maar het behoud van hun job is dat nog veel meer. Wie naar de industrie kijkt, weet dat er slechte tijden op komst zijn. Kijk maar naar wat er allemaal in de textiel gebeurt. Het heeft geen zin om door stakingen nog wat meer banen in gevaar te brengen.”  Dat leverde Jorissen bloemetjes op van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka, die hem prijst voor ‘moed en verantwoordelijkheidszin’ (sic). De hoofdredacteur economie van de vooraanstaande krant De Standaard voegt er in zijn commentaar aan toe: “Hij beseft dat het onverkorte behoud van de automatische loonindexering de basis is van het behoud van koopkracht. En dat acties die index alleen maar in gevaar kunnen brengen. Hij beseft dat het behouden van jobs nog veel belangrijker is om die koopkracht te bewaren. Vanuit die redenering is niet meestaken vooral slim.” (Staken loont niet, De Standaard, 22.09.08)
Arbeiders kunnen enkel kracht ontwikkelen om de aanvallen te weerstaan als ze zich verenigen met andere arbeiders, eerst en vooral door samen te komen over alle verdelingen heen van vakbond of beroep, om te praten over hoe de aanvallen af te slaan. Dat betekent dat we de strijd in eigen hand moeten nemen en die niet mogen overlaten aan ‘specialisten’ van de vakbonden, om er voor te zorgen dat alle arbeiders kunnen deelnemen aan de besluitvorming over hoe de strijd te voeren. Het betekent ook het zich verenigen met andere arbeiders in strijd in andere werkplaatsen en industrieën door afvaardigingen te sturen naar andere massavergaderingen en blokkades of demonstraties.
Dit is het enige vooruitzicht dat ons in staat kan stellen onze levenstandaard te verdedigen, en het zelfvertrouwen te krijgen om in de toekomst het hele kapitalistische systeem ter discussie te stellen, met de economische crisis, oorlogen en ecologische rampen die het ons in het vooruitzicht stelt. Geen illusies meer! Het gaat nu ook niet om winnen of verliezen, maar om geleidelijk kracht op te bouwen, solidariteit te zoeken en te betonen, de koppen te verhelderen door met elkaar in debat te gaan.

6 oktober 2008, Internationalisme

Reacties op de IKS Discussie- en Ontmoetingsdag van 23 augustus 2008

  • 2397 keer gelezen
Discussiedag, commentaar
Het was een dag waar vragen vrijuit werden gesteld, werden bediscussieerd. Er werd dieper ingegaan op actuele, prangende onderwerpen als de oorlog in Georgië en de socio-economische (en ecologische) crisis. Welke problemen teisteren de wereld, waar wortelen ze en hoe moeten we ze dan aanpakken? Ook kunst en maatschappij kwamen aan bod. In feite was het uitgangspunt van die discussie niet zo verschillend van de overige: hoe de wereld veranderen? Kan kunst de maatschappij veranderen of beïnvloeden?
Vele vragen raakten uiteraard aan allerlei andere vragen, die nog lang niet allemaal zijn gesteld en beantwoord. De IKS moet niet alle vragen beantwoorden en dat kan zij ook niet. Voor mij hebben de verschillende discussies deuren geopend en dat is wat telt
Wat ik minder vond was de vrij drukke, gehaaste start. Dat kan liggen aan de late start. Opdat we op schema zouden blijven, moest het begin snel gaan, maar is het de moeite te ratelen als dit ten koste gaat van een begrip van de bedoeling van de dag, hoe ze er uit zal zien? Die vertraging lag natuurlijk niet enkel in de IKS haar handen. Er was afgesproken dat de uren zo goed mogelijk zouden nageleefd worden en de IKS heeft daar zichtbaar moeite voor gedaan, hoewel sommige discussies toch nog uitliepen.
De bedoeling van de eerste discussie over de “inzet in de huidige periode” of “les enjeux de la periode” was in het begin onduidelijk. Er werd een inleiding gegeven en men vroeg naar reacties. Uiteindelijk bleek dat de eerste discussie de volgende thema’s in een maatschappelijke context wilde plaatsen, een basis wilde vormen voor de volgende discussies. Zij moest een stevig kader bieden voor een beter begrip van de volgende onderwerpen. Ik betwijfel of iedereen de bedoeling van die eerste discussie heeft begrepen. Ik heb niet de indruk dat dit enkel bij mij het geval was, maar dat ook binnen de IKS zelf niet iedereen wist wat de bedoeling was, laat staan wat er ging gebeuren. Een communicatieprobleem misschien?
Over de discussiesfeer. Die was gezond, in die zin dat de discussies noch nonchalante koffiekletsen werden, noch een getier van jewelste. De discussies waren levendig: tegengestelde visies werden niet gemeden, naar opheffing van tegenstellingen werd gezocht. Er werd moeite gedaan vanuit de IKS om iedereen aan het woord te laten. Tijdens de discussie over kunst was dit opvallend. Dat is positief. Het is niet gemakkelijk om alle vragen van een zo verscheiden publiek te verlichten.
Ook was het goed dat niet iedereen steeds moest meedoen aan de discussies. Je kon gemakkelijk van je stoel komen en meehelpen aan de voorbereiding van de BBQ of een kleine pauze nemen. Het is niet zo dat dit werd gedaan om zij die meer “praktisch” zijn en minder “intellectueel” een gevoel van deelname te geven, nee, zo een denigrerende visie deel ik niet, zij waren wel degelijk belangrijk voor het welslagen van de dag. Elk individu heeft zijn capaciteiten en kwaliteiten en moet vrij zijn die te gebruiken naar vermogen. Die vrijheid werd hier gegeven.
De BBQ vond ik een succes. Heel gezellig en lekker, in een aangename omgeving.
Een grote stap vooruit t.o.v. vorig jaar!
Y

September 7, 2008
beste kameraden,

Vooreerst wil ik graag diegenen bedanken die de vergadering hebben georganiseerd en de vertalingen gedaan hebben.

Hieronder mijn opvatting over 23 augustus:

(…).  Het lokaal van de vergadering , de consultatie van vroegere kranten en de teksten in andere talen (oa van de farsi site) op de leestafel, de stukjes op het infopanel waren interessant en aantrekkelijk . De vergadering begon heel goed met het dat feit dat veel jongeren en ook anderen vandaag veranderingen in de maatschappij willen. Er werd benadrukt dat er een verandering in het bewustzijn van de arbeiders gaande is. In de uiteenzetting konden we zien hoe arbeiders in Egypte met hun solidariteitsbetoging een  hoger niveau van de bewustzijn bereikten. Het voorbeeld van de solidariteit van de arbeiders en de keuze van de kameraden om dit in de vergadering te lezen was indrukwekend. Het effect van de crisis op het bewustzijn van de arbeiders en ook op de misleidingen zoals door islam of nationalisme is niet in discussie gesteld door de aanwezigen. Want in de strijd van de arbeiders voor eigen behoefte kan noch de islam noch het nationalisme ze overtuigen. Dan ging de inleiding logisch naar de oorzaak: de crisis.
De kunst als symptoom van de maatschappij is ook benaderd. Jammer genoeg werd het vraagstuk van de organisatie minder besproken. Maar het eerste deel is goed besloten. Het leek zelfs dat dit eerste deel een samenvatting van de hele bijeenkomst was. (…).

De aanwezigheid van de vele jongeren was interessant. Ze waren zeer actief ( vooral in het discussieonderwerp over de kunst). Door dit aantrekkelijke onderwerp voor de jongeren kwamen heel veel punten ter discussie. Ik denk dat wij dit soort onderwerpen in de toekomst meer moeten plannen. Je kan met deze onderwerpen heel veel punten over de maatschappij in het algemeen naar voor brengen. (…). Jammer dat er twee discussies tegelijk waren in de namiddag. (…). Volgens mij was het een heel rijke en geslaagde discussiedag.  (…).

Met warme groeten,

N

Hoi !!!
Ik vond het gisteren 23/08 een zeer geslaagde dag, al heb ik zelf niks gezegd, ik vond het toch interessante discussies. (...). Ik vond het goed georganiseerd en een mooie opkomst.
Interessant vond ik de bijdragen over het internatioale karakter van de arbeidersklasse, dat je je niet mag laten opsplitsen in Taiwanezen en Belgiërs of Vlamen en Walen en niet in bedrijven of bedrijfstakken. Als hier een bedrijf dicht gaat en er ontslagen vallen en het bedrijf naar elders verplaatst wordt zo dat daar mensen voor een hongerloon kunnen gaan werken, worden beiden uitgebuit en dan is solidariteit het wapen.
Ik ben altijd onder de indruk van het toeverzicht dat de leden van de IKS uitstralen, ook van de analyse dat er sinds 2003 een heropleving van de strijd is.
Tevens vond ik zeer leerzaam de verschillen tussen de periode van slavernij, het feodale systeem en het kapitalisme. Tijdens de periode van slavernij werd maar 15% van de bevolking uitgebuit, die vervolgends stierven en weer aangevuld moesten worden. Niet erg efficient. Het feodalisme was veel efficienter, bijna de gehele bevolking werd uitgebuit en plante zich nog voort ook. Het feodalisme was vrij stabiel in tegenstelling tot slavernij en kapitalisme, zolang er maar genoeg grond was en genoeg boeren. Het kapitalisme is gevangen in de drang om steeds meer uit te buiten en is daardoor kwetsbaar voor crisis. 3/4 van de mensheid is buitengesloten. loont niet om uit te buiten maar daardoor krimpt ook je markt. Oorlog is de oplossing maar het proletariaat in het centrum laat zich niet mobiliseren tot een oorlog.
Partijen en vakbonden dragen niet toe aan het bewustzijn van de arbeidersklasse.
De oorlog in Georgië verschilt niet met de andere oorlogen de afgelopen 10 jaar, iedereenvindt dat hij rechten heeft in deze oorlog. Het is aan ons om duidelijk te maken dat er aan beide kanten altijd de soldaten en de burgers, dus de arbeiders sterven. Er is geen enkele reden om partij te kiezen, je moet juist geen partij kiezen behalve die van de arbeidersklasse.
Veel spekulaties mogelijk over wie er waarom begonnen is, iets uitgelokt heeft of iets deed wat daaraan vooraf ging. Oorlog wordt meer en meer de dagelijkse realiteit op deze aarde. Het is in wezen irrrelevant of Amerika vooraf op de hoogte was, toestemming gaf etc. Door het wegvallen van de twee blokken zijn er nu ex-satelliet landen die een eigen plan trekken met het risico dat kleine conflicten steeds groter worden.
Dat vond ik een beetje de interessantste bijdragen van de afgelopen discussie en ontmoetingsdag.
groet,
A.

ingezonden 24-08-2008

Kort een impressie over de zomerdag van 23 augustus

Ik vond het leuk om er voor de eerste keer geweest te zijn
-    Het was goed en heel interessant
-    De algemene inleiding was wellicht te lang. Sommige dingen werden wel 3 keer gezegd (…)
-    Discussie over kunst: beetje te abstract voor mij
-    De discussie over oorlog in Georgië was heel interessant
-    De IKS vulde elkaar heel erg aan
-    Een goed systeem van vertaling, maar het kan nog beter denk ik
-    Er waren veel verschillende meningen in de discussies, maar geen tegenovergestelde
-    misschien was het beter maar 1 discussie op één dag te houden om het mogelijk te maken het grondig te doen
-    het was een goeie barbecue en een gezellig samenzijn op het einde.

Eg., 13 september 2008

Stakingen bij het openbaar vervoer in Frankrijk

  • 2527 keer gelezen
Na een massale strijd van meer dan een week hebben de spoorwegmannen en de arbeiders van de RATP het werk hervat terwijl anderzijds ook de studentenbeweging ten einde lijkt te lopen. Toch heeft de regering op geen enkel belangrijk punt toegegeven. Alle aanvallen blijven behouden en Sarkozy heeft in zijn presidentiële toespraak van 29 november zelfs aangekondigd dat het ritme van de hervormingen (dat wil zeggen de aanvallen) in 2008 opgedreven zal worden.

Is het dan een overwinning voor de bourgeoisie? Zeker niet! De werkhervatting bij SNCF en RATP en ook de ‘terugkeer van de rust’ aan de universiteiten betekenen een Pyrrusoverwinning voor de heersende klasse. De orde van de gummiknuppel, van de chantage, van de intimidatie en de georganiseerde leugen heeft het volle licht geworpen op het ware gelaat van de burgerlijke democratie: dat van een onverzoenlijke terreur van het kapitaal. Als de staat geen stap teruggedaan heeft, noch inzake de speciale regimes, noch inzake de LRU, dan is dat ten koste van een toenemend in diskrediet raken van zijn voornaamste instellingen, met name van de media en vooral van de vakbonden, een verlies aan geloofwaardigheid waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn.

Enkele wezenlijke lessen


De arbeiders en studenten moeten bijeenkomen en samen discussiëren, ook met arbeiders uit andere sectoren, om beter te begrijpen in wat voor situatie we ons vandaag bevinden. De banden daartoe werden al gelegd, het gaat erom ze aan te halen en te uit te breiden. We moeten onze ervaringen uitwisselen en met elkaar delen, we moeten er collectief over discussiëren om er alle lessen uit te trekken en ons op de komende strijd voor te bereiden.
Om te beginnen moet de arbeidersklasse een eerste les trekken uit de strijd van de spoormannen: wanneer de regering verplicht werd de spoormannen enkele kruimels toe te werpen, is dat omdat ze de strijd aangingen. Maar dat is niet het belangrijkste, want de kruimels die de bourgeoisie uitdeelde worden later toch teruggenomen. De ergste nederlaag zou erin bestaan hebben niet in beweging te zijn gekomen. In de klassenstrijd tussen bourgeoisie en proletariaat is de strijd zelf de eerste overwinning voor de arbeiders, de weigering de wet van het kapitaal te aanvaarden, de ervaring van de solidariteit van de uitgebuiten tegenover alle pogingen om hen te verdelen, per bedrijf of per sector. Ondanks hun moeilijkheden hebben de spoormannen (net als de studenten in de strijd tegen de LRU) met opmerkelijke moed gevochten. Door “37,5 annuïteiten voor iedereen” te eisen, hebben ze getoond dat de solidariteit als uitgebuite klasse de enige weg is waarlangs een perspectief geopend kan worden voor de komende strijd. De staking van de spoormannen gaf steeds duidelijker te zien dat het nodig is allen samen te vechten. De beweging van de studenten heeft dat getoond door haar solidariteit met de spoormannen te betuigen, zoals blijkt uit het eisenplatform waarin niet alleen het intrekken van de LRU geëist werd, maar de verwerping van alle aanvallen door de regering. Het idee dat verschillende delen van de arbeidersklasse elkaar wederzijds moeten steunen is iets dat de jongere generaties geleerd hebben uit de strijd in het voorjaar van 2006 tegen het eerste-baan-contract, de CPE (1). Het blijkt ook uit het feit dat onder de jongere spoormannen de grootste wil aanwezig was om zich te bevrijden van het corporatisme dat nog op hun oudere makkers weegt.
Vervolgens hebben ze, door de heersende klasse ertoe te verplichten op grote schaal haar vakbondarsenaal te ontplooien, ertoe bijgedragen dat volop duidelijk wordt dat de vakbonden organen van de kapitalistische orde zijn (ook al bestaan er nog veel illusies over de mogelijkheid de vakbonden te hervormen). Dat is duidelijk te zien aan het feit dat massa’s arbeiders de vakbonden in verschillende sectoren van de ambtenarij de rug toekeren, en aan het groeiend wantrouwen jegens de vakbonden in het algemeen. Het wordt ook bevestigd door het feit dat Chérèque met de staart tussen de benen op de vlucht gegaan is tijdens de betoging van 20 november, toen de arbeiders hem voor ‘verrader’ uitmaakten en door de commentaren die de leider van de CGT op dezelfde plaats naar zijn hoofd geslingerd kreeg: “Thibault is verkocht! Jij hebt het hier niet voor het zeggen, maar wij!”, of een dag later door de leden van de CGT: “We halen Thibault onderuit” (2). Dat is allemaal maar het topje van de ijsberg van de diepe ontevredenheid die er bij de arbeiders leeft met betrekking tot de organen die hen zogenaamd verdedigen.
En tenslotte bleken de spoormannen en de RATP-arbeiders in staat om de valstrik van het doodbloeden en het isolement te vermijden, waarin vakbonden zoals Sud of FO hen wilden opsluiten met leuzen als ‘doorgaan tot het bittere eind’. In de algemene vergaderingen stemden ze tegen de voortzetting van de staking.
Dat zijn enkele lessen uit de strijd die zich zopas afgespeeld heeft, die van wezenlijk belang zijn. Maar die eenvoudige vaststelling werpt meteen bredere en diepere vragen op, waarop de arbeidersklasse in een collectief debat een antwoord moet proberen te vinden:

Moeten de vakbonden vernieuwd worden om tegen ellende en uitbuiting te kunnen vechten?


Bestaat, gezien het verraad van de vakbonden, het alternatief erin de verrotte bureaucratie weg te sturen, of zich aan te sluiten bij ‘radicalere’ vakbonden die minder rechtstreeks verbonden zijn met het patronaat, of in het opbouwen van nieuwe ‘strijdende’ vakbonden?
Het ‘radicalisme’, de superstrijdbare aard van een vakbond of de eerlijkheid van zijn kaderleden zijn nooit het bewijs geweest dat een vakbond een verdedigingsorgaan van de arbeiders is.
Wat vandaag van belang is, is niet het opbouwen van nieuwe vakbonden, maar in de eerste plaats inzien welke middelen we ons moeten geven om een krachtsverhouding in het voordeel van de arbeidersklasse op te bouwen tegen de bourgeoisie.
Het is een pure illusie en een valstrik om de oude schelp van de vakbonden te willen vernieuwen, meer strijdbare vakbonden op te bouwen met minder corrupte en eerlijker kaderleden (die zoals een Thibault al snel specialisten in het ‘onderhandelen’ en in het vuil spel zullen worden). Alle voorbije gevechten van de arbeidersklasse hebben aangetoond dat de vakbonden sinds 1914 definitief geïntegreerd zijn in het staatsapparaat van de bourgeoisie.
De syndicalistische ideologie steunt op de illusie dat het kapitalisme:
- een systeem is dat nog verbeterd en hervormd kan worden en dat het de mensheid nog duurzaam welzijn kan brengen;
- een eeuwigdurend en almachtig systeem is, dat niet vernietigd kan worden.
Dat wil zeggen dat de arbeiders nooit een einde zullen kunnen maken aan de uitbuiting. De syndicalistische ideologie is in wezen een fatalistische ideologie, een ideologie van capitulatie en onderwerping aan de wrede wetten van het kapitaal.

Hoe de strijd uitbreiden?


Vandaag worden steeds meer arbeiders zich bewust van het feit dat men niet langer op de specialisten van het geheime ‘onderhandelen’ kan vertrouwen om hun strijd te leiden. Allemaal samen moeten de arbeiders die in beweging zijn beslissen over hoe de strijd te voeren. De algemene vergaderingen die door de vakbonden geleid worden stellen zich er niet langer mee tevreden voor of tegen het voortzetten van de staking te stemmen zonder dat daar een reëel debat aan voorafgaat. En wanneer de AV eenmaal is afgelopen, zijn het weer de vakbonden die zich met alles bemoeien zonder dat de stakers daar enige controle over hebben.
De algemene vergaderingen kunnen niet langer een simpele registratiekamer zijn van het al of niet hervatten van het werk. Het zijn de organen van het collectief in handen nemen van de strijd door de arbeiders zelf. En dat wil zeggen:
- Dat de AV het soevereine orgaan is van de strijd. In die zin worden de afgevaardigden verkozen op basis van een mandaat dat door de AV gestemd wordt. Ze zijn op elk moment afzetbaar door de AV als ze het mandaat dat hen gegeven werd niet vervullen. In die zin moeten de stakingscomités, die tot taak hebben de beslissingen van de AV in praktijk te brengen (informatie, uitbreiding, uitgeven van pamfletten, het woord voeren in het openbaar, enz.) verkozen worden door de algemene vergadering en onder haar controle blijven. De algemene vergaderingen kunnen hun soevereiniteit niet uit handen geven. Ze moeten garant staan tegen alle gekonkel door de vakbonden.
- Dat de AV’s moeten discussiëren over het uitsturen van massale delegaties naar andere ondernemingen die geografisch het dichtste bij liggen om er de betekenis van hun strijd uit te leggen en de arbeiders van andere sectoren op te roepen tot actieve solidariteit. In de strijd van de spoormannen en van de studenten was dat des te belangrijker omdat de bourgeoisie een hele campagne ontketend had om de stakers als criminelen voor te stellen en zo elke solidariteit van de arbeidersklasse tegen te houden.
- De uitbreiding van de strijd moet onmiddellijk ondernomen worden, vanaf de eerste dagen van de beweging, om te verhinderen dat de vakbonden met hun manoeuvres de beweging binnen een sector of beroep opsluiten (zoals we konden zien met het openen van onderhandelingen per categorie of per bedrijf). Zoals we in onze pers steeds vooropstelden in de loop van de jaren 1980, is een staking die zich niet snel uitbreidt veroordeeld om uiteen te vallen of zelfs te verrotten. De corporatistische opsluiting leidt slechts naar de nederlaag. Om de strijd uit te breiden moeten de arbeiders verenigende eisen centraal stellen, die gemeenschappelijk zijn voor iedereen, en waarin alle arbeiders zich kunnen herkennen. De algemene vergadering moeten dus onmiddellijk een eisenplatform uitwerken dat leidt tot de grootst mogelijke eenheid en solidariteit van de arbeidersklasse.
- Onderhandelingen met regering en patronaat moeten niet gebeuren in het geheim van ministerkabinetten. Na de slagen onder de gordel die ze geïncasseerd heeft moet de arbeidersklasse eisen dat het openen van die onderhandelingen in het openbaar plaatsvindt, teneinde ze onder de controle van de strijd te kunnen houden, en na te gaan dat de afgevaardigden die door de AV werden afgevaardigd hen geen dolkstoot in de rug geven, zoals we hebben gezien in de strijd bij de SNCF, RATP en bij de studenten.
- De algemene vergaderingen moeten vanaf het begin van de strijd openstaan zodat alle voorstellen en uitdrukkingen van solidariteit vanuit andere sectoren en ondernemingen er verwelkomd kunnen worden. Kortom, de algemene vergaderingen moeten belangrijke plaatsen van ‘politisering’ zijn, of mijnheer Thibault dat nu graag heeft of niet.

Speelt de transportsector geen bijzondere rol in tijden van staking?


In het geval van het vervoer kan het compleet blokkeren van treinen, metro’s en bussen een hindernis worden voor de uitbreiding van de strijd. Zo'n blokkering kan inderdaad in de kaart van de bourgeoisie spelen die eropuit is de arbeiders tegen elkaar op te zetten door haar campagnes te lanceren rond het ‘gijzelen van de reizigers’. Bovendien beperkt zo'n complete blokkering van het vervoer de  mobiliteit van de arbeiders die zich niet meer kunnen verplaatsen om hun solidariteit te komen bewijzen aan de stakers (door naar hun algemene vergadering te komen en aan betogingen deel te nemen). Ze maakt ook de verplaatsing van stakersdelegaties naar andere bedrijven moeilijk. In feite bevordert de totale vervoersblokkering de opsluiting in het corporatisme en het isolement.
De meest ontwikkelde arbeidersstrijd heeft nooit geleid tot een blokkering van het transport, wel integendeel. Tijdens de massastaking van de arbeiders in Polen in augustus 1980 functioneerde alle vervoer gratis. Het argument dat de vakbonden altijd opwerpen is dat gratis vervoer ‘illegaal’ is. Maar de arbeiders weten maar al te goed dat elke oppositie tegen de wetten van de kapitalistische uitbuiting sowieso ‘illegaal’ is want de wetten van de heersende klasse zijn gemaakt voor en door het kapitaal, niet voor wie door haar wordt uitgebuit. De straffen op het niet respecteren van de ‘wettelijkheid’ maken deel uit van de repressie van de arbeidersstrijd, net zoals de ontslagen. Dreigen met repressie heeft er de arbeidersklasse niet van weerhouden de strijd aan te gaan om haar bestaansvoorwaarden te verdedigen tegen de aanvallen door het kapitaal. Dankzij de gevechten van de eerste generaties proletariërs hebben de arbeiders vandaag een kortere arbeidsduur, loonsverhogingen, wekelijks verlof, een verbetering van hun woonsituatie, het recht zich te verenigen, vrije meningsuiting, enzovoort (sic!) De Britse regering heeft een wet laten goedkeuren die elke solidariteitsstaking onwettig maakt. Maar dat heeft niet belet dat gedurende de zomer van 2005 het bagagepersoneel van de Londense luchthaven in staking ging uit solidariteit met de arbeiders van het restauratiebedrijf van Heathrow, die massaal ontslagen waren (3).
Het beste middel om repressie te vermijden is de grootst mogelijke eenheid en solidariteit. De ware kracht van de arbeidersklasse ligt in haar solidariteit tegenover de aanvallen door het kapitaal. Hoe meer de arbeidersklasse haar rug kromt en toegeeft aan intimidatie, hoe meer de bourgeoisie de handen vrij heeft om aan te vallen en te onderdrukken. Omdat de arbeidersklasse de enige kracht in de maatschappij is die een perspectief kan openen voor het geheel van de mensheid, kan over die solidariteit tegenover de kapitalistische onderdrukking niet ‘onderhandeld’ worden. Zoals de arbeiders in Polen in 1980 hebben bewezen, moeten alle andere sectoren van de klasse meteen in staking gaan en de repressie afwijzen wanneer de stakers een haar gekrenkt wordt.
De strijd van de vervoersarbeiders en de studenten in Frankrijk is dus een belangrijke stap vooruit voor het proletariaat. Hij heeft de weg geopend naar een groeiende tendens tot politisering van de strijd van de arbeidersklasse. In het bijzonder was het een ervaring rijk aan lessen voor de jonge generaties van de arbeidersklasse die zich binnenkort op een verzadigde arbeidsmarkt zullen begeven. Tegenover de verzwaring van de aanvallen door de bourgeoisie zullen die jonge generaties geen ander keus hebben dat de fakkel van de strijd over te nemen van de generaties proletariërs die hen voorafgegaan zijn.
Om die komende strijd met succes te kunnen voeren, moet de arbeidersklasse voor alles verder gaan met het opbouwen van haar zelfvertrouwen, het vertrouwen in haar eigen krachten en haar zeer reële vermogen (dat al zo vaak in het verleden bewezen werd) om haar strijd en haar lot in eigen handen te nemen. Zij kan en moet vertrouwen stellen in het historisch perspectief dat ze in haar strijd meedraagt; dat van de afschaffing van de uitbuiting en van de beestachtige onderdrukking door het kapitalisme, in het vooruitzicht van de opbouw van een nieuwe samenleving. Deze weg is niet gemakkelijk, hij bestaat uit stappen vooruit en terugslagen. Dat werd al duidelijk gesteld in het midden van de negentiende eeuw:
“Proletarische revoluties [...] bekritiseren zichzelf gestadig, onderbreken voortdurend hun eigen loop, komen op het schijnbaar volbrachte terug om er weer opnieuw aan te beginnen, honen met meedogenloze grondigheid de halfheden, de zwakheden en de armzaligheid van hun eerste pogingen, schijnen hun tegenstander alleen neer te werpen, opdat hij nieuwe krachten uit de aarde zal kunnen opzuigen en zich nog reusachtiger tegen hen zal kunnen verheffen, schrikken steeds opnieuw terug voor de onbepaalde geweldigheid van hun eigen doeleinden, totdat de situatie is geschapen die elk omkeren onmogelijk maakt, en de omstandigheden zelf roepen: Hic Rhodus, hic salta! Hier is de roos, dans hier!” (Karl Marx, De achttiende Brumaire van Louis Bonaparte, 1852) (4).

Abel / 30.11.2007

(1) In 2006, toen de studenten zagen dat steeds meer loonarbeiders van alle generaties zich in de manifestaties bij hen aansloten, kon men uitspraken horen als: “De loontrekkers hebben ons hun solidariteit betuigd. Wanneer zij gaan staken, moeten wij ons ook bij hen aansluiten.”

(2) Dit wordt gemeld in het blad Marianne, nr. 553.

(3) Zie de artikelen over de beweging tegen de CPE in onze pers en op onze website. In druk verkrijgbaar zijn o.a.: het supplement bij Wereldrevolutie, nr. 107 / Internationalisme, nr. 324 en de Stellingen over de studentenbeweging van de lente 2006 in Frankrijk (Internationale Revue (Nederlandstalig), nr. 19, voorjaar 2007).

(4) Vertaling volgens de uitgave van Pegasus, Amsterdam 1976 (3de druk, p. 23).

Geografisch: 

  • Frankrijk [9]

Stakingen in Dubaï

  • 2454 keer gelezen

Midden november 2007, toen de arbeiders van Dubai weer aan het werk gingen na een massale en spontane revolte, behandelden de pers en de media als belangrijkste nieuws de geschiedenis van de neef van koning Abdallah van Dubai, Al Walid Ibn Talal, die voor persoonlijk gebruik net een Airbus 380 gekocht had.
Geen woord over de massale stakingsbeweging! Geen woord over deze open rebellie van honderdduizenden over-uitgebuite arbeiders! Eens te meer legde de bourgeoisie een black-out op aan haar internationale media.

Tegen de onmenselijke uitbuiting door de bourgeoisie…

Dubai is de laatste jaren veranderd in een immense bouwwerf, waar grote wolkenkrabbers, de ene nog ongelooflijker dan de andere, oprezen als paddestoelen. Dit Emiraat is één van de symbolen van de bourgeoisie van het ‘economische mirakel’ van het Oosten en het Midden-Oosten. Maar achter dit uitstalraam ligt een heel andere werkelijkheid: niet de werkelijkheid die wordt voorgesteld aan toeristen en zakenlui, maar de werkelijkheid van de arbeidersklasse die bloed, zweet en tranen gelaten heeft voor deze ‘architectendromen’.
Van het miljoen inwoners van het Emiraat is meer dan 80% arbeiders van vreemde afkomst, in meerderheid Indisch, maar ook Pakistaans, Bengaals en, recentelijk Chinees. Het schijnt dat zij nog goedkoper zijn dan de Arabische arbeiders! Voor een habbekrats gaat de bouwvak 24 uur per dag en 7 dagen in de week door. Zij verdienen het equivalent van 100 tot 150 Euro’s per maand. Zij bouwen deze prestigieuze torens en paleizen, maar leven zelf in cabines, met meerdere per kamer en geparkeerd in de woestijn. Zij worden opgehaald voor het werk in veewagens die men bussen noemt. Alles zonder medische zorg of pensioen… en om elk gevaar van verzet te voorkomen, nemen de bazen hun paspoorten in beslag, je weet maar nooit. Natuurlijk wordt er op geen enkele manier rekening gehouden met de familie van die arbeiders die thuis moet blijven. De arbeiders kunnen hen maar om de twee of drie jaar bezoeken omdat het te moeilijk is om het geld voor de reis bijeen te krijgen.
Maar je kan de mensen niet onbeperkt op die manier behandelen en toch buiten schot blijven.

… de massale strijd van het proletariaat

In de zomer van 2006 lieten de arbeiders van Dubai al zien dat ze in staat waren om massaal en collectief te strijden. Ondanks de repressie die er op volgde, hebben ze het nu weer aangedurfd om op te staan tegen hun uitbuiters en martelaars. Door deze strijd hebben zij hun moed laten zien, hun buitengewone vechtersgeest, zich verenigend tegen dit soort leven van ellende en slavernij. Zoals hun klassenbroeders in Egypte hebben zijn de gevestigde macht getrotseerd ondanks de risico’s die daar aan verbonden zijn. Want in de Emiraten zijn stakingen verboden en gaat de straf onmiddellijk in: intrekking van arbeidsvergunningen en een levenslange ban om daar nog te werken.
Maar nu waren zij het beu om maandenlang geen loon meer te hebben ontvangen: “Op zaterdag 27 oktober kwamen er meer dan 4.000 bouwvakkers op straat, blokkeerden de straten die leidden naar de industriezone van Jebel Ali, en wierpen stenen naar de politiewagens. Zij eisten meer bussen voor het vervoer naar het werk, minder overbevolkte logementen en lonen die het hen mogelijk zouden maken om een waardig leven te leiden.” (Courier International, 2.11.07). Omdat zij zich konden vinden in deze massale strijd, sloten duizenden arbeiders van andere bedrijven zich bij de stakers aan.
Het was geen verrassing dat de bourgeoisie en de staat gewelddadig reageerden. De anti-oproerbrigade gebruikte waterkanonnen om de betogers uiteen te drijven en sleurde verschillende onder hen in de politiewagens. “De minister van Arbeid die dit ‘barbaarse gedrag’ aankloeg, stelde hen voor de keuze van terug aan het werk te gaan en het opzeggen van hun contracten, deportatie en verlies van compensatie.” (https://www.lemaroc.org/economie/article [10] 8622.htm). Ondanks de politierepressie en de dreigementen van de regering ging de stakingsbeweging verder en verspreidde zich over drie andere gebieden in Dubai. Volgens een artikel in Associated Press van 5 november waren er meer dan 400.000 arbeiders in staking!
De dreigementen met straffen en repressie werden uitgevaardigd onder het voorwendsel dat politievoertuigen beschadigd waren, iets dat nu eenmaal onaanvaardbaar is voor de burgerlijke orde! Maar wie is er verantwoordelijk voor de ergste vorm van geweld? Het antwoord is duidelijk: degenen die de levens van honderdduizenden arbeiders tot een ware hel maken.

Wat is het vooruitzicht voor een dergelijke strijd?

In Dubai heeft het proletariaat zijn kracht en vastbeslotenheid getoond. De bourgeoisie werd er eigenlijk toe gedwongen om tijdelijk een stap terug te zetten en moest haar zuiver repressieve tactiek terzijde schuiven: “de toon was de volgende woensdag eerder verzoenend” (AFP). De massale schaal van deze strijd had “de regering van Dubai een beetje doen buigen, door aan de ministers en de bedrijven de opdracht te geven om de lonen te herzien en een minimumloon in te voeren”… officieel natuurlijk. In werkelijkheid zal de bourgeoisie haar aanvallen voortzetten. De sancties tegen de stakingsleiders schijnen gehandhaafd te worden. En het lijdt geen twijfel dat de bourgeoisie alles in een stevige houdgreep zal houden en zal proberen om het vreselijke uitbuitingspeil te behouden dat zij in Dubai oplegt.
Desalniettemin moet de heersende klasse rekening houden met het opkomen van het militantisme bij dit deel van de arbeidersklasse, ondanks haar gebrek aan strijdervaring. Dat is de reden waarom zij een andere pijl op haar boog heeft gezet: buiten de repressie, zoekt zijn nu ook meer naar het gebruik van ideologische middelen. De eerste poging echter was eerder belachelijk en ondoeltreffend. Geconfronteerd met de vermenigvuldiging van conflicten in de laatste twee jaren “hebben de gezaghebbers een commissie in het leven geroepen bij de politie die tot taak heeft om met de eisen van de arbeiders om te gaan, en zij hebben de arbeiders een gratis telefoonnummer ter beschikking gesteld om te gebruiken voor het indienen van klachten, voor het merendeel in verband met achterstallig loon.” Maakt jullie klachten direct over aan de repressiekrachten – je kan moeilijk nog provocatiever optreden! Handiger dan dit zijn de pogingen van de regering om een vakbond op te zetten in de bedrijven om in de toekomst de strijd ‘van binnenuit’ onder controle te houden.
Het vraagstuk ligt niet zozeer in perspectief voor de strijd in een mini-staat als Dubai, maar in het feit dat deze strijd deel uitmaakt van een veel wijdere beweging: de internationale strijd van de arbeidersklasse. “De arbeiders hebben geen vaderland”, zeiden Marx en Engels in het Kommunistisch Manifest van 1848. De huidige strijd van het proletariaat maakt deel uit van dezelfde keten van strijd tegen de kapitalistische uitbuiting. Van India tot Dubai, via Egypte en het Midden-Oosten, het Afrikaanse continent of Latijns-Amerika, tot de landen van Europa en Noord-Amerika, overal is de arbeidersstrijd in opkomst. De internationale ontwikkeling van de arbeidersstrijd is een massale aanmoediging voor de arbeiders om het even waar de beweging uitbreekt. In het bijzonder het opduiken van massale bewegingen zoals die van Dubai, Bangla Desh of Egypte moeten een stimulans zijn voor de arbeiders van de meest ontwikkelde landen. Ondertussen dragen de laatstgenoemden een bijzondere verantwoordelijkheid in het aan kondigen van een strijd tegen het heel het systeem van uitbuiting, door hun historisch opgebouwde ervaring te delen, door in de praktijk te tonen hoe de strijd in eigen handen te nemen en uit te leggen waarom wij niet op de vakbonden en links kunnen rekenen om dat voor ons te doen.
De bourgeoisie en haar media doen wat ze kunnen om het nieuws van arbeidersstrijd van over heel de wereld te smoren om te beletten dat deze ervaringen en deze bewustwording gedeeld worden. De strijdbewegingen in Dubai zijn het bewijs dat de arbeidersklasse overal te lijden heeft onder de vernietigende gevolgen van de economische wereldcrisis en dat zij in antwoord daarop overal de wapens van haar bewustwording en solidariteit aan het smeden is.

Map / 18.11.2007

Geografisch: 

  • Midden-Oosten [11]

Uitholling van koopkracht, werkdruk en bestaansonzekerheid: Enkel solidariteit en strijd als één klasse kan een dam opwerpen

  • 1393 keer gelezen

De prijzen swingen de pan uit! De inflatie steeg op 1 maart al tot 3,64%, dit is het hoogste pijl in zestien jaar. De privé-consumptie via de winkelverkopen daalt al drie maanden op rij meer dan waar ook in Europa. Dit verlies aan koopkracht treft gans de arbeidersklasse. Lonen, uitkeringen en pensioenen dalen in waarde. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat steeds bredere lagen van de bevolking verder in armoede wegzinken.

De prijzen swingen de pan uit! De inflatie steeg op 1 maart al tot 3,64%, dit is het hoogste pijl in zestien jaar. De privé-consumptie via de winkelverkopen daalt al drie maanden op rij meer dan waar ook in Europa. Dit verlies aan koopkracht treft gans de arbeidersklasse. Lonen, uitkeringen en pensioenen dalen in waarde. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat steeds bredere lagen van de bevolking verder in armoede wegzinken (1).
"Een grote mobilisatie van de arbeiders en het ontwikkelen van solidariteit zijn meer dan ooit noodzakelijk" schreven we op de vooravond van de nationale vakbondsbetoging ter verdediging van de koopkracht van 15 december want enkel de strijd als één klasse kan een dam hiertegen opwerpen.  "Des te meer omdat de stijgende kosten van levensonderhoud en afnemende leefkwaliteit, samengaand met een toenemende beeld van chaos en onverantwoordelijkheid van de politici, onder de arbeiders de laatste weken steeds meer een gevoel van onvrede heeft gevoed. Tegelijk neemt het aantal geïsoleerde stakingen tegen rationalisaties, ontslagen en loonsdalingen toe [...]. Deze tendens tot toenemende woede en strijdbaarheid was duidelijk voelbaar tijdens de betoging van 15 december" (2). Om dit aanwakkerende ongenoegen te sussen sprongen de vakbonden in de bres en organiseerden ze deze manifestatie onder het moto: “Redt de koopkracht en de solidariteit” vlak voor het kerstverlof. Eenmalig en zonder vervolg waarbij de arbeidersklasse werd opgeroepen tot het verdedigen van een valse nationale solidariteit (‘Neen aan de splitsing van de sociale zekerheid’) en de verdediging van de staat, die net zelf mee aan de basis ligt van de soberheid. We concludeerden: "Achter alle grootspraak over de noodzaak een halt toe te roepen aan de daling van de koopkracht is het de vakbonden er overduidelijk niet om te doen tot strijd aan te sporen, maar om het voortouw te nemen, om het sociaal terrein te bezetten en iedere mogelijkheid van ontwikkeling of uitbreiding in te kapselen en te ontmoedigen." (2).
Het duurde niet lang of de arbeidersklasse liet zien dat ze de strijdbijl nog lang niet had begraven zoals de vakbonden en met hen de hele bourgeoisie gehoopt hadden.

De druk op de ketel ligt te hoog


Wat midden januari spontaan begon als een lokaal sociaal conflict bij een toeleverancier van Ford Genk voor "1 euro meer" is in de kortste keren uitgegroeid tot een ware stakingsgolf voor meer koopkracht die tot op heden nog niet is uitgeraasd. Dezelfde arbeiders die zo onder druk stonden bij de herstructureringen bij Ford, Opel  of VW staken het vuur aan de lont. Eerst sloeg de spontane eisenbeweging over naar Ford Genk zelf en zowat alle bedrijven in de nabije omgeving en vervolgens naar heel de provincie Limburg en de metaalsector. De golf van wilde stakingen dijde zich stilaan uit naar de andere bedrijfstakken en  provincies vooral in het Vlaamse landsgedeelte en Brussel. Begin maart tellen we reeds "honderden andere bedrijven, en sinds enkele dagen ook de ambtenaren van de Vlaamse overheid" (De Standaard (DS), 07.03.2008) die geconfronteerd worden met eisenbundels bovenop de lopende overeenkomsten. Vakbonden en werkgevers kanaliseren telkens de eisen in de richting van eenmalige premies en resultaatsgebonden loonbonussen om de brandhaarden te blussen. In de meeste gevallen is het zelfs zo dat de werkgevers de sociale vrede proberen af te kopen om de stakingsgolf te stoppen vooraleer de arbeiders effectief tot actie overgaan. "Omdat ze zelf af te rekenen hebben met plots oplaaiend protest, maar meer nog omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen" (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen (DM), 02.02.2008) Want als een rode draad door heel de beweging "is dat het niet gaat om stakingen die door de vakbonden georganiseerd werden, maar om wilde stakingen. Het is de basis die in opstand komt, en het zijn de vakbonden die proberen om te bemiddelen." (Eén van de getuigenissen op het discussieforum van DS over de stakingsgolf).
Dagelijks duiken nieuwe looneisen op. Maar reeds van bij het begin schoven de stakers zowat overal naast de looneisen ook andere eisen naar voren zoals de klachten over een te hoge werkdruk en de eis tijdelijke contracten om te zetten in vaste banen. Deze verbreding van de eisenbundel werkte duidelijk de uitbreiding van de beweging in de hand. Vooral in de eerste weken verrast door de spontane uitbarsting was dit het geval omdat de vakbondsapparaten nog onvoldoende vat hadden op de eisen.
Bovendien versterkte deze spontane stakingsgolf op zijn beurt het vertrouwen bij de arbeiders om ook voor 'andere' directe eisen spontaan in actie te gaan, nog uitgesprokener dan dit het geval was in de periode voor de hoger genoemde vakbondsmanifestatie van 15 december. Zo zagen we, naast een resem belangrijke stakingsbewegingen in het vakbondskader (zoals bij Electrabel, Sonaca en de brandweer), onder meer wilde stakingsacties op gang komen  bij de petrochemiereus BP rond herstructurering en arbeidsvoorwaarden en waar het patronaat opriep de "ongecontroleerde akties te stoppen en het sociaal overlegmodel te volgen", bij de 240 werknemers bij het logistieke bedrijf Ceva tegen afdankingen en bij De Post in Mortsel tegen de onderbezetting en de tijdelijke contracten, "als het in Mortsel tot harde acties komt, vrees ik dat [...] De andere kantoren zullen dan wellicht volgen. We willen dat uiteraard vermijden" (Ludo Gauwloos sectorafgevaardigde van de ambtenarenvakbond ACOD Antwerpen in DS).  Verder zijn er nog onvoorziene werkonderbrekingen bij de bus- en trambestuurders van De Lijn rond arbeidsvoorwaarden en pauzes en de NMBS…
De staking bij de kippenslachterij Lintor tenslotte is een ander voorbeeld van de groeiende solidariteit in de arbeidersklasse, onmiskenbaar gestimuleerd door de strijdbaarheid, de vastberadenheid en het groeiend vertrouwen in eigen kracht van de arbeiders in de andere strijdhaarden. Dit bedrijf dat uitsluitend met arbeiders van vreemde oorsprong werkt en met veel interims uit China en Polen, ging als een blok in staking en toonde hiermee in de praktijk dat contractuele verdelingen, taal, origine of ras geen onoverkoombare barrières vormen voor de arbeidersklasse. Zij eisten een correcte toepassing, net zoals voor alle arbeiders, van beloning en vergoedingen.

Dalende koopkracht: Mythe, perceptie of realiteit?


"De Belgische consument moet zich de komende maanden aan de grootste algemene prijsstijging sinds begin de jaren 1990 verwachten. Zegt het Federaal planbureau" (DS, 01.03.2008). Toch durft een deel van de bourgeoisie beweren dat het verlies van koopkracht 'slechts een mythe of beter gezegd een perceptie is en geen realiteit'. Ze benadrukt dat de ‘reële koopkracht van alle Belgen samen nog gestegen is’. De ondernemersorganisatie Unizo gewaagt van 'koopkrachthysterie'. Gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank waarschuwt voor ongecontroleerde loonsstijgingen die de inflatie zullen aanwakkeren en waarbij banen zullen verloren gaan, hierin bijgesprongen door veel directies van bedrijven. De Ford directie stuurde in een niet mis te verstane bedreigende toon een brief aan al zijn werknemers. Ook de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka noemt de stakingsacties een avontuur die de economie in gevaar brengt. Verschillende kranten-editorialen titelen "stakingen voor meer loon zijn geen goed idee". Deze reacties dateren vooral uit de eerste weken van januari.
Maar de dagelijkse realiteit toont de druk waaronder de meeste arbeidersgezinnen leven: "De gemiddelde Belg werkt zichzelf steeds dieper in de schulden" ( jaarrapport van de kredietcentrale van de nationale bank), 4,7 miljoen Belgen lenen of kopen op krediet, aankopen op afbetaling stegen met 75% over de laatste 5 jaar. "Belg zit op tandvlees als factuur binnenkomt" bevestigt de directeur van Datassur (centrale databank van de verzekeraars). Want het aantal Belgen die werden opgezegd voor hun auto- of brandverzekering wegens wanbetaling is opnieuw fors gestegen tot bijna 40.000.
Na energieproducten zijn het vooral de voedingprijzen, gas en elektriciteit die pijlsnel de hoogte ingaan. Stroom en gas worden in 2008 gemiddeld 300 euro duurder per gezin. De roep naar een bijkomende, netto loonsverhoging, bovenop de automatische indexering in de stakingsbeweging laat duidelijk verstaan dat de loonindexering niet volstaat om deze dalende koopkracht op te vangen. Veel voedselprijzen, basisproducten en petroleumproducten zijn zelfs niet meer opgenomen in de prijzenindex, maar wel prijzen van Porches en andere luxeproducten, die dan weer lichtjes in prijs gedaald zijn en de index drukken en zo een vertekend beeld geven. Het is veelzeggend te horen dat "OCMW's ons melden dat mensen ook meer en meer dagelijkse goederen, zoals eten en kledij, op krediet kopen" (Koen Steel, voorzitter van de Kristelijke Werknemersbeweging, DM, 18.01.2008). Trouwens "Pensioen-spaarders nu al 600 euro armer", "Historisch verlies op de beurs " (DS, 01.02 en 22.01.2008) waren niet toevallig andere titels op de eerste pagina van de kranten in dezelfde periode van sociale onrust die naast het verlies aan koopkracht, het verlies onderlijnden van de zuurverdiende spaarcenten (3).
"'t Is perceptie, mijnheer" zo wordt herhaaldelijk in de media gezegd. En intussen blijft de druk op de werknemers en het sociaal klimaat aanhouden: De onzekerheid en precariteit van vele tijdelijke en interim-contracten; de toenemende willekeur, de stress en vermoeidheid door het slopende karakter van de druk voor meer productiviteit en efficiëntie, in kaart gebracht in vernuftige tabellen van processen en getimed per taak of zelfs geteld in fracties van seconden; de strijd tegen het zogenaamde absenteïsme; de toenemende armoede bij steeds grotere lagen van de bevolking; doe daar nu bovenop de prijsstijgingen van basisproducten en dan begrijpt men maar al te goed waarom het algemeen gebrek aan toekomstperspectief versterkt wordt. Dat is de prangende realiteit! En dan spreken we nog niet over de gevolgen van de 3,5 miljard nieuwe bezuinigingen die de nieuwe regering van Leterme moet vinden voor zijn federale begroting 2007 en 2008 uit het rood te halen.
Naast de verwijten, waarschuwingen en intimidaties probeert de bourgeoisie ook zand in de ogen te strooien: het dienstencheque-veld zou uitgebreid worden, de uitkering van 400.000 werklozen zou stijgen met ongeveer 7% (2% index + 5% aanpassing wegens verlies aan welvaartsvastheid, wat uiteindelijk nog lager uitkomt dan de uitkeringen in de jaren negentig), ook de laagste pensioenen, die onder de armoedegrens liggen worden wat opgetrokken en er komen wat subsidies uit het stookoliefonds om voor enkelen de verwarmingfactuur te helpen betalen. Kruimels!
Dus, mijne heren, u hebt wel gelijk dat de prijsstijgingen van dagelijkse basisproducten de druppel is die de emmer doet overlopen, als u dat bedoelt met perceptie dan is het antwoord volmondig ja. Dat is de grens van wat nog aanvaard wordt en wat niet.

De smerige rol van de vakbonden


Wanneer de bourgeoisie verplicht werd in honderden bedrijven concessies te doen, is dat tenslotte omdat de arbeiders in vele tientallen bedrijven zich niet laten intimideren of sussen en de strijd aangaan. Ook de klassieke methodes van verdeling, per bedrijf, corporatie, sector, statuut, privé of publiek, werkloos of actief of gepensioneerd, jong of oud, regio … of wat er nog allemaal in het arsenaal van de verdeel- en heers-tactieken zit schenen minder vat te hebben. Alle arbeiders, werkenden, werklozen, gepensioneerden, studenten kunnen zich immers terugvinden in deze bewegingen tegen de uitholling van de koopkracht, de werkdruk en de instabiliteit van aangeboden contracten.
Om een verdere uitbreiding en vooral een eenmaking te vermijden schakelde de bourgeoisie zeer snel haar vakbonden in en moest de schade ingedijkt worden: verdere uitbreiding vooral naar de strijdbare Waalse industriebekkens vermijden door mediastilte vooral in de Franstalige pers, de strijdbaarheid als het moet tijdelijk afkopen en door vakbondsinkadering de eisen kanaliseren en de controle uit handen van de arbeiders halen.
Enkele staaltjes, die geen verdere commentaar behoeven, van de smerige rol die de vakbonden hierbij spelen: Toen de staking bij de toeleverancier van Ford spontaan uitbrak: "Onze man ter plaatse haaste zich om snel te onderhandelen, want iedereen wil altijd vermijden dat ook het groot fabriek, Ford dus, plat gaat. Na een uur krijg ik telefoon: Herwig, dit loopt fout." (H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in DM 2/2). De directie bij Ford roept de vakbond op snel te reageren om de controle over te nemen en dat zij desnoods wel betalen. "Achter de schermen lieten de délégués bij Ford Genk bij herhaling verstaan de spontane roep naar meer loon 'te begrijpen', maar tegelijk 'geen goede zaak voor het bedrijf te vinden'." (DS 22/01) "Geloof mij, wij hebben alles geprobeerd om de schade te beperken. Onze afgevaardigden in Genk weten welke inspanningen er zijn geleverd om Ford te redden, vijf jaar geleden. En vorig jaar in april heb ik iedereen over mij heen gekregen toen ik als enige, (nadrukkelijk) als énige, tegengas heb gegeven tijdens een gelijkaardige staking over lonen en werkdruk bij de toeleveranciers van Ford. Toen heb ik de stakers gezegd dat ze de verkeerde keuze maakten. Ook nu lopen we als vakbond niet voorop en organiseren we geen stakingen." (Herwig Jorissen, in DS, 02.02.2008) "Bij de staking bij de Fordtoeleveraars heeft ABVV'er Tony Castermans, als enige hardop gezegd: 'hier ben ik niet gelukkig mee.' Bij de staking bij Sabca heeft ABVV'er Johnny Fransen het voorstel van de sociale bemiddelaar zelf aanvaard en de tekst niet ter stemming voorgelegd aan de arbeiders. Net om de situatie onder controle te houden." (H. Jorissen, in DM, 02.02.2008)
Het is door de vakbondsinkadering tenslotte dat de eis voor '1 euro meer per uur' kon omgebogen worden. Agoria, de werkgeversfederatie van de metaalsector, adviseerde onmiddellijk zijn leden-bedrijven om de looneisen snel af te kopen door de toekenning van een eenmalige premie, als toepassing van de loonbonus. Deze onlangs ingevoerde loonbonus, als dank voor de behaalde of nog te behalen productieverhoging (sic!) is immers fiscaal aantrekkelijk en wordt later terug gecompenseerd in de centrale loononderhandelingen. Ook de clausules van de loonnorm blijven van kracht om de extra maatregelen af te zwakken zoals deze verklaring van vakbondsman Jorissen bevestigen: "Om te bewijzen dat de vakbonden heel redelijk zijn: in de metaalsector bestaat er een saldomechanisme. Concreet: als er dit jaar een niet-geplande extra loonindexering zou komen, verdwijnt het laatste deel van de nettoloonsverhoging uit de cao. Wij kunnen boven de loonnorm gaan door de index, maar niet met andere vormen van loonsverhoging. We pleiten dus niet zomaar voor een cumulatie van alle mogelijke loonsverhogingen."  (H. Jorissen, in DS, 02.02.2008).

De controle over de strijd in eigen handen houden


"Om massaal en verenigd met alle arbeiders in strijd te gaan, onmisbaar door het onvermijdelijke verder zetten van de aanvallen, moet er lering worden getrokken uit de sabotage door de vakbonden. En één van de belangrijkste lessen bestaat er uit dat om doelmatig strijd te leveren, om verenigd en solidair de handschoen op te nemen door steeds meer te proberen de strijd  uit te breiden, de arbeiders alleen op eigen kracht kunnen rekenen. Zij hebben geen andere keus dan de strijd in eigen hand te nemen en alle valkuilen te ontwijken, al de manoeuvres ter verdeling en sabotage door de vakbonden" (2).
De stakingsbeweging toont aan dat de arbeiders niet langer op de vakbondsspecialisten van het geheime ‘onderhandelen’ mogen vertrouwen om hun strijd te leiden. Allemaal samen moeten de arbeiders die in beweging zijn beslissen over hoe de strijd te voeren. De Algemene Vergaderingen (AV) die door de vakbonden geleid worden mogen zich er niet langer mee tevreden stellen voor of tegen het voortzetten van de staking te stemmen zonder dat daar een reëel debat aan voorafgaat en een simpele registratiekamer te zijn.
 - De AV is het soevereine orgaan van de strijd. In die zin moeten de stakingscomités die tot taak hebben de beslissingen van de AV in praktijk te brengen verkozen worden door de algemene vergadering op basis van een mandaat en onder haar controle blijven. Ze moeten garant staan tegen alle gekonkel door de vakbonden.
- De AV’s moeten discussiëren over het uitsturen van massale delegaties naar andere ondernemingen om er de betekenis van hun strijd uit te leggen en de arbeiders van andere sectoren op te roepen tot actieve solidariteit en niet enkel rekenen op een 'spontane', automatische, passieve uitbreiding van hun strijd.
- De uitbreiding van de strijd moet onmiddellijk ondernomen worden, vanaf de eerste dagen van de beweging, om te verhinderen dat de vakbonden met hun manoeuvres de beweging binnen een sector of regio opsluiten in een apart onderhandelingsmechanisme en aparte eisen. Om de strijd uit te breiden moeten de arbeiders verenigende eisen centraal stellen, die gemeenschappelijk zijn voor iedereen en dat was waar vandaag de bourgeoisie juist zo bevreesd voor was. De algemene vergadering moeten dus onmiddellijk een eisenplatform uitwerken dat leidt tot de grootst mogelijke eenheid en solidariteit.

Het perspectief ligt in de ontwikkeling van de arbeidersstrijd


De kruimels die de bourgeoisie vandaag uitdeelt worden later teruggenomen. Maar de ergste nederlaag zou erin bestaan niet in beweging te komen. Hoe meer de arbeidersklasse haar rug kromt en toegeeft aan intimidatie, hoe meer de bourgeoisie de handen vrij heeft om aan te vallen en te onderdrukken. "bijna 40 jaar openlijke crisis en aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse, met name de groei van de werkloosheid en van de onstabiele, onzekere jobs, hebben de illusies over 'morgen wordt het beter' weggeveegd : de oudere generaties zowel als de nieuwe zijn zich steeds meer bewust van het feit dat 'morgen de dingen nog erger zullen zijn'" (4).
Wat ook de beperkingen mogen zijn in deze stakingsgolf, de lessen die hieruit kunnen worden getrokken zijn uiterst belangrijk voor de toekomst: om de strijd tegen de steeds driestere aanvallen van patronaat en regering met succes te kunnen voeren, moet de arbeidersklasse voor alles verder gaan met het opbouwen van haar zelfvertrouwen en haar solidariteit, haar strijd niet enkel gelijktijdig voeren, zoals ze dat vandaag doet, maar vooral deze strijd eenmaken, doen aaneensluiten en als een geheel beschouwen, het vertrouwen terugwinnen in haar eigen krachten en haar zeer reële vermogen (dat al zo vaak in het verleden bewezen werd) om haar strijd en haar lot in eigen handen te nemen. De ware kracht van de arbeiders ligt in hun solidariteit tegenover alle pogingen om hen te verdelen, en in de ontwikkeling van hun strijd, in de weigering de wet van het kapitaal te aanvaarden. De gebeurtenissen in België zijn bemoedigend en liggen volledig in het kader van de internationale heropleving van de arbeidersstrijd: Van Egypte tot Dubai, van Peru tot Venezuela, van Turkije tot Rusland, van Spanje tot Finland en van Duitsland tot Frankrijk tegenover dezelfde aanhoudende aanvallen door het kapitaal op hun arbeids- en levensvoorwaarden.

Lac / 10.03.08

(1) zie Internationalisme, nr. 334 over armoede
(2) Internationalisme, nr. 335, 14.12.2007
(3) zie artikels over de crisis in dit blad
(4) Resolutie over de Internationale situatie van het zeventiende internationale congres van de IKS, Mei 2007, Internationale Revue (Nederlandstalige uitgave), nr. 20 (verschijnt mei 2008)

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in België [12]

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/iksonline/2014/1147/november

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923 [2] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme [3] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie [4] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919 [5] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen [6] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland [7] https://nl.internationalism.org/tag/8/136/hollandse-en-duitse-linkerzijde [8] https://www.devrije.nl/ [9] https://nl.internationalism.org/tag/4/71/frankrijk [10] https://www.lemaroc.org/economie/article [11] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten [12] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie