Op 4 november 1918 barste in Kiel, een marinehaven aan de Baltische Zee, een muiterij los van duizenden matrozen tegen het bevel om uit te varen tegen de Engelse vloot. Het bevel uitvoeren zou een zelfmoordactie zijn, in een situatie waarin het verlies van de oorlog door Duitsland op het militaire vlak zo goed als vaststond.
De ontevredenheid en verwerping van de oorlog bereikte een kookpunt. Na een slachtpartij van vier jaar aan de fronten, met meer dan 20 miljoen doden, ontelbare gewonden, een verwoestende loopgravenoorlog met gifgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, en uithongering van de werkende bevolking aan de thuisfronten, was de werkende klasse de oorlog moe. Zij was niet langer bereid om zichzelf nog langer op te offeren voor de imperialistische oorlog. Nochtans wilde het opperbevel van de marine voortzetting van de oorlog afdwingen met inzet van brutale onderdrukking en was zij er toe bereid draconische straffen te gebruiken tegen de muitende mariniers.
In reactie daarop ontplooide zich vanuit Kiel een brede golf van solidariteit onder de arbeiders, die zich onmiddellijk naar andere steden in Duitsland oversloeg. De arbeiders legden het werk neer, de soldaten weigerden de orders op te volgen, zoals zij dat al eerder gedaan hadden in januari 1918 in Berlijn, en vormden arbeiders – en soldatenraden. Deze beweging verspreidde zich als een lopend vuurtje naar andere steden. Op 5 en 6 november begonnen Hamburg, Bremen en Lübeck in het Noord-westen in beweging te komen; op 7 november Hannover, Oldenburg en Köln; op 8 november waren alle grote westduitse steden in de handen van de opstandelingen, en Magdeburg en Leipzig aan de oostkant van de Elbe. Dresden, Frankfurt, Stuttgart, Nürenberg, en München volgden. Binnen één week was er geen enkele grote stad in Duitsland waar geen arbeiders – en soldatenraad bestond.
Al tijdens deze beginfase werd Berlijn tot het centrum van de opstand. Op 9 november gingen duizenden arbeiders en soldaten in massale betogingen de straat op. Een dag tevoren had de regering van prins Max van Baden het meest betrouwbare jagersbataljon naar Berlijn gedirigeerd om de opstandelingen met geweld neer te slaan. Maar op het moment van zijn inzet was het bataljon echter verdwenen. In alle vroegte werd op de 9de een tweede jagersbataljon gemobiliseerd. Zonder succes. Een compagnie weigerde. Alle praatjes van de officieren over het aftreden van de keizer ten spijt, legde de compagnie haar insignes af en koos een soldatenraad. De 9 de november zou nog als een gewone, grauwe werkdag beginnen, maar na de ontbijtpauze stroomdem de fabrieken in snel tempo leeg.
“[...] De straten liepen vol met geweldige mensenmassa’s. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieksbedrijven lagen, werden grote betogingen gevormd, die op het middelpunt van de stad toestroomden. Dat het niet om een vreedzame demonstratie ging, werd duidelijk uit de talrijke pistolen, geweren en handgranaten die overal zichtbaar werden. Waar soldaten zich lieten zien, was het meestal niet nodig een oproep te doen, zij sloten zich vrijwillig aan bij arbeidersoptochten. Mannen, vrouwen, soldaten, een volk onder wapenen, stroomde door de straten in de richting van de dichtst bijzijnde kazernes.”
(Richard Müller: Vom Kaiserreich zur Republik, Teil 2: Die November Revolution, 1924, hoofdstuk 1: Der 9. November).
Onder de invloed van grote massa’s die op straat samenstroomden, liepen de laatste restanten van troepen die trouw waren gebleven aan de regering over naar de kant van de opstandelingen. Ze overhandigden hun wapens aan de muitende mariniers en sloten zich bij hen aan. De politiehoofdkwartieren, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafbureaus, de parlementaire en regeringsgebouwen werden die dag allemaal bezet door bewapende soldaten en arbeiders. Gevangenen werden vrijgelaten. Vele regeringsbeambten namen de benen. Een paar uur volstonden om deze posten van de bourgeoismacht te bezetten. In Berlijn werd een centrale raad gevormd van arbeiders en soldatenraden - de ‘Vollzugsrat’ (de uitvoerende raad).
De arbeiders in Duitsland traden daarmee in de voetsporen van hun klassenbroeders in Rusland, die in februari 1917 ook arbeiders – en soldatenraden hadden gevormd, en die in oktober 1917 op een succesvolle wijze de macht hadden overgenomen. De arbeiders in Duitsland stonden op het punt om dezelfde weg in te slaan: het kapitalisme overwinnen door de macht over te nemen via arbeiders – en soldatenraden. Dit perspectief zette de deur wijd open voor een wereldwijde revolutie, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap in die richting hadden gezet.
Door deze opstandige beweging hadden de arbeiders in Duitsland de grootste massastakingen ooit op gang gebracht. Alle overeenkomsten van sociale vrede die door de vakbonden tijdens de oorlog gesloten waren, werden verpulverd door de arbeidersstrijd. Door hun opstand schudden de arbeiders in Duitsland de nederlaag van 4 augustus 1914 van zich af, toen de parlementsfractie van de SPD de oorlogskredieten in het parlement goedkeurde.
De mythe dat de arbeidersklasse in Duitsland totaal verlamd was door het reformisme, werd aan gruis geslagen. Zij ontwikkelde dezelfde strijdmethoden die al in Rusland in 1905 en 1917 door de arbeiders waren beproefd, en die het kenmerk zouden gaan worden van de strijd in de vervalperiode: massastakingen, algemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Na de arbeiders in Rusland vormden die in Duitsland het speerpunt van de eerste internationale revolutionaire golf, die voortkwam uit de oorlog. Ook in Hongarije en Oostenrijk waren de arbeiders in opstand gekomen en waren ze begonnen met het vormen van arbeidersraden.
Terwijl de proletarische initiatieven zich uitbreidden, bleef de heersende klasse niet stil zitten. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was om de beweging te saboteren en te beteugelen. De bourgeoisie was snel in staat om haar lessen uit de revolutionaire machtsovername in Rusland te trekken. Op haar voorpost stond het militaire opperbevel. Generaal Gröner, de opperste bevelhebber van het leger zou het later als volgt voorstellen:
“... in Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa’s om de regeringsmacht te herstellen met behulp van het militaire gezag. De partijen van rechts waren in elkaar gestort en het was natuurlijk ondenkbaar om een bondgenootschap aan te gaan met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een bondgenootschap aan te gaan met de Sociaal-democratie. Wij verenigden ons in onze gemeenschappelijk strijd tegen de revolutie, tegen het Bolsjewisme. Het herstel van de monarchie was ondenkbaar geworden. De doeleinden van ons bondgenootschap werden op de avond van 10 november uitgewerkt. Zij waren: totale strijd tegen de revolutie, het herstel van een regering van orde, steun aan de regering door de troepenmacht en zo snel mogelijk overgaan tot de vorming van de nationale grondwetgevende vergadering.” (Wilhelm Gröner over het akkoord tussen het militair opperbevel en Friedrich Ebert op 10 november 1918).
Om de vergissing te vermijden die de heersende klasse in Rusland beging na de februariopstand, toen de Voorlopige Regering de imperialistische oorlog voortzette en daarmee het verzet van de arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime op de spits dreef, en zo de opstand van oktober 1917 voorbereidde, reageerde de kapitalistenklasse in Duitsland heel snel en op een slimmere manier. Op 9 november werd de keizer gedwongen af te treden en werd hij naar het buitenland verbannen. Op 11 november werd er een wapenstilstand getekend die hielp de doorn van de oorlog uit het vlees van de werkende klasse te trekken – de voornaamste factor die de arbeiders en soldaten ertoe gedreven had om de strijd aan te gaan. Maar afgezien van de gedwongen troonsafstand van de keizer en de overeenkomst van de wapenstilstand, was het overdragen van de regeringsmacht aan de sociaal-democratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.
Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met de USPD (de Onafhankelijke Sociaal-democratische Partij) 1 de Raad van Volkscommissarissen, eigenlijk een burgerlijke regering die trouw was aan het kapitalisme. Diezelfde dag, terwijl Karl Liebknecht, de meest bekende leider van de Spartakisten, de ‘Socialistische Republiek’ uitriep ten overstaan van duizenden arbeiders en opriep tot de éénmaking van de arbeiders in Duitsland met die van Rusland, riep SPD-leider Philipp Scheidemann de ‘Vrije Duitse Republiek’ uit met aan het hoofd ervan de nieuwe Raad van Volkscommissarissen.
Deze zelf uitgeroepen (burgerlijke) regering was opgezet om de beweging te saboteren: “Door toe te treden tot de regering snelt de Sociaal-democratie het kapitalisme ter hulp, en biedt zij het hoofd aan de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar lijk moeten marcheren.”
Rosa Luxemburg had hiervoor al gewaarschuwd in oktober 1918 in haar ‘Spartakusbrieven’. In de Rote Fahne (Rode Vaan), de krant van de Spartakisten waarschuwde zij: “Vier jaar lang hebben de Scheidemanns, de regerende socialisten, jullie in de verschrikkingen van de oorlog geduwd; zijn vertelden jullie hoe hoognodig het was om het ‘vaderland’ te verdedigen, alhoewel het slechts ging om een strijd voor naakte imperialistische belangen. Nu het Duitse imperialisme wankelt, proberen zij voor de bourgeoisie te redden wat te redden valt en proberen zij de revolutionaire energie van de massa’s aan duigen te slaan. Geen éénheid met diegenen die jullie vier jaar lang hebben bedrogen. Weg met het kapitalisme en zijn agenten.”
Maar de SPD probeerde nu het werkelijke klassenonderscheid te verdoezelen. Ze schreef:
“Als één groep tegen een andere vecht, één sekte tegen een andere, dan zullen wij vervallen in de Russische chaos, algemeen verval, ellende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van het aftreden van de Keizer, nu het spektakel moeten meemaken van de arbeidersklasse die zichzelf verminkt, in een zinloze broederstrijd? Gisteren werd de nood aan innerlijke éénheid binnen de arbeidersklasse aangetoond. Uit bijna alle steden was de roep te horen voor het herstel van de éénheid tussen de oude SPD en de pas gestichte USPD.” (Vorwärts, 10.11.1918).
Voortgaand op deze illusies in de éénheid tussen de SPD en de USPD, drong de SPD er in de Berlijnse Arbeiders – en Soldatenraad op aan, dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen paritair was samengesteld uit drie leden van de SPD en van de USPD, deze partijverhoudingen ook zou gelden voor de afgevaardigden van de ‘Berlijnse Arbeiders – en Soldatenraad’. Ze verkregen zelfs een mandaat van de ‘Berlijnse Arbeiders en Soldatenraad’ om ‘een voorlopige regering te leiden’, die in werkelijkheid de directe kracht vormde om de arbeidersraden tegen te werken.
Rosa Luxemburg maakte later een balans op van de strijd tijdens deze fase:
“Wij konden moeilijk verwachten dat in Duitsland dat het verschrikkelijke spektakel had meegemaakt van 4 Augustus [1914; het stemmen van de oorlogskredieten, nvdv], en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst had binnengehaald, die op die dag was gezaaid, er plots op 9 november 1918 een zegevierende revolutie uit de lucht zou vallen, geïnspireerd op klassenbewustzijn en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat er op 9 november plaatsvond was in mindere mate de overwinning van nieuwe beginselen; het was niet veel meer dan het ineenstorten van een mors systeem van imperialisme. Het moment was gekomen voor het ineenstorten van het imperialisme, een kolos op lemen voeten, die van binnenuit instortte. Het gevolg van deze ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die ontbloot was van een beredeneerd plan. De enige bron van éénheid, het enige doorzettende en reddende beginsel was het wachtwoord: ‘Vormt arbeiders – en Soldatenraden’ .” (Stichtingscongres van de KPD, 31 december 1918).
In november en december, toen het revolutionaire elan van de soldaten aan het wegebben was, begonnen er meer stakingen uit te breken. Maar deze dynamiek zat nog in zijn beginstadium. En op dat ogenblik was de radenbeweging nog onvermijdelijk versplinterd. Van de gelegenheid gebruik makend nam de SPD het initiatief voor een oproep tot een nationaal congres van de arbeiders en soldatenraden dat zou gehouden worden in Berlijn op 16 december. Dus op een moment dat de beweging in de fabrieken nog niet tot volle ontplooiing was gekomen en waarop de centralisering van de raden nog voortijdig was, wilde de SPD van deze kans gebruiken om de raden politiek te ontwapenen via een dergelijk nationaal congres. Bovendien teerde de SPD op de toentertijd wijd verspreide illusie dat de raden zouden moeten werken volgens de beginselen van het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormde de afvaardiging fracties (van de 490 afgevaardigden, waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, 100 behoorden tot andere groepen). Zo werd de arbeidersklasse geconfronteerd met een eigenmachtig uitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de werkende klasse, maar dat onmiddellijk alle macht overgaf in handen van de pas eigenmachtig uitgeroepen ‘Voorlopige Regering’.
Een afvaardiging van Russische arbeiders die gekomen was om deel te nemen aan het congres werd aan de grens tegengehouden op instructies van de SPD. Het voorzitterschap gebruikte tactische zetten om te beletten dat leidende Spartakisten zoals Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg zouden kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van het congres. Ze beletten hen zelfs te spreken onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders waren van Berlijnse fabrieken. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besliste om de oproep tot de vorming van een nationale (grondwetgevende) vergadering te steunen. Deze machtsafstand aan een burgerlijk parlement ontwapende de raden.
De Spartakisten die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden op 16 december een massale straatbetoging van 250.000 arbeiders in Berlijn. Het nationale congres stelde de heersende klasse er toe in staat om een belangrijk punt te scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten kwamen tot de slotsom:
“Het eerste congres vernietigde tenslotte de enige verworvenheid van de arbeiders - de vorming van arbeiders – en soldatenraden - en stal dus de macht uit de handen van de werkenden klasse en sloeg het revolutionair proces terug. Doordat het congres de arbeiders en soldatenraden veroordeelde tot machteloosheid (door de beslissing om de macht over te dragen aan een nationale grondwetgevende vergadering) verkrachtte en verried het zijn mandaat. De arbeiders en soldaten moeten de resultaten van dit congres nietig en waardeloos verklaren” (Rosa Luxemburg, 20.12.1918). In sommige steden protesteerden de arbeiders en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.
Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties op touw te zetten. Bij een aanval van het ‘Freikorps’ in Berlijn (contra-revolutionaire troepen die in het leven waren geroepen door de SPD), werden op 24 december meerdere tientallen arbeiders gedood. Dit lokte de woede uit van de arbeiders van Berlijn. Door deze openlijk contrarevolutionaire acties van de SPD, trokken de commissarissen van de USPD zich op 29 december terug uit de Raad van Volkscommissarissen. Van 30 december tot 1 januari richtten de Spartakisten in het heetst van de strijd, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD), de Kommunistische Partij van Duitsland op (KPD). Toen zij op 3 januari 1919, de balans opmaakte en de perspectieven schetste, onderstreepte Rosa Luxemburg: “de verandering van de revolutie met een overwegend ‘soldatenkarakter’ van 9 november naar een arbeidersrevolutie, de verandering van een oppervlakkige en louter politieke verandering van regime naar een lang uitlopend proces van economische en algemene confrontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de werkende klasse wel degelijk een verschillende graad van politieke volwassenheid, training en vasthoudendheid, dan wat wij tot nu toe gezien hebben in deze eerste fase van de strijd” (De Rode Vaan, 3.1.1919).
Het is 90 jaar geleden dat de proletarische revolutie haar tragische hoogtepunt beleefde in de gevechten van 1918-1919 in Duitsland. Na de zegevierende revolutie in Rusland van oktober 1917 was Duitsland tot het centrale slagveld van de wereldrevolutie geworden. Hier werden de beslissende gevechten geleverd... en verloren. De revolutionaire beweging bracht de heersende klasse bijna om haar klassenheerschappij.
Het is 90 jaar geleden dat de proletarische revolutie haar tragische hoogtepunt beleefde in de gevechten van 1918-1919 in Duitsland. Na de zegevierende revolutie in Rusland van oktober 1917 was Duitsland tot het centrale slagveld van de wereldrevolutie geworden. Hier werden de beslissende gevechten geleverd... en verloren. De revolutionaire beweging bracht de heersende klasse bijna om haar klassenheerschappij.
Maar, over welke Duitse revolutie hebben we het hier? Zelfs in Duitsland weten vele arbeiders er niets over. Nog steeds zit het trauma van de contrarevolutie, en in het bijzonder van het nationaal-socialisme, er diep in. Is er wel ooit een Duitse revolutie geweest? En wanneer dat zo is, welke lessen kunnen we eruit trekken voor de toekomstige strijd? Om een antwoord te geven op deze vragen, en om erover te kunnen discussiëren, laten we de gebeurtenissen voor zich spreken.
De internationale revolutionaire golf begon als oppositie tegen de oorlog, en dit maar weinig jaren na de grootste politieke nederlaag van de arbeidersklasse: de ineenstorting van de socialistische internationale door het verraad van grote delen van de sociaal-democratie, die instemden met de oorlogskredieten, en die daarmee hun toestemming gaven aan de wereldoorlog.
De vakbonden mobiliseerden het proletariaat voor de wederzijdse afslachting van de klassenbroeders en – zusters aan de andere kant van de nationale grenzen. Engels had in 1895 al gewaarschuwd dat de wereldrevolutie niet vanzelf zou komen, maar dat het alternatief luidt: “Socialisme of barbarij.”
Voor het eerst waren de revolutionairen bang dat de revolutie te laat zou kunnen komen. Rosa Luxemburg schreef in 1915 in haar gevangeniscel over de slachtvelden van de oorlog:
“Het is onze kracht en onze hoop die daar rij aan rij, als het gras onder de sikkel, dagelijks wordt weggemaaid (...), de voortroepen van het hele wereldproletariaat (...) Hier laat de wereldoorlog zich niet alleen zien als een grandioze moord, maar ook als een zelfmoord van de Europese arbeidersklasse.” (Juniusbrochure)
Het was belangrijk dat de revolutionairen de hele arbeidersklasse hielpen om aan deze politieke desoriëntatie te ontsnappen. Er werd illegaal revolutionaire propaganda gemaakt, men nam deel aan manifestaties voor brood, er werden weer versterkt contacten met revolutionairen in het buitenland aangeknoopt. Op 1 mei 1916 sprak Karl Liebknecht zich op de Potsdamer Platz in Berlijn voor 10.000den tegen de oorlog uit. Hij werd gearresteerd en in de gevangenis gezet, maar de krachtige stem van het proletarisch internationalisme en de proletarische solidariteit was weer te horen! Dientengevolge kwam het in vele steden van Duitsland en ook in Rusland, tot solidariteitsstakingen voor Liebknecht.
Het was belangrijk voor het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse, dat ze de oorlog door de socialistische revolutie zou beëindigen, dat was toen de overtuiging van de revolutionairen. Al het andere zou slechts een ‘staakt het vuren’ zijn voor de volgende oorlog. De Bolsjewiki hoopten al dat met de proletarische revolutie de wereldoorlog beëindigd zou worden. De Russische revolutie was de eerste stap van de wereldrevolutie. Maar de paradox was dat het wegvallen van Rusland uit de wereldoorlog vooreerst de wereldoorlog verder aanwakkerde, omdat dit het Duitse imperialisme uit zijn dilemma van een tweefronten-oorlog had bevrijd. Al in 1917 vonden er massastakingen in Duitsland plaats in solidariteit met de revolutie in Rusland. In 1918 wachtte het proletariaat met smacht op de revolutie in Duitsland. Er waren ook steeds meer massastakingen in alle grote Duitse steden. Zo staakten bijvoorbeeld een half miljoen arbeiders in Berlijn, maar vooralsnog was dit nog de voorbereiding op de revolutie. De soldaten werden steeds meer oorlogsmoe, velen deserteerden, de bevolking aan het thuisfront hongerde, en vanaf september 1918 verklaarde de Duitse Opperbevelhebber de oorlog voor verloren. Er werden onderhandelingen met de Entente-mogendheden opgenomen. Ondertussen debatteerden de Spartakisten met de revolutionaire voorlieden (Obleute) over het tijdstip van de revolutionaire opstand. De revolutionaire voorlieden waren oorspronkelijk een kleine kring sociaal-democratische kameraden, die een groot vertrouwen onder de collega’s genoten, omdat ze zich tegen de oorlog uitspraken. Ze waren meestal hooggekwalificeerde en gevormde metaalarbeiders, die erom bekend stonden om in solidariteit voor de belangen van andere, zwakkere delen van de arbeidersklasse te strijden. In de oorlog vormde zich een heel netwerk rondom hen. Ze werden leden of sympathisanten van de linkervleugel van de Onafhankelijke Sociaal-democratie (USPD), inclusief de Spartakusbond. Voor iedereen onverwacht kwam de revolutie, niet in Berlijn, maar in Wilhelmshafen.
De revolutie werd op gang gebracht door de matrozen van de hoogzeevloot. De aanleiding was, dat de officieren liever ‘eervol’ ten onder wilden gaan in een zinloze zeeslag, dan de schande te moeten dragen van de oorlogsnederlaag. Ze beraamden daarom een aanval tegen de Engelse vloot. Dit vertelden ze natuurlijk niet aan de matrozen en stokers. Maar er werden brieven van officieren door matrozen onderschept. De verontwaardiging was groot, want, hoe verrassend, de 80.000 matrozen en stokers wilden niet sterven. Op 4 november 1918 muitte desalniettemin maar een deel van de matrozen. De anderen hadden nog niet de moed gevat om voor hun leven te vechten. De muiters werden naar Kiel gebracht, in afwachting van een zeker doodsoordeel. Daarmee werd een van de centrale vragen van de proletarische revolutie op de agenda gezet: de kwestie van de solidariteit.1
Drie dagen lang debatteerden ze met marinesoldaten en dokwerkers wat hen te doen stond. Op de derde dag moesten ze op een plein bijeenkomen, omdat er bewapende posten voor het vakbondsgebouw waren neergezet. Maar daar werden zij vergezeld door duizenden arbeiders in een grote demonstratie. Dit was het begin van de Duitse revolutie. Maar de beslissing zou in Berlijn vallen. De overwinning stond geenszins van tevoren vast. De heersende klasse was vastberaden om in de hoofdstad het gevecht aan te gaan en de revolutie bloedig neer te slaan. Op de avond van de 8ste november observeerde Richard Müller, een revolutionaire voorman die al snel voorzitter van de algemene arbeiders- en soldatenraad zou worden (net als Trotski in Rusland), hoe contrarevolutionaire troepen de stad in kwamen, die eerder al ‘met succes’ tegen de Finse revolutie waren ingezet.2
Toen ging alles heel snel, op die 9de november in Berlijn. Alle ooggetuigen spreken van honderdduizenden arbeiders die ‘s ochtends vroeg uit de fabrieken en bedrijven in de richting van het stadscentrum marcheerden. Onderweg hield ze stil om andere arbeidersscharen op te halen, en gingen ze de kazernes in. Men vreesde het ergste, maar men was vastbesloten om tenminste te proberen de soldaten in de kazernes van zijn strijd te overtuigen. Er werden plakkaten gedragen: “Broeders, niet schieten!” De spanning steeg. En toen? Er vielen geen schoten, en geen doden. In tegendeel, de soldaten openden zelf de kazernepoorten, hielpen de rode vlag te hijsen, zij sloten zich bij de massa’s aan. Men trok voorbij “Unter den Linden”. De oorlog was beëindigd, de arbeidersklasse had de Duitse revolutie ingeleid, maar de heerschappij van het kapitaal was daarmee nog lang niet ten val gebracht.
s’Middags riep Philipp Scheidemann onder de indruk van de massa’s de ‘vrije Duitse republiek’ uit. Friedrich Ebert was buiten zichzelf van woede, want hij had de keizer willen behouden. Ebert en Scheidemann behoorden voor de oorlog tot de rechter, reformistische vleugel van de sociaal-democratie; zij stonden aan de kant van Duitsland in de oorlog, en zij bestreden tenslotte als regering met alle middelen de proletarische revolutie.
Niet veel later riep Karl Liebknecht, die kort tevoren met honderden anderen politieke gevangen uit de gevangenis waren bevrijd, bij het stadslot voor honderdduizenden de socialistische revolutie uit, en riep op tot de strijd voor de wereldrevolutie. Het gejuich was onbeschrijfelijk. Tegelijkertijd bezetten de revolutionaire voorlieden een zaal in de Rijksdag en stelden oproepen op aan de arbeiders en soldaten van Berlijn, om de volgende dag afgevaardigden voor de arbeiders- en soldatenraad te kiezen.
Op 10 november vond de verkiezing van de arbeiders- en soldatenraad plaats. Deze benoemde een soort provisorische socialistische regering van SPD en USPD onder leiding van Ebert. Op dezelfde avond ondertekende Ebert een geheim verdrag met de nieuwe militaire leiding, om de revolutie neer te slaan. Dit was het einde van het keizerdom in Duitsland, maar de beslissende slag in de strijd tussen proletariaat en bourgeoisie moest nog worden geleverd.
Nog vanuit de gevangenis volgde Rosa Luxemburg alle gebeurtenissen van de Duitse revolutie en analyseerde iedere ontwikkeling met typische scherpte, ondanks de lichamelijke gebreken die haar na jaren gevangenis plaagden. Hoewel de revolutie door arbeiders werd aangevoerd, noemde zij deze eerste fase “de revolutie van de soldaten”, want haar hoofddoel was de vrede – het beëindigen van de oorlog. Nu de wereldoorlog tot stilstand was gekomen, zag Luxemburg duidelijk dat er ook illusies over het einde van de oorlog zouden zijn. Dit bevestigt ook Richard Müller, want tijdens de eerste zitting van de arbeiders- en soldatenraad op 10 november in Berlijn had een groot deel van de soldatenafgevaardigden de revolutionairen die zich voor de voortzetting van de klassenstrijd uitspraken, en die de sociaal-democratie als contrarevolutionair brandmerkten, bijna gelyncht. Voor de revolutionairen had de Duitse revolutie echter duidelijk een proletarisch karakter, dat het duidelijkst tot uitdrukking kwam in de vorming van arbeiders- en soldatenraden. De vorming van raden was al de opbouw van eigen machtsorganen, en was daarmee in de grond al een oorlogsverklaring aan de burgerlijke machtsorganen. Zij betekende het begin van de burgeroorlog. De beslissende vraag was, of in de raden, in de arbeidersklasse in het algemeen, de revolutionaire proletarische visie de overhand zou krijgen. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches vertrouwden daarop. De tijd zou aan de kant van de arbeidersklasse zijn, want ondanks het einde van de oorlog werd het steeds duidelijker dat de massieve problemen van honger, inflatie en prijsstijging,, dalende lonen en werkloosheid voor het proletariaat bleven voortbestaan. Maar een proletarische revolutie heeft ook een revolutionaire partij nodig, om de klasse een politieke oriëntatie te geven. Een centraal probleem in Duitsland was dat een dergelijke partij, anders dan in Rusland, nog niet bestond. De oprichting van een communistische partij met een duidelijk revolutionair program was hoogstnoodzakelijk.
Zo kwam het eind december 1918 tot een congres van de Spartakisten en de Internationale Kommunisten Duitslands (IKD, de Bremer linkerzijde) die het oprichtingscongres van de Kommunistische Partij van Duitsland (KPD) werd. De revolutionaire voorlieden waren niet uitgenodigd, maar men verwachtte hun toetreding tot de partij na de oprichting. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches werden echter steeds ongeruster. Ondanks alle belangrijke vragen die werden bediscussieerd, dreigde het congres op de belangrijkste vraag te falen: Wat zijn de volgende stappen op weg naar de macht? Luxemburg verzorgde met een laatste krachtsinspanning een inleiding over deze vraag, en legde uit, dat de eerste fase van de revolutie primair een politieke was, omdat ze zich tegen de oorlog heeft gekeerd. Economische eisen hadden in de novemberrevolutie slechts een ondergeschikte rol gespeeld. Maar nu is een tweede fase van de revolutie noodzakelijk, die door economische eisen gekenmerkt moet zijn, door klassenstrijd, met andere woorden: de massastaking. De massastaking verbindt economische, politieke en culturele eisen en leidt daardoor ook tot een centralisatie van de strijd. Dit is de weg tot de geslaagde revolutie, die ook eerst het hele land moet bereiken. De machtsovername staat vandaag nog niet op de agenda.
Hoewel velen door de inleiding van Luxemburg enthousiast geworden waren, wilden velen helemaal geen debat, maar wilden ze meteen overgaan tot stemming. Het congres begreep op dat moment, uit puur ongeduld en een gebrek aan debatcultuur, helemaal niet dat het hier en nu om de belangrijkste vraag van de Duitse, en daarmee van de wereldrevolutie überhaupt ging. Jogiches en Luxemburg waren totaal gechoqueerd. Ook de onderhandelingen met de revolutionaire voorlieden mislukten. Het wederzijds wantrouwen was te groot. Luxemburg sprak zich in de ‘rode vaan’ (de krant van de Spartakisten, respectievelijk van de KPD) uit voor de noodzakelijke aaneensluiting.
De contrarevolutie sliep uiteraard niet en bereidde middels talrijke provocaties het neerslaan van de revolutie voor. De sociaal-democratie fungeerde hier als het Trojaanse paard, want ondanks haar verraad was zij in de ogen van velen nog steeds een arbeiderspartij. De ontbinding van het leger bemoeilijkte de vorming van een geregelde troepenmacht voor witte terreur. Er werden ‘vrijkorps’ gevormd, die later de kern van de nazi-beweging zouden vormen. De sociaal-democratie rechtvaardigde de witte terreur in de media als strijd tegen de moordlustige Spartakisten. Tegelijkertijd riep de SPD-krant ‘Vorwärts’ openlijk op tot moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.
Op 6 december begon het grote offensief van de contrarevolutie. De vertrekken van de ‘Rode Vaan’ werden vernield, men probeerde de leiders van het uitvoerend comité van de arbeiders- en soldatenraden te arresteren, en er werd geschoten op een demonstratie van de Spartakusbond, met 18 doden als gevolg. Bovendien probeerden de ‘vrijkorps’ Karl Liebknecht te arresteren, respectievelijk te vermoorden. De reactie van de arbeidersklasse was: de eerste gigantische solidariteitsdemonstratie voor de Spartakisten, en meerdere stakingsacties in Opper-Silezië en in het Ruhrgebied.
Het tweede offensief van de contrarevolutie was op 24 december de aanval op de Volksmarine-divisie, die zich in het stadslot en de Marstall bevond. In een mediacampagne werden de matrozen als criminelen en als Spartakisten gebrandmerkt. Zij waren een symbool van de revolutie, want zij hadden de revolutie vanaf de kust in het land verspreid. Zij waren zowel de sociaal-democratie als voor de legerleiding een doorn in het oog. Men stelde hen een ultimatum: capitulatie zonder voorwaarden. Hoewel ze zonder meer de zwakkere partij waren, wilden ze tot het laatst doorvechten. Maar het grootse was: zodra de matrozen met kanonnen werden beschoten, ontwaakten talrijke arbeiders, vrouwen en kinderen, renden naar de overkant om de matrozen te steunen. Vaak slechts met hun moed, hun humor en hun overredingskunst bewapend, stelden zij zich voor de schietende troepen op. En inderdaad, de troepen smeten hun wapens weg, en ontwapenden hun officieren.
Zege! Op 25 december kwam het in Berlijn tot een reusachtige demonstratie, die ditmaal tegen de sociaal-democratie gericht was. Op weg terug naar huis bezette een deel van de demonstranten spontaan het kantoor van de Sociaal-democratische ‘Vorwärts’, uit verontwaardiging over de laster tegen de revolutionaire arbeiders, matrozen en soldaten. De sociaal-democratie nam dit als aanleiding voor het volgende offensief, tenslotte ging het om de verdediging van de persvrijheid! De revolutionaire voorlieden gingen naar de arbeiders in het ‘Vorwärts’ kantoor, en probeerde hen tot een geordende terugtrekking te bewegen, omdat het voor een gewapende opstand nog te vroeg was. Ook dit was een overwinning voor het proletariaat. De contrarevolutie verloor een voorwendsel om de revolutie in bloed te smoren. Op 31 december kwam het tot een reusachtige demonstratie, die tegelijk een rouwstoet was voor de slachtoffers van de gevechten om het Marstall-gebouw. De woede van de arbeidersklasse groeide, de USPD trad uit de regering, de KPD werd opgericht.
Het derde offensief van de contrarevolutie volgde snel, maar de sociaal-democratie en de legerleiding hadden intussen erkend, dat directe aanvallen op symbolen van de revolutie (zoals Liebknecht en de Volksmarine-divisie) grote protesten veroorzaakten en de solidariteit aanwakkerden. Daarom werd een grote hetze gestart tegen de Berlijnse politiepresident, Emil Eichhorn, een linkse USPD’er. Men verwachtte geen grote solidariteit van de kant van de arbeiders, ook wanneer hij arbeiders had bewapend. Des te groter was de verrassing toen, op 5 januari 1919, 150.000 arbeiders gehoor gaven aan de oproep van de revolutionaire voormannen, en voor het hoofdbureau van politie aan de Alexanderplatz manifesteerden. Men had het zeer wel begrepen: een aanval op Eichhorn was inderdaad een aanval op de revolutie. Op 6 januari demonstreerden en staakten zelfs 500.000 arbeiders in Berlijn voor Eichhorn.
Wederom zegevierde de Duitse revolutie. Dit waren belangrijke etappe-zeges om het vertrouwen in de eigen macht van het proletariaat te versterken. Men was op de goede weg, maar de contrarevolutionaire gevaren lagen op de loer. Ondertussen waarschuwde de KPD in de ‘Rode Vaan’ dat het tijd was voor nieuwe verkiezingen van de raden, die zeker de ruk naar links van arbeiders en soldaten, sinds de verkiezingen van november, tot uitdrukking zouden brengen. Men bleef oproepen tot bewapening van de arbeiders, maar waarschuwde tegelijkertijd, dat het moment van de gewapende opstand nog niet gekomen was, omdat de hoofdstad er nog alleen voor zou staan. Nu volgde slag op slag.
De contrarevolutie begon haar vierde offensief tegen de revolutie. Later hebben bronnen zonder twijfel bevestigd, dat de tweede bezetting van de ‘Vorwärts’ door provocateurs en verklikkers werd doorgevoerd, om een voorwendsel voor de gewapende slag van de witte terreur te creëren, in naam van de verdediging van de persvrijheid. Op dezelfde 6de januari gingen de arbeiders van Berlijn in algemene staking, men riep “Weg met de regering”. Tegelijkertijd kwamen de revolutionaire leiders bijeen, 70 voorlieden (USPD linksen en dichtbij de KPD), Karl Liebknecht en Wilhelm Pieck voor de KPD, en leiders van de USPD. Buiten wachtten demonstranten op politieke oriëntaties. Men beraadde zich over wat te doen. Er heerste besluiteloosheid, maar toen kwamen er meldingen binnen, volgens welke enkele garnizoenen hun bereidheid tot de gewapende opstand zouden hebben verklaard. Bovendien was toch het perskwartier en zelfs de ‘Vorwärts’ bezet. Men raakte het hoofd kwijt. Karl Liebknecht sprak zich nu tegenover deze situatie plotseling voor de gewapende opstand uit. Grote delen van de als altijd wankelmoedige USPD’ers wilden deze schijnbare radicaliteit in niets ten achterstaan, en spraken zich net zo gepassioneerd voor de opstand uit. De atmosfeer werd steeds geladener. Richard Müller trachtte om de aanwezigen tot bezonnenheid op te roepen. De situatie zou nog niet rijp zijn voor de opstand, men mag nu niet in blind activisme vervallen. Daarmee brengt men de hele revolutie in gevaar. Men liet hem nauwelijks uitspreken, en ging over tot afstemming. Allen stemden voor een algemene staking. Een grote meerderheid (tegen zes stemmen) stemde bovendien voor de val van de regering en de handhaving van de bezetting van de persbureaus. Bovendien werd het provisorische revolutionaire actiecomité opgericht.
Precies de week van 5 tot 12 januari 1919 besliste uiteindelijk over het lot van de revolutie in Duitsland en in de wereld. Het werd snel duidelijk dat er valse meldingen waren gedaan: het garnizoen bleef passief, zelfs de volksmarine-divisie bleef neutraal. Men had toch wel het een en ander kunnen doen, zoals de officieren ontwapenen, de arbeiders bewapenen, het garnizoen agiteren, enzovoort. Maar nadat tot niets minder dan de gewapende machtsovername was besloten, leken dergelijke ‘kleine’ acties niet langer gepast. Liebknecht en Pieck hadden tegen het besluit van de KPD en haar program gehandeld. De KPD-leiding was totaal onthutst. Nu werd duidelijk, dat men de waarschuwingen in het referaat van Luxemburg tegen een vroegtijdige opstand niet had begrepen. Er ontstonden daarover enkele verhitte twistgesprekken tussen Luxemburg en Liebknecht. Wat zou men moeten doen, om de arbeiders weer uit deze val te bevrijden? De KPD werd het er snel over eens. Wanneer men tot dusver tegen de gewapende opstand is geweest omdat deze te vroeg kwam, moest men zich nu daar juist helemaal voor inzetten. Alleen een machtsovername door de arbeiders van Berlijn kon nog een bloedvergieten door de contrarevolutie verhinderen. Wanneer dit zou lukken, moest men erop hopen dat Berlijn lang genoeg zou standhouden, totdat de rest van het land zou volgen. Op het militaire vlak waren de krachtsverhoudingen tamelijk gelijkwaardig, maar er bestond een beslissende zwakke plek aan de kant van de arbeidersklasse: er was nog steeds geen heldere politiek leiding.
Weliswaar waren de arbeiders sinds november veel verder naar links opgeschoven, men wantrouwde de sociaal-democratie steeds meer, maar de politieke leiding lag nog steeds niet in de handen van de KPD, zij lag bij de centristen, de USPD. De USPD was echter alleen door haar houding tegenover de oorlog verenigd, men had geen eenheidsprogram. Sommigen waren voor de proletarische revolutie, anderen voor een meer ‘democratisch’ kapitalisme. Dit verwarde de arbeiders des te meer, omdat het provisorische revolutiecomité (waar de KPD’ers waren uitgetreden), nu ook nog met de SPD in onderhandelingen trad, in plaats van haar consequent te bestrijden. Dit was het ogenblik waarop de contrarevolutie zo lang had gewacht. Men sloeg toe met bomaanvallen, vuurgevechten, moord, lynch-justitie tegen arbeiders en soldaten, het lastigvallen van vrouwen en kinderen. De systematische jacht op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werd geopend. Maar nog was de strijd niet beslist.
Al in november had Rosa Luxemburg een tweede, nieuwe fase in de revolutie aangekondigd: de massastaking. Deze begon nu steeds massievere vormen aan te nemen, in antwoord op inflatie, ontslagen, massawerkloosheid, arbeidstijdverkorting en honger; en wel uiteindelijk in andere belangrijke delen van Duitsland: in Opper-Silezië, aan de Nederrijn en in Westfalen, en Midden-Duitsland. In het Ruhrgebied staakten miljoenen mijnwerkers. Zij werden meteen brutaal door ‘vrijkorps’, gewapende bedrijfstroepen en de vakbonden aangevallen. De mijnwerkers vochten terug, en al zeer snel traden twee hoofdeisen in deze strijd naar voren:
1. Alle macht aan de arbeiders- en soldatenraden.
2. Socialisatie van de fabrieken en mijnen.
Terwijl de massastaking zich steeds dieper over het hele land verspreidde, vocht het revolutionaire Berlijn voor zijn leven.
De arbeiders wilden massastakingen, maar geen straatgevechten. Zij eisten het terugtreden van de SPD-regering, maar zij waren ook boos op hun politieke leiding, die overhaast een opstand had geëist. De militairen namen het door verklikkers bezette ‘Vorwärts’ - kantoor met geweld in, en verklaarden de zogenaamde Spartakusopstand voor beëindigd. De hetz-campagne werd echter voortgezet. Hoewel Leo Jogiches Luxemburg en Liebknecht, de aanvoerders van de revolutie, had gesmeekt om zich een tijdje buiten Berlijn schuil te houden, namen zij dit niet in aanmerking. Maar de strop die contrarevolutie om hun nek legde werd steeds strakker aangetrokken. De mensenjacht bereikte op 15 januari 1919 haar hoogtepunt. Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden door ‘vrijkorps’ gearresteerd, mishandeld en brutaal vermoord. In de media werd de volgende dag beweerd, dat Luxemburg door een uitzinnige menigte gelyncht zou zijn, en dat Liebknecht ‘op de vlucht’ zou zijn neergeschoten. Slechts weinige dagen later werd duidelijk dat dit leugens waren. De moordenaars werd tot vlucht naar Nederland verholpen. Toen de moord bekend werd, ging er een schreeuw van ontzetting door de arbeidersmassa’s. Uit angst voor de reactie van de arbeiders riep de bloedhond Gustav Noske de oorlogstoestand over Berlijn uit, toen op 25 januari een demonstratie van honderdduizenden de lijkkisten van Liebknecht en 33 andere revolutionairen volgde. Het lijk van Rosa Luxemburg werd pas enkele maanden later in het Landwehr-kanaal gevonden. Maar voor de ‘socialistische’ regering rond Ebert volstond deze slag tegen de revolutie niet. Noske werd in het ambt geroepen om Berlijn te ‘zuiveren’. De Berlijnse arbeiders waren als verlamd, en konden zich nauwelijks te weer stellen, toen Noske arbeiderswijk na arbeiderswijk liet bezetten, arbeiders liet doodschieten en vrouwen liet mishandelen. Later werd duidelijk dat er helemaal geen schietende Spartakisten waren geweest waartegen de troepen van Noske moesten optreden. Veeleer werd er nachtenlang wilekeurig in het rond geschoten. De SPD richtte in Berlijn in feite een militaire dictatuur in, aldus Richard Müller.
In het Rijnland en in Westfalen escaleerde de situatie toen het leger probeerde de arbeiders- en soldatenraden de macht te ontnemen en hen te ontwapenen. Er werden 30.000 ‘vrijkorps’ naar het Ruhrgebied gestuurd. Op 14 februari riep de Arbeiders- en Soldatenraad op tot algemene staking en gewapend verzet. Toen op 21 februari het Generale Commando de totale ontwapening en de capitulatie van de raden eiste, was dit van hen verlangen om zelfmoord te plegen. Tegen een grote minderheid in besloten de raden toch om de eisen te accepteren, omdat de stemming voor een gewapende strijd nog niet algemeen zou zijn. Nu had men echter zijn gunstige uitgangspositie vroegtijdig en onnodig opgegeven! En inderdaad braken kort daarop de gevechten van de arbeidersklasse in Midden-Duitsland in volle hevigheid los. De arbeiders waren verontwaardigd, en op de volgende dag traden 145.000 arbeiders in staking. Hoewel alle voorwaarden geaccepteerd waren, beweerden de regeringstroepen dat dit niet het geval was, en daarom moest het Ruhrgebied militair bezet blijven. Pas in maart kwam het in het Rijnland en in Westfalen tot een heropname van de gevechten, maar nu met volle revolutionaire kracht.
De gevechten in Midden-Duitsland gingen ononderbroken verder. Hier waren het vooral de industriearbeiders, en voor het eerst grote delen van het spoorwegpersoneel. Dit was van groot strategisch belang. De sociaal-democratie had namelijk uitsluitend aan hen loonsverhogingen toegekend, om spoorstakingen te verhinderen, zodat de contrarevolutionaire troepen dwars door het land tegen de revolutie in stelling gebracht konden worden. Maar nu was de noord-zuid verbinding van het spoor voor de ‘vrijkorps’ onderbroken. Bijna alle beroepen in Midden-Duitsland staakten. Garnizoenstroepen in steden als Erfurt en Merseburg verzekerden aan de revolutionaire arbeiders hun bijstand. Hier vond de staking haar grootse uitbreiding. De enige mogelijkheid om de staking nog effectiever te maken, bestonden in de aansluiting van Berlijn.
Op 24 februari was de staking algemeen geworden. De Rijksregering en de nationale vergadering om Ebert was uit Berlijn gevlucht. Men zat angstig in het provinciestadje Weimar, midden in het stakingsgebied. Aan de sociaal-democratische praatjes over ‘vrede’ geloofden de arbeiders niet meer in het aangezicht van de bloedige misdaden in Berlijn en elders. Het lag nu aan de plenaire vergadering van de arbeiders- en soldatenraden in Berlijn om zich aan het hoofd van deze massagevechten te plaatsen.
Ondanks de traumatische ervaringen van januari streed het Berlijnse proletariaat zo goed als het kon. Maar de raad was niet opnieuw gekozen geworden en beantwoordde niet aan de verdere ruk naar links onder de arbeiders. Tegen het verzet van de SPD in kon men tenslotte een termijn voor nieuwe verkiezingen voor de nationale arbeiders- en soldatenraad doorzetten. Op 19 april had de KPD al evenveel stemmen als de SPD. In de Berlijnse raden sloeg de stemming steeds meer over in de richting van revolutie. Maar nog was het niet april, en de Berlijnse arbeiders- en soldatenraad moest reageren op de oproep van de arbeiders in Midden-Duitsland. De SPD probeerde een algemene staking met alle middelen te verhinderen. De raad aarzelde. Toen kwamen afgevaardigden uit grote Berlijnse bedrijven hem meedelen, dat de massabijeenkomsten in de bedrijven al tot de staking hadden besloten. De algemene staking was daarmee ook in Berlijn bijna overal effectief. Zelfs SPD-afgevaardigden in de arbeiders- en soldatenraden stemden tegenover deze nieuwe situatie tegen hun partijlijn en vóór de revolutie.
Het was tragisch: het Berlijnse proletariaat had zich nog één keer vermand om zijn klassenbroeders en -zusters te volgen, en toch kwam men te laat. In Midden-Duitsland was de algemene staking, na lang te zijn volgehouden, zojuist beëindigd. Het trauma van januari 1919 bleek fataal geweest te zijn. Nu sloeg het uur van de contrarevolutie. Ze woedden vooral in Berlijn, jaagden op arbeiders en communisten. Ze vermoordden er duizenden, waaronder ook Leo Jogiches. Arbeiderswijken, zoals Berlin-Lichtenberg, werden vanuit de lucht gebombardeerd.
De voorzitter van de arbeiders- en soldatenraden in Berlijn, Richard Müller, schreef later in zijn geschiedenis van de Duitse revolutie:
“Dat was de meest geweldige opstanding van het Duitse proletariaat, van de arbeiders, bedienden en ambtenaren en zelfs van een deel van de kleinburgerlijke middenlagen, een opstanding die aan grootheid en diepgang totdusver nog niet opgetekend kon worden (...) Niet alleen in de hier behandelde delen van Duitsland stonden de volksmassa’s in de algemene staking: in Sachsen, Baden, en Beieren, overal sloegen de golven van de sociale revolutie tegen de muren van de kapitalistische productie- en eigendomsorde. De arbeidersmassa’s schreden verder op de weg, die in voortzetting van de van de politieke omwenteling van november 1918 moest worden begaan.”
Vervolgens heeft Müller een stelling geopperd waarbij wij ons willen aansluiten:
“Wanneer de januari-putsch niet was uitgevoerd, dan zou het Berlijnse proletariaat de strijders in Rijnland-Westfalen en in Midden-Duitsland tijdig hebben kunnen ondersteunen; de revolutie zou met succes verder gevoerd geworden zijn, en het nieuwe Duitsland zou een ander politiek en economisch gezicht hebben gekregen.”
In deze inleiding hebben we geprobeerd om de historische gebeurtenissen voor zich te laten spreken, en ook om de hele menselijke dramatiek, in aanzetten, weer te laten opleven. We willen tot slot enkele hoofdstellingen over de revolutie in Duitsland naar voren brengen:
1. De gebeurtenissen waren een reusachtige, door de massa’s gedragen proletarische revolutie.
2. In tegenstelling tot Rusland mislukte de revolutie in Duitsland mede omdat een sterke, gecentraliseerde partij ontbrak, die het vertrouwen van de Duitse arbeidersklasse genoot.
3. Een hoofdreden voor de moeilijkheden van de revolutie in Duitsland bestond eruit dat de tegenstander veel sterker was dan in Rusland. Bovendien had de Duitse heersende klasse lessen getrokken uit de revolutie in Rusland, en slaagde zij erin de sociaal-democratie als haar Trojaanse paard te gebruiken.
4. De mislukking van de revolutie in Duitsland stond niet van tevoren vast of was onontkoombaar, het stond op het scherpst van de snede.
5. De revolutie was de ineenstorting van de heerschappij van het kapitaal in Duitsland al veel dichter genaderd dan in het algemeen wordt aangenomen.
IKS, december 2008
Op 84-jarige leeftijd is 2 september 2008 Joop Wandelee overleden. Er is niets vreemds aan dat we deze Amsterdamse arbeider en anarchist, die via vader en grootvader uit de school van Domela Nieuwenhuis kwam, en die we al van vóór het ontstaan van onze organisatie kenden, in ere houden. Joop was namelijk een overtuigd proletarisch internationalist. Ook al was hij het voor het overige volslagen met ons oneens, hij was zich er ten volle van bewust dat we dit punt gemeenschappelijk hadden. Van jongs af aan stond hij open voor debat met ‘radencommunisten’. Hij verdedigde dat ze, anders dan stalinisten en trotskisten, waarachtige klassenstrijders waren.
Wars van ieder kleingeestigheid kwam hij meerdere malen naar onze bijeenkomsten om te debatteren. Ook zette hij anderen daartoe aan, zoals vooral voor het marxisme-anarchisme debat te Amsterdam in november 1999, waar we stevig, maar ook in volle onderlinge solidariteit, de degens met elkaar hebben gekruist (1). Hij verdedigde onze aanwezigheid op de Pinksterlanddagen in Appelscha en reageerde met verontwaardiging op de “sektariërs” van de anarchistische boekenbeurs in Utrecht die ons de toegang weigerden en hij noemde het “schandalig” dat er binnen de anarchistische wereld mensen waren die “zichzelf anarchist noemen en klassenstrijders uitsluiten”, en die zelfs probeerden om ons van het trottoir voor het gebouw te jagen. Bij ons was hij altijd welkom.
Dat was Joop, eenvoudig, eerlijk, recht door zee, luisterend naar argumenten, solidair en nooit bang zijn overtuiging met vuur tegenover iedereen te verdedigen.
IKS, 14 december 2008
(1) Zie: De Hollandse Linkerzijde, een brug tussen Marxisme en anarchisme?, in Wereldrevolutie, nr, 89; vervolgens: Stellingname over het publiek debat in Amsterdam: De onmacht van de anarchisten om het kapitalisme te bestrijden, in Wereldrevolutie, nr. 90, en tenslotte: Debat over anarchisme/radenisme: Antwoord aan Daad en Gedachte, in Wereldrevolutie, nr. 91.
Zie tevens: De Vrije [8]
Midden november 2007, toen de arbeiders van Dubai weer aan het werk gingen na een massale en spontane revolte, behandelden de pers en de media als belangrijkste nieuws de geschiedenis van de neef van koning Abdallah van Dubai, Al Walid Ibn Talal, die voor persoonlijk gebruik net een Airbus 380 gekocht had.
Geen woord over de massale stakingsbeweging! Geen woord over deze open rebellie van honderdduizenden over-uitgebuite arbeiders! Eens te meer legde de bourgeoisie een black-out op aan haar internationale media.
Tegen de onmenselijke uitbuiting door de bourgeoisie…
Dubai is de laatste jaren veranderd in een immense bouwwerf, waar grote wolkenkrabbers, de ene nog ongelooflijker dan de andere, oprezen als paddestoelen. Dit Emiraat is één van de symbolen van de bourgeoisie van het ‘economische mirakel’ van het Oosten en het Midden-Oosten. Maar achter dit uitstalraam ligt een heel andere werkelijkheid: niet de werkelijkheid die wordt voorgesteld aan toeristen en zakenlui, maar de werkelijkheid van de arbeidersklasse die bloed, zweet en tranen gelaten heeft voor deze ‘architectendromen’.
Van het miljoen inwoners van het Emiraat is meer dan 80% arbeiders van vreemde afkomst, in meerderheid Indisch, maar ook Pakistaans, Bengaals en, recentelijk Chinees. Het schijnt dat zij nog goedkoper zijn dan de Arabische arbeiders! Voor een habbekrats gaat de bouwvak 24 uur per dag en 7 dagen in de week door. Zij verdienen het equivalent van 100 tot 150 Euro’s per maand. Zij bouwen deze prestigieuze torens en paleizen, maar leven zelf in cabines, met meerdere per kamer en geparkeerd in de woestijn. Zij worden opgehaald voor het werk in veewagens die men bussen noemt. Alles zonder medische zorg of pensioen… en om elk gevaar van verzet te voorkomen, nemen de bazen hun paspoorten in beslag, je weet maar nooit. Natuurlijk wordt er op geen enkele manier rekening gehouden met de familie van die arbeiders die thuis moet blijven. De arbeiders kunnen hen maar om de twee of drie jaar bezoeken omdat het te moeilijk is om het geld voor de reis bijeen te krijgen.
Maar je kan de mensen niet onbeperkt op die manier behandelen en toch buiten schot blijven.
… de massale strijd van het proletariaat
In de zomer van 2006 lieten de arbeiders van Dubai al zien dat ze in staat waren om massaal en collectief te strijden. Ondanks de repressie die er op volgde, hebben ze het nu weer aangedurfd om op te staan tegen hun uitbuiters en martelaars. Door deze strijd hebben zij hun moed laten zien, hun buitengewone vechtersgeest, zich verenigend tegen dit soort leven van ellende en slavernij. Zoals hun klassenbroeders in Egypte hebben zijn de gevestigde macht getrotseerd ondanks de risico’s die daar aan verbonden zijn. Want in de Emiraten zijn stakingen verboden en gaat de straf onmiddellijk in: intrekking van arbeidsvergunningen en een levenslange ban om daar nog te werken.
Maar nu waren zij het beu om maandenlang geen loon meer te hebben ontvangen: “Op zaterdag 27 oktober kwamen er meer dan 4.000 bouwvakkers op straat, blokkeerden de straten die leidden naar de industriezone van Jebel Ali, en wierpen stenen naar de politiewagens. Zij eisten meer bussen voor het vervoer naar het werk, minder overbevolkte logementen en lonen die het hen mogelijk zouden maken om een waardig leven te leiden.” (Courier International, 2.11.07). Omdat zij zich konden vinden in deze massale strijd, sloten duizenden arbeiders van andere bedrijven zich bij de stakers aan.
Het was geen verrassing dat de bourgeoisie en de staat gewelddadig reageerden. De anti-oproerbrigade gebruikte waterkanonnen om de betogers uiteen te drijven en sleurde verschillende onder hen in de politiewagens. “De minister van Arbeid die dit ‘barbaarse gedrag’ aankloeg, stelde hen voor de keuze van terug aan het werk te gaan en het opzeggen van hun contracten, deportatie en verlies van compensatie.” (https://www.lemaroc.org/economie/article [10] 8622.htm). Ondanks de politierepressie en de dreigementen van de regering ging de stakingsbeweging verder en verspreidde zich over drie andere gebieden in Dubai. Volgens een artikel in Associated Press van 5 november waren er meer dan 400.000 arbeiders in staking!
De dreigementen met straffen en repressie werden uitgevaardigd onder het voorwendsel dat politievoertuigen beschadigd waren, iets dat nu eenmaal onaanvaardbaar is voor de burgerlijke orde! Maar wie is er verantwoordelijk voor de ergste vorm van geweld? Het antwoord is duidelijk: degenen die de levens van honderdduizenden arbeiders tot een ware hel maken.
Wat is het vooruitzicht voor een dergelijke strijd?
In Dubai heeft het proletariaat zijn kracht en vastbeslotenheid getoond. De bourgeoisie werd er eigenlijk toe gedwongen om tijdelijk een stap terug te zetten en moest haar zuiver repressieve tactiek terzijde schuiven: “de toon was de volgende woensdag eerder verzoenend” (AFP). De massale schaal van deze strijd had “de regering van Dubai een beetje doen buigen, door aan de ministers en de bedrijven de opdracht te geven om de lonen te herzien en een minimumloon in te voeren”… officieel natuurlijk. In werkelijkheid zal de bourgeoisie haar aanvallen voortzetten. De sancties tegen de stakingsleiders schijnen gehandhaafd te worden. En het lijdt geen twijfel dat de bourgeoisie alles in een stevige houdgreep zal houden en zal proberen om het vreselijke uitbuitingspeil te behouden dat zij in Dubai oplegt.
Desalniettemin moet de heersende klasse rekening houden met het opkomen van het militantisme bij dit deel van de arbeidersklasse, ondanks haar gebrek aan strijdervaring. Dat is de reden waarom zij een andere pijl op haar boog heeft gezet: buiten de repressie, zoekt zijn nu ook meer naar het gebruik van ideologische middelen. De eerste poging echter was eerder belachelijk en ondoeltreffend. Geconfronteerd met de vermenigvuldiging van conflicten in de laatste twee jaren “hebben de gezaghebbers een commissie in het leven geroepen bij de politie die tot taak heeft om met de eisen van de arbeiders om te gaan, en zij hebben de arbeiders een gratis telefoonnummer ter beschikking gesteld om te gebruiken voor het indienen van klachten, voor het merendeel in verband met achterstallig loon.” Maakt jullie klachten direct over aan de repressiekrachten – je kan moeilijk nog provocatiever optreden! Handiger dan dit zijn de pogingen van de regering om een vakbond op te zetten in de bedrijven om in de toekomst de strijd ‘van binnenuit’ onder controle te houden.
Het vraagstuk ligt niet zozeer in perspectief voor de strijd in een mini-staat als Dubai, maar in het feit dat deze strijd deel uitmaakt van een veel wijdere beweging: de internationale strijd van de arbeidersklasse. “De arbeiders hebben geen vaderland”, zeiden Marx en Engels in het Kommunistisch Manifest van 1848. De huidige strijd van het proletariaat maakt deel uit van dezelfde keten van strijd tegen de kapitalistische uitbuiting. Van India tot Dubai, via Egypte en het Midden-Oosten, het Afrikaanse continent of Latijns-Amerika, tot de landen van Europa en Noord-Amerika, overal is de arbeidersstrijd in opkomst. De internationale ontwikkeling van de arbeidersstrijd is een massale aanmoediging voor de arbeiders om het even waar de beweging uitbreekt. In het bijzonder het opduiken van massale bewegingen zoals die van Dubai, Bangla Desh of Egypte moeten een stimulans zijn voor de arbeiders van de meest ontwikkelde landen. Ondertussen dragen de laatstgenoemden een bijzondere verantwoordelijkheid in het aan kondigen van een strijd tegen het heel het systeem van uitbuiting, door hun historisch opgebouwde ervaring te delen, door in de praktijk te tonen hoe de strijd in eigen handen te nemen en uit te leggen waarom wij niet op de vakbonden en links kunnen rekenen om dat voor ons te doen.
De bourgeoisie en haar media doen wat ze kunnen om het nieuws van arbeidersstrijd van over heel de wereld te smoren om te beletten dat deze ervaringen en deze bewustwording gedeeld worden. De strijdbewegingen in Dubai zijn het bewijs dat de arbeidersklasse overal te lijden heeft onder de vernietigende gevolgen van de economische wereldcrisis en dat zij in antwoord daarop overal de wapens van haar bewustwording en solidariteit aan het smeden is.
Map / 18.11.2007
De prijzen swingen de pan uit! De inflatie steeg op 1 maart al tot 3,64%, dit is het hoogste pijl in zestien jaar. De privé-consumptie via de winkelverkopen daalt al drie maanden op rij meer dan waar ook in Europa. Dit verlies aan koopkracht treft gans de arbeidersklasse. Lonen, uitkeringen en pensioenen dalen in waarde. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat steeds bredere lagen van de bevolking verder in armoede wegzinken.
De prijzen swingen de pan uit! De inflatie steeg op 1 maart al tot 3,64%, dit is het hoogste pijl in zestien jaar. De privé-consumptie via de winkelverkopen daalt al drie maanden op rij meer dan waar ook in Europa. Dit verlies aan koopkracht treft gans de arbeidersklasse. Lonen, uitkeringen en pensioenen dalen in waarde. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat steeds bredere lagen van de bevolking verder in armoede wegzinken (1).
"Een grote mobilisatie van de arbeiders en het ontwikkelen van solidariteit zijn meer dan ooit noodzakelijk" schreven we op de vooravond van de nationale vakbondsbetoging ter verdediging van de koopkracht van 15 december want enkel de strijd als één klasse kan een dam hiertegen opwerpen. "Des te meer omdat de stijgende kosten van levensonderhoud en afnemende leefkwaliteit, samengaand met een toenemende beeld van chaos en onverantwoordelijkheid van de politici, onder de arbeiders de laatste weken steeds meer een gevoel van onvrede heeft gevoed. Tegelijk neemt het aantal geïsoleerde stakingen tegen rationalisaties, ontslagen en loonsdalingen toe [...]. Deze tendens tot toenemende woede en strijdbaarheid was duidelijk voelbaar tijdens de betoging van 15 december" (2). Om dit aanwakkerende ongenoegen te sussen sprongen de vakbonden in de bres en organiseerden ze deze manifestatie onder het moto: “Redt de koopkracht en de solidariteit” vlak voor het kerstverlof. Eenmalig en zonder vervolg waarbij de arbeidersklasse werd opgeroepen tot het verdedigen van een valse nationale solidariteit (‘Neen aan de splitsing van de sociale zekerheid’) en de verdediging van de staat, die net zelf mee aan de basis ligt van de soberheid. We concludeerden: "Achter alle grootspraak over de noodzaak een halt toe te roepen aan de daling van de koopkracht is het de vakbonden er overduidelijk niet om te doen tot strijd aan te sporen, maar om het voortouw te nemen, om het sociaal terrein te bezetten en iedere mogelijkheid van ontwikkeling of uitbreiding in te kapselen en te ontmoedigen." (2).
Het duurde niet lang of de arbeidersklasse liet zien dat ze de strijdbijl nog lang niet had begraven zoals de vakbonden en met hen de hele bourgeoisie gehoopt hadden.
Wat midden januari spontaan begon als een lokaal sociaal conflict bij een toeleverancier van Ford Genk voor "1 euro meer" is in de kortste keren uitgegroeid tot een ware stakingsgolf voor meer koopkracht die tot op heden nog niet is uitgeraasd. Dezelfde arbeiders die zo onder druk stonden bij de herstructureringen bij Ford, Opel of VW staken het vuur aan de lont. Eerst sloeg de spontane eisenbeweging over naar Ford Genk zelf en zowat alle bedrijven in de nabije omgeving en vervolgens naar heel de provincie Limburg en de metaalsector. De golf van wilde stakingen dijde zich stilaan uit naar de andere bedrijfstakken en provincies vooral in het Vlaamse landsgedeelte en Brussel. Begin maart tellen we reeds "honderden andere bedrijven, en sinds enkele dagen ook de ambtenaren van de Vlaamse overheid" (De Standaard (DS), 07.03.2008) die geconfronteerd worden met eisenbundels bovenop de lopende overeenkomsten. Vakbonden en werkgevers kanaliseren telkens de eisen in de richting van eenmalige premies en resultaatsgebonden loonbonussen om de brandhaarden te blussen. In de meeste gevallen is het zelfs zo dat de werkgevers de sociale vrede proberen af te kopen om de stakingsgolf te stoppen vooraleer de arbeiders effectief tot actie overgaan. "Omdat ze zelf af te rekenen hebben met plots oplaaiend protest, maar meer nog omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen" (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen (DM), 02.02.2008) Want als een rode draad door heel de beweging "is dat het niet gaat om stakingen die door de vakbonden georganiseerd werden, maar om wilde stakingen. Het is de basis die in opstand komt, en het zijn de vakbonden die proberen om te bemiddelen." (Eén van de getuigenissen op het discussieforum van DS over de stakingsgolf).
Dagelijks duiken nieuwe looneisen op. Maar reeds van bij het begin schoven de stakers zowat overal naast de looneisen ook andere eisen naar voren zoals de klachten over een te hoge werkdruk en de eis tijdelijke contracten om te zetten in vaste banen. Deze verbreding van de eisenbundel werkte duidelijk de uitbreiding van de beweging in de hand. Vooral in de eerste weken verrast door de spontane uitbarsting was dit het geval omdat de vakbondsapparaten nog onvoldoende vat hadden op de eisen.
Bovendien versterkte deze spontane stakingsgolf op zijn beurt het vertrouwen bij de arbeiders om ook voor 'andere' directe eisen spontaan in actie te gaan, nog uitgesprokener dan dit het geval was in de periode voor de hoger genoemde vakbondsmanifestatie van 15 december. Zo zagen we, naast een resem belangrijke stakingsbewegingen in het vakbondskader (zoals bij Electrabel, Sonaca en de brandweer), onder meer wilde stakingsacties op gang komen bij de petrochemiereus BP rond herstructurering en arbeidsvoorwaarden en waar het patronaat opriep de "ongecontroleerde akties te stoppen en het sociaal overlegmodel te volgen", bij de 240 werknemers bij het logistieke bedrijf Ceva tegen afdankingen en bij De Post in Mortsel tegen de onderbezetting en de tijdelijke contracten, "als het in Mortsel tot harde acties komt, vrees ik dat [...] De andere kantoren zullen dan wellicht volgen. We willen dat uiteraard vermijden" (Ludo Gauwloos sectorafgevaardigde van de ambtenarenvakbond ACOD Antwerpen in DS). Verder zijn er nog onvoorziene werkonderbrekingen bij de bus- en trambestuurders van De Lijn rond arbeidsvoorwaarden en pauzes en de NMBS…
De staking bij de kippenslachterij Lintor tenslotte is een ander voorbeeld van de groeiende solidariteit in de arbeidersklasse, onmiskenbaar gestimuleerd door de strijdbaarheid, de vastberadenheid en het groeiend vertrouwen in eigen kracht van de arbeiders in de andere strijdhaarden. Dit bedrijf dat uitsluitend met arbeiders van vreemde oorsprong werkt en met veel interims uit China en Polen, ging als een blok in staking en toonde hiermee in de praktijk dat contractuele verdelingen, taal, origine of ras geen onoverkoombare barrières vormen voor de arbeidersklasse. Zij eisten een correcte toepassing, net zoals voor alle arbeiders, van beloning en vergoedingen.
"De Belgische consument moet zich de komende maanden aan de grootste algemene prijsstijging sinds begin de jaren 1990 verwachten. Zegt het Federaal planbureau" (DS, 01.03.2008). Toch durft een deel van de bourgeoisie beweren dat het verlies van koopkracht 'slechts een mythe of beter gezegd een perceptie is en geen realiteit'. Ze benadrukt dat de ‘reële koopkracht van alle Belgen samen nog gestegen is’. De ondernemersorganisatie Unizo gewaagt van 'koopkrachthysterie'. Gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank waarschuwt voor ongecontroleerde loonsstijgingen die de inflatie zullen aanwakkeren en waarbij banen zullen verloren gaan, hierin bijgesprongen door veel directies van bedrijven. De Ford directie stuurde in een niet mis te verstane bedreigende toon een brief aan al zijn werknemers. Ook de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka noemt de stakingsacties een avontuur die de economie in gevaar brengt. Verschillende kranten-editorialen titelen "stakingen voor meer loon zijn geen goed idee". Deze reacties dateren vooral uit de eerste weken van januari.
Maar de dagelijkse realiteit toont de druk waaronder de meeste arbeidersgezinnen leven: "De gemiddelde Belg werkt zichzelf steeds dieper in de schulden" ( jaarrapport van de kredietcentrale van de nationale bank), 4,7 miljoen Belgen lenen of kopen op krediet, aankopen op afbetaling stegen met 75% over de laatste 5 jaar. "Belg zit op tandvlees als factuur binnenkomt" bevestigt de directeur van Datassur (centrale databank van de verzekeraars). Want het aantal Belgen die werden opgezegd voor hun auto- of brandverzekering wegens wanbetaling is opnieuw fors gestegen tot bijna 40.000.
Na energieproducten zijn het vooral de voedingprijzen, gas en elektriciteit die pijlsnel de hoogte ingaan. Stroom en gas worden in 2008 gemiddeld 300 euro duurder per gezin. De roep naar een bijkomende, netto loonsverhoging, bovenop de automatische indexering in de stakingsbeweging laat duidelijk verstaan dat de loonindexering niet volstaat om deze dalende koopkracht op te vangen. Veel voedselprijzen, basisproducten en petroleumproducten zijn zelfs niet meer opgenomen in de prijzenindex, maar wel prijzen van Porches en andere luxeproducten, die dan weer lichtjes in prijs gedaald zijn en de index drukken en zo een vertekend beeld geven. Het is veelzeggend te horen dat "OCMW's ons melden dat mensen ook meer en meer dagelijkse goederen, zoals eten en kledij, op krediet kopen" (Koen Steel, voorzitter van de Kristelijke Werknemersbeweging, DM, 18.01.2008). Trouwens "Pensioen-spaarders nu al 600 euro armer", "Historisch verlies op de beurs " (DS, 01.02 en 22.01.2008) waren niet toevallig andere titels op de eerste pagina van de kranten in dezelfde periode van sociale onrust die naast het verlies aan koopkracht, het verlies onderlijnden van de zuurverdiende spaarcenten (3).
"'t Is perceptie, mijnheer" zo wordt herhaaldelijk in de media gezegd. En intussen blijft de druk op de werknemers en het sociaal klimaat aanhouden: De onzekerheid en precariteit van vele tijdelijke en interim-contracten; de toenemende willekeur, de stress en vermoeidheid door het slopende karakter van de druk voor meer productiviteit en efficiëntie, in kaart gebracht in vernuftige tabellen van processen en getimed per taak of zelfs geteld in fracties van seconden; de strijd tegen het zogenaamde absenteïsme; de toenemende armoede bij steeds grotere lagen van de bevolking; doe daar nu bovenop de prijsstijgingen van basisproducten en dan begrijpt men maar al te goed waarom het algemeen gebrek aan toekomstperspectief versterkt wordt. Dat is de prangende realiteit! En dan spreken we nog niet over de gevolgen van de 3,5 miljard nieuwe bezuinigingen die de nieuwe regering van Leterme moet vinden voor zijn federale begroting 2007 en 2008 uit het rood te halen.
Naast de verwijten, waarschuwingen en intimidaties probeert de bourgeoisie ook zand in de ogen te strooien: het dienstencheque-veld zou uitgebreid worden, de uitkering van 400.000 werklozen zou stijgen met ongeveer 7% (2% index + 5% aanpassing wegens verlies aan welvaartsvastheid, wat uiteindelijk nog lager uitkomt dan de uitkeringen in de jaren negentig), ook de laagste pensioenen, die onder de armoedegrens liggen worden wat opgetrokken en er komen wat subsidies uit het stookoliefonds om voor enkelen de verwarmingfactuur te helpen betalen. Kruimels!
Dus, mijne heren, u hebt wel gelijk dat de prijsstijgingen van dagelijkse basisproducten de druppel is die de emmer doet overlopen, als u dat bedoelt met perceptie dan is het antwoord volmondig ja. Dat is de grens van wat nog aanvaard wordt en wat niet.
Wanneer de bourgeoisie verplicht werd in honderden bedrijven concessies te doen, is dat tenslotte omdat de arbeiders in vele tientallen bedrijven zich niet laten intimideren of sussen en de strijd aangaan. Ook de klassieke methodes van verdeling, per bedrijf, corporatie, sector, statuut, privé of publiek, werkloos of actief of gepensioneerd, jong of oud, regio … of wat er nog allemaal in het arsenaal van de verdeel- en heers-tactieken zit schenen minder vat te hebben. Alle arbeiders, werkenden, werklozen, gepensioneerden, studenten kunnen zich immers terugvinden in deze bewegingen tegen de uitholling van de koopkracht, de werkdruk en de instabiliteit van aangeboden contracten.
Om een verdere uitbreiding en vooral een eenmaking te vermijden schakelde de bourgeoisie zeer snel haar vakbonden in en moest de schade ingedijkt worden: verdere uitbreiding vooral naar de strijdbare Waalse industriebekkens vermijden door mediastilte vooral in de Franstalige pers, de strijdbaarheid als het moet tijdelijk afkopen en door vakbondsinkadering de eisen kanaliseren en de controle uit handen van de arbeiders halen.
Enkele staaltjes, die geen verdere commentaar behoeven, van de smerige rol die de vakbonden hierbij spelen: Toen de staking bij de toeleverancier van Ford spontaan uitbrak: "Onze man ter plaatse haaste zich om snel te onderhandelen, want iedereen wil altijd vermijden dat ook het groot fabriek, Ford dus, plat gaat. Na een uur krijg ik telefoon: Herwig, dit loopt fout." (H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in DM 2/2). De directie bij Ford roept de vakbond op snel te reageren om de controle over te nemen en dat zij desnoods wel betalen. "Achter de schermen lieten de délégués bij Ford Genk bij herhaling verstaan de spontane roep naar meer loon 'te begrijpen', maar tegelijk 'geen goede zaak voor het bedrijf te vinden'." (DS 22/01) "Geloof mij, wij hebben alles geprobeerd om de schade te beperken. Onze afgevaardigden in Genk weten welke inspanningen er zijn geleverd om Ford te redden, vijf jaar geleden. En vorig jaar in april heb ik iedereen over mij heen gekregen toen ik als enige, (nadrukkelijk) als énige, tegengas heb gegeven tijdens een gelijkaardige staking over lonen en werkdruk bij de toeleveranciers van Ford. Toen heb ik de stakers gezegd dat ze de verkeerde keuze maakten. Ook nu lopen we als vakbond niet voorop en organiseren we geen stakingen." (Herwig Jorissen, in DS, 02.02.2008) "Bij de staking bij de Fordtoeleveraars heeft ABVV'er Tony Castermans, als enige hardop gezegd: 'hier ben ik niet gelukkig mee.' Bij de staking bij Sabca heeft ABVV'er Johnny Fransen het voorstel van de sociale bemiddelaar zelf aanvaard en de tekst niet ter stemming voorgelegd aan de arbeiders. Net om de situatie onder controle te houden." (H. Jorissen, in DM, 02.02.2008)
Het is door de vakbondsinkadering tenslotte dat de eis voor '1 euro meer per uur' kon omgebogen worden. Agoria, de werkgeversfederatie van de metaalsector, adviseerde onmiddellijk zijn leden-bedrijven om de looneisen snel af te kopen door de toekenning van een eenmalige premie, als toepassing van de loonbonus. Deze onlangs ingevoerde loonbonus, als dank voor de behaalde of nog te behalen productieverhoging (sic!) is immers fiscaal aantrekkelijk en wordt later terug gecompenseerd in de centrale loononderhandelingen. Ook de clausules van de loonnorm blijven van kracht om de extra maatregelen af te zwakken zoals deze verklaring van vakbondsman Jorissen bevestigen: "Om te bewijzen dat de vakbonden heel redelijk zijn: in de metaalsector bestaat er een saldomechanisme. Concreet: als er dit jaar een niet-geplande extra loonindexering zou komen, verdwijnt het laatste deel van de nettoloonsverhoging uit de cao. Wij kunnen boven de loonnorm gaan door de index, maar niet met andere vormen van loonsverhoging. We pleiten dus niet zomaar voor een cumulatie van alle mogelijke loonsverhogingen." (H. Jorissen, in DS, 02.02.2008).
"Om massaal en verenigd met alle arbeiders in strijd te gaan, onmisbaar door het onvermijdelijke verder zetten van de aanvallen, moet er lering worden getrokken uit de sabotage door de vakbonden. En één van de belangrijkste lessen bestaat er uit dat om doelmatig strijd te leveren, om verenigd en solidair de handschoen op te nemen door steeds meer te proberen de strijd uit te breiden, de arbeiders alleen op eigen kracht kunnen rekenen. Zij hebben geen andere keus dan de strijd in eigen hand te nemen en alle valkuilen te ontwijken, al de manoeuvres ter verdeling en sabotage door de vakbonden" (2).
De stakingsbeweging toont aan dat de arbeiders niet langer op de vakbondsspecialisten van het geheime ‘onderhandelen’ mogen vertrouwen om hun strijd te leiden. Allemaal samen moeten de arbeiders die in beweging zijn beslissen over hoe de strijd te voeren. De Algemene Vergaderingen (AV) die door de vakbonden geleid worden mogen zich er niet langer mee tevreden stellen voor of tegen het voortzetten van de staking te stemmen zonder dat daar een reëel debat aan voorafgaat en een simpele registratiekamer te zijn.
- De AV is het soevereine orgaan van de strijd. In die zin moeten de stakingscomités die tot taak hebben de beslissingen van de AV in praktijk te brengen verkozen worden door de algemene vergadering op basis van een mandaat en onder haar controle blijven. Ze moeten garant staan tegen alle gekonkel door de vakbonden.
- De AV’s moeten discussiëren over het uitsturen van massale delegaties naar andere ondernemingen om er de betekenis van hun strijd uit te leggen en de arbeiders van andere sectoren op te roepen tot actieve solidariteit en niet enkel rekenen op een 'spontane', automatische, passieve uitbreiding van hun strijd.
- De uitbreiding van de strijd moet onmiddellijk ondernomen worden, vanaf de eerste dagen van de beweging, om te verhinderen dat de vakbonden met hun manoeuvres de beweging binnen een sector of regio opsluiten in een apart onderhandelingsmechanisme en aparte eisen. Om de strijd uit te breiden moeten de arbeiders verenigende eisen centraal stellen, die gemeenschappelijk zijn voor iedereen en dat was waar vandaag de bourgeoisie juist zo bevreesd voor was. De algemene vergadering moeten dus onmiddellijk een eisenplatform uitwerken dat leidt tot de grootst mogelijke eenheid en solidariteit.
De kruimels die de bourgeoisie vandaag uitdeelt worden later teruggenomen. Maar de ergste nederlaag zou erin bestaan niet in beweging te komen. Hoe meer de arbeidersklasse haar rug kromt en toegeeft aan intimidatie, hoe meer de bourgeoisie de handen vrij heeft om aan te vallen en te onderdrukken. "bijna 40 jaar openlijke crisis en aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse, met name de groei van de werkloosheid en van de onstabiele, onzekere jobs, hebben de illusies over 'morgen wordt het beter' weggeveegd : de oudere generaties zowel als de nieuwe zijn zich steeds meer bewust van het feit dat 'morgen de dingen nog erger zullen zijn'" (4).
Wat ook de beperkingen mogen zijn in deze stakingsgolf, de lessen die hieruit kunnen worden getrokken zijn uiterst belangrijk voor de toekomst: om de strijd tegen de steeds driestere aanvallen van patronaat en regering met succes te kunnen voeren, moet de arbeidersklasse voor alles verder gaan met het opbouwen van haar zelfvertrouwen en haar solidariteit, haar strijd niet enkel gelijktijdig voeren, zoals ze dat vandaag doet, maar vooral deze strijd eenmaken, doen aaneensluiten en als een geheel beschouwen, het vertrouwen terugwinnen in haar eigen krachten en haar zeer reële vermogen (dat al zo vaak in het verleden bewezen werd) om haar strijd en haar lot in eigen handen te nemen. De ware kracht van de arbeiders ligt in hun solidariteit tegenover alle pogingen om hen te verdelen, en in de ontwikkeling van hun strijd, in de weigering de wet van het kapitaal te aanvaarden. De gebeurtenissen in België zijn bemoedigend en liggen volledig in het kader van de internationale heropleving van de arbeidersstrijd: Van Egypte tot Dubai, van Peru tot Venezuela, van Turkije tot Rusland, van Spanje tot Finland en van Duitsland tot Frankrijk tegenover dezelfde aanhoudende aanvallen door het kapitaal op hun arbeids- en levensvoorwaarden.
Lac / 10.03.08
(1) zie Internationalisme, nr. 334 over armoede
(2) Internationalisme, nr. 335, 14.12.2007
(3) zie artikels over de crisis in dit blad
(4) Resolutie over de Internationale situatie van het zeventiende internationale congres van de IKS, Mei 2007, Internationale Revue (Nederlandstalige uitgave), nr. 20 (verschijnt mei 2008)
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923
[2] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme
[3] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[4] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919
[5] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[6] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland
[7] https://nl.internationalism.org/tag/8/136/hollandse-en-duitse-linkerzijde
[8] https://www.devrije.nl/
[9] https://nl.internationalism.org/tag/4/71/frankrijk
[10] https://www.lemaroc.org/economie/article
[11] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[12] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie