Gepubliceerd op Internationale Kommunistische Stroming (https://nl.internationalism.org)

Home > Wereldrevolutie > Wereldrevolutie - jaren 2000 > Wereldrevolutie 2005 - 104 t/m 106

Wereldrevolutie 2005 - 104 t/m 106

  • 909 keer gelezen

Wereldrevolutie, nr. 104, januari-april 2005

  • 2024 keer gelezen

Duitsland: Vlugschrift van de IKS

  • 1934 keer gelezen

Tegenover de verslechtering van de levens- en arbeidsvoorwaarden en de dreiging met ontslagen hebben zich de laatste maanden in Europa talrijke bewegingen van de arbeidersklasse ontwikkeld, gekenmerkt door een sterke strijdbaarheid en een forse deelname. Zo zijn in Spanje, in september en oktober, de arbeiders van de scheeps-werven van Galicië, van het Baskenland en van Andalusië massaal in staking gegaan tegen de ontslagen. En ze gingen ook verschillende keren de straat op. Soms voegden zich bij hen arbeiders van andere bedrijven, die afhangen van deze scheepsbouw en zij kregen brede steun uit de bevolking. Nog recenter legde het personeel van het openbaar vervoer van Rome, Napels en Milaan het werk een hele dag gelijktijdig neer om loonsverhogingen te eisen. In Nederland zijn op 2 oktober 300.000 betogers op straat gekomen tegen de bezuinigingsmaatregelen van de regering Balkenende II. Ook in België zijn de bus- en trambestuurders van de hoofdstad spontaan meerdere keren in totale staking gegaan voor het aanwerven van meer chauffeurs. In Duitsland, waar de mokerhamer van een golf van ontslagen en ‘sociale’ maatregelen de centrale sectoren van de economie zal gaan treffen en de rangen gaan versterken van de vijf miljoen die al werkloos zijn, toont de arbeidersklasse al sinds maanden haar vastbeslotenheid om krachtig van zich af te bijten. In de automobielindustrie, waar de dreiging hangt van ontslagen, bevriezing van de lonen en verlenging van de werktijd, zijn de arbeiders begonnen aan een reeks van harde stakingen die startten bij Mercedes-Daimler-Chrysler in juli in Sindelfingen-Stuttgart. Midden-oktober waren het 30.000 arbeiders van Opel in Bochum die hun voorbeeld volgden, begin november gingen er meer dan 4.000 in staking bij Volkswagen. Ook in de openbare diensten lokte de aankondiging van de ‘hervorming’, met 150.000 ontslagen, een verlenging van de werktijd (van 38,5 naar 41 uur per week) en loon naar ‘prestatie’, over heel Duitsland onlangs een golf van stakingen en betogingen uit. Het staat buiten kijf dat de reacties van de arbeiders nog steeds onder controle van de vakbonden staan die de energie van de arbeiders kanaliseren om hen naar doodlopende straatjes te lokken, door hun solidariteit te breken en hen te verdelen om de aanvallen van de staat en de Duitse werkgevers door te drukken. Zo is de IG Metall er in geslaagd om de arbeiders van Volkswagen een grotere ‘flexibiliteit’ van werkuren te laten slikken. Daar komt bij dat nieuwe arbeiders worden aangenomen tegen 20% minder loon, in ruil voor de ‘verbintenis’ van de directie om tot 2007 niet over te gaan tot directe ontslagen en een premie van 1.000 euro in maart 2005 (om de loonbevriezing te ‘compenseren’). In de grote warenhuizen in Karstadt heeft de dienstenvakbond Verdi zelfs een heel slachte overeenkomst doorgaan voor een overwinning. Maar ondanks deze machtspositie van de vijanden van het proletariaat, heeft deze laatste duidelijk aangetoond dat het ontwaken van zijn strijdbaarheid niet voorbijgaand is. Integendeel, het betekent de aankondiging van een nieuwe periode in de ontwikkeling van de strijd. Ook het vraagstuk van hoe en tegen wie te strijden, stelt zich op cruciale wijze. Hierop antwoordt het pamflet dat verspreid werd door de afdeling in Duitsland van de IKS op de betogingen tijdens de staking bij Opel in Bochum, midden-oktober en waaruit wij hier lange uittreksels publiceren

Karstadt, Opel, VW: De noodzaak van arbeiderssolidariteit tegende logica van het bankroete kapitalisme

Hoe te strijden tegen massale ontslagen? Hoe kunnen we ons daartegen doelmatig verzetten, als de ‘eigen’ arbeidsplaats of ‘vestiging’ niet langer als winstgevend geldt? Verliest de staking als wapen aan doeltreffendheid wanneer de kapitalist er aan denkt het bedrijf te sluiten, of als hele bedrijven hun financiële verplichtingen niet meer kunnen nakomen? Deze vragen worden momenteel niet alleen concreet bij Opel, bij Karstadt en VW gesteld, maar overal waar door de kapitalistische economische crisis bedrijven en hele concerns ‘gesaneerd’ worden of meteen maar worden gesloten. En dat gebeurd tegenwoordig haast overal. Niet alleen in Duitsland, maar in Amerika en ook in China. Niet alleen de industrie maar ook in de ziekenhuizen en bij de openbare diensten. 

De noodzaak om strijd te leveren maar hoe?

In het midden van de jaren 1980 was er nog veel strijd tegen massaontslagen: bij Krupp Rheinhausen bijvoorbeeld of de strijd van de Britse mijnwerkers. Toen werden hele industrietakken als mijnbouw en scheepsbouw ontmanteld.

Maar nu zijn werkloosheid en bedrijfssluitingen alomtegenwoordig. Dit leidde aanvankelijk tot een wijd verbreid gevoel geïntimideerd te zijn. Het laten verdwijnen van arbeidsplaatsen werd meestal zonder protest doorgevoerd. Toch vormde de strijd bij Daimler-Chrysler deze zomer een belangrijk signaal. Daar verdedigden de werknemers zich voor het eerst weer spectaculair tegen de afpersingen door de bedrijfsdirectie. Door solidariteitsacties bij vooral Werk Bremen met de direct betrokkenen in Sindelfingen lieten ze zien dat de arbeiders van de verschillende vestigingen zich niet tegen elkaar lieten uitspelen.

En nu hebben de stakingsacties bij vooral Opel in Bochum als een eerste antwoord op de aangekondigde afvloeiingen opnieuw weer benadrukt dat we massaontslagen niet zomaar hoeven te aanvaarden.

Toch moet de vraag naar de mogelijkheden en de doelstelling van de strijd onder zulke omstandigheden worden gesteld. Want het is bekend dat de strijd bij Daimler-Chrysler net als indertijd bij Krupp en die van de Britse mijnwerkers telkens in een nederlaag eindigde. Want telkens, en ook nu, zien we hoe de vakbonden en de bedrijfsraden - daar waar de betrokken arbeiders verzet plegen - het ook over strijd hebben, maar tegelijk ook meteen beweren dat er geen andere keuze is dan zich aan de logica van het kapitaal te onderwerpen. Ze beweren dat het er uiteindelijk om gaat het ergste te voorkomen, om de voor de ‘sanering’ van het bedrijf onvermijdelijke ontslagen zo ‘sociaal’ mogelijk te laten plaatsvinden. Zo werd de beëindiging bij Karstadt-Quelle, waar het onmiddellijke schrappen van 5.500 banen, het ‘afstoten’ van 77 winkels en omvangrijke nominale loonsdalingen (‘bezuinigingen’, 760 miljoen tot 2007) werden overeengekomen, door ‘ver.di’ (Vereinte Dienstleistungsgewerkschaft) als een overwinning van de arbeiders gevierd.

Al minstens twee eeuwen leveren loonarbeid en kapitaal strijd over lonen en arbeidsomstandigheden, dat wil zeggen over de uitbuitingsgraad van de loonarbeid door het kapitaal. Als de uitgebuiten zich niet telkens opnieuw verdedigd hadden, van de ene generatie tot de andere, dan waren de mannelijke en vrouwelijke arbeiders van nu niet veel meer geweest dan willoze slaven die men naar believen kon uitpersen en ook tot hun dood kon laten werken. Maar naast dit vraagstuk van de uitbuitingsgraad, die ook werd gesteld voor de slaven en lijfeigenen in eerdere tijden, bestaat er in de moderne productiewijze een tweede probleem dat alleen bestaat als markteconomie en loonarbeid overheersen. Dat vraagstuk luidt: Wat te doen, hoe zich te verzetten, als de bezitter van de productiemiddelen de arbeidskracht van de arbeiders niet langer winstgevend kan uitbuiten? Deze vraag hebben de werklozen zich telkens weer, in de hele geschiedenis van het kapitalisme, moeten stellen. Maar nu, terwijl de chronische overproductiecrisis op de wereldmarkt en het bankroet van de kapitalistische productiewijze steeds meer zichtbaar is geworden, wordt dit tot een vraag van leven en dood van alle loonafhankelijken. 

Het vooruitzicht van de arbeidersklassetegenover het vooruitzicht van het kapitaal...

De ondernemers, de politici, maar ook de vakbonden en de bedrijfsraden - al degenen dus die deel hebben in het bestuur van afzonderlijke bedrijven, van concerns of het staatsapparaat - beschouwen de arbeiders en het kantoorpersoneel als onderdelen van de verschillende ondernemingen, die in lief en leed aan de belangen van de ‘werkgevers’ verbonden zijn. Vanuit dat gezichtspunt is het natuurlijk altijd nadelig wanneer de ‘medewerkers’ zich tegen de winstbelangen van de ondernemingen keren. Want het ondernemen bestaat alleen om winst te maken. En uit deze logica volgt, zoals de voorzitter van de algemene bedrijfsraad van Opel, Klaus Franz, het onmiddellijk op niet mis te verstane wijze duidelijk maakte: “Wij weten dat we niet om de door het bedrijf vastgestelde ontslagen heen kunnen.” Dat is dus de logica van het kapitaal. Maar dat is niet het enig mogelijke vooruitzicht van waaruit het probleem kan worden bezien. Als het niet langer als een probleem van Opel of van Karstadt, of als een probleem van de BV Duitsland wordt gezien, maar als een probleem van de samenleving als geheel, dan openen zich heel andere perspectieven. Als men de wereld niet langer beziet vanuit het gezichtspunt van een afzonderlijk bedrijf of concern, maar vanuit het gezichtspunt van de samenleving, van het welzijn van de mensen, dan zien we de betrokkenen niet langer als mensen die deel uitmaken van Opel of Karstadt, maar als behorend tot een maatschappelijke klasse van loonarbeiders, die de belangrijkste slachtoffers van de kapitalistische crisis zijn. Vanuit deze invalshoek wordt het duidelijk dat de verkoopster van Karstadt in Herne, de assemblage-arbeider bij Opel in Bochum, maar ook de werkloze uit Oost-Duitsland of de rechteloze, al haast tot slavernij gebrachte illegale mijnwerker uit de Oekraïne, een gemeenschappelijk lot en gemeenschappelijke belangen hebben - niet met hun uitbuiters maar met elkaar.

De kant van het kapitaal weet dat dit andere vooruitzicht bestaat. En het is juist dit andere gezichtspunt dat het angst aanjaagt. De machthebbers weten: zolang de arbeiders bij Opel het probleem alleen maar zien vanuit het gezichtspunt van VW of Opel dan komen ze wel ‘tot rede’. Maar wanneer de arbeiders daarentegen hun eigen vooruitzicht ontdekken en de gemeen-schappelijkheid van hun belangen inzien, dan volgen daaruit heel andere perspectieven voor de strijd.

...Uitgaan van de invalshoek van de samenleving als geheel

Daarom vertellen de vertegenwoordigers van het kapitaal ons voortdurend dat de door hun economisch systeem veroorzaakte rampen het gevolg zijn van ‘nalatigheden’ of van de ‘bijzonderheden’ van het afzonderlijke concern of van de vestiging. Zo wordt er beweerd dat de problemen bij Karstadt het gevolg zouden zijn van een gebrekkige verkoopstrategie. Opel daarentegen zou het verzuimd hebben om het voorbeeld van concurrenten als Daimler-Chrysler of Toyota te volgen, die met nieuwe, aantrekkelijke, vaak dieselgedreven motoren resultaten boeken. Daarnaast zou het feit dat 10.000 van de 12.000 door General Motors aangekondigde ontslagen in Duitsland vallen een afstraffing zijn van de Amerikaanse machthebbers voor de Irak-politiek van Duitsland! Alsof de Duitse bedrijven, net als Karstadt-Quelle, niet net zo goed genadeloos arbeidsplaatsen afbouwen in Duitsland! Alsof Daimler-Chrysler nog maar een paar maanden geleden niet net zo goed haar werkenden het pistool op de borst zette! De werkelijkheid logenstraft die verklaringen. Op 14 oktober werd niet alleen bij Karstadt besloten tot het verdwijnen van vele arbeidsplaatsen, maar als ‘bezuinigingsmaatregel’ werd ook bij ‘Spar’ het verdwijnen van vele arbeidsplaatsen in het vooruitzicht gesteld. En op dezelfde dag liet het Nederlandse Philips-concern doorschemeren dat ook daar een volgende ‘sanering’ zijn opwachting maakt.

Toen op ‘zwarte donderdag’, de 14de oktober, bekend werd gemaakt dat in de komende drie jaar in totaal 15.000 banen bij Karstadt-Quelle en bij Opel zouden verdwijnen, haasten de ‘onderhandelingspartners’, de politici en de ‘verslaggevers’ zich om een haarschep onderscheid te maken tussen deze beide gevallen. Eigenlijk zou men verwachten dat waar de werkenden van twee grote concerns hetzelfde erge lot treft, de gelijkenis van de toestand en de belangen van de betroffen loonafhankelijken op de voorgrond zou staan. Maar precies het tegenovergestelde gebeurde. Nadat de bevoegde onderhandelingsleidster van de vakbond Wiethold, op donderdagnamiddag haast glunderend de ‘redding’ van het Karstadt-concern bekend maakte werd onmiddellijk door de media verspreidt: omdat de toekomst van Karstadt nu verzekerd is, blijft Opel als enige zorgenkind over. Terwijl het personeel van de warenhuisketen dus ‘gerustgesteld’ weer aan het werk kon gaan, hoefden alleen de mensen bij Opel zich nog zorgen om hun toekomst te maken.

Maar het enige verschil in de toestand van de werkenden bij de beide firma’s bestond alleen daaruit, dat wat bij Karstadt al een treurige zekerheid is - massa-ontslagen, gedeeltelijke sluitingen, uitgebreide afpersing van het hele personeel - voor de mensen bij Opel nog komen moet. Het personeel van beide bedrijven moet ingrepen met een omvang van totaal 1,2 miljard euro slikken, wordt deels het brood uit de mond gestoten, om de winsten (niet de arbeidsplaatsen!) te redden.

De bewering dat de toestand van het personeel bij Karstadt zich fundamenteel zou onderscheiden van die bij Opel mist iedere grondslag. Voor de loonafhankelijken bij Karstadt is er in het geheel niets ‘gered’. De vakbond heeft het over een ‘sanering die zijn naam waard is’ en over ‘resultaten voor de werknemers’ omdat er een ‘arbeidsplaatsengarantie’ is afgegeven en omdat er een collectieve arbeidsovereenkomst kon worden afgesloten. Zo klinkt het als nederlagen van de arbeidersklasse als overwinningen worden verkocht. Wat betekenen arbeidsplaatsengaranties en collectieve arbeidsovereenkomsten en andere beloften nog als zelfs wereldconcerns voor hun leven vechten? In waarheid bevinden de slachtoffers van de ‘sanering’ bij Karstadt, toen en nu, zich in precies dezelfde omstandigheden als de arbeiders bij Opel, maar ook bij VW, Daimler-Chrysler, Siemens en zelfs de openbare diensten.

Bij Karstadt-Quelle werden de onderhandelingen ook al zo snel mogelijk ‘met succes’ afgesloten omdat bekend was dat op 14 oktober General Motors haar ‘saneringsplan’ voor Europa zou publiceren. Nog altijd behoort het namelijk tot de ongeschreven regels van de heersenden om nooit tegelijkertijd meerdere grote delen van de arbeidersklasse aan te pakken, om het gevoel van arbeiderssolidariteit niet ongewild te bevorderen. Maar nu laat de verscherping van de crisis van het wereldkapitalisme het achtereenvolgens uitvoeren van deze aanvallen steeds mindert toe. Vandaar dat er, toen de Jobs-tijding uit Detroit begon door te dringen, bij Karstadt in ieder geval gesproken moest kunnen worden van ‘succes’. 

De middelen van de solidaire strijd

Massaontslagen en ook dreigende bankroeten betekenen niet dat het stakingswapen onbruikbaar wordt. Zo vormden de werkonderbrekingen bij Mercedes en Opel een krachtig signaal om de slachtoffers van de kapitalistische crisis tot strijd op te roepen.

Maar jammer genoeg raakt in dergelijke omstandigheden de staking als middel om de tegenstander terug te drijven veel van zijn werkzaamheid kwijt. Werklozenstrijd bijvoorbeeld moet het zonder stakingsmogelijkheden stellen. Maar ook als de uitbuiter van plan is om zich van de diensten van de door hem uitgebuiten te ontdoen, boezemt de stakingsdreiging veel minder angst in.

Het middel dat we tegenover de huidige niveau van de aanvallen van het kapitaal moeten inzetten in dat van de massa-staking van alle betrokkenen. Zo’n zelfverdedigingsactie van de hele arbeidersklasse zou in staat zijn om de loonafhankelijken het zelfvertrouwen te geven om de arrogantie van de heersenden het hoofd te bieden. Bovendien kunnen massale mobiliseringen er toe bijdragen om het maatschappelijke klimaat te veranderen om de noodzaak duidelijk wordt om de behoeften van de mensen tot leidsnoer van de maatschappelijke activiteit te maken. Een dergelijk ter discussie stellen van het kapitalisme zou de vastbeslotenheid doen toenemen van werkenden en werklozen om nu al hun belangen te verdedigen.

Natuurlijk zijn zulke massale, gemeenschappelijke, solidaire acties nu nog niet ten uitvoer worden gebracht. Maar dat betekent niet in het minst dan nu niets gedaan en bereikt kan worden. Wel is het noodzakelijk in te zien dat de staking niet het enige wapen van de klassenstrijd is. Alles wat nu al vereist dat de gemeenschappelijkheid van de belangen van alle loonafhankelijken wordt ingezien, en alles wat de traditie van arbeiderssolidariteit in de herinnering roept jaagt de heersende klasse angst aan, verzwakt haar aanvallen en maakt haar minder zeker van haar zaak, vergroot de bereidheid van de tegenstander om hier en daar daadwerkelijke toegevingen, minstens tijdelijk, te doen.

In 1987 stelde het door sluiting bedreigde personeel van Krupp in Rheinhausen hun dagelijkse algemene vergaderingen open voor de bevolking, voor her personeel van andere bedrijven net als voor de werklozen. Juist nu valt het helemaal niet in te zien waarom de betrokkenen bij Opel en Karstadt, bij ‘Spar’ en bij Siemens, niet bijeen zouden komen om gezamenlijk over hun situatie te discussiëren. Tijdens de massastakingen in Polen in 1980 kwamen de arbeiders van een hele stad telkens bijeen op het gebied van het plaatselijk grootste bedrijf. Daar stelden ze gezamenlijke eisen op en werd de strijd in eigen hand genomen.

De strijd bij Mercedes maakte al duidelijk wat nu in de aanvallen bij Opel en Karstadt wordt bevestigd - het grote solidariteitsgevoel van de werkende bevolking met de betrokkenen. In zulke omstandigheden stellen demonstraties in steden op een centrale plek de bevolking, en dan vooral het personeel van andere bedrijven en werklozen, in de gelegenheid zich daarbij aan te sluiten en hun solidariteit te betuigen.

De strijd bij Mercedes liet bovendien zien dat de arbeiders steeds beter begrijpen dat ze zich bij massa-ontslagen niet tussen de verschillende vestigingen tegen elkaar mogen laten uitspelen. Ook aan de kant van het kapitaal wordt nu ingezien dat men niet meer zo grof als in de zomer tussen Bremen en Stuttgart kan proberen om verdeeldheid te zaaien. Het was veelbetekenend dat op de avond van 14 oktober minister-president Steinbrück van Nordrhein-Westfalen op de televisie ten beste gaf dat hij er voor zou zorgen dat ‘men’ niet (zoals de boze Amerikanen van General Motors) de Duitse Opel-vestigingen van Rüsselsheim, Bochum, Eisenach en Kaizerslautern tegen elkaar kon uitspelen. En als het belangrijkste resultaat van de zitting van de algemene bedrijfsraad van Opel op dezelfde avond werd eveneens aangekondigd dat het elkaar onderling bijstaan van de verschillende delen van het personeel voorop zou staan. Maar wat betekent het als sociaal-democraten en vakbondsvertegenwoordigers van solidariteit spreken? Omdat die instellingen bestanddelen en verdedigers van de kapitalistische maatschappij zijn betekent ‘onderling bijstaan’ uit hun mond hoogstens dat elkaar beconcurrerende vestigingen zullen proberen om prijsafspraken te maken. Zo maakte de voorzitter van de algemene bedrijfsraad bekend dat hij ook met de Zweedse collega’s wilde overleggen welke offertes de verschillende fabrieken voor de nieuw te bouwen modellen konden uitbrengen. In gewone taal: de bedrijfsraden net als de vakbonden maken zelf deel uit van de kapitalistische concurrentiestrijd die de arbeidersklasse verdeelt en haar klassensolidariteit ondermijnt.

De gezamenlijke strijd van de arbeiders kan dus alleen door de arbeiders zelf op gang worden gebracht en geleid worden. 

De noodzaak om het kapitalisme politiek ter discussie te stellen

Voor wat betreft de omvang van de crisis van het huidige kapitalisme moeten de arbeiders eindelijk hun schroom verliezen om zich met politieke vraagstukken bezig te gaan houden. Daarmee bedoelen we niet de burgerlijke politiek maar dat de arbeiders de problemen van de maatschappij als geheel aansnijden.

Door de huidige massa-ontslagen worden we geconfronteerd met de werkelijkheid van deze maatschappij, dat we helemaal geen ‘medewerkers’ van deze of gene firma zijn, maar uitbuitingsobjecten en kostenfactoren die men naar believen genadeloos opruimt. Deze aanvallen maken duidelijk wat het betekent dat de productiemiddelen niet aan de samenleving als geheel toebehoren en helemaal niet de belangen van de maatschappij dienen. In plaats daarvan zijn ze eigendom van een kleine minderheid. Op de eerste plaats zijn ze onderworpen aan de blinde, steeds vernietigender wetten van de concurrentie en de markt, waardoor steeds grotere delen van de mensheid in ellende en onverdraaglijke onzekerheid worden gestort. Wetten, die de elementaire menselijke solidariteit ondergraven, zonder welke er op de langere termijn helemaal geen maatschappij meer kan bestaan. En de loonafhankelijke arbeiders, die nu haast alle goederen en ‘diensten’ voortbrengen die de mensheid nodig heeft, beginnen zich er langzaam van bewust te worden dat zij in deze maatschappelijke ordening in het geheel niets, maar dan ook niets te vertellen hebben.

De crisis bij Karstadt en Opel is niet gevolg van slecht beheer maar uitdrukking van een al tientallen jaren durende, chronische, vernietigende overproductiecrisis. Door deze crisis verdwijnt steeds meer de koopkracht van de massa van de werkende bevolking. Dat raakt omgekeerd weer de kleinhandel, de afzet van auto’s, kortom, het raakt de hele economie steeds harder. De verscherpte concurrentiestrijd dwingt de kapitalisten ertoe om de kosten te verminderen, wat de massa-koopkracht nog verder doet slinken en de crisis verder verscherpt. Binnen het kapitalisme bestaat er geen ontsnappen aan deze vicieuze cirkel.

Internationale Kommunistische Stroming / 15.10.2004

Geografisch: 

  • Duitsland [1]

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Tussenkomsten [2]

Het kommunistisch perspectief (5): Hoe de arbeidersklasse zich organiseert om het kapitalisme omver te werpen

  • 2141 keer gelezen

In de eerste drie artikels van deze reeks hebben we achtereenvolgens gezien:

  • waarom het kommunisme tegelijk een noodzaak is om niet alleen de ontplooiing van de mensheid te verzekeren, maar ook haar voortbestaan zelf;-waarom, voor het eerst in de geschiedenis, het niet gewoon een droom van de mens is, maar dat de materiële voorwaarden voor zijn aantreden aanwezig zijn;
  • waarom de mens werkelijk in staat is in een dergelijke maatschappij te leven en haar te doen leven;
  • hoe, ondanks alle vervreemdingen die wegen op het bewustzijn van de mensen, er in de maatschappij een klasse bestaat, het proletariaat, die in staat is haar verzetsstrijd tegen de uitbuiting en onderdrukking die de bestaande orde haar laat ondergaan, om te zetten in een strijd voor de instelling van een nieuwe orde die de uitbuiting, de onderdrukking en elke verdeling in klassen zal afschaffen.

In dit artikel zullen we dit onderzoek naar het perspectief van het kommunisme verder zetten en een aantal aspecten van de kommunistische revolutie bekijken: de organisatievorm van de revolutionaire klasse en de oriëntatie van de maatregelen die zij geroepen zal zijn te nemen.

Sindsdien, met het verschijnen van de arbeidersklasse, haar bewustzijn ontstaan is over het feit dat zij de uitvoerder is van de kommunistische revolutie, stelt zich het probleem van haar organisatie met het oog op deze taak. Lange tijd heeft de arbeidersklasse, en de revolutionairen met haar, getwijfeld over deze kwestie. In het begin (van Babeuf tot Blanqui) gaf ze de voorkeur aan kleine sekten van samenzweerders. Daarna leek het of de verschillende arbeidersverenigingen, vakbonds- of beroepscoöperaties, zoals degene die zich verenigden in de Internationale Werklieden Vereniging (de Eerste Internationale, opgericht in 1864) de vorm van zelforganisatie waren van de arbeidersklasse met het oog op haar emancipatie. Daarna wierpen de grote massapartijen, verenigd in de Tweede Internationale (1889-1914), en de vakbonden die eraan verbonden waren, zich op als hefboom voor de omvorming van de maatschappij. Maar de geschiedenis zou uitwijzen dat die organisatievormen overeenstemden met stadia uit de ontwikkeling van de arbeidersklasse, zowel inzake haar vermogen te strijden tegen de uitbuiting als inzake haar bewustzijn vande onmiddellijke en historische doeleinden van die strijd, maar dat geen van die vormen geschikt was voor het vervullen van haar historische taak: de vernietiging van het kapitalisme en de invoering van het kommunisme. Pas toen de bestaansvoorwaarden van het kapitalisme zelf de proletarische revolutie op de dagorde plaatsten, vond de arbeidersklasse de organisatievorm waarmee ze de revolutie kan volbrengen: de arbeidersraden. Hun opduiken in Rusland in 1905 betekende dat een keerpunt bereikt was in de geschiedenis van de kapitalistische maatschappij: het einde van haar vooruitstrevende tijdperk en de intrede in haar vervalperiode, in “het tijdperk van imperialistische oorlogen en proletarische revoluties”, zoals de revolutionairen achteraf zouden begrijpen. Ook als de revolutionairen sinds Blanqui de noodzaak begrepen hadden van de instelling van de dictatuur van het proletariaat als hefboom voor de omvorming van de maatschappij, was het pas dankzij de ervaring van de klasse zelf – en dan nog met vertraging – dat ze begrepen welke concrete vorm die dictatuur zou aannemen. In het voetspoor van de oude opvattingen van Marx en Engels kon Trotski, die toch een beslissende rol gespeeld had in de Sovjet (arbeidersraad) van Petersburg, in 1906, 35 jaar na 1871, nog schrijven:

“Het internationaal socialisme beschouwt de republiek als de enig mogelijke vorm van socialistische emancipatie, op voorwaarde dat het proletariaat hem aan de handen van de bourgeoisie ontrukt en hem omvormt van ‘een machine voor de onderdrukking van de ene klasse door de andere’ in een wapen voor de socialistische emancipatie van de mensheid.”

De arbeidersraden, de vormvan de dictatuur van het proletariaat

Zo bleef een ‘echte democratische republiek’ waarin de proletarische partij de leidende rol zou spelen gedurende lange tijd het idee van de vorm van de dictatuur van het proletariaat. Pas met de revolutie van 1917 in Rusland begrepen de revolutionairen, en Lenin in de eerste plaats, duidelijk dat de “eindelijk gevonden vorm” van de dictatuur van het proletariaat niets anders is dan de macht van de arbeidersraden, die organen die vanaf 1905 spontaan ontstonden in de loop van revolutionaire gevechten en die gekenmerkt worden door hun vorming op basis van algemene arbeidersvergaderingen de verkiezing en de afzetbaarheid op elk moment van hun afgevaardigden, de eenheid tussen besluitvorming en de uitvoering van die beslissing (geen scheiding tussen ‘wetgevende’ en ‘uitvoerende’ macht); hun groepering en centralisatie, niet op basis van beroep of industrie, maar op territoriale basis (het zijn geen drukkers of textielarbeiders die zich verenigen zoals in de vakbonden, maar wel de arbeiders van een bedrijf, een wijk, een stad, een regio enz.).

Die specifieke vorm van organisatie van de arbeidersklasse is direct aangepast aan de taken die het proletariaat wachten in de revolutie.

In de eerste plaats gaat het om de algemene organisatie van de klasse, het groepere van alle arbeiders. Voorheen, in alle organisatievormen die bestaan hebben, ook in de vakbonden, werd slechts een deel van de klasse bijeengebracht. Dat was voldoende opdat het proletariaat druk zou kunnen uitoefenen op het kapitalisme om zijn belangen zo goed mogelijk te verdedigen binnen het systeem. Maar het is pas als ze zich als geheel organiseert dat de klasse in staat is haar historische taak te volbrengen van vernietiging van het kapitalistisch systeem en instelling van het kommunisme. De actie en de macht van slechts een deel van de bourgeoisie (haar politieke partijen) was mogelijk en zelfs noodzakelijk om haar revolutie te volbrengen, omdat die klasse zelf maar een kleine minderheid van de bevolking uitmaakte, omdat ze een uitbuitende klasse is, en omdat anderzijds enkel een minderheid van de bourgeoisie zich boven de belangenconflicten kon verheffen die haar steeds doorkruist hebben tengevolge van de economische rivaliteit die bestaat tussen haar verschillende sectoren. Daarentegen, zowel omwille van het feit dat er geen tegenstellingen of rivaliteit bestaan binnen het proletariaat, als omdat de maatschappij die het geroepen is in te voeren elke uitbuiting en verdeling in klassen afschaft, en omdat de beweging die het proletariaat leidt “die van de immense meerderheid ten voordele van de immense meerderheid” is (Kommunistisch Manifest), kan alleen zijn algemene organisatie die historische taak volbrengen.

In de tweede plaats drukken de verkiezing en de afzetbaarheid op elk moment inzake de verschillende taken, het uitermate dynamisch karakter uit van het revolutionair proces, de voortdurende ingrijpende verandering, zowel van de maatschappij als van de klasse zelf, met name inzake de ontwikkeling van haar bewustzijn. Wie voor deze of gene taak aangeduid waren of omdat hun standpunten overeenstemden met een bepaald niveau van klassenbewustzijn, zijn niet langer op hun plaats wanneer nieuwe taken gesteld worden, of wanneer het bewustzijnsniveau evolueert. Ze drukken ook uit dat de klasse in beweging elke definitieve specialisatie verwerpt, elke verdeling in haar schoot tussen ‘massa en chefs’, waarbij de wezenlijke rol van die laatsten (de meest gevorderde elementen van de klasse) er juist in bestaat alles te doen om de voorwaarden op te heffen die hun bestaan veroorzaakt hebben: de heterogeniteit van het bewustzijnsniveau in de klasse.

Ook toen ze nog organen van de arbeidersklasse waren, konden er in de vakbonden permanente functionarissen zijn. Dat komt omdat deze organen van verdediging van de arbeidersbelangen in de kapitalistische maatschappij bepaalde kenmerken droegen van deze maatschappij. Zoals het specifiek burgerlijke instrumenten gebruikte, zoals het algemeen stemrecht en het parlement, zo nam het proletariaat in zijn eigen schoot bepaalde trekken over van zijn burgerlijke vijand zolang het daarmee samenleefde en het moment van zijn vernietiging nog niet aangebroken was. De statische organisatievorm van de vakbonden drukte de vorm van klassenstrijd uit wanneer de revolutie nog niet mogelijk was. De dynamische organisatievorm van de arbeidersraden stemt overeen met de taak die eindelijk op de dagorde staat : de kommunistische revolutie.

De eenheid tussen het nemen en uitvoeren van beslissingen drukt diezelfde verwerping door de revolutionaire klasse uit van elke geïnstitutionaliseerde specialisatie. Ze drukt het feit uit dat heel de klasse niet alleen de wezenlijke beslissingen neemt die haar aanbelangen, maar dat zij ook als geheel deelneemt aan de actie van omvorming van de maatschappij.

In de derde plaats drukt de organisatie op territoriale basis in plaats van op professionele of industriële basis de verschillende aard uit van de proletarische taken.Wanneer het erom gaat druk uit te oefenen op een baas of op een patroonsorganisatie met het oog op loonsverhoging of betere werkomstandigheden, was het zinvol zich volgens beroep of industrietak te organiseren. Ook een zo antieke organisatie als die per beroep verleende de arbeiders een reële doeltreffendheid tegenover de uitbuiting : ze belette de bazen met name en beroep te doen op andere arbeiders van hetzelfde beroep als een deel daarvan in staking was. De solidariteit tussen drukkers, tussen sigarenmakers of bronsvergelders was een kiem van de echte klassensolidariteit, een etappe in de eenmaking van de arbeidersklasse, en ze kon tegelijk ook de bazen doen wijken. Ook als ze gebukt ging onder de onderscheiden en verdelingen eigen aan de kapitalistische economie, was de vakbondsorganisatie dus een echt strijdmiddel binnen het systeem. Maar wanneer het er niet langer om gaat een of andere sector van het kapitalisme te doen wijken, maar het systeem in zijn geheel aan te pakken, om het te vernietigen en een andere samenleving in te stellen, dan heeft een specifieke organisatie van de drukkers of de rubberarbeiders geen enkele zin meer. Om het geheel van de maatschappij in handen te nemen is het op territoriale basis dat de arbeidersklasse zich organiseert, ook al hebben de basisassemblees plaats op ondernemingsvlak.

Zo een tendens bestaat vandaag al in het verzet tegen de uitbuiting die, verre van een vakbondsvorm aan te nemen, deze vorm verwerpt om zich in soevereine algemene vergaderingen te organiseren, verkozen en afzetbare stakingscomités aan te duiden, de grenzen van beroep of industrietak te doorbreken om zich op territoriaal niveau uit te breiden.

Enerzijds drukt deze tendens het feit uit dat het kapitalisme in de vervalperiode een steeds meer verstaatste vorm aanneemt, waardoor het oude onderscheid tussen politieke strijd (het terrein van de arbeiderspartijen uit het verleden) en economische strijd (waarvoor de vakbonden verantwoordelijkheid droegen) vandaag steeds minder zin heeft. Elke serieuze economische strijd wordt politiek door met de staat in botsing te komen, ofwel met zijn politie, ofwel met zijn vertegenwoordigers in de fabriek: de vakbonden. Anderzijds geeft ze de diepere betekenis aan van de strijd van nu als voorbereiding op de beslissende confrontaties van de revolutionaire periode: ook al drijft een economische prikkel (de crisis, de onhoudbare verergering van de uitbuiting) de arbeiders tot deze confrontaties, toch zijn de taken die zich aan hen stellen uitgesproken politiek: een frontale en gewapende aanval tegen de burgerlijke staat, de instelling van de dictatuur van het proletariaat.

Deze eenheid tussen het politieke en het economische die de organisatie van het proletariaat in de arbeidersraden uitdrukt, brengt ons ertoe nader in detail te beschouwen welke wezenlijke taken het in de revolutie te vervullen heeft.

Het algemene kader van de taken van het proletariaat in de revolutie

Eén van de eerste kwesties die door de kommunisten, met name vanaf Babeuf, begrepen werd, is dat in de proletarische revolutie het politieke aspect het economische voorafgaat en bepaalt. Dat is een schema dat compleet tegengesteld is aan het schema dat gold in de burgerlijke revolutie. Inderdaad, de kapitalistische economie had zich ontwikkeld binnen de feodale maatschappij, in de gaten die daarin bestonden om zo te zeggen. De nieuwe revolutionaire klasse, de bourgeoisie, kon dus een ruime economische macht opbouwen in de maatschappij terwijl de politieke en administratieve structuren nog verbonden bleven aan de feodaliteit (absolute monarchie, economische en politieke voorrechten voor de adel, enzovoort). Pas wanneer de kapitalistische productiewijze begon te overheersen, wanneer zij met andere woorden heel het economisch leven ging bepalen (ook dat van sectoren die nog niet direct kapitalistisch waren, zoals de kleine artisanale of landbouwproductie), wierp de bourgeoisie, gesterkt door haar materiële macht, zich in de aanval op de politieke macht om die aan te passen aan haar specifieke behoeften en het terrein vrij te maken voor een nieuwe economische expansie. Dat was met name et geval tijdens de Engelse revolutie van 1640 en de Franse van 1789. In die zin voltooit de burgerlijke revolutie een hele overgangsperiode waarin zich binnen de feodale maatschappij de economische basis van een nieuwe maatschappij ontwikkelt tot op het punt waarop zij de oude kan vervangen. Heel anders wordt het schema van de proletarische revolutie. Binnen de kapitalistische maatschappij bezit de arbeidersklasse geen enkele eigendom, geen enkele materiële basis die als springplank kan dienen voor haar latere heerschappij over de maatschappij. Alle pogingen die geïnspireerd werden door utopistische of proudhoniaanse opvattingen zijn mislukt: het proletariaat kan geen ‘eilandjes’ van kommunisme oprichten binnen de bestaande maatschappij. Alle arbeidersgemeenschappen en -coöperatieven werden ofwel vernietigd, ofwel gerecupereerd door het kapitalisme. Wat Babeuf, Blanqui en Marx begrepen hadden, en de utopisten, Proudhon en de anarchisten niet, is dat de politieke machtsgreep door het proletariaat het vertrekpunt is van de revolutie, de hefboom waarmee het geleidelijk aan het economische leven van de maatschappij zal omvormen met het doel elke economie af te schaffen. Zoals Marx schreef:

“In overeenstemming met haar beperkte en ambigue aard organiseert een revolutie met een politieke geest een heersende kring in de maatschappij, ten koste van de maatschappij [...]”. Maar toch “kan het socialisme niet gerealiseerd worden zonder revolutie. Het heeft die politieke daad nodig, in de mate waarin het behoefte heeft aan vernietiging en ontbinding. Maar daar waar het zijn organiserende activiteit begint, waar zijn eigen doel, zijn geest, verschijnt, werpt het socialisme zijn politieke omhulsel af.”

In de mate waarin het kapitalisme zijn economische basis al geschapen had vóór de burgerlijke revolutie, was deze laatste wezenlijk politiek. De revolutie van het proletariaat daarentegen begint met een politieke daad als voorwaarde voor de ontwikkeling, niet alleen van zijn economische, maar ook van zijn sociale aspect, een ontwikkeling die de voorwaarden zal scheppen van het kommunisme.

Bijgevolg zijn de Arbeidersraden geenszins organen van ‘zelfbeheer’, dat wil zeggen beheersorganen van de kapitalistische economie (dat wil zeggen van de ellende). Zij zijn het, in de eerste plaats politiek orgaan, maar ook sociaal orgaan, dat de arbeidersklasse zichzelf geeft om de maatschappij zoals deze uit het kapitalisme voortkomt geleidelijk aan te veranderen naar het kommunisme.

Nadat we de organisatiewijze van het proletariaat voor zijn revolutie en het algemene kader van zijn taken gedefinieerd hebben, zullen we in het volgende artikel meer in detail de aard van die taken bekijken.

(naar een artikel uit Révolution Internationale, nr. 64)

Thema's verdiepen: 

  • Het kommunistisch perspectief [3]

Theoretische vraagstukken: 

  • Kommunisme [4]

Moordende vloedgolf in Zuid-Azië: De ware sociale catastrofe is het kapitalisme!

  • 1959 keer gelezen

Het jaar 2004 eindigde in een immense menselijke tragedie in Zuid-Azië. Een aardbeving met uitzonderlijke kracht heeft in de Indische Oceaan een vloedgolf veroorzaakt die niet minder dan twaalf omliggende landen teisterde. In enkele uren tijd hebben de tsunami’s meer dan 160.000 doden, tienduizenden vermisten, honderdduizenden gewonden en vijf miljoen vluchtelingen veroorzaakt. Die verbluffende balans is helaas slechts voorlopig, want talrijke gebieden, met name in Indonesië, Thailand en Sri Lanka, zijn nog ontoegankelijk omdat het wegennet vernietigd is.

In deze kustgebieden werden hele dorpen weggeveegd, honderden vissersboten stukgeslagen en verwoestte zout water de landbouwgewassen. Meer dan vijf miljoen mensen bleven achter zonder onderdak, voeding of drinkbaar water, wat enkel tot nog  meer slechtoffers kan leiden. De humanitaire organisaties vrezen golven van dodelijke epidemieën die nog eens tienduizenden slachtoffers kunnen maken. Eens te meer zijn het de armste lagen van de bevolking, waaronder de proletariërs die met name in de toerisme industrie werken, die de voornaamste slachtoffers zijn van deze tragedie.

Alleen het kapitalisme is verantwoordelijke voor deze menselijke catastrofe

Zoals bij elke ramp van dit soort wordt de onmacht ingeroepen van de mensen tegenover ‘moeder natuur’; het ongeluk, de lot, en ook de armoede van de getroffen landen die zich de technieken niet kunnen veroorloven om dergelijke rampen te voorkomen. Leugens en bedrog!

Waarom en hoe kon een welbekend natuurverschijnsel zoals tsunami’s zich binnen enkele uren omvormen tot een sociale ramp van een dergelijke omvang?

Natuurlijk beschuldigen we het kapitalisme er niet van dat het verantwoordelijk is voor de aardbeving die deze gigantische zondvloed veroorzaakte. Maar we schrijven wel op zijn rekening dat de regeringen van dit deel van de wereld volslagen incompetent en onverantwoordelijk zijn, net als hun westerse tegenhangers, en precies dat heeft geleid tot deze onmetelijke menselijke catastrofe.

Iedereen weet immers dat dit deel van de aarde bijzonder kwetsbaar is voor seismische schokken. “De plaatselijke deskundigen wisten heel goed dat er een drama op komst was. In december kaarten Indonesische seismologen het onderwerp aan bij een Franse deskundige, in de wandelgangen van een bijeenkomst van natuurkundigen in Jakarta. Ze waren zich volkomen bewust van het gevaar op tsunami’s, want er zijn voortdurend aardschokken in de regio.” (Libération, 31.12.04).

Niet alleen de experts zijn daarvan op de hoogte, maar ook de voormalige directeur van het Internationaal Centrum voor Informatie over Tsunami’s op Hawaï, George Pararas-Carayannis, vermeldt dat er twee dagen voor de ramp van 26 december een grote aardbeving geweest is. “De Indische oceaan beschikt over de basisinfrastructuur voor seismische metingen en communicaties. En niemand kon er verrast zijn gezien de aardbeving met een kracht van 8,1 die zich op 24 december voordeed. Die had de autoriteiten wakker moeten schudden. Maar het ontbreekt om te beginnen aan politieke wil in de betrokken landen, en ook aan de internationale coördinatie van eenzelfde omvang als die er wel bestaat in de Stille oceaan.” (Libération, 28.12.04).

Niemand kon verrast zijn en toch gebeurde het ergste. Maar daarmee houdt de incompetentie van de heersende klasse niet op!

Terwijl het Amerikaanse weerstation van Hawaï vijftien minuten na de aardbeving al 26 landen verwittigd had van het gevaar op tsunami’s in de buurt van het epicentrum, gaf het meteorologisch instituut van Japan die informatie niet door aan zijn buren omdat het rapport geruststellend was voor Japan zelf. In India ontving het hoofdkwartier van de luchtmacht het bericht, maar daarna moest het een lange hiërarchische en bureaucratische weg afleggen. De waarschuwingsfax ging onderweg verloren omdat het meteorologisch instituut het nieuwe faxnummer van het ministerie van onderzoek niet kende. Dat was immers veranderd toen in mei 2004 de nieuwe regering aantrad! “Zelfde scenario in Thailand, waar het meteorologisch instituut geen nationaal alarm af durfde te kondigen uit angst een nodeloze algemene paniek te veroorzaken. Toch wist het om 8.10 uur al dat een zware aardbeving zich had voorgedaan, dus lang voordat de tsunami de stranden van Phuket trof.” (Libération, 31.12.2004).

Gewone voorzichtigheid, om nog maar te zwijgen over het nemen van voorzorgsmaatregelen, vereiste dat de bevolking werd gewaarschuwd. Zelfs zonder de technische middelen die de Verenigde Staten en Japan tot hun beschikking hebben was er voldoende informatie beschikbaar over de ramp die op komst was om tot handelen over te gaan en een slachting te vermijden.

Dat is geen verzuim, het is een misdadige politiek die de diepe minachting verraadt die de heersende klasse heeft voor de bevolking en voor het proletariaat die de voornaamste slachtoffers zijn van de burgerlijke politiek van de plaatselijke regeringen!

Het wordt nu zelfs openlijk en officieel toegegeven dat geen alarm werd geslagen uit vrees ‘de toeristische sector schade toe te brengen’! Anders gezegd: om platte economische en financiële belangen te verdedigen werden tienduizenden mensenlevens opgeofferd.

Die verantwoordelijkheid van de regeringen laat eens te meer de levensstijl zien van deze klasse van haaien, die de productieve activiteit van de maatschappij controleert. De burgerlijke staten zijn bereid massaal mensenlevens te offeren wanneer dat nodig lijkt om de uitbuiting en de kapitalistische winsten veilig te stellen.

Het zijn steeds de kapitalistische belangen die de politiek van de heersende klasse bepalen en in het kapitalisme is preventie geen rendabele activiteit, zoals momenteel alle media toegeven: “De landen uit het gebied zouden tot nu toe geen gevolg gegeven hebben aan de noodzaak van het opzetten van een waarschuwingssysteem vanwege de enorme financiële lasten. Volgens deskundigen zou een waarschuwingssysteem tientallen miljoenen dollars kosten, maar zou het tienduizenden mensenlevens kunnen redden.” (Les Echos, 30.12.2004).

Wanneer we hele tv-reportages lang die tienduizenden doden zien, die uiteengeslagen families, die verweesde kinderen, dan kunnen we alleen diep gerevolteerd raken als we de verantwoordelijken voor die slachtpartijen met verachterlijk cynisme horen verklaren dat ze nu alles zullen doen om het Aziatisch continent te voorzien van een systeem om aardbevingen en tsunami’s te meten zoals dat al bestaat voor de Verenigde Staten en Japan.

Het menselijk drama dat zich nu in Zuid-Azië afspeelt is een nieuwe uiting van de afgrijselijke barbaarsheid van een systeem dat de mensheid naar de ondergang leidt. Want het is wel degelijk dit systeem in verval dat de ware verantwoordelijke is voor zulke herhaaldelijke rampen. Vorig jaar was het een aardbeving in Iran die tienduizenden doden maakte, daarvoor was het Turkije, Armenië, en ga zo maar door. De bevolking wordt opeengepakt in seismische breukzones, in bouwvallige constructies, terwijl de technologie bestaat om te vermijden dat natuurverschijnselen tot dergelijke sociale catastrofes leiden.

Als de tsunami in de Indische oceaan ook veel slachtoffers heeft gemaakt onder de vakantiegangers, dan is dat omdat het kapitalisme de toeristencentra op een volslagen onverantwoordelijke manier ontwikkeld heeft, met name door de moerasbossen te vernietigen die dienden als natuurlijke bescherming die de kracht van de golven konden opvangen en die de wrakstukken konden tegenhouden die door de vloedgolf worden voortgestuwd. Dezelfde krankzinnige werkelijkheid zien we ook in de industrielanden, waar nieuwbouwwijken verrijzen in gebieden die levensgevaarlijk kunnen zijn voor de bevolking, zoals in overstromingsgebieden.

Omdat het kapitalisme is gebaseerd op een ongebreideld streven naar winst en winstgevendheid en niet op de bevrediging van de menselijke behoeften, kan het kapitalisme meer dan ooit niets anders voortbrengen dan nieuwe rampen. Terwijl de ontwikkeling van het kapitalisme de ontplooiing mogelijk maakte van een formidabel technologisch en industrieel potentieel en leiden tot een zekere mate van beheersing van de natuur, is dit systeem in zijn vervalfase niet langer in staat de mensheid vooruit te helpen of voorspoed te brengen. Het lijkt er juist eerder op dat de natuur ‘haar rechten weer opeist’, terwijl de ontwikkeling van de technologie het de mensheid juist mogelijk maakt om in harmonie met de natuur te leven.

Momenteel is het kapitalisme een sociaal systeem in ontbinding. Het is een belemmering en een bedreiging geworden voor het overleven van de menselijke soort. Tegenover de gedeeltelijke en vooral smerige en cynische uitleg van de heersende klasse moeten de revolutionairen de analyse van het marxisme stellen. “Naarmate het kapitalisme zich ontwikkelt en vervolgens begint weg te rotten, maakt het steeds meer de techniek te schande die ons juist zou kunnen bevrijden van zijn behoefte aan uitbuiting, overheersing en imperialistische plundering. Dat gaat door tot het punt wordt bereikt waarop het zijn eigen verrotting doorgeeft en de techniek tegen de soort wordt gekeerd. [...] Als het kapitalisme een keer zo goed is om ons een periode van ‘vrede’ toe te staan, tussen twee imperialistische slachtingen of twee repressieoperaties, dan is het op alle vlakken van het dagelijks leven dat het kapitaal, onophoudelijk daartoe aangespoord door zijn eigen zucht naar een hogere winstvoet, de menselijke individuen opeenpakt, vergiftigt, verstikt, verminkt, uitmoordt, en dat alles door middel van een te schande gemaakte techniek. [...] Het kapitalisme is evenmin onschuldig aan de zogenaamde ‘natuurrampen’. Zonder te ontkennen dat er natuurkrachten bestaan die aan de menselijk ingrijpen ontsnappen, toont het marxisme dat vele rampen indirect veroorzaakt en verergerd worden door maatschappelijke oorzaken [...] Niet alleen kan de burgerlijke beschaving dergelijke rampen rechtstreeks veroorzaken door haar dorst naar winst en door de overheersende invloed van de zakenwereld op de ambtenarij [...] maar ze bewijst ook haar eigen onvermogen om een doeltreffende bescherming te bieden voorzover preventie geen winstgevende bezigheid is.” (Amadeo Bordiga, Espèce humaine et croûte terrestre).

Hypocrisie en cynisme van de wereldbourgeoisie

Geconfronteerd met de ernst van de catastrofe kostte het de internationale bourgeoisie meerdere dagen om er mee te beginnen hulp te versturen naar de landen die door de ramp waren getroffen. En dan moeten ook nog de middelen beschikbaar komen om de hulpgoederen ter plaatse te brengen. Zo wacht een Frans veldhospitaal dat voor Indonesië was bestemd al twee weken op de helikopters die het materieel en de medische ploegen zouden moeten transporteren.

Als ze hun zogenaamd ‘humanitaire’ oorlogen uitvechten geven die staten er telkens blijk van hoe snel ze troepen, materieel en steeds meer hoog-technologische snufjes ter plaatse kunnen brengen om de bevolking te bombarderen en om dood en verderf te zaaien in alle uithoeken van de planeet. Daarnaast hebben al die kapitalistische gangsters nooit geaarzeld om onvoorstelbare bedragen te investeren in de wapenproductie en de vernietiging van hele landen.

De financiële steun die de regeringen van alle landen, en met name de meest ontwikkelde, in het begin toezegden was zo belachelijk laag dat de adjunct-secretaris van de Verenigde Naties, Jan Egeland, de ‘internationale gemeenschap’ gierig en krenterig noemde.

Toen de omvang van de ramp duidelijk werd gedroegen de verschillende kapitalistische staten zich nog eens als echte aasgieren, ze begonnen tegen elkaar op te bieden alleen maar om zichzelf voor te doen als meer ‘vrijgevig’ dan hun rivalen. Zo kwamen de Verenigde Staten met 350 miljoen dollar in plaats van de 35 die ze eerst aankondigden (en dat terwijl ze tegelijkertijd één miljard dollar per week uitgeven voor de oorlog in Irak en één miljard per maand voor die in Afghanistan!), Japan 500 miljoen en de Europese Unie 436 miljoen. Frankrijk hoopte op een gegeven ogenblik met 50 miljoen bovenaan te staan op de lijst van donatielanden (terwijl zijn militaire interventies één miljard euro per jaar kosten!), daarna was het de beurt aan Australië, Groot-Brittannië, Duitsland en de anderen. Zoals tijdens een verkoop bij opbod was er telkens een andere staat die meer financiële hulp bood dan de voorafgaande.

Dit verbale opbod is des te hemeltergender omdat het gaat een carnaval is; de beloftes worden doorgaans niet omgezet in harde munt. Zo roepen we in de herinnering dat die mooie ‘internationale gemeenschap’ van kapitalistische gangsters 115 miljoen dollar toezegde na de aardbeving in Iran in december 2003, terwijl Teheran tot op vandaag maar 17 miljoen dollar heeft ontvangen. Hetzelfde geldt voor Liberia, dat van het beloofde miljard maar 70 miljoen dollar heeft gezien.

Voorbeelden te over, zonder nog rekening te houden met al de conflicten die in vergetelheid zijn geraakt maar waarvan verschrikkingen voortduren en waar er zelfs geen geld is beloofd, zoals Darfoer en Congo, met menselijke drama’s van dezelfde omvang als die van de Aziatische tsunami.

Ook het voorstel tot bevriezing van de terugbetaling van de schulden van de landen die door de catastrofe getroffen zijn is een loze kreet die niet lang zal aanhouden omdat het enkel gaat om het uitstel van de betaling van de interesten op de schuld, niet om het kwijtschelden van de schuld zelf. Van de groep van door de vloedgolf getroffen landen moeten de vijf landen die het diepst in de schuld zitten het komende jaar 32 miljard dollar afbetalen, ofwel tien keer zoveel als de ‘humanitaire hulp’ die ze zouden ontvangen (en het bedrag dat ze werkelijk ontvangen is waarschijnlijk veel lager). Natuurlijk, die landen hebben niet het voorrecht bezet te worden door het Amerikaans leger zoals Irak, want dan hadden ze kunnen genieten van de volledige kwijtschelding van hun schuld.

De bourgeoisie vertelt niet alleen schandelijke leugens over haar zogenaamde ‘vrijgevigheid’, maar bovendien verbergt ze de ware doelen van al dat ‘humanitaire’ opbod.

De ‘humanitaire’ hulp van de regeringen is in feite niets anders dan een voorwendsel om hun imperialistische honger te verbergen.

Achter het ideologisch rookgordijn van de humanitaire propaganda vallen de haast en de wedijver op waarmee elke staat zijn vertegenwoordigers ter plekke proberen te krijgen voordat de anderen er zijn, terwijl bij zo’n ramp een internationale coördinatie van de hulp noodzakelijk is. In feite verdedigt elke nationale bourgeoisie zijn eigen belangen van kapitalistische en imperialistische mogendheid in een streek die van groot strategisch en militair belang is. De diepe belangentegenstellingen tussen de verschillende imperialistische staten die aan de oppervlakte kwamen rond Afghanistan en Irak zijn ook hier aan het werk. Zo stuurde Frankrijk zijn minister van buitenlandse zaken mee in een vliegtuig vol medicijnen en stelt Chirac met de steun van Duitsland voor om een snelle humanitaire interventiemacht op te richten in dienst van de Verenigde Naties, maar onder controle van de Europese staten.

Het Amerikaanse antwoord bleef niet uit. Niet alleen stuurden de Verenigde Staten schepen, vliegtuigen en troepen naar de Indische oceaan, ze kondigden ook de oprichting aan van een internationaal humanitaire bondgenootschap (met Australië, Japan en India) om ‘de hulp te coördineren’.

Net als met de oorlog in Irak is de Amerikaanse politiek erop gericht de andere mogendheden te laten zien dat de Verenigde Staten de baas zijn en dat ze ook in deze omstandigheden van plan zijn hun leiderschap te verdedigen. Staatssecretaris Colin Powell en de broer van president Bush werden ter plaatse gestuurd om ‘de Amerikaanse waarden in volle actie’ op te hemelen. Colin Powell was tijdens de eerste Golfoorlog opperbevelhebber van de Amerikaanse legers en gaf met name het bevel de nog levende soldaten van de voorste Iraakse linies levend te begraven. Nu had hij de gore moed om krokodillentranen te plengen toen hij in een helikopter over de streek van Banda Atjeh vloog: “ik heb in oorlogsactie geweest, ik heb orkanen en tornado’s meegemaakt en deelgenomen aan hulp-operaties, maar zoiets heb ik nog nooit gezien.” (Libération, 06-01-2005).

Al dit geruzie tussen de grootmachten, waarbij elke staat vooral op eigen voordeel uit is, maakt wel heel duidelijk waarop deze kapitalistische gieren uit zijn met hun ‘hulpverlening’. Zoals een Amerikaanse verantwoordelijke verklaarde: “Het is een tragedie, maar ook een kans die gegrepen moet worden. Snelle en gulle hulp van de Verenigde Staten kan onze relatie met de Aziatische landen verbeteren”.

Gezien het strategisch belang van Indonesië in de Indische oceaan spreekt het vanzelf dat de Verenigde Staten profijt proberen te slaan uit de catastrofe om zich militair te kunnen inplanten (wat de Indonesische militairen eerder afwezen, toen ze Washington beschuldigden van inmenging in de Indonesische aangelegenheden, nadat de Verenigde Staten in 1999 hun militaire hulp aan Jakarta opschortten vanwege de wandaden die het Indonesische leger had begaan had in Oost-Timor). Anderzijds heeft de Amerikaanse ‘humanitaire hulp’ aan Sri Lanka de vorm aangenomen van een ‘landing’ met amfibievoertuigen die natuurlijk ‘vredelievend’ is (en volgens een officier ‘ongewapend’) en die tot missie heeft ‘de bevolking te helpen’, maar ‘niets te vernietigen’.

Van hun kant wensen de Europese staten ook militair en diplomatiek aanwezig te zijn in de regio. China wil zijn ambities van gendarme van het Aziatisch continent kracht bijzetten en botst daarbij op tegenstand van Japan. En als India alle buitenlandse hulp weigerde, ook als daardoor een deel van de getroffen bevolking als ratten zal sterven, dan is het om zichzelf te profileren als regionale mogendheid waarmee rekening gehouden moet worden. Kijk, dat is wat er schuilgaat achter die kakofonie van ‘humanitaire’ hulp van de wereldbourgeoisie: de verdediging van hun smerige imperialistische belangen! De grenzeloze eerloosheid en schijnheiligheid van de bourgeoisklasse die de wereld domineert is om van te kotsen!

Eens te meer blijkt dat het kapitalisme zélf de catastrofe is voor de mensheid, met zijn winstbejag en zijn heersende klasse, die hooguit in staat is de doden te tellen en nog meer barbaarsheid in de wereld te ontketenen. Op hetzelfde moment waarop ze de bevolking overlevert aan de vloedgolven, vergroot ze de chaos in Afghanistan, drijft ze de terroristische aanslagen en de represailles op die Irak en Palestina in bloed smoren, laat ze de hongersnood in Darfoer en de moordpartijen in Congo nog verder uit de hand lopen.

Die bloedige spiraal toont dat het kapitalisme de mensheid niets anders te bieden heeft dan zijn vernietiging in een reeks steeds moordender catastrofes, is steeds barbaarser oorlogen, in ellende, hongersnood, epidemieën. Dit wegrottende systeem leidt ons stukje bij beetje naar de vernietiging van de planeet.

Welke solidariteit met de bevolking die in de catastrofe wordt geslachtofferd?

In zo’n menselijke en sociale tragedie moeten de revolutionairen en heel het wereldproletariaat luid en duidelijk hun klassensolidariteit met de slachtoffers betonen. Ze begroeten de geestdrift van menselijke solidariteit dat zich onmiddellijk over heel de planeet ontwikkelde. Zonder op hulp te wachten zijn de overlevenden elkaar meteen te hulp gesneld, zowel de Aziatische bevolking die de toeristen steunde, als de toeristen die de plaatselijke bevolking probeerden te helpen. Spontaan hebben duizenden mensen, en met name de proletariërs in alle landen, aangeboden om voedsel, kleding en geld te geven.

Maar die natuurlijke solidariteit die de grondslag vormt van het sociaal bestaan en het behoud van de menselijke soort, wordt onmiddellijk toegeëigend door de heersende klasse en haar ‘niet-gouvernementele organisaties’.

De pletwals van de eindeloos herhaalde informatie en de shockerende beelden zijn er om te verhinderen dat er wordt nagedacht over de oorzaken van deze sociale catastrofe. Omdat we ‘machteloos’ staan tegenover dergelijke gebeurtenissen, bestaat het enige wat we kunnen doen - aldus de bourgeoisie via haar media en haar specialisten van de humanitaire hulp - uit het geven van gulle giften aan deze of gene hulporganisatie€¦ en men verzekert ons dat het geld goed besteed zal worden voor hulp aan de getroffen bevolking.

Deze ‘niet-gouvernementele’ organisaties hebben eens te meer bewezen dat ze in dienst staan van de regeringen. Het volstaat daartoe te kijken naar het getrek en geduw op de eigenlijke plaats van het drama: elke nationale televisiezender verzorgt de promotie van deze of gene hulporganisatie, die, naargelang het land van herkomst, belast is met het verdedigen van de concurrerende belangen van de verschillende regeringen, ten koste van en tegen de anderen. Zo vormt de bourgeoisie solidariteit om tot chauvinisme.

De verontwaardiging van de arbeidersklasse over dit drama en haar spontane solidariteit met de slachtoffers worden door de heersende klasse gemanipuleerd en afgeleid naar een schandelijke ‘humanitaire’ vergiftigingscampagne. Dankzij haar niet-gouvernementele organisaties heeft de bourgeoisie zich meester gemaakt van het werkelijke geest van vrijgevigheid om die weg te leiden naar een puur liefdadig terrein. Met de oproep tot financiële steun om de getroffen bevolking te helpen organiseert de burgerlijke staat een regelrechte aftroggeloperatie, waarbij de wereldbevolking, en met name de arbeidersklasse het gevoel krijgt dat het zijn ‘geweten kan afkopen’ in ruil voor een bijdrage aan de ‘humanitaire’ hulp van de regeringen.

Die campagne, gevoed door dagelijkse televisie-uitzendingen, is een ware ideologische hersenspoeling om het bewustzijn te vertroebelen, om te beletten dat de proletariërs nadenken over de ware oorzaken van de catastrofe.

Door te verhinderen dat de proletariërs gaan begrijpen dat het kapitalisme de enige verantwoordelijke is probeert ze hun klassensolidariteit te ondermijnen en op dood spoor brengen. Anders dan de bourgeoisie en haar hulporganisaties het ons willen doen geloven kan de solidariteit van de arbeidersklasse kan zich niet beperken tot een simpele liefdadigheidsactie.

Enerzijds omdat financiële giften niet meer kunnen zijn dan een druppel op een gloeiende plaat bij een ramp van zo’n omvang. Anderzijds omdat de gezamenlijke bedragen niet kunnen helpen om de ontreddering en de wanhoop te verlichten van al die mannen, vrouwen en kinderen die hun naasten zijn kwijtgeraakt, waarvan de lichamen nooit teruggevonden zullen worden of die haastig en zonder enig ceremonieel in massagraven werden opeengestapeld.

Geld kan het onherstelbare niet goedmaken: het is geen wondermiddel tegen moreel lijden!

Tenslotte kunnen die blijken van financiële solidariteit het fundamentele probleem evenmin oplossen: ze kunnen niet verhinderen dat nieuwe dergelijke catastrofes zullen voorvallen in andere delen van de wereld.

Daarom kan de klassesolidariteit van het proletariaat niet hetzelfde zijn als die van de pastoors van Caritas Catholica of andere hulporganisaties. De solidariteit van proletariërs heeft niet tot doel het geweten te sussen of zieltje te redden door toe te geven aan het schuldgevoel dat de heersende klasse probeert op te wekken.

Deze solidariteit kan alleen tot ontwikkeling komen uitgaande van de ontmaskering van de enige verantwoordelijke voor dit cataclysme: de burgerlijke klasse die het kapitalistisch systeem leidt!

De proletariërs van de gehele wereld moeten begrijpen dat door de strijd te leveren tegen de bourgeoisie, door dit moordend systeem omver te werpen, zij de enigen zijn die echt eer kunnen betuigen aan de doden, aan al die mensenlevens die geofferd werden op het altaar van het kapitalisme in naam van winstbejag en rentabiliteit. Ze moeten hun strijd en hun eigen klassensolidariteit ontwikkelen tegenover alle staten, tegenover alle regeringen die hen niet alleen uitbuiten en hun levensvoorwaarden aanvallen, maar die nog het lef hebben geld uit hun zakken te kloppen om de schade te herstellen die door het kapitalisme wordt aangericht.

Alleen door de dagelijkse strijd tegen dit systeem, tot aan zijn omverwerping toe, kan de arbeidersklasse haar ware solidariteit tonen met de proletariërs en de bevolking van de landen die door de tsunami zijn geteisterd. Die solidariteit heeft natuurlijk geen onmiddellijk resultaat, maar ze is ook niet van korte duur zal die van de bourgeoisie en haar hulporganisaties. Binnen enkele maanden is deze ramp door de heersende klasse en al haar liefdadigheidsinstellingen naar de vergeetput van de geschiedenis verwezen.

De arbeidersklasse kan haar echter niet vergeten, net zo min als ze de moordpartijen van de Golfoorlog kan vergeten, en al de andere oorlogen en zogenaamde ‘natuurrampen’.

Voor de arbeiders van de gehele wereld kan deze tragedie nooit een ‘afgehandelde zaak’ worden. Ze moet in hun geheugen gegrift blijven en als aansporing dienen om haar vastberadenheid te vergroten hun strijd en hun eenheid als klasse te ontwikkelen tegen de barbaarsheid van het kapitalisme.

De arbeidersklasse is de enige kracht in de huidige maatschappij die echt iets kan geven aan alle slachtoffers van de burgerlijke klasse door het kapitalisme omver te werpen en een nieuwe maatschappij op te bouwen, niet langer gebaseerd op winst, maar op de bevrediging van de menselijke behoeften. Zij is de enige klasse die door haar revolutionair perspectief een toekomst kan bieden aan de menselijke soort.

Daarom moet de solidariteit van het proletariaat de simpele gevoelssolidariteit overstijgen. Ze mag niet berusten op gevoelens van onmacht en schuld, maar op de eerste plaats verankerd zijn in haar bewustzijn. Enkel de ontwikkeling van haar eigen klassensolidariteit, een solidariteit gebaseerd op het bewustzijn dat het kapitalisme failliet is, zal in staat zijn de basis te leggen voor een maatschappij waarin de misdaden die de bourgeoisie ons voorstelt als ‘natuurrampen’ niet langer begaan kunnen worden, waar deze afschrikwekkende barbarij definitief voorbijgestreefd en afgeschaft zal zijn.

“Het kapitalisme in doodsnood wil ons laten wennen aan verschrikkingen, wil dat we de barbaarsheid waarvoor het verantwoordelijk is als ‘normaal’ gaan beschouwen. De proletariërs moeten reageren en hun verontwaardiging uiten tegen dit cynisme en hun solidariteit betuigen met de slachtoffers van deze eindeloze conflicten, van de moordpartijen begaan door alle kapitalistische benden [en met de slachtoffers van alle ‘natuurrampen’]. De afkeer en de verwerping van wat het kapitalisme in zijn ontbinding de maatschappij laat ondergaan, de solidariteit tussen de leden van een klasse die enkel gemeenschappelijke belangen hebben, dat zijn wezenlijke factoren voor de bewustwording dat een ander perspectief mogelijk is en dat een verenigde arbeidersklasse de kracht heeft om dat perspectief door te zetten.” (Revue Internationale, nr. 119).

De arbeiders van de hele wereld kunnen hun solidariteit met de slachtoffers van de catastrofe enkel betuigen door middel van hun strijd tegen de uitbuiting, de ellende en de kapitalistische barbarij, door de volgende leuzen tot leven te wekken:

“Weg met alle regeringen! Weg met het kapitalisme!”

“Arbeiders aller landen, verenigt u!”

DM / 08.01.2005

Geografisch: 

  • Australazië [5]

Recent en lopend: 

  • Tsunami [6]

Terrorisme, xenofobie en verdediging van de ‘democratie’: Een aanslag op het bewustzijn van de arbeidersklasse

  • 2230 keer gelezen

De laffe sluipmoord op filmmaker en columnist Theo van Gogh op 2 november door een moslimextremist stelde de bourgeoisie in de gelegenheid een grootscheepse campagne te voeren voor de “verdediging van de democratie en het vrije woord” en tegen “het gevaar van het terrorisme en extremisme”. Deze kent in Nederland haar weerga niet in de reeks van ideologische campagnes sinds 11 september 2001, en in Nederland vooral de hysterie rond de moord op Pim Fortuyn (1). Terwijl de liberale leuzen van deze campagne in de negentiende eeuw deel uitmaakten van de verdediging van de burger tegen de willekeur van de staat kan de staat nu worden voorgesteld als bescherming tegen terroristen. Zo probeert de bourgeoisie de arbeiders te bewegen tot steun aan dezelfde staat die hen onophoudelijk aanvalt.

Na de stakingsacties en arbeidersdemonstraties in Europa vorig najaar, waaronder in Nederland de 24-uur stakingen in Rotterdam en Amsterdam, de massale betoging op 2 oktober in Amsterdam (2), en de ‘actiedagen’ van 14 oktober (openbaar vervoer) en 27 oktober (metaalindustrie), gebruikt de bourgeoisie de dreiging van ‘het terrorisme’ om de dynamiek naar strijdbaarheid en de ontwikkeling van bewustzijn in de klasse te saboteren. Zij roept de arbeiders op om hun strijd op klassenterrein in de steek te laten in naam van ‘vrijheid en democratie’ om hen zo politiek te ontwapenen. De campagne vormt daarmee een regelrechte aanslag op het ontluikende bewustzijn en zelfvertrouwen in de klasse. De moord op Van Gogh werd aangegrepen om met een snel in elkaar getimmerd ‘najaarsakkoord 2004’ de acties te beëindigen en de arbeiders een gevoelige nederlaag toe te brengen op het vlak van de verdediging van hun levens- en arbeidsvoorwaarden.

De revolutionairen verachten, zoals de marxistische revolutionaire Rosa Luxemburg zei, de politieke sluipmoord, en wel onafhankelijk van het doel waarvoor die wordt gepleegd. Maar niet minder hebben zij de taak om het politieke voordeel dat de heersende klasse er uit slaat tegenover de arbeidersklasse bloot te leggen en aan te klagen. 

Achter terrorisme en xenofobie:versterking van het staatsgezag

Vanaf de dag van de moord op Van Gogh werd de islamitische bevolking in Nederland, die van Noord-Afrikaanse herkomst in het bijzonder, in de burgerlijke media aangewezen als broedplaats, gedoger of zelfs als directe handlanger van een bedreiging van ‘democratie en de westerse maatschappij’. De moordenaar, die wegens eerdere geweldpleging bij de staatsorganen bekend was, beroept zich immers op de islam en heeft een Marokkaanse achtergrond. De hysterische boodschap was die van ‘Wij Nederlanders’ tegen ‘zij de moslims’, en aan de laatsten werd met alle middelen duidelijk gemaakt dat zij onmiddellijk hun loyaliteit aan de staat onder bewijs moesten stellen.

Vertegenwoordigers van het staatsgezag, zoals de Ministers Donner van Justitie en Remkes van Binnenlandse Zaken, gaven met ‘openheid’ over de ‘religieuze moord’ en met de ‘oorlogsverklaring’ van Vice-premier Zalm toe aan het populisme tegenover het ‘moslimterrorisme’ en ze wakkerden zo de xenofobische en racistische agitatie onder de bevolking nog eens aan. Fractieleider Verhagen van het CDA onderscheidde zich in de Tweede Kamer met de stoerste uitspraken in de geest van “veiligheid boven privacy”, “wie niets heeft te verbergen hoeft niets te vrezen” en “beter tien onschuldigen in de cel dan één terrorist op vrije voeten”. Zo kwam het inderdaad tot een pogrom-stemming, oplopend van het bespugen van ‘islamitisch uitziende’ mensen tot en met brandstichtingen bij moskeeën en kerken en het in vlammen laten opgaan van een paar schoolgebouwen.

Om de bevolking, in de eerste plaats de arbeidersklasse, te doordringen van de daadkracht van de staat tegen de acute aanwezigheid van een levensbedreigend gevaar van ‘de islam’, werden spectaculaire arrestaties verricht, zoals op 10 november met een militaire afzetting door Bijzondere Bijstandseenheden van het Haagse Laakkwartier en een evacuatie van bewoners. Ondertussen verliet de bedreigde Hirsi Ali in het geheim per militair vliegtuig het land waarop nog de uitzetting volgde van een ‘verdachte’ als ongewenste vreemdeling.

Premier Balkenende en koningin Beatrix moesten eraan te pas komen om de gemoederen te sussen. De eerste om een rondje langs uitgebrande gebouwen te maken en geschokte ouders en omwonenden in Uden en Eindhoven met zalvende praatjes over ‘tolerantie’ en ‘vrijheid van godsdienst en meningsuiting’ tot bedaren te brengen. De tweede om hoogstpersoonlijk met moslim-jongeren over ‘normen en waarden in de samenleving’ te praten. Als om te benadrukken hoezeer het hart van de heersende klasse zou bloeden voor mensen in moeilijkheden bezocht de premier ook nog even verontruste wijkbewoners uit het Laakkwartier, alvorens zijn rondreis af te sluiten met een demonstratieve opwachting aan het hoofdkwartier van de zwaarbewapende Bijzondere Bijstandseenheden.

Daartegenover deden burgemeester Cohen van Amsterdam en Minister Verdonk van Vreemdelingenzaken tijdens de ‘lawaaidemonstratie’ op de Dam met hun veroordelingen van geweld en hun oproepen tot verdraagzaamheid bijna vergeten dat ze achtereenvolgens de ontwerper en de uitvoerder zijn van een sinds de jaren 1930 ongekend uitzettingsbeleid van vluchtelingen en asielzoekers.

Het ging de bourgeoisie niet zozeer om de xenofobie, of op zichzelf om het uitbreiden van de materiële repressiemiddelen van de staat. Na de moord op Pim Fortuyn was er binnen de bourgeoisie zelfs opluchting toen bleek dat hij niet door een moslim-extremist was gepleegd. En de AIVD (Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst) moet toch wel in staat worden geacht om een milieu van nauwelijks 250 potentieel gewelddadige islamitische fundamentalisten onder de duim te houden.

Het gaat veel meer om het versterken van het algemene gevoel van onmacht in de bevolking tegenover dreigingen, het voorstellen van de staat als enige bescherming daartegen, en daarmee het aanvaardbaar maken van eenversterkte staatscontrole over het hele maatschappelijk leven. En daarvoor zijn de dreiging van het terrorisme en de xenofobe, anti-islam agitatie als aanvulling daarop, in ongeveer gelijke mate geschikt. Aan ‘de burger’ wordt doodleuk gevraagd: “Hoeveel vrijheid bent u bereid op te offeren om het terrorisme te kunnen bestrijden?” En meest belangrijk van alles: zo werd er verwarring gezaaid in een arbeidersklasse die haar ongerustheid in strijdbaarheid begon om te zetten.

Het moslimextremisme - een product van de sociale ontbinding

Het moslimextremisme wordt voorgesteld als een goed georganiseerde bedreiging ‘van buitenaf’ compleet met ongrijpbare internationale connecties, en aangevuld met linkse campagnes over het gevaar van een ‘islamo-fascisme’.

Maar het is een regelrecht gevolg van de maatschappelijke ontbinding in de centra van het kapitalisme zelf: het is het nihilistische product van een ter plekke geboren generatie zonder wortels, bindingen of toekomst, vervreemd van de eigen achtergrond, geconfronteerd met uitzichtloosheid, en wanhopig op zoek naar een ‘identiteit’. Met eerdere generaties van immigranten, die zelf werk vonden en die konden hopen hun kinderen enige toekomst te bieden, heeft zoiets zich nooit voorgedaan. Zelfs bijvoorbeeld de koel berekende kapingen en gijzelingen eind jaren 1970 door Molukse nationalisten zijn in dit opzicht onvergelijkbaar, die hadden nog een doel voor ogen, hoe absurd ook, dat hier geheel afwezig is. Het gaat ook niet in de eerste plaats om ‘drop-outs’ uit het immigrantenmilieu, of om haveloze rekruten uit Marokkaanse sloppenwijken, maar dikwijls om redelijk tot goed opgeleide, maar compleet dolgedraaide jongeren die zijn opgegroeid in Nederland of West-Europa. De moordenaar volgt de twee jongens uit Eindhoven die, aangelokt door de valse heroïek van de ‘Jihad’, in Kasjmier treurig aan hun einde kwamen.

Dit moslim-extremisme heeft net zo veel of zo weinig te maken met religie als Theo van Gogh, Hirsi Ali of Geert Wilders met atheïsme. Bij hen geen spoor van strijd tegen religie, enkel kwalificaties als ‘achterlijk’ en bewust beledigende scheldpartijen tegen islamieten en hun godsdienst. Aan de kant van de aanslagplegers beperkt de religiositeit zich tot het uitschreeuwen van een paar oproepen uit de Koran tot geweld en ‘Jihad’. Het is een cultus van de dood, van louter zinloze moorddadige zelfopoffering in naam van een ingebeelde beloning in een imaginair hiernamaals. Het probleem is meer dan ooit sociaal in religieuze vermomming.

Het is onwaarschijnlijk dat de moord op Van Gogh vanuit het staatsapparaat is georganiseerd of zelfs maar is toegelaten. De gebeurtenissen zijn eerder ontsnapt aan de controle over een ‘islamitische gemeenschap’, die allang onder strikte staatssurveillance staat. Er kan ook nauwelijks aan worden getwijfeld dat allerlei fundamentalistische elementen direct door de Nederlandse staat (en door de Marokkaanse) worden gemanipuleerd; dat er informatie van de AIVD naar dit milieu kon worden ‘gelekt’, zoals aan de in de zomer 2004 gearresteerde scholier Samir A., is daarvoor een duidelijke aanwijzing. Ondertussen is heel de politiek samen met de politie en met ‘maatschappelijke organisaties’ aan het stoken binnen het Marokkaanse milieu en wordt de islamitische kerkgemeenschap vanuit de staat juist versterkt met staatsselectie op imams. Zo roept burgermeester Cohen samen met sommige Marokkaanse organisaties de jeugd op om politieverklikker te worden, wat enkel tot nieuwe afrekeningen kan leiden.

Zelfs wat aan de controle van de staat ontsnapt kan tegen de arbeidersklasse worden gekeerd. Als de burgerlijke staat moet kiezen tussen het proletarische en het fundamentalistische gevaar, kiest hij zonder aarzelen voor het laatste, omdat het een potentiële bondgenoot is net zo goed als een vijand, en omdat het in alle richtingen bruikbaar is voor ideologische campagnes om de arbeidersklasse te verdelen, teneinde de greep van de burgerlijke staat over haar te versterken.

Zolang de arbeidersklasse in haar strijd geen perspectief voor de toekomst vindt en kan geven - en de bourgeoisie doet daar alles aan om dat te voorkomen terwijl zij zelf geen enkele oriëntatie meer te bieden heeft - zal er nog veel meer worden weggevlucht, niet in dromen maar in regelrechte nachtmerries. Deze waanzin is niet langer alleen verlokkelijk voor allerlei gefrustreerde kleinburgers, maar dreigt ook delen van de arbeidersklasse mee te slepen (3).

Een manoeuvre om de groeiende strijdbaarheid af te remmen

Na de arbeidersmanifestatie op 2 oktober 2004 stond de bourgeoisie in Nederland voor het probleem hoe de ontluikende geest van strijdbaarheid weer terug te dringen. De herfst stond immers in het teken van een mobilisatie van de arbeidersklasse tegenover ongekende aanvallen op haar bestaansvoorwaarden. Weliswaar ontsnapte deze beweging geen moment aan de vakbondscontrole en konden de vakbonden, geholpen door het basiscomité ‘De maat is vol!’, de SP en Groenlinks, zichzelf presenteren als verdediger van de arbeidersbelangen tegenover de ‘arrogante’ rechtse regering. Maar ondanks de sterke illusies over de vakbonden en het geringe zelfvertrouwen onder de arbeiders was de beweging de meest massale in dertien jaar; een uitdrukking van de ommekeer in de klassenstrijd op internationaal vlak die zich ook in Nederland doet gelden.

De moord op Theo van Gogh verschafte de bourgeoisie de gelegenheid om de beweging in de klasse in één klap tot staan te brengen en verwarring te zaaien. Zonder aarzelen sloten de vakbonden zich aan bij de campagne voor de “bedreigde democratie”. De dag na de moord op Theo van Gogh meldden vakbeweging en werkgevers gebroederlijk dat ze een akkoord hadden afgesloten waardoor de onderhandelingen met de regering konden wordenheropend. Alle acties werden afgeblazen. Op de dag van de crematie van Theo van Gogh kondigden vakbeweging, werkgevers en regering - Paars-polderiger kon het nauwelijks - aan dat er een akkoord was bereikt tussen sociale partners en regering. Volgens een snelle opiniepeiling werd dit door 58% van de bevolking gezien als een klinkende overwinning voor de vakbeweging en een nederlaag voor de regering. Meteen werd de lege dop van dit ‘Najaarsakkoord 2004’ voorgesteld als overwinning van de democratie tegenover de autocratische neigingen van Balkenende II. Ook werd aangekondigd dat er eventueel verdere vakbondsacties zouden komen, maar dan in het kader van de CAO-onderhandelingen met de werkgevers, versplinterd per sector en per bedrijf, dus voor zover nodig om controle over de onvrede te houden.

Daarmee is de arbeidersklasse weer even van het toneel verdrongen en kan de nederlaag van de arbeiders in geïsoleerde acties verder worden uitgebouwd. De bourgeoisie kon de werkelijke aard van het akkoord uit het nieuws houden en liet het erbij dat de ‘scherpe kantjes’ van de kabinetsplannen waren afgeslepen en dat de vakbeweging de zaak voor iedereen verder in het oog houdt. In werkelijkheid worden de aanvallen van regering en werkgevers met behulp van de vakbonden in stilte doorgezet.

Voor de arbeidersklasse is het van levensbelang om de lessen te trekken uit haar aanzetten tot massale strijd in Nederland en op internationale schaal en zich niet te laten meeslepen in de campagnes.

Fernando / 04.01.2005

(1) Zie: Kiezen voor Paars of voor Pim, in Wereldrevolutie, nr. 96, mei 2002, en: De democratische campagnes maken nog meer aanvallen op de arbeidersklasse mogelijk, in: Internationalisme, nr. 286, 15 juni 2002.

(2) Zie: Balans van 2 oktober 2004: samen strijden, de enige keuze!, bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 103, 30 oktober 2004.

(3) Zie Het islamisme, een product van het kapitalisme in verval, in: Internationalisme, nr. 285, 15 mei 2002; The resurgence of Islam - A symptom of the decomposition of capitalist social relations, in: International Revue (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave), nr. 109, 2e kwartaal 2002.

Geografisch: 

  • Nederland [7]

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in Nederland [8]

Wereldrevolutie, nr. 105, mei-augustus 2005

  • 1767 keer gelezen

Arbeiderssolidariteit, geen solidariteit met de burgerlijke staat

  • 2072 keer gelezen

Het jaar 2004 werd gekenmerkt door een groeiende ongerustheid over de toekomst en een begin van strijdbaarheid binnen de arbeidersklasse. De mobilisaties in dat najaar liepen uit op de massale demonstratie van 2 oktober in Amsterdam, groots georganiseerd en met meer deelnemers dan verwacht. Dit drukte ook in Nederland een keerpunt uit in de klassenstrijd, dat zich internationaal aftekent na ruim een decennium van ontmoediging en verwarring (1). De demonstratie was door de vakbonden en burgerlijk links dan ook vooral bedoeld om de ontwikkeling naar strijdbaarheid af te remmen en om voor zichzelf het monopolie op solidariteit op te eisen. Door het succes daarvan is de situatie sindsdien gewijzigd. De ideologische campagnes rond de moord op Theo van Gogh (2) maakten het voor de vakbonden nog gemakkelijker om snel een akkoord te sluiten met de werkgevers, en een dag na diens begrafenis ook met de regering, om de maatregelen in stilte door te voeren en verdere acties af te blazen. De CAO-onderhandelingen van dit voorjaar stonden vervolgens op de agenda om verdere strijdbaarheid in sector en bedrijf op te sluiten en naar de nederlaag te leiden, om de ontmoediging en de verwarring te vergroten.

Aan de rechterkant van het burgerlijke politieke spectrum wordt sinds 2 oktober 2004 met verdubbelde energie, vroom en populistisch, de nadruk gelegd op ‘zelfwerkzaamheid’, op ‘normen en waarden in de samenleving’ en op ‘persoonlijke verantwoordelijkheid’. De toenemende maatschappelijke ontbinding, de verpaupering en de onveiligheid worden toegeschreven aan etnische, culturele en religieuze achtergronden die spanningen veroorzaken waartegen de staat hard zou moeten optreden. Tegelijk wordt iedere verantwoordelijkheid van de burgerlijke staat en het kapitalisme verontwaardigd van de hand gewezen. Maar het is met de verdere ontwikkeling van de al veertig jaar durende overproductiecrisis van het kapitalisme dat de samenleving inderdaad steeds verder verloedert en het sociale weefsel van het ‘poldermodel’ tot op de draad is versleten. Het kapitalisme zelf is de oorzaak van de problemen en het heeft er geen enkele oplossing voor. Wat de bourgeoisie wel kan doen, is die problemen tegen de arbeidersklasse uitspelen, om binnen de arbeidersklasse te stoken, verdeeldheid te zaaien en schuldgevoelens aan te praten. Zo spelen regering en parlement een spel van problemen zonder oplossingen door op het ene moment met boude uitspraken olie op het populistische vuur gooien en op het andere ogenblik met een beroep op het ‘gezonde verstand’ te manen de situatie niet nóg verder te laten escaleren. Omdat de bourgeoisie geen sociale chaos wil oogsten zaait ze volop ideologische verwarring. Wat ze ook beweert om die campagne over door haarzelf vergiftigde sociale kwesties aan de gang te houden, het is de proletarische solidariteit die haar angst inboezemt en niet zozeer het moslim-extremisme waarmee zij kan ‘verdelen en heersen’.

Fractievoorzitter Jan Marijnissen van de links-populistische SP denkt bij ‘solidariteit’ vooral aan de sociale verzekeringen: “Het is één van de grote misverstanden van deze tijd: te denken dat wanneer de door de overheid georganiseerde solidariteit afneemt, de spontane, maatschappelijke solidariteit zal toenemen. Niets is minder waar gebleken.” Als hij met nadruk wijst op de ‘ieder-voor-zich’ mentaliteit en eraan toevoegt dat we leven in een tijdsgewricht van hedonisme en individualisme dan is het vooral om de burgerlijke staat aan te prijzen als de enige uitweg, omdat de arbeidersklasse zelf geen antwoord zou hebben.

Zo horen we van alle kanten dat onze solidariteit alleen tot uitdrukking kan komen door middel van dezelfde kapitalistische staat die de pensioenen en de sociale uitkeringen ondergraaft, die de ‘herstructureringen’, de bedrijfsverplaatsingen en de ontslagen orkestreert, en die de levens- en arbeidsomstandigheden afbreekt. Maar de campagnes zijn minder dan voorheen gericht op het direct mobiliseren van ‘de burger’ achter de kapitalistische staat en meer op het zaaien van verwarring om de groei van het bewustzijn in de klasse over de noodzaak om de strijd aan te gaan af te remmen en de arbeiders van hun eigen strijdterrein weg te houden.

Een bewuste politiek van dilemma’s en paradoxen om de arbeiderssolidariteit te voorkomen

Om een terugkeer van de strijdbaarheid zover mogelijk naar de toekomst te verschuiven heeft de bourgeoisie een waar spervuur van ideologische campagnes geopend, waarin de ‘verdediging van de democratie’ wordt toegespitst op een geperverteerd idee van solidariteit tussen staatsburgers. Zo wordt er een rookgordijn opgetrokken om te voorkomen dat de arbeiders hun eigen solidariteit tot ontwikkeling brengen en zich vereenzelvigen met hun klasse.

De maatschappelijke uitzichtloosheid daagt steeds meer uit tot het aanhangen van extremistische standpunten en archaïsche ideologieën. De vroegere thema’s van de ‘verzuiling’, die na de Eerste Wereldoorlog werd georganiseerd om de arbeidersklasse opgedeeld te houden naar ‘levensbeschouwelijke richting’, kunnen zo in nieuwe vorm worden uitgekauwd.

De ‘roep om veiligheid’ en het populistisch zoeken naar zondebokken voor sociale spanningen worden tegenover de ‘verdediging van de rechtsstaat’ gesteld, zoals met de strafprocessen tegen islam-extremisten van het slag Mohammed B. Zo worden we, aangespoord door protesterende rechters en advocaten, opgeroepen de burgerlijke ‘rechtsstaat’ in verdediging te nemen tegen de gevaren van een ‘politiestaat’. Daarbij horen het nieuwe ‘grondrechtendebat’, het doorvoeren van ‘anti-terreur-maatregelen’ zoals de legitimatieplicht vanaf veertien jaar en de striktere controle van het betalingsverkeer, het toelaten van AIVD-informatie als bewijs in de rechtszaal, het afluisteren van de communicatie tussen aangeklaagde en advocaat. Het ‘discriminatieverbod’ komt plotseling op gespannen voet te staan met de ‘vrijheid van meningsuiting’. De ‘verworvenheden van de multiculturele samenleving’ komen onder druk te staan door thema’s als eerwraak, ‘vrouwenbesnijdenis’ en het dragen van hoofddoekjes. Tegelijk mobiliseren gemeentebesturen onder verwijzing naar de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog schoolkinderen om op te komen tegen het uitzettingsbeleid voor de 26.000 uitgeprocedeerde asielzoekers. De verdediging van de ‘vrijheid van godsdienst en geweten’ wordt gecombineerd met het uit het land zetten van imams als ‘gevaar voor de Nederlandse staat en samenleving’, zoals die van de Al-Fourkaan-moskee in Eindhoven, en met het verbieden van de islamistische stroming van het salafisme. Ondertussen wordt een beroep gedaan op imams om de islamitische achterban onder controle te houden en de rol van politieverklikker te spelen, terwijl er tegelijk stemmen opgaan om ‘godslastering’ weer strafrechtelijk te vervolgen en bijvoorbeeld de productie van ‘Submission-2’ van Ayaan Hirsi Ali te laten verbieden. De ‘vrijheid van onderwijs’ wordt aangevuld met het onder strenger toezicht plaatsen van islamitische scholen om hun ‘democratisch gehalte’ te toetsen. De vrije toegankelijkheid van informatie wordt geamendeerd door campagnes tegen ‘extremistische literatuur’ in moskeeën en scholen, waarbij ook de openbare bibliotheken een veeg uit de pan krijgen en daarop reageren met protest tegen de snuffeltoegang van de politie op alles wat geleend en gelezen wordt.

Het zijn allemaal campagnes om het gevoel op te wekken verloren te lopen in onoplosbare problemen, en gericht op een zekere ontreddering binnen een arbeidersklasse teweeg te brengen om ondertussen de nieuwe bezuinigingsmaatregelen te kunnen doorvoeren. Zo worden alle kwesties door elkaar gehusseld en de gemoederen verhit. De bourgeoisie in Nederland heeft altijd op intelligente wijze gebruik gemaakt van illusies over de democratie - het vertrouwen in de redelijkheid van de burgerlijke staat en de wet, de vereenzelviging daarmee - en keert deze tegen de bevolking in het algemeen, en tegen de arbeidersklasse in het bijzonder. In dit kader kan de verdere onttakeling van de ‘sociale voorzieningen’ worden voorgesteld als het ‘betaalbaar houden van de solidariteit’, kunnen loonsdalingen tot het hoogst bereikbare resultaat worden verklaard van vakbondsonderhandelingen in naam van ‘solidariteit met de minder draagkrachtigen’ en vooral met de nationale economie. Zelfs ontslagen kunnen worden doorgevoerd onder het mom van het ‘redden van arbeidsplaatsen’.

Het werkelijke probleem is dat de bourgeoisie er steeds minder in slaagt de arbeidskracht winstgevend uit te buiten. Met officieel 535.000 werklozen voor 2005 en een economische groei van 1% is het duidelijk dat het slecht gaat en na een kwart eeuw van bezuinigingspolitiek voorspelt het geklaag over de hoge arbeidskosten in Nederland ook al weinig goeds. De al dan niet vervroegde pensioenen blijven onder druk staan en er komen belastingverhogingen op vooral het eigen woningbezit - nadat de sociale huisvesting voor een groot deel is afgebouwd. Ondertussen is de bourgeoisie er wel in geslaagd 60.000 WAO-ers administratief uit de statistieken te laten verdwijnen.

Arbeiderssolidariteit wordt opgebouwd door strijd, niet door vakbondsacties

De beroepsonderhandelaars van de vakbeweging, Lodewijk de Waal en Doekle Terpstra, maakten na 2 oktober, waar ze zich in de massa weinig op hun gemak voelden, snel plaats voor de nieuwe FNV-voorzitter Agnes Jongerius, wat populistischer maar uit dezelfde stal: ze bepleit zelfs het achter ons laten van de ‘verzorgingsstaat’, ze wil af van het ‘klassieke’ sociale zekerheidsstelsel en vraagt zich hardop af of de overheid nog wel de WAO en WW moet regelen. Dat bevestigt nog maar eens dat de vakbonden niet uit zijn op een ‘compromis’ in het belang van het proletariaat, maar bestaan om maatregelen door te drukken in het belang van de nationale staat en haar heersende klasse.

Met de versterking van de ideologische campagnes ontwikkelde de bourgeoisie ook een offensief middels de collectieve arbeidsovereenkomsten. Daarin zouden volgens de vakbeweging goedwillende werkgevers enige compensatie moeten bieden voor de maatregelen van de slechtwillende regering of anders tot goedwilligheid gedwongen moeten worden. In het najaarsoverleg van 2004 waren er achter de rug van de arbeiders om echter allang duidelijke CAO-afspraken gemaakt. De arbeiders, versplinterd per bedrijf en sector, wordt een nog groter gevoel van machteloosheid opgelegd. Feitelijk konden de vakbonden hun acties tot één enkele sector beperken: die van de metaal- en elektrotechnische industrie. En binnen die sector werd er op 18 maart eerst een afzonderlijk akkoord gesloten bij Corus in IJmuiden, verreweg het grootste bedrijf, om daarna in de rest van de sector op vrijdag 1 april een goed gecontroleerde ééndags-staking te laten plaatsvinden, met 18.000 stakers verdeeld over 180 bedrijven en bedrijfjes, van de in totaal 180.000 werknemers die onder de CAO vallen. De vakbondsmanifestaties werden verdeeld over Rotterdam, Hengelo en Eindhoven. Toch was het de eerste grote staking in deze sector in tien jaar, en de sector had zijn strijdbaarheid al bewezen op 27 oktober met manifestaties bij vooral Corus in IJmuiden, maar ook in Almere, Rotterdam en Hengelo. Op de dag van de aangekondigde vervolgacties, 7 april, werd plotseling een CAO-akkoord voor heel de sector afgesloten en verdere actie overbodig verklaard.

Desondanks kunnen de aanvallen en manoeuvres op termijn de verontwaardiging alleen maar laten toenemen. Als de vakbeweging er in slaagt om de strijdbaarheid in één sector tijdelijk uit te blussen, dan laait deze onder druk van de onophoudelijke aanvallen en de ongerustheid over de werkzekerheid in andere sectoren en bedrijven weer op. Er blijven ontslagen vallen die de arbeiders er onmiddellijk toe brengen te reageren. De werkloosheid vormt een cruciaal vraagstuk in de ontwikkeling van de arbeiderssolidariteit. Bij de zorgverzekeraars verdwijnen weer drie- tot vijfduizend banen. De Friese scheepswerf Arrels en de Campinafabriek te Uitgeest sluiten; Akzo en de Kadasters rationaliseren samen nog eens 700 banen weg. Een fusie van het Algemeen Dagblad met zeven regionale kranten zal zo’n 325 arbeidsplaatsen kosten. KPN Telecom kondigt aan om in vijf jaar 8.000 van de 12.000 banen in de vaste telefonie te willen schrappen wegens sanering.

Bij ENCI in Maastricht en Atoglas in Friesland vonden stakingen plaats tegen ontslagen en bedrijfssluiting. Hoewel ze geïsoleerd bleven, snel werden ingekaderd en zonder vervolg bleven konden ze niet worden voorkomen. De staking bij het cementbedrijf ENCI in februari werd door de vakbeweging teruggebracht tot de vraag of de directie ‘gedwongen’ kon worden naar de vakbonden te luisteren zodat er geen 270 maar ‘slechts’ 170 banen verloren zouden gaan (de eerste honderd had de directie dus al binnen). De directie aanvaardde minzaam het ‘alternatieve plan’ van de vakbonden, wat natuurlijk als een vakbonds-overwinning werd uitgebazuind. Maar voor de arbeiders was er niets te vieren ondanks dat ze op het NOS journaal van 21 februari hossend in beeld werden gebracht. Niet zonder toeval begon één dag later, netjes gescheiden, het vakbondsvervolg bij de kunststoffenfabriek Atoglas in Leeuwarden waar de vakbonden de eerste 40 van de 130 arbeidsplaatsen bij voorbaat opofferden. Schuld van de intussen voldongen bedrijfssluiting krijgt de ‘totaal onredelijke’ bedrijfsleiding van het Franse moederbedrijf Total, net als eerder het Duitse moederbedrijf van de ENCI. Bovendien wordt beweerd dat ‘het sociaal plan beter is dan dat van vóór de staking’. Kortom: niet de kapitalistische crisis, maar buitenlandse bedrijfsleidingen zouden verantwoordelijk zijn en die zouden alleen door de vakbonden tot rede kunnen worden gebracht. Vanuit het standpunt van de ‘BV Nederland’ en haar staat is dat logisch - vanuit het standpunt van de arbeidersklasse daarentegen openen zich heel andere vooruitzichten.

De aarzelend ontluikende strijdbaarheid kan weliswaar nog gemakkelijk worden opgevangen in de netten van de vakbeweging omdat de arbeiders nog niet goed weten wat te doen of wat te denken - maar ook is het duidelijk dat de bourgeoisie er niet gerust op is dat dit zo blijft. Het sociaal front beweegt in reactie op de onophoudelijke afbraak van arbeids- en levensomstandigheden, groeiende werkdruk en toenemende gevaren en spanningen. Wanneer de strijdbaarheid nog weinig gericht is en per sector sterk verschilt, dan laat ze in kiemvorm toch al zien waaruit de solidariteit van de arbeidersklasse bestaat, en dat zij een beslissende factor in haar strijd is. Een aanval op een deel van de klasse is een aanval op de hele klasse. Dat is één van de belangrijkste lessen van de bewegingen in de openbare sector in Frankrijk en Oostenrijk in 2003 rond de pensioenen en in Duitsland in 2004 tegen ontslagen verhoogde werkdruk en loondalingen bij Daimler-Chrysler en Opel en rond de drastische kortingen op uitkeringen volgens ‘Harz IV’.

Solidariteit bestaat niet uit het volgen van de staatsmanoeuvres, uit louter financiële solidariteit of het sturen van vakbondsdelegaties. Zij bestaat eruit het isolement te doorbreken, actief deel te nemen aan de strijd, die uit te breiden over de grenzen van bedrijven en sectoren heen. Dat is de strijdtraditie van de arbeidersklasse waarbij weer moet worden aangeknoopt. Dan ook kunnen de arbeiders zich weer deel voelen uitmaken van de klasse die een maatschappelijk alternatief voor het kapitalisme te bieden heeft aan de hele maatschappij. Alleen wanneer ze weer aanknopen bij hun eigen tradities van solidariteit, de strijd uitbreiden en dagelijkse algemene vergaderingen organiseren, kunnen ze de bourgeoisie onder druk zetten en de aanvallen tijdelijk terugdringen.

Manus/ 09.04.2005

(1) Zie Balans van 2 oktober 2004: samen strijden, de enige keuze!, bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 103, 30 oktober 2004.

(2) Zie het artikel Terrorisme, xenofobie en de verdediging van de ‘democratie’: Een aanslag op het bewustzijn van de arbeidersklasse, in Wereldrevolutie, nr. 104, januari 2005.

Geografisch: 

  • Nederland [7]

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in Nederland [8]

De marxistische opvatting over het verval van het kapitalisme

  • 2498 keer gelezen

De wereld zakt voortdurend verder weg in de chaos: de armoede verbreidt zich tot in het hart van de meest ontwikkelde landen toe, de massale en langdurige werkloosheid spaart niemand meer, de oorlog tussen staten raakt haast alle continenten. Toch blijft de bourgeoisie ondanks deze voortdurende vernietiging spreken over welzijn, voorspoed, vooruitgang: waar is de vooruitgang in de oorlog die praktisch overal de bevolking neermaait en steden, velden en bossen vernietigt? Waar is het welzijn wanneer elke dag duizenden mensen de hongerdood sterven? Waar is de voorspoed wanneer geen enkele arbeider op deze aarde kan weten hoe zijn toekomst eruit ziet?

Geconfronteerd met die paradox kan men zich afvragen hoe een maatschappij die vooruitgang boekt en steeds meer welzijn en veiligheid biedt, juist het tegengestelde over de mensheid uitstort. Waardoor komt dat? Is het een noodlot? De bourgeoisie heeft haar antwoorden klaar: ze vertelt ons dat het komt omdat de mensen ‘slecht’ zijn, omdat er een gebrek is aan democratie, dat het om tijdelijke economische moeilijkheden gaat tengevolge van een slechte regeling van de geldstromen, van een prijsstijging van de grondstoffen op de markten, van immorele speculatie op diezelfde markten, enzovoort.

Dat alles vloekt met de werkelijke omstandigheden. Bovendien horen we die argumenten al jaren, zonder dat de situatie ooit verbeterd is, integendeel. Dus: waarom zo’n rampspoed na al de vooruitgang die de mensheid heeft mogen beleven? Waarom zoveel ellende terwijl er zoveel rijkdom tot onze beschikking staat? In feite gaan die zogenaamde verklaringen - opzettelijk - voorbij aan de enige realiteit die ons in staat stelt de zaak te begrijpen. Die realiteit, dat is de economische wereldcrisis. En wanneer wij, revolutionaire marxisten, vandaag van crisis spreken, dan is dat niet op dezelfde gronden als de bourgeoisie. Wij hebben het over een onoverkomelijke crisis, die het failliet tekent van het kapitalistisch systeem.

Voor die bewering steunen we ons niet op een eenvoudige ‘fotografische’ observatie, maar op heel de marxistische analyse van de ontwikkeling van het kapitalisme. Op basis daarvan stellen we dat het kapitalisme zich al bijna een eeuw in zijn vervalfase bevindt, en dat in deze fase - in tegenstelling tot de fase van opkomst - de kapitalistische crisis een onoverkomelijk element wordt, waarvan de uitkomst alleen kan zijn: ofwel de vernietiging van de mensheid en van alle verwezenlijkingen van haar ontwikkeling doorheen de geschiedenis, ofwel het overstijgen van de dodelijke tegenstellingen van het kapitalisme door de arbeidersklasse in haar gevecht voor de opbouw van een nieuwe maatschappij.

In die zin is het verval voor ons, marxisten, het fundamentele raamwerk van de analyse om de huidige situatie te begrijpen. Zonder dat raamwerk is het niet alleen onmogelijk de realiteit van de huidige wereld te begrijpen, het is dan ook onmogelijk van een realistisch perspectief uit te gaan, Want verre van ons tot demoralisatie, tot ‘no future’ te brengen, legt de marxistische theorie van het verval de grondslag van het perspectief van het kommunisme, dat niet het resultaat is van de goede wil van de mensen, maar dat steunt op een complete analyse van de ontwikkeling van de menselijke maatschappijen: het historisch materialisme.

De ontwikkeling van de maatschappijen in de geschiedenis

De vervaltheorie is geen uitvinding van de IKS. Het is integendeel een concept dat centraal staat in de marxistische analyse van de ontwikkeling van de menselijke maatschappijen, centraal in het historisch materialisme. Bij de ontwikkeling van hun werkmethode begonnen Marx en Engels ermee de sociale ontwikkeling van de mensheid te analyseren als sleutel voor het begrip van de ontwikkeling van de hedendaagse samenleving. In hun onderzoek ontdekten beide grondleggers van het marxisme dat de menselijke samenleving zich organiseert rond de productie, rond de eerste en centrale activiteit van de mens. Daarom tekenen de sociale verhoudingen zich af in de organisatie van de productiemiddelen.

Door het vraagstuk meteen op historisch vlak te bekijken, kwamen ze tot een analyse van hoe de ontwikkeling van de productiemiddelen en hun organisatie de maatschappelijke ontwikkeling [organisation] beïnvloedden. Kort samenvattend kunnen we stellen dat de ontwikkeling van de productiemiddelen, nodig voor de hoeveelheid te bevredigen behoeften een dergelijk niveau bereikte dat de organisatie van die middelen voor de productie onaangepast werd, en tenslotte zelfs een belemmering. De organisatie van de productie moest diepgaand worden veranderd opdat de bestaande productiemiddelen maximaal zouden kunnen worden aangewend en hun ontwikkeling voortgezet.

Die aanpassing was niet zachtzinnig: zoals we al zeiden tekent de maatschappelijke organisatie zich af rond de productie, en tot op heden moet de mensheid de schaarste beheren. Daaruit ontstaat noodzakelijkerwijze het bezit, de eigendom, de uitbuiting... Rond de productie kristalliseren zich dus belangen en macht. Het in vraag stellen van de organisatie van de productie komt dus neer op het in vraag stellen van de economische, politieke en sociale posities van de heersende klassen. Pas door een min of meer gewelddadige breuk kan die verandering plaatsvinden.

Daarom verloopt de ontwikkeling van de productie-middelen niet op een rechtlijnige manier, zonder breukpunten, in een voortdurende opgang. Daarom doorloopt elk productiesysteem een fase van verval, waarin de ontwikkeling van de productiemiddelen in botsing komt met hun organisatie zonder dat dit tot een oplossing komt, terwijl zich in de maatschappij de revolutionaire krachten loskomen tegenover de reactionaire krachten die vasthouden aan hun privileges.

In de Romeinse maatschappij was de productie georganiseerd rond de slaven, die werkten, en de meesters, die hen lieten werken. Die productiewijze maakte de ontwikkeling van de productie mogelijk tot op een niveau waarop problemen ontstonden: om te blijven produceren, waren meer slaven nodig, slaven die in feite oorlogsgevangenen waren, maar de geografische limieten van de oorlog, met de middelen waarover men toen beschikte, werden bereikt. Bovendien vereiste de ontwikkeling van de productietechnieken een meer geperfectioneerde arbeidskracht, die niet door de slavernij kon leveren... Men ziet in dit voorbeeld dat de wijze waarop de productie georganiseerd was steeds minder was aangepast aan de productie, en dat om de productie te kunnen blijven ontwikkelen, die organisatie, die tot dan toe de ontwikkeling mogelijk gemaakt had, deze nu gaat belemmeren, ze wordt er een hindernis voor.

Daarom werden de slaven bevrijd en werden ze lijfeigenen. Op zijn beurt heeft het feodale systeem de ontwikkeling van de productie mogelijk gemaakt totdat deze zo’n hoogte bereikte dat ze opnieuw op een hindernis stuitte. Het zijn de kapitalistische verhoudingen die de middeleeuwse producent omvormen tot de vrije mens die zijn arbeidskracht verkoopt aan de kapitalist. Opnieuw krijgt de productie een organisatie die haar ontwikkeling mogelijk maakt. Het is een ongekend snelle ontwikkeling die de mensheid voor het eerst in de gelegenheid stelt zich te bevrijden van de schaarste.

De overgang van de ene productiewijze naar de andere verloopt niet rechtlijnig of zonder horten en stoten, als het ware van de ene opgang naar de andere. Want de productiewijze vertaalt zich in sociale verhoudingen en in een eigen sociale organisatie. Daarin verdedigt de heersende klasse met alle middelen haar belangen tegen het perspectief op omverwerping van de gevestigde orde. Gedurende die tijd leidt de groeiende onverenigbaarheid tussen het niveau dat door de productie werd bereikt en de wijze waarop zij is georganiseerd tot steeds sterker stuiptrekkingen. Het verval begint dus wanneer de productieverhoudingen een belemmering gaan vormen voor de ontwikkeling van de productie. Het verval duurt voort zolang er geen nieuwe productieverhoudingen kunnen worden ingevoerd. Het verval is de periode van failliet van de oude maatschappij, zolang een nieuwe niet kan worden gegrondvest.

Het kapitalisme ontsnapt zoals we hebben gezien natuurlijk niet aan deze regel. Maar het verval van het kapitalisme onderscheidt zich van de vervalperiodes uit het verleden door het feit dat in de vorige maatschappijen de kiemen van de nieuwe maatschappij al bestonden en zich konden ontwikkelen binnen de oude maatschappij. Binnen de feodale maatschappij veroverde de bourgeoisie geleidelijk de economische macht en vormde zij de productie tegelijkertijd al voor een groot deel om voordat ze aan de politieke macht kwam. In het kapitalisme niets van dat alles. De revolutionaire klasse, het proletariaat, kan geen nieuwe productie-verhoudingen instellen zonder de bestaande te vernietigen. Daarin schuilt heel de ernst van het kapitalistisch verval.

We zien dus duidelijk dat voor marxisten verval geen moreel begrip is. De marxisten ontwikkelen het begrip verval als een wetenschappelijk, materialistisch concept, dat wil zeggen steunend op de materiële ontwikkeling van de menselijke maatschappijen. Dat die periodes gekenmerkt worden door de hebzucht en de ontbindende moraal van de heersende klassen, zullen we niet ontkennen: we beseffen heel goed dat de historische blokkering van de ontwikkeling van de productiekrachten worden weerspiegeld op alle vlakken van de menselijke maatschappij. Maar het verval is geen economische theorie en Marx heeft zich nooit beperkt tot de kritiek van de economie. Maar dat neemt niet weg dat de verklaring ervan zich duidelijk op materialistisch terrein bevindt.

De eigenheid van het verval van het kapitalisme

Toen de Kommunistische Internationale van “het tijdperk van oorlogen en revoluties” sprak kon ze niet beter samenvatten wat het kapitalisme in verval de mensheid zou bieden. Het kapitalisme schiep in de loop van zijn opgang inderdaad het ideale raamwerk voor zijn ontwikkeling, dat van de natie. Het is rond de naties dat het kapitalisme zijn eigen ontwikkeling verzekerde, vanuit dat raamwerk stortte het zich in de verovering van de kolonies, en binnen dat raamwerk vallen de concurrentieverhoudingen die momenteel door de crisis op de spits worden gedreven. De enige oplossing voor de bourgeoisie om uit de overproductiecrisis te geraken is de oorlog. Oorlog mondt uit op een periode van wederopbouw, die stukloopt op een nieuwe crisis van overproductie.

We kunnen de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode moeiteloos plaatsen aan het begin van de twintigste eeuw: de Eerste Wereldoorlog, de eerste in de geschiedenis van de mensheid, geeft duidelijk uiting aan de nieuwe situatie. De wederopbouw die erop volgt leidt al snel tot een crisis zonder voorgaande, in de jaren 1930, en daarna op een Tweede Wereldoorlog. We zien hoe zich de cyclus “crisis-oorlog-wederopbouw-nieuwe crisis” aftekent, maar dit is geen cyclus die zich eindeloos kan herhalen. Integendeel, het is een helse spiraal die alles op haar weg meesleurt. Want terwijl het kapitalisme in zijn opgaande fase de overproductiecrises te boven kon komen door zich uit te breiden en door grotere delen van de bevolking te proletariseren, dan zijn vandaag de limieten bereikt en is de crisis permanent. De enige ‘uitweg’ is de oorlog.

Het gaat dus om een tijdperk van oorlogen. Maar zoals de Komintern vanaf zijn oprichting in 1919 aankondigt, gaat het ook om een tijdperk van revolutie. Inderdaad, het kapitalisme heeft in zijn ontwikkeling ook zijn eigen doodgraver voortgebracht: het proletariaat, de enige sociale kracht die in staat is het kapitalisme omver te werpen en een toekomstige maatschappij op te bouwen. Wanneer het kapitalisme op zijn grenzen stuit, opent het de poort voor zijn overstijging. Op de dagorde van het proletariaat staat vervolgens de immense taak om op de ruïnes van het kapitalisme dat door zijn strijd vernietigd wordt een nieuwe maatschappij op te bouwen die in staat is de overvloed te beheren en de productiekrachten een gepast raamwerk voor hun ontwikkeling te bieden.

Het kommunistisch perspectief is niet nieuw. Het idee een maatschappij te bouwen ontdaan van onderdrukking en onrecht is al te vinden in de Oudheid en in de Middeleeuwen. Maar het volstaat niet een betere maatschappij te wensen om haar ook te kunnen instellen. Aan de materiële voorwaarden die dat mogelijk maken moet ook zijn voldaan. Ook de revolte van de onderdrukten is niets nieuws: de slaven schreven belangrijke bladzijden van de menselijke geschiedenis door hun positie te verwerpen. Toch waren die opstanden tot mislukken gedoemd omdat de materiële situatie, het niveau van de productie, het de mensheid niet mogelijk maakte de indeling van een maatschappij met klassen en uitbuiting achter zich te laten. Zolang de mensheid de schaarste moest beheersen, kon ze geen rechtvaardige maatschappij opbouwen. Het kapitalisme biedt de mensheid de mogelijkheid dat vooruitzicht in ogenschouw te nemen. Vandaag heeft de productie een niveau bereikt dat het mogelijk maakt de schaarste uit te bannen, de voorgeschiedenis kan nu eindigen. Het kommunistisch perspectief is geen ideaal of utopie, het is een materiële mogelijkheid, en meer nog: het is een noodzaak voor het voortbestaan van de menselijke soort. Het is noodzakelijk om de destructieve spiraal van het kapitalisme een halt toe te roepen waardoor de mensheid dreigt terug te vallen in het stenen tijdperk.

Dat maakt de kapitalistische vervalperiode nu juist tot een bijzondere vervalperiode: ze betekent het einde van de voorgeschiedenis, het einde van de lange mars van de mensheid van schaarste naar overvloed. Maar dat einde staat niet bij voorbaat vast: het einde van de voorgeschiedenis zou ook het einde van de geschiedenis als zodanig kunnen zijn als er geen einde wordt gemaakt aan de barbarij die de planeet overspoelt. Het kommunisme is geen zekerheid: enkel door harde strijd zal de arbeidersklasse het kunnen instellen, en de uitkomst van die strijd staat niet bij voorbaat vast. Daarom moeten de revolutionairen zo goed mogelijk bewapend zijn om de arbeidersklasse te kunnen wapenen in haar strijd tegen de bourgeoisie en voor de opbouw van een nieuwe maatschappij.

Het begrip van de analyse van het verval maakt deel uit van die politieke bewapening. Het is het fundamenteel raamwerk dat door het marxisme vanaf zijn ontstaan werd ontwikkeld. In De Duitse ideologie spreken Marx en Engels inderdaad al van verval, nog voor het Manifest geschreven werd. Het verval doordrenkt heel de marxistische analyse van de ontwikkeling van de menselijke maatschappijen. Door de opeenvolging van opgaande en vervalfases in de geschiedenis te belichten, stelt het marxisme ons in staat te begrijpen hoe de mensheid zich heeft kunnen organiseren en vooruitgang kon boeken. Het marxisme maakt het mogelijk te begrijpen hoe en waarom de wereld is zoals ze momenteel is, en tenslotte geeft het marxisme ons een begrip van hoe deze situatie kan worden overstegen en een andere wereld op te bouwen.

G / 17.12.2004

(1) Dat is door Marx en Engels, sprekend over het kapitalisme, in de Grundrisse der Kritik der politischen Ökonomie in deze zin samengevat: “Vanaf een bepaald punt wordt de ontwikkeling van de productieve krachten een hinderpaal voor het kapitaal, en bijgevolg wordt de kapitaalsverhouding een hinderpaal voor de uitbreiding van de productieve krachten van de arbeid. Op dit punt aangeland komt het kapitaal, of juister de loonarbeid, in dezelfde verhouding te staan tot de ontwikkeling van de maatschappelijke rijkdom en van de productiekrachten als het systeem van gilden, lijfeigenschap en slavernij, en is het nodig om er zich als een belemmering van te ontdoen. De laatste vorm van onderschikking die de menselijke activiteit aanneemt - die van loonarbeid enerzijds en het kapitaal anderzijds- wordt dan afgeschud, en dat afschudden is zelf het resultaat van de productiewijze die overeenstemt met het kapitaal. Het is juist het productieproces van het kapitaal dat de materiële en geestelijke voorwaarden doet ontstaan voor de negatie van loonarbeid en kapitaal, die zelf de negatie vormden van eerdere vormen van onvrije sociale productie. De toenemende onverenigbaarheid tussen de productieve ontwikkeling van de maatschappij en de productieverhoudingen die daar tot dan toe kenmerkend voor waren, komt tot uiting in acute tegenspraken, crises, stuiptrekkingen.” (Frans: Oeuvres, II, p. 272-273, Engels: Collected Works, 29, p. 133-134).

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Verval van het kapitalisme [9]

Koude drukte over het Europees referendum: ‘Liberaal’ of links, de staat is altijd in dienst van het kapitaal

  • 2010 keer gelezen

Met hart en ziel zetten in Frankrijk de voorstanders van Ja en Neen zich in om met de meest leugenachtige argumenten de arbeiders er van te overtuigen dat de aanvaarding van de Europese grondwet een inzet is voor hun toekomst en om hen er van te overtuigen hun verantwoordelijkheid als burgers op te nemen op dit ‘historisch moment’.

Voor de enen moet men voorstemmen want “de tekst consolideert een werk van vrede, van vrijheid en democratie van 50 jaar Europese opbouw. Het bevestigt een model van economische en sociale ontwikkeling gegrondvest op solidariteit en het aanmoedigen van het initiatief en de groei”. Wat de tegenstanders van het voorstel van Grondwet betreft, stelt de bourgeoisie een Neen-front voor, gaande van een deel van de Socialistische Partij tot het trotskistische Lutte Ouvrière, en via de stalinistische Parti Communiste Français en de trotskistische Ligue des Communistes Révolutionnaires, de vakbonden, de stalinistische CGT voorop, en de altermondialisten (ATTAC) proberen de arbeidersklasse er van te overtuigen zich te mobiliseren voor de Neen “opdat het voor eens en voor altijd duidelijk zou zijn dat er een overduidelijke afwijzing is van de ultra-liberale politieke oriëntatie die verantwoordelijk is voor de sociale verloedering, het stukslaan van de sociale zekerheid”.

Allen richten ze zich op hetzelfde doel: bijeentrommelen, een maximum aan arbeiders naar het verkiezingsterrein lokken terwijl ze de reformistische illusies oprakelen waarin de strijd ter verdediging van de levensvoorwaarden zou verlopen via de strijd tegen het liberalisme. Het gaat tezelfdertijd om een operatie waarin iedere proletariër wordt opgeroepen om zich achter één van de kampen te scharen: dat van het Ja of dat van het Neen.

De misleiding van het anti-liberalisme

Als we de pseudo-verdedigers van leefomstandigheden de arbeiders aanhoren, zouden de ‘liberale’ oriëntatie van de Europese Grondwet en de Europese regeringen verantwoordelijk zijn voor de ‘anti-sociale’ politiek en zouden die er naar streven om de sociale wetgevingen te ontmantelen en de zogenaamde ‘verworvenheden van de arbeiders’ laten vallen. Hun gemeenschappelijk standpunt is om één soort politiek, het ultraliberalisme, verantwoordelijk te stellen voor de verloedering van de levensvoorwaarden van het proletariaat, en dat die dringend zou moeten worden bestreden.

Partijen van links en vakbonden in heel Europa mobiliseren voortdurend tegen de richtlijnen van Bolkenstein, die een liberalisering voorstaat van de diensten volgens “het principe dat de Europese aanbieders van diensten die hun diensten aanbieden in een ander land van de Unie uitsluitend zouden vallen onder de wetten van hun eigen land” (1). Het voorbeeld van een Lets bedrijf, dat Letse arbeiders laat werken tegen Letse lonen (de laagste in Europa) om een school te bouwen in Zweden, wordt gebruikt als boeman om de arbeiders in het Westen af te schrikken met de toevloed van arbeiders uit Oost-Europa die hun arbeidskracht komen verkopen tegen prijzen die elke concurrentie aan diggelen slaan. De bourgeoisie onderwerpt het proletariaat aan de chantage van de concurrentie die uit het Oosten komt om hen lagere lonen te laten aanvaarden. Dat is een dezelfde chantage als die ze overal ter wereld uitoefent met de bedreiging met de delocalisaties, zonder op de richtlijnen van Bolkenstein te hebben gewacht.

In Frankrijk wordt door allen dezelfde heisa opgevoerd (de voorstanders van het JA maar vooral die van het Neen) tegen de richtlijnen van Bolkenstein die het spook doet ronddwalen van de ‘geprogrammeerde vernietiging van de arbeidswetgeving’ en het risico van de privatisering van de Openbare Werken. Het is toch niet pas met deze richtlijnen dat er een ontwikkeling aan de gang is van het op de helling zetten van de ‘welvaartsstaat’ en van de aanvallen op de arbeidscontracten in de privé zowel als in de overheidssector?  Dat is al meer dan dertig jaar aan de gang en de toename van tijdelijke en deeltijdse baantjes bij het aannemen van nieuw personeel nemen toe, de overheidsbanen daarbij inbegrepen.

De economische crisis zat niet zitten wachten op het Verdrag van Maastricht van 1992, noch op het voorstel van Europese grondwet om de gevolgen ervan te laten voelen in alle landen van de wereld. Welk doel hebben de voorstanders van het anti-liberalisme dan voor ogen?

De PS, PCF, LCR net als de vakbonden en de alter-mondialisten van ATTAC staan op de eerste rij van de tamtam ter verdediging van een “beweging van collectief verzet tegen de ontmanteling van de Openbare Werken die indruist tegen het algemeen belang”.

Links, de PS en de PCF op kop, proberen aldus onze herinnering uit te wissen aan het feit dat juist zij het waren die aan de oorsprong lagen van een aantal van deze aanvallen toen zij in de regering zaten!

Het gaat er blijkbaar om de genomen en komende maatregelen van de verloedering van de levens- en werkvoorwaarden te laten doorgaan voor een omzeiling van de democratische staat en het gebrek aan de lokale democratie. Het gaat er ook om op te roepen tot een strijd tegen “op de helling zetten van de rechten van elke burger(es) om toegang te hebben tot de post, tot energie, en misschien morgen tot gezondheidszorg en onderwijs” (2). Dat alles dient alleen om de arbeidersklasse er toe aan te zetten bescherming en waarborgen voor haar levensvoor­waar­den te zoeken bij de staat terwijl deze juist borg staat voor de belangen van de heersende klasse en de promotor is van alle aanvallen tegen de arbeiders!

Een anti-arbeiderscampagne ten dienste van het nationaal kapitaal

Dat is dan de grote dam tegen de anti-sociale maatregelen en tegen de zogenaamde uitglijders van het ultra-liberalisme die de arbeiders wordt voorgehouden: verdediging van de staat en de Openbare Werken! Wanneer Besancenot en de LCR en zijn vrienden van ATTAC voorstellen om “de strijd te laten samenvloeien en burgerlijke ongehoorzaamheid te plegen tegenover de aanvallen op de Openbare Werken” (3), stellen ze voorop dat “verdediging van de Openbare Werken een beweging is van het geheel van de bevolking die de loontrekkenden van de verschillende Openbare Werken associeert met de gebruikers en de gekozenen” (4). Het is moeilijker om een recept te vinden dat nog demagogischer is, in een poging de noodzaak van klassenstrijd uit de weg te gaan en strijd af te leiden naar het terrein van klassensamenwerking waar de illusie wordt verspreid dat de hele bevolking, uitgebuiten en uitbuiters door elkaar, zich samen zouden kunnen vinden in de verdediging van een meer democratische staat ‘in dienst van de burgers’.

Al deze praatjesmakers spannen zich in om ons wijs te maken dat de aanvallen van de regering voortkomen uit het feit dat de privé-bazen en de multinationals greep zouden hebben op de staat (het tegendeel is waar). Ze mikken er slechts op om de ontevredenheid van de arbeiders die veroorzaakt wordt door de systematische sluitingen van postkantoren, sociale instellingen, treinstations, enzovoort weg te lokken in het doodlopende straatje van het nationalisme, “de afwijzing door Frankrijk van een maatschappij in de stijl van Tony Blair”.

De werkelijkheid zet het kapitalisme echter voor gek net als de propagandaleugens die sinds de Tweede Wereldoorlog al tientallen jaren wordt opgeklopt. Volgens die leugen maakten de gewaarborgde Sociale Minima, de Sociale Zekerheid, de Openbare Werken, als peilers van de welvaartsstaat, het mogelijk om de achtereenvolgende belangen van de twee tegenover elkaar staande klassen met elkaar te verzoenen in dienst van de verdediging van het nationale kapitaal.

Daar laat de PS heel efficiëntie tegen de arbeiders zien. Zelfs haar eigen verdeeldheid wordt uitgespeeld ter meerdere eer en glorie van de bourgeoisie en om de globale belangen van het Franse kapitaal te verdedigen (als een ‘verantwoordelijke’ partij waarvan de meerderheid zich inzet voor het Europese JA) en het proletariaat te misleiden (door de oproep van de fractie van Emmanuelli en consorten om Europees Neen te stemmen).

De opstelling van de bourgeoisie zou niet compleet zijn als Lutte Ouvrière er niet was om zijn meningsverschillen openbaar te maken, zogenaamd uitgaand van de arbeiders en van de ‘klassenstrijd’: “Wij zullen Neen stemmen”, en ondertussen klagen ze aan dat “het niet het ‘ja’ of het ‘neen’ is van dit referendum, dat het lot van de arbeiders zal verbeteren” (5). Lutte Ouvrière heeft het lef om te proberen ons achter haar ronkende frasen te laten vergeten dat door haar deelname aan het referendum, ook zij haar steentje bijdraagt aan het in stand houden van de illusie dat de arbeidersklasse haar toestand kan veranderen dank zij het stembiljet! Door te herhalen dat “de werkelijke vijanden hier binnen handbereik zijn [...] Het is niet Brussel, het zijn onze eigen kapitalisten, onze eigen regering die ons aanvallen!” (6), verdoezelt de goochelaar Lutte Ouvrière de werkelijke aard van de aanvallen om ze toe te schrijven aan de regering Raffarin en het patronaat als enig verantwoordelijke.

Dat komt doordat de huidige aanvallen de werkelijkheid van de klassentegenstellingen blootleggen; de voortdurende verslechtering van de toestand van het proletariaat in de maatschappij stemt de klasse tot nadenken. Dit zet de zogenaamde ‘vrienden van de arbeidersklasse’, links en ultra-links, er toe aan om dit embryo van bewustwording onmiddellijk in de kiem te smoren en de actiebereidheid van de arbeiders te gebruiken om ze in een impasse op te sluiten.

Dat de heersende klasse haar toevlucht neemt tot de boeman van het ‘ultra-liberalisme’ is een machtig middel om de toestand ondoorzichtig te maken en het bewustzijn van het proletariaat te benevelen. Want de werkelijke toestand van de kapitalistische economie moet voor het proletariaat verborgen blijven net als de ware oorzaak van het onvermijdelijke bankroet van het kapitalistisch systeem als geheel.

De doodlopende weg waarin het kapitalisme zich bevindt, maakt dat in alle landen de ‘welvaartstaat’ versneld wordt ontmanteld. Dat leidt tot de drastische verlaging van de kosten van de arbeidskracht, zowel door de verlaging van de lonen van diegenen die nog aan het werk zijn als door te besparen op de lasten van het onderhoud van de arbeidskracht die overtollig is geworden (de werklozen) of die niet meer productief genoeg zijn (de oudere arbeiders). Het is dezelfde logica die wordt opgelegd door de economische crisis waaraan sectoren als gezondheidszorg en onderwijs worden onderworpen. Gegrepen door de maalstroom van tegenstellingen die voortkomen uit de dodelijke crisis van haar systeem heeft de bourgeoisie slechts één politiek te bieden: die van de overuitbuiting, de grenzeloze toename van de armoede en de uitbreiding van de oorlogsbarbarij. In de hele wereld passen de regeringen van links en rechts hetzelfde type van maatregelen toe. Maatregelen die de regeringen van rechts en links, naargelang hun opeenvolgende regeringswissels, alleen vereeuwigen en verhevigen.

Voor de bourgeoisie dient het verbergen van de werkelijkheid om te verdoezelen dat zij niet eeuwig is, dat er een werkelijk alternatief bestaat, namelijk de revolutionaire opstand van het proletariaat. Tegenover de verheviging van de crisis is het voor haar absoluut noodzakelijk om te doen geloven, via de afschuw die het ‘ultra-liberalisme’ opwekt, dat er andere keuzen zouden bestaan voor een beter beheer van het kapitalistisch systeem, andere mogelijke oplossingen of wat verder nog bedacht kan worden om het te hervormen, om het mogelijk te maken dat het zijn innerlijke tegenstellingen te boven zou komen.

De arbeidersklasse mag zich niet laten vangen in de illusie dat er een alternatief bestaat binnen het kapitalisme, dat ze eraan zou kunnen sleutelen via een stembiljet of door vertrouwen te schenken aan diegenen die haar een betere toekomst beloven binnen het systeem. De arbeidersklasse mag zich niet laten afleiden van de noodzaak om zo verenigd en solidair mogelijk de strijd aan te gaan tegen alle aanvallen die ze te verduren krijgt.

De opbouw van Europa is geen inzet voor het proletariaat, het is er een voor zijn uitbuiters, voor de bourgeoisie. Wat er voor de bourgeoisie op het spel staat is de rol die Frankrijk en het Franse nationale kapitaal spelen in het Europese theater, zowel op economisch vlak als op dat van zijn imperialistische rangorde tegenover de andere machten van het werelddeel. Hun belangen zijn zeker niet die van het proletariaat. Het gaat om een zaak onder bourgeois. Al die poeha dient enkel om te verdelen, en tenslotte om de arbeidersklasse te vast te binden aan het nationaal belang en aan de staat, dat wil zeggen op het terrein van de burgerlijke orde waar haar eigen belangen altijd worden en zullen worden opgeofferd.

(1) Libération van 15 maart.

(2) Verklaring van Marie-George Buffet, algemeen secretaris van de PCF.

(3) Allen naar Guéret!, oproep van lcr-rouge.org van 3 maart.

(4)  Olivier Besanemot, woordvoerder van de LCR, geciteerd door het AFP, 5 maart.

(5) Toespraak te Lille door A. Laguiller, geciteerd op het Forum van de vrienden van LO op Internet.

(6) Idem.

Geografisch: 

  • Nederland [7]

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Het parlementaire bedrog [10]

Lastercampagne tegen de IKS

  • 1887 keer gelezen

Na de openbare bijeenkomst van 2 oktober 2004 van het Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij (IBRP) in Parijs, die werd gehouden met “politieke en materiële ondersteuning” van de ‘Interne Fractie van de IKS’ (IFIKS) - en waarover wij al verslag deden in het artikel Het IBRP in gijzeling genomen door herrieschoppers - werd de IKS opnieuw het slachtoffer van een lastercampagne. Deze campagne wordt internationaal georganiseerd, niet enkel door de parasitaire groep, de IFIKS, maar ook door het IBRP en een Argentijnse groep, die zichzelf onder de naam ‘Cí­rculo de Comunistas Internacionalistas’ voorstelt en die beweert de opvolger te zijn van de ‘Núcleo Comunista Internacional’ (NCI), van wie de IKS meerdere bijdragen heeft gepubliceerd in haar pers. Zo zijn er:

  • op de website van de IFIKS twee verklaringen te vinden van de ‘Círculo’, die een web van leugens en laster over de IKS vormen;
  • op de website van de ‘Cí­rculo’ (www.geocities.com/cci_1917 [11]) drie teksten te vinden waarin beschuldigingen worden geuit aan het adres van de IKS en waarin dezelfde propagandathema’s worden opgenomen als die van de IFIKS: de IKS wordt er van beschuldigd een stalinistische organisatie te zijn;
  • en op de IBRP-website staat eveneens de verklaring van de ‘Cí­rculo’ van 12 Oktober waarin de “weerzinwekkende methodes van de IKS” worden aanklaagd.

Ook heeft het IBRP onlangs een antwoord gepubliceerd op ons artikel Het IBRP in gijzeling genomen door schooiers. Dit artikel getiteld Een antwoord op de stompzinnige beschuldigingen van een organisatie die uit elkaar valt is een ware oorlogsverklaring aan de IKS. In dit artikel bevestigt het IBRP, dat haar contact met de IFIKS “bestaat en verder zal worden aangehaald”. Deze tekst verdedigt niet alleen de zaak van de IFIKS, maar rechtvaardigt ook de diefstal van ons abonnementenbestand door deze zogenaamde fractie en keurt deze goed. Tegelijkertijd beweert het IBRP, dat het niet van plan is om tegenover de IKS of wie dan ook rekenschap af te leggen over zijn handelwijze. Dat betekent dat het weigert te antwoorden op vragen in onze brief van 2 Oktober, verspreid op de openbare bijeenkomst van het IBRP in Parijs en gepubliceerd op onze website: “Hoe is het mogelijk dat de uitnodiging van het IBRP voor de openbare bijeenkomst van 2 oktober in Parijs is terechtgekomen in de brievenbus van onze abonnees, die hun adres alleen aan de IKS hebben gegeven?”. Ons antwoord Diefstal en laster zijn geen methoden van de arbeidersklasse, in antwoord op die stellingname, verscheen eveneens op onze website en in Internationalisme, nr. 314-315. Verschillende andere punten die met deze aangelegenheid te maken hebben, vooral de briefwisseling met het IBRP, zijn al eerder op onze website gepubliceerd.

Onze abonnees hebben ook de weerzinwekkende tekst van de ‘Cí­rculo’ over de IFIKS ontvangen, die onze adreslijsten heeft gestolen om zijn lastercampagne te kunnen ontwikkelen. Vandaag dwingen deze campagnes, waarbij het IBRP, de IFIKS en de ‘Cí­rculo’ elkaar gevonden hebben, ons ertoe om opnieuw strijd te leveren tegen praktijken die vreemd zijn aan het proletariaat, zoals diefstal, verklikking en laster.

Op grond daarvan willen wij nogmaals herhalen wat we reeds op onze website stelden:

1. dat de drie verklaringen van de ‘Círculo’ uit Argentinië een web van leugens vormen;

2. dat deze ‘Círculo’ in tegenstelling tot wat hij beweert geen voortzetting van de NCI is. Hij is uit het niets ontstaan want hij heeft nergens het minste politieke argument geleverd om te kunnen verklaren waarom de NCI ertoe besloot van naam en standpunten te veranderen. Net zo min is er enig argument ter verklaring van de plotselinge bocht van 180 graden ten opzichte van de stellingname van de NCI waarin het destructieve gedrag van de IFIKS werd veroordeeld.  Deze stellingname van de NCI is gepubliceerd in onze kranten en op onze website. Bovendien tonen de jongste verklaringen van de NCI, dat de ‘Cí­rculo’ niet werd gevormd door alle kameraden van de NCI, maar slechts van één vroeger medelid, dat achter de rug van de overige kameraden om handelde. Bovendien bekrachtigt de jongste tekst van de NCI de politieke solidariteit met de IKS. Deze tekst werd met een inleiding van de IKS in onze kranten en op de website gepubliceerd. Een verdere bevestiging van de houding van de NCI kan men vinden in het jongste bericht van de IKS-delegatie in Argentinië, dat als bijlage op de website is te vinden.

Er dient ook op te worden gewezen dat de ‘Círculo’, die zich solidariseert met de IFIKS en het IBRP, op zijn website links maakt naar alle mogelijke stalinistische en ultralinkse groeperingen. Als de kameraden deze website raadplegen kunnen ze er zich van overtuigen dat wat wij zeggen klopt. Zo bestaat er voor de ‘Cí­rculo’ een continuïteit van ‘marxistische schrijvers’ die reikt van Marx tot Mao en Che Guevara! De IKS verzekert hier andermaal dat het met de ‘Cí­rculo’ niets gemeen heeft. Integendeel, we hebben hem van meet af aan aan de schandpaal genageld.

3. Als het IBRP, een organisatie van de Kommunistische Linkerzijde, er nu toe overgaat om campagnes tegen de IKS over te nemen en te ondersteunen die al twee jaar door de IFIKS worden gevoerd, dan volgt dit uit zijn opportunisme. En dit opportunisme heeft het IBRP er toe gebracht om een bondgenootschap aan te gaan met parasitaire groepen als de IFIKS.

Wij moeten een onderscheid maken tussen het opportunistische karakter van het IBRP en het parasitaire wezen van de IFIKS.

Alhoewel de IKS aan alle kanten omgeven wordt door dergelijke laster zal het zich door deze herrie niet van de wijs laten brengen. Dit verschijnsel is niet nieuw. De geschiedenis van de arbeidersbeweging staat vol van zulke gebeurtenissen, waarbij militanten als Marx, Lenin, Trotzki en revolutionaire organisaties het slachtoffer van laster werden. Dat maakt deel uit van de strijd niet alleen tegen het kapitalisme, maar ook tegen de infiltratie van burgerlijke methoden in de organisaties van het proletarische kamp (zoals dat vandaag bij het IBRP het geval is). De IKS zal zonder toegevingen en met geduld en volharding strijden voor de verdediging van de proletarische beginselen. Het is onze verantwoordelijkheid, deze strijd te voeren, niet alleen om ons zelf tegen zulke aanvallen zelf te verdedigen, maar ook om met de wapens van de kritiek, met het wapen van de marxistische methode te proberen het IBRP te redden zonder ons daarover al te veel illusies te maken, omdat wij niemand kunnen dwingen een andere weg in te slaan.

Wij roepen de kameraden die al lang aan onze zijde staan, op om hun vertrouwen in de IKS te behouden en ons te ondersteunen in deze strijd, zoals ze dat altijd hebben gedaan.

IKS / november 2004

Zie verder op deze website:

  • Presentatie van de Verklaring van de Núcleo Comunista Internacional (NCI) van 27 oktober 2004
  • Verklaring van de Núcleo Comunista Internacional over de verklaringen van de ‘Cí­rculo de Comunistas Internacionalistas’, 27 oktober 2004
  • ‘Circulo de Comunistas Internacionalistas’ (Argentinië): Bedrog of werkelijkheid?, 27 oktober 2004
  • De NCI brak niet met de IKS!, 17 november 2004
  • De IKS aan het IBRP, 26 oktober 2004
  • De IKS aan het IBRP, 30 oktober 2004
  • Antwoord aan het IBRP: Diefstal en laster zijn geen methoden van de arbeidersklasse, 18 november 2004
  • Open brief van de IKS aan de militanten van het IBRP, 7 december 2004

Politieke stromingen en verwijzingen: 

  • Internationalisten in Argentinië [12]

Wereldrevolutie, nr. 106, september-december 2005

  • 1928 keer gelezen

'Overwinning' van de nee-stem: Via de stembus wint de bourgeoisie altijd

  • 2009 keer gelezen

“Wij hebben gewonnen!”, zo scandeerde op de avond van 29 mei ‘het volk van links’ op het Bastille-plein te Parijs. “Deze overwinning is er vooral een van de arbeiders, van de bedienden, van de jongeren en de werklozen (die) elkaar gevonden hebben bij de stembus om deze liberale dwangbuis te verwerpen”, verklaarde de nationale secretaris van de stalinistische Parti Communiste Français  en ze voegde er aan toe: “Deze overwinning werd opgebouwd (...) in een dynamiek van een volksoploop die deed denken aan de grote momenten van het Volksfront of van Mei 1968”; terwijl de trotskist Besancenot van de Ligue des Communistes Révolutionnaires sprak van “een beweging van sociale wraak”. In Nederland verklaarde de ‘democratische’ en ‘progressieve’ ‘Stichting Sociaal Europa’ in Nederland; “De afwijzing van deze grondwet geeft hoop aan de werklozen en mensen levend in armoede en bestaansonzekerheid. De hoop dat het nee tegen de neoliberale grondwet in Frankrijk en Nederland een omslag in de geschiedenis teweeg zal brengen die leidt tot een radicale heroriëntatie in de Europese politiek.” Een ander linksgeaard ‘Comité Grondwet Nee’ deed er nog een schepje bovenop: “Deze uitslag is ronduit gunstig voor de toekomst van Europa. De hoge opkomst en de vele discussies geven aan dat Europa leeft onder de bevolking, als de mensen er zelf maar werkelijk iets over te zeggen hebben. In twee van de drie landen waar een referendum is gehouden was er sprake van een hoge opkomst en een duidelijk afwijzen van de Grondwet. Dat geeft aan dat er een breed draagvlak is voor een democratisch en sociaal Europa.”

Links staat op de eerste rij om de overwinning van het NEEN voor te stellen als “een grote overwinning van de arbeidersklasse”. Leugens! De arbeidersklasse heeft niets gewonnen. Integendeel, de bourgeoisie heeft gebruik gemaakt van haar referendum om het klassenbewustzijn te bederven door te profiteren van de illusies die nog sterk leven binnen de arbeidersklasse ten aanzien van de democratie en de verkiezingen.

De proletariërs moeten er over nadenken dat wat hen altijd wordt voorgesteld als “grote arbeidersoverwinningen” steeds de grootste en de gevaarlijkste nederlagen betekenden voor hun klasse. Net zo was het in 1936, met het aantreden van de regering van het Volksfront in Frankrijk, dat vandaag nog steeds wordt voorgesteld als “een grote overwinning” voor de arbeiders, terwijl de regering van dat Volksfront de bourgeoisie in staat stelde om de arbeidersklasse massaal in te kaderen achter de vlag van het antifascisme ten gunste van  de verschrikkingen en de afslachtingen van de Tweede Wereldoorlog. Het is in naam van de grote leugen van “de triomf van de dictatuur van het proletariaat in de USSR”, van “de overwinning van het socialisme in één land” en van “de vooruitgang bij de opbouw van een kommunistische maatschappij”, die een halve eeuw lang hele generaties van arbeiders meesleurde en opofferde op het altaar van de stalinistische contrarevolutie, achter een ideologie van de “verdediging van het socialistisch vaderland”, maar die ook uitgebuit, uitgemoord, gedeporteerd en gevangen werden gezet door datzelfde “vaderland van het socialisme”.

De proletariërs zijn met open ogen in de val gelopen waarbij het hen zó werd voorgesteld dat er met het referendum voor hen iets op het spel stond. Vandaag buit de bourgeoisie de situatie uit in haar eigen voordeel en het bewustzijn van de arbeiders te ondergraven door hen wijs te maken dat het stembiljet doeltreffender zou zijn dan de klassenstrijd, ook al kunnen de effecten van deze propaganda wel eens heel snel wegsmelten onder druk van de werkelijkheid.

De enorme en voortdurende tamtam rond het referendum, voor, tijdens en erna, heeft slechts één doel: de proletariërs de grove leugen doen slikken dat het meest doeltreffende middel om de bourgeoisie terug te dringen en om hun stem te laten horen en hun ongenoegen uit te drukken, niet de ontwikkeling van de klassenstrijd zou zijn maar het stembiljet. Zo winden de trotskisten van Offensief in Nederland er geen doekjes om: “Nadat de Nederlandse werkende bevolking in het najaar al had laten zien zich niet zomeer neer te leggen bij draconische bezuinigingsmaatregelen en afbraak van de verzorgingsstaat blijkt nu ook weer dat zij het beleid van het kabinet Balkenende spuugzat is. Op 2 oktober van het vorige jaar gingen meer dan 300.000 mensen uit protest tegen de kabinetsplannen de straat op in Amsterdam. Nu wordt andermaal een belangrijk politiek onderwerp van dit neoliberale kabinet naar de prullenmand verwezen.” (Website offensief: De stem tegen de Grondwet was een stem van de werkende mensen tegen de zakkenvullers).

Een ideologische leugencampagne

Van extreem rechts tot ultralinks, had de niet aflatende ideologische trom, die naar hartelust drie maand lang werd geroerd, slechts de bedoeling om een maximum aan proletariërs aan te trekken en te ronselen op het verkiezingsterrein.

De bourgeoisie is er inderdaad in geslaagd om de aandacht van de arbeiders te trekken, de ergste verwarringen te zaaien om een maximum aan proletariërs naar het verkiezingsterrein te drijven. Het referendum was alomtegenwoordig in alle media. Het was onmogelijk om te ontsnappen aan de vinnige debatten, de vlammende polemieken omtrent wat er op spel zou staan bij deze stembusslag. Deze ideologische hersenspoeling moest elke ‘burger’, en vooral de proletariërs ervan overtuigen dat deze raadpleging absoluut cruciaal en bepalend was. Alle fracties van de bourgeoisie gingen er prat op dat ze “een groot democratisch debat” hebben kunnen lanceren en opluisteren. Maar het heeft als enig doel stuurloos te maken en in de hoofden van de arbeiders een maximum aan verwarring en illusies te zaaien. Alle media en politieke verantwoordelijken hebben het uitgeroepen: “stem wat je wilt, maar ga stemmen!” Het voornaamste ideologisch gif dat in deze campagne werd gespuid was dat “niets meer zal zijn als tevoren”, dat de kracht van het ‘nee’, gevoed door de sociale ontevredenheid tegenover de regeringen, de bourgeoisie er toe zou dwingen om van de sociale bekommernis het centrum van haar campagne te maken. Dat is gedeeltelijk waar, maar de enige bedoeling van die manoeuvre was de arbeiders in de democratische val te duwen, in de verkiezingsvalstrik, doordat deze campagne voordien terecht verveling en een totaal gebrek aan belangstelling opwekte in de arbeidersklasse. Maar vanaf het moment dat de regering er in slaagde om de ontevredenheid te kanaliseren rond een referendum, dat ze terughoudender zou worden door de richtlijn Bolkenstein in te trekken, is ze er in geslaagd om de democratische misleiding op het verkiezingsterrein tot nieuw leven te wekken. Maar denkt de bourgeoisie werkelijk ons te kunnen laten geloven dat in de periode ná het referendum alle voorrang zou worden gegeven aan het sociale? Meer dan ooit bestaat de toekomst die het kapitalisme ons biedt uit het versterken van de aanvallen tegen de arbeiders. Deze ideologische propaganda wil ons knollen voor citroenen verkopen, ons laten geloven dat de reactie van de ‘burgers’ de koers van het kapitalisme kan veranderen, de bourgeoisie kan doen buigen en de weg van het liberalisme en de bedrijfsdelocalisaties kan blokkeren. De regeringspolitiek zal geen haarbreed veranderen.

De belangrijkste doelstelling van de bourgeoisie ten opzichte van de proletariërs in om het even welke verkiezing is hen er toe te drijven het collectieve terrein van de strijd te verlaten om hun stem uit te brengen als ‘burger’, geatomiseerd, afgesneden van de klasse, in de terecht zo genoemde ‘isoleercel’ van het stemhokje, op een terrein van drijfzand, dat niet het hunne is maar dat van de bourgeoisie. Voor de arbeidersklasse is het verkiezingsterrein een ideologische valstrik die de ergste verwarringen moet zaaien en moet beletten dat zij haar klassenbewustzijn tot ontwikkeling brengt.

Verkiezingen zijn slechts een misleiding

Dat is niet altijd zo geweest. In de negentiende eeuw streden de arbeiders er voor en werden ze zelfs neergeschoten omwille van het algemeen stemrecht. Vandaag is het andersom. Het zijn de regeringen die alle middelen inzetten waarover ze beschikken opdat een maximum aantal mensen gaat stemmen. Waarom?

Tijdens de hele opkomstperiode van het kapitalisme waren de parlementen de plaats bij uitstek waar de verschillende fracties van de bourgeoisie elkaar bestreden of zich verenigden om hun belangen te verdedigen. Ondanks de gevaren en de illusies die dat met zich meebracht hadden de arbeiders er belang bij om in een periode waarin de proletarische revolutie nog niet op de dagorde stond zich te mengen in de botsingen tussen de burgerlijke fracties en soms bepaalde burgerlijke fracties te steunen tegen andere, om te proberen hun lot binnen het systeem te verbeteren. Zo dwongen de arbeiders in Engeland in 1848 de tien-urige werkdag af en in 1859 werd die ook in België ingevoerd; in 1865 werd de wet op de samenzwering ingetrokken (het recht om zich te organiseren), in Frankrijk werd het vakbondsrecht erkend in 1884, enzovoort.

Maar de toestand werd volslagen anders met het begin van de twintigste eeuw. De maatschappij is toen haar periode van permanente crisis en onvermijdelijke neergang binnengetreden. Het kapitalisme heeft de planeet veroverd en de wereld is verdeeld onder de grootmachten. Elke imperialistische grootmacht kan voortaan alleen nog maar nieuwe markten veroveren ten koste van anderen. Wat toen aanving was een nieuw “tijdperk van oorlogen en revoluties”, zoals in 1919 werd verkondigd door de Communistische Internationale. Het werd een tijdperk dat gekenmerkt zou worden door de economische ineenstortingen zoals de crisis van 1929, twee wereldoorlogen en de revolutionaire uitbarsting van het proletariaat in 1905 in Rusland, van 1917 tot 1923 in Rusland, Duitsland, Hongarije en Italië. Om het hoofd te bieden aan deze groeiende moeilijkheden, werd het kapitaal genoodzaakt om voortdurend de macht van haar staat te versterken. Bovendien neigt de staat er steeds meer naar om meester te worden van het geheel van het sociale leven en in de eerste plaats op het vlak van de economie. Deze ontwikkeling van de rol van de staat gaat vergezeld van een verzwakking van de wetgevende macht ten gunste van de uitvoerende. Zoals het Tweede Congres van de Communistische Internationale zei: “Het zwaartepunt van het huidige politieke leven is volledig en definitief uit het parlement verdwenen”.

Voor de arbeiders kan er geen sprake meer van zijn een plaats te veroveren binnen het kapitalisme, het gaat er om het omver te werpen omdat dit systeem niet meer in staat is hen duurzame hervormingen noch een lotsverbetering toe te staan.

Voor de bourgeoisie is het parlement een plaats geworden waar de beslissingen die ze elders heeft genomen worden vastgelegd.

Wat overblijft is een ideologische rol van het kiesrecht, die bepalend blijft. De misleidende rol van de parlementaire instellingen bestond reeds in de negentiende eeuw maar was toen bijkomstig, stond ten achter bij haar politieke functie. Vandaag is de misleiding de enige functie die nog overblijft voor de bourgeoisie: zij heeft ten doel te laten geloven dat de democratie het kostbaarste gedachtegoed is, dat het de uitdrukking is van de soevereiniteit van het volk, het komt neer op de vrijheid om zelf zijn uitbuiters te kiezen. De parlementaire democratie en vooral het bedrog van de democratische ideologie blijven het beste middel om het arbeidersbewustzijn te vergiftigen en het is het meest doeltreffende en gevaarlijkste ideologische wapen om het proletariaat te onderwerpen.

De aanvallen tegen de arbeiders gingen de laatste maanden steeds verder door en onmiddellijk na deze stembusslag zullen de proletariërs merken dat hun arbeids- levensvoorwaarden nog verder zullen aftakelen. De bourgeoisie probeert tijd te winnen om zo het moment van massaler confrontaties met het proletariaat uit te stellen. Ze moet steeds meer ideologische parades vinden en haar uiterste best doen om in de arbeidersklasse de ontwikkeling van het klassenbewustzijn over het bankroet van het kapitalistisch systeem af te remmen. Zoals we vorige maand nog schreven in onze pers in Frankrijk en in Nederland, “De stembusuitslag zal niets veranderen aan de toename van de anti-arbeiders aanvallen die door de nationale bourgeoisieën worden uitgevoerd, aan de versnelling van de aftakeling van de levensvoorwaarden van de proletariërs, aan de ontslagen, aan de bedrijfsdelocalisaties, aan de groei van de werkloosheid en de nepbaantjes, aan het snoeien in alle sociale begrotingen, aan de versnelde ontmanteling van de sociale bescherming. Het zijn allemaal producten van de crisis en verschijnselen van het bankroet van het kapitalistische systeem op wereldschaal.”

Tegenover de vrees voor de toekomst die in het centrum staat van de huidige bekommernissen van de arbeiders, ligt het antwoord niet op het terrein van de verkiezingen noch op dat van de democratie; het ligt in de ontwikkeling van de klassenstrijd, het enige terrein waarop de arbeiders de aanvallen van de bourgeoisie kunnen beantwoorden n

Wim & Lac / 6.06.2005

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Het parlementaire bedrog [10]

Balans van het 16e Congres van de IKS: Zich voorbereiden op de klassegevechten en de opkomst van nieuwe kommunistische krachten

  • 1831 keer gelezen

Afgelopen voorjaar heeft de IKS haar 16e congres gehouden. “Het Congres is het soevereine orgaan van de IKS” staat in onze statuten. Daarom is het zoals altijd onze verantwoordelijkheid tegenover de arbeidersklasse van een dergelijke belangrij­ke ge­beurtenis verslag te doen en de voornaamste oriëntaties ervan naar voren te ha­len.

Afgelopen voorjaar heeft de IKS haar 16e congres gehouden. “Het Congres is het soevereine orgaan van de IKS” staat in onze statuten. Daarom is het zoals altijd onze verantwoordelijkheid tegenover de arbeidersklasse van een dergelijke belangrij­ke ge­beurtenis verslag te doen en de voornaamste oriëntaties ervan naar voren te ha­len. (1)

De werkzaamheden van het congres hebben het onderzoek van de heropleving van de klassengevechten en de verant­woordelijkheden die deze heropkomst meebrengt voor onze organisatie in het centrum geplaatst, in het bijzon­der ten aanzien van de ontwik­keling van een nieuwe generatie van elementen die zich richten op een revolutionair politiek perspectief. Tegelijkertijd blijft de oorlogsbarbarij zich ontketenen in een ka­pitalistische wereld die geconfronteerd wordt met een onoplosbare economische cri­sis; specifieke rapporten over de imperia­listische conflicten en de crisis zijn tijdens het congres voorgesteld, bediscussieerd en goedgekeurd. De wezenlijke elementen van deze rapporten worden weergegeven in de resolutie over de in­ternationale situatie.

Deze resolutie herinnert eraan dat de IKS de huidige historische periode analyseert als de ultieme fase van het verval van het kapitalisme, de fase van ontbinding van de bur­gerlijke maatschappij, waarin deze laatste bij levende lijve verrot. Zoals we al herhaal­delijk uit­eengezet hebben komt deze ontbinding voort uit het feit dat geen van beide onverzoenlijk tegenover elkaar staande klassen van de maatschappij,  bourgeoisie en proletariaat, erin slaagt om, tegenover de onherroepelijke historische ineenstorting van de kapitalistische economie, haar eigen antwoord door te zetten: de wereldoorlog voor de eerste, de kommunistische revolutie voor de tweede. Deze historische voorwaarden bepalen de wezenlijke kenmerken van het leven van de huidige burgerlijke maat­schappij. Het is met name in het kader van deze analyse van de ontbinding dat we het voortduren en verergeren kunnen begrijpen van een hele reeks calamiteiten die de mensheid vandaag teisteren, in de eerste plaats de oorlogsbarbarij, maar ook andere verschijnselen zoals de onstuitbare vernietiging van het milieu of de rampzalige ge­volgen van ‘natuurram­pen’ zoals de tsunami van vorige winter. Deze historische voor­waarden die samengaan met de ontbinding drukken ook zwaar op het proletariaat en op zijn revolutio­naire organisaties en vormen een van de voornaamste oorzaken van de moeilijkheden die onze klasse en onze organisatie sinds het begin van de jaren 1990 ondervinden, zoals we in voorgaande artikelen al vaak hebben aangetoond. (zie Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 62)

De heropleving van de klassengevechten

Het 15e congres had vastgesteld dat de IKS haar crisis van 2001 overwonnen had, in het bijzonder omdat zij begrepen had dat die crisis een uitdrukking in onze eigen ran­gen was van de verderfelijke effecten van de ontbinding. Tegelijkertijd had het con­gres de moeilijkheden vastgesteld die de arbeidersklasse bleef ondervinden in haar strijd tegen de kapitalistische aanvallen, met name haar gebrek aan zelfvertrouwen.

Sinds dit congres echter, dat in het voorjaar van 2003 gehouden werd, kon de voltalli­ge vergadering van het centraal orgaan van de IKS in de herfst van dat­zelfde jaar on­derstrepen: “De grootschalige mobilisaties van het voorjaar 2003 in Frankrijk en Oostenrijk vertegenwoordigen een keerpunt in de klassenstrijd sinds 1989. Ze zijn een eerste stap van betekenis in het herstel van de strijdwil van de ar­beidersklasse na de langste periode van terugval sinds 1968.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 119)

Zo’n keerpunt in de klassenstrijd kwam niet als een verrassing voor de IKS, want het 15e congres kondigde dit vooruitzicht al aan. De resolutie over de internationale situa­tie die door het 16e congres is aangenomen, precizeert in dat verband: “De gevechten in de periode 2003-2005 hebben de volgende kenmerken vertoond:- zij betroffen belangrijke sectoren van de arbeidersklasse in landen in het hart van het wereldkapitalisme (zoals Frankrijk in 2003);- zij drukten een bekommernis uit om meer uitdrukkelijk politieke kwesties;- voor het eerst sinds de revolutionaire golf hebben zij Duitsland weer als centraal punt voor de arbeidersgevechten doen verschijnen;- de kwestie van de klassensolidariteit heeft zich op veel bredere en explicietere wijze gesteld dan op welk moment ook in de jaren 1980, met name in de recente bewegin­gen in Duitsland.”

De resolutie die het 16e congres heeft aangenomen stelt vast dat verschillende mani­festaties van dit keerpunt in de krachtsverhouding tussen de klassen “samengegaan zijn met de opkomst van een nieuwe generatie van elementen die op zoek zijn naar po­litieke duidelijkheid. Deze nieuwe generatie heeft zich zowel gemanifesteerd in een nieuwe toevloed van openlijk gepolitiseerde elementen als in nieuwe lagen arbeiders die voor de eerste keer de strijd aangaan. Zoals bepaalde belangrijke manifestaties hebben duidelijk gemaakt, wordt op dit moment de basis gesmeed voor de eenheid tus­sen de nieuwe generatie en de ‘generatie van ‘68’ – zowel de politieke minderheid die in de jaren 1960 en 70 de kommunistische beweging heropbouwde als de bredere la­gen arbeiders die de rijke ervaring van de klassenstrijd tussen 1968 en 89 hebben meege­maakt .”

De verantwoordelijkheid van de IKS tegenover de opkomst van nieuwe revolutionaire krachten

De andere wezenlijke bekommernis van het 16e congres is dan ook geweest om onze organisatie opge­wassen te maken tegen haar verantwoordelijkheid tegenover de op­komst van deze nieuwe elementen die zich oriënteren op de klassenstandpunten van de Kommunistische Linkerzijde. Dat brengt met name de activiteitenresolutie die het congres heeft aangenomen tot uitdrukking:

“De strijd om de nieuwe generatie te winnen voor de klassenstandpunten en voor het militantisme staat vandaag centraal in al onze activiteiten. Dat geldt niet alleen voor onze tussenkomst, maar voor het geheel van onze politieke overdenking, van onze dis­cussies en van onze militante bekommernissen.”

Dit werk van hergroepering van nieuwe militante krachten omvat met name hun ver­dediging tegen alle pogingen om hen te vernietigen of in impasses te leiden. En die verdediging kan enkel tot een goed einde gebracht worden wanneer de IKS zichzelf weet te verdedigen tegen de aanvallen waarvan zij het doel­wit is. Het vorige congres had reeds vastgesteld dat onze organisatie in staat was ge­bleken de bijzonder onge­rechtvaardigde aanvallen van de IFIKS (2) af te slaan, waar­door deze haar verklaarde doel niet konden bereiken, namelijk de IKS te vernietigen, of tenminste het grootst mogelijke aantal afdelingen ervan. In oktober 2004 heeft de IFIKS een nieuwe aanval tegen onze organisatie ondernomen, waarbij ze zich baseerde op de lasterlijke verkla­ringen van een ‘Circulo de Comunistas Internaciona­listas’ in Argentinië, die zich voorstelde als de opvolger van de ‘Nucleo Comunista Internacional’ (NCI) waarmee de IKS sinds eind 2003 discussies en con­tacten ontwikkeld had. Spijtig genoeg heeft het IBRP zijn steentje bijgedragen aan dit schandalige manoeuvre door in verschillen­de talen één van de meest leugenachtige en hysterische verklaringen van deze ‘Circulo’ tegen onze organisatie te publiceren, en die maandenlang op de IBRP-website te laten staan. Door omgaand do­cumenten op onze internetsite te publiceren hebben we deze aanval kunnen afslaan en de aanvallers tot zwijgen kunnen brengen. De ‘Circulo’ werd ontmaskerd voor wat zij was: een fictie uitgevonden door burger B., een armzalig avonturier op het zuidelijk halfrond. Want de strijd tegen dit offensief van de ‘triple alliantie’ van avonturisme (B.), parasitisme (IFIKS) en opportunisme (IBRP) was tegelijk een strijd voor de verdediging van de NCI als inspan­ning van een kleine kern kameraden om inzicht te ontwikkelen in de standpun­ten van de Kommunistische Linkerzijde en een band te smeden met de IKS. (3)

Voor dit werk gericht op zoekende elementen, moet de IKS een vastberaden tussen­komst voeren. Maar zij moet ook alle aan­dacht geven aan de diepgang van de argu­mentatie die in discussies naar voren wordt gebracht, en aan de kwestie van het poli­tieke gedrag. Anderzijds moet het opkomen van nieuwe kommunistische krachten een ster­ke aansporing zijn voor de overdenking en de energie, niet alleen van de militan­ten, maar ook van de elementen die getroffen wer­den door de teruggang van de arbei­dersklasse vanaf 1989: “De gevolgen van de hui­dige historische ontwikkelin­gen zul­len een gedeelte van de generatie van 1968 op­nieuw politiseren, elementen die eerder af­geleid en vergiftigd werden door burgerlijk links. Die gevolgen hebben al oude mili­tanten terug in beweging gebracht, niet al­leen van de IKS, maar ook van an­dere pro­letarische organisaties. Elk van de manifestaties van deze fermentatie vertegenwoor­digt een kostbaar potentieel voor het opnieuw verwerven van de klassenidenti­teit, de strijdervaring, en het historisch perspectief van het proletariaat. Maar deze verschil­lende potentiëlen kunnen zich maar realiseren wanneer ze samengebracht worden door een organisatie die het historisch bewust­zijn, de marxistische methode en de or­ganisatorische aanpak vertegenwoordigt die vandaag alleen de IKS kan bie­den. Dat maakt de voortdurende ontwikke­ling van de historische capaci­teiten met het oog op de lange termijn, het militante begrip en de centralisatie van de or­ganisatie tot cru­ciale elemen­ten voor het historisch perspectief.”

Het congres heeft het grote belang onderstreept van het theoretische werk in de huidi­ge situatie: “De organisatie kan slechts aan haar verantwoordelijkheden voldoen, zo­wel tegenover de revolutionaire minderheden, als tegenover de klasse in haar geheel, wanneer ze in staat is het proces te begrijpen dat de toekomstige partij voorbereidt in de bredere context van de algemene evolutie van de klassenstrijd. Het vermogen van de IKS om de veranderende krachtsverhouding tussen de klassen te analyseren, om tussen te komen in de gevechten en in de politieke overdenking in de klasse, is van be­lang voor de evolutie van de klassenstrijd op lange termijn. Maar vandaag al, op de kor­te termijn, is het cruciaal voor de verovering van onze leidende rol jegens de nieu­we gepo­litiseerde generatie. De organisatie moet deze theoretische overdenking voortzetten, zoveel mogelijk concrete lessen trekken uit haar tussenkomst, en de sche­ma’s van het ver­leden voorbijstreven.”

Tenslotte heeft het congres bijzondere aandacht besteed aan de kwestie die het plat­form van onze organisatie afsluit: “De verhoudingen tussen de verschillende delen van de organisatie en de verschillende militan­ten vertonen noodzakelijkerwijs de spo­ren van de kapi­talistische maatschappij en kunnen daarom geen eilandje van kommunistische ver­houdingen binnen het kapitalisme vormen. Toch mogen zij niet in flagrante tegenspraak zijn met het doel dat de revolutionairen nastreven en zij base­ren zich noodzakelijkerwijs op een onderlinge solidariteit en een wederzijds vertrou­wen, die erop wijzen dat de organisatie tot de klasse behoort die draagster is van het kommunisme.”

Een dergelijke vereiste vraagt, net als alle andere vereisten waaraan een marxisti­sche orga­nisatie het hoofd moet bieden, om theoretische overdenking:

“In die mate dat de organisatievraagstukken en de kwesties van politiek gedrag van­daag centraal staan in de debatten binnen en buiten de organisatie, zal de discussie van de verschillen­de oriëntatieteksten [die deze onderwerpen behandelen]een centra­le krachtlijn van ons theoretisch werk in de komende twee jaar vormen. Deze vraag­stukken leiden ons naar de wortels van de recente organisatori­sche crises, ze raken de fundamentele ba­sis van ons militante engagement, en vormen cen­trale kwesties van de revolutie in het tijd­perk van de ontbinding. Ze zijn dus geroepen om een cen­trale rol te spelen in de her­nieuwing van de militante overtuiging en in het herwinnen van de smaak voor de theo­rie en voor de marxistische methode, die ieder vraagstuk met een histori­sche en theoretische benaderingswijze behandelt.”

Enthousiasmerende perspectieven

De congressen van de IKS zijn altijd momenten van enthousiasme voor het geheel van haar leden. Hoe zou het ook anders kunnen wanneer militanten uit drie continenten en dertien lan­den, gedreven door dezelfde overtuiging, elkaar ontmoeten om samen te discussiëren over de vooruitzichten van de historische beweging van het proletariaat. Maar het 16e congres was nog meer enthousiasmerend dat de meeste vorige.

Gedurende bijna de helft van de 30 jaar van haar bestaan, beleefde de IKS een terug­val in het bewustzijn van het proletariaat, de verstikking van zijn strijd en de uitdro­ging van de toestroom van nieuwe militante krachten. Gedurende meer dan tien jaar was één van de centrale ordewoorden van onze organisatie ‘standhouden’. Het was een moeilijke be­proeving en een aantal van haar ‘oude’ militanten heeft deze niet doorstaan (met name degenen die de IFIKS gevormd hebben, en zij die de strijd opge­geven hebben tijdens de crises die we in de loop van deze periode hebben gekend).

Vandaag, nu het vooruitzicht opklaart, kunnen we zeggen dat de IKS als geheel de test doorstaan heeft en dat ze er versterkt uit te voorschijn is gekomen. Een politieke verster­king, zoals de lezers van onze pers kunnen vaststellen (die ons een toenemend aantal aan­moedigende brieven sturen). Maar ook een numerieke versterking aangezien het aantal nieuwe toetredingen vandaag het aantal ontslagen dat we met de crisis van 2001 moesten verwerken overtreft. En wat daarbij opmerkelijk is, is dat een aanzien­lijk deel van die nieuwe leden jonge elementen zijn, die niet de misvormingen hebben moeten ondergaan en te boven komen van militantisme in ultralinkse organisaties. Jonge ele­menten wier dynamisme en enthousiasme honderd keer de vermoeide en op­gebruikte ‘militante krachten’ vervangen die ons hebben verlaten.

Het enthousiasme op het 16e congres was een lucide enthousiasme. Het had niets te maken met de bedrieglijke euforie die we meemaakten op an­dere congressen van onze or­ganisatie (een euforie die in het bijzonder werd uitgedragen door degenen die ons onder­tussen verlaten hebben). Na 30 jaar heeft de IKS geleerd (4), soms met smart, dat de weg die naar de revolutie leidt geen snelweg is, maar een bochtige weg, vol klemmen en voetangels, en bezaaid met valstrikken die de heersende klasse gereed houdt om haar doodsvijand, de arbeidersklasse, af te leiden van zijn his­torische doel. De leden van onze organisatie weten van­daag maar al te goed dat militeren geen ge­makkelijke zaak is. Het vraagt niet alleen een stevige overtuiging, maar ook veel zelf­opoffering, volharding en geduld.

Het bewustzijn van de moeilijkheid van onze taak ontmoedigt ons echter niet. Inte­gendeel, het is een factor die ons enthousiasme nog vergroot.

Op dit moment vertoont het aantal deelnemers aan onze openbare bijeenkomsten een aanzienlijke groei, terwijl we een toenemend aantal brieven ontvangen uit Grieken­land, Rusland, Moldavië, Brazilië, Argentinië, Algerije, waarin mensen zich direct kandidaat stellen om lid te worden van onze organisatie, voorstellen om discussies aan te knopen of eenvoudigweg om publicaties vragen, maar altijd in een militant per­spectief. Al deze elementen staan ons toe te hopen op een ontwikkeling van de aanwe­zigheid van kommunistische standpunten in landen waar de IKS nog geen afde­ling heeft, of zelfs op de oprichting van nieuwe afdelingen in die landen. Wij begroe­ten de kamera­den die zich richten op de kommunistische standpunten en op onze or­ganisatie. Wij zeggen hen: “Jullie hebben de juiste keuze gemaakt, de enig mogelijke wanneer je het vooruitzicht hebt je te integreren in de strijd voor de proletarische re­volutie. Maar het is niet de gemakkelijkste keuze: je zult geen snelle successen beha­len, er zal geduld nodig zijn en doorzettingsvermogen, en je moet je niet laten ont­moedigen wan­neer de bereikte resultaten niet beantwoorden aan jullie verwachtin­gen. Maar jullie staan niet alleen: de huidige militanten van de IKS staan aan jullie zijde en zijn zich bewust van de verantwoordelijkheid die jullie toenadering voor hen meebrengt. Hun wil, die zij op het 16e congres tot uitdrukking hebben gebracht, is om opgewassen te zijn tegen deze verantwoordelijkheid.” n

IKS

(1) Een uitvoeriger verslag van het werk van dit congres is verschenen in Internatio­nale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 122.

(2) De zogenaamde ‘Interne fractie van de IKS’, samengesteld uit militanten die lange tijd deel uitmaakten van onze organisatie, die zich begonnen te gedragen als hysteri­sche fanatiekelingen op zoek naar zondebokken, als boeven en tenslotte als verklik­kers.

(3) Zie in dit verband ons artikel ‘Nucleo Comunista Internacional: een inspanning tot bewustwording van het proletariaat in Argentinië’ in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 120.

(4) Of beter gezegd opnieuw geleerd, want het was een les waarvan de kommunistische or­ganisaties in het verleden zich zeer goed bewust waren, in het bij­zonder de Italiaanse fractie van de Kommunistische Linkerzijde, waarop de IKS zich beroept.

 

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Revolutionaire organisatie [13]

De campagnes over de Europese grondwet: Het bedrog van het referendum en de leugen van het ‘sociale Europa’

  • 1933 keer gelezen

In het voorjaar greep de bourgeoisie de gelegenheid van het referendum over de “Grondwet van de Europese Unie” met beide handen aan om een propagandaslag te voeren die pas een maand na het referendum van 1 juni weer een beetje verstomde. De hele grondwet-campagne werd gekenmerkt door heftig gekrakeel over het ‘ja’ dan wel ‘nee’. Aan de ene kant riep de nationale regering ertoe op vóór te stemmen en daarmee haar eigen pogingen om Europa voor eigen doeleinden te gebruiken te ondersteunen. Aan de andere kant was er het populistische geschreeuw (met name van de linkse SP) om tegen te stemmen en zo een halt toe te roepen aan de ‘arrogante neoliberale politiek’ die Europa aan het arme Nederland zou opleggen.

In dit concert werd er in het ‘ja’-kamp door links vooral benadrukt dat het mogelijk zou zijn om een ‘sociaal Europa’ te handhaven en de ‘sociale samenhang’ te beschermen. Aan de andere kant wordt het zo voorgesteld alsof het kleine Nederland beter kan meedoen omdat het anders verpletterd wordt door grotere machten als Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Daartegenover speelden de populisten van links en rechts in het ‘nee’-kamp vooral in op de angst, de wanhoop en de onzekerheid over de toekomst binnen de bevolking in het algemeen en de arbeidersklasse meer in het bijzonder. Toen de meerderheid van de stemmers zich had uitgesproken tegen de Europese grondwet, kon Harry van Bommel voor een enthousiaste SP-aanhang luidkeels uitroepen: “We hebben gewonnen!”

Het ‘nee’ in Frankrijk en Nederland wordt voorgesteld als ‘volksoverwinning’ door middel van de stembus. Natuurlijk bestaan er meningsverschillen tussen de verschillende fracties binnen de burgerlijke staat over hoe de belangen van het nationale kapitaal het best verdedigd kunnen worden. Maar in het algemeen organiseert en controleert de bourgeoisie het electorale karnaval om een resultaat te bereiken dat overeenstemt met haar behoeften als heersende klasse. Dat kan mis gaan, zoals in 2002 werd aangetoond door de opkomst van het rechts-populisme rond Pim Fortuyn. Maar daarmee wordt de kapitalistische orde niet ter discussie gesteld. De arbeidersklasse kan zulke zwakheden van de bourgeoisie niet in eigen voordeel gebruiken om een alternatief voor de burgerlijke politiek op te leggen. Wie de verkiezingen ook wint zal gedwongen zijn in grote lijnen dezelfde arbeidersvijandige staatspolitiek te voeren. De ‘democratische’ of welke andere burgerlijke staat dan ook verdedigt per definitie de belangen van de heersende klasse en van het nationale kapitaal.

De verkiezingen dienen vooral om ons de illusie te geven dat we iets te kiezen hebben. Het referendum moest de arbeiders ervan overtuigen dat ‘het opbouwen van Europa’ belangrijk is voor hun toekomst en voor die van hun kinderen. Maar waarom het met betrekking tot de nieuwe grondwet vooral ging was het getouwtrek van de huidige Europese lidstaten om zoveel mogelijk van hun invloed binnen de Europese instellingen te behouden als de Unie wordt uitgebreid tot 25 leden, waardoor de invloed van ieder afzonderlijk land zal verminderen. De  arbeidersklasse heeft er geen belang bij deel te nemen aan die belangenstrijd tussen de verschillende fracties van de heersende klasse. De Europese Grondwet sanctioneert vooral bestaand beleid dat niets te maken heeft met de belangen van de arbeidersklasse, die in gelijke mate uitgebuite klasse blijft of er nu vóór of tégen wordt gestemd. En als het ‘nee’ vervelend was voor de bourgeoisie, en als daarin de regeringspolitiek werd afgewezen door de frustraties in de stembus te deponeren, dan nog heeft de arbeidersklasse niets gewonnen bij zo’n uitlaatklep voor de opgekropte onvrede, integendeel. Want heel de campagne versterkt enkel de illusie dat in het nationale of Europese parlement haar belangen toch nog vertegenwoordigd zouden kunnen worden. We zagen hetzelfde gebeuren in Duitsland, waar de arbeiders werden aangespoord om de linkse regering Schröder af te straffen in de regionale verkiezingen in Noordrijn-Westfalen.

In productiewijzen die in verval raken geven de heersende klassen de uitgebuiten weloverwogen de gelegenheid om stoom af te blazen tijdens carnavalsdagen waarop alles is toegestaan, in opwindende gladiatorengevechten en demagogisch gemanipuleerde volksraadplegingen. Het ‘uitgaansleven’, de media, sportevenementen en het electorale circus dienen nu belangrijkste uitlaatkleppen voor de arbeiderswoede. De bourgeoisie stort ons niet alleen in verpaupering maar vernedert ons door haar ‘spelen en verkiezingscircussen’ n

Fernando / 9.09.2005

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Het parlementaire bedrog [10]

Orkaan Katrina: Een crisis veroorzaakt door het kapitalisme

  • 3189 keer gelezen

Iedereen heeft de beelden van de ramp gezien. Opgezwollen lijken die in stinkend water drijven in New Orleans. Een oudere man voorovergebogen in een tuinstoel, dood als gevolg van de hitte en gebrek aan voedsel en water, terwijl eromheen andere overlevenden wegkwijnen. Moeders met jonge kinderen die in de val zitten met drie dagen niets te eten of te drinken. Chaos bij de vluchtelingencentra waar de autoriteiten de slachtoffers heen hadden gestuurd omwille van de veiligheid. Deze tragedie zonder weerga heeft zich niet afgespeeld in de een of andere armoedige uithoek van de ‘Derde Wereld’, maar in het hart van de grootste imperialistische en kapitalistische macht ter wereld.

Toen afgelopen december Azië door de tsunami werd getroffen, betichtten de bourgeoisieën van de rijke landen de arme landen van politieke incompetentie omdat ze niet tijdig hadden gereageerd op de waarschuwingen. Deze keer zijn dergelijke uitvluchten er niet. Vandaag staan er geen rijke landen tegenover arme landen, maar rijken tegenover armen. Toen het bevel werd gegeven om New Orleans en de rest van de Golfkust te evacueren, was het een typisch kapitalistische kwestie van ‘ieder voor zich’. Wie een auto bezat en de plotseling omhoog vliegende benzineprijzen kon betalen week uit naar het noorden en westen, en zocht een heenkomen in hotels, motels of bij vrienden en familie. Maar de armen, de ouderen en de zieken zaten meestal klem in de storm en konden niet vluchten. In New Orleans stelden de plaatselijke autoriteiten het Superdome stadion en het congrescentrum open als schuilplaats tegen de storm, maar voorzagen niet in hulpverlening, voedsel, water of opzicht, toen duizenden, voor het overgrote deel zwarte mensen naar binnen drongen en aan hun lot werden overgelaten. Voor de rijken die in New Orleans achterbleven was de situatie heel anders. Gestrande toeristen en VIPs die in vijfsterrenhotels naast de Superdome verbleven, hingen rond in weelde en genoten de bescherming van gewapende politieagenten die het gepeupel op afstand hielden.

In plaats van de distributie van voedsel- en watervoorraden te organiseren die in de winkels en opslagplaatsen van de stad voorradig waren, zag de politie werkloos toe toen arme mensen begonnen te ‘plunderen’ en eerste levensbehoeften begonnen uit te delen. Ongetwijfeld probeerden lompenelementen een slagje te slaan en elektronica, geld en wapens te stelen, maar dit verschijnsel begon als een poging om te overleven onder de meest ontmenselijkende condities. Tegelijkertijd beveiligden politieagenten met geweren in de aanslag employees die door een luxe hotel naar een nabijgelegen apotheek waren gestuurd om water, voedsel en medicijnen bij elkaar te scharrelen voor de rijke hotelgasten. Een politieagent verklaarde dat dit geen plunderen was, maar een inbeslagname door de politie, wat in noodgevallen is toegestaan! Het verschil tussen ‘plunderen’ en ‘in beslag nemen’ is het verschil tussen arm zijn en rijk zijn in de Verenigde Staten van vandaag.

Het systeem draagt de schuld

Het falen van het kapitalisme om deze crisis te beantwoorden met ook maar een schijn van menselijke solidariteit toont aan dat de kapitalistische klasse niet langer geschikt is om te heersen, dat haar productiewijze vastzit in een proces van sociale ontbinding – letterlijk levend wegrot – dat het voor de mensheid slechts een toekomst van dood en vernietiging in het verschiet heeft. De chaos die in de afgelopen jaren land na land heeft verzwolgen in Afrika en Azië is een voorproefje van de toekomst die het kapitalisme zelfs voor de geïndustrialiseerde landen in voorraad heeft, en New Orleans toont ons vandaag een glimp van deze sombere toekomst.

Als altijd is de bourgeoisie er als de kippen bij om met alle mogelijke alibi’s aan te komen om haar misdaden en eigen falen te verontschuldigen. Er wordt gejengeld dat ze doen wat ze kunnen, dat het om een natuurramp gaat en niet om een ramp door mensenhand veroorzaakt; dat niemand de ergste natuurcatastrofe in de geschiedenis van de natie had kunnen voorzien; dat niemand voorzag dat de dijken zouden breken. Critici van de regering, zowel in de Verenigde Staten als daarbuiten, schuiven de schuld voor het omvormen van een natuurramp in een sociale onheil op de incompetentie van het Bush-regime. Niets van dit geklets doet er toe. Het probeert alleen de aandacht af te leiden van de waarheid dat het kapitalistische systeem zelf verantwoordelijk is.

‘We doen alles wat we kunnen’ wordt zienderogen de meest gebruikte dooddoener uit de burgerlijke propagandavoorraad. Ze doen ‘alles wat ze kunnen’ om de oorlog in Irak te beëindigen, de economie te verbeteren, het onderwijs te verbeteren, om een einde te maken aan de misdaad, om de Space Shuttle veilig te maken, om de drugs te stoppen, en ga zo maar door. Er bestaat niets anders en er is ook niet meer dat ze zouden kunnen ondernemen. Je zou bijna gaan denken dat de regering nooit beleidskeuzen gemaakt heeft, nooit de mogelijkheid heeft gehad om alternatieven uit te proberen. Wat een nonsens. Ze voeren een beleid dat ze bewust kiezen – met duidelijk rampzalige gevolgen voor de maatschappij.

Voor wat betreft het argument van natuurcatastrofe versus een door mensen veroorzaakte ramp: zeker, de orkaan Katrina was een natuurkracht, maar de omvang van de natuurramp en van de sociale catastrofe was niet onvermijdelijk. Het was in ieder opzicht veroorzaakt en mogelijk gemaakt door het kapitalisme en zijn staat. De huidige toenemende destructiviteit van natuurrampen is wereldwijd aantoonbaar een gevolg van het roekeloze economische- en milieubeleid dat het kapitalisme voert in zijn onophoudelijke jacht naar winst. Of het nu gaat om het achterwege blijven van het toepassen van beschikbare technologie om de mogelijkheid van tsunamis in de gaten te houden en bedreigde bevolkingen tijdig te waarschuwen, of het nu gaat om het rooien van moerasbossen in ‘derde wereldlanden’ waardoor de vernietiging door moesson-overstromingen verergert, of dat het nu gaat om de onverantwoordelijke vervuiling van de aardatmosfeer door de uitstoot van ‘broeikas’-gassen, die de globale opwarming versterkt en mogelijk bijdraagt aan globale klimaatontwrichtingen. Voor wat betreft het laatste bestaat er aanzienlijk bewijs dat de globale opwarming heeft geleid tot stijgingen van de watertemperatuur en tot een toename van het aantal tropische depressies, stormen en orkanen in de afgelopen jaren. Toen Katrina Florida trof was het slechts een orkaan van de eerste categorie, maar na een week lang boven de Golf van Mexico te hebben gehangen, die een watertemperatuur van bijna 33°C heeft, bouwde zij zich op tot een storm van categorie vijf, met windsnelheden tot 280 kilometer per uur voordat zij de golfkust trof.

De ultra-linksen zijn alvast begonnen om op de banden van Bush met de energiesector te wijzen en zijn oppositie tegen de Kyoto-protocollen verantwoordelijk te maken voor de Katrina-catastrofe. Maar deze kritiek aanvaardt de uitgangspunten van het ‘debat’ binnen de kapitalistische klasse; alsof de toepassing van de Kyoto-overeenkomst werkelijk de effecten van de globale opwarming zou kunnen omkeren, en alsof de bourgeoisieën die vóór de Kyoto-protocollen zijn daadwerkelijk geïnteresseerd zijn in een vernieuwing van kapitalistische productiemethoden. Erger nog, zij vergeten dat het de regering Clinton was die, hoewel zij zich als milieuvriendelijk voordeed, als eerste de Kyoto-overeenkomst afwees. De weigering om de globale opwarming aan te pakken is het standpunt van de Amerikaanse bourgeoisie, en niet alleen van de regering Bush.

New Orleans, met een bevolking van bijna 600.000 mensen, en met voorsteden met nog meer inwoners, is grotendeels onder zeeniveau gebouwd; daardoor is het kwetsbaar voor vloedwater van de Mississippi-Rivier, van het Pontchartrain Meer en van de Golf van Mexico. De genietroepen van het leger van de Verenigde Staten ontwikkelden en onderhielden sinds 1927 een dijkensysteem om de jaarlijkse overstromingen van de Mississippi tegen te gaan. Dit maakte het mogelijk om industrie en landbouw naast de rivier te laten gedijen, en New Orleans kon groeien, maar het stopte de toevoer van natuurlijke sedimenten en grond die de wadden en moerassen van de Mississippi-delta aan de riviermonding vulden. Dit betekent dat deze wadden, die een natuurlijke bescherming vormden, gevaarlijk erodeerden, wat de stad kwetsbaarder maakte voor overstromingen vanuit zee. Dit was geen ‘natuurverschijnsel’, maar is door mensen in de hand gewerkt.

Het was ook geen natuurkracht die de Nationale Garde van Louisiana uitputte, die voor een groot deel voor de oorlog in Irak is gemobiliseerd. In de eerste drie dagen na de dijkdoorbraken waren er slechts 250 man beschikbaar voor hulp aan politie en brandweer in reddingsoperaties. Uit de staat Mississippi is een nog groter deel van de gardisten in Irak gelegerd.

Het argument dat deze ramp onvoorzien was, is ook al onzinnig. Wetenschappers, ingenieurs en politici hebben nu al bijna honderd jaar lang gedebatteerd over hoe de kwetsbaarheid van New Orleans voor orkanen en overstromingen aan te pakken. Halverwege de jaren 1990 ontwikkelden verschillende groepen wetenschappers en ingenieurs rivaliserende plannen, die tenslotte in 1998, tijdens de regering Clinton, tot een voorstel ‘Kust 2050’ leidden. Dit plan vroeg om een versterking en herbouw van de bestaande dijken, het aanleggen van een sluizensysteem en van nieuwe kanalen om de sedimentatie van de wadden in de delta te herstellen. Het had een prijskaartje van 14 miljard dollar aan investeringen voor een periode van tien jaar. Het plan haalde het niet in Washington tijdens Clinton’s ambtsperiode, en niet tijdens die van Bush. Verleden jaar vroeg het geniekorps om 105 miljoen dollar voor orkaan- en overstromingsmaatregelen in New Orleans, maar de regering keurde slechts 42 miljoen goed. Tezelfdertijd keurde het Congres de uitgave van 231 miljoen dollar goed voor de bouw van een brug naar een klein, onbewoond eiland in Alaska.

Een andere weerlegging voor het alibi dat ‘niemand voorzag’ is dat op de vooravond van de nadering van de orkaan de directeur van de FEMA (Federal Emergency Management Administration; het Federaal Beheer van Noodmaatregelen), Michael D. Brown in televisie-interviews opschepte dat hij na de tsunami in Zuid-Azië een noodplan had laten ontwerpen voor een rampenscenario in New Orleans, en dat de FEMA erop vertrouwde dat zij iedere eventualiteit aankon. Berichten uit New Orleans geven aan dat dit FEMA plan een beslissing bevatte om vrachtwagens met gratis aangeboden flessenwater terug te sturen, de aflevering van een paar duizend liter dieselbrandstof door de kustwacht te weigeren, en om noodcommunicatielijnen van de plaatselijke politieautoriteiten in de voorsteden van New Orleans te verbreken. Brown bestond het zelfs om inactiviteit bij het redden van de 25.000 mensen in het congrescentrum te excuseren door te zeggen dat de federale autoriteiten zich pas laat in de week van deze mensen bewust werden, alhoewel de nieuwsmedia al drie of vier dagen lang op televisie verslag deden van de situatie.

Terwijl burgemeester Ray Nagin, een democraat, de federale inactiviteit scherp aanklaagde, deden zijn plaatselijke ambtenaren geen enkele poging om voor een veilige evacuatie van de armen en ouderen te zorgen, namen zij geen verantwoordelijkheid op zich voor de distributie van voedsel en water, voorzagen zij niet in de bevoorrading of de beveiliging van de evacuatiecentra, en gaven de stad over aan chaos en geweld.

Alleen de arbeidersklasse kan een alternatief bieden

Miljoenen arbeiders zijn bewogen door het gruwelijke lijden aan de Golfkust en zijn hevig verontwaardigd over de gevoelloosheid van de officiële respons. In het bijzonder bij de arbeidersklasse bestaat er een geweldig gevoel voor werkelijke menselijke solidariteit met de slachtoffers van deze calamiteit. Terwijl de bourgeoisie haar medeleven betuigt al naar gelang het ras of de economische status van de slachtoffers, bestaat voor de meeste Amerikaanse arbeiders een dergelijk onderscheid niet. Zelfs wanneer de bourgeoisie vaak het racisme gebruikt om witte en zwarte arbeiders onderling te verdelen, en verschillende zwarte nationalistische leiders het kapitalisme een dienst proberen te bewijzen door erop te hameren dat de crisis in New Orleans een probleem is van zwart tegen blank, is het lijden van arme arbeiders en van de onderklasse in New Orleans een verschrikking voor de arbeidersklasse. Voor de bourgeoisie is de regering-Bush ongetwijfeld een armzalige ploeg, geneigd tot dwaasheid, loze gebaren en een trage respons in de huidige crisis. Dit zal haar toenemende impopulariteit versterken. Toch is de regering-Bush geen bedrijfsongeval. Zij weerspiegelt de grimmige werkelijkheid van een neergaande supermacht die de leiding heeft over een ‘wereldorde’ die in chaos verzinkt. Oorlog, hongersnoden en ecologische rampen, dat is de toekomst die het kapitalisme voor ons in petto heeft. Wanneer er enige hoop bestaat voor de toekomst van de mensheid, schuilt die in de ontwikkeling van het bewustzijn en het begrip van de werkelijke aard van de klassenmaatschappij door de wereldarbeidersklasse, die haar historische verantwoordelijkheid zal opnemen. Zij zal dit anachronistische, destructieve systeem aan de kant zetten om het te vervangen door een revolutionaire maatschappij onder haar controle, waarin werkelijke menselijke solidariteit en de bevrediging van menselijke behoeften het leidende beginsel zijn.

Internationalism (USA) / 04.09.2005

Geografisch: 

  • Verenigde Staten [14]

Theoretische vraagstukken: 

  • Milieu [15]

Over de weigering om de IKS toe te laten op de anarchistische boekenbeurzen te Gent en Utrecht

  • 2178 keer gelezen

Onze open brief getiteld De weigering om de IKS toe te laten op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht hebben we onder andere uitgedeeld op de anarchistische Pinksterlanddagen van mei 2005 in Appelscha. We roepen zo op om een standpunt in te nemen en proberen een debat te openen. Hieronder volgen de belangrijkste delen daaruit. We ontvingen al enkele schriftelijke en mondelinge reacties die we begroeten, en waaruit we hieronder de belangrijkste passages weergeven. Tenslotte willen we ingaan op de gestelde vraag wat we onder ‘officieel anarchisme’ verstaan.

“Er is nu al meerdere jaren geweigerd de IKS als standhouder toe te laten op de alternatieve boekenbeurs te Gent net als op de anarchistische beurs in Utrecht. Verschillende jaren deden de organisatoren alsof onze aanvraag te laat zou zijn ingediend, of er gebrek was aan plaats, enzovoort. Een beetje sterk. Toen we aandrongen antwoordden de organisatoren dat we niet passen in het door hen gewenste anarchistische profiel. [...]  Na hun administratieve uitvluchten liegen de organisatoren bewust als ze hun weigering rechtvaardigen met ideologische redenen (we zouden niet het profiel hebben). Wie heeft op deze beursen niet de aanwezigheid gezien van stands, publicaties, groepen en verenigingen die openlijk sociaal-democratisch zijn, stalinistisch of nationalistisch... en die in het geheel geen ‘anarchistisch profiel’ hebben. Waarom wordt dan de IKS uitgesloten, een organisatie die zich beroept op het proletarisch internationalisme en die alle nationalistische ideologieën, op welke etnische, historische of religieuze voorwendsels die ook gebaseerd zijn, beschouwd als een waar vergif voor de proletariërs? [...]  Als de organisatoren onze aanwezigheid ongewenst vinden, dan is het omdat allerlei mensen die op zoek zijn om hun politieke inzichten te verruimen en te verdiepen, geïnteresseerd raken in de analyses van de Kommunistische Linkerzijde, in de vragen die we stellen en politieke antwoorden die we geven met betrekking tot onderwerpen van belang voor de arbeidersklasse en de toekomst van de mensheid. Wat de organisatoren in werkelijkheid willen is voorkomen dat er een eerlijke en open confrontatie van politieke standpunten plaats vindt. Ondanks hun (valselijk) libertaire woorden leunen ze liever aan tegen hun stalinistische en ultra-linkse (pro- of antistalinistische) buren dan dat ze de Kommunistische Linkerzijde in staat stellen gehoor te vinden voor een duidelijk internationalistisch klassenperspectief. [...] Sommige deelnemers die zich aan deze houding ergerden hebben trouwens al openlijk van hun solidariteit blijk gegeven door onze pers vanaf de tafels van hun stands te verspreiden en ze aarzelden ook niet om zich mondeling en schriftelijk te beklagen over de houding van de organisatoren: “De IKS staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar dat spreekt voor zich: het zijn nu eenmaal marxisten. [...] Voor wie belangstelling heeft voor hun standpunten staan ze echter open voor discussie. Hun bijeenkomsten zijn openbaar en je mag er ongehinderd je anarchistische standpunten komen toelichten of zelfs anarchistische pamfletten verspreiden onder de bezoekers. Dat lijkt me dus heel wat democratischer dan een anarchistische boekenbeurs waar enkele organisatoren op eigen houtje beslissen om bepaalde groepen te weigeren.” (Open brief van uitgeverij De Dolle Hond aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs) [...] Van onze kant nodigen we eenieder, die daadwerkelijk een confrontatie van ideeën wil aangaan en over de problemen van de wereld wil debatteren, over de klassenstrijd en de toekomst van de mensheid, uit voor onze openbare activiteiten, zowel voor onze discussiebijeenkomsten waar gedebatteerd wordt rond de vragen van deelnemers, als voor onze openbare bijeenkomsten waar gedebatteerd wordt aan de hand van een inleiding waarin het standpunt van de IKS over een onderwerp wordt uiteengezet, of ons aan te spreken tijdens de verkoop van onze pers tijdens verschillende manifestaties en de strijd van de arbeidersklasse. (Mei 2005)”

Enkele van de reacties

22 mei 2005
Beste medewerkers van Wereldrevolutie,
Even een korte reactie op jullie open brief.
Jullie gebruiken de term officieel anarchisme. Dat maakt het wat verwarrend. Als daarmee het individueel anarchisme wordt bedoeld wordt het veel duidelijker.
Jullie bekritiseren de houding van Kropotkin tegenover de eerste wereldoorlog en de deelname van anarchisten aan de spaanse regering in 1936. Noch met instemming met oorlog noch met deelname aan een regering kan ik als anarchistisch communist instemmen. Maar er zijn ook altijd andere anarchisten geweest die het met dit soort dingen niet eens zijn. Jullie moeten misschien uitkijken om conclusies te trekken voor alle anarchisten als sommige anarchisten worden bedoeld.
De anarchistische beweging kenmerkt zich door een soort ad hoc beleid: de ene keer wordt met mensen van bepaalde stromingen wel samengewerkt, de andere keer niet. Het heeft te maken met het feit dat op het niveau van het collectief geen beslissingen worden genomen. Men stelt het zo voor dat collectieve besluiten de «individuele vrijheid» zouden beperken. Alsof die individuen niet zelf deel uitmaken van het collectief!
Van dit onduidelijk beleid zijn julllie in dit geval het slachtoffer geworden. Terwijl liberaal getinte mensen (zoals sympathisanten van GroenLinks) vaak in grote aantallen aanwezig zijn bij evenementen van anarchisten, zijn jullie nu niet eens toegelaten tot zulke evenementen. [...]
Met libertaire groet, R.

K, 28 mei 2005
L.S.
Ik vindt het zeer vreemd dat een linkse organisatie als de I.K.S. wordt geweigerd op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht. De I.K.S. staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar daar is toch niets mis mee. Het is daarom zeer vreemd dat de I.K.S. het zwijgen wordt opgelegd door enkele organisatoren, die kennelijk op eigen houtje kunnen beslissen wie wel en wie niet wordt toegelaten. [...]

Wat is officieel anarchisme?

Het anarchisme heeft geen andere algemene ideologie dan dat het ‘tegen’ iedere ‘autoriteit’ is. Feitelijk vindt elke anarchist, elke anarchistische groep en elke nieuwe anarchistische generatie zijn eigen anarchisme uit. Het is een ideologische voorraadschuur met voor ieder wat wils, zonder verplichtingen of al te formele structuren. Het ontbreekt over het algemeen aan ideologische samenhang en historische continuïteit. Daarom kunnen de verschillende stromingen en uitingen van het anarchisme niet allemaal onder één noemer worden gebracht. Dat neemt niet weg dat er anarchistische organisaties hebben bestaan die op het concrete vlak geconfronteerd zijn met de keuze tussen proletarisch internationalisme en toetreding tot het burgerlijke kamp. Tijdens de twee wereldoorlogen kozen anarchistische organisaties zoals de Franse CGT en individuele anarchisten zoals Kropotkin over het algemeen vóór de oorlog (2). Daar stond tegenover dat anarchisten als Alexander Berkman, Emma Goldman en Domela Nieuwenhuis aktief ageerden tegen de Eerste Wereldoorlog en de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland toejuichten. In Spanje, in 1936, nam de officiële CNT deel aan een burgerlijke regering en trad met militair geweld op tegen de arbeidersklasse terwijl de Vrienden van Durutti, hoewel verward, arbeidersstandpunten bleven verdedigden. In dit opzicht onderscheiden de anarchistische organisaties zich niet van links-burgerlijke organisaties. De sociaal-democratie keurde bijvoorbeeld in 1914 de oorlogskredieten goed en riep de arbeiders op naar het front te gaan; in 1918 vormde het in Duitsland de voorhoede van de bourgeoisie in de sabotage van de arbeidersstrijd en de fysieke onderdrukking ervan. Het Stalinisme vormde in Rusland in de jaren 1920 de voorhoede van de contrarevolutie en werd vervolgens één van de belangrijkste ronselaars van arbeiders voor de Tweede Wereldoorlog. Het Trotskisme rekruteerde eerst voor de generale repetitie van de Tweede Wereldoorlog in Spanje, en vervolgens ook voor de wereldoorlog zelf. Al die organisaties hebben verraad gepleegd aan de proletarisch internationalisme door te ronselen voor één van de kampen in de imperialistische oorlog en zijn overgegaan naar het burgerlijke kamp. Dat kan niet meer ongedaan worden gemaakt: die organisaties zijn definitief verloren voor de arbeidersklasse. Bij die linkse organisaties bestaat er een samenhangende ideologie en een organisatorische continuïteit die bij het anarchisme vaak ontbreekt. Bij het anarchisme is het ingewikkelder. De anarchistische organisaties uit het verleden die ooit zijn overgegaan naar het burgerlijke kamp noemen we het ‘officiële anarchisme’, evenals nieuwe anarchistische groepen die zich uitdrukkelijk beroepen op die organisaties uit het verleden of op hun standpunten.
In de burgerlijke propaganda worden linkse organisaties door de bourgeoisie op één hoop gegooid met ‘marxisme’. Nieuwe generaties die op zoek gaan naar maatschappelijke betrokkenheid en revolutionaire standpunten maar tegelijk niets te maken willen hebben met burgerlijke, contra-revolutionaire organisaties zoals sociaal-democratie, stalinisme of trotskisme, wenden zich vaak tot het anarchisme al schijnbaar enig overblijvend alternatief. Ze noemen zich anarchist, maar zonder zichzelf uitdrukkelijk te vereenzelvigen met één of meer anarchistische organisaties uit het verleden, en zonder zich uitdrukkelijk te beroepen op de standpunten van die organisaties. Ze hebben geen historische continuïteit en verwerpen die juist vaak, want ze zijn nieuw en willen bewust opnieuw beginnen zonder zich te vereenzelvigen met de fouten en het verraad uit het verleden die ze niet proberen goed te praten. Vandaar dat ze een heel ander karakter hebben dan de ‘officiële’ anarchistische organisaties. Anderzijds, doordat ze het anarchisme als richtsnoer nemen en buiten de marxistische traditie vallen, doordat ze eerder een idealistische en voluntarische dan een historisch-materialistische benadering hebben, hebben ze onvermijdelijk grote problemen om een helder proletarisch internationalisme verder uit te diepen. Dit ‘anarchisme’ kan dus tegelijk de uitdrukking zijn van een werkelijke wil om tot verheldering en organisatorische samenhang te komen als ook een bron van verwarring worden.
Vandaar dat we ‘het anarchisme’ niet eenduidig in het burgerlijke kamp kunnen plaatsen en we een onderscheid moeten maken tussen het ‘officiële anarchisme’ dat deel uitmaakt van het burgerlijke kamp, en allerlei andere zich anarchistisch noemende initiatieven, die, als ze de dillema’s van het anarchisme niet uit de weg gaan maar juist confronteren, afhankelijk van de situatie en de dynamiek van de groep, in een open debat de vraagstukken over de beginselen van de arbeidersstrijd wel kunnen verhelderen. Daartoe blijven we oproepen.

Internationalisme-Wereldrevolutie / 08.09.2005

(1) Zie ook Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken, in Wereldrevolutie, nr. 101, januari-april 2004.

(2) Zie ook Openbare confrontatie: De Hollandse Linkerzijde, een brug tussen marxisme en anarchisme?, in Wereldrevolutie, nr. 89, december 1999-februari 2000, en Stellingname over het publiek debat in Amsterdam: De onmacht van de anarchisten om het kapitalisme te bestrijden, in Wereldrevolutie, nr. 90, mei-augustus 2000. Zie verder ook Balans van een openbare bijeenkomst van de IKS: Is het anarchisme een revolutionaire stroming?, in Internationalisme, nr. 274, mei 2001, Het anarchisme heeft geen klassenperspectief voor de imperialistischeoorlog, in Internationalisme, nr. 283, maart 2002, en Het anarchisme en de lessen uit de geschiedenis, in Internationalisme, nr. 308-309, juni 2004.

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Tussenkomsten [2]

Politieke stromingen en verwijzingen: 

  • 'Officieel' anarchisme [16]

Tegen de aanvallen op ons levenspeil en het democratisch bedrog: Onze enige verdediging: klassensolidariteit

  • 2180 keer gelezen

Voor Prinsjesdag worden gewoontegetrouw verdere bezuinigingen aangekondigd. In het midden van de jaren 1980 beloofde minister-president Ruud Lubbers: “Dit zal de laatste bezuinigingsronde van deze omvang zijn.” Sindsdien zijn de maatregelen elk jaar voortgezet, zowel onder de rechtse Lubbers als onder de linkse Kok. In 2003 durfde de regering Balkenende II zelfs de grootste bezuinigingsronde ooit te presenteren: 17 miljard euro. Wordt het dit jaar een herhaling van de gebeurtenissen van het vorig jaar, uitlopend op de massale demonstratie in Amsterdam van 2 oktober of blijft het voorlopig stil aan het klassenfront? Voor de arbeiders stelt zich de vraag hoe te reageren op de nieuwe maatregelen terwijl de bourgeoisie er alles aan zal doen om te voorkomen dat er opnieuw onvrede ontstaat die uitingen van strijdbaarheid tot gevolg kan hebben.

Want de bourgeoisie heeft het heft nog altijd stevig in handen. Ook al werd er in het najaar van 2004 in meerdere landen strijd geleverd, en ook al is de politiek van nationale consensus van de kabinetten Kok allang dood en begraven, toch kan de groeiende ongerustheid over de toekomst nog worden opgevangen. Het begin van strijdbaarheid bleek na 2 oktober 2004 snel te verdwijnen toen de bourgeoisie dankzij de sluipmoord op Theo Van Gogh een enorme campagne kon voeren over de gevaren van het terrorisme, de zo noodzakelijke verdediging van de democratie en vooral over de behoefte aan nationale saamhorigheid achter de staat, die ons als enige zou kunnen beschermen. Toch is het diezelfde staat die ons het meest belaagd:

  • de achteruitgang in inkomen voor iedereen door de stijging van de premies voor de gezondheidszorg, de stijging van de energiekosten (als gevolg van de hoge olieprijzen), en de verhoging van gemeentelijke belastingen;
  • het ontslag en dus achteruitgang in inkomen voor tienduizenden arbeiders, waarbij de schuld wordt gegeven aan de liberalisering van de arbeidsmarkt binnen het Europese kader en bedrijfsverplaatsingen naar Oost-Europa en het overbrengen van de productie naar Zuid-Oost Azië. De werkloosheid leunt alweer tegen het half miljoen aan.

Natuurlijk probeert de regering goede sier te maken met de ‘cadeautjes’ die ze beschikbaar stelt voor onderwijs en kinderopvang, voor gezondheidszorg en milieu. Toch staan die in geen verhouding tot de groeiende behoeften en nemen ze nog minder iets weg van de jarenlang opgelopen achterstanden. Omdat de winkelverkopen in de laatste twee jaar met 6% zijn gedaald, en er zelfs wordt gesproken van een ‘consumentenstaking’, wil de bourgeoisie vals vertrouwen van de consument opwekken om die meer geld uit de zak te kloppen en zich verder in de schulden te steken. De maatregelen op dit vlak zijn namelijk niet gebaseerd op reële groeiverwachtingen voor de economie. Die presteert onverminderd slecht, en in Nederland neemt de welvaart zelfs af: -0,5% in het eerste kwartaal van dit jaar volgens Eurostat, alleen vergezeld van Italië (-0,2%) en Malta (-0,1%). De schulden van de huishoudens hebben in 2004 met een stijging van 44 miljard de recordhoogte bereikt van 536 miljard euro, en het aantal gezinnen dat onder de armoedegrens leeft is gestegen tot ongeveer 11% van de huishoudens. Het aantal daklozen in Nederland wordt geschat op ruim 100.000; het aantal aanvragen van bijstand en schuldhulpverlening stijgt.

De meeste werkloosheid gaat echter verborgen achter vervroegde pensioenen en invaliditeit waarvan de uitkeringen steeds verder onder druk komen te staan. Na de WAO-maatregelen, waarvan het einde nog niet in zicht is, zijn er mega-aanslagen op komst op de vervroegde pensioneringen, die door werkgevers worden gebruikt om personeel af te laten vloeien zonder te hoeven ontslaan. De ‘vergrijzing’ is ook een gevolg van het feit dat mensen zich steeds jonger niet meer in het arbeidersproces kunnen handhaven, het tempo niet meer kunnen bijhouden en de werkdruk en de stress niet meer aankunnen, en van het feit dat het voor jongeren steeds moeilijker wordt werk te vinden en dus ook om sociale lasten af te dragen. In dat verband heeft de bourgeoisie het voortdurend over ‘solidariteit’ met de ouderen die zich na de Tweede Wereldoorlog hebben ingezet voor de ‘wederopbouw’ van het land. Wat ze bedoelt is dat ze de inkomens onder vuur wil nemen van allen die niet direct productief zijn voor het kapitaal. We hebben dus alle reden om ons zorgen over de toekomst te maken voor onszelf en onze kinderen.
Natuurlijk zal de bourgeoisie de overige maatregelen voorstellen als een ‘noodzakelijk kwaad’, waar ‘we’ niet omheen kunnen om haar staatsfinanciën op orde te brengen. Hebben we dat niet al dertig jaar gehoord en gaat dat niet al dertig jaar ten koste van onze gezinsbegrotingen? Toch heeft de bourgeoisie niet de illusie dat ze met zulke praatjes de onvrede en groeiende ongerustheid binnen de arbeidersklasse over de komende aanvallen weg kan nemen. Daarvoor zijn nog andere middelen nodig.

Achter de ‘verdediging van de democratie’ gaan de belangen van de kapitalistische staat schuil

Sinds het najaar van 2004 slagen de vakbonden er in om de dreiging van strijdbaarheid op te vangen binnen de afzonderlijke bedrijfstakken. Die dreiging kan zo gemakkelijker worden weggeleid naar afmattende  onderhandelingen per bedrijf, terwijl ze, waar nodig, in machteloze vakbondsacties van haar kracht wordt ontdaan. De rechtstreekse aanval van minister De Geus had niet het gewenste effect en riep teveel weerstand op bij de arbeidersklasse. Daarom staan de vakbonden nu op het voorplan; met ‘kritische kanttekeningen’ en ‘aanpassingen’ zijn zij het die proberen maatregelen zoals de afschaffing van de vervroegde pensioenen er alsnog door te drukken.

Deze politiek van de vakbonden is alleen mogelijk omdat het de arbeidersklasse nog aan zelfvertrouwen ontbreekt, omdat er nog illusies bestaan over de mogelijkheden om het kapitalisme te ‘hervormen’, omdat er verwarring heerst over de eigen kracht en mogelijkheden.

Dat is nog versterkt door de campagnes over de overwinning van het ‘liberale kapitalisme’ en de ‘democratie’ (1). Dit vertrouwen in de ‘democratische staat’ is in Nederland van oudsher groot en het heeft een rampzalige invloed binnen de arbeidersklasse. De staatsorganen, van vakbonden en wijkraden tot politie en leger, kunnen zo worden voorgesteld als een verlengstuk van de ‘wil van het volk’. De kapitalistische staat zou ons, als burgers, kunnen beschermen en we zouden voor onze welvaart en voor ons welzijn afhankelijk zijn van diezelfde burgerlijke staat. Zo wordt de ontwikkeling van het bewustzijn van de eigen identiteit van de arbeidersklasse tegenover de bourgeoisie ondergraven: telkens weer wordt benadrukt dat we allemaal ‘verantwoordelijke burgers’ moeten zijn, die op voet van gelijkheid met elkaar omgaan en uiteindelijk, uitbuiters en uitgebuiten tezamen, dezelfde belangen hebben. Zo wordt de ontwikkeling van het eigen strijdvermogen afgeremd en het bewustzijn beneveld.

Sinds de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh zijn die campagnes in Nederland nog versterkt door de schijntegenstelling tussen de nette, gematigde partijen aan de ene kant, en aan de andere het populistische geschreeuw om ‘harde maatregelen’ tegen de verloedering van de maatschappij en de gevaren van het terrorisme, compleet met haat- en wraak-campagnes en het opkloppen van xenofobie. Wanneer de bourgeoisie grote moeite heeft om de sociale ontbinding binnen haar eigen gelederen onder controle te houden, dan slaagt ze er toch uitstekend in om die tegen de arbeidersklasse uit te spelen en de ‘democratische staat’ voor de stellen als de enige instelling die ons voor chaos kan behoeden.

Tegenover de crisis: verenigde klassenstrijd!

De aanvallen van de bourgeoisie hebben ook in Nederland in het najaar van 2004 het begin van een brede arbeidersmobilisatie uitgelokt. De terugkeer van het proletariaat op het sociale toneel brengt onvermijdelijk een overdenking in de diepte met zich mee over de betekenis van de massale werkloosheid, de aanvallen op zijn arbeids- en levensvoorwaarden, de ontmanteling van de sociale verzekering en de pensioensystemen. Uiteindelijk kunnen de arbeidersvijandige burgerlijke politiek, en het antwoord dat dit uitlokt, slechts leiden tot een toenemend bewustzijn binnen de arbeidersklasse over het historische bankroet van het kapitalisme en de noodzaak van een maatschappelijk alternatief.

En het is precies om deze geleidelijke bewustwording te vertragen werken de verdedigers van een ‘sociaal Europa’ samen met de coryfeeën van het ‘nee’-kamp. Gezamenlijk eisen ze dat de kapitalistische staat bemiddelt en arbitreert in de conflicten tussen de maatschappelijke klassen, tégen het ‘doorgeschoten liberalisme’ en vóór een ‘welvaartsstaat’ die allang dood en begraven is, maar waarvan vooral de ‘anti-globaliseringsbeweging’ beweert dat die in nieuwe vorm leven kan worden ingeblazen (2). De arbeiders kunnen zulke pogingen om de geloofwaardigheid en ideologische macht van de kapitalistische staat te versterken alleen beantwoorden door strijd te leveren op hun eigen klassenterrein, door ‘nee’ te zeggen tegen de aanvallen op haar arbeids- en levensomstandigheden, door in staking te gaan, door klassensolidariteit te ontwikkelen voor de toekomst van de hele mensheid.

Wereldrevolutie / 10.09.2005

(1) Deze campagnes konden een enorme omvang aannemen met de ineenstorting van het stalinistische Oostblok dat echter niet meer was dan een karikatuur van staatskapitalisme, en al de campagnes die daar bij hoorden over het ‘verdwijnen van de arbeidersklasse’, het  ‘bankroet van het kommunisme’ en de ‘dood van het marxisme’. Zie daarover vooral Kommunistische revolutie of vernietiging van de mensheid. Manifest van het Negende Congres van de Internationale Kommunistische Stroming, 1991.

(2) Zie over de anti-globaliseringsbeweging de artikelen Het anders-globalisme: een valstrik voor de arbeidersklasse, en Tegen het bedrog van het Europees Sociaal Forum: Er is maar één andere wereld mogelijk, het kommunisme, in Internationale Revue nr. 17, 2005.

Eerdere artikelen: Terrorisme, xenofobie en de verdediging van de ‘democratie’: Een aanslag op het bewustzijn van de arbeidersklasse, in Wereldrevolutie, nr. 104, januari 2005; Balans van 2 oktober 2004: samen strijden, de enige keuze!, bijlage bij Wereldrevolutie, nr.103, oktober 2003; Ongekende aanvallen onder democratische voorwendsels, in Wereldrevolutie, nr. 97, september 2002; De democratische campagnes maken nog meer aanvallen op de arbeidersklasse mogelijk, in: Internationalisme, nr. 286, 15 juni 2002; Kiezen voor Paars of voor Pim, in Wereldrevolutie, nr. 96, mei 2002.

Territoriale situatie: 

  • Sociale situatie in Nederland [8]

Twintig jaar IKS (1995)

  • 5389 keer gelezen

Twintig jaar geleden, in januari 1975, werd de Internationale Kommunistische Stroming opgericht. Dit is een lange levensduur voor een proletarische organisatie als we bedenken dat de Internationale Werklieden Vereniging maar twaalf jaar overleefde (1864-1876), de Socialistische Internationale vijfentwintig jaar (1889-1914) en de Kommunistische Internationale negen jaar (1919-1928). We beweren natuurlijk niet dat onze organisatie een rol heeft gespeeld die vergelijkbaar is met die van de arbeiders-internationales. Desalniettemin behoort de twintig jaar aan ervaring van de IKS geheel en al toe aan het proletariaat, waaruit onze organisatie net zo goed voortkwam als de internationales uit het verleden, en net als andere organisaties die momenteel kommunistische beginselen verdedigen. In die betekenis is het onze plicht, en dit jubileum stelt ons ook in de gelegenheid, om iets van de lering die we uit deze twee decennia van strijd hebben getrokken, over te dragen aan onze klasse.

De onderstaande tekst werd geschreven in 1995, twintig jaar na het oprichtingscongres van de Internationale Kommunistische Stroming in 1975.

We herdrukken deze tekst om onze lezers een inleiding te geven in de geschiedenis van onze organisatie en enig inzicht te verschaffen in de methode waarmee hij als internationale bundeling van krachten van plaatselijke organisaties werd opgericht. Dat is namelijk nog altijd onze methode.

Twintig jaar geleden, in januari 1975, werd de Internationale Kommunistische Stroming opgericht. Dit is een lange levensduur voor een proletarische organisatie als we bedenken dat de Internationale Werklieden Vereniging maar twaalf jaar overleefde (1864-1876), de Socialistische Internationale vijfentwintig jaar (1889-1914) en de Kommunistische Internationale negen jaar (1919-1928). We beweren natuurlijk niet dat onze organisatie een rol heeft gespeeld die vergelijkbaar is met die van de arbeiders-internationales. Desalniettemin behoort de twintig jaar aan ervaring van de IKS geheel en al toe aan het proletariaat, waaruit onze organisatie net zo goed voortkwam als de internationales uit het verleden, en net als andere organisaties die momenteel kommunistische beginselen verdedigen. In die betekenis is het onze plicht, en dit jubileum stelt ons ook in de gelegenheid, om iets van de lering die we uit deze twee decennia van strijd hebben getrokken, over te dragen aan onze klasse.

De vergelijking van de IKS met de organisaties die voor de geschiedenis van de arbeidersbeweging het belangrijkst waren, met name de internationales, is onthutsend: terwijl die laatsten miljoenen, zelfs tientallen miljoenen arbeiders omvatten en beïnvloeden is de IKS wereldwijd alleen maar bekend bij een kleine minderheid van de arbeidersklasse. Deze situatie, die eveneens geldt voor al de andere revolutionaire organisaties, nopen ons tot bescheidenheid. Maar het mag er niet toe leiden dat we het werk onderschatten dat we tot stand brengen en het mag ons nog minder ontmoedigen. Sinds het proletariaat anderhalve eeuw geleden voor het eerst een rol begon te spelen op het sociale toneel heeft zijn historische ervaring laten zien dat de perioden waarin revolutionaire standpunten daadwerkelijke invloed hebben op de werkende massa’s betrekkelijk beperkt zijn gebleven. Bovendien is het op basis van dit gegeven dat de ideologen van de bourgeoisie beweren dat de proletarische revolutie niet meer dan een utopie is omdat de meeste arbeiders niet denken dat het noodzakelijk of mogelijk is. Dit verschijnsel, dat al duidelijk was toen er massale arbeiderspartijen bestonden, aan het begin van de twintigste eeuw, werd nog versterkt door de nederlaag van de revolutionaire golf die op de Eerste Wereldoorlog volgde.

Het proletariaat liet de bourgeoisie sidderen en die nam wraak door haar vijand aan de langste contra-revolutie van haar geschiedenis te onderwerpen. En de speerpunt van de contra-revolutie werd nu juist gevormd door díe organisaties – de socialistische en kommunistische partijen en de vakbonden – die de arbeidersklasse voor haar strijd had opgericht maar die waren overgegaan naar het burgerlijke kamp. De overgrote meerderheid van de socialistische partijen stond tijdens de oorlog al in dienst van de bourgeoisie, waarbij de arbeiders werden opgeroepen tot ‘nationale eenheid’, en in sommige landen namen ze zelfs deel aan de regeringen die de imperialistische slachtpartij hadden laten ontketenen. Vervolgens, toen de revolutionaire golf op gang kwam na de Oktoberrevolutie in Rusland in 1917, speelden diezelfde partijen de rol van beul voor de bourgeoisie, ófwel door moedwillig de beweging te saboteren zoals in Italië in 1920, ófwel door opdracht te geven tot moord op duizenden arbeiders en revolutionairen dan wel die zelf te organiseren, zoals in Duitsland in 1919. Later gingen de kommunistische partijen, die gesticht waren rond de fracties van de socialistische partijen die geweigerd hadden deel te nemen aan de imperialistische oorlogsinspanningen, en die het voortouw hadden genomen in de revolutionaire golf door zich te verenigen rond de Kommunistische Internationale (opgericht in 1919), dezelfde weg op als hun socialistische voorlopers. Uitgeput door de nederlaag van de wereldrevolutie en door de ontaarding van de revolutie in Rusland sloten zij zich in de jaren 1930 aan bij het kapitalistische kamp om de trouwste ronselaars te worden voor de Tweede Wereldoorlog in naam van het anti-fascisme en de ‘verdediging van het socialistische vaderland’. Nadat ze de voornaamste architecten waren geworden van de ‘verzets’-bewegingen tegen de Duitse en Japanse bezettingslegers zetten ze hun smerige werk voort door tijdens de wederopbouw van de in puin liggende kapitalistische economieën een meedogenloze controle uit te oefenen over de arbeiders.

Tijdens heel deze periode werd het bewustzijn van de arbeiders gesmoord door de geweldige invloed die de socialistische en ‘kommunistische’ partijen op de arbeidersklasse konden uitoefenen, die hen doordrenkte van chauvinisme, wegleidde van enig vooruitzicht op omverwerping van het kapitalisme, dit perspectief vermengde met de versterking van de democratische bourgeoisie, hen onderwierp aan de leugen dat de kapitalistische staten van het Oostblok de belichaming vormden van het ‘socialisme’. Tijdens deze “middernacht in de eeuw” kwamen de ware kommunistische krachten, die uit de ontaardende Kommunistische Internationale waren gejaagd, in een situatie van haast volledig isolement terecht voorzover ze niet daadwerkelijk werden uitgeroeid door de stalinistische of fascistische rentmeesters van de contra-revolutie. In de moeilijkste omstandigheden uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging was het een handvol militanten dat er in slaagde te ontsnappen aan de schipbreuk van de Kommunistische Internationale. Zij werkten voort aan de verdediging van kommunistische beginselen om de komende historische heropleving van het proletariaat voor te bereiden. Velen verloren het leven of waren zodanig uitgeput dat hun organisaties – de fracties en groepen van de Kommunistische Linkerzijde – verdwenen of anders aangetast raakten door verkalking.

De gruwelijke contra-revolutie die de arbeidersklasse verpletterde na haar glorieuze strijd volgend op de Eerste Wereldoorlog hield bijna veertig jaar aan. Maar toen het laatste vuur van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog was uitgedoofd en het kapitalisme aan het eind van de jaren 1960 weer werd geconfronteerd met de open crisis van zijn economie stak het proletariaat andermaal de kop op. Mei 1968 in Frankrijk, de ‘wilde Mei’ in Italië in 1969, arbeidersstrijd in de winter van 1970 in Polen en nog veel andere arbeidersstrijd in Europa en andere werelddelen: de contra-revolutie was voorbij. Het beste bewijs voor die fundamentele verandering van de historische koers bestond eruit dat in verschillende delen van de wereld groepen verschenen die zichzelf, zij het op vaak verwarde wijze, baseerden op de tradities en standpunten van de Kommunistische Linkerzijde. De IKS werd in 1975 opgericht als bundeling van krachten van een aantal van deze formaties die door de historische wederopstanding van het proletariaat waren voortgebracht. Het feit dat de IKS sindsdien niet alleen is blijven voortbestaan maar ook groeide en zijn afdelingen in aantal wist te verdubbelen getuigt van de historische wederopstanding van het proletariaat en het vormt tevens een belangrijke aanwijzing dat het proletariaat niet is verslagen en de historische koers nog altijd richting klassenconfrontaties gaat. Dit is de eerste les die moet worden getrokken uit het twintigjarig bestaan van de IKS, in tegenstelling tot het idee dat vele andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde delen die van mening zijn dat het proletariaat de contra-revolutie nog niet te boven is gekomen.

In de Internationale Revue, nr. 40, ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de IKS, trokken we een aantal lessen uit onze ervaring van de voorbije periode. We roepen ze hier kort in de herinnering om de nadruk te leggen op een aantal punten, die we toen maakten over de periode die volgde. Maar voordat we tot die beoordeling overgaan dienen we eerst in het kort terug te komen op de geschiedenis van de IKS. En voor lezers die niet bekend zijn met het artikel van tien jaar geleden nemen we uitgebreide uittreksels over waarin op deze geschiedenis wordt ingaan.

De oprichting van een internationale pool voor krachtenbundeling

De ‘voorgeschiedenis’ van de IKS

“De eerste georganiseerde uitdrukking van onze stroming verscheen in 1964 in Venezuela. Deze bestond uit heel jonge elementen die zich in de richting van klassenstandpunten ontwikkelden door discussies met een oudere kameraad die ervaring had als militant van de Kommunistische Internationale, in de linkerfracties die er aan het eind van de jaren 1920 van werden uitgesloten – met name de Linkerfractie van de Partito Comunista van Italië – en die deel uitmaakte van de Gauche Communiste de France tot aan de opheffing ervan in 1952. Deze kleine groep in Venezuela – die tussen 1964 en 1968 tien afleveringen uitbracht van haar blad Internacionalismo – beschouwde zichzelf onmiddellijk als politieke voortzetting van de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde, vooral die van de GCF. Dit kwam vooral tot uiting in een heel heldere verwerping van iedere politiek van steun aan de zogenaamde ‘nationale bevrijdingsstrijd’, een mythe die in de Latijns-Amerikaanse landen wijd verbreid was en die zwaar doorwoog op elementen die zich in de richting van klassenstandpunten probeerden te ontwikkelen. Het kwam ook tot uiting in een open houding tegenover, en het leggen van contact met andere kommunistische groepen – een houding waardoor eerder de Internationale Kommunistische Linkerzijde voor de oorlog was gekenmerkt net als de GCF later. Zo legde de groep Internacionalismo contacten, of probeerde contact te leggen en te discussiëren, met de Amerikaanse groep News and Letters [...] Met het vertrek van verschillende van deze elementen naar Frankrijk in 1967 en 1968 onderbrak deze groep verschillende jaren haar uitgaven alvorens Internacionalismo (nieuwe reeks) in 1974 begon te verschijnen en de groep één van de mede-oprichters van de IKS werd.

De tweede georganiseerde uitdrukking van onze stroming verscheen in Frankrijk aan de vooravond van de algemene staking van Mei 1968 die de historische wederopstanding van het wereldproletariaat na meer dan veertig jaar van contra-revolutie tekende. Er werd in Toulouse een kleine kern gevormd rond een militant van Internacionalismo. Deze kern nam actief deel aan de levendige discussies in het voorjaar van 1968, nam in juni een ‘beginselverklaring’ aan en gaf aan het eind van dat jaar de eerste aflevering uit van Révolution Internationale. Deze groep zette onmiddellijk de politiek van Internacionalismo voort van het leggen van contacten en het voeren van discussies met andere groepen van het proletarisch milieu zowel nationaal als internationaal. [...] Vanaf 1970 onderhield het nauwere betrekkingen met twee groepen die er in slaagden te ontsnappen aan de algemene ontbinding van het radenistische milieu na Mei 1968: de Organisation Conseilliste de Clermont Ferrand en Cahiers du Communisme de Conseil (Marseille), na een poging tot discussie met de Groupe de Liaison pour l’Action des Travailleurs (GLAT) waaruit bleek dat deze groep steeds verder van het marxisme afdreef. Discussie met de eerste twee groepen daarentegen bleek veel vruchtbaarder en na een hele reeks van bijeenkomsten waarin de basisstandpunten van de Kommunistische Linkerzijde stelselmatig waren doorgenomen kwamen Révolution Internationale, de Organisation Conseilliste de Clermont Ferrand en Cahiers du Communisme de Conseils in 1972 bijeen rond een platform dat een meer precieze en gedetailleerde versie was van de beginselverklaring van Révolution Internationale uit 1968. Deze nieuwe groep gaf de Revue Internationale uit en een Bulletin d’Etude et de Discussion en kwam in het centrum te staan van een heel werk van het onderhouden van internationale contacten en discussie in Europa tot aan de oprichting van de IKS tweeëneenhalf jaar later.

Op het Amerikaanse continent lieten de discussies die Internacionalismo gevoerd had met News and Letters in de Verenigde Staten enige sporen na en in 1970 werd er in New York een groep opgericht (deels bestaande uit voormalige leden van News and Letters) rond een oriëntatietekst met dezelfde basisstandpunten als die van Internacionalismo en Révolution Internationale. [...] De nieuwe groep begon Internationalism uit te geven en net als zijn voorlopers knoopte zij discussies aan met andere kommunistische groepen. Zo onderhield ze contact en voerde discussie met Root and Branch in Boston, een groep die geïnspireerd werd door de radenistische ideeën van Paul Mattick, maar die niet erg vruchtbaar bleken doordat de groep uit Boston steeds meer tot een club in marxologie werd. In 1972 stuurde Internationalism een voorstel tot internationale correspondentie naar een twintigtal groepen, en wel in de volgende bewoordingen:

“[...] Tegelijk met de toenemende activiteit van de arbeidersklasse is er het aantal revolutionaire groepen met een internationalistisch kommunistisch perspectief aanzienlijk toegenomen. Jammer genoeg werden de contacten en briefwisselingen tussen deze groepen grotendeels aan het toeval overgelaten en bleven ze onregelmatig. Internationalism doet het volgende voorstel om contacten en briefwisselingen tussen groepen met een internationalistisch en kommunistisch perspectief  regelmaat te geven en uit te breiden [...]”

In haar positieve antwoord schreef Révolution Internationale:

“Net als jullie voelen ook wij de noodzaak daartoe en de activiteiten van onze groepen dienen een net zo internationaal karakter te dragen als de huidige strijd van de arbeidersklasse. Daarom hebben we per brief of direct contact onderhouden met een aantal Europese groepen waarnaar jullie voorstel gestuurd werd. [...] We denken dat jullie initiatief het mogelijk zal maken om de aard van deze contacten te verbreden en om op zijn minst de verschillende standpunten beter bekend te maken. We denken ook dat het vooruitzicht op een toekomstige internationale conferentie het logische vervolg is op het aangaan van deze politieke briefwisseling. [...]

In haar antwoord benadrukte Révolution Internationale de noodzaak om te werken in de richting van internationale conferenties van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde, zonder daarmee haast te maken: een dergelijke conferentie zou moeten worden gehouden na een periode van briefwisseling. Dit voorstel was in continuïteit met de herhaalde voorstellen die zij had gedaan (in 1968, 1969 en 1971) aan de Partito Comunista Internazionalista (Battaglia Comunista) om tot dergelijke conferenties op te roepen, omdat op dat moment deze organisatie de belangrijkste en meest serieuze groep was in het kamp van de Kommunistische Linkerzijde in Europa (naast de PCI – Programma Comunista, die zichzelf koesterde in haar schitterend isolement). Maar ondanks de open en broederlijke houding van Battaglia waren die voorstellen telkens verworpen [...].”

Uiteindelijk leidden het initiatief van Internationalism en het voorstel van Révolution Internationale in 1973 en 1974 tot het houden van een reeks van conferenties en bijeenkomsten in Engeland en Frankrijk waarin een proces van verheldering en schifting op gang kwam, met name door de ontwikkeling van de Britse groep World Revolution (die voortkwam uit een splitsing binnen Solidarity) in de richting van de standpunten van Révolution Internationale en Internationalism. World Revolution gaf de eerste aflevering van haar tijdschrift uit in mei 1974. Maar dit proces van verheldering en schifting legde vooral de basis voor de oprichting van de IKS in januari 1975. Tijdens deze periode had Révolution Internationale het werk voortgezet van internationale discussie en briefwisseling, niet alleen met georganiseerde groepen maar ook met geïsoleerde elementen die haar pers lazen en met haar standpunten sympathiseerden. Dit werk leidde tot de oprichting van kleine kernen in Spanje en Italië rond dezelfde standpunten en die in 1974 aanvingen Acción Proletaria en Rivoluzione Internazionale uit te geven.

Zo waren tijdens de conferentie van januari 1975 Internacionalismo, Révolution Internationale, Internationalism, World Revolution, Acción Proletaria en Rivoluzione Internazionale aanwezig, die de politieke oriëntaties deelden die sinds 1964 door Internacionalismo waren ontwikkeld. Eveneens aanwezig waren Revolutionary Perspectives (dat had deelgenomen aan de conferenties van 1973-1974), de Revolutionary Workers’ Group of Chicago (waarmee Révolution Internationale en Internationalism discussies waren begonnen in 1974) en Pour Une Intervention Communiste (dat het blad Jeune Taupe uitgaf en dat was opgericht door kameraden die in 1973 Révolution Internationale verlieten [...]. Wat betreft de groep Workers’ Voice, die actief deelnam aan de conferenties van het voorafgaande jaar, het sloeg de uitnodiging voor deze conferentie af omdat het overwoog dat Révolution Internationale, World Revolution, enzovoort, burgerlijke groepen waren (!) vanwege het standpunt dat de meerderheid van hun militanten innam in het vraagstuk van de staat in de overgangsperiode van kapitalisme naar kommunisme [...]

Dit vraagstuk stond op de agenda van de conferentie van januari 1975... Maar het werd niet bediscussieerd tijdens de conferentie waar de noodzaak werd ingezien om zoveel mogelijk tijd en aandacht te besteden aan de vraagstukken die toen van veel meer belang waren:

— de analyse van de internationale situatie;

— de taken van revolutionairen daarin;

— de organisatie van de internationale stroming.

Uiteindelijk besloten de zes groepen waarvan de platformen waren gebaseerd op dezelfde oriëntaties zich te verenigen in één enkele organisatie met een internationaal centraal orgaan en een driemaandelijkse revue uit te geven in drie talen – Engels, Frans en Spaans [...] – dat de rol ging vervullen van het Bulletin de’Etude et de Discussion van Révolution Internationale. De IKS was opgericht. Zoals in de inleiding tot de eerste aflevering van de Internationale Revue werd gesteld was “een grote stap voorwaarts zojuist gezet”. De oprichting van de IKS vormde het hoogtepunt van een heel werk van contacten, discussies en confrontaties tussen de verschillende groepen die waren voortgebracht door het historisch ontwaken van de klassenstrijd. [...] Maar vooral werd zo de grondslag gelegd voor het komende, nog omvangrijker werk.”

De eerste tien jaar van de IKS: het verstevigen van een internationale pool

“Dit werk is voor onze lezers zichtbaar in de Internationale Revue en onze territoriale pers en het bevestigt wat we schreven in de inleiding bij de Internationale Revue, Engels- en Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 1:

“Sommigen zullen in overweging nemen dat de uitgave van de Revue een voorbarige actie behelst. Niets daarvan. We hebben niets gemeen met luidruchtige activisten waarvan de activiteit gegrondvest is in een voluntarisme dat net zo opgewonden als oppervlakkig is.” (1)

In de tien jaren van haar bestaan is de IKS natuurlijk vele moeilijkheden tegengekomen en moest zij vele zwakheden overwinnen, waarvan de meeste samenhingen met de breuk in de organische continuïteit met de kommunistische organisaties uit het verleden, aan het verdwijnen of de verkalking van de linkerfracties die zichzelf losmaakten uit de ontaardende Kommunistische Internationale. Zij moest ook strijd leveren tegen de verderfelijke invloed van de ontbinding en revolte van de intellectuele kleinburgerij, een invloed die na 1968 en de periode van de studentenbewegingen bijzonder sterk was. Deze moeilijkheden en zwakheden kwamen bijvoorbeeld tot uiting in verschillende splitsingen – en vooral door de belangrijke uitbarstingen die in 1981 plaatsvonden, in de IKS zowel als in het revolutionaire milieu als geheel, en dat leidde tot het verlies van de helft van onze afdeling in Groot-Brittannië. Tegenover de problemen van 1981 moest de IKS zelfs een buitengewone conferentie organiseren in januari 1982 om haar programmatische basis opnieuw vast te leggen en te preciseren, in het bijzonder in verband met de functie en structuur van de revolutionaire organisatie. Ook konden enkele van de doelen die de IKS zichzelf had gesteld niet worden bereikt. De distributie van onze pers bijvoorbeeld bleef ten achter bij wat we hadden gehoopt. [...]

Wanneer we echter een algemene balans opmaken van de laatste tien jaar, dan is het een duidelijk positieve. Dat is des te meer waar in vergelijking met andere kommunistische organisaties die na 1968 bestonden. Zo zijn de groepen van de radenistische stroming, zelfs degenen die probeerden zichzelf open te stellen voor internationaal werk zoals Informations et Correspondence Ouvrière (ICO), verdwenen dan wel in slaap gevallen: de GLAT, ICO, de Situationistische Internationale, de Spartacusbond, Root and Branch, PIC, de radenistische groepen van het Scandinavische milieu... de lijst is lang en hier zeker niet uitputtend. Voor wat betreft de organisaties die voortkwamen uit de Italiaanse Linkerzijde en die zichzelf allemaal uitriepen tot dé Partij, ze zijn niet uit hun provincialisme losgekomen of uiteengevallen en ontaard in een ultra-linkse praktijk zoals Programma (2), ofwel ze imiteren momenteel, op een kunstmatige en verwarde wijze, datgene wat de IKS tien jaar daarvoor deed, zoals het geval is met Battaglia en de Communist Workers’ Organisation. Nadat de zogenaamde Internationale Kommunistische Partij als een kaartenhuis ineen in gestort, na het fiasco van de Fomento Obrero Revolucionario (FOR) in de Verenigde Staten (de FOCUS-groep), is de IKS nog de enige kommunistische organisatie die werkelijk op internationale schaal vertegenwoordigd is.

Sinds de oprichting in 1975 heeft de IKS niet alleen haar oorspronkelijke territoriale afdelingen versterkt maar ook wortel geschoten in andere landen. Het werk van het opnemen en onderhouden van contacten, het voeren van discussie en bundeling van krachten op internationale schaal leidde tot de oprichting van nieuwe IKS-afdelingen:

– 1975: oprichting van de afdeling in België die in twee talen (Frans en Nederlands) een tijdschrift uitgaf, momenteel een krant, Internationalisme, en die de kloof opvult die ontstond door het verdwijnen in de periode na de Tweede Wereldoorlog van de Belgische Fractie van de Internationale Kommunistische Linkerzijde.

– 1977: oprichting van de kern in Nederland, die de uitgave begon van het tijdschrift Wereldrevolutie. Dit was bijzonder belangrijk in een land dat het thuisland van het radenisme was.

– 1978: oprichting van de afdeling in Duitsland die de uitgave begon van de Internationale Revue in het Duits en het jaar daarop van het territoriale tijdschrift Weltrevolution. De aanwezigheid van een kommunistische organisatie in Duitsland is vanzelfsprekend van het grootste belang door de plaats die het Duitse proletariaat in de geschiedenis heeft ingenomen en in de rol die het in de toekomst weer zal gaan spelen.

– 1980: oprichting van de afdeling in Zweden die het tijdschrift Internationell Revolution uitgeeft [...]

Wanneer we het contrast benadrukken tussen de betrekkelijke succes van onze stroming en de mislukking van andere organisaties dan is het omdat dit de geldigheid duidelijk maakt van de oriëntaties die we naar voren hebben gebracht in twintig jaar van werk voor krachtenbundeling van revolutionairen, voor de uitbouw van een kommunistische organisatie. Het is onze verantwoordelijkheid om deze oriëntaties duidelijk te maken voor het kommunistische milieu als geheel.”

De belangrijkste lering uit de eerste tien jaar van de IKS

“De grondslagen van waarop onze stroming dit werk van krachtenbundeling heeft ondernomen, zelfs voorafgaand aan haar formele oprichting, zijn niet nieuw. In het verleden vormden ze altijd de pilaren voor dit soort van werk. We kunnen ze als volgt samenvatten:

— de noodzaak om revolutionaire activiteit te baseren op de verworvenheden uit het verleden van vroegere kommunistische organisaties; de huidige organisatie te zien als een schakel in de keten van vroegere en toekomstige organen van de klasse;

— de noodzaak om kommunistische standpunten en analyses niet als een dood dogma te beschouwen maar als een levend programma dat voortdurend wordt verrijkt en uitgediept;

— de noodzaak om gewapend te zijn met een heldere en stevige opvatting over de revolutionaire organisatie, van zijn structuur en functie binnen de klasse.”

Deze lering die we tien jaar geleden trokken (en die verder is uitgewerkt in de Internationale Revue, Engels-, Frans-, en Spaanstalige uitgave, nr. 40, waarnaar we onze lezers graag verwijzen) blijft momenteel natuurlijk geldig en onze organisatie streeft er voortdurend naar om ze in praktijk om te zetten. Maar terwijl tijdens de eerste tien jaar van haar bestaan haar centrale taak bestond uit het bouwen van een internationale pool voor de bundeling van revolutionaire krachten, bestond in de daaropvolgende periode haar belangrijkste verantwoordelijkheid uit het doorstaan van een aantal vuurproeven die voortkwamen uit de uitbarstingen die zich voordeden in met name de internationale situatie.

Vuurproeven

Tijdens het Zesde Congres van de IKS dat in november 1985 werd gehouden, enkele maanden na het tienjarig jubileum van de IKS schreven we:

“Aan het begin van de jaren 1980 werden deze door de IKS gekarakteriseerd als “de jaren der waarheid”; jaren waarin de belangrijkste inzet voor het geheel van de maatschappij in al zijn omvang zou worden blootgelegd. Halverwege dit decennium heeft de ontwikkeling van de internationale situatie deze analyse volledig bevestigd:

— door een nieuwe verergering van de stuiptrekkingen van de wereldeconomie die te voorschijn kwam vanaf het begin van de jaren 1980 in de ernstigste recessie sinds de jaren 1930;

— door de verscherping van de spanningen tussen de imperialistische blokken in dezelfde periode en die tot uiting kwam in een aanzienlijke toename van de militaire uitgaven en in de ontwikkeling van oorverdovende oorlogscampagnes met Reagan, het hoofd van het machtigste blok, als spreekbuis;

— door de heropleving van de klassenstrijd in de tweede helft van 1983 na een tijdelijke teruggang van 1981 tot 1983 net voor en vooral na de onderdrukking van de arbeiders in Polen. Deze heropleving werd gekenmerkt door een tot op heden ongekende gelijktijdigheid van de strijd in vooral de vitale centra van het kapitalisme en van de arbeidersklasse in West-Europa.” (Resolutie over de internationale situatie, Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 44; en Wereldrevolutie, nr. 28).

Dit raamwerk bleek geldig tot aan het einde van de jaren 1980 hoewel de bourgeoisie alles deed wat in haar vermogen lag om het ‘herstel’ van 1983 tot 1990, dat wil zeggen op basis van het in diepe schulden verzinken van wereldmacht nummer één, voor te stellen als het ‘definitieve einde’ van de crisis. Feiten zijn, zoals Lenin zei, koppig, en omdat sinds het begin van de jaren 1990 de kunstjes van het kapitalisme leidden tot een open recessie die nog langer en brutaler was dan de voorafgaande werd de euforie van de gemiddelde bourgeois omgezet in diepgaande somberheid.

Met de golf van arbeidersstakingen, die met momenten van teruggang en momenten van grotere intensiteit in 1983 begon en die tot 1989 standhield, werd de bourgeoisie eveneens gedwongen om allerlei vormen van basis-syndicalisme naar voren te schuiven (zoals ‘coördinaties’) om de toenemende ongeloofwaardigheid van de officiële vakbondsstructuren op te vangen.

Maar één aspect van dit raamwerk werd in 1989 op dramatische wijze ter discussie gesteld; dat van de imperialistische conflicten. Niet dat de marxistische theorie plotseling fout bleek doordat dergelijke conflicten te boven werden gekomen, maar het was veeleer doordat één van de twee belangrijkste protagonisten van zulke conflicten, het Oostblok, op dramatische wijze ineenstortte. Wat we de jaren der waarheid hadden genoemd bleek fataal voor een abnormaal regime, dat opgebouwd was op de ruïne van de revolutie van 1917, net als voor het blok dat het overheerste. Een historische gebeurtenis van een dergelijke draagwijdte die de wereldkaart veranderde schiep een nieuwe, in de geschiedenis ongekende situatie op het vlak van de imperialistische conflicten. Deze namen tot dan toe ongekende vormen aan en revolutionairen hebben een verantwoordelijkheid om die te begrijpen en te analyseren.

Tegelijkertijd deelden deze stuiptrekkingen, waardoor vooral de landen werden getroffen die zichzelf voordeden als ‘socialistisch’, een harde klap uit tegen het bewustzijn en de strijdbaarheid van de arbeidersklasse die de ergste teruggang doormaakten sinds de historische heropleving aan het eind van de jaren 1960.

De internationale situatie van de laatste tien jaren dwong de IKS dus de volgende uitdagingen aan te gaan:

— een actieve factor te vormen in de klassenstrijd die plaatsvond tussen 1983 en 1989;

— de betekenis te begrijpen van de gebeurtenissen van 1989 en de gevolgen daarvan op het vlak van de imperialistische conflicten en op dat van de klassenstrijd;

— meer in het algemeen het raamwerk te ontwikkelen voor het begrip van de periode in de geschiedenis van het kapitalisme waarvan de ineenstorting van het Oostblok de eerste grote manifestatie was.

Een actieve factor in de klassenstrijd

Na het Zesde Congres van de afdeling in Frankrijk (de grootste afdeling van de IKS), dat in 1984 werd gehouden, en het Zesde Congres van de IKS stond dit vraagstuk bovenaan de agenda. Maar de inspanning die onze internationale organisatie maandenlang deed om haar verantwoordelijkheden tegenover de klasse op te nemen botste op de vasthoudendheid binnen haar gelederen waarmee de functie van de revolutionaire organisatie werd onderschat als actieve factor in de klassenstrijd. De IKS identificeerde deze opvattingen als het resultaat van een centristisch afglijden in de richting van het radenisme. Dit was vooral het product van de historische omstandigheden waarin zij was gesticht doordat onder de groepen en elementen die aan de oprichting deelnamen er een sterk wantrouwen bestond tegenover alles wat op stalinisme leek. In overeenstemming met het radenisme neigden deze elementen er toe om het stalinisme, de opvattingen van Lenin over het organisatievraagstuk, en zelfs het hele idee van de proletarische partij op één grote hoop te gooien. In de jaren 1970 had de IKS een kritiek gemaakt van de stalinistische opvattingen maar was daarin niet ver genoeg gegaan hetgeen op sommige delen van de organisatie bleef doorwegen. Toen aan het eind van 1983 de strijd tegen de overblijfselen van het radenisme begon weigerden een aantal kameraden de realiteit van hun radenistische zwakheden onder ogen te zien en beeldden zij zich in dat de IKS een ‘heksenjacht’ was begonnen. Om de gestelde problemen te ontlopen, dat van centrisme naar radenisme, ‘ontdekten’ ze dat centrisme in de vervalperiode van het kapitalisme niet langer kan bestaan (3). Bovenop dit politieke onbegrip kwam bij deze kameraden, meest intellectuelen die niet bereid waren kritiek te aanvaarden, een gevoel van gekrenkte trots en ontwikkelden ze ‘solidariteit’ met hun vrienden waarvan ze vonden dat die oneerlijk waren ‘aangevallen’. Zoals we uiteenzetten in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgaven, nr. 45, vormde dit een soort van herhaling van het Tweede Congres van de Sociaal-democratische Arbeiderspartij van Rusland, waarin, door centrisme op het organisatorische vlak en door het gewicht van de kliekjesgeest – wat betekende dat gevoelsverwantschap de overhand kreeg over politieke betrekkingen – de Mensjewieken afsplitsten. De ‘tendens’ die werd gevormd sloeg tijdens het Zesde Congres van de IKS dezelfde weg in om vervolgens een nieuwe organisatie op te richten, de Externe Fractie van de IKS (EFIKS). Toch is er een groot onderscheid tussen de fractie van de Mensjewiki en die van de EFIKS. De eerste vaarde wel bij het bijeenbrengen van de meest opportunistische stromingen van de Russische sociaal-democratie en eindigde in het burgerlijke kamp, terwijl de EFIKS ineenstortte, zich steeds meer gedeisd hield en haar publicatie, International Perspectives, met steeds groter tussenpozen uitgaf. Uiteindelijk verwierp de EFIKS het platform van de IKS, hoewel voor haar oprichting als belangrijkste reden de verdediging was opgegeven van dit platform, dat volgens hen door de ontaardende IKS geleidelijk werd verraden.

Terwijl IKS tegelijkertijd intern tegen de overblijfselen van het radenisme streed nam zij actief deel aan de strijd van de arbeidersklasse zoals blijkt uit onze territoriale pers uit die periode. Ondanks haar geringe krachten was onze organisatie aanwezig in de verschillende gevechten. Zij verspreidde niet alleen haar pers en vlugschriften, maar nam waar mogelijk ook direct deel aan de arbeidersvergaderingen om de noodzaak te verdedigen tot uitbreiding van de strijd en van arbeiderscontrole erover buiten de verschillende vakbondsvormen om; de ‘officiële’ vakbeweging en de ‘vakbondsbasis’. In Italië, tijdens de onderwijsstaking in 1987, had de tussenkomst van onze kameraden een niet geringe invloed binnen de COBAS, (basis-comités) waar ze actief waren voordat deze met de teruggang van de beweging werden overgenomen door de ‘basis’-vakbonden. Een van de beste aanwijzingen dat onze standpunten in deze periode invloed onder de arbeiders begonnen uit te oefenen was dat de IKS voor sommige van de ultra-linkse groepen een bijzonder object van haat begon te worden. Dit was vooral het geval in Frankrijk waar ten tijde van de spoorwegstaking aan het einde van 1986 en van de staking in de gezondheidszorg in de herfst van 1988 de trotskistische groep Lutte ouvrière haar ‘gespierde mannen’ op de been bracht om onze militanten te beletten het woord te voeren in de vergaderingen waartoe was opgeroepen door de ‘coördinaties’. Tevens namen IKS-militanten actief deel aan meerdere strijdgroepen, en vaak vormden ze er de ziel van, die arbeiders bijeenbrachten die de noodzaak aanvoelden om buiten de vakbonden om bijeen te komen om de strijd voort te stuwen.

We moeten de invloed die revolutionairen, en onze organisatie in het bijzonder, op de arbeidersstrijd tussen 1983 en 1989 uitoefenden, natuurlijk niet ‘overdrijven’. De beweging bleef in het algemeen gevangen binnen de vakbondsideologie, waarbij de ‘basis’-versie het dirigeerstokje van de officiële vakbonden overnam zodra die al te ongeloofwaardig werden. Onze invloed gold bijzondere momenten en was hoe dan ook beperkt door onze nog altijd geringe krachten. Maar de lering die we uit deze ervaring moeten trekken is dat wanneer de strijd tot ontwikkeling komt revolutionairen een echo vinden als ze erbij zijn omdat de standpunten die ze verdedigen een antwoord geven op de vragen die de arbeiders zich stellen. En daartoe is het geenszins nodig dat zij ‘hun vlag verbergen’ of de geringste toegeving doen aan de illusies die nog altijd kunnen doorwegen op het bewustzijn van de arbeiders, vooral in het vraagstuk van de vakbeweging. Dit is een geldige les voor alle revolutionaire groepen die vaak worden verlamd zodra ze worden geconfronteerd met de strijd omdat daarin nog niet de kwestie wordt gesteld van de omverwerping van het kapitalisme en ze zich bijgevolg verplicht voelen om met ‘basis’-structuren te werken om ‘gehoor’ te vinden en daarmee juist geloofwaardigheid verlenen aan die kapitalistische organen.

Het belang van de gebeurtenissen uit 1989

Net zo goed als het de verantwoordelijkheid van revolutionairen is om ‘op de vloer’ aanwezig te zijn als er arbeidersstrijd wordt geleverd, zo dienen ze ook voortdurend in staat te zijn om de arbeidersklasse als geheel een duidelijk raamwerk van analyse te bieden over wat er in de wereld aan de hand is.

Een belangrijk onderdeel van deze taak bestaat uit het begrijpen van de innerlijke economische tegenstellingen die het kapitalistische systeem aantasten. Revolutionaire groepen die niet in staat blijken om het onoplosbaarheid aan te tonen van de crisis waarin het systeem verdrinkt laten daarmee zien dat ze de marxistische traditie waarop ze zich beroepen niet hebben begrepen en dat ze nutteloos zijn van de arbeidersklasse. Dat is het geval met bijvoorbeeld een groep als Fomento Obrero Revolucionario (FOR) die zelfs weigerde te erkennen dat er een crisis was. Haar blik was zozeer gericht op de bijzondere karaktertrekken van de crisis van 1929 dat ze jarenlang de hele bewijslast naast zich neerlegden... totdat zij in het niets verdween.

De revolutionairen dienen ook in staat te zijn de afzonderlijke stappen te beoordelen die de beweging van de klasse heeft gezet; de ogenblikken te onderkennen wanneer het vooruitgaat maar ook die van teruggang. Deze taak bepaalt de aard van de tussenkomst onder de arbeiders want als de beweging voorwaarts gaat is het hun verantwoordelijkheid die zover mogelijk voort te stuwen en vooral tot uitbreiding op te roepen. Bij een teruggang komt een oproep to strijd er op neer hen aan te zetten tot geïsoleerde strijd en een oproep tot uitbreiding komt dan neer op een uitbreiding... van de nederlaag. Heel vaak is het juist op zulke momenten dat de vakbonden tot uitbreiding oproepen.

Tenslotte vormt ook het volgen en begrijpen van de verschillende imperialistische conflicten voor kommunisten een verantwoordelijkheid van de bovenste plank. Een vergissing op dit vlak kan dramatische gevolgen hebben. Aan het eind van de jaren 1930 bijvoorbeeld geloofde de meerderheid van de Italiaanse Kommunistische Fractie, met Vercesi als gangmaker op kop, dat de verschillende oorlogen in die periode, met name de oorlog in Spanje, geenszins een algemeen conflict inleidden. Het uitbreken van de Wereldoorlog in september 1939 sloeg de Fractie volledig kreupel en het duurde verscheidene jaren voordat deze in staat was weer actief te worden in het zuiden van Frankrijk en militant werk te beginnen.

Voor wat betreft de huidige periode was het buitengewoon belangrijk om helder te zijn over de gebeurtenissen die plaatsvonden in de zomer en herfst van 1989 in de landen van het Oostblok. De IKS zelf kwam in het midden van de zomer, als het doorgaans ‘komkommertijd’ is, op de been om de gebeurtenissen te begrijpen toen Solidarnosc in Polen in de regering kwam (4). Zij nam het standpunt in dat de gebeurtenissen in Polen er een teken waren dat al de Europese stalinistische regimes aan het begin stonden van een crisis van ongekende diepgang: “Het vooruitzicht voor al de stalinistische regimes is... geenszins een ‘vreedzame democratisering’ of een ‘herstel’ van de economie. Met de verscherping van de wereldcrisis van het kapitalisme staan deze landen aan het begin van een periode van opschudding, van zelfs in hún verleden, dat ‘rijk’ is aan geweldadige uitbarstingen, ongekende omvang” (Internationale Revue, Engels-, Frans en Spaanstalige uitgave, nr. 59, Kapitalistische uitbarstingen en arbeidersstrijd). Dit idee werd verder uitgewerkt in de Stellingen over de economische en politieke crisis in de Sovjet-Unie en de landen van het Oostblok, opgesteld op 15 september (bijna twee maanden voor de val van de Berlijnse muur) en door de IKS aangenomen in het begin van oktober. In deze stellingen lezen we:

“[...] omdat de gewapende macht nagenoeg de enige samenbindende factor binnen het Russische blok is, dreigt elke politiek die dit feit naar de achtergrond wil drukken automatisch het bestaan van het blok. Nu al is het Oostblok in een vergaande staat van ontwrichting. Bijvoorbeeld, de schelpartijen die worden uitgewisseld tussen Oost-Duitsland en Hongarij, tussen ‘reformistische’ en ‘conservatieve’ regeringen, zijn niet alleen verlakkerij. Het laat de groter wordende kloof zien die tussen de verschillende nationale bourgeoisieën bestaan. In dit gebied zijn de middelpuntvliedende tendensen zo sterk dat ze aan de controle ontsnappen zodra ze daartoe te kans krijgen. [...]

We vinden eenzelfde verschijnsel in de republieken aan de rand van de Sovjet-Unie. Deze regio’s zijn min of meer koloniën van het tsaristische en zelfs stalinistische Rusland (zoals de Baltische republieken, die in 1939, onder het Duits-Russische pact, geannexeerd werden). Maar in tegenstelling tot andere grootmachten is Rusland nooit in staat geweest te dekoloniseren, omdat dat het verlies van iedere controle over deze gebieden, waarvan sommige van vitaal belang zijn voor de economie, zou betekenen. De nationalistische bewegingen die nu profiteren van het verslappen van het centrale gezag van de partij, ontwikkelen zich meer dan een halve eeuw later dan de bewegingen die de Britse en Franse rijken troffen; hun dynamiek gaar naar afscheiding van Rusland. [punt 18]. [...]

Maar hoe de situatie in het Oostblok zich ook ontwikkelt, de gebeurtenissen van dit moment betekenen de historische crisis van het systeem, de definitieve ineenstorting van het stalinisme [...] In deze landen is een periode van ongekende instabiliteit, stuiptrekkingen en chaos begonnen, waarvan de gevolgen veel verder reiken dan haar grenzen. Met name de voortgaande verzwakking van het Russische blok zal de deur openzetten voor destabilisatie van het hele systeem van internationale betrekkingen en imperialistische constellaties, zoals dat bestaan heeft sinds de Tweede Wereldoorlog en de Yalta-overeenkomsten. [punt 20]” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 60; Nederlandstalige uitgave, nr. 12).

Enkele maanden later (in januari 1990) werd dit laatste idee nauwkeuriger geformuleerd:

“De geo-politieke samenstelling van de wereld zoals die sinds de Tweede Wereldoorlog in stand bleef is volledig ondersteboven gegooid door de gebeurtenissen in de tweede helft van 1989. Er bestaan niet langer twee imperialistische blokken die de wereld onder elkaar verdelen. Het is overduidelijk [...] dat het Oostblok niet langer bestaat [...].

Betekent het verdwijnen van het Oostblok dat het kapitalisme niet langer zou zijn onderworpen aan imperialistische confrontaties? Een dergelijke hypothese is volkomen vreemd aan het marxisme [...] De ineenstorting van dit blok kan momenteel op geen enkele wijze een nieuwe geloofwaardigheid verlenen aan een dergelijke analyse: deze ineenstorting zal uiteindelijk het uiteenvallen met zich meebrengen van het Westerse Blok [...] Het verdwijnen van de Russische imperialistische politieagent en de komende verdwijning van de Amerikaanse politieagent, waar het zijn voormalige ‘partners’ betreft, opent de deur voor de ontketening van een hele reeks van locale rivaliteiten. Voorlopig kunnen deze rivaliteiten niet ontaarden in een wereldoorlog [...] Maar met het verdwijnen van de discipline die door de blokken werd opgelegd neigen deze conflicten ertoe vaker uit te breken en gewelddadiger te worden, en vanzelfsprekend vooral in die gebieden waar het proletariaat het zwakst is [...]

Het verdwijnen van de twee belangrijkste imperialistische constellaties die voortkwamen uit de Tweede Wereldoorlog brengt de tendens met zich mee naar de vorming van twee nieuwe blokken. Maar die situatie staat nog niet op de dagorde.” (Internationale Revue, Engels- Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 61, Na de ineenstorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos).

De gebeurtenissen sindsdien, vooral de crisis en de oorlog in de Golf in 1990-1991, hebben onze analyse enkel bevestigd (5). Momenteel vormt de hele wereldsituatie, en vooral wat er gebeurt in voormalig Joegoslavië, een verpletterend bewijs voor het volledig verdwijnen van alle imperialistische blokken, terwijl sommige Europese landen, vooral Frankrijk en Duitsland, moeizaam proberen om de vorming van een nieuw blok, gebaseerd op de Europese Economische Gemeenschap, te bevorderen, en dat in staat zou moeten zijn om in te gaan tegen de macht van de Verenigde Staten.

Ook met betrekking tot de ontwikkeling van de klassenstrijd werd in de Stellingen van 1989 stelling genomen:

“Zelfs in zijn doodsstrijd verleent het stalinisme nog een laatste dienst aan de heerschappij van het kapitaal: terwijl het tot ontbinding komt verpest zijn kadaver nog steeds de lucht die het proletariaat inademt. [...] We moeten dan ook een tijdelijke teruggang verwachten in het bewustzijn van het proletariaat. [...] Vooral de reformistische ideologie zal in de komende periode zwaar doorwegen op de strijd en dit zal het ingrijpen van de vakbonden veel gemakkelijker maken.

Gegeven het historisch belang van de gebeurtenissen die haar bepalen zal de huidige teruggang van het proletariaat – hoewel dit de historische koers niet ter discussie stelt, het algemene vooruitzicht op klassenconfrontaties – veel diepgaander zijn dan die welke gepaard ging met de nederlaag van 1981 in Polen” (punt 22).

Nogmaals, de laatste vijf jaren hebben deze voorspelling overduidelijk laten uitkomen. Sinds 1989 zijn we getuige geweest van de belangrijkste teruggang van de arbeidersklasse sinds de historische wederopstanding aan het eind van de jaren 1960. Revolutionairen moesten op deze omstandigheden zijn voorbereid om hun tussenkomst dienovereenkomstig te kunnen aanpassen en vooral niet ‘het kind met het badwater weg te gooien’ door de lange teruggang te houden voor een definitief onvermogen om strijd te leveren tegen het kapitalisme of die verder tot ontwikkeling te brengen. In het bijzonder mogen de tekenen van hernieuwde strijdbaarheid van de arbeiders, vooral in de herfst van 1992 in Italië en in de herfst van 1993 in Duitsland (zie Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 72 en 75) nóch worden overschat (gezien de omvang van de proletarische teruggang), nóch onderschat, omdat ze de voorlopers zijn van een onvermijdelijke herstel van de strijd en ontwikkeling van klassenbewustzijn in al de geïndustrialiseerde landen.

Het marxisme is een wetenschappelijke methode. Maar in tegenstelling tot de natuurwetenschappen kan het zijn theorieën niet verifiëren in de omstandigheden van een laboratorium of door zijn observatietechnologie te verbeteren. Het ‘laboratorium’ van het marxisme bestaat uit de sociale werkelijkheid en het toont zijn geldigheid aan door zijn vermogen om de ontwikkeling van die werkelijkheid te voorzien. Het feit dat de IKS in staat was om vanaf eerst de symptomen van de ineenstorting van het Oostblok de belangrijkste gebeurtenissen die de wereld in de vijf daaropvolgende jaren door elkaar schudden te voorspellen kan niet worden afgedaan als een bijzondere begaafdheid voor het lezen van koffiedik of astrologische tabellen. Het is gewoonweg een bewijs van het vasthouden door de IKS aan de marxistische methode, en dat is verantwoordelijk voor de juistheid van onze voorspellingen.

Dit gezegd hebbende volstaat het niet zichzelf tot marxist uit te roepen om de methode met goed gevolg te kunnen hanteren. Ons vermogen om snel te begrijpen wat in de wereldsituatie op het spel stond volgt uit de toepassing van de methode die we overnamen van Bilan, wat we tien jaar geleden omschreven als één van de belangrijkste lessen uit onze ervaring: de noodzaak de verworvenheden uit het verleden goed vast te houden, de noodzaak om kommunistische standpunten en analyses te zien als een levend programma, niet een dood dogma.

De Stellingen van 1989 begonnen in de eerste tien punten met het bevestigen van het raamwerk dat onze organisatie had aangenomen in het begin van de jaren 1980, na de gebeurtenissen in Polen, om de karakteristieken te begrijpen van de landen van het Oostblok. Het was deze analyse die ons in staat stelde aan te tonen dat de stalinistische regimes van het Oostblok aan hun eind waren gekomen. En het was een veel oudere verworvenheid van de arbeidersbeweging (vooral duidelijk gemaakt door Lenin tegenover Kautsky) – dat één imperialistisch blok alleen niet kan bestaan – dat ons mogelijk maakte te verklaren dat het einde van het Oostblok eveneens de weg opende voor de verdwijning van het Westerse Blok.

Evenzo moesten we, om te begrijpen wat er gebeurde, het schema ter discussie stellen dat meer dan veertig jaar lang geldig was gebleven: de verdeling van de wereld in een Westers Blok geleid door de Verenigde Staten, en een Oostblok geleid door de Sovjet-Unie. We moesten ook in staat zijn om te begrijpen dat het Rusland zoals het sinds Peter de Grote geleidelijk was opgebouwd het verlies van zijn imperium niet zou overleven. Nogmaals, het is geen bijzondere verdienste om in staat te zijn de schema’s van het verleden ter discussie te stellen. We hebben die benadering niet uitgevonden. Het is ons geleerd door de ervaring van de arbeidersbeweging, en dan vooral door zijn belangrijkste strijders: Marx, Engels, Rosa Luxemburg, Lenin...

Tenslotte, om de opschudding aan het eind van de jaren 1980 te begrijpen moest die worden geplaatst in een algemene analyse van het huidige stadium van het verval van het kapitalisme.

Het raamwerk om de huidige periode van het kapitalisme te begrijpen

Dat is het werk waarmee we in 1986 begonnen, met het idee dat we een nieuwe fase in het kapitalistisch verval waren binnengegaan: dat van de ontbinding van het systeem. Deze analyse werd in het begin van 1989 in de volgende woorden uiteengezet:

“Tot op heden kon de strijd van de klasse zoals die in alle hoeken van de aardbol tot ontwikkeling kwam het decadente kapitalisme ervan afhouden zijn eigen antwoord te geven om het doodlopen van zijn economie: de ultieme vorm van zijn barbarij, een nieuwe wereldoorlog. Maar de arbeidersklasse is nog niet in staat zijn eigen perspectief door haar eigen revolutionaire strijd te bekrachtigen, of zelfs maar de toekomst die ze in zich draagt voor de rest van de samenleving duidelijk te maken.

Het is juist in deze tijdelijke patstelling, waarin voorlopig nóch het burgerlijke nóch het proletarische alternatief openlijk naar de oppervlakte kan komen, dat de oorzaak ligt van de verrotting van het kapitalisme, en die de tomeloze barbarij in het decadente kapitalisme verklaart. En deze verrotting wordt nog versneld door de meedogenloze verscherping van de economische crisis” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 57, De ontbinding van het kapitalisme).

Zodra de ineenstorting van het Oostblok duidelijk werd plaatsten we deze gebeurtenis natuurlijk in het raamwerk van de ontbinding:

“In werkelijkheid is de ineenstorting van het Oostblok opnieuw een teken van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij waarvan de oorsprong ligt in precies het onvermogen van de bourgeoisie om haar eigen antwoord te geven op de open crisis van de wereldeconomie; de imperialistische oorlog.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 60; Nederlandstalige uitgave, nr. 12, Stellingen, punt 20).

“Doordat de bourgeoisie de controle over de situatie is kwijtgeraakt is het niet zeker dat haar heersende sectoren nu in staat zullen zijn om de discipline en coördinatie op te leggen die voor het opnieuw samenstellen van militaire blokken nodig is [...] Daarom moeten wij er in onze analyse de nadruk op leggen dat terwijl de proletarische oplossing – de kommunistische revolutie – als enige in staat is de vernietiging van de mensheid (het enige antwoord dat de bourgeoisie kan geven op te crisis) tegen te gaan, deze vernietiging is niet noodzakelijk het resultaat van een Derde Wereldoorlog. Hij kan ook tot standkomen als logische en uiterste consequentie van het proces van ontbinding.

[...] de voortgaande en toenemende verrotting van de kapitalistische maatschappij zal nog rampzaliger effecten hebben op het klassenbewustzijn dan in de jaren 1980. Het drukt op het geheel van de maatschappij met een algemeen gevoel van wanhoop; de bedorven stank van de wegrottende burgerlijke ideologie vergiftigt dezelfde lucht die het proletariaat inademt. Tot aan de pre-revolutionaire situatie zal dit verdere moeilijkheden opwerpen voor de ontwikkeling van het klassenbewustzijn” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 61, Na de ineenstorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos).

Door onze analyse van de ontbinding kunnen we dus de ernst beklemtonen van wat er in de huidige historische situatie op het spel staat. Dat brengt ons er vooral toe er de nadruk op te leggen dat de weg van het proletariaat naar de kommunistische revolutie veel zwaarder zal zijn dan revolutionairen in het verleden dachten. Dat is nog een les die we moeten trekken uit de ervaring van de IKS van de laatste tien jaar, en wel een die de zorg van Marx in de negentiende eeuw in de herinnering roept: dat revolutionairen er niet toe geroepen zijn de arbeidersklasse te troosten, maar in tegendeel juist zowel de absolute noodzaak als de problemen van haar strijd moeten benadrukken. Alleen met een helder bewustzijn over die moeilijkheden kan het proletariaat (en daarmee de revolutionairen) ontmoediging bij tegenslag uit de weg te gaan en de kracht en helderheid vinden om de versperringen op de weg naar de omverwerping van de uitbuitingsmaatschappij op te ruimen (6).

In deze beoordeling van de laatste tien jaar van de IKS kunnen we niet voorbijgaan aan twee belangrijke elementen van ons organisatorisch bestaan.

Het eerste is een heel positieve: het is de uitbreiding van de territoriale aanwezigheid van de IKS, door de oprichting van een kern in India die Communist Internationalist uitgeeft in het Hindi, en van een nieuwe afdeling met zijn publicatie Revolucion Mundial in Mexico, een land van het grootste belang in Latijns Amerika.

Het tweede feit is verdrietiger: het overlijden van onze kameraad Marc op 20 december 1990. We zullen hier niet ingaan op de vitale rol die hij heeft gespeeld in de vorming van de IKS, en eerder in de strijd van de links-kommunistische fracties tijdens de donkerste uren van de contra-revolutie. Een lang artikel (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 65-66) heeft dat al behandeld. Laten we alleen zeggen dat terwijl de uitbarstingen van het wereldkapitalisme sinds 1989 een ‘vuurproef’ vormden voor de IKS net als voor het milieu als geheel, het verlies van onze kameraad voor ons een andere ‘vuurproef’ vormde. Veel groepen in de geschiedenis van het kommunisme overleefden de dood van hun belangrijkste inspirator niet. Dat was bijvoorbeeld het geval met de FOR. Sommige ‘vrienden’ voorspelden ook vanuit een diepe ‘betrokkenheid’ dat de IKS zonder Marc niet zou overleven. Maar de IKS bestaat nog altijd en bleef vier jaar op koers ondanks de stormen waarin zij terechtkwam.

Ook hier schrijven we geen bijzondere verdiensten aan onszelf toe: de revolutionaire organisatie bestaat niet dankzij één van haar militanten, hoe waardevol die ook is. Zij is het historisch product van het proletariaat, en als zij er niet in slaagt het overlijden van één van haar militanten te overleven dan komt dat doordat zij heeft gefaald in het correct opnemen van de verantwoordelijkheid die de klasse haar gaf en omdat, in zekere zin, de militant zelf faalde. Als de IKS met goed gevolg de beproevingen waarmee het werd geconfronteerd doorstond, dan is dat vooral omdat zij altijd probeerde vast te houden aan de ervaringen van de kommunistische organisaties die aan haar voorafgingen en door haar rol eerder te zien in een strijd van de lange adem dan een strijd voor ‘onmiddellijk succes’. Sinds de negentiende eeuw was dit de benadering van de helderste en degelijkste revolutionaire militanten: we spiegelen ons aan hen, en voor een groot deel is het onze kameraad Marc die ons dat leerde. Hij leerde ons door zijn voorbeeld ook de betekenis van militante toewijding zonder welke een revolutionaire organisatie niet kan overleven, hoe helder ze ook moge zijn:

“Zijn grootste trots lag niet in de buitengewone bijdrage die hij leverde, maar in het feit dat hij met heel zijn wezen trouw was gebleven aan de strijd van het proletariaat. Ook dit is een kostbare les voor de nieuwe generaties van militanten die nooit de gelegenheid hebben gehad de immense toewijding aan de revolutionaire zaak van vroegere generaties te ervaren. Het is vooral in deze geest dat we hopen de strijd voort te zetten. Hoewel we zijn waakzame en scherpzinnige, warme en hartstochtelijke aanwezigheid nu ontberen zijn we vastbesloten om door te gaan.” (Marc, in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 66).

Noten

(1) Het feit dat we nu aflevering 80 van de Internationale Revue uitgeven laat zien dat er een ononderbroken regelmaat kon worden gehandhaafd.

(2) In het begin van de jaren 1980 gaf PCI-Programma haar blad de nieuwe naam Combat. Combat gleed snel weg in een ultra-linkse praktijk. Sindsdien hebben enkele elementen van de groep de uitgave van Programma Comuniste weer ter hand genomen, waarin klassiek-bordigistische standpunten worden verdedigd.

(3) Over dit onderwerp zie de artikelen in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 41 en 45. Zie ook Het gevaar van het Radenisme, in Wereldrevolutie, nr. 26; Resolutie over opportunisme en centrisme in de vervalperiode, in Wereldrevolutie, nr. 29; en Naar een politieke strijdorganisatie, in Internationalisme, nr. 104, samengevat in Wereldrevolutie, nr. 28.

(4) Het moet worden gezegd dat nagenoeg alle groepen van het proletarisch milieu nauwelijks in staat waren de gebeurtenissen van 1989 te begrijpen, zoals we duidelijk maakten in de artikelen De wind uit het oosten en het antwoord van revolutionairen, en Tegenover de opschudding in het oosten, een voorhoede die te laat kwam, in Internationale Revue, Engels, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 61 en 62. De prijs gaat ongetwijfeld naar de EFIKS (die op grond van de veronderstelde ontaarding van de IKS en van haar onvermogen om enig theoretisch werk tot een goed einde te brengen deze had verlaten): het kostte de EFIKS twee jaar om zich er rekenschap van af te leggen dat het Oostblok was verdwenen (zie het artikel Wat is het nut van EFIKS?, in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 70).

(5) We deden verslag van deze gebeurtenissen in de Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 64-65. Vooral, zelfs voorafgaande aan ‘Woestijnstorm’, schreven we: “In de nieuwe historische periode die we zijn binnengegaan, en de gebeurtenissen in de Golf hebben dit bevestigd, doet de wereld zich voor als een immense boksring, waarin de tendens van ‘ieder voor zich’ tot het uiterste wordt doorgevoerd, en waarin de bondgenootschappen tussen de staten gedomineerd worden door de onmiddellijke behoeften van het moment en bij lange na niet de stabiliteit zullen kennen die de imperialistische blokken kenmerkte. Een wereld van moordende wanorde, van bloedige chaos waarin de Amerikaanse politieagent zal trachten een minimum aan orde te garanderen door steeds massaler en wreder militair ingrijpen.” (Militarisme en ontbinding, in Internationale Revue, Engels-, Frans en Spaanstalige uitgave, nr. 64; Nederlandstalige uitgave, nr. 13). Evenzo verwierpen we het idee opgeworpen door ultra-linksen, maar gedeeld door de meeste van de groepen van het proletarisch milieu, dat de oorlog in de Golf een “oorlog om olie” was (zie Het proletarisch politieke milieu tegenover de Golf-oorlog, in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 64; Nederlandstalige uitgave, nr. 13).

(6) Het is hier niet noodzakelijk onze analyse van de ontbinding uitvoeriger te herhalen. Hij is te vinden in al onze teksten over de internationale situatie. We voegen slechts toe dat, door een diepgaand debat in heel de organisatie, deze analyse geleidelijk steeds nauwkeuriger is geformuleerd (zie daarover onze teksten De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme, Militarisme en ontbinding, en Naar de grootste chaos uit de geschiedenis, in achtereenvolgens Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 62, 64 en 68, de eerste twee ook in de Nederlandstalige uitgave, nr. 13).

Structuur van de site: 

  • Wat is de IKS? [17]

Ontwikkeling van proletarisch bewustzijn en organisatie: 

  • Internationale Kommunistische Stroming [18]

Zestiende Congres van de IKS: Zich voorbereiden op de klassengevechten en op de opkomst van nieuwe kommunistische krachten

  • 2014 keer gelezen

Afgelopen voorjaar heeft de IKS haar Zestiende Congres gehouden. “Het Congres is het soevereine orgaan van de IKS” staat in onze statuten. Daarom is het zoals altijd onze verantwoordelijkheid tegenover de arbeidersklasse van een dergelijke belangrij­ke ge­beurtenis verslag te doen en de voornaamste oriëntaties ervan naar voren te ha­len (1).

Het verloop van het congres heeft het onderzoek van de heropleving van de klassengevechten en de verant­woordelijkheden die deze heropkomst meebrengt voor onze organisatie in het centrum geplaatst, vooral ten aanzien van de ontwik­keling van een nieuwe generatie van elementen die zich richten op een revolutionair politiek perspectief. Tegelijkertijd blijft de oorlogsbarbarij zich ontketenen in een ka­pitalistische wereld die geconfronteerd wordt met een onoplosbare economische cri­sis; specifieke rapporten over de imperia­listische conflicten en de crisis zijn tijdens het congres voorgesteld, bediscussieerd en goedgekeurd. De wezenlijke elementen van deze rapporten worden weergegeven in de resolutie over de in­ternationale situatie.

Deze resolutie herinnert eraan dat de IKS de huidige historische periode analyseert als de ultieme fase van het verval van het kapitalisme, de fase van ontbinding van de bur­gerlijke maatschappij, waarin deze laatste bij levende lijve verrot. Zoals we al herhaal­delijk uit­eengezet hebben komt deze ontbinding voort uit het feit dat geen van beide onverzoenlijk tegenover elkaar staande klassen van de maatschappij,  bourgeoisie en proletariaat, erin slaagt om, tegenover de onherroepelijke historische ineenstorting van de kapitalistische economie, haar eigen antwoord door te zetten: de wereldoorlog voor de eerste, de kommunistische revolutie voor de tweede. Deze historische voorwaarden bepalen de wezenlijke kenmerken van het leven van de huidige burgerlijke maat­schappij. Het is met name in het kader van deze analyse van de ontbinding dat we het voortduren en verergeren kunnen begrijpen van een hele reeks calamiteiten die de mensheid vandaag teisteren, in de eerste plaats de oorlogsbarbarij, maar ook andere verschijnselen zoals de onstuitbare vernietiging van het milieu of de rampzalige ge­volgen van ‘natuurram­pen’ zoals de tsunami van vorige winter. Deze historische voor­waarden die samengaan met de ontbinding drukken ook zwaar op het proletariaat en op zijn revolutio­naire organisaties en vormen een van de voornaamste oorzaken van de moeilijkheden die onze klasse en onze organisatie sinds het begin van de jaren 1990 ondervinden, zoals we in voorgaande artikelen al vaak hebben aangetoond (zie Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 62).

De heropleving van de klassengevechten

Het Vijftiende Congres had vastgesteld dat de IKS haar crisis van 2001 overwonnen had, in het bijzonder omdat zij begrepen had dat die crisis een uitdrukking in onze eigen ran­gen was van de verderfelijke effecten van de ontbinding. Tegelijkertijd had het con­gres de moeilijkheden vastgesteld die de arbeidersklasse bleef ondervinden in haar strijd tegen de kapitalistische aanvallen, met name haar gebrek aan zelfvertrouwen.

Sinds dit congres echter, dat in het voorjaar van 2003 gehouden werd, kon de voltalli­ge vergadering van het centraal orgaan van de IKS in de herfst van dat­zelfde jaar on­derstrepen: “De grootschalige mobilisaties van het voorjaar 2003 in Frankrijk en Oostenrijk vertegenwoordigen een keerpunt in de klassenstrijd sinds 1989. Ze zijn een eerste stap van betekenis in het herstel van de strijdwil van de ar­beidersklasse na de langste periode van terugval sinds 1968.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 119).

Zo’n keerpunt in de klassenstrijd kwam niet als een verrassing voor de IKS, want het vijftiende congres kondigde dit vooruitzicht al aan. De resolutie over de internationale situa­tie die door het zestiende congres is aangenomen, precizeert in dat verband:

“De gevechten in de periode 2003-2005 hebben de volgende kenmerken vertoond:

  • zij betroffen belangrijke sectoren van de arbeidersklasse in landen in het hart van het wereldkapitalisme (zoals Frankrijk in 2003);
  • zij drukten een bekommernis uit om meer uitdrukkelijk politieke kwesties;
  • voor het eerst sinds de revolutionaire golf hebben zij Duitsland weer als centraal punt voor de arbeidersgevechten doen verschijnen;
  • de kwestie van de klassensolidariteit heeft zich op veel bredere en explicietere wijze gesteld dan op welk moment ook in de jaren 1980, met name in de recente bewegin­gen in Duitsland.”

De resolutie die het Zestiende Congres heeft aangenomen stelt vast dat verschillende mani­festaties van dit keerpunt in de krachtsverhouding tussen de klassen “samengegaan zijn met de opkomst van een nieuwe generatie van elementen die op zoek zijn naar po­litieke duidelijkheid. Deze nieuwe generatie heeft zich zowel gemanifesteerd in een nieuwe toevloed van openlijk gepolitiseerde elementen als in nieuwe lagen arbeiders die voor de eerste keer de strijd aangaan. Zoals bepaalde belangrijke manifestaties hebben duidelijk gemaakt, wordt op dit moment de basis gesmeed voor de eenheid tus­sen de nieuwe generatie en de ‘generatie van ‘1968’ – zowel de politieke minderheid die in de jaren 1960 en 1970 de kommunistische beweging heropbouwde als de bredere la­gen arbeiders die de rijke ervaring van de klassenstrijd tussen 1968 en 1989 hebben meege­maakt.

De verantwoordelijkheid van de IKS tegenover de opkomst van nieuwe revolutionaire krachten

De andere wezenlijke bekommernis van het zestiende congres is dan ook geweest om onze organisatie opge­wassen te maken tegen haar verantwoordelijkheid tegenover de op­komst van deze nieuwe elementen die zich oriënteren op de klassenstandpunten van de Kommunistische Linkerzijde. Dat brengt met name de activiteitenresolutie die het congres heeft aangenomen tot uitdrukking: “De strijd om de nieuwe generatie te winnen voor de klassenstandpunten en voor het militantisme staat vandaag centraal in al onze activiteiten. Dat geldt niet alleen voor onze tussenkomst, maar voor het geheel van onze politieke overdenking, van onze dis­cussies en van onze militante bekommernissen.”

Dit werk van hergroepering van nieuwe militante krachten omvat met name hun ver­dediging tegen alle pogingen om hen te vernietigen of in impasses te leiden. En die verdediging kan enkel tot een goed einde gebracht worden wanneer de IKS zichzelf weet te verdedigen tegen de aanvallen waarvan zij het doel­wit is. Het vorige congres had reeds vastgesteld dat onze organisatie in staat was ge­bleken de bijzonder onge­rechtvaardigde aanvallen van de IFIKS (2) af te slaan, waar­door deze haar verklaarde doel niet konden bereiken, namelijk de IKS te vernietigen, of tenminste het grootst mogelijke aantal afdelingen ervan. In oktober 2004 heeft de IFIKS een nieuwe aanval tegen onze organisatie ondernomen, waarbij ze zich baseerde op de lasterlijke verkla­ringen van een ‘Circulo de Comunistas Internaciona­listas’ in Argentinië, die zich voorstelde als de opvolger van de ‘Nucleo Comunista Internacional’ (NCI) waarmee de IKS sinds eind 2003 discussies en con­tacten ontwikkeld had. Spijtig genoeg heeft het IBRP zijn steentje bijgedragen aan dit schandalige manoeuvre door in verschillen­de talen één van de meest leugenachtige en hysterische verklaringen van deze ‘Circulo’ tegen onze organisatie te publiceren, en die maandenlang op de IBRP-website te laten staan. Door omgaand do­cumenten op onze internetsite te publiceren hebben we deze aanval kunnen afslaan en de aanvallers tot zwijgen kunnen brengen. De ‘Circulo’ werd ontmaskerd voor wat zij was: een fictie uitgevonden door burger B., een armzalig avonturier op het zuidelijk halfrond. Want de strijd tegen dit offensief van de ‘triple alliantie’ van avonturisme (B.), parasitisme (IFIKS) en opportunisme (IBRP) was tegelijk een strijd voor de verdediging van de NCI als inspan­ning van een kleine kern kameraden om inzicht te ontwikkelen in de standpun­ten van de Kommunistische Linkerzijde en een band te smeden met de IKS (3).

Voor dit werk gericht op zoekende elementen, moet de IKS een vastberaden tussen­komst voeren. Maar zij moet ook alle aan­dacht geven aan de diepgang van de argu­mentatie die in discussies naar voren wordt gebracht, en aan de kwestie van het poli­tieke gedrag. Anderzijds moet het opkomen van nieuwe kommunistische krachten een ster­ke aansporing zijn voor de overdenking en de energie, niet alleen van de militan­ten, maar ook van de elementen die getroffen wer­den door de teruggang van de arbei­dersklasse vanaf 1989: “De gevolgen van de hui­dige historische ontwikkelin­gen zul­len een gedeelte van de generatie van 1968 op­nieuw politiseren, elementen die eerder af­geleid en vergiftigd werden door burgerlijk links. Die gevolgen hebben al oude mili­tanten terug in beweging gebracht, niet al­leen van de IKS, maar ook van an­dere pro­letarische organisaties. Elk van de manifestaties van deze fermentatie vertegenwoor­digt een kostbaar potentieel voor het opnieuw verwerven van de klassenidenti­teit, de strijdervaring, en het historisch perspectief van het proletariaat. Maar deze verschil­lende potentiëlen kunnen zich maar realiseren wanneer ze samengebracht worden door een organisatie die het historisch bewust­zijn, de marxistische methode en de or­ganisatorische aanpak vertegenwoordigt die vandaag alleen de IKS kan bie­den. Dat maakt de voortdurende ontwikke­ling van de historische capaci­teiten met het oog op de lange termijn, het militante begrip en de centralisatie van de or­ganisatie tot cru­ciale elemen­ten voor het historisch erspectief”.

Het congres heeft het grote belang onderstreept van het theoretische werk in de huidi­ge situatie:

“De organisatie kan slechts aan haar verantwoordelijkheden voldoen, zo­wel tegenover de revolutionaire minderheden, als tegenover de klasse in haar geheel, wanneer ze in staat is het proces te begrijpen dat de toekomstige partij voorbereidt in de bredere context van de algemene evolutie van de klassenstrijd. Het vermogen van de IKS om de veranderende krachtsverhouding tussen de klassen te analyseren, om tussen te komen in de gevechten en in de politieke overdenking in de klasse, is van be­lang voor de evolutie van de klassenstrijd op lange termijn. Maar vandaag al, op de kor­te termijn, is het cruciaal voor de verovering van onze leidende rol jegens de nieu­we gepo­litiseerde generatie. De organisatie moet deze theoretische overdenking voortzetten, zoveel mogelijk concrete lessen trekken uit haar tussenkomst, en de sche­ma’s van het ver­leden voorbijstreven.

Tenslotte heeft het congres bijzondere aandacht besteed aan de kwestie die het plat­form van onze organisatie afsluit: “De verhoudingen tussen de verschillende delen van de organisatie en de verschillende militan­ten vertonen noodzakelijkerwijs de spo­ren van de kapi­talistische maatschappij en kunnen daarom geen eilandje van kommunistische ver­houdingen binnen het kapitalisme vormen. Toch mogen zij niet in flagrante tegenspraak zijn met het doel dat de revolutionairen nastreven en zij base­ren zich noodzakelijkerwijs op een onderlinge solidariteit en een wederzijds vertrou­wen, die erop wijzen dat de organisatie tot de klasse behoort die draagster is van het kommunisme.

Een dergelijke vereiste vraagt, net als alle andere vereisten waaraan een marxisti­sche orga­nisatie het hoofd moet bieden, om theoretische overdenking: “In die mate dat de organisatievraagstukken en de kwesties van politiek gedrag van­daag centraal staan in de debatten binnen en buiten de organisatie, zal de discussie van de verschillen­de oriëntatieteksten [die deze onderwerpen behandelen]een centra­le krachtlijn van ons theoretisch werk in de komende twee jaar vormen. Deze vraag­stukken leiden ons naar de wortels van de recente organisatori­sche crises, ze raken de fundamentele ba­sis van ons militante engagement, en vormen cen­trale kwesties van de revolutie in het tijd­perk van de ontbinding. Ze zijn dus geroepen om een cen­trale rol te spelen in de her­nieuwing van de militante overtuiging en in het herwinnen van de smaak voor de theo­rie en voor de marxistische methode, die ieder vraagstuk met een histori­sche en theoretische benaderingswijze behandelt.”

Enthousiasmerende perspectieven

De congressen van de IKS zijn altijd momenten van enthousiasme voor het geheel van haar leden. Hoe zou het ook anders kunnen wanneer militanten uit drie continenten en dertien lan­den, gedreven door dezelfde overtuiging, elkaar ontmoeten om samen te discussiëren over de vooruitzichten van de historische beweging van het proletariaat. Maar het Zestiende Congres was nog meer enthousiasmerend dat de meeste vorige.

Gedurende bijna de helft van de dertig jaar van haar bestaan, beleefde de IKS een terug­val in het bewustzijn van het proletariaat, de verstikking van zijn strijd en de uitdro­ging van de toestroom van nieuwe militante krachten. Gedurende meer dan tien jaar was één van de centrale ordewoorden van onze organisatie ‘standhouden’. Het was een moeilijke be­proeving en een aantal van haar ‘oude’ militanten heeft deze niet doorstaan (met name degenen die de IFIKS gevormd hebben, en zij die de strijd opge­geven hebben tijdens de crises die we in de loop van deze periode hebben gekend).

Momenteel, nu het vooruitzicht opklaart, kunnen we zeggen dat de IKS als geheel de test doorstaan heeft en dat ze er versterkt uit te voorschijn is gekomen. Een politieke verster­king, zoals de lezers van onze pers kunnen vaststellen (die ons een toenemend aantal aan­moedigende brieven sturen). Maar ook een numerieke versterking aangezien het aantal nieuwe toetredingen vandaag het aantal ontslagen dat we met de crisis van 2001 moesten verwerken overtreft. En wat daarbij opmerkelijk is, is dat een aanzien­lijk deel van die nieuwe leden jonge elementen zijn, die niet de misvormingen hebben moeten ondergaan en te boven komen van militantisme in ultralinkse organisaties. Jonge ele­menten wier dynamisme en enthousiasme honderd keer de vermoeide en op­gebruikte ‘militante krachten’ vervangen die ons hebben verlaten.

Het enthousiasme op het Zesteinde Congres was een lucide enthousiasme. Het had niets te maken met de bedrieglijke euforie die we meemaakten op an­dere congressen van onze or­ganisatie (een euforie die in het bijzonder werd uitgedragen door degenen die ons onder­tussen verlaten hebben). Na dertig jaar heeft de IKS geleerd (4), soms met smart, dat de weg die naar de revolutie leidt geen snelweg is, maar een bochtige weg, vol klemmen en voetangels, en bezaaid met valstrikken die de heersende klasse gereed houdt om haar doodsvijand, de arbeidersklasse, af te leiden van zijn his­torische doel. De leden van onze organisatie weten van­daag maar al te goed dat militeren geen ge­makkelijke zaak is. Het vraagt niet alleen een stevige overtuiging, maar ook veel zelf­opoffering, volharding en geduld.

Het bewustzijn van de moeilijkheid van onze taak ontmoedigt ons echter niet. Inte­gendeel, het is een factor die ons enthousiasme nog vergroot.

Op dit moment vertoont het aantal deelnemers aan onze openbare bijeenkomsten een aanzienlijke groei, terwijl we een toenemend aantal brieven ontvangen uit Grieken­land, Rusland, Moldavië, Brazilië, Argentinië, Algerije, waarin mensen zich direct kandidaat stellen om lid te worden van onze organisatie, voorstellen om discussies aan te knopen of eenvoudigweg om publicaties vragen, maar altijd in een militant per­spectief. Al deze elementen staan ons toe te hopen op een ontwikkeling van de aanwe­zigheid van kommunistische standpunten in landen waar de IKS nog geen afde­ling heeft, of zelfs op de oprichting van nieuwe afdelingen in die landen. Wij begroe­ten de kamera­den die zich richten op de kommunistische standpunten en op onze or­ganisatie. Wij zeggen hen: “Jullie hebben de juiste keuze gemaakt, de enig mogelijke wanneer je het vooruitzicht hebt je te integreren in de strijd voor de proletarische re­volutie. Maar het is niet de gemakkelijkste keuze: je zult geen snelle successen beha­len, er zal geduld nodig zijn en doorzettingsvermogen, en je moet je niet laten ont­moedigen wan­neer de bereikte resultaten niet beantwoorden aan jullie verwachtin­gen. Maar jullie staan niet alleen: de huidige militanten van de IKS staan aan jullie zijde en zijn zich bewust van de verantwoordelijkheid die jullie toenadering voor hen meebrengt. Hun wil, die zij op het Zestiende Congres tot uitdrukking hebben gebracht, is om opgewassen te zijn tegen deze verantwoordelijkheid.”

IKS

(1) Een uitvoeriger verslag van het werk van dit congres is verschenen in Internatio­nale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 122.

(2) De zogenaamde ‘Interne fractie van de IKS’, samengesteld uit militanten die lange tijd deel uitmaakten van onze organisatie, die zich begonnen te gedragen als hysteri­sche fanatiekelingen op zoek naar zondebokken, als boeven en tenslotte als verklik­kers.

(3) Zie in dit verband ons artikel Nucleo Comunista Internacional: een inspanning tot bewustwording van het proletariaat in Argentinië in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 120.

(4) Of beter gezegd opnieuw geleerd, want het was een les waarvan de kommunistische or­ganisaties in het verleden zich zeer goed bewust waren, in het bij­zonder de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde, waarop de IKS zich beroept.

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: 

  • Revolutionaire organisatie [13]

Aktiviteiten van de IKS: 

  • Congres Resoluties [19]

‘Overwinning’ van de nee-stem: Via de stembus wint de bourgeoisie altijd

  • 2069 keer gelezen

“Wij hebben gewonnen!”, zo scandeerde op de avond van 29 mei ‘het volk van links’ op het Bastille-plein te Parijs. “Deze overwinning is er vooral een van de arbeiders, van de bedienden, van de jongeren en de werklozen (die) elkaar gevonden hebben bij de stembus om deze liberale dwangbuis te verwerpen”, verklaarde de nationale secretaris van de stalinistische Parti Communiste Français en ze voegde er aan toe: “Deze overwinning werd opgebouwd [...] in een dynamiek van een volksoploop die deed denken aan de grote momenten van het Volksfront of van Mei 1968”; terwijl de trotskist Besancenot van de Ligue des Communistes Révolutionnaires sprak van “een beweging van sociale wraak”. In Nederland verklaarde de ‘democratische’ en ‘progressieve’ Stichting Sociaal Europa in Nederland; “De afwijzing van deze grondwet geeft hoop aan de werklozen en mensen levend in armoede en bestaansonzekerheid. De hoop dat het nee tegen de neoliberale grondwet in Frankrijk en Nederland een omslag in de geschiedenis teweeg zal brengen die leidt tot een radicale heroriëntatie in de Europese politiek.” Een ander linksgeaard Comité Grondwet Nee deed er nog een schepje bovenop: “Deze uitslag is ronduit gunstig voor de toekomst van Europa. De hoge opkomst en de vele discussies geven aan dat Europa leeft onder de bevolking, als de mensen er zelf maar werkelijk iets over te zeggen hebben. In twee van de drie landen waar een referendum is gehouden was er sprake van een hoge opkomst en een duidelijk afwijzen van de Grondwet. Dat geeft aan dat er een breed draagvlak is voor een democratisch en sociaal Europa.”

Links staat op de eerste rij om de overwinning van het NEEN voor te stellen als “een grote overwinning van de arbeidersklasse”. Leugens! De arbeidersklasse heeft niets gewonnen. Integendeel, de bourgeoisie heeft gebruik gemaakt van haar referendum om het klassenbewustzijn te bederven door te profiteren van de illusies die nog sterk leven binnen de arbeidersklasse ten aanzien van de democratie en de verkiezingen.

De proletariërs moeten er over nadenken dat wat hen altijd wordt voorgesteld als “grote arbeidersoverwinningen” steeds de grootste en de gevaarlijkste nederlagen betekenden voor hun klasse. Net zo was het in 1936, met het aantreden van de regering van het Volksfront in Frankrijk, dat vandaag nog steeds wordt voorgesteld als “een grote overwinning” voor de arbeiders, terwijl de regering van dat Volksfront de bourgeoisie in staat stelde om de arbeidersklasse massaal in te kaderen achter de vlag van het antifascisme ten gunste van de verschrikkingen en de slachtpartijen van de Tweede Wereldoorlog. Het is in naam van de grote leugen van “de triomf van de dictatuur van het proletariaat in de USSR”, van “de overwinning van het socialisme in één land” en van “de vooruitgang bij de opbouw van een kommunistische maatschappij”, die een halve eeuw lang hele generaties van arbeiders meesleurde en opofferde op het altaar van de stalinistische contrarevolutie, achter een ideologie van de “verdediging van het socialistisch vaderland”, maar die ook uitgebuit, uitgemoord, gedeporteerd en gevangen werden gezet door datzelfde “vaderland van het socialisme”.

De proletariërs zijn met open ogen in de val gelopen waarbij het hen zó werd voorgesteld dat er met het referendum voor hen iets op het spel stond. Nu buit de bourgeoisie de situatie uit in haar eigen voordeel en het bewustzijn van de arbeiders te ondergraven door hen wijs te maken dat het stembiljet doeltreffender zou zijn dan de klassenstrijd, ook al kunnen de effecten van deze propaganda wel eens heel snel wegsmelten onder druk van de werkelijkheid.

De enorme en voortdurende tamtam rond het referendum, voor, tijdens en erna, heeft slechts één doel: de proletariërs de grove leugen laten slikken dat het meest doeltreffende middel om de bourgeoisie terug te dringen en om hun stem te laten horen en hun ongenoegen uit te drukken, niet de ontwikkeling van de klassenstrijd zou zijn maar het stembiljet. Zo winden de trotskisten van Offensief in Nederland er geen doekjes om: “Nadat de Nederlandse werkende bevolking in het najaar al had laten zien zich niet zonder meer neer te leggen bij draconische bezuinigingsmaatregelen en afbraak van de verzorgingsstaat blijkt nu ook weer dat zij het beleid van het kabinet Balkenende spuugzat is. Op 2 oktober van het vorige jaar gingen meer dan 300.000 mensen uit protest tegen de kabinetsplannen de straat op in Amsterdam. Nu wordt andermaal een belangrijk politiek onderwerp van dit neoliberale kabinet naar de prullenmand verwezen.” (Website offensief: De stem tegen de Grondwet was een stem van de werkende mensen tegen de zakkenvullers).

Een ideologische leugencampagne

Van extreem rechts tot ultralinks, had de niet aflatende ideologische trom, die naar hartelust drie maanden lang werd geroerd, slechts de bedoeling om een maximum aan proletariërs aan te trekken en te ronselen op het verkiezingsterrein.

De bourgeoisie is er inderdaad in geslaagd om de aandacht van de arbeiders te trekken, de ergste verwarringen te zaaien om een maximum aan proletariërs naar het verkiezingsterrein te drijven. Het referendum was alomtegenwoordig in alle media. Het was onmogelijk om te ontsnappen aan de vinnige debatten, de vlammende polemieken omtrent wat er op spel zou staan bij deze stembusslag. Deze ideologische hersenspoeling moest elke ‘burger’, en vooral de proletariërs ervan overtuigen dat deze raadpleging absoluut cruciaal en bepalend was. Alle fracties van de bourgeoisie gingen er prat op dat ze “een groot democratisch debat” konden lanceren en opluisteren. Maar het heeft als enig doel stuurloos te maken en in de hoofden van de arbeiders een maximum aan verwarring en illusies te zaaien. Alle media en politieke verantwoordelijken hebben het uitgeroepen: “stem wat je wilt, maar ga stemmen!” Het voornaamste ideologisch gif dat in deze campagne werd gespuid was dat “niets meer zal zijn als tevoren”, dat de kracht van het ‘nee’, gevoed door de sociale ontevredenheid tegenover de regeringen, de bourgeoisie er toe zou dwingen om van de sociale bekommernis het centrum van haar campagne te maken. Dat is gedeeltelijk waar, maar de enige bedoeling van die manoeuvre was de arbeiders in de democratische val te lokken, in de verkiezingsvalstrik, doordat deze campagne voordien terecht verveling en een totaal gebrek aan belangstelling opwekte in de arbeidersklasse. Maar vanaf het moment dat de regering er in slaagde om de ontevredenheid te kanaliseren rond een referendum, dat ze terughoudender zou worden door de richtlijn Bolkenstein in te trekken, is ze er in geslaagd om de democratische misleiding op het verkiezingsterrein tot nieuw leven te wekken. Maar denkt de bourgeoisie werkelijk ons te kunnen laten geloven dat in de periode ná het referendum alle voorrang zou worden gegeven aan het sociale? Meer dan ooit bestaat de toekomst die het kapitalisme ons biedt uit het versterken van de aanvallen tegen de arbeiders. Deze ideologische propaganda wil ons knollen voor citroenen verkopen, ons laten geloven dat de reactie van de ‘burgers’ de koers van het kapitalisme kan veranderen, de bourgeoisie kan doen buigen en de weg van het liberalisme en de bedrijfsdelocalisaties kan blokkeren. De regeringspolitiek zal geen haarbreed veranderen.

De belangrijkste doelstelling van de bourgeoisie ten opzichte van de proletariërs in om het even welke verkiezing is hen er toe te drijven het collectieve terrein van de strijd te verlaten om hun stem uit te brengen als ‘burger’, geatomiseerd, afgesneden van de klasse, in de terecht zo genoemde ‘isoleercel’ van het stemhokje, op een terrein van drijfzand, dat niet het hunne is maar dat van de bourgeoisie. Voor de arbeidersklasse is het verkiezingsterrein een ideologische valstrik die de ergste verwarringen moet zaaien en moet beletten dat zij haar klassenbewustzijn tot ontwikkeling brengt.

Verkiezingen vormen slechts misleiding

Dat is niet altijd zo geweest. In de negentiende eeuw streden de arbeiders er voor en werden ze zelfs neergeschoten omwille van het algemeen stemrecht. Nu is het andersom. Het zijn de regeringen die alle middelen inzetten waarover ze beschikken opdat een maximum aantal mensen gaat stemmen. Waarom?

Tijdens de hele opkomstperiode van het kapitalisme waren de parlementen de plaats bij uitstek waar de verschillende fracties van de bourgeoisie elkaar bestreden of zich verenigden om hun belangen te verdedigen. Ondanks de gevaren en de illusies die dat met zich meebracht hadden de arbeiders er belang bij om in een periode waarin de proletarische revolutie nog niet op de dagorde stond zich te mengen in de botsingen tussen de burgerlijke fracties en soms bepaalde burgerlijke fracties te steunen tegen andere, om te proberen hun lot binnen het systeem te verbeteren. Zo dwongen de arbeiders in Engeland in 1848 de tien-urige werkdag af en in 1859 werd die ook in België ingevoerd; in 1865 werd de wet op de samenzwering ingetrokken (het recht om zich te organiseren), in Frankrijk werd het vakbondsrecht erkend in 1884, enzovoort.

Maar de toestand werd volslagen anders met het begin van de twintigste eeuw. De maatschappij is toen haar periode van permanente crisis en onvermijdelijke neergang binnengetreden. Het kapitalisme heeft de planeet veroverd en de wereld is verdeeld onder de grootmachten. Elke imperialistische grootmacht kan voortaan alleen nog maar nieuwe markten veroveren ten koste van anderen. Wat toen aanving was een nieuw “tijdperk van oorlogen en revoluties”, zoals in 1919 werd verkondigd door de Kommunistische Internationale. Het werd een tijdperk dat gekenmerkt zou worden door de economische ineenstortingen zoals de crisis van 1929, twee wereldoorlogen en de revolutionaire uitbarsting van het proletariaat in 1905 in Rusland, van 1917 tot 1923 in Rusland, Duitsland, Hongarije en Italië. Om het hoofd te bieden aan deze groeiende moeilijkheden, werd het kapitaal genoodzaakt om voortdurend de macht van haar staat te versterken. Bovendien neigt de staat er steeds meer naar om meester te worden van het geheel van het sociale leven en in de eerste plaats op het vlak van de economie. Deze ontwikkeling van de rol van de staat gaat vergezeld van een verzwakking van de wetgevende macht ten gunste van de uitvoerende. Zoals het Tweede Congres van de Kommunistische Internationale uitsprak: “Het zwaartepunt van het huidige politieke leven is volledig en definitief uit het parlement verdwenen”.

Voor de arbeiders kan er geen sprake meer van zijn een plaats te veroveren binnen het kapitalisme, het gaat er om het omver te werpen omdat dit systeem niet meer in staat is hen duurzame hervormingen noch een lotsverbetering toe te staan.

Voor de bourgeoisie is het parlement een plaats geworden waar de beslissingen die ze elders heeft genomen worden vastgelegd.

Wat overblijft is een ideologische rol van het kiesrecht, die bepalend blijft. De misleidende rol van de parlementaire instellingen bestond reeds in de negentiende eeuw maar was toen bijkomstig, stond ten achter bij haar politieke functie. Momenteel is misleiding de enige functie die nog overblijft voor de bourgeoisie: zij heeft ten doel te laten geloven dat de democratie het kostbaarste gedachtegoed is, dat het de uitdrukking is van de soevereiniteit van het volk, het komt neer op de vrijheid om zelf zijn uitbuiters te kiezen. De parlementaire democratie en vooral het bedrog van de democratische ideologie blijven het beste middel om het arbeidersbewustzijn te vergiftigen en het is het meest doeltreffende en gevaarlijkste ideologische wapen om het proletariaat te onderwerpen.

De aanvallen tegen de arbeiders gingen de laatste maanden steeds verder door en onmiddellijk na deze stembusslag zullen de proletariërs merken dat hun levens- en arbeidsvoorwaarden nog verder zullen aftakelen. De bourgeoisie probeert tijd te winnen om zo het moment van massaler confrontaties met het proletariaat uit te stellen. Ze moet steeds meer ideologische parades vinden en haar uiterste best doen om in de arbeidersklasse de ontwikkeling van het klassenbewustzijn over het bankroet van het kapitalistisch systeem af te remmen. Zoals we vorige maand nog schreven in onze pers in Frankrijk en in Nederland, “De stembusuitslag zal niets veranderen aan de toename van de arbeidersvijandige aanvallen die door de nationale bourgeoisieën worden uitgevoerd, aan de versnelling van de aftakeling van de levensvoorwaarden van de proletariërs, aan de ontslagen, aan de bedrijfsdelocalisaties, aan de groei van de werkloosheid en de tijdelijke en part-timebaantjes, aan het snoeien in alle sociale begrotingen, aan de versnelde ontmanteling van de sociale bescherming. Het zijn allemaal producten van de crisis en verschijnselen van het bankroet van het kapitalistische systeem op wereldschaal.”

Tegenover de vrees voor de toekomst die in het centrum staat van de huidige bekommernissen van de arbeiders, ligt het antwoord niet op het terrein van de verkiezingen noch op dat van de democratie; het ligt in de ontwikkeling van de klassenstrijd, het enige terrein waarop de arbeiders de aanvallen van de bourgeoisie kunnen beantwoorden.

Wim & Lac / 06.06.2005

Geografisch: 

  • Europese Unie [20]

Bron-URL:https://nl.internationalism.org/wereldrevolutie/2014/1129/oktober

Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/4/69/duitsland [2] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten [3] https://nl.internationalism.org/tag/18/224/het-kommunistisch-perspectief [4] https://nl.internationalism.org/tag/3/46/kommunisme [5] https://nl.internationalism.org/tag/4/60/australazie [6] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/tsunami [7] https://nl.internationalism.org/tag/4/76/nederland [8] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland [9] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme [10] https://nl.internationalism.org/tag/2/31/het-parlementaire-bedrog [11] http://www.geocities.com/cci_1917 [12] https://nl.internationalism.org/tag/politieke-stromingen-en-verwijzingen/internationalisten-argentinie [13] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie [14] https://nl.internationalism.org/tag/4/94/verenigde-staten [15] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu [16] https://nl.internationalism.org/tag/7/122/officieel-anarchism [17] https://nl.internationalism.org/tag/14/188/wat-de-iks [18] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming [19] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties [20] https://nl.internationalism.org/tag/4/70/europese-unie