Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 293.64 KB |
Respect voor de schoonmakers, respect voor het werk dat ze doen, respect voor hun inzet, respect voor hen die het minderwaardigste werk doen voor het laagste loon …. De schoonmakers hebben gelijk om respect te vragen: er wordt ook op hen neergekeken, ze worden behandeld als het ‘uitschot’ van de maatschappij en hun werk wordt op geen enkele manier gewaardeerd. Maar nu stelt zich de vraag:
- zijn zij het enige deel van de arbeidersklasse, wier werk niet gewaardeerd wordt, en is het niet zo dat het langzamerhand de algemene tendens is binnen het kapitalisme om alle arbeiders als een citroen uit te knijpen en ze, als er geen productief leven meer in zit, als oud vuil aan de kant te smijten?
- dat het ritme, de vorm en de plaats van de acties voornamelijk wordt overgelaten aan de vakbond, is dat echt de beste manier om respect af te dwingen? De vakbond heeft immers nooit uitgeblonken in de verdediging van de belangen van de arbeiders, daarentegen wel een behoorlijke reputatie opgebouwd om ieder vorm van de arbeidersstrijd in een impasse te leiden.
De ‘eis’ om respect is een eis, die een werkelijk bestaande behoefte in de klasse tot uitdrukking brengt. Maar de manier waarop die onder de schoonmakers vorm gegeven wordt, beantwoordt niet echt aan de natuur van een arbeidersklasse, die strijd voor het behoud van haar waardigheid tegen de toenemende opdrijving van het werktempo, tegen de verlaging van hun lonen, en tegen de precariteit, waar een steeds groter deel van de klasse in ondergedompeld wordt. Waarom, zo stelt zich de vraag? Omdat de arbeidersklasse niet klasse is die om respect vraagt, maar één is die respect afdwingt: óf ze werkt om, hoe dan ook, op een waardige manier haar bijdrage te leveren aan het maatschappelijke productieproces óf ze neemt onverbiddelijk de strijd op omdat de werkomstandigheden te mensonwaardig zijn geworden.
Hoe moeten we de ‘acties’ van de schoonmakers in januari en februari dan inschatten? Is dat een vorm van strijd, die werkelijk tot uitdrukking brengt hoe de klasse haar strijd voert en haar eigen identiteit in de strijd vorm geeft of zijn dit vormloze acties, die gekneed zijn op de manier die vakbonden en de rest van de burgerlijk fracties in Nederland dat graag zien?
Wat de arbeidersstrijd kenmerkt en wat haar strijd vooruitzicht geeft, is de massale, verenigde strijd, waarin ze haar solidariteit tot uitdrukking brengt. Haar strijd kenmerkt zich door gevechten, die overal tegelijkertijd plaatsvinden en waarbij politieke en economische vormen van strijd voortdurend door elkaar heenlopen en zich met elkaar vermengen. Ze kenmerkt zich tevens door de tendens om de strijd zelf in handen te nemen en, in algemene vergaderingen, zelf te beslissen over de richting van de strijd.
De regionale acties, die in de zomer van het afgelopen jaar, bij de bedrijfspoorten van de sociale werkvoorzieningen plaatsvonden, zijn daar verre van gebleven. Integendeel de linkse partijen hebben er goede sier mee kunnen maken door in de diverse gemeenteraden, waar deze sociale werkvoorzieningen onder vielen, luid en potsierlijk te protesteren en voorstellen te doen om de ergste gevolgen voor de betrokkenen af te zwakken
In het kader van de onderhandelingen over een nieuw akkoord tussen de vakbonden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) protesteerden de gemeenteambtenaren in de week van 2 tot 10 november tegen voorgenomen bezuinigingen, ontslagen en verhoogde werkdruk in de publieke sector. Maar de acties werden door de vakbond plaatselijk afgezonderd en in allerlei verschillende vormen gegoten, zodat de protesterende werkers geen enkele kans kregen hun solidariteit met elkaar tot uitdrukking te brengen en hun strijd een meer algemeen karakter te geven.
De huidige acties onder de schoonmakers zijn, na de zoveelste “mars van respect”, ook niet in staat om de werkelijke strijdwil van de klasse tot uitdrukking brengen. Eveneens gaat het idee van het ‘recht op respect’ ervan uit dat er voor ons nog rechten bestaan. In het kapitalisme bestaat echter maar één recht: dat van de ondernemers om de arbeiders uit te buiten en over onze ruggen winst te genereren. De schoonmakersacties zijn grotendeels een manoeuvre van de bourgeoisie om, met de vakbond voorop, de aandacht af te leiden van situatie van de ‘gewone’ werkers, die zo langzamerhand allemaal geconfronteerd worden met dezelfde precaire levensomstandigheden (1)
Acties, zoals hierboven geschetst, lijken heel radicaal, maar zijn het alleen maar in schijn. Daartegenover dragen ze zelfs het gevaar in zich de verdeling en machteloosheid in de klasse alleen maar te doen toenemen. En dat niet alleen omdat ze geen werkelijke klassemacht tot uitdrukking brengen, maar ook omdat ze worden voorgesteld als een strijd van een specifieke onderklasse, en niet als een uitdrukking van de arbeidersklasse. Hiermee worden ze worden zorgvuldig gescheiden gehouden van strijd van de werkers in het onderwijs, de mensen van het openbaar vervoer, de werkers in de zorg, de arbeiders bij NedCar en Wegener, enzovoort
Dit geldt eveneens voor de komende actie-tiendaagse tegen bezuinigingen op de bijstand, de sociale werkvoorziening – waar 60.000 banen moeten verdwijnen - en de Wajong (de uitkering voor jonggehandicapten) die waarschijnlijk net zo weinig zoden aan de dijk zetten. Of de FNV de acties nu voert onder de leuze: ‘Armoede werkt niet’ of ‘Laat kwetsbaar Nederland niet vallen’ …
Beide bovengenoemde groepen laten de overdenking van de strijd nagenoeg geheel over aan de vakbond en worden zodoende meestal door de voorstellen van deze laatste ingepakt. Hun acties zijn dan ook niet in staat het systeem werkelijk in vraag te stellen en relatief gemakkelijk in een ‘democratisch’ vaarwater gevangen te houden. Daarbij sluiten, wat betreft de schoonmakers, alle linkse fracties van de bourgeoisie zich aan bij de campagne om er een graantje van mee te pikken.
- Voor de FNV (met zijn organising) is natuurlijk het belangrijkste dat ze haar geloofwaardigheid weer wat kan opkrikken onder een deel van de werkers, dat tot nog toe niet of nauwelijks ‘georganiseerd’ was en weer een aantal nieuwe leden kan inschrijven;
- Voor parlementair links (SP, GroenLinks) gelden er ander belangen, die overigens niet tegengesteld zijn aan die van de vakbond. Zij ondersteunt de manoeuvres van de vakbonden vooral op propagandistisch vlak door nog eens extra te onderstrepen dat de schoonmakers net zozeer respect verdienen
Er waren ook pogingen van minderheden van de klasse om de solidariteit met de schoonmakers in concrete activiteiten tot uitdrukking te brengen. Maar dat ging nog gepaard met de nodige illusies. Er werd niet goed begrepen dat, als de schoonmakers wordt voorgehouden dat er een fundamenteel verschil is tussen hun strijd en die van de klasse als geheel, je de daaruit voortvloeiende verdeling niet oplost door ze als een soort van katalysator van de strijd te bombarderen.
Toch bestonden er tegelijkertijd ook geluiden, die er geen enkele misverstand over lieten bestaan dat: “We achter de eisen staan van de schoonmakers, dat we solidair zijn met hun strijd, en dat we bereid zijn om (nu en in de toekomst) zij aan zij te staan met wie opkomt voor onze rechten als mensen, als werknemers, rechten die juist nu in deze onnodige crisistijd extra onder druk komen te staan, voor schoonmakers, andere arbeiders en studenten wereldwijd.” (Kritische Studenten Utrecht)
Natuurlijk hebben zowel de schoonmakers, de jonggehandicapten, evenals de scholieren en de leraren, groot gelijk hebben om zich verzetten tegen de verslechtering van hun werk- en levensomstandigheden. Hetzelfde geldt voor acties die op stapel staan onder de werkers van het (aangepast) onderwijs, de gemeente-ambtenaren, enzovoort. Ze maken deel uit van dezelfde klasse en de gelijktijdigheid van hun strijd kan de voorwaarden scheppen voor een nieuwe periode van gemeenschappelijk verzet. Maar dat zal niet gemakkelijk zijn, omdat de klasse nog in verwarring is over haar eigen identiteit en nog onvoldoende vertrouwen heeft in eigen kracht. En om die moeilijkheid te boven te komen, moet ze eerst een zekere vorm van angst zien te overwinnen en de strijd een massaal karakter geven.
De werkers van ‘Viva Zorggroep’ in de zomer van 2011 hebben daartoe een eerste aanzet gegeven. In hun strijd kwam het wezen van de arbeidersstrijd duidelijker tot uitdrukking, door hun pogingen, niet alleen om hun strijd zelfstandig te voeren, maar ook om solidariteit te zoeken bij andere delen van de klasse, ook al gebeurde dat hoofdzakelijk bij dezelfde categorie van thuiszorgmedewerkers.
De strijd van de klasse kwam, aan het einde van het afgelopen jaar, ook duidelijker tot uitdrukking bij de schoonmakers bij een tweetal Ministeries. Bij beide Ministeries wil de bourgeoisie 25% aan bezuinigen doorvoeren door hetzelfde werk met minder mensen te doen en de werkdruk tot op een onmenselijke manier op te voeren. Maar de schoonmakers hebben vijftig dagen lang geen millimeter toegegeven en met hun actie - die zelfs de nodige sympathie ondervond onder een deel van de ambtenaren - voorlopig toch een werkgarantie en een onafhankelijke werkdrukmeting afgedwongen.
Bij de zorginstelling Amsta zijn in de week van 25 januari 100 medewerkers naar de voorzitter van de Raad van Bestuur gestapt met de duidelijke boodschap: "Wij willen goede kwaliteit van zorg geven, dat betekent dat er meer personeel bij moet en dat de flexibele inzet minder moet". Zich realiserend dat ze na hun actie, flink onder druk zouden kunnen worden gezet, brengt hun actie toch de moed tot uitdrukking die er op dit moment in de klasse bestaat.
Op woensdag 1 februari heeft er een actievergadering plaatsgevonden van de studenten ter voorbereiding van de strijd tegen de komende afschaffing van de studiefinanciering in de masterfase. De vergadering heeft unaniem besloten om de strijd aan te gaan onder de leus: “Goed en toegankelijk onderwijs”, zowel voor de universiteiten, als de hogescholen, de vmbo’s, het aangepast onderwijs als het basisonderwijs. Net zoals de schoonmakers, de arbeiders in de havens, de scholieren, de transportarbeiders, de leraren, de mensen van het openbaar vervoer, waarmee ze zich verwant voelen en solidair zijn, eisen studenten ook een vooruitzicht op een fatsoenlijke opleiding.
Bovengenoemde voorbeelden laten zien dat er nog veel potentieel aan strijdwil bestaat in de klasse. In de komende periode bestaat er daarom een reëel perspectief tot versterking van de strijd. Daarbij is het essentieel dat de arbeiders zich niet blijven blindstaren op de bijzondere strijd van de speciale categorieën, zoals die van een zogeheten ‘precariaat’, maar haar zicht verbreedt, de solidariteit ontwikkelt door eisen formuleren waar een groter deel van de klasse zich in herkent. Alleen zo kan het potentieel van de situatie werkelijk tot uitdrukking gebracht worden in een strijd met vooruitzicht: een steeds massalere beweging met uitzicht op een alternatief voor het kapitalisme.
Dellix / 15.12.2012
1) Een werkgroep van ambtenaren heeft laten doorschemeren dat er, bovenop de geplande 18 miljard, nog eens 15 miljard bezuinigd moet gaan worden in de publieke sector. Daarnaast kondigen de bedrijven in de privé-sector in Nederland (Philips, KLM en TataSteel, de bouwsector) de ene reorganisatie na de andere aan. Dit maakt duidelijk dat werkelijk de hele arbeidersklasse, geen enkele categorie meer uitgezonderd, wordt aangevallen middels ontslagen en een meer dan gemiddelde verlaging van hun inkomens.
Op 28 februari 2012 werd in India een stakingsdag gehouden waartoe opgeroepen werd door 11 nationale vakbondscentrales (het was de eerste keer sinds de onafhankelijkheid van het land dat zij samen optraden) en 50.000 kleine vakbonden, die 100 miljoen arbeiders uit heel het land vertegenwoordigen. Ze betrof talrijke sectoren, met name de bankbedienden, de arbeiders van de post en het openbaar vervoer, het onderwijzend personeel, de havenarbeiders... Deze mobilisatie werd begroet als een van de meest massale stakingen ter wereld tot op heden.
Het feit dat miljoenen arbeiders op de been gekomen zijn bewijst dat, ondanks alle praatjes over de Indiase economische ‘boom’, die niet als dusdanig aangevoeld wordt door de arbeidersklasse. De telefonische call-centers en de industrie verbonden aan de informatica in India zijn bijvoorbeeld voor 70% afhankelijk van Amerikaanse bedrijven en hebben zwaar te lijden onder het gewicht van de economische crisis. Hetzelfde geldt in een hele reeks sectoren. De Indiase economie staat niet buiten de rest van de wereldeconomie en haar crisis.
Ook in India groeit de woede onder de arbeiders. Daarom zijn de vakbonden overeen gekomen om samen tot staking op te roepen... om samen verenigd het hoofd te bieden aan... de arbeidersklasse! Welke andere betekenis zouden we kunnen geven aan die plotselinge eensgezindheid van de vakorganisaties, zij die in het verleden, bij iedere vorige mobilisaties tegen de regeringsmaatregelen, steeds systematisch de verdeeldheid georganiseerd hebben?
Verre van aan te tonen dat de bourgeoisie de arbeiders vandaag zonder ophouden aanvalt, vanwege haar zieke en verrottende systeem, proberen de vakbonden integendeel te doen geloven dat we eigenlijk vertrouwen moeten hebben in dit systeem en dat de bourgeoisie al onze wensen kan vervullen, als ze dat zou willen. Het bewijs daarvan is de cocktail van eisen die door de vakbonden gesteld worden, met name die van de invoering een nationaal minimumloon, van stabiele banen voor 50 miljoen arbeiders met een precaire job, van maatregelen van de regering om de inflatie in toom te houden (die bedroeg dan ook 9% bedroeg in het grootste deel van de laatste twee jaar), van verbetering van de sociale zekerheid zoals pensioenen voor alle arbeiders, van een versterking van het arbeidsrecht zoals het recht op vereniging in vakbonden en van het stopzetten van de privatisering van staatsbedrijven. Die eisen van de vakbonden steunen allemaal op de veronderstelling dat de regering in staat is in te gaan op de noden van de uitgebuite klassen. Zo verspreiden ze de leugen dat ze de inflatie kan verminderen, of dat, gevolg gevend aan de oproep de overheidsdiensten te verdedigen, de uitverkoop van hele delen van de openbare sector aan de privésector op een of andere manier voordelig zou zijn voor de arbeidersklasse.
Een zeer selectieve 'eenheidsstaking'
De vakbonden hebben niet hun leden niet konsewent gevraagd zich bij de staking aan te sluiten. Meer dan anderhalf miljoen spoorwegarbeiders en vele andere werkers, waarvan de meesten lid zijn van die vakbond, werden niet opgeroepen om te staken. In de meeste industriezones, in honderden kleine en grote steden over heel India, bleven miljoenen arbeiders in de priv?sector aan het werk en riepen hun vakbonden hen niet op tot staking, terwijl de arbeiders uit de openbare sector staakten. Terwijl ze opriepen tot een 'algemene staking', zijn de vakbonden er niet vies van dat miljoenen leden die dag, zoals gewoonlijk, aan het werk gaan.
Zelfs in sectoren waar de vakbonden tot staking opriepen, bestond hun houding er eerder in op te roepen tot een soort 'afwezigheidsstaking'. Vele arbeiders hebben gestaakt door gewoon thuis te blijven. De vakbonden hebben niet veel moeite gedaan om hen samen de straat op te krijgen en betogingen te organiseren. Evenmin om de miljoenen arbeiders van de privésector, die lid zijn van de stakende nationale vakbonden, bij de staking te betrekken. Deze manoeuvre moet in verband gebracht worden met het feit dat de arbeiders in de privésector recent, en al een hele tijd, veel strijdlustiger waren en minder respect toonden voor de wet van de bourgeoisie. In de industriezones zoals Gurgaon en in de autosector bij Chennai, waar recent belangrijke strijd plaatsvond, zoals bij Maruti in Gurgaon en Hyundai bij Chennai, hebben de arbeiders zich niet bij deze staking aangesloten
Waarom riepen de vakbonden op tot deze staking?
Het is duidelijk dat de vakbonden deze staking niet gebruikt hebben om de arbeiders te mobiliseren, om hen op straat te brengen en zich te verenigen. Ze hebben haar gebruikt als een ritueel, als een middel om wat stoom af te laten, om de arbeiders te verdelen, om hen aan te zetten tot passiviteit en hen te demobiliseren. Thuis tv zitten kijken, dat versterkt de eenheid en het bewustzijn van de arbeiders niet. Dat versterkt enkel het gevoel van isolement, van gelatenheid en het gevoel een kans gemist te hebben. Als dat de houding is, waarom hebben de vakbonden dan tot staking opgeroepen? Wat heeft hen tot eensgezindheid kunnen brengen, de BMS (1) met zijn meer dan 6 miljoen leden inbegrepen? Om dat te begrijpen moeten we zien wat de werkelijke economische en sociale toestand is, en wat er binnen de arbeidersklasse in India gebeurt.
Ondanks alle grote woorden over de economische 'boom', is de economische situatie er de laatste jaren op achteruitgegaan. Zoals overal is de economie in crisis. Volgens de statistieken van de regering is de jaarlijkse groeivoet teruggevallen van 9% naar ongeveer 6%. Vele industrieën werden hard getroffen zoals die in de sector van de informatica, de textiel, de diamantverwerking, de consumptiegoederen, de infrastructuur, de private elektriciteitsbedrijven, het luchtvervoer. Dat heeft geleid tot een intensifiëring van de aanvallen op de arbeidersklasse. De inflatie hangt sinds meer dan twee jaar rond de 10%. De inflatie voor voedingswaren en voor middelen voor andere basisbehoeften ligt nog een stuk hoger, en bereikt soms de 16%. De arbeidersklasse zinkt weg in de ellende.
In deze omstandigheden van verslechterde levens- en werkomstandigheden is de arbeidersklasse weer de weg van de klassestrijd opgegaan. Sinds 2005 zien we een gestage toename van de klassestrijd in geheel India, waaruit duidelijk blijkt dat ze zich inschrijft in de huidige ontwikkeling van de klassestrijd op wereldvlak. Vooral in de jaren 2010 en 2011 waren er talrijke stakingen in vele sectoren waarbij duizenden arbeiders hebben deelgenomen aan fabrieksbezettingen, wilde stakingen en protestbijeenkomsten. Enkele van deze stakingen waren zeer belangrijk, met name in de autosector zoals die van de arbeiders van Honda Motor Cycle in 2010 in Gurgaon en die van Hyundai Motos in Chennai in 2011, waarbij de arbeiders het werk verschillende keren neergelegd hebben tegen de werkonzekerheid en andere aanvallen door de bazen en waarbij ze blijk gaven van een grote strijdwil en vastbeslotenheid in de botsingen met het repressieapparaat van de ondernemers.
Recentelijk, tussen juni en oktober 2011, zijn de arbeiders in de autosector opnieuw op eigen initiatief, zonder vakbondsordewoorden af te wachten, in beweging gekomen en dat ging gepaard met een sterke tendens tot solidariteit en de wil de strijd naar andere bedrijven uit te breiden. Ze drukten ook de tendens uit tot zelforganisatie en de organisatie van algemene vergaderingen, zoals tijdens de stakingen bij Maruti-Suzuki in Manesar, een nieuwe stad die verbonden is met de industrie-boom in de streek van Delhi, waarbij de arbeiders de fabriek bezet hebben tegen het advies van 'hun' vakbond in. Na de onderhandelingen, die begin oktober door de vakbond gevoerd werden, konden 1200 arbeiders, die een contract hadden, niet terug aan het werk. Daarop zijn 3500 arbeiders, om hun solidariteit te tonen, weer terug in staking gegaan en hebben het autoassemblagebedrijf bezet. Dat mobiliseerde 8000 arbeiders in andere solidariteitsacties in een dozijn andere bedrijven in de regio. Het leidde ook tot bijeenkomsten en de vorming van algemene vergaderingen om te verhinderen dat de vakbonden de strijd zouden saboteren.
Het herontdekken van de algemene vergadering als de meest geschikte vorm om de strijd uit te breiden en om idee?n uit te wisselen op zo breed mogelijke schaal, betekent een formidabele stap vooruit voor de klassestrijd. De algemene vergaderingen bij Maruti-Suzuki on Manesar stonden open voor iedereen en moedigde elkeen aan deel te nemen aan de overdenking van de richting en de doeleinden van de strijd.
Naast deze strijdgolf, die langzaam aanzwelt, heeft de strijd die zich afspeelde in het Midden-Oosten, in Griekenland, in Groot-Brittannië, het geheel van de 'Occupy'-beweging zijn weerklank gehad in de arbeidersklasse in India.
Op het moment van de gewelddadige confrontatie bij de motorfabriek Honda en tijdens de herhaalde stakingen bij Maruti-Suzuki, konden we duidelijke uitingen zien van een zekere angst bij de bourgeoisie. Telkens merkten de media op dat de stakingen zich zouden kunnen uitbreiden, andere autobedrijven in Gurgaon bij de acties zouden kunnen betrekken en de hele regio kunnen verlammen. Dat was geen speculatie. Terwijl de voornaamste stakingen slechts enkele fabrieken troffen, kwamen andere arbeiders naar de poorten van de stakende bedrijven. Er waren gemeenschappelijke arbeidersbetogingen en zelfs een staking in het gehele industriegebied van Gurgaon. De provinciale regering zelf maakte zich ernstige zorgen over de uitbreiding van de staking. De Eerste Minister en de Minister van Arbeid van Haryana hebben, op aanraden van de Eerste Minister en de Minister van Arbeid van de Unie, de ondernemers van de bedrijven en de vakbonden samengebracht om de staking te verstikken.
Zoals de rest van de bourgeoisie maken de vakbonden zich nog grotere zorgen over een mogelijk verlies van controle over de arbeiders, als de strijdwil blijft stijgen. Dat was ook zeer duidelijk bij de stakingen bij Maruti in 2011, toen de arbeiders acties voerden die duidelijk ingingen tegen wat de leidingen van de vakbonden wilden. Die angst heeft de vakbonden ertoe gebracht te doen alsof ze actief zijn. Ze hebben opgeroepen tot een aantal rituele stakingen, een staking van de bankbedienden in november 2011 inbegrepen. De huidige staking, die zonder twijfel een uiting is van de groeiende woede en strijdwil binnen de arbeidersklasse, is ook een van de recentste pogingen van de vakbonden om die laatste te beknotten en te kanaliseren.
De arbeiders moeten inzien dat een rituele stakingsdag en rustig thuis blijven ons niet vooruit helpt. Evenmin als samenkomen in een park om te luisteren naar de redevoering van vakbondsleiders en leden van parlementaire partijen. De bazen en hun regering vallen ons aan omdat het kapitalisme in crisis verkeert en ze geen andere keus hebben. We moeten begrijpen dat alle arbeiders aangevallen worden. Passief en van elkaar geïsoleerd blijven zal de bazen er niet van weerhouden hun aanvallen tegen de arbeiders op te drijven. De arbeiders moeten die gelegenheden gebruiken om de straat op te gaan, bijeen te komen, te discussiëren met andere arbeiders. Ze moeten de strijd in eigen handen nemen. Dat zal niet onmiddellijk leiden tot een oplossing van de problemen die de arbeiders ondervinden, maar zal een waarachtige ontwikkeling van de strijd mogelijk maken. Het zal ons helpen onze strijd te ontwikkelen tegen het kapitalistische systeem en te ijveren voor de vernietiging ervan. Zoals degenen zeiden die in februari 2012 de rechtsfaculteit in Athene bezetten: "Om ons te bevrijden van de huidige crisis, moeten wij de kapitalistische economie vernietigen!"
Op basis van twee artikels, verschenen in Communist Internationalist, Orgaan van de IKS in India (maart 2012)
Voetnoten
(1) Bharatiya Mazdoor Sangh (Indiase arbeidersbond)
In de acties kregen de schoonmakers steun van andere groepen, zoals anarchisten, studenten en allerlei activisten. De schoonmakers ervaarden dat als positief en waren daar zeker verheugd over, omdat het isolement waarin ze – al lange tijd – verkeren, daarmee enigszins doorbroken schijnt te worden.
Maar de steun die ze kregen, versterkte die ook werkelijk hun strijd en doorbrak die hun gevoel, opgesloten te zijn in hun eigen sector? Het resultaat van alle ‘solidariteit’ met de schoonmakers verloste de schoonmakers niet van hun gevoel van isolement en kon niet voorkomen dat hun acties door de vakbond plotseling beëindigd werd in een halfslachtig compromis.
Wat is de reden dat de solidariteitsacties en -verklaringen van deze groepen niet het gewenste effect bereikten? Dat komt omdat ze niet tegemoet kwamen aan de natuurlijke behoefte van de arbeidersklasse om de strijd tegen het kapitaal als één verenigde strijd te voeren, door de eisen van de schoonmakers en die van andere sectoren onder één en dezelfde noemer te brengen: "jullie strijd is onze strijd". Dat is een devies dat de strijd van de hele klasse met elkaar verbindt. Dat is de manier waarop de solidariteit van de klasse zich werkelijk tot uitdrukking brengt!
Als één van de bovengenoemde groepen een spandoek uitvouwt met de tekst: "wij zijn ook schoonmakers", dan doen ze het tegendeel van wat de strijd nodig heeft. Als de andere sectoren van de arbeidersklasse (werkers in de zorg, bouwvakkers, machinisten, etc.) zich bij de strijd van de schoonmakers vervoegen onder de leus "wij zijn ook schoonmakers", dan verzwakken ze daarmee de strijd van de klasse in plaats van haar te versterken.
Zo dachten activisten van de bovengenoemde groepen hun solidariteit met de schoonmakers tot uitdrukking te kunnen brengen door een campagne te voeren onder de leus: ‘kijk eens wat er gebeurt als de schoonmakers staken, om vervolgens op de VU in Amsterdam toiletten te vervuilen en op het Centraal Station in Utrecht kranten uit de vuilnisbakken te verscheuren en de snippers overal rond te strooien!’
Het wezen van het activisme bestaat erin misbruik te maken van de tijdelijke aarzelingen (…) van een beweging om haar oprecht bestaande openheid te stijven en ze af te leiden naar het reformisme en een campagnes voor één enkel doel. Deze politiek draagt er alleen maar toe bij om het potentieel en het oorspronkelijke elan van de strijd uit te putten in een legio van demonstraties en directe acties, waarvan het doel niet is om eenheid op te bouwen en de betekenis van het zelfvertrouwen te steunen, maar veeleer om hun potentieel te verzwakken. (…) "Het activisme bindt de beweging aan de idee dat de kapitalistische staat kan interveniëren ten gunste van de bezitlozen, en dat het kapitalisme nog mogelijkheden en welvaart te bieden heeft."(1)
Ook "claims van anarcho-syndicalistische organisaties, die‘niet-ideologisch’ zouden zijn, vormen geen alternatief voor de valse verdeling opgelegd door het kapitalisme, (…) in de praktijk eindigt ze meestal als een links activistisch netwerk dat de ideologie van de hoofdstroom, van nationalistisch links, reproduceert." (2)
"De activist identificeert zich met een of ander doel dat losstaat van zijn eigen leven: een actie tegen het kapitalisme dat kapitalisme definieert als iets ‘daarbuiten’; terwijl de echte macht van het kapitalisme zich hier bevindt, in onze eigen levens, we recreëren haar macht iedere dag, omdat het kapitaal geen ding is,maar een sociale verhouding tussen mensen (en dus de klassen) die bemiddeld wordt door de dingen." (3)
De meer ervaren activisten streven in wezen naar een bevoorrechte positie en status in de bestaande maatschappij en identificeren zich zodoende meer met de vakbondsideologie, dan met de spontane en zelfstandige uitdrukkingen van de klassesolidariteit van de protesterenden, die tot uitdrukking gebracht worden aan de basis. Uiteindelijk bestaat er niet eens meer een echt verschil tussen de activisten binnen de groepen, die hun solidariteit menen te betuigen met de acties van de schoonmakers en de betaalde organisers van FNV-Bondgenoten (waarvan één of enkelen lid zijn van Doorbraak!).
Als het activisme van bovengenoemde groepen bekritiseerd wordt, dan kan dat heftige reacties oproepen: "dus schrijven we maar een lap tekst en blijven we langs de zijlijn staan? …. grow up!" Zo’n reactie is kenmerkend voor het activisme, dat ook snel de neiging heeft anderen te verwijten, dat ze niet bereid zijn zich op te offeren voor de ‘goede zaak’.
Wat essentieel is voor de versterking van de strijd van de werkers is, naast de effectieve vereniging van de strijd onder één en dezelfde noemer (zoals met de kantinemedewerkers van de VU), de aanmoediging tot verdieping van het begrip van hoe het kapitalisme werkt. Het moet ook duidelijk worden aan de werkers waarom het kapitalisme niet langer blijvende verbeteringen kan bieden, welke strijd gevoerd moet worden om de toenemende uitbuiting en onderdrukking tegemoet te treden en hoe daar vorm aan te geven. Wat dat betreft bevinden er zich binnen de bovengenoemde groepen zeker ook militanten, die oprecht begaan zijn met de strijd van de klasse. Maar tegelijkertijd zullen zij nooit op een effectieve manier kunnen bijdragen aan de éénwording van de strijd van de klasse als ze zich niet losmaken van de activistische praktijk.
"Individuele militanten binnen het activistische milieu, die oprecht geïnteresseerd en betrokken zijn in de vooruitgang van de strijd van de uitgebuiten, kunnen niet gelijkgesteld worden met de vijanden van de arbeidersklasse. Maar hun politieke ontwikkeling, hun helderheid over de doelen en de methoden van de strijd zal zich nooit kunnen ontwikkelen zolang ze zich niet losmaken uit de valstrik van het activisme, dat alles zal doen om hen ervan te weerhouden werkelijke klassestandpunten in te nemen."(1)
Capri / 2012.04.15
Voetnoten
(1) Activism is no substitute, IKS-site Internationalism Online. Op deze site zijn inmiddels 55 reacties verschenen op de tekst die gepubliceerd is door Internationalism, de afdeling van de IKS in de Verenigde Staten. https://my.firedoglake.com/jest/2012/03/29/activism-is-no-substitute-for... [5]
(2) De ‘Verklaring van het Birov-Collectief in Servie’ brengt heel duidelijk een reeks van fundamentele klassestandpunten naar voren waaronder de bevestiging van de revolutionaire aard van de arbeidersklasse tegen alle ‘postmarxistische misleidingen’ en de noodzaak van zelforganisatie van de arbeidersklasse tegenover de vakbonden, gedefinieerd als organen van de burgerlijke staat.
(3) Vergeet het activisme. Dit is een vertaling van een tekst Give up activism, een tekst die was verschenen naar aanleiding van de ‘Internationale actiedag tegen het kapitalisme’ op 18 juni 1999 in Engeland. Deze tekst is ook al een keer onderwerp van discussie geweest op een bijeenkomst van de AGA (de Vrije Bond) in Amsterdam.
De regering Rutte heeft vanaf het moment van haar installatie, in het najaar van 2010, bijna voortdurend op het slappe koord gedanst. Als gevolg van de herhaalde manoeuvres van de PVV, die haar gedoogde, is ze uiteindelijk toch gevallen. Met het "neen" Geert Wilders en de terugtrekking van de PVV, ging het Catshuisakkoord, dat door de leiders van de drie betrokken partijen was overeengekomen, ook voor de bijl. De politiek moest helemaal opnieuw beginnen en een nieuw bezuinigingsplan in elkaar te zetten, met de datum van 30 april, als een hakbijl dreigend hangend boven het hoofd.
Maar binnen een week was de deceptie alweer omgeslagen in een euforie. Alexander Pechtold had het kunststukje weten uit te halen: het rompkabinet werd opgevangen in een net, gespannen door de drie partijen (GroenLinks, ChristenUnie en D’66), die dat ook al eens gedaan hadden toen de missie in Kunduz (Afghanistan) voortgezet moest worden. Vijf partijen vonden elkaar in akkoord dat in ieder geval de schijn wekte te hebben voldaan aan de eis van Europa: tijdig een plan presenteren, dat gaat in de richting van een vermindering van het begrotingstekort tot 3% van het BBP.
Het ‘wandelgangakkoord’ stelt kwa inhoud echter niets voor. Of, zoals de econoom M. Bouman in de uitzending van DeWereldDraaitDoor zei: dit is in feite het Catshuisakkoord, met wat progressieve tintjes om de Kunduzcoalitie gunstig te stemmen". Europa had een soortgelijk flutbriefje uit Griekenland nooit hebben geaccepteerd. Het ‘Kunduz-akkoord’ schiet op alle vlakken tekort: want behalve het feit dat het ver onder de benodigde 16 miljard blijft, behelst het heel wat open eindjes, die nog verre van ingevuld zijn. Maar dit ‘schijnakkoord’ geeft de bourgeoisie in Nederland wel de nodige ruimte om de installatie van een nieuwe regering te verdagen en de periode daar naartoe, middels een intensieve verkiezingscampagne, te gebruiken om de arbeiders een rad voor de ogen te draaien.
Eind juni 2011 schreef de Financial Times al eens dat Nederland zonder twijfel het meest dwarse land geworden was in de strijd over de toekomst van Europa. Zo stemde het parlement in oktober vorig jaar in met de motie van het parlementslid Arie Slob (1) vanwege haar ongenoegen over het feit dat al die ‘knoflooklanden’ de begrotingsregels aan hun laars lapten waardoor wij, de ‘fatsoensrakkers’ die onze zaakjes wel goed op orde hebben, de rekening kunnen betalen. "We laten onze ouderen niet betalen voor de frauderende Grieken. Wat ze ook allemaal goedkoop zwartepieten." (G. Wilders, 21-04-2012) Daarnaast weigeren de EU en de regeringsleiders volgens de SP de speculanten aan te pakken, die volgens deze partij de werkelijke veroorzakers van de crisis zijn.
Maar nu wordt de, binnen de EU overeengekomen, 3%-regeling door de verwerping van het Catshuisakkoord door Nederland zelf ook overboord gezet. Daarmee wordt er precies gedaan wat de meerderheid van de parlementsleden Griekenland vorig jaar oktober nog verweet: namelijk dat ze zich niet hielden aan de begrotingsovereenkomst van de EU. Dit bevestigt alleen maar het beeld, dat de Financial Times vorig jaar schetste van de rol van de populistische partijen als de PVV en – in mindere mate - de SP, die van Nederland het Griekenland aan de Noordzee dreigen te maken.
"Wij hebben de rug rechtgehouden tegen de drie-procentseis van de "Brusselse bureaucraten". Ik kan mijn kiezers recht in de ogen kijken." (G. Wilders, Dagblad Kennemerland, 23 april 2012)
"De Europese regeringsleiders willen een Europees Economisch bestuur instellen. Maar de SP wil dat niet! Want als een land niet genoeg bezuinigt, (en) houdt een land zich niet aan het "dictaat uit Brussel", dan volgen miljardensancties." (….) Daarom:"met een stem op de SP, stemt u resoluut tegen nog méér "Brusselse" bevelen en bevoegdheden." (SP)
Wilders’ onderzoek naar de terugkeer naar de gulden is een andere duidelijke uitdrukking van het verzet in Nederland tegen het ‘dictaat van Europa’. Hoewel de uitslag van het onderzoek niet onverdeeld positief was en de terugkeer naar de gulden zeker niet minder kost dan ze oplevert, dreigt dit soort onderzoeken de gemoederen in Nederland en evenals in verschillende andere landen in Europa wel los te maken.
In een artikel genaamd ‘Het rapport dat de eurozone zal doen exploderen’ schrijft de website ‘Business Insider’ dat " als Nederland een brede discussie voert over het rapport en de kwesties die erin worden aangekaart, zal Duitsland dat niet kunnen negeren en achterblijven. En dan zal Frankrijk ook niet achter kunnen blijven". (…) "De Duitse en Nederlandse bevolking is nu al heel nerveus over het feit dat ze met bezuinigingen te maken krijgt, terwijl miljarden euro’s naar Zuid-Europa worden overgeheveld. Tot nu toe bewaarde de bevolking haar kalmte, uit angst voor een economische ramp, die eensluidend voorspeld werd door de regeringsleiders. Het is niet alleen het rapport, het is een combinatie van factoren. (…) De anti-Europese stemmen (…) zullen daar zeker voor zorgen". (Business Insider, 29 januari 2012)
Binnen de bourgeoisie in Nederland bestaat ook een groeiende tendens om minder de nadruk te leggen op maatregelen ter bezuiniging en meer ter stimulering van de economie. Paul Krugman, de Amerikaanse Nobelprijswinnaar en pro-Keynesiaan, waarschuwde al maanden tegen de ‘eurosuïcidale neigingen’ in het merendeel van de toespraken over de maatregelen. De cijfers van de economische politiek in landen als Spanje, Ierland en Portugal, die netjes de directieven van de ECB en Duitsland volgen, laten catastrofale cijfers zien; zowel op het vlak van de groei, de werkloosheid, als op het vlak van de staatsinkomsten en de schuldenlast. Uit dit gegeven heeft een deel van de politieke klasse in Nederland opgemaakt dat deze politiek de economische crisis ook niet oplost.
Bij een negatieve economische ontwikkeling gaat de klok altijd luiden als de klepel richting stimuleren wijst. Aan deze stimuleringskant kregen de PVV en de SP onder andere gezelschap van de PvdA die, onder de nieuwe leiding van Diederik Samsom en Hans Spekman, zichzelf weer wat kleur wil geven. Een van de belangrijkste ideologen van de PvdA en directeur van het CPB, Coen Teulings, vindt dat er ‘’geen extra bezuinigingen moeten komen in landen in de EU die geen onmiddellijk gevaar lopen uitgesloten te worden van toegang tot de internationale kapitaalmarkt". En Nederland is zo’n land dat ook best nog toegang heeft tot de internationale kapitaalmarkt.
Maar zelfs D’66, een van de deelnemers aan het nieuwe akkoord, is eigenlijk een voorstander van meer stimuleringsmaatregelen: "Iedere dag geven we in dit land 77 miljoen teveel uit, een snel oplopende schuld die we doorschuiven naar de volgende generatie. We zullen de economie moeten stimuleren door te hervormen." (A. Pechtold, D’66)
Maar wat de bovengenoemde stromingen niet willen zien, is dat de zogeheten ‘hervormingen’ de crisis ook niet oplossen. Voorzover ze de stimulering werkelijk volop de ruimte willen geven, is het is een variatie op een oude Keynesiaans thema, die haar definitieve failliet aan het begin van de jaren 1970 (in de periode van de fameuze oliecrisis) al heeft aangetoond. De politiek van de VS maakt dit ook duidelijk: er zijn in dat land al duizenden miljarden dollars in de economie gepompt en desondanks zijn er hele delen van de VS ‘vervallen’ in levensomstandigheden, vergelijkbaar met een derdewereldland.
In Nederland zullen de tegenstellingen tussen de verschillende fracties van de bourgeoisie de komende periode ongetwijfeld flink toenemen. Maar er zal er ook een toenemende spanning ontstaan binnen de bourgeoisie in Europa. Want het is met name Duitsland dat onverminderd vasthoudt aan de overeenkomst die uitgaat van een systematische bezuinigingspolitiek in de landen van de EU. ‘’De onderhandelingen over het begrotingspact zijn afgerond, het is ondertekend door 25 regeringsleiders en is geratificeerd door Portugal en Griekenland." (…) "In heel Europa staan parlementen op het punt de afspraken aan te nemen. Er valt niet opnieuw over te onderhandelen.’’ (Angela Merkel, 27 april 2012)
De discussie over ‘euro of gulden’, ‘bezuinigen of stimuleren’ brengen diepgaande meningsverschillen binnen de bourgeoisie tot uitdrukking. Maar we mogen niet haar bekwaamheid onderschatten hoe ze deze weet te gebruiken om de arbeidersklasse te misleiden. Wellicht dat "minder Europa en meer baas in eigen land echt hèt thema wordt van de verkiezingen." (G. Wilders, 22 april 2012), maar de strijd over welke economische politiek is daarmee in Nederland ook nog niet gestreden. Het onverminderd vasthouden aan de "Merkel-doctrine" door de CDA (2) en vooral de VVD, tegenover de nieuwe ‘hervormings’politiek van de PvdA zal de kwestie ongetwijfeld opnieuw op scherp stellen. De komende verkiezingscampagne zal dus, naast het door Wilders genoemde thema, beheerst worden door de kwestie ‘stimuleren of bezuinigen’.
Vooral in de Occupybeweging was te zien dat er niet alleen nog grote onduidelijkheid heerst over de werkelijke oorzaak van de crisis, maar ook nog veel illusies over de mogelijkheid van een oplossing van de crisis. De campagne die ons nu te wachten staat heeft vooral ten doel om deze onduidelijkheid nog eens een extra push te geven en daarmee de tendens tot verdere politisering binnen de klasse af te remmen.
We moeten ons ervoor behoeden ons mee te laten slepen in welke valse tegenstelling dan ook. ‘Stimuleren of bezuinigen’, ‘Europa of Nederland’, het maakt niets uit. Want het probleem ligt niet op vlak. De oorzaak van de crisis is het kapitalistische systeem zelf dat, gebaseerd op het systeem van loonarbeid, steeds helsere crises veroorzaakt naarmate het langer bestaat. Totdat het in een staat verkeert waarin het alleen maar overeind blijft door zichzelf een steeds grotere dosis verdovende middelen (krediet, schuld) toe te dienen. Het is op dat punt dat het systeem van uitbuiting en repressie nu is beland.
Geconfronteerde met deze situatie is er voor de mensheid is er geen weg meer terug. Ze kan niet terug naar de wereld van de gilden of naar te onbezoedelde natuur. Alleen een fundamenteel andere maatschappij, gebaseerd op een productie voor de werkelijk menselijke behoeften, biedt uitkomst. Maar die moet en kan alleen bevochten worden door de strijd van de wereldarbeidersklasse.
Dellix / 2012.05.08
Voetnoten
(1) Officieel luidde de motie "dat afspraken over begrotingsdiscipline, sancties bij het niet nakomen van gemaakte afspraken en de instelling van een Eurocommissaris als een minimumvoorwaarde moeten worden beschouwd voor de instemming van de Nederlandse regering met elk voorstel waarmee extra leningen of garanties vanuit Nederland gemoeid zijn."
(2) De CDA heeft nog geen eensluidend standpunt over de kwestie ‘stimuleren of bezuinigen’. De verkiezing van een nieuw politiek leider is slimme manier om tijd te winnen teneinde haar koers te kunnen bepalen op dit vlak.
‘100 – 10 = X en 100 – 4 = Y.’ Deze eenvoudige rekenopgave leren de leerlingen vanaf het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs. Toch zijn er kinderen die moeite hebben met deze eenvoudige opgave, zoals onderzoeken van PISA steeds weer aantonen (1) Toegegeven, als er dan een paar nullen bijkomen en het gaat om getallen van miljoenen en miljarden, kan men zich sneller misrekenen, ook al verandert er niets aan de hoofdbewerking. Nu werd er bij de meest recente PISA-test een bijzonder moeilijke opgave gegeven. ‘100 – 10 = X en 100 – 4 = Y.’ Deze eenvoudige rekenopgave leren de leerlingen vanaf het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs. Toch zijn er kinderen die moeite hebben met deze eenvoudige opgave, zoals onderzoeken van PISA steeds weer aantonen (1) Toegegeven, als er dan een paar nullen bijkomen en het gaat om getallen van miljoenen en miljarden, kan men zich sneller misrekenen, ook al verandert er niets aan de hoofdbewerking. Nu werd er bij de meest recente PISA-test een bijzonder moeilijke opgave gegeven. Het ging om de samenhang tussen de beheersing van de hoofdbewerking, wetenschappelijk inzicht, logica, en een factor die door de leerlingen zelf moest uitgezocht worden. De vraag luidde: "Wanneer de koopkracht bij aanvang 100% bedraagt, en als die dan met 10% verminderd wordt, is de koopkracht dan als gevolg daarvan toe- of afgenomen?". Bijna alle leerlingen slaagden er in om deze vraag zonder problemen te beantwoorden. Op de toegevoegde vraag, in verband met economie, of het massaal afromen van de koopkracht zou kunnen leiden tot een aanzwengelen van de economie, konden de meeste leerlingen snel en juist een antwoord geven. Daarbij aansluitend moesten de leerlingen de uitspraken van de politici, ondernemers, enzovoort dat "enkel een strikt besparingsprogrmma, een verlaging van de lonen, enzovoort … de economie weer aan het draaien zou brengen", vergelijken met hun eigen antwoorden. In de PISA-test stelden bijna alle leerlingen een uitgesproken gapende kloof vast tussen hun vaststellingen en de uitspraken van de politici. De vraag hoe men tot een dergelijke gapende kloof kwam tussen de meest elementaire vaststellingen van de wiskunde, de logica en de "beloften" van de politici en ondernemers werd onder de leerlingen fel punt van discussie ...
Maar, zonder dollen nu, hoe is het gesteld met de "oplossingen" die de heersende klasse voorstelt?
Griekenland: Besparingen en toename van de armoede – een uitweg uit de crisis?
"Alleen al in het jaar 2010 daalde het Griekse BIP met 4,5%, en tot het tweede kwartaal van 2011 nog eens met 7,5%, terwijl de schuldenlast van het land tot maart 2011 reeds toenam tot 340 miljard Euro"s. (2) De werkloosheid, die eind 2009 ongeveer 9,6% bedroeg, is nu tot 16,3% gestegen. Onder de 15 tot 29-jarigen is zelfs één-derde werkloos. Het loon van de, in vergelijking met de Europese normen, slecht betaalde ambtenaren werd tussen de 30 en 40% verlaagd, alle gepensioneerden van het land moesten een ingreep van hun inkomen ondergaan van 20%. CAO-overeenkomsten hoeven ondertussen niet meer nageleefd te worden. Voor de jonge volwassenen onder de 25 jaar geldt de laagste loongrens van 740 Euro’s bruto voor een volledige betrekking niet meer. Zij moeten het zien te klaren met slechts 600 Euro’s per maand bruto."(2)
Griekenland met zijn circa 20% werklozen is slechts één voorbeeld van een ontwikkeling, die steeds meer veld wint in een reeks van Europese staten. In Ierland is de werkloosheid tot 14% gestegen, in Portugal tot 12%, in Spanje tot boven de 25% – gepaard gaande met omvangrijke besparingsprogramma’s. Italië, Groot-Brittannië, België volgen. In het grootste deel van Europa heerst de besparing, de inkrimping van de koopkracht... een teruggang van de economie, een ineenstorting van de markten.
Dat herinnert aan de tijd van de jaren 1930, toen de toenmalige Duitse kanselier Brüning, na het uitbreken van de economische wereldcrisis, de openbare uitgaven met 30% verlaagde, de belastingen verhoogde, de lonen en sociale uitkeringen radicaal verlaagd werden, en de werklozen en de werkenden met veel minder geld moesten zien te overleven. Het bruto nationaal product kromp in 1931 met 8%, in 1932 met 13%, de werkloosheid nam toe tot 30%. De verdere ontwikkeling is bekend. Het kapitaal slaagde er niet in om de economie uit penarie te trekken. Het draaide uit op een oorlog.
In het midden van de maand maart werd een nieuwe studie gepubliceerd over het loonpeil in Duitsland: "Bijna 8 miljoen mensen in Duitsland [10% van de bevolking, nvdv.], moet volgens de studie rondkomen met een loon van minder dan 9,15 euro bruto per uur. Hun aantal is tussen 1995 en 2010 met meer dan 2,3 miljoen gestegen, zoals wordt bericht in de "Süddeutsce Zeitung", die zich beroept op een onderzoek van het Instituut voor Arbeid en Kwalificatie van de universiteitvan Duisburg-Essen. Daarbij zijn ongeveer 23% – bijna één vierde van de werkenden – werkzaam in een lage-loon-sector. Volgens de studie ontvingen de werkers met een laag salaris in het jaar 2010 gemiddeld 6,68 euro in het Westen en 6,52 euro’s in het oosten van Duitsland. Onder hen ontvingen meer dan 4,1 miljoen minder dan 7 euro, ongeveer 2,5 miljoen minder dan 6 euro en bijna 1,4 miljoen zelfs geen 5 euro per uur. Bijna iedereen met een laag loon werkt daarbij nog fulltime en niet parttime. Zo zijn er volgens de berekeningen alleen al 800.000 fulltime werkenden, die minder dan 6 euro verdienen. Dat komt neer op een maandloon van niet meer dan 1000 euro bruto.
Vooral in West-Duitsland is het aantal werkenden met deen laag loon sterk gestegen. Volgens de studie zwol het in 15 jaar aan tot 68% in de vroegere Bondsrepubliek, in het oosten van het land daarentegen slechts met 3%. Toch zou de grote meerderheid van de acht miljoen een vak hebben geleerd". (2)
Wanneer er in Duitsland sprake is van een wonder op het vlak van de jobs en hoge aantallen tewerkgestelden, ligt dat aan de grove verlaging van de lonen, die de loontrekkers er toe dwingt om naast een eerste, slecht betaalde, werkkring, nog een tweede slecht betaalde baan te zoeken. Zelfs het "Manager-Magazin" moest toegeven: "Dit is de verfoeide tijd van de banen-explosie: vele nieuwe banen ontstonden hier in dit land in het voorjaar omdat de lonen voor het werk laag waren. Nu echter wordt het aantal banen met een laag loon openbaar en ook hoe sterk degenen met een bijbaan deze explosie onder vuur nemen". "Zo ontvangen veel uitzendkrachten in de automobielbedrijven, die altijd maar weer nieuwe afzetrecords vermelden, slechts 7,5 euro, terwijl de arbeiders met een vaste aanstelling tot wel 18 euro ontvangen." (3)
Alle bezweringen door de staat en van de kant van de ondernemers dat "Besparingen de economie weer aanzwengelen", veranderen niets aan het feit dat, indien men de koopkracht verlaagt door de loon te verlagen, door de sociale vergoedingen af te schaffen, enzovoort, men de vraag doet kelderen. Het gevolg: nog meer geproduceerde waren die onverkocht blijven, de concurrentiedruk op de ondernemingen neemt toe, rationaliseringsdrang wordt groter en prijsoorlogen verscherpen zich. De bedrijven worden gedwongen om nog meer personeel te doen afvloeien of te ontslaan. De staat krijgt nog minder belastingen binnen en moet nog meer geld uitgeven voor het onderhouden van de werklozen. De groei neemt niet toe, maar af. Het gevolg is: nog minder afbouw van de schulden... Deze methode brengt een kettingreactie teweeg. In werkelijkheid verergert de hele besparingspolitiek de crisis alleen maar en haalt ze het systeem niet uit het slop.
De andere "aanzet tot een oplossing" – bijkomende koopkracht scheppen door kunstmatige stimulering ervan in de vorm van goedkope leningen, het aangaan van schulden, enzovoort heeft ook schipbreuk geleden. Deze politiek werd tijdens de laatste tientallen jaren systematisch bedreven. Het gevolg was dat in de leidende industriestaat, de enige overblijvende supermacht, de VS, steeds meer gemeenten zich bankroet meldden, en steeds meer deelstaten die richting uitgaan. De kapitalisten overvallen de loontrekkers als een bende rovers. Enige voorbeelden: "Michael Bloomberg, miljardair en burgemeester van New York, heeft voor2012, voor de gemeente al drastische besparingsmaatregelen uitgevaardigd, waaronder ontslagen in vele stedelijke besturen, het nachtelijk sluiten van 20 brandweerkazernes, ingekorte openingstijden voor de bibliotheken en cultuurcentra, evenals het ontslag van 6.000 leerkrachten in juni aanstaande. Desondanks dreigt er, volgens het bureau van de burgemeester, een begrotingstekort van 4,4 miljard dollar".(4)
Nadat de staat in de zomer van 2011 insolvabel dreigde te worden, kon de VS-regering door een verdere verhoging van de schuldenplafond en de aangekondigde van drastische te schrappen de betalingsmoeilijkheden nog even vooruit te schuiven. "De federale regering in Washington kan geld laten drukken, de bondsstaten kunnen hun begrotingsproblemen afwentelen op de steden. Maar die moeten dan melden dat er betalingsmoeilijkheden zijn, daar zij de tekorten niet meer aankunnen". (idem) Zo beschrijft Stephanie Gomez, een lid van de gemeenteraad van Vallejo, de dreigende fiscale kettingreactie in de VS: "de schilderachtige stad Vallejo, met 115.000 inwoners op de heuvels van San Francisco, keerde deze zomer, na drie jaar, terug uit de insolvabiliteit. Kortweg komt de fiscale wederopstanding neer op het volgende: de helft van de brandweerlui werd naar huis gestuurd, een derde van de politie werd ontslagen, bibliotheken en parken werden gesloten, talrijke officiële dienstverleningen – waaronder die voor senioren – werden opgedoekt (…) Staatspensioenen gelden plotseling niet meer als een onaantastbaar recht, en dat bij een gebrek aan betalingsmogelijkheden van de gemeente geen stand meer houdt". De failliete stad Central Falls in Rhode Island heeft al jarenlang niets afgedragen aan het pensioenfonds van brandweerlui, politie en andere ambtenaren. Nu wordt een deel van de 47 miljoen dollar toezeggingen aan die pensioenen geschrapt, om de rente te kunnen betalen aan de banken. De kranten uit de armste stad van Rhode Island berichtten dat reeds 82 gepensioneerden van de stad zich akkoord hebben verklaard met de inlevering op hun pensioen tot 55%". (idem)
Zelfs de gigantische programma’s om de economie aan te zwengelen en de praktijk van schulden aangaan, kunnen het failliet enkel maar voor zich uitschuiven, totdat het moment komt waarbij zowel de insolvabiliteit als ingrijpende besparingsprogramma’s voor de deur staan.
Zo bewijzen alle maatregelen, die de heersende klasse toepast om de economische crisis te overwinnen, eigenlijk alleen maar dat het systeem een uitweg ontbeert. Geen enkele maatregel van het kapitaal kan deze vicieuze cirkel doorbreken, behalve de opheffing van het systeem zelf. Daarom moet heersende klasse steeds meer en steeds glasharder gaan liegen.
D. / 18.03.2012
Voetnoten
(1) PISA internationaal: PISA is een onderzoek dat uitgevoerd wordt in meer dan 60 landen of regio’s en daarmee is 90% van de wereldeconomie vertegenwoordigt. Dit internationale karakter is één van de grote meerwaardes van het onderzoek. Zowel de Oeso- als niet-Oeso-landen kunnen deelnemen. Het onderzoek staat onder toezicht van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en wordt in ieder deelnemend land gecoördineerd door het Ministerie van Onderwijs. De instrumenten (vragenlijsten en test-items) werden zo gemaakt dat ze in verschillende culturen, nationaliteiten en talen van de deelnemende landen kunnen worden gebruikt.
(2) https://www.stern.de/wirtschaft/job/einkommen-in-Deutschland-jeder-viert... [6]
(3)https://www.manager-magazin.de/politik/artikel/0,2828.82103,00.html [7]
(4)https://www.manager-magazin.de/politik/wirtschaft/0,2828,806026,00.html [8]
Binnen het kapitalisme kennen de verschrikkingen geen grenzen. Dit systeem vernietigt, verhongert en moordt overal in de wereld mensen uit. Vandaag is het de beurt aan Syrië waar dit uit-buitingssysteem, met van bloed doordrenkte bajonetten, een nieuw bedrijf opvoert van zijn barbaarse geschiedenis. Daar is het leven niet meer waard dan de prijs van de kogels.
Zaterdag 4 februari was een middag zoals een andere in Homs. Een reusachtige massa begroef haar doden en betoogde tegen het regime van Al-Assad. Sinds het begin van de gebeurtenissen in april 2011 ging er geen dag voorbij zonder dat er een betoging werd onderdrukt. In minder dan één jaar zouden er meer dan 2500 mensen gedood en duizenden verwond zijn.
Maar in de nacht van 4 op 5 februari werd de praktijk van de massaslachting nog eens opgedreven. In de duisternis hoorde men urenlang de kanonnen van Assad bulderen en de kreten van mensen die stierven. In de vroege ochtend kwamen alle verschrikkingen aan het licht, die men nu ‘de rode nacht van Homs’ noemt: bij daglicht bleken de straten bezaaid te liggen met lijken. De balans van de moordpartij zou 250 doden bedragen, zonder al diegenen mee te tellen die sindsdien aan hun verwondingen bezweken zijn of die, de een na de ander, in dienst van het gezag, ijskoud door de militairen werden afgemaakt. Want deze moordpartij eindigde niet bij dageraad; de gewonden werden opgejaagd tot in de hospitaalbedden, waar ze werden afgemaakt. De dokters die de ‘rebellen’ aan het verzorgen waren werden afgeslacht. Bepaalde inwoners van Homs kregen een kogel door het hoofd omdat ze de misdaad hadden begaan om geneesmiddelen te brengen naar hun verwanten. Noch vrouwen, noch kinderen ontsnapten aan dit bloedbad. Diezelfde nacht berichtte de tv-zender Al-Jazeera dat er krachtige explosies waren gehoord in de buurt van Harasta, in de provincie Rif Damas. In deze stad, gelegen op een vijftiental kilometers van het noorden van Damascus, waren gewelddadige gevechten aan de gang tussen het Vrije Syrische Leger (VSL) en de strijdkrachten van het regime. Ook daar waren de slachtpartijen afschuwelijk. Hoe is dat allemaal mogelijk? Hoe heeft een protestbeweging, die begonnen was tegen de ellende, de honger en de werkloosheid, binnen enkele maanden kunnen veranderen in een dergelijk bloedbad ?
De barbaarsheid van het Syrische regime hoeft niet langer bewezen te worden. De kliek, die aan de macht is, zal voor geen enkele wandaad, voor geen enkel bloedbad terugdeinzen, om zich te handhaven aan het hoofd van de staat en zo haar voorrechten te behouden. Maar wat is dan dat ‘Vrije Syrische leger’, dat zich aan het hoofd van het ‘volksprotest’ heeft geplaatst? Een andere kliek van moordenaars! Het VSL beweert te vechten voor de bevrijding van het volk, maar het is slechts de gewapende arm van een concurrerende burgerlijke fractie, die staat tegenover die van Al-Assad. En daarin schuilt nu het grote drama van de betogers. Diegenen die willen vechten tegen hun ondraaglijke levensomstandigheden, tegen de ellende, tegen de uitbuiting, zitten tussen hamer en aambeeld en zij worden verpletterd, gemarteld, en afgeslacht….
In Syrië staan de uitgebuitenen te zwak om een zelfstandige strijd te ontwikkelen. En zo werd hun woede onmiddellijk afgeleid en gebruikt door verschillende burgerlijke klieken van het land. De betogers zijn tot kanonnenvoer geworden, opgetrommeld voor een oorlog die niet die niet de hunne is, voor belangen die niet de hunne zijn, net zoals dat enkele maanden geleden in Libië het geval was.
Zo doet het VSL niet onder voor de bloeddorstige aard van het Syrische regime, dat aan de macht is. Begin februari heeft het onder andere gedreigd om Damascus en alle commandoposten van het regime en de getrouwe districten te bombarderen. Het VSL vroeg aan de bevolking om uit de buurt van deze doelwitten te blijven, maar wist dat dit onmogelijk was. De inwoners van Damascus restte geen andere keuze dan zich, geterroriseerd, te verstoppen in kelders of in ondergrondse tunnels, als mollen of ratten, naar het evenbeeld van hun uitgebuite broeders in Homs.
Maar de Syrische bourgeoisie is niet als enige verantwoordelijk voor deze slachtingen. De internationale medeplichtigen zijn zo talrijk als er zetels zijn in de VN. Ammar Al-Wawi, één van de commandanten van het VSL, beschuldigt rechtstreeks Rusland en bepaalde buurlanden, zoals Libanon en Iran, vanwege hun inmenging, en onrechtstreeks de Arabische Liga en de internationale gemeenschap vanwege van hun passiviteit. Waarmee Assad het groene licht gegeven wordt om het volk af te slachten. Wat een ontdekking!
China en Rusland verdedigen het Syrische regime openlijk en politiek. Samen met Iran bevoorraadt Rusland dit regime van wapens. En het is vrij aannemelijk dat de strijdkrachten van deze landen, onder welke benaming dan ook, direct op het terrein tussenkomen. Voor de kapitalistische grootmachten zijn doden niet in tel, noch het menselijke lijden dat wordt veroorzaakt in de verdediging van hun smerige imperialistische belangen.
Iran oefent via Syrië een groot deel van zijn heerschappij uit over het Nabije en het Midden-Oosten. Om die reden ondersteunt deze staat uit alle macht, en zelfs via directe militaire tussenkomst ter plaatse het Syrische regime. En de ‘grote democratische landen’ die vandaag, met de hand op het hart en met krokodillentranen, uitroepen dat de repressie tegen de betogers door het leger van Bachar Al-Assad ondraaglijk is, betonen geen enkel werkelijk medeleven met de families in rouw, omdat voor hen enkel de verzwakking van Iran telt, door Syrië van hen afhankelijk te maken. Maar daar gaat het om een gevaarlijk bastion, want Iran is niet Irak. Iran is een land met meer dan 70 miljoen inwoners, met een talrijk en goed uitgerust leger. En vooral met een hinderlijke macht, die heel wat belangrijker is dan die van Syrië. Als men Iran de doortocht te beletten om de olie door de straat van Ormuz te vervoeren, wat voor economische ramp zou dat worden? Elke directe aanval op Iran zou een oncontroleerbare chaos veroorzaken. Rode nachten, zoals in Homs, zouden zich uitbreiden over de hele regio.
Elke dag nemen de spanningen toe tussen Iran en een groot aantal imperialistische landen in de wereld: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk (1), Saoedi-Arabië, Israël, enz. De oorlog dreigt, maar breekt op dit moment nog niet uit. (2) In afwachting daarvan, en bijna mechanisch, laat de oorlogsdreiging zich meer en meer horen in de richting van Syrië, nog vergroot door het veto van China en Rusland in de VN over een voorstel van resolutie ter veroordeling van de repressie door het regime van Bachar Al-Assad. (3) Alle imperialistische aasgieren grijpen dit schandelijke voorwendsel en de onmenselijkheid van het Syrische regime aan, om zich op een totale oorlog in dit land voor te bereiden. In de eerste plaats door de inmenging van een Russisch medium de ‘Stem van Rusland’, die een uitzending van de Iraanse openbare omroep ‘Pess TV’ overneemt, waarin naar voren wordt gebracht dat Turkije bereid zou zijn om, met Amerikaanse steun, Syrië aan te vallen. Voor dat doel zou de Turkse staat troepen en materieel samentrekken aan de Syrische grens. Sindsdien is deze informatie overgenomen door alle westerse media. Aan de overkant, in Syrië, zijn er ballistische grond-raketten, van Russische makelij, gebruikt aan de grens met Irak en Turkije, in de streken van Kamechi en van Deir Ezzor. Dit volgde op een bijeenkomst gehouden in Ankara in november, die aanleiding gaf tot een reeks afspraken. De gezant van Qatar heeft aan de Turkse Eerste Minister Erdogan, aangeboden om de hele militaire operatie tegen president Assad vanaf Turks grondgebied, te financieren. Bijeenkomsten waaraan ook de Libanese en Syrische oppositie hebben deelgenomen. Deze voorbereidingen hebben Iran en Rusland ertoe aangezet om de stem te verheffen en nauwelijks verholen dreigingen te uiten in de richting van Turkije. Momenteel heeft de Syrische Nationale Raad (SNR), die volgens de burgerlijke pers de meerderheid van de oppositie in dit land, groepeert, laten weten dat zij niet vraagt om wat voor militaire tussenkomst van buiten dan ook op Syrisch grondgebied. Het is zonder enige twijfel deze weigering die de gewapende arm van Turkije nu nog verlamt en eventueel ook die van de Israëlische staat. De NSR trekt zich, net zoals de andere burgerlijke fractie die er bij betrokken zijn, niets aan van het menselijk leed, dat veroorzaakt wordt door een totale oorlog op Syrisch grondgebied. Het enige wat zij vreest is, heel eenvoudig, de weinige macht die zij op dit ogenblik heeft, te zullen verliezen in het geval zich een groot conflict zou gaan voordoen.
De verschrikkingen die wij elke dag voorgeschoteld krijgen op TV of in de krantenkoppen van de burgerlijke pers zijn dramatisch echt. Als de heersende klasse ons dat allemaal breed uitgesmeerd toont, is dat niet uit medeleven, noch uit menselijkheid. Het dient om ons ideologisch voor te bereiden op deze steeds bloediger en steeds massalere militaire tussenkomsten. In de volkerenmoord, die aan de gang is, zijn Bachar Al-Assad en zijn kliek niet de enige beulen. De beul van de mensheid is het wegkwijnende kapitalistische systeem dat barbaarsheid en imperialistische slachtingen teweegbrengt, zoals donderwolken een onweer in zich dragen n
Tino / 16.02.2012
Voetnoten:
(1) Begin maart bevestigde de Syrische staatstelevisie dat het leger 18 Franse agenten in Homs en een 19e in Azouz gevangen had genomen. Deze melding betekende dat de – voorzichtige - onderhandelingen tussen Parijs en Damascus zijn mislukt en dat Syrië besloten heeft de druk op Frankrijk te verhogen door de affaire openbaar te maken.
(2) De Verenigde Staten hebben in de loop van maart ‘intensieve gesprekken’ gevoerd met India, China and Turkije om deze landen ‘aan te sporen’ om de olietoevoer uit Iran stop te zetten. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Want deze landen zijn terughoudend om af te zien van hun eigen regionale imperialistische aspiraties. Neem bijvoorbeeld Turkije.
Een specialist op het vlak van International Betrekkingen, Sol Ozel, van de Kadir Has University op 9 februari verklaarde dat: "Turkije heeft duidelijk gemaakt dat het niet akkoord is met de sancties tegen Iran is." (…) "Het is duidelijke dat Turkije zich verzet om mee te werken, wat de veronderstelling doet rijzen dat Turkije wenst door te gaan met een spel in twee richtingen te spelen, waarbij het zich toenemende mate verbindt aan de VS."
Een belangrijke reden is dat niet alleen de Turkse ondernemingen profiteren van de oliehandel die uit Iran komt, maar ook de Turkse banken. Ze maakt zo’n miljard dollar per maand over aan Teheran. De Hallbank, die door de Turkse staat wordt gecontroleerd, maakt de betaling mogelijk voor de export van Iraanse olie, in het bijzonder in de richting van India.
(3) Rusland en China hebben nog steeds niet ingestemd met een resolutie van de Veiligheidsraad, waarin het optreden van de Syrische regime van Bachar Al-Assad wordt veroordeeld. Ze zijn inmiddels wel schoorvoetend akkoord gegaan met een ‘Verklaring van de VN’, waarin de vredespoging van Kofi Annan wordt gesteund.
Onze organisatie en zijn militanten zijn heel verheugd met de vorming van twee nieuwe afdelingen van de IKS, in Peru en Ecuador.
De oprichting van een nieuwe sectie van onze organisatie is altijd een zeer belangrijke gebeurtenis voor ons. Ten eerste omdat ze nogmaals het vermogen bevestigen van het wereldproletariaat om, ondanks zijn moeilijkheden, op internationaal vlak revolutionaire minderheden voort te brengen. Ten tweede omdat ze deel uitmaakt van de versterking van de aanwezigheid van onze organisatie in de wereld.
De vorming van twee nieuwe afdelingen van de IKS vindt plaats in een situatie waarin de arbeidersklasse zich, vanaf 2003, begon te herstellen van een lange periode van terugval op het vlak van haar bewustzijn en strijdwil, welke ze onderging naar aanleiding van de gebeurtenissen van 1989. (1) Dit herstel kwam enerzijds tot uitdrukking in een hele reeks van gevechten, die aantonen dat er een groeiend bewustzijn bestaat van de impasse waarin het kapitalisme zich bevindt. En anderzijds door de opkomst van internationalistische minderheden op wereldschaal. Internationalistische minderheden die contact met elkaar zoeken, vele vraagstukken aankaarten, op zoek zijn naar een revolutionaire samenhang en debatteren over de perspectieven om de klassestrijd vooruit te helpen. Een deel van dit milieu wendt zich tot de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde en sommige onder hen hebben onze organisatie vervoegd. Zo heeft de IKS in 2007 een kern gecreëerd in Brazilië. En mochten wij in 2009 twee nieuwe afdelingen van de IKS begroeten: één in de Filippijnen en een andere in Turkije.
Deze twee nieuwe afdelingen zijn eveneens het resultaat van aanhoudende inspanning van onze gehele organisatie en haar militanten, om deel te nemen aan de politieke discussie en verduidelijking en overal banden te smeden met groepen of individuen, op zoek naar verheldering – los van het feit of ze van plan zijn tot onze organisatie toe te treden of niet.
Voordat ze ons vervoegden behoorden onze nieuwe afdelingen ook tot dat soort groepen die actief politieke verheldering zoeken. Een aantal onder hen doen dit rechtstreeks middels de standpunten van de IKS, zoals in Ecuador, anderen komen uit verschillende politieke milieus voort, zoals in Peru. In beide gevallen ontwikkelden zij zich zowel via discussie met andere politieke krachten als door middel van een systematische discussie met de IKS, in het bijzonder haar platform. Bovendien Hun duidelijke stellingnames ten opzichte van de belangrijkste gebeurtenissen op internationaal en nationaal vlak getuigde van hun nauwe betrokkenheid bij deze gebeurtenissen. (2) Hun politieke evolutie zetten ze vandaag verder, te midden van een politiek milieu en omgeven door tal van contacten.
Met hun basis in Zuid-Amerika, komen deze twee nieuwe afdelingen de tussenkomst van de IKS in de Spaanse taal versterken, en haar aanwezigheid in Latijns-Amerika waar de IKS al aanwezig was in Venezuela, Mexico en Brazilië.
De gehele IKS stuurt deze nieuwe afdelingen, en de kameraden die er deel van uitmaken, haar warme en kameraadschappelijke groeten n
IKS / april 2012.
Voetnoten
(1) De ineenstorting van het stalinisme, die aanleiding gaf tot een enorme burgerlijke campagne waarin, eens te meer, het kommunisme op een valse wijze gelijkgesteld werd met de vorm van staatskapitalisme die zich, na de ontaarding van de Russische revolutie, had ontwikkeld in de Oostbloklanden
(2) Sommige van deze stellingnames werden gepubliceerd in Acción Proletaria, de krant van de IKS in Spanje, en op de IKS-Online in de Spaanse taal.
Al meer dan anderhalf jaar bombardeert, vermoordt, verkracht en foltert het bewind van Assad onder de ogen van de ‘internationale gemeenschap’ die een hypocriete klaagzang verspreidt over het lot van de Syrische bevolking die dagelijks al deze verschrikkingen moet ondergaan.
Aan alle kanten vermenigvuldigen de internationale bijeenkomsten, waarin de 16.000 doden van de Syrische repressie worden aangeklaagd, en oproepen worden gedaan tot vrede met dreigementen, de ene meer steriel dan de andere. De ‘filosoof’Bernard Henry Lévi, de niet aflatende vertegenwoordiger van de imperialistische belangen van de Franse bourgeoisie en sinds de oorlog in ex-Joegoslavië een onverzadigbare samoerai van de verschillende televisiekanalen en Parijse salons, kan, in navolging van de Verenigde Staten, die met de vinger aan de trekker, hun rekening willen vereffenen met de Syrische potentaat, niet anders dan oproepen tot een militaire interventie in Syrië
En zes maanden geleden is Mali ook terechtgekomen in een oorlogssituatie, die voorlopig ook geen enkel perspectief biedt op een bijleggen van de strijd. Ook daar hebben de hoogwaardigheidsbekleders, de vertegenwoordigers van de westerse democratische bourgeoisie, zich zonder ophouden geërgerd en ongerust gemaakt over de hel die de bewoners van deze regio wacht, schaamteloos geteisterd door gewapende min of meer islamitische bendes.
Maar wat is er waar van deze besluiteloosheid, deze mediadrukte die geacht wordt een appel op ons te doen met betrekking tot het lot van deze twee landen in het bijzonder? Niets! Wind en niets dan wind!
Niet alleen maken de grote mogendheden zich, zoals overal elders, in feite geen enkele zorg betreffende de barbarij die de bevolking van Syrië of Mali ondergaan, maar is hun enige reële bezorgdheid de inschatting van de mogelijke voordelen en de risico’s van een militaire ingreep. Deze beide situaties zijn een kritieke uitdrukking van de impasse waarin de kapitalistische wereld zich bevindt en de onmacht waarin waarvoor de westerse mogendheden zich gesteld zien.
In Mali, een bevolking in een valstrik …
In Mali betreft het over een verwikkeling, rechtstreeks veroorzaakt enerzijds door de sociale ontaarding, die het Franse kolonialisme heeft achtergelaten en haar onvermogen om een voldoende stabiele Malinese staat in het leven te roepen. De uitbarsting van de verschillende fracties, die de laatste maanden opgedoken zijn, zegt genoeg over de ondergang van deze regio, die verder reikt dan Mali zelf. Van de Aqmi tot en met de Mnla, uitgaande van diverse groepen dissidenten en opposanten van het regime van Bamako, de één meer ‘diepgelovig’ dan de ander, gaat het om bendes gewapende bandieten, die niet gisteren als door een betovering en het daglicht gekomen zijn. Men zegt ons dat de terugkeer is van de Toearegs, die voorheen geronseld waren door Khadafi, met andere woorden honderden krijgshaftig getrainde mannen, die zware wapens met zich meesleuren, de factor zijn die deze nieuwe zone van chaos in de Sahel-regio hebben ontketend.
Alsof zoiets niet was te verwachten! Toppunt van ‘verwondering’! Libië heeft geen gemeenschappelijke grenzen met Mali en de Toearegs hebben dus twee grenzen moeten oversteken: die van Libië-Algerije en die van Algerije-Mali. Ze werden zelfs niet ontwapend(!) toen zij de rangen en krachten van de voortgaande Touareg-rebellie in belangrijke mate kwamen vergroten, waardoor de begeerte van de kleine lokale en regionale boeven alleen maar werd geprikkeld. De larve zat dus al geruime tijd in het fruit. Mali, zoals de hele Sahel, maakt inderdaad deel uit van deze historische, moeilijk te controleren plaatsen door de ontelbare bevolkingsgroepen met verschillende culturen, waaronder de ex-koloniale machten, in concreto Frankrijk, die gedurende meer dan 150 jaar de ongelijkheid heeft onderhouden en aangewakkerd volgens de leuze: ‘verdeel en heers’. En indien de huidige situatie het product is van wat genoemd wordt: ‘Françafrique’, kan ze slechts verergerd worden door de reeds twintig jaar durende schimmige oorlog tussen de Verenigde Staten en Frankrijk, met als inzet de controle over de markt van Afrikaanse grondstoffen. Na Soedan is het niet onmogelijk dat ook Mali opgedeeld gaat worden in twee verschillende staten. Ondertussen verspreidt zich een cholera-epidemie in Goa, waarmee uitzinnige islamieten de omgeving extra hebben ondermijnd, en aldus de ganse bevolking hebben gegijzeld. Maar we mogen gerust zijn, de Veiligheidsraad van de VN heeft in een resolutie, donderdag met unanimiteit aangenomen, opgeroepen tot sancties tegen de rebellen van Noord-Mali terwijl de Cedeao elke westerse militaire inmenging in het land verbiedt!
…zoals in Syrië.
Stad na stad wordt het land onderworpen aan een intensief artillerie-bombardement en zit de bevolking gedurende dagen of weken opgesloten in hun huizen of kelders, zonder voeding of elektriciteit. Sluipschutters van het leger installeren zich op de daken, iedereen neerschietend die zo gek is om voedsel te gaan halen voor zijn gezin. En als dan uiteindelijk de stad valt, worden alle gezinnen direct en persoonlijk getroffen, hetzij door de soldaten van het reguliere leger of nog vaker - door de massieve deserties van soldaten die walgen van wat ze moesten doen - door bendes vage criminelen, ‘Shabiha’ genoemd, oftewel ‘geesten’. De twee meest bekende moordpartijen hebben plaatsgevonden in Houla en Mazraat al-Qubair, maar ze zijn helemaal niet de enige voorbeelden.
Met de meest schaamteloze arrogantie praten de woordvoeders van het regime de bloedbaden goed door het bestaan van ‘gewapende terroristische groepen’, die zich gevestigd zouden hebben in de desbetreffende steden. Heel dikwijls beschuldigen ze dat de moordpartijen van vrouwen en mannen, die het meest uitvoerig in het nieuws geweest zijn, komen van deze groepen die zogenaamd handelend om de regering in diskrediet te brengen
Tegenover de grote protestacties, die tegen zijn overheersing ontstaan zijn tijdens de andere massabewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, heeft Pasar el-Assad de sporen van zijn vader proberen te volgen: in 1982 heeft Hafez el-Assad weerstand moeten bieden aan een andere opstand geconcentreerd in Hama en geleid door de Moslimbroeders. Het regime heeft toen een gruwelijke slachting aangericht: het dodenaantal werd geschat tussen de 17.000 en 40.000. De opstand werd verpletterd en de dynastie van Assad heeft bijna 30 lang jaar een min of meer gecontesteerde controle over het land kunnen handhaven.
Wat verleden jaar begonnen is als een ongewapende volksopstand tegen het regime van Assad, is veranderd in een lokale oorlog tussen de regionale en mondiale imperialistische mogendheden. De voornaamste geallieerde van Syrië in de regio, Iran, houdt zich aan de zijde van Assad en men weet dat de ‘Bewakers van de Revolutie’ of andere agenten van de islamitische republiek ter plaatse meewerken en medeplichtig zijn aan de terreurcampagne van Assad. Deze laatste blijft bovendien genieten van de bescherming van Rusland en China die, in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, actief de resoluties blokkeren die zijn regering veroordelen en oproepen tot sancties. Zelfs als Rusland zich, ten opzichte van de begaande afschuwelijkheden, genoodzaakt zag zijn houding te matigen, door zijn eerste schuchtere kritiek te uiten over de moordpartijen van Assad, dan vormt haar steun aan de ‘non-interventiepolitiek’ een versterking van de massale hulp met wapens aan Syrië. Hillary Clinton heeft Rusland er recentelijk van beschuldigd aanvalshelikopters te leveren - waarop Sergueï Lavrov, de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, antwoordde dat de helikopters enkel een ‘defensieve’ taak vervullen en dat het Westen in ieder geval de rebellen bewapent. Wat evenzeer waar is.
Want vanaf het moment dat de oppositie zich verenigd had rond het Vrije Syrische Leger en de nationale Syrische Raad tot een belangrijke politieke burgerlijke macht werd, zijn er wapentransporten geweest vanuit Saoedi-Arabië en Qatar.
Wat betreft Turkije, die lange tijd goede relaties heeft onderhouden met het regime van Assad, zagen we in de laatste maanden hoe deze haar houding radicaal veranderde met een veroordeling van de onmenselijkheid, door bescherming te bieden aan dissidente militairen en ontheemden, die deze moordpartij ontvluchten.
Op militair vlak heeft zij een belangrijke macht op de been gebracht aan de Syrische grens en Moskou er tegelijkertijd van beschuldigend Syrië te steunen. Hillary Clinton suggereert dat de massale komst van Syrische troepen rond Aleppo, vlakbij de grens met Turkije “best de rode lijn zou kunnen zijn voor de Turken in de verdediging van hun nationale strategische belangen”. Van de kant van de Turkse staat betreft het een politiek van duidelijke (1) provocatie, bedoeld om in de ogen van de westerse mogendheden een versterkte status te verwerven als voornaamste macht op het regionaal vlak.
De politiek van terreur van Assad, verre van de ijzeren greep op het land te verstevigen, heeft alles tot een kookpunt gebracht in een perspectief van een niet te overzien imperialistisch conflict. De etnische en religieuze verdelingen binnen het land nemen alleen maar toe. De Iraniërs steunen de Alawitische minderheid, oftewel de Saoedi’ s, en zonder enige twijfel een resem aan ongecontroleerde djihadstrijders, die door het conflict worden aangetrokken, om een soort Soennitisch regime op te leggen. De spanning tussen christenen en islamieten en tussen Koerden en Arabieren stijgt ook. Het geheel vindt plaats in een context waarbij Israël de Verenigde Staten onder druk zet om Iran aan te vallen en dreigt om de klus zelf te klaren. Tevens zou een escalatie van de oorlog in Syrië als gevolg hebben dat de Iraanse kwestie nog meer in het daglicht wordt gesteld, met nog meer verstrekkende en verwoestende gevolgen.
De sociale en politieke gevolgen van een nieuw oorlogstoneel, dat zich opent voor de grote mogendheden in deze Syrische regio, zijn niet in te schatten. Hetzelfde geldt voor Mali, waar een reëel risico bestaat dat de gehele Sahel in vuur en vlam wordt gezet door de creatie van een immense haard van conflicten, die Afrika van oost naar west doorkruist.
We kunnen dus niet voorspellen of de westerse mogendheden in de komende periode, hetzij in Syrië hetzij in Mali, gaan tussenkomen, daar de situatie dan waarschijnlijk oncontroleerbaar zou worden. Maar of zij het nu wel of niet doen, de doden stapelen zich op en hun uitvoerige ‘humanitaire’ toespraken tonen aan wat ze waard zijn: leugens, misprijzen voor de bevolking en de inschatting van de verschillende belangen
Wilma / 07.08.2012
Voetnoten
(1) De vernietiging van een Turks vliegtuig boven het Libische luchtruim is er een bewijs van.
In de afgelopen tijd is de regering Rutte (met de gedoogsteun van de PVV) regelmatig betiteld als Bruin I. Niet alleen ultralinks gebruikte deze term regelmatig, maar ook linksgeoriënteerde autonomen en zelfs anarchisten: "Bruin I is verantwoordelijk voor explosieve toename mensenhandel" schrijft Doorbraak. De PVV gaat een kabinet gedogen dat (oktober 2010) al door velen als Bruin I wordt bestempeld. "Er zullen er honderden fascisten uit heel Europa naar Amsterdam komen om Wilders een hart onder de riem te steken", formuleert Socialisme Nu met de nodige zorgvuldigheid. "Studenten sluit je aan: Protest tegen huurbeleid van Bruin I groeit", verklaren de Kritische Studenten Utrecht zonder omwegen. "Het beloven spannende tijden te worden door de wereldwijde crisis en de bezuinigingen van Bruin I", schrijven De Vrije Bond en Klasse in hun Krisiskrant
Voor iedereen die niet op de hoogte is van alle details van de geschiedenis is Bruin I een verwijzing naar de eerste periode van het nationaal-socialisme, waar de SA (SturmAbteilung) van Röhm fungeerde als de lijfwacht van Hitler en consorten. Het uniform van de SA bestond uit een bruin overhemd en een bruine broek De SA ging zich, tot het moment van haar uitschakeling door de SS in 1934, te buiten aan allerlei vormen van straatterreur tegen Joden, communisten, en andere minderheidsgroepen.
Het gebruik van de term Bruin I in de huidige periode doet veronderstellen dat we hier in Nederland ook te maken met een of meerdere groepen, gelieerd aan de regering, die zich ook overgeven aan of oproepen tot een dergelijke vorm van straatterreur. Wilders zou daarmee bedoeld worden. Maar in tegenstelling tot iemand als Janmaat, die in de jaren 1980 regelmatig meeliep in demonstraties van de NVU (Nederlandse Volksunie), heeft hij zich nooit ingelaten of gedentificeerd met dit soort activiteiten.
Er mag dan een keer een protest geweest zijn tegen een of andere lezing in het Provinciehuis van Noord-Holland,die gehouden zou worden door Thomas van de Dunk, en waarin er vergelijkingen gemaakt zouden worden tussen Hitler en Wilders. Maar deze lezing is niet afgelast vanwege een dreigend fysiek optreden van de volgelingen van Wilders, maar na een onderhoud van een statenlid van de PvdA en van de PVV.
Het hiernavolgende artikel heeft dan ook volkomen gelijk als het stelt dat "de wezenlijke voorwaarde voor de instelling van het fascisme, vandaag de dag, niet is vervuld (...) In de huidige periode moet het proletariaat veel meer vrezen voor de democratische misleidingen en de actie van die voormalige arbeiderspartijen, die overgelopen zijn naar de klassevijand. (...) Die laatsten zullen de eerste zijn om zich druk te maken over een fascistische dreiging teneinde de arbeiders op te trommelen voor de verdediging van de democratie en van links. en zo met andere woorden de handen vrij krijgt om de meest onmenselijkste maatregelen door te drukken gedicteerd door een overjaars kapitalisme".
Al geruime tijd, van de ene verkiezing naar de volgende, voeden de verkiezingsresultaten van extreem-rechts de vrees voor een fascistisch gevaar. Het is waar dat deze minderheid van de politieke klasse zich onderscheidt door een bijzonder hatelijk, racistisch, xenofoob... discours.
Het is ook waar dat een dergelijke discours de herinnering oproept aan weerzinwekkende thema’s die door de fascistische partijen naar voor werden geschoven bij hun opkomst naar de macht in de jaren 1930, in het bijzonder in Duitsland en Italië.
Laat die gelijkenis ons er toe te besluiten dat er vandaag een gevaar bestaat op een opkomst naar de macht van het fascisme zoals in de jaren 1930?
Ons antwoord op deze vraag, en de discussie erover, zijn juist het onderwerp van deze publieke bijeenkomst.
Een aantal elementen lijken te wijzen in de richting van een bevestigend antwoord op deze vraag:
• vandaag, net als in de jaren 1930, wordt de meerderheid van de bevolking bijzonder hard getroffen door de economische crisis;
• vandaag, net als in de jaren 1930, wordt in het discours van uiterst rechts gezocht naar een zondebok voor de kwalen van de maatschappij. Gisteren waren dat de joden, die aangeduid werden als de vertegenwoordigers van het statenloos grootkapitaal of anders verbonden aan het bolsjewistisch gevaar; vandaag de moslims of de Arabieren die ons “onze jobs afpakken” of die “onruststokers” zijn overal ter wereld;
• vandaag, net als in de jaren 1930, zijn de sociale categorieën die het meest ontvankelijk zijn voor de thema’s van uiterst-rechts meestal de kleine handwerklieden en handelaars, die geruïneerd worden door de crisis, maar ook een deel van de arbeidersklasse;
• vandaag is uiterst-rechts in opkomst in vele landen, talrijker nog dan in de jaren 1930, en de tendens is dat ze een groeiend politiek belang heeft:
- sinds 2010 zorgde in Nederland de eurosceptische en islamofobe Partij Van de Vrijheid (PVV), geallieerd aan de Liberale partij (VVD) en de christen-democraten (CDA), voor een parlementaire meerderheid in de regering, geleid wordt door een liberale premier, tot ze zich daar in maart van dit jaar van distantieerde;
- in Hongarije installeerde de Eerste Minister (die uit de wetgevende verkiezingen van 2010 naar voor kwam), V. Orban, een autoritaire regering die volgens zijn democratische opposanten “de democratie geliquideerd” heeft; het is alleszins waar dat hij behalve zeer zware aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse, een aantal mechanismen van de democratie heeft uitgeschakeld;
- In Oostenrijk, bij de wetgevende verkiezingen van 2008, hebben de twee voornaamste partijen van uiterst-rechts, FPÖ en BZÖ, samen 29% van de stemmen behaald;
- In de Verenigde Staten vormt de Tea Party, die sommige van de meest reactionaire propagandathema’s ontwikkelt, zoals de eis dat het creationisme moet worden onderwezen op school, een zeer invloedrijke kracht in de rechterzijde.
• zelfs partijen die zich niet beroepen op uiterst-rechts nemen er toch openlijk thema’s van over. In Zwitserland bijvoorbeeld voerde de populistische Democratische Centrum Unie een publiciteitscampagne waarin een wit schaap een zwart schaap verjaagt, waarbij dat laatste symbool staat voor de Arabieren en de Roemenen, de twee nationaliteiten die in dit land aan de schandpaal worden genageld.
Al die voorbeelden en elementen voor de analyse lijken op het eerste zicht de stelling te bevestigen dat er een fascistisch gevaar bestaat in de huidige periode.
We mogen echter niet blijven steken op dat niveau van de analyse. Om twee historische periodes te vergelijken, in dit geval de jaren 1930 en de periode die we vandaag beleven, kunnen we ons er niet toe beperken enkele elementen uit de ene en de andere periode te halen, hoe belangrijk die ook zijn – zoals de crisis, de opkomst van uiterst-rechts, een zeker succes van xenofobe en racistische thema’s, enz. We moeten die elementen terugplaatsen in de context van de dynamiek van de maatschappij en in de krachtsverhouding, binnen die dynamiek, tussen bourgeoisie en proletariaat.
Dat is precies wat we voorstellen hier te doen.
Zoals we reeds zeiden: van de crisis. Maar om te begrijpen waarom in sommige landen deze bijzondere vorm van heerschappij van het kapitalisme over de maatschappij werd ingesteld, moet rekening worden gehouden met een andere, volgens ons essentiële, factor.
We bedoelen de zwaarste nederlaag die de arbeidersklasse in heel haar bestaan te verduren heeft gekregen, namelijk die van de internationale revolutionaire golf van 1917-23. We herinneren eraan dat deze de vorm heeft aangenomen van de ontaarding van de Russische revolutie en de fysieke en ideologische verplettering van het proletariaat door de bourgeoisie. En dat in het bijzonder in de landen waar het proletariaat het verst gegaan was, door zijn revolutionaire strijd, in het in vraag stellen van de kapitalistische orde. Alle communistische partijen veranderden in organen ter verdediging van het kapitalisme, onder een bijzondere vorm, die van het staatskapitalisme in de vorm waarin dat bestond in de USSR.
Die zware nederlaag gaf de aanleiding voor de langste en diepste periode van contra-revolutie over de hele wereld, de ergste die het proletariaat ooit gekend heeft. Het voornaamste onderscheidend kenmerk van die contra-revolutie is dat ze het proletariaat van de gehele wereld steeds meer onderworpen heeft aan de eisen van de bourgeoisie. Het toppunt van die onderwerping was de mobilisatie van het proletariaat als kanonnenvlees in de imperialistische Tweede Wereldoorlog.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vinden we bij de voornaamste oorlogvoerende landen van beide tegenover elkaar staande blokken drie verschillende organisatiemodellen van de maatschappij, alle drie kapitalistisch en alle drie gebouwd rond de versterking van het staatskapitalisme, dat toen een algemene tendens was die inwerkte op alle landen ter wereld:
– de democratische kapitalistische staat,
– de stalinistische kapitalistische staat,
– de fascistische kapitalistische staat.
De verschillen die de democratische kapitalistische staat vertoont met beide andere zijn duidelijk. Met de afstand waarover we vandaag beschikken, is het ook evident dat hij efficiënter is dan beide andere staatsvormen, zowel wat betreft het beheer van het productie-apparaat als wat betreft de controle over de arbeidersklasse. Er bestaan natuurlijk vormverschillen tussen de fascistische en de stalinistische kapitalistische staat, waarbij deze laatste zich ontwikkeld heeft op basis van de staatsbureaucratie die geleidelijk aan de plaats innam van de vervallen oude bourgeoisie. Maar daar willen we nu niet over uitweiden.
Hoe het bestaan van de fascistische kapitalistische staat in die periode verklaren?
Het feit dat het de fascistische kapitalistische staat (net als de stalinistische) geheel ontbreekt aan enig democratisch mechanisme, dat in de eerste plaats bedoeld is om de arbeidersklasse te misleiden, vormt geen probleem op het moment waarop die regimes ingesteld worden, in de USSR, in Duitsland en in Italië. Het is dan inderdaad geenszins nodig het proletariaat te misleiden, gezien dit haast levenloos achterblijft na de nederlaag van de revolutionaire golf (in het bijzonder in de USSR en Duitsland). Het komt er dan op aan het levenloos te houden door het geweld van een wrede openlijke dictatuur.
In Duitsland en in Italië krijgen de fascistische partijen de opdracht, in het belang van het nationaal kapitaal, de politieke optie van het staatskapitalisme op zich te nemen in de context van een economie die gedesorganiseerd is door de oorlog, tegen de muur gezet door een diepe economische crisis: de bourgeoisie van die landen staat voor de noodzaak een nieuwe oorlog voor te bereiden. Die wordt in het teken geplaatst van de revanche voor de nederlaag en/of de vernedering die ondergaan werd bij de Eerste Wereldoorlog. En de fascisten waren sinds het begin van de jaren 1920 juist de kampioenen van een dergelijke optie.
We moeten aanstippen dat in beide landen de overgang van de democratie naar het fascisme zich op democratische wijze voltrokken heeft, met de steun van het grootkapitaal.
We hebben al gesproken van de diepe nederlaag van de arbeidersklasse als de wezenlijke voorwaarde voor de instelling van het fascisme in de landen waar het aan de macht gekomen is. Volgens een geloof dat op ruime schaal onderhouden wordt door de bourgeoisie, zou het fascisme het instrument geweest zijn van de nederlaag van de arbeidersklasse in de jaren 1920-1930. Dat is volledig onjuist. Het fascisme heeft enkel de laatste hand gelegd aan de nederlaag waarvan het voornaamste instrument de linkerzijde van het politiek apparaat van de bourgeoisie is geweest. Die linkerzijde werd tijdens de revolutionaire golf vertegenwoordigd door de partijen van de sociaal-democratie, die de arbeidersklasse en het proletarisch internationalisme verraden hadden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden ze het proletariaat inderdaad opgeroepen de oorlogsinspanning van de bourgeoisie in de verschillende landen te steunen, tegen de beginselen zelf in van het proletarisch internationalisme.
Hoe komt het dat ze die rol zijn gaan spelen? Lag het aan de omstandigheden of beantwoordde het integendeel aan een noodzaak? Tegenover een arbeidersklasse die niet verslagen is, en die bovendien haar revolutionaire strijd ontwikkelt, waardoor sommige repressiekrachten van de bourgeoisie ondoeltreffend worden, zou het gelijkstaan met zelfmoord als de bourgeoisie in de eerste plaats en vooral bruut geweld zou gebruiken. Bruut geweld kan enkel efficiënt zijn als het ten dienste gesteld wordt van een strategie die in staat is het proletariaat te misleiden om het tot het maken van fouten te drijven, het doodlopende straatjes in te sturen, het in valstrikken te lokken. En dat smerig werk kan enkel uitgevoerd worden door politieke partijen die, al hebben ze het proletariaat verraden, nog steeds vertrouwen genieten in belangrijke delen van de klasse.
Zo kwam in 1919 de taak toe aan de zeer democratische Duitse SPD, de laatste politieke pijler van de kapitalistische heerschappij die nog overeind bleef tijdens de revolutie in Duitsland, de beul te zijn van de revolutionaire arbeidersklasse. Daartoe rekende zij op de resten van het leger die de staat trouw gebleven waren en zette de vrijkorpsen op, repressieve korpsen die de voorlopers waren van de stoottroepen van het nazisme.
Een bijkomende verificatie van dit verschijnsel wordt geleverd door de gebeurtenissen in Spanje in de jaren 1930. De arbeidersklasse wordt eerst op bloedige wijze verzwakt door de Republiek voor ze, geïmmobiliseerd door het Volksfront, overgeleverd wordt aan de franquistische troepen. Dan wordt de fascistische dictatuur van Franco ingesteld.
Om die reden zijn, onder alle vijanden van de arbeidersklasse, democratisch rechts, democratisch links, uiterst-links, al of niet democratisch, populisten, al of niet bij het fascisme aanleunend, zijn van al die vijanden de gevaarlijkste zij die in staat zijn het proletariaat te misleiden, teneinde het te beletten voortgang te maken in de richting van zijn revolutionair project. Die fracties, dat wil in de eerste plaats zeggen de linkerzijde en uiterst-linkerzijde van het kapitaal, moeten absoluut ontmaskerd worden om te tonen wat ze zijn.
Het grote verschil met de jaren 1930 is dat de arbeidersklasse in 1968 in Frankrijk en internationaal een nieuwe opgang van de klassenstrijd geopend heeft, een nieuwe dynamiek van die klassenstrijd die kan uitmonden op belangrijke confrontaties tussen de klassen en op de revolutie. Hoewel ze sindsdien op zeer belangrijke moeilijkheden gestuit is, heeft de arbeidersklasse geen grote nederlaag geleden, waardoor een periode van wereldwijde contra-revolutie zou geopend zijn vergelijkbaar met die van de jaren 1930.
Om deze reden is de wezenlijke voorwaarde voor de instelling van het fascisme, namelijk een proletariaat dat op wereldvlak verslagen is, ideologisch en fysiek verslagen in bepaalde centrale landen van jet kapitalisme, vandaag niet vervuld.
In de huidige periode moet het proletariaat veel meer vrezen voor de democratische misleidingen en de actie van die voormalige arbeiderspartijen die overgelopen zijn naar de klassenvijand, dan voor een direct gevaar verbonden aan de instelling van het fascisme. Inderdaad, de functie van die linkse partijen is de sabotage van elke inspanning van de arbeidersklasse om zich te verdedigen tegen het kapitalisme en haar revolutionaire aard te bevestigen. Het is geen toeval dat die partijen vandaag de eerste zijn om zich druk te maken over een fascistische dreiging teneinde de arbeiders op te trommelen voor de verdediging van de democratie en van links.
Hoe kunnen we in deze omstandigheden de opkomst verklaren van populistische partijen die thema’s aansnijden die eigen zijn aan het fascisme uit de jaren 1930?
Ze is een gevolg van de moeilijkheden die de arbeidersklasse ondervindt om haar eigen perspectief, dat van de proletarische revolutie, te ontwikkelen als alternatief voor het failliet van de kapitalistische productiewijze.
Ook al heeft de bourgeoisie de handen niet vrij om haar eigen logica te ontketenen tegenover de crisis van haar systeem, dat wil zeggen de algemene imperialistische oorlog, dan nog rot de maatschappij ter plekke, als gevolg van de economische crisis. Dat proces van ontbinding van de maatschappij brengt een geheel van obscurantistische, xenofobe ideologieën voort, gebaseerd op de haat voor de ander die als concurrent en vijand wordt beschouwd, enz. Een aanzienlijk deel van de bevolking, inclusief delen van de arbeidersklasse, wordt op verschillende niveau’s beïnvloed door deze stemming.
Daartegenover bestaat de oplossing er zeker niet in een specifieke strijd of mobilisatie tegen het fascisme te ontwikkelen, zoals Mélenchon voorstelt, noch de verdediging van de democratie, maar wel de ontwikkeling van de zelfstandige strijd van het proletariaat tegen het kapitalisme en al zijn componenten.
IKS/ 30.06.2012
De vijfde landelijke verkiezingen in Nederland in tien jaar zijn uitgedraaid op een groot succes voor de .... ganse Nederlandse bourgeoisie. Dank zij een doorgedreven campagne slaagde zij er enerzijds in om het “eerlijke verhaal” van het samen offers brengen om uit de crisis te geraken ingang te doen vinden bij de bevolking en anderzijds ook om het nationalistische chauvinisme tegen de “profiteurs uit het Zuiden” aan te scherpen. Wat de resultaten betreft, mondt dit uit niet enkel op een geslaagd indijken van de populistische partijen, die tot controleerbare proporties herleid werden, maar vooral tot een gevoelige versterking van de twee partijen die burgerlijk-rechts en burgerlijk-links bij uitstek vertegenwoordigen : de VVD en de PvdA.
Op basis van de leuze ‘het eerlijke verhaal vertellen’ hebben alle partijen een oorverdovend media-offensief gelanceerd, waarbij er iedere dag herhaald werd dat ‘we’ alleen gezamenlijk uit deze crisis komen: “sterker en socialer” (PvdA), “samen kunnen we meer” (CDA). De inzet van de campagne was om de uitgebuite lagen in de maatschappij, en in het bijzonder de arbeidersklasse, voor de valse keuze te plaatsen tussen veel of nog meer dan veel te bezuinigingen.
Geconfronteerd met de ernstige economisch-financiële problemen proberen de burgerlijke ideologen ons wijs te maken dat er oplossingen mogelijk zijn. Daarvoor zouden we echter wel bereid moeten zijn de komende jaren pijnlijke ingrepen te aanvaarden, zoals in de gezondheidszorg, in de werkloosheidsuitkering, de pensioenen, enzovoort. Dat valt volgens de politici, van zowel rechts als links, niet te vermijden. Alle partijen hebben hun verkiezingsprogramma’s door het CPB laten doorberekenen en daaruit blijkt overduidelijk dat alle partijen nagenoeg staan op één lijn staan. Er bestaat nauwelijks verschil tussen de plannen van de verschillende partijen en ze komen er niet omheen ‘het eerlijke verhaal vertellen’.
Nog meer bezuinigen was dan ook het enige uitgangspunt, waarin alle verkiezingsdebatten tussen de politici plaatsvonden. Een andere mogelijke weg is in haar ogen uitgesloten. Op een vraag van een journalist "Moeten we niet eens nadenken over de manier waarop we dit alles hebben ingericht?” antwoordde Buma Haersma, lijsttrekker van de CDA: “Ja, als we dat gaan aansnijden, dan wordt het allemaal te ingewikkeld (…) Dus kunnen we het maar beter hebben over concrete maatregelen die concrete gevolgen voor concrete programma’s hebben.” (1)
Waarom is dit zo ? Heel eenvoudig: omdat door de ernstige verergering van de wereldwijde economische crisis, sedert 2007, alle regeringen dezelfde bezuinigingspolitiek moeten voeren. Daarbij bestaat geen verschil tussen rechts of links, behalve misschien in de taal die ze gebruiken of de kleur van het papier waarin ze de zogenaamde hervormingen verpakken.
De bourgeoisie in Nederland kent maar één ‘oplossing’: de opvoering van de moordende concurrentie met de economieën van de andere landen, ook ten opzichte van die van de andere landen binnen Europese Unie zoals Italië, België, Finland, enzovoort. Europa is als een horde wolven die elkaar te lijf gaan om de laatste resten te bemachtigen van de kadavers, zoals Griekenland, die ze steeds nadrukkelijker op haar roofpad dreigt achter te laten. Dat is de enige manier die de kapitalistenklasse in Nederland ziet om de nationale belangen van haar economie te verzekeren.
Op dit vlak is ze wel altijd zorgvuldig te werk gegaan, want ze kan er natuurlijk niet openlijk voor uitkomen dat ze een systeem probeert te doen voortleven, dat bestaat op basis van een moordende concurrentie met andere nationale kapitalen. In de huidige periode, van ongekende harde aanvallen in een reeks van Europese landen, wordt het echter steeds moeilijk om dit verborgen te houden. Naarmate de crisis zich verdiept en de aanvallen zich veralgemenen, zal ze steeds meer problemen hebben om haar werkelijke aard voor haar klassevijand te verbergen.
Om te voorkomen de concurrentie op leven en dood tussen de naties door de klasse van werkers doorzien wordt, trekt de heersende klasse in Nederland nu vooral een mist op van het chauvinisme, in de vorm van een anti-Europese campagne. Alle partijen in Nederland zijn verenigd in deze zelfde 'euro-sceptische' campagne. "Nergens anders in Europa is de eurohaat zo intens en zo wijdverbreid is als in Nederland.. Nedergif, noemt een hooggeplaatste EU-ambtenaar het. En we (Europa) appreciëren het nog minder dan de nederwiet" . (De Volkskant, 2012-08-04)
Het meest opmerkelijke bewijs van het wantrouwen van de Nederlandse heersende klasse in Europa was de houding van Minister-president Rutte op de laatste Eurotop, eind juni in Brussel. Toen hij zijn handtekening moest zetten onder het akkoord over 'Europees bankentoezicht en noodsteun' bleef Rutte lange tijd weifelen. Hij verklaarde zijn talmende houding met: "ik kan niet tegen de wensen van de Tweede Kamer ingaan." (Idem) Uiteindelijk werd hij, middels een uitval van de Cypriotische president Demetris Christofias, door Merkel op zijn plaats gezet en zette hij alsnog zijn handtekening.
“Dat de verkiezingen over Europa gingen, was in alle Europese hoofdsteden genoegzaam bekend. Alsook het feit dat nergens anders in de EU de eurohaat zo intens en zo wijdverbreid is als in Nederland. (...) Zonder uitzondering waarschuwen ze voor de gevolgen als Nederland na de verkiezingen volhardt in zijn afkeer van Brussel”. (Idem) In deze anti-Europese campagne speelt de PVV niet de meest belangrijkste, maar wel de meest karikaturale rol. De leuze: 'de dictatuur van Brussel' is een lijfspreuk die vooral de populistische PVV zich aanmeet. Maar aan de andere kant bespeelt de SP, met de lijfspreuk "over my dead body" van Roemer, niet minder de anti-Europese gevoelens van de bevolking in Nederland. En wel op zo’n openlijke en grove manier, dat leden binnen de partij openlijk hun stem beginnen te verheffen: “In de SP mag geen plaats zijn voor nationalisme en mag er niet mee gespeeld worden om beter te scoren in de peilingen, ook niet een klein beetje.” (2)
Henriete Roland Holst erkende in haar tijd al het gevaar van het nationalisme voor de geestesgesteldheid binnen de arbeidersklasse, een vergif dat al de poriën van haar bewustzijn kan doortrekken. “De koorts van het nationalisme, .... het instinct van collectief nationaal zelfbehoud, overstemt alom het revolutionaire klassenbewustzijn: .... de heilige eenheid (van de natie – Dellix) komt door heel West- en Centraal-Europa tot stand”, wat er toe leidt dat “de proletarische klassenstrijd alom wordt uitgeschakeld.” (De revolutionaire massa-aktie; hoofdstuk 7) Een dergelijke ideologie keert zich uiteindelijk tegen de arbeiders zelf en sluit hen op in een visie van ‘Nederlanders' aan de ene kant en ‘buitenlanders' aan de andere kant. Hierdoor wordt hun gemeenschappelijk klassebelang ontkend en worden ze gekneveld in de valstrik van het nationalisme. Zonder strijd op te nemen kunnen de arbeiders onmogelijk ontsnappen aan de besmetting van deze ideologie.
Het nationalisme maakt volkomen deel uit van de kapitalistische ideologie. Elke nationale bourgeoisie kan slechts overleven door economisch (en militair) te wedijveren met haar rivalen. De cultuur, de media, het onderwijs, de sportindustrie, al deze burgerlijke ideologieën verspreiden onophoudelijk hun gif om de arbeidersklasse te lijmen aan de natie. (De arbeiders beginnen het nationalisme in vraag te stellen; Internationalisme 42)
Om de ingrepen in de inkomens en subsidies te kunnen realiseren moet de bourgeoisie zo snel mogelijk een politieke opstelling in elkaar flansen met de meest doeltreffende regering en de meest geloofwaardige oppositie. Op dat vlak kan het gelijktijdige triomf van de “rechtse” VVD en de “linkse” PvdA wel voor enige spanning zorgen binnen de Nederlandse bourgeoisie. Binnen de Europese bourgeoisie bestaat immers een reëel meningsverschil over de wijze waarop gevolgen van crisis bestreden moeten worden. Het is de keuze tussen de politiek van meer bezuinigen, die vooral door Duitland wordt verdedigd, of de politiek van meer stimuleren, die door landen als Frankrijk wordt voorgestaan. Maar ook stimuleren betekent niet dat er op het vlak van de aanvallen gas teruggenomen wordt. Sinds het moment dat louter bezuinigen niet meer gezien wordt als een reëel perspectief, heeft de bourgeoisie een eufemisme bedacht wat ook de arbeidersklasse gemakkelijker om de tuin leidt: ‘hervormingen’. Achter ‘hervormingen’ verschuilt zich een politiek waarbij het kleine beetje, dat met de ene hand gegeven wordt, met de andere hand dubbel en dwars wordt teruggepakt.
Uit recent onderzoek van het Instituut voor Budgetvoorlichting, Nibud, blijkt dat van de 7,2 miljoenen huishoudens in Nederland zo’n 27 % betalingsachterstanden heeft. Achter ruim twee miljoen voordeuren is het financieel tobben. Bij zo’n 700.000 huishoudens is het een uitzichtloze financiële crisis (De Telegraaf van 2012-09-06). Deze materiële omstandigheden vormen de basis voor het succes van de bourgeoisie om het grootste deel van de niet-uitbuitende bevolking mee te krijgen in haar 'reformistische' bezuinigingspolitiek, omdat ze haar een beeld voorhoudt dat we z'n allen in hetzelfde schuitje zitten. Zo slaagt ze er in om de Nederlandse bevolking haar 'hervormingspolitiek' aan de broek te smeren.
Zelfs ultralinks, in de persoon van een sympathisant van Socialisme Nu, doet een duit in het zakje door de anarchisten, zoals die van De Vrije Bond, die actief campagne voeren tegen de zinloosheid van de parlementaire politiek en de verkiezingen en oproepen niet te gaan stemmen, voor de voeten te gooien dat “de achilleshiel van het anarchisme ( ....) namelijk geen raad weet met het reformisme, niet alleen als een politieke stroming maar ook als een sociale realiteit (namelijk miljoenen mensen die geen revolutionair, maar een reformistisch bewustzijn hebben en vinden dat kleine verbeteringen op dit moment de enige oplossing zijn)”.(3) Ultralinks roept dus op om ons neer te leggen bij de 'hervormingspolitiek', waarbij ons met aan de ene hand een kluif wordt toegeworpen om vervolgens met de ander hand het hele bord voor onze neus weg te graaien. De kluif die ons wordt toegeworpen, wordt door Socialisme Nu betiteld als de “kleine verbeteringen” die “op dit moment de enige oplossing zijn”. Het zou te gek zijn met nog meer cijfers aan te komen zetten, maar dat dit is een grove leugen is, laten de recente gegevens van het Nibud wel zien. Iedereen met een beetje besef voor realiteit weet dat driekwart van de bevolking in Nederland er in de laatste jaren onmiskenbaar in inkomen op achteruit is gegaan, terwijl de dagelijkse uitgaven alleen maar toenemen.
Het voorbije ideologische offensief van de bourgeoisie in Nederland is zo goed als geslaagd te noemen. Op een kleine, meer politiek bewuste minderheid na, is ze er niet alleen in geslaagd de arbeiders op te sluiten in een valse keuze, maar ze ook voor een groot deel mee te slepen in een nationalistische anti-Europa-campagne. Er bestaat geen direct verband tussen de verkiezingscampagne van de bourgeoisie en de arbeidersstrijd. Zoals in het verleden al eens meer is gebleken, kunnen de arbeiders, ook in de periode rondom de verkiezingen, de strijd opnemen tegen de aanvallen op hun levensvoorwaarden. Maar kenmerkend voor de huidige situatie in Nederland is dat er nagenoeg geen strijd op het klasseterrein plaatsvindt.
Het kapitalisme is in verval, zoals de slavernij in de vervalperiode van het Romeinse keizerrijk of het feodale systeem in de dagen van de absolute monarchie. De schuldencrisis is alleen maar een symptoom, een uitdrukking van dit verval. Het kapitalisme, dat onmenselijke, dodelijk zieke systeem, moet en kan vervangen worden door een wereld zonder klassen, uitbuiting, winst en concurrentie. Zo’n wereld kan slechts tot stand komen door de massa’s, van werkenden in flexibele banen, werklozen, gepensioneerden, jonge mensen in precaire part-time banen te verenigen in de strijd. Als stemmen gebruikt wordt om dingen werkelijk te veranderen, zullen het de ‘stemmingen’ zijn door onszelf, de uitgebuiten, georganiseerd – de stemmen, die uitgebracht worden in algemene vergaderingen, waar we collectief beslissen hoe we moeten strijden tegen de staat en haar repressieve en ideologische vertegenwoordigers.
Dellix /12.09.2012
Voetnoten
(1) Woordelijk verslag van Frénk van der Linde in het tv-programma Dit was het nieuws, van 8 sept 2012
(2) Uit: Een brief aan leden van de SP en Doorbraak en Spelen met nationalistisch gevoel is levensgevaarlijk; Sjaak van der Velden, hoofdredacteur van Spanning, het wetenschappelijke blad van de SP
(3) Reactie van Joost op de weblog van RooierAvotr, 31-08-2012.
In het kader van de parlementsverkiezingen zijn er weer enkele discussies uitgebroken en acties ondernomen over ‘niet-stemmen’. De afwijzing van deelname aan de verkiezingen komen we tegen in het anarchistisch milieu: bij zowel de georganiseerde, De Vrije Bond, als de individualistische anarchisten. De groep Doorbraak daarentegen houdt vast aan haar standpunt om, zij het ‘kritisch’, op de SP te stemmen.
In het kader van de parlementsverkiezingen zijn er weer enkele discussies uitgebroken en acties ondernomen over ‘niet-stemmen’. De afwijzing van deelname aan de verkiezingen komen we tegen in het anarchistisch milieu: bij zowel de georganiseerde, De Vrije Bond, als de individualistische anarchisten. De groep Doorbraak daarentegen houdt vast aan haar standpunt om, zij het ‘kritisch’, op de SP te stemmen. Geconfronteerde met een nog nooit vertoond algemeen wantrouwen in de burgerlijke politiek, zoals dat het afgelopen jaar tot uitdrukking kwam in de beweging van de Occupuy en de Indignados, loopt ze hier niet mee te koop!
Als veel mensen niet gaan stemmen, betekent dit dat ze opnieuw “controle veroveren over hun eigen leven?” Zal een campagne of een advies om niet te stemmen er werkelijk in slagen de mensen ervan te overtuigen “zelf het heft in eigen hand te nemen” en “middelen te ontwikkelen waarmee ze dat kunnen doen?”. Is het werkelijk nuttig om "in verkiezingstijd extra aan de weg te timmeren?” Met andere woorden: “Leeft het politieke debat dan werkelijke meer?” Dit zijn de vragen, die zich opwerpen, als je leest wat de anarchisten in Nederland in de afgelopen periode naar voren hebben gebracht. Om hierop een antwoord te kunnen geven moeten we dieper ingaan op wat ‘democratie’, een diepgeworteld verschijnsel in de westerse maatschappij, precies is en wat verkiezingen in dit kader betekenen.
De democratie is een maatschappelijk mechanisme. Ze is een beheersvorm, die de arbeiders passief maakt, hen met behulp van intensieve mediacampagnes intimideert en verlamd, om ze uiteindelijk mee te voeren in een keuze, die er niet werkelijke een is. De vorm waarin de heersende klasse ons de democratie voorschotelt, is niets anders dan de opsluiting, met regelmatige tussenpozen, van het ‘stemvee’ in een afgescheiden hokje om enkele ‘specialisten’ aan te wijzen ...... politici, die in het parlement en andere instanties zitting nemen om ‘niet te doen wat ze beloofd hadden en te doen wat ze niet beloofd hadden’. Parlementaire democratie is een mechanisme ter legitimatie van overheersing van de bourgeoisie, die haar klassemacht voorstelt als een volksmacht.
De democratie ook een ideologie, een geestesgesteldheid, een cultuur (‘democratisme’). Ze is een sociale dynamiek, die arbeidersklasse onderwerpt aan het monotone leven van consumptieve dwang en ze als uitgebuite massa, van elkaar en van hun oorsprong vervreemdt. Tegelijkertijd splitst ze haar op in aparte elementen en vormt haar om in een massa van geatomiseerde wezens om hen tenslotte te integreren in een geheel van activiteiten, die de klassemaatschappij kan doen functioneren.“De basiswaarden van westerse democratieën lijken bevrijdend, maar zijn in feite verpakt in de basale vervreemding (onder regie – Dellix) van de staat en het kapitaal.” (Website Anarchistische Groep Nijmegen).
In de 19e eeuw, toen het kapitalisme nog in haar bloeiperiode was, ging de arbeidersstrijd tegen de uitbuiting en de repressie door de bourgeoisie noodzakelijkerwijs via een strijd voor ‘democratische’hervormingen, via de moeizame eisenstrijd voor de verovering en de van mogelijke, werkelijke en duurzame verbeteringen van haar bestaansvoorwaarden, op zowel economisch als politiek terrein. Toentertijd kon het parlement nog gebruikt worden als een tribune waardoor de arbeidersklasse haar stem kon laten horen en zich een plaats kon veroveren in het kapitalisme dat nog in staat was blijvende verbeteringen toe te staan.
Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog treedt het kapitalisme definitief zijn permanente historische crisis binnen. Van dat moment af kan het niet langer meer overleven tenzij via een helse spiraal van crisis, oorlog, heropbouw, nieuwe nog scherpere crises, die het samen met de rest van de mensheid doet afglijden naar een steeds grotere barbarij en ellende. Deze onoverkomelijke tegenstellingen die het kapitalisme aanvreten vanaf de eerste decennia van de 20e eeuw, krijgen door hun intensiteit, hun duur, hun veralgemening over alle landen ter wereld een kwalitatief nieuwe dimensie. Zij plaatsen de arbeidersklasse voor de noodzaak en de mogelijkheid om direct over te gaan tot het omverwerpen van het kapitalisme.
Van dan af aan, en rekening houdend met de verbitterde concurrentie tussen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie die elkaar de steeds schaarser wordende afzetmarkten betwisten op de wereldmarkt, bestaat de overleving van het kapitalisme uit een intensivering van de uitbuiting en de aanvallen op alle levensvoorwaarden van de arbeidersklasse worden. Voortaan is er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toestaan van werkelijke en duurzame hervormingen aan het proletariaat, om het even op welk vlak, economisch of politiek. Zij dringt het haar tegendeel op: steeds meer opofferingen, ellende, uitbuiting en barbarij. (1)
In tegenstelling tot de 19e eeuw rest er voor het proletariaat geen enkele mogelijkheid meer om van de verkiezingen te gebruiken ter verdedigen van haar belangen. Dat is de reden waarom de revolutionairen de arbeiders vandaag de dag ook oproepen om zich niet langer in dat soort campagnes mee te laten voeren.
De Vrije Bond is naar aanleiding van de komende parlementsverkiezingen een actie gestart, genaamd “Ontstemd” “We willen mensen met deze campagne helpen bewust worden dat de broodnodige en gewenste maatschappelijke veranderingen niet zullen verwezenlijkt worden door eender welke samenstelling van het parlement.” (....) “Deze veranderingen zullen we samen moeten afdwingen, van onder op. (...) Het doel van deze campagne is mensen prikkelen om controle te veroveren over hun eigen leven.” In die zin doen verkiezingen er volgens De Vrije Bond eigenlijk niet zoveel toe, want ze wil toch geen stemadvies geven.
Deze activiteit van de Vrije Bond wekt in eerste instantie ieders sympathie op, vooral door de wijze waarop ze haar ze haar drie uitgangspunten formuleert. (2) We kunnen ons goed indenken dat De Vrije Bond een campagne is gestart tegen de parlementaire verkiezingen. Desalniettemin begrijpen we niet goed waarom deze gevoerd moet worden in deze periode van de verkiezingen. Waarom zoveel nadruk op de weigering tot deelname er aan, als “verkiezingen er [uiteindelijk - Dellix] toch niet zoveel toe doen?” We kunnen slechts concluderen dat er eigenlijk er niets nieuws is onder de zon: de activiteit van De Vrije Bond is in wezen een doodgewone anti-verkiezingscampagne is, zoals de anarchisten die al jarenlang voeren en gevoerd hebben.
Beseffen de kameraden van de Vrije Bond dan nog niet dat ze, door hun actie “Onbestemd” juist ongewild reclame maken voor het fenomeen burgerlijke verkiezingen? Als de IKS tegen de vakbonden is, dan gaat ze toch ook geen anti-vakbondsacties organiseren op het moment dat er en nieuwe vakbondsleiding aangesteld wordt! Het enige wat je ermee bereikt is dat de vakbonden alleen maar meer krediet krijgen. We kunnen niet anders dan ons eens te verklaren met wat de AGN op haar website schrijft: zelfs “sociale ‘grassroots’ bewegingen, die democratie als een ideaal hebben (...) delen nog steeds een filosofische basis met de staat, vaak zonder het door te hebben, en zijn als zodanig geneigd om de autoritaire dynamiek van de democratische regering te reproduceren, terwijl ze tegelijkertijd de weg vrij maken voor het herwinnen (recupereren - Dellix) van de sociale bewegingen door de staat.”
Op weblog Rooieravotr is op 15 juni een discussie aangezwengeld over ‘Verkiezingen als valkuil’; (stemmen: ja of nee). In de bijdrage komt de anarchistische kameraad tot de conclusie dat al of niet-stemmen een principiële keuze is en hij eindigt met “het hypen van verkiezingsdeelname, het tot iedere prijs zoeken naar kandidaten die gesteund moeten worden, is een gevaarlijke valkuil”. Anderen, die op het artikel reageren, vinden dat je zowel parlementair als buitenparlementair je stem moet laten horen. Dat je dus buiten het parlement actief moet zijn, maar toch moet gaan stemmen.
Wat zijn de argumenten die door de kameraad van de bedoelde weblog worden aangevoerd om niet te gaan stemmen? Duidelijk is dat het voor hem een vrij principiële keuze betreft: “Die vijand is het staatsbestel en het daarmee verweven kapitalisme zelf. (...) Stemmen is: macht weggeven aan politici (...) Zo bezien versterkt stemmen onze vijand, ongeacht wat je precies stemt. Het geeft ze legitimatie als ‘onze’ vertegenwoordigers, waar we vervolgens geen werkelijke greep meer op hebben na verkiezingsdag. (...) Dit alles betekent dat verkiezingen nadrukkelijk geen machtsmiddel zijn waarmee de brede onderkant in de maatschappij – een overgrote meerderheid! – haar bevrijding kan bereiken, of zelfs maar wezenlijk dichterbij kan brengen.”
De kameraad heeft gelijk dat verkiezingen, als democratisch mechanisme, de bestaande overheersing van de bourgeoisie legitimeert. Ook al dragen verkiezingen niet zozeer bij tot een versterking van de materiele macht van de bourgeoisie, ze kunnen wel haar ideologische macht versterken en overheersing uitbreiden. Toch is al of niet stemmen niet allesbepalend. Het gaat veel meer om de democratische illusies, waar een eventuele deelname aan de verkiezingen mee gepaard gaat. Maakt men zich geen illusies over de parlementaire democratie, over de keuzes die middels de verkiezingen voorgelegd worden, dan hoeft (al of niet verplicht) stemmen geenszins een versterking betekenen van de macht van de bourgeoisie.
Al doorziet de kameraad vrij goed de valstrik van de parlementaire verkiezingen, daarmee begrijpt hij nog niet de misleiding in de vorm van de democratische ideologie. Want in een tweede bijdrage schrijft hij: “Ik geloof in de noodzaak de rechtse hegemonie in het debat te doorbreken.” In deze zin laat hij niet alleen zien dat hij meer betekenis hecht aan een burgerlijk-links dan een burgerlijk-rechts geluid, maar dat hij ook niet begrijpt dat een burgerlijk-politiek debat geen echte open discussie is, maar een bijeenkomst waarin posities als krachten met elkaar gemeten worden. Deze wijze van debatteren staat in schril contrast met een discussie dat plaatsvindt tijdens een algemene vergadering van de werkers, waarin op collectieve wijze gezocht wordt naar antwoorden op vragen die de strijd stelt.
Ten lange leste wordt hij, net als velen in het anarchistische milieu, toch nog steeds misleid door de burgerlijke waarden, die ten grondslag liggen aan het ‘democratisme’, zoals pluriformiteit, gelijkheid, en met name individualiteit. Deze misleiding is namelijk een wezenskenmerk van iedere anarchist, die de individuele (klein-)burgerlijke rechten niet ondergeschikt wenst te maken aan de collectieve, gecentraliseerde werking en dus altijd kiest voor een federatieve vorm van organisatie van de eigen groep en van de toekomstige maatschappij.
Ondanks alle grote woorden ontkomt De Vrije Bond er niet aan dat het ‘democratisme’ nog steeds de grondslag vormt voor haar anti-verkiezingsactiviteiten. In haar campagne breekt ze niet radicaal en fundamenteel met democratie. Ze wijst de democratie als mechanisme, het verkiezingencircus, duidelijk af. Maar doordat ze die andere - culturele, ideologische - dimensie van de democratie niet als een gevaar beschouwt “voor de strijd voor een vrije en sociale samenleving van onderop”, gaat hun actie ‘Ontstemd’ “de deur naar ‘recuperatie’, naar een proces waarin de rechtstreekse zeggenschap naar boven toe verdwijnt en in handen van specialisten, bestuurders, regeerders komt, (....) toch openstaat.” (Peter Gelderloos over democratie en anarchie, Weblog Rooieravotr)
“Het is niet mogelijk voor de arbeidersklasse om de kapitalistische tegenstelling, haar slavernij en uitbuiting, bewerkt door middel van haar vrijheid, op te heffen, zonder tegelijk de politieke tegenstrijdigheid van de burgerlijke democratie te doorzien. Zolang de arbeiders deze aanvaarden en daarin geloven, en ze haar vormen schijn voor wezen houden, zolang blijven ze in haar net gevangen en kunnen ze zich niet uit de draden losmaken. Deze ideologie is in de tegenwoordige stand van de strijd der klassen de ernstigste belemmering van de bevrijding.” (Arbeidersraden; Anton Pannekoek)
Doorslaggevend in de strijd tegen de democratie is hoe de arbeidersklasse haar strijd tegen de kapitalistische staat en de ondernemers ontwikkelt. Niet in de vorm van anti-kapitalistisme, anti-autoriteit, of anti-verkiezingen, enzovoort, als verschillende schijnbaar elkaar gescheiden verschijnselen van het systeem, maar in de vorm van één strijd van één klasse van werkers. Alleen de ongedeelde strijd tegen de grondslag van het systeem, de loonarbeid, kan de burgerlijke democratie radicaal in vraag stellen. Het gaat er vooral om die activiteiten te ontwikkelen, die de solidariteit binnen de klasse kunnen versterken en haar wezen tot leven doet komen.
De geschiedenis heeft ons genoeg voorbeelden laten zien van historische gebeurtenissen waarbij gebruik gemaakt werd van vormen van arbeidersdemocratie, en waarin het leven van de klasse tot uitdrukking kon komen. Als voorbeeld kan dienen hoe de algemene vergadering in mei 2011 in Madrid door onze kameraden in Spanje beschreven werden: “Men komt tot de ontdekking dat men kan praten, dat men alle zaken collectief kan behandelen. Op de bezette pleinen worden bibliotheken opgezet, men organiseert een ‘tijdsbank’ om les te geven over allerlei thema's, zowel wetenschappelijke als culturele, artistieke, politieke als economische. Er worden gevoelens uitgedrukt van solidariteit, er wordt aandachtig geluisterd zonder dat iemand zich opdringt, een bedding van algemene empathie. Op een nog schuchtere manier wordt er op die manier een massale debatcultuur in het leven geroepen..”
2012.08.31 / Dellix
Voetnoten
(1) De verkiezingen dienen enkel de belangen van de bourgeoisie; Wereldrevolutie 121 - 2e kwartaal 2010
(2) https://www.vrijebond.nl/sluit-je-aan-bij-campagne-ontstemd/#more-2526 [16]
Sinds half februari vochten de studenten in Quebec tegen de verhoging van het collegegeld, maar drie maanden lang werden ze door de buitenlandse pers doodgezwegen. Daardoor heeft niemand buiten Canada ooit een goed beeld kunnen krijgen van de werkelijke dynamiek van de beweging. De meeste media in Quebec zelf richtten zich vanaf het begin op het hoogst ideologische thema van de “populariteit of onpopulariteit” van de beweging, maar de beweging zelf neigde ertoe om zich te veralgemenen en zich tot buiten de onderwijssector uit te breiden. De studenten hebben laten zien dat ze maatregelen zoals de verhoging van het collegegeld met 82% - die bovenop de vorige verhogingen kwam – en de repressieve en provocatieve houding van de regering Charest, niet passief wensen te aanvaarden. Hun leuze in de beweging was: “ Overal demonstraties totdat we winnen!”
Om een beter inzicht te krijgen in de achtergrond van de beweging, kijken we naar enkele gelijksoortige maatregelen die de regering de laatste jaren nam, en naar de omstandigheden, waarmee de studenten in het bijzonder worden geconfronteerd.
Met de spanningen bij Air Canada, de staking en daarna de uitsluiting bij de posterijen, hebben er in Canada vanaf de zomer van 2011 al een reeks van acties in de werkplaatsen plaatsgevonden die een groot aantal centrale industrieën op nationaal, regionaal en lokaal niveau troffen. Ook al was de beweging van de Occupy in Canada veel minder spectaculair dan elders, toch hebben de studenten van Quebec zich op een vastberaden wijze in een langdurige strijd geworpen tegen de plannen van de provinciale regering. Die plannen waren bedoeld om de overheidsschulden te dekken door de kosten voor de inschrijving aan de universiteit te verhogen. Het repressieve apparaat van de staat in Quebec liet keer op keer haar tanden zien en zette de rondgang in Montreal herhaalde malen stop.
De bezuinigingen die momenteel overal ter wereld plaatsvinden zijn het gevolg van de historische crisis van het kapitalisme. De verhoging van de collegegelden die er net als alle andere maatregelen op gericht zijn de tekorten te beperken, is helemaal niet nieuw of specifiek voor Quebec. Tijdens Bourassa’s tweede termijn als premier, in 1990, heeft de regering al besloten om voor de collegegelden, die sinds 1968 C$ 540 per jaar bedroegen, geen plafond meer vast te leggen. Deze collegegelden zijn nu verdrievoudigd tot C$ 1668 per jaar. Daarna was het de rechtse regering van Charest die in 2007 in dezelfde stijl doorging met een verhoging van C$ 500 (in een periode van 5 jaar), een verhoging die in het leerjaar 2011-2012 uitkwam op C$2168. Met dat soort kosten (zelfs al zijn ze slechts half zo hoog als die in de VS) kan een groot aantal studenten het zich niet meer veroorloven nog naar de universiteit te gaan. In Canada heeft 80% van de studenten met een full-time studie er nog een baantje bij, maar toch leeft de helft van hen van C$12.000 per jaar (de armoedegrens voor een eenpersoonshuishouden in 2010 was C$ 16.320).
Met de begroting, die op 18 maart 2011 werd bekendgemaakt, bevestigde de regering Charest haar intentie om de collegegelden in de 5 komende jaren met nog eens C$ 1.625 te verhogen en ze daarmee te laten oplopen tot bijna C$ 4.500 in 2016, als je de extra kosten meerekent die door de universiteiten gevraagd worden. De reactie op deze aankondiging liet niet lang op zich wachten. Op 31 maart dit jaar demonstreerden er in Montreal verschillende duizenden studenten en, op initiatief van de studentenvakbond FEUQ, werd er elke week een kamp opgezet voor het kantoor van de Minister van Onderwijs.
Was dit een strijdmethode die de beweging in staat stelde zich uit te breiden door op zoek te gaan naar solidariteit?
Dat is helemaal niet zeker. In ieder geval waren er in de loop van 2011 geen grootse ontwikkelingen te bespeuren. Pas op 22 maart dit jaar vonden er studentendemonstraties plaats die verrassend groot waren. Tussen de 200.000 en 300.000 namen deel aan de demonstraties, waarbij zowel studenten als arbeiders in het centrum van Montreal samenkwamen. De eisen die ze stelden, maakten deel uit van een bredere historische beweging. Sommige mensen spraken over de ‘Maple Spring’ waarbij ze refereerden naar de revoltes in de Arabische landen. De onderliggende woede was veel breder dan de kwestie van de collegegelden alleen en er was een duidelijke bevestiging van solidariteit met de Occupy-beweging. Deze beweging liet zien dat de toenemende moeilijkheden van het dagelijkse leven een steeds groter deel van de bevolking ertoe aanzet om te reageren.
Op 7 april, tijdens de reeks van conferenties in Montreal, moest de woordvoerder van de ‘Coalition Large de l’Association pour la Solidarité Syndicale Etudiante’ (CLASSE - Brede Coalitie van de Vereniging voor de Syndicale Solidariteit tussen Studenten), Gabriel Nadeau-Dubois, de omvang van de beweging erkennen: “Onze staking is niet een zaak van een generatie, het is niet een zaak van één enkele lente, het is een zaak van een volk, van de wereld. Onze staking is niet een geïsoleerde gebeurtenis, onze staking is een brug, het is slechts een fase op een veel langere weg.” Voor de regering Charest was het duidelijk dat men de studenten niet kon toestaan om de straten te bezetten, vanwege het risico dat ze de solidariteit zouden verwerven van andere sectoren en de beweging een nog breder karakter zou krijgen. Daarom nam de regering op 18 mei een wet aan, de zogenaamde ‘Wet 78’, die iedere niet-aangekondigde demonstratie onwettig maakte. Dit zijn de grote lijnen van deze ‘speciale’ wet:
“Het verbiedt het recht om te demonstreren zonder voorafgaande toestemming van de politie: acht uur van tevoren moeten het tijdstip, de duur, de route en de vervoermiddelen aan de politie doorgegeven worden (deze beperking geldt voor iedere verzameling van meer dan 50 mensen). Het niet-naleven van ‘Wet 78’ kan heel hoge boetes tot gevolg hebben voor de organisatoren van de stakingspiketten: van C$ 1000 tot C$ 5000 voor een individu en van C$ 25.000 tot C$ 125.000 voor een groep van studenten – het dubbele bij een tweede veroordeling.”
Het idee van de huidige regering was om hard terug te slaan teneinde de mobilisaties te breken en de demonstranten eraan te herinneren wie de wet stelt. De repressieve middelen doen herinneren aan het geweld dat in het afgelopen jaar gebruikt is tegen de Spaanse of Griekse demonstranten. Een gelijkaardige vorm van geweld vond plaats in 2010 in Lyon in Frankijk om de studenten en scholieren te intimideren, waarbij de politie hen urenlang insloot op het Bellecourtplein, voordat ze één voor één werden doorgelaten nadat hun identiteitskaart was gecontroleerd. Dat leek een experiment om de demonstranten te intimideren en hun militante wil te breken. Dit leek ook het doel te zijn van de ‘Wet 78’ van de regering Charest. Maar de gebeurtenissen zijn niet zo gelopen als de heersende klasse van Quebec had gepland. In plaats van de beweging te breken en de studenten op de knieën te krijgen, werd deze speciale maatregel door de demonstranten beschouwd als een provocatie en leidde ze tot een radicalisering en uitbreiding van de beweging. In tegenstelling tot de meeste voorgaande studentenbewegingen in Quebec zijn dit keer ook de Engelstalige universiteiten, McGill en Concordia, in staking gegaan.
Pogingen van de politie om te intimideren werden gevolgd door nog bredere protesten en regelmatige ‘casserolades’. Dit zijn nachtelijke demonstraties, die sinds 21 mei worden gehouden, waar werkers, werklozen, studenten en gepensioneerden uit protest tegen het verbod van de regering, met potten en pannen lawaai maakten. En de staat antwoordde: “in de nacht van woensdag 30 op donderdag 31 mei werden er in Montreal en Quebec meer dan 700 mensen werden gearresteerd door de politie die charges uitvoerde omdat ze de demonstratie als onwettig beschouwde. Van de 518 die gearresteerd werden er na de 13e achtereenvolgende nacht van demonstraties 506 als groep en 12 als individu gearresteerd; 14 van hen op basis van de de Criminal Code en één op basis van de gemeentelijke verordening die het verbied om maskers te dragen zonder redelijk motief.” (De Devoir, 25 mei 2012)
Het is duideljk dat de kracht van deze beweging wordt bepaald door de strijdbare en vastberaden houding van de jonge generatie. We kunnen dit slechts ondersteunen, net als de pogingen tot uitbreiding en de aanwezigheid van werkers van andere sectoren in de strijd. Enerzijds, kan het gebrek aan subtitiliteit en de brutaliteit van de regering Charest leiden tot een veralgemening van de strijd. Anderzijds bevat de beweging nog veel zwakheden en zal ze vele valkuilen moeten omzeilen om niet vast te lopen in steriele eisen.
Allereerst bestaat het idee dat Quebec verschillend is van de rest van Noord-Amerika en het op één of andere manier een meer sociaal verantwoordelijke “niet-Engelse” regering kan krijgen. De schulden van de studenten zijn een centrale kwestie, bekend voor studenten in de hele wereld, maar er is de illusie dat Quebec deze algemene tendens kan vermijden. De beweging heeft zich niet werkelijk buiten Quebec uitgebreid, al zijn er studentendemonstraties geweest in Ottawa en Toronto. Uitdrukkingen van solidariteit deden zich voor in British Colombia, samen met demonstraties in Parijs, Cannes, Londen, New York en Chili. Solidariteit van ver weg, maar de strijd heeft zich niet uitgebreid.
Misschien is de belangrijkste illusie wel dat het mogelijk is om een beter leven te leiden binnen het kapitalisme; de illusie dat dit systeem van uitbuiting veranderd kan worden door hervormingen en via ‘democratische’ kanalen. Deze illusie is rondgevent door de vakbonden en in het bijzonder door CLASSE, met haar praatjes over ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’. ‘Wet 78’ voorziet in een schorsing tot augustus bij instellingen waar men in staking is, zonder aan de termijn toe te geven. Daarom is het moeilijk te zeggen hoe de beweging verder zal verlopen. Wat echter wel gezegd kan worden is dat alle arbeidersbewegingen in de geschiedenis van het kapitalisme bewijzen dat de enige weg die een werkelijk perspectief biedt, bestaat in het zoeken naar de grootst mogelijke uitbreiding en solidariteit. Tegen het einde van de maand juni vonden er nog steeds demonstraties plaats, hoewel er niet hetzelfde aantal aan meededen als op het hoogtepunt van de beweging, toen er 170.000 studenten in staking waren. In de tussentijd zijn de studentenvakbonden op het legale terrein gewikkeld in een strijd om ‘Wet 78’.
Op het vlak van de klassenstrijd is Canada geen achterlijk land. Tijdens de revolutionaire golf van 1917-1923 vormde de Winnipeg Algemene Staking van 1919 een belangrijke episode in de aanval van de arbeidersklasse op de maatschappelijke orde. In de internationale strijdgolf die aan het einde van de jaren 1960 begon, waren er 300.000 arbeiders betrokken in de algemene staking van 1972. Tijdens deze staking werden bedrijven en radiostations bezet en steden overgenomen. In de huidige studentenstrijd zijn de lessen dezelfde voor Quebec als elders: het is nodig aan de greep van de vakbonden te ontsnappen en algemene vergaderingen te organiseren, die open staan voor iedereen, waar politieke kwesties openlijk worden bediscussieerd, zonder deze vergaderingen over te dragen aan ‘specialisten van de strijd’. Samen met de noodzaak de strijd uit te breiden naar andere sectoren zijn dit vitale stappen voor de effectiviteit van iedere strijd.
Enkidu/Car 29/6/12
Naar een artikel dat eerder verschenen is pp de engelstalige site van de Internationale Kommunistische Stroming.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.37 MB |
Het aangekondigde ontslag van 250 werkers bij Kennemer Gasthuis heeft geleid tot heftige discussies. Een door de AbvaKabo geplande protestvergadering op 8 november vormde een cruciaal moment in de beslissing of er actief verzet wordt opgenomen of niet. Het Kennemer Gasthuis is namelijk niet het enige ziekenhuis waar ontslagplannen worden aangekondigd of al zijn doorgevoerd. Het kapitalisme legt ook zijn oplossing voor de crisis op bij het Gemini Ziekenhuis in Den Helder, het ziekenhuis Bethesda in Hoogeveen, bij Bernhoven in Uden, het Langeland Ziekenhuis in Zoetermeer, het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. En dan heb ik het nog niet eens over de andere vormen van zorg waar driftig wordt gesnoeid en over de nieuwe plannen van de regering Rutte II, waarvan men aanneemt dat ze in de loop van de komende jaren onder meer zullen leiden tot het ontslag van 60 á 80 duizend alpha-hulpen.
Nu stelt zich natuurlijk onmiddellijk de vraag: is het verantwoord om als verplegers of verzorgsters te gaan staken of andere acties te ondernemen, waarbij de patiënten aan hun lot worden over te laten? Op deze vraag probeert dit artikel een antwoord te geven.
Een kwalitatief goede gezondheidszorg is niet alleen de uitdrukking van een gemeenschappelijk belang, maar ook van een onderlinge saamhorigheid, die in de maatschappij bestaat. Maar een dergelijke saamhorigheid sluit het eigenbelang, en de strijd voor de kwaliteit van het eigen leven van de verplegenden niet uit. Het opkomen voor de kwaliteit van de zorg aan de ene kant en de verdediging van de werk- en levensomstandigheden van de werkers aan de andere kant zijn daarom aspecten, die niet met elkaar in tegenspraak zijn. Het ene ligt in het verlengde van het andere. De verplegenden willen betere arbeidsvoorwaarden, een einde aan die torenhoge werkdruk, waardoor ze zich meer wasmachines voelen dan verplegenden, en een reële verdienste voor de grote verantwoordelijkheid die ze in hun werk moeten dragen. Tegelijkertijd willen ze een menswaardige zorg voor de patiënten, die menselijke wezens zijn en geen verhandelbare producten. De werkers in de zorg en verpleging gruwelen van de horrorpraktijken die in het kapitalisme steeds meer gemeengoed worden in de gezondheidszorg.
Net zoals de werkers bij Viva!Zorggroep in 2011, de schoonmakers in het afgelopen voorjaar, hebben de verplegers bij het Kennemer Gasthuis momenteel waarschijnlijk ook het gevoel dat ze er alleen voor staan omdat ze met handen en voeten gebonden zijn aan de zorg voor de patiënten. Die zorg maakt dat, in de strijd tegen aantasting van de kwaliteit van het leven, zoiets als staken niet mogelijk is, want dat betekent dat de patiënten aan hun lot zouden worden overgelaten. De vraag die zich dan onmiddellijk stelt is: hoe kan dit gevoel van isolement en onmacht doorbroken worden? Een mogelijkheid zou kunnen zijn om de tactiek van actievoeren bij de bedrijven in de privé-sector te kopiëren, maar dan in de richting van de verantwoordelijke ministeries. Dat wil zeggen: de organisatie van blokkades of bezettingen van de betreffende ministeries en er zo voor zorgen dat het werk op die betreffende ministeries wordt stilgelegd.
Maar dit is nog geen garantie voor het doorbreken van de moeilijkheid waar de verplegenden - en zij niet alleen - in de strijd op stuiten. Als de werkers in de zorg en verpleging zelf niet kunnen staken, dan bestaat er echter toch ook een andere mogelijkheid: onder de leus “hun strijd is onze strijd” kunnen ze pogingen in het werk stellen de strijd direct te richten op een algemene solidariteit tussen de werkers van alle sectoren. Want op die manier kan de strijd voor een reële waardering van het werk van de gezondheidswerkers en de strijd voor een kwalitatief goede gezondheidszorg meegenomen worden in de algemene strijd van de werkende klasse tegen de aanvallen van de kapitalistische regering en haar verschillende instituten.
Het grote voorbeeld, waaraan we kunnen refereren, is de massale staking die in augustus 1980 in Polen heeft plaatsgevonden. Toen beantwoordden zo’n tien miljoen arbeiders de oproep van het Arbeiderscomité van Gdansk om de strijd op te nemen. De regering, die op dat moment in feite niet langer het land bestuurde, stond machteloos. Het was het Arbeiderscomité, waarvan de leden waren gekozen in de algemene vergadering van arbeiders, die de touwtjes in handen had. Ondanks de massale wil de strijd op te nemen was het was deze laatste dan ook die, in een algemene vergadering waaraan duizenden arbeiders deelnamen, besloot om de meest primaire levensvoorzieningen te waarborgen en de arbeiders van de elektriciteitscentrales, het openbaar vervoer, de levensmiddelenvoorziening en de gezondheidszorg op te roepen op hun plaats en aan het werk te blijven. Toen er, na een korte, maar vastberaden periode van strijd eenmaal een overeenkomst werd gesloten met de toenmalige Poolse regering, was dat een overeenkomst die alle arbeiders van heel Polen betrof. De miljoenen arbeiders, wier eisen op een gegeven moment waren ingewilligd, gingen daarna niet onmiddellijk weer aan het werk. Neen, op basis van de leus: "één voor allen, allen voor één" gingen de ze pas weer aan het werk toen de eisen van alle werkers waren ingewilligd, daarbij inbegrepen de eisen van arbeiders, die op aanraden van het Arbeiderscomité, gewoon hadden doorgewerkt en daarmee de meest elementaire diensten in de periode van de staking hadden verzekerd.
Hoewel staken voor niemand een hobby is, onderschrijven we het volgende argument : als de kapitalistische staat niet de voorwaarden kan garanderen voor een goede gezondheidszorg (….) dan zou ons motto moeten zijn: ‘staak het werk’. En niet omdat het werk neerleggen per definitie leuk is, maar omdat ieder vorm van verzet (betogen, algemene vergadering, delegaties uitsturen) tegen de maatregelen de verpleging en de verzorging per definitie op een laag pitje zet. En als de verplegenden de patiënten niet geheel en al aan hun lot over kunnen laten, dan is – naar het voorbeeld van Polen 1980 - de enige mogelijkheid om in zelf georganiseerde bijeenkomsten te besluiten om solidariteit te gaan zoeken in andere sectoren. Met andere woorden: net zoals dat in augustus 1980 in Polen gebeurde, andere werkers op te roepen om in hun strijd, naast de eigen eisen, ook die van hun verplegende en verzorgende klassebroeders en –zusters op te nemen. Zoals dat bijvoorbeeld ook al afgelopen voorjaar gebeurde toen de schoonmakers de eisen van de werkers in de kantine van de VU te Amsterdam in hun eisenpakket opnamen.
Solidariteit kan zich niet langer beperken tot de eigen regio of de eigen sector, zoals in de strijd van de werkers bij Viva!Zorggroep vorig jaar gebeurde en waardoor het isolement, waarin ze verkeerden, dus niet doorbroken werd. In de loop van dit jaar vonden er allerlei acties plaats in de thuiszorg: in Rotterdam: vierde staking (18 oktober); in Emmen: protestacties (30 oktober); in Montferland: manifestatie (29 oktober); in Schiedam, Maassluis en Vlaardingen: demonstratie (25 oktober). Maar net als bij de werkers van Viva! Zorggroep in 2011, bleven al deze acties ook verstrikt in de eigen sector, de eigen regio. Desalniettemin staan we achter de strijd van welk deel van de arbeidersklasse dan ook, de verplegenden en verzorgenden inbegrepen, zelfs als die gekenmerkt wordt door een aantal zwakheden, die de werkers verhinderen de solidariteit op een meer algemene wijze tot uitdrukking te brengen.
Om ons verzet effectief te maken moeten we solidariteit zoeken bij, om het even, welke werkers dan ook; al zou het zijn bij de studenten wier studiebeurs wordt afgepakt of bij de arbeiders van de facilitaire diensten van Unilever, die allemaal geconfronteerd worden met een loonaanbod, dat minder is dan wettelijk noodzakelijk. We moeten daadwerkelijk onze klassebroeders en –zusters opzoeken en daarbij is het onvermijdelijk ons te vervoegen bij met de betogingen, de algemene vergaderingen van die arbeiders die ook met ontslag, verlaging van hun loon, verlaging van hun werkloosheidsuitkering of een andere uitkering bedreigd worden. Iets wat bijvoorbeeld al gebeurd is bij de arbeiders van de Rietlanden in de Amsterdamse haven, de werkers bij Kalkzandsteenfabriek Calduran, onder andere in Harderwijk, de 170 werkers bij Philips Lighting in Eindhoven en de werkers bij talloze bedrijven in de bouw.
De bourgeoisie beseft dat er een wil bestaat in de klasse om solidariteit te betuigen en te zoeken met arbeiders in andere sectoren en andere regio’s. De werkers worden zich meer bewust dat de strijd voor hun en voor andermans kwaliteit van leven alleen effectief kan zijn als de strijd massaler wordt, als de werkers van de verschillende sectoren en regio’s zich verenigen in één algemene strijd. Om te voorkomen dat zoiets gaat plaatsvinden, begint de vakbond – erop vooruitlopend - alvast zelf solidariteitsbetuigingen te organiseren. Maar ze doet dat dan in een richting die niet veel perspectief biedt op een daadwerkelijke solidariteit tussen alle werkers, maar beperkt dat oftewel tot de regio oftewel tot de eigen sector. Zo heeft de vakbond bij Tata Steel op 17 oktober bijvoorbeeld een solidariteitsbetuiging naar buiten gebracht, waarin wordt gesteld dat dé arbeiders bij Tata Steel hun steun betuigen met de werkers van de Rietlanden. (1)
Wij moeten de uitbreiding dus niet geheel en al overlaten aan de vakbonden, want die proberen het altijd te beperken tot een symbolische solidariteit of tot een beperkte vorm van solidariteit. Als werkers moeten we een werkelijke solidariteit ontwikkelen door zelf afvaardigingen te sturen om de discussie aan te gaan met andere werkers in actie. Dat is de enige manier waarop effectief verzet opgebouwd kan worden tegen de verslechtering van de eigen levensomstandigheden, tegen de verslechtering van de kwaliteit van de zorg voor de huidige cliënten en voor de verpleging van alle toekomstige patiënten. Bewustzijn van de valstrikken van de vakbonden en solidariteit tussen alle werkers is de enige manier om vruchtbaar verzet te plegen tegen de massale afbraak van het welzijn in de huidige en ook in een toekomstige samenleving.
Melis / 2012.11.03
Voetnoten
(1) Hoe de vakbond met de arbeiders ‘te werk gaat’ laat zich zien in de ruim vijf weken durende strijd van de 120 arbeiders bij kolenoverslagbedrijf Rietlanden Terminals in Amsterdam. Nadat de vakbond de staking permanent heeft opgesloten in het eigen bedrijf en geïsoleerd van de strijd van haar klassebroeders in de andere sectoren (die soms bijna naast de deur plaatsvonden) heeft de vakbond FNV Havens hem op een gegeven moment beëindigd. Waarom? Omdat, aldus de vakbond, een staking niet veel nut meer heeft als de schepen hun ladingen bij een ander bedrijf ophalen. "De economische schade die wij via de staking aan het bedrijf toebrachten, had zijn effect verloren" (sic).
De eerste helft van november werden we dag in dag uit, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, gebombardeerd met de term ‘inkomensafhankelijk zorgpremie’. Maar eigenlijk was dat helemaal niet de issue. Als PvdA voorzitter Hans Spekman uitkraamt: “Nivelleren is een feest”, dan weten we dat de kern van de vraag was: hoe kan de PvdA ‘nivelleren’ het beste gebruiken om de arbeiders om de tuin te leiden en de bezuinigingen door de strot te duwen?
De inzet van campagne ‘bruggen slaan’ is dus een poging om een modus te vinden de maatregelen zodanig te presenteren dat het voor de uitgebuiten, ofschoon ingrijpend, toch als rechtvaardig ervaren wordt. De campagne ‘de grootste schouders moeten de zwaarste lasten dragen’ moet ook de meest fervente tegenstander van het kapitalisme, de arbeidersklasse, de argumenten uit handen slaan en de motieven ontnemen om zich op fundamentele grondslag te verzetten tegen de regeringsplannen. En dat tegen de achtergrond van een groeiende opinie in alle sectoren van de maatschappij dat de ellende en armoede in Nederland in de komende jaren, ondanks de door de PvdA bewierookte nivellering van de inkomens, alleen maar zal toenemen.
De huidige bezuinigingsplannen van Rutte II
- halen de benodigde 16 miljard euro aan bezuinigingen jaar waarschijnlijk niet binnen, zeker niet zolang ze in het kader van de Europese Unie mede garant staat voor de schulden van lidstaten zoals die van de PIGGS
- brengen de staatsschuld niet binnen vereiste grenzen. De staatsschuld, die in 2013 op 71,3 procent wordt geschat zal op basis van het nieuwe regeerakkoord in 2017 uitkomen op 70,6 procent. En dat is bij lange na niet de vereiste 60% van de Europese Unie.
- doen de private schulden (in het bijzonder de hypotheken) alleen nog maar toenemen en maken dat alle voorgestelde schuldsaneringsregelingen steeds minder effect hebben nu deze zijn overgeheveld naar gemeentelijk niveau, waar veel minder mogelijkheden bestaan, mede door de systematische korting op de financiële bijstand aan de gemeenten.
En er is inderdaad veel kritiek op de nieuwe regeringsplannen! Een kritiek, die zich niet zozeer richt op de noodzaak van bezuinigingen c.q. ombuigingen, maar veel meer op het feit dat ze op allerlei maatschappelijke terreinen niets oplossen: niet op het terrein van de zorg, niet op het terrein van de woningbouwsector, niet op het terrein van de (explosieve) groei van de ziektekosten, niet op het terrein van het onderwijs, noch op het terrein van de werkloosheid of de pensioenen.
Enkele voorbeelden ter bevestiging van deze bewering:
- slechts 2% van de pensioenregelingen past binnen het voorgestelde fiscale kader van het nieuwe regeerakkoord (https://amweb.nl [21], 09 november 2012)
- het onderwijs in Nederland moet, volgens het regeerakkoord, weer bij de top vijf van de wereld gaan behoren. Maar hoe gaat dat lukken als de bezuinigingen op het onderwijs in feite een forse achteruitgang betekenen? (Een grondige analyse van het regeerakkoord - Bé Keizer)
- de werkloosheid komt volgens de recente raming van het CPB, in 2017, aan het einde van de regeerperiode van het nieuwe kabinet, uit op het officiële cijfer van 5,75 procent, 0,9% hoger dan tot nu toe werd verwacht en nog steeds hoger dan bij de aanvang van de recessie in 2008.
Uiteindelijk kan dit niets anders betekenen dan dat deze bezuinigingen in de toekomst alleen nog maar om meer bezuinigingen vragen. Ook omdat de Nederlandse economie er helemaal niet zo rooskleurig voorstaat als over het algemeen wordt voorgesteld en wordt aangenomen.
De Nederlandse economische staat er lang niet zo rooskleurig voor als door haar beheerders wordt voorgesteld. Omdat de basis al een aantal jaren aan het verzwakken is, verslechtert de Nederlandse economie meer dan ze wil toegeven. En daarin vormt de private schuld, en in het bijzonder de hypotheekschuld, de gevaarlijkste bom onder de Nederlandse economie: de Nederlandse hypotheekschuld bedroeg eind 2011 bijna 670 miljard euro. Dit is 111 % van het BBP (1) en daarmee is het hoogste schuld in de Eurozone. Bovendien is Nederland van alle westerse landen het land met de grootse totale schuld: de schuld van overheid, bedrijfsleven en huishoudens tezamen is momenteel 400% van het BNP (1) Dat is bijvoorbeeld nog meer dan de Verenigde Staten.
Aan alle kanten kan men zien dat het met de Nederlandse economie niet goed gaat. De raming van het CPB waar de plannen van de nieuwe regering op gebaseerd zijn, een jaarlijkse groei van het BBP die geschat wordt op 1,5%, zijn veel te positief. In werkelijkheid laat de economische ontwikkeling op diverse terreinen geen toename, maar een lichte daling van enkele tientallen procenten zien.
Een van de elementen waarop de beweringen, over de gezondheid van de Nederlandse economie zijn gebaseerd, is de positieve betalingsbalans. Het overschot op de lopende rekening van de Nederlandse betalingsbalans was in het eerste kwartaal van 2012 uitgekomen op een recordbedrag van 19 miljard euro, of 13% van het BBP. Het overschot was bijna anderhalf keer zo groot als in dezelfde periode van 2011. Het gemiddelde overschot over de jaren 2009 tot en met 2011 bedroeg 6,5% van het BBP. (DNB: Overschot betalingsbalans NL naar recordhoogte;18-06-2012) Maar de sterke stijging op de betalingsbalans is in feite helemaal niet zo positief als het lijkt, want ze weerspiegelt slechts in beperkte mate een reële waardevermeerdering van de Nederlandse markt ten opzichte van de buitenlandse markten. Voor een gedeelte is ze gewoon het gevolg van achterblijvende binnenlandse bestedingen (sic). Maar voor een nog veel groter gedeelte is ze slechts fictief, dat wil zeggen: het resultaat van allerlei financiële manipulaties op nationaal en internationaal vlak .
Terwijl de PvdA en de VVD tijdens verkiezingscampagne als kat en hond tegenover elkaar stonden, zijn ze na de verkiezingen broederlijk verenigd in de noodzaak van bezuiniging van de staatsuitgaven. Links staat net zo hard achter de noodzaak van bezuinigingen als rechts (5), alleen heeft links een andere functie in de doorvoering van de bezuinigingen. De PvdA is een van de belangrijkste partijen van links om de nieuwe regeringsmaatregelen ook door de werkers aanvaard te krijgen en hoe kan dat beter dan de kwestie van de solidariteit - een begrip dat herinneringen oproept aan de tijd dat hervormingen nog mogelijk waren - op de voorgrond te plaatsen.
De leus: ‘de grootste schouders moeten de zwaarste lasten dragen’ is een concrete uitdrukking van de door de PvdA gepreekte solidariteit. Deze maakt het namelijk mogelijk de arbeiders te koppelen aan de illusie van de rechtvaardige verdeling. Maar in dit concrete geval wordt de solidariteit niet ingezet om iedereen meer (ook figuurlijke) rijkdom maar om de (materiële) ellende bezorgen. Dat wil zeggen: aan de ellende, opgelegd door het systeem in crisis, en aan de staat, die er het product van is, en die dat systeem met alle middelen overeind probeert te houden.
De solidariteit van de PvdA is in feite een valse solidariteit. Het is namelijk niet de solidariteit in de strijd ter emancipatie van de arbeidersklasse, maar de solidariteit om de werkers vast te klinken aan het systeem en haar staatsorgaan.
Op basis van het thema: ‘de grootste schouders moeten de zwaarste lasten dragen’ (3) probeert de PvdA iedereen - mannelijk of vrouwelijk, groot of klein, allochtoon of autochtoon – die in Nederland woont op te zadelen met een lastenverzwaring van gemiddeld €1000 per inwoner. En dat het niet meer dan een campagne is, blijkt wel uit het feit dat de kleinste schouders in werkelijkheid niet minder ontzien worden.
Want
- de werklozen en komende werklozen (ING, KLM, DSM, de bouw) (4)
- de werkers in de beschermde sociale werkplaatsen
- de mensen, die afhankelijk zijn van de wmo, pgb, enzovoort
- de studenten van de universiteiten en de hogescholen
- de werkers in de bejaarden- en de thuiszorg
- de steeds groeiende zzp-ers zonder enig sociaal vangnet
……. krijgen in feite de hardste klappen te verduren
Alle mooie verhaaltjes over nivellering ten spijt, in de bijdrage van de PvdA aan het regeerakkoord moeten de mensen met de meest precaire banen onevenredig veel bloeden (5). In ons verzet tegen de aanvallen op onze levensomstandigheden moeten we ons daarom niet alleen richten tegen de VVD, maar evenzeer tegen de PvdA en de rest van links. In feite moeten we onze strijd richten tegen de kapitalistenklasse in haar geheel, inclusief alle fracties en instituten die haar verdedigen en die alleen deel uitmaken van de burgerlijke staat: de politieke partijen, de vakbonden, de burgerlijke media, enzovoort.
Melis / 15.11.2012
Voetnoten
(1) Het BNP is de output die wordt voortgebracht door de middelen die door de burgers (ingezetenen) van een land bezitten, ongeacht waar de productie plaatsvindt. Het BBP is de output, die in het land wordt voortgebracht, ongeacht door wie of welke onderneming of instelling dat gebeurt
(2): “Ik begrijp niet waarom u hier zo negatief en vervelend over doet. (...) Laten we blij zijn met elkaar! Laten wij optimistisch zijn! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek! Toch?” (De Algemene Beschouwingen in 2006)
(3) Het is niet voor het eerst dat links probeert de uitgebuite klasse te misleiden met een leus die de emancipatie van de werkende klasse zou moeten bewerkstelligen. Een van de eerste illusies, die links bij de heropkomst van de arbeidersstrijd aan het einde van de jaren zestig naar voren schoof, vond haar uitdrukking in de leuze ‘geen procenten maar centen’ van de toenmalige Industriebond FNV onder leiding Arie Groenevelt.
(4) Bij de ING verdwijnen er 2350 arbeidsplaatsen, bij de KLM zeker 1300, bij DSM (Limburg) 1000 en in de bouw iedere dag 40 (bovenop de 45.000 die er al opgeheven zijn in het afgelopen jaar).
(5) Tijdens het kamerdebat van 13 november presenteerde Rutte zich als een soort vrijzinnig democraat, naar het voorbeeld van de oude Drees, en verklaarde hij zijn liefde aan de nivellering. Samson op zijn beurt hamerde in datzelfde debat vooral op de noodzaak van bezuinigen. (Sywert van Lienden in DeWereldDraaitDoor; 13-11-2012)
Enige tijd geleden heeft er zich in het internationalistisch milieu een discussie ontsponnen over steun aan en solidariteit met de strijd van de schoonmakers. Verdienen de schoonmakers in strijd de steun van de revolutionairen? Of revolutionairen aan elke uiting van arbeidersstrijd hun steun moeten geven is geen automatisch gegeven. Dit is erg afhankelijk van de omstandigheden waarin de strijd plaatsvindt. Opdat we ons gezichtspunt verruimen, breiden we in deze bijdrage het vraagstuk van de steun uit naar die van de solidariteit, beter gezegd: de klassensolidariteit.
Solidariteit is een historisch fenomeen. Pas in de 19e eeuw heeft het begrip solidariteit haar eigenlijke betekenis gekregen: de onderlinge saamhorigheid en de morele verplichting om samen te bouwen aan een samenleving zonder uitbuiting en onderdrukking. Sindsdien werd solidariteit de strijdkreet van de arbeidersbeweging. Solidariteit is de uiting van het klassenbewustzijn van het proletariaat, waaronder de revolutionairen vallen, over de noodzaak van eenheid in de strijd tegen het kapitalisme. Het verbindt het verleden met de toekomst: de zorg van de huidige generatie arbeiders voor een leefbare samenleving is een uiting van solidariteit met toekomstige generaties.
“Het proletariaat ontwikkelt in zijn dagelijkse strijd een beginsel, dat overeenstemt met de historische taak die het te vervullen heeft – het beginsel van klassen-solidariteit, als uitdrukking van zijn eenheidsstreven. (…) Zelfs buiten de eenheidsorganisaties van de klasse drukt de solidariteit – haar uitdrukking op het individueel vlak daarbij inbegrepen – ook deze eenheid uit. Het proletariaat is de eerste klasse in wiens schoot er geen economische uiteenlopende belangen heersen; en in deze zin kondigt zijn solidariteit reeds de aard van de maatschappij aan waarvoor zij strijdt.” (1)
De versterking van de eenheid binnen de klasse, de versterking van de onderlinge solidariteit op klassenbasis kan alleen plaatsvinden doorheen een groeiend bewustzijn van het bestaan van antagonistische klassen en van een toenemend vertrouwen van de arbeidersklasse in eigen kracht. Dus als we serieus werk willen maken van de steun aan de strijd van dit of dat deel van de arbeidersklasse, dan kunnen we de internationale en historische dimensie van de solidariteit onmogelijk veronachtzamen. Want de ontwikkeling van een klassensolidariteit betekent de grondslag leggen voor een fundamenteel nieuwe ontwikkeling van de menselijke natuur.
Solidariteit is onbaatzuchtig: militanten van de klasse streven geen eigen eer of moreel gewin na. Het komt er niet op aan zich als de meest ‘radicale onder de radicalen’ voor te doen. Daarnaast heeft het ook niets te maken met het behalen van onmiddellijke successen. Integendeel: terwijl de burgerlijke revolutie van overwinning naar overwinning ging, “Maar de revolutie is de enige vorm van ‘oorlog’ (…) waar de uiteindelijke overwinning slechts door een reeks van ‘nederlagen’ kan worden voorbereid!” (2)
Wat betekent solidair zijn concreet? Betekent solidair zijn dat we deze of gene sector van de arbeidersklasse in dit of dat land moeten steunen? Het uitgangspunt van de internationalistische revolutionairen is altijd de arbeidersklasse als geheel, als internationaal fenomeen geweest. De inzet was en is de versterking van de strijd en de positie van die klasse t.o.v. haar vijand, de internationale bourgeoisie. Dat is ook de reden waarom steun of “deelname” aan hun specifieke strijd niet automatisch een bijdrage betekent aan de versterking van de strijd van het gehele proletariaat. Net zoals geen steun of “deelname” nog niet betekent dat er geen solidariteit is met de strijd van de arbeiders als internationale klasse.
In de geschiedenis van de arbeidersbeweging hebben revolutionairen enkele keren zelfs duidelijke oproepen gedaan om de strijd niet op te nemen, omdat de voorwaarden ongunstig waren en de arbeidersklasse er alleen maar totaal gedesoriënteerd zou uitkomen en/of een beslissende nederlaag zou oplopen. Ze deden dit om te voorkomen dat het vooruitzicht op een beslissende confrontatie met de repressieve, manipulatieve en politieke krachten van de bourgeoisie naar een nog niet te voorziene toekomst verschoven zou worden. De revolutionairen deden dit niet om de ruimte te hebben achteraf hun handen in onschuld te kunnen wassen, want als de arbeiders ondanks de waarschuwing toch de strijd aangingen, dan was de eerste reactie van de revolutionairen zeker niet om hun handen er vanaf te trekken.
1. Het duidelijkste voorbeeld van deze houding is die van Marx t.o.v. de Commune van Parijs. Hoewel hij er niet voor was dat de werkers van Parijs de strijd zouden opnemen tegen de Pruisische en Franse legers heeft hij, na de tragische nederlaag van het Parijse proletariaat, toch hun heldhaftigheid bezongen. Toen het definitieve gevecht in maart 1871 aan de arbeiders werd opgedrongen en zij geen andere uitweg zagen dan ze op te nemen, de opstand dus een feit werd, begroette Marx de revolutie met het grootste enthousiasme:
“Parijs, nog uitgeteerd door een vijf maanden lange uithongering, aarzelde geen ogenblik. Heldhaftig besloot het, alle gevaren van het verzet tegen de Franse samenzweerders het hoofd te bieden, niettegenstaande het feit dat de monden van Pruisische kanonnen van zijn eigen forten nog steeds dreigend op de stad waren gericht.” Zo “ …kwamen de werkelijke vrouwen van Parijs weer op straat, — heldhaftig, edelmoedig en opofferingsgezind als de vrouwen in de oudheid. Parijs, werkend, denkend, strijdend, bloedend, door de voorbereiding van een nieuwe maatschappij (…) stralend in de geestdrift van zijn historisch initiatief.” (3)
2. Een erg wrang, maar ook duidelijk voorbeeld daarvan wordt gegeven door de twee stakingen die in de Tweede Wereldoorlog in Nederland plaatsvonden: de Februaristaking in 1941 en de spoorwegstaking twee jaar later. In beide gevallen hadden arbeiders de strijd opgenomen, in beide gevallen was er een brede staking en toch waren de internationalistische revolutionairen wel solidair met de Februaristaking en niet met de spoorwegstaking. Waarom? De Februaristaking was een uitdrukking van een waarlijke verontwaardiging in de klasse t.o.v. de repressie tegen een deel van haar klassenbroeders, hun families en kennissen. De spoorwegstaking was een manoeuvre van de burgerlijke regering in Londen om sabotage en obstructie te plegen tegen de Duitse politiek-militaire macht, de vijand van de Nederlandse kapitalistische klasse.
In de huidige periode is de arbeidersklasse naarstig op zoek naar haar eigen identiteit. Zij voert nog geen verenigde strijd over sectoren, regionale en nationale grenzen heen. Gezien het gebrek aan vertrouwen in de kracht en de potentiële macht van de werkers om een betere toekomst op te bouwen is de druk van het streven naar onmiddellijke successen (het “immediatisme”) groot. De laatste jaren uitte de combinatie van deze zoektocht en de immediatistische druk zich duidelijk in de pogingen van een aanzienlijk aantal politiek geïnteresseerde minderheden (onder de studenten bijv.) om zich solidair te verklaren met nagenoeg iedere staking die plaatsvindt. Stakingen die ze, naar de mate van hun mogelijkheden, op eigen houtje - soms zelfs in concurrentie met andere groepen - proberen aan de gang te houden of aan te zwengelen.
Wat is dan de beste manier om ‘de strijd’ te steunen? K. Fotia geeft een eerste aanzet: we kunnen de strijd van de werkers, het beste steunen door “onze energie zorgvuldig te doseren daar waar de potentie bestaat voor het vormen van algemene vergaderingen en autonome arbeidersnetwerken.” Want “door onze energie als beweging te steken in puur actie om de actie en ons een te nonchalante houding ten opzichte van de rol van de vakbond te permitteren, helpen we mee aan het reproduceren van een strijdmodel waar de vakbond de teugels stevig in handen houdt, laten we ons voor het karretje van de vakbondsbureaucratie spannen.” Vandaar dat we “ons niet slechts mee moeten laten sleuren door de stroom van de gebeurtenissen. (...) We moeten leren op tijd in te schatten in welke richting de strijd zich ontwikkelt, zodat we ook tijdens de strijd kritisch reflecteren op de richting die ze uitgaat. (...) de aard van onze interventies moeten we tijdens de strijd kunnen aanpassen en de noodzaak tot autonome strijd openlijk blijven benadrukken...” (4)
We zijn het hiermee eens. Revolutionairen reageren niet op alles wat beweegt: arbeiders of andere uitgebuiten. We zijn niet als een hazewindhond, die het meteen op een rennen zet als er een voorwerp wordt weggeschoten. We analyseren eerst grondig of de voorwaarden voor de strijd gunstig zijn, welke vooruitzichten de strijd biedt, welke burgerlijke (vakbonds- of ultralinkse) krachten er nog aan de touwtjes trekken, enzovoort.
Solidariteit wordt door de verdedigers van de ‘directe actie’ nagenoeg altijd tot uitdrukking gebracht vanuit een vermeende gedachte dat het noodzakelijk is om steun te verlenen aan die sector van de uitgebuite klasse, die zogenaamd het meest zwakke, machteloze slachtoffers van het systeem is. Solidariteit wordt eveneens vaak tot uitdrukking gebracht in een streven erkend te worden als de initiator van en de meest fervente voorvechter in de strijd tegen het kapitalisme, in de verwachting of de hoop dat men in steeds bredere kringen beschouwd gaat worden als de enige echte voorvechter van rechtvaardigheid, gelijkheid en vrijheid.
Zo wordt een vertegenwoordiger van de studentenvakbond aan de universiteit van Liverpool, Martin Ralph, op verschillende anarchistische websites met instemming geciteerd vanwege het feit dat hij oproept tot de bezetting van iedere dienstverlening die wordt gesloten. “De werkers zouden hun eigen raden voor de plaatselijke strijd moeten organiseren. En wij (activisten) zouden onze solidariteit moeten betuigen met iedere staking, iedere poortactie en iedere bezetting die plaatsvindt. Een strategie van ‘directe actie’ dus.” (5)
Ravotr beschrijft de strijd van de schoonmakers van het voorjaar van 2012 als volgt: “In de slotfase van de staking dreigde de bond dat, als de schoonmaaksector niet als geheel een bevredigend akkoord kon sluiten, de schoonmakers met afzonderlijke bedrijven een akkoord zouden sluiten.” En hij beschouwt dat terecht als een werkwijze waarmee “de bond de deur openzette naar versnippering. (…) Dit, plus het verzwakken van de looneis, plus de onderbreking van de staking na amper een week, tekent de klassieke vakbondsaanpak: onderhandelen, sociaal partnerschap, staat centraal. Stakingen zijn hooguit aanvulling daarop. De bereidheid van de schoonmakers zelf om te staken, en lang ook, stond met die vakbondsaanpak op gespannen voet....” En “groeperingen, die nauw betrokken waren bij solidariteitsacties, (....) delen mee in dit psychologische proces waarin mensen zelfs bescheiden resultaten als grote victorie claimen. Het klopt misschien niet… (…) de koopkracht van de schoonmakers daalt niet. Maar van een stijging ervan is niet echt sprake.” Toch stelt Ravotr: “Ook als dat juist is, dan is dat toch geen reden om de schoonmakers niet te steunen?” (6)
Wij zijn het eens met de kritiek op de vakbonden. Ravotr schijnt de strijd van de schoonmakers echter koste wat kost te willen steunen. Staat geen directe steunverlening of deelname aan deze strijd gelijk aan een verraad t.o.v. deze sector van de arbeidersklasse? Hebben de arbeiders de hulp nodig van de “steunverleners”?
Er waren momenten in de strijd van de schoonmakers waaruit kon worden afgeleid dat hun acties wel enig potentieel bevatte:
- bij de bezetting van de kantine van de VU in Amsterdam, begin maart, sloten de kantinemedewerkers zich spontaan aan bij de schoonmakers. Hun eis om niet overgeheveld te worden naar de beduidend slechtere horeca-CAO werd spontaan opgenomen in de lijst van eisen van de schoonmakers.
- tijdens de manifestatie van het onderwijzend personeel in Amsterdam, op 6 maart, stond een schoonmaakster buiten de ArenA met een bord waarop stond geschreven: “Jullie strijd is onze strijd”.
Maar over het algemeen was de strijd van de schoonmakers, van het begin tot het einde, onder controle van de vakbond, geholpen door een enkele ultralinkse organisaties en een aantal oprechte, maar door ultralinkse ideologie misleide arbeiders. De vakbond sleepte via de zogenaamde organizers de schoonmakers mee in een reeks van uitputtende acties zonder werkelijk vooruitzicht op versterking, d.w.z. uitbreiding van hun strijd naar andere sectoren.
In de acties kregen de schoonmakers steun van andere groepen, zoals anarchisten, studenten en allerlei activisten. De schoonmakers ervaarden dat als positief en waren daar zeker verheugd over, omdat het isolement waarin ze – al enige tijd – verkeerden, daarmee enigszins scheen te worden doorbroken. Versterkte de steun die ze kregen inderdaad hun strijd? Doorbrak die daadwerkelijk hun gevoel, opgesloten te zijn in hun eigen sector? Het resultaat van alle ‘solidariteit’ met de schoonmakers verloste hen geenszins van hun gevoel van isolement en kon niet voorkomen dat hun acties door de vakbond plotseling beëindigd werd in een halfslachtig compromis.
Hoe komt het dat de solidariteitsacties en -verklaringen van deze steungroepen niet het gewenste effect hadden? De belangrijkste reden daarvan is omdat ze niet tegemoet kwamen aan de behoefte van de arbeidersklasse om de strijd tegen het kapitaal als één verenigde strijd te voeren, door de eisen van de schoonmakers en die van andere sectoren onder één en dezelfde noemer te brengen onder de leus: “jullie strijd is onze strijd”. Dat is een devies dat de strijd van de hele klasse met elkaar verbindt. Dat is de manier waarop de solidariteit van de klasse zich werkelijk tot uitdrukking brengt!
Als groepen of kameraden, die de strategie van de directe actie aanhangen, net zoals de werkers in de zorg, bouwvakkers, machinisten, ambtenaren, enz. zich bij de strijd van de schoonmakers vervoegen onder de leus “wij zijn ook schoonmakers”, dan sluiten zij eerder een mogelijkheid tot uitbreiding van de strijd uit, aangezien de beweging zich als specifieke strijd van de schoonmakers definieert. Zo’n strategie versnippert de strijd van de werkers op termijn, in plaats van haar één te maken.
Betekent dit alles dat de schoonmakers deze strijd niet hadden moeten voeren? Betekent dit dat de acties van alle steungroepen tevergeefs waren? Als deze strijd bijdraagt aan de ontwikkeling van het klassenbewustzijn, en niet enkel tot ontmoediging en/of illusies leidt, dan was zij zinvol. Opdat de strijd en de nederlaag tot bewuste ervaring wordt, opdat de schoonmakers hun strijd niet voor niets is gestreden, moet een zo breed mogelijk deel van de klasse de lessen eruit trekken. Het is de taak van de revolutionairen hieraan bij te dragen. Wij zeggen: ja aan de solidariteit, ja aan de strijd, maar niet blindelings n
Melis en Alex / 12.12.2012
Voetnoten
(1) Internationale Revue nr. 23, Het vertrouwen en de solidariteit in de strijd van het proletariaat (deel II), https://nl.internationalism.org/node/985 [23]
(2) Luxemburg, Orde heerst in Berlijn, https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1916/1916pamfletten.htm [24]
(3) Marx, De burgeroorlog in Frankrijk, https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1871/1871burgeroorlog.htm [25]
(4) Fotia, Reflecties over de schoonmakersstrijd, https://anarcho-syndicalisme.nl/wp/?p=1623 [26]
(5) Phil Dickens, Truth, Reason and Liberty
(6) Rooieravotr, Schoonmaakstaking: terugblik en balans, https://peterstormschrijft.wordpress.com/2012/09/14/schoonmaakstaking-te... [27]
Links
[1] https://nl.internationalism.org/files/nl/were128_2.pdf
[2] https://nl.internationalism.org/tag/4/76/nederland
[3] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-nederland
[4] https://nl.internationalism.org/tag/4/63/india
[5] https://my.firedoglake.com/jest/2012/03/29/activism-is-no-substitute-for-class-action-why-occupy-is-headed-the-way-of-moveon%E2%84%A2/
[6] https://www.stern.de/wirtschaft/job/einkommen-in-Deutschland-jeder-vierte-arbeitet-fuer-einen-niedriglohn-1799559.html
[7] https://www.manager-magazin.de/politik/artikel/0,2828.82103,00.html
[8] https://www.manager-magazin.de/politik/wirtschaft/0,2828,806026,00.html
[9] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[10] https://nl.internationalism.org/tag/4/89/iran
[11] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme
[12] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[13] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-syrie
[14] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/fascisme
[15] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland
[16] https://www.vrijebond.nl/sluit-je-aan-bij-campagne-ontstemd/#more-2526
[17] https://nl.internationalism.org/tag/4/93/canada
[18] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/studentenstakingen
[19] https://nl.internationalism.org/files/nl/were-131_mini.pdf
[20] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-nederland
[21] https://amweb.nl
[22] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/economische-situatie-nederland
[23] https://nl.internationalism.org/node/985
[24] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1916/1916pamfletten.htm
[25] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1871/1871burgeroorlog.htm
[26] https://anarcho-syndicalisme.nl/wp/?p=1623
[27] https://peterstormschrijft.wordpress.com/2012/09/14/schoonmaakstaking-terugblik-en-balans/