Rapport over de functie van de revolutionaire organisatie

Printer-friendly version

De versnelling van de gebeurtenissen en de ernst van de ‘jaren van de waarheid’ noodzaken de revolutionairen om hun opvattingen over de voorhoedeorganisatie van het proletariaat, over haar aard en functie, haar structuur en functioneringswijze te verdiepen.

Dit eerste rapport over aard en de functie van de organisatie werd aangenomen door de Internationale Conferentie van de IKS in januari 1982. Het tweede rapport gaat over de structuur en de functioneringswijze van de organisatie.

1. Sinds haar ontstaan, heeft de IKS altijd het doorslaggevend belang benadrukt van een internationale organisatie van revolutionairen voor de nieuwe opkomst van een wereldwijde klassenstrijd. Door haar tussenkomst in de strijd, zelfs als die van een nog bescheiden omvang is, door haar voortdurende pogingen om te werken in de richting van de schepping van een echt centrum van discussie tussen revolutionaire groepen, heeft ze in de praktijk aangetoond dat haar bestaan noch overbodig noch louter denkbeeldig is. Overtuigd van het feit dat haar functie beantwoordt aan een diepgaande behoefte in de klasse, heeft ze gestreden tegen zowel het dilettantisme als tegen de grootheidswaanzin binnen een revolutionair milieu, dat nog ernstig behept is met onverantwoordelijkheid en onrijpheid. Deze overtuiging is niet gebaseerd op een religieus begrip maar op een methode van analyse: de marxistische theorie. De redenen voor de opkomst van een revolutionaire organisatie kunnen niet begrepen worden buiten deze theorie, zonder welke er geen werkelijke revolutionaire beweging kan bestaan.

2. De recente splitsingen, die de IKS heeft doorgemaakt, kunnen niet worden beschouwd als een doodscrisis van de organisatie. Het zijn in wezen uitdrukkingen van de onbekwaamheid om de voorwaarden, en de richting van de klassenbeweging te begrijpen die de revolutionaire organisaties doen opkomen:

  • dat de strijd voor de revolutie een wereldwijd en geen plaatselijk verschijnsel is;

  • dat de omvang van de crisis en de strijd niet op een mechanische wijze een directe revolutionaire periode inluiden;

  • dat de noodzaak van organisatie niet een toevallige of plaatselijke behoefte is, maar een hele historische periode omvat tot aan de wereldwijde overwinning van het kommunisme aan toe;

  • dat, als gevolg daarvan, het werk van de organisatie op lange termijn moet begrepen worden, en zichzelf moet afschermen van alle kunstmatige pogingen die revolutionaire weg te bekorten. Pogingen die voortkomen uit kortzichtig ongeduld, en die de organisatie in gevaar brengen.

3. De onbekwaamheid de functie van een revolutionaire organisatie te begrijpen, heeft altijd geleid tot een ontkenning van haar noodzaak:

  • in de anarchistische en radenistische visie wordt de organisatie gezien als een inbreuk op de vrijheid van de individuele arbeider, en wordt ze teruggebracht tot een puur toevallige bundeling van individuen;
  • het klassieke bordigisme, dat de klasse identificeert met de partij, verwerpt indirect die noodzaak door de functie van de organisatie van de revolutionairen te verwarren met de functie van de algemene organisatie van de klasse.

4. De noodzaak van een organisatie van revolutionairen blijft nu net zo groot als in het verleden.Noch de periode van contrarevolutie, noch de reusachtige uitbarstingen van strijd waar geen georganiseerde revolutionaire fracties bij aanwezig waren (zoals nu in Polen), maken deze noodzaak overbodig:

  • sinds de vorming van het proletariaat als klasse in de negentiende eeuw, was en blijft de hergroepering van revolutionairen een vitale noodzaak. Iedere historische klasse, die het potentieel voor de omvorming van de maatschappij in zich draagt, moet een heldere visie hebben van de doeleinden en de methoden van de strijd, welke moet leiden tot een triomf van haar historische doeleinden;

  • de kommunistische doeleinden van het proletariaat doen een politieke organisatie ontstaan, die zich zowel theoretisch (programma) als praktisch (activiteit) inzet voor de verdediging van die algemene doeleinden van het proletariaat als geheel;

  • als een permanente voortbrenging van de klasse, overstijgt en dus negeert de revolutionaire organisatie zowel alle natuurlijke (geografische en historische) als de kunstmatige (beroepsmatige, corporatistische) verdelingen. Ze vertegenwoordigt de permanente tendens tot de ontwikkeling van een eenheidsbewustzijn in de klasse, dat zichzelf bevestigt door zich te stellen tegenover alle onmiddellijke verdelingen;

  • geconfronteerd met de systematische pogingen van de bourgeoisie om het bewustzijn van het proletariaat af te leiden en te vernietigen, vormt de revolutionaire organisatie een beslissend wapen in de strijd tegen de verderfelijke effecten van de burgerlijke ideologie. Haar theorie (het kommunistische programma) en haar militante actie in de klasse vormen een machtige antistof voor het vergif van de kapitalistische propaganda.

5. Het kommunistische programma waaruit het beginsel van de militante activiteit voortvloeit, vormt de basis van iedere revolutionaire organisatie die haar naam eer aan doet. Zonder revolutionaire theorie kan er geen revolutionaire functie bestaan, met andere woorden: geen organisatie voor de verwezenlijking van dit programma. Daarom heeft het marxisme altijd alle kortzichtige en economistische afwijkingen, die ertoe dienen de historische rol van de kommunistische organisatie te vervalsen en te ontkennen, verworpen.

6. De revolutionaire organisatie is een orgaan van de klasse. Een orgaan wil zeggen: een levend deel van een levend lichaam. Zonder dit orgaan zou het leven van de klasse beroofd zijn van een van zijn vitale functies, en zou ze dus tijdelijk gehandicapt en geschaad zijn. Dat is de reden waarom deze functie voortdurend weer te voorschijn komt, groeit, zich uitbreidt en onvermijdelijk het orgaan schept dat ze nodig heeft.

7. Dit orgaan is niet louter een materieel aanhangsel van de klasse, dat zich ertoe beperkt de onmiddellijke impulsen van de klasse te volgen. De revolutionaire organisatie is een deel van de klasse. Ze is noch gescheiden van, noch identiek aan de klasse. Ze is noch een bemiddelaar tussen het zijn en bewustzijn van de klasse. Ze is een bijzondere vorm van klassenbewustzijn, het meest bewuste deel. Ze hergroepeert dus niet het geheel van de klasse, maar haar meest bewuste en actieve fractie. De klasse is niet meer de partij dan de partij de klasse is.

8. Als een deel van de klasse is de organisatie van revolutionairen noch de som van haar delen (militanten), noch een associatie van sociale lagen (arbeiders, ambtenaren, intellectuelen). Het ontwikkelt zich als een levend geheel, wier verscheidene cellen geen andere functie hebben dan teverzekeren dat ze op de best mogelijke manier functioneert. Ze verleent geen privileges aan individuen en ook niet aan bijzondere categorieën. De organisatie ontstaat, naar het beeld van de klasse, als een collectief lichaam.

9. De voorwaarden die de revolutionaire rijping van het proletariaat als geheel mogelijk maken zijn dezelfde als die welke ten grondslag liggen aan de volledige ontplooiing van de revolutionaire organisatie:

  • haar internationale dimensie: naar het beeld van het proletariaat ontstaat en leeft de organisatie met het doorbreken van het nationale kader, opgelegd door de bourgeoisie. Tegen het nationalisme van het kapitaal verdedigt ze de internationalisatie van de klassenstrijd in alle landen;
  • haar historische dimensie: de organisatie als de meest geavanceerde fractie van de klasse, heeft een historische verantwoordelijkheid naar de klasse. Als het geheugen van de onvervangbare ervaring van de voorbije arbeidersbeweging, vormt ze de meest bewuste uitdrukking van de algemene, historische doeleinden van het wereldproletariaat.

Het zijn deze factoren die zowel de klasse als haar politieke organisatie haar eenheid verlenen.

10. De activiteit van de revolutionaire organisatie kan alleen worden begrepen als een ongedeeld geheel, waarvan de componenten niet gescheiden maar onderling afhankelijk zijn:

  • haar theoretische activiteit, wier ontwikkeling een voortdurende inspanning moet zijn en nooit volledig af is. Ze is zowel noodzakelijk als onvervangbaar;
  • haar tussenkomst in de economische en politieke strijd van de klasse. Ze is bij uitstek de praktijk van de organisatie waar theorie, door propaganda en agitatie, wordt omgezet in een wapen van de strijd;

  • haar organisatorische activiteit die leidt tot de ontwikkeling en versterking van haar organen, tot het behoud van haar organisatorische verworvenheden, zonder welke de kwantitatieve ontwikkeling (nieuwe leden) niet tot een kwalitatieve ontwikkeling zal leiden.

11. Veel van het politieke en organisatorische onbegrip, dat in de organisatie tot uitdrukking is gekomen, komt voort uit het vergeten van het theoretische kader dat de IKS bij zijn oorsprong had aangenomen. Ze is gebaseerd op een magere assimilatie van de theorie van het verval van het kapitalisme, en van de praktische implicaties van deze theorie voor onze tussenkomst.

12. Terwijl de aard van de organisatie van revolutionairen niet wezenlijk is veranderd, hebben haar kenmerken een kwalitatief ander karakter gekregen tijdens de overgang van de periode van opgang naar die van het verval van het kapitalisme. De revolutionaire woelingen, die volgden op de Eerste Wereldoorlog, hebben bepaalde bestaansvormen van de revolutionaire organisatie onbruikbaar gemaakt en anderen, die in de negentiende eeuw alleen maar in embryonale vorm bestonden, ontwikkeld.

13. In de periode van opgang van het kapitalisme namen de revolutionaire politieke organisaties de bijzondere vorm aan van die van een overgangsorganisatie:

  • een hybride vorm: coöperaties, vakbonden en partijen konden naast elkaar in dezelfde organisatie bestaan. Ondanks Marx’ pogingen werd de politieke functie van de organisatie naar de achtergrond verdreven, terwijl de vakbondsstrijd een centrale plaats innam;
  • het ontstaan van massa-organisaties, die belangrijke delen van bijzondere sociale categorieënhergroepeerden (jongeren, vrouwen, coöperatieleden), of in bepaalde landen zelfs de meerderheid van de arbeidersklasse, gaven de socialistische organisaties een losse vorm, die ertoe neigde de oorspronkelijke betekenis van de revolutionaire organisatie te verminderen.

De mogelijkheid van directe hervormingen, zowel op economisch als op politiek vlak, verlegde het actieterrein van de socialistische organisatie. De onmiddellijke, graduele strijd nam de overhand ten opzichte van de strijd voor het bredere perspectief van het kommunisme, dat uiteengezet was in het Kommunistisch Manifest.

14. De onrijpheid van de objectieve voorwaarden voor de revolutie leidde tot een specialisatie van taken, die eigenlijk organisch met elkaar verbonden zouden moeten zijn, en tot een atomisering van de functie van de organisatie:

  • theoretische taken werden gereserveerd voor specialisten (marxistische scholen, beroepstheoretici);
  • propagandistische en agitatorische taken werden vervuld door de permanente vakbonds- en parlementaire vertegenwoordigers (‘beroepsrevolutionairen’);

  • organisatorische taken werden uitgevoerd door functionarissen, betaald door de partij.

15. De onrijpheid van het proletariaat, grote aantallen die net van het platteland waren gekomen of uit ambachtelijke werkomstandigheden, de ontwikkeling van het kapitalisme dat zich net binnen nationale kaders had gevormd, maakten de werkelijke functie van de organisatie van revolutionairen moeilijk te doorzien:

  • de reusachtige groei van geproletariseerde massa’s zonder politieke en organisatorische tradities, nog beïnvloed door religieuze misleidingen, nog gevangen door de nostalgische hang naar vroegere omstandigheden als onafhankelijke producenten, gaf een ongewone rol aan het organisatorische en opvoedkundige werk van het proletariaat. De functie van de organisatie werd beschouwd als een injectie van bewustzijn en van ‘kennis’ in de klasse, die nog leed aan een gebrek aan cultuur en onder de illusies van zijn vroege kindsheid;

  • de groei van het proletariaat binnen het raamwerk van de geïndustrialiseerde landen bemoeilijkte het zicht op het internationale karakter van het socialisme (er werd meer gesproken van ‘Duits socialisme’ of van ‘Engels socialisme’ dan van internationaal socialisme. De Eerste en de Tweede Internationale functioneerden meer als een federatie van nationale afdelingen dan als één gecentraliseerd wereldorganisatie);

  • de functie van de organisatie werd beschouwd als een nationale: de opbouw van het socialisme in ieder land, bekroond door een associatie, federatie van ‘socialistische’ staten (Kautsky);

  • de organisatie werd beschouwd als de organisatie van het ‘democratische’ volk, die door verkiezingen, stap voor stap, voor het socialistische programma worden gewonnen.

16. De tijdelijke kenmerken van deze historische periode vervalste de verhoudingen tussen de partij en de klasse:

  • De rol van de revolutionairen leek er een te zijn van een leiderschap, in de zin van de vorming van een generale staf. De militaire discipline, de onderwerping aan de leiders werd daarbij beschouwd als de belangrijkste deugd van de klasse. Net als een leger kon het niet bestaan zonder ‘leiders’, waaraan de verwezenlijking van haar doeleinden (substitutionisme) en zelfs de vormen van strijd (vakbeweging) werden gedelegeerd. De partij was de partij van het ‘hele volk’, gewonnen voor de ‘socialistische democratie’. De klassenfunctie van de partij ging ten onder inhet moeras van het democratisme.

  • Tegen deze ontaarding van de functie van de partij werd gevochten door de Linkerzijde in de Tweede Internationale en in de eerste periode van de Derde Internationale. Het feit dat de Kommunistische Internationale sommige opvattingen van de oude failliete Internationale overnam (massapartij, frontisme, substitutionisme) is een werkelijkheid die niet moet worden gezien als een deugdelijk voorbeeld voor de revolutionairen van vandaag.

17. De revolutionaire periode, die volgde op de oorlog, betekende een diepgaande, onomkeerbare verandering in de functie van de revolutionairen:

  • de organisatie, of die nu nog beperkt in omvang is of al een ontwikkelde partij, heeft niet langer tot taak de klasse en dus de revolutie voor te bereiden of te organiseren, iets wat alleen maar gedaan kan worden door de klasse als geheel;
  • ze is noch een opvoeder noch een generale staf die de militanten van de klasse voorbereidt en leidt. In de revolutionaire strijd voedt de klasse zichzelf op en de ‘opvoeders’ zelf, die ook door haar zullen moeten worden ‘opgevoed’;
  • ze erkent niet langer bijzondere groepen (jongeren, vrouwen, coöperatieleden, enzovoort).

18. De revolutionaire organisatie heeft dus onmiddellijk een eenheidskarakter, zelfs als ze niet de eenheidsorganisatie van de klasse, de arbeidersraden, is. Het is een eenheid in een wijdere eenheid – het wereldproletariaat die haar heeft voortgebracht:

  • het ontstaat niet langer op een nationaal vlak, maar op wereldvlak, als een geheel dat haar verschillende ‘nationale’ vertakkingen voortbrengt;

  • haar programma is in alle landen hetzelfde, zowel in het oosten als in het westen, zowel in de ontwikkelde als in de onderontwikkelde landen. Ofschoon nationale ‘bijzonderheden’ vandaag de dag nog steeds bestaan, als een product van een ongelijkmatige kapitalistische ontwikkeling en het voortbestaan van voor-kapitalistische anachronismen, kan dit nooit leiden tot de verwerping van de eenheid van haar programma. Het programma is wereldwijd of het is niets.

19. De rijping van de objectieve voorwaarden voor de revolutie (concentratie van het proletariaat, grotere homogeniteit in het bewustzijn van de klasse die meer verenigd is, beter gekwalificeerd, met een intellectueel niveau, en een rijpheid die superieur is in vergelijking met voorgaande eeuwen) heeft zowel de vorm als de houding van organisatie van revolutionairen diepgaand veranderd:

a) wat betreft haar vorm:

  • ze is een meer beperkte minderheid dan in het verleden, maar meer bewust, uitgeschift door haar programma en haar politieke activiteit;
  • ze is onpersoonlijker dan in de negentiende eeuw en treedt niet langer op als een organisatie van leiders die de massa van militanten leidt. De periode van vermaarde leiders en grote theoretici is voorbij. Theoretische verdieping is een werkelijke collectieve taak geworden. Naar het beeld van miljoenen ‘anonieme’ proletarische strijders, ontwikkelt het bewustzijn van de organisatie zich door de integratie en overstijging van het individuele bewustzijn in één collectief bewustzijn;
  • ze is, meer gecentraliseerd in haar manier van werken, in tegenstelling tot de Eerste en Tweede Internationale, die voor een groot deel niet veel meer waren dan een optelling van nationale afdelingen. In de historische periode waarin de revolutie alleen maar kan plaatsvinden opwereldvlak, is ze de uitdrukking van tendens tot de hergroepering van revolutionairen. Deze centralisatie betekent niet, in tegenstelling tot de opvatting van de Kommunistische Internationale na 1921, de opslorping van de wereldwijde activiteit van revolutionairen door een bepaalde nationale partij. Ze vormt de zelfregulering van één enkel lichaam dat in een aantal landen bestaat, zonder dat een deel de ander overheerst. Het leven van de delen wordt bepaald door het feit dat het geheel primeert over de delen.

b) wat betref haar houding:

  • in de historische periode van oorlogen en revoluties ontdekt ze haar werkelijke einddoel: de strijd voor het kommunisme gebeurt niet langer door eenvoudige propaganda voor een lange termijn doel, maar door haar directe inmenging in de grote strijd voor de wereldrevolutie;
  • zoals de Russische revolutie laat zien, ontstaan en bestaan revolutionairen alleen in en door de klasse, waaraan ze noch rechten noch privileges kunnen ontlenen. Ze stellen zichzelf niet in plaats van de klasse en verkrijgen geen macht noch staatsmacht uit haar naam;
  • hun wezenlijke rol is de tussenkomst in alle gevechten van de klasse en, tot na de revolutie, de volledige vervulling van hun onvervangbare functie van het katalyseren van de rijping van het proletarische bewustzijn.

20. De triomf van de contrarevolutie, de totalitaire overheersing van de staat, maakte het bestaan van de revolutionaire organisaties moeilijker en beperkte de draagwijdte van haar tussenkomst. In deze periode van diepe teruggang had haar theoretische functie de overhand over die van tussenkomst en bewees ze van vitaal belang te zijn voor het behoud van de revolutionaire beginselen. De periode van contrarevolutie heeft aangetoond:

  • dat de revolutionaire organisaties, teruggebracht tot kleine kringen, kernen of onbetekenende minderheden, geïsoleerd van de klasse, zich alleen konden ontwikkelen na de intrede van een nieuwe historische koers naar de revolutie;
  • dat het ‘ronselen’ tot iedere prijs leidt tot een verlies van functie van de organisatie door het opofferen van de beginselen aan de waan van het aantal. Diegenen die toetreden moeten dat doen op vrijwillige basis, vanuit een bewuste overeenstemming met een programma;

  • dat het bestaan van de organisatie alleen kan worden gehandhaafd door vastberaden en rigoureus vast te houden aan het marxistische theoretische kader. Wat het verliest aan kwantiteit wint het aan kwaliteit door een strenge, theoretische, politieke en militante selectie;
  • dat het, meer dan in het verleden, de meest gunstige plaats is voor het verweer van de zwakke proletarische krachten tegen de reusachtige druk van een kapitalisme, versterkt door vijftig jaar van contrarevolutionaire overheersing.
  • Ofschoon ze niet voor zichzelf bestaat, is het daarom toch van vitaal belang de organisatie, die verwekt is door de klasse, resoluut te bewaren, te versterken en te werken aan de hergroepering van revolutionairen op wereldschaal.

21. Het einde van de periode van contrarevolutie heeft de bestaansvoorwaarden van revolutionaire groepen veranderd. Een nieuwe periode is begonnen, gunstig voor de ontwikkeling van de hergroepering van revolutionairen. Maar deze nieuwe periode is nog een tussenfase waar de noodzakelijke voorwaarden voor de oprichting van de partij – door een werkelijke kwalitatieve sprong – niet voldoende tot rijping zijn gekomen.

Daarom zullen zich, gedurende een hele periode, revolutionaire groepen ontwikkelen die, door deconfrontatie van standpunten, door de gemeenschappelijke actie, en uiteindelijk door in elkaar op te gaan, de tendens zullen manifesteren tot de vorming van een wereldpartij. De verwezenlijking van deze tendens hangt af van zowel de ontplooiing van een koers naar de revolutie als van het bewustzijn van de revolutionairen zelf.

Ofschoon bepaalde stadia al sinds 1968 bereikt zijn, ofschoon er een schifting in het revolutionaire milieu heeft plaatsgevonden, moet het duidelijk zijn dat de oprichting van de partij noch automatisch gaat noch het resultaat van voluntarisme is, rekening houdende met de langzame ontwikkeling van de klassenstrijd en de nog bestaande onrijpheid en soms onverantwoordelijkheid van het revolutionaire milieu.

22. Inderdaad, na de historische heropleving van het proletariaat in 1968, bleek het revolutionaire milieu te zwak en onrijp te zijn om om te gaan met de nieuwe periode. De verdwijning of verkalking van de oude Kommunistische Linkerzijde, die in de periode van contrarevolutie tegen de stroom had gevochten, vormde een negatieve factor in de rijping van de revolutionaire organisaties. Nog meer dan de theoretische verworvenheden van de Kommunistische Linkerzijde, die langzamerhand herontdekt en opnieuw geassimileerd werden, waren het de organisatorische verworvenheden (de organische continuïteit) die ontbraken, en zonder deze verworvenheden blijft theorie een dode letter. De functie van de organisatie, zelfs de noodzaak daarvan, werd vaak niet begrepen, als ze al niet het onderwerp was van spot.

23. Door de afwezigheid van deze organische continuïteit waren de elementen, die opkwamen in de periode na 1968, onderworpen aan de verpletterende druk van de studenten- en protestbeweging, wat zich vertaalde in:

  • individualistische theorieën over het dagelijkse leven en zelfverwerkelijking;

  • het academisme van de studiekringen waar marxisme ofwel wordt gezien als een ‘wetenschap’ of als een persoonlijk ethiek;

  • activisme/kortzichtigheid waarin arbeiderisme een onderwerping aan de druk van ultralinks dunnetjes toedekte.

De ontaarding van de studentenbeweging, de ontgoocheling die optrad, geconfronteerd met de langzame, ongelijke tred van de klassenstrijd, werd vertheoretiseerd in de vorm van het modernisme. Maar de werkelijke revolutionaire beweging zuiverde zichzelf van de minst vastberaden en serieuze elementen, voor wie het militantisme ofwel een zondagsbezigheid was of het opperste stadium van vervreemding.

24. Ondanks de duidelijke bevestiging, vooral sinds Polen, dat de crisis een tendens naar steeds omvangrijkere klassenuitbarstingen in gang zou zetten, hebben de revolutionaire organisaties, de IKS inbegrepen, zichzelf niet bevrijd van een ander gevaar, niet minder kwaadaardig dan modernisme en academisme: de kortzichtigheid, waarvan individualisme en dilettantisme de tweelingbroers zijn. De revolutionaire organisatie moet deze plagen nu zien te weerstaan, wil ze verder blijven bestaan.

25. In de afgelopen jaren heeft de IKS geleden onder de rampzalige effecten van de kortzichtigheid, de meest typische vorm van kleinburgerlijk ongeduld, de uiteindelijke incarnatie van de verwarde geest van Mei 1968. De meest treffende vormen van deze kortzichtigheid zijn geweest:

Activisme

, dat naar boven is gekomen in de tussenkomsten en vertheoretiseerd werd in de voluntaristische opvatting van ‘rekrutering’. Er werd vergeten dat de organisatie zich niet kunstmatig ontwikkelt, maar organisch, door een strenge schifting op basis van een platform. ‘Numerieke’ ontwikkeling is niet het loutere resultaat van de wil, maar van de rijping van de klasse en van de elementen die zij voortbrengt.

Localisme, kwam naar de oppervlakte in bepaalde tussenkomsten. We hebben gezien hoe bepaalde elementen in de IKS ‘hun’ lokale afdeling presenteren alsof ze hun persoonlijke eigendom zijn, een zelfstandig iets, terwijl ze alleen maar een deel van een geheel kan zijn. De noodzaak voor een internationale organisatie werd zelfs ontkend of belachelijk gemaakt, en beschouwd als niet meer dan een ‘bluf’, of in het gunstigste geval als een onbestemde reeks van ‘banden’ tussen afdelingen.

Economisme – waar Lenin al tegen vocht – heeft zichzelf tot uitdrukking gebracht in een tendens om iedere staking op zichzelf te zien in plaats van deze te plaatsen in het wereldwijde kader van de klassenstrijd. De politieke functie van onze stroming werd vaak naar de achtergrond gedrongen. Het beschouwen van de revolutionairen als ‘waterdragers’ of als ‘technici’ van de strijd in dienst van de arbeiders eindigt met het bepleiten van de materiële voorbereiding van de komende strijd.

‘Suivisme’ (of ‘queueisme’; lijdzame volgzaamheid), de uiteindelijke belichaming van dit onbegrip over de rol en functie van de organisatie, nam de vorm aan van een tendens tot het eenvoudig volgen van stakingen terwijl onze vaandels werden verborgen. Er waren aarzelingen in het duidelijk vastberaden hekelen van elke nieuwe vorm van syndicalisme. De principes werden opzij gezet om beter ‘aan te sluiten’ bij de beweging en een onmiddellijk ‘gehoor’ te krijgen – tegen elke prijs ‘erkend’ worden door de arbeidersklasse.

Arbeiderisme, was de uiteindelijke synthese van deze afdwalingen. Net als de ultralinksen, cultiveerden bepaalde elementen de grofste soort van demagogie over ‘arbeiders’ en ‘intellectuelen’, over ‘top’ en ‘basis’ in de organisatie.

Het vertrek van een aantal kameraden toont aan dat de kortzichtigheid een zeer ernstige kwaal is, en dat het onvermijdelijk leidt tot ontkenning van de politieke functie van de organisatie, als theoretisch en programmatisch geheel.

26. Al deze afwijkingen in de richting van ultralinks zijn niet het resultaat van een tekort aan theoretische ontwikkeling van het platform van de organisatie. Ze vormen de uitdrukking van een arme assimilatie van ons theoretische kader, en in het bijzonder van de theorie van het verval van het kapitalisme, welke de vormen van activiteit en tussenkomst van de organisatie van revolutionairen grondig verandert.

27. Daarom moet de IKS zich krachtig teweerstellen tegen ieder loslaten van het programmatische kader, welke alleen maar kan leiden tot kortzichtigheid in de politieke analyse. Het moet vastbesloten vechten:

  • tegen empirisme, waarbij de fixatie op de onmiddellijke gebeurtenissen en verschijnselen onvermijdelijk leidt tot de oude opvatting van de ‘bijzondere gevallen’, eeuwige bron van alle opportunisme;

  • tegen alle tendensen tot oppervlakkigheid, die de vorm aannemen van een routinegeest of tot intellectuele luiheid;

  • tegen een bepaald wantrouwen of aarzeling over theoretisch werk. Het ‘grijze’ imago van de theorie staat niet tegenover het ‘roze’ van de tussenkomst. Theorie moet niet worden beschouwd als iets dat toebehoort aan specialisten in marxisme. Ze is het resultaat van een collectieve overdenking en de deelname van iedereen in dit proces.

28. Om onze theoretische en organisatorische verworvenheden te behouden, moeten we de overblijfselen van dilettantisme, de kinderlijke vorm individualisme, vernietigen:

  • werken bij stukjes en beetjes, zonder methode en met een korte termijn visie;

  • individualistische manier van werken, de uitdrukking van ‘ambachtelijk dilettantisme’;

  • politieke onverantwoordelijkheid door de vorming van voortijdige of kunstmatige tendensen;

  • ontslagname en wegvluchten voor de verantwoordelijk.

De organisatie staat niet in dienst van de militanten op het vlak van hun dagelijks leven; integendeel, de militanten leveren een dagelijkse strijd om zich in te schakelen in het omvangrijke werk van de organisatie.

29. Een helder begrip van de functie van de organisatie in de periode van het verval is een noodzakelijke voorwaarde voor onze eigen ontwikkeling in de beslissende periode van de jaren 1980. Ofschoon de revolutie niet slechts een kwestie van organisatie is, moet ze organisatorische kwesties oplossen, onbegrip te boven komen opdat de revolutionaire minderheden als orgaan van de klasse kunnen bestaan.

30. Het bestaan van de IKS kan alleen worden gegarandeerd door een zich opnieuw eigen maken van de marxistische methode, die de meest zekere kompas vormt bij het begrijpen van de gebeurtenissen en in de tussenkomst. Al het werk van de organisatie kan alleen worden begrepen en ontwikkeld op basis van een lange termijn visie. Zonder methode, zonder een collectieve geest, zonder een permanente inspanning van alle militanten, zonder het nodige doorzettingsvermogen dat al het kortzichtig ongeduld uitsluit, kan er geen werkelijke revolutionaire organisatie bestaan. In de IKS heeft het wereldproletariaat een orgaan geschapen, wier bestaan een noodzakelijke factor is in de komende gevechten.

31. In vergelijking tot de afgelopen (negentiende) eeuw, is de taak van de revolutionaire organisatie moeilijker. Het vraagt meer van elk van haar leden; ze lijdt nog onder de laatste gevolgen van de contrarevolutie en de stempel die de klassenstrijd, nog gekenmerkt wordt door voor- en achteruitgang, drukt op de situatie.

Ofschoon ze niet langer hoeft te bestaan in de verstikkende, verwoestende atmosfeer van de lange contrarevolutionaire nacht, ofschoon haar huidige activiteiten plaatsvinden in een voor de klassenstrijd gunstige periode, waar zelfs massabewegingen op wereldschaal kunnen uitbreken, moet de organisatie ook weten hoe ze moet terugtrekken bij een tijdelijke teruggang van de klassenstrijd.

Daarom moet de revolutionaire organisatie, tot aan de revolutie aan toe, weten hoe ze vastbesloten moet strijden tegen het idee van onzekerheid en ontmoediging dat de klasse kan overkomen. De belangrijkste taak is de verdediging van de integriteit van de organisatie, van haar beginselen en haar functie. Leren hoe zich teweer te stellen, zonder zwakheid, zonder zich in zichzelf te keren – dit is voor de revolutionairen de manier om de voorwaarden voor de toekomstige overwinning voor te bereiden. Dit vraagt een bittere strijd tegen kortzichtige afwijkingen, zodat de revolutionaire theorie bezit kan nemen van de massa’s.

Door zich te bevrijden van de gevolgen van de kortzichtigheid, door zich de levende traditie vanhet marxisme opnieuw eigen te maken, bewaard en verrijkt door de Kommunistische Linkerzijde, zal de organisatie in de praktijk aantonen dat ze het onvervangbare instrument is, voortgebracht door de klasse, en dat ze is opgewassen tegen haar historische taken.

Toevoeging

De activiteit van de revolutionairen heeft vooral in perioden van veralgemeende strijd en revolutionaire bewegingen een rechtstreekse, zelfs beslissende impact, want:

  • dan staat de arbeidersklasse tegenover een beslissende confrontatie met haar dodelijke vijand. Ofwel legt haar ze eigen perspectief op ofwel geeft ze toe aan de misleidingen en provocaties en wordt ze verpletterd door de bourgeoisie;

  • de klasse is, in haar algemene vergaderingen en raden, onderworpen aan het sabotage- en ondermijningswerk, uitgevoerd door agenten van de bourgeoisie, die alle beschikbare middelen gebruiken om de strijd af te remmen en van richting te doen veranderen.

De aanwezigheid van revolutionairen, die heldere politieke oriëntaties voor de beweging moeten voorstellen en het proces van homogenisering van het klassenbewustzijn moeten versnellen, kan dan een beslissende factor vormen die de balans ofwel naar de ene ofwel naar de ander kant doen doorslaan, zoals is aangetoond in de Duitse en Russische revoluties. We moeten in het bijzonder de rol in herinnering roepen die in dit kader door de revolutionairen is gespeeld, zoals Lenin die formuleerde in de ‘Aprilstellingen’:

“Erkennen dat onze partij een minderheid en op dit moment slechts een kleine minderheid in de Sovjets van Arbeidersafgevaardigden vormt, geconfronteerd met alle opportunistische, kleinburgerlijke elementen die ten prooi zijn gevallen aan de invloed van de bourgeoisie en die deze invloed verspreiden in het proletariaat [...] Uitleggen aan de massa’s dat de Sovjets van Arbeidersafgevaardigden de enige mogelijk vorm van revolutionaire regering is en dat onze taak, zolang deze regering zich laat beïnvloeden door de bourgeoisie, dientengevolge alleen maar kan bestaan uit het geduldig en systematisch uitleggen van de fouten in hun tactieken aan de massa’s, daarbij uitgaande van hun praktische behoeften” (Stelling 4).

Het bestaan van de IKS en verwezenlijking van haar huidige taken vormen van nu af aan reeds een noodzakelijke voorbereiding om opgewassen te zijn tegen de taken van de toekomst. De bekwaamheid van de revolutionairen om hun rol te vervullen in de perioden van veralgemeende beweging wordt bepaald door haar huidige activiteiten.

1. Deze capaciteit ontstaat niet spontaan, maar wordt ontwikkeld door een proces van politieke en organisatorisch scholing. Samenhangende en helder geformuleerde standpunten, net zoals de bekwaamheid om deze te verdedigen, te verspreiden en te verdiepen, ontstaan niet vanzelf, maar moeten nu al voorbereid worden. De geschiedenis laat dus zien hoe de bekwaamheid van de Bolsjewiki hun standpunten te ontwikkelen, door rekening te houden met de ervaring van de klasse (van 1905 tot aan de oorlog), en hun organisatie te versterken, hen, in tegenstelling tot de revolutionairen in Duitsland bijvoorbeeld, in staat stelde een beslissende rol te spelen in de revolutionaire strijd van de klasse.

In dit kader moet een van de wezenlijke doelen van een kommunistische groep zijn om het ambachtelijke niveau van de activiteiten en organisatie te overstijgen, die in het algemeen kenmerkend is voor de beginfase van de politieke strijd. De ontwikkeling, systematisering, de regelmatige vervulling van taken als tussenkomst, publicatie, verspreiding, discussie en correspondentie met klassenelementen moet in het centrum van haar aandacht staan. Dit houdt in dat de organisatie regels voor het functioneren en bijzondere organen moet ontwikkelen die haar in staat stellen om te handelen, niet als een som van versnipperde cellen, maar als één geheel met een evenwichtige interactie.

2. De organisatie van revolutionairen vertegenwoordigt van nu af aan reeds een internationaal politiek samenhangende pool van hergroepering voor de politieke groepen, discussiekringen en arbeidersgroepen, die over de hele wereld ontstaan met de ontwikkeling van de strijd. Het bestaan van een internationale kommunistische organisatie met een pers en een tussenkomst, maakt het mogelijk voor deze groepen om zichzelf, door een confrontatie van standpunten en ervaringen, te situeren en de revolutionaire samenhang van hun standpunten te ontwikkelen. In sommige gevallen kunnen ze bij de internationale kommunistische organisatie vervoegen. Als zo’n pool niet bestaat, is het waarschijnlijker dat zo’n groep zal uiteenvallen, ontmoedigd en in verval zal raken (door, bijvoorbeeld, activisme, lokalisme en corporatisme). Met de ontwikkeling van de strijd en de nadering van een periode van revolutionaire confrontaties, zal deze rol steeds belangrijker worden naarmate meer elementen direct door de klassenstrijd voorgebracht worden.

De arbeidersklasse zal steeds meer genoodzaakt worden haar dodelijke vijand rechtstreeks te trotseren. Zelfs wanneer de omverwerping van de burgerlijke macht niet onmiddellijk is te verwezenlijken, zullen de schokken gewelddadig zijn en beslissend voor de uitkomst van de klassenstrijd. Daarom moeten de revolutionairen nu al, met de middelen die ze hebben, in de klassenstrijd tussenkomen:

  • om de arbeidersstrijd zover mogelijk voort te stuwen, zodat al het potentieel dat daarin vervat zit ook gerealiseerd wordt;
  • om te verzekeren dat een maximaal aantal vragen worden opgeworpen, en een maximaal aantal lessen worden getrokken in het kader van de algemene politiek perspectieven.

Eerder verschenen in Internationale Revue, Engels-, Spaans- en Franstalige uitgave, nr. 29, 2e kwartaal 1982.

Erfenis van de Kommunistische Linkerzijde: